Beleidsevaluatie 2005-2010 en aanbevelingen 2012-2015
Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Beleidsevaluatie 2005-2010 en aanbevelingen 2012-2015
Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
In opdracht van: Provincie Noord-Brabant Paul van Enckevort met medewerking van: Bas van Andel Sandra Dircks
01. 06. 11
Dit rapport is opgesteld door: Land & Co Ir. Helmer Wieringa en Ir. Maria van Boxtel Postbus 179 6700 AD WAGENINGEN
met medewerking van: WUR-LEI, Aïde Roest, onderzoeksgegevens Taskforce Multifunctionele Landbouw, rapporten
Cover: Multifunctionele bedrijven in Noord-Brabant, fotografie Dick Boschloo
Inhoudsopgave
Samenvatting
4
1. Aanleiding
8
2. Multifunctionele landbouw: wat, waarom, waar en hoeveel?
10
3. Sturing van multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
22
4. Conclusies en aanbevelingen
40
Bijlagen
1. Onderzoeksvragen
40
2. Cijfers en ontwikkelingen Noord-Brabant
41
3. Relevante beleidsdocumenten
44
Samenvatting Aanleiding en doel Voorliggende rapportage is een evaluatie van de rol van de provincie Noord-Brabant in de multifunctionele landbouw in de periode 2006 – 2010. Aanleiding is dat de provincie meer inzicht wil in de betekenis en ontwikkeling van multifunctionele landbouw in Noord-Brabant, de rol van de provincie daarin en de bijdrage aan de invulling van het nieuwe bestuursakkoord. Historische context: de boer mag er weer iets bij doen Dat de boer er iets bij doet, is van alle tijden. De naoorlogse landbouw koos voor specialisatie: voor zelfvoorziening, goedkoop voedsel en inkomen voor de boer. De agrarische bedrijven bleven gastvrij. De EU kiest per 1996 meer en meer voor plattelandsbeleid als tegenwicht van medewerking aan liberalisatie van de wereldmarkt. Het primaat van de landbouw verschuift naar regionaal plattelandsbeleid. De multifunctionaliteit van de landbouw keert terug op de agenda van het landbouwbedrijf, nu naast een gespecialiseerde hoofdtak. Dat de boer er iets bij doet, is weer van deze tijd. Multifunctionele landbouw in cijfers: gestage groei naar 10% marktaandeel De Taskforce Multifunctionele Landbouw bundelt cijfers voor activiteiten in de boerderijverkoop, recreatie, zorg, kinderopvang, educatie en natuurbeheer. Zij meldt dat de landelijke omzet steeg van 322 mln euro in 2007 naar 411 mln in 2009; een flinke stijging. Voor Noord-Brabant is de omzet 46 mln in 2009. Noord-Brabant telt 12.985 agrarische bedrijven (2009). Geografisch komt een tweede tak vooral voor in Midden-Brabant, uitwaaierend naar het oosten. Noord-Brabant telt landelijk de meeste boerderijwinkels (414), en staat nummer 2 in recreatie (307): dit zijn beide marktgeoriënteerde sectoren. Zorglandbouw (met 106 bedrijven landelijk nummer 2) en agrarische kinderopvang groeien snel; zij zijn sterk afhankelijk van het zorgstelsel. Gastvrijheid en zorg blijken belangrijke Brabantse kwaliteiten. Natuurbeheer is in Noord-Brabant lastig: er zijn veel bedrijven met kleine natuurinzet. Drijfveren voor multifunctionele landbouw: bedrijfscontinuïteit met boer(inn)enhart Nevenactiviteiten doen agrariërs uit gastvrijheid (onkostenbasis), of vanwege een leeg gebouw (‘het is handig’) of als tweede inkomen. Educatie en natuurbeheer doen zij op onkostenbasis: vaak 2.000 tot 4.000 euro/bedrijf. Zorg, boerderijverkoop en recreatie zijn gericht op inkomsten: de omzet varieert van 40.000 tot 80.000. Kinderopvang gaat al snel over 200.000 euro omzet en eist een hoog investeringsniveau. Een tweede tak is dus serieus. De drijfveren zijn extern gericht (zoals aanhaken op samenwerking, gebiedsontwikkeling of vraag)) en intern gericht (zoals anders boeren, benutting arbeid binnen gezin). Op bijna alle bedrijven is de tweede tak een strategie voor bedrijfscontinuïteit: op de meeste bedrijven wordt naast de tweede tak ‘gewoon’ geïnvesteerd in de agrarische tak. De agrarische tak is niet per se gericht op regionale afzet De agrarische tak zien de meeste bedrijven als hun reden van bestaan (WUR, dynamiek en robuustheid van de multifunctionele landbouw, 2010 en 2011). Kortom: een tweede tak is niet tijdelijk, is geen pensioenbruggetje, is niet marginaal. Verbreding is een tweede spoor van landbouw en van bedrijfscontinuïteit.
Sturing door provincie Noord-Brabant met ruimtelijke ordening In de periode 2004-2009 wordt verbreding meer en meer onderkend in het provinciale beleid. Er wordt voorzichtig ruimte geboden aan verbreding ingeval van specifieke beleidsdoelen van behoud van cultuurhistorische gebouwen, kernrandzones en voor natuurbeheer. Provinciale beleidsregels stellen voorwaarden (‘toetsen als vervolgfunctie’, vab-beleid, uitsluitend in bepaalde zones, verkeer). In de nieuwe Structuurvisie wordt de multifunctionaliteit van het platteland krachtig als kans beschreven. Gebiedspaspoorten dienen als landschappelijke kwaliteitsimpuls. De Verordening Ruimte – fase 2 – spreekt over niet-agrarische activiteiten op vab-vestigingen. Sturing door provincie Noord-Brabant met plattelandsgeld In het PMJP 2007 – 2013 is 4,18 mln euro opgenomen voor ‘verbreding economische basis Landbouw’, in te zetten voor ondersteuning ‘100 bedrijven met diversificatie naar nietagrarische activiteiten’. Een deel is ingezet op individuele investeringssteun. Hiervan hebben 64 bedrijven gebruik gemaakt. Enquêteonderzoek wees uit dat 70% het plan heeft gerealiseerd en 30% nog bezig is. 85% antwoordt de nevenactiviteit ook gestart te zijn zonder subsidie, zij het later, kleiner, soberder. Vooral de zorg- en recreatietak hebben er baat bij gehad. Door combinatie met het Transferpunt Zorg en Landbouw is de zorglandbouw extra ondersteund. POP-criteria belemmerden steun aan investeringen in boerderijverkoop. Een tweede deel is mede daarom gekoppeld aan andere criteria waardoor gemeenschappelijke projecten zijn ondersteund, meestal gericht op de markt en professionalisering. In deze projecten namen veel ondernemers deel. De eindconclusie is daarom dat reeds op dit moment ruimschoots 100 bedrijven zijn ondersteund in diversificatie naar nieuwe activiteiten. Lessen uit de huidige subsidies De subsidies zijn wezenlijk geweest in de pioniersfase naar verbreding op landbouwbedrijven. Individuele bedrijven hebben vooral baat gehad bij investeringssteun als extra zetje. Gemeenschappelijke projecten waren veel gericht op kennis en leren. De ruimtelijke ordening en reconstructie hebben dit ondersteund met maatwerk. De pioniersfase kan worden afgesloten. De bestendiging moet nu worden gezocht in samenwerkingen met de markt, waarbij de sector en het provinciale beleid uitdagender kunnen zijn in de koppeling met de agrarische tak, met gebiedskwaliteiten, met nieuwe partners en netwerken, en met het (in ruimtelijke zin bedoeld) kleinschalige karakter. De plattelandsondernemer en de ondernemende plattelandsburger gaan de agrariër hierin aanvullen; op dit punt is een nieuwe steunfase voor erkenning en inpassing dringend nodig. Verwachtingen multifunctionele landbouw Veel agrariërs zullen net als de nieuwe plattelandsburgers gastvrij willen zijn. Ontvangst van bezoekers moet worden onderscheiden van een tweede tak gericht op inkomen. Deze ‘basisbehoefte aan verbreding’ dient een vaste plek te krijgen. In Noord-Brabant leidt een tweede tak gericht op inkomen, ook tot continuïteit van de landbouwtak en dus tot een blijvende plek in het agrarische cultuurlandschap. Multifunctionele landbouwbedrijven die aan het landschap bijdragen zullen in producten en diensten sterk gericht zijn op regionale afzet en binding met klanten. Zij leveren hiermee tevens een nieuwe stad-land verbinding en geven het platteland een nieuwe plek in een sterk verstedelijkte omgeving. De sector zal professionaliseren wat mede tot (ruimtelijke en economische) schaalvergroting van de tweede tak leidt of kan leiden. De schaalvergroting kan leiden tot het los raken van landbouwtak en platteland. Dan is geen sprake meer van multifunctionele landbouw maar wellicht van goedkope (bouw)grond voor stedelijke behoeftes. De verschillende branches zullen meer actief dan nu een invulling moeten vinden.
Een tweede spoor in Noord-Brabant van verbreding is dat de op de wereldmarkt gerichte bedrijven transparanter worden in hun productieproces. Zij gaan bezoekers passief of actief hun productietechnieken, innovaties of verwerkingen tonen. Deze gastvrijheid zal vooral kenmerkend zijn voor Oost- en West-Brabant, en/of vooral gericht zijn op varkens-, pluimvee- en paardenhouderij, boomteelt of paddenstoelenteelt en op energie- en biomassaproductie. Aanbevelingen voor provinciale inzet rond multifunctionele landbouw Multifunctionele landbouw is een apart spoor van landbouw. De bijdrage aan de Brabantse regionale economie en andere provinciale beleidsdoelen is onderbelicht. Het spoor vraagt een aansluitend r.o.-beleid zodat bedrijven gericht vooruit kunnen. De impuls van gebiedspaspoorten sluit hierbij reeds uitstekend aan, maar de vab-benadering geeft onvoldoende antwoord hierop. De behoefte aan steun ligt in een provinciebrede stimulering van ontwikkelingen die beantwoorden aan maatschappelijke vragen rond voedselproductie en multifunctioneel landgebruik en doorwerking ervan in gemeentelijke sturing. Versterking van de regionale economie dient meer dan voorheen gericht zijn op bundeling en marktpositionering, zowel in bredere netwerkprojecten als in kleine impulsen voor innovaties. De aandacht van NoordBrabant voor koppeling met Europese programma’s, biedt kansen voor multifunctionele landbouw. Extra kans is dat beloning van diensten via boerensamenwerkingen in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) een richting lijkt te worden
1.
Aanleiding
Land & Co
. 8 . Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Doel Voorliggende rapportage is een evaluatie van de rol van de provincie Noord-Brabant in de multifunctionele landbouw in de periode 2006 – 2010. Aanleiding is dat de provincie aan het eind van de huidige bestuursperiode meer inzicht wil krijgen in de betekenis en ontwikkeling van multifunctionele landbouw in Noord-Brabant, en de rol van de provincie daarin. Urgentie Nieuwe activiteiten bij agrarische bedrijven voorzien in een maatschappelijke behoefte en voorzien in nieuwe inkomsten die zo mede het landschap en de leefbaarheid (kunnen) dragen. Nieuwe activiteiten kunnen ook leiden tot niet ‘passende’ functies of ongewenste effecten. De provincie oefent reeds met haar beleid en instrumenten invloed uit op deze balans. Nu ook het Europees plattelandsbeleid extra wil inzetten op beloning van maatschappelijke rollen van de landbouw (nieuw GLB) dringt een actuele plaatsbepaling van de multifunctionele landbouw in Brabant zich op, met name in het Brabantse buitengebied in een metropolitane omgeving . Afbeelding 1 Provincie Noord-Brabant: stad en land (Bron: Structuurvisie Noord-Brabant, 2010)
Werkwijze Het onderzoek is verricht in de periode medio januari – eind maart 2011 door Land & Co, Helmer Wieringa en Maria van Boxtel. Beiden zijn tevens ingeschakeld door de Taskforce Multifunctionele Landbouw voor het onderdeel wet- en regelgeving, terwijl Helmer Wieringa als streekmanager sociaal-economie in Het Groene Woud werkzaam is. Door de provincie zijn onderzoeksvragen opgesteld: bijlage 1. Namens de provincie waren Paul van Enckevort en Bas van Andel opdrachtgever. Zij leverden de provinciale informatie aan. Sandra Dircks hield als trainee bij de provincie een enquête onder de 67 individuele bedrijven die provinciale subsidie voor multifunctionele landbouw ontvingen; dit is verwerkt in hoofdstuk 3. Enkele streekkenners zijn geraadpleegd (Marjon Krol, LIB, projectleider Groeikans ZLTO; Marianne van der Heijden, projectleider zorglandbouw ZLTO; Frans van Beerendonk, Streekraad en Coöp. Ver. Het Groene Woud; Arjan Monteny, Taskforce Multifunctionele Landbouw). De gebruikte bronnen zijn aan het eind van elk hoofdstuk genoemd.
2.
Multifunctionele landbouw: wat, waarom, waar, hoeveel?
Land & Co
2.1
. 10 .Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Historisch opstapje
Het landbouwbeleid heeft vanaf 1950 sterk ingestoken op specialisatie en standaardisatie met als doel voldoende voedselvoorziening met betaalbare prijzen en met voldoende inkomen voor het boerengezin. Dit beleid dwong de plattelandsbewoner tot een keuze. De meeste plattelandsbewoners voorzagen tot dan toe in hun levensonderhoud door een mix van inkomstenbronnen, zoals wat melkvee, kippen en varkens, rietsnijder, bosarbeider, havenwerk, visserij. Maar ook de opvang van enkele pleegkinderen, ruimte voor kamperen in schoolvakanties, werkruimte voor carnaval, bewerking en handel van gewassen, dieren en vlees behoorden als vanzelfsprekend bij een ‘landbouwbedrijf’. Nu moest men kiezen: boer of niet. De regels van het platteland speelden in op de noodzaak van deze specialisatie: ze zijn vanaf de jaren 1960 gericht op ruimte voor de hoofdberoeper ‘agrarisch bedrijf’ en de primaire productie. De agrarische bedrijven kregen alle steun voor bedrijfsontwikkeling (voorlichting, subsidies) en ze kregen het ‘alleenrecht’ om in het platteland te bouwen (Wet ruimtelijke ordening, 1963). Ieder die wat anders wilde, hoorde niet meer op het platteland. De steunmaatregelen dwongen tot een keuze: landbouw of geen landbouw. Deze lijn van het primaat aan de landbouwproducent wordt versterkt door in beleid en wetgeving: van ruimtelijke ordening, mestwetgeving, milieuwetgeving, detailhandel en voedselverwerking. Dit is de basis van het succes van de Nederlandse landbouw. De EU heeft dit proces vanaf 1996 geleidelijk weer omgekeerd (vanaf EU-Conferentie van Cork, 1996). Specialistisch landbouwbeleid wordt sindsdien breed plattelandsbeleid, mede door de leefloop in vele EU-regio’s. De steun voor agrarische bedrijven wordt sindsdien omgebogen naar plattelandssteun voor alle grondgebruikers en grondeigenaren. Europa kiest zo voor multifunctionele landbouw, niet alleen door boeren, maar door alle grondgebruikers. Europa kan zodoende tegemoet komen aan de eisen van de liberalisatie van de wereldmarkt, en kan zo tegelijk haar boeren financieel steunen als overgang van productiesteun naar hectaresteun en uiteindelijk uitsluitend plattelandssteun. Dat laatste wordt nu voorbereid in het nieuwe Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB). De Nederlandse, en zeker ook de Brabantse boer is ondanks specialisatie gastvrij gebleven. Steeds waren er mini-campings, verkooppunten, dierenopvang, ‘hulpboeren’, schoolexcursies en schoolkampen. De boer en boerin zagen hierin niet per se een inkomen: de ‘aardigheid’ stond voorop. Door het beleid van het primaat aan de landbouw, worden nevenactiviteiten ‘begrensd’; detailhandel wordt verboden, minicampings moeten klein blijven. Omdat er ook veel bedrijven stoppen, of een deel afstoten, komt er beleid over ‘vrijkomende agrarische gebouwen’ (vab-beleid), meestal ingegeven met woorden als kapitaalsverlies en het verhinderen van ongewenste ontwikkelingen. Zo ontstaat er ruimte voor groei van de nevenactiviteit als inkomstenbron, als serieuze tweede tak op het agrarische bedrijf. (Maar ook ontstaat er ruimte voor ‘landbouwvreemde’ activiteiten zoals caravanstalling en ‘opslag’.) Sindsdien zijn nevenactiviteiten: óf een kleinschalige gastvrije activiteit, óf een opvulling van een leeg gebouw, óf een meer omvangrijke, tweede inkomstenbron. Is de tweede tak een inkomstenbron dan groeit de behoefte aan professionalisering door samenwerking, marketing, interne controle (certificering) en belangenbehartiging. Dat zagen we als eerste in de recreatie (SRV, VeKaBo), en zien we snel toenemen in de streekproducten, zorglandbouw, agrarische kinderopvang en agrarische educatie. De tweede tak wordt zo onderwerp van een door ‘professionalisering’ opgeroepen schaalvergroting die vanzelf leidt tot een zwaardere afweging in milieu- en ruimtelijk beleid. De tweede tak krijgt een eigen economische urgentie van een plek op het platteland. Het is daarom ook dat Gert
Land & Co
. 11 .Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
van Dijk, voorzitter NCR, stelt dat de grootste uitdaging voor multifunctionele landbouw is een antwoord te hebben op de verleiding van het platteland als goedkope bouwgrond voor de tweede tak (in Cityside Oasis, S. Postema, Eemlandhoeve, 2008). Op dit moment komt de gehele breedte van nevenactiviteiten (gastvrijheid, opvulling gebouw en tweede inkomen) in de landbouw voor. De LNV nota ‘Kiezen voor landbouw’ (2005) stelt dat reeds op 40% van de bedrijven sprake is van verbreding. Bovendien komen alle nieuwe activiteiten voor bij alle landbouwtakken. Verbreding is niet per se verbonden met weilanden en koeien. Ook zijn er de skyboxen op varkensbedrijven en de hulpboeren in de glastuinbouw. Naast de agrariër is ook de niet-agrarische plattelandsbewoner (zoals de generatie kinderen van de gestopte boer) betrokken bij het platteland en vaak maatschappelijk actief. Zo is voor een leefbaar platteland ook de burger-ondernemer van belang die met kleinschalige landbouw bijdraagt aan landschap en leefbaarheid. NOOT Zo kent de gemeente Sint-Oedenrode een afwijking voor niet-beroepsmatige of niet-bedrijfsmatige activiteiten bij Woondoeleinden die bijdragen aan plattelandskwaliteit.
2.2
Het begrip multifunctionele landbouw
Het begrip multifunctionele landbouw komt in de evaluatieperiode 2006 – 2010 als term niet voor in de beleid- en subsidiedocumenten van de provincie. Verbrede landbouw, nevenfuncties, diversificatie en kleinschalige nevenactiviteiten zijn de gebruikte termen die verwijzen naar multifunctionele landbouw. In Structuurvisie 2010 wordt het woord multifunctioneel gebruikt in ‘multifunctioneel landelijk gebied’. Elk beleidsterrein hanteert eigen begrippen die gericht zijn op de werkbreedte en het doel van dat beleidsterrein. In het algemeen is het daarom niet effectief een definitie neer te zetten zonder inbedding in een beleidsinstrument. Zo is het begrip ‘agrarisch bedrijf’ verschillend omschreven in bestemmingsplan, milieuwetgeving, mestwetgeving, toeslagrechten, fiscaal recht of pachtwet. Dit neemt niet weg dat er in een begrip een gemeenschappelijkheid is die richting geeft. Multifunctionele landbouw gaat over agrarische bedrijven die er nieuwe (neven)activiteiten bij doen. Door de provincie is bij de opdracht als omschrijving meegegeven: Multifunctionele landbouw betreft landbouw met aan de agrarische bedrijfsvoering gekoppelde niet-agrarische ondernemersactiviteiten die bijdragen aan de continuïteit van het agrarische bedrijf. In de omschrijving liggen enkele belangrijke kenmerken besloten: Gekoppeld: het gaat om activiteiten die zijn gekoppeld (gerelateerd, voortbouwen op) de agrarische bedrijfsvoering. Van de landbouw losstaande activiteiten zijn hier niet bedoeld. Dat iets ‘op de boerderij’ plaats vindt, is dus niet voldoende. Ondernemersactiviteiten: de aanvullende activiteiten zijn ondernemersactiviteiten. Het is beroeps- en bedrijfsmatig en – zo valt te interpreteren – gericht op extra inkomen. Echter, elk agrarisch bedrijf is gastvrij; dit is niet steeds gericht op extra inkomsten. Continuïteit: de verbreding dient de continuïteit van het geheel, dus ook van de agrarische bedrijfsvoering.
Land & Co
. 12 .Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
De nevenactiviteit gaat meestal om boerderijverkoop, zorg, recreatie, natuurbeheer en educatie. De productie van energie, de verwerking van mest, loonwerk, sorteren en dergelijke wordt niet tot multifunctionele landbouw gerekend, maar wordt gezien als onderdeel van agrarische bedrijfsvoering. Soms komen we paardenhouderij tegen als voorbeeld van multifunctionele landbouw; meestal wordt dan de recreatieve kant bedoeld. Ook wordt de term verbrede landbouw gebruikt. In sommige beleidsproducten is de term verbrede landbouw onderdeel van het beleid van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen. Verbrede landbouw is dan een gebruik van een leegkomend gebouw waarbij de negatieve effecten van met name verkeer en detailhandel, zijn afgebakend. De activiteiten zijn dan niet per se ‘gekoppeld aan landbouw’, zijn niet per se een ondernemingsactiviteit en zijn niet nadrukkelijk gericht op continuïteit.
2.3
Omvang en impact multifunctionele landbouw in Nederland en Brabant
De Taskforce Multifunctionele Landbouw heeft in 2008 en 2010 gegevens laten verzamelen naar de omvang en impact van de multifunctionele landbouw in Nederland (zie bronnen 1-4, 11, 12, en 14 aan eind van dit hoofdstuk), en per provincie (bron 1). De bevindingen van de provincie Noord-Brabant (uit bron 1) zijn integraal in deze rapportage opgenomen. Hierbij zijn de belangrijkste nevenactiviteiten onderzocht: zorg, kinderopvang, boerderijverkoop, natuurbeheer, recreatie en educatie. Alle cijfers hierna betreffen het jaar 2009, tenzij anders vermeld. Alle cijfers zijn gebaseerd op de opgave van alle geregistreerde bedrijven (dat zijn bedrijven groter dan 3 nge): dit betekent dat ook kleine, rustende en gestopte bedrijven zijn meegeteld en dat de opgegeven neventak niet is gecontroleerd. 2.3.1 Nederland Van de 73.000 agrarische bedrijven in Nederland heeft 13% een nevenactiviteit. Exclusief de bedrijven met natuurbeheer is dit aandeel 6%. De bedrijven met natuurbeheer zijn de grootste groep (Afb. 2 en 3). Kinderopvang is landelijk met 64 de kleinste groep, maar tegelijk de groep die het snelste stijgt (zie ook Afb. 4). Omzet De totale landelijke omzet van de nevenactiviteiten is in korte tijd flink gestegen: van 322 miljoen euro in 2007 naar 411 mln euro in 2009. Dat is een toename van 28%. Ter vergelijking: de landelijke omzet van vollegrondsgroenten is 330 mln euro, van bloembollen 535 mln euro. De omzet van recreatie als neventak is vergelijkbaar met die van biologische zuivel, 121 resp. 122 mln euro. Voor de multifunctionele bedrijven is de neventak een duidelijke inkomstenbron in de sectoren recreatie, zorg, kinderopvang en boerderijverkoop: zie tabel. Deze sectoren zijn het meest commercieel en bedrijfsmatig van opzet. Educatie en natuurbeheer liggen vooral in de sfeer van onkostenvergoeding respectievelijk beloning inkomstenderving. Markt Hoewel niet in onderzoek aangetroffen, is het voor de ontwikkeling van de tweede tak van belang hoe de inkomsten ervan zijn geregeld: Agrarisch natuurbeheer is hier steeds bedoeld als natuurbeheer met vergoeding door rijks-, provinciale en soms gemeentelijke overheid (gebiedsfonds). Gebruik van natuurgebieden (slikken, heiden, graslanden, wildakkers) betreft extensief gebruik met
Land & Co
. 13 .Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
(lagere) natuurpacht; het beheer zelf is geen inkomstenbron. Het inkomen uit natuurbeheer is hier dus volledig overheid gestuurd. Zorglandbouw steunt op zorggelden van individuele cliënt (PGB), AWBZ of zorginstelling. De inkomstenkant wordt volledig gestuurd door het landelijk zorgstelsel en de mogelijkheden van een flexibel en decentraal zorgaanbod. Zorgboeren leunen vooral op marktkansen van PGB en van decentralisatie binnen het regionale zorgaanbod. Hun positie is daarmee tamelijk kwetsbaar. Kinderopvang is sterk geëntameerd door de private invulling die de rijksoverheid via fiscale stimuli voorstaat (marktwerking). De brancheregels van kwaliteitsborging leiden tot opschaling en professionalisering. Het systeem is financieel afhankelijk van fiscale voorzieningen via de ouders. De markt voor agrarische dag- en verblijfsrecreatie en voor boerderijverkoop is niet gereguleerd. Deze sectoren kennen de meest echte marktwerking. Educatie is een kleinschalige tak die steunt op vrijwillige bijdragen en kleinschalige subsidies en sponsoring. Educatie is sterk afhankelijk van regionale inzet van leerkrachten, ouders en boeren.
Drijfveren In 2010 is door de WUR onder 120 bedrijven onderzoek verricht naar de drijfveren en achtergronden van multifunctionele landbouwbedrijven (bron 11). De belangrijkste conclusies zijn: De drijfveren van agrariërs om er iets bij te doen, zijn zeer divers. Er zijn extern gerichte drijfveren (zoals inspelen op gebiedsontwikkeling, vraag, samenwerkingsmogelijkheden) en intern gerichte drijfveren (zoals anders willen boeren, betere benutting arbeid binnen gezin). Er springt nooit één drijfveer als meest bepalende naar voren. De drijfveren van het bedrijf bepalen wel steeds hoe de ondernemers omgaan met de tweede tak: zakelijkheid, investeringstempo of arbeidsorganisatie (zelf doen of medewerkers van buiten). De drijfveer ‘interessante subsidieregeling’ scoort het laagst in de drijfveren om een tweede tak te starten (18 van 120 agrariërs). Op bijna alle bedrijven is de tweede tak een strategie voor bedrijfscontinuïteit. Op de meeste bedrijven wordt naast de tweede tak ‘gewoon’ geïnvesteerd in de agrarische tak. De agrarische tak zien de meeste bedrijven als hun hoofdreden van bestaan. De agrarische kurk is minder bij die (enkele) bedrijven die het multifunctionele bedrijf als een nieuwe mix van gelijkwaardige activiteiten zien. De agrarische tak is niet per se gericht op regionale afzet. Het meest vanzelfsprekend is dit bij bedrijven met streekproducten. Verbreding wordt dus gecombineerd met productie voor de wereldmarkt. In dit WUR-onderzoek is niet onderzocht of de bedrijven anders zouden zijn gestopt (als dat al te bevragen is), en welk gezinslid leidend is in welke tak. Impact De impact van multifunctionele landbouw is breed: 1.
Sociale impact Bindt stad met land, boer met burger, grond met voeding Biedt werkstructuur en zinvolheid voor zorg Biedt kans voor instroom nieuwe ondernemers, biedt extra inkomstenplek voor andere beroepen, en partners Biedt nieuw perspectief op opvolging en continuïteit, ook voor agrarische hoofdtak Creëert nieuwe basis voor verantwoordelijkheid en maatschappelijk zorgplicht Vereist lerende instelling van ondernemers en bestuurders om nieuwe grenzen te stellen aan aspecten van verkeer, schaal en ‘wat in het buitengebied hoort’
Land & Co
2.
3. 4.
. 14 .Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Economische impact Geeft antwoord op EU-beleid en ontwikkeling GLB Heeft een omvang die er nationaal economisch toe doet Draagt bij aan continuïteit gehele bedrijf, van agrarische hoofdtak en creëert nieuwe inkomsten; creëert ook meer kans voor verschuivende arbeidsinzet van ondernemer(s) Brengt nieuwe lokale werkgelegenheid. Zorg en kinderopvang zijn extra gevoelig voor zorg- en fiscaal stelsel. Verleiding van decentralisatie uit stad naar platteland en verleiding van goedkope bouwgrond ten opzichte van de stad. Brengt nieuwe invulling van ondernemerschap en contact met klant; speelt in op diensten- en belevingseconomie; brengt nieuwe vormen van financiering en exploitatie Ruimtelijke impact Speelt in op een bijdrage aan de gebiedskwaliteiten en versterkt ruimtelijke samenhang voor de toekomst. Vereist eveneens nieuwbouw en kan bijdragen aan extra verstening. Verbindt economie met ruimte en verweeft economie met ruimtelijke kwaliteit Vergroot bereikbaarheid en toegankelijkheid platteland; biedt gastvrijheid. Kan extra verkeersdruk geven. Verbinding van sociaal, economisch en ruimtelijk Bouwt voort op de ‘natuurlijke’ of culturele samenhang en historie van een gebied; creëert nieuwe samenhang voor de toekomst Draagt in het verbinden bij aan samenhang van ‘People. Planet and Profit’
Afbeelding 2 Overzicht van het aantal bedrijven en de omzet (in mln euro) per multifunctionele sector
a) b)
Bron: Kijk op multifunctionele landbouw; omzet en impact 2007 – 2009, WUR-LEI, A. Roest, december 2010 (brochure)
Land & Co
. 15 .Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Afbeelding 3 Samenstelling multifunctionele activiteiten per provincie, 2009
Bron: Kijk op multifunctionele landbouw; omzet en impact 2007 – 2009, WUR-LEI, A. Roest, december 2010 (brochure)
Land & Co
. 16 .Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
2.3.2 Brabant In 2006 wordt gemeld dat 20 % van de Brabantse landbouwbedrijven is verbreed (bron 7). Opvallend is dat in deze studie - zoals vaak gebruikelijk in die tijd- een tweede activiteit van energieproductie, stalling, opslag of paardenhouderij beschouwd is als tweede tak van verbrede landbouw. Ook onderzoekers (bron 11) constateren dat stalling, vergaderlocatie, verwerking en paardenhouderij door ondernemers als neventak worden gezien. Deze activiteiten vallen buiten de indeling van de Taskforce (bron 1 e.a.). Brabant kende in 2009 12.985 landbouwbedrijven (in 1990 21.855). Recreatie en boerderijverkoop zijn de belangrijkste nevenactiviteiten. Zorg en kinderopvang zijn in opkomst. Het door boeren bij CBS opgegeven natuurbeheer is relatief gering. Verwerking op de boerderij is in dit onderzoek (bron 1) als tweede tak opgenomen: het aantal bedrijven is bescheiden in Noord-Brabant. Verwerking moetverder buiten beschouwing blijven vanwege het ontbreken van gegevens. Afbeelding 4 Overzicht van omzetrange en aantal bedrijven in Nederland en Noord-Brabant
2009
Zorgboerderijen Boerderijverkoop Natuurbeheer 2) Recreatie Educatie 1) Kinderopvang 1) Verwerking Subtotaal
Omzetrange per bedrijf x 1.000 € 60 – 85 60 – 70 5–7 38 – 48 2-4 200 – 248 42 – 48
Aantal bedrijven Nederland 870 1.400 13.660 2.784 500 64 850 73.000
Aantal bedrijven Brabant 3) 106 414 246 307 16 7 70 12.985
% bedrijven Brabant 4) 0,8 3,2 1,9 2,4 0,1 0,05 0,5
Bron: bron 1, 2 en 14. Serie: Kijk op multifunctionele landbouw; WUR-LEI, A. Roest et al, 2010/2011.3) 1) Is in het onderzoek van WUR-LEI niet vermeld. 2) In latere aanvulling, maart 2011, is met gegevens van Dienst Regeling door WUR-LEI vermeld: 429 bedrijven met natuur- en landschapsbeheer, 3,3% (bron 14). 3) Ter vergelijking voor de orde van grootte: in Brabant zijn er 160 biologische bedrijven (2009, LIB). 4) Zie kader voor integrale tekst over provincie Noord-Brabant uit bron 1.
Geografische spreiding Noord-Brabant kent een redelijk gelijke geografische spreiding over de provincie van bedrijven met een tweede tak. In westelijk Brabant is er een sterke afname te zien in de periode 2005 - 2009 terwijl het aandeel bedrijven met een tweede tak in oostelijk Brabant in totaal iets stijgt.
Land & Co
. 17 .Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Omzet De Brabantse omzet is 46,3 miljoen euro, dat is 15 % van de Nederlandse omzet van het totaal van de nevenactiviteiten. Brabant scoort daarmee boven het landelijke gemiddelde van 8%. Vooral de boerderijverkoop draagt bij aan dit omzetpercentage in Brabant. Landelijk en ook in Brabant is daarentegen het aantal bedrijven met boerderijverkoop sterk afgenomen. Hieruit blijkt de opschaling op de boerderijen met verkoop. Impact De impact in Brabant van multifunctionele landbouw is aanvullend op de algemene impact van 2.3.1, in positieve zin: Bijdrage aan bedrijfscontinuïteit, ook van de agrarische hoofdtak; minder stoppers. Bijdrage aan het bereiken van gebiedsdoelstellingen in multifunctionele gebieden; bouwt voort op de historie van de sociale, economische en ruimtelijke kwaliteiten van het Brabantse, kleinschalige agrarische cultuurlandschap Bijdrage stad-land in stedelijke mozaïekstructuur die Brabant zo kenmerkt; voorziet in behoefte stedelijke bevolking en bedrijfsleven (vestigingsfactor). Extra kansen voor de Brabantse (ondernemers)kwaliteiten van ontvangst en in zorg. Als negatieve impact is genoemd: Neventak kan los staan van gebiedsdoelstellingen en van agrarische hoofdtak. Natuur kent harde grens met agrarisch gebruik waardoor kansen van verweving natuurlandbouw worden onderbenut. Neventak kan leiden tot schaalvergroting en nieuwbouw die niet steeds past bij gebiedsdoelstellingen.
Belangenbehartiging De ZLTO telt in Noord-Brabant, Zeeland en Zuid-Gelderland ruim 18.000 leden (www.zlto.nl). De vakgroep multifunctionele landbouw van LTO Nederland is thans de grootste vakgroep (mond. med. Taskforce).
2.3.3 Brabant versus Nederland Over Brabant is in vergelijking met Nederland te constateren:
Zowel landelijk als in Brabant gaat het over een bescheiden omvang van de multifunctionele landbouw. De provincie Noord-Brabant scoort met een omvang van 15% van de landelijk omzet in nevenactiviteiten, en van 10% in aantal landbouwbedrijven, boven het provinciale gemiddelde: in Noord-Brabant vormen de nevenactiviteiten een belangrijke tweed omzetpijler. Multifunctionele landbouw is in Noord-Brabant een significante factor in het platteland geworden. Opvallend is dat wordt beleefd dat meer bedrijven er iets bij doen dan de cijfers aangeven. Hoogst waarschijnlijk wordt een kleine neventak of openstelling voor excursies e.d. niet als neventak opgegeven en geregistreerd. De tweede takken zijn gelijkelijk verspreid over de gehele provincie. Behoudens een enkel deelgebiedje is er geen geografische concentratie. De afname in westelijk Brabant is niet goed verklaarbaar. Brabant is een provincie met van oorsprong veel aandacht voor multifunctionele landbouw: met name de marktgeoriënteerde takken (boerderijverkoop en recreatie) en de verzorgende takken (zorg en opkomend de kinderopvang) zijn sterk. Educatie en
Land & Co
. 18 .Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
natuurbeheer zijn in Noord-Brabant volgens de landbouwstatistiek gering in aantallen bedrijven; zij zijn ook minder te zien als tweede inkomstenbron. Brabant is boven gemiddeld in aantal bedrijven met boerderijverkoop. Deze kent na een afname in 2003-2007 een stijging in 2008-2009. Brabant is gemiddeld in aantal bedrijven met recreatie, maar met schommelingen over de jaren. Brabant is bovengemiddeld in aantal zorgboerderijen; dit is de enige neventak die in Brabant is toegenomen. Brabant scoort voor natuurbeheer volgens de landbouwstatistiek beneden het landelijk gemiddelde. En dit is dalend. Vooral de (natte) weilanden hebben een beheervergoeding en deze zijn er weinig in Brabant. 1)
In hoofdstuk 3 wordt verder ingegaan op de Brabantse situatie. 1)
2.4
Overigens is er een verschil met het aantal geregistreerde bedrijven dat via de provincie deelneemt aan de regeling natuur- en landschapsbeheer (pSNL).
Verwachtingen 2011 - 2020
De verwachtingen voor Noord-Brabant zijn:
De omzet van de tweede tak op landbouwbedrijven zal stijgen, in totaal, en per bedrijf. De Taskforce stelt dat het potentieel nog 10 maal groter is dan huidige omzet. Voor Noord-Brabant zou dit een omzet van € 460 miljoen betekenen in 2020. Vooral de opkomst van beleveniseconomie, de belangstelling voor voedsel en de decentralisatie van zorg en kinderopvang worden als kans gezien. De spanning met volksgezondheid (dieren) en mobiliteit (verkeer op platteland), de kwetsbare positie in het zorgstelsel, en de onbetrouwbaarheid van natuurvergoedingen worden als barrières gezien. Voortbouwend op de huidige situatie zal Brabant sterk zijn in boerderijverkoop (met groei van bewerking en proeverijen, workshops e.d.), zorg, kinderopvang en ‘groene’ kleinschalige verblijfsrecreatie. Dagrecreatie en kleinschalige horeca bouwen hierop voort. Boerderijverkoop en recreatie vereisen sterk marktgericht ondernemerschap. Zorg en kinderopvang vereisen inbedding in de regionale structuur van zorgvraag en zorgaanbod. De huidige gelijkmatige geografische spreiding van de verbrede landbouw zal wellicht minder gelijkmatig worden. De tweede takken zullen mede door de ruimtelijke opschaling steeds meer moeten voldoen aan de lokale beleidsdoelen van ruimtelijke ordening, verkeer en dergelijke. Zorg en kinderopvang zullen zich langzaamaan vestigen op de meest bereikbare locaties voor de klanten. Voor zorg en kinderopvang is de verwachting dat in Noord-Brabant de landbouwbedrijven steeds minder leidend zijn. Marktpartijen van buiten de landbouw zoals zorginstellingen, worden leidend in zorglandbouw. De koppeling met de agrarische bedrijfsvoering en daarmee de agrarische herbestemming wordt een nadrukkelijke vraag voor de nabije toekomst. Kleinschalige zorglandbouw op landbouwbedrijven komt eveneens onder druk te staan, mede door veranderingen in het zorgsysteem (AWBZ).
Land & Co
. 19 .Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Algemene verwachtingen zijn:
De nevenactiviteiten professionaliseren. Dit heeft opschaling tot gevolg waardoor de bijdrage van de tweede tak aan plattelandsdoelen (zoals verkeer, landschap en ‘groen’) en de koppeling aan de agrarische bedrijfsvoering onder druk komen te staan. Met andere woorden: de vraagpunten van ‘het platteland als goedkope bouwgrond’ en ‘de landbouw als decor’ komen scherper en prangerder naar voren. Multifunctionele landbouw speelt uitstekend in op het EU-beleid dat agrarische bedrijven vergoedingen krijgen voor maatschappelijke doelen en diensten. Door de opschaling van de tweede tak dreigen ontstaat er een spanning met de nevenactiviteiten die minder gericht zijn op een tweede inkomen maar eerder voorkomen uit gastvrijheid en maatschappelijke betrokkenheid, zoals schooleducaties, rondleidingen, enkele hulpboeren of open dagen. Dit kan leiden tot het verdwijnen van dit type nevenactiviteiten zoals reeds bij kleinschalige verkoop is gesignaleerd, of tot een meer op inkomen gerichte opzet. Multifunctionele landbouw biedt nieuwe kansen voor ondernemers die meer verbonden zijn met de tweede tak. Nieuwe uitdagingen zijn dan ook: niet-familiaire opvolging, meerhoofdige bedrijfsleiding en dus meerdere ondernemers in de opvolging, en nieuwe samenwerkingen met klanten en organisaties. Multifunctionele bedrijven verwachten dat ze vanwege de breedheid nieuwe juridische bedrijfsvormen voor de bedrijfscontinuïteit nodig hebben (bron 11). In multifunctionele landbouw zal landbouw zelf niet steeds meer de belangrijkste inkomstenbron zijn. In beleid en regelgeving is het agrarische bedrijf als ‘reëel’ bedrijf thans de drager voor de nevenactiviteiten. De rechtvaardiging van de nevenactiviteiten in het platteland ligt in het Nederlandse beleid en de wetgeving in de agrarische productie of op zijn minst in het beheer van de ruimte (landschap).Ook burger-grondeigenaren worden in het EU-beleid betrokken als zorgdragers van een leefbaar platteland. De scherpe grens tussen landbouw en burgers zal zowel door het EU-beleid als door de opkomst van multifunctionele landbouw vervagen. Er zal een palet van plattelandsondernemingen ontstaan (zo die er al niet is), al dan niet ‘for-profit’. Dit nieuwe palet van ondernemingen zal nieuwe economische verbindingen met klanten zoeken. Regionale economie wordt versterkt met regionaal bankieren (bron 13). De streekrekening Het Groene Woud is hierin voor Noord-Brabant een voorloper te noemen. Een verwachting van het aandeel multifunctionele landbouw in de Brabantse landbouw is sterk speculatief. In 2006 (bron: 9) meldde de discussienota: een derde stopt, een derde intensiveert, een derde verbreedt. De erkenning van multifunctionele landbouw door de overheid is voor de ondernemers van belang. Ondernemers zetten ‘medewerking overheden’ (er staat niet: samenwerking) bovenaan als belangrijk aspect voor verdere bedrijfsontwikkeling, gevolgd door ‘eensgezindheid binnen het bedrijf ‘samenwerking en kennis’ (bron 11).
Conclusie: Multifunctionele landbouw blijkt geen tijdelijke en marginale nevenactiviteit meer, en heeft zich ontwikkeld tot een structurele tweede pijler van de Nederlandse en Brabantse landbouw. Bronnen bij hoofdstuk 2 1. 2. 3. 4.
Kijk op multifunctionele landbouw; ontwikkelingen per provincie, WUR-LEI, A. Roest en A. Schouten, september 2010 Kijk op multifunctionele landbouw; omzet en omvang, WUR-LEI, A. Roest e.a., september 2010 Kijk op multifunctionele landbouw; verkenning van de impact, WUR-LEI, E. Veen e.a., september 2010 Kijk op multifunctionele landbouw; omzet en impact 2007 – 2009, WUR-LEI, A. Roest, december 2010 (brochure)
Land & Co
5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
. 20 .Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Agribusiness Noord-Brabant 2009; ontwikkelingen in de land- en tuinbouw en agribusiness 2000-2020, Stuurgroep Landbouw Innovatie Brabant, 2009 Ontwikkeling Land- en Tuinbouw en Agrocomplex 1990 – 2015, Stuurgroep Landbouw Innovatie Brabant, z.j. Inventarisatie Verbrede Landbouwactiviteiten in Noord-Brabant, G. Noordhof en G. Fortuin, Van Hall Leeuwarden, 2006, iov provincie Noord-Brabant Activiteitenverslag 2009, Stuurgroep Landbouw Innovatie, 2010 Discussienota verbrede landbouw, provincie Noord-Brabant en ZLTO, 2006 Kleurrijk platteland, Van der Ploeg, J.D. et al., 2002 (zie kader). Dynamiek en robuustheid van multifunctionele landbouw; rapportage onderzoeksfase 2: empirisch onderzoek onder 120 multifunctionele landbouwbedrijven. Oostindië, H., e.a., januari 2011 Opvolgers gezocht voor het landbouwbedrijf, WUR-LEI, 2010. Inquiries into the nature of slow money, Woody Tasch, 2008. Kijk op multifunctionele landbouw; Addendum, , A.E. Roest en J. Jager. Publicatie 11-016. LEI, onderdeel van Wageningen UR, Den Haag, 2011
3.
Sturing van multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Land & Co
. 22 . Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
3.1 Sturing van multifunctionele landbouw Ondernemer De agrarische productie en de nevenactiviteiten worden gestuurd door meerdere wets- en beleidsterreinen. Elk wets- en beleidsterrein stuurt een onderdeel aan van het ‘systeem landbouw’. De ondernemer ontmoet een veelheid aan wet- en regelgeving van de rijksoverheid en de gemeente, en in mindere mate van de provincie (zie kader). Domein provincie Het domein van de provincie beslaat – algemeen gesteld – de vraagstukken van ‘allocatie’ van alle systemen, samen met de gemeenten en waterschappen: waar, welke omvang en met welk geld. De rijksoverheid bepaalt de kwaliteit van de systemen zelf: wat is schoon, sociaal, wit en zwart etc. De provincie gaat dus niet over de kwaliteit van de agrarische bedrijfsvoering en de kwaliteit van nieuwe activiteiten. De provincie gaat met gemeenten wel over de vraag of die activiteiten zijn gewenst, waar wel of niet, en in welke omvang. De provincie wordt daarom altijd geconfronteerd met gewenste en ongewenste effecten van systemen zodra deze de ‘omgeving’ betreffen, zoals megastallen, veel auto’s, diervriendelijke stallen of grote kinderopvang. Invloed en betrokkenheid provincie Niet alleen het ‘domein’ van de provincie is bepalend: ook buiten haar wettelijke taken en bevoegdheden is de provincie actief. Bepaalde thema’s ziet zij als een terrein van invloed (zoals energieproductie en klimaat) of als van betrokkenheid (zoals internationale samenwerking). Sturing multifunctionele landbouw in Noord-Brabant Multifunctionele landbouw wordt met de volgende provinciale beleidsterreinen gestuurd: a. ruimtelijke ordening (Structuurvisie, Verordening Ruimte) b. beleidsuitvoering plattelandsontwikkeling, inclusief natuur- en landschapssubsidie, leefbaarheid e.d. (pMJP, ILG/reconstructie (POP), pSNL, Interreg (Groeikans), Leader) c. gezondheidszorg, maatschappelijke zorg en onderwijs d. in termen van missie: Agenda van Brabant, 2010 Deze beleidsterreinen worden hierna nagegaan. In bijlage 3 zijn de relevante beleidsteksten vermeld.
Land & Co
. 23 . Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
De ondernemer: ‘wat mag ik?’ De ondernemer in de multifunctionele landbouw ontmoet een breed scala aan wet- en regelgeving. Niet alleen de uitgebreide wet en regelgeving voor de landbouw moet hij volgen, maar evenzo de (eveneens uitgebreide) wet en regelgeving voor de branche waar hij actief in wordt. Dit is inclusief brancheafspraken, contributies, certificeringen en vereisten van verzekering en fiscus. Steun van een overheid door een subsidie kan soms strijdigheid geven. In de multifunctionele landbouw wordt vaak gehoord dat een overheid het idee vanuit economische of sociaal-culturele afdeling steunt, soms met subsidie, en dat het dan toch ‘niet mag’. Dit leidt tot onbegrip.
Afbeelding 5. Wet- en regelgeving bij multifunctionele landbouw (bron: Wat mag ik?, Taskforce Multifunctionele Landbouw, oktober 2010
Land & Co
3.2
. 24 . Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Ruimtelijke ordening
3.2.1 Algemeen: relatie r.o. en multifunctionele landbouw De ruimtelijke ordening is een van de meest sturende instrumenten voor neven- of nieuwe activiteiten bij agrarische bedrijven. R.o. laat de volgende ontwikkeling zien in relatie tot multifunctionele landbouw: Landbouwbedrijven hebben een bouwrecht in het buitengebied omdat ‘ze nu eenmaal grond nodig hebben’. Andere activiteiten dan landbouw, hebben in beginsel geen bouwen gebruiksrechten. Dit geldt ook voor nevenactiviteiten. Deze hoofdlijn leidt tot uitzonderingsregels voor nieuwe activiteiten op agrarische bedrijven. Aanvankelijk worden kleinschalige (dat is: met geringe ruimtebehoefte) activiteiten gezien als onderdeel van een agrarisch bedrijf. Later (vanaf 1990) worden nevenactiviteiten steeds kritischer bekeken en worden ze steeds meer via vrijstelling (ontheffing of afwijking) afweegbaar gemaakt. De beleidsruimte voor nevenactiviteiten op landbouwbedrijven wordt daarbij gekoppeld aan ‘winst’. Als eerste is bedacht: winst voor behoud van cultuurhistorische gebouwen door ander gebruik. Dit wordt gevolgd door winst ter verhindering van ongewenst gebruik door het toestaan van niet schadelijk gebruik van leegstaande gebouwen zoals stalling en opslag. Als derde stap wordt de waarde van nevenactiviteiten voor recreatief beleid of landschap onderkend en leidt dit tot toegestaan gebruik met soms bescheiden nieuw- of verbouw. Formeel is sturing van multifunctionele landbouw in de r.o. als volgt: Ruimtelijke ordening stuurt op het niveau van integraal beleid in de gemeentelijke Structuurvisie en op het niveau van gebruik en bouwen in het bestemmingsplan. De provincie voedt de gemeentelijke structuurvisie met haar structuurvisie, en geeft instructies aan het bestemmingsplan. De structuurvisies zijn, hoewel ruimtelijk, integrale beleidsvisies. De keuzen voor multifunctionele landbouw volgen op dit visieniveau met name uit de thema’s economie, plattelandsverkeer en ruimtelijke kwaliteit (bron 6 en 7). Bestemmingsplannen bevatten een samenspel van regels. Het samenspel bestaat uit begripsbepaling, gebiedsbestemming, bouwregels, gebruiksregels en afwijkingen (zo heten per 1 oktober 2010 ontheffingen en vrijstellingen als gevolg van Wabo). Nevenactiviteiten worden a) precies per adres geregeld, b) als recht geregeld met lijsten van toegestane activiteiten, en met m2 of percentage van de oppervlakte in de regels, c) als afwijking in bouw- of gebruiksregels. Veel regels bouwen voort op een vabbenadering. Sturing van nevenactiviteiten als nieuwe economie met nieuwbouw (extra m2) komt zelden voor. Te pleiten is voor sturing van de meest bepalende effecten: verkeer, koppeling agrarische productie, koppeling productielandschap en aantal m2 (bron 6, 7). 1) De wet geurhinder en veehouderij geeft spanning met r.o. Een gebouw waarin mensen verblijven (zorg, recreatie), wordt gezien als geurgevoelig en kan dus beperkingen geven aan de eigen agrarische tak of aan de agrarische buren.
1) Voor de juiste keuze van de bestemming zijn de inkomsten voor de r.o. niet relevant. Dit is een terugkerend misverstand. Relevant is wat ruimtelijk als hoofdfunctie moet worden gezien. De verhouding van hoofdinkomsten van de landbouw versus neveninkomsten van de tweede tak is ruimtelijk niet relevant: de mate van ruimtelijke effecten zijn relevant en bepalen de keuze van de bestemming.
Land & Co
. 25 . Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Niet alleen de landbouw haakt in op ‘verbreding’ . Dit is een brede maatschappelijke ontwikkeling is, in alle bedrijfstakken en maatschappelijke voorzieningen. Voorbeelden zijn de mfa’s in dorpen, de horeca in bibliotheken, of de kinderoppas met restaurant in het tuincentrum of bouwmarkt. Vanuit r.o. is de vraag dus eveneens breder te bezien dan multifunctionaliteit van de landbouw en hiervan is leren (bron 6 en 7). 3.2.2 Relatie r.o. en multifunctionele landbouw in Brabant Het aantal bedrijven in multifunctionele landbouw (hoofdstuk 2) is in belangrijke mate het gevolg van de beleidsruimte in r.o. naast natuurlijk de ondernemerszin. Hoe de beleidsruimte precies tot de Brabantse situatie heeft geleid, is moeilijk te zeggen. Algemeen bekend is dat een soort standaard beleidsruimte leidt tot hierbij passende plannen. Zoals standaarden voor minicampings, verkoop eigen en streekproducten, en bed and breakfast. De desbetreffende beleidsdocumenten zijn kort in de bijlage geciteerd. Bij de documenten is het volgende in relatie tot multifunctionele landbouw op te merken. Streekplan 2002 Het Streekplan 2002 wijzigt de koers en neemt stelling dat nieuwe activiteiten zich als nevengeschikt op het platteland mogen ontwikkelen in plaats van ondergeschikt Het streekplan noemt met name zorg en recreatie, zonder dit te koppelen aan de landbouw. Juist zorg en recreatie zijn op en buiten de landbouw goed vertegenwoordigd op het Brabantse platteland. Zorg is toen vooral dichtbij de stad gedacht. Boerderijverkoop wordt niet genoemd en is toch een belangrijke factor: in die tijd werd boerderijverkoop vermoedelijk als een ‘logisch’ onderdeel van een bedrijf gezien, en bovendien weinig problematisch en wellicht economisch ondergeschikt. Hier is te zien dat de gewijzigde opvatting de verbreding heeft ondersteund en wellicht heeft geïnspireerd. Nota BIO, 2004 Hier is voor de eerste keer een omschrijving van verbrede landbouw en – apart – van nevenfunctie opgenomen. De nota Buitengebied In Ontwikkeling (BIO) wil ontwikkeling stimuleren maar schetst vooral de grenzen van ontwikkelingen. Een aspect dat sterk meespeelt, is dat nevenfuncties vaak leiden tot een zelfstandig vestigingsrecht ter plekke: de nota beoordeelt nevenfuncties als vervolgfuncties. Dit principe wordt in het tekstdeel voor verbrede landbouw verlaten: mogelijk vanwege de veronderstelde, ruimtelijk ondergeschikte betekenis. Voor de sturing van verbrede landbouw voegt het document geen richting toe, behalve enkele grenzen zoals 100 m2 voor verkoop van ter plaatse vervaardigde producten. Structuurvisie 2010 Voor de eerste keer wordt gesproken over een multifunctioneel landelijk gebied en wordt de relatie met volksgezondheid (door Q-koorts en megastallen) geagendeerd. Voor aangegeven gebieden ziet de provincie een menging van functies, voor andere gebieden een primaire inzet op landbouw. Mondiale versus gebiedsgerichte landbouw worden als twee sporen onderkend die lastig te combineren zijn. Hoofdlijn: menging van functies in de regio’s waar meerdere functies de plattelandseconomie bepalen, specialisatie in andere gebieden, met steeds de uitdaging bij te dragen aan de gebiedskenmerken. De nieuwe vorm hiervoor zijn de gebiedspaspoorten die willen stimuleren dat landschapskwaliteiten worden benut en versterkt. Dit lijkt het nieuwe aanknopingspunt voor nevenactiviteiten op landbouwbedrijven.
Land & Co
. 26 . Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Verordening Ruimte fase 2, 2010 Verbrede landbouw is onderwerp van artikel 11.6 van deze verordening. Althans dat zou kunnen. Enerzijds meldt het artikel dat het over hergebruik (herontwikkeling) voor een bouwvlak of bestemmingsvlak gaat; maar dat is dan niet bedoeld voor multifunctionele landbouw. Anderzijds gaat het over “…of niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen” in de zinsnede “VAB-vestiging of een uitbreiding van een niet-agrarische ruimtelijke ontwikkeling”. Het tweede deel zou dus kunnen gaan over nieuwe activiteiten op landbouwbedrijven, maar de toelichting gaat hier geheel niet over. De terminologie en begrip VAB-vestiging sluiten in ieder geval niet aan bij die van bestemmingsplannen en gemeentelijke structuurvisies over het buitengebied. Het artikel is dus geheel niet bedoeld voor multifunctionele landbouw. In de begrippen is niets over verbreding, verbrede landbouw of nevenactiviteiten opgenomen. Deelconclusie: de Verordening schrijft niets voor over nieuwe activiteiten bij landbouwbedrijven (wel over glas, teeltondersteunende voorzieningen, mestverwerking en biomassa, maar dat is hier niet aan de orde). 3.2.3 Conclusies r.o.
De ruimtelijke ordening is een sterk sturend instrument als het gaat om waar nevenactiviteiten zijn toegestaan. Type activiteit, plek, ruimtelijke omvang (m2) en ruimtelijke effecten (met name verkeer) kunnen goed via r.o. worden gestuurd en afgewogen. R.o. is dus een sterk sturend en bepalend instrument voor multifunctionele landbouw.
De ruimtelijke ordening maakt in de Brabantse beleidsdocumenten gestaag een opschuiving . Aanvankelijk is ruimte geboden aan nevenactiviteiten door voorzichtige ‘win-win’, zoals behoud van cultuurhistorische gebouwen, verhinderen ongewenst gebruik van leegstaande gebouwen, sanering gebouwen, versterking kernrandzones en bebouwingsclusters. Steeds meer –zoals in de nieuwe structuurvisie- groeit de erkenning dat nieuwe economische dragers nodig zijn en hun bijdrage kunnen leveren aan plattelandsbeleid. Dit spoort met de aandacht voor een meer ontwikkelingsgerichte planologie. De vorm van gebiedspaspoorten is hierbij een ondersteunende methodiek om de nevenactiviteiten met de agrarische tak doelgericht in te zetten voor de gewenste gebiedskenmerken..
De effecten van de sturing zijn in Brabant niet meetbaar gemaakt of geregistreerd als het gaat om de locatie van nevenactiviteiten in relatie tot streekplanzonering, afname verstening en andere beleidsdoelen.
Er is een (te) groot gat tussen de taal en inspiratie van de beleidsdocumenten en de meer defensief normatieve uitwerking van r.o.-beleidsregels. Daarnaast zijn er nog de uitvoeringssubsidies (zie 3.3). Ondernemers en gemeenten ontmoeten in de provincie meerdere werelden, wat zowel een voordeel als een nadeel kan zijn (interviews).
De interviews geven tevens aan dat het beleid en de regelgeving niet goed weet om te gaan met het onderscheid van de meer kleinschalige activiteiten van gastvrijheid en ontvangst en het sterk ruimtelijk verweven karakter, met de meer grootschalige inkomensgerichte activiteiten en met de van de landbouw losstaande nevenactiviteiten.
De meest recentste beleidsregels – die van de Verordening Ruimte fase 2 – lijken geen uitspraken te doen over nieuwe activiteiten op landbouwbedrijven.
De koers om nieuwe ontwikkelingen te koppelen aan bepaalde gebieden met een bijdrage aan de gebiedspaspoorten, is een kans voor multifunctionele landbouw. Deze
Land & Co
. 27 . Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
koers kan worden benut voor profilering van nieuwe activiteiten naar de regionale kenmerken (ruimtelijk onderscheidende kenmerken) en voor focus door de ondernemers en door samenwerkingen.
3.3
De geschetste historische opschuiving in hoofdstuk 2 werd door betrokken provinciale medewerkers benoemd als ‘het gaat wellicht om nieuwe multifunctionaliteit van de gehele landbouw’. Hierin ligt een interessante relatie met de aandacht (in r.o.) voor de terugkeer van multifunctionaliteit in bebouwde (metropolitane) gebieden. Beleidsuitvoering plattelandsontwikkeling
3.3.1 Instrumentarium 2004 - 2010 In de reconstructieplannen (2005) is stimulering van verbreding opgenomen als onderdeel van de strategie om gebiedsdoelen van verweving en extensivering te bereiken, mits aanhakend aan een in dat gebied passende landbouwtak (bijlage 3). In de provinciale monitoring is dit opgenomen als indicator LG 20.020, aantal bedrijven met diversificatie naar niet agrarische activiteiten. In het PMJP 2007 – 2013 is 4,18 mln euro opgenomen voor ‘verbreding economische basis Landbouw’, dat conform bijbehorende ILG-bestuursovereenkomst voor die periode dient te worden ingezet voor ondersteuning ‘100 bedrijven met diversificatie naar niet-agrarische activiteiten’. Dit bedrag is opgebouwd uit POP II met cofinanciering ILG en provinciaal geld. Hiervoor is vanaf 2007 een POP-subsidieregeling van kracht, waarvan het POP-aandeel begin 2010 was uitgeput. Vervolgens is gebruik gemaakt van de subsidieregeling duurzame landbouw (module d: stimulering maatschappelijke functie landbouw). Deze is opengesteld begin 2008 met de resterende ILG- en provinciale middelen (circa 1,5 mln euro) voor dit doel (100 bedrijven). De voorwaarden om gebruik te maken van beide regelingen waren vergelijkbaar: (a) een maximum van € 44.000 en maximaal 40% bijdrage per individuele aanvraag, (b) voor agrarische bedrijven met meer dan 25 nge, (c) de aanvraag bevat een ondernemersplan met exploitatiebegroting. De POP-regeling sloot subsidie voor boerderijverkoop en verwerking aan huis (kaasmakerijen) uit en beperkte zich in 2007 nog tot de reconstructiegebieden. De duurzame landbouwregeling is met ingang van november 2010 (tijdelijk) gesloten (vanwege Rijksbezuinigingen) en bood ook mogelijkheden voor ook gemeenschappelijke projecten gericht op versterken ondernemersvaardigheden en professionalisering van de vermarkting van de nevenactiviteit (zie 3.3.3). In de periode 2005 – 2006 zijn circa 19 subsidies verstrekt in het kader van SGB-gelden voor verbreding van de landbouw, waarvan circa 14 voor individuele bedrijven en de rest voor gemeenschappelijke projecten. De ervaringen hiermee hebben geleid tot een flinke aanscherping van de subsidievoorwaarden vanaf 2007 in de bovenbeschreven subsidieregelingen. De discussie dat daardoor de belangstelling voor de subsidie (en daarmee de ontwikkeling van de verbrede bedrijfstak) sterk zou afnemen bleek geheel ongegrond (zie 3.3.2).
3.3.2 Evaluatie subsidies aan individuele bedrijven In de periode van 2007 tot 2010 hebben 64 agrarische bedrijven van de provincie NoordBrabant een subsidiebeschikking ontvangen in het kader van de hiervoor genoemde subsidieregeling ‘Diversificatie naar niet-agrarische activiteiten’ van het provinciaal
Land & Co
. 28 . Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
meerjarenplan landelijk gebied. De individuele ondersteuning is met name gericht op de fysieke en materiële inrichting van het bedrijf. De 64 bedrijven zijn telefonisch bevraagd (februari – maart 2011) met enkele korte vragen na een verzoek tot medewerking per e-mail. Aanvragen die niet zijn gehonoreerd, zijn buiten beschouwing gelaten. De respons betreft 60 bedrijven. Kengetallen De agrarische hoofdtak van de bedrijven is als volgt: Afbeelding 5a Resultaten enquête: per bedrijfstype
Landbouwsector struisvogelhouderij overig (wijn) geitenhouderij onduidelijk rundveefokkerij paardenhouderij pluimveehouderij akkerbouw mix (veeteelt) (vlees)rundveehouderij tuinbouw (melk)rundveehouderij varkenshouderij Totaal
Aantal 1 1 2 2 3 3 3 4 5 9 9 11 11 64
Percentage (%) 2 2 3 3 5 5 5 6 8 14 14 16 17 100
Vooral ondernemers in de varkenshouderij hebben gebruik gemaakt van de subsidie voor een nevenactiviteit bij hun agrarisch bedrijf (17%). Op de tweede en derde plaats komen (melk)rundveehouders (16%), (vlees)rundveehouders (14%) en tuinbouwers (14%). Nevenactiviteiten De subsidie betrof de volgende activiteiten: Afbeelding 5b Resultaten enquête: per nevenactiviteit
Multifunctionele tak bio- energie boerderij educatie kinderopvang boerderijwinkel recreatie zorgboerderij Totaal
Aantal 1 4 5 6 21 27 64
Percentage (%) 2 7 8 9 32 42 100
De neventakken die het meest zijn gesubsidieerd, betreffen zorg (42%) en recreatie (32%). De steun aan de zorgboerderijen was gecombineerd met de inzet van het provinciale Transferpunt Landbouw en Zorg. Nevenactiviteiten met aanzienlijk minder subsidiebeschikkingen zijn: kinderopvang (9%), boerderijwinkel (9%), boerderijeducatie (6%). Aangezien Brabant in 2009 maar 7 bedrijven met kinderopvang telde, is het aandeel van de steun groot. Ook is één aanvraag in bio-energie gesteund.
Land & Co
. 29 . Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Geografische spreiding In bijgevoegde kaartafbeelding is de geografische spreiding zichtbaar van de bedrijven die subsidie ontvingen. De spreiding komt overeen met die van alle multifunctionele bedrijven in Noord-Brabant. Afbeelding 6. Spreiding van bedrijven die in de periode 2007 – 2010 individuele subsidie hebben ontvangen van de provincie Noord-Brabant voor ontwikkeling van een verbrede landbouwactiviteit.
Bron: provincie Noord-Brabant, 2011
Procedure Gemiddeld zit er 6,5 maand tussen ontvangst van de aanvraag bij de provincie en de subsidiebeschikking, met als uitersten 1 maand en 24 maanden. De verschillen kunnen waarschijnlijk worden verklaard door de aanvullende informatie die tijdens de beoordeling wordt gevraagd en de snelheid waarmee die door de aanvrager wordt verstrekt. Volgens de provinciale registratie hebben 29 ondernemers nog niet het (totale) subsidie bedrag ontvangen (45%). Van 33 ondernemers (51%) is bekend dat de aanvraag afgerond is en 3 aanvragen lopen nog (4%). Conclusies enquête
Van de 64 ondernemers die bovengenoemde subsidiebeschikking hebben ontvangen is met 60 ondernemers gesproken ofwel 84% van de populatie. De overigen konden niet worden bereikt.
72% van de respondenten heeft het plan, waarvoor zij bij de provincie een subsidiebeschikking ontvingen, ook daadwerkelijk kunnen realiseren. De resterende 28% is hier nog mee bezig of heeft de plannen even voor zich uit moeten schuiven.
Land & Co
. 30 . Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Volgens het grootste deel van de respondenten draagt de neventak bij aan het voortbestaan van het agrarisch bedrijf (92%). Voor 76% hiervan is de bijdrage aan het voortbestaan echt realiteit. Voor de resterende 24% is dat een verwachting omdat het nog te vroeg is (bijvoorbeeld omdat de plannen nog niet geheel gerealiseerd zijn). Slechts één ondernemer heeft aangegeven dat de neventak niet winstgevend bleek (3%) en voor twee ondernemers gold dat de landbouw slechts als decor diende (5%) ofwel dat het geen reële economische activiteit meer is.
Als de ondernemer geen subsidie had ontvangen, zegt 78% toch de neventak te hebben ontwikkeld. Hiervan gaf 36% aan de plannen zonder subsidie soberder te hebben gerealiseerd en denkt 6% dat de realisatie zonder subsidie langer had geduurd. Deze twee percentages zijn waarschijnlijk hoger omdat de ondernemers dat ongevraagd aangaven. Slechts 14% geeft te kennen de neventak niet te hebben ontwikkeld zonder subsidie en nog eens 8% weet het niet.
Het grootste deel van de ondernemers vindt dat zij met hun nevenactiviteit bijdragen leveren aan de leefbaarheid én de verbinding tussen stad en platteland (beide 82%). Voor de werkgelegenheid, natuur en landschap is dat percentage lager maar ook noemenswaardig met respectievelijk: 62%, 50% en 42%.
Het grootste deel van de respondenten heeft de subsidie inmiddels geheel ontvangen (69%) waarbij het project is afgerond (en de beschikte subsidie is vastgesteld). Bij het resterende deel (31%) wachten zij nog op het geld of hebben zij dit deels ontvangen; waarschijnlijk omdat het project nog niet is afgerond.
Tot slot konden de ondernemers hun tevredenheid van de subsidieafhandeling uitdrukken in een cijfer tussen 0 en 10. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen respondenten waarbiij de subsidie beschikt maar nog niet vastgesteld is (project is nog in uitvoering) en die waarbij de subsidie wel is vastgesteld (project met laatste betaling is afgerond). Van de ondernemers waarbij hun project nog loopt, geeft 71% aan tevreden te zijn (cijfer 6 of hoger). Van de ondernemers waar het project geheel is afgesloten geeft 91% aan tevreden te zijn. Gemiddeld geeft de eerste groep het cijfer 7 en de tweede groep een 7,8.
Tot slot kregen de ondernemers in de gelegenheid voor aanvullende opmerkingen. De belangrijkste zijn:
De ondernemers spreken vaak hun waardering uit voor de subsidie die zij hebben ontvangen.
Veel ondernemers (17%) geven expliciet te kennen dat de procedure ingewikkeld is en betreuren het dat hiervoor vaak een duur adviesbureau in de hand genomen moet worden. De verwachting is dat het percentage hoger zou zijn uitgevallen als hier expliciet naar gevraagd zou zijn.
9% van de respondenten gaf aan dat de procedure erg lang duurt.
5% ervaart het oponthoud en onzekerheid bij de gemeentelijke vergunningverlening als vervelend.
Land & Co
. 31 . Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
3.3.3 Evaluatie subsidies aan gemeenschappelijke projecten Naast individuele bedrijven zijn ook projecten ondersteund waarin meerdere bedrijven worden bereikt. Deze projecten zijn gericht op versterking van ondernemersvaardigheden en van vermarkting van de nevenactiviteiten. De belangrijkste zijn de Interreg-projecten met meerdere deelnemende EU-regio’s: Lifescape your Landscape (2006-2008, met een breder doel); Innoverende Plattelands Economie (2005-2008) en Groeikans met Kempengoed als onderdeel (2009 - 2011). Daarnaast zijn er regionale projecten en algemene projecten ondersteund, hetzij via samenwerkingen van ondernemers, hetzij via LIB, de streekhuizen of Agro & Co. Het gaat onder meer om: Webwinkel Haiboerhai (30 boeren waarvan 15 uit Brabant); de 6 delige TV-serie Boer en Zorg uitgezonden door RVU op Nederland 2 met gemiddeld 200.000 kijkers per aflevering; en Landbouw en Zorg voor professionalisering agrariërs met een zorgtak, Branding Het Groene woud, certificeringstrajecten voor verbrede diensten, vermarkten van duinboerenproducten, Kempengoed Paviljoen, korte ketens in Het Groene Woud, en de diverse streekfestivals en fairs, zoals Week van de Smaak, die een podium boden voor verbrede agrariërs om hun producten en diensten te vermarkten. Uit de beschikbaar gestelde gegevens en rapportages blijkt dat via deze gemeenschappelijke projecten in de periode 2007 – 2010 meer dan 100 agrarische ondernemers hebben deelgenomen aan meerdaagse trainingen, bedrijfs- en marketingplannen, nieuwe product-marktcombinaties en/of nieuwe samenwerkingsvormen. Aan deze projecten (exclusief Lifescape) heeft de provincie circa 857.000 euro ingezet uit ILG én provinciale middelen. De totale omvang van deze projecten, door inzet van voornamelijk Europese middelen en die van het bedrijfsleven, bedraagt een veelvoud hiervan. Deze gemeenschappelijke projecten zijn zodoende een goede aanvulling gebleken op de bovengenoemde subsidies voor individuele bedrijven die op de fysieke bedrijfsaanpassingen zijn gericht.
3.3.4 Conclusies plattelandsuitvoering
Met de uitvoeringsgelden van het plattelandsbeleid is diversificatie van de landbouw als kans steviger ingezet dan zonder uitvoeringsgelden. In de reconstructieplannen van 2005 is verbreding genoemd als kans naast een (bij verweving of extensivering) passende landbouwtak. De woorden in de subsidiecriteria verschillen met de woorden in de uitvoeringsplannen (en r.o., zie 3.2): multifunctionele landbouw (verbreding of diversificatie) is in de evaluatieperiode duidelijk in een verkennende fase. De PMJP-doelstelling om in 2007 – 2013 het aantal van 100 bedrijven te ondersteunen in de ontwikkeling van hun neventak is ultimo 2010 al ruimschoots gehaald. Het gaat enerzijds om 69 bedrijven (= 64 + 5) op individuele basis en anderzijds om de meer dan 100 ondernemers die deelnamen aan de gemeenschappelijke projecten. Ook als een deel van de deelnemers overlapt, is het beoogde aantal gehaald. De bedrijven die een individuele bijdrage ontvingen, zijn vooral via de reconstructiegebieden geworven. Zij hebben bijgedragen aan de reconstructiedoelen. De bedrijven zelf beoordelen dat zij vooral bijdragen aan doelen van leefbaarheid. Bijna alle bedrijven geven aan dat zij de nevenactiviteit ook zonder subsidie zouden zijn gestart, zij het later, kleiner of soberder. Morele steun (erkenning), beleidssteun (traject vergunning) en steun in meer professionele opzet lijken mede drijfveren voor een subsidieaanvraag.
Land & Co
. 32 . Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Het tweede subsidiespoor lag in gemeenschappelijke projecten. Het is een goede strategie om veel deelnemers te bereiken. Uit de gesprekken is gebleken dat het doorgeven van de leerpunten van deze projecten binnen het ambtelijke en ondernemersnetwerk weinig aandacht krijgt, niet vanzelf gebeurt en lastig is. Aan de andere kant is geconstateerd dat de grotere projecten die een breed netwerk betrekken met een heel pakket aanleertrajecten, vermoedelijk het beste de leerpunten doorgeven. In de gesprekken is tevens benadrukt dat ‘het leren en kennisnemen’ nu gevolgd moet en kan worden in gezamenlijke optreden op de markt en positionering. De provincie Noord-Brabant heeft goed ingezet op benutten van Europese bijdragen, met name Interreg. Het doel van ‘diversificatie van niet-agrarische activiteiten’ heeft geleid tot steun aan een breed palet van nevenactiviteiten. De (in hoofdstuk 2 en 3 genoemde) aspecten van koppeling aan de landbouwtak, de mate van bedrijfsmatigheid van de neventak, de kans op bedrijfscontinuïteit, de relatie met de gebiedsdoelen en de sturing via r.o. zijn intern intensief besproken bij de toetsing van de aanvragen. Zo is er gaande het proces gestuurd in de invulling van deze aspecten en in de omvang van de financiële bijdrage. Evenzo is de (agrarische) kinderopvang aanleiding geweest voor veel discussie. Bij een vervolgfase is een uitwerking van deze aspecten noodzakelijk.
3.4 Gezondheidszorg, maatschappelijke zorg en onderwijs Er zijn in het kader van dit onderzoek geen gegevens over gezondheidszorg, maatschappelijke zorg en onderwijs verzameld. Het volgende is aan te stippen: In de periode 2003-2007 is bij de provincie het Transferpunt landbouw en zorg 4 jaar actief geweest. Door gecombineerde steun van POP (zie 3.3) kregen investeringen in zorglandbouw een extra kans. Vermoedelijk heeft dit er toe bijgedragen dat Brabant tweede provincie is in zorglandbouw (bron: interview betrokkene). Het beleidsdomein van de provincie in de zorg is nu beperkt tot jeugdzorg, overigens zonder financiële middelen. Er is hierbij geen aandacht voor jeugdzorg-landbouw of jeugdzorg in de buiten-omgeving. Recentelijk hebben de provincies besloten om toch extra middelen voor jeugdzorg te reserveren. Zorg verloopt verder geheel van de rijksoverheid via gemeenten en zorgverzekeraars naar cliënten en uitvoerders. Aandachtspunt voor de voortgang van (kleinschalige) zorglandbouw is de wijziging van de AWBZ per 2013. Ook de strategie van zorginstellingen is een aandachtspunt voor wat betreft de ruimtelijke grootschaligheid in kleinschalige plattelandsgebieden, de loskoppeling met de agrarische bedrijfsvoering en de verleiding van het platteland als goedkoop bouwterrein. De Provinciale Raad voor de Gezondheidszorg spant zich in voor de gezondheidsaspecten van de Brabantse burger. De relatie mens en dier is een belangrijk aspect geworden in hun (onafhankelijke) advisering. Vanuit (zorg)landbouw is gesignaleerd dat hierbij sterke nadruk ligt op risico’s en gevaren waardoor de voordelen van mens in relatie tot dier en immuunsysteem onderbelicht raken. Bij de Taskforce Multifunctionele Landbouw wordt gemeld (bron: interview) dat knelpunten in het omgaan met relatie mens en dier vooral in Brabant voorkomen en de ontwikkeling van een tweede tak vertragen. Gemeenten stellen (mede via GGD’s en Wet milieubeheer) onderzoeksvragen over gezondheid die tot spanning leiden in procedures, investeringen, voortgang zorgaanbod/vraag en integriteit (motivatie, drijfveren).
Land & Co
. 33 . Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Conclusie gezondheidszorg, maatschappelijke zorg en onderwijs Zorg ligt in de aard van Brabant en dus is het een sterke tak in de Brabantse multifunctionele landbouw. De kleinschaligheid en verbondenheid met de agrarische tak is nu de kracht voor het platteland. De organisatie van zorgstelsel en strategie van zorginstellingen kunnen afbreuk doen aan de huidige betekenis van zorglandbouw. Een meerzijdige discussie over de gezondheidsrelatie mens en dier is hierbij voor alle partijen van belang.
Voor de Wet Kinderopvang is het bevoegd gezag de gemeente. De wetgever delegeert de uitvoering van het toezicht aan de GGD. Voor agrarische kinderopvang betekent dit dat er een nieuwe en extra toezichthouder het erf betreedt, die relatief onbekend is met de landbouw en met de drijfveren van zorgboeren. Kinderboerderijen en zorglandbouw voor kinderen vallen niet onder de Wet Kinderopvang.
3.5 Agenda van Brabant De Agenda van Brabant verwoordt de ambitie en missie van het huidige college. Zij wil slagvaardigheid door focus op kerntaken (domein) van ruimte, bereikbaarheid, regionaal economisch beleid en cultuur.
Persbericht van 27 april 2010: “‘Traditie en technologie’ is het motto van de Agenda van Brabant. (…) Een kleinere en slagvaardigere organisatie die zich richt op het ruimtelijk en economisch domein met een beperkt aantal kerntaken. Zo wordt op verantwoorde wijze met de bezuinigingen die het Rijk oplegt omgegaan. (…) met als kerntaken de ruimtelijke ontwikkeling en inrichting (w.o. platteland, milieu, energie en klimaat), bereikbaarheid, regionaal economisch beleid en cultuur.” De bijlage erbij vermeldt als voorbeeld van ingrepen die in 2015 gerealiseerd worden: “stoppen met verbreding landbouw en duurzaamheidsimpuls landbouw”. Conclusie Agenda van Brabant Nieuwe ondernemersactiviteiten op landbouwbedrijven zijn onderwerp van de kerntaken. Er is meer focus nodig van de nieuwe ‘landbouw’- activiteiten en deze kerntaken. Die focus ligt in de betekenis van multifunctionele landbouw voor ruimtelijke winst (Structuurvisie is helder), mobiliteit (korte distributieketens), regionale economie (werkgelegenheid, zorgeconomie, vestigingsfactoren) en cultuur (leefbaarheid, identiteit, regionale verantwoordelijkheid). Het herformuleren van ‘verbreding’ naar de termen van de kerntaken is een kans om multifunctionele landbouw neer te zetten (positionering, profilering, nieuwe marktnetwerken) als een volwaardige nieuwe plattelandseconomie, die bij Brabant hoort en Brabant verrijkt. Deze nieuwe multifunctionele landbouw sluit aan bij de provinciale opgave, verwoord als ‘De kunst van het samenleven’. Bronnen bij hoofdstuk 3 1. 2. 3. 4. 5.
Wat mag ik?, Taskforce Multifunctionele Landbouw, oktober 2010 Streekplan Noord-Brabant, provincie Noord-Brabant, 2002 Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant, provincie Noord-Brabant, PS 1 oktober 2010 Nota Buitengebied In Ontwikkeling, provincie Noord-Brabant, GS 20 juli 2004 Verordening Ruimte 2010, provincie Noord-Brabant, PS 17 december 2010
Land & Co
6.
. 34 . Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Multifunctionele landbouw en ruimtelijke ordening; handreikingen voor gemeentelijke plattelandsontwikkelingen, VNG, januari 2011 (eindred. H. Wieringa) 7. Ideeënboek multifunctionele landbouw in ruimtelijke ordening; suggesties van stedenbouwkundige bureaus voor beleid en regelgeving, januari 2011 (eindred. H. Wieringa) 8. 95 vragen en antwoorden over regels rond multifunctionele landbouw, uitleg bij onduidelijke wet- en regelgeving, Taskforce Multifunctionele Landbouw en Instituut voor Agrarisch Recht ism AntwoordvoorBedrijven.nl, (eindred. H. Wieringa en W. Bruil), december 2010. Ook te raadplegen op www.landregels.nl 9. Ruimte voor biologische landbouw, onderzoek naar stimulerende beleidsinstrumenten in de ruimtelijke e ordening , IPO, 2 druk 2007, H. Wieringa en M. van Boxtel 10. Thuis op de zorgboerderij; handreiking kleinschalig wonen voor ouderen met dementie, Taskforce/Vitans/WUR-LEI, 2010 11. De boer op, het land in; voorbeelden van een toegankelijk platteland, Taskforce Multifunctionele Landbouw, S. Bode en E. Kok, februari 2010 12. Economische kansen in Het Groene Woud, Kamer van Koophandel/Grontmij, P. Laan, september 2010
4.
Conclusies en aanbevelingen
Land & Co
. 36 .
Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Het evaluatieonderzoek leidt tot de volgende conclusies en aanbevelingen. Leerpunten uit provinciaal beleid, plattelandsuitvoering en subsidies, 2005 - 2010 De evaluatieperiode 2005 – 2010 kan voor de provincie worden gezien als een pioniersperiode naar de rol van verbreding. Verbreding is in deze periode niet ingevuld naar een gewenste invulling (aard of type nevenactiviteit). De invulling van nevenactiviteiten op landbouwbedrijven werden bepaald door specifieke doelen van vrijkomende gebouwen, behoud cultuurhistorische gebouwen, extensiverings-gebieden, kernrandzones. De boer mag er iets bij doen als dit een ander beleidsprobleem oplost. Omdat de nevenactiviteiten zelf niet ingevuld waren (welke nevenactiviteit is gewenst), ontstonden bij de toetsing van subsidies en r.o. discussies over die invulling. Het ging dan over de gewenste koppeling van de nevenactiviteit aan de landbouw, de relatie met de gebiedsdoelen, de verkeerseffecten, de oppervlakten, en de subsidiehoogte voor (grote) investeringen. Deze ‘speelruimte’ bood kansen voor experimenten (en wellicht fouten). De pioniersperiode kan worden afgesloten: beleid en bedrijven hebben behoefte aan richting. Sinds 2007 zijn 64 bedrijven direct met fysieke investeringen, en vele bedrijven als deelnemer in de samenwerkingsprojecten gesteund. De conclusie is dat de PMJPdoelstelling om 100 bedrijven te bereiken, reeds is behaald. De effectiviteit van de subsidies voor samenwerkingsprojecten lag vooral in een scherpere inzet op kwaliteit en professionalisering bij de investeringen in een tweede tak.
Verwachtingen en kansen voor multifunctionele landbouw in Noord-Brabant Multifunctionele landbouw is een blijvend, tweede spoor van landbouw, en het is een spoor van regionale economie. De cijfers van de Taskforce Multifunctionele Landbouw laten zien dat verbreding een substantiële betekenis heeft voor regionale economie in Noord-Brabant. Er is onderscheid te maken in verbreding als vorm van (kleinschalige) ontvangst van bezoekers, en als tweede inkomstenbron. Als inkomstenbron is het geen tijdelijk en geen marginaal fenomeen. Het is een nieuw spoor voor bedrijfscontinuïteit (met andere passies en talenten), ook van de landbouwtak. In Noord-Brabant zijn van oudsher de marktgeoriënteerde neventakken sterk, namelijk boerderijverkoop en recreatie. Zij vereisen marktgericht ondernemerschap. Schaalvergroting (ook ruimtelijk), uniformering (landelijke formules), verkeerstoeloop, losraken van landbouwproductie en losraken van de plek (landschap, historie) zijn gesignaleerd als zwaktes voor een blijvende ‘groene’ profilering en maatschappelijke acceptatie. Aanbevolen wordt om naar buiten toe (landelijk) de Brabantse kenmerken en sterktes meer in te zetten en deze naar binnen toe te professionaliseren. Noord-Brabant is sterk in zorg, en in het verlengde daarvan in de zorglandbouw. Zorglandbouw is sterk gegroeid mede door invloed van het zorgstelsel. Zwakte is de afhankelijkheid van het zorgstelsel, die leidt tot schaalvergroting en tot het losraken van zorg met ‘echte’ landbouwproductie, alsmede de aspecten van gezondheid. Aanbevolen wordt om bedrijven te stimuleren om sterker in te zetten op eigen positionering in de regionale zorgstructuren met behoud van een eigen kleinschalig en op ‘landbouwwerk’ gerichte zorg. De koppeling met de agrarische tak en daarmee de relatie met
Land & Co
. 37 .
Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
gebiedsdoelen (landschap, verkeer) moeten in het buitengebied leidend blijven voor de invulling van de zorgdoelen. Alleen binnen een landbouwkader kan ook het gezondheidsvraagstuk van cliënten werkend in de veehouderij en van kinderopvang, worden beantwoord. De impact van multifunctionele landbouw is breed: verbreding voldoet aan de stedelijke behoeftes van Brabant en versterkt zo de samenhang stad-land voor bewoners (recreatie, vestigingsfactor, leefklimaat). Een tweede tak leidt tot investeringen die aansluiten bij de gebiedskenmerken en gebiedsdoelen. Multifunctionele landbouw behoudt werkgelegenheid op het platteland, voor nieuwe groepen ondernemers en partners, en biedt meer kansen voor opvolging. De sociaal-economische impact is onderbelicht in beleid ten opzichte van de ruimtelijke afwegingen. Multifunctionele landbouw zal in Noord-Brabant drie sporen kennen. Het eerste spoor is gericht op nieuwe verbindingen met de stads- en dorpsbewoners waarmee multifunctionele landbouw bijdraagt aan een goed woon- werk- en leefklimaat en aan de vestigingsfactoren. De landbouwtak in dit spoor zal meer en meer rekening houden met de bezoeker en met regionale afzet van producten en diensten. Het tweede spoor is gericht op imago, innovatie en informatie van de mondiaal gerichte landbouw. Dit betreft met name de varkens- en pluimveehouderij en (glas)tuinbouw (en ook paddenstoelenteelt) en afgeleide activiteiten van energieproductie, biomassa of verwerking en verpakking. Hier zal de tweede tak zich richten op demonstratie met de gelegenheid voor bezoekers om hiervan passief of actief kennis te nemen. Per gebied is te kiezen welk spoor is gewenst. Het derde spoor is gericht op gastvrijheid en betreft alle bedrijven: elk bedrijf zal gastvrij willen zijn voor scholen, open dagen et cetera, en dit geldt dus zonder meer overal.
Land & Co
. 38 .
Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Aanbevelingen meest sturende en ondersteunende beleidsthema’s en instrumenten
Ruimte, inrichting en regionale economie Multifunctionele landbouw als tweede spoor van landbouw vereist bijbehorend r.o.-beleid. De ontwikkeling van multifunctionele landbouwbedrijven als dragers van een nieuwe economie, mist een goede doorwerking in r.o.-beleid. Het is van belang onderscheid te maken in ruimtelijk kleinschalige activiteiten van ontvangst van bezoekers, en in activiteiten gericht op een tweede inkomstenbron. Het vab-beleid –invulling van leeg gebouw– leidt niet zonder meer tot gewenste kwaliteiten en kan als zelfstandig beleidsspoor in r.o. worden verlaten. De multifunctionele landbouwbedrijven met een tweede inkomstentak hebben vooral behoefte aan richting, zowel voor positionering op de markt als voor de juiste bijdrage aan beleidsdoelen. Die richting gaat over: een Brabantse positionering op de landelijke markt (identiteit), betere marktbinding in de regio (retail, zorgstructuur), en koppeling van de tweede tak aan de agrarische tak en daarmee aan grondgebruik en (economische, sociale en ruimtelijke) gebiedsdoelen (incl. verkeer). De provinciale gebiedspaspoorten vormen een belangrijke richting. Provinciale gelden behoeven niet meer te worden ingezet op individuele fysieke bedrijfsinvesteringen. De behoefte ligt nu in steun voor marktsamenwerking, het vasthouden van leerervaringen, en het aanknopen van nieuwe netwerken en partners. Zowel kleinere bedragen voor nieuwe experimenten en impulsen, als grotere bedragen voor structurele marktbinding kunnen -zij het op verschillende wijze- goed bijdragen. De neventakken van natuur- en landschapsbeheer, zorg en kinderopvang zijn sterk afhankelijk van subsidiestelsel en fiscale systeem. Het nieuwe Europese landbouwbeleid (GLB) stuurt aan op een beloningsstructuur van diensten. Hierbij denkt zij met name aan diensten van boerensamenwerkingen. Voortzetting van de Brabantse kracht om Europese bijdragen te werven, en alert voorsorteren op het nieuwe GLB kunnen juist voor deze sectoren van bijzonder belang zijn. Burgers-grondeigenaren en bedrijven met de landbouw als neventak zoeken een plek en vragen eveneens om ‘ruimte’. Op dit punt is onderzoek en nieuw beleid naar hun bijdrage aan beleidsdoelen dringend nodig.
Land & Co
. 39 .
Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Ruimtelijke ontwikkeling De opkomst van multifunctionele landbouw leidt tot nieuwe ingangen naar de betekenis van landbouw op het Brabantse platteland. In het onderzoek is opgemerkt: De toekomst van de landbouw in Noord-Brabant, -of wel de sociale, economische en ruimtelijke plek van de landbouw in Noord-Brabant- is een beleidsvraag waarin velen een belangrijke verbindende rol van de provincie zien 1). Het gemeentelijk niveau is te vaak gedomineerd door lokale spanningen en (werk)druk om bestemmingsplannen en Wabo op gang te houden. De provincie zou voor (multifunctionele) landbouwvragen een facilitaire en verbindende (en niet: regelende) rol voor gemeenten kunnen vervullen. Europa heeft aan de regio als schaalniveau van plattelandssteun een belangrijke rol toegekend: nu is de provincie echter georiënteerd op regie van uitvoeringsgeld (reconstructie, beheer), meer dan op regie van regionale economie en sociale kwaliteit. (Multifunctionele) landbouw als motor van regionale economie en van kwaliteitsinzet voor Brabantstad (vestigingsfactoren, woon-, werk- en leefklimaat) raken onderbelicht. De keuze voor multifunctionele gebieden (Structuurvisie) en voor metropolitane gebieden bieden aanknopingspunten voor aanscherping van de betekenis van landbouw en voedselbeschikbaarheid. Onze handelswijzen rondom voedsel en eten werken door in stedenbouwkundige en mobiliteitsvragen, zoals van Brabantstad 2). In dit verlengde hiervan verdient het aanbeveling dat Brabant een regierol neemt in een open debat over de relatie mens en dier, juist vanwege de uniek hoge dichtheid van het aantal dieren per inwoner en per hectare in Brabant, en de betekenis van dieren op de Brabantse multifunctionele landbouwbedrijven.
1) Resultaten Commissie Van Doorn inzake megastallen waren nog niet bekend bij het opstellen van deze eindrapportage. 2) De relatie stedenbouw en voedselstrategie is helder verwoord in het boek De Hongerige Stad, Carolyn Steel, maart 2011.
Land & Co
. 40 .
Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Bijlage 1 Onderzoeksvragen Evaluatievragen – notitie multifunctionele landbouw Doelstelling evaluatie a. verantwoording van de middelen en instrumenten die de provincie heeft ingezet (uit eigen middelen, van het Rijk en Europees), dient de evaluatie inzicht te geven in: b. realisatie van de doelen (zoals beschreven in de relevante beleidstukken en verslagen van majeure projecten) c.
effectiviteit van de ingezette instrumenten (geldigheid beleidstheorie en feitelijke uitvoering.)
d.
aanbevelingen voor de toekomst (rekening houdend met de veranderde maatschappelijke en bestuurlijke context)
Evaluatievragen (draagt de multifunctionele landbouw bij aan het realiseren van de provinciale beleidsopgaven?) 1. Hoe heeft de multifunctionele landbouw zich ontwikkeld in Noord-Brabant, qua aantal, omzet en impact? 2.
Hoe is deze impact in relatie tot de provinciale beleidsthema’s zoals RO, milieu, natuur en landschap, economie, werkgelegenheid, duurzame plattelandsontwikkeling, maar ook tot daarvan afgeleide (maatschappelijke) thema’s zoals vermaatschappelijking van de landbouw en verbinding stad-platteland, cq betekenis voor de stad.
3.
Hoe is deze ontwikkeling in vergelijking met de rest van Nederland?
4. Wat zijn de oorzaken van de verschillen tussen Brabant en Nederland? (welke rol heeft de provincie gespeeld voor de multifunctionele landbouw en was de rolinvulling effectief?) 5. Welke instrumenten heeft de provincie sinds 2005 ingezet die de ontwikkeling van de multifunctionele landbouw raken? 6.
Wat is globaal de impact van het provinciaal ruimtelijke beleid op de ontwikkeling van de multifunctionele landbouw?
7.
Hoeveel bedrijven zijn bediend met de pMJP-regeling (provinciaal meerjarenplan) ‘diversificatie naar niet agrarische activiteiten’ voor dit doel?
8.
Heeft deze regeling het beoogde effect gehad: is door de subsidie de nevenactiviteit daadwerkelijk gestart of verbeterd dan wel vergroot; zijn de plannen gerealiseerd; welke problemen deden zich voor bij de uitvoering; zijn er professionele ketens ontwikkeld; hoe verloopt de exploitatie; is men tevreden met de wijze waarop de provincie de aanvraag heeft behandeld? (enquêtevragen naar ondersteunde bedrijven)
9.
Wat zijn de effecten van de belangrijkste andere projecten en trajecten die de provincie heeft ondersteund
rond de multifunctionele landbouw (zoals Interreg Groeikans)? (aanbevelingen voor de toekomst) 10. Wat zijn de belangrijkste lessen uit de periode 2005 - 2010? 11. Wat zijn de verwachte ontwikkelingen in de multifunctionele landbouw voor de komende 5 a 10 jaar en welke maatschappelijke thema’s en provinciale beleidsopgaven raken deze ontwikkelingen het meest? 12. Welke rol voor de multifunctionele landbouw past het best bij de provincie nieuwe stijl (verwijzend naar de Agenda van Brabant)? 13. Welke instrumenten zijn het meest geëigend om deze rol vorm te geven?
Land & Co
. 41 .
Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Bijlage 2 Cijfers en ontwikkelingen Noord-Brabant Integrale weergave Hoofdstuk 13 Provincie Noord-Brabant, uit Kijk op multifunctionele landbouw; ontwikkelingen per provincie, WUR-LEI, A. Roest en A. Schouten, september 2010
13
Provincie Noord-Brabant
Aantal en ontwikkeling multifunctionele landbouwbedrijven In de periode 2005-2009 is alleen het aantal bedrijven met zorg toegenomen (zie tabel 13.1). Het aantal en percentage bedrijven met natuurbeheer is sterk gedaald in deze periode. Het aantal bedrijven met recreatie is gedaald in de periode 2007-2009, maar is in percentage ten opzichte van het aantal agrarische bedrijven constant gebleven. Tabel 13.1
Sector
Zorgboerderijen Verkoop Verwerking Natuurbeheer Recreatie Totaal landbouwbedrijven
Ontwikkeling van het aantal bedrijven met multifunctionele activiteiten ten opzichte van het aantal landbouwbedrijven in Noord-Brabant, 2005-2009 2005 2007
2009
aantal % totaal aantal bedrijven aantal bedrijven landbouwbedrijven
% totaal aantal landbouwbedrijven
aantal bedrijven
% totaal aantal landbouwbedrijven
87 875 146 723 391 14.521
0.7 3.7 0.6 2.6 2.4
106 414 70 246 307 12.985
0.8 3.2 0.5 1.9 2.4
0.6 6.0 1.0 5.0 2.7
98 512 87 359 331 13.658
Bron: CBS-Landbouwtelling, bewerking LEI.
Spreiding multifunctionele landbouwbedrijven Opvallend is dat de concentratie van landbouwbedrijven met multifunctionele activiteiten verspreid ligt over de provincie en slechts in een paar gemeenten er uit springt (zie figuur 13.1). De belangrijkste multifunctionele activiteiten in deze concentratiegebieden zijn boerderijverkoop en toerisme (zie figuur 13.2). In tegenstelling tot figuur 13.1 laat figuur 13.3 zien dat het aantal multifunctionele activiteiten sterk is afgenomen in het westen van Noord-Brabant. In het oosten laten een aantal gemeenten een constant of een stijgend beeld zien.
Land & Co
Figuur 13.1
. 42 .
Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Verhouding multifunctionele activiteiten ten opzichte van het totaal aantal landbouwbedrijven in de provincie Noord-Brabant, 2009
% van landbouwbedrijven
Bron: CBS-Landbouwtelling, bewerking LEI.
Figuur 13.2
Samenstelling multifunctionele activiteiten per gemeente in de provincie NoordBrabant, 2009
Bron: CBS-Landbouwtelling, bewerking LEI.
Land & Co
Figuur 13.3
. 43 .
Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Ontwikkeling aantal multifunctionele activiteiten per gemeente in de provincie Noord-Brabant over de periode 2005-2009
Bron: CBS-Landbouwtelling, bewerking LEI.
Omzet multifunctionele landbouwbedrijven In de provincie Noord-Brabant is met € 46,3 mln. 15,0% van de totale omzet uit multifunctionele activiteiten in Nederland in 2009 behaald (zie tabel 13.2). Boerderijverkoop is een belangrijke sector voor de omzet. Dit is een aandachtspunt, omdat deze sector de sterkste daling door de jaren laat zien en er gekeken moet worden of alleen het aantal bedrijven afneemt en daarmee ook de omzet of dat de omzet van boerderijverkoop gelijk blijft (door de opschaling van bestaande bedrijven met huisverkoop). Recreatie en toerisme heeft ook een belangrijk aandeel in de omzet. Tabel 13.2 Sector
Zorgboerderijen Boerderijverkoop Natuurbeheer Recreatie en toerisme Totaal
Totaaloverzicht omzetschattingen voor 2007-2009 a) Aantal Per bedrijf Gemiddelde omzet in mln. bedrijven * 1.000 euro euro Noord-Brabant 2007 2009 2007 2009 98 106 60-85 5,8 7,7 512 414 42-70 16,1 23,9 359 246 5-7 2,5 1,4 331 307 38-48 10,1 13,3 34,5 46,3
Gemiddelde omzet in mln. euro NL 51,4 129,9 33,4 94,8 309,5
a) Omzetrange en aantal bedrijven zijn niet vermenigvuldigbaar. Dit geldt ook voor het totaal aantal verbrede bedrijven. De meeste bedrijven hebben meerdere verbredingsactiviteiten. Bronnen: CBS-Landbouwtelling, Roest et al. (2010), bewerking LEI.
Land & Co
. 44 .
Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Bijlage 3 Relevante beleidsdocumenten Streekplan 2002 Hoofdstuk visie. Vijf leidende principes: lagenbenadering, zuinig ruimtegebruik, concentratie van verstedelijking, zonering van het buitengebied en grensoverschrijdend denken en handelen. “Nevenactiviteiten zoals agrarisch natuurbeheer, toerisme en recreatie resulteren in een goed inkomen voor de boer en zorgen voor verrijking van natuur en landschap. In stedelijke regio’s zijn er goede kansen voor verbrede landbouwbedrijven die inspelen op de stedelijke vraag naar agrarische en andere producten, zoals zorg en recreatie.” “Lange tijd zijn toerisme en recreatie in het buitengebied door velen gezien als ondergeschikte activiteiten. Wij nemen in dit streekplan afstand van deze opvatting. Toerisme en recreatie zijn in onze ogen nevengeschikte activiteiten in het buitengebied, die de economische vitaliteit van het buitengebied bevorderen, onder meer in de vorm van verbrede landbouw.(…) handhaven wij in dit plan de groene hoofdstructuur (GHS) die is ingevoerd in het ‘Streekplan Noord-Brabant’ (1992).” (pag 43, 44) Hoofdstuk Beleidslijnen “…wil de provincie ruimte geven aan landschapscampings. (…) aansluitend bij bestaande of voormalige (agrarische) bouwblokken.(…) wordt een onafhankelijke adviescommissie ingesteld.” (pag 111) “Nieuwe dagrecreatiepunten (…) kan dan bijvoorbeeld gaan om kleinschalige recreatieve nevenactiviteiten op een boerderij of om de omzetting van een voormalige boerderij in een kleinschalige horecagelegenheid.”(pag 113). “…in bebouwingsconcentraties buiten de groene hoofdstructuur toegestaan dat voormalige agrarische bedrijfslocaties benut worden voor niet aan het buitengebied gebonden bedrijvigheid.”(pag 118) ‘Nota BIO’ De Nota Buitengebied In Ontwikkeling ( GS 20 juli 2004) “..bieden wij ontwikkelingsruimte op een drietal aspecten. Ten eerste geldt dit voor hergebruiksmogelijkheden van VAB’s (…) van bebouwingsconcentraties. (…) Ten tweede wordt een verruiming beoogd van de hergebruiksmogelijkheden van VAB’s in het buitengebied. (…). Ten derde is gebleken dat behoefte bestaat aan een duidelijke beleidslijn ten aanzien van paardenhouderijen, verbrede landbouw en nevenfuncties.” (pag 9). Beleidsregels, begrippen “Verbrede landbouw: het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwblok, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering. Nevenfunctie: het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwblok, die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen.” (pag 13).
Land & Co
. 45 .
Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
“5. Beleidslijn Nevenfuncties en Verbrede landbouw “Wij beoordelen nevenfuncties als vervolgfuncties. (…) Wij hanteren deze beleidslijn omdat uit de praktijk blijkt dat eenmaal opgestarte nevenfuncties steeds verder worden uitgebouwd tot hoofdfunctie waarna de agrarische activiteiten worden gestaakt. Uit jurisprudentie blijkt dat het moeilijk, zo niet onmogelijk, is om (…) te saneren zodat er sprake is van voldongen feiten.” 5.2 Verbrede landbouw. Een specifieke vorm van nevenfuncties betreft de verbrede landbouw. Verbrede landbouw kan gezien worden als 'agrariërs met iets erbij'. De nevenfuncties zijn direct gerelateerd aan het verder in stand te houden agrarische bedrijf; de activiteit hangt samen met de agrarische bedrijfsvoering of staat ten dienste van het bedrijf. Agro-toerisme, waaronder minicampings, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten, de verkoop van streekeigen producten en zorgboerderijen zijn voorbeelden van 'verbrede landbouw'.”(…) Voor verbrede landbouw laten wij het principe los dat de op te starten activiteit alleen mogelijk is indien deze ook als vervolgfunctie is toegestaan. (…) Voor het toelaten van verbrede landbouwactiviteiten op het bouwblok dient een passende maximale maatvoering te worden gesteld. Indien de verbrede landbouwactiviteit de hoofdfunctie wordt, past dit immers niet meer binnen de bestemming van het agrarische bedrijf. (…) Voor de verkoop van ter plaatse vervaardigde producten is een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van circa 100 m2 in het algemeen voldoende. (…) voorkomen moet worden dat het agrarische bouwblok als gevolge van het opstarten van dergelijke activiteiten uitbreiding behoeft.” (pag.24, 25) Structuurvisie 2010 Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden (PS 1 oktober 2010). De Structuurvisie benoemt vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft een ontwikkelingsrichting mee in de vorm van ‘gebiedspaspoorten’. Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen waaronder de visie Agro & Food Cluster West-Brabant (AFCWB). In relatie tot multifunctionele landbouw stelt de Structuuurvisie: “2.2.4. Veranderend landelijk gebied Het Brabantse landelijke gebied verandert snel. De land- en tuinbouw in Noord-Brabant zit in een belangrijke transitiefase. De wereldmarkt en het Europese beleid (o.a. de POP plattelandsontwikkeling 2013) bepalen dit voor een groot deel. Er zijn twee verschillende ontwikkelingsrichtingen te onderscheiden. De eerste is de ontwikkeling van een gebiedseconomie met een verdergaande menging van functies en verbreding van agrarische activiteiten met streekproducten, zorgverblijven, recreatief verblijf en landschapsbeheer. Deze ontwikkeling sluit aan op de toenemende vragen vanuit de samenleving (de stad) om het buitengebied meer te kunnen gebruiken voor andere functies. Maar ook bij de behoefte aan het behoud van voorzieningen die belangrijk zijn voor de leefbaarheid van het landelijk gebied voor haar bewoners. Het platteland vervult een belangrijke rol voor recreatie, toerisme en kleinschalige zorgeconomie. Daarnaast is de kwaliteit van het landelijk gebied steeds belangrijker voor een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat van Noord-Brabant.(…) Een tweede ontwikkelingsrichting in het landelijk gebied is een toenemende specialisatie met schaalvergroting van de landbouw. Dat doet zich in Noord-Brabant vooral voor bij glastuinbouw, intensieve veehouderij, rundveehouderij, akkerbouw, vollegrondstuinbouw en boomteelt. Voor de toekomst van deze vormen van landbouw is het van groot belang verdere verduurzaming van de sector door te voeren en waar mogelijk te versnellen. Hierbij wordt tevens de relatie gelegd met de hele agrofoodketen om zo de verbinding producent consument te zekeren.
Land & Co
. 46 .
Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Het wordt in toenemende mate lastiger om deze twee ontwikkelingen in het landelijk gebied met elkaar te combineren. Het leidt tot confrontaties tussen ontwikkelingen onderling en tussen de grootschaligheid en het fijnmazige en afwisselende landelijk gebied van NoordBrabant. Bovendien wordt de landbouw geconfronteerd met regelgeving en maatschappelijke wensen op het gebied van milieu, dierwelzijn en volksgezondheid. In Noord-Brabant is de mensdierdichtheid relatief groot met daardoor een verhoogd risico dat ziekten worden overgedragen van dier naar mens. Dit vraagt om een duurzame landbouw waarbij risico´s voorkomen en beheersbaar worden. Uit het oogpunt van volksgezondheid is daarbij vooral de interne bedrijfsvoering van belang. Door de inwerkingtreding van wetgeving op het gebied van huisvesting van dieren en ammoniak is de verwachting dat een aanzienlijk deel van de bestaande veehouderijbedrijven de bedrijfsvoering zal beëindigen. Bij de overblijvende bedrijven treedt schaalvergroting op. Vooral in een sterk verweven gebied als Noord-Brabant is dit voor de landbouw een belangrijk gegeven. De opgave is om de ontwikkelingen in het landelijke gebied zodanig vorm te geven dat er sprake is van een duurzaam en vitaal platteland.” Dit leidt tot de beleidskeuze: “3.3. Een multifunctioneel landelijk gebied In het landelijk gebied komt de ontwikkeling van agrarische bedrijven door schaalvergroting en intensivering steeds vaker in strijd met de doelen voor een gezonde en schone leefomgeving en behoud en ontwikkeling van natuur en landschap. Daarom kiest de provincie voor een integrale aanpak van de opgaven, waarbij multifunctioneel gebruik van het landelijk gebied uitgangspunt is. Hierbij geldt dat de risico´s voor de volksgezondheid verminderd moeten worden. Een snelle signalering van risico´s en het beheersbaar maken van de risico´s zijn daarbij van belang. Naast maatregelen op bedrijfsniveau wordt bezien of ook de inrichting van het landelijk gebied hieraan bijdraagt. In gebieden waar de ontwikkeling van de landbouw samen met ontwikkeling van natuur, landschap, recreatie, wonen, werken en zorg van belang is voor de plattelandseconomie, biedt de provincie ruimte voor menging van deze functies. De provincie wil dat de verschillende functies zich daar in evenwicht met elkaar ontwikkelen. Het gaat hier om gebieden als de Meierij, de Baronie, Het Groene Woud, de Kempen, de Maashorst, de Brabantse Wal en de oeverwallen langs de rivieren. In een aantal gebieden is de landbouw dominant en wil de provincie de aanwezige ruimte behouden voor agrarische ontwikkelingen. Hier streeft de provincie naar een optimale en duurzame ontwikkeling van in die gebieden aanwezige landbouwsectoren. Naast de landbouwontwikkelingsgebieden en de vestigingsgebieden glastuinbouw zijn dat de omgeving van Zundert (boomteelt), de Peel (intensieve veehouderij en glastuinbouw), de zeeklei (glastuinbouw en akkerbouw) en jonge rivierklei gebieden (rundveehouderij) de gebieden waar de agrarische functie voor de toekomst behouden moet blijven. Ontwikkelingen dragen bij aan de verbetering van een schone, groene en gezonde woon- en leefomgeving.” De rol en inzet van de provincie is hierbij: “4.1 (…) De provincie zet voor het realiseren van haar doelen vier manieren van sturen in. De kernrollen van de provincie komen in elk van deze vier manieren van sturen terug…”, te weten: (1) regionaal samenwerken, (2) zelf het initiatief nemen bij ruimtelijke ontwikkelingen, door (mee) te gaan ontwikkelen, (3) bescherming van waarden en (4) stimuleren van die ruimtelijke ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan de realisatie van de provinciale doelen.
Land & Co
. 47 .
Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Bron: Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant, 2010
Verordening Ruimte 2010 Vastgesteld PS 17 december 2010. a) Toelichting. Bij artikel 11.6 Regels voor niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen “Eerste lid: voorwaarden inzake VAB-vestiging Niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen kunnen in de groenblauwe mantel en agrarisch gebied vestigen en uitbreiden mits er bij vestiging sprake is van hergebruik van een bestaande locatie als bedoeld in artikel 2.1, een zogenaamde VAB-vestiging. Belangrijke voorwaarden zijn dat deze bedrijven behoren tot de milieucategorie 1 of 2, waarbij de bouwblokgrootte ten hoogste 5000 m2 is. Dit laatste sluit dan aan op de regeling bestaande en nieuw te vestigen bedrijven in kernen in landelijk gebied (art. 3.8). Verder dient de eventuele vestiging of uitbreiding niet te leiden tot een voorziening met een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie of tot een, al dan niet zelfstandige, detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2. Ten slotte zijn er nog voorwaarden die betrekking hebben op de inrichting van het bestemmingsvlak. Wij verwachten van gemeenten dat zij bij de voorbereiding van een desbetreffend bestemmingsplan deze voorwaarden concretiseren en bijvoorbeeld een bij de
Land & Co
. 48 .
Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
omgeving passende regeling opnemen, waaronder maximale maatvoeringen en bouwhoogten.” b) Regels. -Artikel 1: geen begrippen van nevenfuncties, verbreding, verbrede of multifunctionele landbouw, zorglandbouw of niet-agrarische ontwikkelingen. Wel: agrarisch bedrijf, volwaardig agrarisch bedrijf, horeca, en VAB-vestiging. -Artikel 1, sub 77 VAB-vestiging : vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling waarbij gebruik wordt gemaakt van een bestaand bestemmingsvlak of bouwblok waarbinnen het geldend bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m2 toestaat; -Hoofdstuk 8. Agrarisch gebied. Bevat geen regels over verbrede of multifunctionele landbouw. -Artikel 11.6 Regels voor niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen. “Een bestemmingsplan …kan voorzien in een VAB-vestiging of een uitbreiding van een niet-agrarische ruimtelijke ontwikkeling…mits….” Project Revitalisering Landelijk Gebied, Koepelplan reconstructie concentratiegebieden, 2001 “Integrale zonering bestaat uit (…) drie zones. De ontwikkelingsmogelijkheden voor de gebruiksfuncties verschillen per zone: 1.In landbouwontwikkelingsbieden (…) 2.In verwevingsgebieden zijn landbouw en omgevingskwaliteiten (…) verweven (…) 3.Extenisveringsgebieden herbergen grote (…) waarden. Deze waarden kunnen voorkomen naast of verweven zijn met rondgebonden landbouw, of met kleinschalige, extensieve recreatie.” (pag 71, 72). “In landbouwontwikkelingsgebieden (..): verbrede landbouw is beperkt mogelijk. De ontwikkeling van verbrede landbouw mag de ontwikkeling van gespecialiseerde landbouw in het gebied niet hinderen. (…) In verwevingsgebieden (…): Verbrede landbouw heeft ruime ontwikkelingsmogelijkheden. Wel geldt steeds als randvoorwaarde dat de landbouwtak bij het betreffende gebied moet passen. (…) (pag 78) In extensiveringsgebieden: Verbrede landbouw heeft ruime ontwikkelingsmogelijkheden in de 250 meter zones en in de kernrandgebieden. In andere gebieden, met uitzondering van de GHS-natuur, zijn ook ontwikkelingsmogelijkheden. Wel geldt steeds als randvoorwaarde dat de landbouwtak bij het betreffende gebied moet passen. (…) (pag 82) “Par. 9.2.4 Verbrede landbouw. “Verbreding van de landbouw is een belangrijk onderdel van de provinciale Kadernotitie Plattelandsvernieuwing (1996), waarin de provincie aangeeft een faciliterende en coördinerende rol te willen vervullen.(…) In de herziening van het Streekplan (1998) zijn de mogelijkheden voor gebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen versoepeld, waardoor ook mogelijkheden kunnen ontstaan voor verbreding (huisverkoop, stalling, recreatie).(…)” Inspanningsverplichting 1.Maximale toename van aantal landbouwbedrijven dat binnen de marktvoorwaarden landbouw en zorg combineert. 2.Maximale toename van het aantal landbouwbedrijven dat binnen de marktvoorwaarden agrotoeristische diensten verleent, alsmede de vergroting van de diversiteit van agrotoerisme binnen de regio. 3.Maximale toename van het aantal landbouwbedrijven dat binnen de marktvoorwaarden streekproducten produceert, verwerkt en afzet. 4.Maximale toename van het aantal landbouwbedrijven dat binnen de marktvoorwaarden agrarisch natuurbeheer uitvoert.
Land & Co
. 49 .
Beleidsevaluatie Multifunctionele landbouw in Noord-Brabant
Interreg Project Groei.kans (Interreg IVa met België, trekker ZLTO, start december 2009, budget € 7,1 mln) is gericht op professionalisering van de multifunctionele landbouw. Het project vormt een aanvulling op de provinciale subsidies van (vnl onroerend goed) investeringen op individuele verbredende agrarische bedrijven (vnl in kader van POP en ILGbestuursovereenkomst). In het project GROEI.kans worden acht activiteiten vooropgesteld (www.groeikans.be): 1. Ontwikkelen van een grensregiobreed kennisnetwerk: de GROEI.Academie 2. Ondernemers leren samen in de GROEI.Academie 3. Vermarkting via nieuwe media 4. Grensbrede kwaliteitslabeling van belevingsproducten 5. Het gezamenlijk ontwikkelen van performante afzetstrategieën 6. Grensoverschrijdende kennisdisseminatie 7. Training en intervisie van de begeleiders 8. Performant projectmanagement Project Lifescape your landscape. Natuur- en Landschapsbeheer In de evaluatieperiode functioneerde het Programma Beheer voor agrarisch natuurbeheer en aanleg van nieuwe natuur, en daarnaast enkele specifiek Brabantse regelingen. LEADER LEADER staat voor ‘Liaison Entre Actions de Développement de l’Economie Rurale’. Vrij vertaald betekent dat: 'samenwerken voor plattelandsontwikkeling'. De LEADER-aanpak verschaft ruimte aan bewoners en organisaties van het plattelandsgebied om zelf initiatieven aan te dragen en te ontwikkelen. Er zijn 3 Brabantse gebieden die met Europees geld werken, en 7 Brabantse gebieden met provinciaal geld (via POP).