Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling (CMO) Groningen
Alcoholgebruik onder jongeren in Noord en Oost Groningen Alcoholgebruik op jonge leeftijd is schadelijk voor de gezondheid. In deze leeftijdsfase ontwikkelen de hersenen zich nog volop en kan er door overmatig gebruik van alcohol blijvende schade optreden. Overmatig alcohol kan direct leiden tot maatschappelijke schade en ernstige incidenten, zoals alcoholvergiftiging, agressie en verkeersongevallen. Daarnaast lopen jongeren en kinderen die jong beginnen met drinken van alcohol een vergroot risico op gewenning en gewoontevorming. Dit factsheet gaat over alcoholgebruik van jongeren (12 t/m 18 jaar) in Noord en Oost Groningen. Beschreven cijfers zijn gebaseerd op het Jeugdgezondheidsprofiel 2008 van de GGD Groningen. 1 Merendeel jongeren drinkt alcohol Van alle jongeren van 12 tot 18 jaar in de provincie Groningen hebben bijna 7 op de 10 wel eens alcohol gedronken. In 2004 was dit nog hoger, namelijk 8 op de 10 jongeren. Ongeveer de helft van alle jongeren heeft de 4 weken voorafgaand aan het onderzoek alcohol gedronken (53%). Dit geldt zowel voor jongens als voor meisjes. In Oost Groningen drinken meer jongeren alcohol; bijna 6 op de 10 jongeren hebben daar in de 4 weken voorafgaand aan het onderzoek alcohol gedronken (figuur 1). Opvallend is dat in Noord Groningen meer jongens alcohol drinken dan meisjes (56% versus 48%). In de provincie Groningen hebben één op de drie VMBO‐b leerlingen alcohol gedronken in de 4 weken voorafgaand aan het onderzoek (32%). In Oost Groningen ligt dit hoger, namelijk op 44%. Opgemerkt moet hierbij worden dat in het steekproefbestand van Oost Groningen meer oudere jongeren zitten, wat mogelijk kan verklaren waarom uit de cijfers blijkt dat meer jongeren uit Oost Groningen alcohol drinken. Zowel in Noord als in Oost Groningen drinken meer HAVO en VWO‐ leerlingen alcohol dan gemiddeld in de hele provincie (figuur 1). Provinciaal drinkt ongeveer een kwart van de HAVO en VWO‐leerlingen alcohol. Figuur 1: Percentage jongeren (12‐18jr) dat alcohol heeft gedronken in de laatste 4 weken; totaal, geslacht en schooltype Noord-Groningen
57 51
53
56
58
Oost-Groningen
Provincie Groningen
58
54 48
52 44 30
totaal
jongen
meisje
32
VMBO-b
27 27 28
VMBO-t
37 36
32 32 23
HAVO
25
VWO
Bron: GGD Groningen, 2008
Veel glazen alcohol per gelegenheid ‘Binge’‐drinken is in een groep (of alleen) tijdens één gelegenheid veel meer drinken dan verantwoord is. Personen die 5 drankjes of meer per gelegenheid drinken worden ‘binge’‐drinkers genoemd. Van alle jongeren in de provincie Groningen zijn vier op de tien ‘binge’‐drinkers (figuur 2). Dit betekent dat zij in de 4 weken voorafgaand aan het onderzoek minimaal één keer vijf of meer glazen alcohol hebben gedronken. Zeven procent van alle jongeren heeft zelfs op minimaal 5 gelegenheden zoveel gedronken (figuur 3). Onder jongens wordt meer ‘binge’‐drinken gemeld dan onder meisjes (42% tegenover 37%). 1
De GGD jeugdgezondheidsenquête 2008 is afgenomen onder 5.402 jongeren van 12 tot 18 jaar in de provincie Groningen.
Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling (CMO) Groningen Vooral in Oost Groningen drinken jongeren nog vaker teveel alcohol per gelegenheid; hier ligt het totale percentage ‘binge’‐drinkers onder jongeren op 45%. Ook hier geldt dat jongens vaker teveel drinken dan meisjes (figuur 2). Er zijn duidelijk verschillen naar schooltype. In Oost Groningen wordt in elk schooltype meer ‘binge’‐ drinken gemeld dan in de hele provincie (figuur 2). In Oost Groningen geeft ruim de helft van de VMBO‐b leerlingen aan in de 4 weken voorafgaand aan het onderzoek minimaal één keer vijf of meer glazen alcohol te hebben gedronken (53%). In Noord Groningen wordt relatief veel ‘binge’‐drinken gemeld onder VMBO‐t, HAVO en VWO‐leerlingen. Figuur 2: Binge‐drinken in afgelopen 4 weken; totaal, geslacht en schooltype (%, 12‐18 jr) Noord-Groningen
Oost-Groningen
Provincie Groningen 53
48
45 37
42 39
42
44
43 44 37
totaal
jongen
43
37
meisje
41 36 35
VMBO-b
VMBO-t
43 41
39 34
33
HAVO
VWO
Bron: GGD Groningen, 2008
Figuur 3: Aantal keren ‘binge’‐drinken in afgelopen 4 weken (%, 12‐18 jr) nooit
Provincie Groningen
32%
54%
Noord-Groningen
36%
60%
0%
Bron: GGD Groningen, 2008
5x of vaker
61%
Oost-Groningen
minder dan 5x
20%
8%
30%
40%
60%
7%
80%
7%
100%
Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling (CMO) Groningen
Overgewicht onder jongeren in Noord en Oost Groningen Overgewicht bij volwassen en kinderen is de laatste jaren wereldwijd snel toegenomen. Ook in Nederland wordt een dergelijke snelle toename gesignaleerd zowel bij volwassenen als bij kinderen en jeugdigen. Uit cijfers van het CBS blijkt dat in 2010 14% van de jongeren van 12 tot en met 20 jaar overgewicht heeft en bijna 50% van de volwassenen (20 jaar of ouder). Kinderen en jongeren met overgewicht hebben meer kans op het krijgen van diabetes, hart‐ en vaatziekten, gewrichtsproblemen en overgewicht op latere leeftijd. In verreweg de meeste gevallen ontstaat overgewicht bij kinderen en jeugdigen door een combinatie van verkeerde voedingsgewoontes en te weinig beweging. Dit factsheet gaat in op het overgewicht onder jongeren (12 t/m 18 jaar) in Noord en Oost Groningen. De cijfers zijn gebaseerd op zelfgerapporteerde informatie over lichaamslengte en gewicht. 2 Op basis van deze cijfers heeft de GGD Groningen berekend bij hoeveel jongeren sprake is van overgewicht. Eén op de tien jongeren overgewicht Om na te gaan of een jongere lijdt aan overgewicht, is de zogenaamde ‘Body Mass Index (BMI) berekend. Hierbij wordt gekeken naar de verhouding tussen lengte en gewicht. Op basis van de BMI‐ score is een indeling gemaakt in ondergewicht, normaal gewicht en (ernstig) overgewicht (figuur 1). In Oost Groningen ligt het percentage jongeren met overgewicht op 13%. In deze regio is het zelfgerapporteerde overgewicht onder meisjes groter dan onder jongens (14% tegenover 11%) (figuur 2). In de provincie Groningen heeft in totaal, op basis van zelfrapportage, bijna één op de tien 12 tot 18‐jarigen overgewicht (9%). In 2004 lag dit één procentpunt hoger; toen had 10% van de 12 tot 18 jarigen overgewicht. In Noord Groningen ligt het percentage jongeren met overgewicht gelijk aan het provinciaal gemiddelde (9%). Het is echter bekend dat jongeren hun gewicht vaak onderschatten. Waardoor het werkelijke percentage jongeren met overgewicht waarschijnlijk hoger ligt. Figuur 1: Overgewicht op basis van zelfrapportage van 12‐18 jarigen; naar regio ondergewicht
Provincie Groningen
13%
Oost-Groningen
10%
Noord-Groningen
12%
Bron: GGD Groningen, 2008
normaal gewicht
78%
77%
79%
(ernstig) overgewicht
9%
13%
9%
VMBO‐leerlingen vaker te zwaar Eén op de acht VMBO‐leerlingen in de provincie Groningen heeft overgewicht (12%). Het zelfgerapporteerde overgewicht onder HAVO en VWO‐leerlingen ligt lager (respectievelijk 6% en 5%). Deze verschillen naar schooltype zijn ook voor de regio’s Noord en Oost Groningen zichtbaar (figuur 2). In Oost Groningen heeft 17% van de VMBO‐b leerlingen overgewicht, terwijl bij 8% van de HAVO
2
Bron: Jeugdgezondheidsprofiel 2008 van de GGD Groningen. De GGD jeugdgezondheidsenquête 2008 is afgenomen onder 5.402 jongeren van 12 tot 18 jaar in de provincie Groningen.
Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling (CMO) Groningen en VWO‐leerlingen sprake is van overgewicht. In Noord Groningen heeft circa één op de tien VMBO‐ leerlingen overgewicht, tegenover 4% van de VWO‐leerlingen. Figuur 2: Overgewicht op basis van zelfrapportage van 12‐18 jarigen; totaal, geslacht en opleiding (%) Noord-Groningen
Oost-Groningen
Provincie Groningen
17% 14% 11% 10% 9%
13% 11%
9%
12%
12% 10%
9%
8% 6%
8% 6% 4%
jongen
meisje
Bron: GGD Groningen, 2008
VMBO-B
VMBO-t
HAVO
5%
VWO
Gemeten overgewicht hoger In het schooljaar 2007‐2008 bleek uit de objectief gemeten cijfers dat in klas 2 (13‐14 jaar) van het voorgezet onderwijs 20% van de leerlingen in de provincie Groningen overgewicht had. Deze cijfers zijn gebaseerd op lengte en gewicht metingen op scholen door de jeugdgezondheidszorg (JGZ) medewerkers van de GGD Groningen. Op regioniveau zijn deze cijfers niet beschikbaar. Deze informatie over lengte en gewicht is veel betrouwbaarder dan het zelfgerapporteerde lengte en gewicht van jongeren. Hiermee lijkt het beeld dat zelfrapportage van lengte en gewicht door jongeren een onderschatting is te kloppen.
Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling (CMO) Groningen
Diabetes in Noord en Oost Groningen Diabetes mellitus, ofwel suikerziekte, is een veel voorkomende, ernstige chronische ziekte die gepaard gaat met een verminderde kwaliteit van leven en een hoog risico op complicaties, zoals hart‐ en vaatziekten. Naar verwachting zal diabetes in de toekomst steeds meer voorkomen. Dit wordt vooral veroorzaakt door de vergrijzing, de toenemende incidentie 3 van diabetes en de toename van het aantal mensen met overgewicht (RIVM, 2007 4 ). Diabetes mellitus type 1 en type 2 zijn de twee meest voorkomende vormen. Type 1 ontstaat meestal op jonge leeftijd. Het lichaam is niet meer in staat om insuline aan te maken en kan de glucose in het bloed niet meer verwerken. Bij diabetes type 2 kan het lichaam de bloedsuiker niet meer goed regelen doordat er te weinig van het hormoon insuline in het lichaam is. Bovendien is het lichaam minder gevoelig voor insuline (RIVM, 2007; Diabetesfonds.nl). Deze factsheet beschrijft de omvang van diabetes in de provincie Groningen, en in het bijzonder in Noord en Oost Groningen. Aantal diabetes patiënten ligt in de provincie Groningen hoger dan landelijk Volgens onderzoek van het CBS had in de periode 2005‐2008 gemiddeld 3,7% van de Nederlandse bevolking diabetes. In de provincie Groningen lag dit percentage iets hoger, namelijk op 4,3% (het verschil is echter niet significant, figuur 2). Vergelijkbaar met de andere GGD‐regio’s scoren alleen Den Haag (5,1%) en Zuid‐Holland Zuid (4,8%) hoger. Deze percentages zijn gebaseerd uit enquêtes van het CBS, waarin aan mensen is gevraagd of ze suikerziekte hebben (zelfrapportage). Van alle bekende patiënten met diabetes heeft ongeveer 90% type 2. Alle overige diabetespatiënten hadden type 1 diabetes. Op jonge leeftijd bestaat de prevalentie 5 van diabetes bijna volledig uit type 1 diabetes (Nationaal Kompas Volksgezondheid). Figuur 1: prevalentie van diabetes naar regio, 2005‐2008
Bron: CBS, Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS)
Uit de gezondheidsenquête van de GGD Groningen blijkt dat in 2010 6,3% van de Groningers aangaven diabetes te hebben. Het gaat hier net als in het CBS onderzoek om zelfrapportage, maar vanwege bronverschil zijn de percentages niet vergelijkbaar. 3
Incidentie is het aantal nieuwe gevallen van een ziekte per tijdseenheid en per aantal van de bevolking. Bron: RIVM (2007), Diabetes in Nederland 5 De prevalentie van een aandoening is het aantal gevallen per 1000 of 100.000 op een specifiek moment in de bevolking. 4
Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling (CMO) Groningen Figuur 2 geeft het percentage Groningers met diabetes (door arts vastgesteld) naar leeftijd. Zoals verwacht, hebben mensen vaker diabetes naarmate ze ouder worden; van de 65‐74 jarigen geeft 14,63% aan diabetes te hebben, van de 75 plussers zegt 18,2% dit. Figuur 2: percentage diabetes patiënten naar leeftijd, provincie Groningen 20
18,2 14,6
15
%
10
8,2
5
2,5 0,8
0
1
34 9-
r jaa 3
49 5-
r jaa 5
64 0-
r jaa 6
74 5-
r jaa
75
u pl
s
Bron: GGD Groningen, 2010
Meer diabetes patiënten in Noord en Oost‐ Groningen Wanneer we de prevalentie van diabetes in de regio’s Noord en Oost Groningen in 2010 vergelijken dan zien we dat beide regio’s relatief meer mensen aangeven diabetes te hebben. In Oost Groningen had in 2010 7,0% van de respondenten diabetes en in Noord Groningen gaf 6,7% dit aan. Figuur 3: percentage mensen met diabetes (type 1 & 2) per regio
%
10,0 9,0 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0
d or No
7,0
6,7
o Gr
g nin
6,3
en
Bron: GGD Groningen, 2010
s Oo
nin ro G t
n ge Gr
in on
n ge
al ta to
Ontwikkelingen Landelijk is de verwachting dat door de vergrijzing en een toenemend aantal mensen met overgewicht het aantal mensen met diabetes in 2025 t.o.v. 2007 kan verdubbelen (RIVM, 2007). Zoals al beschreven, is het gemiddelde percentage mensen met diabetes in Groningen nu nog niet significant hoger dan in de rest van Nederland. De vergrijzing zal naar verwachting sterk toeslaan in Noord en Oost Groningen. Het is dan ook waarschijnlijk dat het aantal mensen met diabetes in deze gebieden in de toekomst sterker zal stijgen dan gemiddeld gezien.
Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling (CMO) Groningen
Chronisch hartfalen (HF) Chronisch hartfalen (HF) staat voor een combinatie van verschijnselen die direct of indirect het gevolg zijn van een verminderde pompwerking van het hart. Van alle chronische aandoeningen zal HF tot 2025 het sterkst stijgen (46,9%) (RIVM, 2010). Om de zorg voor HF toegankelijk en betaalbaar te houden zijn innovaties noodzakelijk. De toepassing van ehealth kan daarbij een belangrijke rol spelen. Ehealth is een hulpmiddel dat patiënten ondersteunt bij het zelfmanagen van hun zorgproces, en dat professionals helpt de zorg efficiënter in te richten (Ehealthnu, 2011). De actielijn Zorg Dichtbij van het masterplan Zorg voor de toekomst Noord‐ en Oost Groningen heeft als doel het gebruik van ehealth te bevorderen. Dit feitenblad geeft informatie over het aantal mensen dat te maken heeft met HF. Welke trends zijn hierin zichtbaar? Prevalentie en incidentie van HF in Nederland De incidentie is het aantal nieuwe ziektegevallen in een bepaalde periode en de prevalentie is het aantal bestaande ziektegevallen op een bepaald moment in de tijd. De incidentie en prevalentie van hartfalen zijn op basis van huisartsenregistraties bepaald (RIVM, 2010). De meest recente cijfers betreffen 2007. Op 1 januari 2007 waren er 120.200 mensen met HF in Nederland (prevalentie). De prevalentie per 1000 mannen is 6,2 en 8,5 per 1000 vrouwen. De prevalentie neemt toe met de leeftijd; in de hogere leeftijdscategorieën hebben meer mensen hartfalen (zie figuur 1). Er kwamen in 2007 ongeveer 39.400 nieuwe patiënten bij (incidentie). Het totaal aantal mensen met HF in 2007 komt hiermee op 159.600. De incidentie per 1000 mannen is 2,2 en 2,6 per 1000 vrouwen. Ook de incidentie neemt toe met de leeftijd; in de hogere leeftijdscategorieën krijgen meer mensen hartfalen (zie figuur 2). Figuur 1: Prevalentie (per 1.000) van HF op 1 januari 2007 naar leeftijd en geslacht.
Figuur 2: Incidentie (per 1.000) van HF in 2007 naar leeftijd en geslacht.
Trends in prevalentie en incidentie van HF Zoals hierboven werd vermeld worden de incidentie en prevalentie van hartfalen op basis van huisartsenregistraties bepaald. Vanuit 2 bronnen, namelijk de CMR‐Nijmegen e.o. (Continue Morbiditeits Registratie Nijmegen, UMC St. Radboud, afdeling Huisartsgeneeskunde, Nijmegen) en de RNH (Registratienet Huisartsenpraktijken, Universiteit Maastricht, capaciteitgroep Huisartsgeneeskunde) zijn over een langere periode gegevens beschikbaar. Door over deze gegevens het voortschrijdend gemiddelde te berekenen én te standaardiseren naar de bevolking van Nederland in 1990, kunnen trends zichtbaar worden gemaakt. Wat de prevalentie betreft lijkt er op het eerste gezicht sprake van een grillig verloop (figuur 3). Toch moet de conclusie zijn dat in de periode 1990‐2004 het aantal mensen met HF (de prevalentie) niet duidelijk is veranderd. Dit geldt zowel voor mannen als voor vrouwen.
Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling (CMO) Groningen
Figuur 3: Jaarprevalentie van HF in de periode 1990‐2004 (Bronnen: CMR‐Nijmegen en RNH)
De incidentie van HF is vanaf halverwege de jaren negentig licht gedaald, zowel voor mannen als voor vrouwen. Dit is waarschijnlijk het gevolg van een verbeterde opsporing en behandeling van verhoogde bloeddruk. Voor mannen was de incidentie in de periode tot 1993 gestegen (zie figuur 4). Figuur 4: Incidentie van HF in de periode 1990‐2004 (Bronnen: CMR‐Nijmegen en RNH)
Regionale gegevens zijn niet beschikbaar Er is geen informatie beschikbaar over bovenstaande zaken specifiek over Noord‐ en Oost Groningen. Het is echter wel waarschijnlijk dat er sprake is van regionale verschillen. Als we kijken naar de sterfte aan hartfalen in de periode 2005‐2008 per GGD‐regio, dan blijkt er in de provincie Groningen sprake van een relatief hoge sterfte. Bij de Comparative Mortality Figure (CMF) wordt het Nederlandse sterftecijfer als standaard genomen en op 100 vastgesteld. Indien in een regio de CMF 110 is, wil dit zeggen dat de sterfte daar 10% hoger ligt dan gemiddeld in Nederland. In de GGD‐regio Groningen is de CMF 113. Dit is vergelijkbaar met de CMF’s in Friesland, West‐ Brabant en Zuid‐Limburg. Alleen de regio’s Twente en Zeeland zijn er slechter aan toe. In de overige 19 GGD‐ regio’s zijn de CMF’s lager.
Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling (CMO) Groningen
Analfabetisme en laaggeletterdheid in Noord en Oost Groningen Analfabeten zijn mensen die niet kunnen lezen of schrijven en dit ook nooit hebben geleerd. Laaggeletterden kunnen wel lezen en schrijven, maar beheersen deze vaardigheden niet goed genoeg om te kunnen functioneren in de samenleving. Ze hebben bijvoorbeeld veel moeite met instructies op kaartautomaten, het invullen van formulieren, het afhandelen van de post en het lezen van bijsluiters van medicijnen. Laaggeletterdheid wordt ook wel ‘functioneel analfabetisme’ genoemd(Stichting Lezen en Schrijven). Laag‐ en ongeletterdheid komt niet alleen in armere landen voor, maar ook in Nederland is het een bestaand probleem. Het blijkt vooral een onzichtbaar probleem dat nauwelijks publiekelijk wordt besproken. Daarbij is het niet of nauwelijks kunnen lezen of schrijven steeds problematischer in een maatschappij waar steeds meer informatie beschikbaar komt via de geschreven of digitale weg. In Nederland zijn circa 250.000 volwassenen analfabeet (Stichting Lezen en Schrijven). Daarbij waren in 2008 nog eens 1,1 miljoen mensen tussen de 16 en 65 jaar laaggeletterd, oftewel tien procent van de bevolking 6 . Uit eerder onderzoek uit 1994 blijkt dit percentage laaggeletterden licht te zijn gedaald. Deze factsheet gaat in op de omvang van laaggeletterden in Noord en Oost Groningen. Over de omvang van analfabeten hebben we vooralsnog geen gegevens kunnen achterhalen. Relatief meer laaggeletterden in Noord en Oost Groningen Figuur 1 geeft het percentage laaggeletterden per gemeente. In 2005 was 12% van de Groninger bevolking laaggeletterd, ofwel een totaal van 54.600 mensen. Dit percentage lag iets lager dan het landelijke aantal (13% van de 16 t/m 75 jarigen 7 ). Figuur 1: percentage laaggeletterden per gemeente, 16 t/m 75 jarigen, 2005 20 17
18
16
15
16 14
13
13
12
15
15
14
13
12
12 10 8 6 4 2
en te rw ol de Ve en da Vl m ag tw ed St de ad sk an aa l Pe ke la
M
jl fz i De l
sm on Lo d pp er su Ap m pi ng ed am
Ee m
Ne de rla nd G ro to ta ni al ng en to ta al
0
Bron: Stichting Lezen en Schrijven (NB. Voor de gemeenten Oldambt en Bellingwedde zijn geen (totaal) gegevens)
In Noord Groningen hadden de gemeenten Appingedam en Delfzijl relatief meer laaggeletterden, respectievelijk 16% en 15%. Het percentage laaggeletterden in de gemeenten Eemsmond en Loppersum lag rond het provinciale gemiddelde. In Oost Groningen had de gemeente Pekela het meeste aantal laaggeletterden, namelijk 17% van de 16 t/m 75 jarigen. Ook de andere gemeenten hadden in deze regio relatief gezien meer laaggeletterden dan het provinciaal gemiddelde. 6
Bron: Fouarge, D., W. Houtkoop & R van der Velden (2011). Laaggeletterdheid in Nederland. Expertisecentrum Beroepsbevolking. 7 De gemeentelijke cijfers zijn geleverd door de Stichting Lezen en Schrijven en gebaseerd op de leeftijdscategorie 16 t/m 74 jaar in 2005. In dat jaar waren er 1,5 miljoen laaggeletterden in geheel Nederland (13%). Dit aantal komt hoger uit dan het in 2011 gepubliceerde aantal van 1,1 miljoen (10%) dat gebaseerd is op de leeftijdscategorie 16 t/m 65 jarigen. Extrapoleren we dit naar de leeftijdscategorie uit 2005 dan komen we tevens op de 1,5 miljoen laaggeletterden landelijk.
Ne de G rla ro nd ni ng to t e n aa to l ta al Ee m s Lo mo pp n d Ap er pi sum ng ed am De lfz ijl M en te rw Ve old e e Vl nd ag am St twe ad d sk de an a Pe al ke la
Ne de G rla n ro ni d to ng e n taa to l ta al Ee m s Lo mo pp n d Ap er pi sum ng ed am De lfz ijl M en te rw Ve old en e Vl ag d am St twe ad d sk de an a Pe al ke la
Ne de G rla ro nd ni ng to t e n aa to l ta al Ee m sm Lo o p n Ap per d pi su ng m ed a De m lfz ijl M en te rw Ve old e e Vl nd ag am St t w a d ed sk de an a Be P al llin eke gw la ed de
Ne de G rla ro nd ni ng to t e n aa to l ta al Ee m sm Lo o p n Ap per d pi su ng m ed a De m lfz ijl M en te rw Ve old e e Vl nd ag am St tw a d ed sk de an a Be P al llin eke gw la ed de
Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling (CMO) Groningen Wie zijn laaggeletterd? Het is moeilijk om een eenduidige profielschets te geven van ‘een laaggeletterde’. Laaggeletterdheid komt voor bij allochtonen en autochtonen, bij jonge en oude mensen, bij mannen en vrouwen en bij werkenden en niet‐werkenden. De volgende figuren geven per gemeente het percentage laaggeletterdheid onder lager opgeleiden, niet‐werkenden, allochtonen en 55‐74 jarigen (2005). niet-werkenden laag opgeleiden 60 60 52 50 50 42 40 40 39 38 39 39 38 37 37 40 36 36 36 40 34 33 33 33 33 32 29 29 30 % 30 % 20 20 10 10 0 0 allochtonen 55-74 jarigen 20 19 40 17 18 34 33 35 32 31 30 16 30 29 28 30 26 27 27 13 14 25 12 12 11 25 12 10 % 10 20 % 7 7 8 6 15 5 5 6 10 4 5 2 0 0 Bron: Stichting Lezen en Schrijven
In heel Nederland was 33% van de laag opgeleiden laaggeletterd. Voor de provincie Groningen lag dit percentage lager (29%). Opvallend is dat in alle gemeenten in Noord‐ en Oost Groningen relatief meer laag opgeleiden laaggeletterd zijn dan in de hele provincie. Vooral de gemeente Pekela valt op want de helft van de laag opgeleiden was hier laaggeletterd in 2005. In deze gemeente woonden naar verhouding ook de meeste niet‐werkende laaggeletterden (42%). De gemeente Appingedam had tevens meer niet‐werkende laaggeletterden dan het provinciale gemiddelde (39% t.o.v. 36%). Overigens lag het provinciale aantal niet‐werkende laaggeletterden boven het landelijke aantal (36% t.o.v. 32%). Het aantal laaggeletterde allochtonen laat een meer variabel beeld zien met veel gemeentelijke verschillen. In de provincie Groningen waren in 2005 naar verhouding minder allochtonen laaggeletterd dan in Nederland (resp. 12% en 19%). Opvallend is de gemeente Delfzijl waar 17% van de allochtonen laaggeletterd was. Met betrekking tot de ouderen in 2005, lag het aantal laaggeletterden van de afzonderlijke gemeenten in Noord en Oost Groningen gemiddeld gezien boven het landelijke (26%) en provinciale percentage (25%). In Bellingwedde, Vlagtwedde en Delfzijl woonden in 2005 de meeste laaggeletterde ouderen.