Klimaat en landbouw Noord-Nederland Onderzoeksfase 2: Inventarisatie adaptatiemaatregelen
Definitief
Grontmij Nederland B.V. Drachten, 18 juni 2009
GM-009868, revisie D1
Verantwoording
Titel
:
Klimaat en landbouw Noord-Nederland
Subtitel
:
Onderzoeksfase 2: Inventarisatie adaptatiemaatregelen
Projectnummer
:
245375
Referentienummer
:
GM-009868
Revisie
:
D1
Datum
:
18 juni 2009
Auteur(s)
:
de heer J. de Wit MSc.
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
Paraaf gecontroleerd
:
de heer ing. D. Swart (Grontmij) de heer ing. P. Prins (LTO) mevr. ir. T. Hermans (Alterra - Wageningen UR) dhr. dr. ing. A. Verhagen MSc (Plant Research International Wageningen UR)
Goedgekeurd door
:
De heer ing. J.R. Zoetendal
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
Grontmij Nederland B.V. Zonnedauw 2 9202 PA Drachten Postbus 91 9200 AB Drachten T +31 512 33 52 33 F +31 512 51 02 00 www.grontmij.nl
GM-009868, revisie D1 Pagina 2 van 63
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding......................................................................................................................... 5 Achtergrond................................................................................................................... 5 Project Klimaat en landbouw Noord-Nederland............................................................ 6 Leeswijzer ..................................................................................................................... 8
2 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3
Aanpak .......................................................................................................................... 9 Inleiding......................................................................................................................... 9 Algemene klimaatextremen .......................................................................................... 9 Gewasspecifieke klimaatfactoren ................................................................................. 9 Beoordeling praktische uitvoerbaarheid adaptatiemaatregelen klimaatrisico’s.......... 10 Effectiviteit maatregelen.............................................................................................. 10 Kosten van de maatregelen ........................................................................................ 10
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.9.1 3.9.2 3.9.3 3.10 3.11 3.11.1 3.11.2 3.11.3
Adaptatiemaatregelen plantaardige productiesystemen ............................................ 11 Inleiding....................................................................................................................... 11 Aanpassen van zaai/plant- en oogsttijdstip ................................................................ 11 Waterconserverende en minimale bodembewerking ................................................. 11 Verbeteren en optimaliseren van de ontwatering ....................................................... 13 Irrigatie ........................................................................................................................ 14 Water- en peilbeheer .................................................................................................. 16 Ontwikkeling van nieuwe rassen ................................................................................ 17 Bestrijden van ziekten en plagen ................................................................................ 17 Bescherming tegen hagel, wind en vorst.................................................................... 18 Hagel........................................................................................................................... 18 Wind ............................................................................................................................ 19 Vorst............................................................................................................................ 20 Weersverzekering ....................................................................................................... 21 Technologische ontwikkelingen .................................................................................. 21 Precisielandbouw........................................................................................................ 21 Robotisering ................................................................................................................ 22 Meetinstrumenten ruwvoerteelt .................................................................................. 23
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11 4.12 4.13 4.14
Gewasspecifieke adaptiemaatregelen........................................................................ 25 Inleiding....................................................................................................................... 25 Wintertarwe ................................................................................................................. 26 Consumptie- zetmeelaardappel .................................................................................. 29 Pootaardappel............................................................................................................. 33 Suikerbiet .................................................................................................................... 36 Zaaiuien ...................................................................................................................... 38 Winterpeen.................................................................................................................. 40 Lelie (bollen)................................................................................................................ 41 Koolzaad ..................................................................................................................... 44 Gras ............................................................................................................................ 46 Tomaat ........................................................................................................................ 48 Artisjok ........................................................................................................................ 52 Zonnebloem ................................................................................................................ 53 Druif............................................................................................................................. 54
GM-009868, revisie D1 Pagina 3 van 63
4.15 4.16
Kers............................................................................................................................. 56 Riet.............................................................................................................................. 58
5 5.1 5.2 5.3
Adaptatiemaatregelen veehouderij ............................................................................. 59 Inleiding....................................................................................................................... 59 Melkkoeien .................................................................................................................. 59 Biologische varkens .................................................................................................... 64
Bijlage 1:
Overzicht adaptatiemaatregelen
Bijlage 2:
Geraadpleegde experts en bronnen
GM-009868, revisie D1 Pagina 4 van 63
1
Inleiding
1.1 Achtergrond In 2004 is het onderzoeksprogramma Klimaat voor Ruimte opgestart. Onderzoeken binnen dit programma lopen uiteen van fundamenteel tot meer praktijkgericht onderzoek. Binnen dit onderzoeksprogramma is in 2007 het praktijkgerichte project Klimaat en Landbouw in NoordNederland officieel van start gegaan. Landbouw is een belangrijke pijler van de Noord-Nederlandse economie en een belangrijke maatschappelijke factor. De verandering van het klimaat kan grote gevolgen hebben voor de landbouw, niet alleen vanwege veranderende omstandigheden voor gewassen, maar ook ten aanzien van ziekten en plagen, behoeften aan andere teelten (energie), risico’s van bedrijfsvoering (oogstzekerheid) en bedrijfszekerheid (energievoorziening). De noordelijke overheden zijn zich bewust van het (grote) belang van de landbouw voor de lokale economie en wensen daarom inzicht te hebben in investeringen (o.a. in de waterhuishouding) die nodig zijn om de positie van de landbouw voor langere termijn veilig te stellen (rekening houdende met veranderingen in het klimaat). Alle reden dus om nadrukkelijk te kijken naar de mogelijke gevolgen van de klimaatverandering en de wijze waarop daar op kan worden ingespeeld.
‘Klimaatverandering zet in Nederland stevig door’ bron: www.knmi.nl, 22 augustus 2008
‘Dreigend tekort aan gras in Noord-Nederland’ bron: Agrarisch Dagblad, 5 juli 2008
‘Slecht weer heeft gevolgen voor broodprijs’ Bron: De Volkskrant, 30 augustus 2006.
‘Kansen van alternatieve landbouwgewassen in Noord-Nederland’ Bron: Friesch Dagblad, 14 september 2005
Fig. 1.1 Enkele nieuwsberichten (koppen) met betrekking tot landbouw en klimaat1.
GM-009868, revisie D1 Pagina 5 van 63
Inleiding
1.2 Project Klimaat en landbouw Noord-Nederland Het project Klimaat en landbouw Noord-Nederland wordt gefaseerd uitgevoerd en gerapporteerd (zie Fig. 1.2). In fase 1 is een voorstudie door Wageningen UR gedaan waarbij een verkenning is uitgevoerd naar de impact van markt- en klimaatverandering op de landbouw in Europa tot 20502. Voor twee klimaat-marktscenario’s en drie gewassen is uitgezocht in welke Europese regio’s op termijn perspectieven blijven bestaan voor landbouwproductie. De resultaten laten zien dat de landbouw in de regio Noord-Nederland zich kan handhaven bij veranderende markt- en klimaatomstandigheden2. Fase 2 van het project heeft als doel om impact van klimaatextremen op verschillende landbouwgewassen en landbouwhuisdieren in Noord-Nederland en mogelijke adaptatiemaatregelen te verkennen. De personen uit de werkgroep voor de opzet en uitwerking van deze onderzoeksfase zijn weergegeven in onderstaand overzicht. Alterra
mevouw. ir. I. Geijzendorffer mevr.ouw. ir. T. Hermans de heer ing. R. Smidt
Grontmij
de heer E. Luijendijk MSc de heer ing. D. Swart de heer ir. J. de Wit
Plant Research International
mevrouw dr. ir. M. Blom-Zandstra de heer ir. B.F. Schaap de heer dr. ing. A. Verhagen MSc
LTO Noord
de heer ing. P. Prins
In de tweede fase is voor verschillende land- en tuinbouwgewassen en landbouwhuisdieren, de impact van klimaatverandering voor verschillende tijdsvensters onderzocht, en zijn adaptatiemaatregelen verkend welke de effecten van klimaatverandering kunnen voorkomen of beperken. Noord-Nederland (provincie Groningen, Friesland, Drenthe en Flevoland) staat in dit onderzoek centraal. Door Wageningen UR zijn hiertoe voor vijftien verschillende land- en tuinbouwgewassen (zie tabel 1.1 voor deze gewassen) de klimaatfactoren die impact hebben op het gewas (gerelateerd aan klimaatparameters van het KNMI) geïdentificeerd. Daarnaast is het voorkomen van deze klimaatfactoren gekwantificeerd voor de gewassen in de huidige situatie en toekomstige tijdsvensters (2040 en 2100). Voor de verschillende klimaatfactoren is daarbij een schatting gemaakt van de mogelijke oogstreductie of kwaliteitsafname (schade). Naast de land- en tuinbouwgewassen is tevens de impact van klimaatverandering op landbouwhuisdieren (melkkoeien en scharrelvarkens) geïdentificeerd. Achtergronden en resultaten zijn door Wageningen UR in een separaat achtergronddocument gerapporteerd3. In deze tweede fase is aanvullend op het onderzoek van Wageningen UR, door Grontmij een inventarisatie gemaakt van de mogelijke adaptatiemaatregelen ten behoeve van de in tabel 1.1 weergegeven gewassen en landbouwhuisdieren. De maatregelen zijn gericht op het voorkomen en/of beperken van de negatieve effecten (schade) als gevolg van de gevoelige klimaatfactoren. Achtergrond en resultaten van deze inventarisatie zijn in voorliggende rapportage weergegeven.
GM-009868, revisie D1 Pagina 6 van 63
Inleiding
Fase I
Impact van de markt- en klimaatverandering op de landbouw in Europa tot 2050
Fase II
Klimaat en landbouw Noord-Nederland: effecten van extremen De invloed van extreme weersomstandigheden op gewassen en landbouwhuisdieren en verkenning van mogelijke adaptatiemaatregelen
Achtergrondrapport Klimaat en Landbouw Noord-Nederland
Achtergrondrapport Klimaat en landbouw Noord- Nederland: Inventarisatie adaptatiemaatregelen
Fase III
Actieplannen voor Noord-Nederland voor aanpassing aan zowel markt als klimaatverandering (2009 - 2010)
Fig. 1.2 Overzicht project Klimaat en landbouw in Noord-Nederland
Vanwege de verschillende effecten als gevolg van klimaatverandering zijn alle gewassen uit tabel 1.1 separaat beschouwd. Naast de conventionele gewassen zijn er eveneens gewassen die in de huidige situatie, niet of nauwelijks in Nederland worden geteeld, maar mogelijk potentie hebben vanwege klimaatverandering (zogenaamde ‘nieuwe’ gewassen), in het onderzoek opgenomen. Tabel 1.1 Overzicht plantaardige teelten en landbouwhuisdieren Conventionele gewassen
´Nieuwe´ gewassen
Landbouwhuisdieren
Wintertarwe
Artisjok
Melkkoeien
Consumptie- fabrieksaardappelen
Zonnebloem
Varkens (biologisch)
Pootaardappelen
Druif
Suikerbieten
Kers
Zaaiuien
Riet
Winterpeen Lelie Koolzaad Gras (Engels raaigras) Tomaat (kas)
Toelichting selectie gewassen en landbouwhuisdieren: De gewassen en dieren zijn gekozen op basis van een quick scan van de huidige situatie in Noord Nederland. Hierbij zijn vier criteria gehanteerd: areaal van het gewas, economische waarde van het gewas of dier, type (voedsel, voer, sier, energie) en type sector (akkerbouw, veehouderij, tuinbouw). Er is ge4 bruikt gemaakt van het bestand Geografische Informatie Agrarische Bedrijven . Het GIAB bestand is ontworpen in 1997 en wordt jaarlijks geactualiseerd. Het geeft de geografische locatie van elk agrarisch bedrijf in Nederland waaraan vervolgens gegevens uit de jaarlijkse “Meitelling” worden gekoppeld. Naast de de selectie van reeds geteelde gewassen is ook gezocht naar gewassen die nu nog niet of nauwelijks in InNederland voorkomen maar waar eventueel wel perspectief voor zou zijn. Hiervoor is gekeken in Eurostat welke gewassen nu in (Noord-)Frankrijk geteeld worden die mogelijk potentie krijgen in Nederland. De definitieve lijst is in samenspraak met de stuurgroep vastgesteld.
GM-009868, revisie D1 Pagina 7 van 63
Inleiding
Aansluitend op fase 2 zullen in fase 3 van het project Klimaat en landbouw Noord-Nederland aanpassingsstrategieën landbouwkundig en ruimtelijk worden uitgewerkt en worden samengevoegd tot samenhangende actieplannen voor verschillende deelgebieden. De noodzakelijke dan wel gewenste landbouwkundige aanpassingen zullen worden gekoppeld aan de ruimtelijke ontwikkelingen en lokale omstandigheden. De invloed ervan op bijvoorbeeld de recreatieve, landschappelijke en ecologische waarden wordt in beeld gebracht. De uiteindelijke actieplannen bevatten een samenhangend en maatschappelijk afgewogen pakket aan maatregelen voor Noord-Nederland. 1.3 Leeswijzer Na de inleiding (hoofdstuk 1) wordt in hoofdstuk 2 de aanpak van de inventarisatie beschreven. In hoofdstuk 3 tot en met 5 worden de resultaten weergegeven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op mogelijke algemene adaptatiemaatregelen ten aanzien van klimaatextremen. In hoofdstuk 4 en 5 wordt aansluitend ingegaan op de onderzochte gewassen en landbouwhuisdieren (zie tabel 1.1). In de tekst wordt middels nummering [..] naar bijbehorende informatiebronnen verwezen.
GM-009868, revisie D1 Pagina 8 van 63
2
Aanpak
2.1 Inleiding Als basis voor onderzoeksfase 2 is op basis van literatuurgegevens en ervaringen uit de praktijk door Wageningen UR de voor de verschillende gewassen de gevoelige klimaatfactoren bepaald met een directe effect op het gewas of de bedrijfsvoering. In het onderzoek is per impact aangegeven wat het gevolg (effect) is van de klimaatimpact en wat de te verwachten schade is. De resultaten zijn separaat gerapporteerdFout! Bladwijzer niet gedefinieerd.. Aangezien deze resultaten aan de basis liggen van de inventarisatie van adaptatiemaatregelen zijn deze gegevens per gewas samengevat en in hoofdstuk 4 weergegeven. Om aan de gevolgen van de klimaatverandering het hoofd te kunnen bieden en daarmee schade aan de verschillende gewassen te beperken, of mogelijk te voorkomen, zijn de potentiële maatregelen per gewas en relevante klimaatfactor geïnventariseerd. Per gewas is een maatregelenlijst opgesteld aan de hand van literatuur, praktijkexperts en eigen inzichten. In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op adaptatiemaatregelen ten behoeve van algemene klimaatextremen. Aanvullend wordt ingezoomd op de gewasspecifieke adaptatiemaatregelen. 2.2 Algemene klimaatextremen Op basis van de resultaten van het onderzoek van Wageningen UR is geïnventariseerd welke klimaatextremen frequent een relevante klimaatfactor zijn voor de verschillende gewassen. Voorbeelden van deze klimaatextremen zijn droogte, hevige regen, vorst, wind, en hagel. Op basis van literatuuronderzoek is een lijst aan algemene adaptieve maatregelen opgesteld waarmee gewassen tegen deze klimaatextremen kan worden beschermd of effecten van deze klimaatextremen wordt beperkt. Naast deze maatregelen wordt er eveneens ingegaan op een overige mogelijke adaptatiemaatregelen zoals een weersverzekering en technische ontwikkelingen die mogelijk een rol zouden kunnen vervullen in adaptatie aan klimaatverandering. Deze maatregelen en overige informatie worden uiteengezet in hoofdstuk 3. 2.3 Gewasspecifieke klimaatfactoren Als tweede stap in het opstellen van de adaptatiemaatregelen is specifieker ingezoomd op de voor de verschillende gewassen relevante klimaatfactoren en het effect op het gewas. Per klimaatfactor (met bijbehorende impact en schade) zijn per gewas de mogelijk in te zetten maatregelen bepaald. In eerste instantie is geput uit de algemene adaptatiemaatregelenlijst (hoofdstuk 3). Daarnaast zijn tevens gewasspecifieke maatregelen weergegeven (gebaseerd op literatuur, praktijkexpertise en eigen inzichten). Voor elke gevoelige klimaatfactor zijn deze mogelijke adaptatiemaatregelen beschreven in hoofdstuk 4. Voor de meest risicovolle klimaatfactoren (deze zijn gearceerd weergegeven in de overzichtstabellen) zijn tevens de indicatieve kosten bepaald en tevens zijn de maatregelen getoetst op praktische uitvoerbaarheid (zie §2.3.1). De resultaten zijn opgenomen in bijlage 1. Hoe de risicovolle klimaatfactoren zijn bepaald is uiteengezet in het eindrapport van onderzoeksfase 25.
GM-009868, revisie D1 Pagina 9 van 63
Aanpak
Bij het opstellen van de maatregelenlijst per gewas is onderscheid gemaakt in het ‘niveau’ waarop de maatregel dient te worden uitgevoerd of ontwikkeld. Hierbij zijn de volgende niveaus onderscheiden: • gewasniveau: maatregelen die de boer kan nemen en specifiek gericht zijn op het gewas (bv. het bestrijden van een plaag dat voor een specifiek gewas een gevaar vormt); • bedrijfsniveau: maatregelen die de boer kan nemen en naast het gewas eveneens invloed hebben op andere teelten (bv. gewasrotatie) • regionaal niveau: maatregelen die op regionale schaal genomen moeten worden (bv. optimaliseren van het watersysteem); • sectorniveau: maatregelen die door de sector genomen, aangestuurd of ontwikkeld moeten worden (bv. ontwikkeling van resistente gewassen). In het onderzoek is gekeken naar maatregelen welke de impact van een klimaatfactor kunnen voorkomen en maatregelen welke de impact van een bepaalde klimaatfactor kan beperken. 2.3.1 Beoordeling praktische uitvoerbaarheid adaptatiemaatregelen klimaatrisico’s Om aansluiting met landbouwkundige praktijk te verkrijgen zijn de opgestelde maatregelenlijsten aan verschillende praktijkexperts voorgelegd met de vraag de maatregelen te beoordelen op praktische en teelttechnische uitvoerbaarheid. De economische consequenties van de maatregelen zijn hierbij niet in beschouwing genomen (dit betekend dat economische factoren geen rol mogen spelen bij de beoordeling van de maatregelen). Een overzicht van de geraadpleegde experts is opgenomen in bijlage 2. In bijlage 1 is in de weergegeven maatregelenlijsten met (+), (-) en (?) aangegeven of een maatregel uitvoerbaar lijkt (+), niet uitvoerbaar lijkt (-) of er is geen oordeel gegeven (?). Naast deze beoordeling zijn de maatregelen voor de meest risicovolle klimaatfactoren tijdens een sectorbijeenkomst op 27 februari 2009 bediscussieerd met de deelnemers (gewasspecialisten en agrariërs). Aanvullingen en opmerkingen ten aanzien van deze maatregelen zijn meegenomen in de uitwerking. 2.3.2 Effectiviteit maatregelen De effectiviteit van de maatregel om schade te voorkomen of beperken als gevolg van een bepaalde klimaatfactor is sterk afhankelijk van externe factoren als bijvoorbeeld, type bodem, de waterhuishoudkundige situatie en het tijdstip waarop een maatregel wordt uitgevoerd. Dit geldt met name voor maatregelen die ingrijpen op de bodem zoals bijvoorbeeld diepere bodembewerking of stimulering van bodemleven. Gezien dit feit is er geen oordeel gegeven over de effectiviteit van de verschillende maatregelen. 2.3.3 Kosten van de maatregelen Op basis van literatuurgegevens en ‘expert judgement’ zijn daar waar enigszins mogelijk de kosten van de maatregelen bepaald welke beoordeeld zijn als praktisch en teelttechnisch mogelijk (+) en gelden voor de klimaatrisico’s in 2040. De kosten zijn weergegeven middels een bandbreedte en hebben louter een indicatief karakter. Met name ontwikkelingskosten van nieuwe rassen en technologie zijn op voorhand slechts zeer indicatief aan te geven. De ontwikkelingskosten van nieuwe technologieën zijn bijvoorbeeld hoog6 Ditzelfde geldt voor ontwikkeling van nieuwe gewasbeschermingsmiddelen en veredeling. Er zijn bedrijven die jaarlijks 300 miljoen euro investeren in onderzoek naar nieuwe gewasbeschermingsmiddelen en nieuwe rassen7. Indien geen kostenindicatie kan worden gegeven (vanwege de complexiteit van de maatregel) wordt dit aangegeven met ‘nb’ (niet bekend).
GM-009868, revisie D1 Pagina 10 van 63
3
Adaptatiemaatregelen plantaardige productiesystemen
3.1 Inleiding Om schade als gevolg van klimaatverandering te beperken of voorkomen zullen landbouwsystemen zich mogelijk aan moeten passen. In dit hoofdstuk wordt een algemeen overzicht gegeven van verschillende type adaptatiemaatregelen ten behoeve van plantaardige teelten. De weergegeven maatregelen zijn met name gericht op onder andere de volgende klimaatfactoren: droogte, hevige regenval, vorst, wind, en hagel. Naast deze klimaatfactoren wordt ingegaan op technologische ontwikkeling welke mogelijk zouden kunnen bijdragen een klimaatadaptatie. 3.2 Aanpassen van zaai/plant- en oogsttijdstip Vroeger zaaien of planten in de lente zorgt voor een verlenging van het groeiseizoen, zodat in combinatie met een gewas (met een kort groeiseizoen), blootstelling aan droogte en hoge temperaturen tijdens de zomermaanden wordt beperkt (minder warmte- en waterstress)8. De toepassing van deze maatregel hangt onder andere af van de begaanbaarheid en bewerkbaarheid van het perceel. Mogelijkerwijs is de maatregel alleen uitvoerbaar na droge winters. Om minder afhankelijk te zijn van de begaanbaarheid en bewerkbaarheid, kan mogelijk de mechanisatie worden aangepast. Voorbeelden zijn: • toepassen van rupstrekkers; • no-tillage systeem of minimale bodembewerking (zie §3.3); • Vaste rijpadenteelt met behulp van precisielandbouwtechnologie (zie eveneens §3.11). Het aanpassen van plant- en oogstdata is een adaptatiemaatregel die geldt voor de individuele akkerbouwer. De adaptatiemaatregel situeert zich op bedrijfsniveau, maar is daarbij sterk afhankelijk van de gewassen in rotatie (gewasniveau). Op sectorniveau (onderzoek, machinefabrikanten) dienen nadere oplossingen te worden ontwikkeld om tijdstippen te optimaliseren en technologie te ontwikkelen welke kan bijdragen aan een betere bewerkbaarheid en begaanbaarheid van de percelen. Mogelijk dat eveneens de ontwatering moet worden aangepast (drainage op bedrijfsniveau, waterpeilen op regionaal niveau). 3.3 Waterconserverende en minimale bodembewerking Ter bestrijding van droogte kunnen verscheidene waterreducerende technieken worden toegepast. Dit kan worden bewerkstelligd door het vergroten van het vochtbergend- en vasthoudend vermogen van de bodem middels het verbeteren van de bodemstructuur en het verbeteren van de organische stofhuishouding. Maatregelen om de bodemstructuur te verbeteren zijn: • opheffen ploegzool middels grondbewerking; • stimuleren van het bodemleven (niet ploegen, gewasresten onderwerken, organische bemesting etc.). Maatregelen om de organische stofhuishouding te verbeteren zijn: • inwerken gewasresten in de bodem (bv. graanstoppels en stro); • telen van een groenbemester (gewas in winterperiode dat in het voorjaar wordt doodgespoten en ondergewerkt); • toedienen van organische stof (bv. organische mest).
GM-009868, revisie D1 Pagina 11 van 63
Adaptatiemaatregelen plantaardige productiesystemen
Een ander voorbeeld van een waterconserverende techniek is minimale bodembewerking (in het buitenland aangeduid als no-tillage). Deze techniek beoogt een minimalisatie van grondbewerkingen, gewasresten van het vorig seizoen worden geheel of deels op het maaiveld achtergelaten in plaats van volledig onderploegen8. Fig. 3.1 Groenbemester (links inwerken groenbemester, rechts: ondergewerkte groenbemester)9.
NMI en de sectie Bodemkwaliteit van Wageningen Universiteit hebben recente bodemchemische en biologische kennis in verband gebracht met praktijkonderzoek en monitoring op 23 bedrijven op zeeklei. Zeeklei heeft veelal een slechte bodemstructuur. Uit het onderzoek blijkt dat er een verband is tussen bodemchemische eigenschappen van de grond en de bodemstructuur. Vooral de calciumbezetting aan het kleihumuscomplex (Cation Exchange Capacity: CEC), de samenstelling van de organische stof en bodemleven bieden aangrijpingspunten voor een daadwerkelijke verbetering van de bodemstructuur. Een lage calciumbezetting aan de CEC leidt tot structuurverslechtering. Hiervoor kunnen de volgende maatregelen worden ingezet10: • bekalken van de grond; • op maat bemesten met magnesium, natrium en kalium; • het achterlaten van oogstresten en het gebruik en de keuze van groenbemesters en organische meststoffen; • gebruik van verzurende meststoffen om de calcium uit schelpresten beter beschikbaar te maken; • minimale grondbewerking om het bodemleven zo min mogelijk te verstoren; • een bouwplan met gewassen die veel organische stof achterlaten; • opnemen gewassen die gunstig zijn voor aanmaak van glomaline door mycorrhizaschimmels. De in deze paragraaf beschreven maatregelen spelen zich voornamelijk af op bedrijfsniveau. Een mogelijke interessante grondverbetering (o.a. organische stof) is het idee van kunstmatige terra preta (vruchtbare, rulle zware aarde die is aangetroffen regenwouden). Biomassa wordt door pyrolyse (verhititng zonder zuurstof) omgezet in olie, gas en koolstof (zie fig.3 2. Bij dit proces wordt een grondverbetering geproduceerd met de volgende weergegeven positieve effecten op de bodemkwaliteit11: • chemische bodemkwaliteit: ° CEC (Cation Exchange Capacity); ° Nutriënten; • fysische bodemkwaliteit: ° Vochthoudend vermogen; ° Structuurstabiliteit • biologische bodemkwaliteit: ° Vooral indirect effect door effect op milieu;
GM-009868, revisie D1 Pagina 12 van 63
Adaptatiemaatregelen plantaardige productiesystemen
• verder beperking verliezen: ° Uitspoeling nutriënten en bestrijdingsmiddelen; ° Verlaging emissie N O en CH 2
.
Het biochar-concept lijkt een veelbelovend concept door potentiële win-winsituatiesFout! Bladwijzer niet gedefinieerd. : • energie uit biomassa (CO2-efficiënt); • permanente CO2-opslag); • positief landbouwkundig en milieukundig effect. Vanwege enkele openstaande kennisvragen met betrekking tot de ontwikkeling van Biochar (o.a. logistieke concepten t.b.v. verzameling bijproducten, opschaling tot semi-industrieel niveau, onderzoek naar landbouwkundige werking en ontwikkeling van Best Practices toepassing in landbouw) lopen diverse onderzoekenFout! Bladwijzer niet gedefinieerd..
Fig. 3.2 Terra preta bodemprofiel12 (links) en productieproces Biochal13 (rechts).
Om Biochar daadwerkelijk in de landbouw (op bedrijfsniveau) toe te passen, dient in eerste instantie nog het nodige onderzoek door de sector te worden uitgevoerd en in de praktijk toepasbare Biochar te worden ontwikkeld. 3.4 Verbeteren en optimaliseren van de ontwatering Volledige verzadiging van het bodemprofiel en water aan maaiveld kunnen leiden tot verrotting of verdrinking van het gewas. Ontwatering van percelen (doorlatendheid) kan worden verbeterd middels bewerkingen in het bodemprofiel: • diepere grondbewerking dan traditionele ploegzool van circa 0,30 m (dieper ploegen, spitten of woelen); • diepe grondbewerking van circa 2 m (diepploegen, diepspitten of diepwoelen); • inzaai en onderwerken groenbemester. De doorlatendheid van het bodemprofiel kan eveneens worden bevorderd middels het behouden en stimuleren van het bodemleven (bv. niet ploegen, organische bemesting etc.). Door bijvoorbeeld wormen worden verticale gangen in de bodem gemaakt welke de verticale doorlatendheid van de bodem kunnen verbeteren. Belangstelling en aandacht voor bodemleven in de landbouw groeit. Naast de bodembewerkingen kan de (oppervlakkige) ontwatering van landbouwpercelen worden verbeterd door de volgende maatregelen14: • aanleg en onderhoud drainage (eventueel intensiever draineren); • (extra) afvoergreppels (maken in natte percelen); • percelen rond leggen (kilveren); • schonen en uitdiepen van perceelsloten.
GM-009868, revisie D1 Pagina 13 van 63
Adaptatiemaatregelen plantaardige productiesystemen
Een negatief aspect van oppervlakkige afspoeling is de afvoer van nutriënten en gronddeeltjes van de akker. Verdichting van het bodemprofiel leidt tot schade onder zowel natte als droge omstandigheden. Preventie van bodemverdichting is dus belangrijk. De volgende maatregelen zijn mogelijkFout! Bladwijzer niet gedefinieerd. : • voorkomen dat geoogst wordt onder natte omstandigheden (bv. door overcapaciteit in het machinepark); • toepassing van lage druk banden; • gewas en ras afstemmen op de structuurgevoeligheid van het perceel; • teelt van diepwortelende gewassen en groenbemesters (opheffen van verdichting); • afspraken maken met loonwerker in het kader van bodemverdichting (capaciteit is voor loonwerkers vaak bepalend); • vaste rijpadenteelt (alleen rijpaden zijn onderhevig aan verdichting). In het onderzoek van NMI en de sectie Bodemkwaliteit van Wageningen Universiteit (zie §3.3) is eveneens gekeken naar het effect van een betere bodemstructuur op de waterinfiltratie. Modelberekeningen laten zien dat meer organische stof en een lagere bulkdichtheid leiden tot een hogere infiltratiesnelheid met minder kans op het tijdelijk blank komen staan van akkers. Meer organische stof leidt tot minder waterstagnatie na een regenbui van 1 centimeter per half uur10. Maatregelen om de organische stofhuishouding te verbeteren zijn §3.3 weergegeven. De weergegeven adaptatiemaatregelen dienen vrijwel allemaal op bedrijfsniveau te worden getroffen. De sector dient o.a. nieuwe drainagetechnologie te ontwikkelen. Daarnaast dient de sector bodembeschermende technologie (lage druk banden, vaste rijpadenteelt etc.) verder te onderzoeken en doorontwikkelen. Uitdiepen van perceelsloten is een maatregel welke op regionaal niveau moet worden genomen.
3.5 Irrigatie Planten kunnen alleen groeien wanneer de vochtvoorziening voldoende is. Droogteperioden gedurende het groeiseizoen kunnen worden gecompenseerd door irrigatie (toevoer van water in plaats van, of in aanvulling op de natuurlijke neerslag). Er zijn verschillende irrigatiemethoden: • beregenen: Bovengrondse toevoer van water (grondwater of oppervlaktewater) middels een sproeier of Waterkanon; • druppelirrigatie of gietdarmen: Toevoer van water naar het gewas gebeurt middels druppelslangen (liggend op maaiveld). Naast water kunnen eventueel opgeloste meststoffen worden toegediend (druppelfertigatie). Gietdarmen zijn slangen welke op maaiveld tussen het gewas worden aangebracht. In de slangen bevinden zich op regelmatige afstand gaatjes welke onder druk water geven; • deels onder water zetten perceel: Water wordt oppervlakkig volvelds of tussen ruggen toegediend; • ondergronds buizensysteem: Een ondergronds (diepte 0,30 m) buizensysteem genaamd Subterranean Plant Systeem (SPS) is een techniek die momenteel in Nederland land getest wordt (zie Fig. 3.3). Dit systeem kan gewassen ondergronds voorzien van water en meststoffen door het rondpompen van water door een slangensysteem. Het systeem kan tevens water rondpompen dat met restwarmte (bv. van een vergistinginstallatie) is verwarmd. Wageningen Universiteit onderzoekt het systeem in de praktijk15.
GM-009868, revisie D1 Pagina 14 van 63
Adaptatiemaatregelen plantaardige productiesystemen
Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Fig. 3.3 Aanleg ondergronds buizensysteem waterzetten perceel (rechts)16.
(links) en vorenirrigatie: deels onder
Naast het vochtvoorzieningssysteem speelt het watermanagement (in het kader van een zo efficiënt gebruik) een belangrijke rol. Tegenwoordig zijn er verschillende systemen beschikbaar waarbij de vochtvoorziening kan worden geoptimaliseerd. Een voorbeeld is plaatsing van vochtsensoren (welke continue de actuele beschikbare hoeveelheid water meet) het perceel kan aanbrengen en middels internet een advies kunnen opvragen17. Om te kunnen irrigeren is de beschikbaarheid van (kwalitatief) voldoende water een vereiste. Om in tijden van droogte voldoende wateraanvoer te waarborgen kunnen de volgende maatregelen worden genomen: • aanpassing van het oppervlaktewatersysteem in peilbeheerste gebieden; • vasthouden van water in gebieden waar geen water kan worden aangevoerd uit het oppervlaktewatersysteem. Bijvoorbeeld overtollig water in de winter opslaan en aanwenden in de zomermaanden wanneer watertekorten optreden). Dit principe kan op diverse manieren worden uitgevoerd8; ° vasthouden van regenwater voor kleinschalige irrigatie. Dit vereist de aanleg van regenwaterputten en/of vijvers; ° vasthouden van schoon infiltratiewater. Dit vereist de aanleg van retentie- en infiltratiestructuren om infiltratiewater vast te houden in geschikte zones enerzijds en het bewaken van de kwaliteit anderzijds. De aanleg van infiltratiestructuren kan beschouwd worden als de uitbreiding van de waterwingebieden; ° vasthouden van overtollig oppervlaktewater. De opslag van overtollig oppervlaktewater op landbouwgronden kan gaan over de aanleg van overstromingsgebieden en polders. Het land blijft in het bezit van de landbouwer maar hij wordt vergoed voor de schade geleden door eventuele overstroming; • beregening uit grondwater (ook in extreem droge jaren, dus geen beregeningsverboden). Voor beregenen uit oppervlaktewater is aanvoer van grote hoeveelheden gebiedsvreemd water nodig14. In Zeeland is een pilot waterconservering op perceelsniveau opgestart. Met dit type waterconservering wordt de waterhuishouding in de percelen zo goed mogelijk afgestemd op de eisen van het gewas. Het gaat om een van de eerste waterconserveringsprojecten op zware grond. In 2009 zal het pilotproject waterconservering op perceelsniveau uitgevoerd worden door het plaatsen van in totaal 11 conserveringsstuwen in de Absdalepolder en in de Van Alsteinpolder. Als de pilot goed verloopt zal het projectgebied opgeschaald worden naar het gehele afwateringsgebied Paal en daarna naar heel Zeeuws-Vlaanderen. Naar verwachting zullen circa 15 boeren deelnemen aan de pilot18. Maatregelen om water bij de plant te krijgen spelen op bedrijfsniveau. Ditzelfde geldt voor het vasthouden van regenwater ten behoeve van kleinschalige irrigatie. De sector kan nieuwe irrigatietechnologie ontwikkelen of bestaande technologieën uitontwikkelen.
GM-009868, revisie D1 Pagina 15 van 63
Adaptatiemaatregelen plantaardige productiesystemen
Indien infiltratiewater of oppervlaktewater tijdelijk moet worden geborgen zijn zowel maatregelen op bedrijfsniveau als regionaal niveau vereist. 3.6 Water- en peilbeheer Het huidige ontwateringssysteem in de akkerbouw is met name ingericht op optimaliseren van de vochtvoorziening (voldoende drooglegging), met als doel het een maximale opbrengst en goede oogstomstandigheden14. De volgende maatregelen kunnen worden getroffen met betrekking tot het waterbeheer van het perceel14: • intensiever draineren: Huidige systemen zijn vaak diep met minder drains aangebracht, waardoor opbolling tussen drains toeneemt. Aanbrengen van extra drains (verkleinen drainafstand) verlaagt de opbolling; • flexibel peilbeheer en regelbare drainage: Het belangrijkste doel hiervan is het vasthouden van neerslagoverschotten. In Nederland worden neerslagoverschotten vastgehouden om wateroverlast elders te voorkomen (piekberging) of om droogte te bestrijden (waterconservering en subirrigatie). Bij waterconservering kan onderscheid worden gemaakt tussen het vasthouden van lokale neerslagoverschotten en van subirrigatie en infiltratie van water afkomstig van elders. Een techniek waarmee drainage geregeld kan worden is peilgestuurd draineren. Aan het einde van het drainagestelsel wordt een in hoogte verstelbare uitmonding aangebracht (systeem van Ad van Iersel). De drainagebuizen monden niet uit in een watergang, maar in een zogenaamde ‘verzameldrain’ (zie Fig. 3.4). De afwateringshoogte van die verzameldrain kan door de boer zelf worden afgesteld. Afhankelijk van het grondgebruik is dat bijvoorbeeld op 50 cm onder maaiveld voor bouwland, of op 30 cm onder maaiveld voor grasland17; • piekberging neerslagoverschotten: Waterberging kan aan maaiveld plaatsvinden. Daarnaast zijn er systemen in ontwikkeling om water in de percelen (beneden maaiveld) te bergen. Momenteel zijn er drainagesystemen in ontwikkeling waarmee water tijdens pieken kan worden geborgen, waarbij wateroverlast tot een minimum wordt beperkt. Het idee bestaat uit een intensieve drainage welke relatief diep wordt aangebracht. Nadeel van het systeem is de toename van de kans op droogteschade. Dit kan worden beperkt door het onder water zetten van de drains (in de zomer) of door het deels afdoppen van de drains14;
• conservering van lokale neerslagoverschotten: Middels stuwbeheer wordt water vastgehouden. In niet gedraineerde percelen is het effect van peilverhoging gering. Alleen in wateraanvoergebieden, waarbij water via drains in percelen wordt geïnfiltreerd kan substantieel op beregenen bespaard worden. Bij grootschalige toepassing van waterconservering kan wateroverlast ontstaan en zullen waterbeheerders en niet de boeren de regie over het stuwbeheer moeten voeren14; • subirrigatie via drainage: Water wordt middels het drainagesysteem in de bodem geïnfiltreerd. Uit een studie is gebleken dat door toepassing van deze techniek een substantiële verhoging van de grondwaterstand kan worden bewerkstelligd (geldt voor goed doorlatende gronden). Voor dit systeem zal veel gebiedsvreemd water moeten worden aangevoerd en door toepassing van dit systeem zal het waterbergende vermogen afnemen;
GM-009868, revisie D1 Pagina 16 van 63
Adaptatiemaatregelen plantaardige productiesystemen
19
Fig. 3.4 Schematische weergave traditionele drains en peilgestuurde (regelbare) drainage .
• onderwaterdrainage: Onderwaterdrains nivelleren de grondwaterstand. In de winter wordt de grondwaterstand door een drainerende werking verlaagd en in de zomer verhoogd door een infiltrerende werking. Onderwaterdrains zijn effectief bij het reguleren van de grondwaterstand met als voordeel het remmen van de bodemdaling enerzijds en verbeteren van de draagkracht van grasland anderzijds. Op Praktijkcentrum Zegveld worden de effecten van onderwaterdrains onderzocht20. Deze techniek is mogelijk interessant voor veenweidegebieden vanwege maaivelddaling als gevolg van natuurlijke veenafbraak. Draineren is een maatregel op bedrijfsniveau. Flexibel peilbeheer en conservering van lokale neerslagoverschotten zijn maatregelen die spelen op zowel bedrijfsniveau als regionaal niveau. De sector zal innovatieve drainagetechnologie verder moeten uitontwikkelen. 3.7 Ontwikkeling van nieuwe rassen Om te anticiperen op mogelijke gevolgen van klimaatverandering kunnen nieuwe rassen worden ontwikkeld middels verdeling (conventionele methode) of middels een biotechnologische aanpak (genetische modificatie). De aandacht dient hierbij uit te gaan naar de ontwikkeling van gewassenFout! Bladwijzer niet gedefinieerd.: • droogte- en hitteresistentie; • waterresistentie (bv. tegen verrotting onder natte omstandigheden); • ziekte- en plagenresistentie. Ontwikkeling van nieuwe rassen is vaak een tijdrovend en kostbaar proces. Dergelijke ontwikkeling zullen vanuit de sector komen (onderzoek, bedrijfsleven). Indien beschikbaar zullen deze rassen op gewasniveau kunnen worden ingezet. 3.8 Bestrijden van ziekten en plagen Als gevolg van klimaatverandering kan er een toename van bestaande ziekten en plagen plaatsvindenFout! Bladwijzer niet gedefinieerd. en mogelijke introductie van nieuwe ziekten en plagen. Maatregelen ter preventie en bestrijding van ziekten en plagen zijn de volgende: • chemische bestrijding (spuiten met pesticiden en fungiciden); • bestrijding met natuurlijke middelen (bv. oliën); • biologische bestrijding door toepassing en stimuleren functionele agrobiodiversiteit, bijvoorbeeld stimuleren natuurlijke vijanden door het zaaien van bloemrijke akkerranden (zie Fig. 3.5); • ruimere vruchtwisseling in bouwplan; • telen in stroken (bijvoorbeeld inzaai groenbemester om vruchtwisseling te vergroten); • alternatieve (hete lucht) of biologische (grond)ontsmetting; • toepassing en (verdere) ontwikkeling innovatieve gewasbeschermingstechnieken (voorbeelden zijn UV-belichting (zie Fig. 3.5) en ozon-behandeling); • coating van zaden; • ontwikkeling van resistente rassen (zie §3.7).
GM-009868, revisie D1 Pagina 17 van 63
Adaptatiemaatregelen plantaardige productiesystemen
Fig. 3.5 Bloemrijke akkerrand21 (links) en gewasbescherming met UV-licht22 (rechts)
• beslissingondersteunende (BOS)- en waarschuwingssystemen: Om ziekten en plagen te bestrijden worden beslissingondersteunende (BOS)- en waarschuwingssystemen mogelijk belangrijker. Voor bestrijding van ziekten en plagen in gewassen in akkerbouw en vollegronds- groenteteelt, fruitteelt, bollenteelt, en boom- en vasteplanten zijn de laatste jaren al BOSsen ontwikkeld. Er is bijvoorbeeld een BOS ontwikkeld die aangeeft welke invloed de weersomstandigheden rondom het toepassingstijdstip hebben op de effectiviteit van de toepassing (GEWIS)23; • robuuste gewassen: De verwachting is dat een robuust gewas minder gevoelig is voor ziekten en plagen. Dit kan deels worden gestuurd door het realiseren van een goede bodem met biodiversiteit (bodemleven), structuur en nutriënten (bemesting). Chemische en natuurlijke bestrijding van ziekten en plagen vindt vrijwel plaats op gewasniveau. Gewasrotatie en agrobiodiversiteit speelt op bedrijfsniveau en agrobiodiversiteit van stimuleringsregeling op regionaal niveau. Ontwikkeling van innovatieve bestrijdingstechnieken, coatings, resistente rassen en technologie speelt op sectoraal niveau. Toelating van gewasbeschermingsmiddelen is wel een aspect dat speelt op regionaal/bestuurlijk niveau (overheid, Europees beleid). 3.9
Bescherming tegen hagel, wind en vorst
3.9.1 Hagel Als gevolg van (hevige) hagelbuien kan schade aan het gewas optreden. Om de gewasschade te beperken of voorkomen zijn de volgende maatregelen mogelijk: • afdekken van het gewas met netten; • overkapconstructies; • Hagelkon, apparaat waarmee geprobeerd wordt hagelbuien te voorkomen. Sturen van schokgolven met geluid in de wolk om de opbouw van de hagelwolk te verstoren; • teelten welke ongevoelig zijn voor hagel telen ter plaatse van ‘hagelbanen’. Dit zijn stroken in Nederland, die meer dan andere gebieden getroffen worden door hagelbuien. Weergegeven maatregelen zorgen voor een preventieve werking. Gewasherstellende middelen spuiten op bijvoorbeeld vruchten kunnen een curatieve werking hebben. Daarnaast kunnen er gewasbeschermingsmiddelen worden ingezet om bv. infecties te bestrijden (als gevolg van hagel zijn gewassen bijvoorbeeld gevoeliger voor bepaalde infecties).
GM-009868, revisie D1 Pagina 18 van 63
Adaptatiemaatregelen plantaardige productiesystemen
Fig. 3.6 Afdekking gewas met netten24 (links) en overkapping25 (midden) en hagelkanon26 (rechts).
Beschermingsmaatregelen tegen hagel vinden plaats op bedrijfsniveau. Curatieve middelen worden toegepast op gewasniveau. Eventuele ontwikkeling van dergelijke middelen wordt geïnitieerd op sectorniveau. Indien teelten worden afgestemd op zogenaamde hagelbanen dienen mogelijk maatregelen op regionale schaal te worden getroffen. 3.9.2 Wind Als gevolg van hevige wind (eventueel in combinatie met regen) kan gewasschade ontstaan omdat het gewas gaat liggen. Bij tarwe wordt dit legering van het gewas genoemd. Om gewassen tegen wind te schermen zijn de volgende maatregelen mogelijk: • telen van een sterk gewas (kort en stevig); • toedienen van groeiregulatoren (remt lengtegroei en bevordert dikte); • bomen en hagen rondom de akker planten (zie Fig. 3.7); • toepassen van windschermen of windbrekers. Maatregelen om gewassen tegen wind te beschermen spelen op bedrijfsniveau. Ontwikkeling van sterkere gewassen of middelen worden vanuit de sector gestuurd. Aanplant van bomen zal vanwege de impact op het landschap eveneens vanuit de regio worden gestuurd.
Fig. 3.7 Bomen dienen als windbrekers rond de akker.
GM-009868, revisie D1 Pagina 19 van 63
Adaptatiemaatregelen plantaardige productiesystemen
3.9.3 Vorst Om gewassen tegen vorst te beschermen kunnen de passieve en actieve maatregelen worden toegepast. Passieve maatregelen zijn de maatregelen die voor een vorstperiode worden genomen om actieve bescherming zo veel mogelijk te voorkomen. Passieve maatregelen tegen vorst zijn27 • vorstongevoelige rassen en vorstresistente rassen toepassen en ontwikkelen; • chemische zaadbehandeling; • selectie rassen op basis van gewasontwikkeling (bv. rassen die later bloeien); • plantdata aanpassen; • groeiregulatoren andere chemische middelen; • veranderen van het landschap en microklimaat (bv. door middel van bomen); • optimaliseren van de bemesting (gezond gewas is minder gevoelig); • bodembewerking vermijden (een bodem met grote met lucht gevuld poriën zal minder warmte opslaan en overdragen); • afdekking van bodem en/of gewas met plastic of stro (zie Fig. 3.8). Actieve maatregelen die tegen vorst beschermen zijnFout! Bladwijzer niet gedefinieerd.: • beregenen/irrigeren (bovengronds, ondergronds, warm- en koud water); • verwarmingsinstallaties (hete luchtkanonnen, vuurpotten zie Fig. 3.8 etc.); • windmachines (ventilatoren) of helikopters; • afdekken van het gewas.
28
29
Fig. 3.8 Bescherming tegen vorst door een strodek inks) en door vuurpotten
rechts).
Wanneer vorst optreedt aan het begin van het groeiseizoen kan het opgekomen plantje afsterven. Voor enkele gewassen heeft de teler de mogelijkheid het gewas opnieuw in te zaaien. In Nederland zijn onder andere vanwege vorstschade (in 2008) percelen suikerbieten overgezaaid30. Wind machines, beregening and heaters (hete luchtkanonnen) kunnen alleen ingezet worden bij vorst van maximaal -5 °C31. De maatregelen ter bescherming tegen vorst spelen voornamelijk op gewas- en bedrijfsniveau.
GM-009868, revisie D1 Pagina 20 van 63
Adaptatiemaatregelen plantaardige productiesystemen
3.10 Weersverzekering Financiële schade als gevolg van een klimaatextreem kunnen mogelijk worden gecompenseerd door het afsluiten van weersverzekeringen. In 2006 heeft het LEI onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor het opzetten van een brede weersverzekering in de land- en tuinbouw. In het onderzoek zijn de volgende conclusies getrokken32: • hagel-, storm- en regenschade in open teelten zijn in Nederland al te verzekeren. Dit geldt in beperkte mate ook voor vorstschade. Schade door droogte en sneeuwval bleek niet verzekerbaar; • draagvlak voor een op solidariteit gebaseerde brede weersverzekering binnen de plantaardige sectoren is onvoldoende breed; • onder andere vanwege het ontbreken van voldoende statistische gegevens over het optreden en de omvang van weerschade is er geen brede weersverzekering op de markt gekomen; • zonder hulp van de overheid komt er onder de huidige omstandigheden waarschijnlijk geen brede weersverzekering op de markt; • met financiële rugdekking van de overheid staan de akkerbouw- en vollegrondsgroentesector en de verzekeraars positief tegenover het opzetten van een brede weersverzekering. De sectoren glastuinbouw en bloembollen hebben weinig belangstelling voor een brede weersverzekering. In deze sectoren zijn de meest gangbare risico's te verzekeren of wordt schade door regen, droogte en vorst zoveel mogelijk voorkomen via voorzorgmaatregelen (bloembollen). Gegeven het huidige overheidsbeleid ligt het initiatief voor het opzetten van een brede weersverzekering bij het bedrijfsleven en zijn (sectorale) belangenbehartigers. Vanwege de huidige tegenstellingen tussen vraag en aanbod is de kans van slagen echter gering. Bij financiële ondersteuning door de overheid staan de meeste sectorvertegenwoordigers en de verzekeraars positief tegenover het opzetten van een brede weersverzekeringFout! Bladwijzer niet gedefinieerd.. Op 27 april 2009 heeft Minister Verburg van LNV aan de Tweede Kamer gemeld dat zij een deel van het Europese landbouwbudget, dat zij in de toekomst zelf mag benutten, wil gaan gebruiken om een brede weersverzekering te ondersteunen. De verzekering moet een voorziening bieden bij calamiteiten voor alle open teelten en voor alle weersrisico’s zoals extreme regenval, droogte, vorst, sneeuw, ijzel, storm, hagel en erosie. Het doel van de steun aan een brede weersverzekering is om uiteindelijk te komen tot een privaat gedragen instrument dat in de markt functioneert33. Afsluiten van een weersverzekering is een maatregel op bedrijfsniveau. Het opzetten van een weersverzekering en uitvoering vindt zoal op overheidsniveau (regionaal) en sectorniveau plaats. 3.11
Technologische ontwikkelingen
3.11.1 Precisielandbouw Precisielandbouw is een productiemethode waarbij een landbouwperceel locatiespecifiek wordt bewerkt, in tegenstelling tot de gangbare landbouw waarbij percelen over het algemeen uniform worden behandeld. Onkruidbestrijding, gewasbescherming, grondbewerking, irrigatie en bemesting kunnen daarbij worden afgestemd op de feitelijke toestand ter plekke binnen het perceel waarbij ook de keuze van het (juiste) tijdstip belangrijk is. Precisielandbouw heeft een duidelijk "high tech" imago waarbij onder meer Remote Sensing en Global Positioning Systems technieken worden gebruikt. Er is een interessante weblog over precisielandbouw die regelmatig nieuwe berichten plaatst (www.precisielandbouw.web-log.nl)34.
GM-009868, revisie D1 Pagina 21 van 63
Adaptatiemaatregelen plantaardige productiesystemen
De eerste generatie precisielandbouw wordt in Nederland momenteel op enkele grootschalige landbouwbedrijven toegepast. Voorbeelden van technieken zijn rechtgeleiding van trekkers en variabel doseren van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Bij de tweede generatie precisielandbouw wordt middels een IT-systeem informatie opgeslagen over de factoren die (een) succesvolle groei van een bepaald gewas beïnvloeden. Van het beoogde perceel wordt vervolgens nauwkeurig informatie over de grondsoort, zuurgraad, vochttoestand en dergelijke in kaart gebracht en in een IT-systeem ingevoerd waaruit vervolgens volgt wat er nodig is om de optimale conditie te creëren voor het gewas. Een GPSgestuurd voertuig met een nauwkeurige doseerarm voegt de ontbrekende stoffen toe. De conditie van de bodem en van het gewas wordt regelmatig in kaart gebracht. Dit kan gebeuren met behulp van sensoren en camera’s. De metingen worden gekoppeld aan het centrale IT-systeem waarin ook de groeimodellen en informatie over ziektes en plagen zijn opgenomen, zodat de toevoeging van stoffen nog beter kan worden afgestemd op de behoefte. Het GPS-gestuurde voertuig dient alleen de voedings- en bestrijdingsmiddelen toe die op die plek voor dat gewas nodig zijn35.
Fig. 3.9 Eerste en tweede generatie precisielandbouw (PL).
De technologieën die nodig zijn voor tweede generatie precisielandbouw zijn in principe bekend, maar er dient een integratieslag te worden gemaakt. Kennis van bodem en gewasgroei moet o.a. ondergebracht worden in IT-modellen, welke moeten worden gekoppeld aan weersvoorspellingen. Dit alles moet gekoppeld worden aan meet- en registratiesystemen op het land. Hieruit moeten instructies volgen die het met een doseerarm uitgeruste landbouwvoertuig nauwkeurig moet opvolgenFout! Bladwijzer niet gedefinieerd.. 3.11.2 Robotisering Robotisering in de landbouw staat aan het begin van een sterke ontwikkeling, waarbij verschillende rollen weggelegd lijken te zijn voor grote robots (formaat trekker en combine) en kleine robots (formaat flinke schoenendoos tot kleine koelkast). Grote robots kunnen teelthandelingen zoals zaaien, spuiten en oogsten geheel of gedeeltelijk zelfstandig uitvoeren. Kleine robots lijken vooral nuttig te zijn voor het selectief en pleksgewijs bestrijden van ziekten, plagen en onkruiden. Ook kunnen ze waarnemingen doen aan de toestand van gewas en bodem ten behoeve van toepassing van gewasgroeimodellen. Hierbij kunnen ontwikkelingen in gewasgroeimodellen, sensoren en waarnemingsplatformen (robots) elkaar versterken36.
GM-009868, revisie D1 Pagina 22 van 63
Adaptatiemaatregelen plantaardige productiesystemen
Door de Wageningen Universiteit is de afgelopen jaren een wedstrijd georganiseerd waarbij veldrobots bepaalde handelingen moesten uitvoeren. Zogenaamde Field Robots zijn weergegeven in fig. 3.9.
38
Fig. 3.10 Kleine veldrobots deelnemend aan een robotwedstrijd37 (links) en een autonome wiedrobot (rechts).
Voordat er daadwerkelijk robots op de akker (en zonder toezicht) ingezet kunnen worden zal nog het nodige onderzoek moeten worden uitgevoerd. Precisielandbouw, automatisering en robotisering kan mogelijk er toe leiden dat werkzaamheden ook ’s nachts kunnen worden uitgevoerd. 3.11.3 Meetinstrumenten ruwvoerteelt In de laatste tientallen jaren is grote vooruitgang geboekt in de efficiëntie van ruwvoerproductie op melkveebedrijven. Het streven naar kostprijsbeheersing, een efficiënte inzet van grondstoffen en het winnen van ruwvoer van hoge kwaliteit maakt ook in de komende jaren een verdere verbetering van de ruwvoerproductie noodzakelijk. Om effectief bij te kunnen sturen is het beschikbaar komen van meetmethoden, waarbij de informatie tijdig beschikbaar is, gewenst. Wageningen UR heeft een overzicht van technieken gemaakt waarvan de verwachting is dat het de moeite waard is om concepten op te stellen waarmee het bedrijfsleven meetinstrumenten voor snelle meetmethoden kan ontwikkelen39. Recentelijk zijn nieuwe technieken ontwikkeld, die geschikt lijken voor toepassing in snelle meetmethoden voor de melkveehouder. Melkveehouders hebben behoefte aan snelle meetmethoden bij het bepalen van: • de drogestofopbrengst van gras op het veld, • de samenstelling en voederwaarde van het verse gras op het veld; • de samenstelling en voederwaarde van de kuil.
GM-009868, revisie D1 Pagina 23 van 63
Adaptatiemaatregelen plantaardige productiesystemen
Optische technieken, waaronder spectroscopie (o.a. NIRS en RAMAN), lijken perspectief te bieden voor het bepalen van de drogestofopbrengst van gras op het veld en de samenstelling en voederwaarde van het verse gras op het veld. RAMAN is echter nog volop in ontwikkeling. Met andere optische technieken worden momenteel sensoren ontwikkeld die het mogelijk maken dat de drogestofopbrengst op het veld (kg droge stof/ha) kan worden gemeten evenals het droge-stofpercentage van in het zwad liggend gras. De sensoren kunnen een grote bijdrage leveren aan de verhoging van de nauwkeurigheid van de simulatiemodellen die, mede op basis van meteorologische gegevens, de gewasgroei voorspellen. Dit kan bijdragen aan een kwalitatief beter management. Daarnaast kan een vochtsensor een bijdrage leveren aan het maken van een kwalitatief betere graskuil door op basis van het online gemeten vochtgehalte een conserveringsmiddel toe te voegen. Voor het bepalen van de samenstelling en voederwaarde van het verse gras op het veld is beeldvormende spectroscopiegeschikt voor toepassing in een snelle meetmethode. Er zijn meerdere combinaties mogelijk, waarbij er goede mogelijkheden zijn om een relatief goedkope sensorcombinatie te ontwikkelen binnen een relatief korte tijd. Wat betreft het bepalen van de samenstelling en voederwaarde van kuil is de Near Infrared Spectroscopy (NIRS) methode nog steeds de meest aangewezen methode. In deze paragraaf zijn enkele technieken aan het voetlicht gebracht. Mogelijk dat deze technieken interessanter worden in het kader van klimaatverandering, met name vanuit het oogpunt van droogte (zuinig en efficiënt omgaan met water) en beheersing van ziekten en plagen. Technologische ontwikkelingen worden vanuit de sector geïnitieerd. Toepassing van technologie door de boeren vindt plaats op bedrijfsniveau. Mogelijk dat er op regionaal niveau maatregelen nodig zijn indien innovatieve technologie wordt toegepast. Voorbeelden zijn robots die bijvoorbeeld ’s nachts worden ingezet (geluidsoverlast) of onbemande voertuigen (veiligheidsaspect).’
GM-009868, revisie D1 Pagina 24 van 63
4
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op specifieke adaptatiemaatregelen ten behoeve van de in tabel 1.1 weergegeven gewassen. Per gewas worden allereerst relevante klimaatfactoren aangegeven, in welke periode dit invloed heeft op het gewas en wat het effect is (schade). Deze informatie wordt in tabelvorm weergegeven. Gegevens zijn afkomstig uit het achtergrondrapport van Wageningen URFout! Bladwijzer niet gedefinieerd.. Vervolgens wordt ingegaan op de mogelijke adaptatiemaatregelen die mogelijk genomen kunnen worden om schade te voorkomen. Deze mogelijke maatregelen zijn beschreven op basis van literatuur, experts en eigen inzichten. In het definitieve rapport Klimaat en landbouw Noord-Nederland: 'effecten van extremen' Verslag van onderzoeksfase 2: de invloed van extreme weersomstandigheden op gewassen en landbouwhuisdieren en verkenning van mogelijke adaptatiemaatregelen is onderzocht welke klimaatfactoren het meest risicovol zijn voor de verschillende gewassen voor het tijdsvensters 2040. Deze klimaatfactoren worden per gewas in de tabel gearceerd weergegeven. De mogelijke adaptatiemaatregelen ten behoeve van deze risicovolle klimaatfactoren zijn voor een toetsing voorgelegd aan experts en verschillende mensen uit de landbouwpraktijk. Tevens zijn voor deze maatregelen indicaties van de mogelijke investeringen en kosten weergegeven. De resultaten van de beoordeling en kostenindicaties zijn weergegeven in bijlage 1. In dit hoofdstuk wordt waar nodig dieper ingegaan een mogelijke toe te passen adaptatiemaatregel. Dit geldt met name voor de positief beoordeelde maatregelen. Per gewas worden er ook overige klimaatfactoren en adaptatiemaatregelen weergegeven. Vanwege het ontbreken van voldoende en relevante klimaatgegevens (KNMI) kan niet worden aangegeven of deze klimaatfactor vaker voorkomt en/of deze klimaatfactoren onacceptabele schade veroorzaakt en daarmee een klimaatrisico vormt. De weergegeven adaptatiemaatregelen zijn wel getoetst door gewasexperts en de praktijk. Echter zijn voor deze maatregelen geen kostenindicaties weergegeven Vanwege de globale uitwerking van de gewassen artisjok, koolzaad, druif en tomaat zijn de maatregelen beknopt uitgewerkt en onder andere niet getoetst aan de praktijk.
GM-009868, revisie D1 Pagina 25 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
4.2
Wintertarwe
Klimaatfactoren, impact op gewas en schade Klimaatfactor
Periode
Impact op gewas
1
Langdurig droog
juni - aug.
In de periode na de stengelstrekking speelt droogte een rol
Schade
2
Aanhoudend nat
april - mei
Optreden van septoria of bladvlekkenziekte
25 - 75%
3
Aanhoudend vochtig
mei - juli
Optreden van Aarfusarium vochtige wisselende omstandig-
25 - 75%
10 - 50%
en zal voor opbrengstderving zorgen.
heden rond de bloei tot oogst. Aarfusarium produceert mycotoxines. 4
Windstoten i.c.m.
mei - aug.
zware buien
Legering vindt plaats doordat met name natte aren topzwaar
onbekend
worden waardoor ze gevoelig zijn voor een fikse windstoot makkelijk. Het gewas is dan moeilijk te oogsten.
5
Aanhoudend nat weer
juli - sept.
Kan tot gevolg hebben dat er pas in september geoogst kan
10 - 75%
worden omdat maaidorsers geen nat graan kunnen oogsten. Heeft gevolgen voor de rotatie met andere gewassen. Speelt vooral een rol bij grote graanbedrijven die veel moeten dorsen. 6
Kwakkelweer
nov. - maart
Opvriezen van de wortels
10 - 50%
Klimaatrisico wintertarwe
Maatregelen per klimaatfactor 1. Langdurig droog - Opbrengstderdving Om schade als gevolg van droogte in de periode juni - augustus te beperken kan de teler maatregelen nemen om de bodemstructuur en organische stofhuishouding te optimaliseren en daarmee het vasthoudend en vochtleverend vermogen van de bodem te verbeteren. Hiervoor kunnen de volgende maatregelen worden genomen: • stimuleren bodemleven; • inwerken graanstoppels en gehakseld stro; • telen van een groenbemester; • toedienen extra organische (mest)stof. Om voldoende vocht in het perceel te garanderen zullen overheden mogelijk het watersysteem zodanig moeten inrichten dat voldoende vocht in het perceel beschikbaar is. Door de sector kan mogelijk een droogteresistent ras worden ontwikkeld. In Australië worden proeven gedaan met genetisch gemodificeerde droogteresistente graangewassen. Boeren hopen dat deze graansoorten een hoge opbrengst kunnen geven onder droge omstandigheden40. 2. Aanhoudend nat - Optreden van septoria of bladvlekkenziekte De schimmel infecteert het gewas vanuit stroresten of vanuit het zaaizaad. Het gebruik van gezond c.q. ontsmet zaaizaad helpt de ziekte te voorkomen (maatregel op bedrijfsniveau). Middels een chemische bestrijding (fungiciden) is de gele bladvlekkenziekte te bestrijden41. Op sectorniveau kan er een resistent ras ontwikkeld worden.
GM-009868, revisie D1 Pagina 26 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
3. Aanhoudend vochtig - Optreden van Aarfusarium De infectie van Aarfusarium is niet geheel te bestrijden, maar de infectie kan wel met de volgende maatregelen (op bedrijfsniveau) worden beperkt: • inzaaien met ontsmet zaad; • inzaaien bestaande rassen met hoog resistentieniveau; • bestrijding met een fungicide (met huidige middelen vaak niet afdoende). Op sectorniveau kunnen resistente rassen ontwikkeld worden. Tevens kunnen er middelen worden ontwikkeld om de ziekte effectief te kunnen bestrijden. 4. Windstoten i.c.m. zware buien - Legering Een ruime stikstofvoorziening en veel zaaizaad bevorderen de dichtheid van het gewas en daarmee de kans op legering. Legering zal in eerste instantie moeten worden tegengegaan door een juiste teeltwijze aangaande rassenkeuze, zaaidichtheid en stikstofbemesting42: De teler heeft hiervoor de volgende maatregelen beschikbaar: • telen van een kort, stevig gewas; • nauwkeurig zaaien met een niet te grote dichtheid; • nauwkeurige stikstofbemesting. Door het toepassen van stikstofsensoren en GPS-systemen (precisielandbouw) kan de teler plaatsspecifiek bemesten, wat de kans op legering vermindert43. Naast deze maatregelen worden in de gangbare praktijk groeiregulatoren ingezet. Deze werken remmend op de lengtegroei en bevorderen de diktegroei42. 5. Aanhoudend nat weer - Late oogst Er is over het algemeen wel voldoende dorscapaciteit aanwezig bij graantelers. Bij onvoldoende droge korrel zal er wel gedroogd moeten worden voor het verkrijgen van goede kwaliteit (=vochtigheid van de korrel < 16%). Dit kan tijdens de bewaring worden gerealiseerd door42: • droging met buitenlucht (langzame droging); • droging met verwarmde lucht (snelle droging). 6. Kwakkelweer - Opvriezen van de wortels Opvriezen van wortels kan worden voorkomen door het gewas vroeger in te zaaien. Een en ander is afhankelijk van de weer- en terreinomstandigheden (bewerkbaarheid). Om de invloed van vorst te beperken kan mogelijk tussen het gewas een bodembedekker worden aangebracht (stro of gewas). Overige klimaatfactoren en maatregelen Langdurig droog is in het begin van het groeiseizoen - Schimmel gele roest Behalve door rassenkeuze kan gele roest door chemische middelen effectief worden bestreden42. Warm en droog (gunstige omstandigheden voor bladluizen (optreden van gerstevergelingsvirus) De teler heeft geen mogelijkheden om het gerstevergelingsvirus (Fig. 4.1) te bestrijden. De aanpak van het probleem dient te worden gericht op het voorkomen van verspreiden van bladluizen. Opbrengstderving kan door de teler (bedrijfsniveau) worden gerealiseerd middel44. • chemische bestrijding; • later inzaaien.
GM-009868, revisie D1 Pagina 27 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
Een vroege natuurlijke bestrijding door o.a. loopkevers en spinnen kan voorkomen dat bladluizen migreren en meer planten aantasten44. De sector kan maatregelen nemen om een resistent ras te ontwikkelen. In het buitenland zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd.
Fig. 4.1 Gerstevergelingsvirus45 (links) als gevolg van bladluizen46 (rechts).
GM-009868, revisie D1 Pagina 28 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
4.3
Consumptie- zetmeelaardappel
Klimaatfactoren, impact op gewas en schade Klimaatfactor
Periode
Impact op gewas
Schade
1
Hevige regenval
mei - sept.
Verrotting deel aardappeloogst
25 - 75%
2
Hittegolf
juli - sept.
Doorwas: een verschijnsel waarbij de aardappel te snel
25 - 75%
groeit waardoor knollen buiten de hoofdknol gevormd worden 3
Warm en nat
juli - sept.
4
Extreme hitte
juni - aug.
Bacterieziekte Erwinia die natrot en stengelrot veroorzaakt
10 - 50%
Afsterven van de aardappelplant door hoge verdamping en
100%
verbranding 5
Aanhoudend nat weer
mei - aug.
Spuiten tegen Phytophthora niet mogelijk is (vanwege ver-
50 - 100%
spreiden van ziekten) 6
Vorst
mei - juni
De aardappels bevriezen en komen niet op (lente)
25 - 75%
7
Warme winter
dec. - maar
Bewaring van aardappelen problematisch wordt, omdat de
25 - 75%
buitenlucht de aardappelen niet kan koelen, waardoor verlies van vocht en uitlopers en rot wordt veroorzaakt Klimaatrisico consumptie- en zetmeelaardappel
Maatregelen per klimaatfactor 1. Hevige regenval - Verrotting deel aardappeloogst Om wateroverlast te voorkomen kan de teler (bedrijfsniveau) verschillende maatregelen treffen om de ontwatering van de percelen te verbeteren of optimaliseren: • behouden en stimuleren bodemleven, bv. regenwormen die verticale gangen graven en organische stof omzetten en daarmee de bodemstructuur verbeteren; • inzaai en onderwerken groenbemester; • intensiever draineren (verkleinen drainafstand). Overheden (waterschappen) dienen maatregelen te treffen welke ervoor zorgen dat sloten en greppels overtollig water tijdig kunnen afvoeren. Naast deze maatregelen kan op sectorniveau mogelijk een aardappel worden ontwikkeld welke waterresistent is. 2. Hittegolf - Doorwas De teler kan verschillende maatregelen treffen om de invloed van een hittegolf te beperken of te voorkomen: • aardappel in bredere ruggen telen: Dit is een techniek die ook in Mexico en andere Zuid-Amerikaanse landen veelvuldig wordt gebruikt. De hiervoor benodigde landbouwmechanisatie is volledig ontwikkeld. De bredere rug zorgt voor meer bedekking en daardoor een grotere temperatuurbuffer. De opbrengst is ondanks de bredere rug vergelijkbaar met de huidige teelt47. Door deze maatregel moet mogelijk wel met de machines worden overgestapt op een ander normalisatie. Dit betekent o.a. een aanschaf van een nieuw pootmachine en ruggenfrees en aanpassingen op trekkers en spuiten. Omschakeling van 75 cm naar 90 cm-normalisatie kost een akkerbouwer minimaal € 50.000,-- 48; • aardappel vroeger poten en rooien: Of er vroeger gepoot en gerooid kan worden is alleen een optie als de bodemomstandigheden (voldoende droog en temperatuur) voldoende zijn;
GM-009868, revisie D1 Pagina 29 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
• verkoeling door (druppel)irrigatie: Druppelirrigatie stelt hoge eisen aan de waterkwaliteit. Omdat de druppelaars in de slangen gemakkelijk verstopt raken, moet het water goed worden gefilterd. Een bijzonder probleem vormt ijzerhoudend water, dat uit menige waterbron op zandgrond naar boven komt. Het ijzer kan ernstige verstopping veroorzaken. Gebruik van leidingwater is (te) duur en aan gebruik van oppervlaktewater kleeft het risico van ziekteverspreiding, zoals bruinrot49. Het systeem biedt verder de mogelijkheid om op elk gewenst moment meststoffen (fertigatie) evenals misschien bepaalde bestrijdingsmiddelen goed verdeeld in de wortelzone te brengen. Andere pluspunten van het systeem zijn: een geringere waterbehoefte (10 à 25 procent), een optimale bestrijding van gewone schurft, minder risico op een infectie met Phytophthora en er kan water met een hoger zoutgehalte worden gebruikt dan bij beregening50. Genoemde nadelen zijn hoge kosten en structuurverslechtering van de grond. Verder is speciale apparatuur nodig voor het leggen en verwijderen van de slangen (tapes). In Nederland worden zowel slangen geleverd die slechts één keer kunnen worden gebruikt als slangen die drie tot vier keer kunnen worden gebruikt50. De kans op het optreden van doorwas kan worden beperkt/voorkomen door: • te zorgen voor een vroeg gesloten bladerdek (voorkiemen); • matige N-gift; • beregenen. Door beregening wordt een koelend effect gerealiseerd. Irrigatiesturing geeft het juiste beregeningsmoment aan. De percelen worden daarbij dag op dag gevolgd en krijg de deelnemende akkerbouwer per fax, e-mail of telefoon advies over het optimale beregeningstijdstip op zijn perceel. Specifiek voor aardappelen wordt daarbij rekening gehouden met de variëteit, het doeleinde (friet, kriel, versmarkt) en het moment van rooien51. De Plantenziektenkundige Dienst (PD) en de NAK controleren intensief op de naleving van verboden op beregening met oppervlaktewater. Dit verbod is ingesteld omdat beregening met oppervlaktewater de kans op verspreiding van bruinrot ernstig vergroot. Het verbod geldt in heel Nederland bij de teelt van pootaardappelen en in bepaalde gebieden bij de teelt van consumptieaardappelen. In bepaalde gebieden in Nederland, de zogenaamde beregeningsverbodsgebieden, is het gebruik van oppervlaktewater voor beregening geheel verboden bij de teelt van aardappel. Als alternatief voor het gebruik van oppervlaktewater kan er beregend worden met bronwater52. Naast de teler kan op sectorniveau een hittebestendig ras worden ontwikkeld. 3. Warm en nat - Bacterieziekte Erwinia Ondanks veel onderzoek en kennis is de ziekte Erwinia (veroorzaakt natrot en stengelrot) nauwelijks beheersbaar. Erwinia is altijd aanwezig en maatregelen om besmetting te voorkomen zijn niet voorhanden. Enkele maatregelen die de teler kan treffen om verspreiding te beperken zijn53: • toetsing van uitgangsmateriaal (een DNA-techniek die alle stammen aantoont wordt op korte termijn verwacht); • het juiste perceel kiezen (niet nat, dus goede drainage en afwatering); • zieke planten zo spoedig mogelijk verwijderen; • snelle loofvernietiging en voorkomen dat loof op de rug blijft liggen; • apparatuur reinigen.
GM-009868, revisie D1 Pagina 30 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
Genetische modificatie technieken geeft wel mogelijkheden voor het inbouwen van resistentie tegen Erwinia’s54. Biologische bestrijding wordt in de literatuur beschreven, en er zijn aanwijzingen dat er wat mogelijkheden liggen. Nader wetenschappelijk onderzoek zal eerst nodig zijn om te bepalen of dit een reële optie is. Er zijn wellicht meer teeltmaatregelen om te aantasting te beperken. Hiervoor loopt het Deltaplan Erwinia in de periode 2008 – 201255. Verder kan door aanpassing van de bemesting (stikstofgift en calcium) problemen met Erwinia’s gereduceerd worden. Mogelijk dat precisiebemesting in deze een rol kan vervullen. 4. Extreme hitte - Afsterven van de aardappelplant Waarschijnlijk is de enige maatregel het ontwikkelen van een hittebestendig ras. 5. Aanhoudend nat weer - Spuiten tegen Phytophthora niet mogelijk Om Phytopthora te bestrijden kan de teler de bespuiting uitvoeren met een vliegtuig. Bespuitingen vanuit het vliegtuig zijn in Nederland echter wettelijk verboden. Alleen in zeer uitzonderlijke situaties, zoals extreme neerslag, kan een ontheffing worden verkregen56. In Nederland zijn de percelen mogelijk te klein voor deze toepassing. Daarnaast is de dosering van het middel lastiger. Om de teler een resistent ras te kunnen bieden, zal op sectorniveau nader onderzoek plaats moeten vinden om aardappels resistent te maken tegen Phytophthora infestans. 6. Vorst - De aardappels bevriezen en komen niet op (lente) De maatregelen die de teler kan nemen zijn: • bodembedekker aanbrengen tussen de ruggen (bijvoorbeeld stro); • de aardappel dieper poten of hogere ruggen maken; De sector kan een vorstresistent ras ontwikkelen. 7. Warme winter - Bewaring van aardappelen problematisch Om aardappelen bij een voldoende lage temperatuur te kunnen bewaren zal de teler de aardappelen mechanisch moeten koelen. Om de aardappelen bij een hogere temperatuur te kunnen bewaren (7 à 8 ºC) is bespuiting met een kiem reguleringsmiddel een maatregel. Door toepassing van deze maatregel kunnen droging en wondheling echter in gevaar komen. Op sectorniveau kan het onderzoek zich richten op de ontwikkeling van aardappelen met betere bewaareigenschappen. Overige klimaatfactoren en maatregelen Gemiddeld warmer weer: verhoogde druk van luizen waardoor het Y-virus verspreid wordt De teler heeft de mogelijkheden om luizen te bestrijden door: • bespuiting met insecticide; • bespuiting met minerale oliën; • aanleggen akkerranden (natuurlijke vijanden). Gemiddeld warmer weer: verhoogde druk van het aardappelcysteaaltje Bij het voorkomen van deze ziekte kan de teler de volgende maatregelen nemen om besmetting te voorkomen57. • voorkomen dat grond besmet raakt (door bv. zeef en sorteergrond, door grond aan plantgoed en aan machines en door verstuiven van grond); • ruime vruchtwisseling (populatie onder controle houden); • optimale bestrijding van aardappelopslag (populatie onder controle houden).
GM-009868, revisie D1 Pagina 31 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
Naast deze maatregelen kan de populatie door de teler worden verminderd door toepassen van natte (chemische) of biologische grondontsmetting. Op sectorniveau dient het onderzoek zich te richten op ontwikkeling van resistente rassen. Warmere winters - Aardappelopslag wordt een groter probleem Mogelijk dat aardappelopslag een groter probleem doordat er minder vorst optreedt in de winters waardoor achtergebleven knollen niet doodvriezen. Een verhoogde aardappelopslag heeft als risico dat aaltjes in de knol kunnen overleven en zo voor een snellere besmetting van een volgende aardappelteelt. De teler kan aardappelopslag (deels) voorkomen door bij het rooien rooiverliezen zo veel mogelijk te voorkomen. Deze worden voor een deel veroorzaakt door onjuistheden in de teelttechniek (bv. onjuiste rugopbouw, ongelijke rijenafstand) en verliezen die optreden tijdens het rooien als gevolg van bv. een onjuiste afstelling van de rooimachine58. De teler kan aardappelopslag bestrijden door middel van chemische bestrijding. Een automatische methode voor het herkennen en verwijderen van aardappelopslagplanten is gewenst en wordt ontwikkeld. Het onderzoek (sector) werkt momenteel aan de ontwikkeling van een automatisch systeem voor de bestrijding van aardappelopslag. Kenmerken van het systeem zijn59: • herkenning met beeldverwerking van kleuren en nabij infrarood camera’s; • verwijderen van planten door plantspecifiek met innovatieve spuittechniek individuele druppels gericht aan te brengen.
GM-009868, revisie D1 Pagina 32 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
4.4
Pootaardappel
Klimaatfactoren, impact op gewas en schade Klimaatfactor
Periode
Impact op gewas
Schade
1
Hevige regenval
mei - sept.
Verrotting deel aardappeloogst
25 - 75%
2
Hittegolf
juli - sept.
Doorwas: een verschijnsel waarbij de aardappel te snel
25 - 75%
groeit waardoor knollen buiten de hoofdknol gevormd worden 3
Warm en nat
juli - sept.
4
Extreme hitte
juni - aug.
Bacterieziekte Erwinia die natrot en stengelrot veroorzaakt
10 - 50%
Afsterven van de aardappelplant door hoge verdamping en
100%
verbranding 5
Aanhoudend nat weer
mei - aug.
Spuiten tegen Phytophthora niet mogelijk is (vanwege ver-
50 - 100%
spreiden van ziekten) 6
Vorst
mei - juni
De aardappels bevriezen en komen niet op (lente)
25 - 75%
7
Warme winter
dec. - maart
Bewaring van aardappelen problematisch wordt, omdat de
25 - 75%
buitenlucht de aardappelen niet kan koelen, waardoor verlies van vocht en uitlopers en rot wordt veroorzaakt Klimaatrisico pootaardappel
Maatregelen per klimaatfactor 1. Hevige regenval - Verrotting deel aardappeloogst Om wateroverlast te voorkomen kan de teler (bedrijfsniveau) verschillende maatregelen treffen om de ontwatering van de percelen te verbeteren of optimaliseren: • behouden en stimuleren bodemleven, bv. regenwormen die verticale gangen graven en organische stof omzetten en daarmee de bodemstructuur verbeteren; • inzaai en onderwerken groenbemester; • intensiever draineren (verkleinen drainafstand). Overheden (waterschappen) dienen maatregelen te treffen welke ervoor zorgen dat sloten en greppels overtollig water tijdig kunnen afvoeren. Naast deze maatregelen zijn op sectorniveau maatregelen mogelijk nodig om een pootaardappel te ontwikkelen welke waterresistent is. 2. Hittegolf - Doorwas De teler kan verschillende maatregelen treffen om de invloed van hittegolf te beperken of te voorkomen. • aardappel in bredere ruggen telen: Dit is een techniek die ook in Mexico en andere Zuid-Amerikaanse landen veelvuldig wordt gebruikt. De hiervoor benodigde landbouwmechanisatie is volledig ontwikkeld. De bredere rug zorgt voor meer bedekking en daardoor een grotere temperatuurbuffer. De opbrengst is ondanks de bredere rug vergelijkbaar met de huidige teelt60. Door deze maatregel moet mogelijk wel met de machines worden overgestapt op een ander normalisatie. Dit betekent o.a. een aanschaf van een nieuw pootmachine en ruggenfrees en aanpassingen op trekkers en spuiten. Omschakeling van 75 cm naar 90 cm-normalisatie kost een akkerbouwer minimaal € 50.000,-61; • aardappel vroeger poten en rooien; • verkoeling door (druppel)irrigatie.
GM-009868, revisie D1 Pagina 33 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
Naast de teler kan op sectorniveau een hittebestendig ras worden ontwikkeld. Of er vroeger gepoot en gerooid kan worden is alleen een optie als de bodemomstandigheden (voldoende droog en temperatuur) voldoende zijn. De kans op het optreden van doorwas kan worden beperkt/voorkomen door62 • te zorgen voor een vroeg gesloten bladerdek (voorkiemen); • matige N-gift. 3. Warm en nat - Bacterieziekte Erwinia Ondanks veel onderzoek en kennis is de ziekte Erwinia (veroorzaakt natrot en stengelrot) nauwelijks beheersbaar. Erwinia is altijd aanwezig en maatregelen om besmetting te voorkomen zijn niet voorhanden. Enkele maatregelen die de teler kan treffen om verspreiding te beperken zijn63: • toetsing van uitgangsmateriaal (een DNA-techniek die alle stammen aantoont wordt op korte termijn verwacht); • het juiste perceel kiezen (niet nat, dus goede drainage en afwatering); • zieke planten zo spoedig mogelijk verwijderen; • snelle loofvernietiging en voorkomen dat loof op de rug blijft liggen; • apparatuur reinigen. Genetische modificatie technieken geeft wel mogelijkheden voor het inbouwen van resistentie tegen Erwinia’s64. Biologische bestrijding wordt in de literatuur beschreven, en er zijn aanwijzingen dat er wat mogelijkheden liggen. Nader wetenschappelijk onderzoek zal eerst nodig zijn om te bepalen of dit een reële optie is. Er zijn wellicht meer teeltmaatregelen om te aantasting te beperken. Hiervoor loopt het Deltaplan Erwinia in de periode 2008 – 201265. 4. Extreme hitte - Afsterven van de aardappelplant Waarschijnlijk is de enige maatregel het ontwikkelen van een hittebestendig ras. 5. Aanhoudend nat weer - Spuiten tegen Phytophthora niet mogelijk Om Phytopthora te bestrijden kan de teler de bespuiting uitvoeren met een vliegtuig. Bespuitingen vanuit het vliegtuig zijn in Nederland echter wettelijk verboden. Alleen in zeer uitzonderlijke situaties, zoals extreme neerslag, kan een ontheffing worden verkregen66. In Nederland zijn de percelen mogelijk te klein voor deze toepassing. Daarnaast is de dosering van het middel lastiger. Om de teler een resistent ras te kunnen bieden, zal op sectorniveau verder worden onderzocht om aardappels resistent te maken tegen Phytophthora infestans. 6. Vorst - De aardappels bevriezen en komen niet op (lente) De maatregelen die de teler kan nemen zijn: • bodembedekker aanbrengen tussen de ruggen (bijvoorbeeld stro); • de aardappel dieper poten of hogere ruggen maken; De sector kan een vorstresistent ras ontwikkelen. 7. Warme winter - Bewaring van aardappelen problematisch Om de pootaardappelen bij een voldoende lage temperatuur te kunnen bewaren zal de teler de pootaardappelen mechanisch moeten koelen. Om de aardappelen bij een hogere temperatuur te kunnen bewaren (7 à 8 ºC) is bespuiting met een kiemreguleringsmiddel een maatregel. Door toepassing van deze maatregel kunnen droging en wondheling echter in gevaar komen. Op sectorniveau kan het onderzoek zich richten op de ontwikkeling van pootaardappelen met betere bewaareigenschappen.
GM-009868, revisie D1 Pagina 34 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
Overige klimaatfactoren en maatregelen Gemiddeld warmer weer: verhoogde druk van luizen waardoor het Y-virus verspreid wordt De teler heeft de mogelijkheden om luizen te bestrijden door: • bespuiting met insecticide; • bespuiting met minerale oliën; • aanleggen akkerranden (natuurlijke vijanden). Gemiddeld warmer weer: verhoogde druk van het aardappelcysteaaltje Bij het voorkomen van deze ziekte kan de teler de volgende maatregelen nemen om besmetting te voorkomen67: • voorkomen dat grond besmet raakt (door bv. zeef en sorteergrond, door grond aan plantgoed en aan machines en door verstuiven van grond); • ruime vruchtwisseling (populatie onder controle houden); • optimale bestrijding van aardappelopslag (populatie onder controle houden). Naast deze maatregelen kan de populatie door de teler worden verminderd door toepassen van natte (chemische) of biologische grondontsmetting. Op sectorniveau dient het onderzoek zich te richten op ontwikkeling van resistente rassen. Tegen beide gevolgen kan op sectorniveau het onderzoek zich richten op resistente gewassen. Warmere winters - Aardappelopslag wordt een groter probleem Mogelijk dat aardappelopslag een groter probleem doordat er minder vorst optreedt in de winters waardoor achtergebleven knollen niet doodvriezen. Een verhoogde aardappelopslag heeft als risico dat aaltjes in de knol kunnen overleven en zo voor een snellere besmetting van een volgende aardappelteelt. De teler kan aardappelopslag (deels) voorkomen door bij het rooien rooiverliezen zo veel mogelijk te voorkomen. Deze worden voor een deel veroorzaakt door onjuistheden in de teelttechniek (bv. onjuiste rugopbouw, ongelijke rijenafstand) en verliezen die optreden tijdens het rooien als gevolg van bv. een onjuiste afstelling van de rooimachine68. De teler kan aardappelopslag bestrijden door middel van chemische bestrijding. Een automatische methode voor het herkennen en verwijderen van aardappelopslagplanten is gewenst en wordt ontwikkeld. Het onderzoek (sector) werkt momenteel aan de ontwikkeling van een automatisch systeem voor de bestrijding van aardappelopslag. Kenmerken van het systeem zijn69: • herkenning met beeldverwerking van kleuren en nabij infrarood camera’s; • verwijderen van planten door plantspecifiek met innovatieve spuittechniek individuele druppels gericht aan te brengen.
GM-009868, revisie D1 Pagina 35 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
4.5
Suikerbiet
Klimaatfactoren, impact op gewas en schade Klimaatfactor
Periode
Impact op gewas
1
Langdurig droog
maart - april
Problemen bij opkomst
25 - 35%
Schade
2
Wisselvallig nat weer
aug. - sept.
Heeft laag suikergehalte tot gevolg
10 - 50%
3
Aanhoudend nat weer
april - juli
Rhizomanie, bij vochtige omstandigheden van de grond kan
10 - 50%
Rhizomanie 4
Aanhoudend warme
dec. - maart
winter 5
Nachtvorst
Bewaring van bieten bij warm weer lijdt tot verlies van sui-
10 - 25%
kergehalten maart - apri
Opkomende kiemplantjes kunnen doodvriezen
10 - 20%
Klimaatrisico suikerbiet
1. Langdurig droog - Problemen bij opkomst Om droogte(schade) te voorkomen, zijn er verschillende maatregelen mogelijk die de een boer kan nemen (gewas- en bedrijfsniveau): • beregenen van de plant; • diepte van het zaaibed beperken; • vermijden van sporen en verdichtingen in de akker (zorgen voor een goede bodemstructuur). Om te kunnen beregenen dient de agrariër over kwalitatief en kwantitatief voldoende water te beschikken. De sector kan inspelen door een droogteresistent gewas te ontwikkelen. 2. Wisselvallig nat weer - Laag suikergehalte Om in droge perioden de plant van water te voorzien, kan de teler beregenen. Verder kan deze het vochtvasthoudend vermogen van de bodem verbeterd worden door inzaai van een groenbemester, welke tevens het bodemleven kan stimuleren70. 3. Aanhoudend nat weer - Rhizomanie Rhizomanie hoeft geen probleem te zijn. Er zijn rassen met voldoende resistentie en een goede opbrengst. Wel is het zaak zeer alert te blijven en de rassen goed te volgen. Bij een intensief gebruik van deze rassen is het gevaar op aanpassing van het virus reëel71 4. Aanhoudend warme winter - Suikerverlies tijdens bewaring Om te voorkomen dat de temperatuur in de bewaarhoop te hoog wordt, kan de boer maatregelen te treffen die de natuurlijke ventilatie bevorderen. Enkele voorbeelden zijn: • voorkomen van grondtarra, bladresten en onkruiden in de bewaarhoop; • storthoogte van de bewaarhoop beperken tot maximaal 2 m. De weersomstandigheden tijdens de oogst hebben echter wel een grote invloed op weergegeven maatregelen. Daarnaast zijn er teelttechnische maatregelen mogelijk die het effect van warm weer na de oogst kan beperken. • telen van grote bieten (door bijvoorbeeld optimalisatie van plantafstand). Grote bieten leiden tot minder suikerverlies; • telen van een bietenras dat minder gevoelig is voor bewaarverlies; • later rooien (onder goede omstandigheden, voor vorst)72. Om het bewaarverlies te beperken dienen beschadigingen aan de bieten tijdens rooien, transport en maken van de bewaarhoop zo veel mogelijk te voorkomen.
GM-009868, revisie D1 Pagina 36 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
Technisch gezien is het mogelijk om bewaarhopen mechanisch te ventileren. De meerkosten van mechanische ventilatie wegen vrijwel nooit op tegen de beperking van de bewaarverliezen73. De genoemde maatregelen worden allemaal op bedrijfsniveau genomen. Ontwikkeling van machines met bijvoorbeeld betere rooi-eigenschappen zullen op sectorniveau moeten worden genomen. Vergroten van de capaciteit van fabrieken, zodat suikerbieten minder lang in de bewaarhoop liggen, zou mogelijk een maatregel kunnen zijn. Gezien de ontwikkeling in de suikerindustrie lijkt dit niet reëel. Deze fabrieken moeten in een zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk bieten verwerken om de kosten zo laag mogelijk te houden. Een investering in extra capaciteit lijkt niet reëel74. De sector dient oogstmachines te ontwikkelen welke suikerbieten op de ideale wijze kunnen koppen (alle bladresten verwijderen en niets van de biet afsnijden). Er zijn inmiddels machines ontwikkeld die dicht tegen de ideale kopwijze aanzitten75. 5. Nachtvorst - Opkomende kiemplantjes kunnen doodvriezen In de huidige praktijk kan worden overgezaaid nadat vorst tot schade heeft geleid. Overige klimaatfactoren en maatregelen Als gevolg van een algehele temperatuurstijging zal een toename van de druk van het bietencysteaaltje mogelijk optreden. Maatregelen die de teler (op bedrijfsniveau) kan nemen zijn de volgende: • inzaaien van resistente rassen76. Deze rassen bestrijden het aaltje niet, maar zorgen ervoor dat de besmetting niet toeneemt; • niet vaker dan één op de drie waardplanten (suikerbieten en vlinderbloemigen) telen73, • braak leggen met een resistente groenbemester (bladrammenas of gele mosterd), bij zware besmetting; • bij hoge besmettingen een neutraal gewas verbouwen (onder meer aardappelen, granen en uien) en een bietencysteaaltjesresistent bietenras toe te passenFout! Bladwijzer niet gedefinieerd.; • natte grondontsmetting. Natte grondontsmetting is alleen rendabel bij een zeer zware bietencysteaaltjesbesmetting (>2000 eieren en larven per 100 ml grond) en de teler geen uitwijkmogelijkheden heeft voor de teelt van suikerbieten77. Deze methode zal echter niet alle aaltjes doden. Vanuit milieukundig oogpunt is deze maatregel niet wenselijk. Op sectorniveau kunnen resistente rassen en natuurlijke middelen worden ontwikkeld om de teelt tegen het aaltje te kunnen beschermen. Bieten tijdelijk uit het bouwplan te halen en de natuur zijn werk laten doen (uitzieken van de grond) is mogelijk een potentiële adaptatiemaatregel74.
Fig. 4.2 Bewaarhoop suikerbieten78 (links) en effect van bietencysteaaltje: ‘slapende’ bieten als gevolg van aantasting door aaltjes79 (rechts).
GM-009868, revisie D1 Pagina 37 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
4.6
Zaaiuien
Klimaatfactoren, impact op gewas en schade 1
Klimaatfactor
Periode
Impact op gewas
Langdurig droog
feb. - april
In de lente droogte kan leiden tot plant sterfte
0 - 100%
Schade
juni - juli
Droogte in de zomer leidt tot verminderde groei en kan lei-
30 - 40%
(lente) 2
Langdurig droog (zomer)
3
Bodem staat blank,
den tot oogstreducties sept. - okt.
enkele weken 4
Zware buien
Er kan niet gerooid worden vanwege het natte land en de
0 - 100%
kwaliteit van de uien gaat snel achteruit (schimmelinfecties) juli - aug.
Bacteriën spatten op met gronddeeltjes en veroorzaken
10 - 50%
infecties in de bol 5
Warm en vochtig
juni - aug.
Schimmels infecteren het blad
50 - 60%
Klimaatrisico zaaiuien
Maatregelen per klimaatfactor 1. Langdurig droog (lente) - Droogte kan leiden tot plantsterfte Om schade als gevolg van droogte te beperkingen of voorkomen kan de teler de volgende maatregelen nemen: • beregenen; • herinzaaien; • dikker inzaaien. Om te kunnen beregenen dient de agrariër over kwalitatief en kwantitatief voldoende water te beschikken. De regio zal mogelijk maatregelen moeten nemen ten behoeve van het watersysteem. 2. Langdurig droog (zomer) - Verminderde groei Droogte kan worden voorkomen door te beregenen. Aanvullend kan de teler het vochtvasthoudend en vochtleverend vermogen van de bodem verbeteren. Hiervoor kunnen de volgende maatregelen worden genomen: • stimuleren bodemleven; • telen van een groenbemester; • toedienen extra organische (mest)stof. Mogelijk dat met peilgestuurde drainage meer vocht bij de plant kan worden gebracht. Om de teler van kwalitatief en kwantitatief voldoende water te voorzien zullen mogelijk maatregelen op regionale schaal (waterschappen) nodig zijn. De sector kan mogelijk een ui ontwikkelen welke minder gevoelig is voor droogte (bv. dieper wortelend). 3. Bodem staat blank - Er kan niet gerooid worden De volgende maatregelen kan de teler nemen om de schade beperken: • later rooien (oogst heeft mindere kwaliteit); • optimaliseren van de ontwatering van het perceel. 4. Zware buien - Bacteriën spatten op met gronddeeltjes en veroorzaken infecties in de bol Om te voorkomen dat gronddeeltjes opspatten tijdens hevige regenbui kan de teler de grond tussen het gewas afdekken met een laag stro. Eventuele infecties kunnen mogelijk met chemische gewasbeschermingsmiddelen worden bestreden.
GM-009868, revisie D1 Pagina 38 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
5. Warm en vochtig - Schimmels infecteren het blad Schimmels in zaaiuien kunnen met chemische bespuitingen worden bestreden. Beslissing Ondersteunende Systemen (BOS) kunnen mogelijk hierin ondersteunen aangezien deze systemen effectief zijn bij de beheersing van bladvlekkenziekte en meeldauw80. Uit onderzoek is gebleken dat de zaaidichtheid invloed heeft op het voorkomen van meeldauw. Bij 5 rijen-inzaai (5 rijen per bed) bleek aantoonbaar minder meeldauw op te treden dan bij 4-rijen-inzaai (4 rijen per bed)81. Diverse technieken worden momenteel onderzocht om meeldauw te beheersen. Loofbranden zou bijvoorbeeld een optie kunnen zijn om jonge valse meeldauwhaarden in het veld uit te schakelen. Branden in een vroeg stadium levert echter opbrengstderving, zowel in gewicht als in aantal uien82. Een andere methode die perspectief biedt is de bestrijding middels UV-belichting. Op sectorniveau kan een resistent ras worden ontwikkeld.
Fig. 4.3 Branden (links) en UV-belichting (rechts): technieken in onderzoek om meeldauw te beheersen83.
GM-009868, revisie D1 Pagina 39 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
4.7
Winterpeen
Klimaatfactoren, impact op gewas en schade Klimaatfactor
Periode
Impact op gewas
Schade
1
Te droog groeiseizoen
april - juni
Droogte heeft de meeste impact tijdens de kiemingsfase.
30 - 40%
2
Bodem staat blank,
juni - nov.
Het effect van waterverzadiging in de bodem is heel erg
Droogte zorgt voor achterblijvende kieming. enkele dagen
10 - 100%
lokaal, maar kan ter plekke erg desastreus zijn, vanwege rotting.
3
Hoosbuien
aug. - nov.
Harde buien zorgen voor het dichtslaan van de bodem met
10 - 50%
kans op rotting van de winterpeen, maar de kans hierop is kleiner. 4
Nachtvorst
mei - juni
Vorst kan ervoor zorgen dat de winterpeen gaat scheuren.
0 - 30%
Alleen bij extreme vorst en als er nog niet genoeg loof op de winterpeen zit kan er sprake zijn van serieuze schade. 5
Lang aanhoudende hitte
juli - aug.
Remt de groei, maar veroorzaakt verder geen schade.
0 - 15%
Klimaatrisico winterpeen
Maatregelen per klimaatfactor 1. Te droog groeiseizoen - Achterblijvende kieming Om de droogte op te heffen kan de teler de percelen beregenen. Beregenen is niet op alle grondsoorten aan te bevelen. Indien beregend wordt op gronden met weinig koolzure kalk en/of organische stof (bijvoorbeeld Waddengebied) slaat de grond makkelijk dicht waardoor de peen verstikt en tijdens de bewaring gemakkelijk zwarte vlekken geeft84. Naast beregenen zijn er nog andere irrigatiemethoden mogelijk (zie bijlage 1). Andere maatregelen om schade te beperken zijn herinzaaien of later inzaaien. Op regionaal niveau moet er voor worden gezorgd er kwantitatief en kwalitatief voldoende water aanwezig is. 2. Bodem staat enkele dagen blank - Rotting Om wateroverlast te beperken kan de teler de ontwatering van het perceel verbeteren door de volgende maatregelen nemen: • doorlatendheid verbeteren; • oppervlakkige afwatering verbeteren (perceel bol te leggen, extra greppels trekken); • drainage verbeteren/intensiveren. 3. Hoosbuien - Dichtslaan bodem resulteert in rotting Om te voorkomen dat de bodem dichtslaat kan de teler de bodem afdekken tussen het gewas. Dit kan met bijvoorbeeld stro of door inzaai van een gewas. Door het organische stofgehalte van de bodem te verhogen wordt de gevoeligheid van de bodem voor dichtslaan (slemp) eveneens verminderd. 4. Nachtvorst - Schade aan gewas als er onvoldoende loof is Om voldoende loof te verkrijgen dient een rijke stikstofbemesting plaats te vinden. 5. Lang aanhoudende hitte in de zomer (groeiremming) Er zijn geen maatregelen voor handen om het gewas te beschermen tegen hitte. De sector kan mogelijk een hittebestendig ras ontwikkelen.
GM-009868, revisie D1 Pagina 40 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
4.8
Lelie (bollen)
Klimaatfactoren, impact op gewas en schade Klimaatfactor
Periode
Impact op gewas
1
Hevige regenval
juli - sept.
Verdrinken bollen en meer kans op schubrot
25 - 100%
Schade
2
Zomers, maar nat
april - juni
Botrytis (vuur)
10 - 75%
Fusarium kan een probleem vormen als er nog weinig wortels gevormd zijn 3
Bodem staat blank,
okt. - nov.
enkele weken
Natte omstandigheden maken het rooien onmogelijk. De bol
25 - 50%
is dan wel in rust dus geen kans om verdrinking, wel meer kans op schubrot.
4
Aanhoudend warme
dec. - maart
Koeling kost meer energie
juni - aug.
Hagelschade aan blad en knop
tot 10%
winter 5
Hagel (zware buien)
25 - 75%
Klimaatrisico lelie
Maatregelen per klimaatfactor 1. Hevige regenval - Verdrinken van de bollen Om wateroverlast te voorkomen kan de teler (bedrijfsniveau) verschillende maatregelen treffen om de ontwatering van de percelen te verbeteren of optimaliseren; namelijk: • verbeteren van de waterdoorlatendheid door: ° stimuleren van het bodemleven; ° inzaai van een groenbemester; • intensiever draineren; • extra greppels maken; • huren van drogere percelen voor teelt. Het is zeer de vraag in hoe effectief de weergegeven maatregelen zijn om de impact van hevige regenval te beperken of voorkomen. Een en ander is met name afhankelijk van de bodemkundige situatie. Overheden (waterschappen) dienen maatregelen te treffen welke ervoor zorgen dat sloten en greppels overtollig water tijdig kunnen afvoeren. Naast deze maatregelen zijn op sectorniveau maatregelen nodig om een waterbestendige bol te ontwikkelen. 2.1 Zomers, maar nat - Botrytis Om de ziekte te bestrijden zijn de volgende maatregelen mogelijk85. • geen tweejarige lelieteelt bedrijven; • het snel opdrogen van een vochtig gewas bevorderen door de volgende maatregelen: ° niet te dicht planten; ° een goede onkruidbestrijding toepassen; • gewasbespuitingen met fungiciden uitvoeren; • blad- en stengelresten na de oogst opruimen; • na beëindiging van de teelt het land ploegen (niet spitten); • opslag zorgvuldig verwijderen; • een vruchtwisseling aanhouden van tenminste 1 op 3. De sector dient maatregelen te nemen om de ziekte effectief te bestrijden. Voorbeelden zijn effectievere bespuitingstechnieken (bv. luchtondersteuning) en effectievere middelen (verder) ontwikkelen.
GM-009868, revisie D1 Pagina 41 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
In het onderzoek is men op zoek naar resistentie tegen Botrytis86 en naar mogelijkheden om de ziekte te beheersen door het vinden van biologische alternatieven voor gangbare fungiciden (antagonisten)87.
Fig. 4.4 Chemische vuur (Botrytis)bestrijding88 (links) en onderzoek Resistentie Botrytis86 (rechts).
GM-009868, revisie D1 Pagina 42 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
2.2 Zomers, maar nat - Fusarium Bestrijding van Fusarium in de bloementeelt is niet mogelijk89. De sector zal moeten zoeken naar een resistent gewas. 3. Bodem staat enkele weken blank - Rooien is onmogelijk De teler kan na de natte periode rooien. De bol is in rust en gaat niet rotten. Om wateroverlast op het perceel te voorkomen kan de teler verschillende maatregelen nemen: • stimuleren bodemleven (i.v.m. doorlatendheid); • intensiever draineren; • huren van drogere percelen. Om te profiteren van het aantal werkbare dagen kan de teler overcapaciteit creëren in het machinepark. Dit kan mogelijk ook door loonwerkers worden ingevuld. De sector kan machines ontwikkelen die ook onder natte omstandigheden kunnen oogsten. Een voorbeeld is het toepassen van lage drukbanden of rupsen. Tevens dient de sector lichtere oogstmachines te ontwikkelen. 4. Aanhoudend warme winter - Koeling kost meer energie De sector zal efficiëntere koelsystemen kunnen ontwikkelen. 5. Hagel (zware buien) - Hagelschade aan blad en knop De teler kan het gewas beschermen door het gewas te bedekken met netten. Daarnaast kan de teler een ‘hagelkanon’ inzetten. Over de effectiviteit van de laatste maatregel verschillen de meningen90. Deze laatste maatregel kan voor geluidsoverlast zorgen. Hiervoor kan de teler investeren in geluidsdempers. Overige klimaatfactoren en maatregelen Verhoogde gemiddelde temperatuur - Toename van katoenluis Door de snelle teelt is het inzetten van roofvijanden tot nu toe niet succesvol. Natuurlijke vijanden worden te snel met de lelies afgevoerd, waardoor het niet lukt om een populatie op te bouwen88. Het in stand houden van chemische bestrijding is het meest effectief, omdat er toch gedompeld wordt en wekelijks gespoten wordt. Deze bestrijding vergt dus geen extra handeling91. Mogelijk dat als gevolg van extra luizendruk extra bespuitingen nodig zijn.
GM-009868, revisie D1 Pagina 43 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
4.9
Koolzaad
Klimaatfactoren, impact op gewas en schade 1
Klimaatfactor
Periode
Impact op gewas
Strenge vorst
nov. - feb.
Plant kan zich niet ontwikkelen. Plant moet rozet hebben
Schade 25 - 100%
van 6 tot 10 bladen en een wortel van 15/20 cm diep en absoluut geen schietneigingen 2
Bodem staat blank,
dec. - feb.
enkele weken 3
Warm en veel regen
Als de planten met de voeten in het water staan, dan ster-
10 - 75%
ven de wortels en plant af. juni - juli
Door de natte veldcondities kunnen tractoren het veld niet
25 - 50%
op, terwijl tijdens de warme periodes de hauwtjes (peultjes) open springen op het veld, waarmee zaad verloren gaat. 4
Zomers en droog
juni - juli
Mits het vochtleverend vermogen van een bodem redelijk is
tot 10%
(behalve voor zandgronden), zorgt dit voor een versneld afrijpingsproces, maar als er qua veldcondities geoogst kan worden, hoeft dit geen probleem te zijn. 5
Relatief warm weer
april - juli
Insecten berokkenen schade aan gewas (koolzaadaardvlo
25 - 75%
(herfst) , -glanskever (voorjaar vreet aan bloemknop voor blei) en –snuitkever (vreet in de zomer aan de hauwen) 6
Harde wind
juni - juli
(zware buien)
Gewas gaat liggen, beschaduwing leidt tot lagere droge stof
25 - 30%
productie en oogsten leidt tot grotere zaadverliezen.
Klimaatrisico koolzaad
Maatregelen per klimaatfactor 1. Strenge vorst in de winter - Gewas kan zich niet ontwikkelen De teler kan extra dik inzaaien zodat na vorst nog voldoende planten over zijn. Door het optimaliseren van de bemesting heeft de plant meer overlevingskansen. Mogelijk dat de teler precisiebemesting kan toepassen. 2. Bodem staat enkele weken blank in de winter - Afsterven wortels en plant Om wateroverlast op de akker te beperken of voorkomen kan de teler verschillende maatregelen nemen: • verbeteren en optimaliseren van de ontwatering door bv.: ° perceel bol leggen; ° extra greppels trekken; • doorlatendheid optimaliseren door bodembewerking of stimuleren van het bodemleven. 3. Warm en veel regen in de zomer - Geen oogst i.v.m. natte akker Maatregelen om de schade te beperken of voorkomen zijn: • later oogsten (drogere omstandigheden); • oogstmachines uitrusten met rupsen. De traditionele oogstmethode voor koolzaad bestaat uit zwadmaaien, gevolgd door opraapdorsen. Dit betekent dat in twee werkgangen wordt geoogst. Direct van stam maaidorsen bespaart een werkgang. Wel is het vochtgehalte vaak wat hoger, wat extra droogkosten geeft92. Deze bedragen globaal circa € 4,-- per ton93. Vooral in natte perioden is het oogsten van koolzaad van stam bedrijfszekerder dan zwadmaaien94. De sector kan inzetten op de ontwikkeling van lichtere machines om onder minder goede omstandigheden toch te kunnen oogsten.
GM-009868, revisie D1 Pagina 44 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
4. Zomers en droog in de zomer - Versnelde afrijping Als er qua veldomstandigheden geoogst kan worden is dit geen probleem. Eerder oogsten is dus een mogelijke adaptatiemaatregel. 5. Relatief warm weer - Insectenschade gewas Als gevolg van de warme en zonnige weersomstandigheden zullen (extra) maatregelen moeten worden genomen om het gewas te beschermen tegen insectenschade (koolzaadaardvlo in herfst, koolzaadglanskever in voorjaar en koolzaadsnuitkever in zomer). Maatregelen die genomen kunnen worden zijn: • zaadbehandeling; • bestrijding met insecticiden (eventueel met vliegtuig); • agrarische biodiversiteit (natuurlijke vijanden); • uitgekiende rassenkeuze en lokken van insecten naar perceelsranden; • zaaizaadbehandeling met mesurol geeft een zekere bescherming tegen aardvlooien tijdens opkomst. De kevers hebben natuurlijk vijanden, o.a. sluipwespensoorten, maar het gebruik van sluipwespen is in de buitenteelten waarschijnlijk niet goed mogelijk, aangezien handhaving twijfelachtig is92. Overigens is koolzaad zelf ook een schuilgewas en nectarbron voor velerlei insecten e.d. De betekenis hiervan voor de instandhouding van natuurlijke vijanden van plagen in andere gewassen is nog niet duidelijk92. Een methode om insecten eenvoudiger te bestrijden is door het toepassen van een uitgekiende rassenkeuze en het lokken van insecten naar perceelsranden. Dit kan worden bewerkstelligd door rassen te zaaien die minder aantrekkelijke stoffen voor plaaginsecten bevatten. Daarnaast kunnen insecten met lavendelolie en feromonen worden verjaagd. Op de randen van een perceel worden juist rassen gezaaid die wel aantrekkelijk zijn voor de plaaginsecten95. In 2006 hebben koolzaadglanskevers in Duitsland veel schade in de landbouw aangebracht. Tevens hebben de insecten voor een plaag gezorgd op de Noord-Duitse stranden. Zaaizaadbehandeling met mesurol geeft een zekere bescherming tegen aardvlooien tijdens opkomst93. 6. Harde wind (zware buien) - Gewas gaat liggen De teler kan verschillende maatregelen nemen: • weinig legergevoelig gewas inzaaien; • groeiregulatoren (halmverkorters) toepassen waarmee het gewas sterker wordt; • optimaliseren bemesting (veel stikstof leidt tot een grotere gevoeligheid voor legering); • aanplant bomen en hagen rond percelen; • windschermen of windbrekers op en rond de akker. De sector kan een ras ontwikkelen dat sterker is dan bestaande rassen.
GM-009868, revisie D1 Pagina 45 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
4.10 Gras Klimaatfactoren, impact op gewas en schade Klimaatfactor
Periode
Impact op gewas
1
Tropisch en nat
april - sept.
Schimmels en indien langdurig gaat gras dood
0 - 10%
Schade
2
Langdurig droog
maart - okt.
Geleidelijk effect op zodekwaliteit
5 - 10%*
3
Zeer strenge vorst
nov. - feb.
Gras (Engels raaigras) gaat dood; andere soorten als Timo-
20 - 40%
thee kunnen overleven 4
Aanhoudend
maart - okt.
hete dagen
Engels raaigras kan slecht tegen temperaturen boven de
0 - 10%
dertig graden. Planten kunnen afsterven waardoor de grasmat verslechterd, vooral als hoge temperatuur samengaat met suboptimaal management.
Klimaatrisico grasland * schade per maand.
Maatregelen per klimaatfactor 1. Tropisch en nat - Schimmels Om de schade als gevolg van schimmels te beperken of voorkomen kan de boer verschillende maatregelen nemen: • chemische schimmelbestrijding; • bestrijding schimmel met UV-licht (verdere ontwikkeling bestaande systemen); • rassen inzaaien die ongevoelig zijn voor schimmels. De sector kan weidemengsels samenstellen met rassen die minder gevoelig zijn voor schimmels. Daarnaast kan er een schimmelresistent ras ontwikkeld worden. 2. Langdurig droog - Geleidelijk effect zodekwaliteit Er zijn verschillende maatregelen mogelijk om schade als gevolg van droogte te beperken of voorkomen: • beregenen; • ondergronds irrigatiesysteem (Subterranean Plant Systeem). Om voldoende water te realiseren dienen op regionaal niveau maatregelen te worden genomen om kwalitatief en kwantitatief voldoende water aan te kunnen voeren. Op sectorniveau kunnen minder weidemengsels worden aangepast door toepassen van rassen die minder droogtegevoelig zijn. Daarnaast kan er een ras ontwikkeld worden dat minder droogtegevoelig is. 3. Zeer strenge vorst - Gras (Engels raaigras) gaat dood De boer zal schade als gevolg van vorst kunnen herstellen door: • doorzaaien van de graszode; • herinzaaien (graslandvernieuwing). Bij graslandvernieuwing wordt allereerst de grasmat doodgespoten. Vervolgens wordt de zode gefreesd. Vervolgens wordt het land geploegd (eventueel geëgaliseerd) en na bereiding van het zaaibed opnieuw ingezaaid. De totale kosten bedragen circa € 750,-- . Herinzaaien van grasland op zandgrond is alleen toegelaten tussen 1 februari en 15 mei en niet in het najaar. Op klei en veengronden is het toegelaten tot 15 septemberFout! Bladwijzer niet gedefinieerd. . Bij doorzaaien wordt graszaad in de bestaande graszode ingezaaid. Ten opzichte van graslandvernieuwing is de maatregel goedkoper en er wordt minder energie verbruikt. Doorzaai is in de praktijk minder succesvol dan herinzaai96.
GM-009868, revisie D1 Pagina 46 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
Het verschil in opbrengst tussen goed grasland (11.398 kVEM/ha 97) en slecht grasland (8.914 kVEM/ha) bedraagt 2.484 kVEM/ha. Bij een KVEM prijs van €0,22 (vergelijkbaar met A-brok) staat dit gelijk aan € 546,-- per hectare per jaar98. Naast deze maatregelen kunnen graszaadproducenten de weidemengsels aanpassen door rassen op te nemen die minder gevoelig zijn voor vorst (bv. het ras Timothee). Wanneer de grasproductie voor de melkveehouder onvoldoende is, heeft deze de mogelijkheid om (extra)voer aan te kopen. Het rantsoen van de koeien kan bijvoorbeeld worden aangepast door extra krachtvoer te geven. Een ander mogelijkheid is aankoop of huur van extra graslandpercelen of teelt van andere voedergewassen (bv. maïs). 4. Aanhoudend hete dagen - Grasmat verslechterd De boer kan de grasmat verbeteren door de maatregelen welke zijn weergegeven onder punt 3 (zeer strenge vorst).
GM-009868, revisie D1 Pagina 47 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
4.11
Tomaat
Klimaatfactoren, impact op gewas en schade 1
Klimaatfactor
Periode
Impact op gewas
Hagelbuien, windho-
juni - aug.
Glasschade. (in geval van eetbare groenten, moet hele ge-
zen/onweer
Schade onbekend
was worden geruimd) idem glasschade; blikseminslag in de technische apparatuur
2
Hittegolf
juli - aug.
Water beschikbaarheid en -kwaliteit nemen af; zetting van
5 - 8%
bloemen neemt af: minder vruchten 3
Warm en vochtig
aug. - sept.
Onvoldoende beluchting mogelijk: schimmelziekten (zoals
2 - 3%
botrytis, meeldauw) Verspreiding virussen door toename hoeveelheid insecten. Probleem niet groot!! 4
Vochtig en nat weer
aug. - okt.
Idem: schimmelziekten (zoals botrytis, meeldauw)
2 - 3%
Idem: verspreiding virussen. Geen groot knelpunt 5
Strenge vorst
jan. – feb.
Zodra T(binnen) < 15°C treedt productieverlies op
onbekend
Zodra T(buiten) < -10°C is extra stoken nodig) 6
Extreem zachte winter
jan - feb.
Vergroting kans op herinfectie van de kasruimte met schim-
2 - 3%
melziekten Klimaatrisico tomatenteelt
Maatregelen per klimaatfactor 1. Hagelbuien, windhozen/onweer - Glasschade Om kassen tegen hagel te beschermen kunnen deze worden uitgerust middels gehard glas. Kassen kunnen ook worden voorzien van een dek van polycarbonaat met een harmonicastructuur99. Blikseminslag kan mogelijk worden voorkomen door toepassing van bliksemafleiders.
Fig. 4.5 PC-zigzag-plaat100.
2. Hittegolf - Waterbeschikbaarheid - en kwaliteit neemt af De tomatenteler kan verschillende maatregelen nemen om de waterbeschikbaarheid te vergroten: • aanleg van een grotere opslag (bassin, ondergrondse opslag) voor een grotere opslag van regenwater; • leidingwater toepassen; • water recirculeren en ontsmetten.
GM-009868, revisie D1 Pagina 48 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
Fig. 4.6 Aanleg van een regenwaterbassin101 en een ondergrondse wateropslag in de kas102 (rechts).
In de glastuinbouw is regenwater de belangrijkste bron voor gietwater. Afhankelijk van de opslagcapaciteit kan met regenwater geheel of gedeeltelijk in de gietwaterbehoefte worden voorzien. Daarnaast zijn grond-, leiding-, en oppervlaktewater mogelijke bronnen voor gietwater. Naast individuele voorzieningen kan ook gebruik gemaakt worden van collectieve gietwatervoorzieningen. Hierbij wordt het water veelal collectief opgeslagen en is een bassin op het eigen bedrijf niet meer nodig. Regenwater is (door het lage natriumgehalte) zeer geschikt gietwater. De kwaliteit van grondwater varieert sterk, waardoor voorbehandelingstechnieken, zoals ontijzeren en/of ontharden, noodzakelijk kunnen zijn. De kwaliteit bij leidingwater kan, afhankelijk van het waterleidingbedrijf, eveneens sterk verschillen. De aanwezigheid en kwaliteit van oppervlaktewater is sterk gebiedsafhankelijk. Vooral door recirculatie - het hergebruik van drainwater uit het productieproces - neemt de kwaliteit van gietwater af. Hierbij kan het noodzakelijk zijn om recirculatiewater eerst te zuiveren van ziektekiemen, zouten, residuen van meststoffen en dergelijke103.
3. Warm en vochtig - Onvoldoende beluchting mogelijk
1) Maatregelen die een tomatenteler kan nemen zijn: • chemische bestrijding meeldauw; • regelmatig zwavel verdampen tegen meeldauw. Botrytis is niet te bestrijden (chemische maatregelen en klimaatbeheersing hebben deels effect). Wanneer de infectiedruk zo hoog is kan de teler de teelt eerder opruimen, de kas ontsmetten en een nieuwe teelt opzetten. Een methode om het gewas te beschermen tegen botrytis (momenteel nog in onderzoeks- en testafse) is beschijnen met UV-c licht.
2) • • • •
Om de hoeveelheid insecten te verkleinen kan de teler verschillende maatregelen treffen: chemische bestrijding; natuurlijke bestrijding door natuurlijke vijanden; installeren van insectengaas om invliegen te beperken; telen in een gesloten kas.
GM-009868, revisie D1 Pagina 49 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
De GeslotenKas™ is een nieuw klimaat- en energiesysteem waarbij de tuinder maximale controle krijgt op de groeifactoren luchtvochtigheid, temperatuur en CO2104. Het concept betreft een combinatie van installaties voor energievoorziening en klimaatbeheersing waardoor het mogelijk is om in een glastuinbouwkas gedurende het gehele jaar de luchtramen gesloten te houden. Hierbij wordt energie in de zomer opgeslagen en in de winter gebruikt om de kas te verwarmen105. Op sectorniveau kunnen tomatenrassen ontwikkeld worden welke minder gevoelig en vatbaar zijn voor schimmels en virussen. Bovengenoemde maatregelen zijn met name gericht op het bestrijden van de ziekten en insecten. De teler kan echter ook maatregelen nemen om de luchtvochtigheid in de kas te ver-lagen. Commercieel verkrijgbare systemen voor ontvochtiging in utiliteitsbouw zijn centrale koelmachines met koudwaterdistributie, systemen met koudetransport via het koelmiddel, droogwielen met een vast droogmiddel en systemen met vloeibare droogmiddelen106. In kassen kan tevens worden ontvochtigd door luchtbehandelingskasten107. Op sectorniveau dienen systemen te ontwikkeld om een optimaal kasklimaat te kunnen realiseren. Gezien de ontwikkelingen in de glastuinbouwsector wordt verwacht dat er in de toekomst systemen zijn die problemen met betrekking tot luchtvochtigheid voldoende kunnen beheersen en eveneens economisch haalbaar zijn.
Fig. 4.7 Luchtbehandelingskast106 (links) zwavelverdamper108 (midden) en insectengaas109 (rechts).
4. Vochtig en nat weer - schimmelziekten (zoals botrytis en meeldauw) Zie punt 3. 5. Strenge vorst - Productieverlies/extra stoken Bij strenge vorst zal de teler extra moeten stoken. Hierdoor zal extra gas worden gebruikt. Het energieverbruik in de glastuinbouw staat al enkele jaren in de aandacht. In deze sector wordt daarom gezocht naar duurzame energiebronnen. Voorbeelden van actuele systemen zijn toepassing van koude- warmtesystemen en aardwarmte. 6. Extreem zachte winter - Vergroting kans op herinfectie van de kasruimte Om herinfectie zo veel mogelijk te voorkomen of beperken kan de teler verschillende maatregelen nemen. Aan het einde van de teelt dienen hiervoor de volgende handelingen te worden verricht: • ruimen en afvoeren van de gewasresten uit de kas; • kas schoonspuiten; • ontsmetten van de kas en installaties.
GM-009868, revisie D1 Pagina 50 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
Na de ontsmetting dienen alleen schone materialen in de kas te worden gebracht. Dit betekent schone werkkleding, schone railsystemen etc.110. De kasopstanden en het teeltsysteem reinigen en ontsmetten horen standaard bij de teeltwisseling. Voor het ontsmetten dient een toegelaten ontsmettingsmiddel te worden gebruikt waarbij een lange werking van het middel de voorkeur heeft111. Afhankelijk van het type schimmel kan deze chemisch of op alternatieve wijzen worden bestreden. Een voorbeeld van een nieuwe techniek is de bestrijding van Botrytis met UV-licht. Middels proeven is geconstateerd het gebruik van UV-licht een wezenlijke bijdrage kan leveren aan de bestrijding van Botrytis mits de behandeling regelmatig wordt herhaald112. De sector zal zich mogelijk moeten richten op resistente rassen en ontwikkeling van nieuwe middelen en technieken om schimmelziekten afdoende te kunnen bestrijden.
GM-009868, revisie D1 Pagina 51 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
4.12
Artisjok
Klimaatfactoren, impact op gewas en schade Klimaatfactor
Periode
Impact op gewas
1
Zachte winter
jan. - maart
Onvoldoende vernalisatie; daardoor onvoldoende bloei-
Schade
2
Aanhoudend nat weer
mei - okt.
Toename schimmelziekten; toename aantasting door naakt-
onbekend
inductie onbekend
slakken
3
Aanhoudende
juli - okt.
Verlies kwaliteit en eetbaarheid
onbekend
nov. - mrt.
Bevriezing wortelstokken
onbekend
hittegolven
4
Matige vorst Klimaatrisico artisjok
Maatregelen per klimaatfactor 1. Zachte winter - Onvoldoende vernalisatie Om de impact van zachte winters te beperken kunnen mogelijk de volgende maatregelen worden genomen: • ras ontwikkelen en telen dat minder koude dagen nodig heeft; • toepassen middelen om bloemzetting te bevorderen; • vroeg planten; • ras ontwikkelen en telen dat minder koude dagen nodig heeft. 2. Aanhoudend nat weer - Toename schimmelziekten en aantasting door naaktslakken Schimmels en naaktslakken kunnen mogelijk chemisch worden bestreden. Naaktslakken kunnen daarnaast ook biologisch worden bestreden. Op sectorniveau kunnen mogelijk resistente rassen (tegen schimmels) ontwikkeld worden. 3. Aanhoudende hittegolven - Verlies kwaliteit en eetbaarheid Om het gewas tegen hitte te beschermen kunnen mogelijk de volgende maatregelen worden genomen: • koelen door verneveling of beregening; • bodem bedekken met organisch materiaal (mulch); • schaduwnetten aanbrengen; • hittebestendig ras ontwikkelen. 4. Matige vorst - Bevriezing wortelstokken Om het gewas tegen vorst te beschermen kan de teler: • gewas afdekken met stro of gewasresten (na afsnijden); • gewas afdekken met plastic (na afsnijden). De sector kan een ras ontwikkelen dat minder vorstgevoelig is of geheel vorstresistent ras is.
Fig. 4.8 Teelt artisjok in VS: aanbrengen plastic folie en druppelirrigatie (links), planten 5 weken na aanplant (midden) en afdekking gewas met plastic voor overwintering113.
GM-009868, revisie D1 Pagina 52 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
4.13
Zonnebloem
Klimaatfactoren, impact op gewas en schade Klimaatfactor
Periode
Impact op gewas
1
Aanhoudend nat weer
mei - sept.
Toename schimmelziekten
onbekend
Schade
2
Hagel, zware regenval
aug. - sept.
Knakken van bloemstelen, waardoor productieverlies op-
onbekend
treedt.
Maatregelen per klimaatfactor 1. Aanhoudend nat weer - Toename schimmelziekten Schimmels kunnen mogelijk met chemische middelen worden bestreden. Mogelijk dat er resistente rassen kunnen worden ontwikkeld. 2. Hagel - Knakken van bloemstelen Het gewas kan mogelijk tegen hagel worden beschermd door de inzet van een hagelkanon. Over de effectiviteit hiervan verschillen de meningen. Daarnaast kan een teler zich mogelijk gaan verzekeren tegen hagelschade.
GM-009868, revisie D1 Pagina 53 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
4.14 Druif Klimaatfactoren, impact op gewas en schade Klimaatfactor
Periode
Impact op gewas
Schade
1
Zeer strenge vorst
nov. - jan.
Plant gaat dood
0 - 100%
2
Nachtvorst
april - mei
Hoofdscheuten (waar de trossen op komen) sterven.
0 - 100%
3
Warm en nat
juni
Meeldauw schade
10 - 90%
4
Zeer warm en droog
juli - aug.
Druiven rijpen versnelt af, maar met eerder oogsten vind
0 - 10%
geen oogstreductie plaats 5
Aanhouden nat weer
juni
(in bloeiperiode) 6
Hagel (zware buien)
Bevruchting wordt belemmerd. Oogstreductie is rasafhanke-
50 - 80%
lijk. april - sept.
Druif wordt steeds gevoeliger voor hagel naarmate de drui-
10 - 90%
ven rijper zijn en ook de bloemen zijn kwetsbaar voor hagel. (Bij hele extreme hagel in het kunnen zelfs de scheuten beschadigen). Klimaatrisico druiventeelt (wijnbouw)
1. Strenge vorst - Plant gaat dood Er zijn geen maatregelen om de wijnranken tegen zeer strenge vorst te beschermen. 2. Nachtvorst - Hoofdscheuten (waar de trossen op komen) sterven Om de plant te beschermen tegen vorst kunnen verschillende maatregelen worden genomen: • Beregenen; • verwarmingsinstallaties (hete luchtkanonnen, vuurpotten ); • windmachines (ventilatoren) of helikopters. 3. Warm en nat tijdens de bloeiperiode - Meeldauw schade Voorkomen of preventie van schade door meeldauw kan met de volgende maatregelen worden bewerkstelligd114: • afgevallen druivenbladeren goed opruimen en afgebladderde schors opruimen; • zorg voor een luchtig gewas dat snel kan opdrogen. Duit betekent overtollige scheuten wegbreken en okselscheuten (dieven) wegbreken; • preventieve bespuitingen met schimmelwerende producten; • kiezen bij het planten voor ziektetolerante (meeldauwongevoelige) rassen. De sector kan nieuwe bestrijdingsmiddelen ontwikkelen. Tevens kunnen er rassen ontwikkeld welke resistent zijn tegen meeldauw. Aan de Universiteit van Adelaide is onderzoek verricht naar alternatieve bestrijdingsmiddelen tegen meeldauw. Melk, wei en een product van canolla-olie leverden resultaten vergelijkbaar met de bestrijdingsmiddelen die nu toegepast worden115. In een onderzoek zijn genen ontdekt die plant vatbaar maakt voor valse meeldauw Door de identificatie van het DMR1- en DMR6-gen, die nodig blijken te zijn voor H. parasiticagevoeligheid, is een vorm van ziekteresistentie in planten gevonden. De kennis uit dit onderzoek is van grote waarde omdat de geïdentificeerde genen ook aanwezig zijn in gewassen zoals sla, spinazie, komkommer en druif. De mogelijke toepassing voor verkrijgen van meeldauw resistente gewassen door deze twee genen is vastgelegd in patenten116.
GM-009868, revisie D1 Pagina 54 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
117
Fig. 4.9 Chemische bestrijding van meeldauw in een wijngaard
.
4. Zeer warm en droog - Druiven rijpen versnelt af Door eerder te oogsten kan dit probleem worden verholpen. 5. Aanhoudend nat weer in bloeiperiode - Bevruchting wordt belemmerd Door rassen te telen die minder gevoelig zijn voor dit effect kan schade mogelijk worden beperkt. 6. Hagel - Beschadiging van de druif en scheut Om de gewasschade te beperken of voorkomen zijn de volgende maatregelen mogelijk: • overkapconstructies; • hagelkon, apparaat waarmee geprobeerd wordt hagelbuien te voorkomen. Sturen van schokgolven met geluid in de wolk om de opbouw van de hagelwolk te verstoren; • druivenzakken aanbrengen (zie Fig.4.10).
Fig.4.10 Een tros druiven beschermd in een druivenzak118.
Weergegeven maatregelen zorgen voor een preventieve werking. Gewasherstellende middelen spuiten op de druiven kunnen een curatieve werking hebben. Daarnaast kunnen er gewasbeschermingsmiddelen worden ingezet om bv. infecties te bestrijden (als gevolg van hagel zijn druiven gevoeliger voor bepaalde infecties). Mogelijk dat schade als gevolg van hagel verzekerd kan worden.
GM-009868, revisie D1 Pagina 55 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
4.15
Kers
Klimaatfactoren, impact op gewas en schade 1
Klimaatfactor
Periode
Impact op gewas
Zware buien
juli - aug.
Zwellen vruchten door wateropname, gevolgd door open-
Schade 80%
barsten en aantasting door schimmel
2
Aanhoudend nat weer
juni - aug.
Spuiten tegen schimmels en bacteriën gecombineerd met
0 - 80%
toevoeging voedingsstoffen is niet mogelijk (vanwege verspreiden van ziekten) waardoor oogst verloren gaat
3
Zachte winter
jan - maart.
Vervroeging bloei waardoor effectieve bestuiving vermindert
20 - 40%
4
Warm voorjaar
april - mei
Plagen (met name kersenvlieg) komen uit de grond
20 - 40%
5
(late) vorst
maart - april
Bloemen die volop in bloei zijn bevriezen, productie neemt
40 - 80%
sterk af
6
Intensieve regenbui
juli – aug.
(hagel)
Vruchten beschadigen, gevolgd door schimmelinfecties.
50 - 100%
Bomen beschadigen en moeten gerooid worden.
Klimaatrisico kersenteelt
Maatregelen per klimaatfactor 1. Zware buien - Zwellen vruchten Om de kers tegen hevige regenval te beschermen kan de teler de volgende maatregelen nemen: • (tijdelijk) overkappen van de bomen (aanbrengen van een regendoek of kersendoek); • teelt in kassen; • toedienen bladmeststof dat scheuren van kersen voorkomt (Pre-tect); • aanbrengen van doek op de grond. Dit om de worteldruk te verlagen. Door overkapping van bomen is de kans op barsten van vruchten aanzienlijk kleiner en wordt de kwaliteit van de kersen verbeterd. Door minder barsten van kersen ontstaat minder vruchtrot. Knelpunt is de hoge kosten voor overkapping en procedurele belemmeringen in de sfeer van bestemmingsplannen of gemeentelijke bepalingen. Alternatieve methoden om vruchtrot te beheersen zijn nog onvoldoende onderzocht119. In teeltsystemen met overkappingen mag echter niet worden gespoten met gewasbeschermingsmiddelen, vanwege het risico op achterblijven van residurestenFout! Bladwijzer niet gedefinieerd..
Fig. 4.11 Kersen onder een regendoek120 en aanbrengen van de overkapping121 .
2. Aanhoudend nat weer - Spuiten tegen schimmels niet mogelijk Resistente rassen ontwikkelen en aanplanten lijkt de enige adaptatiemaatregel. Een mogelijke maatregel is een overkapping aanbrengen. Daaronder echter niet worden gespoten vanwege de kans op het achterblijven van residuen.
GM-009868, revisie D1 Pagina 56 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
3. Zachte winter - Vervroeging bloei waardoor effectieve bestuiving vermindert De bestuiving kan door de teler worden gestimuleerd door: • inzetten van extra bijen; • inzetten van hommels; • inzetten van extra stuifmeel (bv. BeeBooster). 4. Warm voorjaar - Plagen (met name kersenvlieg) Er zijn verschillende maatregelen om de kersenvlieg te beheersen122: • chemische bestrijding (middel Gazelle); • kleurenvallen (bv. gele plasticstroken met lijm); • kippen inzetten. De kippen zullen, als de grond niet bevroren is, in de grond overwinterende larven met hun poten naar boven krabben en opeten. In de praktijk wordt deze maatregel alleen door hobbytelers gebruikt.
Fig. 4.12 Val voor bestrijding kersenvlieg123 en kip die larven oppikt.
Bij aanplant van een kersenboomgaard moeten de late rassen bij elkaar worden geplant, tussen de middentijdse of vroege rassen. In verband met de bestuiving staan rassen bij elkaar die tegelijk bloeien. In verband met de bestrijding van de kersenvlieg is het noodzakelijk dat tegelijk rijpende rassen bij elkaar staan124. 5. Late vorst in voorjaar (Bloemen die volop in bloei zijn bevriezen) Een maatregel die teler kan nemen is plaatsing van hete lucht ventilatoren (zie Fig. 4.13).
Fig. 4.13 Hete lucht ventilatoren in kersengaardFout! Bladwijzer niet gedefinieerd..
6. Intensieve regenbui (hagel) - Vruchten beschadigen Mogelijke adaptatiemaatregelen zijn: • overkappen gewas; • hagelkanon; • middelen spuiten om schade te beperken of herstellen.
GM-009868, revisie D1 Pagina 57 van 63
Gewasspecifieke adaptatiemaatregelen
4.16 Riet Hagel kan wel behoorlijk veel bladschade veroorzaken maar deze schade is niet zo erg dat het riet zich niet meer kan herstellen. Er is niet veel bekend over ziekten plagen die te koppelen zijn aan het klimaat. Er is wel een Pythium soort die kan zorgen voor sterfte als het riet overstroomd. De plant kan in principe wel goed tegen overstromingen en door zijn groeiplaats in lage delen van het land (sloten, oevers, moerassen) en zijn groeiwijze (riet wortelt in waterverzadigde bodem) is er niet snel een gebrek aan waterFout! Bladwijzer niet gedefinieerd..
Fig. 4.14 Rietteelt124.
Een rietproductiebedrijf heeft een aantal producten en kapitaliseringsmogelijkheden124 • productie van biomassa in de vorm van riet voor de ontwikkeling van duurzame energie/biobrandstof; • groene dienst in de vorm van (private) ontwikkeling en beheer van (wetland)natuur; • blauwe dienst in de vorm van (privaat) ontwikkelde ruimte voor waterberging. In tabel 4.1 is een overzicht gegeven van de inkomsten (indicatie) van een rietproductiebedrijf met groene en blauwe diensten. Tabel 4.1 Inschatting inkomsten rietproductiebedrijf met groene en blauwe diensten Inkomsten
124
.
Opbrengsten €/ha/jr
1. Biomassa. Inkomsten uit verkoop biomassa: uitgaande van €30 per ton; opbrengst 25 ton
750
biomassa per ha 2. Natuur. Vergoeding realisatie wetlandnatuurdoelen, conform SAN Landschappakket Riet-
900
zoom en klein rietperceel, vaarland. 3. Waterberging. Waterberging in de rietlanden op polder- en/of boezemniveau. Uitgangspunt
250 - 550
is dat de rietlanden 1 of meer keer per jaar beschikbaar zijn voor waterberging en voor een langere periode. 4. Waterzuivering. Natuurlijke zuivering van water door het zuiverende effect van riet (ook zon-
300 - 500
der gebruik kunstmest/bestrijdingsmiddelen) in gebieden waarvan de waterkwaliteit verbeterd moet worden. Totale opbrengst biomassaproductie en maatschappelijke diensten
2.150 - 2.750
Ten aanzien van groene en blauwe diensten geldt dat voor rietproductie de beste mogelijkheden aanwezig zijn in124: • veenweidegebieden met een sterke bodemdaling; • veenweidegebied met een natuurdoelstelling buiten de Ecologische Hoofdstructuur (EHS); • veenweidegebied met een tekort aan intern waterbergend vermogen en/of een tekort aan bergingscapaciteit in de boezem; • veenweidegebied met een slechte waterkwaliteit die niet voldoet aan de Kaderrichtlijn Water.
GM-009868, revisie D1 Pagina 58 van 63
5
Adaptatiemaatregelen veehouderij
5.1 Inleiding De effecten van klimaatextremen op landbouwhuisdieren (melkkoeien en biologische varkens) zijn beknopt uitgewerkt. Op basis van de resultaten van het onderzoek van Wageningen URFout! Bladwijzer niet gedefinieerd. zijn voor de relevante klimaatfactoren mogelijke adaptatiemaatregelen geinventariseerd. De maatregelen zijn beschreven aan de hand van een literatuurstudie. De beschreven maatregelen zijn niet getoetst door experts en tevens zijn er geen kosten van maatregelen bepaald. 5.2
Melkkoeien
Algemeen Melkveehouderij is de meest belangrijke vorm van veehouderij in Noord-Nederland. In de drie noordelijke provincies komen circa 5.500 melkveebedrijven voor, een kwart van het Nederlandse aantal. De veehouderijbedrijven in Noord-Nederland zijn in het algemeen wat extensiever dan in de rest van Nederland en hebben vaak meer gras dan elders in het land (m.u.v. de veenweidegebieden)Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.. Klimaatfactoren en impact op melkveehouderij Tabel 5.1 Klimaatfactoren en impact op de melkveehouderij Klimaatfactor
Impact op veehouderijsysteem
Hitte
Hittestress bij koeien leidt tot een lagere voeropname en daarmee tot een lagere
Droogte
Het groeiseizoen begint eerder, maar in de loop van de zomer valt de groei stil. Veel
melkproductie hangt af van het vochtvasthoudend vermogen van de bodem. Wateroverlast
• Leverbot • Vertrapping van de graszode • Vaker maaien onder ongunstige omstandigheden
Warmer weer
Veelvuldiger optreden maagdarmwormen
Zachtere winters
Hogere ziektedruk aan het begin van het seizoen
Adaptatiemaatregelen per klimaatfactor
Hittestress Melkvee kan zich binnen (gehuisvest in stallen) of buiten (beweiding) bevinden. Om hittestress tijdens de beweiding te voorkomen kan de melkveehouder de volgende maatregel nemen: • ’s ochtends, ’s avonds en ’s nachts weiden en overdag in de stal houden.
GM-009868, revisie D1 Pagina 59 van 63
Adaptatiemaatregelen veehouderij
Om hittestress in de stal te voorkomen zijn de volgende maatregelen mogelijk: • staldak isoleren en voorzien van een reflectie-coating; • optimaliseren van de stalventilatie (bv. door weglaten muren en plaatsing windscherm); • besproeien van het dak; • toepassing van groendaken; • bouwen van hoge stal (deze hebben minder snel last van opwarming); • directe evaporatieve koeling (nat maken van de koeien door sprinklers); • indirecte evaporatieve koeling. Koelen van de stallucht door: ° vernevelingsinstallatie; ° pad & fan-systeem; • koebezetting in stal verlagen (ruimer bouwen); • realiseren grote en schone waterbakken voorzien van voldoende koel water. Hittestress bij melkvee kan worden beïnvloed door aanpassing van de voeding. Als gevolg van hittestress is er een grotere kans op pensverzuring. Het energie op peil houden, zonder dat pensverzuring dreigt, kan door beschermde pensbestendige vetten in het rantsoen op te nemen. Tevens dient smakelijk ruwvoeder met makkelijk verteerbare celwanden te worden gevoerd. Voeder dient in kleine porties te worden toegediend, zodat het voer minder snel opwarmt. Tweehonderd gram natriumbicarbonaat bijvoeren is effectief maar een dure maatregel126.
Fig. 5.1 Directe evaporatieve koeling in de stal127 (links) en ventilator in stal128 (rechts).
Door selectie- en kruissingsprogramma’s kunnen meer hittetolerante rassen worden ontwikkeld. Bij rundvee blijkt de vachtkleur een bepalende factor te zijn voor de mate waarin warmtestress optreedt. Koeien met een overwegend zwarte vacht zullen warmtestress-gevoeliger zijn dan koeien met een overwegend witte vacht, waarbij er een relatie bestaat tussen vachtkleur en de hoeveelheid warmte die uit de zonnestraling wordt geabsorbeerd. Aangezien vachtkleur bovendien erfelijk is, kan hier mogelijk op worden geselecteerd129. Of kruisingen met Zeburassen uit de tropen en subtropen een voldoende productiviteit garanderen is twijfelachtig128. Droogte De maatregelen om de impact van droogte te beperken of voorkomen zijn weergegeven in §3.10 (gras).
GM-009868, revisie D1 Pagina 60 van 63
Adaptatiemaatregelen veehouderij
Wateroverlast Wateroverlast in grasland heeft verschillende negatieve effecten. Voor de verschillende effecten worden de mogelijke adaptatiemaatregelen weergegeven: • leverbot (dierziekte): Natte omstandigheden dienen te worden voorkomen. Preventieve maatregelen die de melkveehouder kan nemen zijn het optimaliseren van de ontwatering door het creëren en behouden van een goede bodemstructuur (vermijden van verdichtingen, behoud en stimuleren bodemleven) en door voldoende te draineren. Tevens kan het perceel bol worden gelegd. Een andere preventieve maatregel is om koeien te beschermen tegen leverbot door ze af te zonderen van de plaatsen waar de slakken zeer goed gedijen en veel besmettelijke cysten kunnen zijn. Dit kan door bijvoorbeeld in de weiden drinkbakken te installeren en door met weideafsluitingen te vermijden dat de dieren in poelen, grachten, sloten of beken kunnen gaan drinken130. Daarnaast kan de veehouder er voor zorgen dat de koeien niet in contact komen met de op natte weiden aanwezige slakkenpopulatie en besmettelijke cysten door deze weiden te maaien en door het gras te oogsten. De bestrijding en de behandeling met geneesmiddelen door een veearts is een curatieve maatregel die een veehouder kan nemen; • vertrapping van de graszode: Schade als gevolg van vertrapping zal met name optreden op de klei- en veengronden. Om schade te voorkomen dient de ontwatering te worden verbeterd. Dit kan worden gerealiseerd door een goede bodemstructuur, draineren en het bol leggen van het perceel. Daarnaast kan vertrapping worden voorkomen of beperkt door131: ° opstallen en bijvoeren van de melkkoeien; ° sneller omweiden of meer percelen gebruiken; ° toepassen flexibele drinksystemen; • ingangen van percelen zijn het meest gevoelig voor vertrapping. Hiervoor kunnen de volgende maatregelen worden toegepast130: ° dammen verharden of aanvullen met zand; ° ingangen regelmatig verplaatsen of verbreden; ° ingang achter in perceel plaatsen en uitgang voor; ° drinkvoorziening niet bij ingang van het perceel plaatsen. Een innovatief idee is versteviging van de zode door toepassen van honingraatstructuren welke natuurlijk afbreekbaar zijn (zie figuur 4.3). Er is nog weinig bekend over de opbrengstderving die het verstevigen van de bodem met zich mee brengt en wat er gebeurt met de smaak van het gras. Bovendien zal het een behoorlijke investering vragen. Tevens is niet bekend welke invloed het heeft op de waterhuishouding in de toplaag en wat de invloed is op de klauwen van de melkkoeien. Mogelijk kan volstaan worden met een versteviging van 1 of meerdere stroken in een perceel132.
GM-009868, revisie D1 Pagina 61 van 63
Adaptatiemaatregelen veehouderij
Een andere ontwikkeling die vertrapping kan voorkomen is de mobiele melkrobot. Door de melkrobot regelmatig te verplaatsen wordt vertrapping om één plaats beperkt.
Fig. 5.2 Versteviging graszode131 (links) en mobiele melkrobot133 (rechts).
• maaien onder ongunstige omstandigheden: In de Nederlandse veehouderij is het gebruikelijk dat het tijdstip van maaien en het tijdstip van inkuilen van gras op visuele wijze wordt bepaald. Het weer is de belangrijkste factor die het tijdstip van oogst bepaalt. Het tijdstip van inkuilen wordt voor het grootste deel bepaald door het drogestofgehalte van het gemaaide gras en verder door de weersverwachting134. Om natte veldomstandigheden te vermijden dient de ontwatering van de percelen te worden verbeterd (zie de mogelijke maatregelen bij vertrapping van de graszode). Adaptatiemaatregelen die de melkveehouder kan nemen zijn om te anticiperen op deze factor zijn: ° vergroten van de capaciteit om het gras binnen een kortere tijd in te kunnen kuilen (voorbeelden zijn bredere maaimachines, bredere schudders etc.); ° maaien met kneuzen (versnelt het drogingsproces); ° toevoegen van inkuilmiddelen (melasse); ° drogen van het gras door een grasdrogerij; ° aankoop extra ruwvoer en/of krachtvoer; ° telen van andere voedergewassen (bv. maïs).
Fig. 5.3 Toevoegen van een inkuilmiddel op de wiers (rechts).
135
(links) en aanvoer gras op een grasdrogerij
136
GM-009868, revisie D1 Pagina 62 van 63
Adaptatiemaatregelen veehouderij
Warmer weer Als gevolg van warmer weer kunnen maagdarmwormen vaker een probleem vormen. Dieren worden hiervoor met middelen behandeld (ontwormd). Zachtere winters Als gevolg van de zachtere winter kan de ziektedruk in de melkveehouderij toenemen. Om de melkveehouderij tegen een hogere ziektedruk te beschermen zijn er verschillende maatregelen mogelijk. De maatregelen hangen sterk af van de ziekte. Omdat de blauwtongziekte het typevoorbeeld is onder de dierziekten die als gevolg van de klimaatverandering de kop opsteken, zal de uitwerking van deze adaptatiemaatregel voornamelijk voor blauwtong worden uitgewerkt Om verdere verspreiding van het blauwtongvirus tegen te gaan en schade ten gevolge van de blauwtongziekte te beperken is vaccinatie van de gevoelige diersoorten de enige aangewezen methode128. Naast vaccinatie kunnen de volgende maatregelen worden toegepast (deze zijn gericht op het onder controle houden van de vector)128: • gevoelige herkauwers op stal te zetten wanneer de vectoractiviteit maximaal is (1 uur vóór zonsondergang tot 1 uur na zonsopgang), omdat dit de kans op muggenbeten verkleint. De deuren van de stal dienen te worden gesloten en alle toegangen tot de stal kunnen best worden afgedekt met een net (muggengaas); • reduceren van het aantal potentiële broedplaatsen van de Culicoides-mug (de mesthoop ver genoeg van het vee af of bedekken met een zeil; • chemische bestrijding (toepassen van larviciden en insecticiden); • behandeling van de te beschermen dieren met een insectwerend middel (repellent). Een ontwikkeling van de laatste jaren is ontwikkeling van ‘robuuste’ veehouderij. Robuuste dieren zijn in staat om effectief om te gaan met interne en externe verstoringen137.
GM-009868, revisie D1 Pagina 63 van 63
Adaptatiemaatregelen veehouderij
5.3
Biologische varkens
Algemeen Varkens met buitenuitloop zijn te onderscheiden in biologisch en scharrel met respectievelijk circa 80 - 90 en 20 - 10% van het totaal aantal buitenvarkens. Bedrijven met scharrelvarkens komen weinig voor in Nederland. Er zijn circa 60 biologische varkenshouderijbedrijven en slechts 10 scharrelvarkensbedrijven op een totaal van bijna 9.000 bedrijven met varkens. Op de biologische varkensbedrijven worden circa 4.000 zeugen gehouden. Biologische varkens hebben permanent toegang tot een buitenruimte. Die ruimte heeft een betonnen roostervloer waaronder een mestput zit. Mest/urine doen de varkens buiten. Driekwart van de buitenruimte is overdekt. Klimaatfactoren en impact op biologische varkenshouderij Hogere temperatuur Gangbare varkens zitten geconditioneerd in binnenruimtes. Er is geen airco, wel soms warmtewisselaar, zodat je de lucht kunt koelen, maar niet heel veel. Bij een hogere buitentemperatuur krijg je automatisch ook een hogere binnen temperatuur. Heeft gevolgen voor het welzijn. Bovendien eten varkens minder, en de ammoniakemissie neemt toe. Ook kraamhokken worden te warm. Bio-varkens kunnen bij hogere temperatuur ook naar buiten om af te koelen. Er is dus minder hittestress dan bij gangbaar gehouden varkens. Mest op de vloer en de rooster wordt warmer en er is meer emissie bij warm weer. Als het groeiseizoen van gewassen positief wordt beïnvloedt door het klimaat, dus hogere productie, is dat gunstig voor zeugen met buitenuitloop die gras eten. Virussen kunnen makkelijker overleven in vochtige lucht. Als door klimaatverandering er meer droge lucht komt met veel UV zal overdracht door virussen lager zijn. Maar als er meer vochtige lucht komt juist niet. Maagdarmparasieten kunnen lang overleven in de bodem. Onder warmere omstandigheden kan de ontwikkeling sneller gaan (optimale temperatuur is 37 °C). Ook biologische varkenshouderij mag ontwormen, evenals scharrelvarkenshouderij. Adaptatiemaatregelen De weergegeven maatregelen hebben met name betrekking op ziekten. De varkenshouder kan ziektes bestrijden door toepassing van diergeneesmiddelen. Maagdarmparasieten Maagdarmparasieten kunnen lang overleven in de bodem. Onder warmere omstandigheden kan de ontwikkeling sneller gaan. De scharrelvarkenshouder kan de varkens ontwormen met ontwormingsmiddelen. Meer natuurlijke weerstand van het varken Door de natuurlijke weerstand van het varken te vergroten zal deze minder gevoelig zijn en vatbaar zijn voor ziekten bij verandering van het klimaat. Weerstand bestaat uit barrières en mechanismen in het lichaam en dragen bij aan het overleven van het dier. De weerstand van een varken wordt beïnvloed door intrinsieke factoren (bijvoorbeeld die genetisch zijn vastgelegd) en door externe factoren (managementfactoren)138. Intrinsieke factoren om de natuurlijke weerstand te verbeteren137: • selectie op een breed aantal (diergezondheids)kenmerken kan bijdragen aan een verbetering van de weerstand; • bepalen van de optimale nutriënten- en energiebehoefte. Uit onderzoek blijkt dat deze behoeften onder optimale omstandigheden afwijkt van de nutriënten- en energiebehoefte onder suboptimale omstandigheden;
GM-009868, revisie D1 Pagina 64 van 63
Adaptatiemaatregelen veehouderij
• kennisontwikkeling. Onderzoek met behulp van genomica kan duidelijkheid geven in de samenhang van complexe systemen. Dit geldt niet alleen voor de afweer, maar ook voor de interactie tussen voer, microflora en (darm)gezondheid. Dit zijn met name maatregelen die op sectorniveau dienen te worden genomen. Hierbij zal met name input vanuit het onderzoek moeten komen. Externe factoren kunnen door varkenshouder zelf worden gemanaged. Enkele voorbeelden zijn137: • biggen na de geboorte snel biest laten drinken bij de zeug en zo laat mogelijk spenen; • aanpassen van het voer (aan de omstandigheden, bv. de levensfase); • vaccineren; • goede hygiëne op het bedrijf (schoon voer en drinkwater, schone kleding, beperking van aanvoer varkens en minimaliseren van het aantal bezoekers).
139
Fig. 5.4 Spenende biggen
Maatregelen met betrekking tot aanpassing van voer dienen ook op sectorniveau te worden genomen. Voorbeelden zijn: voorkomen van teveel ruw eiwit, te veel mineralen, beperking van het gebruik van antibiotica- en AMGB’s137. Op sectorniveau moeten mogelijk betere en/of nieuwe vaccins worden ontwikkeld om het varken tegen eventuele nieuwe ziekten te beschermen. Er zijn vooralsnog geen aanwijzigen van ziektes uit zuiderse landen, maar de ervaring leert dat sommige infecties als een donderslag bij heldere hemel komen
GM-009868, revisie D1 Pagina 65 van 63
Bijlage 1
Overzicht adaptatiemaatregelen
GM-009868, revisie D1
Klimaatrisico:
Langdurig droog
Effect op gewas:
Opbrengstderving
• • • • • •
Kostenindicatie Investering (k€)
Sector
Praktijk (+/-)
Jaarlijks (€/ha)
-
-
-
-
Water vernevelen
-
-
Grondwaterstand verhogen
-
-
Peilgestuurde drainage (aanbrengen van een in hoogte verstelbare uitmonding uiteinde drainagesysteem)
-
-
-
Vergroten vochtvasthoudend vermogen van de bodem middels verbeteren bodemstructuur door: grondbewerking (opheffen ploegzool)
-
-
stimuleren bodemleven
-
0 - 500
inwerken graanstoppels en gehakseld stro
-
300 - 500
telen van groenbemester
-
100 - 500
toedienen organische stof
-
100 - 500
Droogteresistent ras ontwikkelen
1.000 – 10.000
-
Gewas afdekken
-
-
Vroeger inzaaien
0
Nihil
Ondergronds buizensysteem waarmee bodem wordt verwarmd (bv. benutting restwarmte)
-
-
? +
Vergroten vochtvasthoudend vermogen van de bodem middels de organische stof huishouding door:
Klimaatrisico:
Kwakkelweer
Effect op gewas:
Opvriezen van wortels
• • • • •
2040
Ondergronds irrigeren met buizensysteem
° ° ° •
Risico rond:
Druppelirrigatie
° ° •
Relevante periode: juni - augustus
Regio
Wintertarwe: praktijkoordeel en kostenaspecten adaptatiemaatregelen t.b.v. klimaatrisico’s wintertarwe
Bedrijf
Gewas
Niveau
Relevante periode: november - maart
+ + + +
Risico rond: 2040
Voorkomen dat bovengrond los wordt gemaakt (dus niet schoffelen)
-
-
Bodembedekker tussen gewas aanbrengen (strobed of gewas inzaaien)
-
100 - 500
GM-009868, revisie D1
+ +
Adaptatiemaatregelen veehouderij
Klimaatrisico:
Hevige regenval
Effect op gewas:
Verrotting deel aardappeloogst
• • • •
2040
Kostenindicatie
Doorlatendheid bodem verbeteren
-
200 – 1.000
Oppervlakkige afwatering verbeteren
-
100 - 200
(Intensiever) draineren
0,5 - 2,5
100 - 200
1 – 10 miljoen
-
Aardappel in bredere ruggen telen
> 50
0
Aardappel vroeger poten en rooien
Waterstressbestendig ras ontwikkelen
Effect op gewas:
Doorwas
Relevante periode: juli - september
Sector
(+/-)
+ ? + +
Risico rond: 2040 nihil
Nihil
Verkoeling door (druppel)irrigatie
-
1.000 – 2.000
Verkoeling door beregening/verneveling
-
-
Schaduwnetten aanbrengen Hittebestendig gewas ontwikkelen door veredeling Realiseren van een goed gesloten gewas (optimale plantafstand en optimaal bemesten)
Klimaatrisico:
Warm en nat
Effect op gewas:
Voorkomen van de bacterieziekte Erwinia die natrot en stengelrot veroorzaakt (oogstbederf)
Periode: juli - september
-
-
1 – 10 miljoen
-
-
0 - 500
1 – 10 miljoen
-
+ + +
2040
Resistent ras ontwikkelen
nb
-
-
100 -1000
nihil
nihil
Toetsing van uitgangsmateriaal (een DNA-techniek die alle stammen aantoont wordt op korte termijn verwacht)
-
100 – 1.000
Het juiste perceel kiezen (niet nat, dus goede drainage en afwatering)
-
100 – 1.000
Zieke planten zo spoedig mogelijk verwijderen
-
100 – 1.000
Snelle loofvernietiging en voorkomen dat loof op de rug blijft liggen
-
100 – 1.000
Apparatuur reinigen
-
100 – 1.000
Optimaal bemesten (gezonde plant realiseren)
-
0 - 500
Biologische bestrijding met antagonisten Hoogwaardig pootgoed aanschaffen Bedrijfshygiëne zoals niet poten als het regent, pootgoed niet nat laten worden, niet afkiemen = afkiemen voorkomen voor poten
GM-009868, revisie D1
+ + + + + -
Risico rond:
Enkele maatregelen om verspreiding van de ziekte te beperken:
• • • • • •
Regio
Praktijk
Jaarlijks (€/ha)
Hittegolf
• • • •
Risico rond:
Investering (k€)
Klimaatrisico:
• • • • • • •
Relevante periode: mei - september
Bedrijf
Fabrieks- en consumptieaardappel: praktijkoordeel en kostenaspecten adaptatiemaatregelen t.b.v. klimaatrisico’s (1)
Gewas
Niveau
+ + + + + + + + ? + +
+ +
Adaptatiemaatregelen veehouderij
Klimaatrisico:
Aanhoudend warme winter
Effect op gewas:
Bewaring problematisch, de buitenlucht kan de aardappelen niet koelen (verlies vocht en uitlopers en rot)
• • • •
Relevante periode: december – maart
500 - 1.000
-
100 – 200
1 – 10 miljoen
-
-
-
+ +
-
-
+ + + + ?
Kerende grondbewerking (preventief)
-
-
Chemische bestrijding (volveldsbespuiting met glyfosaat, aanstippen met Round-up)
-
-
- + +
Bespuiting met een kiemreguleringsmiddel Aardappel ontwikkelen met betere bewaareigenschappen
+ ?
Risico rond:
Periode: jaarrond
2040/2100
Bespuiting met insecticide Bespuiting met minerale oliën Aanleggen akkerranden (stimuleren natuurlijke vijanden)
Klimaatrisico:
Gemiddeld warmer
Effect op gewas:
Verhoogde druk van het aardappelcysteaaltje
Periode: jaarrond
+
Risico rond: 2040/2100
Voorkomen dat grond besmet raakt ( bv. zeef en sorteergrond, door grond aan plantgoed en machines en verstuiven van grond) Ruime vruchtwisseling (populatie onder controle houden) Optimale bestrijding van aardappelopslag (populatie onder controle houden) Natte grondontsmetting Resistent ras ontwikkelen
Klimaatrisico:
Gemiddeld warmer
Effect op gewas:
Aardappelopslag (bestrijden)
Sector
+ +
Bewaarperiode verkorten/eerder afzetten
Verhoogde druk van luizen waardoor het Y-virus verspreid wordt
Regio
(+/-)
5-6
Mechanisch koelen
Gemiddeld warmer
• • •
Praktijk
Jaarlijks (€/ha)
Effect op gewas:
• • • • •
2040
Kostenindicatie Investering (k€)
Klimaatrisico:
• • •
Risico rond:
Bedrijf
Fabrieks- en consumptieaardappel: praktijkoordeel en kostenaspecten adaptatiemaatregelen t.b.v. klimaatrisico’s (2)
Gewas
Niveau
? +
Risico rond:
Periode: jaarrond
2040/2100
Een automatische methode voor het herkennen en verwijderen van aardappelopslagplanten
GM-009868, revisie D1
+
Adaptatiemaatregelen veehouderij
Klimaatrisico:
Hevige regenval
Effect op gewas:
Verrotting deel aardappeloogst
• • • •
2040
-
200 – 1.000
Oppervlakkige afwatering verbeteren
-
100 - 200
(Intensiever) draineren
0,5 – 2,5
100 - 200
1 – 10 miljoen
-
Aardappel in bredere ruggen telen
> €50
0
Aardappel vroeger poten en rooien
Waterstressbestendig ras ontwikkelen Doorwas
Relevante periode: juli - september
Sector
Regio
Praktijk
Doorlatendheid bodem verbeteren
Effect op gewas:
(+/-)
+ ? + +
Risico rond: 2040 nihil
Nihil
Verkoeling door (druppel)irrigatie
-
1.000 – 2.000
Verkoeling door beregening/verneveling
-
-
Schaduwnetten aanbrengen
-
-
1 – 10 miljoen
-
-
0 – 500
1 – 10 miljoen
-
Toepassing van snelle vermeerderingstechnieken om het aantal generaties te beperken (in vitro materiaal en miniknollen)
nb
nb
Certificering van pootgoed d.m.v. veldinspecties en laboratoriumtoetsen
nb
nb
Fysische en chemische ontsmetting van pootgoed
Nb
nb
Hittebestendig gewas ontwikkelen door veredeling Realiseren van een goed gesloten gewas (optimale plantafstand en optimaal bemesten)
Klimaatrisico:
Warm en nat
Effect op gewas:
Voorkomen van de bacterieziekte Erwinia die natrot en stengelrot veroorzaakt (oogstbederf)
Periode: juli - september
+ + +
2040
nb
nb
-
100 – 1.000
Toetsing van uitgangsmateriaal (een DNA-techniek die alle stammen aantoont wordt op korte termijn verwacht)
-
100 – 1.000
Het juiste perceel kiezen (niet nat, dus goede drainage en afwatering)
-
100 – 1.000
Zieke planten zo spoedig mogelijk verwijderen
-
100 – 1.000
Snelle loofvernietiging en voorkomen dat loof op de rug blijft liggen
-
100 – 1.000
Apparatuur reinigen
-
100 – 1.000
Optimaal bemesten (gezonde plant creëren)
-
0 - 500
GM-009868, revisie D1
+ + + + + + -
Risico rond:
Resistent ras ontwikkelen
Biologische bestrijding met antagonisten Enkele maatregelen om verspreiding van de ziekte te beperken:
• • • • • •
Kostenindicatie Jaarlijks (€/ha)
Hittegolf
• • • • •
Risico rond:
Investering (k€)
Klimaatrisico:
• • • • • • •
Relevante periode: mei - september
(1)
Bedrijf
Pootaardappel: praktijkoordeel en kostenaspecten adaptatiemaatregelen t.b.v. klimaatrisico’s pootaardappel
Gewas
Niveau
+ + + ? ? + + + + + + +
Adaptatiemaatregelen veehouderij
Klimaatrisico:
Gemiddeld warmer
Effect op gewas:
Verhoogde druk van luizen waardoor het Y-virus verspreid wordt
• • • •
100 – 200
1 – 10 miljoen
-
-
-
+ +
-
-
+ + + + ?
-
-
- + +
+ ?
Bewaarperiode verkorten/eerder afzetten
Verhoogde druk van luizen waardoor het Y-virus verspreid wordt
Risico rond:
Periode: jaarrond
2040/2100
Bespuiting met insecticide Bespuiting met minerale oliën Aanleggen akkerranden (natuurlijke vijanden)
Klimaatrisico:
Gemiddeld warmer
Effect op gewas:
Verhoogde druk van het aardappelcysteaaltje
Periode: jaarrond
2040/2100
Ruime vruchtwisseling (populatie onder controle houden) Optimale bestrijding van aardappelopslag (populatie onder controle houden) Natte grondontsmetting Resistent ras ontwikkelen
Effect op gewas:
+
Risico rond:
Voorkomen dat grond besmet raakt ( bv. zeef en sorteergrond, door grond aan plantgoed en machines en verstuiven van grond)
Klimaatrisico:
Sector
+ + +
500 – 1.000
-
Aardappel ontwikkelen met betere bewaareigenschappen
Regio
(+/-)
-
Gemiddeld warmer
• • •
Praktijk
Jaarlijks (€/ha)
Bespuiting met een kiemreguleringsmiddel
Effect op gewas:
• • • • •
Kostenindicatie
2040
Mechanisch koelen
Klimaatrisico:
• • •
Risico rond:
Periode: jaarrond
(2)
Bedrijf
Pootaardappel: praktijkoordeel en kostenaspecten adaptatiemaatregelen t.b.v. klimaatrisico’s pootaardappel
Gewas
Niveau
-
-
Kerende grondbewerking (preventief) Chemische bestrijding (volveldsbespuiting met glyfosaat, aanstippen met Round-up) Een automatische methode voor het herkennen en verwijderen van aardappelopslagplanten
GM-009868, revisie D1
? +
Risico rond:
+
Adaptatiemaatregelen veehouderij
Klimaatrisico:
Aanhoudend warme winter
Effect op gewas:
Verlies van suikergehalte in de bieten
• • • • • • • • • •
Risico rond: 2040
Plantafstand optimaliseren (zware, grote bieten geven laagste bewaarverliezen)
Kostenindicatie Jaarlijks (€/ha)
10 - 15
0,2 – 1.000
-
nihil
Voorkomen van grondtarra, bladresten en onkruiden in de bewaarhoop (i.v.m. een goede natuurlijke ventilatie)
-
nihil
Storthoogte bewaarhoop beperken tot maximaal 2 m en een lange strakke hoop maken
-
nihil
0,1 - 1
0,1 - 0,2
Permanente afdekking bewaarhoop met polypropyleen vliesdoek (TopTex) Mechanisch ventileren van de bewaarhoop
5-6
0,1 - 0,2
-
0,1 - 0,2
Bewaarduur verkorten (door eerder leveren, extra capaciteit bij suikerindustrie)
nihil
nihil
Later rooien
nihil
nihil
nb
nb
Regelmatige bemonstering
-
-
Bietencysteaaltjesresistente rassen inzetten
-
-
Niet vaker dan één op drie waardplanten telen
-
-
Vroeg zaaien
-
-
Braak leggen met een resistente groenbemester (bladrammenas of gele mosterd), bij zware besmetting
-
-
Natte grondontsmetting (niet meer toegestaan)
-
-
Chemische bestrijdingsmethode ontwikkelen
-
-
Bieten telen met ras dat weinig gevoelig is voor bewaarverlies
Rooiapparatuur ontwikkelen met betere kopeigenschappen Gemiddeld warmer
Effect op gewas:
Verhoogde druk van bietencysteaaltjes
Sector
Praktijk
Investering (k€)
Voorkomen van beschadigingen aan de bieten tijdens rooien, transport en maken van de bewaarhoop
Klimaatrisico:
• • • • • • • •
Relevante periode: december – maart
Regio
Suikerbieten: praktijkoordeel en kostenaspecten adaptatiemaatregelen t.b.v. klimaatrisico’s suikerbieten
Bedrijf
Gewas
Niveau
(+/-)
+ + + + ? +
+ + + + ? + ? ?
? ?
+ +
Risico rond:
Periode: juni - juli
2040/2100
Suikerbiet tijdelijk uit bouwplan halen (natuurlijk uitzieken van de grond)
GM-009868, revisie D1
+ + + + + + ? ? ? +
?
Adaptatiemaatregelen veehouderij
Klimaatrisico:
Langdurig droog (lente)
Effect op gewas:
Plantsterfte
• • • • •
Periode: februari - april
Risico rond: 2040
Sector
Kostenindicatie Investering (k€)
Jaarlijks (€/ha)
15 - 35
100 – 500
Druppelirrigatie of gietdarmen
-
-
Ondergronds buizensysteem dat water en meststoffen kan toedienen
-
-
Herinzaaien
-
500 – 1.000
Dikker inzaaien
-
100 - 500
Beregenen
Regio
Zaaiuien: praktijkoordeel en kostenaspecten adaptatiemaatregelen t.b.v. klimaatrisico’s zaaiuien (1)
Bedrijf
Gewas
Niveau
+ + ? ? + +
Maatregelen ten behoeve van aanvoer water in (langdurige) droge periode:
• • • •
nb
nb
Toepassing grondwater (door bv. plaatsing van een grondwaterbron)
-
-
Opslaan neerslagoverschotten in de in de winter op landbouwgronden (incl. compensatie van inkomsten)
-
-
Toepassen leidingwater
-
-
15 - 35
100 – 500
Druppelirrigatie of gietdarmen
-
-
Ondergronds buizensysteem dat water en meststoffen kan toedienen
-
-
Grondwaterstand verhogen
-
-
Peilgestuurde drainage (aanbrengen van een in hoogte verstelbare uitmonding uiteinde drainagesysteem)
-
-
Vergroten vochtvasthoudend vermogen van de bodem middels verbeteren bodemstructuur door:
-
-
° °
grondbewerking (opheffen ploegzool)
-
-
stimuleren bodemleven
-
0 - 500
Waterschap draagt zorg voor kwantitatief en kwalitatief oppervlaktewater
Klimaatrisico:
Langdurig droog
Effect op gewas:
Verminderde groei, waardoor oogstreductie optreedt
• • • • • •
•
•
+ -
-
Risico rond:
Periode: juni - juli
2040
Beregenen
Vergroten vochtvasthoudend vermogen van de bodem middels de organische stof huishouding door:
-
-
° °
-
100 - 500
-
100 - 500
1 – 10 miljoen
-
telen van groenbemester toedienen organische stof
Droogteresistent ras ontwikkelen (bv. met een dieper wortelgestel)
+ + ? ? ? ? ? + + + + + + + Niveau
GM-009868, revisie D1
Klimaatrisico:
Warm en vochtig weer
Effect op gewas:
Schimmels infecteren het blad
• • •
Relevante periode: juni - augustus
Risico rond: 2040
Chemische bestrijding (om de 8 à 10 dagen) Schimmels bestrijden met UV-licht Resistent ras ontwikkelen
GM-009868, revisie D1
Kostenindicatie Investering (k€)
Sector
Regio
Zaaiuien: praktijkoordeel en kostenaspecten adaptatiemaatregelen t.b.v. klimaatrisico’s zaaiuien
Bedrijf
Gewas
Adaptatiemaatregelen veehouderij
Praktijk (+/- /?)
Jaarlijks (€/ha)
10 – 100
500 – 1.000
30 - 50
500 – 1.000
1.000 – 10.000
-
+ + +
Adaptatiemaatregelen veehouderij
Klimaatrisico:
Te droog groeiseizoen
Effect op gewas:
Achterblijvende kieming
• • • • • • • • • • •
Relevante periode: april - juni
Risico rond: 2040
Beregenen
Kostenindicatie Investering (k€) 15 - 35
Druppelirrigatie of gietdarmen 7.000 per ha
Water tussen de ruggen brengen met een pompinstallatie
-
Herinzaaien
100 – 500 500 – 1.000 100 – 300
Inzaaien met extra zaad
-
Dieper inzaaien
Nihil
Eerder inzaaien (voor april)
-
Later inzaaien (na mei)
Nihil
In kassen opkweken en op een later tijdstip uitplanten Droogteresistent ras ontwikkelen
Sector
Praktijk (+/-)
Jaarlijks (€/ha) 1.000 – 2.000
Ondergronds buizensysteem dat water en meststoffen kan toedienen
Regio
Winterpeen: praktijkoordeel en kostenaspecten adaptatiemaatregelen t.b.v. klimaatrisico’s winterpeen
Bedrijf
Gewas
Niveau
-
-
1 – 10 miljoen
-
+ + + + + + -
+ + + -
+
Maatregelen ten behoeve van aanvoer water:
• • • •
nb
nb
Toepassing grondwater (door bv. plaatsing van een grondwaterbron)
-
-
Opslaan neerslagoverschotten in de in de winter op landbouwgronden
-
-
Toepassen leidingwater
-
-
Waterschap draagt zorg voor kwantitatief en kwalitatief oppervlaktewater
Klimaatrisico:
Bodem staat blank
Effect op gewas:
Rotting
• • • •
Relevante periode: juni - november
-
+ -
Risico rond: 2040
Doorlatendheid bodem verbeteren
-
0,1 - 1
Oppervlakkige afwatering verbeteren
-
0,1 – 0,2
-
0,1 – 0,2
(Intensiever) draineren Waterstressbestendig ras ontwikkelen
1 – 10 miljoen
GM-009868, revisie D1
+ + + ?
Adaptatiemaatregelen veehouderij
Klimaatrisico:
Hevige regenval
Effect op gewas:
Verdrinken van de bollen
•
2040
Kostenindicatie Investering (k€)
200 – 1.000 -
Behouden en stimuleren bodemleven, bv. regenwormen die verticale gangen graven
+
Inzaai en onderwerken groenbemester
+
Intensiever draineren (verkleinen drainafstand) Water in de percelen (beneden maaiveld) bergen door een intensieve drainage welke relatief diep wordt aangebracht
0,5 – 2,5
100 - 200
2-5
100 - 500
+ +
Bodem verdichten tussen de bedden (versnellen oppervlakkige afvoer)
-
Folie aanbrengen tussen de bedden (versnellen oppervlakkige afvoer)
-
-
Tijdelijke overkapping van het gewas tijdens regen
-
(Extra) afvoergreppels maken
+
Schonen en uitdiepen perceelsloten
+
Percelen bol leggen (dakprofiel)
+
100 - 200
Waterbestendige bol (een bol die niet kan verdrinken) ontwikkelen door veredeling
-
Huren van drogere percelen
+
3.000 – 4.000
Weersverzekering Zomers, maar nat Botrytis (vuur)
Sector
(+/-)
Verschralen van de grond (bezanden)
Effect op gewas:
Regio
Praktijk
Jaarlijks (€/ha)
Diepe grondbewerking van ca. 2 m (diepploegen, diepspitten of diepwoelen)
Klimaatrisico:
• • • • •
Risico rond:
Doorlatendheid van de grond verbeteren door:
° ° ° ° • • • • • • • • • • •
Relevante periode: juli – september
(1)
Bedrijf
Lelie: praktijkoordeel en kostenaspecten adaptatiemaatregelen t.b.v. klimaatrisico’s lelie
Gewas
Niveau
Relevante periode: april - juni
-
Risico rond: 2040
100 - 200
Chemisch bestrijden
+
Effectievere vuurbestrijdingsmiddelen ontwikkelen
nb
+
Effectievere spuittechnieken ontwikkelen
nb
+
nb
+
1.000 – 10.000
+
Biologische bestrijding Resistent ras ontwikkelen
GM-009868, revisie D1
Adaptatiemaatregelen veehouderij
Klimaatrisico:
Zomers, maar nat
Effect op gewas:
Fusarium
• •
2040
Resistent ras ontwikkelen Hagel
Effect op gewas:
Hagelschade aan blad en knop
Periode: juni – augustus
Kostenindicatie nb
+
1.000 – 10.000
-
+
Risico rond: +
40
Gewas overkappen
-
Hagelverzekering Gemiddelde warmer Toename van katoenluis
Sector
(+/-)
Jaarlijks (€/ha)
-
2040
Hagelkanon
Effect op gewas:
Regio
Praktijk
Investering (k€)
Gewas afdekken met netten
Klimaatrisico:
• • • •
Risico rond:
Middel ontwikkelen om Fusarium te bestrijden
Klimaatrisico:
• • • •
Periode: juni – augustus
(2)
Bedrijf
Lelie: praktijkoordeel en kostenaspecten adaptatiemaatregelen t.b.v. klimaatrisico’s lelie
Gewas
Niveau
+ Periode: jaarrond
+
Risico rond:
2040/2100
Chemische bestrijding
+
Biologische bestrijding door luisvanggewassen en bloemranden (stimuleren natuurlijke vijanden)
+
Dompelbehandeling voor het planten van de bollen
+
+ ?
Resistent gewas ontwikkelen
GM-009868, revisie D1
Adaptatiemaatregelen veehouderij
Klimaatrisico:
Harde wind (zware buien)
Effect op gewas:
Gewas gaat liggen
• • •
Risico rond:
Periode: juni – juli
2040
Weinig legergevoelig gewas inzaaien Groeiregulatoren (halmverkorters) toepassen waarmee het gewas sterker wordt Windsingels aanplanten rond de akker
Kostenindicatie Investering (k€)
Praktijk (+/-)
Jaarlijks (€/ha) Nihil
?
100 - 200
? ?
GM-009868, revisie D1
?
Sector
Regio
(1)
Bedrijf
Koolzaad: praktijkoordeel en kostenaspecten adaptatiemaatregelen t.b.v. klimaatrisico’s koolzaad
Gewas
Niveau
Adaptatiemaatregelen veehouderij
Klimaatrisico:
Hittegolf
Effect op gewas:
Waterkwaliteit en waterbeschikbaarheid neemt af
• • • • • • •
Periode: juli – augustus
2040
Sector
Praktijk (+/-)
Jaarlijks (€/ha)
Groter buitenbassin (opvang regenwater) Ondergronds bassin (opvang regenwater) Collectieve gietwatervoorziening (meerder telers) Recirculatie gietwater Toepassing leidingwater Toepassing grondwater Toepassing oppervlaktewater Warm en vochtig weer
Effect op gewas:
Onvoldoende beluchting mogelijk waardoor schimmelziekten (botrytis en meeldauw) optreden
Periode: augustus – september
Risico rond: 2040
? ? ?
Chemische bestrijding schimmelziekten Regelmatig zwavel verdampen tegen meeldauw Alternatieve bestrijding schimmels (bv. UV-licht) Ontwikkelen middelen en technieken schimmelbestrijding Ontwikkelen resistente rassen
•
GeslotenKas™
• •
Ontvochtigen door luchtbehandelingskasten
? ?
? ? ? ?
Ontwikkelen klimaatbeheersingssystemen
Klimaatrisico:
Extreem zachte winter
Effect op gewas:
Vergroting van de kas op herinfectie van de kasruimte met schimmelziekten
• • • • •
Kostenindicatie Investering (k€)
? ? ? ? ? ? ? ? ?
Klimaatrisico:
• • • • •
Risico rond:
Regio
Tomaat: kostenaspecten adaptatiemaatregelen t.b.v. klimaatrisico’s tomatenteelt in kassen
Bedrijf
Gewas
Niveau
Periode: januari - februari
Risico rond: 2040
?
Schoonspuiten en ontsmetten van de kas en kasinstallaties Rassen ontwikkelen die resistent (schimmels)
? ?
Chemische bestrijding schimmelziekten Alternatieve bestrijding schimmels (bv. UV-licht) Ontwikkelen middelen en technieken schimmelbestrijding
GM-009868, revisie D1
? ? ? ?
Adaptatiemaatregelen veehouderij
Klimaatrisico:
Zachte winter
Effect op gewas:
Onvoldoende vernalisatie
• • • •
Risico rond: 2040
Kostenindicatie Investering (k€)
? ?
Vroeg planten
?
Ras ontwikkelen en telen dat minder koude dagen nodig heeft
Aanhoudende hittegolven Verlies kwaliteit en eetbaarheid
Sector
(+/-)
Jaarlijks (€/ha)
Toepassen middelen om bloemzetting te bevorderen
Effect op gewas:
Regio
Praktijk
Ras ontwikkelen en telen dat minder koude dagen nodig heeft
Klimaatrisico:
• • • •
Periode: januari - maart
(1)
Bedrijf
Artisjok: praktijkoordeel en kostenaspecten adaptatiemaatregelen t.b.v. klimaatrisico’s artisjok
Gewas
Niveau
?
Periode: januari - maart
Risico rond: 2040
Koelen door verneveling of beregening
?
Bodem bedekken met organisch materiaal (mulch)
?
Schaduwnetten aanbrengen
?
Hittebestendig ras ontwikkelen
GM-009868, revisie D1
Adaptatiemaatregelen veehouderij
Klimaatrisico:
Warm en nat weer
Effect op gewas:
Meeldauw
• • • • • •
2040
Kostenindicatie Investering (k€)
0 - 100 0 -100
Preventieve bespuitingen met schimmelwerende producten.
100 - 200
Kiezen bij het planten voor ziektetolerante (meeldauwongevoelige) rassen
nb
Alternatieve bestrijdingsmiddelen tegen meeldauw ontwikkelen (bv. melk, wei en een product van canolla-olie)
Zeer warm en droog Versnelde afrijping
1.000 – 10.000 Relevante periode: juli- augustus
Hagel
Effect op gewas:
Hagelschade aan bloemen en mogelijk scheuten
? ? ? ? ? ?
-
Risico rond: 2040
Eerder oogsten
Klimaatrisico:
(+/-)
nb
Resistent ras ontwikkelen
Sector
Praktijk
Jaarlijks (€/ha)
Afgevallen druivenbladeren goed opruimen en afgebladderde schors opruimen.
Effect op gewas:
• • • • • • • •
Risico rond:
Zorg voor een luchtig gewas dat snel kan opdrogen (overtollige scheuten en okselscheuten wegbreken)
Klimaatrisico:
•
Relevante periode: juni
Regio
Druiven: praktijkoordeel en kostenaspecten adaptatiemaatregelen t.b.v. klimaatrisico’s druiven
Bedrijf
Gewas
Niveau
nihil
?
Risico rond:
Periode: juni - juli
2040 65 - 70
Gewas overkappen
40
Hagelkanon Bomen afdekken met hagelnetten
18 per ha
Druiventrossen beschermen met een druivenzak Druif telen die minder gevoelig is voor hagelschade
0 - 100
? ? ? ? ? ?
Druif ontwikkelen die minder gevoelig is voor hagelschade
? ?
?
Hagelverzekering
?
Curatieve middelen (ontwikkelen) spuiten om schade aan druif te herstellen
GM-009868, revisie D1
?
Adaptatiemaatregelen veehouderij
Klimaatrisico:
Zachte winter
Effect op gewas:
Vervroeging bloei waardoor effectieve bestuiving vermindert
• • •
-
0,1 – 0,3
Inzetten van hommels
-
0,3 – 0,8
Inzetten van extra stuifmeel (bv. BeeBooster)
-
0,1 - 1
Chemische bestrijding
-
0 -1
Kleurenvallen (bv. gele plasticstroken met lijm)
-
nb
Inzetten van kippen
-
-
Zoeken naar natuurlijke vijanden
-
nb
65 - 70
0 -1
Hagelkanon
40
-
Middelen spuiten om schade te beperken of herstellen
nb
nb
Plagen (o.a. kersenvlieg)
Klimaatrisico:
Hagel
Effect op gewas:
Vruchten en bomen beschadigen
Periode: april - mei
Sector
Praktijk
Inzetten van extra bijen
Warm voorjaar
2040
Kostenindicatie Jaarlijks (€/ha)
Effect op gewas:
• • •
Risico rond:
Investering (k€)
Klimaatrisico:
• • • •
Relevante periode: januari - maart
Regio
Kers: praktijkoordeel en kostenaspecten adaptatiemaatregelen t.b.v. klimaatrisico’s kers
Bedrijf
Gewas
Niveau
(+/-)
+ + +
Risico rond: 2040
Periode: juli - augustus
+ ? - +
Risico rond: 2040
Overkappen gewas
GM-009868, revisie D1
+ + + ?
?
Bijlage 2
Geraadpleegde experts en bronnen
GM-009868, revisie D1
Bijlage 2: Geraadpleegde experts en bronnen
Overzicht geraadpleegde experts ten behoeve van het beoordelen van de maatregelenlijsten Persoon
Bedrijf
Beoordeling
Dhr. K. Kristelijn
Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw
Diverse akkerbouwgewas-
Dhr. S. Rispens
Akkerbouwbedrijf Swifterbant
Mts. Hoogterp
Akkerbouwbedrijf
Diverse akkerbouwgewas-
Jacobiparochie
sen
Dhr. J. Truijman
DLV Plant, Adviseur Akkerbouw
Diverse akkerbouwgewas-
Dhr. R. Vasen
DLV Plant,
Lelie
sen Diverse akkerbouwgewassen
sen Specialist bijzondere bolgewassen en lelie Dhr. Osinga
Teler
Lelie
mevr. Vlaswinkel
PPO Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroente
Winterpeen
Dhr. J. Maassen
IRS (onderzoeks- en kenniscentrum voor de suikerbietenteelt
Suikerbiet
in Nederland) Dhr. K. Bus
PPO Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroente
Aardappel
dhr. van de Broek
PPO Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroente
Zaaiui
dhr. Albers
Fruitconsult Teelttechniek en Steenfruit
Kers
Dhr. Hoekman
Boomgaard De Zoete kers te Serooskerke
Kers
GM-009868, revisie D1
Bijlage 2: Geraadpleegde experts en bronnen (Vervolg 1)
Geraadpleegde bronnen 1 www.agriholland.nl, december 2008. 2 Hermans, T., Verhagen, J., Vereijken, P., Ewert, F., Smit, H., Metzger, M., Naeff, H., Verburg, R., Woltjer, G., 2008. Spatial impacts of climate and market changes on agriculture in Europe, Wageningen, Wageningen UR, 75 p. 3 Schaap, B.F., Blom-Zandstra, M., Geijzendorffer, I.R., Hermans, C.M.L., Smidt, R.A.; Verhagen, A., 2009. Klimaat en landbouw Noord-Nederland : rapportage van fase 2, Plant Research International, Wageningen.. 4 GIAB, 2006. GIAB Geografisch Informatie Agrarische Bedrijven. In: LNV, M. (Ed.) 5 Gezamenlijk document 6 Hootegem, A. van; Kurstjens, D. K., Lokhorst, C. ; Reuler, H. van, Stokkers, R., Vermeulen, B., Munneke, K., 2004. Ploegt de boer voort? een toekomstbeeld van de mechanisatie in de open teelten , Wageningen : Wageningen UR 7 VILT, november 2006, BASF investeert relatief veel in nieuwe middelen en veredeling, op www.agriholland.nl, mei 2009. 8 Gobin A., P. Van De Vreken, J. van Orshoven, W. Keulemans, R. Geers, Jan Diels, H. Gulinck, M. Hermy, D. Raes, W. Boon, B. Muys, E. Mathijs, 2008. Adaptatiemogelijkheden van de Vlaamse landbouw aan klimaatverandering, Klimaatpark Arenberg, Spatial Applications Division Leuven, Katholieke Universiteit Leuven. 129 p. 9 www.boerderij.nl, 6 november 2008. 10 D. W. Bussink, L. van Schöll, H. van der Draai, W.H. van Riemsdijk, 2009. Beter waterbeheer en -kwaliteitsmanagement begint op de akker, Oosterbeek, Nutriënten Management Instituut NMI B.V. 11 Haren, R. van en R. Postma, Klimaatreddende bodem? Biochar, ondergrondse CO2-opslag http://www.blgg.nl/sites/nmi/nl/nmi.nsf/dx/Presentatie%20biochar%20Bodembreed.pdf/$file/Pres entatie%20biochar%20Bodembreed.pdf 12 www.carboncommentary.com/2007/11/11/52, mei 2009 13 www.aph.gov.au/, mei 2009. 14 Visscher, J., Dekker, P.H.M., Boer, H.C. de, Brommer, E., Clevering, O.A.,Dam, A.M. van, Geel, W.C.A. van, Haan, M.H.A. de, Hoving, I.E., Klooster, A. van der, Schooten, H.A. van, Schreuder, R., Wolf, P. de, 2008. Perspectieven bedrijfsmaatregelen voor duurzaam bodemgebruik : kosten en effectiviteit van vijf maatregelen, Animal Sciences Group van Wageningen UR, Lelystad, 2008. 15 Wageningen Universiteit (Animal Sciences Group 2008. Nij Bosma Zathe test ondergronds buizensysteem voor optimale groei, http://www.asg.wur.nl/NL/nieuwsagenda/nieuws/Nij_Bosma_Zathe_test_ondergronds_buizensy steem_voor_optimale_groei.htm, november 2008. 16 nl.wikipedia.org/wiki/Irrigatie, november 2008 17 Reindsen, H., 2007. Sensoren optimaliseren beregening en bemesting, Nieuwe oogst, mei 2007. 18 www.wszv.nl/, maart 2009. 19 www.waterschappeelenmaasvallei.nl/persberichten?ActItmIdt=76177, december 2008. 20 www.asg.wur.nl/NL/nieuwsagenda/archief/nieuws/2008/Vooral_drainerend_effect_van_ onderwaterdrains_in_natte_zomers.htm, maart 2009. 21 www.natuurlijkplatteland.nl/west/VBdelieuw.htm, 6 november 2008. 22 www.dubex.com, 6 november 2008. 23 Bouma E., D.A. van der Schans, J.G.N. Wander, H.A.E. de Werd, 2005. Beslissingsondersteunende systemen, noodzaak bij duurzame landbouw, Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging, Gewasbescherming, jaargang 36, Supplement Gewasbeschermingsmanifestatie 27 april 2005. 24 www.agrifirm.nl/Portals/1/images/tuinbouw/webshop/agrocover1.jpg, november 2008 25 www.kerilea.co.nz/hail.html, 2008. 26 www.agrodyn.org/Hagelgenerator.htm, december 2008.
GM-009868, revisie D1
Bijlage 2: Geraadpleegde experts en bronnen (Vervolg 2)
27
Snyder R. L., 2005. Frost Protection:fundamentals, practice, and economics, volume 1, University of California, Atmospheric Science, Department of Land, Air and Water Resources - Davis, California, USA, J. Paulo de Melo-Abreu, Technical University of Lisbon, Instituto Superior de Agronomia (ISA) Departamento de Ciencias do Ambiente Apartado 3381, 1305-905 Lisboa, Portugal, Food and Agriculture Organization of the United Nations Rome 28 www.gebrhoogland.nl/strodek.html, december 2008. 29 VidiPhoto http://www.agd.nl/1050215/Nieuws/Foto-en-video/Fotoalbum/Vuurpottenbeschermen-kersenbloesem-tegen-vorst.htm 30 www.irs.nl/detail.asp?sOnderdeel=nieuws&iPaginaID=1791&frameID=3&fixedFrame=3, november 2008. 31 www.canr.msu.edu/vanburen/grpcold.htm, december 2008. 32 Meulen, H.A.B. van der; Asseldonk, Marcel van; Buurma, J.S.; Nienhuis, J.K. 2006. Mogelijkheden van een brede weersverzekering, Den Haag, LEI, 2006, p. 47. 33 www.agriholland.nl, Verburg wil jaarlijks 5 tot 10 miljoen steun geven aan brede weersverzekering, bron: Ministerie van LNV, 27/04/09, mei 2009. 34 www.agriholland.nl, Dossier Geografische Informatie Systemen en Precisielandbouw, maart 2009. 35 www.senternovem.nl, maart 2009, EnergieTransitie - Creatieve Energie-Precisielandbouw 36 Evert, F.K. van; Lamaker, E.J.J.; Evert, K. van; Heijden, G.W.A.M. van der; Jong, A. de; Lamaker, J.; Lotz, L.A.P.; Neeteson, J.J.; Schut, A.G.T.,2004. Een grote toekomst voor kleine robots in open teelten, Agro Informatica 17, 3, p. 21 - 26. 37 www.fieldrobot.wur.nl/results2006.htm, maart 2009. 38 www.sco.wur.nl/, maart 2009. 39 Stienezen, M.W.J.; Kasper, G.J.; Holshof, G.; Molema, G.J.; Schut, A.G.T., Meuleman, J.J.; Smits, M.C.J., 2005. Snelle meetmethoden als managementinstrument bij de teelt van ruwvoer, Lelystad : Animal Sciences Group, Praktijkonderzoek, 59 p. 40 GMO Compass, Australië test droogteresistent gm-graan, 16 juli 2008, www.agriholland.nl 41 www.boerderij.nl/Akkerbouw/Granen, november 2008. 42 Darwinkel A., 1997. Teelthandleiding wintertarwe, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V., Sector AGV 43 www.compufarm.nl/uploaded/pers/veldpost2december.pdf, november 2008. 44 Bok, N.E. van der, 2007. Natuurlijke plaagbestrijding aardappelen en granen, DLV Plant bv. 45 www.bayercropscience.nl/BAYER/CROPSCIENCE/BCS_NL_CMS.NSF/id/20070323_news_ agri_decis_gerstevergelingsvirus 46 www.boerderij.nl/Akkerbouw/Granen/j.nl-praktische-en-nuttige-informatie-over-granen/Plagenin-graan.htm, november 2008. 47 Persoonlijke mededeling Sake Porte 48 Knuivers, M., 90-centimeter rug voorlopig voorbij: verbeterde 75-centimeter-rug even goed, Boerderij/Akkerbouw 89, nr 11, 25 mei 2004 49 Geel W.C.A. van, 2004. Perspectief druppelirrigatie en -fertigatie in consumptieaardappelen op droge zandgrond valt tegen, PPO-agv, www.kennisakker.nl 50 www.boerderij.nl/Akkerbouw/Aardappelen/Beregenen.htm, maart 2009. 51 Vergote, J. en F. Elsen, 2006. Beregening helpt in de strijd tegen doorwas in aardappelen, Landbouw & Techniek, 15, 8 september 2006, p. 29. 52 www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,1645823&_dad=portal&_schema=PORTAL&p_news _item_id=23441 53 Meijering, L., 2008. Geef bacterie geen kans: gesloten bedrijf en krap stikstof beperken risico, Boerderij, nr 44. 54 Wolf, J.M. van der, 2004. Naar een Erwinia-vrije pootgoedteelt : een literatuurstudie, Plant Research International, Wageningen. 55 Persoonlijke mededeling, K. Kristelijn, Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. 56 Leferink, R., 2007. Vliegtuigbespuiting phytopthora toegestaan, 27 juni 2007, op: www.agd.nl. 57 www.agris.be/nl/aardappelziekte/194044.asp, december 2008. 58 Veerman, A., 2003. Teelthandleiding consumptieaardappelen, Wageningen, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V 59 Nieuwenhuizen, A. J. W. Hofstee, J. van de Zande & Eldert van Henten, Plaatsspecifiek verwijderen aardappelopslag, Thema: Phytophthora infestans, Wageningen universiteit, 2008.
GM-009868, revisie D1
Bijlage 2: Geraadpleegde experts en bronnen (Vervolg 4)
60
Persoonlijke mededeling Sake Porte Knuivers, M., 90-centimeter rug voorlopig voorbij: verbeterde 75-centimeter-rug even goed, Boerderij/Akkerbouw 89, nr 11, 25 mei 2004 62 www.kennisakker.nl/kenniscentrum/handleidingen/teelthandleiding-pootaardappelennietparasitaire-gebreken 63 Meijering, L., 2008. Geef bacterie geen kans: gesloten bedrijf en krap stikstof beperken risico, Boerderij, nr 44. 64 Wolf, J.M. van der, 2004. Naar een Erwinia-vrije pootgoedteelt : een literatuurstudie, Plant Research International, Wageningen. 65 Persoonlijke mededeling, K. Kristelijn, Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. 66 Leferink, R., 2007. Vliegtuigbespuiting phytopthora toegestaan, 27 juni 2007, op: www.agd.nl. 67 www.agris.be/nl/aardappelziekte/194044.asp, december 2008. 68 Veerman, A., 2003. Teelthandleiding consumptieaardappelen, Wageningen, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V 69 Nieuwenhuizen, A. J. W. Hofstee, J. van de Zande & Eldert van Henten, Plaatsspecifiek verwijderen aardappelopslag, Thema: Phytophthora infestans, Wageningen universiteit, 2008. 70 Wilting, P., Groenbemesters belangrijk, Cosun Magazine, Augustus 2001, nr 6. 71 Willem Heijbroek, Hans Schneider en Jan Wevers, 2001. ‘Nieuwe ziekten in suikerbieten,’Cosun Magazine Juni/Juli 2001 nr 5. 72 Huijbregts, T, 2008. Bieten op tijd aan de hoop voor late levering, Cosun magazine, Cooperatie Cosun, Breda, nr 42(2008)7, p. 14. 73 www.irs.nl, november 2008. 74 Persoonlijke mededeling, K. Kristelijn, Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. 75 Anoniem, 2008. Suikerbieten het middelpunt op geslaagde praktijkdag Valthermond!, Cosun magazine, november 2008, nr. 8. 76 Stevens, R. 2006. Aanval op het bietencysteaaltje, Akkerbouw : tweewekelijks vaksupplement van Boerderij, Misset, Doetinchem, Nummer 92(2006)26, p. 20 – 21. 77 www.suikerbiet.nl, december 2008. 78 GNU Free Documentation License, Version 1.2, upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/2/2f/Berg_Suikerbieten_bij_Renesse_Zeeland.JPG. 79 www.kennisakker.nl/files/images/FOTO15A_HSSBPA02_IRS.jpg, december 2008 80 Wander, J.G.N. ; Meier, R. ; Huisman, M., 2005. BOS valse meeldauw en bladvlekkenziekte uien : resultaten onderzoek 2003, , Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Lelystad, 53 p. 81 Broek, R.C.F.M. van den, 2003. Effect van teeltmaatregelen op valse meeldauw en bladvlekkenziekten in zaaiuien, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving BV, Wageningen. 82 Meier, R. ; Schepers, H.T.A.M. ; Wander, J.G.N. ; Prins, U. ; Hospers, M. ; Bruin, C. ; Zanen, M. ; Bonants, P.J.M. ; Krijger, M.C., 2007, Beheersing valse meeldauw (Peronospora destructor) in uien : proefjaar 2007, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Wageningen. 83 www.kennisakker.nl/kenniscentrum/document/beheersing-van-valse-meeldauw-uien, december 2008. 84 Vlaswinkel, M., persoonlijke mededeling, Praktijkonderzoek Plant en Omgeving, Lelystad 85 www.vuur.wur.nl/Z&P/lelie.htm, november 2008 86 Geïnduceerde resistentie tegen Botrytis in tulp en lelie: Eindverslag ten behoeve van project PT10769, Plant Research International B.V., Onderzoeksperiode: 2001-2003, www.liliumbreeding.nl/Eindverslag%20PT10769%20041104.pdf. 87 Werd, R. de ; Boer, M. de ; Pennock, I., 2005. Biologische bestrijding van Botrytis in bolgewassen, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Lisse. 88 http://hoogschagen-loonbedrijf.nl/images/images_uploads/hoogschagen_08-08_014.jpg, november 2008-11-28 89 strateeg.groeiservice.nl/plaag/Fusarium_oxysporum, november 2008. 90 Wieringa, J., 2005. Kan men iets doen tegen hagel?, C.C.M., De Bilt, Meteorologica 2005. 91 Persoonlijke mededeling, R. Vasen, DLV Plant. 92 Borm, G.E.L. ; Geel, W. van ; Vermei, I. ; Voort, M.P.J. van der, 2005. Intersectorale samenwerking in de biologische landbouw: perspectieven biologisch koolzaad in Overijssel, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Wageningen, 49 p. 93 www.meeroverkoolzaad.be/Teelt%20Website%20meeroverkoolzaad.pdf 94 Koolzaad van stam oogsten geeft hogere zaadopbrengst, bron: Boerderij, 04/04/06, www.agriholland.nl, 14 november 2008. 61
GM-009868, revisie D1
Bijlage 2: Geraadpleegde experts en bronnen (Vervolg 4)
95
Bijzondere methode voor insectenbestrijding in koolzaad, bron: Agrarisch Dagblad, 05/08/06 op www.agriholland.nl, 14 november 2008. 96 Boer, H.C. de ; Hoving, I.E., 2005. Literatuurstudie van landbouwkundige aspecten van herinzaai van grasland, Animal Sciences Group, Lelystad. 97 www.barenbrug.nl, november 2008. 98 www.agriholland.nl/dossiers/kassenbouw/home.html, december 2008 99 Hemming, S.; Waaijenberg, D.; Bot, G.; Sonneveld, P.; Zwart, F. de; Dueck, T.A.; Dijk, C.J. van; Dieleman, J.A.; Marissen, N.; Rijssel, E. van; Houter, G, 2004. Optimaal gebruik van natuurlijk licht in de glastuinbouw, Agrotechnology & Food Innovations, Wageningen. 100 www.agd.nl/upload/1317785_661_1195830270983-24-11Prinsenland.jpg, december 2008 101 www.klimrek.com/index.php?p=51, december 2008. 102 Lugt, J. van der ; Knijff, A. van der, 2007. Watergebruik in de glastuinbouw, Agri-monitor, Den Haag, LEI-DLO, Nummer 10. 103 www.agriholland.nl/dossiers/kassenbouw/toekomstkassenbouw.html#geslotenkas, december 2008. 104 Gelder A. de en E.M.B. Heller, 2003. Telen in een gesloten tuinbouwkas; praktijkexperiment januari - december 2002, PPO en Ecofys. 105 Bootsveld, N.R., Wolferen, J. van, 2006. Ontvochtigen van kassen met bestaande technieken uit utiliteitsbouw,TNO Bouw en Ondergrond, Apeldoorn, 71 p. 107 www.aircokas.nl/Degrevelingen_9/010+regelingen.htm, december 2008. 108 www.nivola.nl/images/zwavelmetdak2.jpg, december 2008. 109 Scherming en insectengaas, Leen Huisman en Holstein Flowers, www.leen-huisman.nl, december 2008. 110
www.tomatennet.nl/Teeltnieuws_Tomaten.Tomaat:_Het_einde_is_nabij.6774+M5491238f55b.0. html , december 2008. 111 Wubben, J. en I. Stijger, 2007. Beste ontsmettingsmiddel kiezen, Groente en Fruit, week 48. 112 www.cleanlight.nl/uploads/downloads/Tomaten.pdf, januari 2009. 113 A. Bratsch op http://www.ext.vt.edu/pubs/vegetables/438-108/438-108.html , december 2008. 114 www.houtwal.be/vakartikels/besvruchten_morus_sambucus_vitis/druiven-ziekten.htm, december 2008. 115 Meeldauw op druiven kan bestreden worden met volle melk, Organic Newsline, 26/09/02, op www.agriholland.nl, december 2008. 116 Genen ontdekt die plant vatbaar maakt voor valse meeldauw, Universiteit Utrecht, 21/05/07, op www.agriholland.nl, december 2008. 117 www.apsnet.org/education/lessonsplantpath/GrapeDowny/mngmnt.htm, december 2008. 118 www.houtwal.be/fruitteelt_images/druivenzak1.jpg, december 2008. 119 Haan, J. de ; Kroonen, B. ; Rovers, J. ; Boer, M. de ; Hiemstra, J. ; Heijne, B. ; Beerling, E. ; Baar, J. ; Baars, J., 2006. Best practices gewasbescherming : actualisatie 2006 Fruitteelt, Wageningen, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving 120 www.fruitwaard.com/nieuws.htm, december 2008. 121 www.jumiran.nl/kersen.htm, december 2008. 122 www.hoogstamfruitnh.com/contentFiles/kersenvlieg.html, december 2008. 123 www.biogroei.be/biogroei/product/detail.do?productId=14&navId=11&title=produkt, december 2008. 124 Kersenvlieg snel opsporen, 25 JAN 2006, www.weekbladgroentenenfruit.nl/artikelen/id470945437/kersenvlieg_snel_opsporen.html, december 2008. 125 Grandiek, N. ; Herk, J. van, 2007. De introductie van de rieteconomie : een duurzaam perspectief voor de Nederlandse veenweidegebieden, Utrecht, InnovatieNetwerk, 75 p. 126 Hittestress voorkomen wordt door de klimaatverandering belangrijker, E. Colenbrander, Melkvee. 127 www.boerderij.nl/upload/2551709_661_1216188294997-koe_onder_douche.jpg, december 2008 128 www.dsd-dokkum.nl/beheer/assortiment2/img/model10-1.jpg, december 2008
GM-009868, revisie D1
Bijlage 2: Geraadpleegde experts en bronnen (Vervolg 5)
129
Gobin A., P. Van De Vreken, J. van Orshoven, W. Keulemans, R. Geers, Jan Diels, H. Gulinck, M. Hermy, D. Raes, W. Boon, B. Muys, E. Mathijs, 2008. Adaptatiemogelijkheden van de Vlaamse landbouw aan klimaatverandering, Klimaatpark Arenberg, Spatial Applications Division Leuven, Katholieke Universiteit Leuven. 129 p. 130 Dierengezondheidszorg Vlaanderen, 2005. Leverbotziekte, ook distomatose of fasciolosis genoemd, Diergeneeskundige ondersteuning. 131 Koe & wij: oplossingen voor de knelpunten, http://www.verantwoordeveehouderij.nl/producten/Koeenwij/Algemeen/Oplossingen.pdf 132 Galama, P., 2006. Rigoreus vooruit : bouwstenen voor nieuwe bedrijfssystemen in natte veenweidegebieden en beekdalen: een beeldenboek met innovatiekaarten, Wageningen, Animal Sciences Group. 133 Natureluur houdt zich goed, maar is nog niet geliefd, 05 mei 2008 09:00, www.agd.nl/1051734/Nieuws/Foto-en-video/Fotoalbum/Natureluur-houdt-zich-goed,-maar-isnog-niet-geliefd.htm, december 2008. 134 Stienezen, M.W.J. ; Kasper, G.J. ; Holshof, G. ; Molema, G.J. ; Schut, A.G.T. ; Meuleman, J.J. ; Smits, M.C.J., Snelle meetmethoden als managementinstrument bij de teelt van ruwvoer, Animal Sciences Group, Lelystad, 2005. 135 www.nijsen-granico.nl/main/nl/D2/D2c/main.htm, december 2008 136 www.grasdrogerij.info/foto.html, januari 2009. 137 Napel, J. ten, Robuust en veerkrachtig: robuuste dieren in een robuuste veehouderij, http://www.kennisonline.wur.nl/NR/rdonlyres/DA72B533-84AE-4E64-813157ADD03EFF04/17579/RobuustenVeerkrachtig.ppt, december 2008. 138 Mul, M., Niewold, T., Boersma, W.,Rooij, A. van, 2005. Management en de weerstand van varkens, Animal Sciences Group, Lelystad. 139 www.mycotoxinen.nl/varkens.htm, januari 2009.
GM-009868, revisie D1