Land in zicht Handleiding 4A
Plantyn Motstraat 32, 2800 Mechelen T 015 36 36 36 F 015 36 36 37
[email protected] www.plantyn.com
Dit boek werd gedrukt op papier van verantwoorde herkomst.
Vormgeving en zetwerk: Press Point Tekeningen: HandMade Monsters Illustratieverantwoording: Corbis
19275/0
NUR 193
D2012/0032/185
© Plantyn nv, Mechelen, België Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. Uitgeverij Plantyn heeft alle redelijke inspanningen geleverd om de houders van intellectuele rechten op het materiaal dat in dit leermiddel wordt gebruikt, te identificeren, te contacteren en te honoreren. Mocht u ondanks de zorg die daaraan is besteed, van oordeel zijn toch rechten op dit materiaal te kunnen laten gelden, dan kunt u contact opnemen met uitgeverij Plantyn. Zij zal uw legitieme aanspraken honoreren tegen de gangbare markttarieven. ISBN 978-90-301-3575-3
Anders zijn, ontmoeting 1: ROUTE
ALLEMAAL ANDERS , K I L N A D A E R EN VA ALLEM NG OD
Kaart lezen Zijn wij ook ‘anders’?
Koers varen Waarom kijkt Jezus ‘anders’?
Land in zicht Kan ik ‘anders’ kijken naar anderen?
Alternatief 1:
Alternatief 1:
Alternatief 1:
Anders of gelijk (Stellingenspel) hdl. p. 8 / lwb. p. 4
Jezusquiz (Opdracht) hdl. p. 15 / lwb. p. 8
Verschillen dichterbij (Bezinningstekst) hdl. p. 19 / lwb. p. 12
Alternatief 2:
Alternatief 2:
Alternatief 2:
Een klas vol verschil (Opdracht) hdl. p. 10 / lwb. p. 5
Jezusstrip (Tekenen) hdl. p. 16 / lwb. p. 8-9
Respect (Lied) hdl. p. 20 / lwb. p. 13
Alternatief 3:
Alternatief 3:
Ons klasboek (Schrijfopdracht) hdl. p. 12 / lwb. p. 5
ROUTE 2: VAN EEN ANDERE GODSDIENST?
NOU EN? ... IEDEREEN HOORT ERBIJ!
Kaart lezen Geloven mensen ‘anders’?
Koers varen Is er plaats voor ‘anderen’ bij joden en christenen?
Land in zicht Kan ik de stap zetten naar wie ‘anders’ gelooft?
Alternatief 1:
Alternatief 1:
Alternatief 1:
Ander nieuws (Kranten) hdl. p. 23 / lwb. p. 15
Ruth van Moab (Bijbelverhaal) hdl. p. 26 / lwb. p. 17-18
Jezus of Isa, Maria of Marjam? (Groepswerk) hdl. p. 30 / lwb. p. 23-24
Alternatief 2:
Alternatief 2:
Alternatief 2:
Alternatief 3:
Anders geloven (Kijkplaat) hdl. p. 24 / lwb. p. 16
‘Anders’-elfje (Gedichten) hdl. p. 31 / lwb. p. 25
Mijn vader, jouw vader, onze Vader (Theologiseren) hdl. p. 17 / lwb. p. 10
Klas op kop (Opdracht/Post-it) hdl. p. 21 / lwb. p. 14
Cornelius (Strip) hdl. p. 27 / lwb. p. 19-21
Alternatief 3:
Alternatief 3:
Alternatief 3:
Alternatief 4*:
Alternatief 4*:
Alternatief 4*:
Anders beleven (Kringgesprek) hdl. p. 25 / lwb. p. 16
In harmonie (Theologiseren) hdl. p. 32 / lwb. p. 26
Het Latruncomplot (1) (Verhaal/opdracht) hdl. p. 13 / lwb. p. 6-7
Het Latruncomplot (2) (Schrijfopdracht) hdl. p. 17 / lwb. p. 10-11
Het Latruncomplot (3) (Verbindingsoefening) hdl. p. 22 / lwb. p. 14
Was het nu christelijk of joods? (Verbindingsoefening) hdl. p. 28 / lwb. p. 22
* Deze alternatieven vullen elkaar aan.
1
EXTRA UITBREIDINGSLES
Les
Les 1: Rechten van het kind (Poster) hdl. p. 33
Anders zijn, ontmoeting
Situering
- Reeds in de eerste cyclus hebben leerlingen geleerd dat er verschillen bestaan tussen zichzelf en de anderen. Ze hebben hier niet enkel over geleerd in het thema ‘Mag ik zijn wie ik ben’, ze ontdekken dit ook dagelijks in de klas, thuis, in de jeugdbeweging enz. Deze verschillen ervaren ze niet steeds als bedreigend, want verschil maakt het net leuk en spannend. Hoe kinderen met verschillen omgaan, hangt af van de wijze waarop zij zichzelf zien in vergelijking met anderen. - Hoe kinderen omgaan en leren omgaan met het anders zijn van zichzelf en van anderen wordt sterk beïnvloed door hun omgeving. Het is daarom belangrijk om een sfeer te creëren waarin zowel hun eigenheid als die van de ander mag floreren, zodat ze de ander maar ook zichzelf beter leren kennen. Vandaar dat het voor kinderen een rijkdom is om te leren omgaan met die verschillen. - De kinderen kunnen ontdekken hoe jij als leerkracht omgaat met anderen. Die observaties kunnen ze vergelijken met de houding van hun omgeving (ouders, vriendjes, media …) en de informatie die in de leerstof wordt aangeboden. Op deze manier kunnen ze zelf naar een bewuste keuze groeien. Tussen ontmoeting en uitsluiting zijn tal van verschillende houdingen mogelijk. - Christenen geloven dat alle mensen kinderen van God zijn. Om die reden proberen ze te leven met het anders zijn van mensen. Het kan voor kinderen boeiend zijn te ontdekken hoe Jezus omgaat met die andersheid, vooral wanneer die andere door zijn anders zijn wordt uitgesloten. In dit thema lezen we o.a. over het anders zijn van melaatsen, zieken, zondaars en Samaritanen. Jezus kan een inspiratie zijn voor de leerlingen. Zijn houding tegenover anderen kan hen leren om op een waardevolle manier om te gaan met mensen die anders zijn. - Jezus was en is voor velen een voorbeeld. Heel wat mensen hebben, in navolging van Hem, actie ondernomen om zich in te zetten voor integratie en tegen discriminatie. Door kennis te maken met deze groepen kunnen kinderen groeien naar een houding van waardering voor elke mens, ook al is dit soms moeilijk. (Bron: Leerplan p. 151)
2
Doelen
- Kinderen ontdekken dat er verschillen zijn tussen mensen - Kinderen vergelijken de manier waarop mensen omgaan met het anders zijn van zichzelf en van anderen - Kinderen ontdekken hoe men in de Bijbel omgaat met mensen die meestal als ‘anders’ of ‘vreemd’ worden gezien - Kinderen voelen zich uitgenodigd om zelf de verscheidenheid van mensen als een rijkdom te beleven
Overzicht routes
Kern- en uitbreidingsdoelen route 1:
Kinderen ontdekken dat er verschillen zijn tussen mensen - Vormen van ‘anders zijn’ van mensen verkennen waarmee zij geconfronteerd worden. - Luisteren naar anderen over hun gevoelens bij de ervaring van anders zijn. - Vragen stellen over het anders zijn van anderen. Kinderen voelen zich uitgenodigd om zelf de verscheidenheid van mensen als een rijkdom te beleven - Zien dat er altijd een spanning is tussen gelijkheid en verschil. - Te midden van alle verschillen op zoek gaan naar elementen van overeenkomst. - De waarde en de waardigheid van elke mens erkennen. - Weten dat christenen proberen te leven vanuit het geloof dat alle mensen Gods kinderen zijn. - Er zich bewust van worden dat ze keuzes moeten maken in het omgaan met de verschillen bij anderen. - Aanvoelen dat verscheidenheid een rijkdom met zich kan meebrengen. - Leren omgaan met de moeilijkheden die kunnen voorkomen bij verschillen tussen mensen. - U: Een evenwicht zoeken tussen opkomen voor de eigenheid en het respect voor anderen.
Anders zijn, ontmoeting
Kinderen ontdekken hoe men in de Bijbel omgaat met mensen die meestal als ‘anders’ of ‘vreemd’ worden gezien - Ontdekken hoe Jezus met ‘anderen’ omgaat en over hen spreekt, zoals b.v. de Syrofenicische vrouw, melaatsen, zieken, de honderdman, de Samaritanen. - U: Ingaan op de motivatie voor Jezus’ handelen: alle mensen zijn kinderen van God. Kern- en uitbreidingsdoelen route 2: Kinderen ontdekken hoe men in de Bijbel omgaat met mensen die meestal als ‘anders’ of ‘vreemd’ worden gezien - Ontdekken hoe God in de Bijbel mensen inspireert in het omgaan met anderen (het verhaal van Ruth). - Ontdekken dat christelijk omgaan met anderen inhoudt dat men kiest voor ontmoeten in plaats van voor uitsluiten, b.v. in het verhaal van Cornelius (Hnd. 10). - U: Dieper ingaan op de joodse godsdienst en cultuur als basis voor het christendom
Kinderen vergelijken de manier waarop mensen omgaan met het anders zijn van zichzelf en van anderen - Kennismaken met concrete vormen van ontmoeten, uitsluiten, negeren, samenwerken, tegenwerken, verdraagzaamheid, onverdraagzaamheid. - U: Ingaan op de impact van andere godsdiensten op de samenleving. Kinderen ontdekken dat er verschillen zijn tussen mensen - U: Aandacht hebben voor andere culturen/godsdiensten, vooral als deze in de eigen klas aanwezig zijn. - U: Bespreken dat in de Koran ook verteld wordt over Abraham, Mozes, Maria, Jezus, maar dat de Koran en de Bijbel hen een verschillende betekenis geven.
3
Extra Uitbreidingsdoel:
Kinderen voelen zich uitgenodigd om zelf de verscheidenheid van mensen als een rijkdom te beleven U: Respect voor de waardigheid van elke mens ondersteunen met enkele artikelen uit de ‘Universele verklaring van de rechten van de mens’ en de ‘Universele verklaring van de rechten van het kind’.
Anders zijn, ontmoeting
Achtergrondinformatie Ruth Het verhaal van Ruth krijgt een eigen plaats in het Oude Testament. Het boek Ruth staat in de Griekse Bijbelvertaling (Septuagint) en de Latijnse Bijbelvertaling (Vulgaat) bij de Historische Boeken. De Hebreeuwse Bijbel plaatst het bij de Ketoeviem, de overige geschriften, meer bepaald bij de ‘Feestrollen’. In de synagoge wordt het boek Ruth voorgelezen op Sjavoeot, het Wekenfeest, omdat het verhaal zich afspeelt in de oogsttijd.
Deze Bijbelse novelle staat onmiddellijk in verband met het koningshuis van David. Het verhaal speelt zich af in de bewogen tijd van de Rechters, vóór de instelling van het koningschap. Juda wordt door hongersnood geteisterd. Daarom vertrekken Elimelech, zijn vrouw Noömi en hun twee zonen uit Bethlehem naar Moab, een heidens gebeid ten oosten van de Dode Zee. Beide zonen huwen daar met Moabitische vrouwen, Orpa en Ruth. Na de dood van Elimelech besluit Noömi naar haar land terug te keren. Ruth, die inmiddels ook weduwe is geworden, gaat mee, ofschoon Noömi aandringt dat zij in haar land zou blijven. In Juda voorziet Ruth in het onderhoud van haar schoonmoeder door op de akkers aren te lezen. Alsof God het heeft voorzien, leert zij een zekere Boaz kennen, een familielid van haar overleden man. Als rechtsgetrouwe jood neemt deze de leviraatsplicht op zich door te huwen met de kinderloze weduwe Ruth. Zo zet hij de naam van Ruths man voort. Ruth en Boaz krijgen een zoon, Obed, de vader van Isaï, de vader van David (4,17). Dit vers is het doel van het hele verhaal. De Moabitische vreemdeling Ruth wordt de overgrootmoeder van koning David. Door haar keuze voor de Heer werkt zij mee aan Gods heilsplan. Het boek Ruth leert ons dat God werkzaam kan zijn doorheen elke mens, ook door vrouwen en vreemdelingen die onder Zijn vleugels een toevlucht zoeken (2,12). Aan de overlevering over de Moabitische afkomst van koning David ligt waarschijnlijk een historische kern ten grondslag. (Bron: De Nieuwe Bijbelvertaling, Vlaamse Bijbelstichting, Leuven, 2005, p 279)
4
Cornelius De doop van Cornelius staat verhaald in het boek: de Handelingen van de apostelen. Dit boek is geschreven door dezelfde auteur als het evangelie van Lucas en moet worden gelezen als het vervolg ervan.
Cornelius is een heiden, afkomstig uit Rome. Hij is soldaat en honderdman van een cohorte, gelegerd in Caesarea. Opvallend is dat hij de God van Israël vereert. Cornelius heeft God leren kennen dankzij de volgelingen van Jezus die Hem als Messias aankondigden. Cornelius koestert de wens om bij deze kring van volgelingen toe te treden. Maar jammer genoeg kan dit niet. Hij is niet besneden. En bovendien lijkt het hem onmogelijk om als militair de joodse spijswetten te volgen, de rituelen in ere te houden en de gebedstijden in acht te nemen. Daarom bidt hij vaak tot God om zijn verlangen uit te drukken. Hij voelt zich buitengesloten, een tweederangsgelovige. Hij vraagt zich dan af wat Jezus hier zelf van denkt, Hij die met tollenaars aan tafel zit en Samaritanen niet langer als bastaardvolk beschouwt. Omstreeks het negende uur spreekt een engel tot Cornelius. Hij is op dat moment in gebed verzonken. Die engel zegt hem dat zijn gebeden en zijn zorg voor de armen in de hemel niet onopgemerkt zijn gebleven. ‘Je moet mannen naar Joppe sturen om een zekere Simon te gaan halen, bijgenaamd Petrus. Met hem kun je spreken over het verlangen van je ziel.’ Daarop stuurt Cornelius twee dienaren en een vrome soldaat naar Joppe. Petrus zit op het platte dak te bidden wanneer de dienaren van Cornelius in Joppe aankomen. Op dat moment is men beneden in de keuken het middagmaal aan het voorbereiden. Bij het ruiken van de geuren krijgt Petrus honger. Daarop krijgt hij een visioen. Hij ziet de hemel opengaan en hij ziet zoiets als een groot laken dat aan de vier hoeken wordt neergelaten op de aarde. Op dat laken bevinden zich alle viervoeters en kruipende dieren van de aarde en alle vogels van de lucht. Een stem spreekt tot Petrus: ‘Sta op, slacht en eet.’ Maar Petrus mag er niet aan denken, nog nooit in zijn leven heeft hij iets onreins gegeten. Maar de stem spreekt voor een tweede maal tegen
Anders zijn, ontmoeting
Petrus: ‘Wat God rein gemaakt heeft, mag jij niet onheilig maken, Petrus.’ Waar komt die stem toch vandaan, denkt Petrus. Op dat moment spreekt de stem hem voor een derde maal aan: ‘Sta op, slacht en eet.’ Wat de stem uit de hemel hem probeert duidelijk te maken, is dat ook heidense lammeren tot de kudde van de Heer behoren. Dit dringt maar langzaam tot Petrus door. Hij is in gedachten verzonken wanneer hij beneden stemmen hoort die vragen of Petrus hier te vinden is. Daarop hoort hij een stem: ’Er zijn drie mannen gekomen die je zoeken, Petrus. Sta op en daal af en ga zonder bedenken met hen mee, want Ik, de Heer, heb hen gezonden.’ Petrus staat op en gaat naar beneden. ‘Cornelius, een hoofdman over honderd, een vereerder van de God van Israël, een rechtvaardig man die goed bekend staat bij de joden, heeft door een engel de opdracht gekregen u naar zijn huis te laten komen om te horen wat u hem te zeggen hebt.’ Petrus weet niet wat hem overkomt. Wil de Heer dat hij die heidenen naar Caesarea vergezelt om met hen naar een hoofdman te gaan? De hemel is in het spel! Petrus nodigt hen uit in zijn huis. Samen eten en drinken ze, en voelen ze zich verbonden. De volgende dag besluit Petrus met hen mee te gaan, vergezeld door zes broeders uit Joppe. Zo vertegenwoordigen ze ‘de Twaalf’ van Israël. Deze staan voor de kerk die op het punt staat zich uit te breiden. Wanneer ze in Caesarea aankomen, valt Cornelius in aanbidding voor Petrus’ voeten, als was hij God zelf. Daarna gaat Petrus naar binnen. ‘U weet, Cornelius, dat het een jood verboden is het huis van een heiden te betreden, maar God heeft mij tot het inzicht gebracht dat je geen mens onheilig of onrein mag noemen. Daarom heb ik zonder tegenspraak uw uitnodiging aanvaard. Waarom heeft u me laten komen?’ Cornelius vertelt Petrus over de engel die in een visioen tot hem gesproken heeft. ‘Ik ben u zeer erkentelijk dat u gekomen bent. Zo zijn we hier thans ten overstaan van God bijeen om te horen wat u door de Heer is opgedragen.’
5
Petrus antwoordt: ‘Voor God zijn alle mensen gelijk. God houdt van ieder mens die van ontzag voor God vervuld is en gerechtig is, ongeacht tot welk volk hij behoort.’ Terwijl Petrus deze woorden uitspreekt, lijkt het alsof het weer Pinksteren is, want de Heilige Geest valt op hen allen neer. De mannen die met Petrus uit Joppe zijn meegekomen, zijn verbaasd dat de gave van de Geest ook op deze heidenen is neergedaald. Petrus spreekt de mannen toe: ‘Zie, zij hebben net als wij de heilige Geest ontvangen. Wie van ons zal dan het water willen weren en verhinderen dat ook zij, net als wij, worden gedoopt?’ Diezelfde dag ontvangen Cornelius en zijn dienaren het doopsel. Petrus blijft nog enkele dagen bij hen. Samen breken ze het brood en drinken ze de wijn. Wanneer ze weer in Judea zijn, horen de apostelen en de broeders dat ook heidenen de Geest van God ontvangen hebben. Dat stuit eerst op veel protest. Petrus vertelt hen over zijn visioen en zijn ontmoeting met Cornelius. ‘In Joppe, en onderweg naar Caesarea, en in het huis van Cornelius, overal voelde je dat God aan het werk was. Hoe had ik hun de doop kunnen weigeren? Het water wast, het treedt buiten de oevers van Israël, het wil naar de einden der aarde, broeders, en zo is het goed, de akker is de wereld.’ De broeders worden er stil van. ‘Nu heeft God ook de heidenen de bekering ten leven gegeven,’ zeggen ze. (Bronnen: - De Nieuwe Bijbelvertaling, p 1499. - Nico ter Linden, Het verhaal gaat... De verhalen van Lucas en Johannes, Uitgeverij Balans, 2003, p. 138-143.)
Christelijke figuren in de Koran
Abraham/Ibrahiem Abraham/Ibrahiem is een belangrijke figuur in Bijbel en Koran. Hij speelt ook in de hedendaagse interreligieuze dialoog een voorname rol. In de Koran is soera 14 naar Ibrahiem genoemd. In de Bijbel is het verhaal van Abraham in Genesis te vinden, maar ook elders wordt naar hem verwezen. Via zijn eerstgeboren zoon Ismaël enerzijds en zijn zoon Isaak anderzijds zou hij de stamvader zijn van de Arabieren en Israëlieten. In het Nieuwe Testament wordt de verwantschap met Abraham abstracter gezien, niet door afstamming, maar door het geloof.
Anders zijn, ontmoeting
In beide boeken is Abraham/Ibrahiem een man die afrekent met het verleden en die nieuwe paden inslaat. In de Bijbel trekt hij weg van vader en volk om vervolgens een verbond te sluiten met God. Hierin wordt aan zijn afstammelingen - op voorwaarde van goed gedrag - het land Kanaän beloofd. Zo wordt verteld hoe God de enige God wordt van dat ene volk. In de Koran staat het verhaal over Ibrahiem en Allah op een abstracter niveau. Ibrahiem bevrijdt zich van afgoden door in te zien dat wat anderen aanbidden (de zon, de maan …) slechts aspecten of onderdelen van de schepping zijn. Allah, de Schepper, stijgt ver boven al het geschapene uit. Hier wordt het monotheïsme losgemaakt van enig volk, algemeen geldig verklaard en rechtstreeks tegenover het veelgodendom van de (voor)vaderen gesteld. Met zijn stellingname tegen afgodsbeelden haalt Ibrahiem zich de woede van zijn volk op de hals. Zij leggen hem het vuur letterlijk aan de schenen. Allah redt hem van zijn belagers door het vuur koud te maken. Ibrahiem trekt weg van zijn vader en zijn volk om een nieuwe weg in te slaan. Abraham/Ibrahiem is door de drie monotheïstische godsdiensten jodendom, christendom en islam - erkend als ‘vader van de gelovigen’. Maar in de loop van de geschiedenis zijn de drie godsdiensten hem als hun exclusief bezit gaan beschouwen, als de exclusieve oergelovige van hun eigen religie. Dit hebben ze gedaan door de verschillende aspecten van de figuur Abraham/Ibrahiem die in hun theologie goed van pas komen, sterk te beklemtonen. (Bron: naar www.bijbelenkoran.nl via http://www.kuleuven.be/thomas/algemeen/actualiteit/dossiers/ Inter-Esse/#_ftn1 (Toegang op 27.10.11))
Mozes/Moesa Mozes is niet enkel in de Bijbel maar ook in de Koran een belangrijke figuur. Hij is volgens beide tradities de bevrijder van zijn volk, een strijder tegen afgoderij en de ontvanger van Gods wet (de Tien Geboden). De verhalen in de Bijbel en in de Koran lopen dan ook parallel vanaf het mandje waarin het kind in de Nijl dobberde, via Mozes/Moesa die een strijd voerde tegen de tirannieke heersers van Egypte, via de door God/Allah gestuurde plagen die leidden tot de bevrijding, via de uittocht uit Egypte, tot de belofte van het land van melk en honing.
6
Het Koranverhaal beschrijft de menselijke emoties van de Egyptische vorstin en van de moeder van Moesa. Interessant is het hogere abstractieniveau van het Koranverhaal. Het gaat niet om onderdrukking van een bepaald volk door de farao zoals in de Bijbel, maar om het tirannieke beleid van Fir‘aun (farao) als zodanig. Mozes spreekt in naam van de God van Israël, een God die de farao niet kent. Moesa pleit namens Allah, die ook Heer is van Fir‘aun (Farao). Mozes doodt een Egyptenaar. Moesa doodt een mens. In het Koranverhaal ligt de nadruk op berouw en vergeving. Waar in de Koran Moesa berouw toont nadat hij een mens heeft gedood en zijn volk berouw krijgt over de escapade met het gouden kalf, daar vraagt Mozes in de Bijbel aan God om vergeving voor zijn volk. Ten slotte krijgt, in de Koran, ook de Fir‘aun berouw op het moment dat hij inziet dat hij gaat sterven. Maar dan is het te laat, zijn berouw wordt niet meer aanvaard. Het lichaam van Fir‘aun is door Allah bewaard als waarschuwing voor het nageslacht. Na veertig moeizame jaren trekt men het land van melk en honing binnen, beelden die terugkeren in de beschrijving van de paradijstuin in de Koran (in hoofdstuk 19); met de praktische toevoeging dat, in het hiernamaals, de melk nooit zuur wordt. Het verhaal van Mozes wordt in zijn geheel verteld in Exodus. Voor het verhaal van Moesa is geput uit verschillende soera’s. (Bron: http://www.bijbelenkoran.nl/verhaal.php?lIntEntityId=10 (Toegang op 8.11.2011))
Jezus/’Isa en Maria/Marjam In de Koran krijgt Jezus de naam ‘Isa. Niet alleen in het Nieuwe Testament staat Jezus/’Isa hoog aangeschreven, maar ook in de Koran. Dat blijkt uit de prachtige verhalen over Zijn geboorte die in de Koran verhaald staan. De vertelling in de Koran gaat als volgt. Zijn moeder, Maria/Marjam, raakte ongehuwd zwanger, iets waarvan men zeker in die tijd schande sprak. De oorsprong van haar zwangerschap was wonderbaarlijk. In het Bijbelboek Lucas kondigt de engel Gabriël de zwangerschap aan en is er sprake van een goddelijke schaduw die Maria bedekt. De Koran kent ook een engel als boodschapper, maar spreekt, evenals het Johannesevangelie, abstracter over de scheppingskracht van het Goddelijk woord.
Anders zijn, ontmoeting
In de Bijbel neemt Jozef de zorg voor Maria en het kind op zich. In de Koran trekt de hoogzwangere Marjam zich alleen terug in de woestijn. Als zij de wanhoop nabij is, hoort zij een stem – is het de engel Djibriel (Gabriël) of het kind zelf? – die haar moed inspreekt. Later, als Marjam bij haar terugkeer door haar familie onder vuur wordt genomen, zal het kind voor haar spreken. Het zijn twee prachtige verhalen, zeer menselijk, en tegelijk ook goddelijk. Er is echter een principieel geschilpunt wat betreft de status van Jezus in beide religies. Volgens de christelijke traditie wordt Jezus de ‘Zoon van God’ genoemd. In de Koran wordt dit met klem van de hand gewezen. ‘Allah verwekt niet en is niet verwekt.’ Hij staat zelf buiten de keten van oorzaak en gevolg, maar kan telkens opnieuw scheppen met Het Woord. Allah heeft geen zonen, ook de profeet Mohammed is niet de zoon van Allah. In de Koran is ‘Isa de zoon van Marjam; een hoogstaand mens die Masîh (Messias), profeet van Allah en boodschapper van Zijn Woord genoemd wordt. Jezus is volgens de Bijbel niet enkel de Zoon van God maar ook Zijn boodschapper én de Messias. De geboorte van ‘Isa wordt verteld in Soera 19, genoemd naar zijn moeder Marjam. Voor het Bijbelse verhaal wordt geput uit de evangelies van Matteüs en Lucas. (Bron: http://www.bijbelenkoran.nl/verhaal.php?lIntEntityId=14 (toegang op 8.11.2011))
Latrun
Latrun is een plaats in Israël, gelegen tussen de oude hoofdstad Jeruzalem en de huidige hoofdstad Tel Aviv. Latrun ligt aan de voet van een gebergte. Het is in de loop van de geschiedenis dikwijls een slagveld geweest, bij vele oorlogen en conflicten. Je vindt er langs de weg de resten van legervoertuigen uit de oorlog van 1948. In een wapenmuseum krijg je een overzicht van allerlei oorlogsvoertuigen. Er bevindt zich sinds 1890 ook een abdij van Benedictijnen, de ‘Abdij van Onze Lieve Vrouw van zeven Smarten’. De paters contemplatieven doen er aan wijnbouw. De naam ‘Latrun’ zou kunnen verwijzen naar de ridderburcht die er door kruisvaarders is gebouwd. Daarvan zijn nu nog de resten van een toren te zien. Een groot fort, door de Britten gebouwd, wordt nu gebruikt door de politiediensten.
7
Nuttige informatie
Dit zijn enkele interessante links naar organisaties die zich bezig houden met de rechten van het kind, organisaties die erover waken dat kinderen mogen zijn wie ze zijn. - Het Kinderrechtencommissariaat biedt via zijn site interessante informatie over kinderrechten bij ons en wereldwijd. Je kunt via deze site ook heel wat leerrijk lesmateriaal bestellen zoals een affiche, de kinderrechtenkrant, een deurhanger, enz. - Indien kinderen met vragen zitten over hun rechten, kan de site van de Kinderrechtswinkel heel wat nuttige informatie geven. Dit is een interactieve site waar kinderen en jongeren graag mee zullen werken. - Als er kinderen zijn die met problemen of vragen zitten, dan kun je hen steeds de Kinder- en Jongerentelefoon aanraden. Via het nummer 102 bellen kinderen gratis en anoniem. Daarnaast is er ook de mogelijkheid om te chatten op maandag- en woensdagavond tussen 18 en 22 uur - Op de site van de Jongerengids (‘een gids bomvol tips’) kunnen kinderen en jongeren heel wat tips en informatie vinden. De site ziet er aantrekkelijk uit en is leerrijk. Er bestaat een speciale pagina voor kinderen tussen 8 en 11 jaar. Op deze site leren kinderen over ‘je eigen lichaam’, ‘je vrienden’, ‘spelen en vervelen’, ‘verliefd’, ‘godsdienst’ enz. - Ook in verband met pesten (en geweld) vind je op het internet heel wat nuttige informatie, onder andere op de website van Yeti. Op deze site vind je ook het supertof antipestlied. Het themalied van 2011 heet ‘Hoe mooi’. - In februari wordt jaarlijks de Vlaamse Week tegen pesten georganiseerd. Op de hiervoor ontwikkelde site vind je de nodige informatie. - Als je meer wil weten over wat te doen bij kindermishandeling dan vind je veel informatie op de speciaal daarvoor ontwikkelde site over kindermishandeling.
Anders zijn, ontmoeting Route 1: Allemaal anders, allemaal kinderen van God
ROUTE 1: ALLEMAAL ANDERS, ALLEMAAL KINDEREN VAN GO D
Kern- en uitbreidingsdoelen
Kinderen ontdekken dat er verschillen zijn tussen mensen. - Vormen van ‘anders zijn’ van mensen verkennen waarmee zij geconfronteerd worden. - Luisteren naar anderen over hun gevoelens bij de ervaring van anders zijn. - Vragen stellen over het anders zijn van anderen. Kinderen voelen zich uitgenodigd om zelf de verscheidenheid van mensen als een rijkdom te beleven. - Zien dat er altijd een spanning is tussen gelijkheid en verschil. - Te midden van alle verschillen op zoek gaan naar elementen van overeenkomst. - De waarde en de waardigheid van elke mens erkennen. - Weten dat christenen proberen te leven vanuit het geloof dat alle mensen Gods kinderen zijn.
- Er zich bewust van worden dat ze keuzes moeten maken in het omgaan met de verschillen bij anderen. - Aanvoelen dat verscheidenheid een rijkdom met zich kan meebrengen. - Leren omgaan met de moeilijkheden die kunnen voorkomen bij verschillen tussen mensen. - Ontdekken hoe Jezus met ‘anderen’ omgaat en over hen spreekt, zoals bv. de Syro-Fenicische vrouw, melaatsen, zieken, de honderdman, de Samaritanen. - U: Een evenwicht zoeken tussen opkomen voor de eigenheid en het respect voor anderen. - U: Ingaan op de motivatie voor Jezus’ handelen: alle mensen zijn kinderen van God.
Kaart lezen
Zijn wij ook ‘anders’? Het idee dat iedereen anders is, hebben de leerlingen reeds in de voorgaande leerjaren geleerd. Het is de bedoeling dat de leerlingen leren zien welke verschillen er voorkomen tussen henzelf en hun klasgenoten. Alternatief - Vormen van ‘anders zijn’ van mensen verkennen waarmee zij geconfronteerd worden. - Luisteren naar anderen over hun gevoelens bij de ervaring van anders zijn. - Vragen stellen over het anders zijn van anderen. - Zien dat er altijd een spanning is tussen gelijkheid en verschil. - Te midden van alle verschillen op zoek gaan naar elementen van overeenkomst. 8
Stellingenspel: Anders of gelijk?
Opdracht in het leerwerkboek - Het is de bedoeling dat de leerlingen antwoorden op de stellingen die in het leerwerkboek opgesomd staan. - Daarbij hebben ze de mogelijkheid om te kiezen uit volgende antwoorden: - Ja - Twijfel - Neen
Anders zijn, ontmoeting Route 1: Allemaal anders, allemaal kinderen van God
- De waarde en de waardigheid van elke mens erkennen. Geen Klassikaal - Een grote ruimte - Eventueel plakband van papier Individueel - Leerwerkboek p. 4 - In dit alternatief dienen de leerlingen aan de hand van enkele stellingen na te denken over het gegeven dat iedereen anders is. De stellingen bouwen op elkaar verder, ze worden steeds diepzinniger en ingewikkelder. - Het is de bedoeling dat de leerlingen argumenteren om hun gekozen antwoord te verdedigen. Daarbij is het wenselijk dat doorheen het klasgesprek de leerlingen tot nieuwe inzichten komen na het beluisteren van de mening van hun klasgenoten.
9
- Elk mogelijk antwoord staat in een cirkel. De leerlingen dienen de letter van de stelling in een cirkel te schrijven. Bv. als een leerling op stelling A ‘ja’ antwoordt, dan schrijft hij A in de ja-cirkel. Als hij voor B het antwoord niet weet, schrijft hij B in de ‘twijfel’-cirkel. - Laat de leerlingen in stilte en individueel de opdracht in het leerwerkboek uitvoeren. - Bij voorkeur kun je er een beperkte tijd opplakken. Zo dienen de leerlingen snel na te denken over hun antwoorden. - Waarschijnlijk zullen er enkele leerlingen zijn die bij nader inzien tot andere inzichten komen na het beluisteren van de mening van hun klasgenoten. - Tip: - Om te vermijden dat de leerlingen alle letters van de stellingen in de ‘twijfel’-cirkel gaan plaatsen, kun je afspreken dat er slechts één letter in deze middelste cirkel mag geschreven worden. Zo worden die leerlingen uitgedaagd om goed over alle stellingen na te denken. Stellingen Probeer de leerlingen verder uit te dagen. De opmerkingen en vragen die tussen haakjes staan kunnen jou daarbij helpen. A. Iedereen is anders. (Want iedereen heeft een ander DNA, iedereen ziet er anders uit, houdt van andere dingen, maar iedereen wil met respect behandeld worden, iedereen wil liefde geven en liefde krijgen … Is iedereen wel zo anders dan je aanvankelijk dacht?) B. Iedereen is gelijk. (In eerste instantie zou je denken van niet, want niet iedereen is gelijk. Maar iedereen is mens, iedereen heeft gevoelens, dus is dan toch iedereen gelijk?) C. Iedereen is gelijkwaardig. (Dient iedereen gelijkwaardig behandeld te worden? Moeten volwassenen hetzelfde behandeld worden als kleine kinderen? Moeten zieken hetzelfde worden behandeld als gezonde mensen?) D. Iedereen probeert goed te doen. (Is dat zo? Soms doe je iets stout. Vaak weet je op voorhand dat je iets doet dat niet mag, toch doe je het soms toch. Waarom doen mensen soms iets waarvan ze weten dat het niet goed is?) E. Voor Jezus is iedereen gelijk (Jezus kwam op voor iedereen, zijn boodschap was universeel, dus voor iedereen bedoeld. Maar behandelde hij wetgeleerden en hogepriesters hetzelfde als de zwakken, de zieken, de armen, de vrouwen ...?)
Anders zijn, ontmoeting Route 1: Allemaal anders, allemaal kinderen van God
Klasgesprek - Nadat de leerlingen de letters van alle stellingen in één van de drie cirkels hebben geschreven, houd je een klasgesprek. Doe dit aan de hand van bovenstaande vragen. - Dit klasgesprek heeft de bedoeling verdiepend te werken. Doordat de leerlingen de mening van klasgenoten (en de leerkracht) horen, kunnen ze tot andere inzichten komen. Daarom is het belangrijk dat je ruimte laat voor discussie. Probeer het gesprek zo te modereren dat iedereen aan bod komt. - Tijdens het klasgesprek pols je naar de argumenten die de leerlingen aangeven voor hun gekozen stellingname. Probeer daarbij telkens dieper en dieper door te vragen, zodat de leerlingen uitgedaagd worden verder na te denken dan hun impulsieve, eerste gedachte. Op die manier dagen de leerlingen elkaar uit om tot nieuwe inzichten te komen. (Zie stellingen.) Variant - In plaats van de leerlingen de stellingen te laten beantwoorden in hun leerwerkboek kun je naar een grote ruimte gaan (bv. speelplaats, turnzaal, eetzaal …) waar de drie cirkels – ‘ja’, ‘twijfel’ en ‘nee’ – op de grond gemaakt zijn met bv. plakband van papier. - Lees de verschillende stellingen voor. De leerlingen moeten zo snel mogelijk in het ‘juiste’ vak gaan staan. - Na elke stelling houd je een klasgesprek met de leerlingen.
Alternatief - Vormen van ‘anders zijn’ van mensen verkennen waarmee zij geconfronteerd worden. - Luisteren naar anderen over hun gevoelens bij de ervaring van anders zijn. - Vragen stellen over het anders zijn van anderen. - Zien dat er altijd een spanning is tussen gelijkheid en verschil. - Te midden van alle verschillen op zoek gaan naar elementen van overeenkomst. - De waarde en de waardigheid van elke mens erkennen.
10
Opdracht: Een klas vol verschil
Voorbereiding - Kopieer de verschillende kaartjes uit de kopieerbladen bij voorkeur op stevig papier. - Knip de verschillende kaartjes uit. - Merk op dat er een brede waaier aan eigenschappen, talenten en uiterlijke kenmerken op de kaartjes geschreven staat. Probeer in te schatten welke woorden te moeilijk zijn voor jouw leerlingen. Selecteer twintig tot vijfentwintig kaartjes. - Leerlingen werken bij dit alternatief in groep. Kopieer daarom de gekozen kaartjes zo vaak als het aantal groepen. Waarschijnlijk zul je voor ongeveer vier groepen kaartjes moeten voorzien. - Laat de leerlingen groepen vormen van vier of vijf leerlingen. Geef elke groep een bundel kaartjes.
Anders zijn, ontmoeting Route 1: Allemaal anders, allemaal kinderen van God
- WO - Mens - Ik en de ander Klassikaal - Kopieerblad p. 3 tot 6 - Eventueel website ‘Scouts en Gidsen Vlaanderen’ (via bordboek) Individueel - Leerwerkboek p. 5 Bij deze oefening kunnen de leerlingen leren dat er in hun klas allemaal verschillende kinderen zitten. Sommigen zijn sportief en energiek, anderen zijn rustig en stil. Al deze verschillen hoeven geen belemmering te zijn voor de klassfeer, integendeel, het is een rijkdom. Iedereen is anders, dat maakt het net echt.
Opdracht - Leerlingen vormen groepen van vier of vijf. Elke groep heeft twintig tot vijfentwintig kaartjes voor zich liggen met het opschrift zichtbaar. - Het is aan te raden om eerst alle kaartjes te overlopen. Zo krijgen leerlingen de kans om vragen te stellen indien ze een woord niet begrijpen. - De opdracht bestaat uit twee delen: 1. Leerlingen kiezen voor zichzelf drie kaartjes uit: twee positieve eigenschappen of talenten en een negatieve eigenschap. - Deze drie eigenschappen noteren ze in hun leerwerkboek. - Het is mogelijk dat leerlingen voor dezelfde eigenschappen kiezen. - Daarna gaan ze met elkaar in gesprek. Andere leerlingen van de groep kunnen vragen stellen. 2. Leerlingen kiezen voor elkaar een kaartje uit: de groep overlegt welke twee kaartjes met positieve eigenschappen bij een leerling horen. Zo verzamelt elke leerling twee kaartjes die door groepsgenoten zijn uitgekozen. - De groepsgenoten verduidelijken hun keuze. Het is de bedoeling dat de leerlingen elkaar positief benaderen. - Daarna moet de leerling zelf nog de kans krijgen om feedback te geven: gaat hij al dan niet akkoord met de gekregen kaartjes? - Daarbij is het mogelijk dat een leerling dezelfde kaartjes voor zich heeft liggen dan deze die hij in het eerste deel van de opdracht voor zichzelf heeft gekozen. - Leerlingen schrijven de gekregen eigenschappen op in het leerwerkboek. - Opgelet: kaartjes kunnen binnen de groep maar aan één iemand gegeven worden. Zo kan het kaartje ‘Lief’ maar eenmaal gegeven worden. Daarom is het aan te raden om synoniemen te voorzien. Zo kan iemand die men ook lief vindt het kaartje ‘Vriendelijk’ of ‘Sympathiek’ krijgen. Houd als afsluiter een samenvattend klasgesprek: - Was het moeilijk of gemakkelijk om voor jezelf twee positieve eigenschappen uit te kiezen? Leg uit waarom. - Vond je het moeilijker of gemakkelijker om een negatieve eigenschap voor jezelf te kiezen? Leg uit. - Wat vind je van de eigenschappen die je van jouw klasgenoten gekregen hebt? Kun je jezelf hierin vinden? - Komen deze eigenschappen overeen met de kaartjes die jij voor jezelf in de eerste opdracht gekozen hebt? - Heb je van de groep eigenschappen gekregen die je niet verwacht had? - Uit deze oefening blijkt dat elke leerling andere eigenschappen heeft, zowel positieve
11
Anders zijn, ontmoeting Route 1: Allemaal anders, allemaal kinderen van God
als negatieve. Is dit een belemmering of een rijkdom voor de sfeer in de klas? Motiveer je antwoord. Variant - Een andere mogelijkheid is om te werken met de site van de Scouts en Gidsen Vlaanderen. Zij bieden een pagina aan op hun website waarbij het mogelijk is om uit te zoeken welke totem bij jou past. Je dient daarbij enkele eigenschappen in te vullen, de site rekent automatisch uit welke totem bij deze eigenschappen hoort. Als je bijvoorbeeld lieftallig en slim invult, is jouw totem: okapi. Vul je slim en mooi in, dan kom je uit bij: kariboe. (Let op: niet alle combinaties geven een totem als uitkomst.) - Wanneer iedereen zijn eigen totem gevonden heeft, kun je hen vragen elkaar voor de rest van de dag met hun totem aan te spreken. - Je vindt alle info op de site van de Scouts en Gidsen Vlaanderen. Klik door naar ‘Totems’ en daarna naar ‘Totem zoeken’. Veel plezier!
Alternatief - Vormen van ‘anders zijn’ van mensen verkennen waarmee zij geconfronteerd worden. - Luisteren naar anderen over hun gevoelens bij de ervaring van anders zijn. - Vragen stellen over het anders zijn van anderen. - Zien dat er altijd een spanning is tussen gelijkheid en verschil. - Te midden van alle verschillen op zoek gaan naar elementen van overeenkomst. - De waarde en de waardigheid van elke mens erkennen. - WO - Mens - Ik en de ander Klassikaal - Kopieerblad p. 7 - Nietjesmachine
12
Schrijfopdracht: Ons klasboek
Voorbereiding - Kopieer de kopieerbladen voor elke leerling. Schrijfopdracht - Elke leerling vult individueel de vragen in op het kopieerblad. - Het kopieerblad zal (hopelijk) bekend voorkomen voor de leerlingen, want het is een simulatie van een pagina uit een ‘vriendenboek’. Groepen vormen - Na de schrijfopdracht vormen leerlingen groepen. - De groepen worden gevormd op basis van overeenkomsten in hun antwoorden. - Laat de leerlingen door de klas lopen. Ze zoeken de persoon waarmee ze het meest overeenkomen. - Laat hen even samen zitten en praten over hun overeenkomsten. Maar zijn er ook verschillen? - Daarna wordt de opdracht hervat: iedereen loopt door de klas. Maar deze keer zoeken ze de klasgenoot waarmee ze het meest verschillen, dus de klasgenoot waarmee ze het minste antwoorden gemeenschappelijk hebben.
Anders zijn, ontmoeting Route 1: Allemaal anders, allemaal kinderen van God
- Niet alleen op vlak van eigenschappen en persoonlijkheidskenmerken bestaat er verschil tussen mensen, maar ook op vlak van gezinssamenstelling, geloof, grootte en gewicht, kleur van de ogen, lievelingsgerecht enz. Deze verschillen komen in dit alternatief aan bod. - Vandaag komen mensen zowat alles van elkaar te weten via het internet, bijvoorbeeld via sociale netwerksites. Vroeger was dat anders. In de lagere school circuleerden er ‘vriendenboeken’, de voorloper van Facebook. In dit alternatief wordt er - nostalgisch - een ‘vriendenboek’ gemaakt van de klas.
- Laat hen opnieuw even samen zitten. Deze keer praten ze met elkaar over hun verschillen. Maar zijn er ook overeenkomsten? Klasboek - Maak een klasboek, naar het voorbeeld van een vriendenboek, door alle ingevulde bladen aan elkaar te nieten. - Geef dit klasboek een speciale plaats in de klas.
Alternatief - Vormen van ‘anders zijn’ van mensen verkennen waarmee zij geconfronteerd worden. - Luisteren naar anderen over hun gevoelens bij de ervaring van anders zijn. - Vragen stellen over het anders zijn van anderen. - Zien dat er altijd een spanning is tussen gelijkheid en verschil. - Te midden van alle verschillen op zoek gaan naar elementen van overeenkomst. - De waarde en de waardigheid van elke mens erkennen. - Muzische vorming - Drama - WO - Maatschappij - Sociaal-culturele verschijnselen Klassikaal - Bijlage ‘Het Latruncomplot’ p. 33 tot 41
13
Verhaal/Opdracht: Het Latruncomplot
Vooraf - Omdat het een lang verhaal is, kun je de leerlingen op voorhand de opdracht geven om ‘Het Latruncomplot’ thuis te lezen. - Kopieer daarom het verhaal voor elke leerling, zie kopieerbladen ‘Het Latruncomplot’. Lees het verhaal in de klas. Kringgesprek - Op welke plaatsen komen Benjamin en zijn broers tijdens hun zoektocht? (Via Dolorosa, Islamitisch kwartier, de Klaagmuur, het Tempelplein, de Geboortekerk, een ruïne van een kruisvaarderskasteel in Latrun, een klooster …) - Welke mensen komen Benjamin en zijn broers allemaal tegen tijdens hun tocht? (Bedoeïenen, Grieks-orthodoxe christenen, moslims, christenen, joodse scouts, joden aan de klaagmuur …) - In welk opzicht verschillen deze mensen van Benjamin en zijn broers? - Ken jij zelf ook mensen die van jou verschillen? In welk opzicht zijn zij anders? - Zijn er ook gelijkenissen tussen Benjamin en zijn broers enerzijds en de mensen die zij tegenkomen anderzijds? Welke?
Anders zijn, ontmoeting Route 1: Allemaal anders, allemaal kinderen van God
Individueel - Kopieerblad p. 8 tot 15 - Leerwerkboek p. 6-7 Iedereen is anders en dat schept mogelijkheden. De broers kunnen het raadsel maar oplossen, net omdat ze anders zijn. Bovendien geldt anders zijn ook op het gelovige vlak. In het verhaal ontdekken de leerlingen dat in Israël mensen met een verschillend geloof samenleven: christenen, joden en moslims.
14
- Voelde Benjamin zich op sommige momenten tijdens de tocht bang? - Wat is de oplossing van het raadsel? (Het gouden hart brengt je naar het begin van vrede). Wat kan dat betekenen? (Het begin van vrede ligt in ons eigen hart. Vrede begint bij onszelf.) - Wat vind je van de oplossing? Ga je akkoord? Verwerking in het leerwerkboek - In het leerwerkboek is een plattegrond te zien van Jeruzalem. Er staan verschillende plaatsen op de plattegrond aangeduid. Het is de bedoeling dat de leerlingen bij elke plaats noteren welke mensen Benjamin en zijn broers daar ontmoet hebben. - Je kan de leerlingen eventueel de opdracht geven om hier per twee aan te werken. Geef hen daarbij de mogelijkheid om de oplossingen in hun tekst te zoeken. - Oplossing: - Via Dolorosa: weg die Jezus volgde, en de Heilige Grafkerk - Ontmoeting met priesters en paters, en met Grieks-orthodoxe christenen - Islamitsch kwartier - Ontmoeting met winkeliers en scouts - Klaagmuur - Ontmoeting met joden - Tempelplein/moskee - Ontmoeting met biddende moslims - Geboortekerk/groot plein. Dit is de plaats waar Jezus geboren is - Ontmoeting met christenen - Ruïne van een kruisvaarderskasteel in Latrun - Ontmoeting met christenen - Latrun klooster - Ontmoeting met een organisatie die goederen inzamelt voor Libanon (zoals Missiehulp) - Daarnaast moeten de leerlingen in het leerwerkboek ook de oplossing van het raadsel noteren. - Antwoord: Het gouden hart brengt je naar het begin van de vrede. - Je kunt eventueel met de leerlingen nog dieper ingaan op dit antwoord (filosoferen). Wat betekent dit antwoord eigenlijk? (Het begin van vrede ligt in ons eigen hart. Vrede begint bij onszelf.)
Anders zijn, ontmoeting Route 1: Allemaal anders, allemaal kinderen van God
Koers varen
Waarom kijkt Jezus ‘anders’? Jezus gaat het ‘anders’-zijn van anderen niet uit te weg. Integendeel. Hij geeft aandacht aan ieder mens, in het bijzonder aan hen die door anderen worden voorbijgegaan. Voor Hem zijn alle mensen kinderen van God. Alternatief - Ontdekken hoe Jezus met ‘anderen’ omgaat en over hen spreekt, zoals b.v. de Syro-Fenicische vrouw, melaatsen, zieken, de honderdman, de Samaritanen. - Weten dat christenen proberen te leven vanuit het geloof dat alle mensen Gods kinderen zijn. - U: Ingaan op de motivatie voor Jezus’ handelen: alle mensen zijn kinderen van God. Geen Klassikaal - Bijlage ‘Jezus en de kinderen’ Hl. 1A thema ‘Mag ik zijn wie ik ben’, ‘Bartimeüs’ Hl. 2B thema ‘Maar ik kan niet alles’, ‘de melaatse’ Hl. 2B thema ‘Maar ik kan niet alles’, ‘de zondige vrouw’ HL. 2B thema ‘Maar ik kan niet alles’, ‘Zacheüs’ Hl. 2A thema ‘Ik wil het goede doen’, ‘de SyroFenicische vrouw Hl. 3A thema ‘Anders zijn, ontmoeting’ en ‘Een Barmhartige Samaritaan’ Hl. 1A thema ‘Ik wil het goede doen’ p. 4’ - Krijt- of stiftbord - Zandloper van 1 minuut Individueel
15
Opdracht: Jezusquiz
Jezusquiz - Verdeel de klas in groepen van drie of vier leerlingen. - Geef elke groep een klein krijtbord (of stiftbord, of eventueel enkele papieren met stiften). - Leg de spelregels uit: - Er wordt een vraag gesteld. - Elke groep krijgt dertig seconden de tijd om op de vraag te antwoorden. - Dat antwoord wordt op het bordje (of het papier) geschreven. - Wanneer dertig seconden om zijn, toont elke groep gelijktijdig zijn antwoord. - Wie een juist antwoord heeft gegeven, krijgt een punt. De ploeg die op het einde van de quiz de meeste juiste antwoorden heeft gegeven, is de winnaar. - Speel de quiz. - Vragen: 1. Vul het ontbrekende woord in. Jezus zegt: ‘Laat de … tot mij komen’. (Kinderen) 2. Hoe heet de blinde man die door Jezus genezen wordt in Jericho? (Bartimeüs) 3. Wat was het beroep van Bartimeüs vóór hij Jezus ontmoette? (Bedelaar) 4. Tegen wie zegt Jezus: ‘Ik wil dat je weer rein wordt’? a. een blinde b. een lamme c. een melaatse d. Petrus (een melaatse) 5. Waar of niet waar: Jezus gaat op bezoek bij een vrouw die bekend staat als een zondares? (Niet waar, zij kwam in een huis waar Jezus op bezoek was) 6. Wat deed die vrouw om haar spijt te betuigen? (Meerdere juiste antwoorden: bv. wenen, zijn voeten natmaken, zijn voeten afdrogen met haar tranen) 7. Waar of niet waar: Jezus gaat bij Zacheüs, een tollenaar, op bezoek? (Waar) 8. Wat belooft Zacheüs te doen nadat hij Jezus ontmoet heeft? (Zacheüs belooft de helft van zijn bezit aan de armen te geven) 9. Jezus helpt een Syro-Fenicische vrouw: wat deed hij voor haar? (Haar dochter wordt genezen.)
Anders zijn, ontmoeting Route 1: Allemaal anders, allemaal kinderen van God
- Leerwerkboek p. 8 - Wat herinneren de leerlingen zich nog van de verhalen over Jezus die ze in de vorige leerjaren gehoord hebben? Tijd om dat eens te testen. - In dit alternatief is het de bedoeling dat leerlingen aan de hand van een quiz de verhalen herhalen waaruit duidelijk wordt dat Jezus het opneemt voor hen die ‘anders’ zijn. Denk daarbij aan mensen die melaats zijn, of blind, of van een andere streek, zoals de Samaritanen.
10. Wie helpt, in een verhaal van Jezus, de man die door rovers is aangevallen? (De Samaritaan in de parabel ‘de Barmhartige Samaritaan’) Bespreking achteraf - Ga bij voorkeur naar ‘Aan de oever’. - Overloop de vragen van de quiz. Hierbij is het de bedoeling dat de verschillende verhalen die in de quiz aan bod gekomen zijn kort herhaald worden. Op die manier zien de leerlingen dat Jezus in elk van die verhalen opkomt voor iemand die ‘anders’ is. - Tip: je kunt eventueel alle genoemde verhalen, of enkel de verhalen waarvan je het gevoel hebt dat ze ver weg zitten bij de leerlingen, vertellen vanuit de bijlagen.
Alternatief - Ontdekken hoe Jezus met ‘anderen’ omgaat en over hen spreekt, zoals b.v. de Syro-Fenicische vrouw, melaatsen, zieken, de honderdman, de Samaritanen. - Weten dat christenen proberen te leven vanuit het geloof dat alle mensen Gods kinderen zijn. - U: Ingaan op de motivatie voor Jezus’ handelen: alle mensen zijn kinderen van God. - Muzische vorming - Beeld Klassikaal - Bijlage ‘de Syro-Fenicische vrouw’ Hl. 3A thema ‘Anders zijn, ontmoeting’, ‘de melaatse’ Hl. 2B thema ‘Maar ik kan niet alles’, ‘Bartimeüs’ Hl. 2B thema ‘Maar ik kan niet alles’, ‘een Barmhartige Samaritaan’ Hl. 1A thema ‘Ik wil het goede doen’, ‘de zondige vrouw Hl. 2B thema ‘Maar ik kan niet alles’’ of ‘Zacheüs Hl. 2A thema ‘Ik wil het goede doen’’ - ‘Aan de oever 1, 2 of 3’ of een andere kinderbijbel Individueel - Leerwerkboek p. 8-9
16
Tekenen: Jezusstrip
Tekenopdracht - Aan de hand van verhalen over Jezus die de leerlingen reeds kennen uit voorgaande leerjaren, worden de leerlingen uitgedaagd om na te denken over hoe Jezus met ‘anderen’ omgaat en over hen spreekt. - Het is de bedoeling dat leerlingen uit één van de volgende verhalen kiezen en er een strip over uittekenen: de Syro-Fenicische vrouw, de melaatse, Bartimeüs, een Barmhartige Samaritaan, de zondige vrouw of Zacheüs. - Laat hen het gekozen verhaal opzoeken in ‘Aan de oever 1, 2 en 3’ of in een andere kinderbijbel. Eventueel kun je alle (of enkele) leerlingen de kans geven om over hun strip te vertellen. Houd een klasgesprek: - Voor wie neemt Jezus het op? (Voor de zwakke, de uitgestotene ...) - In welke zin zijn de personages uit de verhalen ‘anders’? - Waarom zou Jezus het voor die mensen opnemen? (Jezus neemt het altijd op voor diegenen die door de samenleving worden uitgesloten, die als ‘anders’ worden aanzien. Zijn Vader heeft Hem geleerd dat iedereen een kind van God is, iedereen erbij hoort.) - Voel jij je ook wel eens anders? Waarom? Wanneer? - Wat zou jij ervan vinden als Jezus het dan voor jou zou opnemen?
Anders zijn, ontmoeting Route 1: Allemaal anders, allemaal kinderen van God
Alternatief - Ontdekken hoe Jezus met ‘anderen’ omgaat en over hen spreekt, zoals b.v. de Syro-Fenicische vrouw, melaatsen, zieken, de honderdman, de Samaritanen. - Weten dat christenen proberen te leven vanuit het geloof dat alle mensen Gods kinderen zijn. - U: Ingaan op de motivatie voor Jezus’ handelen: alle mensen zijn kinderen van God. - Muzische vorming - Drama Individueel - Leerwerkboek p. 10 Jezus gaf Zijn leerlingen het Onzevader. In dit alternatief gaan de leerlingen verder nadenken over de betekenis van de aanspreking van God in dat gebed. Daarbij moet duidelijk worden dat voor Jezus God als Vader, een Vader is voor alle mensen en dat allen Zijn kinderen zijn. Voor christenen wordt ieder mens een kind van God genoemd. Daarom moet ieder mens met respect behandeld worden.
Ga bij voorkeur naar ‘Aan de oever’. Lees het Onzevader voor. De leerlingen vinden de tekst in hun leerwerkboek. Theologiseer over het Onzevader. - Jezus noemt God ‘Onze Vader’: is God ‘onze vader’? (Jezus spreekt God aan als ‘lieve papa’. Hij voelt de liefde van God de Vader. Die liefde heeft God ook voor ons en andere mensen. Daarom kan iedereen zeggen ‘onze Vader’.) - Kun je God ook aanspreken als ‘onze moeder’? Waarom? (Als God liefde is, dan is hij ook als een goede moeder. Jezus verkiest de term ‘vader’.) - Zou jij papa, vava, vake of vader tegen God zeggen? Waarom wel/niet? - Is God ‘onze Vader’, de Vader van alle mensen? (Als Hij van alle mensen houdt, mogen allen Hem zien als ‘lieve Vader’.) - Als God ‘onze Vader’ is, zijn wij dan allemaal broers en zussen? (Als christenen God zien als een lieve Vader voor alle mensen, dan zijn alle mensen broers en zussen.) - Dan is ook Jezus onze Broer? (Een grote Broer, maar toch ook anders dan een gewone broer). Houdt dat een verandering in voor jouw leven? - Wat doe jij allemaal met je grote broer of je vader? Kan je dat ook met Jezus of God doen? (Christenen stellen zich voor dat Jezus en God heel dicht bij hen zijn, nog dichter dan hun eigen broer of vader.) - Kan ‘wij zijn allemaal kinderen van God’ voor jou iets betekenen? Leg uit. - Kan ‘wij zijn allemaal kinderen van God’ iets veranderen in je contact met anderen?
Alternatief - Weten dat christenen proberen te leven vanuit het geloof dat alle mensen Gods kinderen zijn. - Geen
17
Theologiseren: Mijn vader, jouw vader, onze Vader
Schrijfopdracht: Het Latruncomplot (2)
Schrijfopdracht als aanzet. - In het leerwerkboek staan verschillende personages uit het verhaal van het Latruncomplot afgebeeld. Er staat telkens een denkballon bij. - Het is de bedoeling dat de leerlingen de denkballon invullen. Let erop dat de leerlingen het verhaal, en wat er over de personages geschreven staat, in hun achterhoofd houden. Wat ze in de denkballon schrijven, moet kloppen met wie het personage is in het verhaal.
Anders zijn, ontmoeting Route 1: Allemaal anders, allemaal kinderen van God
Individueel - Leerwerkboek p. 10-11 - Dit alternatief is het vervolg op alternatief 4 uit Kaart lezen: Het Latruncomplot. - In dit alternatief wordt gepoogd een link te leggen tussen het verhaal (Het Latruncomplot) met al haar verschillende personages en het idee dat iedereen kind van God is.
18
Overloop klassikaal aan de hand van een klasgesprek. - Waarom kijken de bedoeïenen droevig? - Waaraan zouden de Grieks-orthodoxe christenen denken wanneer ze bidden in de Heilige Grafkerk? - Wat zou jij op een briefje schrijven om in de Klaagmuur te steken? - Kun je begrijpen dat joden tot rust komen bij de Klaagmuur? Waarom wel/niet? - Spreken de joodse scouts jou aan? Waarom wel/niet? - Wie zit er in de scouts? Krijgt bidden een plaats bij jullie in de scouts of andere jeugdbeweging? - Wat vind je van de manier van bidden van de moslims in de moskee? - Waarin ligt het verschil in bidden tussen joden, moslims en christenen? - Welke manier van bidden spreekt jou het meest aan? - Kun jij, net als de paters, makkelijk tot rust komen in de tuin of in de natuur? - Vind je het niet opvallend dat alle grote godsdiensten in één stad, Jeruzalem, aanwezig zijn? Leg uit. - Denk je dat het makkelijk moet zijn om samen te leven met al deze verschillende godsdiensten in één stad? Waarom wel/niet? - Tot wie bidden joden? Tot wie bidden christenen? Tot wie bidden moslims? (Ze bidden allemaal tot God, alleen krijgt die God telkens een andere naam.) Denk je dat ze in wezen allemaal tot dezelfde God bidden? - Kan je nu zelf een link leggen tussen het verhaal en het idee dat alle mensen kinderen van God zijn?
Anders zijn, ontmoeting Route 1: Allemaal anders, allemaal kinderen van God
Land in zicht
Kan ik ’anders’ kijken naar anderen? Kijken naar andere mensen, naar alle mensen, als kinderen van God, is een opdracht voor christenen. Maar het is ook een uitdaging voor alle mensen: het verschil tussen mensen hoeft niet remmend te werken en kan zelfs een rijkdom zijn, als men probeert in respect met alle anderen om te gaan. Alternatief - Er zich bewust van worden dat ze keuzes moeten maken in het omgaan met de verschillen bij anderen. - Aanvoelen dat verscheidenheid een rijkdom met zich kan meebrengen. - Leren omgaan met de moeilijkheden die kunnen voorkomen bij verschillen tussen mensen. - Muzische vorming - Drama Klassikaal - Bijlage ‘Verschillen dichterbij’ p. 42 Individueel - Leerwerkboek p. 12 Anders zijn is niet altijd even makkelijk. Maar verschillen tussen mensen maken het leven net spannend en de moeite waard. Het is belangrijk in te zien dat iedereen anders is. We moeten leren om met dit ‘anders’ zijn om te gaan. Iemand opzij zetten, alleen maar omdat hij anders is, is geen optie voor Jezus. Hij is het voorbeeld waarnaar christenen leven. Hij kan ook een voorbeeld zijn voor de leerlingen
19
Bezinning: Verschillen dichterbij
Bezin samen aan de hand van de tekst uit de bijlage ‘Verschillen dichterbij’. Houd daarna een kringgesprek. - In welk deel van deze bezinningstekst staat er iets dat ook voor jou van toepassing is? - Verschillen zijn soms moeilijk. Welke verschillen in deze tekst zou jij als een moeilijkheid ervaren? - Wat zou jou helpen om beter om te gaan met verschillen die jij moeilijk vindt? - Verschillen zijn ook een rijkdom. Welke verschillen in deze tekst zie jij als een rijkdom? - Herken je het gevoel van ‘ik zit in een eigen vel, ik heb een eigen droom’? Wanneer heb je dat zelf al eens ervaren? - Welke van de drie mogelijkheden uit de laatste regels heb jij ooit gedaan: iemand opzij zetten, naar iemand kijken zoals Jezus, een eerste stap zetten naar iemand die anders is? - Is het soms nodig om iemand opzij te zetten? (Niet om wat hij is, maar omdat die persoon iets wil wat jij echt niet wil.)
Anders zijn, ontmoeting Route 1: Allemaal anders, allemaal kinderen van God
Alternatief - Er zich bewust van worden dat ze keuzes moeten maken in het omgaan met de verschillen bij anderen. - Aanvoelen dat verscheidenheid een rijkdom met zich kan meebrengen. - Leren omgaan met de moeilijkheden die kunnen voorkomen bij verschillen tussen mensen. - Muzische vorming - Muziek Klassikaal - Bijlage ‘Respect’ p. 43 - Lied ‘Respect’ (via cd-fragment 1 of bordboek) Individueel - Leerwerkboek p. 12 In 2009 werd het lied ‘Respect’ van Pieter Embrechts gebruikt als antipestlied. De zin ‘zoveel mensen, zoveel wensen en zoveel verschillen. Zoveel mensen die vanbinnen hetzelfde willen’ slaat de nagel op de kop en sluit naadloos aan bij de doelen van dit thema.
Lied: Respect
Aanzet - In het leerwerkboek staat een afbeelding. Hierop is volgende tekst te lezen: Pesten is niet cool. - Laat de leerlingen in een klasgesprek nadenken over de betekenis van deze afbeelding. - Waarom denk je dat er eerst leek te staan: Pesten is cool (in plaats van ‘pesten is niet cool’)? Met andere woorden, waarom lijkt het alsof pesten cool is? - Is pesten in sommige gevallen cool? (Bij deze vraag is het de bedoeling dat de leerlingen tot het besef komen dat pesten nooit cool kan zijn, omdat men door te pesten anderen kwetst.) - Wat versta jij precies onder pesten? Is plagen ook pesten? - Kom jij soms in aanraking met pestgedrag? (Dit kan in sommige klassen een gevoelige vraag zijn. Het is aan jou om uit te zoeken of deze vraag gesteld kan worden.) - Wat doe jij als je ziet dat iemand gepest wordt? - Vind je geweld als antwoord tegen pesten een goede oplossing? Waarom? (Geweld is nooit een goede oplossing. Andere mogelijkheden om met pestgedrag om te gaan is dit melden aan een leerkracht of ouders, erover praten ...) - Na het klasgesprek schrijven de leerlingen in enkele zinnen in hun leerwerkboek wat zij denken van deze afbeelding. Op die manier verwoorden ze hun antwoord op de vraag: is pesten cool? - Vervolgens vertel je de leerlingen dat er een antipestlied bestaat. Enkele jaren geleden droeg dat lied de titel ‘Respect’. Zing samen het lied ‘Respect’. Klasgesprek over het lied - Wat is volgens jou de betekenis van dit lied? Met welke bedoeling heeft men dit lied geschreven? - Welke zijn de meest opvallende of de meest aangrijpende zinnen/woorden? Leg uit waarom. - Wat denk je dat volgende zinnen betekenen: ‘Zoveel mensen, zoveel wensen en zoveel verschillen. Zoveel mensen die vanbinnen toch hetzelfde willen.’ - Wat heeft dit lied met pesten te maken? (Het is niet omdat iemand ‘anders’ is dat hij of zij het verdient om gepest te worden. Pesten is geen goede manier om om te gaan met het ‘anders’ zijn van iemand.) - Vind je het een goede keuze om dit lied als antipestlied te gebruiken? Waarom wel/ niet?
20
Anders zijn, ontmoeting Route 1: Allemaal anders, allemaal kinderen van God
Alternatief - Er zich bewust van worden dat ze keuzes moeten maken in het omgaan met de verschillen bij anderen. - Aanvoelen dat verscheidenheid een rijkdom met zich kan meebrengen. - Leren omgaan met de moeilijkheden die kunnen voorkomen bij verschillen tussen mensen. - WO - Mens - Ik en de ander Klassikaal - Post-it’s voor elke leerling (liefst in een paar verschillende kleuren) - Een fototoestel - Fotopapier - Een (wit) laken - Speldjes (of iets gelijkaardigs) om foto’s op het laken te bevestigen - Verf en penselen (om op het laken te schilderen) Individueel - Leerwerkboek p. 14 - Dat iedereen in de klas anders is, hebben we in deze route reeds ontdekt. Via dit alternatief wordt dat verschil in de verf gezet. - Dit alternatief bouwt verder op alternatief 2 uit Kaart lezen: Een klas vol verschil.
Opdracht/Post-it: Klas op kop
Aanzet - Kom met de leerlingen nog eens terug op het idee dat elke leerling van de klas anders is. Want in het alternatief ‘Een klas vol verschil’ hebben de leerlingen geleerd dat de klas vol verschillende kinderen zit. Iedereen kreeg andere kaartjes, niemand is hetzelfde. Brainstormen - Na een korte herhaling is het de bedoeling dat elke leerling een post-it krijgt. Op deze post-it komt een toffe eigenschap. - Laat de leerlingen brainstormen over één woord dat op de post-it van een leerling kan worden geschreven. Doe dit voor elke leerling. Op die manier heeft elke leerling een eigenschap gekregen van de rest van de klas. - Leid het geheel in goede banen. Het kan een hulp zijn om op het bord mee te brainstormen. - Waak erover dat er geen kwetsende opmerkingen worden gegeven. - Laat de leerlingen de eigenschappen of totems uit ‘Kaart lezen’ in het achterhoofd houden. - Voorbeelden: Myrthe: lievertje, Lucas: sportieve rakker, Lien: lachebek, Simon: slim blondje, Mieke: mooie Mie … - Probeer zo origineel mogelijk te zijn. - Leerlingen schrijven hun kenmerk op de post-it die afgebeeld staat in het leerwerkboek. Foto’s nemen en slogan verzinnen - Laat de leerlingen hun specifieke eigenschap op een post-it schrijven. - Vervolgens is het de bedoeling dat ze deze post-it op hun voorhoofd kleven. - Maak van elke leerling een foto (met de post-it op hun voorhoofd). Je kunt eventueel ook een klasfoto nemen. - Druk de verschillende foto’s (of de klasfoto) af en hang ze op een laken. - Verzin samen een slogan om op het laken te schilderen. Bv: ‘Klas 4A is abnormaal … leuk’, ‘Wij zijn allemaal gek anders’, ‘Onze klas, top klas’ … - Hang het laken op in de klas, zodat de leerlingen eraan herinnerd worden dat iedereen van de klas anders is, en dat dit net goed is. Bespreking achteraf - Waarom is het belangrijk om in te zien dat iedereen van de klas anders is? - Waaraan herinnert deze foto jou? (Leerlingen kunnen er bijvoorbeeld in zien dat er niemand mag worden uitgesloten of gepest.) - Wat heb je geleerd na deze opdracht? Waarom was dit voor jou een zinvolle oefening?
21
Anders zijn, ontmoeting Route 1: Allemaal anders, allemaal kinderen van God
Tip! - Dit alternatief kan tijdrovend zijn wanneer je in de klas niet over de mogelijkheid beschikt om de foto’s te uploaden en af te drukken. In dat geval kun je het alternatief over verschillende lessen verspreiden. Zo krijg je de kans om de foto’s af te drukken en er de volgende les mee verder te gaan.
Alternatief - Er zich bewust van worden dat ze keuzes moeten maken in het omgaan met de verschillen bij anderen. - Aanvoelen dat verscheidenheid een rijkdom met zich kan meebrengen. - Leren omgaan met de moeilijkheden die kunnen voorkomen bij verschillen tussen mensen. - Geen Individueel - Leerwerkboek p. 14 - Het verhaal over het Latruncomplot staat bol van de symboliek rond ‘anders’ zijn. Zo is Benjamin anders dan zijn broers, en is de vader van Benjamin anders dan zijn oom. Maar ook op religieus vlak valt er heel wat ‘anders’ zijn te ontdekken, denk daarbij maar aan de bedoeïenen die anders zijn dan de paters, de Grieks-orthodoxe christenen die anders zijn dan andere christenen, joodse gelovigen die anders bidden dan christenen enz. - Tijdens dit alternatief is het de bedoeling dat de leerlingen nadenken over wie in het verhaal ‘anders’ is en of dit ‘anders’ zijn een moeilijkheid of een rijkdom is.
22
Verbindingsoefening: Het Latruncomplot (3)
Verbindingsoefening in het leerwerkboek: - Het is de bedoeling dat de leerlingen met elkaar verbinden wat anders is maar toch bij elkaar past. Zo kunnen de moskee en de paters niet met elkaar verbonden worden. De moskee kan wel verbonden worden met de kerk (twee plaatsen van gebed), net zoals we ook de paters kunnen verbinden met de bedoeïenen. - Antwoorden: - Benjamin is anders dan zijn broers. - De oom van papa is anders dan papa. - De bedoeïenen zijn anders dan de paters. - Grieks-orthodoxe christenen zijn anders dan andere christenen. - Vlaamse scouts zijn anders dan Israëlische scouts. - Christenen bidden anders dan joden. - Een moskee is anders dan een kerk. Bespreek klassikaal de juiste antwoorden. Houd een klasgesprek over ‘anders’ zijn. Je kunt vragen of de leerlingen nog andere voorbeelden van ‘anders zijn’ gevonden hebben in het verhaal.
Anders zijn, ontmoeting Route 2: Van een andere godsdienst? Nou en? … Iedereen hoort erbij!
ROUTE 2: VAN EEN ANDERE GODSDIENST? NOU EN? … IEDEREEN HOORT ERBIJ!
Kern- en uitbreidingsdoelen
Kinderen ontdekken hoe men in de Bijbel omgaat met mensen die meestal als ‘anders’ of ‘vreemd’ worden gezien - Ontdekken hoe God in de Bijbel mensen inspireert in het omgaan met anderen (het verhaal van Ruth). - Ontdekken dat christelijk omgaan met anderen inhoudt dat men kiest voor ontmoeten in plaats van voor uitsluiten, b.v. in het verhaal van Cornelius (Hnd. 10). - U: Dieper ingaan op de joodse godsdienst en cultuur als basis voor het christendom
Kinderen vergelijken de manier waarop mensen omgaan met het anders zijn van zichzelf en van anderen - Kennismaken met concrete vormen van ontmoeten, uitsluiten, negeren, samenwerken, tegenwerken, verdraagzaamheid, onverdraagzaamheid. - U: Ingaan op de impact van andere godsdiensten op de samenleving. Kinderen ontdekken dat er verschillen zijn tussen mensen - U: Aandacht hebben voor andere culturen/godsdiensten, vooral als deze in de eigen klas aanwezig zijn. - U: Bespreken dat in de Koran ook verteld wordt over Abraham, Mozes, Maria, Jezus, maar dat de Koran en de Bijbel hen een verschillende betekenis geven.
Kaart lezen
Geloven mensen ‘anders’? In deze ‘Kaart lezen’ is het de bedoeling dat de leerlingen inzien dat onze samenleving niet langer een typisch ‘christelijke’ en blanke samenleving is, maar dat onze samenleving rijk is aan verschillende culturen en godsdiensten. Alternatief - Kennismaken met concrete vormen van ontmoeten, uitsluiten, negeren, samenwerken, tegenwerken, verdraagzaamheid, onverdraagzaamheid. - U: Aandacht hebben voor andere culturen/ godsdiensten, vooral als deze in de eigen klas aanwezig zijn. - U: Ingaan op de impact van andere godsdiensten op de samenleving.
23
Kranten: Ander nieuws
Voorbereiding - Houd minstens een maand lang dagelijks de krant bij. Nog beter is het om verschillende kranten te sparen. - Je zou de Goednieuwskrant van het Belang van Limburg of de Gazet van Antwerpen kunnen verzamelen. Of de YO-krant van het Nieuwsblad of Wablieft. - Een andere mogelijkheid is om via een Nederlandse site het wereldnieuws uit te spitten. Dat kan via de site van de Nationale Kidskrant. Deze krant is enkel via het internet te raadplegen (zie bordboek). - Je kunt uiteraard ook het kinderjournaal ‘Karrewiet’ van Ketnet in de gaten houden via tv of online (zie bordboek), of via de actie KIK, Kranten in de Klas.
Anders zijn, ontmoeting Route 2: Van een andere godsdienst? Nou en? … Iedereen hoort erbij!
- WO - Maatschappij - Sociaal-culturele verschijnselen
- Vraag gratis krantenpakketten aan voor jouw klas. Dat kun je doen via de site van Kranten in de Klas (zie bordboek).
Klassikaal - Een computer per twee leerlingen (indien mogelijk) - Websites ‘Kranten’ (via bordboek)
Opdracht - Verdeel de kranten onder de leerlingen. - Geef leerlingen de opdracht om sporen van verschillende godsdiensten en culturen te zoeken in de krant. - Leerlingen knippen de artikels uit en kleven ze in het leerwerkboek. Tip: Je kunt ook met internetkranten werken. In dat geval kunnen de leerlingen per twee aan een computer werken.
Individueel - Leerwerkboek p. 15 - Schaar en lijm - Onze samenleving was lang een overwegend christelijke samenleving. Maar als je vandaag naar het straatbeeld kijkt, merk je meteen de multiculturaliteit. Deze zal alsmaar toenemen, andere godsdiensten en culturen zullen steeds meer zichtbaar worden in de Vlaamse samenleving. - In dit alternatief is het de bedoeling dat de leerlingen in kranten deze andere godsdiensten en culturen, en hun invloed op onze samenleving, op het spoor komen.
Kringgesprek - Houd dit kringgesprek bij voorkeur aan ‘de oever’. - Laat de leerlingen vertellen welke artikels zij hebben uitgeknipt. Welke sporen van andere godsdiensten hebben zij in de kranten of op het internet terug gevonden? - Het is de bedoeling om samen met de leerlingen doorheen het kringgesprek te achterhalen op welke manier andere godsdiensten, maar ook andere culturen, invloed hebben (of sporen nalaten) in onze samenleving. Probeer daarbij zoveel mogelijk positieve voorbeelden aan bod te laten komen. - Volgende vragen kunnen helpen tijdens het kringgesprek: - Van welke godsdienst vind je het meeste artikels? Hoe komt dat, denk je? - Over welke godsdienst gaat het in het artikel? - Wordt er goed nieuws of slecht nieuws meegedeeld? Hoe weet je dat? - Waarover gaat het artikel? - Kun je afleiden uit het artikel welke invloed de godsdienst die ter sprake komt, heeft op onze samenleving? Verduidelijk.
Alternatief - Kennismaken met concrete vormen van ontmoeten, uitsluiten, negeren, samenwerken, tegenwerken, verdraagzaamheid, onverdraagzaamheid. - U: Aandacht hebben voor andere culturen/ godsdiensten, vooral als deze in de eigen klas aanwezig zijn. 24
Kijkplaat: Anders geloven
Opdracht in het leerwerkboek - Laat de leerlingen de tekening bekijken in het leerwerkboek. Of toon de kijkplaat. - Laat hen opzoeken wat ze zien. Het is de bedoeling dat de leerlingen nadenken over de vragen: welke sporen van de eigen godsdienst/cultuur vind je, en welke sporen van andere godsdiensten/culturen zijn er te zien op de tekening? Hierover kunnen ze eventueel eerst in stilte nadenken. - In hun leerwerkboek is er plaats voorzien om het nodige te noteren.
Anders zijn, ontmoeting Route 2: Van een andere godsdienst? Nou en? … Iedereen hoort erbij!
- U: Ingaan op de impact van andere godsdiensten op de samenleving. - WO - Maatschappij - Sociaal-culturele verschijnselen Klassikaal - Plaat P1 Individueel - Leerwerkboek p. 16 In dit alternatief is het de bedoeling dat de leerlingen op een kijkplaat ontdekken welke sporen de verschillende godsdiensten in onze samenleving nalaten.
- Vervolgens bespreek je klassikaal wat de leerlingen op het spoor zijn gekomen. Houd een klasgesprek. Voor dit gesprek kun je eventueel naar ‘de oever’ gaan. Je kunt de plaat gebruiken als basis voor het gesprek. De kijkwijzer kan je daarbij helpen. - Som op welke verschillende godsdiensten en culturen je ziet op de plaat. - Vind je je eigen cultuur of geloof terug op de plaat? Waar? - Welke godsdienst/cultuur is het meest aanwezig op de tekening? Is dat in het echt ook zo? - Dat er in ons land verschillende religies en culturen samenwonen, noemt men multicultureel. Wat vind jij daarvan? - Vind je multicultureel samenspelen leuk? Waarom wel/niet? - Vind je multicultureel samen leren leuk? Waarom wel/niet? - Zie je op de plaat voorbeelden van mensen die multicultureel samenspelen, samen leren of samenleven?
Alternatief - U: Aandacht hebben voor andere culturen/ godsdiensten, vooral als deze in de eigen klas aanwezig zijn. - WO - Mens - Ik en de ander Klassikaal - Kopieerbladen p. 16-17 - Dit alternatief kan enkel gebruikt worden in een multiculturele en/of multireligieuze klas. - Het is de bedoeling dat leerlingen van een andere origine zelf vertellen over hun godsdienst of cultuur. Van elkaar leren leerlingen vaak nog het meest.
25
Kringgesprek: Anders beleven
Voorbereiding: - Kopieer de kaartjes uit de kopieerbladen. Kringgesprek: - Ga bij voorkeur aan ‘de oever’ in een kring zitten. - Leg de kaartjes in het midden van de kring, met het opschrift naar beneden zodat de leerlingen niet kunnen zien wat er op de kaartjes staat. - Het is de bedoeling dat de leerlingen om de beurt een kaartje nemen. Op elke kaart staat een tekening (bijvoorbeeld een kerk). De leerling die dit kaartje getrokken heeft, vertelt over het gebedshuis in zijn/haar godsdienst. Moslims kunnen bijvoorbeeld vertellen over de moskee, christenen over de kerk, joden over de synagoge enz. - Stel zelf verdiepende vragen aan de leerlingen (bv. hoe vaak ga je naar de moskee, met wie ga je, vind je het fijn, bid je dan …). Geef ook de klasgenoten de mogelijkheid om vragen te stellen en antwoorden aan te vullen. - Het kringgesprek is afgelopen wanneer alle kaartjes besproken zijn. Zorg ervoor dat alle leerlingen aan het woord zijn geweest. - Opmerking: geef ook leerlingen die zich niet gelovig noemen de kans om hierover te vertellen.
Anders zijn, ontmoeting Route 2: Van een andere godsdienst? Nou en? … Iedereen hoort erbij!
Koers varen
Is er plaats voor ‘anderen’ bij joden en christenen? In de Bijbel wordt verteld dat ook buitenlanders en heidenen erbij horen, en dat ze belangrijk zijn vanuit het standpunt van God. Alternatief - Ontdekken hoe God in de Bijbel mensen inspireert in het omgaan met anderen (het verhaal van Ruth). - Ontdekken dat christelijk omgaan met anderen inhoudt dat men kiest voor ontmoeten in plaats van voor uitsluiten, b.v. in het verhaal van Cornelius (Hnd. 10). - Muzische vorming - Drama Klassikaal - Bijlage ‘Ruth’ p. 43-44 Individueel - Leerwerkboek p. 17-18 Ruth wordt in de Bijbel beschreven als de overgrootmoeder van de grote koning David (omstreeks 1000 v. Christus). Het is merkwaardig dat precies Ruth voorkomt in de koninklijke stam. Zij was immers geen joodse maar een Moabitische vrouw. Een buitenlandse vrouw krijgt een bijzondere plaats in de geschiedenis van het joodse volk.
26
Bijbelverhaal: Ruth van Moab, Ruth, 1-4
Lees het verhaal over Ruth. Houd een klasgesprek. - Wie is Ruth? (De schoondochter van Noömi. Ruth was een Moabitische vrouw.) - Wat voor bijzonders doet Ruth voor haar schoonmoeder, Noömi? (Ze blijft trouw aan Noömi, ook al is de man van Ruth gestorven.) - Wat is volgens jou de reden waarom Ruth bij Noömi wil blijven? (Ze wil trouw blijven aan de moeder van haar overleden echtgenoot.) - Ruth kiest ook voor de godsdienst van haar schoonmoeder. Hoe verwoordt zij dat? (‘Jouw god zal mijn god zijn’.) - Waarom en waarheen verhuizen Noömi en haar schoondochters? (Jaren voordien verhuisde Noömi met haar gezin vanuit Betlehem naar Moab omwille van een hongersnood. Na de dood van haar man, Elimelech, besluit zij terug naar haar geboortestad te gaan.) - Wie leert Ruth in Betlehem kennen? (Boaz, een familielid van Elimelech, de overleden man van Noömi.) - Wat doet Boaz voor Ruth? (Dankzij Boaz mag Ruth op zijn veld aren lezen. Hij beveelt de maaiers om haar niet lastig te vallen. Ze mag van hem water uit de kruiken drinken wanneer ze dorst heeft en krijgt brood wanneer ze honger heeft.) - Boaz doet veel meer dan Ruth voorzien van eten en drinken? Wat dan? (Hij wil haar huwen zodat hij voor altijd voor Ruth kan zorgen.) - Waarom denk je dat Boaz met Ruth wil trouwen? - Ruth laat zich makkelijk door Noömi overtuigen om Boaz te verleiden. Waarom is dat denk je? - Als je Ruth zou moeten omschrijven, hoe zou je dat dan doen. (Je zou kunnen zeggen dat Ruth zorgzaam is, vriendelijk, een harde werker, trouw, volgzaam, enz.)
Anders zijn, ontmoeting Route 2: Van een andere godsdienst? Nou en? … Iedereen hoort erbij!
- Op het einde van het verhaal wordt duidelijk dat Ruth de overgrootmoeder is van David. Waarom is dat bijzonder? (Zo blijkt dat Ruth, een vreemde uit Moab, het joodse volk de grootste koning schonk, namelijk koning David.) - Wat heeft dit verhaal volgens jou met het thema ‘anders zijn’ te maken? Opdracht/synthese in het leerwerkboek - In hun leerwerkboek vinden de leerlingen een verkorte versie van het verhaal van Ruth. - Er ontbreken echter woorden. Het is de bedoeling dat de leerlingen de ontbrekende woorden invullen. - Dit zijn de ontbrekende woorden in de juiste volgorde: Noömi, Moab, Betlehem, Boaz, Obed, David en vreemdelinge. - Vervolgens krijgen de leerlingen de opdracht om neer te schrijven welke boodschap in het verhaal over Ruth kan teruggevonden worden. - Mogelijk antwoord: Ruth is een buitenlandse vrouw uit Moab. Zij kiest voor de joodse godsdienst. Later blijkt dat zij een belangrijke rol heeft in de geschiedenis; ze is de overgrootmoeder van koning David.
Alternatief - Ontdekken hoe God in de Bijbel mensen inspireert in het omgaan met anderen (het verhaal van Ruth). - Ontdekken dat christelijk omgaan met anderen inhoudt dat men kiest voor ontmoeten in plaats van voor uitsluiten, b.v. in het verhaal van Cornelius (Hnd. 10). - Muzische vorming - Drama Individueel - Leerwerkboek p. 19-21 Het verhaal van Cornelius wil ons duidelijk maken dat bij het ontstaan van de christelijke
27
Strip: Cornelius, Hnd. 10, 1-48
Lees samen met de leerlingen het stripverhaal in het leerwerkboek. Houd een klasgesprek - Wie was Cornelius? (Cornelius was een aanvoerder in het Romeinse leger, de eerste eeuw na Christus.) - Op een dag kreeg Cornelius een visioen. Wat zag hij tijdens dat visioen? (Een engel die in naam van God Cornelius beveelt om enkele soldaten naar Joppe te sturen om Petrus te gaan halen.) - Heeft Petrus hulp nodig? Zo ja, waarom? (Petrus heeft honger.) - Waaraan denkt Petrus? (Hij denkt aan vlees om te eten. In een visioen ziet hij allerlei dieren en vogels. Maar hij mag als jood geen onrein vlees eten.) - Hoe behandelt Cornelius Petrus? (Cornelius knielt voor Petrus neer.) - Waarom is Petrus met de soldaten meegekomen naar Cornelius? (Eigenlijk mogen joden niet met niet-joden omgaan. Maar God heeft aan Petrus getoond dat geen enkel mens verwerpelijk of onrein is. Daarom is hij meegekomen.) - Als hij daar is aangekomen, komt Petrus tot een inzicht. Welk? (God is er voor iedereen,
Anders zijn, ontmoeting Route 2: Van een andere godsdienst? Nou en? … Iedereen hoort erbij!
gemeenschap, na de dood van Jezus, niet enkel joden zich mochten aansluiten, maar ook heidenen. Ook wie niet leefde volgens de joodse regels, kon toch lid worden van de christelijke gemeenschap.
-
niet alleen voor de joden. Zo was ook Jezus er voor iedereen. Jezus heeft het blijde nieuws aan iedereen verkondigd.) Wat gebeurt er vervolgens met de omstaanders? (Iedereen lijkt na de woorden van Petrus in vuur en vlam te staan.) Waaraan doet dit ‘in vuur en vlam staan’ jou denken? (Ook de apostelen stonden in vuur en vlam op Pinksteren.) Wat is er bijzonder/anders aan dit ‘in vuur en vlam staan’? (Deze keer zijn het nietjoden die in vuur en vlam blijken te staan. In de ogen van de joden leefden de nietjoden in zonde.) Wat besluit Petrus daarom met deze niet-joden te doen? (Hij wil hen dopen.) Waarom mogen ze gedoopt worden? (Al wie bij de eerste christengemeenschap wil horen, kan zich laten dopen, ook wie niet leeft volgens de joodse wetten.) Formuleer in je eigen woorden wat de boodschap van dit verhaal is.
Opdracht/synthese in het leerwerkboek - In het leerwerkboek formuleren de leerlingen een antwoord op de vraag wat de boodschap is van het verhaal. - Mogelijk antwoord: God maakt duidelijk aan Petrus dat hij geen onderscheid mag maken tussen joden en niet-joden die in Jezus geloven. Anders gezegd: Petrus leert om de niet-joden niet meer uit te sluiten.
Alternatief - U: Dieper ingaan op de joodse godsdienst en cultuur als basis voor het christendom Geen Individueel - Leerwerkboek p. 22 Heel wat gebruiken in onze samenleving vinden hun oorsprong in het jodendom. Niet voor niets leven we in een joods-christelijke samenleving. 28
Verbindingsoefening: Was het nu christelijk of joods?
Verbindingsoefening in het leerwerkboek - In het leerwerkboek staan verschillende woorden uit het jodendom en het christendom opgesomd en met elkaar verbonden. Het is de bedoeling dat de leerlingen de lijn volgen om te weten welke woorden bij elkaar horen. - Welke woorden horen bij elkaar? Leerlingen noteren het. - Antwoorden: - Scheppingsweek en de zevendagenweek - Stenen tafelen en Bovenal bemin één God, lieg niet ... - De sabbat en zondag - Pesach en Pasen - Sjaovoeoth en Pinksteren - Oude Testament en Nieuwe Testament
Anders zijn, ontmoeting Route 2: Van een andere godsdienst? Nou en? … Iedereen hoort erbij!
Zo hebben christenen in de eerste eeuwen na de dood van Jezus heel wat feesten van joden overgenomen. Joden en christenen vieren daarom bijvoorbeeld rond dezelfde tijd een paasfeest.
29
Bespreek klassikaal de antwoorden. Klasgesprek - Weet jij waarom de scheppingsweek en de zevendagenweek bij elkaar horen? (Omdat onze zevendagenweek afkomstig is van de schepping in zeven dagen.) - Wist je dat onze rustdag, zondag, afgeleid is van de sabbat uit het jodendom? Weet je waarom dat zo is? (God rustte uit van zijn scheppingsweek, op de sabbat, de zevende dag. Voor de joden is de sabbat (op onze zaterdag) nog een rustdag. De christenen verplaatsen die rustdag naar de zondag, de dag van Jezus’ verrijzenis.) - Hoe weet je dat zowel joden als christenen de Tien Geboden onderhouden? (De Tien Geboden staan zowel in de Bijbel van de joden als in de Bijbel van de christenen.) - Waarom horen Pesach en Pasen bij elkaar? (Tijdens een paasfeest van de joden is Jezus gestorven en verrezen. De joden vieren op hun paasfeest de bevrijding uit Egypte (ten tijde van Mozes). De christenen vieren op hun paasfeest de verrijzenis van jezus uit de dood.)
Anders zijn, ontmoeting Route 2: Van een andere godsdienst? Nou en? … Iedereen hoort erbij!
Land in zicht
Kan ik de stap zetten naar wie ‘anders’ gelooft? De leerlingen leren dat christenen kiezen voor ontmoeting in plaats van voor uitsluiting; zo hoort het trouwens ook in ieders leven en in de klas. Alternatief - U: Bespreken dat in de Koran ook verteld wordt over Abraham, Mozes, Maria, Jezus, maar dat de Koran en de Bijbel hen een verschillende betekenis geven. - Muzische vorming - Beeld Klassikaal - Voor elke groep een A3-blad en enkele stiften - Kopieerbladen p. 18 tot 21 Individueel - Leerwerkboek p. 23-24 Voor christenen is Jezus de Messias. Maar ook voor moslims is Jezus een belangrijk figuur. ‘Isa is voor hen een groot profeet. Ook Mozes is voor moslims een belangrijk profeet. Dankzij Gods openbaring aan Abraham ontstaat het joodse volk. Ook moslims beschouwen hem als hun ‘vader van het geloof’. Belangrijke figuren zoals Jezus, Mozes, Abraham en Maria zijn dus in de drie monotheïstische godsdiensten (jodendom, christendom, islam) van belang.
30
Groepswerk: Jezus of ‘Isa, Maria of Marjam?
Voorbereiding - Kopieer de kopieerbladen: een Bijbelvers en een Koranvers, een schilderij en twee vragen. - Verdeel de klas in vier groepen. Elke groep krijgt het materiaal rond één figuur. Dat wil zeggen dat, als de groep die werkt rond Maria uit vijf leerlingen bestaat, je het kopieerblad ‘Maria/Marjam’ vijf maal moet kopiëren. Groepswerk - Maak vier groepen, elke groep werkt rond een ander figuur: Jezus, Maria, Mozes of Abraham. Elke leerling van de groep krijgt het nodige materiaal: een Bijbelvers, een Koranvers, een schilderij en twee vragen. - Elke groep leest het Bijbelvers en het Koranvers en bekijkt het bijbehorende schilderij aandachtig. Het is de bedoeling dat de leerlingen binnen een groep met elkaar praten over de betekenis van de gelezen verzen en de link met het schilderij. Daarbij dienen ze na te denken over de gelijkenis tussen het Bijbelvers en het Koranvers. Het is niet toevallig dat het schilderij bij beide verzen past. - Als groep komen ze tot een antwoord op de twee vragen die op hun blad geformuleerd staan. - Ze vullen het antwoord in. - Leerlingen hebben de mogelijkheid om op het einde van het groepswerk hun blad in vier te vouwen en in hun leerwerkboek te kleven. Presentatie Nadat de leerlingen het materiaal van hun groep gelezen en verwerkt hebben, is het de bedoeling dat ze klassikaal vertellen over hun figuur en over hoe erover geschreven wordt in de Koran en de Bijbel. - Geef elke groep een A3-blad en stiften. - Op dat blad schrijft elke groep enkele kernwoorden of -gedachten op. Laat hen hier zo creatief mogelijk mee omgaan.
Anders zijn, ontmoeting Route 2: Van een andere godsdienst? Nou en? … Iedereen hoort erbij!
- Dit blad kan hen helpen tijdens de presentatie. - Geef de kans aan klasgenoten om vragen te stellen aan de groep. Nadien schrijven de leerlingen in hun leerwerkboek een besluit op. Vraag wat hun bevindingen zijn na het bestuderen en beluisteren van de verschillende figuren. - Het gedicht dat in het leerwerkboek staat, kan helpen om een klasgesprek op gang te brengen. Waarom geven mensen allemaal verschillende namen aan God? Hoe komt het dat belangrijke figuren uit de Bijbel ook in de Koran aan bod komen? Wat is hun mening hierover? Wat betekent voor hen de vraag: ‘Mag ik jou leren kennen doorheen jouw verhaal?’ - Mogelijk antwoord: Figuren als Abraham, Mozes, Jezus en Maria, spelen zowel in het christendom als in de islam een belangrijke rol, want ze komen zowel in de Bijbel als in de Koran voor.
Alternatief : Gedichten: ‘Anders’-elfjes Geen leerplandoelen
- Muzische vorming - Drama Individueel - Leerwerkboek p. 25 In dit alternatief dienen de leerlingen een ‘elfje’ te schrijven. Dit is een gedicht van elf woorden, verdeeld over vijf regels. De eerste regel telt één woord, de tweede regel twee woorden, de derde regel drie woorden, de vierde regel vier woorden en uiteindelijk de vijfde regel opnieuw één woord.
31
Leesopdracht - In het leerwerkboek staan vier verschillende ‘elfjes’ geschreven door kinderen. Deze dienen als voorbeeld en inspiratie voor de leerlingen. - Lees samen met de leerlingen de vier gedichten. - Bespreek de gedichten: - Wie schreef het ‘elfje’? - Waarover gaat het ’elfje’? - Hoe voelt het kind zich, denk je? - Welk ‘elfje’ spreekt jou het meest aan? Waarom? Schrijfopdracht - Na het lezen van de voorbeelden in het leerwerkboek gaan de leerlingen nu zelf aan de slag: zij moeten zelf een ‘elfje’ schrijven over ‘anders zijn’. - Maak duidelijk dat een ‘elfje’ altijd begint met een hoe-woord (een bijvoeglijk naamwoord). - Eventueel kunnen de leerlingen hun ‘elfje’ daarna voorlezen. - Tip: Je kunt de meest geslaagde ‘elfjes’ ophangen in de klas. Dat kun je bijvoorbeeld doen door de ‘elfjes’ over te schrijven op het laken uit Route 1, Land in zicht, Alternatief 3.
Anders zijn, ontmoeting Route 2: Van een andere godsdienst? Nou en? … Iedereen hoort erbij!
Alternatief Geen leerplandoelen Geen Individueel - Leerwerkboek p. 32 Als afsluiter van dit thema wordt er in dit laatste alternatief gewerkt rond een citaat. Het is de bedoeling dat de leerlingen tijdens de bespreking van deze stelling toepassen wat ze doorheen het thema geleerd hebben.
32
Theologiseren: In harmonie
Theologiseren - In het leerwerkboek staat een citaat: Er bestaat geen harmonie als iedereen dezelfde noot zingt. - Zorg er eerst voor dat de leerlingen alle woorden uit deze zin begrijpen en snappen wat ermee bedoeld wordt. - Laat de leerlingen over dit citaat theologiseren. - Volgende vragen kunnen hierbij helpen: - Moet iedereen dezelfde noot zingen? Met andere woorden, moet iedereen hetzelfde zijn, denken, willen, doen ...? - Hoe ontstaat harmonie in het leven? Met andere woorden, wanneer wordt het leven met anderen leuk?
Anders zijn, ontmoeting Extra uitbreidingsles
EXTRA UITBREIDINGSLES
Uitbreidingsdoel
Kinderen voelen zich uitgenodigd om zelf de verscheidenheid van mensen als een rijkdom te beleven - U: Respect voor de waardigheid van elke mens ondersteunen met enkele artikelen uit de ‘Universele verklaring van de rechten van de mens’ en de ‘Universele verklaring van de rechten van het kind’.
Poster
Rechten van het kind
Voorbereiding - Bestel via de site van het Kinderrechtencommissariaat de gratis poster van de Rechten van het Kind. - WO - Mens - Ik en de ander - WO - Maatschappij - Politieke en juridische verschijnselen Klassikaal - Poster over de Rechten van het Kind, Website ‘Kinderrechtencommissariaat’ (via bordboek) Kinderen hebben heel wat rechten. Deze vinden we terug in de Rechten van het Kind (van de VN). Jammer genoeg worden deze rechten maar al te vaak geschonden. Om kinderen bewust te maken van de rechten die ze hebben, zorgt het Kinderrechtencommissariaat voor allerlei informatief materiaal op kindermaat.
33
Werken met de poster - Je kunt op verschillende manieren met de poster in de klas aan de slag gaan. - Je zou de poster meer dan één keer kunnen bestellen. Op die manier kun je een poster voorzien per drie of vier leerlingen. Als je beslist dit te doen, dan kun je de leerlingen in kleine groepjes laten werken. Geef hen de opdracht om de poster stap voor stap in te kleuren. Ze kleuren alle kinderrechten in: recht op spelen, recht op inspraak, recht op geloof, recht op gezondheidszorg, recht op voeding enz. Zo zal de poster steeds meer ingekleurd geraken. - Een andere mogelijkheid is dat je deze opdracht klassikaal doet. - Je kunt ook een kringgesprek houden aan de hand van de poster. Tip! - Je kunt nog ander gratis materiaal bestellen via de site van het Kinderrechtencommissariaat. Zo kun je jouw leerlingen spelenderwijs laten kennismaken met de Rechten van het Kind.
Anders zijn, ontmoeting
Bijlage – Inhoud Verhaal: Het Latruncomplot Bezinningstekst: Verschillen dichterbij Lied: Respect Bijbelverhaal: Ruth, Ruth 1-4
34
p. 35-41 p. 42 p. 43 p. 43-44
Anders zijn, ontmoeting
Verhaal: Het Latruncomplot (zie Route 1, Kaart lezen, Alternatief 1, p. 8)
Mokkend zit Benjamin aan de ontbijttafel. De boterham met kaas smaakt hem niet, de melk vindt hij niet lekker. De yoghurt is te zuur, de jam smaakt raar. Hij kijkt rond en merkt dat de verf van de muur afbladdert. Het raam van de kamer zit veel te hoog en toont enkel de blauwe lucht. Papa en mama praten in het Engels met een andere gast aan tafel. Benjamin vindt die vrouw maar raar. Ze heeft een grote, rode cape aan, ze doet hem denken aan Sinterklaas. De grote broers van Benjamin zitten te keuvelen en te lachen. Benjamin vraagt zich af waarom zij zo gezellig zitten te lachen, hier is niets gezelligs in dit duffe klooster. Aäron, Simon en Jacob maken plannen. Ze spreken af wat ze vandaag zullen doen. ‘Niks doen we vandaag,’ denkt Benjamin, ‘want in dit klooster valt niets te beleven.’ Er is geen tv, geen computer, geen speeltuin, geen zwembad, geen fitness, geen sauna … Er is wel een kerk. Ja, spannend, leuk! ‘Op reis naar Israël?’, had Maaike op school gezegd. ‘Wat leuk! Ik ben ook al in Eilat geweest. Mooi is het daar. Je kunt daar heerlijk duiken. Ons hotel was de max!’ Hotel? Niks hotel! Het gezin van Benjamin logeert in een klooster in Latrun, niet ver van Jeruzalem, maar wel heel ver weg van Eilat! Benjamin deelt zijn slaapkamer met Jacob. Nou ja, slaapkamer? Benjamin vindt het een cel. Twee metalen bedden staan tegen de kale muren geschoven. Hun kleren hebben ze in de gammele kast gelegd. Een gordijn scheidt de slaapkamer van de badkamer. Nou ja, badkamer. Die stelt ook al niet veel voor: een toilet en een wel heel eenvoudige douche. Door het slaapkamerraam kan hij de tuin van het klooster zien. Benjamin was zeer ontgoocheld toen hij merkte dat de speeltuin en het zwembad ontbraken. Hij zag alleen maar een grote moestuin waarin paters aan het werken waren. Deze morgen was hij om zes uur wakker geworden door de kerkklokken die hem wekten. Papa en mama waren om zes uur naar de mis gegaan. Waren die nu helemaal gek geworden? Op vakantie gaan, voor dag en dauw opstaan en om zes uur ’s morgens naar de mis gaan! Hoe gek kun 35
je het bedenken? ‘Dat doen we uit eerbied’, had mama gezegd. ‘Wij mogen in dit klooster logeren, dan is het toch normaal dat we de gebruiken overnemen?’ Benjamin vindt het helemaal niet normaal. Je gaat niet op vakantie om naar de mis te gaan, dat kun je thuis ook! Benjamin vraagt zich af of mama en papa misschien hun verstand verloren zijn op het vliegtuig. Misschien is dit wel een ongekende ziekte: de vliegtuigziekte, de vluchtgekte, de luchtwaanzin … ‘Denk maar niet dat ik vandaag kerken ga bezoeken’, zegt Benjamin vastberaden. Iedereen kijkt verbaasd op en zwijgt. ‘Ik wil spannende dingen doen,’ gaat hij verder, ‘ik heb thuis de kerk al gezien. Als je één kerk hebt gezien, heb je ze allemaal gezien!’ Hij schuift de reisgids, die hij van papa kreeg, opzij. Hij weigert erin te kijken. Er staan alleen maar kerken in, denkt hij, en de rest interesseert hem ook niet. ‘Dan zul je hier alleen in het klooster moeten blijven’, zegt papa droog en hij steekt een verse dadel in zijn mond. ‘Mmm, lekker zijn die’, zegt hij tegen mama. Benjamin voelt de tranen prikken. Hoe kan hij nu zijn dag doorbrengen in het klooster? Zonder tv, zonder computer … De oom van papa komt binnen. Hij is de prior van het klooster. Hij draagt een habijt, een lang wit kleed tot op de grond. Daarover draagt hij een bruin scapulier. Hij ziet er helemaal anders uit dan de paters die in de tuin werken in een broek en trui. Oom prior kijkt bedrukt. Hij heeft een grote envelop in zijn handen. ‘Dit kreeg ik deze morgen met de post’, vertelt hij aan iedereen. ‘Het is een heel belangrijke brief. Misschien bevat hij zelfs de oplossing voor het probleem hier in Israel.’ Benjamin kent het probleem in Israel. Er is veel onenigheid in het land. Er wordt vaak gevochten. Het is niet altijd veilig in dit land. Oom prior haalt een brief uit de envelop. ‘Het gouden hart brengt je naar het begin van de vrede. BGDI 17. Tel op belangrijke plaatsen’, leest hij voor. ‘Ik zou zo graag op zoek gaan,’ zegt oom prior, ‘vrede is zo belangrijk! Maar buiten zitten drie bedoeïenen op mij te wachten. Ze komen hulp vragen aan mij. Ik kan die mensen toch niet in de steek laten, ook al
Anders zijn, ontmoeting
hebben ze een andere godsdienst.’ Aäron neemt de brief van oom prior over, hij bestudeert hem met gefronste wenkbrauwen. ‘BGDI 17, dat is een code’, mompelt hij. Benjamin kijkt naar de reisgids die hij daarnet opzij schoof: Baerdemakers gids door Israel staat er op de kaft. Benjamin neemt de gids op. ‘BGDI: Baerdemakers gids door Israel’, zegt hij. De drie broers springen recht. ‘Fantastisch,’ roept Simon, ‘wat ben jij slim!’ Benjamin gloeit van trots, hij voelt zich bijna zo knap als Aäron die al jaren naar de universiteit gaat. ‘Maar wat betekent die 17 dan?’ vraagt Jacob zich af. ‘De pagina misschien?’ antwoordt Benjamin aarzelend. Aäron opent de reisgids op pagina 17. ‘Via Dolores’, leest hij. ‘Dat is in Jeruzalem’, leest Jacob over zijn schouder mee. ‘Het zou wel fijn zijn als we het begin van vrede vonden,’ zegt Simon, ‘maar hoe geraken wij in Jeruzalem om daar te gaan zoeken?’ Oom prior heeft een idee: ‘Jullie mogen het busje van het klooster gebruiken. Aäron, jij hebt toch een rijbewijs?’ ‘Jazeker,‘ zegt Aäron, ‘maar mama en papa dan?’ Papa wuift het probleem weg: ‘Ach, wij redden ons wel.’ Hij knipoogt naar mama die het knipoogje met een knikje beantwoordt. Benjamin springt recht. ‘Wat spannend! Kunnen we nu vertrekken?’ De broers van Benjamin staan op. Ze halen hun identiteitskaarten en reispassen. Aäron krijgt de autosleutels van oom prior. Nadat papa en mama hen op het hart gedrukt hebben voorzichtig te zijn, vertrekken de broers. Buiten op het terras zitten de bedoeïenen nog te wachten. Roerloos zitten ze op een bank, ze staren treurig voor zich uit, gekweld door zo veel tegenslag in de woestijn. De bedoeïenen leven in tenten en trekken met hun schapen door de woestijn. Maar hun schapen sterven van de honger, heeft oom prior uitgelegd. Het heeft al lange tijd niet meer geregend en er groeit geen gras meer. De bedoeïenen hopen dat hun schapen op de weides van het klooster mogen grazen. Benjamin hoopt met hen mee. Oom prior zal wel een oplossing vinden, hoopt hij. 36
De vier broers stappen in het busje van het klooster. Het rammelt en kraakt, maar het rijdt. Dat is het belangrijkste. Simon zit met de landkaart op zijn schoot naast Aäron die aan het stuur zit. De vier broers zijn goedgeluimd. ‘Een echt avontuur, zoiets als “de Da Vinci Code”’, zegt Aäron. ‘Maak dat mee!’, grinnikt Simon. Na een halfuurtje rijden komen ze in Jeruzalem aan. Aäron vindt een parkeerplaats buiten de stad. Samen gaan ze op pad. ‘Jeruzalem is verdeeld in vier delen. Je hebt het joods, het islamitisch, het Armeens en het christelijk kwartier’, legt hij uit terwijl ze door de stad wandelen. Benjamin haalt zijn schouders op. ‘Ik begrijp er niets van’, moppert hij. ‘Je zult het snel genoeg begrijpen’, lacht Simon. Met behulp van het stadsplan vinden ze de Via Dolorosa. Dat is de weg die Jezus volgde naar Golgota, de plaats waar hij gekruisigd werd. Benjamin kan zich niet inbeelden dat Jezus hier ooit gestapt heeft. De weg lijkt niet op de prenten in zijn godsdienstboek of in de kinderbijbel. De straat is heel smal en leidt naar een imposante kerk, de kerk van het Heilig Graf. De vier broers gaan naar binnen. ‘Is dit een kerk?’, vraagt Benjamin zich verwonderd af. Geboeid kijkt hij rond en loopt verder. De kerk lijkt op een labyrint, een doolhof. Overal zie je kapellen met altaren, sommige sober, andere kleurig, nog andere weer overdreven versierd met goud en zilver. Via allerlei trappen komen ze in andere delen van de kerk. Priesters in een lang zwart kleed staan biddend voor het altaar of manen mensen aan tot stilte. ‘Priesters in lange zwarte kleren, paters in lange witte kleren … Wat loopt onze pastoor er toch maar gewoontjes bij’, bedenkt Benjamin. Hij ziet hoe sommige mensen telkens weer kruistekens maken, steeds opnieuw. ‘Waarom doen ze dat?’, vraagt Benjamin fluisterend aan Jacob. ‘Dat zijn Grieks-orthodoxe christenen,’ fluistert Jacob, ‘zij maken telkens een kruisteken als ze een afbeelding zien van Jezus en niet enkel voor een gebed, zoals wij dat doen.’
Anders zijn, ontmoeting
Benjamin kijkt rond, ziet heel veel schilderijen en glimlacht: ‘Ze zullen nog heel veel kruistekens moeten maken’, zegt hij stilletjes. Jacob giechelt. Met het plan van de kerk in de hand, wat is zo’n reisgids toch handig, vinden de vier broers de plaats waar het kruis stond en de plaats waar het graf van Jezus was. Uiteindelijk komen ze weer buiten. ‘Wel grappig, een kerk als een doolhof’, grapt Benjamin. ‘Daar kun je lekker in verdwalen.’ ‘Die kerk is anders dan onze kerk,’ zegt Aäron ernstig, ‘toch dient ze hetzelfde doel: het is een plek om te bidden en om God te ontmoeten.’ ‘Misschien speelt God graag verstoppertje’, denkt Benjamin, maar hij houdt wijselijk zijn mond. De jongens stappen weer over de straat, langs een trap naar omhoog. ‘Een trapstraat, hoe gek’, denkt Benjamin. Bovenaan de trap staan kleine huisjes. Drie zwarte vrouwen staan gezellig te kletsen voor hun deur. ‘Nu staan we bovenop de kerk’, vertelt Aäron. Benjamin kijkt hem ongelovig aan. ‘Je maakt een grapje’, zegt hij. ‘Wie woont nu bovenop een kerk? Bij ons wonen alleen maar duiven en uilen boven de kerk.’ Aäron maakt geen grapje. Benjamin staart de vrouwen verbijsterd aan maar Jacob geeft hem een duw: staren is onbeleefd. Aäron en Simon hebben zich ondertussen terug over de reisgids en de code gebogen. ‘Tellen wijst de weg’, mompelt Simon. ‘Maar wat moeten we tellen?’ ‘Misschien het aantal trappen?’ ‘Het aantal kapellen?’ Wat ze ook tellen, het aantal brengt hen nooit naar een pagina die een aanwijzing geeft. ‘Tel op belangrijke plaatsen,’ zegt Jacob, ‘ik weet het! Volg mij!’ Jacob begint te rennen, de anderen volgen hem. Jacob brengt hen tot op de plaats waar het kruis van Jezus heeft gestaan. ‘Dit is een belangrijke plaats! Wat kunnen we hier tellen?’ Benjamin kijkt rond. ‘Zo veel olielampen, laat ons de lampen tellen.’ Ze tellen er vijfentwintig. Op pagina vijfentwintig in de reisgids staat de Klaagmuur beschreven. 37
Aäron klopt Benjamin op de schouder: ‘Jij bent een krak, Benjamin!’ De vier broers raadplegen het stadsplan en gaan op stap. Ze lopen door de straten van het islamitisch kwartier, het deel van de stad waar de moslims wonen. De straatjes zijn er heel erg smal, sommige zijn overdekt. Het ene winkeltje leunt tegen het andere. Er wordt van alles verkocht: schoenen, kleren, vlees, stoffen, groenten en fruit en ontzettend veel souvenirtjes. Het is er nog veel drukker dan op de zaterdagse markt op het plein in het dorp van Benjamin. De winkeliers prijzen hun waren aan. Kopers dingen af, ze onderhandelen over de prijs tot koper en verkoper akkoord gaan. ‘Wat raar,’ vindt Benjamin, ‘stel je voor dat wij in de supermarkt een lagere prijs zouden vragen. Iedereen verklaart ons voor gek.’ Plots stopt de mensenstroom in de straatjes. Benjamin hoort het geroffel van een trom. Aäron tilt Benjamin op en houdt hem boven de hoofden van de mensen zodat hij kan zien wat er gaande is. Hij ziet jongens in een rij achter elkaar stappen. Ze stappen netjes op het ritme van de trom. Ze dragen een uniform met rode kwastjes aan de schouders. Ze hebben een rode baret op met een gele pompon, om hun hals dragen ze een das. ‘Zijn dat soldaten?’, vraagt Benjamin. ‘Nee,’ antwoordt Aäron, ‘het zijn scouts.’ ‘Ach, loop weg, dat kan niet’, roept Benjamin verontwaardigd. Hij denkt dat Aäron hem voor de gek houdt. Maar Aäron grapt niet, het zijn echt scouts. Hun uniform is piekfijn in orde en met geheven hoofd stappen ze in een kaarsrechte rij achter de trommelaar. ‘Dat ziet er heel anders uit dan het zootje ongeregeld waar jij op stap mee gaat!’, lacht Simon. Benjamin is boos, maar het is wel waar. Als hij met de scouts op stap gaat, lopen ze nooit in een rij, en het uniform laat al helemaal te wensen over: hemd open en los uit de broek, broeken met lappen erop, iedereen heeft andere kousen en schoenen aan en een pet dragen ze nooit. ‘Zouden zij ook soms spelen?’, vraagt Benjamin zich af.
Anders zijn, ontmoeting
‘Natuurlijk,’ lacht Aäron, ‘straks als ze buiten de stad zijn, spelen ze net zoals jullie spelletjes op het gras.’ Met de gsm van Aäron neemt Benjamin een foto van de scouts. Dat wil hij wel eens tonen aan zijn leider, die onberispelijk nette uniformen vindt hij zo gaaf. Wanneer de scouts voorbij zijn, komt de mensenmassa weer in beweging. De jongens gaan verder en komen in het joods kwartier. Hier zijn geen winkeltjes meer. De straatjes zijn nog steeds smal, geen auto kan er door. Via allerlei smalle steegjes komen ze op een plein terecht. Aan de overkant van het plein is een grote muur gebouwd met enorme rotsblokken. Bij die muur staan joodse mannen, sommigen hebben een zwart pak aan en een zwarte hoed op, anderen zijn gewoon gekleed en hebben enkel een keppel op hun hoofd. Ze bidden wiegend, het lijkt alsof ze tegen de muur praten. De jongens gaan ook bij de muur staan. Simon leest in de reisgids en vertelt dat de muur het laatste overblijfsel is van de tempel uit Jezus’ tijd. ‘Was dit de tempel waar ook Jezus kwam bidden?’, vraagt Benjamin zich af. ‘Waarom bidden hier nu joden?’ Aäron legt uit dat Jezus een jood was en dat de joodse godsdienst de basis vormt voor het christendom. ‘De joodse Bijbel is niet alleen een heilig boek voor de joden’, vertelt Aäron. ‘Wij, christenen, lezen er ook in.’ ‘Ik niet’, zegt Benjamin verontwaardigd. ‘Toch wel’, lacht Aäron. ‘Wij noemen die bijbel het Oude Testament.’ ‘Wij bidden tot dezelfde God,’ denkt Benjamin terwijl hij naar de wiegende mannen kijkt, ‘maar wij doen het anders.’ Benjamin laat zijn blik over de reusachtig grote stenen dwalen. ‘Jezus heeft hier ooit gestaan,’ denkt hij, ‘misschien heeft hij deze steen aangeraakt.’ Benjamin raakt de muur aan en ziet dan honderden briefjes zitten in de voegen tussen de rotsblokken. Hij wil er een uitnemen. ‘Niet doen!’, zegt Aäron snel. ‘Dit zijn briefjes die de joden in de muur stoppen.’ ‘Waarom?’, vraagt Benjamin verwonderd. ‘Op die briefjes schrijven de joden speciale verzoeken en vragen ze genade aan God.’ 38
Benjamin kijkt naar de mannen die met gesloten ogen staan te bidden. ‘Waarom vragen wij nooit iets aan God?’, vraagt Benjamin. ‘Dat doen we toch tijdens de mis?’, zegt Simon. ‘Tijdens de voorbeden bidden we en vragen we ook dingen aan God.’ Benjamin glimlacht verlegen. Hij luistert nooit naar de voorbeden, veel te saai. Misschien doet hij dat beter toch een keer. Jacob is ondertussen aan het rondkijken. ‘Wat moeten we tellen?’, vraagt hij. ‘Als het de stenen zijn, dan zullen we lang bezig zijn.’ De vier broers vinden niet onmiddellijk wat ze moeten tellen. Jacob leest in de reisgids: ‘De muur is zestig meter lang.’ Dan zoekt hij pagina zestig. De broers kijken gespannen mee. Op pagina zestig staat de Rotskoepel, de moskee met de gouden koepel, op het tempelplein bovenop de Klaagmuur. De vier jongens rennen naar de trap die hen naar het tempelplein leidt. Om de moskee te bezoeken moeten ze een toegangsticket kopen. Wat gek, vindt Benjamin, betalen om te gaan bidden. Voor ze naar binnen gaan, moeten ze hun schoenen uitdoen. Op hun kousen gaan ze naar binnen. In de moskee staan geen stoelen zoals in de kerk. Er liggen overal tapijten waar mannen biddend op neerknielen, ze buigen diep met hun hoofd tot op de grond. Wat een eerbied voor God, denkt Benjamin. De vier broers mogen niet overal komen omdat ze geen moslims zijn. Benjamin geniet van de pracht in de moskee. Het lijkt wel alsof alles van goud is. Het schilderwerk op muren en plafonds is ongelooflijk fijn en heel kunstig. ‘Ben-yamin!’ Benjamin schrikt. Roept iemand hem? Een jongetje huppelt naar zijn moeder. Een moslimkindje met zijn naam, het verrast hem maar hij vindt het wel fijn. Jacob is alweer druk aan het nadenken. Wat moet hij hier tellen? Benjamin heeft het al lang gezien. ‘Kijk naar de vorm van de moskee’, zegt hij tegen Jacob. ‘Een perfecte achthoek’, stelt Jacob vast. Hij bladert naar pagina acht: de Geboortekerk.
Anders zijn, ontmoeting
De vier broers verlaten de moskee. Het is al middag geworden en de honger knaagt. Op een gezellig terrasje in het joods kwartier eten ze een lekkere falafel. Dat is een oosterse hamburger, heeft Aäron verteld. Benjamin vindt een Israëlische falafel veel lekkerder dan een Belgische hamburger, maar de cola smaakt net hetzelfde. Na het middagmaal rijden de vier broers naar de Geboortekerk in Betlehem. Voor ze Betlehem binnenrijden, moeten ze hun reispassen tonen aan soldaten met een wapen over de schouder. Dat vindt Benjamin heel eng. Hij denkt aan de kinderen die elke dag voorbij die soldaten moeten gaan, zouden zij dat ook zo eng vinden? Hij weet al langer dat er onvrede is tussen de joden en de Palestijnen. Maar nu hij zelf die dreiging voelt, is dat heel confronterend voor hem. ‘Is het verschil tussen joden en Palestijnen dan zo groot dat ze niet in vrede kunnen samenleven?’, vraagt hij zich af. Aäron parkeert het busje vlakbij de Geboortekerk. Volgens de reisgids is de kerk gebouwd op de plaats waar de stal stond waarin Jezus geboren werd. Voor de kerk is een groot plein. Gezang schalt uit luidsprekers op de kerk en ander gezang schalt uit luidsprekers op de moskee aan de overkant van het plein. De klanken botsen tegen elkaar. Benjamin zet zijn handen tegen zijn oren. Dit is zo lelijk, waarom laten ze niet dezelfde muziek horen? De ingang van de kerk is piepklein. Aäron en Simon moeten zich bukken om binnen te gaan. ‘Is dit de achterdeur?’, vraagt Benjamin verwonderd. ‘Nee,’ zegt Aäron, ‘dat is de hoofdingang. Die is lang geleden zo klein gemaakt zodat niemand nog met zijn paard kon binnenrijden.’ Dat maakt Benjamin aan het lachen. Stel je voor, met je paard in de kerk, tof toch? Binnen moeten de ogen van Benjamin even aan het donker wennen. Hij ziet bijna niets. ‘Hier is niets in de kerk!’, stelt Benjamin verwonderd vast. Er staan geen stoelen of banken, de vloer is leeg. Imposante pilaren overheersen de kerk.
39
De broers dalen via een trapje af naar een kleine ruimte waar Jezus geboren is. Er zit een vrouw op haar knieën bij een ster op de grond. Ze raakt de ster aan en huilt ontroerd. Benjamin kijkt vragend naar Aäron. Waarom weent die vrouw nu, vraagt hij zich af. Aäron zegt: ‘De mensen geloven dat dit de plaats is waar Jezus geboren is.’ ‘Moet die vrouw daarom huilen?’, vraagt Benjamin. ‘Ze huilt van ontroering, van geluk’, legt Aäron uit. Benjamin raakt de ster aan, het doet hem niet huilen. Hij vindt het maar gewoon een ster in een steen. Terug in de kerk stelt Jacob opnieuw de vraag: ‘Wat moeten we tellen? De kerk is leeg, hier is niets om te tellen.’ Benjamin wijst naar de pilaren: ‘De pilaren misschien?’ De jongens beginnen te tellen: vierenveertig pilaren. Jacob bladert in de reisgids naar pagina vierenveertig: Latrun! Het dorp waar ze logeren. Teleurgesteld keren de vier broers terug naar het busje. ‘Misschien kunnen we nog …’, probeert Jacob. ‘Nee,’ zegt Aäron resoluut, ‘we moeten terug naar het klooster in Latrun, het busje moet voor vier uur binnen zijn.’ Jacob is stil en kijkt mokkend naar buiten. ‘Het was toch een fijne dag, ook al hebben we het gouden hart niet gevonden’, zegt Benjamin. Aäron en Simon kijken even om en lachen naar Benjamin. Jacob begint weer in de reisgids te lezen. ‘In Latrun is ook nog een ruïne van een kruisvaarderskasteel’, leest hij in de gids. ‘Dat is interessant,’ zegt Simon, ‘geef mij die gids eens.’ ‘Kruisvaarder, wat is dat?’, vraagt Benjamin. ‘In de middeleeuwen vonden de christenen het nodig Jeruzalem te bevrijden van moslims en joden’, vertelt Aäron. ‘Met duizenden trokken mannen naar hier om tegen hen te vechten. Ze werden de kruisvaarders genoemd. Ze vochten voor God. Je zult op school nog wel over hen leren.’ Benjamin schudt zijn hoofd.
Anders zijn, ontmoeting
‘Hoe kan dat nu?’, zegt hij. ‘God wil toch niet dat wij vechten en oorlog voeren?’ ‘Dat heb je goed begrepen’, antwoordt Aäron. Wanneer ze toekomen in Latrun, heeft Simon reeds de nodige informatie gevonden in de reisgids. De ruïne ligt op loopafstand van het klooster en wordt momenteel bewoond door een groep christenen. Ze besluiten er samen naartoe te stappen. In de voortuin zien ze hoe het busje van het klooster wordt volgestouwd met grote, grijze zakken. ‘Is dat voor het containerpark?’, vraagt Benjamin aan oom prior die met opgestroopte mouwen helpt sjouwen. ‘Nee, Benjamin,’ antwoordt oom, ‘dit zijn zakken vol kleren, speelgoed en droge voeding. We brengen die morgen naar Libanon, een heel arm buurland. Aan de grens staan mensen ons op te wachten. Zij zullen alles tussen de armen verdelen.’ ‘Dat is net zoals Missiehulp’, zegt Benjamin. ‘Soms krijgen wij op school een briefje van missiehulp. Met dat briefje vragen ze ons kleren, speelgoed en droge voeding te verzamelen voor mensen die het niet zo breed hebben als wij. Iedereen brengt dan zakken kleren mee naar school. De directeur stapelt de zakken op in de gang. Soms kunnen we bijna niet meer door tot missiehulp de zakken komen ophalen.’ ‘Wij doen net hetzelfde’, zegt oom prior, ‘we verzamelen goederen om de armen te helpen.’ Terwijl Benjamin staat te kijken naar het gesleep met de zakken, staan zijn drie broers al te popelen aan de poort. ‘Komaan, Benjamin,’ roepen ze, ‘kom je nu nog?’ Benjamin rent naar hen toe en samen gaan ze op stap door het droge landschap. Weldra bereiken ze de ruïne. Er blijft niet veel meer over van het kasteel. Dikke muren, kelders, een brugje … Maar aan de achterkant zien ze een poort met een bel, een moderne bel. Simon belt aan en een heel vriendelijke man komt opendoen. De broers spreken Engels met de man, Benjamin verstaat er niets van. De broers zijn welkom. Ze komen op het binnenplein van het kasteel. Op het plein liggen bloemperken. En overal zien ze bloempotten. Het is een zee van kleuren, geuren en rust.
40
Benjamin kijkt rond. Hij ziet dat in de ruïne van het kasteel huisjes zijn gebouwd. Dat merk je helemaal niet aan de buitenkant van het kasteel, wat raar. De mensen die tussen de bloemen lopen, zijn heel stil. Ze praten niet, ze knikken vriendelijk en glimlachen, ze schuifelen geluidloos voorbij. De man brengt de jongens naar de ridderzaal, dit is nu de vergaderzaal. Daar geeft de man hen ijskoud citroenwater. Het is heerlijk verfrissend na de snikhete wandeling naar de ruïne. De man praat heel zacht met de broers, nog steeds in het Engels. Benjamin geeft zijn ogen de kost. Hij stelt zich voor hoe hier vroeger ridders met zwaarden rondliepen. Hij schudt die gedachte van zich af. Benjamin houdt meer van de stille rust dan van oorlog en moorden. Na een tijdje staat de man op en leidt de jongens naar de kapel. ‘De man brengt ons naar de bron van de vrede’, fluistert Aäron in het oor van Benjamin. Heel stil betreden ze de kapel. Verbaasd kijkt Benjamin rond. Er staat een klein altaar in de kapel. Naast het altaar staat een kandelaar met een grote kaars. Tegen de muren staan banken. Geen schilderijen versieren de muren, geen afbeeldingen, geen olielampen. Geen muziek is te horen. Alles is zo sober en stil. De man gaat op de bank zitten en zwijgt. De jongens volgen zijn voorbeeld. Het wordt ondraaglijk stil. Benjamin kijkt naar het altaar. Achter het altaar is de dikke muur van het kasteel weggevallen, afgebrokkeld in de loop van honderden jaren. De muur werd vervangen door een groot raam. Benjamin staat op en wandelt naar het raam, hij kijkt naar het dorre landschap met cactussen en eucalyptusbomen. Plots draait hij zich om. ‘Ik heb het gevonden’, zegt hij stil. Zijn broers kijken hem nieuwsgierig aan. ‘Het gouden hart brengt je naar het begin van vrede.’ De broers knikken: ja, zo staat het in de opdracht. Benjamin wijst op zijn borst. ‘Het begin van vrede ligt in ons eigen hart. Vrede begint bij onszelf.’ De man knikt, alsof hij Nederlands begrijpt. Misschien begrijpt hij het omdat de taal van vrede voor iedere mens gelijk is? De broers glimlachen: ‘Wat knap van je,’ zegt Simon stil, ‘je hebt de oplossing gevonden.’
Anders zijn, ontmoeting
De vier broers nemen afscheid van de man en bedanken hem hartelijk voor de fijne ontvangst. Samen stappen ze terug naar het klooster. Het wordt avond en de magen beginnen te knorren. Op het terras komen ze mama en papa tegen. ‘Wat hebben jullie vandaag gedaan?’, vraagt Benjamin nieuwsgierig aan zijn ouders. ‘We reden met de taxi naar Jeruzalem,’ vertelt papa, ‘daar hebben we de kerk van het Heilig Graf bezocht.’ ‘Daarna gingen we naar de Klaagmuur,’ vult mama aan, ‘en we bezochten de Rotskoepel.’ ‘Dan zijn we naar de Geboortekerk gereden en …’ Benjamin knijpt zijn ogen tot spleetjes. Hij begint het te begrijpen: die geheimzinnige brief kwam van zijn ouders. Dit was een complot! ‘Jullie hebben allemaal samengespannen om mij naar de kerken te krijgen!’, roept hij. Mama en papa lachen. ‘En jij wist het ook’, zegt Benjamin tegen Aäron. Aäron kijkt naar boven, naar de denkbeeldige vogels in de lucht, en fluit. ‘En jij?’, vraagt Benjamin aan Simon. Simon grinnikt. ‘Ik wist echt van niets,’ zegt Jacob snel, ‘ik ben er, net zoals jij, aardig ingelopen.’
41
‘En oom prior?’, vraagt Benjamin. ‘Hoor ik mijn naam?’, zegt oom prior die net met een grote brief binnenkomt. ‘Kijk eens wat ik tussen de zakken vond? Weer een geheimzinnig brief!’ ‘Jaja, dat zal wel!’, zegt Benjamin. Oom prior kijkt naar mama en papa. ‘Heeft hij het door?’, vraagt hij. ‘Ja, HIJ heeft het door,’ zegt Benjamin lachend, ‘maar ik vind het helemaal niet erg, hoor. Ik heb een supertoffe dag gehad. Laat die nieuwe opdracht maar komen.’ Oom prior wijst naar het volgeladen busje. ‘De zakken met hulpmiddelen moeten naar de grens van Libanon gebracht worden, kunnen jullie daarvoor zorgen?’ Jacob en Benjamin slaken een kreet van vreugde. Ze openen de landkaart en stippelen de route uit, voorbij het meer van Galilea waar Jezus met zijn vrienden viste, voorbij Nazareth waar hij opgroeide, voorbij de Jordaan waar hij gedoopt werd door Johannes de doper … Mama, papa, Aäron, Simon en oom prior wisselen een blik en knikken tevreden: plan geslaagd. Dat ze volgende week naar Eilat zullen doorreizen voor een luxeverblijf aan de zee bewaren ze nog even als verrassing. (Geschreven door: Mie Reyniers)
Anders zijn, ontmoeting
Bezinningstekst: Verschillen dichterbij (zie Route 1, Land in zicht, Alternatief 1, p. 19)
De jongen met het rode haar, het meisje met de grote oren, de jongen met de harde stem, het meisje met de korte benen. Ik zie ze van buiten, ik ken ze bij naam, maar zie ik ook hun verlangen, om gewoon bij mij te staan? De jongen die niet voetballen kan, het meisje dat geen poppen heeft, de jongen die twee vaders heeft, het meisje uit een ander land. Ik zie ze van buiten, ik ken ze bij naam, maar zie ik ook hun verlangen, om gewoon bij mij te staan? De jongen die van dansen houdt, het meisje dat zoveel auto’s kent, de jongen die graag mee opruimt, het meisje dat de doelman is.
Ze zijn soms zo anders, zo anders dan ik, maar zou het wel fijn zijn, als iedereen gelijk is en is zoals ik? Iedere jongen die ik zie, ieder meisje dat ik ken, ieder heeft iets wat anders maakt. Voor Jezus zijn het allen ‘kinderen van God’. Hij kan van hen houden, Zijn hart klopt voor elk. Ook ik ben wat anders, ik zit in een eigen vel. Ook vanbinnen ben ik anders, ik heb mijn eigen droom. Zet mij daarom niet opzij. Kijk liever naar mij zoals Jezus. Of doe minstens zoals ik probeer: ik zet al een stap naar jou. (Geschreven door: Rik Renckens)
42
Anders zijn, ontmoeting
Bijbelverhaal: Ruth, Ruth, 1-4
Lied: Respect (zie Route 1, Land in zicht, Alternatief 2, p. 20)
Sommige mensen houden van lasagne Andere mensen dan weer ni Sommige mensen drinken champagne Andere mensen ne Fristi Sommige mensen poetsen hun tanden Andere mensen dan weer ni Sommige mensen eten met hun handen Andere mensen eten ni Sommige mannen zijn zwaar geschapen Andere schapen hebben weinig wol Sommige mensen gebruiken geen wc-papier Voor sommige mensen speelt da gene rol Sommige dames dragen een hoofddoek Andere madammen dan weer ni Sommige mannen dragen nooit een onderbroek Het gaat dus ni alleen om da wa da ge zie Zoveel mensen, zoveel wensen en zoveel verschillen Zoveel mensen die vanbinnen toch hetzelfde willen (Geschreven door: Pieter Embrechts/Muziek: Winok Seresia (alias Kapitein Winokio))
(zie Route 2, Koers varen, Alternatief 1, p. 26)
Elimelech, zijn vrouw Noömi en hun twee zonen trokken weg uit Betlehem. Er heerste hongersnood in het land en daarom hadden ze het besluit genomen een tijd in Moab door te brengen. Nadat ze een tijdje als vreemdelingen in Moab geleefd hadden, stierf Elimelech. De twee zonen trouwden met Moabitische vrouwen, maar na een tiental jaren stierven ook de zonen. Noömi bleef alleen achter met haar twee schoondochters, Orpa en Ruth. Toen Noömi vernam dat het weer goed leven was in haar land, besloot ze terug te keren naar de plaats waar ze vroeger gewoond had. ‘Blijf maar in jullie eigen geboorteland’, zei Noömi tegen haar schoondochters. ‘Ik heb jullie niets meer te bieden. God heeft zich tegen mij gekeerd. Ik wil jullie niet tot last zijn. Blijf hier zodat jullie opnieuw kunnen trouwen.’ Opra en Ruth begonnen te huilen, ze hadden samen zoveel verdriet geleden en gedragen. Opra kuste Noömi ten afscheid en keerde terug naar haar familie. Maar Ruth wou van geen wijken weten. ‘Ik blijf bij jou, Noömi’, zei Ruth. ‘Waar jij gaat, zal ik gaan, jouw volk zal mijn volk worden, jouw God zal mijn God zijn. Ik blijf bij jou tot de dood ons scheidt.’ Noömi zag dat Ruth vastbesloten was en ze drong niet langer aan. Samen reisden ze verder tot in Betlehem. In Betlehem waren de mensen blij verrast Noömi terug te zien. ‘Noömi, ben jij dat?’, vroegen ze. ‘Noem me niet langer Noömi,’ antwoordde Noömi verbitterd, ‘ want Noömi betekent “de gelukkige”. Noem me maar Mara, de bittere, want God heeft zich tegen mij gekeerd. Ik keer met lege handen terug. Mijn man en mijn twee zonen zijn gestorven. Geluk is ver te zoeken.’ Noömi en Ruth gingen in Betlehem wonen. Ze waren arm en om in leven te kunnen blijven, stelde Ruth voor om aren te lezen op het land. ‘Doe dat, mijn dochter’, zei Noömi. Ruth ging naar het veld waar ze de toelating kreeg om achter de maaiers de achtergebleven aren op te rapen.
43
Anders zijn, ontmoeting
Het toeval wilde dat het veld toebehoorde aan Boaz, een familielid van Elimelech, de overleden man van Noömi. Later op de dag kwam Boaz eraan. Hij keek met genoegen naar de mooie, jonge vrouw en vroeg zich af wie zij was. ‘Dat is de Moabitische vrouw die met Noömi is teruggekeerd’, vertelden de maaiers. ‘Ze kan heel hard werken, ze heeft nog maar nauwelijks gerust.’ Daarop ging Boaz naar Ruth en hij zei: ‘Je hoeft niet naar een ander veld te gaan. Kom hier maar elke dag op mijn veld aren lezen. Ik zal tegen de maaiers zeggen dat ze jou niet mogen lastigvallen. En als je dorst hebt, mag je uit de kruiken water scheppen.’ Ruth boog dankbaar en vroeg: ‘Wat aardig van u. Waaraan heb ik zoveel vriendelijkheid te danken? Ik ben toch maar een vreemdelinge?’ ‘Ik heb veel goeds over jou gehoord’, legde Boaz uit. ‘Jij zorgt goed voor Noömi. Jij hebt je eigen land en familie verlaten om met haar mee te gaan naar een land dat vreemd voor je is. Ik hoop dat onze God jou daarvoor beloont.’ Ruth dankte Boaz voor zijn bemoedigende woorden. Toen het etenstijd was, gaf Boaz haar brood en geroosterd graan. Ze mocht zoveel eten als ze wou. Tegen de maaiers zei Boaz: ‘Laat Ruth tussen de schoven aren lezen. Trek stiekem wat aren uit de schoven en gooi ze op de grond, zodat zij wat meer aren kan oprapen.’ ’s Avonds keerde Ruth met handenvol graan en de resten van het middagmaal terug naar Noömi. Noömi was blij verrast en vroeg zich af welke man zo goed voor Ruth was geweest. ‘Hij heet Boaz’, vertelde Ruth. ‘God zij geprezen, ik ken Boaz’, riep Noömi verheugd. ‘Hij is een verwant van ons. Het is goed dat je op zijn veld blijft werken.’ Ruth bleef aren lezen tot het einde van de oogsttijd. Toen stelde Noömi voor om een thuis te zoeken voor Ruth en ze dacht daarbij aan Boaz. ‘Maak je mooi voor Boaz,’ bedacht Noömi, ‘maar laat je niet zien voor hij gegeten en gedronken heeft. Wacht tot hij slaapt en ga dan aan zijn voeten liggen. Hij zal je daarna wel vertellen wat je moet doen.’ 44
Ruth deed wat Noömi haar had opgedragen. Ze keek stiekem toe hoe Boaz at en dronk en zich daarna te slapen legde. Heel stil sloeg ze de deken weg en ging aan zijn voeten liggen. Midden in de nacht werd Boaz wakker, verrast door de aanwezigheid van Ruth. ‘Neem me bij jou,’ smeekte Ruth, ‘want jij kunt voor ons als losser optreden.’ Boaz was blij met de trouw van deze bijzondere vrouw. Zij had niet omgekeken naar mooie, jonge mannen, zelfs niet de rijke. Ze had haar tijd gebruikt om voor haar schoonmoeder te zorgen. Het bezorgde haar een goede naam in de stad. Maar hoewel Boaz maar wat graag als losser wou optreden, was er toch een verwant die het eerste recht als losser had. ‘Ik zal naar die man gaan’, zei Boaz. ‘Als hij als losser wil optreden is het goed, maar als hij dat liever niet doet, dan doe ik het.’ Ruth bleef bij Boaz tot het ochtend werd. Toen ging ze terug naar huis, naar Noömi, waar ze wachtte en hoopte op een goede afloop. Boaz ontmoette de man die als losser kon optreden. ‘Het stuk land van onze broeder Elimelech wordt verkocht’, legde Boaz uit. ‘Jij bent de eerste die hiervoor in aanmerking komt. Als je het land koopt, moet je ook Ruth, de weduwe uit Moab, huwen. Het een kan niet zonder het andere.’ De man had wel graag het land gekocht, maar hij wilde Ruth niet als vrouw. Hij trok zijn sandaal uit en gaf die aan Boaz, zo gaf hij recht van koop aan Boaz. Dat gebruik maakte een koop of ruil rechtsgeldig. Boaz huwde met Ruth. Zij werd zwanger en kreeg een zoon. Ze noemden hem Obed. Obed bracht weer vreugde in het leven van Noömi en daar was ze God dankbaar voor. Obed groeide op en werd zelf vader van Isaï, die later vader werd van David. Obed was de grootvader van David. Ruth, de vreemdelinge uit Moab, was de overgrootmoeder van David. (Geschreven door: Mie Reyniers)