CONSTRUCTION NAVALE BORDEAUX
HANDLEIDING EIGENAAR
LAGOON 420 FR-BEY _ _ _ _ _ _ _ _ _ REF:
080780
CONTENTS: 1
INLEIDING ................................................................................................................................................. 2
2
EIGENSCHAPPEN..................................................................................................................................... 4 2.1 2.2 2.3 2.4
3
IDENTIFICATIEFICHE VAN HET SCHIP ......................................................................................................... 4 AFMETINGEN ............................................................................................................................................. 4 LADING ..................................................................................................................................................... 5 ZEILEN EN TUIGAGE................................................................................................................................... 7 VEILIGHEID ............................................................................................................................................ 10
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 4
BRAND .................................................................................................................................................... 10 ZICHTBAARHEID ...................................................................................................................................... 12 STABILITEIT, OVERSTROMINGSRISICO ..................................................................................................... 12 PREVENTIE TEGEN OVERBOORD VALLEN ................................................................................................. 13 REDDINGSVLOT (NIET MEEGELEVERD). ................................................................................................... 13 UITRUSTING............................................................................................................................................ 14
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
MOTOR .................................................................................................................................................... 14 BESTURINGSSYSTEEM.............................................................................................................................. 16 ELEKTRICITEITSSYSTEEM ........................................................................................................................ 17 GASSYSTEEM ........................................................................................................................................... 21 DRINKWATERTANKS EN VUILWATERTANKS ............................................................................................ 22 POMPEN, BODEMKRANEN EN HUIDDOORVOER ........................................................................................ 24
5
ANKEREN, AANMEREN EN SLEPEN................................................................................................. 26
6
OP DE WAL HALEN EN TRANSPORTEREN .................................................................................... 27
7
DE SNSM ................................................................................................................................................... 29
8
ZEE- EN RIVIERCHARTER .................................................................................................................. 30
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
1 / 30
1 INLEIDING Geachte Heer, Mevrouw, U hebt zonet uw nieuwe LAGOON ontvangen en we willen u eerst en vooral bedanken voor het vertrouwen dat u in ons stelt door een van onze producten te kopen. Een LAGOON is voor het leven: elk schip wordt tot in de kleinste details met de meeste zorgvuldigheid behandeld, van bij zijn ontwerp tot op het ogenblik waarop hij de fabriek verlaat en te water wordt gelaten. Zo bent u verzekerd van jarenlang onbezorgd vaarplezier. Deze handleiding werd opgesteld om u te helpen uw schip op een aangename en veilige manier te gebruiken. Zij bevat details over het schip, de meegeleverde of reeds geïnstalleerde uitrustingen, de systemen en informatie over hun gebruik. Sommige items van deze uitrusting zijn als optie verkrijgbaar. Lees deze handleiding aandachtig door en maak uzelf vertrouwd met het schip vóór u uitvaart. Ook als uw schip behoort tot een categorie die daartegen bestand is, variëren de water- en windomstandigheden die overeenstemmen met de ontwerpcategorieën A, B en C van hevige storm tot ruige omstandigheden met abnormaal hoge golven en rukwinden. Deze kunnen gevaarlijk zijn en slechts een ervaren, fitte en getrainde bemanning op een goed onderhouden schip kan in deze omstandigheden veilig de zee op. Ga na of de voorspelde wind- en wateromstandigheden beantwoorden aan de ontwerpcategorie van uw schip en of u en uw bemanning in staat bent om het schip in deze omstandigheden te hanteren. Deze eigenaarshandleiding is geen cursus veilig varen of ‘zeegevoel’. Als dit uw eerste schip is of een type schip waarmee u nog niet vertrouwd bent, zorgt u er voor uw eigen comfort en veiligheid best voor dat u eerst de nodige ervaring opdoet voor u zelf het gezag gaat voeren over uw schip. Uw concessiehouder, uw nationale watersportfederatie of uw watersportclub zullen u met alle plezier verwijzen naar de plaatselijke zeilscholen of bevoegde instructeurs. Deze eigenaarshandleiding is ook geen gedetailleerde onderhouds- of reparatiegids. Neem bij problemen contact op met de constructeur van het schip of met zijn afgevaardigde. Doe voor het onderhoud of de montering van accessoires steeds een beroep op een ervaren vakman. Veranderingen die de veiligheidsaspecten van het schip kunnen aantasten moeten steeds worden geëvalueerd, uitgevoerd en gedocumenteerd door bevoegde personen. De constructeur van het schip kan niet aansprakelijk worden gesteld voor wijzigingen die hij niet zou hebben goedgekeurd. NOOT: Elke wijziging in de schikking van de massa’s aan boord (bijvoorbeeld toevoeging van een verhoogd visplatform, een radar, de rolmast, verandering van motor) kan de stabiliteit, stuurlast en prestaties van uw schip veranderen. BEWAAR DEZE HANDLEIDING OP EEN VEILIGE PLAATS EN OVERHANDIG ZE AAN DE NIEUWE EIGENAAR INDIEN U HET SCHIP VERKOOPT.
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
2 / 30
De gebruikers van dit schip worden gewezen op de volgende punten: -
De hele bemanning moet een geschikte opleiding krijgen;
-
In sommige landen hebt u een vaarbewijs of -vergunning nodig of zijn specifieke reglementen van kracht.
-
Onderhoud uw schip goed en hou rekening met de slijtage als gevolg van de weersomstandigheden of een veelvuldig of oneigenlijk gebruik van het schip.
-
Elk schip – hoe stevig ook – kan ernstige schade oplopen als het niet goed wordt gebruikt. Dit heeft gevolgen voor de veiligheid van het schip. Pas de snelheid en besturing van het schip steeds aan aan de wateromstandigheden.
-
Als uw schip is uitgerust met een reddingsvlot, lees dan aandachtig de gebruikshandleiding. De bemanning moet vertrouwd zijn met het gebruik van al het veiligheidsmateriaal (harnas, raket, reddingsvlot, brandblusapparaten, enz...) en met de noodmanoeuvres (mensen uit het water halen, slepen, enz). Zeilscholen en clubs organiseren regelmatig trainingssessies in dit verband.
-
Vaar niet op de maximale snelheid in zones met druk verkeer of bij beperkte zichtbaarheid, hevige wind of hoge golven. Matig uw snelheid en het kielzog van het schip, uit hoffelijkheid en voor de veiligheid van uzelf en de anderen. Respecteer de zones waar een snelheids- of kielzogbeperking geldt.
-
Respecteer de voorrangsregels zoals ze zijn bepaald door de verkeerscode en opgelegd door COLREGS.
-
Zorg er steeds voor dat u over voldoende afstand beschikt om indien nodig te stoppen of te manoeuvreren, om botsingen te vermijden.
-
Verklaring van de gebruikte typografie: -
GEVAAR
-
WAARSCHUWING
-
OPGELET
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
3 / 30
2 EIGENSCHAPPEN 2.1 Identificatiefiche van het schip • • • •
NAAM SCHEEPSBOUWER ……………………... ONTWERP CATEGORIE…………………. AANBEVOLEN MAXIMUM VERMOGEN…... NUMMER VAN OPGEGEVEN ONTWERP
CATEGORIE
Construction Navale Bordeaux A 30KW CE 0607
HOOGTE GOLVEN (m) >4 <4 <2 < 0.3
A B C D
WINDKRACHT (BEAUFORT) >8 ≤8 ≤6 ≤4
AANBEVOLEN MAXIMUM AANTAL PERSONEN VOLGENS DE CATEGORIE VAN HET VAARTUIG: CATEGORIE A B C D
MAXIMUM AANTAL PERSONEN 11 13 18 20
2.2 Afmetingen LENGTE VAN DE ROMP BREEDTE VAN DE ROMP MAXIMUMLENGTE MAXIMUMBREEDTE DIEPGANG: MAX. DOORVAARHOOGTE
12.61 7.53 12.64 7.53 1.30 2.00
m* m* m m m m
* volgens de ISO 8666 norm
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
4 / 30
2.3 Lading ONTWERP CATEGORIE VAARTUIG
A
B
C
D
11883 200 85 12168 179 825 350 480 220
11883 200 85 12168 179 975 350 480 240
11883 200 85 12168 179 1,350 350 480 290
11883 200 85 12168 179 1,500 350 480 310
Spinnaker tuigage + spinnaker Gennaker tuigage + gennaker Elektrisch genua zeillier x2 Zeilhuik + zeilvanger
40 40 56 8
40 40 56 8
40 40 56 8
40 40 56 8
Bimini windscherm/voorruit
5 12 7 2 45 15 12 3 7 10
5 12 7 2 45 15 12 3 7 10
5 12 7 2 45 15 12 3 7 10
5 12 7 2 45 15 12 3 7 10
2e cockpitdouche Wal drinkwater- toevoerpunt Zeewater voetpomp Drinkwater voetpomp
20 2 6 4 2
20 2 6 4 2
20 2 6 4 2
20 2 6 4 2
Magnetron grill Vaatwasser Diepvrieskast Watermaker IJsmaker Cockpit ijskast Wasmachine Salon- + kajuitventilatoren 46000 BTU airconditioning unit Slatwerk- bases in 4-kajuit versie Deurgordijn Vaste WC opslagtank
20 25 30 60 30 14 52 4 142 24 3 90
20 25 30 60 30 14 52 4 142 24 3 90
20 25 30 60 30 14 52 4 142 24 3 90
20 25 30 60 30 14 52 4 142 24 3 90
Ledig schip: Veiligheids uitrusting: Zeilen: Lege waterverplaatsing: Reddingsvlot: Bemanning: Water: Brandstof: Persoonlijke uitrusting: Optionele uitrusting
Overhuiving/dak met patrijspoorten Extra zwemladder Bevestiging buitenboordmotor Davits Elektrische davitlier Teak achterkuio Opstapvlak (houten zitplaats) Zonnebed Kuipkussen Dekwasser
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
5 / 30
Elektrische WC x 4
16
16
16
16
Service- accu x2 40A /80A acculader 12 / 220 2500W omvormer Generator 9.5KVA 220V
85 6 14 350
85 6 14 350
85 6 14 350
85 6 14 350
Anti- vervuiling/opstopping
40
40
40
40
Salon + kajuit TV – antenne Radio/CD speler + 2 luidsprekers Waterdichte kajuit luidspreker (X4) VHF GPS Elektronische: Snelheid/Diepte/Plotter Stuurautomaat Radar Werplijnen en stootkussens Muskietennetten
23 3 3 1 2 11 10 3 30 1
23 3 3 1 2 11 10 3 30 1
23 3 3 1 2 11 10 3 30 1
23 3 3 1 2 11 10 3 30 1
Werkboot + motoren Duikuitrusting Anders
200 60 10
200 60 10
200 60 10
200 60 10
Marge voor extra uitrusting
765
595
170
0
WATERVERPLAATSING MAXIMALE LADING (Kg)
16645
16645
16645
16645
MAXIMALE LADING (Kg)
4477
4477
4477
4477
MAXIMALE LADING = waterverplaatsing maximale lading – waterverplaatsing leeg schip Overbeladen van het schip kan leiden tot overstroming of verlies van stabiliteit
WEIGHT FOR TRANSPORTATION: take into consideration the lightship displacement of the boat, the options, equipment and consumables left aboard during the transportation. De aanbevolen maximumbelasting die is aangegeven op de constructieplaat van de schepen die beantwoorden aan de richtlijn 2003/44/EG, houdt geen rekening met het gewicht van de inhoud van de vaste tanks wanneer deze gevuld zijn (brandstof, water, afvalwater envuilwater tanks).
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
6 / 30
2.4 Zeilen en tuigage 2.4.1 Karakteristieken van het zeilplan: ZEIL GROOTZEIL GENUA (MAX) GENNAKER
KLASSIEK ZEILOPPERVLAK 60 m² 34 m² 70 m²
AFMETINGEN I J P E
15.33 3.99 15.67 6.14
P
m m m m
I
E LP
J
2.4.2 Onderhoud van de tuigage: -
Controleer regelmatig, minstens eenmaal per jaar, de vaste en mobiele tuigage.
-
Voor de metalen kabels: Vervang ze bij de eerste tekenen van rafelen Kijk uit voor roest, vooral aan de verbinding met de wantschroeven. Controleer de goede staat van slaglijnen en spanschroeven.
Voor synthetische ckabels (Kevlar, Twaron, enz.) die worden gebruikt voor bkstaggen, vallen, schoten, trossen enz.: - Vervang ze van bij de eerste tekenen van schuring of sleet. Controleer regelmatig de andere elementen van de tuigage, schoten, trossen, enz en vervang ze in geval van slijtage.
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
7 / 30
2.4.3 Lopend want plan Traditionele mast REF 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
BESCHRIJVING Reef 1 Reef 2 Reef 3 Grootzeil schootlijn Grootzeil hijslijn Giek ophaler Spinnaker hijslijn Genua hijslijn Genua marlijn Grootzeil overlooptalie sijsteem – bakboord Grootzeil overlooptalie systeem stuurboord Bakboord Genua zeil Stuurboord Genua zeil
8 / 30
ZEIL MINDEREN OPGELET: Zet het zeil niet op een andere manier dan aanbevolen, dit kan veroorzaken dat de mast faalt. Meer specifiek: de Genua mag nooit helemaal worden gevierd met 2 reefs in het grootzeil.
Max. daadwerkelijke windsnelheid Kracht
Zeilplan
Knopen Grootzeil 100%
1-4
20 Genua 100%
Grootzeil (reef 1) 5
25 Genua 100%
Grootzeil (reef 1) 6
30 Genua 70%
Grootzeil (reef 2) 7
35 Genua 70%
Grootzeil (reef 2) 8
40 Genua 30%
Grootzeil (reef 3) 9
45 Genua 30%
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
9 / 30
3 VEILIGHEID 3.1 Brand 3.1.1 Risico’s The main risks are associated with the engine (§ 4.1), the electrical system (§ 4.3) and the gas system (§ 4.4). Please consult the relevant chapters.
3.1.2 Brandbestrijdingsmateriaal Draagbare brandblusapparaten Het schip wordt geleverd zonder brandblusapparaat en het is uw verantwoordelijkheid om de geldende normen van uw land te respecteren. Het schip moet tijdens het gebruik worden uitgerust met draagbare brandblusapparaten: Wij raden aan om minstens één brandblusapparaat te installeren op minder dan 5 meter van elke slaapruimte, op minder dan 2 meter van de blusopening van de motorruimte, op minder dan 2 meter van elk toestel dat werkt met een open vlam en op minder dan 1 meter van het roer. We raden een totale capaciteit van 8A/68B aan, met een minimale capaciteit van 5A/34B per toestel. CO2-blussers moeten worden gebruikt voor keukenvuren of elektrische apparaten De aanbevolen plaatsen voor de brandblusapparaten zijn aangeduid met het symbool
E
Op schepen met een binnenboordmotor is in de motorruimte een blusafvoeropening voorzien waarvan de plaats op het volgende schema is aangegeven met het symbool: O
3.1.3
Nooduitgangen
De aanbevolen nooduitgangen zijn op het schema aangeduid met de pijl: :
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
10 / 30
3.1.4 Preventieadvies Algemeen -
-
Plaats geen loshangende gordijnen of andere weefsels in de buurt of boven de kookapparaten of apparaten met een open vlam. Hou de scheepsruimen schoon en check ze regelmatig op de aanwezigheid van dampen of lekken van brandstoffen of gassen. Sla geen brandbare materialen op in de motorruimte. Laat het schip niet onbewaakt achter wanneer de kook- en/of verwarmingsapparaten in gebruik zijn. Rook niet tijdens de hantering van brandstoffen of gassen. Zorg ervoor dat het brandbestrijdingsmateriaal onmiddellijk bereikbaar is wanneer het schip bemand is. Wijs de bemanningsleden: - de plaats en de werking van het brandbestrijdingsmateriaal. - ce plaats van de afvoeropeningen in de motorruimte. - ce plaats van de trajecten en uitgangen. Gebruik bij de vervanging van elementen van het brandblussysteem uitsluitend geschikte elementen met dezelfde benaming of dezelfde technische capaciteiten en brandweerstand. Als onbrandbare materialen worden opgeslagen in de motorruimte, dient u ervoor te zorgen dat ze niet op de machines kunnen vallen en de toegang of uitgang van de motorruimte niet kunnen blokkeren. Blokkeer nooit de toegang tot de uitgangen en dekluiken. Blokkeer nooit de toegang tot de veiligheidsbedieningen, bijvoorbeeld: afsluitkranen van de brandstof, gaskranen, elektrische schakelaars. Blokkeer nooit de toegang tot de draagbare brandblusapparaten die zich in de kasten bevinden. Gebruik geen gaslampen op het schip. Breng geen enkele verandering aan in de installaties van het schip (vooral de elektrische, brandstof- of gasinstallatie) en laat de wijziging van elke installatie van het schip nooit over aan ongeschoold personeel. Vul de brandstoftanks of vervang de gasflessen niet als de motor draait of als de kook- of verwarmingstoestellen in gebruik zijn.
Onderhoud van het brandbestrijdingsmateriaal De eigenaar/gebruiker van het schip moet: - het brandbestrijdingsmateriaal laten nakijken met de frequentie die is aangegeven op het materiaal, - vervallen of lege draagbare blusapparaten vervangen door apparaten met een zelfde of hogere bluscapaciteit. - De vaste blusapparaten vullen of vervangen wanneer ze leeg of vervallen zijn.
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
11 / 30
3.2
Zichtbaarheid
De zichtbaarheid vanaf de stuurpost kan worden belemmerd door grote hoeken van de stuurlast van het schip of door andere factoren die zijn veroorzaakt door een of meerdere van de volgende omstandigheden: -
Lading en verdeling van de lading
-
Snelheid
-
Wateromstandigheden
-
Regen en stuifwater
-
Duisternis en mist
-
Licht binnenin het schip
-
Positie van de boven- en zijhuiken
-
Personen of verplaatsbare uitrustingen binnen het gezichtsveld van de stuurman
-
Snelle versnelling en overschakeling van de modus waterverplaatsing naar de modus planeren bij motorschepen
-
Regelhoek stuurlast voor de motor (voor schepen die daarmee zijn uitgerust)
-
Regelhoek stuurlast voor de romp (voor schepen die daarmee zijn uitgerust)
-
Slagzij van de zeilboot, waarbij de zeilen de zichtbaarheid verminderen door toedoen van de wind.
De internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaring op zee (COLREG ) en de verkeersregels leggen een correct en permanent toezicht en de naleving van de voorrangsregels op. De naleving van deze regels is van primordiaal belang.
3.3
Stabiliteit, overstromingsrisico
-
Verminder de snelheid voordat u enge bochten neemt, om de controle over het schip niet te verliezen.
-
Hou de mobiele patrijspoorten, ramen en deuren tijdens het varen gesloten.
-
Zware gewichten bovenin het schip verminderen de stabiliteit.
-
De stabiliteit kan worden verminderd als men een schip voortsleept of zware gewichten tilt met behulp van de davits of de zeilgiek.
-
Brandingsgolven kunnen de stabiliteit ernstig in het gedrang brengen en het overstromingsrisico verhogen. Sluit de deuren en dekluiken bij woelige zee.
-
Laat het schip niet varen met een negatieve stuurlastregeling (lage boeg) aan grote snelheid. Dit kan het schip slagzij doen maken en resulteren in onstabiliteit in de bochten. Gebruik een negatieve stuurlast om van de snelheid waterverplaatsing over te schakelen naar hydroplaning en lagere snelheden.
-
De compartimenten die zijn aangeduid als luchtreservoirs mogen niet worden doorboord.
-
Als het schip als onzinkbaar is gekwalificeerd, kan het zijn passagiers dragen zelfs in geval van overstroming.
-
Op de schepen waar geen ruimpomp vereist is, moet de gebruiker/eigenaar aan boord minstens één emmer/hoosvat voorzien, uitgerust met een middel om onvrijwillig verlies te voorkomen
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
12 / 30
3.4 -
3.5
Preventie tegen overboord vallen Sommige schepen zijn uitgerust met een inklapbaar opstaptrapje.. Dit moet worden ingeklapt zodra iedereen aan boord is. De delen van het dek die niet worden beschouwd als delen van het werkdek, en die tijdens het varen niet moeten worden gebruikt, zijn op onderstaand schema gearceerd. Controleer regelmatig de railingen: - kijk bij metalen railingen uit naar roest, vooral aan de verbindingspunten. - Vervang synthetische railingen onmiddellijk zodra ze tekenen van sleet vertonen als gevolg van schuring of UV-stralen.
Reddingsvlot (niet meegeleverd).
Lees aandachtig de gebruikshandleiding.
REP 1 2 3 4
BESCHRIJVING Bevestigingspunt reddinglijn Reddingsvlot opbergpositie Zwemladder Zwemladder (optie)
: zones die zijn uitgesloten van het werkdek
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
13 / 30
4 UITRUSTING Voor meer informatie over de aan boord geïnstalleerde toestellen dient u de respectieve handleidingen die bij de documentatie over het schip worden geleverd te raadplegen
4.1 Motor 4.1.1 Gebruikstips -
Installeer op dit schip nooit een motor met een hoger vermogen en een hoger gewicht dan is aanbevolen. Dit zou de stabiliteit in het gedrang brengen.
-
Leg de motor stil en rook niet wanneer u de brandstoftank bijvult. Bij buitenboordmotoren met reservetank dient u de draagbare tank buiten het schip te vullen op een goed verluchte plaats waar geen ontbrandingsrisico bestaat. Brandstof die u buiten de tank opslaat (reservetanks, jerrycans, ...) moeten opgeslagen worden in een goed verluchte ruimte. Controleer voor uw afvaart of de motorruimte schoon en droog is. Bij de minste aanwezigheid van brandstof op de scheepsbodem dient u van uw vertrek af te zien. Vermijd het contact tussen ontvlambare materialen en de warme delen van de motor. Zorg dat u weet waar de blusopening zich bevindt om mogelijke branden in de motorruimte onmiddellijk te kunnen blussen. Voor schepen uitgerust met een benzinemotor, moet de motorruimte gedurende 4 minuten worden verlucht met behulp van de ventilators om eventuele benzinedampen te verwijderen. Sommige modellen zijn uitgerust met een vast blussysteem om branden in de motorruimte te blussen. Zorg dat u weet waar de betreffende schakelaar zich bevindt en hoe u hem moet bedienen (zie § 3.1.2). U moet de motorruimte verluchten nadat het systeem in werking werd gesteld. it (see § 3.1.2). The engine compartment should be ventilated after triggering. Zorg ervoor dat de ventilatieopeningen niet verstopt zijn. Sluit het ventilatiesysteem niet af en breng er geen veranderingen in aan. Controleer vóór de afvaart of: - de motorbediening niet in de versnelling staat. - de wateraftapklep van het koelcircuit geopend is en of er water uit de uitlaat stroomt (bij vochtige uitlaat mag het water worden vermengd met de uitlaatgassen) zodra de motor gestart is. Het is af te raden om te werken op of in de buurt van bewegende mechanische stukken (motor, aslijn, enz). - Indien een ingreep nodig is, leg dan eerst de motor en/of de rotatie van de aslijn stil voordat u op een van hun elementen begint te werken. - Wees voorzichtig met loshangende kleding, haren, ringen. Draag geschikte kleding (handschoenen, muts, enz).
-
-
-
Kijk uit voor in slaap vallen door de koolstofoxide voor benzinemotors. Als u tijdens het vullen morst op het dek, ruim het dan op voordat u de motor start. Meld elke beschadiging van de brandstofleidingen. Soepele brandstofslangen moeten worden vervangen door leidingen met dezelfde markering.
Betekenis van de symbolen 1: Opgelet 2 : Verluchten gedurende 4 minuten 3 : Starten
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
14 / 30
4.1.2
Fuel tanks REF 1 2 3 4 5 6 7 8
BESCHRIJVING Stuurboord diesel brandstof vulpunt Stuurboord diesel brandstoftank – 300 litres Diesel brandstoffilter Diesel brandstofmeter Stuurboord dieselbrandstof afsluiter Bakboord diesel brandstof vulpunt Bakboord diesel brandstoftank – 300 litres Bakboord diesel brandstof afsluiter
Het kan zijn dat de aangegeven capaciteiten niet volledig kunnen worden benut, afhankelijk van de stuurlast, de lading, de positie van de vulpunten en eventuele aftappunten.
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
15 / 30
4.2 Besturingssysteem -
Controleer minstens eenmaal per jaar de spanning van de stuurkabels; raadpleeg bij twijfel uw concessiehouder.
-
De schepen die zijn uitgerust met een stuurwiel, beschikken over een reservehelmstok. Zorg ervoor dat die op ieder ogenblik beschikbaar is. Til het achterste luik op, maak de reservehelmstok vast aan het bevestigingspunt op de roerkop. Het noodroer dient enkel om het schip op lage snelheid te laten varen wanneer het roer beschadigd is.
-
REF 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
BESCHRIJVING Nood- stuurarm Roerschacht toegangspunt Roerschacht Helmstokkabel Helmverbinding Roerbuislager Bronzen ring Pakring Trekstang Nood- stuurarm opbergpositie Roerschacht nokuitsparing
16 / 30
4.3 Elektriciteitssysteem Voor alle functies of tabellen waar het voltage niet is vermeld, bedraagt de spanning 12 of 24 volt.
4.3.1 Elektrisch circuit 12V-24V -
Werk nooit op een elektrische installatie die onder spanning staat. De accu’s moeten zorgvuldig worden vastgezet. Zorg ervoor dat de ventilatieleidingen van de accu’s nooit verstopt zijn. Sommige accu’s geven waterstof af waardoor een explosierisico kan ontstaan. De accu’s moeten voorzichtig worden gehanteerd. Als u accuvloeistof morst, spoel het betreffende lichaamsdeel dan af en raadpleeg een arts. Om kortsluiting tussen de twee polen van de accu te vermijden, moeten alle geleidende voorwerpen (zoals bijv. metalen instrumenten,…) uit de buurt van de accu’s worden gehouden. Sluit de accukleppen tijdens het laden van de accu’s en tijdens hun aansluiting/ontkoppeling. Pas nooit de instellingen aan van toestellen die bescherming bieden tegen overspanning. Breng nooit zelf veranderingen aan de installaties aan. Doe daarvoor steeds beroep op een technicus die gespecialiseerd is in scheepselektriciteit. Installeer of vervang nooit elektrische voorwerpen of toestellen door componenten met een hogere stroomsterkte dan die van het circuit. Laat het schip nooit onbewaakt achter wanneer de elektriciteitsinstallatie onder spanning staat, met uitzondering van de automatische ruimpomp en de beschermcircuits tegen brand of diefstal. Sommige lamparmaturen genereren aanzienlijke hitte, daarom dient u voorwerpen in de nabijheid te beschermen.
Let op: het 12V-circuit heeft rode draden voor plus en zwarte draden voor min. Het 24V-circuit heeft witte of bruine draden voor plus en blauwe draden voor min.
4.3.2 Elektrisch circuit 110V-220V Naargelang het model zijn sommige schepen standaard of optioneel uitgerust met een 110V of 220V circuit. U dient de onderstaande regels te volgen om het risico op elektrische schokken of brand te vermijden. -
Werk nooit op een installatie die onder spanning staat Sluit de kabel schip/kade eerst in het schip aan voor u hem in het contact op de kade stopt. Laat het uiteinde van de kabel schip/kade niet in het water hangen. Als de kabel op de kade is aangesloten, kan zich een verschil voordoen tussen de «aardingen » van het schip en het elektriciteitsnet. Dit veroorzaakt een risico van balansstroom en elektrocutie (met name van zwemmers in de buurt van het schip). Sluit de voeding met de kade af via het verdeeltoestel aan boord voordat u de kabel schip/kade vastof losmaakt. Maak de kabel schip/kade eerst los op de kade. Als de verklikker een omgekeerde polariteit aangeeft, maak de kabel dan onmiddellijk los. Zorg voor de juiste polariteit voordat u de elektrische installatie van het schip gebruikt. Sluit de bescherming van de voedingsaansluiting op de kade goed af. Breng nooit veranderingen aan in de kabel schip/kade; gebruik geen compatibele verbindingen. Breng geen veranderingen aan in de elektrische installatie van het schip of in de pertinente schema’s. De installatie, de wijzigingen en het onderhoud moeten worden uitgevoerd door een technicus die is gespecialiseerd in scheepselektriciteit. Controleer het systeem minstens tweemaal per jaar. Schakel de stroom op het schip uit wanneer het systeem niet wordt gebruikt, om brandrisico’s te voorkomen. Sluit de metalen behuizingen of kasten van de elektrische installaties aan op de beschermkabel van het schip (groene kabel met gele band). Gebruik dubbel geïsoleerde of geaarde elektrische apparaten.
Let op: de fazedraden zijn bruin, de draden van de nulleider zijn blauw en de aardingsdraden zijn groen en geel.
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
17 / 30
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
18 / 30
4.3.3 Locatie van accuschakelaars, schakelborden en elektrische apparaten -
Schakel de accu’s uit voordat u een zekering vervangt. REF 1 2 3 4 5 6
BESCHRIJVING Lier Vooruit bakboord kajuit airconditioning Autoradio 220/110V stopcontact Salon luidspreker Salon airconditioning
REF 14 15 16 17 18 19
7 8 9 10 11 12 13
Stuurkuip luidspreker Achter bakboord kajuit airconditioning 220/110V stroomonderbreker Computer Automatische piloot Vooruit stuurboord kajuit airconditioning Elektrisch schakelbord Lier relais
20 21 22 23 24 25
BESCHRIJVING Lier stroomonderbreker Accuschakelaar Achter bakboord kajuit airconditioning Acculader Walstroom toevoeronderbreker Airconditioning walstroom toevoeronderbreker Airconditioning walstroomtoevoer Walstroomtoevoer Koeling compressor Magnetronoven Waterverwarmer Accuschakelaar
Bediening accuschakelaars Bakboord
Stuurboord
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
19 / 30
4.3.4 Schakelborden en elektrische systemem -
Sluit de batterijkleppen voordat u een zekering vervangt.
De zekeringen van de functies die op het schakelbord aanwezig zijn, bevinden zich achter het schakelbord. Sommige onderdelen van de uitrusting zijn verkrijgbaar als optie.
REF 1 5 6 8 9 10 11 14 15 16 17 18 19 20 22 23 24
FUNCTIE Navigatie- uitrusting Waterpomp Lenspomp Navigatielichten Meerlichten/Ankerlichten Toplicht Koelkast Deklicht Benedendeks verlichting Comfort voorzieningen 12V contactdoos Brandstofmeter Watermeter Voltmeter 220V contactdozen Waterverwarmer Oplader
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
ZEKERING 10A 10A 15A 10A 10A 10A 10A 10A 10A 15A 15A
10A (220V) or 15A (110V) 10A
20 / 30
4.4 Gassysteem 4.4.1 Gasstel -
-
Plaats geen brandbare materialen boven het gasstel (gordijnen, papieren, handdoeken, enz...). Laat het schip nooit onbewaakt achter wanneer toestellen die werken op gas of spiritus in gebruik zijn. Wanneer u een gasreuk opmerkt of wanneer het vuur toevallig uitgaat, dient u, hoewel de gastoevoer automatisch wordt afgesloten wanneer de vlam dooft, de toevoerkranen te sluiten en een en het schip te verluchten om achtergebleven gas af te voeren. Zoek ook de oorsprong van het probleem op. Rook niet en vermijd open vlammen wanneer u gaslekken opspoort, gasflessen vervangt of op eender welke andere manier met de gasleiding in contact komt. Toestellen die werken op brandstof verbruiken de zuurstof in de kajuit en verspreiden verbrandingsproducten in het schip. Het is daarom van het grootste belang om het schip te verluchten wanneer er met toestellen op gas wordt gewerkt. Stop de verluchtingsgaten van het schip (luchtkoker) niet dicht en laat minstens de deur open. Sluit de kraan van de toevoerleiding en de kranen van de flessen wanneer u de toestellen niet gebruikt. Bij gasstellen met ingebouwde fles, mag deze fles nooit aan boord van het schip vervangen worden. Voer eerst een test uit voor u het fornuis weer aan boord brengt. Zorg ervoor dat u de koppelingen van het fornuis goed vastmaakt wanneer u alles weer op zijn plaats zet. Gebruik geen kooktoestellen om het schip te verwarmen. Stop de openingen voorzien voor de verluchting nooit dicht. Controleer of de kranen van de branders gesloten zijn vooraleer u de kraan van de leiding en van de fles opendraait. Sluit de kranen vóór elke vervanging van flessen en onmiddellijk in geval van nood. Bewaar de reserveflessen op de verluchte plaatsen op het dek of in hiertoe voorziene koffers, gasdicht en naar buiten toe verlucht. Blokkeer nooit de toegang tot de elementen van de gasleiding en dan met name tot de kranen (flessen en het gasfornuis). De slangen die de flessen aan het ene uiteinde van de gasleiding verbinden met het fornuis aan het andere einde, moeten worden aangepast naar gelang van de reglementeringen die in uw land van toepassing zijn. Gebruik enkel slangen die de geldende normen respecteren. Berg geen andere dingen weg in de opslagruimte van de gasflessen. Let erop dat u de schroefdraad van de fles waarop de reduceerafsluiter wordt geplaatst, niet beschadigt. Controleer deze reduceerafsluiter elk jaar en vervang hem indien nodig. Gebruik dezelfde reduceerafsluiters als deze die zijn geïnstalleerd. Let erop dat de kranen van de lege flessen gesloten en losgekoppeld zijn. Bewaar de beschermsystemen, kappen of doppen ter plaatse. Gebruik geen oplossingen op basis van ammoniak voor de reiniging of herstelling van lekken.
4.4.2 Plan van het gassysteem REF 1 2 3 4 5
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
BESCHRIJVING Kookplaat en oven Gasonderbreker Gasfles Regulateur Gaskist afvoer
21 / 30
4.4.3 Spiritus kookapparatuur -
Rook nooit wanneer u met de brandstof bezig bent.
-
Bewaar de brandstof in een voor dit doel geleverde container, weg van het kooktoestel, de motor of elke andere willekeurige warmtebron.
-
Volg de voorschriften van de fabrikant met betrekking tot het vullen van de branders. Schenk de spiritus nooit vanaf boven het kooktoestel rechtstreeks in de branders.
-
Gebruik alleen gedenatureerde alcohol spiritus. Petroleum, paraffine, propane, diesel, verwarmingsbrandstof of enig andere ontplofbare brandstoffen zijn strikt verboden.
-
4.5
Veeg onmiddellijk alle buiten de brander tank gemorste brandstof af.
Drinkwatertanks en vuilwatertanks
4.5.1 Eigenschappen REF 1 2 3 4 5 6 7 8 -
BESCHRIJVING Stuurboord vulpunt Vooruit stuurboord tank – 175 liter Achter stuurboord tank – 175 liter Stuurboord WC afval opslagtank – 80 liter Bakboord vulpunt Vooruit bakboord tank – 175 liter Achter bakboord tank – 175 liter Bakboord WC afval opslagtank - 80 liters
Het is mogelijk dat deze capacititen niet volledig kunnen worden benut, afhankelijk van de stuurlast, de lading, de positie van de vulpunten en/of eventuele aftappunten.
-
Ledig de toiletten niet in de buurt van de kust.
-
Informeer u over de plaatselijke milieureglementen en respecteer de goede praktijkencodes.
-
Respecteer het Internationale Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Marpol).
4.5.2 Werking/Bediening van het vuilwater opvangsysteem Het gebruiksprincipe van het systeem is beschreven op het bijgevoegde principeschema. -
Spoel het systeem na elk gebruik: vul de bak met zoet of zeewater en giet hem leeg.
-
Gebruik huishoudelijke schoonmaakmiddelen.
-
Het systeem moet worden geledigd wanneer het schip gestationeerd is onder negatieve temperaturen.
Voor het respect van het milieu: -
Ledig de opvangtanks niet in de buurt van de kust, gebruik de pompsytemen van de havens of marina’s om de bakken te ledigen voordat u de haven verlaat.
-
Zorg ervoor dat de afvoerklep van de kuip gesloten is om elke onvrijwillige lozing te voorkomen.
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
22 / 30
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
23 / 30
4.6 Pompen, bodemkranen en huiddoorvoer 4.6.1 Pompen -
De ruimpompen zijn niet voorzien om het schip drijvende te houden in geval van averij. Laat de pompen niet leegdraaien, dit zou ze kunnen beschadigen. Het water in het ruim moet op een minimum worden gehouden. Onderwerp de werking van elke ruimpomp regelmatig aan een visuele controle. Controleer of de aanzuigpunten of –roosters van de pompen niet verstopt worden door vuildeeltjes. Indien er dichte scheidingswanden met kleppen tussen de voorste en de achterste gaffelpieken staan, moeten ze normaal worden gesloten en enkel worden geopend om het water uit het hoofdruim te pompen.
4.6.2 Bodemkranen en huiddoorvoer OPENEN EN SLUITEN VAN BODEMKRANEN:: OPEN GESLOTEN
-
Houd de bodemkranen, kajuit afvoeren, dekdoppen en andere openingen / afsluitvoorzieningen in de gesloten of open posities, n.a.v. van de omstandigheden, om het risico van overstroming te minimaliseren.
REF 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
BESCHRIJVING Voor stuurboord waterdicht compartiment dwarsschotafvoer Vooruit stuurbood airconditioning uitlaat Vooruit stuurboord + salon airconditioning inlaat Salon airconditioning uitlaat Vooruit stuurboord douche afvoerpomp Vooruit stuurboord WC inlaat Vooruit stuurboord wasbak afval Stuurboord elektrische lenspomp Vooruit stuurboord waterdicht compartiment aftapkraan Stuurboord achter douche afvoerpomp Stuurboord elektrische lenspompfilter Achter stuurboord waterdicht compartement aftapkraan Achter stuurboord WC inlaat Stuurboord elektrische lenspomp afvoer Achter stuurboord airconditioning inlaat Generatorinlaat Achter stuurboord airconditioning uitlaat Achter stuurboord waterdicht compartiment dwarsschotafvoer Handlenspomp uitlaat Handlenspomp Achterkist afvoer Gaskist afvoern Kettingkast afvoer Fok te loevert afvalkist
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
24 / 30
26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48
Vooruit bakboord waterdicht compartiment dwarsschot afvoer Vooruit bakboord wasbak afval Vooruit bakboord WC inlaat Vooruit bakboord WC uitlaat Bakboord elektrische lenspomp Vooruit stuurboord waterdicht compartiment aftapkraan Vooruit bakboord douche afvoerpomp Bakboord elektrische lenspomp filter Achteruit stuurboord airconditioning inlaat Stuurboord elektrische lenspomp afvoer Salon wasbasin afval Bakboord airconditioning inlaat Achteruit cockpit afvoer Bakboord airconditioning uitlaat Achteruit stuurboord waterdicht compartiment dwarsschot afvoer Generatorafval Loghuid bevestiging Dieptemeter huiddoorvoer Vooruit bakboord airconditioning uitlaat Vooruit stuurboord airconditioning inlaat Vooruit bakboord douche aftapkraan Achteruit bakboord WC inlaat
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
25 / 30
5 ANKEREN, AANMEREN EN SLEPEN -
Hou het luik van de kettingbak op zee altijd gesloten. Het slepen moet altijd aan lage snelheid gebeuren. Een trailer moet steeds zodanig zijn bevestigd dat hij onder lading kan worden losgemaakt. De eigenaar moet nagaan of de aanmeer- en sleepkoppen, bevestigingspunten, kettingen overeenstemmen met de gebruiksvoorwaarden van het schip. that dock lines, tow ropes, attachment points and chains correspond to conditions of use of the boat. REF 1 2 3 4 5
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
BESCHRIJVING Ankerrol bevestiging Lier Kettingkast Meer- en sleepogen Meerogen
26 / 30
6 OP DE WAL HALEN EN TRANSPORTEREN PLAN EN AFMETINGEN VAN DE POSITIONERINGSASSEN VAN DE WIEGEN EN KRAANKABELS -
Zorg ervoor dat het schip stabiel ligt op zijn trailer, zowel in de lengte als in de breedte. Vergeet niet de kabels en riemen aan te spannen.
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
27 / 30
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
28 / 30
7 De SNSM
Au service des plaisanciers et des professionnels de la mer Les sauveteurs en mer veillent... Tous les marins savent qu'on ne badine pas avec la grande bleue ... Malgré les progrès considérables réalisés en matière de sécurité par les constructeurs de bateaux, un événement de mer est toujours possible et vous pouvez avoir un jour besoin des « sauveteurs en mer ». A toute heure du jour et de la nuit, 7 jours sur 7, 3 500 bénévoles sont prêts à appareiller dans la demi-heure pour aller porter secours à ceux qui sont en difficulté ... et cela parfois au péril de leur propre vie ! C'est grâce au maillage très serré de ses 255 stations en France et dans les D.O.M. que « Les Sauveteurs en Mer » assurent aujourd'hui près de 50% du sauvetage en France. En mer, vous pouvez avoir besoin d'eux, à terre ils ont besoin de vous... Le sauvetage des vies humaines est gratuit mais les moyens mis en oeuvre coûtent cher. Les sauveteurs en mer, qui se recrutent de plus en plus parmi les plaisanciers, ont besoin de vous pour entretenir, moderniser et remplacer leurs moyens nautiques (1 canot tous temps coûte 4,2 MF !). Venez donc soutenir ou même rejoindre ces marins, hommes et femmes, désintéressés, discrets et efficaces : prenez contact avec le responsable de la station la plus proche du port d'attache de votre bateau ou avec notre siège à Paris. ENTRE MARINS…
-
avant de prendre la mer, informez vos proches de vos intentions renseignez vous sur les conditions locales (météo, courant, etc) possédez des moyens radio VHF fiables et contrôlez-les faites porter un gilet de sauvetage aux enfants
UNE VIE HUMAINE N'A PAS DE PRIX …, UN CANOT DE SAUVETAGE EN A UN ! LES SAUVETEURS EN MER (S.N.S.M.) Siège social: 31, cité d'Antin 75009 PARIS Tel: 01 56 02 64 64 - Fax: 01 56 02 64 63 - E-mail: www.snsm.com.fr
Je soutiens la SNSM et j'adhère ! Je joins un chèque de:
20 € min -
45 € (donateur) -
380 € (bienfaiteur)
Un reçu de déductibilité fiscale me sera adressé avec la carte et l'autocollant de membre NOM:…………………………………………………..PRENOM:……………………………… ADRESSE…………………………………………………………………………………………
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
29 / 30
8 Zee- en riviercharter
L'eau est un milieu vivant, fragile. C'est aussi une ressource précieuse Pour protéger ce milieu, • Je respecte la mer et les rivières, je n'aborde pas les sites protégés, je limite ma pêche aux espèces et tailles autorisées, j'observe les animaux sans les toucher ni les déranger. • Avant de mouiller, je m'informe de la nature du fond pour éviter sa dégradation. De préférence, j'utilise les bouées d'amarrage. • Je dépose mes déchets ménagers dans les containers et mes déchets toxiques, solides et liquides, à la déchetterie portuaire. • J'utilise les installations sanitaires portuaires. Je vidange mon bac à eaux noires dans les stations de pompage. J'utilise les produits détergents les plus respectueux de l'environnement. • Je m'assure que toute opération d'entretien (bateau, matériel, équipement) est effectuée dans le respect de l'environnement. Je manipule avec précaution tous les liquides susceptible de polluer lors de leur transvasement.
LAGOON 420 – NEE – 06/09/2007
30 / 30