HANDLEIDING VOOR DE EIGENAAR
146825 Index A
5 ................................................................................................... Inleiding 9 ..............................................................................Algemene kenmerken
1
13 ................................................ Ontwerpcategorie en waterverplaatsing
2
17 .................................................................... Stabiliteit en drijfvermogen
3
21 ............................................................................Manoeuvreerbaarheid
4
23 .................................................................................Tuigage en zeiltuig
5 6 7 8 9 10
43 ............................................................................................... Veiligheid 53 ............................................ Informatie over brand- en explosiegevaar. 59 ............................................................................. Elektrische installatie
INHOUDSOPGAVE
67 .......................................................................................... Watercircuits 75 ......................................................................................................Motor
11 85 ..........................................................................................Dekuitrusting 12 91 .......................................................................................Rompuitrusting 13 95 .........................................................................Onderhoud en transport 14 103 ................................................................................................... Milieu 15 81 ................................................................................ Besturingssysteem
3
INLEIDING Welkomstwoord U heeft zojuist uw gloednieuwe BENETEAU ontvangen, en wij willen u allereerst hartelijk bedanken voor uw vertrouwen in ons merk. Het team van BENETEAU wenst u van harte welkom aan boord. Een BENETEAU is gemaakt om lang mee te gaan: iedere boot is tot in de kleinste details door ons afgewerkt, vanaf het ontwerp tot het moment dat deze uit de fabriek kwam en te water gelaten werd, zodat deze aan uw verwachtingen voldoet en u er jarenlang van kunt genieten. Deze handleiding is samengesteld om u te helpen om uw boot op een prettige, comfortabele en veilige manier te gebruiken. Hierin staan de details over de boot, de geleverde of geïnstalleerde apparatuur en de systemen, en aanwijzingen voor het gebruik en onderhoud hiervan. Bepaalde accessoires die in deze handleiding worden beschreven zijn optioneel. Uw BENETEAU dealer kan u adviseren en helpen bij het gebruik en het onderhoud van uw boot. Wanneer de boot voor het eerst in gebruik genomen wordt, is hier veel vaardigheid en zorg voor nodig. Het goed uitvoeren van de handelingen bij de inbedrijfname van de boot is namelijk zeer belangrijk voor de latere goede werking van de voorzieningen van uw boot. Daarom moet de ingebruikname onder verantwoordelijkheid van uw dealer worden uitgevoerd. Lees deze handleiding voor de eigenaar zorgvuldig door en zorg dat u met uw boot vertrouwd raakt voordat u ermee het water op gaat. Hoe beter u uw boot kent, hoe meer plezier u ervan zult hebben aan het roer te staan.
Bewaar deze handleiding voor de eigenaar op een veilige plaats en geef hem bij verkoop aan de nieuwe eigenaar. Bewaar de handleidingen van de extra apparatuur (accessoires enz.) bij deze handleiding voor de eigenaar.
5
Voor alle apparatuur op deze boot,moet u de handleidingen van de betreffende fabrikant raadplegen.
Deze handleiding voor de eigenaar is gemaakt om u uw boot veilig en prettig te laten gebruiken. Hij bevat gegevens over uw boot, de meegeleverde of geïnstalleerde apparatuur en systemen, evenals informatie over het gebruik daarvan. Lees de handleiding voor de eigenaar zorgvuldig door en zorg dat u goed bekend raakt met uw boot voordat u ermee gaat varen. Deze handleiding voor de eigenaar is geen cursus in veilig varen of zeemanschap. Als dit uw eerste boot is of als u overgestapt bent naar een type boot waar u nog niet bekend mee bent, zorg dan dat u ervaring opdoet met het varen met en het gebruik van de boot voordat u er alleen het water mee op gaat. Uw dealer, het Koninklijk Nederlands Watersport Verbond of uw jachtclub helpen u graag aan een adres van een zeil- of vaarschool of bevoegde instructeurs bij u in de buurt. Zorg dat de verwachtingen voor de weers- en zeegesteldheid binnen de grenzen liggen waar uw boot voor ontworpen is en dat uzelf en uw bemanning geschikt zijn om de boot onder deze omstandigheden te besturen. Zelfs als uw boot er volledig voor is uitgerust, kunnen de weers- en zeeomstandigheden volgens de categorieën A, B en C variëren van een zware storm voor categorie A tot extreme omstandigheden in de bovenkant van categorie C, met ernstig gevaar op extreme golven of windstoten. Dit zijn per definitie gevaarlijke omstandigheden waarin alleen een ervaren bemanning die goed getraind is en een goed onderhouden boot bestuurt, veilig kan varen. Deze handleiding voor de eigenaar is geen gedetailleerde onderhouds- of reparatiehandleiding. Roep bij problemen altijd de assistentie in van uw dealer. Als u een onderhoudshandleiding heeft ontvangen, kunt u die gebruiken. Laat accessoires of wijzigingen altijd door een ervaren onderhoudsmonteur aanbrengen en onderhouden. Het aanbrengen van wijzigingen die de veiligheid van de boot kunnen beïnvloeden, moet altijd door vakbekwame deskundigen beoordeeld, uitgevoerd en geadviseerd worden. De fabrikant van de boot is niet verantwoordelijk voor wijzigingen die niet door hem zijn goedgekeurd. In bepaalde landen is een vaarbewijs of een machtiging vereist of kan speciale regelgeving gelden. Onderhoud uw boot altijd volgens de voorschriften en houd er rekening mee dat na verloop van tijd of bij zwaar of oneigenlijk gebruik enige schade kan ontstaan. Elke boot – hoe stevig ook gebouwd – kan zwaar beschadigd raken als er ondeskundig mee om wordt gegaan. Dit is niet te verenigen met veilig varen. Houd bij het bepalen van uw snelheid en uw koers altijd rekening met de condities op zee. Als uw boot voorzien is van een reddingsvlot, lees de handleiding daarvan dan goed door. Uw bemanning moet alle reddingsmiddelen (reddingsvesten, harnas enz.) aan boord hebben voor het type boot, de weersgesteldheid enz. In bepaalde landen zijn zulke reddingsmiddelen verplicht. De bemanning moet bekend zijn met het gebruik van de reddingsmiddelen en weten hoe zij in geval nood moeten handelen (man overboord, slepen enz.); zeilscholen en jachtclubs organiseren regelmatig veiligheidstrainingen. Aangeraden wordt dat iedereen die zich aan dek bevindt een geschikt reddingsvest draagt Let op dat in bepaalde landen iedereen te allen tijde een reddingsvest moet dragen dat aan de nationale voorschriften voldoet.
6
Opmerkingen over de inhoud van deze handleiding De verschillende waarschuwingen worden in deze handleiding op de volgende manier aangegeven :
GEVAAR Duidt op de aanwezigheid van een gevaar met een grote kans op overlijden of zeer ernstig lichamelijk letsel indien er geen voorzorgsmaatregelen worden getroffen.
WAARSCHUWING Duidt op de aanwezigheid van een risico op lichamelijk letsel of overlijden indien geen voorzorgsmaatregelen worden getroffen.
LET OP Geeft een veiligheidsadvies of wijst op een gevaarlijke situatie die lichamelijk letsel, schade aan de boot of onderdelen ervan of aan het milieu kan veroorzaken.
ADVIES-AANBEVELING Geeft een aanbeveling of een advies hoe een bepaalde actie op de juiste manier moet worden uitgevoerd. - Bepaalde informatie of afbeeldingen in deze handleiding kunnen enigszins afwijken van de situatie op uw boot, zonder dat dit afbreuk doet aan de geldigheid van de belangrijke informatie. Eventuele aanpassingen worden, indien nodig, in toekomstige versies van deze handleiding opgenomen. - SPBI S.A. streeft er voortdurend naar zijn producten te verbeteren en behoudt zich het recht voor wijzigingen aan te brengen in het ontwerp, de indeling of de uitrusting die hij noodzakelijk vindt. Om die reden zijn de eigenschappen en informatie niet contractueel en kunnen zij zonder voorafgaande waarschuwing en zonder verplichte update gewijzigd worden. - Deze handleiding voor de eigenaar voldoet aan de Europese Richtlijn 94/25/CE van 16 juni 1994 gewijzigd volgens Europese Richtlijn 2003/44/CE van 16 juni 2003 ; en aan de standaard NF EN ISO 10240 van februari 2005 .
- Deze handleiding voor de eigenaar is in meerdere talen beschikbaar. De Franse versie is leidend. - Deze handleiding voor de eigenaar is samengesteld door SPBI S.A.. Het is verboden kopieën te maken, in welke vorm en met welk middel ook, in het geheel of gedeeltelijk; het wijzigen van deze handleiding voor de eigenaar door derden met commercieel oogmerk is eveneens verboden.
7
TECHNISCHE GEGEVENS
Constructie........................................................................................ 10 Algemene afmetingen ...................................................................... 10 Motor.................................................................................................. 10 Elektriciteit ........................................................................................ 10 Inhouden ........................................................................................... 11 Zeiloppervlak .................................................................................... 11
9
1
1.1
CONSTRUCTIE
Model...............................................................................................................................................................................................................................................FIRST TWENTY Architect ................................................................................................................................................................................................................................................ Finot - Conq Fabrikant .................................................................................................................................................................................................................................................... SPBI S.A Belangrijkste vorm van voortstuwing................................................................................................................................................................................................................... Zeil Constructiemateriaal romp .........................................................................................................................................................................................Glasvezellaminaat / Polyester Constructiemateriaal dek..............................................................................................................................................................................................Sandwich / Polyester / Balsa Toepassing - Dek ....................................................................................................................................................................................................................................... gespoten Toepassing - Romp ................................................................................................................................................................................................................................Nat procédé Constructiemateriaal ballast ......................................................................................................................................................................................................................... Gietijzer Gewicht ballast ............................................................................................................................................................................................................................................... 310 kg 1.2
ALGEMENE AFMETINGEN
Totale lengte (Lmax)* ...................................................................................................................................................................................................................................... 6,50 m (Inclusief de onderdelen die zonder invloed op de structuur van de boot kunnen worden gedemonteerd (davit, preekstoel, boegspriet))
Lengte romp (Lh)*........................................................................................................................................................................................................................................... 6,25 m (Exclusief : de verstelbare onderdelen die gedemonteerd kunnen worden zonder de structuur van de boot aan te tasten)
Totale breedte (Bmax)*.................................................................................................................................................................................................................................... 2,48 m (Inclusief : de verstelbare onderdelen die gedemonteerd kunnen worden zonder de structuur van de boot aan te tasten)
Rompbreedte(Bh)*.......................................................................................................................................................................................................................................... 2,48 m (Exclusief : de verstelbare onderdelen die gedemonteerd kunnen worden zonder de structuur van de boot aan te tasten)
Doorvaarthoogte – lichte boot ...................................................................................................................................................................................................................... 10,40 m Diepgang - maximaal geladen boot...................................................................................................................................................................................................... 0,70 / 1,80 m Nat oppervlak ................................................................................................................................................................................................................................... ongeveer 11 m² 1.3
MOTOR
Maximale nominale stuwkracht ......................................................................................................................................................................................................................... 8 kW Maximale aanbevolen massa motor.................................................................................................................................................................................................................30 Kg 1.4
ELEKTRICITEIT
Elektrisch circuit - gelijkspanning .......................................................................................................................................................................................................................12 V
10
Algemene kenmerken
1.5
INHOUDEN
Totale massa vloeistoffen in de vaste tanks wanneer deze vol zijn ................................................................................................................................................................. 35 kg Water :................................................................................................................................................................................................................................................................. 35 l Deze inhouden zijn afhankelijk van de trim en de belading van de boot niet allemaal tegelijk bruikbaar. Aanbevolen wordt in de brandstoftanks een reserve van 20 % aan te houden. ZEILOPPERVLAK
I ...................................................................................................................................................................................................................................................................... 7,00 m J...................................................................................................................................................................................................................................................................... 2,37 m P ..................................................................................................................................................................................................................................................................... 7,40 m E ..................................................................................................................................................................................................................................................................... 3,15 m Grootzeil ........................................................................................................................................................................................................................................................... 16 m² Genua.............................................................................................................................................................................................................................................................. 9,5 m² Assymetrische spinnaker ................................................................................................................................................................................................................................. 40 m² Symmetrische spinnaker .................................................................................................................................................................................................................................. 34 m²
11
1 Algemene kenmerken
1.6
ONTWERPCATEGORIE EN WATERVERPLAATSING
Ontwerpcategorieën......................................................................... 16
13
2
- Een deel van de informatie is op het op de boot bevestigde typeplaatje vermeld. U vindt de toelichting op deze inlichtingen in de bijbehorende hoofdstukken van deze handleiding. - De maximale aanbevolen belading omvat alle personen aan boord, voorraden en persoonlijke bezittingen, alle uitrusting niet in de lege massa van de boot inbegrepen, de eventuele lading en alle vloeistoffen die in de vaste tanks kan worden opgeslagen (brandstof, water, grijs en zwart water). - De op het typeplaatje vermelde aanbevolen maximale lading houdt geen rekening met de massa van de vloeistoffen die in de vaste tanks kan worden opgeslagen (brandstof, water, grijs en zwart water).
Ontwerpcategorie
C
D
Maximaal toegestaan aantal personen aan boord
6
6
1 300 kg
1 300 kg
630 kg
630 kg
1 930 kg
1 930 kg
Leeggewicht Maximale aanbevolen belading Waterverplaatsing bij maximale belading
14
Ontwerpcategorie en waterverplaatsing
Bij kinderen aan boord mag het aantal personen aan boord worden vermeerderd onder de voorwaarde dat : - de kinderen niet zwaarder zijn dan 37,5 kg ; en dat - het totale gewicht van de personen (bij een gewicht van 75 kg per persoon) niet wordt overschreden.
- Laat niet meer dan het maximale aanbevolen aantal personen aan boord. Ongeacht het aantal personen aan boord mag de maximale massa van deze personen en de uitrusting nooit meer bedragen dan de maximale aanbevolen lading. - Gebruik altijd de aanwezige stoelen of zitplaatsen.
- Plaats zware gewichten altijd zo laag mogelijk.
15
2 Ontwerpcategorie en waterverplaatsing
- Let bij er het laden op dat u de maximale aanbevolen lading nooit overschrijdt. Laad de boot altijd zorgvuldig en verdeel de lading op een zodanige manier dat u de trim van de boot handhaaft (ongeveer horizontaal).
2.1
ONTWERPCATEGORIEËN
Categorie A : Oceaan Vaartuig ontworpen voor maximale windkracht 8 Beaufort en een karakteristieke golfhoogte van meer dan 4 meter. Deze boten opereren in hoge mate zelfstandig. Abnormale weersomstandigheden, zoals orkanen, zijn uitgesloten. Dergelijke weersomstandigheden kunnen zich voordoen bij een grote oversteek, bijvoorbeeld op een oceaan, of in de buurt van de kust, wanneer men gedurende enkele honderden zeemijlen niet tegen de wind en golven beschermd is. Categorie B : Open zee Vaartuig ontworpen voor maximale windkracht 8 Beaufort en in daarbij behorende golven (karakteristieke golfhoogte maximaal 4 m). Deze condities kunnen optreden bij varen op open zee of langs de kust wanneer men over enkele tienduizenden kilometers geen bescherming tegen de wind of de golven heeft. Deze weersomstandigheden kunnen zich tevens voordoen in binnenzeeën waarvan de omvang zodanig is dat golven van de aangegeven hoogte mogelijk zijn. Categorie C : Kustwateren Vaartuig ontworpen voor maximale windkracht 6 Beaufort en in daarbij behorende golven (karakteristieke golfhoogte maximaal 2 m). Dergelijke weersomstandigheden kunnen zich voordoen in aan wind blootgestelde binnenwateren, in mondingsgebieden en in kustwateren bij rustig weer. Categorie D : Beschutte wateren Vaartuig ontworpen voor maximale windkracht 4 Beaufort en in daarbij behorende golven (golfhoogte zo nu en dan maximaal 0,5 m). Dergelijke omstandigheden kunnen zich voordoen in beschutte binnenwateren en kustwateren bij mooi weer. OPMERKING : - De significante golfhoogte is de gemiddelde hoogte van het bovenste derde deel van de golven, wat ongeveer overeenkomt met de door een ervaren waarnemer geschatte golfhoogte. Sommige golven zijn twee keer zo hoog als deze schatting. - De verschillende categorieën zijn voornamelijk ingesteld om onderscheid te kunnen maken tussen de risico's waar de vaartuigen aan kunnen worden blootgesteld. De kenmerkende parameters zijn zodanig gedefinieerd dat daarmee de vaaromstandigheden kunnen worden beschreven; zij dienen uitsluitend voor het evalueren van het ontwerp van een vaartuig en mogen niet worden gebruikt om te bepalen op welke plaatsen op aarde wel en niet met het vaartuig mag worden gevaren. - Een vaartuig kan gelijktijdig in meerdere ontwerpcategorieën worden ingedeeld, met per categorie verschillende maximale omstandigheden.
16
Ontwerpcategorie en waterverplaatsing
STABILITEIT EN DRIJFVERMOGEN
Stabiliteitsgegevens......................................................................... 18 Toegang tot de boot ......................................................................... 19
17
3
3.1
STABILITEITSGEGEVENS
- Om de stabiliteit en het drijfvermogen van deze boot te bepalen is gebruik gemaakt van de maximale waterverplaatsing. U kunt deze waterverplaatsing terugvinden in het hoofdstuk ’Technische gegevens’ aan het begin van deze handleiding.
- Houd bij het bepalen van uw snelheid en uw koers altijd rekening met de condities op zee.
- Elke wijziging in de massaverdeling aan boord (bijvoorbeeld het aanbrengen van een verhoogde installatie om te vissen, een radarantenne, een rolmast of een andere motor) kan de stabiliteit, de trim en de prestaties van de boot aanzienlijk wijzigen ;
- Alle waterdichte schotten moeten tijdens het varen gesloten blijven.
- Zorg dat u zo min mogelijk lenswater heeft ; - Elke massa die u hoog aanbrengt, beïnvloedt de stabiliteit ; - Bij zwaar weer moet u de luiken, kasten en deuren sluiten om de kans op binnenstromend water zo klein mogelijk te houden ; - Het slepen van een boot of het tillen van een aanzienlijk gewicht met een giek of davit kan de stabiliteit verminderen ; - De luchtreservoirs mogen niet doorboord worden ; - Overslaande golven zijn zeer gevaarlijk voor de stabiliteit.
18
Stabiliteit en drijfvermogen
TOEGANG TOT DE BOOT - Sluit alle patrijspoorten tijdens het varen.
Toegang naar de trap
- Als u een toegangsluik hard dichtslaat, bestaat kans op lichamelijk letsel: sluit luiken altijd zachtjes en voorzichtig. - Laat kinderen alleen onder toezicht toegangsluiken openen of sluiten.
- Tijdens het varen moet de toegang tot de trap gesloten blijven. - Sluit voor iedere vaart de dekluiken en patrijspoorten. - Sluit bij zwaar weer of ruwe zee alle openingen.
- Houd de kranen in de romp, de afvoeren en alle openingen gesloten om de kans op binnenstromend water te verkleinen.
19
3 Stabiliteit en drijfvermogen
3.2
MANOEUVREERBAARHEID
21
4
- Bij tests is gebleken dat deze boot blijft drijven en de bemanning kan dragen, zelfs als hij vol met water is gelopen. - Deze boot kan omslaan of vollopen als teveel zeil wordt gevoerd. Onder zulke omstandigheden zou hij kunnen zinken. Bij een windkracht van meer dan 3 op de schaal van Beaufort moet u met minder zeil varen. Bij rukwinden of windstoten moet uiterste voorzichtigheid worden betracht. - Bij oploeven naar halve wind moet u extra voorzichtig zijn omdat dan zowel de schijnbare wind als de slagzij toenemen. Maak zulke koerswijzigingen altijd geleidelijk en probeer van tevoren minder zeil te voeren.
22
Manoeuvreerbaarheid
- Als teveel zeil wordt gevoerd, kan deze boot omslaan. - Bij stormachtige wind, zware zeegang of overslaande golven moet u extra voorzorgsmaatregelen nemen.
TUIGAGE EN ZEILTUIG
Manoeuvreplattegrond..................................................................... 24 Staand tuig ........................................................................................ 25 Lopend tuig ....................................................................................... 34 Zeilen ................................................................................................. 35 Plaatsen van de zeilen ..................................................................... 36 Opbouw ............................................................................................. 40 Lieren................................................................................................. 40 Genuaroller ....................................................................................... 41 Genuatuigage (Genuatuigage) ........................................................ 41 Dolfijnneus ........................................................................................ 42
23
5
5.1
MANOEUVREPLATTEGROND
Nummer Val voor rolgenua
2
Val groot zeil
3
Rif 1
5
Rif 2
6
Spival
7
Asymmetrische spinnaker
24
Tuigage en zeiltuig
Benaming
1
STAAND TUIG - Maak om een bemanningslid naar de masttop te hijsen een paalsteek met het val rechtstreeks op de ring van het maststoeltje (gebruik nooit de musketon of de schakel van het val). - Laat nooit een bemanningslid bij zwaar weer omhoog hijsen.
- Wanneer de boot voor het eerst in gebruik genomen wordt, is hier veel vaardigheid en zorg voor nodig. Het goed uitvoeren van de handelingen bij de inbedrijfname van de boot is namelijk zeer belangrijk voor de latere goede werking van de voorzieningen van uw boot. Daarom moet de boot voor de eerste keer onder verantwoordelijkheid van uw distributeur worden opgetuigd. Nummer
Benaming
Aantal
1
Stag
1
2
Pardoen
2
3
Diamantwant
2
- Inspecteer voor iedere tocht de mast zorgvuldig van boven naar beneden. - Controleer de spanning in het tuig regelmatig en controleer tevens dat alle borgmoeren, borgpennen en draadspanners goed vastzitten.
- Als u niet zeilt, moet u het genuaval vieren maar zorg er wel voor dat dit vrij blijft van het voorstag (er bestaat anders de kans dat het val rond het voorstag slaat waardoor dit zou kunnen breken, de mast zou dan ook afbreken).
25
5 Tuigage en zeiltuig
5.2
MAST - VAST Afstellen van de mast Het is van belang om (ten minste) de aangegeven waarden aan te houden, want met deze spanningen is de tuigage voorgespannen en de elasticiteit (verlenging) van de kabel minimaal tijdens het varen om beweging van de mast te voorkomen. De spanning op het want kan alleen met een wantspanningsmeter worden gemeten. Benodigd materiaal : - Loos & CO wantspanningsmeter model PT2M. Maak de mast aan de wal klaar door het tuig eraan te bevestigen. Zorg voor voldoende speling zodat het tuig wat kan schuiven. Bevestig de bovenste wartel van het genuatuig met de val aan de mast (de val ligt buiten de voorstag en loopt daar parallel aan). Afstelmethode : - Hijs de mast en span het want met de hand door middel van de draadspanners. Zorg dat dit gelijkmatig gebeurt. - Span het diamantwant geleidelijk met de draadspanners tot de wantspanningsmeter de volgende spanning aangeeft : Diamantwant : 12 - Controleer of de mast recht in de dwarsrichting ligt (geen S). Een lichte kromming naar voren is normaal. - Span het buitenwant door middel van de draadspanners tot de volgende spanning : Buitenwant : 19 OPMERKING : Breng de kabels afwisselend en langzamerhand op spanning, want de spanningen bouwen op. - Controleer of de mast recht in de dwarsrichting ligt (geen S).
26
Tuigage en zeiltuig
SCHARNIERENDE MAST 1. Voorbereiding - Mast Bereid de mast en bijbehorend beslag voor (ref. 148248). - Bescherming voor kabel mastdiamant ; - Ingekorte mastvoet ; - Mastring.
Tuigage en zeiltuig
5
2. Voorbereiding - Dek Vervang de standaard tabernakel door een van roestvrij staal (ref. 147223). Zet de blokken en wartels voor de vallen over.
27
3. Installatie - Steun Plaats de steun op de spiegelbalk.
4. Opzetten - Mast Schuif de mast naar voren tot u de draaipin in kunt steken. Controleer altijd dat de mast juist in de tabernakel zit.
28
Tuigage en zeiltuig
5. Opzetten - want - langsrichting Plaats de spinnakerboom dwars op de mast. Hij wordt als volgt bevestigd : - aan een zijde door de spinnakerval (Zet de val op de kikker vast) ; - aan de andere zijde door de neerhaler voor de spinnakerboom die via de putting van de voorstag naar de cockpitlier loopt.
Tuigage en zeiltuig
5
29
6. Opzetten - want - zijdelings
Plaats de middelste ring op de klauw van de spinnakerboom.
Plaats de haakjes van het want in de gaten in de mast.
Maak de tussenringen met de fokkeschoot vast.
Positioneer de leiogen en de tussenringen met de fokkeschoot zodanig dat de ringen en de draaipin zich aan dezelfde zijde bevinden.
30
Tuigage en zeiltuig
7. Opzetten - Staand tuig Open de draadpsanners en maak het want aan de putttingen vast. Bereid de rolgenua voor zodat deze snel op zijn plaats kan worden gezet.
Tuigage en zeiltuig
5
31
8. Bemasting Trek de mast aan de neerhaler op.
32
Tuigage en zeiltuig
9. Vastzetten & Afstellen van de mast Maak de rolfok aan de putting vast en zet de mast vervolgens met de borgpen uit de mastset vast. Verwijder het beslag dat u bij het opzetten van de mast heeft gebruikt. Span het staand want volgens de aanbevelingen.
Tuigage en zeiltuig
5
33
5.3
LOPEND TUIG
- Controleer de slijtage en de algemene staat van de vallen en de schoten. - Controleer regelmatig de conditie van de kaken van de klemmen. - Maak de blokken van het achterstag regelmatig met zoet water schoon. - Vermijd ongecontroleerd gijpen, om voortijdige slijtage van de schoten, de ankerpunten en de lummel te voorkomen. - Als de spanning in het val (grootzeil, genua) te groot is, kan dit tot problemen leiden bij het hijsen c.q. neerlaten.
34
Tuigage en zeiltuig
5.4
ZEILEN
Algemeen
Laat de zeilen na het vaarseizoen en indien mogelijk voor het overwinteren door een deskundige nakijken en eventueel repareren.
- De levensduur van een zeil hangt voornamelijk af van een regelmatig onderhoud. - Zorg dat tijdens het varen de afstelling van de zeilen is aangepast aan de krachten waar zij aan worden blootgesteld om een te grote spanning op het doek te vermijden. - Vermijd scheuren en slijtage : zorg dat het zeil niet langs scherpe of ruwe delen gaat waardoor het zou kunnen beschadigen (zalingen, scepterpalen enz.). - Zorg dat u een zeilmakerstas aan boord heeft met gebruiksaanwijzing zodat u in afwachting van professionele reparaties, kleine reparaties zelf uit kunt voeren).
- Zeilen hebben veel te lijden van UV-licht : als de zeilen getuigd blijven, al is het maar voor 24 uur, dek ze dan af. - De genua kan van een anti-UV-strip worden voorzien : zorg dat de trommel van de rolgenua de juiste richting op draait (de UV-strip moet aan de buitenkant zitten). - Als het zeil bij het op- of afrollen moeilijk gaat, gebruik dan geen onnodige kracht. Controleer allereerst of het val niet om het voorstag geslagen is. Opslag / opvouwen - Tuig de zeilen af wanneer de boot lange tijd niet zal varen. - Sla geen vochtige zeilen op om schimmelvorming te voorkomen. - Vouw het zeil harmonicagewijs en evenwijdig aan het onderlijk op en rol het vervolgens op zodat het in de zak past.
35
5 Tuigage en zeiltuig
- Spoel de zeilen regelmatig met zoet water af en laat ze snel drogen om schimmelvorming te voorkomen. Laat de zeilen liever niet aan de mast in de wind drogen : door het klapperen slijten de naden en bestaat de kans dat de zeilen tegen het tuig slaan en scheuren.
5.5
PLAATSEN VAN DE ZEILEN
Katrol voor giek grootzeil
Opberging - Grootzeil Om het grootzeil makkelijker onder de giek te kunnen opbergen, kunt u het beste de zeillat verwijderen. Dankzij de twee klittenbandsluitingen is dit eenvoudig uit te voeren.
36
Tuigage en zeiltuig
Genuaval
Voer de val door de bovenste schijf van de wartel.
Maak de twee lijnen met een ankersteek aan elkaar vast.
Als u het zeil gehesen heeft, kunt u de ommantelde val losmaken en de spankatrol vastmaken.
Als u het zeil gehesen heeft, kunt u de ommantelde val losmaken en de spankatrol vastmaken. Bevestig de spankatrol met een wartel aan de bevestigingsplaat.
Als u het zeil gehesen heeft, kunt u de ommantelde val losmaken en de spankatrol vastmaken.
Als u het zeil gehesen heeft, kunt u de ommantelde val losmaken en de spankatrol vastmaken.
Maak de twee lijnen met een ankersteek aan elkaar vast.
Voer de val door de bovenste schijf van de wartel.
Bevestig de spankatrol met een wartel aan de bevestigingsplaat.
Bevestig de spankatrol met een wartel aan de bevestigingsplaat.
Maak de twee lijnen met een ankersteek aan elkaar vast.
Voer de val door de bovenste schijf van de wartel.
37
5 Tuigage en zeiltuig
De val bestaat uit 2 delen ; een kaal deel dit blijft op zijn plaats) en een ommanteld deel (dit wordt gebruikt om het zeil te hijsen).
Fok aan de voorstag bevestigen
Leid de fok rond de voorstag en sluit deze met de rits (Maak de veiligheidslijn van het zeil vast).
Voer de fokkenval door het voorlijk.
De val bestaat uit 2 delen : Het kale deel blijft op de fok, het ommantelde deel kunt u losnemen als de fok op zijn plaats zit. Wanneer u het zeil hebt gehesen en de rits over de gehele lengte van de voorstag hebt dichtgemaakt, moet u het oog aan het eind van de val met een harpje aan de katrol vastmaken.
38
Tuigage en zeiltuig
Zorg dat de spinnakerval hierbij niet om het voorstag slaat. Om hert zeil neer talen, gaat u in omgekeerde volgorde te werk.
Haal het ommantelde deel van de val los en berg dit op (dit is handig als u de fok moet strijken). Span het voorlijk van de fok met de katrol. Maak de veiligheidslijn van het zeil vast.
Tuigage en zeiltuig
5
Maak de flap van het zeil vast met klittenband en let er daarbij op dat de lijnen vrij blijven van de katrol.
De fok om de trommel rollen.
39
5.6
OPBOUW
Algemeen - Controleer elk deel van de opbouw regelmatig (blokken, harpsluitingen, wartels, klemmen enz.) : controleer of ze niet geroest, gescheurd of vervormd zijn. - Bij vervanging van dekbeslag moet u een type gebruiken met dezelfde sterkte als het te vervangen onderdeel. - Controleer de tuigage regelmatig en zorgvuldig en vervang beschadigde onderdelen en lijnen om breuk en daarmee ongelukken, lichamelijk letsel en schade aan de boot te voorkomen. Onderhoud - Spoel na het zeilen het dekbeslag altijd met zoet water af. - Was het dek regelmatig met een niet-schurende zeep en draai de schijven in de blokken. Spoel met zoet water na. - Gebruik geen vet op het dekbeslag (behalve op de lieren). - Gebruik op het dekbeslag geen schoonmaakmiddelen die bijtende stoffen bevatten (zoals bepaalde schoonmaakmiddelen voor teakhout). 5.7
LIEREN
Handlieren - Laat het touwwerk niet los op de lieren, maar zet ze vast op klampen.
40
Tuigage en zeiltuig
5.8
GENUAROLLER
Gebruik
Zie de gebruiksaanwijzing van de fabrikant voor het gebruik en het onderhoud.
- Zorg dat er altijd enkele windingen van het val om de trommel zitten. - Rol de genua altijd langzaam op en af zodat het val onder lichte spanning blijft en gelijkmatig op de trommel oprolt. - Laat het genuaval nooit vieren tijdens het op- of afrollen. - Als u de trommel bij zwakke wind gebruikt, wordt aangeraden de genua licht onder spanning te houden om te zorgen dat deze netjes oprolt. Onderhoud - Spoel de genuaroller regelmatig af.
5
5.9
GENUATUIGAGE (Genuatuigage)
De furler wordt iets anders gebruikt dan het rolsysteem : De furler is ofwel helemaal opgerold ofwel helemaal afgerold. U kunt er niet tijdens het zeilen de fok mee reven, zoals met een rolsysteem wel mogelijk is. De boot wordt met een kleine furler geleverd. U kunt hiermee de genua met een ritssysteem hijsen. Door de furler worden de krachten op het stag verminderd. De furler bestaat uit de volgende onderdelen : - Een trommel met een paar latten, waarmee de het stag kan worden afgesteld, - Een wartel om de furler aan de mast te bevestigen, - Een schijf met een paar platen om de furler te spannen. Het voorlijk wordt met een val in de furler op spanning gezet. De furler blijft altijd gemonteerd en is altijd beschikbaar om de genua te hijsen. Onderhoud - Spoel de trommel regelmatig schoon. - Aangeraden wordt de mechanische onderdelen eenmaal per jaar met zoet water af te spoelen.
41
Tuigage en zeiltuig
- Aangeraden wordt de mechanische onderdelen eenmaal per jaar met zoet water af te spoelen.
5.10
DOLFIJNNEUS
Dolfijnneus monteren
Maak het uiteinde van het boegstag met een ankersteek vast.
Haal het andere uuiteinde van het boegstag door het geleideoog in de dolfijneus.
Draai het oogje om de ring heen en vorm zo de ankersteek
Klaar !
42
Tuigage en zeiltuig
Voer het oogje door de ring.
VEILIGHEID
Voorkomen van overboordslaan en zwemtrap.............................. 44 Bergplaats reddingsvlot .................................................................. 46 Vastmaken van losse onderdelen................................................... 46 Plattegrond van het dek................................................................... 47 Informatie met betrekking tot vollopen en stabiliteit .................... 48
43
6
6.1
VOORKOMEN VAN OVERBOORDSLAAN EN ZWEMTRAP
6.1.1 Voorkomen van overboordslaan - De gebieden op het werkdek waar niet mag worden gelopen zijn hieronder gearceerd aangegeven : - Het ’werkdek’ omvat de gebieden aan de buitenkant van het schip waar tijdens het normale gebruik van de boot personen mogen staan en lopen.
nummer 1 : Plaats waar de zwemtrap is opgeborgen. nummer 2 : Afmeerklampen (hier kunnen de veiligheidslijnen aan vast worden gemaakt). - Gebruik de hiervoor bedoelde zitplaatsen.
Controleer regelmatig de lijnen : - Bij metalen lijnen moet u letten op corrosie, met name op de wrijvingspunten. - Bij kunststof lijnen moet u letten op tekenen van slijtage door het afschuren of door de zon.
44
Veiligheid
6.1.2 Zwemtrap De zwemtrap moet door één persoon die zich in het water bevindt kunnen worden uitgeklapt, zonder enige hulp van iemand anders. Plaats waar de zwemtrap is opgeborgen :
- Bepaalde zwemtrappen kunnen in ingeklapte toestand worden vergrendeld : dergelijke zwemtrappen moet u permanent uitgeklapt laten wanneer de boot in gebruik is (voor anker, afgemeerd of varend). - Let erop dat de zwemtrap direct toegankelijk en bruikbaar is voor een persoon die alleen is en zich in het water bevindt.
Veiligheid
6
45
6.2
BERGPLAATS REDDINGSVLOT
Het reddingsvlot (niet meegeleverd) moet op de hiervoor bestemde plaats worden opgeborgen (nummer 1). Een pictogram geeft aan waar deze zich bevindt. Lees voordat u vertrekt de procedure voor de tewaterlating van het reddingsvlot goed door. Sluit onder het varen de kist voor het reddingsvlot niet af.
6.3
VASTMAKEN VAN LOSSE ONDERDELEN
- Maak losse onderdelen goed vast als de boot onderweg is. - Berg niets op onder de vloeren.
46
Veiligheid
6.4
PLATTEGROND VAN HET DEK
Steun voor buitenboordmotor (buitenboordmotor wordt niet meegeleverd).
Maximaal motorgewicht : 30 kg.
Veiligheid
6
47
6.5
INFORMATIE MET BETREKKING TOT VOLLOPEN EN STABILITEIT
- Het systeem van lenspompen is niet bedoeld om water weg te pompen dat door openingen in de romp binnenstroomt.
6.5.1 Openingen in romp
- Zorg dat u zo min mogelijk lenswater aan boord heeft. - Berg niets onderin de boot op : zorg dat het lenswater vrij naar het onderste punt van de punt kan lopen.
- Controleer regelmatig het juist functioneren van de lenspompen. - Maak de inlaten of inlaatzeven van de lenspompen schoon, zorg dat er geen rommel in kan komen die de inlaat kan verstoppen.
**
Nummer 1
Benaming
Kraan Ja
Afvoer gootsteen
6.5.2 Lenspompen en droogpompen Algemeen - De binnenkant van de romp is voorzien van kanaaltjes : oftewel gootjes. Het water kan via deze gootjes naar het laagste punt van de romp stromen waar het kan worden weggepompt. Het water moet dus ongehinderd tot in het laagste punt van de boot kunnen stromen. - Maak het laagste punt van de boot en de gootjes regelmatig schoon. Onderhoud lenspomp Zie de gebruiksaanwijzing van de fabrikant voor het controleren en onderhouden van de lenspompen.
48
Veiligheid
- Als de waterdichte wanden die de punten voor en achter isoleren voorzien zijn van kleppen, moeten deze gesloten blijven bij normaal weer en alleen geopend worden om het water af te tappen naar de hoofdlenspomp.
Handbediende lenspomp (Buitenzijde)
De hendel voor de handbediende lenspomp bevindt zich in de onmiddellijke nabijheid hiervan (nummer 2). Werking : Uitvoering met inklapbaar hendel I- Plaats de hendel op de handbediende lenspomp. II- Haal de hendel op en neer tussen de onderste en bovenste aanslag.
Zorg dat u de hendel van de handbediende lenspomp te allen tijde kunt bereiken.
49
Veiligheid
6
De handbediende lenspomp bevindt zich in de cockpit (nummer 1).
Handbediende lenspomp (binnenzijde) Versie met ingebouwde hendel I- Bedien de pomp met de ingebouwde hendel.
INSTALLATIE-OVERZICHT - LENSPOMPEN
Nummer
Benaming
Debiet
1 2 3
Handbediende lenspomp (Buitenzijde) Hendel voor handbediende lenspomp Handbediende lenspomp (binnenzijde)
32 l/min (*)
(*) 45 slagen per minuut Bij 70 slagen per minuut : debiet 35 l/min
50
Veiligheid
85 l/min
INSTALLATIE-OVERZICHT - LENSWATER WEGPOMPEN
Nummer
51
Benaming
1
Handbediende lenspomp (binnenzijde)
2
Handbediende lenspomp (Buitenzijde)
3
Kielventilatie - Lenspomp
4
Kielventilatie - Lenspompt
5
Afvoer handbediende lenspomp (binnenzijde)
6
Afvoer handbediende lenspomp (Buitenzijde)
Veiligheid
6
INFORMATIE OVER BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR.
Hoofdmotor en andere apparaten op brandstof............................ 54 Elektrische installatie....................................................................... 54 Gasinstallatie .................................................................................... 54 Brandbeveiliging en bestrijding...................................................... 55 Vluchtwegen in geval van brand..................................................... 57
53
7
7.1
HOOFDMOTOR EN ANDERE APPARATEN OP BRANDSTOF
De risico's die verband houden met de motor worden beschreven in het hoofdstuk MOTORISERING. - Boten met een buitenboordmotor van meer dan 25 kW moeten één of meerdere draagbare brandblussers aan boord hebben met een gezamenlijke capaciteit van minimaal 8A / 68B.
De risico's die verband houden met andere apparaten die brandstof verbruiken worden beschreven in het hoofdstuk ANDERE APPARATEN OP BRANDSTOF.
7.2
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
De risico's die verband houden met de elektrische systemen worden beschreven in het hoofdstuk ELEKTRICITEIT.
7.3
GASINSTALLATIE
De risico's die verband houden met de gasinstallatie worden beschreven in het hoofdstuk GAS.
54
Informatie over brand- en explosiegevaar.
7.4
BRANDBEVEILIGING EN BESTRIJDING
7.4.1 Brandblusmiddelen Draagbare brandblussers en blusdeken (niet meegeleverd) - Deze boot moet, wanneer hij in gebruik is, voorzien zijn van draagbare brandblussers met voldoende bluscapaciteit en geïnstalleerd op de volgende plaatsen : De plaats van de draagbare brandblussers is door onderstaand pictogram aangegeven :
Nummer
Benaming
Plaats
Minimale bluscapaciteit
1
Draagbare brandblusser
Opbergruimte cockpit
5A / 34B
2
Draagbare brandblusser
Kombuis
5A / 34B
- Deze boot moet, wanneer hij in gebruik is, in de ruimte naast de keuken voorzien zijn van een blusdeken om de keuken of het kooktoestel te beveiligen : dichtbij de kookplaat.
55
Informatie over brand- en explosiegevaar.
7
Onderhoud van de brandblusmiddelen De eigenaar/gebruiker van de boot moet : - de brandblusmiddelen met de op daarop vermelde frequentie laten controleren ; - draagbare brandblussers die over hun houdbaarheidsdatum heen zijn of die gebruikt zijn, vervangen door apparaten met dezelfde bluscapaciteit ; - ervoor zorgen dat voor de bescherming aan dek minimaal een blusemmer met lijn op een direct toegankelijke plaats beschikbaar is ; - vaste brandblusinstallaties die over hun houdbaarheidsdatum heen zijn of die gebruikt zijn, vervangen. Verantwoordelijkheden van de eigenaar/gebruiker De eigenaar/gebruiker van de boot is ervoor verantwoordelijk dat : - de brandblusmiddelen (draagbare brandblussers, blusemmer en blusdeken) direct toegankelijk zijn wanneer personen aan boord zijn ; - de bemanningsleden gewezen worden op : - de plaats en werking van de brandblusmiddelen ; - de ontsnappingsroutes en nooduitgangen. Waar de eigenaar van de boot op moet letten Algemeen - Let op dat het lenswater schoon is en dat er geen brandstofdampen, gas of brandstof lekken. - Bij vervanging van brandbestrijdingsmiddelen moeten geschikte middelen met dezelfde naam of met gelijkwaardige brandbestrijdingstechniek en -capaciteit worden geplaatst. - Hang geen losse gordijnen of andere stoffen in de buurt van of boven de kookplaat of andere apparaten met open vuur. - Alle uitgangen met uitzondering van de deur of de hoofdtrap zijn voorzien van het volgende symbool :
56
Informatie over brand- en explosiegevaar.
7.5
VLUCHTWEGEN IN GEVAL VAN BRAND
*
U MAG NOOIT : - de doorgang naar de uitgangen en luiken versperren ; - de bediening van veiligheidspparatuur versperren, bijvoorbeeld de brandstofkranen, gaskranen, elektrische stroomonderbrekers ;
- de boot onbewaakt achterlaten wanneer kooktoestellen en/of verwarming in gebruik zijn ;
7
- enige installatie aan boord wijzigen (in het bijzonder geldt dit voor de elektrische, brandstof- of gasinstallatie) of nietgekwalificeerd personeel wijzigingen aan deze installaties laten aanbrengen ;
Informatie over brand- en explosiegevaar.
- de toegang tot de kasten met de draagbare brandblussers versperren ;
- brandstoftanks vullen of gasflessen vervangen als de motor draait of als kooktoestellen of verwarming in gebruik zijn ; - gaslampen in de boot gebruiken ; Nummer
Benaming
Plaats
1
Nooduitgang
Omlaag
INSTRUCTIES IN GEVAL VAN SCHADE AAN HET ROER 1. Ankeren om afdrijven te voorkomen. 2. Vaststellen of u het probleem zelf op kunt lossen door de handleiding van de motor te raadplegen. 3. Om hulp vragen.
57
- roken terwijl u met de brandstof of het gas werkt.
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
Algemene informatie over het elektrische circuit ......................... 60 Gelijkspanningsinstallatie (12V) ..................................................... 61
59
8
8.1
ALGEMENE INFORMATIE OVER HET ELEKTRISCHE CIRCUIT - Verkeerd gebruik van de gelijk- en wisselspanningssystemen kan brand of explosie tot gevolg hebben. - Verkeerd gebruik van de wisselspanningssystemen kan elektrocutie tot gevolg hebben.
U MAG NOOIT : - aan een elektrische installatie werken als daar spanning op staat ; - het elektrische circuit van het vaartuig of de stroomschema's aanpassen : installatie, wijziging en onderhoud moeten worden uitgevoerd door een elektricien die gekwalificeerd is voor werk aan boord van vaartuigen ; - zekeringen of stroomonderbrekers van een andere dan de voorgeschreven sterkte gebruiken ; Nummer
- elektrische apparaten vervangen door apparaten die een hogere dan de nominale stroomsterkte vragen ;
Benaming
1
Schakelkast
2
Stroomverbreker
3
Accu - 70A
- De boot onbewaakt achterlaten als de elektrische installatie onder spanning staat, met uitzondering van de automatische lenspomp en de circuits voor beveiliging tegen brand of diefstal.
60
Gelijkspanningsinstallatie
8.2
GELIJKSPANNINGSINSTALLATIE (12V)
8.2.1 Werking en plaats van de accu's Algemeen De boordspanning is als gelijkspanning uitgevoerd. De hoofdaccu's voeden de elektrische apparaten aan boord. De accu's worden via een belastingverdeler geladen door : - een door de motor aangedreven dynamo als de motor draait, De accu's moeten bij de eerste tewaterlating van de boot door een deskundige worden aangesloten. Controleer altijd de staat van de accu's en van het oplaadsysteem voordat u het water op gaat. Accugroep Hoofdaccu's : 70A
61
8 Gelijkspanningsinstallatie
- de acculader (als de boot hiermee is uitgerust).
Onderhoud - Zorg dat de accu's niet tot een hogere spanning dan 14,6 V worden opgeladen. - Houd de accu's schoon en droog. - Controleer regelmatig of de aansluitklemmen en kabels schoon zijn. Breng eventueel een dun laagje paraffine op de aansluitklemmen aan tegen corrosie. - Laad alle boordaccu's regelmatig op. - Zorg dat de accu's altijd geladen blijven : dan gaan ze langer mee. - Voorkom dat de accu's langere tijd niet gebruikt worden (bijvoorbeeld tijdens de overwintering van de boot). Onderhoud van loodaccu's - Controleer elk jaar het vloeistofpeil in de accu's en vul zo nodig met gedestilleerd water bij. - Houd metalen voorwerpen uit de buurt van de accu's.
- Laat alle werkzaamheden aan de accu's over aan gekwalificeerd personeel. Draag een veiligheidsbril en beschermende kleding als u aan de accu' s werkt. - Rook niet in de buurt van een accu en zorg dat er geen vonken kunnen ontstaan : explosiegevaar. - Als per ongeluk zuur in uw ogen of op uw huid komt, spoel dan direct met veel schoon water af. Raadpleeg zo snel mogelijk een arts. - Raak de aansluitklemmen van de accu's niet aan : kans op een elektrische schok. - Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor gebruik en onderhoud.
- Loodaccu's bevatten zwavelzuur : houd de accu's rechtop als u ze moet verplaatsen.
- KOPPEL DE ACCULADER LOS VOORDAT U DE AANSLUITKLEMMEN VAN DE ACCU'S VOOR ONDERHOUD LOSNEEMT.
8.2.2 Accuschakelaar - Handmatige accuschakelaar : zet de spanning aan door de accuschakelaars voor de positieve en de negatieve pool met de hand te draaien. Accuschakelaar positieve pool
Accuonderbreker minklem
- Zet alle accuschakelaars uit voordat u van boord gaat : anders bestaat de kans dat de accu's geheel leeglopen. - Raak de accuschakelaars niet aan als deze gesloten zijn. - Zet de accuschakelaars tijdens gebruik nooit uit (kans op zeer ernstige schade aan het laadcircuit).
62
Gelijkspanningsinstallatie
PRINCIPESCHEMA - BEDRADING ACCU'S
63
Benaming
A
Navigatielicht
B
Ankerlicht
C
Elektronica
D
Binnenverlichting
E
Niet gebruikt
F
Niet gebruikt
8 Gelijkspanningsinstallatie
Nummer
8.2.3 Schakelkast Installatie : Salon
Nummer
Benaming
1
Navigatielicht
2
Ankerlicht
3
Elektronica
4
Binnenverlichting
64
Gelijkspanningsinstallatie
8.2.4 Anodes Algemeen
- Zorg dat de anodes nooit met antifoulingverf worden bedekt.
- De anodes beschermen de boot tegen elektrolyse. - Een anode is een verbruiksgoed dat door elektrische stroom wordt opgebruikt. Een anode bestaat uit metaal met een reductor die het metaal moet beschermen.
- Controleer de anodes tijdens de eerste weken dat de boot in het water ligt en vervang ze indien nodig : in deze periode slijten ze snel.
- Op een nieuwe boot hebben alle metalen onderdelen onder de waterleiding de neiging om eenzelfde potentiaal aan te houden en daardoor kunnen gedurende de eerste weken na tewaterlating de anodes zeer snel slijten. - De romp kan van meerdere anodes zijn voorzien.
- Controleer minstens 2 maal per jaar de conditie van de anodes. Vervang de anode indien nodig (vóór deze 50 % van zijn gewicht verloren heeft). - Gebruik anodes die geschikt zijn voor het gebied waar u vaart : zoet water: magnesiumanode ; zeewater: zinkanode. - Als de motorsteunen aan de buitenkant zichtbaar zijn, bevinden de anodes zich boven de waterlijn : in dat geval wordt de motorsteun niet beschermt : volg de aanbevelingen van de motorfabrikant op. - Wanneer de boot op het droge ligt, gaat de anti-corrosiebescherming als gevolg van oxidatie van de anodes achteruit : zelfs nieuwe anodes oxideren aan de oppervlakte. De anodes moeten voordat de boot te water wordt gelaten schoongemaakt worden. Schoonmaken van de anodes - Maak de anodes met fijn schuurpapier schoon. Gebruik voor het schoonmaken geen staalborstel of andere stalen gereedschap; de galvanische bescherming zou hierdoor beschadigd kunnen raken. Vervanging van de anodes - De anodes zijn met schroeven en moeren bevestigd. Verwijder de schroeven en moeren waarmee de anode bevestigd is en maak daarna het contactoppervlak schoon. Draai de nieuwe anode vast zodat deze goed elektrisch contact maakt.
65
8 Gelijkspanningsinstallatie
Onderhoud
WATERCIRCUITS
Algemeen .......................................................................................... 68 Kranen gebruiken ............................................................................. 69 Vulcircuit zoet water......................................................................... 70 Zwartwatercircuit (Toilet)................................................................. 71 Grijswatercircuit ............................................................................... 73
67
9
9.1
ALGEMEEN
- Als u de boot voor het eerst in gebruik neemt, moet u het gehele watercircuit aan boord doorspoelen (het watercircuit is af fabriek voorzien van een antivriesbescherming die geschikt is voor voedingsmiddelen). - De watertanks kunnen tegen algvorming worden behandeld met een product op basis van kopersulfaat. Aanbevolen wordt de behandeling te herhalen afhankelijk van het gebied waar u vaart. - Laat alle waterleidingen bij het inwinteren leeg lopen om vorstschade te voorkomen.
- Controleer de verbindingen in het watercircuit regelmatig op lekkage. Controleer of de schroeven en bouten stevig zijn aangedraaid en vervang ze als ze beschadigingen of corrosie vertonen. - Koppel de waterinlaat aan de wal los voordat u van boord gaat (indien aanwezig).
- Reinig c.q. vervang de filters regelmatig.
- Als u bij vorst met de boot vaart, mag u in de watercircuits anti-vries gebruiken : gebruik een niet giftige antivries die goedgekeurd is voor levensmiddelen. GEBRUIK NOOIT ANTIVRIES VOOR AUTO'S : KANS OP VERGIFTIGING.
68
Watercircuits
9.2
KRANEN GEBRUIKEN
De kraan staat dicht als de hendel dwars op de leiding staat, de kraan staat open als de hendel in de richting van de leiding staat.
- Een kraan heeft een levensduur van ongeveer 5 jaar. Alle kranen aan boord moeten elke 5 jaar door een specialist worden gecontroleerd en eventueel vervangen.
Watercircuits
9
Nummer
Benaming
1
Kraan open
2
Kraan dicht
69
9.3
VULCIRCUIT ZOET WATER
Nummer
Benaming
1
Watertank - 35 liter
2
Handpomp
4
Inlaat 'WATER'
5
Ontluchtingsopening
13
Gootsteen keuken
Watertank
70
Watercircuits
9.4
ZWARTWATERCIRCUIT (TOILET)
Algemeen - Onder zwart water verstaat men het spoelwater van het toilet met menselijke afvalstoffen. - Sluit na ieder gebruik de kranen, vooral wanneer er niemand aan boord is. - Controleer regelmatig de goede werking en de waterdichtheid van de kranen en de rompdoorvoeren. - Controleer regelmatig of de moffen en aansluitingen van de flexibele leidingen goed vast zitten.
Watercircuits
9
71
Chemisch toilet Installatie : Voorste cabine
- Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor gebruik en onderhoud. - Gebruik geen producten schoonmaakmiddelen als bleekwater of oplosmiddelen.
- Houd u altijd aan de plaatselijke voorschriften voor het legen van zwartwatertanks.
Nummer 1 2 3 4 5 6 7
Benaming Schoonwatertank (boven) Pomp Knop schoonwatertank Zwartwatertank (onder) Niveaumeter Loosbuis Vulopening
Algemeen Het chemische toilet bevat twee tanks : een tank voor het spoelwater en een tank voor de fecaliën. U heeft verder nog chemicaliën nodig die de fecaliën oplossen en de stank beperken. Gebruik - Gebruik een toiletvloeistof voor chemische toiletten (houd u aan de dosering en de aanbevelingen op de fles). - Maak het chemisch toilet schoon voor u het opbergt. - Giet de zwartwatertank leeg op een speciaal daarvoor aangewezen plaats of in een gewoon toilet. - Vervang regelmatig de afdichting tussen de twee tanks.
72
Watercircuits
9.5
GRIJSWATERCIRCUIT
Algemeen
- Volg de plaatselijke regelgeving op met betrekking tot het legen van grijswatertanks.
- Sluit na ieder gebruik de kranen, vooral wanneer er niemand aan boord is. - Controleer regelmatig de goede werking en de waterdichtheid van de kranen en de rompdoorvoeren. - Controleer regelmatig of de moffen en aansluitingen van de flexibele leidingen goed vast zitten.
Watercircuits
9
73
MOTOR
Informatie over brand- en explosiegevaar van de hoofdmotoren 76 Gevaar door bewegende onderdelen ............................................ 77 Algemeen .......................................................................................... 77 Starten van de motor........................................................................ 78 Installatie motor................................................................................ 79 Toegang tot de motor....................................................................... 79
75
10
10.1
INFORMATIE OVER BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR VAN DE HOOFDMOTOREN
- Controleer dat het koelwater vrij kan stromen. - Zorg ervoor dat de ventilatie openingen in het compartiment brandstoftank niet belemmerd. - Zet de motor af en rook niet tijdens het vullen van de brandstoftank. - Laat het brandstofcircuit regelmatig door een deskundige controleren. - Zorg dat geen brandbare materialen in contact met de motor kunnen komen. - Schakel nooit het contact of de elektrische installatie uit bij draaiende motor. - Zorg dat de brandstofkraan altijd goed toegankelijk is. - U mag het ventilatiesysteem niet blokkeren of wijzigen. - Laat de motor nooit draaien als de boot uit het water is. - Als u brandstof buiten de tanks bewaart (bijvoorbeeld in jerrycans of vultanks), moet u hier een goed geventileerde ruimte voor gebruiken. - Controleer regelmatig dat het compartiment van de brandstoftank schoon en droog is.
76
Motor
10.2
GEVAAR DOOR BEWEGENDE ONDERDELEN
- Houd afstand tot de bewegende delen van de motor.
- Controleer regelmatig of de afdichting van de vuldop in goede staat is om te voorkomen dat water in de tank komt.
- Let op lang haar, ruime kleding, ringen enz. (kans op afknellen). 10.3
ALGEMEEN
- Plaats op deze boot nooit een motor die sterker of zwaarder is dan aanbevolen, dat zou de stabiliteit in gevaar kunnen brengen. - Controleer of u voldoende brandstof heeft alvorens de zee op te gaan.
- Houd de brandstoftank zo vol mogelijk om condensatie te voorkomen. - Zorg dat olie en brandstof niet in zee komen. - Houd u strikt aan de voorschriften van de motorfabrikant.
- Stop de motor voordat u de motorruimte openmaakt. - Draai de brandstofkraan na gebruik van de motor niet dicht (tenzij u de motor langere tijd niet meer gebruikt). - Laat het gehele voortstuwingssysteem eenmaal per jaar door een deskundige controleren.
10 Motor
Zie Hoofdstuk 'Manoeuvreerbaarheid'.
- Zet de accuschakelaars tijdens gebruik nooit uit (kans op zeer ernstige schade aan het laadcircuit).
Start de motor altijd met de bedieningshendel in de neutrale stand.
77
10.4
STARTEN VAN DE MOTOR
Voordat u de motor aanzet moet u :
- Lees de gebruiksaanwijzing van de motorfabrikant zorgvuldig door voordat u de motor gebruikt.
- de brandstofkraan opendraaien ; - de zeewatertoevoerkraan naar de motor openzetten ; - de bedieningshendel in de neutrale stand zetten ;
- Start de motor altijd met de bedieningshendel in de neutrale stand.
- de stroomonderbreker aan de piloot verbinden (Versie met buitenboordmotor). Maak er een gewoonte van om direct na het starten van de motor te controleren of met het uitlaatgas zeewater meekomt. Als er geen water uitkomt moet u de motor meteen uitzetten. Controleer het koelwatercircuit. Type motor Uw vaartuig is uitgerust met een benzine buitenboordmotor (niet meegeleverd).
- De stroomonderbreker aan de piloot verbinden zodra u de motor start.
78
Motor
- Oefen voldoende om te bepalen welke afstand de boot nodig heeft om volledig tot stilstand te komen (De achteruitversnelling is geen rem).
10.5
INSTALLATIE MOTOR
INSTALLATIE BUITENBOORDMOTOR
Motor
10
10.6
TOEGANG TOT DE MOTOR
De motor kan bereikt worden via : - de cockpit. Tijdens het varen moeten de toegangsdeuren tot de motor gesloten worden gehouden.
79
BESTURINGSSYSTEEM
Algemeen .......................................................................................... 82 Drift .................................................................................................... 82 Principeschema ................................................................................ 84
81
11
11.1
ALGEMEEN
- Het besturingssysteem is een belangrijk veiligheidselement. Daarom moet het systeem eenmaal per jaar door een deskundige worden gecontroleerd. 11.2
DRIFT
Werking :
Draai rechtsom om het zwaard omhoog te brengen.
Draai linksom om het zwaard neer te laten.
U moet ongeveer 57 keer draaien om vanuit de ene uiterste positie de andere uiterste positie te bereiken. Als u met neergelaten zwaard wilt varen, moet u het zwaard eerst volledig neer laten en vervolgens één of twee slagen terugdraaien om het systeem onder spanning te houden. Als uw boot op het droge staat, moet u het schroefmechanisme van het zwaard tenminste tweemaal per jaar smeren. Als uw boot uitgerust is met een systeem dat bij kapseizen het zwaard in de neergelaten positie houdt, dan moet dit systeem altijd gemonteerd blijven. N.B. : Het wordt aanbevolen het zwaard na elk gebruik omhoog te brengen om het systeem optimaal te laten werken.
82
Besturingssysteem
Plaats van de onderdelen Drift
Mechanisme
Besturingssysteem
11
83
11.3
PRINCIPESCHEMA
Nummer 1
Noodroerstok + Stick
2
Bovenkant roer
3
Koppelstang
4
Roerblad
5
Roersteun
84
Besturingssysteem
Benaming
DEKUITRUSTING
Algemeen .......................................................................................... 86 Ankeren, afmeren, slepen................................................................ 89 Belangrijkste onderdelen van de ankerkast .................................. 90
85
12
12.1
ALGEMEEN
12.1.1 Polyester - Borstel het dek regelmatig met een ontvettende shampoo en spoel het daarna met zoet water af. - Gebruik zo min mogelijk schoonmaakmiddelen. - Gebruik geen oplosmiddelen of agressieve reinigingsmiddelen. - Gooi schoonmaakmiddelen niet overboord : Ga naar de havenmeester om te informeren of u water en lucht uit de haven kunt gebruiken voor het reinigen en het onderhoud van uw boot. - Gebruik geen hogedrukreiniger. 12.1.2 Plexiglas (PMMA) Gebruik op plexiglas nooit oplosmiddelen, alcohol, aceton of schoonmaakmiddelen.
- Maak plexiglas met zoet water schoon. - Gebruik voor fijne krasjes een polijstpasta. - Neem voor diepere krassen contact op met uw dealer. 12.1.3 ROESTVRIJ STAAL Roestvrij staal is een legering van ijzer en koolstof (staal) waar chroom aan toe is gevoegd. Dit chroom zorgt voor een beschermende laag op het staal. Deze laag is erg dun en onder normale omstandigheden dus onzichtbaar. In tegenstelling wat de naam doet vermoeden, kan roestvrij staal wel oxideren en vergt minimaal onderhoud : - Gebruik bij voorkeur verchroomd gereedschap voor alle werkzaamheden met roestvrij staal ; - Herstel de beschermlaag regelmatig met een poetsmiddel.
86
Dekuitrusting
12.1.4 Houtwerk buitenzijde van massief hout - Het hout kan onder invloed van externe invloeden als de zeelucht en UV-licht lichter worden en zijn natuurlijke kleur verliezen. Dit doet niet af aan de kwaliteit van het hout maar het kan er wat minder mooi uit gaan zien.
Gebruik op het hout geen oplosmiddelen, aceton of andere bijtende producten.
- Om het natuurlijke uiterlijk van het houtwerk zo goed mogelijk te behouden, moet u het regelmatig met een spons en zoet water schoonmaken (voeg hier eventueel wat zachte zeep aan toe). - Aangeraden wordt het externe houtwerk regelmatig met teakolie te behandelen om het tegen de externe invloeden te beschermen. 12.1.5 Kussens buitenzijde U mag nooit : - een warmtebron gebruiken (bij voorbeeld een föhn / wasdroger) ;
- Dek de vaste zitelementen met een dekzeil af. Onderhoud Om de kwaliteit van de stof te behouden, wordt aangeraden deze regelmatig met schoon water te besprenkelen en met een zachte borstel schoon te borstelen (zoals een kledingborstel). Geef de kussens elke 2 jaar een uitgebreidere wasbeurt. Vlekverwijdering De volgende procedure wordt aanbevolen voor de reiniging van normale vlekken : - Verwijder zoveel mogelijk vuil met een zachte borstel ; - Besprenkel de stof met water ; - Maak een sopje door zachte zeep op te lossen in water (geen reinigingsmiddel) ; - Was met een zachte borstel ; - Laat het zeepwater intrekken ; - Spoel met koud water ruim af ; - Laat drogen aan de lucht.
87
- wasmiddelen, producten op basis van siliconen, aceton, chloor of warm water gebruiken ; - een hogedrukreiniger gebruiken.
12 Dekuitrusting
- Leg de losse zittingen (schoongemaakt met een sopje en daarna gedroogd) binnen als de boot niet gebruikt wordt.
12.1.6 Bekleding van kunststof met houtstructuur (imitatie teak) Het product is bestand tegen UV-licht en hoeft niet te worden geschuurd of met speciale producten te worden gereinigd.
Regelmatig onderhoud : - Spoel met zoet water af en reinig met een spons of zachte borstel. - Reinig eventueel met zeep of een allesreiniger en spoel met zoet water na.
Bij vlekken of krassen : - Maak eerst op de gewone manier schoon en schuur dan met grof schuurpapier met de nerf mee (50 à 24). - Verwijder het stof en spoel met zoet water af.
88
Dekuitrusting
Gebruik op de bekleding geen aceton.
12.2
ANKEREN, AFMEREN, SLEPEN
12.2.1 Bevestigingspunten Verantwoordelijkheden De eigenaar/exploitant is ervoor verantwoordelijk dat de meertrossen, sleeptrossen, de ankerkettingen en ankertrossen geschikt zijn voor het beoogde gebruik, dat wil zeggen dat de breeksterkte van de trossen en kettingen niet meer bedraagt dan 80 % van de breeksterkte van het betreffende bevestigingspunt. ANKEREN
SLEPEN
Nummer
A&B
B
B
Breeksterkte bevestigingspunt
13.1
18.8
18.8
Breeksterkte tros/ ketting
10.5
15.1
15.1
N.B. : Alle maten zijn in kN. Als de boot voorzien is van bevestigingspunten die niet van metaal zijn gemaakt, dan moet rekening worden gehouden met de beperkte levensduur ervan. Zulke bevestigingspunten moeten worden vervangen zodra zij verouderingsverschijnselen vertonen, zoals scheuren, of blijvend vervormd zijn. N.B. : Zwarte onderdelen zijn beter bestand tegen UV-licht dan lichtgekleurde onderdelen. Haal de trossen door de hiervoor geïnstalleerde klampen.
89
12 Dekuitrusting
AFMEREN
12.2.2 Slepen Verantwoordelijkheden : De eigenaar moet goed weten hoe een sleeptros aan boord moet worden vastgemaakt. Plaats van de bevestigingspunten
- De breeksterkte van trossen/kettingen mag in het algemeen niet meer bedragen dan 80 % van de breeksterkte van de bevestigingspunten. - Vaar altijd langzaam als u sleept of gesleept wordt. Zorg dat de boot tijdens het slepen nooit gaat planeren. - Let bij het gooien/vangen van een sleeptros altijd erg goed op (kans dat de tros in de schroef komt). - Een sleeptros moet altijd zo worden bevestigd dat deze onder spanning los kan worden gegooid. - U mag de boot nooit met een boothaak, voet, hand of enig ander lichaamsdeel proberen af te houden.
A. Afmeerklampen (hier kunnen de veiligheidslijnen aan vast worden gemaakt). B. Slepen : - aan de voorzijde, om gesleept te worden - aan de achterzijde, om te slepen 12.3
- Houd de ankerlijn altijd direct bereikbaar ; - Vaar voorzichtig en houd het geleepte vaartuig altijd recht achter het slepende vaartuig ;
BELANGRIJKSTE ONDERDELEN VAN DE ANKERKAST
1. Ankerdeksel 2. Armatuur voorsteven 3. Opening - Ankerdeksel 4. Afvoerpijp 5. Bevestigingspunt ankertros
- Voordat u voor anker gaat, moet u de diepte, de stroomsterkte en het type zeebodem controleren. - Houd wanneer de boot voor anker ligt het gebied in de gaten waar de boot zich kan bewegen. - Spoel de ankerlier en de ankerlijn na iedere tocht op zee met zoet water af.
90
Dekuitrusting
ROMPUITRUSTING
Leer .................................................................................................... 92 Betimmering...................................................................................... 94 Interieuronderhoud .......................................................................... 94 Salontafel .......................................................................................... 94
91
13
13.1
LEER
ALCANTARA (microvezel) Vlekverwijdering U moet eerst het materiaal stofvrij maken voordat u de vlek verwijdert. Gebruik daarvoor een stofzuiger, zodat het materiaal goed schoon is. Wrijf met een doek die in een oplossing van 10 % ammoniak is gedoopt. Zo'n oplossing is geschikt voor het behandelen van alcantara. Probeer het voor alle zekerheid op een onopvallende plaats, zoals een zoom, uit en als u ziet dat het leer afgeeft of lelijk wordt, moet u de oplossing verdunnen. Wrijf in verschillende richtingen over de vlek heen. Spoel het product daarna uit met behulp van een vochtige doek. Laat drogen aan de lucht. Als de vlek weg is, kunt u de plek met een zachte borstel behandelen om het alcantara zijn natuurlijke uiterlijk terug te geven. Voor hardnekkige vlekken is chemische reiniging noodzakelijk. SYNTHETISCH Vlekverwijdering Indien de stof afneembaar is : - Was in de machine (fijnwasprogramma) op 30°. - U mag de stof niet strijken. - Gebruik geen bleekmiddel. - U mag de stof niet chemisch reinigen. - U mag de stof niet in een wasdroger drogen.
Indien de stof niet afneembaar is : - Gebruik een stofzuiger, - Reinig de stof met synthetisch schuim (zie de gebruiksaanwijzing van het schuim).
92
Rompuitrusting
GEWAXTE STOFFEN (PVC) Onderhoud - PVC moet regelmatig met een sopje worden schoongemaakt om het uiterlijk te behouden en vuilaanslag te voorkomen. De volgende producten worden sterk afgeraden : lakken, agressieve reinigingsmiddelen, afwasmiddelen, producten op basis van xyleen of aceton kunnen onherstelbare schade aanrichten en het uiterlijk van de stof aantasten. Het gebruik van zulke producten is voor risico van de eigenaar. Vlekverwijdering - Maak vlekken snel schoon om te voorkomen dat zich permanente vlekken vormen. - Gebruik een zachte zeep om de vlekken van het oppervlak van de stof te verwijderen. Gebruik alleen een schone, vochtige, witte doek.
- Spoelen met schoon water af. - Droog met een zachte doek. ACRYL Onderhoud Om de kwaliteit van de stof te behouden, wordt aangeraden deze regelmatig met schoon water te besprenkelen en met een zachte borstel schoon te borstelen (zoals een kledingborstel). Geef de kussens elke 2 jaar een uitgebreidere wasbeurt. Vlekverwijdering De volgende procedure wordt aanbevolen voor de reiniging van normale vlekken : - Verwijder zoveel mogelijk vuil met een zachte borstel ; - Besprenkel de stof met water ; - Maak een sopje door zachte zeep op te lossen in water (geen reinigingsmiddel) ; - Was met een zachte borstel ; - Laat het zeepwater intrekken ; - Spoel met koud water ruim af ; - Laat drogen aan de lucht.
93
13 Rompuitrusting
- De lastigste vlekken kunnen behandeld worden met een mengsel van water (25%) en terpentine.
13.2
BETIMMERING
- Maak het vernis schoon met een vochtige doek en wat shampoo die ontvet.
Raadpleeg een reinigingsspecialist als de vlekken niet weggaan of als u twijfelt.
- Polijst het vernis van het interieur met een zeemleren lap. - U kunt vlekken of krasjes polijsten. Maar dan kan de behandelde plek wel wat meer gaan glanzen dan de rest van het vernis. - Bij diepe krassen kunt u de plek lichtjes opschuren en vervolgens een nieuwe vernislaag opbrengen (raadpleeg uw dealer).
Zorg ervoor dat u tijdens de overwintering de gordijnen sluit om langdurige blootstelling van de stoffen aan zonlicht te vermijden (kans op verkleuring). U MAG NOOIT :
13.3
INTERIEURONDERHOUD
- een warmtebron gebruiken (bij voorbeeld een föhn / wasdroger) ;
- Laat het interieur bij mooi weer luchten. - Til de kussens iets op als u langere tijd niet aan boord komt.
- wasmiddelen, producten op basis van siliconen, aceton, chloor of warm water gebruiken ;
- Zorg dat de bodemplaten schoon en droog blijven. - Laat de deuren van de koelbox en koelkast op een kier staan om schimmelvorming te voorkomen als u langere tijd niet aan boord bent. - Plaats een luchtontvochtiger in de salon en laat de deuren van de cabines en de opbergruimtes open staan (kasten, koelboxen...). 13.4
SALONTAFEL
94
Rompuitrusting
- een hogedrukreiniger gebruiken.
ONDERHOUD EN TRANSPORT
Overzicht voor heffen....................................................................... 96 Stroomlijn.......................................................................................... 97 Bovenste limiet van de anti-fouling ................................................ 98 Tewaterlating/op het droge halen ................................................... 99 Masten monteren/demonteren ........................................................ 99 Inwinteren........................................................................................ 101 Transport......................................................................................... 102
95
14
14.1
OVERZICHT VOOR HEFFEN
Installatie - singels
N.B. : Alle maten zijn in mm.
De posities voor de singels zijn hieronder aangegeven :
Overzicht verstevigingspunten voor steunen
96
Onderhoud en transport
14.2
STROOMLIJN
Het natte oppervlak van de boot is ongeveer : 11 m². - Voordat u voor de eerste keer een anti-foulinglaag op de romp aanbrengt, kunt u de romp met watervast schuurpapier met een korrelgrootte 400 of fijner opschuren. - Het onderwaterschip moet met anti-foulingverf bedekt zijn om het aanhechten van plantengroei aan de boot te voorkomen. - De wateren waar u vaart bepalen welke anti-foulingverf u moet gebruiken en hoe vaak u de behandeling moet herhalen. - Alle oppervlakken van brons of staal, zelfs de schroeven, moeten met een speciale anti-foulingverf worden beschermd. Voordat de anti-foulingverf is aangebracht, mag u NOOIT :
- U mag de volgende punten nooit met antifoulingverf bedekken: : - de anodes ; - de zeewaterinlaatzeven ; - de sensoren voor de elektronische instrumenten.
- Gebruik bij voorkeur geen anti-foulingverf op basis van koper of tin : deze zijn in bepaalde landen verbonden.
14 Onderhoud en transport
- met pekel werken ;
- Let goed op de waarschuwingen van de fabrikant als u de anti-fouling opbrengt.
- oplosmiddelen gebruiken (met uitzondering van etanol) ; - reinigingsmiddelen gebruiken met een drukspuit ; - schrapers gebruiken ; - schuren. Als u de anti-fouling met een hogedrukreiniger moet reinigen : - mag de watertemperatuur maximaal 15° bedragen ; - mag de druk van de waterstraal maximaal 150 bar bedragen ; - moet de afstand tussen de spuitmond en de romp minimaal 10 cm bedragen.
97
14.3
BOVENSTE LIMIET VAN DE ANTI-FOULING
De romp heeft een dunne lijn over de gehele lengte : de bovenste markering vormt de bovengrens van het gedeelte dat u met anti-foulingverf moet behandelen.
98
Onderhoud en transport
TEWATERLATING/OP HET DROGE HALEN
Wanneer de boot voor het eerst in gebruik genomen wordt, is hier veel vaardigheid en zorg voor nodig. Het goed uitvoeren van de handelingen bij de inbedrijfname van de boot is namelijk zeer belangrijk voor de latere goede werking van de voorzieningen van uw boot. Daarom moet de ingebruikname onder verantwoordelijkheid van uw dealer worden uitgevoerd.
Zorg dat tijdens onderhoud niemand aan boord is of zich onder de boot bevindt.
Voor de tewaterlating
- Controleer tijdens het aanleggen van de singels dat de positioneringstekens nog zichtbaar zijn.
- Berg de snelheidsmeter op de juiste plaats op. - Controleer dat de zeewaterinlaten open zijn.
- Zorg dat de singel ruim onder de motorbevestiging doorgaat.
- Zorg dat er voldoende stootkussens en trossen aan boord zijn. 14.5
14
MASTEN MONTEREN/DEMONTEREN
Het monteren en demonteren van de mast vereist een grote deskundigheid : neem hiervoor contact op met uw distributeur. Afstellen van de mast OPMERKING : Het is van belang om (ten minste) de aangegeven waarden aan te houden, want met deze spanningen is de tuigage voorgespannen en de elasticiteit (verlenging) van de kabel minimaal tijdens het varen om beweging van de mast te voorkomen. De spanning op het want kan alleen met een wantspanningsmeter worden gemeten. Benodigd materiaal : - Loos & CO wantspanningsmeter model PT2M.
99
Onderhoud en transport
14.4
Maak de mast aan de wal klaar door het tuig eraan te bevestigen. Zorg voor voldoende speling zodat het tuig wat kan schuiven. Bevestig de bovenste wartel van het genuatuig met de val aan de mast (de val ligt buiten de voorstag en loopt daar parallel aan). Afstelmethode : - Hijs de mast en span het want met de hand door middel van de draadspanners. Zorg dat dit gelijkmatig gebeurt. - Span het diamantwant geleidelijk met de draadspanners tot de wantspanningsmeter de volgende spanning aangeeft : Diamantwant : 12 - Controleer of de mast recht in de dwarsrichting ligt (geen S). Een lichte kromming naar voren is normaal. - Span het buitenwant door middel van de draadspanners tot de volgende spanning : Buitenwant : 19 OPMERKING : Breng de kabels afwisselend en langzamerhand op spanning, want de spanningen bouwen op. - Controleer of de mast recht in de dwarsrichting ligt (geen S).
100
Onderhoud en transport
14.6
INWINTEREN
- Gebruik de overwinteringsperiode om de inventaris grondig te controleren.
- Het inwinteren van de boot vereist grote deskundigheid : neem hiervoor contact op met uw distributeur.
- Controleer de houdbaarheidsdata van de veiligheidsuitrusting. - Laat het reddingsvlot grondig nakijken. - Laat de watercircuits (binnen en buiten) leeglopen en spoel ze met water met een azijnoplossing door (gebruik geen chloorhoudende producten).
- Deze instructielijst is niet volledig : Uw dealer kan u adviezen geven en zorg dragen voor het technische onderhoud van uw boot.
- Leeg het zwartwatercircuit en spoel het door. - Maak de kiel van de boot droog en schoon. - Smeer en sluit alle afsluiters en rompdoorlaten.
- Haal de koppen van het echolood en de snelheidsmeter binnen. - Plaats de beschermingen voor alle beeldschermen. - Plaats een luchtontvochtiger in de salon en laat de deuren van de cabines en de opbergruimtes open staan. - Geef alle kussens voldoende tijd om te luchten voordat u ze weer aan boord brengt en zet ze dan op de kant om het contactoppervlak zo klein mogelijk te houden. - Sluit de verduisteringsgordijnen. - Laat de deuren van de koelkasten en koelboxen openstaan om schimmelvorming en luchtjes te voorkomen. - Bescherm de boot zo goed mogelijk met stootkussens. - Zorg dat de boot goed vast ligt. - Smeer alle bewegende mechanische onderdelen (grendels, scharnieren, sloten...). - Tuig de zeilen af en berg ze op een droge, koele plaats op. - Haal de losse kussens binnen. - Ontkoppel de accu's. Als de boot langere tijd buiten gebruik blijft, is het raadzaam de accu's tijdens het overwinteren bij te laden.
101
Onderhoud en transport
14
- Draai alle afsluiters dicht.
14.7
TRANSPORT
Ledig gewicht : 1 185 kg.
- Als de boot op een aanhanger kan worden vervoerd, let dan op dat de aanhanger geschikt is voor de boot en het gewicht.
Ledig gewicht : 1 300 kg. De volgende uitrusting is inbegrepen in de massa van de boot voor vervoer op een aanhager : - alle structurele onderdelen inclusief kiel/zwaard en roer ; - de inwendige structurele onderdelen en afwerking (tussenschotten, spanten, vaste afwerking, drijfhulpmiddelen...) ; - Uitrusting binnen : leidingen, keuken, ventilatie, elektrische installatie en apparaten inclusief de met de boot meegeleverde accu's, elektronische apparatuur en de vaste navigatie-apparatuur, brandblusinstallaties, matrassen en gordijnen ; - Uitrusting buiten : alle onderdelen van de vaste opbouw, cockpittafels, zwemtrap, stuurinrichting, kussens, mastbeslag, anker en ketting, stootkussens, trossen en lijnen ; - grootste gewicht van de door de fabrikant aanbevolen motor(en) ; - gewicht van alle vloeistoffen, inclusief die in de vaste of losse brandstoftanks en de zoetwatertanks ; - Voor zeiljachten : staand en lopend want, standaardzeilen. Onderdelen die tijdens vervoer of tijdens slepen niet aan boord mogen zijn : - borden, bestek, beddengoed enz., voedsel en drank, gereedschappen, reserveonderdelen ; - persoonlijke veiligheidsuitrusting ; - elektronische apparatuur en draagbare navigatie-apparatuur ; - Extra zeilen ; - afvalwater en ballastwater. Takelring (Werkzaamheden op de sleepboot)
102
Onderhoud en transport
- Ga bij het bepalen van het gewicht van vloeistoffen uit van volle tanks.
MILIEU
Afvalverwerking.............................................................................. 104
103
15
Afvalverwerking : - Gooi verpakkingen in de aanwezige afvalbakken zodat ze kunnen worden gerecycled. - Als een kapot apparaat niet meer gerepareerd kan worden, vraag dan bij een recyclingpunt of bij uw verkoper hoe het apparaat moet worden afgevoerd. - Zorg dat het apparaat volgens de geldende wetgeving wordt afgevoerd. - Enkele van de apparaten aan boord kunnen door de materialen die zij bevatten schadelijk zijn voor het milieu of voor de gezondheid : Gooi apparaten nooit bij het huishoudelijk afval en zeker niet in zee. - Gebruikte batterijen zijn schadelijk voor de gezondheid en het milieu. Batterijen mogen dan ook niet bij het huishoudelijk afval worden weggegooid maar moeten apart worden gerecycled. Neem contact op met de havenmeester of met een recyclingbedrijf.
104
Milieu
- Iedereen moet zich op de hoogte stellen van de plaatselijke milieuregels en verantwoord met afval omgaan. - Spoel de toiletten of de zwartwatertank nooit leeg in de buurt van de kust of in gebieden waar dit verboden is. Gebruik het pompsysteem in de (jacht)haven om de zwartwatertank te legen voordat u de haven uitvaart. - Zorg dat u op de hoogte bent van de internationale voorschriften tegen vervuiling van de zee (het MARPOL-verdrag) en volg deze indien mogelijk altijd op.