KNNV afdeling Nijmegen Goudenregenstraat 5 6573 XN BEEK UBBERGEN
[email protected] www.knnv.nl/nijmegen
Lage Raam 5 juli 2012 Deelnemers: Louis en Anny Geraets, Marijke Saedt, Piet Schoenmakers, Jan Nillesen. Excursieleider: Louis Geraets. Verslag: Jan Nillesen. Foto’s : Marijke Saedt en Anny Geraets. Weer: warm weer. Temp 29°C. 10.00-14.00 uur.
De Graafsche Raam wordt bovenstrooms Lage Raam genoemd. De beek is gelegen in een natuurlijk beekdal, kenmerkend voor OostBrabant. Ze mondt uit in de Maas bij Grave. Van Sint Hubert tot Grave is de beek een gegraven waterloop. Oorspronkelijk had de Graafsche Raam zijn bron en voeding in de Peelhorst in het gebied aangeduid met de Bergen, westelijk van het beekdal. De beek heeft een natuurlijk karakter en in de geomorfologische ondergrond kan men duidelijk beekdalkenmerken onderscheiden. Het verhang van de beek is van nature klein en de stroomsnelheden gering. In de huidige situatie zijn beide parameters te klein en te laag omdat de beek overgedimensioneerd is.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
2
Excursie over de Naad van Brabant.
De naad van Brabant is een ruimtelijk begrensde ecologische situatie op de grens van zand naar klei. Ze kent een lengte van 175 km van Maashees in het oosten tot Ossendrecht in het westen.
De breedte varieert van 1 tot 5 km. De oppervlakte bedraagt 400 km² of 8 % van de provincie. De excursie vindt plaats in het omcirkelde gebied. De rijkdom van de Naad wordt veroorzaakt door de “voedende kracht”: Kwel. De fine fleur van de plantengroei houdt zich juist hier op. Het natuurontwikkelingsgebied Lage Raam is een wijkplaats voor de oude Brabantse “moerasnatuur”. In de omringende houtwallen overleeft de “bosnatuur””. Het beekdalLage Raam is een relict uit een luisterrijk verleden, wat verdient te worden hersteld.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
3
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
4
De Naad kent bodemkundig een bijzondere opbouw. Klei laat water slecht door en zand juist makkelijk. Tussen deze twee bodemlagen, - het hoogteverschil bedraagt gemiddeld 2 m vormde zich in de loop van de tijd veen. Bij Mill is het Hollanderbroek een goed voorbeeld. In het verleden verlegde de Maas haar loop geregeld; ze baande zich een weg door zandkoppen. Waar waterafvoer stagneerde, zoals in kommen en geulen, vormde zich zeggenveen.
Regenwater dat op de hoge zandgronden valt, stroomt ondergronds naar de lagergelegen Naad. Hier botst het op de harde kleilaag en treedt – waar de tegendruk het laagst is – uit als kwel. Hoe dieper en langer water ondergronds verblijft, hoe schoner en rijker het wordt, onder andere door de oplossing van kalkrijke mineralen. De kwel in de Naad is afkomstig van gebieden op enkele kilometers afstand tot aan de Belgische grens; de leeftijd ervan varieert van enkele jaren tot 30.000 jaar. Tot enige tientallen jaren geleden trad in de Naad relatief veel oude en gerijpte kwel uit. ’s Winters belemmerde een hoge waterstand van de Maas in de Beerse traverse de afvoer van kwel. Ten gevolge van grondwateronttrekking ten behoeve van industrie en drinkwater is diepe en schone kwel nagenoeg weggevallen.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
5
Bij de Lage Raam zijn nog enkel plekken waar kalkhoudend water tot aan de wortelzone reikt, zogenaamde “kwelvensters”.
Ondiepe en vervuilde kwel neemt de plaats in. Versnelde waterafvoer veroorzaakt verdroging. Overgangszones van nat naar droog en van voedselrijk naar voedselarm kennen, zeker waar ze smal zijn, een hoge dichtheid aan soorten. De ligging van de Naad op het grensvlak van twee plantengeografische districten – Kempen district, Fluviatiel district – verhoogt de soortenrijkdom nog eens.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
6
Op overgangen van hoog en droog naar laag en nat waren van oudsher nederzettingen gevestigd. De droge ruggen en oeverwallen in de Naad kennen een bewoningsgeschiedenis die teruggaat tot prehistorische jagers- en vissersgemeenschappen, die de moerassen exploiteerden.
Rond 1850 was de Naad het meest verstedelijkte gebied van de provincie, met een bebouwde oppervlakte van enige honderden hectaren en een derde van de bevolking.
Van de zes grootste Brabantse steden lagen Breda, Roosendaal en Bergen-op-Zoom er gedeeltelijk in. ’s-Hertogenbosch – gelegen op een eiland omspoeld door Dommel, Aa en Maas- ligt geheel op de Naad.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
7
In 1996 is de bebouwde oppervlakte in de Naad toegenomen tot 10.000 ha [een kwart van de totale oppervlakte] en woont er een kwart van de Noordbrabantse bevolking. De verstedelijking lijkt niet te stuiten. Een excursie op de Naad van Brabant is altijd een bijzondere excursie. Dat komt door de voedende kracht van kwel. Kwel, een laatste krampachtige poging van de natuur om met behulp van in het verleden opgeslagen zuiverheid tegenwoordige vervuiling tegen te gaan.
Door graafwerkzaamheden in het kader van natuurontwikkeling verscheen langs de Lage Raam: Echt Duizendguldenkruid.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
8
De Lage Raam ligt op de oostelijke Naad van Brabant. Van Maashees tot Escharen reikt het grondwater, door een ondoorlatende laag niet dieper dan 25 m. Kwel is afkomstig van de nabijgelegen Oostbrabantse dekzandrug en daardoor kalkarm of “zacht” van karakter. Door de voedende kracht van de Naad: kwel, herbergt de Lage Raam nog enkele gemeenschappen uit de Oeverkruidklasse. Met name bij het Langven. Daarnaast is er ook sprake van ondiepe, plaatselijke kwel. De vorming van het cultuurlandschap langs de Lage Raam.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
9
Het vroegmiddeleeuwse Brabant 800/1000 stond in het teken van water “overlast”.
Op veel plaatsen in Brabant stagneerde de afwatering, alleen de hogere delen kwamen voor permanente bewoning in aanmerking. In de lagere delen bevonden zich natte heiden, broeken en venen. Op de oeverwallen langs de Maas en de Peelrandrug ontstonden de dorpen. De gronden in het voormalige oerstroomdal van Maas en Rijn waren de broekgronden. Ze werden benut als wildweidegebied en waren voor gemeenschappelijk gebruik. Van 1880 tot 1940 werden deze gronden ontgonnen. In 1910 werd de Lage Raam gegraven. Op bijgaande kaart zijn de door het Brabants landschap aangekochte gronden gekleurd weergegeven. Het excursieterrein bevindt zich in de cirkel.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
10
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
11
De Lage Raam is een ecologische laaglandbeek die stroomt van de Peel naar Gemaal van Sasse bij het vestingstadje Grave. Via dit gemaal stroomt het water naar rivier de Maas. Ongeveer zes kilometer voor de monding komt de Lage Raam samen met het Peelkanaal om enkele honderden meters verder ook de Biestgraaf op te nemen. Van hier af tot de monding heet de rivier: Graafse Raam. Bij Escharen wordt ook de Hoge Raam opgenomen en bij Grave de Hertogswetering, waarna het water bekend staat als Nieuwe Raammond.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
12
De Raam stroomt enigszins meanderend door halfopen beeklandschap. Bovenstrooms gaat dit riviertje via houtwallen, landgoederen en bosjes richting de Maas. Hier ligt de Raam in een open gebied, de uiterwaarden van de Maasheggen van Keent.
De Achterdijk Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
13
Deze echte dijk en tevens weg speelde eeuwenlang een belangrijke rol in de Millse geschiedenis. De dijk beschermde vele malen het dorp tegen overstroming. In 1926 steeg het water tot aan de rand van de dijk en aangevoerde zandzakken moesten erger voorkomen. Het overtollige water kwam van de Raam, de beek in het Hollander broek, en van de Maas via de Beerse overlaat. De naam Achterdijk is gegeven omdat deze dijk achter de Maasdijk ligt, gezien vanaf de Maas.
De Vaardijk De Vaardijk is van oudsher de ontsluitingsweg voor het landgoed Tongelaar, van de Vissteeg naar de Tongelaarse beek, ook weg Lage Raam geheten. Men zei vroeger wel: In de Vaardijk kun je met de kar varen, zonder water te raken…! De naam komt van het Germaanse fahren. Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
14
Oudere Millenaren kennen de weg het beste als de route naar de Tongelaar. In de meidagen van 1940 is hier zwaar gevochten, waarbij de boerderijen van het gehucht Bruggen zijn verwoest. De Vissteeg Het woord vissteeg is een verbastering van veesteeg.
Pradolina De lage Raam behoort tot een stelsel van watergangen die allen het Oerstroomdal [Pradolina] van Maas en Rijn volgen uit het Saalien, 160.0000 jaar geleden.
Het water komt van de Peelhorst en wordt via de traverse van de Beerse Maas benedenstrooms Grave afgevoerd op de Maas. In de cirkel op bijgaande kaart is het excursiegebied weergegeven. Het gekleurde terrein is bezit van het Brabants landschap.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
15
Potametea De Lage Raam kent aan zijn oevers een rijke begroeiing van de Fonteinkruiden klasse. [Potametea]. Het zijn allen waterplantengemeenschappen van voedselrijk, zoet water. De Fonteinkruidklasse is over het algemeen soortenarm Desondanks vonden we twintig soorten. Het waterrijke beekdal van de Lage Raam vormt een dorado voor waterplanten.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
16
Ecologie De waterplantengemeenschappen van de Fonteinkruidklasse aan de Lage Raam trekken de aandacht door hun esthetische kwaliteiten, maar ook door hun functie als voedselbron en woonof schuilplaats voor talloze dieren van zeer uiteenlopende verwantschap en door hun indicatiewaarde voor de waterkwaliteit. Verder op in het verslag worden een aantal waargenomen organismen besproken, zoals de Waterlelievlinder, Waterleliehaantje en Kroosvlinder.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
17
Voor het bepalen van de waterkwaliteit keken we naar de chemische eigenschappen van het water zoals het ionengehalte, de hoeveelheid opgeloste gassen en de vervuilingsgraad. Daarnaast keken we naar fysische factoren als diepte, waterbeweging [stroming, golfslag, kwel], watertemperatuur en helderheid, alsmede de aard van het substraat [de vaste onderwaterbodem en de daarop afgezette laag organisch materiaal] bepalend voor de samenstelling van de watervegetatie. Uiteraard hangen deze factoren op allerlei manieren met elkaar samen. Tot de belangrijkste ionen die de waterkwaliteit aan de Lage Raam bepalen behoort bicarbonaat. Dit heeft een tweeledige functie. Het is een buffer-ion dat de pH van het water stabiliseert binnen het neutrale tot basische bereik. Aldus is het medebepalend voor de mobiliteit – dat wil zeggen de opneembaarheid voor planten – van andere ionen zoals fosfaat. Ten tweede dient het voor tal van waterplanten als koolstofbron.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
18
Waterplanten die geheel of grotendeels ondergedoken groeien hebben [in tegenstelling tot landplanten] geen vrije toegang tot het kooldioxide in de atmosfeer; zij zijn voor hun koolstofvoorziening aangewezen op het kooldioxide en/of bicarbonaat in de waterlaag en eventueel in het substraat daaronder. Er zijn ook planten, zoals Waterviolier die niet aan zuur water zijn gebonden en groeien op plekken met kwel en contactmilieus, waar kooldioxide door het grondwater wordt aangevoerd, hetzij ter plaatse uit de ontmoeting van bicarbonaat- en waterstofionen wordt gegenereerd. We constateerden op veel plaatsen kwel. Ook contactmilieus waren aanwezig. Waterviolier hebben we echter niet gevonden.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
19
Water dat rijk aan bicarbonaat is, wordt als “hard” aangeduid. In dit voormalige oerstroomdal van Rijn en Maas is het oppervlaktewater van nature hard. Vanuit de Peelhorst, dat door kalkarme zandgrond wordt ingenomen, is hard water van nature uitzonderlijk. Door bemesting en door inlaten van bovenstrooms Maaswater treedt plaatselijk waterverharding op.
Sulfide een gifstof
Sulfaat is van essentiële betekenis als niet giftige bron voor het voedingselement zwavel. Onder zuurstofarme omstandigheden wordt het gemakkelijk gereduceerd tot sulfide, dat voor de meeste planten wel als gifstof werkt.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
20
Op verschillende plekken langs de Lage Raam treffen we stilstaand water aan met veel organisch materiaal op de bodem. Nu het zo warm is wordt alle in de waterlaag opgeloste zuurstof verbruikt, waarna vooral in dit harde water reductie van sulfaat tot sulfide plaatsvindt.
Op andere plekken treffen we water aan met voldoende ijzerionen door kwel van ijzerrijk grondwater. Het gevormde sulfide wordt door binding aan ijzer onschadelijk gemaakt en in het substraat neergeslagen.
IJzerrijk grondwater maakt sulfide onschadelijk
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
21
Fosfaat, dat voor alle levende wezens de grondslag van de energiehuishouding vormt, heeft onder natuurlijke omstandigheden een geringe mobiliteit en is daardoor voor organismen slechts in beperkte mate beschikbaar. In verband daarmee is het vaak de factor die de biomassaproductie van het ecosysteem bepaalt. Een verhoogde fosfaattoevoer door mest en in het verleden een tijdlang fosfaat uit wasmiddelen via het riool in het oppervlakte water, leidt spoedig tot ingrijpende verstoring van het ecosysteem. In water leidt deze vorm van eutrofiëring tot massale vermeerdering van eencellige wieren [algenbloei] die het water van zijn zuurstof en helderheid berooft. Vooral onder gedoken waterplanten ruimen daarbij spoedig het veld.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
22
Waterbeweging is een essentiële factor in verband met het transport van zuurstof en kooldioxide uit de lucht via het water naar de ondergedoken waterplanten. Duurzame aanwezigheid van waterplantengemeenschappen is eveneens van beweging van het water afhankelijk omdat water alleen open blijft als de vestiging van verlandingsgemeenschappen [Rietklasse, Phragmitetea] wordt tegengegaan door de eroderende werking van golfslag of stroming. Anderzijds stelt waterbeweging eisen aan de mechanische belastbaarheid van waterplanten, die al naar hun bouw in zeer uiteenlopende mate aan stroming en golfslag aangepast zijn.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
23
De verlanding in de Lage Raam wordt verhinderd door periodieke schoning. Hierdoor worden soorten begunstigd die snel vanuit achtergebleven delen [wortelstokken, winterknoppen] opnieuw kunnen uitlopen. Dit vermogen wisselt vaak in de loop van het groeiseizoen, waardoor de samenstelling van de begroeiing sterk afhankelijk is van het tijdstip waarop deze geschoond wordt. De belangrijkste neofyten die in de Fonteinkruiden-klasse hun domein hebben gevonden, Brede en Smalle waterpest, worden door de frequente schoning sterk bevoordeeld wegens de snelheid waarmee zij vanuit achtergebleven stengelfragmenten de lege ruimte kunnen bevolen. In de stromende Lage Raam, domineert Gele Plomp, daarnaast: Pijlkruid en Glanzend fonteinkruid.
Kwel
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
24
Een belangrijke vorm van waterbeweging bij de Lage Raam is kwel. Uit de ondergrond welt grondwater op afkomstig van de hoger gelegen Peelhorst. Deze watertoevoer heeft zowel effect op de watertemperatuur als op de waterkwaliteit. Grondwater kent minder temperatuurwisselingen dan oppervlakte water. ’s Zomers werkt het daardoor verkoelend, wat het oplossend vermogen van water voor kooldioxide en zuurstof ten goede komt; ’s winters werkt het temperatuur verhogend en dus vorstwerend. Naar gelang de aard van de bodemlagen die het grondwater passeert, kan het op zijn weg ionen en gassen opnemen en deze transporteren naar de uittredende plaatsen langs de Lage Raam.. Aldus voert het ondermeer ijzer-ionen toe. Het water uit de Peel is zacht, zodat het calcium, bicarbonaat en kooldioxide gehalte zeer gering is. Het ijzer bindt fosfaat en sulfide. De plaats van uittreding wordt een contactmilieu met een van de omgeving afwijkende watervegetatie.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
25
Kwel van ijzerhoudend grondwater dat zich van het hoger gelegen dekzandplateau naar het dal van de Lage Raam verplaatst, leidt tot oervorming in het beekdal. In de humusrijke podzolbodems van de plateaus lossen de ijzerverbindingen uit de humus en de diepere bodemlagen op in het infiltrerende regenwater. De humus zorgt voor een zuur milieu dat dit proces mogelijk maakt. Vervolgens stroomt het samen met het grondwater naar de lager gelegen gebieden. Bij uittreding aan het oppervlak oxideren de opgeloste ijzerverbindingen door de zuurstof uit de lucht en slaan neer. Dat gebeurt in de vorm van lokale oerbanken en bulten. Deze met weinig zand overdekte verhogingen zijn in het landschap van het beekdal duidelijk te herkennen. Wanneer de kwel in de lagere vlakke zones terechtkomt, zal bij voldoende horizontale grondwaterdoorstroming (zandbodems) het ijzer in de bodem oxideren als gelaagde brokken en horizonten. Dat proces voltrekt zich op het grensvlak van lucht en water.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
26
In deze zogenoemde 'gleybodems' is de verticale grondwaterstandfluctuatie relatief gering. Het afzettingsniveau ligt vaak niet dieper dan tachtig tot honderdtwintig centimeter beneden het maaiveld. Ook in meer kleiige bodems kan op deze wijze oervorming optreden. Het voorkomen van ijzerbacteriën bevordert vaak ook de accumulatie van ijzer. IJzererts wordt met verschillende namen aangeduid, zoals zodenijzersteen, moeraserts, moddererts, velderts, weide erts en poelerts. In het dal van de lage Raam heet het Broeksteen
Een olielaag Het lijkt erop maar is het niet! Bij aanraking zou een olielaag zich sluiten tot één filmlaag. En zoals je op de foto kunt zien, blijft deze laag gebroken. Van waar die irisering? Een en ander wordt als volgt verklaard.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
27
Het kwelwater langs de Lage Raam is rijk aan opgelost ijzer. IJzerbacteriën [Gallionella ferruginea] maken er gebruik van. Voor hun metabolisme oxideren deze bacteriën het tweewaardig ijzer tot driewaardig ijzer. Dit oxide lost gemakkelijk op in water en slaat neer op de bodem als een bruin poeder.
Geen IJzerbacterie Verkeerdelijk wordt vaak de iriserende film op het wateroppervlak, toegeschreven aan de aanwezigheid aldaar van Gallionella ferruginea. Deze ijzerbacteriën zouden echter verbranden op het zuurstofrijke wateroppervlak. Trouwens het tweewaardig ijzer wordt er door de aanwezige lucht [O2], automatisch geoxideerd tot driewaardig ijzer. De iriserende film is een carbonaat en fosfaat.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
28
Sneller nog dan oxidatie, is de reactie van het opgeloste tweewaardig ijzer met het koolzuur [CO2] uit de lucht. Er wordt dan ijzercarbonaat [Fe CO3] gevormd. Ook reageert het tweewaardig ijzer met fosfaten uit het kwelwater tot ijzerfosfaat. Beide stoffen zijn nagenoeg doorzichtig maar niet oplosbaar in water. Ze gedragen zich als een afzetting. Doordat de reaktie vooral aan het oppervlak plaats vindt blijven de reaktieprodukten, gedragen door de oppervlakte spanning, als een iriserende film op het wateroppervlak.
Waarom irisering? Telkenmale als een straal wit licht [samengesteld uit alle kleuren] door een media gaat met verschillende brekingsindexen zal de straal gedeeltelijk gereflecteerd en gebroken worden.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
29
De dispersie of kleurenschifting die ook hierbij optreedt, is bij een kleine brekingshoek verwaarloosbaar. Tekening 2 Heeft de doorzichtige laag een dikte die ongeveer gelijk is aan de golflengte van het licht [0,3 – 0,8 Ц] ontstaat niet alleen breking maar tevens interferentie tussen de reflecterende straalgedeelten wat resulteert in kleurenschifting.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
30
Interferentie De twee grensvlakken, van het carbonaat, reflecteren de witte lichtstralen waardoor de lichtgolven in tegengestelde fase [golfpatroon] kunnen lopen en voor bepaalde kleuren elkaar uitdoven. De dikte van de grenslaag bepaalt de overblijvende kleur. Vermits de grenslaag hier het carbonaat, ruw is interfereren daar tal van kleuren. Kleurenschifting
Dit is precies wat er gebeurt in de moleculair dunne filmlaag van het ijzercarbonaat aan de oppervlakte van het kwelwater. Door ons ervaren als een iriserend oppervlak. Een fenomeen dat zich overigens ook voordoet bij glas coatings, CD-ROM, wolken enz. Het Waterlelieverbond Nymphaion Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
31
In het eutrofe diepe water groeit het Waterlelieverbond. De fysieke belasting van het [door stroming en golfslag] bewegend water is groot, zodat de daaraan aangepaste begroeiingen van nature een eenvoudige structuur en samenstelling hebben. We treffen het verbond vooral aan in de stromende Lage Raam. Hier domineren Gele plomp en Glanzend fonteinkruid.
Ondergedoken waterplanten zijn het beste aan sterke waterbewegingen aangepast. Naarmate de beschutting groter wordt, krijgen meer soorten een kans en wordt de vegetatie soortenrijker en de structuur complexer. Door morfologische aanpassingen zijn nymphaeïden in staat zuurstof en kooldioxide uit de lucht te halen en naar de wortels te transporteren. Ze kunnen zich daardoor in anaërobe, gereduceerde bodem handhaven. Omdat de bladeren van de nymphaeïde planten een korte levensduur hebben, komen veel afbraak produkten in relatief korte tijd in het oppervlakte water terecht of in de detritus op de bodem. De vegetatie werkt dan als een nutriëntenpomp waardoor het oppervlaktewater aantoonbaar rijker wordt.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
32
In de diepste stukken vinden we Gele plomp en Glanzend fonteinkruid.
Associatie van Waterlelie en Gele plomp Myriophyllo-Nupharetum
We vinden de associatie op de beschutte plaatsen, maar ook langs de oever van de Raam, waar de Gele plomp domineert. De Gele plomp is als enige grote nymphaeïde waterplant in staat ondergedoken bladeren te vormen en is daardoor beter bestand tegen stroming en golfslag. Ze groeit vooral op de plekken met stroming en golfslag.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
33
Het drijvend Fonteinkruid voelt zich thuis in de associatie van Waterlelie en Gele plomp. Dat geldt trouwens voor een breed spectrum van waterbiotopen. Omdat de situatie hier stabiel is en niet al te voedselrijk floreert het hier uitzonderlijk goed. Er is van alles wat, niets te weinig en vooral ook van niets te veel. Op de overgang van de bladsteel bevindt zich een gewrichtje. Hierdoor kunnen de bladschijven zonder enig patroon in alle denkbare oriëntaties op het water liggen. Het natans vouwtje
Ter weerszijde van de aanhechting van het gewrichtje vertoont de voet van de bladschijf een vouwtje: Het natans vouwtje.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
34
In de bloeitijd kiest de dichter van waterlelie en plomp voor de waterlelie met zijn drie maal zo grote bloemen. En die van de Gele plomp stinken nog ook. Maar daar staat tegenover dat de gele plomp zijn charmes vierentwintig uur per etmaal tentoonstelt terwijl de Hollandse lotus nuffig alleen bij mooi weer te pronken ligt. Een kleine collega van lelie en plomp is de Kikkerbeet, die qua familie echter bij de Waterpest thuis hoort. Zijn hartvormige blaadjes meten slechts vier centimeter in doorsnede. Ze drijven rozetsgewijs aan het oppervlak langs de ondiepe plaskanten. Maar niet alleen in grootte staat de Kikkerbeet tussen zijn grote collega’s en kleine drijvertjes zoals kroos in. Met deze miniatuurplantjes heeft hij gemeen dat zijn worteltjes de bodem niet halen en bijgevolg vrij in het water bungelen. De bodem bereikt Kikkerbeet alleen in de winter, als hij is gezonken om met zijn knoppen betere tijden af te wachten.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
35
Kikkerbeetverbond Hydrocharition morsus ranae Op de beschutte, stilstaande, voedselrijke plekken met enigszins dystroof water vinden we het Kikkerbeetverbond. Het water is matig carbonaatrijk. Er is geen sulfaat. Het ijzer uit de kwel heeft de sulfiden gebonden. Kikkerbeet wordt er begeleid door Klein kroos.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
36
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
37
Een Ceratophyllide is een zwevende plant met fijn vertakte bladeren, zonder drijfbladeren. Associatie van Groot blaasjeskruid Urticularietum vulgaris Op de meest beschutte plaatsen in stilstaand, tot 1 m diep en op sommige plekken troebel water vinden we het Urticularietum vulgaris. Het water is voedselrijk en hard. Op de bodem ligt een 75 cm dikke sapropelium laag. Op een aantal plekken kleurt uitvlokkend ijzer het water rood. De associatie is soortenarm. Ceratophylliden domineren de begroeiing. We vinden Grof hoornblad en vrij in het water zwevend Puntkroos. Als drijvende plant treedt Kikkerbeet op. Urticularietum vulgaris valt op door de fel gekleurde bloemen van Groot blaasjeskruid.
Groot Blaasjeskruid is gespecialiseerd in het leven in min of meer fosfaat en stikstofarm water. Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
38
De bladeren zijn ingericht op het vangen van diertjes, die verteerd worden om in een deel van de stikstof-, fosfaat- en eventueel ook koolstofbehoefte te voorzien.
We vonden Blaasjeskruid met vele bruine blaasjes.
In het gesloten blaasje heerst onderdruk. Is het leeg dan staan de zijwanden dicht bij elkaar, ongeveer evenwijdig of zelfs iets ingedeukt; het geheel is dan min of meer doorschijnend. Komt een waterdiertje in contact met een van de antennes, dan wordt het blaasje geactiveerd: de klep gaat open, het blaasje zuigt zich vol water en neemt de buikigste vorm aan waartoe het in staat is.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
39
Met het water wordt ook de veroorzaker van de prikkel aangezogen en verdwijnt in het blaasje, waarna de klep zich sluit. Het gevulde blaasje ziet er nu bruinachtig uit. Binnen een half uur wordt het slachtoffer verteerd. De buit van Blaasjeskruid bestaat voor het grootste deel uit kleine kreeftachtigen, radardiertjes en eencelligen. Ook muggenlarven, draadvormige wormen en zelfs kikkerlarven en visbroed worden wel buitgemaakt.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
40
In de associatie van Groot blaasjeskruid [Urticularietum vulgaris] groeit het vrij in het water zwevende Puntkroos. Puntkroos wijkt in allerlei opzichten van de overige Kroossoorten af. Het zweeft onder het wateroppervlak. De plant is doorschijnend groen
Vooral in de luwe hoeken met matig voedselrijk water ontdekken we wolken Puntkroos. Als geheel ondergedoken, vrij zwevende waterplant heeft Puntkroos noch met de lucht noch met de bodem contact, het is dus voor zijn voeding geheel op de waterlaag aangewezen. Dit geldt niet alleen ten aanzien van stikstof en fosfaat, maar ook voor zijn koolstofvoorziening, aangezien het geen kooldioxide uit de lucht kan opnemen. Het bicarbonaat is voor Puntkroos de belangrijkste koolstofbron. Groot Blaasjeskruid
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
41
Associatie van Klein Fonteinkruid Potametum berchtoldii
In een ondiep, niet zeer voedselrijk, tamelijk fosfaat- en sulfaatarm water groeit een soortenarme waterplantengemeenschap. Kenmerkend is Klein fonteinkruid [Potamogeton berchtoldii. De soort lijkt sterk op Tenger fonteinkruid en soms ook op Haarfonteinkruid. Het was niet mogelijk de plant ter plekke met zekerheid te determineren. Als begeleiders groeide er Smalle waterpest en Gewoon sterrenkroos. De bodem bestaat uit zand, is voedsel en carbonaatarm en er is duidelijk kwel. Het verschil in carbonaatgehalte tussen water en bodem betekent dat de associatie optreedt in een ongebalanceerd milieu. Het is de contactzone met verschillende waterkwaliteit.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
42
De Duikermot leeft van Fonteinkruid, Hoornblad en Waterpest. Het ongevleugelde wijfje verlaat het water niet als volwassen dier. Om te paren steekt ze slechts haar achterlijf omhoog, net iets boven het wateroppervlak uit, zodat ze op het wateroppervlak gelande mannetjes kan ontmoeten.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
43
Associatie van Veelwortelig kroos. Lemno-Spirodeletum polyrhizae
De associatie van Veelwortelig kroos vormt een gesloten kroosdek dat plat op het water drijft. Er is een hoge bedekkingsgraad van Veelwortelig kroos.
We vinden ook platte kroosschijfjes met één wortel die veelal als eenwortelig kroos worden benoemd, maar die in veel gevallen evengoed tot de platte vorm van Bultkroos kunnen behoren.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
44
Onder het drijvende kroosdek is plaatselijk een ondergedoken netwerk van Puntkroos aanwezig. In de voedselrijke, zuurstofarme, stilstaande poelen bedekken de kroossoorten het gehele oppervlak. Ze drijven los op het wateroppervlak. De wortels hangen in het water zonder contact met de bodem te maken. Voor hun voedselopname zijn de planten dan ook geheel op de waterlaag aangewezen, behalve voor de koolstofvoorziening, die bij drijvende soorten vanuit de lucht kan plaats vinden. Ze vermeerderen zich in hoofdzaak door deling. Vorming van zaden vindt slechts bij uitzondering plaats.
Nu in het groeiseizoen volgen de delingen elkaar snel op: “ïndividuele” kroosschijfjes hebben een bestaansduur van ongeveer een maand. In de kleine poelen bevindt zich onder water organisch materiaal dat in staat van afbraak verkeert. Het “rottingsslib”op de bodem bestaat uit resten van water- en oeverplanten en –dieren, maar ook afgevallen boombladeren dragen vaak bij aan het ontstaan van een geschikt milieu voor de Lemnetea.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
45
Bij de afbraak wordt de in het water opgeloste zuurstof verbruikt, en deze wordt in het groeiseizoen niet of nauwelijks vanuit de lucht aangevuld. Door een lage turbulentie is er weinig contact tussen water en lucht. Midden in de zomer wordt het ondiepe water snel warm waardoor de oplosbaarheid van zuurstof afneemt. Op plaatsen met een dicht kroosdek belemmeren de plantjes bovendien zelf de gaswisseling. Onder deze omstandigheden hopen zich in het water reductieproducten op, zoals ammoniak en sulfide. Vaak lopen de concentraties van deze stoffen in het water op tot waarden die voor de meeste andere waterplanten dodelijk zijn. Aan het wateroppervlak ontstaat een ideaal milieu voor de ontwikkeling van zwavelbacteriën, die het water bedekken met een slijmlaagje dat gasuitwisseling tussen water en lucht nog verder bemoeilijkt.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
46
Een welige ontwikkeling van kroosgemeenschappen vergt wel een ruime beschikbaarheid van fosfaat en stikstof, het laatst bij voorkeur in de vorm van ammonium-ionen.
De paradox van kroosplassen is dat deze extreem voedselrijke wateren een relatief lage biomassaproductie vertonen: het hoge gehalte aan voedingsstoffen leidt tot een ophoping van organismen op en vlak onder het wateroppervlak, die de waterruimte daaronder voor de meeste planten onbewoonbaar maken. Op een enkele plek vinden we in de kroosgemeenschap het zeer schaduwtolerante Grof hoornblad en de Kikkerbeet, die beide evenmin als de kroossoorten in de bodem verankerd zijn.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
47
Op de foto van Anny zijn de Zoetwater algen fraai zichtbaar. We konden ze niet met zekerheid op naam brengen. Wellicht kan een lezer van dit verslag hier mee helpen. De Flab in de poelen zorgden op verschillende plaatsen voor mysterieuze voorwereldlijke beelden. Anny en Marijke probeerden ze op de foto vast te leggen.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
48
De ondiepe stagnante poelen kenden een sterke groei van Spirogyra. Dat zijn draadvormige zoetwateralgen. Deze algen hebben zich na de winter ontwikkeld uit sporen en groeiden vanuit de modderige bodem omhoog.
Na een periode van snelle vegetatieve groei vormden de draden drijvende “wattige” flab massa’s, die slijmerig aanvoelen. De gelig of bruinachtige kleur ontstaat door de afbraak van chlorofyl in het zonlicht. Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
49
Vooral op plaatsen waar er poelen waren met ondiep en stagnant water was het wateroppervlak bedekt met Spirogyra .
Van nature zijn deze ondiepe poelen instabiel met wisselende waterstanden en de mogelijkheid van uitdroging. Doordat Spirogyra resistente sporen vormt, die bestand zijn tegen schimmelinfecties en uitdroging gedijt het hier goed. De bellen op de drijvende dichte flabmassa zijn zuurstofbellen. De fluctuaties in temperatuur, zuurstofgehalte en pH in deze draadalgenflab zijn enorm, hetgeen voor dierlijk leven ongunstig is.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
50
De Rietklasse [Phragmitetea] Aan de oevers groeien forse moerasplanten met een hoge productie. De voornaamste specialisaties zijn aanpassingen van het wortelstelstel aan zuurstofloze omstandigheden in het wortelmilieu. De meeste soorten hebben een inwendig luchtgeleidingssysteem, waarbij via buisvormige stengels en holten in de wortelstokken lucht naar de wortels wordt gepompt. Riet associatie [Typho-Phragmitetem] Kenmerkend is de dominantie van Riet. Begeleiders: Watermunt, Moeraswalstro,
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
51
RG Typha latifolia- [Phragmitetea]. RG Grote Lisdodde Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
52
In het natuurontwikkelingsgebied Lage Raam komt op verschillende plaatsen een gemeenschap voor gedomineerd door Typha latifolia. Het water is eutroof en wordt gekenmerkt door sterk wisselende milieu omstandigheden. We treffen het vooral aan waar slib of organisch afbraakmateriaal is afgezet. De zandige ondergrond is bedekt met een laag week slib; de feitelijke waterdiepte is niet meer dan 20 cm.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
53
Omdat de gemeenschap niet bestand is tegen golfslag treffen we hem alleen aan in de afgesloten wateren van beperkte omvang langs de lage Raam. Een ideaal milieu zijn de plekken die nu droogvallen. De organische blubber wordt dan geoxideerd. Grote lisdodde is in staat grote hoeveelheden stikstof te fixeren. Door middel van vegetatieve uitbreiding is een jonge plant van Typha latifolia in een jaar uitgegroeid tot een Lisdodde polycorm van 3 m in doorsnee. Grote lisdodde heeft een jaarlijkse bovengrondse productie van 17 ton/ha drooggewicht. De wortels bevinden zich in anaërobe omstandigheden. Ze zijn aangepast door luchttransporterend weefsel (aerenchym) in de stengels. Ze hebben het vermogen giftige reductieproducten ethanol en sulfide en hoge concentraties tweewaardig ijzer in het wortelmilieu onschadelijk te maken. Tevens zijn ze aangepast aan het gebruik van ammonium als stikstofbron.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
54
Zomp vergeeetmijnietje pionierde op de natte zand- en leemgrond. ’s Winters staat het hier onder water. De grond is tamelijk carbonaat en fosfaat arm, maar stikstof rijk. Myositis laxa wordt hier begeleid door Zomprus, Moeraswalstro Egelboterbloem en Waternavel. Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
55
Associatie van Blauwe waterereprijs en Waterpeper
Polygono-Veronicetum anagallidis-aquaticae
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
56
Op de natte open gronden groeide de pioniergemeenschap van Blauwe waterereprijs en Waterpeper. Kenmerkend zijn Rode waterereprijs en Slanke waterkers. Er groeien ook soorten uit de Tandzaadklasse, in de eerste plaats Waterpeper en verder onder meer Tandzaadsoorten. Veel voorkomende begeleiders zijn verder Grote kattenstaart, Beekpunge en Zompvergeet-mij-nietje. De bodem tussen en onder deze planten is plaatselijk bedekt met een mat van draadvormige wieren [uit het geslacht Vaucheria]. De associatie groeit op de plekken waar verse, natte, niet te grofzandige en enigszins humeuze grond bloot gekomen is.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
57
Dit is gebeurd door het droogvallen van oevers en door graafwerk van het natuurontwikkelingsproject. De levensduur van de associatie is gering. Ze reageert snel op veranderingen in de dynamiek van de Lage Raam. Er groeien veel kortlevende soorten en het heeft een chaotisch, bont geschakeerd uiterlijk
Op open plekken langs de waterkant, soms in ondiep water vinden we Beekpunge. Het maakt er deel uit van een pioniervegetatie. Bekkabunga is een latinisering van de Nederlandse naam van de plant. Bunga slaat op de bolle vruchten. Punge betekent scherpheid, tinteling, aroma , geur. Ook Waterpunge er is te vinden. Waterpunge heeft een gering concurrentievermogen en staat in de pioniervegetaties. Ze wordt begeleid door Fraai duizendguldenkruid, Egelboterbloem, Moeraswalstro, Geelgroene zegge en Dwergzegge Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
58
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
59
Watertorkruidassociatie Rorippo-oenanthetum aquaticae In ondiep, voedselrijk water, op plaatsen waar periodiek abrupte stijgingen en dalingen van het waterpeil optreden, waarbij het substraat tijdelijk droog komt te liggen vinden we de Watertorkruidassociatie. Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
60
Het is een pioniergemeenschap. Er groeit: Gele waterkers, Mannagras, Grote waterweegbree, Liesgras, Zomp vergeet-mij-nietje, Grote egelskop, Watermunt en Moeraswalstro.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
61
Avifauna van de Lage Raam Blauwe reiger Boerenzwaluw Buizerd Ekster Geelgors Gierzwaluw Grauwe gans Groene specht Groenling Grote bonte specht Houtduif
Huismus Huiszwaluw Kauw Kleine karekiet Koolmees Meerkoet Merel Nijlgans Pimpelmees Putter Ringmus
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
Tjiftjaf Vink Vlaamse gaai Wielewaal Wilde eend Witgatje Witte kwikstaart Zanglijster Zomertortel Zwarte kraai Zwartkop
62
Een Witgatje vloog voor ons op. De vogel pleistert een paar dagen aan de Lage Raam en trekt dan verder naar Noord Afrika. De dichtst bijzijnde broedgebieden liggen in Denemarken en Noord Duitsland. Het Witgatje kan met meer recht een bosvogel genoemd worden dan de Bosruiter. Hij broedt uitsluitend in loofbossen [berken en elzenbossen] of in naaldbossen. . Ze nestelen tot vijftien meter hoog in een oud nest van een Kramsvogel, Vlaamse gaai of Houtduif.
Associatie van Egelskop en Pijlkruid Sagittario-Sparganietum
Op de luwe plekken langs de laaglandbeek Lage Raam groeit de associatie Egelskop en Pijlkruid. Het water is er enkele decimeters diep.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
63
Niet alleen in ecologisch opzicht maar ook door de amfibische bouw van Pijlkruid en Grote egelskop staat de associatie op de grens van terrestrische en aquatische plantengemeenschappen. Op sommige plekken vertoont de gemeenschap een overwegend horizontale op andere plaatsen een uitgesproken verticale structuur. In het stromende gedeelte van de Lage Raam, in relatief diep water drijven de bladeren. Op de ondiepe, stilstaande plaatsen vertonen ze zich als een vrij hoog opgaande oeverbegroeiing. Veel voorkomende begeleiders: Grote waterweegbree, Riet, Mannagras, Moeras-vergeet-mij-nietje, Fioringras.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
64
Mattenbiesassociatie Scirpetum lacustris
Aan de plassen groeide de pioniervegetatie Mattenbies. Ze speelt een belangrijke rol bij de verlanding. Begeleidend waren Gele plomp en Grote egelskop. Mattenbies houdt hier stand zolang haar standplaats de kenmerken van een pioniermilieu behoudt. Omdat ze in het stilstaande water met weinig golfslag de voorwaarden helpt scheppen voor verdere verlanding, zal ze hier zelf na kortere of langere tijd op de achtergrond geraken. Mattenbies vormt taaie, weinig verhoute stengels, die zeer geschikt zijn voor het maken van biezen matten.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
65
Regelmatig en soms met aanzienlijke bedekking kwam Mannagras voor met als begeleider Rosse vossenstaart. RG Mannagras[Vlotgrasorde].
Rosse vossenstaart. Alopecuris aequalis, door een waslaagje opvallend, lichtgetinte, eenjarige plant. De korte naalden steken niet of nauwelijks buiten het aartje uit. De helmknoppen worden oranje. Pionier van ammoniak houdende bodem aan de oever van de Lage Raam.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
66
Op een kleiig gedeelte op goed vochthoudende grond groeide een prachtige populatie Grote bevernel. Op de achtergrond Grote kattenstaart en Grote lisdodde. Associatie van Moeraswolfsklauw en Snavelbies. Lycopodia-Rhynchosporetum
Op een in het kader van natuurontwikkeling afgegraven bodem groeide Moeraswolfsklauw en Kleine zonnedauw. In het winterhalf jaar staat het water omstreeks het maaiveld. De gebruikelijke standplaats voor deze associatie zijn laagten in natte heidevelden. Op verschillende plaatsen groeide Kruipbrem, Struikheide en kiemden er de Koningsvaren. Er is hier sprake van een associatiefragment. De Snavelbiezen ontbreken.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
67
De Moeraswolfsklauw pioniert op de voor natuurontwikkeling geplagde gedeelten. De sporen kiemen snel. Het prothallium steekt grotendeels boven de grond uit en bevat bladgroen, zodat het zelf aan de vorming van bouwstoffen kan bij dragen. Binnen een jaar hebben zich hier mannelijke en vrouwelijke organen gevormd, waarna bevruchting plaats vindt en de bebladerde plant zichtbaar op de foto zich ontwikkelt. Nadat de sporen zijn verspreid zal de plant grotendeels afsterven. Aan de voet van de rechtopgaande stengels vormen zich knoppen, die overwinteren en het volgend jaar tot nieuwe planten uitgroeien. Op deze wijze vormt Moeraswolfsklauw matten.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
68
De Moeraswolfsklauw stelt hogere eisen aan het basengehalte van de grond dan de Kleine zonnedauw, die op zeer basenarme bodem kan gedijen. Daarom vinden we Moeraswolfsklauw uitsluitend op de afgeplagde gedeelten. De kleine zonnedauw wortelt op plaatsen waar nauwelijks voedingsstoffen zoals [stikstof, fosfor en kalium] aanwezig zijn. Het verzorgt daarom zichzelf met een bijvoeding van muggen. De rand en de bovenkant van de bladeren zijn bezet met “tentakels”, rode uitgroeisels die aan de top overdag een druppel kleverig vocht uitscheiden. Dit lijkt een dauwdruppeltje, maar verdampt niet als het warm wordt. De vochtafscheiding neemt in de warmte juist toe. Het vocht is dus “bestendig dauw”, in Oud-Nederlands sin[t]dauw, wat later met de zon in verband gebracht en tot zonnedauw verbasterd werd. De druppeltjes aan de tentakels trekken de aandacht van muggen en andere kleine insekten. Als die het vocht aanraken worden ze gelijmd.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
69
Bij het spartelen om los te komen raken ze uiteinden van andere tentakels aan en komen nog steviger vast te zitten. Behalve lijm scheiden de tentakels ook een beetje mierenzuur uit, dat sporen eiwit van de prooi oplost. Dit eiwit betekent voor het blad een prikkel, die ook wordt doorgegeven aan andere dan de aangeraakte tentakels; eerst komen naburige tentakels in beweging, dan die in het midden van het blad en tenslotte die van de tegenoverliggende bladrand. Zo rolt het blad zich om het insekt heen. Inmiddels zijn de tentakels begonnen verteringssap uit te scheiden, dat eiwitten uit het insekt oplost, welke ook weer door de tentakels worden opgezogen. Na een paar dagen zijn alleen onverteerbare delen van het insekt over, zoals het pantser. Het blad gaat dan open en het lege huidje wordt door de wind weggeblazen. Nog een dag of wat later beginnen de tentakels weer lijmdruppeltjes te vormen.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
70
De Zomerfijnstraal treedt hier op als pionier op de zonnige, voedselrijke, vochthoudende leembodem. Haar stamland ligt in Noord-Amerika. Ze is hier terecht gekomen via de grote rivieren vanuit Midden-Europa.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
71
Penningkruid groeit hier op de natte, voedselrijke grond aan de waterkant. Chamaefyt [Winterknoppen tot 50 cm boven de grond] en Helofyt. Lysimachia nummularia . [Nummulus=kleine munt]. Zaadzetting gebeurt zelden. Vermeerdering gebeurt via stengelfragmenten, die onder meer door water worden verspreid. De plant is als bodembedekker gebonden aan plekken waar hoger opschietende planten voldoende ruimte laten. Door een groot deel van het jaar actief te zijn en de bodem met een dicht bladmozaïek te bedekken kan de plant zich handhaven. Langdurige winterse overstroming kan het doorstaan. In het ondiepe water zet het de koolzuurassimilatie onder water voort en vormt nieuwe, zwevende stengels met duidelijk kruisgewijze bladeren.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
72
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
73
Op de zonnige open gedeeltes met kalkarm zand groeit Hazenpootje. De dichte beharing van de naaldvormige kelktanden dienen bij de vruchtverspreiding als een soort vruchtpluis. Hazenpootje kan steppenrollers vormen.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
74
De ondergrond waar we Bleke zegge vinden is compact, basenrijk en vochtig. De bovenste bodemlaag is zandig en door uitloging relatief zuur en basenarm. Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
75
De Dwergzegge staat op basenrijke grond. Ze is een echte pionier van pas vrijgekomen open grond. Ze staat in de volle zon in niet gesloten begroeiingen. Ze wordt hier begeleid door Egelboterbloem, Waternavel, Knolrus, Kleine zonnedauw, Echt duizendguldenkruid, Waterpunge en Zomprus.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
76
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
77
De imposante Hoge cyperzegge pionierde op het natte en voedselen basenrijke milieu in het natuurontwikkelingsgebied langs de Lage Raam. De plant wordt hier begeleid door Gel waterkers, Moeraswalstro, Wolfspoot, Watermunt, Moerasandoorn, Grote kattenstaart, Gele lis en Bitterzoet.
Centaurium erythraea groeide met tientallen op de zonnige grazige, maar niet dicht begroeide plaatsen op de minerale, vochthoudende bodem. Echtduizendguldenkruid is een echte zwerver. We treffen de plant steeds aan bij graafwerk voor natuurontwikkeling. Dit jaar o.a. Langven en Peelkanaal. De plant wordt begeleid door Brunel en Kleine leeuwentand.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
78
Kleine leeuwentand groeit hier in een pioniervegetatie op de grens van nat naar droog. Het is een gidsplant. Ze wijst erop dat er iets bijzonders aan de hand is en ze treedt op als begeleider van zeldzame planten, zoals in dit geval Echt duizend guldenkruid, Rietorchis en Moeraswolfsklauw. De grenssituatie heeft een fluctuerend karakter. Kleine leeuwentand is daar aan aangepast middels heterocarpie.. De verspreidingswijze van de randstandige nootjes is een aanpassing aan de schommelingen in haar milieu. De stengels gaan uiteindelijk op de grond liggen. Aan hun top dragen ze omwindsels met nootjes. Hiermee tast de plant als het ware de bodem af.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
79
Heterocarpie
Kleine leeuwentand heeft twee typen nootjes in een hoofdje. De nootjes die aan de rand van het hoofdje staan, zijn vrij dik, gekromd en ongesnaveld, en dragen als pappus een kroontje van schubben. Dit pappuskroontje lijkt op de tinnen van een kasteeltoren, waarop de oude naam Thrincia zinspeelt [het Griekse thrinkos betekent tinne]. De desbetreffende nootjes blijven in de schuitvormige omwindselbladen achter. Bij verwelking van de stengel komen ze samen met deze op de grond vlak naast de ouderplant terecht. Ze kiemen trager dan de nootjes die in het centrum van het hoofdje tot ontwikkeling komen.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
80
Deze zijn recht en kort gesnaveld, en dragen een pappus van twee rijen haren: een buitenste rij bestaand uit een klein aantal aan de voet verbrede haren en een binnenste rij van geveerde haren. . Deze nootjes kunnen door de wind worden verspreid. Vals kronkelheidestaartje
Op de zandige afgegraven gedeelten ligt een heischrale begroeiing met struikhei en korstmossen. Op de humeuse kalkarme zand groeit Grijs kronkelsteeltje. De glasharen staan door de warmte stervormig uit.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
81
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
82
De Koningsvaren is hier gekiemd op een lichte plek. Het kiemingsmilieu verschilt van de omstandigheden waaronder de plant tot optimale ontplooiing komt, een verschijnsel dat bekend is van andere planten met een lange levensduur. De varen groeit bijzonder langzaam en kan een eeuw oud worden. Osmunda regalis groeit dan in halfbeschaduwde milieus op nat, zuur, kalkarm zand en veen. De plant die hier gekiemd is, vindt zijn oorsprong in de sporen van nabijgelegen planten aan de slootkant op halfbeschaduwde plaatsen. De sporen blijven maar kort kiemkrachtig. Het prothallium kan enkele tientallen jaren blijven leven en zich door knopvorming vermeerderen. [net als Zonnedauw, waarmee het hier samen voorkomt].
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
83
Op de natte humusarme bodem van het afgegraven terrein had zich Moerasrolklaver gevestigd. We herkennen het door de kelktanden die voor de bloei stervormig naar buiten zijn gebogen. De stengel van Lotus pedunculatus is hol. Begeleidende planten: Moerasspirea, Kattenstaart, Echte koekoeksbloem en Biezenknoppen.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
84
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
85
De kattenstaart pionierde op vochtige en doornatte standplaats. Het is een lichtkiemer. De grond was stikstofrijk. Kattenstaart heeft zich kunnen vestigen door het open kiem milieu. De plant vermeerdert zich in hoofdzaak door zaad. Lythrum salicaria heeft een grote troef: zijn vermogen om als landplant in het groeiseizoen langdurige of veelvuldige, diepe overstromingen en wisselingen tussen doorluchting en doordrenking van de bodem te doorstaan. De plant wordt vergezeld door Gele lis, Watermunt, Wolfspoot, Moeraswalstro, Moerasspirea, Echte valeriaan, Kale jonker, Moerasrolklaver, Gewone wederik en Waternavel.
Moeraswalstro pionierde op plaatsen met een sterk wisselende waterstand. De plant heeft een gering concurrentievermogen. De Rietorchis groeit op een zonnige, vochtige plek. Het is er basenrijk en lemig zandig. De plaats blijft in de lente langer nat en de groei komt er later op gang.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
86
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
87
De Rietorchis maakte zijn vijand tot slaaf.
Deze Rietorchis is als uitzonderlijk klein zaadje gestart. Er gaan er zeventig in een milligram. Reservevoedsel bevatten ze nauwelijks. Een succesvolle kieming is alleen mogelijk als vanuit de grond schimmeldraden in het zaad binnendringen. Dit is hier gebeurd. Het jonge kiemplantje heeft de schimmel gevangen genomen en uitgebuit. Het heeft zijn bouwstoffen aan de schimmel onttrokken.. Traditioneel wordt deze symbiose beschouwd als een vorm van mycorriza. Maar onder de mycorrhiza’s vormt de Rietorchis een eigen categorie. Bij de meeste mycorriza’s worden koolstofverbindingen _ althans voor het grootste deel _ door de vaatplant opgebouwd uit kooldioxide, die zij met behulp van hun bladgroen uit de lucht opnemen; een deel van deze koolstofverbindingen worden door de vaarplant mat de schimmel geruild tegen anorganische voedingsstoffen [speciaal fosfaat]. De Rietorchis staat echter, althans in zijn prille jeugd, in een parasitaire verhouding tot de mycorriza partner. Blijkbaar is de Rietorchis erin geslaagd de plantenvijand tot hulp, ja zelfs tot slaaf te maken.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
88
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
89
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
90
Het “slaperig”geluid _ een herhaald, bijna “spinnend”roer-r-r”_ van de Tortelduif paste geheel in de lome sfeer van deze warme zomerse namiddag. Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
91
Dit is de enige duivensoort die hier alleen ’s zomers voorkomt. Zijn verspreidingsgebied valt samen met dat van de Duivenkervel, dat is zijn belangrijkste voedselplant. Zijn dieet bestaat, behalve uit het zaad van deze plant, ook uit dat van andere planten.
De Nitrofiele zomen Galio-urtecetea
Het Galio-Urticetea omvat de zomen op de stikstofrijke standplaatsen langs de paden. Ze is weelderig ontwikkeld en bloemrijk. Algemene soorten als Grote brandnetel, Kleefkruid en Hondsdraf nemen een belangrijke plaats in. Ze was hier van oorsprong rivierbegeleidend, maar heeft zich overal in het cultuurlandschap gevestigd. De zoomgemeenschap groeit op de voedselrijke, humeuze, vochtige grond. De bodem is neutraal tot zwak basisch. Zoomplanten hebben een optimale groeiplaats in de gradiënt van loofbos en struweel naar lage, grazige of open begroeiing. De gordel waarin het voorkomt is naar beide zijde niet scherp begrensd. Kenmerkend voor de zoom is de combinatie van getemperd licht en beschutting. Vanuit het bos [of struweel] komt afgevallen blad in de zoom terecht, dat hier door de grotere lichttoevoer sneller gemineraliseerd wordt dan in het bos. Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
92
Het Galio-Urticeteae behoort tot de natuurlijke vegetatie op rivieren beekoeverwallen. Het groeit buiten de invloed van het grondwater. De samenstellende soorten zijn dan ook in grote meerderheid afreatofyten. Hemicryptofyten, geofyten en therofyten nemen de belangrijkste plaats in. Onder de langlevende hemicryptofyten nemen wintergroene soorten met een kruipende hoofdas of met bovengrondse uitlopers [Hondsdraf en Kruipende boterbloem] een belangrijke plaats in.
Luzerne
Luzerne is een van de eerste planten die als veevoedergewas in cultuur werd genomen. Het komt oorspronkelijk uit Zyuidwest Azië. Het groeit het best op kalkhoudende droge grond
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
93
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
94
O
Op de zandige klei groeide Rapunzelklokje. Er waren veel open plekken en het is er stikstofrijk. De open plekken zijn belangrijk, omdat de plant steeds weer moet kiemen. De wortel van Rapunzelklokje werd vroeger gegeten. Rapunculus betekent raapje. Het Rapunzelklokje was langs de Lage Raam een bekende rauwkostgroente. Wortel en blad zijn te eten als rauwe groente in salades. De smaak van de wortel lijkt op radijs, maar dan zoet en opvallend zacht. Het blad is fijn en neutraal van smaak. In de Middeleeuwen haalden mensen de groente vaak uit het veld. Ook gebruikten artsen de groente voor medicinale toepassingen. Vandaar was het rapunzelklokje geschikt om te verwerken in een medicinale bermsalade.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
95
Oranjehavikskruid is het meest verwant aan Weidehavikskruid. Het is een bergplant uit Midden-Europa.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
96
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
97
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
98
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
99
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
100
Roze mestschijfje
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
101
De mycoflora bestond verder uit Grote parasolzwam, Grote stinkzwam, Platte tonderzwam en Dikrandtonderzwam.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
102
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
103
Akkerdistel Akkerkool Akkervergeetmijnietje Basterdklaver Beklierde basterdwederik Berenklauw Biezenknoppen Bijvoet, Blaartrekkende boterbloem Blauw glidkruid Brede wespenorchis Brunel Drijvend fonteinkruid Dwergzegge Echt duizendguldenkruid Echt blaasjeskruid Echte kamille Echte valeriaan Egelboterbloem Fluitenkruid Geelgroene zegge Geknikte vossenstaart Gekroesde melkdistel Gele lis Gele plomp Gele waterkers Gestreepte witbol Gewone rolklaver Gewone waterbies Gewoon sterrenkroos Gewoon struisgras Glanshaver Greppelrus Grof hoornblad Groot blaasjeskruid
Grote bevernel Grote egelskop Grote kattenstaart Grote lisdodde Grote vossenstaart Grote waterweegbree Grote wederik Hanenpoot Haagwinde Harig wilgenroosje Hazenpootje Hengel Hennengras Hoge cyperzegge Hopklaver Kale jonker Kattenstaart Kleine leeuwentand Klein springzaad Klein streepzaad Kleine klis Klein kroos Kluwen hoornbloem Knolrus Koningsvaren Kompassla Kropaar Kruldistel Langbaardgras Liesgras Liggend vetmuur [overjarig] Luzerne Mannagras Mattenbies Moerasbeemdgras [gotisch tongetje]
Moerasrolklaver
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
Moerasspirea Moerasstruisgras Moerasmuur Moeraswalstro Moeraswolfsklauw Oranje havikskruid Penningkruid Perzikkruid Pitrus Pijlkruid Rapunzelklokje Reukenloze kamille Rietorchis Rietgras Rimpelroos Ringelwikke Rode klaver Rode waterereprijs Rosse vossenstaart Ruw beemdgras Scherm havikskruid Scherpe boterbloem Schijfkamille Sint-Janskruid Slanke waterkers Slanke wikke Smalle waterpest Speerdistel Struikhei Stijf havikskruid Stijve klaverzuring Tenger fonteinkruid Tengere rus Veelwortelig kroos Veldbeemdgras Viltige bastaardwederik
104
Vlasleeuwenbek Vogelpootje Watermunt Waternavel Waterpeper
Waterpunge Witte klaver Wolfspoot Zoete kers
Zomerfijnstraal Zompvergeet-mij-nietje Zomprus Zwart tandzaad
De bladeren van de Amerikaanse vogelkers waren gekroesd enkele waren blaasvormig, aan de onderkant van het blad zie je holten. Die worden veroorzaakt door een schimmel. De gallen zijn eerst groen, later geel tot bloedrood. De soort komt voor op Amerikaanse vogelkers en op Perzik. De galverwekker is vermoedelijk overgestapt van de Perzik op de Amerikaanse vogelkers. Op perzik vormt zich aan het eind wit poeder op de bovenkant van de blaasgal. De gallen komen voor van mei tot oktober op Perzik, en staan bekend als de Krulziekte of Klok.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
105
Basterd wederiken zijn zeer goed uitgerust om snel nieuwe terreinen te koloniseren. Ze bezitten licht zaad met weinig reserve voedsel. Voor de kieming zijn ze aangewezen op voedselrijke, vochtige, lichte open plekken. Ze zijn ook zeer wel uitgerust om zich op eenmaal bezette plekken te handhaven. . Omstreeks de herfst ontstaan op de knopen van de stengelvoet overwinteringsorganen: hetzij zittende knoppen, hetzij uitlopers met aan de top een knop, hetzij rozetten. Deze vormen wortels en de rest van de oude plant sterft af. Het volgende jaar ontwikkelen zich uit de knoppen of rozetten vegetatieve nakomelingen. De onderste bladeren van zulke planten zijn ietwat vlezig: ze dienen als reserveorgaan voor water en voedsel.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
106
In het struweel groeit de Rimpelroos. Rosa rugosa komt van oorsprong uit Noordoost-China, waar de soort langs de kusten groeit, veelal in de duinen. Hier groeit de struik op droge voedselrijke basische bodem.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
107
Aan de rand van de akker in het Galio-Urticetea [Klasse der nitrifiele zomen] groeit de zwaar giftige Conium maculatum. De hele plant is dodelijk giftig, maar de zaden spannen de kroon. De plant is “klassiek” geworden doordat de gifbeker van Socrates met deze plant werd bereid. Het gif heet coniïne. De gifbeker van Socrates bevatte Gevlekte scheerling, opium en wijn. Kwaadwillende lieden voerden de kippen van de boeren aan de Vissteeg zaden gedrenkt in een aftreksel van de Scheerling. Ze konden zo de verdoofde dieren zonder moeite met de hand vangen. Het Land van Cuijk bezit de oudste kloosters van Nederland. In de omgeving van kloosters komt de Gevlekte scheerling veel voor. Een Scheerlingaftreksel werd gebruikt om de seksuele instincten van de kloosterlingen te onderdrukken. Wanneer men Gevlekte scheerling om de penis wikkelt verdwijnen de zondige begeerten naar vrouwen.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
108
Gevlekte Scheerling groeide van oorsprong op de aanspoelselgordels op de zandplaten langs de Maas. Nu groeit ze op de zonnige, humeuse, stikstofrijke plekken aan de Lage Raam. Ze is dodelijk giftig. Ze behoort tot de drie zeer gevaarlijke schermbloemigen: Gevlekte scheerling, Waterscheerling en Dodemansvinger. Gevlekte scheerling heeft in al zijn delen, en met name in het zaad, een hoge concentratie giftige alkaloïden. De belangrijkste is het onaangenaam naar muizen-urine ruikende, brandend scherp smakende coniïne. De typische geur is een duidelijk kenmerk van deze plant. De juiste door een arts voorgeschreven dosis van het kruid schakelt de sensitieve zenuwen uit [dezelfde werking als nicotine en curare] en vermindert zo de pijn in alle organen die deze kunnen waarnemen.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
109
Deze Gewone borstelspinnendoder is net uit de pop. Binnenkort vinden de paringen plaats. De mannetjes sterven na een paar weken, de vrouwtjes blijven leven en zijn tot in oktober te vinden, maar planten zich niet voort. Ze overwinteren in een zelf gegraven nest in het zand. In het voorjaar komen zij weer te voorschijn en gaan op jacht. De wesp jaagt vooral op grote wolfsspinnen. Nadat de spin is verlamd door een steek draagt zij haar naar een iets verhoogde camouflage plek, een graspolletje, dichtbij een potentiële nestplaats. Daar wordt de prooi tijdelijk gedeponeerd tussen de planten. Vervolgens graaft zij een eenvoudig 10 cm diep nest. Als dat klaar is sleept zij de spin achterwaarts lopend in het nest om er een ei op te leggen. Het nest wordt grondig afgesloten, waarbij het zand heel effectief met het omgebogen achterlijf wordt aangestampt.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
110
Schorpioenvlieg spuugt voor vrouwen
In het zonnetje zat een Schorpioenvlieg. Nee, geen vlieg. Ze hoort tot een, stokoude orde. Wel ondergaan ze een volledige gedaanteverwisseling, net als kevers, vliegen, vlinders en libellen. Ze verpoppen zich. Hun larven houden het midden tussen een made en een rups. De Schorpioenvlieg vloog traag en ging in de schaduw zitten op een lage plant. De omgeving was vochtig. Behalve dode insecten eet de schorpioenvlieg honingdauw, de zoete en kleverige afscheiding van blad- of schildluizen. De oranjerode priktang die het mannetje angstaanjagend omhoog krult, geeft de soort zijn naam. Er zit echter geen angel in. Insectenboeken noemen hem daarom ’volstrekt ongevaarlijk’. Dat valt te bezien. Het insect gebruikt het werktuig namelijk bij de paring om tegenstribbelde vrouwen in bedwang te houden.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
111
Na de daad spuugt hij een bruine fluim voor haar neer. Dat lijkt grof, maar het vrouwtje drinkt het spul graag op. Je zou het kunnen zien als betaling voor bewezen diensten. Het goedje zal wel goed zijn voor de eivorming. Zoals het donkere, Ierse stoutbier goed zou zijn voor de productie van het zog van vrouwen. Die van dat bier in de stemming komen.
St- Jansvlinder
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
112
Op de droge, arme zandgrond met een bloemrijke vegetatie van Rolklaver en vele andere vlinderbloemigen langs de Lage Raam vlogen de Bloedvlekvlinders. Ze vlogen op het heetst van de dag, langzaam, welgedaan van bloem tot bloem. De opvallende kleuren zijn waarschuwingssignalen, want ze zijn buitengewoon giftig. Zelf zijn ze ongevoelig voor sommige vergiften. Ze verdragen zelfs blauwzuur. We ontdekten ze al snel door hun weinig schuwe gedrag en hun bonte kleuren. De rupsen leven van de rolklaver.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
113
Waterlelievlinder
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
114
De nachtactieve mot zit op verschillende plekken aan de onderzijde van bladeren en stengels. Meestal met de kop naar beneden. De gelige tot groenige rups eet de bladeren van Drijvend fonteinkruid, Kikkerbeet en Waterlelie. Na het uitkomen mineert de rups eerst in het blad. Daarna bijt ze een ovaal stuk blad af en spint ze dit over de onderkant van het blad waarmee ze zich voedt. We zagen een transportabel huisje uit twee stukjes blad. In de eerste twee stadia kan het rupsje zuurstof uit het water opnemen door de huid in het derde stadium is de cuticula waterafstotend en ademt de rups atmosferische lucht d.m.v. tracheeën uit de luchtbel in haar behuizing. De lucht wordt regelmatig ververst, doordat de rups de voorkant van haar lichaam boven het wateroppervlak uitsteekt.
Verpopping vindt plaats in haar huisje aan een tengel ongeveer 510 cm onder water. Bij het uitkomen is de mot door lucht omgeven en wordt zo direct naar het wateroppervlak getransporteerd, waarna de vleugels zich kunnen strekken.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
115
Vlotbewoners Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
116
Zoals de boten op Zuidoostaziatische rivieren hele drijvende steden kunnen vormen, krioelt het op de archipel van waterlelies en plompen aan de lage Raam van bewoners. Een massale vertegenwoordiger is de waterleliekever, ook wel Wterleliehaan genoemd, die zowel als larve en als volwassen dier van het blad vreet. Maar hij slaat de grond onder zijn voeten wijselijk niet lek. Bij het eten laat hij de onderste bladlaag intact, zodat er geen water doorkan.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
117
De Waterleliehaantjes leven op een droog stuk waterlelieblad als op een eilandje. Beter nog: een poldertje in hoger water. Overal zagen we de gaten die ze geknaagd hadden: Ze laten altijd de bodem van het blad heel, zodat het water daar niet binnen dringt.
Waterleliehaantjes zijn geen echte waterkevers, maar zitten op bladen van de gele plomp en de waterlelie. Ze verdrinken niet als ze op het water vallen, maar "loop-vliegen" als miniatuur meerkoeten weer naar het dichtstbijzijnde blad. De zwarte rupsen krioelden over het blad. De larve moet snel groeien en is daarom vraatzuchtiger dan de kever. De voortplanting gaat snel: kevers, eieren, larven en poppen zijn tegelijk op hetzelfde blad te vinden. De larven blijven op het blad waar ze uit het ei komen, maar als ze in het water terecht komen loopt het goed af: ze blijven drijven. En dan kunnen ze achteruit bewegen op een heel bijzondere manier: ze buigen de rug wat hol, daardoor ontstaat een onbalans in de oppervlaktespanning die ze achteruit trekt tot ze op een drijvend blad stoten.
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
118
De rupsen van de Kroosvlinder leven van kroos. In het begin ademt de jonge rups nog door de huid, maar later is het omgeven door een luchtbel in haar behuizing. De rups bouwt een huisje uit samengesponnen kroos en leeft vlak onder het wateroppervlak. De Groene cicade leeft van de plantensappen en troffen we aan in de vochtige graslanden
Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
119
De Lage Raam bezocht Lage Raam, 5 juli 2012 KNNV afdeling Nijmegen
120