LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT versie 2007
zeer licht ontvlambaar bv. diethylether, ...
schadelijk voor de gezondheid bv. Chloroform, totueen, xyleen
giftig bv. methanol, benzeen
ontplofbaar bv. picrinezuur, ...
radioactiviteit bv. fosfor-32, thoriumnitraat, jodium-125, uranylacetaat,..
irriterend bv. natriumcarbonaat
zeer giftig bv. fluorwaterstof
licht ontvlambaar bv. aceton, (m)ethanol, tolueen, ...
bioveiligheid bv. E.coli, Salmonella spp., GGO, ...
corrosief bv. sterke zuren en basen
oxiderend bv. perchloorzuur, chroomtrioxide, kaliumpermanganaat, ..
milieugevaar bv. ammoniak, kaliumdichromaat, ...
stralingsrisico - radioactieve stoffen
schadelijke of irriterende stoffen
niet ioniserende straling
explosieve atmosfeer
giftige stoffen
belangrijk magnetisch veld
explosieve stoffen
bijtende stoffen
ontvlambare stoffen
biologisch risico
hangende lasten
oxiderende stoffen
laserstraal
lage temperatuur
gevaar
warm oppervlak
verstikking
dragen van veiligheidsbril verplicht
dragen van veiligheidshandschoenen verplicht
dragen van overschoenen verplicht
dragen van gehoorbescherming verplicht
dragen van veiligheidsschoenen verplicht
dragen van gelaatsbescherming verplicht
dragen van adembescherming verplicht
dragen van veiligheisdhelm verplicht
dragen van stofmasker verplicht
EHBO lokaal
oogdouche
veiligheidsdouche
waarschuwingsknop
brandblusser
gaspel
gevaarlijke elektrische spanning
Ex
Labo- en werkplaatsreglement 1. Wegwijs
4
2. Gevaarlijke stoffen
6
2.1.
Recipiënten en gevaarsetikettering
7
2.2.
Aankoop en registratie van gevaarlijke stoffen
7
2.3.
Gebruik van gevaarlijke stoffen in een laboratorium
8
2.4.
Opslag van gevaarlijke stoffen
9
2.4.1.
Opslag van werkhoeveelheden
9
2.4.2.
Langdurige opslag
10
2.5.
Transport
12
2.6.
Afval
13
2.7.
Specifieke gevaarlijke stoffen
15
2.7.1.
Ethidiumbromide
16
2.7.2.
Biologische agentia
16
2.7.3.
Radioactieve stoffen en bronnen van ioniserende stralingen
17
2.7.4.
Gassen
18
3. Arbeidsmiddelen
19
4. Uitrusting werkplaats
20
4.1.
Signalisatie
20
4.2.
Beschermingsmiddelen
21
4.3.
Trekkasten
22
4.4.
Meubilair
22
5. Specifieke risicosituaties
23
5.1.
Moederschapsbescherming
23
5.2.
Derden
23
5.3.
Werken met dieren
25
5.4.
Asbest
25
6. Noodprocedures
26
6.1.
Waarschuwing, alarmering en evacuatie
27
6.2.
Eerste hulp bij ongevallen
28
6.3.
Noodinterventie
29
Verklaring
30
Departementscoördinaten
32
Inhoud
Wegwijs
1
Voorliggend document, het laboen werkplaatsreglement, heeft tot doel om ieder die werkzaam is in laboratoria, werkplaatsen, klinieken, e.d. van de UGent te informeren over en aan te manen tot het werken volgens de code van goede praktijk, met bijzondere aandacht voor een veilige, gezonde, milieuvriendelijke en reglementaire werkomgeving. Evenzo heeft het reglement tot doel te wijzen op de verantwoordelijkheid van de hiërarchische lijn, de werknemer, de student, ...
BELANGRIJKE COÖRDINATEN www.ugent.be/veiligheid www.ugent.be/gezondheid www.ugent.be/straling www.ugent.be/milieu
88 09/2648888
het telefoonnummer
of
Het reglement is opgevat als een praktische en eenvoudige handleiding waar snel informatie (Permanentiecentrum van de UGent) kan opgezocht worden, maar blijft summier. Er voor noodgevallen wordt evenwel vaak verwezen naar specifieke contacten en naar meer gedetailleerde standaardoperatieprocedures, te raadplegen via de portaalsite van de UGent. Afhankelijk van de activiteiten die plaatsvinden in het laboratorium moet het reglement uitgebreid worden met locatiespecifieke operatieprocedures. De laatste pagina van dit document betreft een lijst van de contactpersonen, die wordt aangevuld en actueel gehouden dient te worden. Het labo- en werkplaatsreglement van de UGent richt zich voornamelijk naar personen die met gevaarlijke stoffen, uitrusting en/of activiteiten in contact komen in lokalen van de UGent. Het departementshoofd, zijnde de vakgroepvoorzitter, het diensthoofd en de hiërarchische lijn, waakt over de navolging van het reglement en verleent zijn medewerking aan de implementatie ervan. Het departementshoofd legt de richtlijnen van het reglement op aan ieder die werkzaamheden uitoefent of begeleidt in laboratoria en werkplaatsen van de vakgroep of dienst, die op zijn beurt de verklaring onder punt 8 in dit reglement voor gelezen en akkoord handtekent en overhandigt aan het departementshoofd. Dit betekent dat naast de personeelsleden die tewerkgesteld zijn aan de UGent ook gelijkgestelden, in het bijzonder studenten, kennis moeten hebben van het reglement. Aan de Universiteit Gent worden welzijns- en milieuaangelegenheden gecoördineerd vanuit de centrale administratie. De diensten voor welzijn en milieu stellen zich ondersteunend, adviserend en dienstverlenend op. U kan ze bereiken via de coördinaten op volgende pagina.
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
1
Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk (IDPBW) afdelingshoofd: Leopold de Thibault de Boesinghe
departement Veiligheid (DV) - Sint-Pietersnieuwstraat 25
departementshoofd - preventieadviseur: Benny Vandenberghe medewerkers: veiligheid: Nathalie Praet noodplanning: Mathias Vanhaverbeke, Maarten Decock
[email protected] tel. 4151; fax 8991
[email protected]
departement Medisch Toezicht (DMT) - De Pintelaan 185
departementshoofd - arbeidsgeneesheer: Leopold de Thibault de Boesinghe arbeidsgeneesheren - preventieadviseurs: Paul De Pauw, Ludo Vanmarsnille, Christian Wille
dienst voor Fysische Controle (FyCo) - Proeftuinstraat 86
diensthoofd - stralingsdeskundige: Hubert Thierens Stralingsdeskundige: Myriam Monsieurs
afdeling Milieu (Milieu) - Sint-Pietersnieuwstraat 25
afdelingshoofd - milieucoördinator: Riet Van de Velde milieuadviseurs: gevaarlijke stoffen en afval: An Van Goethem milieuvergunningen - bioveiligheidscoördinator: Bart De Cock bodem - lucht - water: Greet Persoon
[email protected] tel. 6519; fax 6696
[email protected] tel. 8949 fax 3581
Dominique Van Acker
tel. 88 (09 2648888) 3109 fax: 3572
Interne bewaking - Permanentie - Stalhof 6
[email protected] tel. 09/2403076; fax 09/2404981
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
Gevaarlijke stoffen
2
PMGE of producten met gevaarlijke eigenschappen -kortweg gevaarlijke stoffen- zijn stoffen die zijn ingedeeld als schadelijk, brand- of explosiegevaarlijk, bijtend, ..., evenals radioactieve stoffen en materialen, geneesmiddelen, bestrijdingsmiddelen, ADR-ingedeelde producten, chemische, medische en dierlijke afvalstoffen en dergelijke meer. Met dergelijke stoffen dient veilig, gezond en milieubewust omgegaan te worden. Om een preventief beleid te kunnen voeren op vlak van veiligheid en gezondheid van personen en van zorg voor het werk- en leefmilieu, alsook om te kunnen ingrijpen in geval van nood, is het van belang te weten wie welke stoffen gebruikt, met welke frequentie, in welke concentraties, waar deze stoffen zich bevinden, in welke hoeveelheden en op welke wijze. Dergelijke informatie zit vervat in de risico-evaluaties, opgesteld in overleg met alle betrokken partijen. In de praktijk wordt veelal de MSDS en vooral de etikettering van een product als leidraad gehanteerd voor de bepaling van het gevaar en de voorkomingsmaatregelen. Het herkennen en begrijpen van gevarensymbolen is hierbij van essentieel belang.
zeer licht ontvlambaar bv. diethylether, ...
licht ontvlambaar bv. aceton, (m)ethanol, tolueen, ...
ontplofbaar bv. picrinezuur, ...
oxiderend bv. perchloorzuur, chroomtrioxide, kaliumpermanganaat, ..
zeer giftig bv. fluorwaterstof
giftig bv. methanol, benzeen
corrosief bv. sterke zuren en basen
irriterend bv. natriumcarbonaat
schadelijk voor de gezondheid bv. Chloroform, totueen, xyleen
bioveiligheid bv. E.coli, Salmonella spp., GGO, ...
radioactiviteit bv. fosfor-32, thoriumnitraat, jodium-125, uranylacetaat,..
milieugevaar bv. ammoniak, kaliumdichromaat, ...
Voor ontvlambare stoffen wordt op het etiket enkel de R-zin ‘ontvlambaar’ vermeld, geen symbool. Aan kankerverwekkende, mutagene en voor de voortplanting giftige stoffen worden, afhankelijk van de categorie, de symbolen ‘giftig’ of ‘schadelijk’ en specifieke R-zinnen toegekend.
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
2 ONTHOU! 2.1.
RECIPIËNTEN EN GEVAARSETIKETTERING
Gevaarlijke stoffen moeten zo mogelijk bewaard worden in de originele, niet vervallen verpakking, voorzien van de correcte gevaarsetikettering. Wanneer stoffen toch worden overgebracht in andere recipiënten dienen deze ook voorzien te zijn van de reglementaire etiketten en kenmerken.
overheen het oorspronkelijk etiket schrijven is niet toegelaten;
‘oude’ etiketten mogen niet meer zichtbaar zijn wanneer nieuwe worden gekleefd;
een veiligheidskan, een metalen kan met kraan te verkrijgen bij leveranciers van veiligheidsmateriaal en laboproducten, is vereist als recipiënt voor meer dan 3 l ontvlambare vloeistof;
de maximale inhoud van glazen recipiënten voor PMGE mag nooit meer dan 3 l bedragen;
voedsel- of drankverpakkingen mogen nooit als recipiënt voor PMGE aangewend worden.
benaming van de stof of handelsnaam van het preparaat
Naturiumhydroxide
waarschuwingszinnen (R-zinnen)
Veroorzaakt ernistige brandwonden
EG nr: 231-639-5 EG-etikettering Bij aanraking met de ogen onmiddelijk overvloedig met water spoelen en deskundig medisch advies inwinnen. Draag geschikte handschoenen en een beschermingsmiddel voor de ogen / het gezicht. In geval van ongeval of indien men zich onwel voelt onmiddelijk een arts raadplegen (indien mogelijk hem het etiket tonen). Cheproducts, Rue de la brune, O deur 019/1234567
gevaarssymbool en -aanduiding EG-nummer en EG-etikettering voor stoffen chemische benaming van aanwezige stof(fen) voor preparaten veiligheidsaanbevelingen (S-zinnen)
coördinaten van degene die verantwoordelijk is voor het in handen brengen
Veiligheidsinformatiebladen geven eveneens deze informatie onder meer uitgebreide vorm. De leverancier is verplicht een geactualiseerd veiligheidsinformatieblad bij het geleverde product te voegen, maar in de praktijk is dit niet altijd het geval en dient de gebruiker dit zelf op te vragen. De veiligheidsinformatiebladen moeten steeds voorhanden zijn in het lokaal waar de stof wordt gebruikt of opgeslagen, of minstens beschikbaar zijn op een centrale en door iedereen bereikbare plaats binnen de vakgroep of dienst. Dit betekent dat een overzichtsmap van de aanwezige PMGE moet voorhanden zijn of dat een PC beschikbaar moet zijn waarop de MSDS-fiches kunnen geraadpleegd worden. 2.2.
AANKOOP EN REGISTRATIE VAN GEVAARLIJKE STOFFEN
Etiketten voor gevaarlijke stoffen kunnen zelf aangemaakt worden:
@
www.gevaarlijkestoffen.be Internationale chemiekaarten: http://www.ilo.org/public/english/protection/ safework/cis/products/icsc/dtasht
Aankopen van gevaarlijke stoffen moeten verantwoord zijn, indien nodig gemeld of vergund, en dienen geregistreerd te worden in een voorraadregister, waarin minstens de stofidentificatie, de opslagplaats, de opslaghoeveelheden en het verbruik op jaarbasis dienen opgenomen te worden. Een degelijk voorraadbeheer van PMGE getuigt niet enkel van professioneel omgaan met gevaarlijke stoffen, het is LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
2 evenzeer belangrijk wanneer zich incidenten of accidenten voordoen die een interventie van de eerste interventieploeg (EIP) of van de brandweer vereisen.
de aankoop van gevaarlijke stoffen moet in verhouding staan tot wat je nodig hebt;
gasflessen worden beter gehuurd dan aangekocht; de verwerkingskost is immers zeer hoog en wordt niet langer centraal betaald;
voor de aankoop van explosieve, hormonale, verdovende, e.a. stoffen moet je in het bezit zijn van een vergunning, aan te vragen via de afdeling Milieu;
voor (zeer) giftige cyaniden, nitrillen en hun preparaten geldt een kennisgevingsplicht aan de Medische Arbeidsinspectie (FOD)* Toezicht welzijn op het werk) en aan het departement Medisch Toezicht;
bij goederenontvangst mogen de producten niet onbeheerd aan de receptie blijven staan maar moeten deze onmiddellijk worden opgeslagen in een conforme opslagplaats;
de leverancier is verplicht om MSDS-fiches mee te leveren met de betreffende stof;
gevaarlijke stoffen, inclusief radioactieve stoffen, dienen geregistreerd te worden in een voorraadregister, meer specifiek het centraal voorraadbeheersysteem indien dit reeds operationeel is.
@ 2.3.
Toegang tot het centraal voorraadbeheer-systeem van gevaarlijke stoffen: www.ugent.be/nl/voorzieningen/nl/univgent/bestuur/welzijnmilieu/milieu/stoffen
GEBRUIK VAN GEVAARLIJKE STOFFEN IN EEN LABORATORIUM
Het gebruik van PMGE vergt steeds een beoordeling van mogelijke risico’s om blootstelling van mens en milieu te vermijden of tot een minimum te beperken via een risicoanalyse. Deuren van laboratoria dienen het potentiële risico aan te duiden en moeten melding maken van contactpersonen. In een laboratorium hangen duidelijk zichtbaar de noodinstructies, de labohandleiding, specifieke standaardoperatieprocedures en kunnen de MSDS-fiches van de producten waarmee gewerkt wordt, alsook de technische fiches van de geproduceerde afvalstromen, gemakkelijk geraadpleegd worden.
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
*Medische Arbeidsinspectie, Administratief Centrum Ter Plaeten, Sint- Lievenslaan 33, 9000 Gent, tel 09 268 63 00, e-mail
[email protected]
WEET WAT JE KOOPT!
2 BESCHERM JEZELF EN DE ANDEREN!
2.4.
draag een labojas en naargelang het risico gepaste veiligheids(hand)schoenen, veiligheidsbril, mond- en ademhalingsbescherming, gelaatsscherm, ...;
identificeer en dateer proefopstellingen en gebruikte stoffen;
beveilig proefopstellingen en uitrusting (leg gasflessen vast!);
werk afhankelijk van het risico in een trekkast, een bioveiligheidskast of een afzonderlijke ruimte;
bewaar of gebruik geen eetwaren en dranken in laboratoria of werkplaatsen, voorraadlokalen of - kasten;
pipetteer nooit met de mond maar gebruik opzuigperen;
gebruik nooit cosmetica in de nabijheid van gevaarlijke stoffen;
rook nooit in de nabijheid van gevaarlijke stoffen;
OPSLAG VAN GEVAARLIJKE STOFFEN
2.4.1. Opslag van werkhoeveelheden De aanwezigheid van gevaarlijke stoffen moet in laboratoria en werkplaatsen tot het strikte minimum beperkt worden; in de praktijk betekent dit de werkhoeveelheid die strikt noodzakelijk is voor lopende proeven. (Zeer) licht ontvlambare stoffen moeten telkens op het einde van de dagtaak opgeslagen worden in daartoe geschikte opslagplaatsen. Ook (zeer) giftige stoffen moeten na de werkzaamheden onmiddellijk terug opgeborgen worden op een slotvaste plaats. De hoeveelheid (zeer) licht ontvlambare vloeistoffen (gevarensymbolen F+, F) in een niet-groep 1 lokaal mag nooit meer dan 50l bedragen. In een laboratorium mogen principieel geen gevaarlijke stoffen gestockeerd worden. Deze dienen opgeslagen te worden in daartoe bestemde en ingerichte opslagplaatsen. Bij beperkte hoeveelheden of afwezigheid van een opslaglokaal, is de opslag van (zeer) (licht) ontvlambare LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
2 stoffen in veiligheidskasten toegelaten, of van andere gevaarlijke stoffen voor zover deze verzameld worden in een geschikte kast of rek. Corrosieven worden best bewaard in een zuurvaste kast. Voor vloeistoffen dienen dergelijke kasten voorzien te zijn van ingekuipte leggers.
bewaar ontvlambare vloeistoffen > 3l in een veiligheidskan (een metalen kan met kraan);
werkhoeveelheden van (zeer) (licht) ontvlambare of brandbare (afval)stoffen, alsook (zeer) giftige stoffen moeten na de dagtaak opgeborgen worden in een conforme opslagplaats;
(zeer) (licht) ontvlambare of brandbare gassen horen in veiligheidskasten;
trekkasten mogen niet gebruikt worden als opslagplaats.
2.4.2. Langdurige opslag Conforme opslagplaatsen zijn bv. voorraadlokalen, -kasten en loodsen bestemd voor de opslag van gevaarlijke producten; ze moeten voldoen aan de geldende veiligheidsen milieu-voorwaarden*. Belangrijk hierbij is dat licht en zeer licht ontvlambare stoffen in een groep 1-lokaal** worden geplaatst, dat de lokalen met gevaarlijke stoffen voldoende geventileerd zijn naar de buitenlucht, de producten ordelijk gerangschikt staan met het etiket frontaal zichtbaar en niet hoger staan dan schouderhoogte en dat gevaarlijke vloeistoffen ingekuipt worden. Stoffen die gevaarlijk met elkaar kunnen reageren, mogen niet in eenzelfde inkuiping geplaatst worden. 10
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
Veiligheidsvoorwaarden cf. de codex welzijn en het ARAB; sectorale milieuvoorwaarden cf. Vlarem II. Groep 1-lokaal: ingekuipt brandbestendig lokaal, met boven- en onderverluchting naar de buitenlucht en explosieveilige elektriciteitsvoorzieningen
BEPERK DE HOEVEELHEID GEVAARLIJKE STOFFEN IN HET LABORATORIUM TOT DE WERKHOEVEELHEDEN!
* * *
2 BERG GEVAARLIJKE STOFFEN OP IN CONFORME OPSLAGRUIMTES!
voorzie voldoende opslagruimte, bij voorkeur in een afzonderlijk lokaal in de nabijheid van het laboratorium; bij kleinere hoeveelheden kan een aangepaste afsluitbare opslagkast in het laboratorium gebruikt worden;
bewaar (zeer) licht ontvlambare stoffen in een groep 1-lokaal of, bij ontstentenis daarvan, in een veiligheidskast; dergelijke vloeistoffen die koel dienen te blijven, worden opgeslagen in een explosieveilige ijskast;
zorg dat de gevaarlijke vloeistoffen ingekuipt staan, hetzij in een ingekuipt opslaglokaal, hetzij door ingekuipte leggers of opvangbakken in de opslagkasten; stoffen die gevaarlijk met elkaar kunnen reageren worden niet in eenzelfde inkuiping geplaatst;
plaats de recipiënten in de opslagruimte met het etiket frontaal zichtbaar;
plaats glazen recipiënten niet boven schouderhoogte;
plaats oxiderende stoffen niet bij de ontvlambare of oxideerbare stoffen; stockeer deze zo mogelijk apart in functie van de gegevens op het veiligheidsinformatieblad;
bewaar explosieven, afhankelijk van de stabiliteit, achter slot, in een explosieveilige koelkast of in een kast voor licht ontvlambare stoffen voorzien van een aarding; hou een logboek bij voor de registratie van de voorraad en gebruik; plaats explosieve stoffen niet samen met andere producten in eenzelfde kast;
bewaar (zeer) toxische producten achter slot;
bewaar giftige cyaniden, nitrillen, biociden en verdovende middelen achter slot en hou een inventaris en een logboek bij voor de registratie van de voorraad én het gebruik;
sla radioactieve (afval)stoffen enkel op in vergunde lokalen en hou een inventaris en een logboek bij voor de registratie van de voorraad én het gebruik;
signaleer via conforme pictogrammen op de deur welke stoffen zich in een opslaglokaal bevinden.
@
Voor meer info over de inrichting van opslaglokalen en de plaatsing van veiligheidskasten, contacteer de diensten voor welzijn en milieu. Voor een aanvraag voor de inrichting van opslaglokalen en de plaatsing van veiligheidskasten, vul een werkaanvraagformulier van DGFB in: www.ugent.be/nl/voorzieningen/werkaanvragen.htm
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
11
2 2.5.
TRANSPORT
Het intern en extern transport van gevaarlijke stoffen houdt risico’s in, niet alleen voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers die rechtstreeks bij het vervoer betrokken zijn, maar ook voor de bevolking langsheen de verschillende transportroutes én voor het milieu. Om deze risico’s uit te schakelen of te beperken werden zowel op internationaal, nationaal als regionaal vlak reglementeringen voor o.a. weg- (ADR) , spoor- (RID) en lucht- (IATA) vervoer opgesteld. Het vervoer van gevaarlijke stoffen aan de UGent gebeurt in overleg en op advies van de veiligheidsadviseur transport binnen de afdeling Milieu; de dienst voor Fysische Controle organiseert elk transport van radioactieve (afval)stoffen of bronnen. Dit wordt, naargelang de aard, uitgevoerd door een gespecialiseerde firma.
BEPERK HET TRANSPORT TOT EEN MINIMUM!
12
kijk na of de vastgelegde maximale hoeveelheden niet worden overschreden; bij overschrijding en voor bepaalde stoffen moet men verplicht beroep doen op een gespecialiseerde firma in overleg met de afdeling Milieu of de dienst voor Fysische Controle;
zorg voor een reglementaire en veilige verpakking, beveiligd tijdens het transport zodat eventuele lekken kunnen opgevangen worden;
zorg voor een correcte etikettering en kenmerking (cf. 2.1), alsook een duidelijke identificatie van de verzender en de bestemmeling;
neem tijdens het transport de veiligheidsinformatiebladen mee van de vervoerde producten.
@
Raadpleeg de tabel met de vastgestelde maximale hoeveelheden voor transport: www.ugent.be/nl/univgent/bestuur/welzijnmilieu/milieu/stoffen/praktijken/transport/ wegtransport/vrijstellingsgrenzen.htm. Meer informatie over het transport van gevaarlijke stoffen: www.ugent.be/nl/univgent/bestuur/welzijnmilieu/milieu/stoffen/praktijken/transport.
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
2 2.6.
AFVAL Het produceren en inzamelen van afvalstoffen houdt eveneens risico’s in, in het bijzonder wanneer het gevaarlijk afval betreft. Er wordt onderscheid gemaakt tussen niet-gevaarlijk afval en gevaarlijk afval, dat enerzijds chemisch, medisch, dierlijk en klein gevaarlijk afval omvat dat onder toezicht staat van de afdeling Milieu, en anderzijds radioactief afval dat onder beheer van de dienst voor Fysische Controle staat. Elke vakgroep of dienst is verantwoordelijk voor de interne organisatie van de selectieve inzameling. De ophaling van afval gebeurt enkel in overleg met de hoger vermelde diensten, die ook de verplichte afvalregisters bijhouden.
Via een duidelijke, afgebakende afvalhoek, voorzien van afvalposters en opvangbakken, worden personeel en studenten duidelijk gemaakt welk afval in welke afvalstroom hoort. Bijhorende technische fiches, die voor elke gebruikte afvalstroom aanwezig zijn in het lokaal, geven meer gedetailleerde informatie over inzamelrecipiënt, etikettering, inzamelvoorwaarden, transport, … Volle vaten worden overgebracht naar conform ingerichte opslaglokalen alvorens ze worden afgevoerd door een erkende ophaler; ontvlambaar afval wordt dagelijks ’s avonds in een brandveilig opslaglokaal of in een veiligheidskast geplaatst. In ieder geval moet gevaarlijk afval worden afgevoerd binnen de vervaltermijn van de kunststof recipiënten (5 jaar).
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
13
2 DRAAG ZORG VOOR GEVAARLIJK AFVAL!
bestel afvalrecipiënten bij het centraal magazijn, afhankelijk van de in te zamelen afvalstroom;
kleef het etiket met vermelding van de coördinaten van contactpersoon en departement; minstens bij de afvalstroom laboproducten en geneesmiddelen moet bijkomend de vatcode en data worden vermeld;
kleef het ADR-symbool op de punt en bij voorkeur op dezelfde zijde van het etiket;
plaats het afvalvat in een afvalhoek op een opvangbak of in een afvalopslagplaats;
sluit alle recipiënten zo veel mogelijk af; laat zeker geen recipiënten met ontvlambare vloeistoffen nodeloos openstaan in trekkasten of op andere plaatsen;
respecteer de richtlijnen voor de afvalinzameling, specifiek voor elke afvalstroom;
respecteer de maximale vullingsgraad (90% en 20 kg voor jerrycans, 40 kg voor 60 l dekselvaten, 20 kg voor medische afvalvaten);
recipiënten met vloeibaar afval worden in een opvangbak of inkuiping geplaatst;
plaats ontvlambaar afval ’s avonds in veiligheidskasten of brandveilige opslaglokalen;
breng volle vaten over naar een afvalopslaglokaal in afwachting van ophaling.
RADIOACTIEF AFVAL
RISICOHOUDEND MEDISCH AFVAL (RMA)
bestel afvalrecipiënten bij de dienst voor Fysische Controle;
bestel gele RMA-vaten en naaldcontainers bij het centraal magazijn;
kleef het etiket met vermelding van sluitingsdatum, coördinaten van contactpersoon en departement, aanwezige radionucliden met totale activiteit per radionuclide, afvalcategorie en evt. chemische bestanddelen in vloeibaar afval;
respecteer de richtlijnen voor verzamelen en opslag van radioactief afval;
kleef het gele A4 etiket ‘risicohoudend medisch afval’ geleverd bij de levering van de vaten, met vermelding van ‘UGent’, coördinaten van contactpersoon en departement; indien van toepassing wordt een extra etiket voor ethidiumbromidehoudend afval gekleefd;
respecteer de maximale vullingsgraad (bv. 6-12 kg bij blauwe vaten voor radioactief vast afval);
respecteer de richtlijnen voor verzamelen en opslag van biologisch afval;
respecteer de maximale vullingsgraad (20 kg voor RMA-vaten);
breng volle vaten over naar koele opslagplaatsen voor RMA.
breng volle vaten over naar de opslagplaats voor radioactief afval. LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
14
2 MAAR EERST AFVALPREVENTIE!
koop nooit meer dan nodig, en ga op zoek naar retourverpakkingen (gassen, solventen, …);
vervang, indien mogelijk, gevaarlijke ingrediënten door minder gevaarlijke alternatieven; de afvoer en verwerking van bv. stoffen met explosieve eigenschappen is erg duur en problematisch;
bereid nooit meer reagentia dan nodig;
laat afgedankte PC’s, lege toners en oude laboratoriumapparatuur ophalen voor hergebruik of recyclage; neem hiervoor contact op met de afdeling Milieu.
@
Afvalinstructies voor chemisch en biologisch afval: www.ugent.be/nl/univgent/bestuur/welzijnmilieu/milieu/afval. Afvalinstructies voor radioactief afval: www.ugent.be/nl/univgent/bestuur/welzijnmilieu/straling/afval. Recipiënten voor chemisch en medisch afval worden besteld via het centraal magazijn. Afvaletiketten en ADR-symbolen worden aangevraagd via de afdeling Milieu:
[email protected] Recipiënten en etiketten voor radioactief afval worden besteld via de dienst voor Fysische Controle:
[email protected]
Het verkeerdelijk inzamelen, lozen, storten (o.a. sluikstorten) of welke handelswijze ook, die niet conform is met de regelgeving, is strijdig met het afvalbeleid van de UGent. Dergelijke praktijken dienen bijgevolg onmiddellijk gemeld en geconformeerd te worden en eventuele meerkosten bij de afvalverwerking of boetes zullen verhaald worden op de betreffende vakgroep of dienst.
2.7.
SPECIFIEKE GEVAARLIJKE STOFFEN
Onverminderd de bovenstaande leidraad voor het gebruik van gevaarlijke stoffen, gelden voor een aantal specifieke gevaarlijke stoffen bijkomende richtlijnen.
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
15
2 2.7.1. Ethidiumbromide Ethidiumbromide is een merkerstof voor DNA, waardoor het in vele biotechnologische laboratoria wordt gebruikt. Ethidiumbromide is een zeer giftige stof (carcinogeen), waardoor manipulaties dienen te gebeuren volgens strikte regels en met de nodige persoonlijke beschermingsmiddelen. Met Ethidiumbromide wordt gewerkt in een afzonderlijk lokaal, of, indien dit niet mogelijk is, in een ruimte die duidelijk is afgebakend van de overige laboactiviteiten d.m.v. een wand. In het lokaal dient een duidelijk onderscheid te zijn tussen de niet-gecontamineerde zone en een zone waar contaminatie kan voorkomen. Voor het werken met SybrSafe gelden dezelfde richtlijnen als bij het werken met Ethidiumbromide. Als voordeel kan onder meer gesteld worden dat bij het gebruik van SybrSafe geen UV-licht nodig is.
WERK ZORGVULDIG!
bewaar labojassen, handschoenen en schoenovertrekken in de nietgecontamineerde zone;
leg ondoordringbaar absorberend papier op de labotafels en vervang het bij elke contaminatie;
zorg ervoor dat geen gecontamineerd materiaal het lokaal verlaat;
controleer na elke activiteit op eventuele contaminatie, eerst zonder UV-lamp (rode spotjes) daarna met UV-lamp (draag een UV-gelaatsscherm).
@
2.7.2.
Voor instructies voor het werken met Ethidiumbromide: www.ugent.be/nl/univgent/bestuur/welzijnmilieu/milieu/stoffen/praktijken/etbr.pdf.
Biologische agentia
Pathogene en schadelijke biologische agentia voor mens, dier, plant en milieu (bacteriën, virussen, parasieten, schimmels,…) en genetisch gemodificeerde (micro-)organismen moeten gebruikt en opgeslagen worden overeenkomstig de wetgeving inzake bioveiligheid. Deze wetgeving stelt naargelang de biologische agentia en het soort activiteit een risiconiveau voorop waarvoor inperkingseisen gelden, zowel naar infrastructuur als naar werkpraktijken. Elke biotechnologische activiteit vereist een specifieke toelating van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid. 16
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
HOU HET INGEPERKT!
georganiseerd door de dienst voor Fysische controle.
* Opleiding “veilig werken met ioniserende straling ” bij aanvang van de job en vervolgens periodiek
2
ga na of uw werkzaamheden vallen onder de activiteit beschreven in uw toelatingsdossier;
werk in een labo, animalarium of serre die voldoet aan de inperkingseisen overeenkomstig het risiconiveau en zorg voor een duidelijke en correcte signalisatie op de deur;
zorg voor een bioveiligheidshandleiding en respecteer de richtlijnen;
voer biologisch besmet afval af als risicohoudend medisch afval of inactiveer het op passende wijze en valideer de inactivatiemethode met een bio-indicator;
leef de regels na bij het verzenden en vervoeren van biologisch materiaal.
@
Meer info omtrent het werken met biologische agentia: www.ugent.be/nl/univgent/bestuur/welzijnmilieu/milieu/bioveiligheid. Bio-indicatoren zijn verkrijgbaar in het centraal magazijn van de UGent.
2.7.3. Radioactieve stoffen en bronnen van ioniserende stralingen Voor werkzaamheden waarbij gebruik gemaakt wordt van radioactieve stoffen of ioniserende stralingen neemt u best vooraf contact op met de dienst voor Fysische Controle en het departement Medisch toezicht. Voor deze werkzaamheden zijn immers een vergunning van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC), een specifieke afvalprocedure, een specifiek medisch onderzoek en vaak personeelsdosimetrie vereist. Voor de concrete invulling hiervan, neemt u contact op met de lokale “aangestelde voor bewaking”. Voor laboratoria waar gewerkt wordt met radioactieve stoffen dienen in elk geval alle oppervlakken afwasbaar te zijn en is het lokaal bij voorkeur licht ingekuipt.
WERK ZORGVULDIG!
draag voor het werken met radioactieve stoffen ondoordringbare handschoenen;
zorg voor loodschermen en loodschorten in die lokalen waar professionele blootstelling aan X-stralen mogelijk is;
zorg voor schermen in plexiglas bij werken met betastralers;
gebruik absorberend papier (benchcoat) op de tafeloppervlakken;
controleer op besmettingen voor en na de experimenten;
volg een opleiding “veilig werken met ioniserende straling”*.
@
Meer info omtrent het werken met radioactieve stoffen en bronnen van ioniserende straling:
www.ugent.be/straling
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
17
2 2.7.4. Gassen Gassen volgen de gevaarsetikettering voor vervoer over de weg en hebben een kleurencodering van de flessenkop, conform de geldende Europese reglementering* . Gasflessen zijn onderworpen aan een periodieke keuring, waarvan de periodiciteit afhankelijk is van de gasgroep waartoe de inhoud behoort (3j, 5j of 10j)** .
18
leg gasflessen steeds vast op 2/3 van de hoogte aan de muur;
beperk het aantal gasflessen in het laboratorium of op de werkplaats tot het strikte minimum nodig voor lopende projecten;
gebruik steeds een ontspanner (geen gechromeerde ontspanners voor COmengsels!);
gebruik een ontspanner niet als afsluitkraan;
plaats brandbare en (zeer) licht ontvlambare gassen in een veiligheidskast;
sla nooit brandbare, (zeer) licht ontvlambare en brandvoedende gassen op in een kelder;
plaats volle en lege gasflessen in de buitenopslagplaats, hou rekening met de afstandsregels en plaats ze in het juiste compartiment; leg ook daar de flessen vast op 2/3 van de hoogte en voorzie ze van hun beschermkap;
verwijder vóór transport de ontspanner en maak gebruik van een gasflessentransportkar;
hou rekening met de vervaldatum van de gassen én de fles;
volg een opleiding “veilig omgaan met gassen”*** .
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
* Europese norm EN 1089-3 inzake gasklassering (tot het verstrijken van de overgangsperiode geldt het ARAB). ** ARAB art. 349-363; ADR-bijlage A Europese Richtlijnen *** Opleiding “veilig omgaan met gassen”, periodiek georganiseerd door IDPBW en DPO
GA CORRECT OM MET GASFLESSEN!
Arbeidsmiddelen
3
Naast PMGE dient ook de technische uitrusting (infrastructuur, toestellen, installaties, machines, gemechaniseerde werktuigen, proefopstellingen, e.d., gebruikt in laboratoria en werkplaatsen van de UGent) te voldoen aan de vigerende regelgeving en het voorkomingsbeleid van de diensten voor welzijn en milieu. Concreet betekent dit dat het departement Veiligheid van de IDPBW betrokken dient te worden zowel bij de aankoop als bij de indienststelling van nieuwe arbeidsmiddelen, alsook bij wijziging van bestaande arbeidsmiddelen, het toepassen van nieuwe technieken, … Op de portaalsite staan de te volgen stappen schematisch weergegeven. Het gebruik van arbeidsmiddelen, in het bijzonder van toestellen en machines van technische aard, dient daarenboven steeds getoetst te worden met de vergunningstoestand van de betreffende locatie en, naargelang het middel, periodiek gekeurd te worden. Indien vereist, dient de nodige (bouw- en) milieuvergunning aangevraagd te worden, waarvoor beroep moet gedaan worden op (DGFB en) de afdeling Milieu. Voor vergunningen tot het in bezit houden of aanwenden van bronnen of toestellen die in staat zijn ioniserende stralingen uit te zenden moet de dienst voor Fysische Controle gecontacteerd worden. Toestellen en machines die onderworpen zijn aan een periodieke keuring door een erkend organisme dienen gemeld te worden aan het departement Veiligheid van de IDPBW. De verslagen van deze keuringen dienen samen met het indienststellingsverslag en de originele handleiding bewaard te worden in het veiligheidsdossier van het arbeidsmiddel.
LET OP BIJ DE AANSCHAF VAN NIEUWE ARBEIDSMIDDELEN!
contacteer de IDPBW vóór de aankoop van nieuwe arbeidsmiddelen voor het opstellen van de veiligheidseisen;
de leverancier dient te bewijzen aan de gestelde veiligheidseisen te kunnen voldoen;
contacteer de IDPBW na de levering voor het opstellen van het voorindienststellingsverslag;
ga na of het nieuwe arbeidsmiddel onderworpen is aan een periodieke keuringsplicht;
hou rekening met eventuele noodzakelijke bijkomende vergunningen;
kies ingeval van elektrische toestellen en installaties zoveel mogelijk voor energiezuinige arbeidsmiddelen; koop bij toestellen met koelwaterverbruik ook een gesloten koelcircuit aan.
@
Meer informatie omtrent arbeidsmiddelen (eisen, indienststellingen, keuringen, …): www.ugent.be/nl/univgent/bestuur/welzijnmilieu/veiligheid/arbeidsmiddelen
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
19
Uitrusting werkplaats
4
Een werkplaats moet ordentelijk en goed verlucht zijn. De trekkasten moeten goed werken, de apparatuur moet gekeurd zijn, en er moet een afvalhoek aanwezig zijn waar afval selectief kan worden ingezameld (cf. ook 2.6). Losliggende elektrische kabels moeten vermeden worden. Ingeval van een incident moet snel gegrepen kunnen worden naar een brandblusapparaat, een nooddouche of oogdouches, een EHBOkoffer en absorptiemateriaal.
4.1.
SIGNALISATIE
Deuren van de werkplaats, hetzij laboratoria, hetzij mechanische ateliers, dienen het potentiële risico aan te duiden via een pictogram en moeten melding maken van contactpersonen. Een bijkomende groene, oranje of rode bol op de deuraffiche geeft richtlijnen mee naar het schoonmaakpersoneel. Ook binnen het laboratorium moeten specifieke risico’s aangeduid worden door pictogrammen op bv. lasertoestellen, bij toestellen die een veiligheidsbril vereisen, op deuren van frigo’s met biologisch agens, e.d. Daarnaast zorgen pictogrammen voor het snel terugvinden van de EHBO-koffer, het brandblusapparaat, de nooduitgang, beschermingsmiddelen, …
Ex
20
stralingsrisico - radioactieve stoffen
explosieve stoffen
gevaarlijke elektrische spanning
biologisch risico
belangrijk magnetisch veld
laserstraal
ontvlambare stoffen
niet ioniserende straling
oxiderende stoffen
giftige stoffen
gevaar
bijtende stoffen
schadelijke of irriterende stoffen
hangende lasten
explosieve atmosfeer
lage temperatuur
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
4 dragen van veiligheidsbril verplicht
dragen van veiligheidsschoenen verplicht
dragen van gehoorbescherming verplicht
dragen van veiligheisdhelm verplicht
dragen van adembescherming verplicht
dragen van overschoenen verplicht
dragen van veiligheidshandschoenen verplicht
dragen van gelaatsbescherming verplicht
EHBO lokaal
brandblusser
oogdouche
waarschuwingsknop
ZORG VOOR BESCHERMINGSMIDDELEN!
@ 4.2.
Voor signalisatie, vul een werkaanvraagformulier van DGFB in: www.ugent.be/nl/voorzieningen/ werkaanvragen.htm Voor standaard deuraffiches, neem contact op met de afdeling Milieu.
zorg voor voldoende en gepaste persoonlijke en collectieve beschermingsmiddelen (labojassen, ademhalingsbescherming, veiligheidsbrillen, opzuigperen, oogdouches,…) en let op de vervaldatum van specifieke beschermingsmiddelen (helmen, gasmaskers, …);
waak erover dat de studenten hun eigen persoonlijke beschermingsmiddelen correct gebruiken;
leg een EHBO-koffer op een gemakkelijk bereikbare plaats en hou de inhoud actueel; volg hiertoe de richtlijnen van het departement Medisch toezicht;
bewaar een spill-kit of absorptiekorrels op een plaats gemakkelijk en snel bereikbaar ingeval van morsincidenten.
BESCHERMINGSMIDDELEN
Op de werkplaats moeten voldoende beschermingsmiddelen ter beschikking zijn, zowel persoonlijke (PBM) als collectieve (CBM). Voor persoonlijke beschermingsmiddelen moeten studenten zelf instaan, maar er moet over gewaakt worden dat deze effectief gebruikt worden wanneer dit vereist wordt.
EHBO-koffers of bijvullingen zijn te verkrijgen via
@
[email protected] Voor advies betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen, neem contact op met het departement Veiligheid of het departement Medisch Toezicht van de IDPBW. Absorptiemateriaal is verkrijgbaar in het centraal magazijn van de UGent. LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
21
4 4.3.
TREKKASTEN
Wanneer een risico bestaat op het inademen van vluchtige gevaarlijke stoffen of op besmetting door biologische agentia, dienen deze werkzaamheden in een goedwerkende trekkast of bioveiligheidskast uitgevoerd te worden.
VERZEKER JE ERVAN DAT DE TREKKAST GOED WERKT!
zet de trekkast niet nodeloos vol met toestellen en gebruik ze niet als stapelruimte;
verminder de opening van de schuifdeur tot wat noodzakelijk is voor manipulaties; werk steeds vanachter het veiligheidsglas en binnen de aangeduide “veilige zone” (maximale werkopening, aangeduid door rode kleurstrip);
doe het veiligheidsglas van de trekkast dicht als deze niet in gebruik is;
beperk het gebruik van warmtebronnen in de trekkast, zij verstoren de luchtstroom;
organiseer het werk zodat een minimum aan manipulaties volstaat en werk steeds met rustige bewegingen;
laat de bioveiligheidskast jaarlijks keuren.
@ 4.4.
Meld defecten zo snel mogelijk via dringende herstellingen: www.ugent.be/nl/voorzieningen/werkaanvragen.htm Meer informatie betreffende het correct gebruik van een trekkast: www.ugent.be/nl/univgent/bestuur/welzijnmilieu/milieu/stoffen/praktijken/trekkasten.pdf
MEUBILAIR
Het meubilair moet gemakkelijk te decontamineren en te onderhouden zijn en moet aangepast zijn aan de uitgevoerde activiteiten. Er dient voldoende aandacht besteed te worden aan een goede ergonomie.
Voor brochures over beeldschermwerk en voor de aankoop van ergonomische stoelen, neem contact op met het departement Medisch Toezicht.
22
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
Specifieke risicosituaties
5
5.1.
MOEDERSCHAPSBESCHERMING
Zwangere vrouwen en vrouwen in de lactatieperiode moeten bijzondere aandacht schenken aan radioactieve stoffen, teratogene en/of mutagene stoffen. Dit zijn stoffen die kunnen leiden tot structurele of functionele afwijkingen en anomalieën van de prenatale ontwikkeling of van het erfelijke materiaal, die aanwezig zijn maar niet noodzakelijkerwijs aan het licht komen bij de geboorte. Ook bij het werken met biologische agentia en voor het heffen van zware lasten of bij sterke trillingen en lawaai (meer dan 80 dB(A)) dient contact te worden opgenomen met het departement Medisch toezicht.
BESCHERM JE (ONGEBOREN) KIND!
stel de directie Personeel en Organisatie (DPO) zo snel mogelijk op de hoogte van je toestand (zwangerschap, borstvoeding) via
[email protected];
zorg voor een afspraak bij het departement Medisch toezicht, die een formulier voor de gezondheidsbeoordeling opmaakt;
stuur dit formulier naar DPO, die het zal doorzenden naar uw direct leidinggevende;
uw direct leidinggevende zal in risicosituaties uitkijken naar aangepast werk of verlof toekennen.
@ 5.2.
Voor de standaardoperatieprocedure rond moederschapsbescherming: www.ugent.be/nl/univgent/bestuur/welzijnmilieu/gezondheid/moederschap Voor meer informatie, neem contact op met het departement Medisch toezicht.
DERDEN
Uit veiligheids- en milieuoverwegingen dienen derden, i.e. studenten, stagiairs, onderhouds- en technisch personeel, bezoekers, …, op de hoogte te zijn van de potentiële risico’s. Zij moeten gedegen geïnformeerd zijn over het veilig en milieubewust handelen. Studenten dienen de generieke informatie via dit reglement te kennen en worden verondersteld dit zowel in eerste Bachelor als eerste Master voor akkoord te ondertekenen; daarnaast moeten zij specifiek begeleid worden in hun opdracht. LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
23
5 Onderhouds- en technisch personeel, bezoekers, e.d. moeten duidelijke instructies krijgen over mogelijke risico’s en preventiemaatregelen. Ingeval van een stage moet de stagewerkgever een werkpostfiche* met een risicoanalyse opstellen die, na ondertekening door de student en de stagemeester, én na het visum van het departement Medisch toezicht, bewaard wordt in het medisch dossier. Desgevallend zal het departement Medisch toezicht instaan voor een medisch onderzoek en de nodige inentingen.
zorg dat derden niet nodeloos in aanraking kunnen komen met gevaarlijke stoffen en apparatuur en informeer hen over de risico’s en de specifieke richtlijnen van het laboratorium, bv. wat te doen ingeval van een morsincident;
vermijd in studentenpractica contact met (zeer) toxische stoffen en andere stoffen met een aanzienlijk risico naar mens en milieu en zoek naar alternatieven; indien toch dergelijke opdrachten dienen uitgevoerd te worden, geef als begeleider de MSDS en contacteer de diensten voor welzijn en milieu;
het gebruik van schadelijke aromatische of gehalogeneerde koolwaterstoffen, halogeenderivaten met fluor en broom, biologische agentia van risiconiveau 3 en niet-ingekapselde bronnen in studentenpractica is verboden; indien hier toch mee gewerkt wordt, dient contact opgenomen te worden met het departement Medisch toezicht;
waak als begeleider over het correcte gebruik van collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen (labojas, veiligheidsbril, handschoenen); desgevallend staat de vakgroep of dienst in voor personeelsdosimeters voor de studenten indien gewerkt wordt met radioactieve stoffen of bronnen van ioniserende stralingen;
neem als stagiair voor een stageopdracht vooraf contact op met het departement Medisch toezicht en uw stagemeester, zodat een werkpostfiche kan opgesteld worden.
@ 24
Specifieke instructies voor het werken met gevaarlijke stoffen in studentenpractica: www.ugent.be/nl/univgent/bestuur/welzijnmilieu/milieu/stoffen/praktijken/practica.pdf
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
* Een werkpostfiche is het document dat door de
stageverstrekkende instelling ingevuld dient te worden alvorens de stagiair aan zijn of haar opdracht kan beginnen. Dit document bevat informatie over de inhoud van de stage, de risico’s, de verplichte gezondheidsbeoordeling en de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen.
BEGELEID!
5 Voor derden geldt onverminderd de regelgeving rond moederschapsbescherming, zoals vermeld onder 5.1.
5.3.
WERKEN MET DIEREN
@
Voor het werken met dieren bestaan specifieke richtlijnen naar veiligheid, hygiëne en milieu.
5.4.
Voor het draaiboek van de faculteit Diergeneeskunde ‘veiligheid van studenten en personeel’: www.ugent.be/di/nl/commissies/Handboek%20Facultaire%20veiligheidscommissie
ASBEST
Asbest is niet schadelijk wanneer het niet beschadigd is of gemanipuleerd wordt; voer bijgevolg nooit zelf werkzaamheden uit zonder voorafgaandelijk de asbestinventaris geraadpleegd te hebben. Voor meer informatie betreffende asbest(inventaris), neem contact op met het departement Veiligheid of het departement Medisch Toezicht.
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
25
Noodprocedures
6
Ondanks alle preventieve maatregelen en strikte navolging van vooropgestelde regels kan het preventiebeleid in bepaalde omstandigheden falen. In dergelijke gevallen is een vlugge en gepaste reactie noodzakelijk om de schade te beperken. Vanuit deze visie wordt door de diensten voor welzijn en milieu in een nauwe samenwerking met de afdeling Facilitair Bureau van DGFB een beveiligings- en noodof interventiebeleid voor de UGent opgesteld en geïmplementeerd. Centraal in het beveiligings- en noodbeleid van de UGent staat het PermanentieCentrum (PerC). Deze interne bewakingscentrale is continu bemand en centraliseert alle meldingen van onregelmatigheden in en rond de universitaire gebouwen, zowel automatisch (branddetectie, bepaalde proefopstellingen, elektronisch gestuurde deuren…) als manueel (meldingen via telefoon). Vanuit het PerC worden de bevoegde interne en externe diensten gecontacteerd om passend gevolg te geven aan de meldingen. Het PerC dient gecontacteerd te worden voor onregelmatigheden van zowel technische aard (defecte liften, elektrische panne, wateroverlast…) als incidentele aard (brand, explosie, diefstal, milieuvervuiling, EHBO…).
MELD ONREGELMATIGHEDEN!
meld elke onregelmatigheid, hoe klein ook, onmiddellijk aan het PerC (88) en uw leidinggevende;
beantwoord de gestelde vragen zo nauwkeurig mogelijk en zorg voor zoveel mogelijk informatie:
wie bent u: naam, contactgegevens, hoe terug te bereiken, …
aard en ernst van incident: brand, explosie, gasontsnapping, diefstal, defect, …
welke PMGE zijn er betrokken: chemisch, biologisch, nucleair, …
zijn er slachtoffers: aantal, aard van verwondingen, …
waar doet het incident zich voor: site, gebouw, verdieping, …
welke acties zijn reeds ondernomen: evacuatie, EHBO, bluspoging, …
Het PermanentieCentrum is te bereiken: NOODNUMMER
26
88
Telefonisch bij nood: noodnummer
88 (09/264 8888 met GSM of extern)
In alle andere gevallen: 09/264 71 45 of via mail:
[email protected]
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
6 6.1.
WAARSCHUWING, ALARMERING EN EVACUATIE
In geval van brand- of rookdetectie of bij het indrukken van een rode meldknop weerklinkt een waarschuwingssignaal in de betrokken zone. Dit is een monotoon onderbroken geluidssignaal dat iedereen die zich in de zone bevindt, waarschuwt en de aangewezen medewerkers, in het bijzonder de Eerste InterventiePloeg (EIP), aanzet tot actie; zij vergewissen zich van de toestand, berichten de aanwezigen en nemen contact met het PerC. Iedereen blijft ter plaatse en vergewist zich van een veilige werksituatie. Desgevallend moet een eerste interventie uitgevoerd worden en kan de betrokken zone ontruimd worden op vraag van de EIP. De EIP bestaat uit een team van personeelsleden eigen aan een gebouw, die een aantal opleidingen genoten hebben met betrekking tot basisbrandbestrijding, EHBO en evacuatie. In geval van collectief gevaar zal beslist worden om te evacueren. Het signaal dat dit aangeeft is een tweetonige ononderbroken sirene. Bij evacuatie dient men het gebouw zo snel mogelijk te verlaten en zich naar de verzamelplaats te begeven. De vluchtwegen en nooduitgangen evenals de verzamelplaats worden aangeduid door groen-witte pictogrammen. Een overzicht van de verzamelplaatsen per UGentgebouw kan geraadpleegd worden op de portaalsite.
@
Uitgang
Voor meer informatie over EIP: www.ugent.be/nl/univgent/bestuur/welzijnmilieu/veiligheid/nood/eip.htm
Vluchtwegen naar nooduitgang
verzamelplaats
Volg bij een evacuatie steeds de instructies van de EIP. Zij zijn tijdens een evacuatie herkenbaar aan de fluogele signalisatiejas en/of rode helm. Elke EIP beschikt over een kerngroep, herkenbaar aan de oranje jassen, die bij evacuatie de lokale coördinatie op zich neemt. Jaarlijks worden voor de universitaire gebouwen evacuatieoefeningen georganiseerd in samenwerking met de betreffende EIP. Deze oefeningen hebben tot doel de noodprocedures te testen en de gebouwgebruikers vertrouwd te maken met de correcte handelingen in geval van een reële evacuatie; zij zijn voor de gebouwgebruikers de ideale gelegenheid om de alarmsignalen, de verzamelplaats en de EIP LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
27
6 te leren kennen. Een volledige medewerking aan deze acties is in het belang van de eigen veiligheid en deze van de andere gebouwgebruikers.
ONTHOU!
ken het verschil tussen de waarschuwings- en evacuatiesignalen en reageer er gepast op;
een evacuatiealarm wordt nooit in vraag gesteld; start onmiddellijk met de evacuatie;
stop eventuele lessen en practica en ontruim de leszaal waarvoor je op dat moment verantwoordelijk bent; neem de studenten mee naar de verzamelplaats;
gebruik bij een evacuatie zoveel mogelijk de aangeduide vluchtwegen en nooduitgangen;
ken de verzamelplaats en volg de instructies van de EIP op;
neem deel aan de jaarlijkse evacuatieoefeningen;
de basisinfosessies voor EIP kunnen door elk geïnteresseerd personeelslid mee gevolgd worden; informeer je via de portaalsite voor de meest actuele planning.
@
6.2.
Voor meer informatie over alarm en evacuatie: www.ugent.be/nl/univgent/bestuur/welzijnmilieu/veiligheid/nood/evac.htm
EERSTE HULP BIJ ONGEVALLEN
Bij ongevallen kan in vele universitaire gebouwen beroep gedaan worden op de nijverheidshelpers voor de eerste hulpverlening. Deze nijverheidshelpers hebben een meerdaagse opleiding genoten betreffende reanimatie, wondverzorging, manipulatie van gekwetste personen, etc. De opleiding nijverheidshelper gaat verder dan de korte EHBO-opleiding die alle EIP-leden krijgen, die vooral gericht is op de primaire medische hulpverlening (i.e. reanimatie). De opleiding nijverheidshelper staat open voor alle geïnteresseerde personeelsleden. Bij ongevallen dient ook steeds het PerC verwittigd te worden via het noodnummer 88.
Voor meer informatie betreffende nijverheidshelpers, neem contact op met het departement Medisch Toezicht.
28
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
6 6.3.
NOODINTERVENTIE
In geval van incident is het belangrijk om nooit op eigen houtje te handelen en alleen in actie te treden. Men dient steeds het PerC te verwittigen zodat de nodige personen gecontacteerd kunnen worden. Zorg ervoor dat je in ieder geval op de hoogte bent van de aanwezige beschermings- en interventiemiddelen zoals brandblusmiddelen, oog- en nooddouches, EHBO-kits, adembeschermingsmaskers, etc. en hoe deze te gebruiken. Bij elk incident komen de relevante interne diensten voor welzijn en milieu ter plaatse en nemen de coördinatie op zich. Bij grotere incidenten kan het nodig zijn dat de openbare hulpdiensten (brandweer, politie, medische hulpdiensten…) ter plaatse komen. In dergelijke gevallen zullen zij beroep doen op de aanwezige kennis over het gebouw en de eventueel aanwezige PMGE die bij het incident betrokken zijn.
WEET WAT TE DOEN BIJ EEN INCIDENT!
handel nooit alleen;
volg de richtlijnen van de bevoegde diensten op;
hou eventuele relevante informatie met betrekking tot achtergebleven personen, gevaarlijke situaties en PMGE ter beschikking voor de hulpdiensten;
ken de richtlijnen en noodprocedures;
verlies de eigen veiligheid niet uit het oog.
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
29
VERKLARING Niettegenstaande het departementshoofd verantwoordelijk is voor de naleving van het labo- en werkplaatsreglement, is iedereen die werkzaamheden uitoefent in laboratoria en werkplaatsen van de UGent, verplicht kennis te hebben van het reglement en dit na te volgen. Dit betekent dat naast het UGentpersoneel ook gelijkgestelden, in het bijzonder studenten, stagiairs, onderhouds- en technisch personeel, kennis moeten hebben van het reglement én de toepasselijke bijlagen. Hiertoe dient onderstaande verklaring voor gelezen en akkoord gehandtekend te worden en vervolgens hetzij overhandigd aan het departementshoofd, hetzij in een gesigneerde namenlijst geregistreerd te worden. Het departementshoofd is ertoe gehouden de ondertekende verklaringen of namenlijsten minstens drie jaar ter beschikking te houden van interne en externe controlediensten. Ondergetekende verklaart hierbij - kennis genomen te hebben van het labo- en werkplaatsreglement van de UGent - een exemplaar van het reglement ontvangen te hebben en - zich te houden aan de richtlijnen / verplichtingen die voortvloeien uit het reglement. Naam
hoedanigheid
Datum
handtekening
modelfor m
Ondergetekende verklaart - kennis genomen te hebben van het labo- en werkplaatsreglement van de UGent - een exemplaar van het reglement ontvangen te hebben en - zich te houden aan de richtlijnen / verplichtingen die voortvloeien uit het reglement. Naam
@
Hoedanigheid
Datum
Handtekening
30
Download de officiële versie op : http://www.ugent.be/nl/univgent/bestuur/welzijnmilieu/integratie/laboreglementen/ namenlijst.doc
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
COLOFON
LIJST DER GEBRUIKTE AFKORTINGEN ADR
européen relatif au transport internat. des marchandises Dangereuses par Route
Verantwoordelijke uitgever:
C
bijtend
CBM
collectieve beschermingsmiddelen
DGFB
directie Gebouwen en Facilitair Beheer
DPO
directie Personeel en Organisatie
E
ontplofbaar
EHBO
eerste hulp bij ongevallen
EIP
eerste interventieploeg
F+ / F
(zeer) licht ontvlambaar
GGO
genetisch gemanipuleerd organisme
IATA/TI’S
International Air Transport Association; Technical Instructions for the safe transport of dangerous goods by air
IDPBW
Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk
MSDS
veiligheidsinformatieblad (Material Safety Data Sheet)
N
milieugevaarlijk
(N)RMA
(niet) risicohoudend medisch afval
O
oxiderend
PerC
permanentiecentrum
PBM
persoonlijke beschermingsmiddelen
PMGE
product met gevaarlijke eigenschappen, kortweg gevaarlijke stof
R
bijzondere gevaren (risk)
RID
Règlement concernant le transport Internat. ferroviaire des
Riet Van de Velde
Redactie: Leopold de Thibault de Boesinghe Bart De Cock Paul De Pauw Isabelle Meirlaen Myriam Monsieur Greet Persoon Hubert Thierens Riet Van de Velde An Van Goethem Benny Vandenberghe copyright © versie 2007 realisatie : 2Mpact - www.2mpact.be
marchandises Dangereuses S
veiligheidsaanbevelingen (safety)
T+ / T
(zeer) giftig
Vlarem
Vlarem
Vlaams reglement betreffende de
milieuvergunning Xi
irriterend
LABO- en WERKPLAATSREGLEMENT
31
Directie bestuurszaken afdeling IDPBW en Milieu Sint-Pietersnieuwstraat 25 B-9000 Gent
DEPARTEMENTSCOÖRDINATEN
De diensten voor welzijn en milieu stellen zich ondersteunend, adviserend en dienstverlenend op. Een goed werkend systeem wordt echter gedragen door mensen op de werkvloer, in dit geval de contactpersonen m.b.t. afval, bioveiligheid, aangestelden van bewaking, EIP-leden, ... Zij zorgen mee voor een snelle en efficiënte verspreiding van informatie en kunnen ingrijpen in geval van nood. U kan hen bereiken via onderstaande coördinaten. De navolging van het preventiebeleid inzake veiligheid, gezondheid en hygiëne, milieu, radioprotectie, beveiliging en noodplanning, zoals beschreven in dit reglement blijft evenwel vallen onder de verantwoordelijkheid van het departementshoofd, zijnde de vakgroepvoorzitter of het diensthoofd. Naam
Lokaalnr.
Tel.nr.
Departementshoofd Lokaalverantwoordelijken Afvalcontactpersoon Aangestelde van bewaking (radioactiviteit) Nijverheidshelper EHBO-verantwoordelijke Eerste Interventieploeg (EIP)
De relevante coördinaten dienen uitgehangen aan de toegansdeur van elk laboratorium of elke werkplaats.
Het PermanentieCentrum is te bereiken: NOODNUMMER
88
Telefonisch bij nood: noodnummer
88 (09/264 8888 met GSM of extern)
In alle andere gevallen: 09/264 71 45 of via mail:
[email protected]