Hoe guur is het kunstklimaat? (3)
Laat kunst werken adriaan van veldhuizen
28
In zijn Bart Tromp-lezing doet Ronald Plasterk een poging om kunstsubsidies op een min of meer ‘partijloze’ manier te verdedigen.1 Zonder al te zeer vanuit de sociaal-democratische beginselen te redeneren, laat hij zien waarom de samenleving gebaat is bij kunstsubsidies. Dat is geen slechte gedachte ¬ een rechts kabinet overtuig je immers niet met linkse argumenten. Toch is er ook iets voor te zeggen om in deze discussie de eigen ideologie weer eens tegen het licht te houden. Niet in de laatste plaats omdat het kabinet ook gemakkelijk tot een heel andere afweging kan komen, zoals Rutger Claassen laat zien in zijn indrukwek kend systematische reactie op Plasterks lezing. 2 Claassen sluit af met de ¬ zeer terechte ¬ opmerking dat een keuze vóór kunstsubsidies altijd een normatieve keuze is. Laten we de ideologische argumenten die sociaal-democraten kunnen aanvoeren voor het behoud van kunstsubsidies eens op een rij zetten. 3 Drie vragen dienen zich dan aan. Aller eerst moeten we nagaan of sociaal-democraten ∑berhaupt een opvatting moeten hebben over kunst: vormt kunst een belangrijk thema in het sociaal-democratisch gedachtegoed? Als dat zo is, dan luidt de tweede vraag: moet de overheid kunst subsidiëren? Als het antwoord wederom ‘ja’ is, moeten sociaal-democraten zich een derde vraag stellen: hoe moet kunst gesubsidieerd worden in tijden van bezuinigingen? Over de auteur Adriaan van Veldhuizen is redacteur van s&d. Noten zie pagina 35 s & d 12 | 20 10
vraag 1: is kunst een belangrijk thema voor de sociaal-democratie? In de verkiezings- en beginselprogramma’s van de sdap en de PvdA komt de kunst er niet slecht van af; gepleit voor bezuinigingen wordt er nooit. Maar tegelijkertijd wordt nauwelijks uitgelegd waarom de overheid zou moeten bijspringen in de kunstensector. Vanuit traditio neel socialistisch perspectief is een verdediging van de kunst ook niet eenvoudig. De traditione le ideologie van het socialisme ¬ die geestelijke ontwikkeling aan materiële omstandigheden ondergeschikt maakt ¬ biedt weinig aankno pingspunten voor een intrinsieke verdediging van de kunsten. Hoe kan het dan dat kunst vanaf de vroegste geschiedenis van het socialisme een thema van belang binnen de beweging is geweest? Op basis van een artikel van kunsthistori cus Marc Adang kies ik ervoor om een vijftal opvattingen over nut en noodzaak van kunst te behandelen. 4 Allereerst is er het idee dat kunst een uiting van de maatschappelijke voorhoede is. Dit is de socialistische avant-garde kunstopvatting. Deze gedachte gaat ervan uit dat politieke en artistieke progressie elkaar aanjagen. Kapitalisme en filistijnendom zouden gro tendeels samenvallen en daartegenover staat een progressieve voorhoede.5 Ieder artistiek product van deze voorhoede zou in feite ook een vorm van politieke en maatschappelijke bewustwording en vernieuwing zijn. Aldus heeft de kunst ook een signaalfunctie voor medevernieuwers; kunst laat zien hoe ver de
Hoe guur is het kunstklimaat? Adriaan van Veldhuizen Laat kunst werken vernieuwing gevorderd is. Bovendien opent de kunst vensters naar de onvermijdelijke samen leving van de toekomst. Beeldende kunst biedt hier meer mogelijkheden dan het gesproken of geschreven woord. Dat was voor het socialisme interessant. De tweede opvatting beschouwt kunst als een vorm van esthetische volksopvoeding, als een middel tot verheffing. Kunst kan het volk via een esthetische ervaring doen ontwaken uit een sluimer van onwetendheid, door iets te onthullen van een wereld die schuilgaat achter het leven van alledag. In deze kunstopvatting ligt de nadruk niet alleen op socialistische ver nieuwing, maar ook op kennismaking met de bestaande traditie. Kunst kan van invloed zijn op de identiteitsvorming van mensen: ze kan in dividuen erop wijzen in welke traditie ze staan. Hoewel deze gedachte wringt met het typisch socialistische materialisme vond ze ook aanhan gers onder socialistisch theoretici als Henriëtte Roland Holst. 6 Zij waardeerden kunst omdat langs die weg, door mensen te onderwijzen over hun eigen identiteit, een groep individuen tot een eenheid kon worden gesmeed. In de derde opvatting zien we kunst als gemeenschapskunst. Deze opvatting zegt dat kunst het leven kleur geeft en dat zaken waarmee het grote publiek in aanraking komt daarom kunst zinnig moeten worden vormgegeven. Kunst is een strijd tegen saaiheid en leegte en moet juist op plaatsen opduiken die voor een breed publiek gemakkelijk toegankelijk zijn. Binnen het socialisme treffen we deze opvatting aan bij mensen als Berlage. 7 Zijn gebouwen waren publieke kunstwerken waarvan ook de armste arbeider kon genieten. Ook decennia later, in het verkiezingsprogramma van 1981, vinden we de gedachte nog terug: ‘Kunstenaars worden ingeschakeld bij de zorg voor de bebouwde omgeving.’8 Het belang van kunst is hier de veraangenaming van het dagelijks leven en de personalisering van de leefomgeving. Een zee van grijze flats, bijvoorbeeld, wordt markanter en prettiger om naar te kijken als op alle flats een aardige afbeelding staat. s & d 1 2 | 20 10
Een vierde opvatting over kunst is meer dan de bovenste opvattingen direct instrumenteel van aard. Waar gemeenschapskunst en de es thetische volksopvoeding geen direct resultaat verwachten, doet de propagandistische kunst dat wel. In de socialistische beweging kwam dit ‘kunstgebruik’ terug in liederen, vlaggen,
Berlage bouwde publieke kunstwerken waarvan ook de armste arbeider kon genieten vaandels, toneelstukken, posters, prenten en verhalen. Het doel is evident: reclame. De laatste opvatting die in de lijst van Adang wordt genoemd is kunst als ambachtswerk. De sociaal-democratische beweging telde van ouds her veel kunstenaars onder haar aanhangers en binnen die beweging bestonden verschillende vakverenigingen, tijdschriften en bijeenkom sten voor kunstenaars. Wanneer kunst vermeld wordt in sociaal-democratische geschriften, staat niet zelden de verdediging van de materië le belangen van de kunstenaar als ambachtsman centraal. 9 Dat is ook uit theoretisch oogpunt geen gek idee. Niet alleen koesteren socialisten het ideaal om iedereen aan werk te helpen, dat moet bij voorkeur ook werk zijn waarin de arbeider zijn ziel en zaligheid kan leggen. Het maken van kunstwerken is daarvan het beste voorbeeld. Zo is kunst ¬ in haar voorbeeldfunc tie ¬ een noodzakelijk idealistisch bijproduct van het socialisme. In de praktijk liepen en lopen deze opvat tingen kriskras door elkaar. Maar er zijn ook eigenschappen van kunst die in bijna alle opvattingen terugkomen. Om dit te verduide lijken is een kort uitstapje noodzakelijk naar wat ik gemakshalve een ‘Duitse’ en een ‘Franse’ denktraditie zou willen noemen. In de burger lijke Duitse traditie staat persoonlijke Bildung voorop. De gedachte is dat individuen cultuur moeten opsnuiven omdat dat hen tot betere,
29
Hoe guur is het kunstklimaat? Adriaan van Veldhuizen Laat kunst werken veelzijdige mensen maakt. Kunst doet im mers een beroep op meer dan alleen cognitieve capaciteiten, het individu ontwikkelt er ook zijn smaak en emoties mee. De Franse denktraditie ziet het anders, daarin wordt vooral een direct maatschappelijke taak onderkend: kunst en cul tuur worden beschouwd als zaken die van vitaal belang zijn voor het behoud van de democratie. Kunst vormt een georganiseerde tegenkracht tegenover de staat, maar ook een terrein waarop we onze vaardigheden in denken en debatteren op een tamelijk onschuldige manier kunnen oefenen.
Voor de sociaal-democraat staat buiten kijf dat kunst een ideële waarde heeft voor mens en samenleving
30
Bij vrijwel alle hierboven beschreven sociaaldemocratische kunstopvattingen, komen zowel de Duitse als de Franse denktraditie terug. Hoewel sociaal-democraten zich traditioneel afzetten tegen burgerlijke kunst, erkennen ze de gedachte dat kunst het individu sterkt in zijn of haar ontplooiing (zie voor een illustratie van deze zienswijze de bijdrage van Rutger Claassen aan deze s&d). Tegelijkertijd beseft de sociaaldemocraat dat kunst niet alleen het individu dient: ook de samenleving plukt er de vruchten van.10 Kunst is voor sociaal-democraten meer dan een individueel consumptie- of productie goed. Over het socialisme mag dan van oudsher de materialistische vloek van het marxisme hebben gelegen, voor de sociaal-democraat staat buiten kijf dat kunst een ideële waarde heeft voor mens en samenleving.11 Of we nu Herman Gorter lezen of Rick van der Ploeg, steeds geldt kunst als meer dan een artistiek doel op zich. Kunst wordt gezien als een middel dat identi teiten vormt, ontmoetingen stimuleert en de participatie in debatten bevordert.12 s & d 12 | 20 10
vraag 2: moet de overheid kunst s ubsidiëren? Sociaal-democraten zijn altijd supporters van de kunstsector geweest. Frank van der Goes was in 1895 een van de eersten die voorstelde om kun stenaars van staatswege financieel te ondersteu nen en de Amsterdamse wethouders Wibaut en Boekman stonden bekend om hun doordachte kunstsubsidies.13 Wel is de argumentatie voor financiële ondersteuning in de loop der jaren verschoven. Laten we daarom eerst eens kijken hoe subsidie niet gelegitimeerd moet worden. Aanvankelijk werd vooral gedacht aan het steunen van socialistische kunstenaars. Zij konden artistieke vergezichten schetsen die de arbeider zouden laten geloven in de ideologi sche beelden van de toekomst. We herkennen hier niet alleen de idee van ‘avant-garde kunst’, maar duidelijk ook elementen van ‘kunst als propaganda’. Ook later, tegen de tijd dat het marxisme was afgezworen en het socialisme minder pregnant op de voorgrond stond, bleef de gedachte bestaan dat vooral veranderings gezinde kunstenaars gesteund moesten worden. In verschillende verkiezingsprogramma’s van de PvdA is terug te lezen dat vooral moderne scheppende kunst gestimuleerd moet worden.14 Dat valt nog altijd samen met de opvatting waarin kunst de uiting van een avant-garde is. Deze invalshoek in de subsidieverstrekking is niet meer van deze tijd: dat kunst een middel kan zijn, betekent niet dat het alleen als middel voor sociaal-democratische projecten moet worden ingezet. Elk spoortje avant-gardistisch subsidiedenken is koren op de molen van
Kemzeke, België, juni 2010. De Verbeke Foundation is een kunstcollectie van Geert en Carla Verbeke, bijeengebracht in loodsen en op een groot buitenterrein. Jonge kunstenaars en internationale beroemdheden voeren er projecten uit. Op de foto Liquid Files van de Nederlander Egied Simons. Kikkervisjes, rondzwemmend in een bak, worden geprojecteerd op de muren van de mannentoiletten op het terrein.
f o t o th e o au d e nae r d | h o l l a n d s e h o o g t e
Hoe guur is het kunstklimaat? Adriaan van Veldhuizen Laat kunst werken
32
subsidiehaters als Geert Wilders.15 Een moderne sociaal-democraat die kunstsubsidies bepleit moet aantonen dat die de hele samenleving ten goede komen, niet alleen ‘sommige individuen’ en ook niet ‘sommige groepen of partijen’. Zij doet dat allereerst door te laten zien dat mensen die naar dezelfde kunst kijken of luisteren, iets hebben om over te praten en na te denken, ongeacht hun verdere onderlinge verschillen. Zelfs iemand die in z’n eentje naar een historisch meesterstuk kijkt, kan zich ver bonden voelen met de wereld waarin dat werk gemaakt is. In deze ervaringen ¬ die museum bezoekers, concertliefhebbers, toneelgangers en festivalklanten zowel dichter bij elkaar als bij hun tradities brengen ¬ schuilt een eerste, maatschappelijk georiënteerd argument. Laat ik een paar voorbeelden geven. Als ie mand wil integreren, moet diegene ook ergens ‘in’ kunnen integreren. Kunst kan daarvoor een kader scheppen.16 In het museum zien we wat in het collectieve geheugen is opgeslagen en wat we door de jaren heen als ‘typisch Nederlands’ zijn gaan bestempelen, zonder dat het plat, folkloristisch en nationalistisch is. Bij toneelge zelschappen en cabaretiers zien we vervolgens hoe daar legaal de spot mee gedreven wordt. Een ander voorbeeld: als een kind thuis niet geleerd heeft om zich goed uit te drukken over emoties, kan kunst daarbij behulpzaam zijn. Kunstklas sen leren kinderen praten over schilderwerken en muziekstukken op een manier die nieuw voor hen is.17 Maar er zijn meer voorbeelden, want ook de ‘hardwerkende Nederlander’ heeft behoefte aan verdieping en contemplatie. Kunst kan daarbij van pas komen. Bij een pop- of jazzfestival worden onverwachte ontmoetingen geïnstitutionaliseerd. Hoewel niet iedereen in gelijke mate van de artistieke voorzieningen gebruik maakt, hebben we er wel allemaal belang bij. We kunnen zeggen dat het totaal aan culturele identiteiten, debatten, leerprocessen en ontspanningsmogelijkheden wordt mogelijk gemaakt, gestimuleerd en geconserveerd door het totaal aan kunstuitingen, kunstopleidingen en andere culturele en intel s & d 12 | 20 10
lectuele infrastructuur dat we de kunstensector noemen.18 Hier is een parallel te trekken met andere vormen van infrastructuur. Denk aan snelwegen (vervoer), jongerenwerkers (sociaal) en onderzoekslaboratoria (wetenschappelijk). Die zijn ook nuttig, ook door de staat betaald en ook daar maakt niet iedereen gebruik van. Kortom: het totaal aan kunstuitingen, opleidingen en conserveringsinitiatieven geeft onze hele samenleving geschiedenis (rijks musea), internationale status (danstheater), internationale herkenbaarheid (ontwerpoplei dingen), interactie tussen bevolkingsgroepen (gratis festivals) en plezierige leefomgevingen (gemeenschapskunst). Daarnaast geeft het een groot deel van de inwoners iets om over na te denken (experimentele kunst), een avond uit (Metropole Orkest), een leerzame ervaring (mu seumonderwijs) of domweg een beter humeur (toneel). Dat hier wat willekeurige voorbeelden worden genoemd betekent niet dat we kunst uitingen ¬ zoals Rutger Claassen en staats secretaris Zijlstra vragen ¬ op hun individuele
Vergelijk kunst met snelwegen: nuttig, door de staat betaald en niet iedereen maakt er gebruik van nut of noodzaak zouden moeten beoordelen. Dat is laboratoriumfilosofie. Natuurlijk hoeft de overheid geen beter humeur voor een enkel individu te bekostigen en natuurlijk kan een individu ook autonoom leven zonder Metropole Orkest, maar daar gaat het ook niet om. We moeten de beleidslogica waarin alles individu eel en het liefst in cijfers verantwoord wordt, loslaten en naar het totaalplaatje kijken. Het geheel is hier meer dan de som der delen. Kijken we zo, dan zien we dat in boven staande activiteiten mensen debatvaardigheden trainen, hun vermogen tot kritisch oordelen scherpen, onverwachte ontmoetingen opdoen,
Hoe guur is het kunstklimaat? Adriaan van Veldhuizen Laat kunst werken historische kennis vergaren en zich tradities eigen maken. Dat alles brengt verdieping in de samenleving. Het vormt een klein, maar onder scheidend onderdeel van onze gezamenlijke scholing en die winst komt vervolgens iedereen ten goede. Het is moeilijk, zo niet onmogelijk, om een andere sector te vinden die al deze ka rakteristieken zo nadrukkelijk in zich verenigt. Goed, het reguliere onderwijs is eveneens een sociaal domein dat ontmoetingen stimuleert, cohesie versterkt en kennis van de tradities bijbrengt. Maar de meeste mensen hebben hier maximaal een kwart van hun leven mee te ma ken. Bovendien kent het onderwijs een zekere dwang en wordt er meer aan cognitie dan aan het vormen van een smaakoordeel gewerkt. Kunst is daar complementair aan, ze biedt een andere vorm van verdieping en ontwikkeling. Naast het maatschappelijk nut van de grote getallen is er voor sociaal-democraten nog een reden om kunst te subsidiëren: kunst verrijkt het leven en die verrijking gunnen sociaaldemocraten aan iedereen in de samenleving. De sociaal-democratie wil niet alleen garanderen dat we elkaar de koppen niet inslaan, ze streeft ernaar om verschillende mensen in een prettige interactie met elkaar een goed leven te laten leiden. Samenleven is voor sociaal-democraten meer dan samen in leven blijven, meer dan alleen autonoom zijn. Mensen die aan het financiële minimum zitten noemen we arm, maar culturele minima zijn dat evengoed. Net als bij financiële armoede het geval is, hoeft culturele armoede niet noodzakelijkerwijs tot een minder leuk leven te leiden, maar het gevoel van bepaalde zaken uitgesloten te zijn is niet prettig en kan bovendien leiden tot een nega tieve identificatie met de samenleving. In de sociaal-democratische traditie staat niet de door Claassen verkondigde zuivere politieke filosofie, maar de aanval op praktijken van armoede en uitsluiting centraal. Vanaf haar ontstaan streed de sociaal-demo cratie niet alleen voor meer geld en vrije dagen, maar voornamelijk voor waardigheid en vol waardigheid. Door een culturele en intellectuele s & d 1 2 | 20 10
infrastructuur te subsidiëren kan de overheid er niet alleen voor zorgen dat de sociale cohesie toeneemt, maar kiest ze er ook voor om finan ciële minima niet noodzakelijk tot culturele minima te maken. Het is daarbij niet de bedoeling om mensen het museum in te jagen. Het gaat erom hun de mogelijkheid te bieden om met kunst en cul tuur in aanraking te komen ¬ de vrijheid om te kiezen is waar het om draait. Mensen maken daar in feite ook gebruik van als ze uiteindelijk kiezen om iets niet te doen. Als de sociaal-demo
Mensen die aan het financiële minimum zitten noemen we arm, maar culturele minima zijn dat evengoed craten de keuze voor het al dan niet gebruikma ken van een brede kunstsector voor een breed publiek wil garanderen, moet ze daar ook geld aan willen uitgeven. Hier raken we aan het normatieve element waar Claassen in zijn bijdrage terecht over spreekt. Er zijn ook mensen die het bovenstaan de niet tot de taken van de overheid rekenen. Er zijn zelfs mensen die zeggen dat het bouwen van wegen of ziekenhuizen ook niet per se een overheidstaak is. Om nog maar te zwijgen over het kunstmatig in leven houden van voetbal clubs, zoals dat nu door allerlei overheden wordt gedaan. Maar mensen die zich daarover het hoofd breken, zijn geen sociaal-democraten die vanuit een emanciperende agenda gelijke startmogelijkheden willen creëren. Ten slotte: laten we niet overdrijven. De kunstsector hoeft natuurlijk niet geheel van staatswege betaald te worden. Mensen die zeg gen dat ‘de Staat’ ‘de Kunst’ moet financieren overdrijven. We hebben geen ‘staatskunstcentra’ nodig ¬ vandaar ook mijn nadruk op de rol van kunst als infrastructuur. Om een publiek gefinancierde weg nuttig te laten zijn, hoeft
33
Hoe guur is het kunstklimaat? Adriaan van Veldhuizen Laat kunst werken de overheid hem niet alleen zelf te gebruiken. Meer particulier initiatief in de kunst zou zeker welkom zijn. Dat dit na de Tweede Wereld oorlog grotendeels verdwenen is, is werkelijk betreurenswaardig.19 De sociaal-democratie is daar overigens medeschuldig aan. In haar strijd tegen extreme rijkdom bij particulieren en bedrijven, heeft zij eraan bijgedragen dat ook het kapitaal voor kunstmecenaat slonk. Idealiter wordt deze situatie bijgesteld ¬ dat zou uitstekend zijn, zolang alle burgers maar gemakkelijke toegang tot een brede kunstensec tor behouden. vraag 3: hoe moet kunst gesubsidieerd worden in tijden van bezuinigingen?
34
Nu we weten dat de sociaal-democratie kunst vanuit haar beginselen mag subsidiëren, moe ten we ons afvragen hoe dat moet gebeuren. Het antwoord op deze vraag is helder. De sociaal-de mocratie moet voorgoed afrekenen met het idee dat niet alleen over het belang, maar ook over de inhoud van kunst geoordeeld wordt. Ze moet pal staan voor de gedachte dat de politiek subsidies niet moet verstrekken op basis van de esthe tiek der schone kunsten of politieke voorkeur. 20 De overheid moet een totaal aan kunstwerken publiek toegankelijk maken dat goed voor de samenleving is, maar de politiek mag zich niet met de boodschap of opdracht van individuele kunstuitingen bezighouden, zoals dat kort geleden nog gebeurde. Het keuzemoment in de subsidieverdeling hoort daarom te liggen bij de Raad voor Cultuur. Daar wordt besloten door vakmensen. Dit is 95% van het antwoord op deze derde vraag. Het probleem is echter dat voordat de Raad mag beslissen, de politiek haar eerst geld moet geven. Daarom volgt hieronder een aantal korte argumenten waarop kunstsubsidies in het parlement ten minste verdedigd kunnen worden. Dat doe ik door het bovenstaande zo te systematiseren dat we ook een rechts kabinet stapsgewijs kunnen introduceren in het belang van een aantal subsidies. Linkse politici maken s & d 12 | 20 10
namelijk geen schijn van kans als ze zeggen dat ‘de kunstsubsidies terug moeten’ omdat ‘de kunst’ belangrijk is. Dat is te algemeen. Om te beginnen moeten we het kabinet ervan overtuigen dat de overheid de Raad van Cultuur moet uitrusten met een bedrag om bestaande kunstuitingen te bewaren en publiek toegankelijk te maken en te houden. Dat wil zeggen dat musea die oude meesters tentoon stellen, maar ook orkesten die klassieke werken spelen dat moeten kunnen blijven doen. Het argument dat buitenlandse orkesten vergelijk baar repertoire uitvoeren gaat niet op. Het gaat hier immers om kunstuitingen die beeldbepa lend zijn voor onze identiteit, voor wat we in Nederland het overdragen waard vinden. Het is verstandig om deze conserverende subsidies los te zien van producerende subsidies. 21 Subsidie is namelijk geen voldoende voorwaarde voor een succesvolle artistieke uiting, terwijl het wel een voldoende voorwaarde kan zijn voor de conservering van kunstuitingen. Deze subsidies kunnen dus werkelijk garanderen dat ook toe komstige generaties kennis kunnen nemen van
Het keuzemoment in de subsidie verdeling hoort te liggen bij de Raad voor Cultuur ¬ daar beslissen vakmensen de traditie ¬ hoe goed of fout ook ¬ waartoe ze behoren. In debatten zijn ze daarom veel mak kelijker binnen te slepen. Het kabinet heeft gelijk als het zegt dat het maken van kunst geen taak van de staat is. Maar de overheid kan natuurlijk wel als opdrachtge ver functioneren. Dat is stap twee in de verdedi ging. Geld dat aan opdrachten wordt uitgegeven, moet worden omgezet in verbeteringen in de publieke ruimte. Hier betreden we het domein van de eerdergenoemde ‘gemeenschapskunst’. Een grootschalige aanpak is voor individuen
Hoe guur is het kunstklimaat? Adriaan van Veldhuizen Laat kunst werken te complex en te duur, daarom heeft de over heid hier een tamelijk concrete taak. In feite gaat het hier niet om kunstsubsidie, maar om aankoopbeleid: bij kunstenaars (men zou hier evengoed van ‘ambachtsmensen’ kunnen spre ken) worden orders geplaatst voor beeldhouw werken, schilderijen of fototentoonstellingen. Deze kosten zijn ook nog relatief gemakkelijk te verdedigen tegenover een subsidievijandig kabinet. Dat wordt nog duidelijker als sociaal-demo craten benadrukken dat het publiek een vinger in de pap kan hebben bij de keuze van aange kochte kunstwerken, artiesten en festivals. Dat verhoogt bij mensen het gevoel dat ze naar hun eigen kunstwerk kijken en voorkomt blunders met kunstwerken die bij niemand in de smaak vallen. De overheid moet bovenal beseffen dat kunst ook werkt als er geen boodschap van de financier achter zit. 22 De staat is de enige kunst financier waarmee burgers kunnen overleggen over welk kunstwerk geplaatst moet worden, dus laten we er in geval van opdrachtgeverschap ook voor zorgen dat dit gebeurt. Ten slotte zijn er alle andere subsidies die via de Raad van Cultuur verstrekt zouden moeten worden. Bij deze categorie is de norma tieve keuze het meest duidelijk aanwezig. De verdediging ervan zou moeten plaatsvinden aan de hand van alle argumenten die in de vorige paragraaf genoemd werden: ‘het totaal aan kunst, voor de samenleving als geheel’. De nadruk ligt daarbij enerzijds op de reeds ge noemde educatieve elementen die kunst biedt, zoals leren debatteren en de identificatie met de samenleving en tradities. Daarnaast is de versterking van de sociale cohesie belangrijk,
Noten 1 Zie p. 10-19 van deze s&d. 2 Zie p. 20-27 van deze s&d. 3 Voor wie naast sociaal-demo cratische, ook andere argumen ten voor subsidies op de kun sten wil bestuderen, is er sinds s & d 1 2 | 20 10
evenals de ontspanningsmogelijkheden die kunst biedt. Ook het voor sociaal-democraten cruciale idee dat subsidies een brede kunst sector voor iedereen toegankelijk houden, valt onder deze laatste stap. Aldus hebben we drie speerpunten geïden tificeerd waar sociaal-democratische politici rekening mee kunnen houden als ze kunst subsidies verdedigen tegenover een rechts kabinet. 1.) We vertrouwen geld aan de Raad van Cultuur toe omdat we weten dat ruimhar tige conservering van bestaande kunst altijd leidt tot bevordering van identiteitsbehoud en herkenbaarheid. 2.) De overheid geeft ook geld uit als opdrachtgever ter bevordering van de leefbaarheid binnen de publieke ruimte. 3.) En ten slotte doen we aan ondersteuning van kunstenaars, gezelschappen en evenementen omdat dit kan bijdragen aan ontwikkeling van de bevolking en de toename van de sociale cohesie. Bovendien houden subsidies de kunst sector voor iedereen toegankelijk. Dit artikel is vanzelfsprekend nog maar een grove schets. Evengoed laat het zien dat de sociaal-democratische traditie van verhef fing, gemeenschapskunst en kunst als ambacht goede aanknopingspunten biedt voor een verdediging van kunstsubsidies zonder in economische termen te vervallen en zonder individuele kunstwerken functionalistisch te benaderen. Tegelijkertijd is die traditie op een aantal punten opgefrist: aandacht voor het belang van tradities is een belangrijk punt geworden en propagandistische kunst en kunst als uiting van een avant-garde, staan minder hoog op de agenda. Zo gaat dat met een levende ideologie.
begin deze maand de website www.artsharp.nl. Hier overziet kunstfilosofe Marianne van Dijk met scherpe blik het debat over deze kwestie en bespreekt zij redenen om kunsten te sub sidiëren. 4 De vijf begrippen komen uit:
Marc Adang, ‘Henri Polak, Richard Roland Holst en de complexe relatie tussen sociaaldemocratie en kunst aan het be gin van deze eeuw’ in, Boekmancahiers, vol.6, nummer 21(1994), p. 260-278. Ik gebruik ze hier vanuit mijn eigen doelstelling
35
Hoe guur is het kunstklimaat? Adriaan van Veldhuizen Laat kunst werken
36
om het belang van kunst aan te geven. 5 Marc Adang, ibid., p. 264. 6 ‘Doelmatigheid is de eerste voorwaarde tot schoonheid’, zegt Roland Holst in een verder tamelijk eigenzinnige beschou wing van de esthetiek van Kant. H. Roland Holst, ‘De Aestetica van Kant’, in: De Nieuwe Tijd (vol 11, 1906), p.261-269. 7 Berlage ontwierp niet alleen, hij schreef ook over dit thema: H.P. Berlage, ‘Bouwkunst en Socialisme’ in: H. van Treslong (red.), Socialisme, Kunst en Levensbeschouwing (Van Loghum Slaterus Uitgeversmaatschap pij, 1932) p.55-77. 8 Weerwerk, PvdA Verkiezingsprogramma 1981-1985, (PvdA, Am sterdam 1981), p.14. 9 Zie daarvoor bijvoorbeeld de verkiezingsprogramma’s uit de jaren zestig, zeventig en tach tig. 10 Aanvankelijk werd vooral betoogd dat de kunst mensen klassebewust moest maken en dat ze zodoende vooral de ar beidersklasse ten goede kwam. Na verloop van tijd verschoof de nadruk en werd bepaald dat de hele samenleving gebaat was bij kunstzinnige uitingen. 11 Ik heb geprobeerd om in deze tekst niet te raken aan techni sche termen uit het filosofische debat over de werking van de kunst. Het grootste deel van mijn ideeën hierover is terug te voeren op het werk van Hans Georg Gadamer. In zijn Die aktualit∂t des Schµnen. Kunst als Spiel, Symbol und Fest (Reclam, Stuttgart 1977) geeft Gadamer in begrijpelijke termen weer hoe kunst als filosofisch feno meen functioneert. Hij ver houdt zich daarin onder andere s & d 12 | 20 10
tot Baumgarten en Kant, de grondleggers van de esthetiek. 12 Rick van der Ploeg poogde als staatssecretaris om verschil lende minderheden door middel van de kunsten bij de samenleving te betrekken. Zijn ‘doeldenken’ schoot in de uitvoering echter te ver door, hij knipte de subsidies bijvoorbeeld zo ver op dat er te veel kleine gezelschappen ontstonden. Hij ging individu ele kunstuitingen als middel beschouwen om een boodschap mee te verkondigen en dat kun je beter niet doen. 13 J. W. van Dijk, Het socialisme spant zijn gouden net over de wereld. Het kunst- en cultuurbeleid van de sdap (Uriah Heep, Mont foort 1990), p. 65. 14 Tot 1986 heeft de veranderings gezinde scheppende kunst ‘voorrang’ in de partijprogram ma’s van de PvdA. 15 Wilders is met zijn kritiek op kunst als ‘linkse hobby’ overi gens te laat. Er bestaat al een systeem dat kunstsubsidies ver strekt zonder alleen de progres sieve voorhoede te stimuleren. In feite verzet Wilders zich niet tegen de huidige kunstsector, maar tegen de tijd waarin partijen op ideologische grond progressieve kunst propageer den. Zijn verzet is rancuneus en ideologisch. Daar moet de sociaal-democratie buiten blij ven. 16 Hier staat het voorbeeld van in tegratie, maar in feite geldt dit voor iedereen. Mijn opvatting over cultuur is gebaseerd op de hermeneutiek van Gadamer. Volgens Gadamer ontwikkelen we onze identiteit in dialoog met onze tradities. Ik beschouw kunst en cultuur als de stem
van de tradities. Zonder die stem, zeggen tradities ons niets meer en raken we op den duur ontworteld. (H.G. Gada mer, Wahrheit und Methode, T∑bingen 1960). 17 Zie bijvoorbeeld het interview met Oda den Boer in ‘ps Kind’, supplement bij Het Parool, 18 november 2010, p.6. 18 Het bezoeken van kunstinstel lingen draagt bij aan de iden tificatie met Nederland en een positief effect heeft op de soci ale cohesie. (In scp-rapporten komt dit meermalen aan de orde, zie bijvoorbeeld: P. Schna bel en J. de Hart, Betrekkelijke betrokkenheid. Studies in sociale cohesie. Sociaal en cultureel rapport 2008 (scp, Den Haag 2008) 19-20, 348-349). 19 E. Hitters, Patronen van patronage. Mecenaat, protectoraat en markt in de kunstwereld (J. van Arkel, Utrecht 1996), p. 31. 20 Zo schreef Evelien Tonkens op 10 november jl. in de Volkskrant dat we een onderscheid moe ten maken tussen goede en slechte kunst. De goede kunst zou geld moeten krijgen, de slechte kunst niet. Ik ben het behalve politiek, ook filosofisch het met Tonkens oneens. Wat mooi is wordt bepaald door het individu in dialoog met een traditie. Er bestaat een globaal gemeenschappelijk oordeel over wat mooi is en er bestaat een collectie van persoonlijke oordelen, maar een persoon kan niet vastleggen wat ‘goed’ is voor de rest. Shakespeare, wiens werk Tonkens noemt als voorbeeld van absoluut goede kunst, is juist een voorbeeld van iemand die niet voldeed aan de eisen van de meest voor aanstaande kunstliefhebbers
Hoe guur is het kunstklimaat? Adriaan van Veldhuizen Laat kunst werken van zijn tijd. Tonkens ontkent het hermeneutische karakter in de wording van kunst en gebruikt bovendien ethische termen (goed en slecht) voor kunst, terwijl ze misschien be ter esthetische (mooi en lelijk) of de sociale (hoog en laag) had
kunnen gebruiken. 21 Natuurlijk is dit in kunsthisto rische termen een ingewikkeld onderscheid. Maar voor be leidsmakers is het wel mogelijk om er mee te werken. Stel twee subsidiestromen in en laat kun stenaars, gezelschapsleiders en
museumdirecties in hun aan vraag bij de Raad voor Cultuur onderbouwen welke subsidie ze willen. 22 Kunst bekijken gaat niet alleen om smaak, vooral bij moderne kunst is dit ook een leerproces.
37
s & d 1 2 | 20 10