Hoe kan kunst troostend zijn óf wanneer is kunst troostend? En dan bedoel ik niet dat kunst een sterke schouder moet zijn waar je snikkend op uit kan komen huilen of een arm om je heen als je er even doorheen zit. Maar een soort steuntje in de rug.
Eindexamenscriptie van Gerben Pool Academie Minerva Groningen 2011 1
23. Choral
Ich will hier bei dir stehen; Verachte mich doch nicht! Von dir will ich nicht gehen, Wenn dir dein Herze bricht. Wenn dein Herz wird erblassen, Im letzten Todesstoss, Alsdenn will ich dich fassen In meinen Arm und Schoss.
Ik wil hier bij U staan Veracht mij toch niet. Ik wil niet van uw zijde wijken, Wanneer U uw hart breekt. Wanneer uw hart zal verbleken, Na de laatste doodsteek, Dan wil ik U bergen In mijn arm en schoot. 1
2
Inhoudsopgave:
1.
Voorwoord …..................................................................... 4
2.
Wat is een piëtá ..…............................................................ 5
3.
Beelden in mijn kerk ........................................................... 6
4.
Over troost …..................................................................... 8
5.
Piëtá's uit de Barok en Renaissance ..................................... 9
6.
Vorm en materiaalgebruik / Hoe en waarom …................... 11
7.
Eigen werk .…................................................................... 14
8.
Hedendaagse kunstenaars................................................. 22
9.
Terugblik …....................................................................... 31
10.
Bronnenlijst …................................................................... 32
3
1.
Voorwoord
In deze scriptie onderzoek ik de troostende kracht van kunst. Mijn onderzoeksvraag luidt: Hoe kan kunst troostend zijn óf wanneer is kunst troostend? En dan bedoel ik niet dat kunst een sterke schouder moet zijn waar je snikkend op uit kan komen huilen of een arm om je heen als je er even doorheen zit. Maar een soort steuntje in de rug. Om deze vraag te beantwoorden onderzoek ik eerst wat een piëtá is en wat de oorsprong ervan is. Hierna zet ik uiteen hoe mensen om mij heen troost ervaren. Vervolgens geef ik van twee piëtá’s een beeldbeschrijving en vertel ik waarom ik ervoor gekozen heb ze op te nemen in mijn scriptie. Verder heb ik het over de vorm die ik hanteer en de materialen die ik gebruik om mijn beelden te maken. Hierna volgt een weergave, beschrijving en uitleg van enkele voor mij belangrijke eigen werken. Vervolgens bespreek. ik enkele kunstenaars met wie ik mij verwant voel. Ik plaats mijn werk dus tussen mijn inspiratoren uit het verleden en de tegenwoordige tijd, maar dit nadat ik mijn onderwerp tegen het licht heb gehouden. Ter afsluiting van mijn scriptie blik ik terug op het maken ervan en het leerproces. In het laatste hoofdstuk zijn de bronnen te vinden die mij geïnspireerd hebben bij het schrijven. In deze scriptie kies ik er voor om via de gebaande weg met behulp van de scriptiewijzer dit stuk op te stellen. Het is een schoolse manier van werken, maar ik denk en verwacht dat ik op deze manier mijn boodschap onder woorden kan brengen. Ook heb ik voor deze opzet gekozen omdat ik het lastig vind om een onderzoek te doen zonder kop en staart. Omdat ik dyslectisch ben, heb ik met name veel moeite met schrijven, ik verlies mij in bijzaken. Hoewel dit anderzijds ook een kwaliteit is, kies ik er via deze weg voor de (in mijn ogen) meest haalbare weg te bewandelen. Op deze wijze hoop ik alle benodigde ingrediënten in mijn scriptie te kunnen stoppen. Om mezelf toch wat vrijheid, tijdens het maken, toe te staan, heb ik naast deze scriptie ook een blog waar ik op meer aftastende wijze te werk ga. Zaken waar ik meer over wil weten kan ik in redelijk ruwe versie online zetten om vervolgens commentaar te krijgen van lezers. Ook krijg ik door het zo op te schrijven meer grip op de achterliggende vraag. Zo kom ik dus door het schrijven zelf ook al tot nieuwe inzichten. Het blog werkt voor mij prettig omdat de stukken niet erg lang zijn en ik daarom het overzicht niet verlies en minder afdwaal. Ik wil u van harte uitnodigen om, naast deze scriptie, ook mijn blog over dit onderwerp te bezoeken, www.gerbenpool.com. Informatie en feedback die ik via mijn blog ontvang zal ik daar, als het wat toevoegt, gebruiken. Het blog is een wezenlijk deel van mijn scriptie. Ik vind dat ik de mensen die gereageerd hebben te kort zou doen als ik hen hier niet zou citeren. Echter zou de toevoeging van hun verhalen de lijn van mijn scriptie te veel onderbreken. Door het gebruik van korte citaten zou de context wegvallen. Met andere woorden: voor meer over troost, zie www.gerbenpool.com.
4
2.
Wat is een piëtá
Van Dale: Pi'ë-ta(
5
3.
Beelden in mijn kerk
Ik ben grootgebracht met de Bijbel, in een redelijk conservatief protestant nest. Pas op latere leeftijd ben ik in aanraking gekomen met de katholieke beeldtaal. Thuis hadden we wel rijk geïllustreerde kinderbijbels en als beelddenker kwamen de beelden van de verhalen in mijn hoofd tot leven. Ik kon smullen van verhalen over Noach in zijn ark over de woelige baren, over David die Goliath een steen in zijn hoofd slingerde en zo kan ik nog wel even doorgaan. Onze kerken zijn altijd kaal en strak van binnen, dit naar het 2e gebod: Exodus 20:2-17 “Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde , noch van wat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Heer, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan de derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten, en die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden.” 3 Kort gezegd, beelden waren uit den boze. Verder geldt in de Gereformeerde kerken de Bijbelse redenering: “Het geloof is uit het horen”. Dit naar Thomas (beter bekend als ongelovige Thomas) uit Johannes 20: 24 – 29 : “24 Een van de twaalf, Tomas (dat betekent ‘tweeling’), was er niet bij toen Jezus kwam. 25 Toen de andere leerlingen hem vertelden: ‘Wij hebben de Heer gezien!’ zei hij: ‘Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.’ 26 Een week later waren de leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er nu ook bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan. ‘Ik wens jullie vrede!’ zei hij, 27 en daarna richtte hij zich tot Tomas: ‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.’ 28 Tomas antwoordde: ‘Mijn Heer, mijn God!’ 29 Jezus zei tegen hem: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.” 4 Pas veel later ben ik gaan inzien dat beelden ook heel goed kunnen dienen ter ondersteuning van het verhaal of als verhaal voor de ongeletterden. Maar zelden worden er aan beelden mythische krachten toebedeeld, dus zo slecht hoeven beelden in de kerk volgens mij niet te zijn. Natuurlijk zijn er door de tijden heen excessen geweest en misschien nog steeds wel. Ik vrees dat excessen van alle tijden en plaatsen zijn. Qua onderzoek naar beelden en de Katholieke kerk begrijp ik nu Gerard Reve's boek 'Moeder en zoon'5 beter. Hij verhaalt hier op zijn eigen manier zijn omslachtige weg naar het katholicisme en devotie voor Maria. Alleen is mijn uitkomst niet zo zeer de Katholieke kerk maar hun beeldtaal. Om nog meer duidelijkheid te krijgen op dit gebied heb ik contact gezocht met Antoine Bodar. Als Katholieke bisschop met een achtergrond in de kunstgeschiedenis leek hij mij de uitgelezen persoon om mij hiermee te kunnen helpen. Hoewel meneer Bodar niet veel tijd voor me had, verwoordt hij wel kernachtige hoe de Katholieke kerk met beelden omgaat. Op mijn vraag te reageren op mijn blog genaamd relatie: geloof-kunst-verlies-troost-eeuwig leven, kreeg ik op 7 juni 2011 het volgende antwoord van hem gemaild:
6
Geachte heer Pool, door al te veel werk is uw schrijven onbeantwoord gebleven tot nu toe. Verontschuldiging. Ik moet u teleurstellen. Ik ben meer dan moe en heb momenteel niets verstandigs te zeggen en daarenboven kom ik om in voor te bereiden lezingen die ik op korte termijn moet houden. Stellig is beeldende kunst te vergelijken met het geschreven woord. Luther schreef hieromtrent dat hij zich bij al wat hij las meteen al een beeld bedacht -- reden waarom hij niet tegen het beeld was, zoals nadien wel Calvijn, de grote held van de Lage Landen (althans boven de Moerdijk). Onder herhaalde verontschuldiging en met groeten uit Rome, Antoine Bodar Maar ook binnen de Gereformeerde kerk is de laatste jaren een hoop veranderd. Dominee Jan Willem Roosebrand van de Oosterkerk te Groningen mailde me het volgende: In het kerkblad schreef ik een tijdje terug dat ik van plan ben om ergens in het najaar een prekenserie over de zes of zeven scheppingsdagen te houden. Daarbij wil ik ook aan kunst een rol geven in de vormgeving in en rond die kerkdiensten. Misschien herinner je je dat ik een tijdje terug preekte over de kerk in allerlei beelden, waarbij we ook wat aandacht gaven aan beeldende kunst, zoiets willen we nu weer. Heb je zin om daarin mee te denken? Nog wat anders: ken je de website: www.artway.eu? Die gaat ook over de relatie tussen kunst en geloof. Je kunt via een wekelijkse mailing elke zondag een foto van een kunstwerk toegestuurd krijgen met daarbij een overdenking. Beelden worden ook in de Gereformeerde Kerk steeds vaker ingezet ter ondersteuning van de boodschap.
7
4.
Over troost
Mijn onderzoeksvraag is: Hoe kan kunst troostend zijn óf wanneer is kunst troostend? En dan bedoel ik niet dat kunst een sterke schouder moet zijn waar je snikkend op uit kan komen huilen of een arm om je heen als je er even doorheen zit. Maar een soort steuntje in de rug. Omdat mijn kunst erg persoonlijk is, heb ik mij in de eerste plaats verdiept in de troost die mensen dicht om mij heen ervaren. Dit onder het mom van: 'een betere wereld begint bij jezelf'. Via mijn weblog en website heb ik mensen actief benaderd om hun gedachten over troost met mij te delen. Ik heb de meeste reacties gekregen van de mensen die het dichtst om mij heen staan. Zie www.gerbenpool.com. Omdat ik een praktiserend Christen ben, net als veel van mijn familie en vrienden, beleven de respondenten troost in en door hun geloof. Maar naast reacties van Christenen heb ik ook reacties gekregen van mensen die niet gelovig zijn. Dus het is niet helemaal een eenzijdig beeld geworden. Maar ik ben mij er terdege van bewust dat ik met mijn onderzoek geen representatief beeld heb gekregen, maar beschouw het wel als een basis waar ik mee aan de slag kan en waar ik op kan bouwen en mee kan groeien. Zo heb ik het idee gekregen dat gelovigen, doordat ze gelovig zijn, meer bezig zijn met troost dan niet gelovigen. Veel Christenen of zien troost in het hiernamaals. Anderen zien troost in tijd; ook al vergaat hun wereld, de aarde blijft wel draaien, de tijd gaat door. Velen voelen zich gehoord of vinden troost in het verstrijken van de tijd. Meer concreet; het aanbreken van de lente, de onmetelijkheid van het heelal. Of juist het niet veranderen van zaken wanneer de tijd verstrijkt. Doordat ik mijn onderzoek doe door middel van piëtá’s, geef ik eigenlijk al het antwoord op mijn onderzoeksvraag. Ik voel me begrepen en daarmee getroost als ik mijn piëtá's maak in een taal van velen die mij voorgingen, maar ik word bij verdriet niet meteen getroost als ik een piëtá zie. Dit betekent dat de piëtá voor mij ook een manier van communiceren is. Ik zeg hiermee iets als: “zie mijn verdriet, dit is wie ik ben, wat ik heb meegemaakt”. Doordat ik deze taal 'spreek' voel ik mij begrepen en dus getroost. Gedeelde smart is halve smart. Mijn zusje Ellen (psycholoog) noemde dat de piëtá voor mij een middel is waarmee ik handen en voeten kan geven aan zaken waar ik moeilijk over kan spreken of schrijven. Ik denk niet dat ik het zelf beter had kunnen omschrijven.
8
5.
Piëtá’s uit de Barok en Renaissance
Sinds geruime tijd ben ik erg onder de indruk van kunst uit de Barok. Met name van de dramatiek. Het is vaak alsof ik naar een toneelvoorstelling kijk, de expressie van het lichaam en het gezicht spreekt vaak boekdelen. De dramatiek in het beeld grijpt me omdat het beeld geen discussie overlaat waar het verhaal over gaat. Door onder andere het boekje van Michael Baxandall – ' Schilderkunst en leefwereld in het Quattrocento' 6, ben ik de gebaren die in de kunstwerken worden gebruikt, beter gaan begrijpen. Eerder zag ik wel de gebaren, maar verbond ik er geen betekenis aan.
Michelangelo
Piëtá Michelangelo 1499 marmer, 174x195 cm In de Piëtá van Michelangelo is Maria zittend te zien met haar overleden zoon Jezus op haar schoot. Met haar rechterhand houdt ze Jezus nog vast onder zijn rechter oksel. Haar linkerhand heeft ze machteloos en gelaten open ter hoogte van de knie van Jezus, welke zo een gebaar van berusting maakt. In de mimiek op haar gezicht is ook berusting te lezen. Doordat de moeder zo neutraal kijkt, lijkt ze te willen zeggen dat ze het wel zag aankomen. Van alle pietá’s is over de Piëtá van Michelangelo zonder twijfel het meest te vertellen en te vinden. Zo vertelde Antoine Bodar in een vraaggesprek in het programma Soeterbeeck van de RKK dat de meester zelf de Piëtá eigenlijk te mooi vond en als gevolg daarvan nog drie andere gemaakt heeft die veel rauwer zijn dan de eerste met onwaarschijnlijke perfectie en schoonheid. Ook hoorde ik een Amerikaanse pastoor zeggen dat voor Maria in dit beeld Michelangelo de 9
herinnering van zijn eigen moeder heeft gebruikt. Zijn moeder stierf op erg jonge leeftijd.
Michelangelo heeft Maria afgebeeld met een leeftijd van ongeveer 25 jaar, terwijl Jezus ongeveer 30 jaar oud is. De Piëtá van Michelangelo is nogal afwijkend voor die tijd, omdat het in Italië het niet echt gebruikelijk was om piëtá's te maken. De opdrachtgever was in dit geval een Spaanse edelman. In Spanje was het maken van piëtá's al langere tijd gebruikelijk, maar waren anders van vorm. Wat mij het meest aangrijpt is de verheerlijking van zowel de moeder als de zoon. Elk kind dat overlijdt vóór zijn ouder is te kostbaar, te mooi om ter aarde te stellen.
Anibale Carracci
Bewening van Christus, Anibale Carracci 1606, olieverf op doek, 92,8 x 103,2 cm We zien in dit beeld de overleden Christus die omringd is door treurende vrouwen. Jezus ligt op de schoot van zijn moeder Maria, die van emotie onwel geworden is. Zij wordt ondersteund door een andere vrouw. Het is niet helemaal zeker wie de vrouwen zijn die naast moeder Maria zijn afgebeeld. Het schilderij heeft ook vaak als titel De Bewening van Christus en de drie Maria’s, terwijl er vier vrouwen zijn afgebeeld. Wat mij direct aansprak toen ik het beeld voor het eerst zag in het boek Dood en opstanding van Enrico De Pascale7 was dat eigenlijk alle vormen van rouw zijn afgebeeld. Te zien is het machteloze van de lege handen, het vasthouden, het niet meer aanraken, het steunen van de nabestaanden en het zorgen voor elkaar. Dit allemaal is weergegeven op een niet mis te verstane manier. 10
6.
Vorm en materiaalgebruik / Hoe en waarom
Fotografe is voor mij een middel om snel en precies tot beeld te komen. Naast fotograferen teken en schilder ik ook, maar met fotografe kan ik meer experimenteren en vrijer werken. Van fotografen of glaskunstenaars zegt men vaak dat ze met licht schilderen en dat vind ik ook van mezelf. Ik creëer beelden door dingen in meer of mindere mate te belichten. Ook kan ik door een foto te maken makkelijker achteraf het kader veranderen. Technisch gezien ben ik niet de beste fotograaf van de wereld, ik ben niet heel precies en met veel programma's als Photoshop of andere digitale beeldbewerking ben ik weinig bekend. Ik houd ervan om in een korte tijd beeld te maken. Daarnaast heb ik ook niet de rust in mij om uren een beeld tot in het uiterste te bewerken. Als ik een beeld wil hebben waar ik zelf vaker in voorkom, pak ik een gewone schaar en knip ik het benodigde deel uit mijn afdruk. Hiermee wil ik niet zeggen dat ik als een dolle hond te werk ga. Ik maak mijn beelden weloverwogen en wring mij in alle mogelijke bochten om oplossingen te verzinnen voor de problemen die ik tegenkom op mijn weg naar het maken van beeld. Doordat ik mijn beelden zelf maak van het begin tot het eind (ik bedien de camera, fgureer zelf, doe de belichting, druk mijn eigen werken af), loop ik ook tegen een hoop problemen op. Hoe zet je bijvoorbeeld jezelf op de foto als de persoon die op de foto moet komen gedragen wordt door een ander, wanneer jezelf de drager en degene bent die gedragen wordt? Voor veel complexe problemen is vaak een eenvoudige oplossing, maar dan moet die wel eerst gevonden worden. Zo ging ik in bovenstaand voorbeeld op een stapel boeken zitten. Ik heb voor de presentatie van mijn werk veel onderzoek gedaan. Ik wilde graag een monumentaal werk maken dat voor velen toegankelijk is. Ik heb mij daarom verdiept in straatkunstenaars als Bansky8 9en Vhils10. Beide artiesten maken werken in de openbare ruimte. Door ook op die manier te werk te gaan dacht ik een bijdrage te kunnen leveren aan rouwverwerking in het algemeen. Zodoende kwam ik bij het brandschilderen van glas op groot formaat. Al vrij snel kwam ik er echter achter dat mijn werk juist beschutting en geborgenheid nodig heeft om het ook als hand op je schouder te kunnen ervaren. Dit bracht me op het idee om het glas volgens Katholieke traditie te plaatsen in een raam in een gebouw. Deze weg liep na een cursus glas brandschilderen stuk op haalbaarheid in zowel kosten als arbeid. Dit hoort denk ik bij mijn manier van werken. Doordat ik het mezelf niet makkelijk maak, denk ik ook een soort extra gelaagdheid in mijn werk te kunnen leggen. Mijn onderwerp is ook niet eenvoudig, daarom vind ik dat ik mijn onderwerp integer moet uitdragen. Door mijn onderwerp met een omweg te benaderen denk ik een verhoogde mate van concentratie te krijgen. Dit is eigenlijk het omgekeerde van hoe Stef Bos tot zijn 'Piëtá' lied komt. Stef Bos had ter ere van het 75-jarig bestaan van de NCRV de opdracht gekregen om liederen over de bijbel te maken. Zijn cd kreeg de naam 'In een ander licht'. Ter ere van mijn onderzoek en interesse kreeg ik van vriend Pieter kaartjes voor de laatste voorstelling van de reeks concerten die volgden. In de uitleg over dit nummer vertelt Stef dat je zware thema's licht moet maken. Stef kijkt daarom in het lied terug op het leven van de overleden zoon vanuit het perspectief van de moeder.
11
Waar kan ik slapen vannacht Denken aan niets Waar ik woon zie ik alles Wat ik niet wil zien In elke kamer in dit huis In alles wat hier is Zie ik jou voor mij Met mijn ogen dicht Zie jou weer spelen in het zand Alleen met je verbeelding Bouwde jij kastelen Leefde in je eigen wereld Maar in elke straat in deze stad Waar ik ook ben In alle mensen die jij kende Hoor ik nu jouw stem En ik verlang naar de dagen Dat je niets en niemand was Te klein om heel de wereld Te veroveren Ik zou mijn leven geven Om nog een keer voor een dag Het licht te zien in jouw ogen
Waar kan ik slapen vannacht
Wie houdt mij vast
Als ik weer val in het verleden
In een bodemloze leegte
En er gaat geen dag voorbij
Dezelfde flm draait in mijn hoofd
Jij ligt weerloos in mijn armen
Jouw ogen zijn gebroken
En uitgedoofd
En ik verlang naar de dagen
Toen je niets en niemand was
Te klein om heel de wereld
Te veroveren
Ik zou mijn leven geven
Om nog een keer voor een dag
Het licht te zien in jouw ogen
Ze noemen jou een koning
Ze noemen jou een bedelaar
Ze noemen jou een held
Ze noemen jou een lasteraar
Ze noemen jou een dromer
En ze noemen jou een tovenaar
12
Ze noemen jou van alles
Maar ik verlang naar de dagen
Dat je niets en niemand was
Te klein om heel de wereld
Te veroveren
Nu zou ik alles geven
Om nog een keer voor een dag
Het licht te zijn in jouw ogen
Ik verlang naar de dagen
Dat je niets en niemand was
Te klein om heel de wereld
Te veroveren
Ik zou alles geven om
Nog een keer voor een dag
Het licht te zien
In jouw ogen Stef Bos Lied van de moeder, Piëtá In een ander licht 11
Ik vind het heel sterk hoe hij op een ogenschijnlijk luchtige manier toch hele diepe gevoelens weet aan te snijden. Het lied gaat over een nabestaande die zich geen raad weet met zichzelf; 'waar kan ik slapen vannacht?'. Maar ook over het verlangen naar het leven van het kind. Als je het lied zou horen en niet naar de tekst zou luisteren, zou het verlies je waarschijnlijk ontgaan, omdat het niet hele dreigende of droevige muziek is. Om een parallel te trekken met mijn werk: als je mijn boodschap niet kent of begrijpt, zou je ook kunnen denken dat het een modebeeld is zonder verdere betekenis. Los van mijn werk krijg ik, in het dagelijks leven, zo nu en dan te horen dat ik overal een geintje van maak. Dit vind ik niet passend bij mijn onderwerp en denk door zorgzaam te werk te gaan misverstanden te voorkomen. Ik merk dat ik het niet prettig vind als mensen mijn werk niet serieus nemen of verkeerd interpreteren. Door foto's te maken waar ik zelf op fgureer, heb ik meer controle over de emotie die ik in mijn werk wil leggen, in de hoop dat mensen mijn werk minder snel verkeerd interpreteren.
13
7.
Eigen werk
In dit hoofdstuk presenteer ik een selectie uit mijn werk, dat als typerend beschouwd kan worden voor de kunst die ik maak in relatie tot het onderwerp van deze scriptie: het troostende vermogen van kunst.
‘Piëtá’ foto, Full color afdruk op papier, Geplot met industriële plotter, Regulier 80 grams papier, A0 papierformaat.
14
beeldbeschrijving De foto toont een man en een vrouw. De vrouw ligt vooraan in beeld op de grond. De man zit gehurkt achter de vrouw met zijn bovenlichaam over haar heen gebogen en bekijkt haar gezicht. De vrouw ligt op haar zijde en is in beeld vanaf haar broekriem tot boven haar kruin. Ze heeft haar armen van haar af en haar onderarmen en handen liggen in de lengterichting van haar lichaam. Haar rechterhand komt hierdoor op dezelfde hoogte als haar gezicht en wordt aan de onderzijde van het beeld afgesneden. Haar linkerhand komt tot boven haar hoofd en rust op haar lange haar dat boven haar hoofd op de grond ligt. De vrouw neemt 2/5e deel van het beeld in. De man kruist de vrouw net boven haar middel. We zien een beperkt deel van zijn rechter bovenbeen. Hij ondersteunt zijn hoofd met zijn linkerhand die hij als een vuist onder zijn kin heeft. De man heeft zijn rechterarm langs zijn lichaam naar beneden en zijn onderarm omhoog. Hij heeft de achterkant van zijn hand naar de kijker gekeerd en raakt met zijn vingertoppen zijn overhemd. Zijn hoofd is schuin van boven in beeld, vlak onder zijn kruin wordt het door de rand van het beeld afgesneden. De vrouw is gekleed in een donkerblauwe spijkerbroek met forse bruine riem met een grote metalen gesp. Boven deze riem draagt ze een blauwpaarse fjn gebreide trui waarin ter hoogte van haar middel een F zichtbaar is. De trui heeft mouwen die tot boven haar polsen reiken. De hals van de trui zit tot onder haar kin. De vrouw heeft haar mond een beetje open zodat we haar voortanden deels zien. De ogen van de vrouw zijn open en haar blik neutraal. Ze heeft kastanjebruin haar met lichte slag. Om de ringvinger van haar linkerhand draagt zij een zilverkleurige ring. De man is gekleed in een donkere spijkerbroek en een wit overhemd waarvan de revers los zitten en openvallen. De bovenste knopen van zijn blouse zijn tevens open waardoor we een deel van zijn borst zien. Hij heeft een stoppelbaardje en zijn bruine haar zit in een nonchalante zijscheiding. Door de kleur van het overhemd en het 'off-white' van de achter- en ondergrond is op sommige plekken lastig te zien waar het één begint en het ander eindigt. De man is aanzienlijk minder aanwezig in beeld dan de vrouw, ongeveer 1/5e deel van het beeld. De restvorm is achter- en ondergrond.
duiding De foto is geïnspireerd op de Piëtá van Michelangelo, maar de rollen zijn omgedraaid. De vrouw ligt voor dood op de grond en de man onderzoekt of lijkt niet te beseffen wat er aan de hand is. Met zijn armen lijkt de man de vrouw tegen zich aan te willen drukken. Hij lijkt zich niet goed raad te weten met de situatie door haar houding. Hoewel de man kleiner in beeld is dan de vrouw, trekt hij door zijn houding wel een aanzienlijk deel van de aandacht. De Piëtá zoals ik hem heb verbeeld, gaat over het verliezen van je geliefde. In dit geval mijn (toenmalige verloofde, tegenwoordige) vrouw. Ik heb getracht hier inzichtelijk te maken hoe je je onthand kunt voelen, onzeker, zoekend naar een balans tussen vasthouden en loslaten.
15
‘De bewening van Jezus’, Naar Anibale Carracci's bewening van Jezus. Fotocollage op papier, Gemengde techniek, 20 x 30 cm.
16
beeldbeschrijving De collage toont vijf maal dezelfde persoon, van wie vier goed gekleed, maar elk verschillend van elkaar, om een half-liggende man in lendendoek heen staan of zitten. De situatie is opgezet in een fotostudio-omgeving. De man in lendendoek ligt vooraan in beeld en trekt door zijn afwijkende kleding, houding en positie een voornaam deel van de aandacht. Hij ligt op zijn zij, met zijn onderlichaam naar de kijker gedraaid en steunt hierbij op zijn rechter dij. Zijn benen heeft hij licht gebogen op elkaar liggen vlak op de ondergrond. Zijn bovenlichaam zien we van opzij. Hij steunt op zijn rechterarm die hij gestrekt onder zijn lichaam heeft, waarbij zijn rechterhand net onder het kader van het beeld uitkomt. Zijn linkerhand heeft hij ter hoogte van zijn heupen in zijn schoot liggen. Het hoofd van de man is achterover gebogen. Direct achter de liggende man op de grond (meer links in beeld) zit een man in donkere kleding (waarvan het fjne door het licht in het beeld niet goed te zien is). Hij heeft een bruin gestreepte shawl en donkere pet op. Hij zit licht achterover gebogen met zijn gezicht de lucht in en zijn benen open van elkaar zodat de liggende man er tussen ligt. De linkerhand heeft de zittende man zit ter hoogte van de bovenarm van de liggende man. Hij heeft zijn rechterarm licht gebogen met zijn hand steunend op de grond. Op deze manier lijkt het net of de liggende man tegen de zittende man aanleunt. Achter de zittende man zit een man op zijn knieën. Hij is gekleed in een donkerkleurige broek en grijze gebreide trui met opstaande open kraag. Door de open kraag van de trui is een deel van een bruin t-shirt te zien. De man zit met zijn bovenlichaam deels naar de kijker gedraaid. Over zijn onderbenen loopt een verticale streep die bij de omgeving hoort. Hij heeft zijn onderarmen van zich af, waardoor de illusie gewekt wordt dat hij achter de zittende man zit en deze ondersteunt. De man kijkt van de kijker af naar de man die voor hem staat. Deze man staat ligt voorovergebogen met zijn armen gebogen, reikend naar de liggende man op de voorgrond. Hij is gekleed in blauwe spijkerbroek, bruin bomberjack met opstaande kraag waarvan de rits tot bovenaan dicht is. Hij draagt hierop dezelfde bruin-gestreepte shawl als de zittende man op de voorgrond. Hij heeft een bruine legerpet op. De staande man staat achter de liggende man waardoor zijn onderbenen en voeten niet zichtbaar zijn voor de kijker. We zien deze persoon van voren maar hij is deels gedraaid naar de liggende man. Meer rechts en half voor de staande man, zit een man op een knie in grijs kostuum met fjne strepen. Het andere been staat gebogen voor de man op de grond. De man draagt onder het jasje van zijn kostuum een wit overhemd met helderblauwe das. Het been waar de man op steunt wordt halverwege de grijze leren schoen onderbroken door een verticale lijn rechts in het beeld. Aan weerszijden van het achtergronddoek zijn verticale lijnen te zien. Ze lijken het beeld af te kaderen. Verder zijn, met name uiterst links en rechts in beeld, het één en ander aan fotoapparatuur, krukjes, snoeren, kabels en een deel van een laptop te zien. De mannen staan allen voor een blauwe achtergronddoek die voor 3/5e de gehele achtergrond bedekt. Het doek hangt aan een rol aan stellingen waarvan delen te zien zijn naast dit doek. Aan weerszijden van dit doek zien we de muren van het vertrek waar deze voorstelling zich afspeelt. De muren zijn grijs met aan de rechter kant van het beeld kerrygele stukken muurbekleding. Al de personen, met 17
uitzondering van de staande, zijn met een kleine rand om zich heen uitgeknipt of uitgesneden. Ze zijn deels over elkaar heen geschikt en, min of meer, in een ronde om de liggende persoon.
duiding De vier geklede fguren lijken niet te kunnen vatten wat er gaande is. Aan de handen, gebaren en uitdrukkingen van de mannen is af te lezen dat ze proberen los te laten, vast te pakken, te treuren en te schreeuwen, elkaar en de man in lendendoek te ondersteunen. Door de omgeving, de montage, de herhaling van de persoon is te zien dat het beeld in scene gezet is. Het lijkt een performance. Nadat ik verschillende piëtá's gemaakt had en telkens in een vergelijkbare Michelangeloachtige vorm terecht kwam, heb ik besloten het voor mijzelf moeilijker te maken. Ik legde mijzelf regels op. Ik wilde de verhoudingen van het origineel zo nauwkeurig mogelijk benaderen. Hiervoor heb ik lijnen gespannen die de verhoudingen aangeven. Ook de lichtval van het schilderij wilde ik zo nauwkeurig mogelijk benaderen. Ik ben werken gaan zoeken die een vergelijkbare lading dekten; het afscheid van de gestorven Jezus maar dan met meer personen in beeld. Ik zou al deze personen zelf gaan verbeelden en het beeld ook alleen vervaardigen. Door het origineel van Carracci zo nauwkeurig mogelijk te citeren ontstond er een verhoogde concentratie en spanning tijdens het maken van het beeld. Ik stelde mij voor dat ik een werk zou maken dat zo dicht bij het origineel lag dat ik het op een stoute dag in een museum voor klassieke kunst zou ophangen. De bezoekers zouden in eerste instantie niet in de gaten hebben wat ik had gedaan. Nadat ik het beeld had gemaakt zoals het nu is, bleek het behalen van dergelijke natuurgetrouwe voorstelling in mijn eentje niet haalbaar met de bij mij bekende en beschikbare middelen. Deze manier van werken bracht mij wel iets waar ik in eerste instantie niet direct naar op zoek was, namelijk een voorstelling die verder ging dan het citeren van Carracci. Het was een getuigenis geworden van mijn 'krampachtig' vasthouden en loslaten. Ik denk niet dat ik dit op een oprechtere manier had kunnen uitbeelden wanneer ik dit voor ogen had gehad. Maar daarvoor moet je als toeschouwer door de voorstelling heen kijken. Om aan te geven dat het mij niet alleen om het citaat ging, heb ik de ruimten buiten de verticale verhoudingslijnen laten zitten zodat de omgeving duidelijk zichtbaar blijft.
18
‘Gemis’ fotografe en collage, 115x170 cm, laserprints op overhead sheets.
19
beeldbeschrijving Een man staat afgebeeld op meerdere sheets, deze zijn afgedrukt met onderling verschillende dekking. De man houdt ter hoogte van zijn heup een levensgrote pop vast. De man staat links en vrijwel geheel in beeld. Aan de bovenkant wordt zijn kruin afgesneden door de rand van het beeld. De man staat met zijn lichaam naar de kijker, zijn benen licht gespreid en zijn hoofd licht voorovergebogen. Hij kijkt naar de kijker. Hij is gekleed in een zwart pak met wit overhemd dat tot bovenaan dichtgeknoopt is en wordt gedragen met een zwarte das. In zijn rechterhand heeft de man de pop rond zijn middel vast en houdt met dezelfde hand tevens een telefoon vast. Met zijn linkerhand ondersteunt de man de pop onder zijn linker oksel. De houten pop is deels onbewerkt hout, andere delen zijn wit geverfd. De pop is een geabstraheerde versie van een menselijk lichaam, bestaande uit slechts grote stukken hout. De pop staat vanaf waar de man hem vast heeft tot de bovenkant van zijn kop vrijwel diagonaal in beeld. De linkerarm van de pop steekt richting de camera en komt tot ongeveer de hoogte van de voeten van de man door de perspectivische vertekening. De man staat voor een achtergrond waarvan alleen aan de bovenkant te zien is dat het gaat om een beboste omgeving. We zien van linksboven tot rechtsonder de dekking op de individuele sheets afnemen.
duiding De houten pop is een ledenpop die ik heb gemaakt naar mijn eigen maten. Ik gebruik hem als stand-in voor mezelf. Hierdoor kan ik het beeld in één maal vangen en krijg ik weer een heel nieuwe laag in mijn beeld. Met dit beeld heb ik willen uitbeelden hoe het is jezelf te verliezen. Net als meer beelden van mij gaat ook dit beeld over vasthouden en loslaten, niet kunnen of willen beseffen wat er gaande is. Door de toeschouwer aan te kijken heb ik getracht deze te betrekken in mijn pijn en de voorstelling meer universeel te maken. Kort voor ik het werk maakte, heb ik het boek Kikker gaat fetsen van Maarten Van Buuren12 gelezen. In dit boek beschrijft Maarten van Buuren zijn verhaal over de overwinning op zijn depressie. De boodschap van het verliezen van jezelf en het verliezen van controle gaf me meer inzicht in hoe mensen omgaan met zo'n machteloos gevoel. Ik ben niet depressief, maar qua gevoelens van onmacht, verlies en afscheid denk ik wel dat ze in elkaars verlengde liggen. Maarten beschrijft bijvoorbeeld dat hij door zijn Gereformeerde opvoeding een soort doemdenker is geworden doordat geloof voor hem op angst gebaseerd is. Hierdoor, zo beschrijft hij, acteert hij zijn sociale leven tot het moment dat hij de controle verliest en zijn depressie zijn leven overneemt. Bij mij gaat het andersom, in mijn werk acteer ik mijn verlies. In het dagelijks leven ben ik een vrolijk en positief persoon. Door af en toe stil te staan bij mijn verlies hou ik grip op mijn dagelijks leven. Voor de achtergrond van het beeld ben ik op een regenachtige dag naar het Groninger Sterrebos gegaan. Ik vond daar en boomstronk begroeid met zwammen. Op de foto zie je dat het nat is van de regen, maar aan de bovenkant zie je een heldere lucht en het heldere, bijna doorzichtig groen van nieuw leven, zoals je dat alleen in de heel vroege lente ziet. Hoewel de boomstronk in werkelijkheid een diameter had van maximaal een meter, heb ik deze foto in kleine delen afgedrukt op 100 verschillende A4-tjes. De losse delen heb ik vervolgens weer aan elkaar geplakt voor een uiteindelijke maat van 2,9 x 2,1 meter. Op deze foto doen de A4-tjes 20
dienst als achtergrond. Ik denk dat ik het mezelf op verschillende manieren moeilijk moet maken om tot beeld te komen. Net als de houten pop is ook deze achtergrond niet zomaar ontstaan. Na negatieve gevoelens en frustraties omdat het maken van beeld niet opschiet, helpt het mezelf moeilijk maken bij het creëren van een bepaalde mindset. Zo zie je op bovenstaande foto het groen over mijn rechterschouder in beeld. Nieuw leven.
21
8.
Hedendaagse kunstenaars
In dit hoofdstuk behandel ik enkele kunstenaars met wie ik mij verwant voel en hun werken die maken dat ik hun waardeer. Ik herken me in hun kunstwerken en/of werkwijze. De teksten hieronder begin ik met mijn persoonlijke raakvlakken en verwantschap. Dan volgt een korte uiteenzetting over de kunstenaar aan de hand van wat ik kon vinden. Deze teksten hebben vooral betrekking op de Piëtá’s die ze gemaakt hebben.
Caspar Berger (1965), beeldend kunstenaar. 1984-1990 Studie Plastisch en Ruimtelijk Vormen aan de AKI in Enschede
Pietà Caspar Berger, 2006 brons, beton 100x165x180 1990-1992 mixed-media: abstracte constructies en video-installaties aan de Jan van Eyck Academie in Maastricht Ik voel mij met Caspar Berger verwant om zijn onaffe manier van presenteren. De rauwe, bijna vintage werken maken de beelden in mijn ogen echt van deze tijd. Berger heeft een liefde voor de Italiaanse Hoog-Renaissance, waardoor hij uiteindelijk terecht komt bij de beeldhouwkunst. Hij onderzoekt in zijn werk de relatie tussen binnenkant en buitenkant, tussen werkelijkheid en imago. Doordat Berger de bronzen beelden bewust niet heeft afgewerkt, roepen zijn beelden tevens associaties op met het verval. Hij verbergt daarbij het proces van het gieten niet, maar speelt in 22
op de meerwaarde die het gietproces aan het beeld geeft: “Ik maak een afgietsel, een kopie van mezelf, maar tijdens het proces krijgt het beeld een eigen wil en vindt er een transformatie plaats.” Door fenzen en gietkanalen zichtbaar te laten wordt impliciet benadrukt dat het werk in één gieting is vervaardigd en niet uit losse, apart gegoten onderdelen. Dingen moeten tegenwoordig puur en echt zijn. Hiernaast of daarentegen zijn we (in mijn ogen) gewend geraakt aan de “Ikea-samenleving”. Alles ziet er strak uit, we hebben rijst die niet meer kan mislukken, auto's die zichzelf fleparkeren, mijn moeder kan zelfs met een computer overweg... Berger laat zien dat het allemaal niet zo gelikt hoeft te zijn, zonder banaal en confronterend te worden. Hiernaast is door zijn materiaalgebruik zijn werk over 100 jaar nog steeds goed. Ik zag zijn werk voor het eerst in Avro Kunstuur. Zijn Piëtá was toen net aangekocht door museum Catharijneconvent in Utrecht. Tot die tijd had ik niet echt een idee van andere hedendaagse kunstenaars die met de Piëtá werkten. Gelukkig weet ik tegenwoordig wel beter, maar hij heeft wat dat betreft wel de deur voor mij op een kiertje gezet. Wat mij verder verraste was dat hij net als ik veel werkt met zichzelf als model. In de Piëtá die hij gemaakt heeft is hij zelf de Jezus en zijn vrouw de Maria. Normaalgesproken maakt een beeldhouwer die met brons werkt, eerst een afgietsel van zijn onderwerp en gebruikt deze vorm als mal. Deze mal vult hij met het materiaal waar hij uiteindelijk het beeld van wilt hebben. Door deze stappen gaat het beeld van negatief weer naar positief. In de Piëtá van Berger gebruikt hij het eerste afgietsel en wordt de dode Jezus letterlijk binnenstebuiten gepresenteerd. Hierdoor komt het verlies/de leegte naar buiten. Het is een redelijk kleine aanpassing, maar het maakt voor het beeld een wereld van verschil. In het beeld hierboven is dit met name goed te zien bij de neus en de vingers van Jezus. In het licht van het beeld van Michelangelo en zijn Piëtá, wordt het door deze 'eenvoudige' verandering een heel eigentijds beeld. In tegenstelling tot de absolute perfectie van het beeld van Michelangelo is de Piëtá van Berger juist een rauwe voorstelling. Niet alleen door de omkering van het beeld, maar ook door de wijze waarop hij de Christelijke iconografe van nieuwe betekenis voorziet, toont Berger zich een postmodernist: het oorspronkelijke beeld gebruikt hij als vertrekpunt om zijn eigen ideeën te verwezenlijken.
23
Marc Mulders (1958), schilder, aquarellist, fotograaf en glazenier. 1978 tot 1983 Academie voor Beeldende Kunsten St. Joost in Breda. 1985 winnaar basisprijs Prix de Rome.
Piëtá Marc Mulders, 2005 olieverf op doek, 130 x 90 cm Expressieve, abstracte verbeelding van de Piëtá, de vorm van Maria en haar Zoon blijft vaag herkenbaar in de verticale en horizontale lichtere partij in het centrum van het beeld. "Zoals de Stabat Mater in toon en gezang ons laat luisteren naar de klanken van de bewening van Maria om haar gestorven zoon, zo heb ik in verftonen gezocht naar een klank-nabootsing van de Piëtá. Onderaan het doek is eerst een richel aarde geschilderd, daarboven de horizon en het vergezicht. Dan ijlt in de koortsige lucht een manifestatie van de Piëtá." (Marc Mulders) 13
Door mijn scriptiebegeleider David Stroband werd ik geattendeerd op Marc Mulders. Wat mij aanspreekt in het werk van Marc Mulders is zijn duidelijke band met de Katholieke kerk en zijn manier om het leven en de schepping te vieren. Ook zijn veelzijdigheid vind ik fascinerend, hij is een vaardig glazenier en een bekwaam schilder. Hiernaast is hij veel meer disciplines eigen. Ik heb tijdens mijn onderzoek naar glas mailcontact gehad met hem. Ik ervoer hem als een erg hulpvaardig en toegankelijk persoon. “Heel mooi dat je je in de traditie voegt van kunstenaars met het 'thema' PIETA. 24
Een onderwerp, een 'lijdend voorwerp' wat per defnitie slecht ligt in ons vakgebied. Alhoewel de laatste jaren het weer wel meer 'mag' ; over het ongerijmde , het mysterie Gods, het mysterie van het lijden, beelden te maken om te 'troosten'. (Een traditie die gaat van Kathe Kollwitz tot Bill Viola, maar ook een pieta still van Denis Hopper in de flm 'COLORS' ..en recent ook Caren van Herwaarden.)” Veel van Mulders’ hedendaagse werken zijn erg feurig en vrolijk. Vaak maakt hij beelden van de natuur. Hij is vooral bekend om zijn olieverfschilderijen waarin hij de loop van de natuur volgt. In de lente en zomer schildert Mulders tulpen, irissen en rozen; in de herfst en winter richt hij zich op wilde dieren als fazanten en hazen. Zowel de bloemen als de dieren schildert hij ‘naar het leven’. Daartoe zet hij in zijn atelier stillevens op waarbij hij naast de bloemen of het dode dier ook foto's neerzet die hem ter inspiratie dienen. In het begin van zijn carrière heeft hij ook een interpretatie gemaakt van de Piëtá van Michelangelo. Deze heeft Mulders erg zwaar en donker opgezet. Hij benadrukt hiermee met name het zware leed dat Christus voor ons gedragen heeft door zijn kruisdood. Sindsdien heeft hij meerdere Piëtá's gemaakt. Eén daarvan is hierboven te zien. Bij dit werk is zijn kleurgebruik veel feuriger, hoewel het nog steeds een zwaar en pasteus werk is. In de basis is het nog steeds een directe verwijzing naar Michelangelo. Met klassieke, vaak Christelijke thema’s in combinatie met zijn pasteuze manier van schilderen was Mulders een eenling in de postmoderne jaren tachtig. Vooral de nadrukkelijk aanwezige verf op doeken van Rembrandt en Van Gogh en hun spirituele inspiratiebronnen het Jodendom en het Christendom spreken Mulders aan. Sinds enige jaren exposeert Mulders ook collages die zijn opgebouwd uit beelden die hem bij het schilderen inspireren. Hierin combineert hij (atelier) foto’s van bloemen en beesten met hedendaagse politieke beelden en oude Christelijke thematiek in de schilderkunst. Mulders beschouwt zijn geschilderde bloemen en dieren als ‘vieringen van de schepping’. Op deze manier wil hij ‘optimistische beelden’ de wereld in sturen. Naast het schilderen heeft Mulders zich de laatste jaren steeds meer toegelegd op het vervaardigen van glas-in-lood-ramen. De bekendste van hem is een herdenkingsraam voor de Nieuwe Kerk te Amsterdam en voor de Sint-Janskathedraal te Den Bosch. Hij maakte het raam voor de Nieuwe Kerk ter gelegenheid van Koning Beatrix haar 25-jarig regeringsjubileum en werd aan haar. Dit raam werd bij een grote internetverkiezing tot ‘mooiste Nederlandse kunstwerk van de afgelopen vijftig jaar’ uitgeroepen. Ook was Marc gastcurator voor het Museum van Religieuze Kunst in Uden waar hij de expositie Piëtá inrichtte. Marc kan erg mooi spreken en schrijven over het geloof in combinatie met en in relatie tot de kunst ie hij maakt. Hij is ook niet naïef op dat gebied. Hij was als Brabander Katholiek, maar heeft zijn lidmaatschap stopgezet nadat hij zich niet meer kon vinden in het handelen van de kerk.
25
Erzsébet (Sharon) Baerveldt (1968) fotograaf, schilder, tekenaar, videokunstenaar en beeldhouwer. 1990 afgestudeerd aan de Akademie voor Beeldende Kunst en Vormgeving, Den Bosch 1993 afgestudeerd aan de Rijksakademie Amsterdam. 1996 bekroond met de Charlotte Köhler prijs 1997 winnaar Prix de Rome Beeldhouwen 2000 winnaar van de Vordemberge Goldenwart prijs
Piëtá Erszébet Baerveldt, 1992 Video, kleur, PAL, geluid 15 min. Van Abbemuseum, Eindhoven In het videowerk Piëtá probeert Erszébet Baerveldt tevergeefs een mensfguur van klei tot leven te wekken. Het beeld van de grote liggende fguur in de armen van de vrouw doet ons denken aan de moeder Maria die rouwt om de gestorven Jezus. Zij houdt hem stevig in haar armen, alsof ze haar zoon zo nog even bij zich kan houden. Hoe harder Baerveldt kneedt en hoe harder ze werkt, des te meer valt haar kleien mensfguur uit elkaar. Een gevecht met de zwaartekracht en de dood dat de kunstenaar onvermijdelijk gaat verliezen. “Een mens is op zoek naar macht over zichzelf en anderen. Met dat doel verzamelt hij een bepaald soort kennis. Maar tegelijkertijd ontgaat hem het mysterie van de dood.” Erzsébet Baerveldt Binnen het werk van Baerveldt spreekt haar videoregistratie van haar strijd met het lichaam van klei, haar Piëtá, mij het meest aan. Wat mij frustreert is dat er van haar eigenlijk verder niets te vinden is. Ze heeft geen webadres, Wikipedia pagina, Facebook, Hyves, Twitter, niets! Het is dus heel slecht te achterhalen of de informatie klopt die je over haar her en der vindt. Misschien is dit ook wel een kracht van haar. Wat ik wel gevonden heb over haar is een boekje dat 8 jaar geleden uitgegeven is; ‘New Dutch sculptors 3 Erzsébet Bearveldt’. Wat je over Erzsébet leest is ook eigenlijk allemaal een beetje apart. Ze identifceert zich met een vrouwelijke graaf Dracula en neemt zelfs haar naam aan. Sinds haar 14e gefascineerd is door de Hongaarse 'bloedgravin' Erzsébet Báthory (1560-1614). Toen kwam ze de historische fguur tegen in een
26
horror-prentenboek. Gelukkig maakt ze meer dan dracula-achtige beelden. In het Museum voor Religieuze Kunst in Uden kwam ik van haar een beeld tegen van het hoofd van de apostel Paulus. Als je afbeeldingen van haar zoekt op Google vind je wel vrij veel beelden van haar. Met name de Rabobank heeft een vrij grote collectie van haar. Naast dat ik het erg leuk vind om steeds meer over en van haar te vinden, omdat ze zo slecht te vinden is, doen haar andere werken mij aanzienlijk minder dan haar Piëtá-flm. De strijd die zij hier levert met het lichaam van klei gaat mij door merg en been. Voor mijzelf zie ik het worstelen met het levenloze lichaam als een soort van fase waar ook ik doorheen moet om echt mijn boodschap in het beeld te leggen. Wat dat betreft voel ik mij erg verwant met haar werk. Hieronder vindt u een aantal quotes van anderen over Erzsébet en van haarzelf die ik kon vinden. “Van kunstenares Erzsébet Baerveldt heb ik sinds 1997 niets meer gezien of gehoord. In dat jaar won ze de Prix de Rome voor beeldhouwen, exposeerde ze in een New Yorkse galerie en had ze een tentoonstelling in het van Abbemuseum. Geen slecht begin van een carrière, zou je denken. Maar maakt ze nog kunst? Of heeft ze een heel ander leven, als tuinman, huisvrouw of manager? Leeft ze nog?”14 “De kunstenares verdiept zich in de manier waarop binnen religie met het leven en de dood wordt omgegaan. Baerveldt gebruikt in haar werk een belangrijk symbool voor mededogen dat thuishoort in deze periode, de Pietà. Het traditionele beeld van de moeder die haar overleden zoon in haar armen houdt, is volgens haar het laatste beeld van het wereldse, menselijk bestaan. De Pietà staat in haar werk voor de uiterste wanhoop van de mens, voordat er iets anders komt - de verrijzenis. Menselijk verdriet en machteloosheid worden in haar video en tekeningen schitterend verbeeld.” “Het bronzen beeld Noli me tangere (‘Wil mij niet vasthouden’) toont een verrezen maar nog niet openbare Christus. De toeschouwer werpt als het ware een ongeoorloofde blik op hem en wordt geconfronteerd met een gevoel van smart. Het suggereert geen troost, oplossing of dragelijkheid, maar maakt het leed juist groter. In Baerveldts werk staat de vergankelijkheid centraal – alles gaat voorbij – maar ook de menselijke drang om te behouden en de zoektocht naar troost en verlichting.”15 'Misschien projecteer ik mijn eigen innerlijk op het portret van 'bloedgravin' Erzsébet Báthory en doe ik onderzoek naar mijn eigen spiegelbeeld. Dat zou heel goed kunnen', zegt Erzsébet Baerveldt. “Gravin Báthory kwam door vererving aan het hoofd te staan van een groot landgoed in Roemenië. De Báthory's waren de 'hoogadellijke' vorsten van Transsylvanië. Er begonnen allerlei vreemde verhalen over haar de ronde te doen. Zo zei men dat ze jonge meisjes vermoordde om een bad in hun bloed te kunnen nemen opdat ze eeuwig jong zou blijven. Ze kreeg een slechte reputatie en belandde in een kerker. Ze verloor haar machtige positie en werd uiteindelijk gek. Waarschijnlijk was deze gravin het slachtoffer van een politiek complot, maar ze ging de geschiedenis in als de eerste vrouwelijke vampier en voorloper van Dracula.” “De ‘bloedgravin' werd een alter ego van Erzsébet Baerveldt. Baerveldt is gefascineerd door bijzondere vrouwen uit de geschiedenis die vanwege hun rol of positie niet door hun sociale omgeving werden geaccepteerd. Andere vrouwen die haar inspireren zijn Lucrezia Borgia (de hoer van het Vaticaan, dochter van paus Alexander VI), Ophelia, Mona Lisa en Maria Magdalena.”16 “Baerveldt besloot Báthory tot onderwerp van haar kunst te maken. Dit om Báthory in zekere 27
zin te rehabiliteren (ze correspondeert ook sinds jaar en dag met een Hongaarse advocate die research doet naar de wederwaardigheden van de gravin). Daarmee begon een spel met waarheid en illusie. In 1993 kreeg ze formele toestemming om haar voornaam te wijzigen in Erzsébet, Hongaars voor Elisabeth. Dat mocht van de rechter, vanwege haar artistieke ambitie en diepgaande interesse voor de Hongaarse geschiedenis. Ze ontdekte dat ze dezelfde geboortedag heeft als de gravin. Ze begon Hongaars te leren, reisde naar het land en begon oude muziek uit die streek te verzamelen. On top of it all liet ze door een laserbehandeling haar haargrens verleggen om nog meer op de gravin te lijken (het hoge voorhoofd was toen het schoonheidsideaal).”17 Baerveldt, 'mijn belangstelling voor haar heeft alles met kunst te maken. Ze is mijn muze en model. Zoals een vampier door het drinken van bloed van jonge vrouwen het eeuwige leven tracht te verwerven, probeert de kunst de menselijke wens te verbeelden om voor even de tijd teniet te doen en onsterfelijk te zijn. Het gaat me niet om het idee van de mooie, wrede vrouw, die nu eens 37 dan weer 600 vrouwen zou hebben neer gemept. De horror daarvan is maar een korte kick. Het gaat me om de combinatie van de al dan niet door haar gepleegde misdrijven en de reactie daarop van haar machtsbeluste omgeving. Haar schoonzoons voerden na de dood van haar man in 1604 een hetze tegen haar om haar bezit af te pakken en haar politiek vleugellam te maken'.18
28
Judith Krebbekx (1967) schilder. 1986-1989 Rietveld Academie, fotografe 1989-1992 Rietveld Academie, schilderen 1993-1995 Rijksacademie van Beeldende Kunsten, Amsterdam
Het witte kind en de rode lucht Judith Krebbekx, 2008 Olieverf op paneel,160x220 cm Ik heb het werk van Judith Krebbekx leren kennen in het Catharijneconvent in Utrecht. 'Het witte kind en de rode lucht' hangt daar in de entreehal. Het greep me direct aan door zijn eenvoud, het gebruik van heldere vormen en de alarmkleuren die ze gebruikt in de lucht boven de Maria. Het vormt een groot contrast met het witte kind op de voorgrond. Je vraagt je af: leeft het kind of is het dood? Eigenlijk is het hele oeuvre van Judith Krebbekx doordrenkt met lijden. Hierdoor voel ik mij verwant met haar. Maar wat mij het meest aanspreekt is dat haar werken heel eenduidig zijn. Ook het riante formaat dat ze doorgaans hanteert spreekt me aan. De boodschap die ze vertelt middels haar werken is enerzijds eenvoudig hoewel het wel zaak is het achterliggende (Katholieke) verhaal te kennen. Maar omdat ze in mijn ogen vrij heldere werken maakt hoef je niet verder te zoeken dan dat wat je in een oogopzicht kunt duiden. Qua beeld heeft ze ongeveer dezelfde beeldtaal als ik in mijn tekeningen. Wel zijn de werken van Krebbekx veel 'schoner' dan de mijne. Op bovenstaand schilderij heeft Maria een levenloze baby op schoot. Het benadrukken van de 29
onschuld door het inzetten van de baby vond ik in eerste instantie fascinerend. Maar nu ik er langer over nagedacht heb, vind ik het weergeven van Jezus als baby fauw en ongepast. De overleden Christus was geen naïeve baby, maar een man van formaat, die veel zinnigs gezegd heeft. Zijn woorden worden dagelijks over de hele wereld gelezen en in praktijk gebracht en we hebben zelfs onze jaartelling aan hem te danken. De houding van Krebbekx is voor mij hierdoor tegelijkertijd prikkelend als naïef. Misschien moet ik ook wel een beetje een haat-liefde verhouding hebben met mijn inspiratoren. Alles moet niet te vanzelfsprekend zijn. Dat houdt me scherp. Krebbekx vindt niet dat ze religieus is, hoewel ze vaak religieuze thema’s schildert. ‘Ik kan de behoefte van mensen aan religie goed begrijpen. Het geeft houvast en het gevoel dat we gezien worden. Je kunt ergens troost zoeken.’ ‘Als kind krijg je als je valt een kusje op je knie van je moeder, maar wie zorgt voor jou in je verdere leven? Maria biedt troost en begrip. Het beeld van Maria is zo sterk dat wat je ook doet met de fguur van Maria, hoe je haar ook voorstelt, gestileerd, geabstraheerd, in uitgeknipte vorm, ze blijft alle betekenissen in zich dragen. Ze is dé moeder en voor iedereen herkenbaar.’19 Het thema van de Piëtá is in haar ogen dus universeel en actueel. ‘Je ziet dergelijke beelden vaak genoeg terug op het journaal; een moeder met haar dode kind in haar armen, het is afschuwelijk om te zien, het grijpt in op onze oerangst.’ Wat ik bijzonder vind is dat in vele werken van Krebbekx Maria een babygezicht heeft. ‘Maria is rein, zonder erfzonde. Ze wordt altijd afgebeeld als jonge vrouw, door een kindergezicht benadruk je het reine. Je kunt het ook zien als cyclus in de tijd: de moeder verdwijnt, het kind komt; het verleden gaat en de toekomst is.’
30
8.
Terugblik
Ik vind het schrijven van een scriptie een drama. Dat gezegd hebbende, moet ik ook toegeven dat ik wel veel geleerd heb over mijn onderwerp. Ik heb veel meer grip gekregen op mijn bezigheden. Als ik Michael Baxandall had geheten en deze scriptie een boek zou zijn geweest, had het waarschijnlijk 'Fotografe en leefwereld in de 21e eeuw' geheten. Ik wil hiermee zeggen dat ik mijzelf in een soort vogelperspectief ben gaan zien door het schrijven. Ik heb mijn manier van werken en de middelen die ik inzet onder de loep heb genomen om ze in de toekomst beter in te kunnen zetten. Ik ben er tijdens het schrijven van deze scriptie achter gekomen dat ik in beginsel een vrij naïeve kunstkijker ben. Ik beoordeel veel werk op het eerste oog, ik kijk of ik het wel of niet mooi vind. Maar ook wil ik kunstwerken redelijk vlot kunnen duiden. In voorgaande opleidingen had ik al wel het een en ander over kunst geleerd, maar had ik mij de kennis nog niet eigen gemaakt. Nu ik langer met kunst bezig ben, heb ik ook geleerd kunst te waarderen om zijn kwaliteiten. Maar belangrijker nog, ik heb stukje bij beetje meer kennis opgedaan om ook, voor mij, lastigere werken beter op waarde te kunnen schatten. Tijdens het introductiekamp hadden Tjibbe Hooghiemstra en Liesbeth Grootenhuis een gesprek waarin naar voren kwam dat ze kunst die ze niet mooi vonden toch op kwaliteiten konden waarderen. Ik kon me daar toen geen voorstelling van maken. Wat dat betreft is er voor mij veel veranderd. Hoewel ik van nature niet echt open sta voor abstracte en conceptuele kunst, is er ook daar meer te beleven en ontdekken dan ik van tevoren dacht. Ik denk met deze scriptie meer grip te hebben gekregen op kunst in het algemeen. Zo zit ook in meer klassieke en concrete werken vaak een grotere gelaagdheid, zijn vaak meer dingen te lezen die in eerste instantie aan je voorbij gaan. Handgebaren, kleuren, kleding en bepaalde composities vertellen vaak hun eigen verhaal. Ten slotte kijk ik nog één keer terug op mijn onderzoeksvraag: Hoe kan kunst troostend zijn óf wanneer is kunst troostend? Ik denk in zekere zin wel een antwoord gevonden te hebben. Het is het meest veilig te zeggen dat Piëtá's troostend werken voor degene die zich daar voor open stellen of zich daarmee kunnen identifceren. Of mijn Piëtá's ook troostend zijn voor anderen en daardoor mijn opzet geslaagd is, is niet zo zeer aan mij om te beoordelen. Als vanzelfsprekend moet er meer onderzoek gedaan worden. Ik zie het kunstenaarschap als een eeuwige leerschool.
Scriptiebegeleider: David Strooband Eerste promotor: Frank Lisser Tweede promotor: Tjibbe Hooghiemstra
31
1 http://www.nadro.nl/mark/matthaus_passion.html 2 Kramers Woordenboek Nederlands Offciële spelling 1998 3 De Nieuwe Bijbel vertaling, Nederlands Bijbel Genootschap 2007 4 De Nieuwe Bijbel vertaling, Nederlands Bijbel Genootschap 2007 5 Gerard Reve – Moeder en zoon, Manteau Amsterdam/Antwerpen,1982 6 Michael Baxandall – Schilderkunst en leefwereld in het quattrocento, Sun, 1986 7 Enrico De Pascale – Dood en opstanding, Kunstbibliotheek Ludion 2008 8 Banksy – Wall and Piece, Lebowski 2010 9 Banksy – Exit trough the giftshop (DVD, Documentaire) A-Film 2011 10 Vhils / Alexandre Farto – Selected workts 2005-2010, Lebowski 2010 11 Stef Bos – In een ander licht, NCRV 2009 12 Maarten van Buuren – Kikker gaat fetsen, Lemniscaat 2008 13 www.marcmulders.com 14 http://www.sudsandsoda.com/notesonart/archives/000065.html 15 http://www.bijbelsmuseum.nl/agenda.aspx?ID=141 16 http://www.achmeakunstcollectie.nl/main.asp?p=pa2&showtype=biography&author=Erzsébet %20Baerveldt 17 http://www.kunstkanaal.net/kunst/erzsebet+baerveldt.html 18 http://www.vpro.nl/programma/plantage/afeveringen/1661085/items/1855147/ 19 http://www.judithkrebbekx.com/album/image-1-131
32