Kunst is … een gedachte Jan Anne van der Laan ©2015
Inhoud 1 Wat is kunst? ........................................................................................................................................ 2 Kunst is wat ik kunst vind (want ik heb er verstand van) .................................................................... 2 Kunst is wat er in het museum hangt .................................................................................................. 3 De intrinsieke kwaliteit van kunst ....................................................................................................... 4 2 De betekenis van kunst ........................................................................................................................ 5 Een eeuwenoud instinct ...................................................................................................................... 5 De maatschappelijke betekenis van kunst .......................................................................................... 6 Avant-garde uit China .......................................................................................................................... 7 Kunst die boven de werkelijkheid uitstijgt .......................................................................................... 8 3 De Kunstmaker ..................................................................................................................................... 9 Kunst is wat iemand maakt met die bedoeling ................................................................................. 10 4 Alle kunst is conceptueel .................................................................................................................... 11 De kunstschilder en zijn concept ....................................................................................................... 11 Mijn concept...................................................................................................................................... 12 5 Slot ...................................................................................................................................................... 13 Bijlage ingezonden brieven over Marlene Dumas ................................................................................ 14
2
1 Wat is kunst? Het is niet werkelijk uit te leggen wat kunst is, vaak krijg je een formele beschrijving die juist voorbij gaat aan wat het is. Op Wikipedia staat bijvoorbeeld: [kunst is] ‘het product van creatieve menselijke uitingen onder meer: schilderen, tekenen, fotografie, grafiek, beeldhouwen, moderne media, theater, muziek en zang, dans, film, bouwkunde of architectuur, literatuur en poëzie’. Maar het gebruik van één van bovenstaande technieken levert niet per se kunst op. Kunst is iets ongrijpbaars, er is niet zonder meer een definitie van te geven. Daarom zijn er dikke boeken over geschreven, die weer zijn samengevat in andere dikke boeken zoals Denken over kunst van A.A. van den Braembussche. Als ik dat boek in een zin zou samenvatten dan is dat de volgende: Kunst is een gedachte – een gedachte die elke mogelijke kant op kan gaan. Zelf heb ik alle gedachten over kunst weer samengevoegd tot twee a drie hanteerbare definities, of beter gezegd stellingen. Mijn eerste stelling is van een kinderlijke eenvoud: Kunst is, dat wat in het museum hangt.1 De gedachte hierachter is dat de gezamenlijke kunstautoriteiten wel zullen weten wat kunst is. Zij hebben de kennis, ervaring en het overzicht; en ik heb een welwillend oog voor wat er bij hen is komen bovendrijven. Daarover straks meer, want deze stelling dekt mijn kunstbegrip niet helemaal; niet alles wat ik wat ik mooi vind of wat mij raakt hangt in een museum, dus heb ik nog een tweede stelling: Kunst is, dat wat ik kunst vind! Kunst is wat ik kunst vind (want ik heb er verstand van) Kunst is, dat wat ik mooi vind of dat wat mij raakt en dat wat ik kunst vindt. Voor de echte kunstfilosoof is het vloeken in de kerk, een simplistische cirkelredenering die niet als zodanig in Denken over kunst terug te vinden is. Een gevaarlijk platte gedachte bovendien want tegenwoordig heeft iedereen – en vooral de gemiddelde twitteraar en het publiek van geenstijl.nl – zijn eigen mening over kunst: ‘Marlene Dumas, 20 jaar fröbelen’. Ook de Volkskrant en haar lezers zijn uiteraard deskundig: ‘van een figuratief schilder mag je toch verwachten dat de dingen kloppen’, ‘ze kan niet eens schilderen’, ‘vanwaar die rare vlekken in het schilderij’ .2 In de tijd van Karel Appel zei de goegemeente ‘dat kan mijn kind ook’ en daarmee was het gemoed gelucht. Dankzij de internetdemocratie heeft nu werkelijk iedereen overal een mening over, die luidkeels in kapitalen en uitroeptekens wordt uitgeschreeuwd. Maar is het ook een gefundeerde mening als het over kunst gaat? Nu heb ik er toevallig voor gestudeerd dus mijn mening telt meer! Met deze opmerking heb ik eens een discussie finaal doodgeslagen. Maar het is wel een ervaringsfeit: doordat ik al jarenlang serieus kijk naar beeldende kunst, heb ik een mening die hout snijdt. Als je verder vraagt dan kan ik mijn mening onderbouwen, al heb ik er een hekel aan want wat mij betreft moet je kunst niet uitleggen, en zeker niet aan een publiek dat van geen begrip wil weten. Maar ik kan het wel. Sterker nog, ik denk dat iedereen die serieus naar kunst kijkt, het in toenemende mate zal kunnen. Als toelichting een voorbeeld uit mijn tijd als tekenleraar. Een leerling die wegens ziekte een tekening te laat bij mij inleverde, gaf ik na een snelle blik op het werkstuk het cijfer 6. Ze protesteerde – zo snel kun je dat niet beoordelen – en daarom besteedde ik de rest van 1 Deze stelling werkt uiteraard niet voor dat wat in boekvorm, in de concertzaal en schouwburg of bioscoop verschijnt, in de praktijk houd ik me vooral bezig met de beeldende kunsten en nog specifieker met de schilderkunst. Maar in essentie geldt wat ik zeg ook voor de andere kunstvormen. 2 Zie bijlage
3 de les aan een gezamenlijke bespreking van alle tekeningen. De leerlingen gingen zelf stapels maken van werkstukken van vergelijkbaar niveau. En jawel: het cijfer 6 was precies het juiste cijfer. Kunst is wat er in het museum hangt In de meeste musea voor moderne kunst hangt de avant-garde, althans wat eerder in de (19e en) 20e eeuw avant-garde was. Avant-garde kunstenaars zijn de voorlopers, vaak door tijdgenoten niet gewaardeerde kunstenaars die voor de troepen uitlopen. Degenen die breken met de regels en een set nieuwe regels (inzichten, opvattingen) introduceren. Avant-gardisten avant la lettre zijn de impressionisten, na hen volgden o.a. pointillisten, kubisten, futuristen, surrealisten, expressionisten, surrealisten, abstract-expressionisten, modernisten, postmodernisten. Dit zijn zo de eerste -ismen die me te binnen schieten, er zijn er zeker honderd op te zoeken. Al deze stromingen kan ik tot op grote hoogte waarderen, omdat ik ze door kennis en ervaring inhoudelijk (min of meer) begrijp. Er is dus een grote overlap tussen wat er in het museum hangt en wat ik kunst vind. Maar wat is de huidige avant-garde? en In China zie ik een duidelijke en interessante avant-garde, daar kom ik later nog op terug maar eigenlijk is het begrip avant-garde in de postmoderne tijd achterhaald. De kunst wordt in versnipperde regionale markten door modes gedicteerd. In de westerse kunstwereld is de huidige museumkunst een geraffineerd spel met een set ongeschreven spelregels die de kunstenaar op precies de juiste wijze dient te overtreden. Eigenlijk een uitvergroting of karikatuur van wat het begrip avant-garde ooit betekende want het gaat niet meer om de inhoud van de kunst maar alleen nog om dit spel (en om de knikkers). In de ergste gevallen ontbreekt de inhoud geheel. De grootste exponent van deze geperverteerde avant-garde is de oplichter en one-trick-pony Jeff Koons. Deze kunstenaar staat in de Power 100 van ArtReview bij de eerste tien invloedrijkste mensen in de kunstwereld. In conceptueel opzicht echter doet hij helemaal niets wat niet al eerder is gedaan, bijvoorbeeld door Andy Warhol. Maar Koons is een groot marketeer, expert in zelfmarketing, ja ook Jeff Koons is een groot kunstenaar: met zijn opblaaspoedels en porseleinen varkentjes legt hij genadeloos de bovenstaande mechanismen in de kunstwereld bloot. Ik begrijp het wel maar waardeer het persoonlijk niet. Toch is het kunst, want hangt (of staat) in het museum (Stelling 1). Over mechanismen in de kunstwereld gesproken: soms nemen musea én kunstenaars een loopje met de toeschouwer. Zo was ik in het voorjaar van 2014 in het Noordbrabants Museum op de tentoonstelling van het grafische werk van Francis Bacon. Nu vind ik Francis Bacon één van de grootste schilders van de vorige eeuw, dus daar is geen conflict tussen stelling 1 en 2. Maar eh … grafisch werk van Francis Bacon? Welgeteld drie etsen heeft hij zelf gemaakt, daarna ging hij over op steendrukken die hij door anderen liet maken. Wel zette hij er zijn handtekening op, en daarmee ging de kassa rinkelen. Wat zou Bacon hier diep in zijn hart van gevonden hebben? ‘Een schilderij zou een herschepping van een gebeurtenis moeten zijn, in plaats van een illustratie van een voorwerp.’ Dit
4 citaat van Bacon op de muur van het Museum legde de overbodigheid van het getoonde grafische werk genadeloos bloot. Het zijn grafische reproducties van eerdere schilderijen waarin het gevecht met de verf zorgvuldig is geïmiteerd, iedere forse penseelstreek is nagemaakt met honderden lijntjes van het lithokrijtje: kraak nog smaak. Maar ja, het hing in het museum (Stelling 1), dus is het kunst. (?) Gelukkig is er nog een hedendaagse (avant-garde) kunstenaar die ik wel waardeer. Alleen al gezien de hoeveelheid tumult is Marlene Dumas avant-garde. Ten tijde van de overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum is Dumas niet alleen door het geenstijl-publiek, maar zelfs door de Volkskrant en haar lezers verguisd. De teneur: ‘Ze kan niet eens een anatomisch correcte hand of voet schilderen, en het gaat ook nog eens nergens over’. Dat laatste klopt niet, het gaat juist wel ergens over. Of Marlene Dumas een anatomisch correcte voet kan schilderen doet er niet toe. Ze heeft die voet helemaal niet nodig. Sterker nog; haar schilderijen zouden enorm aan zeggingskracht verliezen als ze zich wel zou richten op die anatomisch correcte voet. Marlene Dumas raakt mij enorm, en dus is haar werk Kunst! (Stelling 2). De intrinsieke kwaliteit van kunst Stelling 2 maakt van kunst wel een heel subjectieve aangelegenheid. Als iets mij raakt is het in mijn ogen kunst? Natuurlijk niet altijd: ik kan enorm genieten van een mooie tuin, en al is die door mensenhanden samengesteld tot een uitgebalanceerd geheel, toch zou ik dat geen kunst noemen. De gedachte dat iets wel of niet kunst is, komt natuurlijk niet geheel autonoom in mijn hoofd tot stand. En wordt ook niet via vergaderingen van de gezamenlijke kunstautoriteiten bepaald. Of iets als kunst komt bovendrijven heeft ook wel degelijk te maken met kwaliteiten van het ‘Ding an sich3’. Het kunstwerk zelf heeft bepaalde eigenschappen die het meer of minder kunst maken: het meest in het oog springend zijn de formele en/of expressieve kenmerken, vorm, kleur, compositie, penseelvoering, noem maar op. Het idee of het verhaal achter het kunstwerk, en ook de symbolische waarde zijn kwaliteiten. Verder de context waarin het gemaakt is, de plaats in de (kunst)geschiedenis, de schok van het nieuwe, en zo verder. Allemaal aspecten die ik impliciet of soms expliciet meeneem in mijn beoordeling, maar het belangrijkst vind ik de intentie waarmee iets gemaakt is en daarom heb ik nog een laatste stelling die ik verderop toelicht. Stelling 3: kunst is wat iemand maakt met die bedoeling. Ik zou ook kunnen zeggen: Alle kunst is conceptueel.
3
Ding an sich niet zozeer in de betekenis van Immanuel Kant, hoewel mijn gedachten over kunst goeddeels op Kant gebaseerd zijn (zoals vrijwel elk gedachtengoed over Kunst na Kant).
5
2 De betekenis van kunst Om terug te komen op het boek Denken over kunst: ik heb het idee dat de filosofische discussie zich vaak richt op wat kunst zou moeten zijn en niet op wat kunst concreet is. Kunstfilosofie is een cerebrale exercitie over mimesis, over de (on)mogelijkheden van het esthetisch oordelen, over het zintuiglijk schijnen van de Idee, over het burgerlijk kunstbegrip, de politieke dimensie van kunst, of whatever. Zoals ik eerder al opmerkte ‘kunst is een gedachte,’ en kunstfilosofen hebben uit de aard van hun bezigheid de neiging gedachten te laten uitgroeien tot theorieën, en theorieën bewegen zich – naar mijn gevoel – vaak af van de (aard der) kunst. In ieder geval past de kunst nooit volledig in de – vaak teleologische – theorie: Hegel dacht dat de romantiek het einde van de kunst zou inluiden; de veelgebruikte aura-theorie van Walter Benjamin blijkt niet meer te gelden sinds Andy Warhol de markt overspoelde met auratische reproducties van reproducties. En Croce en Collingwood kwamen met het standpunt dat het kunstwerk puur een idee van de kunstenaar is, dat zich niet eens behoeft te veruitwendigen.4 Met andere woorden: kunst zit in het hoofd en wordt niet handelend en zichtbaar of tastbaar op één of andere drager aangebracht. Een eeuwenoud instinct Filosofen hebben een ideaalbeeld in hun hoofd van wat kunst zou moeten zijn. Beeldend kunstenaars hebben ook een ideaalbeeld in hun hoofd, het beeld van hun volgende kunstwerk. Kunstenaars houden zich wel inhoudelijk bezig met de betekenis van (hun) kunst maar vaak niet zo uitgesproken, ze zijn vooral praktisch, handelend aan het werk. Picasso bijvoorbeeld. Pablo Picasso was lid van de communistisch partij maar heeft zich nooit beziggehouden met de dialectiek of met andere exercities van de Frankfurter Schule c.s.. Wel leggen kunstfilosofen een relatie tussen zijn kubisme en de filosoof Kant. De beeldtaal van het kubisme is indirect beïnvloed door Kant: niet wat waargenomen wordt, maar de voorstellingen en constructies van degene die waarneemt vormen het vertrekpunt5. Maar is dit niet achteraf hineininterpretieren? Picasso’s uitgangspunt was zoals hij het zelf zegt ‘ik zoek niet, ik vind’. Kunstenaars hoeven helemaal niet concreet te theoretiseren: Mondriaan maakte een interessante ontwikkeling door van figuratie naar geometrische abstractie, zijn werk is nu van onschatbare waarde maar de theosofische theorie waarop hij het stoelde heeft de tijd ternauwernood overleefd. De theosofie is nu vooral nog slechts een voetnoot bij het werk van Mondriaan. In de praktijk verhouden de meeste kunstenaars zich niet tot theorieën maar tot stillevens, tot landschappen, tot vormen, tot kleuren. Vooral de menselijk vorm is uitgangspunt van kunst: ‘Manet en voorgangers, Cézanne, Degas, Picasso, Matisse, Bonnard, Brancusi, Mondriaan … allemaal zijn ze op dezelfde manier getraind. Gedurende lange periodes in hun jeugd hebben ze zich overgegeven aan de studie van de menselijke vorm, overgegeven aan dat eeuwenoude instinct, dat instinct dat ik in mijn botten voel … tekenen naar de menselijk vorm’, zegt beeldend kunstenaar R.B. Kitaj6 ‘For some of us, it’s the only art we know.’ Dat kan ik alleen maar beamen.
4
De CC-theorie: ‘Het kunstwerk zit al in de kunstenaar en kan zich eventueel veruitwendigen’. Zie A.A. van den Braembussche, Denken over Kunst, hoofdstuk 3, p.64 5 http://www.sg.unimaas.nl/_OLD/oudelezingen/FILOSOFIEvandeKUNST_01_SG.pdf 6 Ashbery, John e.a. Kitaj, Paintings, drawings Pastels, Londen (Thames and Hudson) 1981, p13
6 Opmerkelijk dat Kitaj ook Brancusi en Mondriaan noemt. En goed dat Kitaj het heeft over een eeuwenoud instinct, een haast mystiek oergevoel, alsof wij een diepgewortelde drang hebben om onszelf op de muren van grotten af te beelden. Beeldende kunst is enerzijds heel materieel en stoffelijk maar anderzijds niet zo eenduidig of expliciet. Kunst is ook niet persé in een theorie te vatten. Kunst gaat vooral ook om (aan)voelen. Zelf herken ik dat oergevoel, als kind van zes of acht tekende ik met straatkrijt op de stoep en bij het tekenen van een accolade ontdekte ik dat ik die makkelijk kon laten veranderen in een profiel van het menselijk gezicht. Ik had het nu in mijn macht om mensen te tekenen en verrukt tekende ik dagen achter elkaar alleen nog maar gezichten in profiel op de stoep zoals de eerste jagers jachtdieren grafeerden op de wanden van hun grot. Kunst heeft te maken met een oergevoel, die gedachte wil ik vasthouden. De maatschappelijke betekenis van kunst Terug naar de filosofen. Over dat oergevoel heeft de marxistische filosoof Walter Benjamin in de jaren ’30 gefilosofeerd. Volgens Benjamin is uniciteit het meest kenmerkende aan een traditioneel kunstwerk; alle unieke en haast mystieke kenmerken van het kunstwerk vatte hij samen in het begrip Aura. De aura van een kunstwerk is het besef van uniciteit: ‘de eenmalige verschijning van een verte hoe dichtbij die ook is.’7 Oog in oog met het unieke kunstwerk beleven we het hier en nu samen met het historische moment van de schepping. We beleven ook hoe het kunstwerk is ingebed in de traditie: de eerste kunstwerken werden gebruikt in magische culten, vervolgens religieuze culten en tegenwoordig kennen we nog de eredienst van de schoonheid. De verzamelaar van kunstwerken is een fetisjdienaar die – doordat hij het kunstwerk bezit – deel heeft aan de cultische kracht er van. Tot nu toe kan ik het met Benjamin eens zijn, maar voor Benjamin is deze analyse niet genoeg. Benjamin vond dat onttovering8 van de kunst noodzakelijk was. In de tijd waarin kunstwerken via reproducties de grote massa konden bereiken zouden het aura en de cultuswaarde vervallen. En kunstenaars zouden hun werk moeten voorzien van onderschriften, de juiste bijschriften om het werk politiek relevant te maken9. Ho, stop … Soms als ik bijschriften van kunstenaars lees dan denk ik ‘het zou kunstenaars verboden moeten worden iets over hun werk te zeggen. Voorbeelden: ‘Als landschapschilder ambieer ik eigenlijk niet zo veel’ (nou ga dan maar puzzels leggen, wel zo makkelijk). Of ‘Ik werk altijd met olieverf … om een “sfumatoachtige” sfeer te creëren’ (ter vergelijking: ik gebruik een klein lampje om een dimlichtachtige sfeer op te roepen, ik gebruik olieverf om een olieverfachtige sfeer op te roepen). Deze kunstenaars zouden beter kunnen zeggen, ‘Ik wil gewoon iets fucking moois maken, en dit is de wat ik mooi vind.’ Betekenis van kunst zit wat mij betreft niet in een verbaal verhaal. De kunstenaar die zijn werk uitlegt werkt onttoverend! In tegenstelling tot Benjamin vind ik die onttovering niet noodzakelijk, onttovering ondermijnt de 7
J.F. Vogelaar, red. Kunst als kritiek, A.dam 1973, p. 266. In deze uitgave zijn opgenomen: - W. Benjamin, Het Kunstwerk in het tijdperk van zijn Technische Reproduceerbaarheid pp. 259-298 - W. Benjamin, De Auteur als Producent, pp. 54-74 dit stukje theorie is een zeer verkorte samenvatting van pp. 259-267 8 De onttovering van de wereld (Duits: Entzauberung der Welt) is oorspronkelijk een concept van de Duitse socioloog Max Weber: het proces van rationalisering waarbij gepoogd wordt om praktische problemen niet meer met magie maar met technologie op te lossen. 9 Zie noot 6, De Auteur als Producent.
7 kunst: ik ben niet religieus en nauwelijks spiritueel, de kunst is voor mij zowat het enige in de gerationaliseerde samenleving waarin ik nog iets van magie en betovering ervaar, en dat wil ik graag zo houden. Walter Benjamin had een ideaalbeeld van wat kunst zou moeten zijn of doen. Kunstenaars zouden met kunst via de massamedia politiek moeten bedrijven om het burgerlijk kapitalistische systeem te veranderen. Het omgekeerde gebeurde: Andy Warhol (en later Jeff Koons) toonden aan dat ook reproducties van reproducties een aura kunnen hebben en konden worden vermarkt en verzameld. Juist de massamedia zorgden voor de grote roem en marktwaarde van deze kunstenaars. Kunst is in onze maatschappij meer dan ooit cultisch, kostbaar en auratisch, en als consequentie daarvan zijn de kunstenaars onderdeel van het burgerlijk kapitalistische systeem. Het zij zo … Avant-garde uit China Tot voor kort vond ik Benjamins ideaalbeeld ongekend naïef. Echter, dit mag gelden met betrekking tot de mainstream Westerse kunstenaars, nu is er een generatie Chinese kunstenaars die werken op een wijze zoals Benjamin voorzag. Kunstenaars waarvan Ai Weiwei in het westen de bekendste is (nummer 15 in de Power 100 van ArtReview). Ai Weiwei gebruikt alle mogelijke media om zijn politieke boodschap over de wereld te verspreiden en met name Twitter zorgt nu voor de door Benjamin zo gewenste onderschriften. Als Benjamin nog steeds zo in de mode zou zijn geweest zoals in de jaren ’70 dan zou je er een proefschrift over kunnen schrijven. Een andere vertegenwoordiger van de Chinese avant-garde Liu Xiaodong is inmiddels een schilder van wereldfaam al staat hij niet in de Power 100 van ArtReview: zijn geschilderde aanklacht tegen de Drieklovendam Three gorges schijnt het duurst verkochte schilderij ooit te zijn; hij schilderde in Israël en Palestina en reist de hele wereld over om lezingen te geven. Toch is Liu Xiaodong in Nederland relatief onbekend. Kennelijk vinden de Nederlandse kunstautoriteiten de opgeblazen ballonnen van Jeff Koons interessanter dan geëngageerde hedendaagse internationale schilderkunst.
De afbeelding is een still uit http://www.youtube.com/watch?v=xrjipPZjsSY, Liu Xiaodong over Disobeying the Rules een schilderij over migranten-arbeiders en over het gebrek aan zelfbeschikking in China.
8 Kunst die boven de werkelijkheid uitstijgt Kunst moet altijd maar weer nieuw, nieuw, nieuw zijn. Curatoren en andere kunstbobo’s vinden dat interessant omdat het in hun straatje past. Dit heeft weinig meer te maken met avant-garde, eerder met mode. Eigenlijk wordt het verschil tussen mode en kunst nauwelijks nog gemaakt. Ook duur, duurder, duurst is belangrijk. Sommige kunst wordt uitsluitend afgemeten aan de financiële waarde ervan. Wat nu als kunst wordt vermarkt en verzameld, is inderdaad cultisch, kostbaar en auratisch, maar dan op de wijze zoals ook de Ferrari van Prins Bernhard dat is of de gitaar die ooit aan John Lennon toebehoorde. Liu Xiaodong zit inmiddels ook in de categorie ‘duur, duurder, duurst’, toch geloof ik dat in dit geval de marktwaarde wel gebaseerd is op de intrinsieke kwaliteit van het werk. En dan heb ik het niet alleen over zijn fabelachtige schilderkunstige vakmanschap. Liu Xiaodong’s werk is in schilderkunstig opzicht verwant aan kunstenaars waar ik van houd: van Manet en de impressionisten tot aan David Hockney en Lucian Freud. Schilders die bij het schilderen van de werkelijkheid boven die werkelijkheid uitstijgen. Kunst gaat over de werkelijkheid, over het leven, maar is geen bespreking er van, geen journalistiek of wetenschap. Kunst geeft stof om over na te denken en/of werkt in op je gevoel. Kunst moet over het leven gaan, maar moet er ook bovenuit stijgen. Liu Xiaodong is wat mij betreft de grootste levende kunstenaar omdat hij in zijn werk alles samenbrengt: het is geëngageerd, (inmiddels internationaal) politiek, het is concreet, het gaat over het leven maar het stijgt er ook bovenuit. Zijn werk is tegelijkertijd expliciet én raadselachtig én meervoudig in zijn betekenis. Dát bedoel ik met magie en betovering, het is zeker geen pleidooi voor kunst als religie of symbolistische kunst of surrealistische kunst waarbij de irrationaliteit er duimendik bovenop ligt. En ook is het geen pleidooi voor wegdroomkunst, de ervaring kan wel degelijk rauw zijn. En om op Benjamin terug te komen: Liu Xiaodong is zo’n groot schilder dat zijn werk onderschriften kan verdragen.
9
3 De Kunstmaker Wie is er nu eigenlijk kunstenaar en wie een hobbyist? Is professionaliteit als kunstenaar gekoppeld aan een inkomen uit kunst? In zekere zin wel, maar als je kunt leven van het schilderen van steeds weer hetzelfde landschapje, ben je dan kunstenaar? Laat ik eens terugkeren naar mijn eerder genoemde maatstaven en mezelf tot onderwerp maken. Ben ik zelf kunstenaar, maak ik zelf kunst? Volgens stelling 1 over wat er in het museum hangt, niet. Zo simpel is het. Maar volgens stelling 2: mijn eigen schilderwerk raakt mij en is daarmee dan kunst? Mijn relatie tot het schilderen is enerzijds simpeler en anderzijds complexer dan dat. Simpeler omdat ik gewoon lekker bezig wil zijn, in een flow wil zitten. En – zoals ik al zei – het ideaal dat kunstenaars in hun hoofd hebben is het volgende schilderij. Schilderen kan altijd beter, daarom blijf je ook schilderen, dat geldt niet alleen voor de kunstenaar maar ook voor de hobbyist. De relatie tot mijn werk is tevens complexer, ik heb er allerlei gedachten over: gedachten over de inhoud van het werk, de realisatie van inhouden gezien mijn (beperkte) technische vaardigheden, de relatie van mijn werk tot de kunstgeschiedenis, etc. etc.. Mijn intentie is niet om alleen maar lekker ontspannen in een flow te zitten, ik wil iets maken dat betekenis heeft. Maar dat is allemaal niet zo concreet en als je het wel concreet gaat maken dan gaat het stuk. Niet alleen het beschouwen maar ook het maken van een kunstwerk is uiteindelijk een innerlijke en in wezen irrationele beleving. Ik zal dit toelichten aan de hand van een schilderij, een zelfportret Domestic scene: Sunday afternoon.
Hoe zou je er tegen aan kijken als het de titel had: Zo denk ik over het leven. Deze titel doodt iedere verdere betekenis. Ik had het ook JOLO (You Only Live Once) kunnen noemen, dat verlegt de betekenis maar is net zo plat, veel mensen kijken overigens niet verder dan dat. Prima, dat mag. Maar wat mij betreft gaat dit schilderij wel over het leven, alleen niet zo eenduidig: het gaat over wanhoop en verveling maar ook over een grimmig soort humor. Iemand noemde het ‘gestolde verbazing’, en ook daar gaat het over, want ik wil gemengde gevoelens laten zien. Maar het is een schilderij en daarmee gaat het ook over kleur en over verflagen. Het is geen foto, integendeel, een schilderij heeft alleen al letterlijk – in materiele zin – een gelaagdheid die een foto nooit kan hebben.
10 Maar ook een gelaagdheid omdat het geen afbeelding is van een split second, het maken heeft veel tijd en overwegingen gekost. Zelfs als een foto aanleiding is tot een schilderij wint het schilderij aan diepte door de hand van de kunstenaar. Dit is een van de redenen – afgezien dus van conceptuele en politiek inhoudelijke redenen – waarom het werk van Marlene Dumas beter is dan de foto’s die ze naschildert. Nu hoeft dit laatste natuurlijk niet perse voor alle kunst en kunstenaars te gelden. Daarom schilder ik zelf liever aan de hand van mijn eigen foto’s, dan aan de hand van foto’s uit de openbare ruimte. Terug naar Domestic scene: Sunday afternoon. Ik ben in stijl en thema in enige mate beïnvloed door Jean Rustin. Rustins werk wordt wel het Franse antwoord op Francis Bacon genoemd. De titel verwijst naar een grap die ik als huisman altijd maak: ik ben gedomesticeerd. Het is ook een verwijzing naar David Hockney. Maar moet ik dit wel noemen, voegt het voor de beschouwer van het schilderij echt iets toe? Het zijn mijn eigen overwegingen. Zo zijn er altijd wel dingen aan schilderijen die persoonlijk zijn, zowel voor de maker als voor de beschouwer. Dit is voor mij nu juist een van de kenmerken van kunst, kunst is meerduidig en behoeft net perse te worden uitgelegd, vaak kan dat ook helemaal niet. Kunst is wat iemand maakt met die bedoeling Ik vind dit toevallig een van mijn betere schilderijen en kan wel zeggen dat het mij raakt. Ik maak dus kunst en ben dus kunstenaar volgens stelling 2. Maar feitelijk gaan deze stellingen niet over mijzelf, ze zijn onderdeel van het kunst beschouwen en horen niet bij het maken van kunst. Daarom kom ik terug op mijn derde stelling: Kunst = wat iemand maakt met die bedoeling. Dit lijkt misschien een gemakzuchtige dooddoener maar is feitelijk een variant op de eerder genoemde CCtheorie. Ja, ik maak kunst, omdat ik oprecht bezig ben met het maken van kunst – ook weer een cirkelredenering – het gaat om de intentie van de maker. En dit brengt mij bij het volgende hoofdstuk over het verschil tussen schilderen (hobbyisme) en kunst; en over het verschil tussen conceptuele kunst en andere kunst (dat er niet is).
11
4 Alle kunst is conceptueel Alle kunst is conceptueel, impressionisme is een concept, abstract expressionisme is een concept, realisme is een concept. Natuurlijk kan het hartstikke leuk en interessant zijn om een landschap of portret te schilderen maar dat maakt het nog geen kunst. Het wordt pas kunst als je er iets mee wilt zeggen dat boven het landschap of het portret uitstijgt en daarom is kunst altijd conceptueel: ‘het wezen van de kunst is de idee’10 zegt Joseph Kosuth, de koning van het conceptualisme. Conceptuele kunst wordt gewoonlijk gezien als een kunstvorm waarbij het idee belangrijker is dan esthetische of materiaaltechnische afwegingen11: het concept is belangrijker dan de uitvoering. Dit is wat mij betreft een onzinnige aanname: concept en uitvoering zijn bij kunst nu eenmaal niet van elkaar te scheiden. Ook de zogenaamde conceptuele kunstenaar denkt na over de uitvoering en maakt zijn keuzes. In het geval van Joseph Kosuth zijn het zelfs altijd keuzes waarbij de esthetische factor een grote rol speelt, hij maakt werk dat intrigeert door wat je ziet en ervaart, ook zonder dat je je in het concept verdiept. Op Documenta IX (1992) in Kassel stelde hij een collectie van citaten van grote denkers tentoon als hommage aan Walter Benjamins Passagen Werk. Op het moment dat ik er langs liep was ik me niet bewust van dit concept maar desalniettemin erg onder de indruk van het werk. Een kunstfilosoof was het niet met mee eens dat conceptuele kunst als richting gebaseerd is op ‘onzinnige aannames’. Hij vertelde mij dat bij hij op Documenta XI een werk had gezien van iemand die een reis door Rusland had gemaakt en alles wat daaraan herinnerde, vernietigd had. Het enig dat nog aan de reis refereerde was een kort bordje op de muur van de tentoonstellingsruimte. Op zo’n moment wordt het concept toch echt belangrijker dan de uitvoering, zei hij. Ik zou zeggen, in tegendeel, de esthetische en materiaal-technische afwegingen zijn het concept, de uitvoering is het concept. De kunstschilder en zijn concept Iedere kunstschilder denkt (min of meer bewust) na over zijn concept. Toen Rembrandt De Nachtwacht schilderde had hij echt wel meer in gedachten dan ‘laat ik eens iets geks doen met de compositie’. Hij leverde een overdonderend schilderij af dat in alle opzichten inging tegen het concept van het schuttersstuk tot dan toe. Hoe kwam hij tot zijn keuzes, heeft hij dingen uitgedacht of puur zijn Intuïtie gebruikt, of iets er tussenin? Hoe dan ook, een schilderij of beeldhouwwerk is pas e
10 Joseph Kosuth in A.A. Van den Braambussche, Denken over kunst, 4 druk Bussum 2012, p 73 11 http://nl.wikipedia.org/wiki/Conceptuele_kunst
12 kunst als er een gedachte achter zit – het mogen er ook meerdere zijn – gedachten echter die geen onderschriften behoeven, gedachten die je niet op een intellectueel niveau hoeft te begrijpen, sterker nog: gedachten die niet per se verbaal zijn, zoals Picasso zei ‘ik zoek niet , ik vind’. Uiteindelijk is alle kunst conceptueel, maar het concept is geen halszaak. Mijn concept Veel schilders proberen mooie dingen te maken, dit is ook het kenmerk van de hobbyist. Maar mooi is vaak alleen maar mooi, dat heeft niets met kunst te maken. Kunst gaat – wat mij betreft – over het leven, maar kunst kan mij uitermate ontroeren en het leven nauwelijks nog, daarvoor ben ik te hard en te cynisch, of nee, daarvoor is het leven te hard en te cynisch. Genoeg larmoyant gelul. Hoe dan ook, ik maak geen schilderijen naar het leven, niet vanuit een esthetische vervoering, ik ga niet zitten kijken hoe mooi (interessant, etc.) de wereld (het landschap, het stilleven) om mij heen is, ik heb niet de behoefte dat vast te leggen. En ja, ik kan dat van andere schilders best velen, er zijn genoeg schilderijen die ik fantastisch vind terwijl ze alleen maar bedoeld zijn om mooi te zijn, maar het is nu eenmaal niet wat mij beweegt. Mijn schilderijen komen tot stand in het atelier, en ja, ze zijn gebaseerd op foto’s, meestal privéfoto’s, het (na-)schilderen ervan is voor mij een vorm van contemplatie, van reflectie. Het gaat in alle gevallen om onderwerpen die mij op een persoonlijk en/of, zo je wilt, een conceptueel niveau raken, en niet zo zeer op een visueel esthetisch niveau. Ik wil iets maken dat betekenis heeft, iets dat er toe doet (in ieder geval voor mij) en iets dat binnen dat kader wel een zekere (bittere) schoonheid heeft. Ik schilder voornamelijk portretten, misschien omdat die 6-jarige straattekenaar nog steeds in mij zit. Een kenmerk is dat deze portretten geen behaagzieke mooie schilderijen zijn; niet alleen omdat het schilderen een worsteling is, maar ook omdat kunst voor mij altijd moet wringen. Wat mij boeit is kunst die iets ambivalents heeft, kunst die ‘mixed feelings’ oproept. Bovendien wil ik dat meerdere interpretaties mogelijk zijn, anderen hoeven er niet in te zien wat ik er in zie.
13
5 Slot Dit paper is tot stand gekomen vanuit een reflectie over het boek Denken over kunst van A.A. van den Braembussche. Al lezend ervoer ik een discrepantie tussen kunstfilosofie en kunstenaarschap. Filosofen hebben een ideaalbeeld in hun hoofd van wat kunst zou moeten zijn, beeldend kunstenaars hebben een ideaalbeeld in hun hoofd van hun volgende kunstwerk. Ik vind het persoonlijk vrij makkelijk om intuïtief te beoordelen of iets kunst is: het hangt in het museum of ik vind het kunst, vaak overlapt dat elkaar. Vervolgens ben ik er toch wat dieper in gedoken en heb ik geprobeerd onder woorden te brengen wat kunst voor mij is. Waarom tekenden de eerste mensen jachtdieren op de wanden? Wilden ze hun angst voor deze dieren bezweren, was het l'art pour l'art of een religieus ritueel? De oermens moet bij deze handeling in ieder geval iets van magie en betovering hebben ervaren. Kunst heeft te maken met dat oergevoel en is het enige in de gerationaliseerde en geseculariseerde samenleving waarin ik nog iets van magie en betovering kan ervaren. Het maken en het beschouwen van een kunstwerk vind ik – met medeneming van een heleboel kennis en ervaring – uiteindelijk een innerlijke en in wezen irrationele beleving. Desalniettemin – het vermelden van ‘kennis en ervaring’ zegt het eigenlijk al – heeft kunst ook duidelijk een intellectuele, filosofische dimensie: Kunst is een gedachte, en daarom is kunst altijd conceptueel. Een schilderij of beeldhouwwerk is pas kunst als er een gedachte achter zit – het mogen er ook meerdere zijn – gedachten echter die je niet noodzakelijkerwijs hoeft uit te leggen, het is geen wetenschap, het is kunst ... Mijn stelling ‘Kunst is, dat wat ik mooi vind of dat wat mij raakt en dat wat ik kunst vindt,’ maakt kunst individueel en subjectief. De uitspraak suggereert dat kunst niet zozeer in het kunstobject zelf zit maar vooral in mij, of beter gezegd in de beschouwer. ‘Beauty is in the eye of the beholder.’12 Maar niet alleen schoonheid is subjectief, ook het gevoel van wat kunst is: als ik een pisbak kunst vind, dan is het kunst. ‘Kunst is dat wat ik kunst vind,’ lijkt mystificerend en ongrijpbaar. En al is het dat niet want er zijn wel degelijk (on)geschreven wetten en regels, toch is dat is wat kunst voor mij persoonlijk uiteindelijk ook moet zijn: individueel en subjectief, mystiek en ongrijpbaar.
12 Oorsprong onbekend, wellicht al bekend bij de oude Grieken; http://www.phrases.org.uk/meanings/beauty-is-in-theeye-of-the-beholder.html
14
Bijlage ingezonden brieven over Marlene Dumas