L A M ONDI A L E E en n ieuwe ho ek met een oud verleden
H ans Vand ec and el ae re Br am Vanni e uwe n h u y z e L a Mondiale nv 2006
L a Mondiale E en n ie uwe ho ek met een oud verle den Re d ac t ie : H a n s Va ndec andel aere B r a m Va nnie uwenhu y z e Gr a f i sche vor m geving , om sl a gont wer p en fotobewerk ing : T h i j s S nauwaer t - w w w. moo ch .be Copy r ig ht © : L a Mondiale nv (do chteronder neming va n St r u k ton Groep)
DANKWOORD
Cont ac t ad re s :
E en e er s te wo ord va n d a nk r ich ten we g r a a g a a n R i k K rens va n L a Mondia le nv.
L a Mondiale nv, t . a . v. de Heer K ren s Bu r geme e s ter M aenhouts tr a at 64, 9820 Merel b eke .
Z i j n i ntere s se in de ge sch ie denis va n de L a Mondia le site l a g a a n de b a sis va n het ops t a r ten va n dit werk . I n de lo op va n het onder zo ek konden we rekenen
F oto - omsl ag : Vo orlop er s van het hoek pand L a Mondia le ( © L a Mondiale nv)
op de b ereidwi llige hulp va n enkele per sonen en ins tellingen . O n z e d a nk ga at u i t na a r het per sone el va n het Algeme en R ijks a rch ief, het Arch ief va n de St ad B r u s s el en het Arch ief va n het O C MW-Br u s sel vo or de uiter mate v r iendelijke
Niet s
u it
dez e
ver ve elvoudigd
u itgave
en/ of
ma g
worden
op enba a r
gema a kt
diens t verlening - in het bijzonder die va n Dav id G ui l a rdia n , V ir g inie Couma ns
op wel ke w ijze o ok zonder voor a f ga a nde
en Da nielle Ho slet . Alb er t Mehauden zor g de vo or e en s to omc ur su s do orhe en
sch r i f tel i jke toe s tem m ing van de aute ur s en
de re gi s ter s va n de b evolkings tellingen . Br ukselbinnens tebuiten en Br a l
va n de u i tgever L a Mondiale nv.
s telden welwi llend hun per s a rch ieven ter b e sch i kking. B ovendien konden
El ke verhoging van de opl a ge moet a a n het A rchief van de s t ad B r u s sel worden me e ge de eld .
enkele foto ’ s uit de pr iv é -fond sen va n Br a l , de Konink lijke Munt schouwbur g en Joa n Va nden B o s sche g r at is in de public at ie worden opgenomen . T h ijs Snauwaer t b ekommerde z ich met zor g om de l ay-out va n dit b o ekje , ter wijl
Er werd ge s treefd na ar de toe pa s sing va n de wet tel ijke b epalingen in z a ke copyr ight .
Ve erle B e eckma n het verb eter werk op z ich na m . Tenslot te s tonden e en a a nt a l
D e herkom s t van enkele i llu s t r at ie s wa s
mens en ons bij met r a ad en d a ad : Jor is Sle ebu s , Brech t Nuy t tens , Joa n Va nden
ech ter niet te achterhalen . I ndien pr ivé -
B o s sche en Renate Mond shauwer. A toute s et à tou s , un t rè s g r a nd merc i!
p er sonen
of
ins tellingen
voor a lsnog
menen aute u r srechten te k u n nen doen gel den , worden ze vr iendelijk ver zor gd om
H a ns Vandec a ndel aere
cont ac t op te nemen met de aute ur s via de
B r a m Va nnie uwenhuy z e
ma at schapp elijke z etel van L a Mondia le nv.
I S BN - 1 0 : 90- 9021478- X I S BN - 1 3 : 978- 90- 9021478- 8 Wet tel i j k Depot : D /2 0 0 7 /11 . 132/ 1
IN HOUD STA F E L
De 17 de eeuw in wijkboeken Bommen op de Schildknaapstraat De heropbouw en de laatste stuiptrekkingen van het Ancien Régime De 18 de eeuw in wijkboeken What’s in a name?
p. p. p. p. p.
STEDENBOUWKUNDIGE CHIRURGIE (EINDE 18 DE EEUW – 1820)
p. 42
Getouwtrek rond een opera De plannen van Louis-Emmanuel-Aimé Damesme Grandeur in de Leopoldstraat Kader: De Sint-Hubertusgalerijen van Cluysenaar (1847)
p. p. p. p.
36 38 38 40 41
43 45 46 47
PRELUDE
p. 6
NAAR EEN GEMENGDE BUURT: HANDEL EN WONEN (1850 – 1950)
p. 48
GEBOORTE EN GROEI VAN EEN STADSKANKER (1989 – 2005)
p. 10
La Mondiale: kwartet van verblijven – wonen – winkelen – ontspannen
p. 14
Sleutelen aan gevels Kader: Bevolkingsprofiel van de Schildknaapstraat nrs. 30 tot 40 Kader: Een stille dood voor een cinema Modernistische architectuur als uitstalraam
p. p. p. p.
DE ROOTS VAN DE SCHILDKNAAPSTRAAT : RIDDERS OF RUNDEREN?
p. 16
STADSVLUCHT EN URBANISTISCH GEWELD (1950 – 1990)
p. 56
De Ridderstraat verschijnt Runderen in de Ridderstraat? De breuk tussen stad en platteland Kader: Muursporen in de buurt van de La Mondialesite
p. p. p. p.
AMBACHTSLIEDEN, EDELLIEDEN EN GEESTELIJKEN: BUREN IN DE STRAAT
p. 22
Nieuwkomers in de Ridderstraat De eerste bewoners: ambachtslieden? Een toevluchtsoord voor geestelijken De sociale vermenging wordt doorgedreven Edellieden in ruime residenties Kader: Quaderebbe, Rumen, Oringen en Oostervant Een klooster op de La Mondialesite Edele schenkers Kader: De heren van Kleef en het Dominicanenklooster
p. p. p. p. p. p. p. p. p.
De impact van de Noord-Zuidspoorverbinding Een snelweg voor de Wolvengracht Versteende restanten van ‘Tekhné’ In de schaduw van Manhattan Kader: Buurtbewoners aan het woord Buffers van de Broekwijk! Kantoorinplanting op de Warmoesberg Kader: Gesjoemel met oude steen
p. p. p. p. p. p. p.
DE INHAALBEWEGING VAN 1995 – 2006
p. 68
De herbestemming van de Vanderborghtgebouwen Tenoren in de showrooms Een nieuw kleed voor de ‘Arenbergtempel’ Schipperen met verkeer
p. p. p. p.
LA MONDIALE: EEN VOORLOPIG SLUITSTUK?
p. 74
DE LANGE RIDDERSTRAAT VAN EIND 15
p. 32
BIBLIOGRAFIE
p. 76
Niet-uitgegeven bronnen Uitgegeven bronnen
p. 76 p. 77
HERKOMST VAN DE AFBEELDINGEN
p. 79
De Lange Ridderstraat op de teller Stedenbouwkundige oplossingen De straat op de kaart
DE
TOT EIND 18
DE
EEUW
17 18 19 21
23 24 24 26 26 28 27 30 31
p. 33 p. 34 p. 35
49 51 54 53
58 59 61 63 66 65 67
69 70 71 72
A f b . 1 . O ver z i ch t v a n h e t vo l l e d i g e h u i ze n bl ok t u s s e n de Sc hi l d kn a a pst r a a t , de Wo lve n g r ac ht, d e Wa r m o e s be r g e n de L e o po l d st r a a t . 1/ terrein van de voormalige stadskanker 2/ Dexia Kunstcentrum (voormalige Vanderborghtgebouwen) 3/ KBC-site 4/ SAS-Hotel 5/ annex van de Vanderborghtgebouwen en het neoklassieke pand in de Leopoldstraat nr. 23, beide eigendom van de Muntschouwburg 6/ Schild-
PRELUDE
I
11 10
9
12 5
Speculatieve vastgoedoperaties lagen aan de basis van het ontstaan van de leegstand. Het stramien was klassiek. Makelaars kochten hele huizenblokken op om ze nadien te laten verkrotten. Zodra er op een terrein een meer waarde ontstond, kon men ver volgens met groot gemak de bouwvallige panden afbreken en ze ver vangen door nieuwbouw. Dergelijke verloederde terreinen noemt men stadskankers. De diepere achterliggende oorzaak voor hun ontstaan was dat niemand, op kantoorspeculanten na, nog interesse toonde voor investeringen in de binnenstad. Het was de typische tijdsgeest van de jaren zeventig en tachtig.
4
13
1
3
6 2
14
8
15 7
knaapstraat 7/ Arenbergstraat 8/ Warmoesberg 9/ Wolvengracht 10/ Leopoldstraat 11/ Muntplein 12/ Muntschouwburg 13/ Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek 14/ Greepstraat 15/ Dominicanenstraat.
n 1995 becijferde de Br usselse Raad voor Leefmilieu (Bral) de opper vlakte van braakliggende gebieden en leegstaande gebouwen binnen de Br usselse Vijfhoek (dit is het gebied binnen de voormalige tweede stadsomwalling). Het totaal bedroeg 18 hectaren of het equivalent van 25 voetbalvelden.
De mentaliteit kantelde in de loop van de jaren negentig. Wonen in de stad werd plots weer aantrekkelijk. De verzadiging van de kantoormarkt ging hand in hand met de nieuwe meer waardeontwikkeling van stadskavels voor de woonsector. Tien jaar na het rappor t van Bral blijkt de Br usselse Gewestregering bovendien voldoende juridisch gewapend te zijn om de nefaste gevolgen van speculatieve leegstand onder controle te houden. De invoering van onder meer de leegstandtaks was hierbij een bijzonder nuttig instr ument. Inmiddels zijn de meeste dossiers ook ingevuld en herbestemd. Eén van de meest beschamende en hardnekkige stadskankers ontstond in 1989 achter het Muntplein, op de hoek van de Leopoldstraat en de Schildknaapstraat. De site was omgeven met een cultuurhistorische aura, omdat het deel uitmaakte van een neoklassiek architecturaal en stedenbouwkundig geheel uit de eerste helft van de 19 de eeuw. Het feit dat 7
één van de huizen enkele jaren werd bewoond door de vroeg-19 de -eeuwse Franse schilder Louis David kanaliseerde de verontwaardiging. In 2005 werd ook dit dossier na een tergend lange periode uit het slop gehesen. Vanaf 2007 komt achter de oude gevels een combinatie van hotellerie, appar tementen, winkelr uimten en een brasserie. Het project kreeg de naam La Mondiale. La Mondiale was de naam van de voormalige verzekeringsmaatschappij die in 1937 het hoekpand aan de Schildknaapstraat en de Leopoldstraat liet bouwen. Sinds 1997 is deze naam de vaandeldrager van het renovatieproject. Het gehele terrein van de stadskanker werd onder één noemer gebracht. Dit boek werd geschreven voor de toekomstige kopers van de gerenoveerde huizen. Het heeft als doel om de La Mondialesite in een historisch perspectief te plaatsen. Hierbij wordt een trechterprincipe gehanteerd. Eerst wordt voor elke markante periode de evolutie geschetst van de omgeving, namelijk de zone die ligt ingesloten tussen de Keizerslaan, het Muntplein, de Wolvengracht en de Schildknaapstraat. Nadien wordt telkens ingezoemd op de eigenlijke site. Waar het bronnenmateriaal het toelaat, wordt per periode het bevolkingsprofiel van het La Mondialeblok in kaar t gebracht.
8
9
A f b . 2 . H et h oe k pa n d v a n de vo o r m a l i g e ve rze ke r in g sm aats c h a ppi j L a Mo n dia le ve rb o n d de ver k r o t t e pa n de n v an d e S c h i l d k n a aps t r a a t a a n die van d e L e o po lds t r a a t .
GEBOORTE EN GROEI VAN EEN STADSKANKER (1989 – 2005)
O
p het einde van de jaren tachtig lieten buitenlandse investeerders hun oog vallen op de gebouwen op de hoek van de Leopold- en de Schildknaapstraat. De bouwpromotor ‘Pierre I’ kocht stelselmatig alle huizen op om het terrein voor te bereiden op een nieuwbouwproject. De eigenlijke opdrachtgever was de Duitse hotelketen Kempinsky. De rol van de Belgische vastgoedmaatschappij bestond erin ervoor te zorgen dat er een vergunning op tafel kwam en dat de bouwwerken van start gingen. Nadien zou de site worden doorverkocht aan de Britse projectontwikkelaar ‘Kinfield’ die de opdracht van de Kempinskygroep verder in goede banen zou leiden. Op 31 mei 1991 - de huizen stonden inmiddels al een tijd leeg - diende ‘Pierre I’ een eerste bouwaanvraag in. Bovenop een ondergrondse parkinginfrastructuur werd een luxehotel voorzien, goed voor 265 kamers en 5 suites. In de marge werd een handvol winkelruimtes opgenomen. De panden nrs. 34 tot 40 in de Schildknaapstraat zouden worden gerenoveerd. Het hoekpand La Mondiale en de gebouwen nrs. 3 tot 15 in de Leopoldstraat zouden daarentegen eerst worden gesloopt om nadien in dezelfde stijl te worden heropgebouwd. De kritiek die volgde op het ontwerp spitste zich toe op de afbraak van het huis van de schilder Louis David. Omwille van zijn cultuurhistorische betekenis had het Sint-Lukasarchief het pand op de urgentieinventaris geplaatst van gebouwen die in aanmerking kwamen voor behoud en bescherming. Heel even wierp het protest vruchten af. De bouwaanvraag werd door
Afb. 3. In 1816 kwam de politiek sterk geëngageerde David als balling aan in Brussel. Hij vestigde zich in de toen gloednieuwe neoklassieke gebouwen van de Leopoldstraat nrs. 3 - 5. Hij overleed er op 19 december 1825.
11
de overheid verworpen. Het voorstel viel niet in overeenstemming te brengen met het Gewestplan dat het gebied omschreef als een gemengde zone voor wonen en ondernemen, én als een zone van cultureel, historisch en esthetisch belang. Op 22 oktober 1991 ondernam ‘Pierre I’ een tweede poging door een licht gewijzigde aanvraag voor te leggen. Ditmaal werd rekening gehouden met het behoud van de façades. Interieurs en huisstructuren zouden daarentegen wél verdwijnen. Aan de inhoudelijke invulling van het project veranderde niets. Qua vorm en inhoud was de aanpassing niet meer dan een doekje voor het bloeden. Toch bleek dit plots te volstaan voor het stadsbestuur. Op 24 december 1991 gaf toenmalig Schepen van Stedenbouw en ex-burgemeester Michel Demaret zijn fiat. De bouwvergunning was twee jaar geldig en verlengbaar met drie jaar. Om onduidelijke redenen sleepte de start van de werken aan. Twee jaar werkte het verkrottingsproces verder op de panden in, tot ‘Pierre I’ op 21 december 1993, drie dagen vóór de verjaring van de bouwvergunning, een slopershamer liet aanrukken en een gat sloeg in de gevel naast het ‘huis David’. De ondernemer trachtte hiermee de schijn te wekken dat de werkzaamheden waren begonnen en dat de bouwvergunning ten uitvoer was gebracht. De schorsing zou in dat geval juridisch niet langer mogelijk zijn. Buurtbewoners zouden dat jaar hun Kerstmis geweten hebben. Op 27 december 1993 stapten zij samen met Ecoloraadslid Annick de Ville naar de Raad Afb. 4. Net vóór kerstmis 1993 verdwijnt een bovenverdieping onder van State om protest aan te de slopershamer. ‘Pierre I’ hoopte op deze manier de verlenging van zijn bouwvergunning te bekomen. In juridische termen heet dit ‘een tekenen. De Raad stelde vast betekenisvolle star t der werken’. Twaalf jaar werd de aanblik van de dat zowel de Stad als het Leopoldstraat door deze aanslag bepaald. Gewest Brussel verschillende procedurefouten hadden gemaakt bij het uitreiken van de bouw- en de stedenbouwkundige vergunning. Zo werd onder meer voor het akkoord van 24 december 1991 het verplichte advies niet ingewonnen van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen. De afbraak werd in kortgeding stilgelegd. Nadien volgde een aanslepend onderzoek naar de geldigheid van de hotelvergunning. In januari 1995 leidde dit tot een definitieve annulatie. Ondertussen keken internationale artiesten vanuit de kleedkamers van de Muntschouwburg uit op een troosteloze, verkrotte, gemassacreerde straat. 12
In maart 1997 werd een openbare enquête opgestart om het stadskankerdossier uit het slop te trekken. Van het voorstel dat daarbij uit de bus viel, zou voortaan een blijvende, inspirerende invloed uitgaan. In menig opzicht sluit het huidige La Mondialeproject er inhoudelijk op aan. Het nieuwe project omvatte de bouw van twee kleine, onafhankelijke hotels. In de gerenoveerde gebouwen van de Leopoldstraat nrs. 9 tot 15 zou een viersterrenhotel komen met een capaciteit van 48 kamers. Het hoekpand La Mondiale zou onderdak bieden aan een driesterrenhotel van 50 kamers. Het ‘huis David’ zou worden uitgebouwd tot een museum van de Muntschouwburg. In de Schildknaapstraat werden handelsruimten voorzien op het gelijkvloers en appartementen op de verdiepingen. Tot slot zou in het binnengebied een L-vormige nieuwbouw komen voor 28 appartementen. Vier voetgangersdoorgangen, opgefleurd met boompjes en een vijver, moesten zorgen voor de bereikbaarheid. Zowel de overheid als de wijkactiecomités steunden het voorstel met een brede consensus. ‘Pierre I’, nog steeds de eigenaar van het gebied, bleek financieel niet in staat om het project te bekostigen. Op 5 maart 1997 werd de vastgoedmaatschappij overigens failliet verklaard. Negen maanden later werd de stadskanker openbaar verkocht.
Afb. 5. De openbare verkoop van een stadskanker.
De vennootschap ‘B1 Invest’, kort daarop herdoopt tot ‘La Mondiale nv’, sleepte het lot in de wacht. De Stad bleef intussen zweren bij een vernieuwde stedenbouwkundige visie. De richtlijn was de realisatie van een gemengd project waarbij een hotel gecombineerd werd met woningen. Er volgde een periode van overleg en samenwerking tussen de immobiliëngroep, de Dienst Monumenten en Landschappen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Departement Urbanisme van de Stad Brussel. Op 7 september 2000 diende ‘La Mondiale nv’ een stedenbouwkundige aanvraag in voor de bouw van 22 appartementen en een hotel met 120 kamers achter het neoklassieke geheel van de Leopoldstraat, de bouw van winkelruimten en de herinrichting van het binnenblok. Op de valreep zou de Dorinthotelgroep zich vooralsnog uit het project terugtrekken met een allerlaatste vertraging tot gevolg. Op basis van een bouwaanvraag uit mei 2005 zou ‘La Mondiale nv’ in zee gaan met de hotelketen Carlton. Na 16 jaar kwam een schrijnend dossier in een laatste rechte lijn. 13
LA MONDIALE: KWARTET VAN VERBLIJVEN – WONEN – WINKELEN – ONTSPANNEN
Afb. 7. Maquette van de La Mondialesite. 1/ het hoekgebouw La Mondiale 2/
Het La Mondialeproject vertrekt van gevelbehoud in zowel de Leopold- als de Schildknaapstraat. Bovendien worden in de Schildknaapstraat de huisstructuren bewaard. De invulling oogt veelbelovend.
Afb. 6. In het voorjaar 2006 is de La Mondialesite bouwklaar. In de Leopoldstraat worden de gevels behouden. In de Schildknaapstraat worden de huisstructuren gerenoveerd.
Schildknaapstraat nr. 34 3/ Schildknaapstraat nr. 36 4/ Schildknaapstraat nr. 38 – 40 5/ het Affligemsteegje 6/ de gevels langs de Leopoldstraat 7/ hotelproject ‘The Dominican’.
5 7
6 4 3 2 1
De omgeving van de Schildknaapstraat kruipt al een tiental jaar uit een dal. De mogelijkheid bestaat nu dat de renovatie van de La Mondialesite, naast andere projecten, in de toekomst voor een sterke herwaarderingsimpuls zal zorgen.
In het gebouw van de voormalige verzekeringsmaatschappij worden acht lofts en één penthouse ingericht. Op het gelijkvloers wordt de hoek gevaloriseerd door een brasserie. In de Schildknaapstraat nr. 34 komen één handelszaak en vier appartementen. Het 19de-eeuwse aanpalende pand nr. 36 wordt heringericht tot een stadswoning met opnieuw handelsruimten op het gelijkvloers. Tenslotte komen in de nrs. 38 tot 40 een mix van winkels, appartementen, duplexen en een penthouse.
Nieuwe startblokken dus voor een buurt. En meteen ook tijd voor een bilan van een lang vervlogen, rijk verleden. De La Mondialesite integreert een reeks historische elementen gaande van middeleeuwse straatstructuren tot 18de-,19de- en 20ste-eeuwse gevels. Hiervan brengen we een verhaal.
In de Leopoldstraat worden gerenoveerde gevels het visitekaartje van het hotel ‘The Dominican’, waarvan de naam verwijst naar het Dominicanenklooster dat zich tot 1796 op deze plek bevond. Het hotel wordt opgetrokken rond een centrale, openbare binnenkoer met terrasvoorzieningen. Globaal staat het project dus voor drie winkelruimten, 22 wooneenheden en een hotelcapaciteit van 150 kamers. De enige kritiek luidt dat er met een relatief sterk uitgebouwde hotelcapaciteit gekozen werd voor meeropbrengst ten koste van een teruggedrongen woonfunctie. Maar verder scharen zowel de betrokken overheden, de pers als enkele Brusselse stedenbouwkundige denktanks zich achter het initiatief. Vooral de inhoudelijk gemengde functie wordt geprezen.
14
15
A f b . 8 . F o t o v a n de a k t e w aar i n é é n v a n de o u ds t e ve r me l di n g en v a n de Ridde rst r aat vo o r ko m t (ju li 1265). D e ti te l bove n a a n ve rwijs t n aar he t pe r c e e l v a n Jo h a n n e s Pip e n i n d e Ri d de r s t r a a t (D e dom i s ta di o J o h a n n is Pipe in v i c o Mi l i t u m ) . Al ey dis Fe r re u s sche nkt dit p e rc e e l aan W i l l e mu s, M a r g a r e t a e n Yda C o rf, di e h e t o p h u n be u r t doo r gave n a a n h u n mo e de r.
DE ROOTS VAN DE SCHILDKNAAPSTRAAT: RIDDERS OF RUNDEREN?
B
russel… een middeleeuwse stad! Enkele overblijfselen herinneren nu nog steeds aan haar oude verleden. Ze liggen versnipperd tussen de 19deen 20ste-eeuwse bebouwing van het stadscentrum. Hogerop de helling van de Schildknaapstraat verrijst de gotische Sint-Michiels- en Sint-Goedekathedraal. Het indrukwekkende stadhuis op de Grote Markt, de Zavelkerk en enkele torens van de oude stadsomwalling spreken al evenzeer tot de verbeelding. Maar de Middeleeuwen schuilen niet enkel in monumenten. Nagenoeg elk bouwblok in het stadscentrum herbergt immers zijn stukje(s) Middeleeuwen. Het wegennet en de perceelsgrenzen zijn soms veel ouder dan men verwacht. Gebouwen en straten verwijzen via van hun naam, hun ligging of hun vorm vaak nog naar een middeleeuwse werkelijkheid. De La Mondialesite en de Schildknaapstraat vormen hierop geen uitzondering. De oudste ontwikkeling van de buurt situeert zich in de 13de eeuw. Vanaf dat moment begint de geschiedenis haar sporen na te laten.
DE RIDDERSTRAAT VERSCHIJNT De namen Schildknaapstraat en Bisschopstraat doken pas na de Middeleeuwen op. Voordien werden beide samen de Lange Ridderstrate genoemd. Deze straat was 400 m lang en liep van de Warmoespoort tot de Zenne. Op deze plaats bevond zich toen de Muntersbrug, die tevens de oversteek van de stadsomwalling over de rivier verzorgde. De oudste vermelding van de straat dateert uit 1263. Men sprak toen kortweg van de Ridderstrate. Nadien volgen de vermeldingen elkaar frequent op, ook in de Latijnse vertaling vicus Militum. De extra bepaling ‘lange’ werd pas een eeuw later toegevoegd om het onderscheid te maken met de Corte Ridderstrate, nu de Kleerkoperstraat.
17
De Ridderstraat was in 1263 helemaal geen geïsoleerde straat. Omstreeks dezelfde periode doken ook de andere belangrijke assen van de buurt op, namelijk de Bergstraat (1259), de Muntersbrug (1268), en een kwarteeuw later de Vleeshouwerstraat (1287). Voor de andere straten is het wachten op de 14de eeuw. De Grijpstraat (1311), de Vederstraat (1321), de Korte Ridderstraat (1328), de Wolfsgracht (1346) en de Stormstraat (1392) lijken dus van secundair belang. Met zo’n oudste vermelding van een straatnaam moet men echter oppassen. Het betekent absoluut niet dat de straat dan ontstaan is, wel dat ze op dat moment reeds bestond ! In middeleeuwse teksten werden straatnamen immers vooral gebruikt om percelen en gebouwen te lokaliseren, zoals in verkoopakten. Dit is ook het geval in de akte uit 1263: er wordt een rente gevestigd op een perceel dat in de Ridderstraat gelegen is. Maar verder geen informatie over de straat. Nagenoeg alle andere 13de- en 14de-eeuwse akten waar de straat in voorkomt, handelen enkel over percelen en gebouwen. Hieruit kunnen we wel afleiden dat de Ridderstraat in de tweede helft van de 13 de eeuw aan het verstedelijken is. De straat is op dat moment geheel of gedeeltelijk verkaveld en de percelen worden verhandeld of belast met taksen. Vooraleer we de motor achter dit urbanisatieproces aanduiden, klimmen we nog even verder in de tijd op.
RUNDEREN IN DE RIDDERSTRAAT? De etymologische betekenis van de straatnaam is het enige dat een licht werpt op het verste verleden. ‘Ridderstraat’ is een vaak terugkomende straatnaam in Vlaamse en Nederlandse middeleeuwse steden. De verklaring van de naam zorgt echter voor problemen. Verschillende hypotheses doen de ronde. We overlopen de mogelijkheden en schuiven de meest plausibele naar voor. De meest evidente verklaring voor ‘Ridderstraat’ ziet in het woord ‘ridder’, een verwijzing naar de gelijknamige sociale groep. In dit geval betekent ‘Ridderstraat’ dus ‘straat van de ridders’. Deze verklaring lijkt echter onwaarschijnlijk, want onder de vroegste bewoners blijkt zich geen enkele ridder te bevinden. De eerste ridder duikt er pas op in 1338, méér dan 70 jaar na de oudste vermelding van de straat! Misschien verwees ‘ridder’ niet naar de ridders zelf, maar naar een ridderorde of een gemeenschappelijk ‘ridderhuis’. Ridderordes die zich in de steden kwamen vestigen, kochten of bouwden daar vaak een gezamenlijk huis. Dat ridderhuis zou dan in of nabij de straat gelegen moeten zijn. Deze theorie lijkt op te gaan voor de Ridderstraat in Nijmegen en Breda. Voor Brussel bestaat er echter geen enkele aanwijzing in die richting. Het enige bekende middeleeuwse ridderhuis bevond zich namelijk op de Coudenberg. 18
Het woord ‘ridder’ kon in de Middeleeuwen ook ‘rijder’ betekenen, dus ‘iemand die te paard rijdt’. De ‘Ridderstraat’ is dan de ‘straat waarlangs men rijdt’. Het zou dan gaan om een oude invalsweg van Brussel. Maar hiervoor bestaan al helemaal geen aanwijzingen. Een andere verklaring beschouwt ‘ridder’ niet als een soortnaam, maar als een eigennaam. Zo zou ‘Ridderstraat’ betekenen: ‘straat van de familie de Ridder’. Straten die naar families werden genoemd, waren zeker niet ongewoon in de Middeleeuwen. Voorbeelden uit de onmiddellijke omgeving zijn de Wolvengracht (naar de familie Wolfs), de Muntersbrug (naar Henricus de Muntere) en de Stormstraat (naar de familie Storm). Voor de Ridderstraat klopt het plaatje weeral niet. Noch in de 13de eeuw, noch in de 14de eeuw woonde er een familie de Ridder in de straat. Volgens een laatste hypothese is het foutief om ‘Ridderstraat’ als de oorspronkelijke benaming van de straat te zien. De naam uit 1263 zou in dit geval een verbastering zijn van een nog oudere straatnaam. Misschien was ‘ridder’ een vervorming van ‘rudder’, wat op zijn beurt afkomstig was van het Germaanse ‘hrunyhiz’. In het Nederlands betekent dit ‘rund’ of ‘runderen’. In die zin zou men de straatnaam kunnen verklaren als ‘runderstraat’ of ‘straat waarlangs runderen worden geleid’. Dit is echter de theorie voor de Gentse Ridderstraat. Daar was de straat een soort drijfweg voor het vee, die liep van de hoger gelegen nederzetting naar de graasweiden aan de rivier. Ook in Brussel liep de Ridderstraat de valleihelling af richting Zenne waar aan weerszijden vochtige gronden lagen die uiterst geschikt waren voor het weiden van het vee. Heuvelopwaarts liep de straat naar het Warmoesbroek. Dit bleef in de Middeleeuwen een agrarisch gebied (zie verder). Ter hoogte van de La Mondialesite, halverwege tussen de Zenne en het Warmoesbroek, kruiste de Ridderstraat de Vleeshouwerstraat. Deze straat doorsneed een ambachtelijke wijk en liep verder door naar het Vleeshuis op de Grasmarkt (nu de Dienst voor Toerisme). Nagenoeg alle Brusselse beenhouwers woonden in of vlakbij deze straat. De oudste Ridderstraat bezat dus wellicht een agrarische functie. Als drijfweg verbond ze een plattelandsgebied met graasweiden en de Vleeshouwerswijk.
DE BREUK TUSSEN STAD EN PLATTELAND In de eerste helft van de 13de eeuw kende de ontwikkeling van Brussel een enorme versnelling. Tijdens deze periode werd een eerste stenen omwalling rondom de nederzetting opgetrokken. De impact van zo’n imposante verdedigingsgordel – gracht, talud en stenen muur – was immens, ook voor de Ridderstraat.
19
Vóór de bouw van de stadsomwalling bestond Brussel uit een aantal afzonderlijke nederzettingen. Er was de religieuze kern rondom de Sint-Goedelekerk, de adellijke kern bij het hertogelijk kasteel op de Coudenberg, de handelswijk met scheepskaaien rond de Sint-Niklaaskerk en de Zenne en wellicht ook een oude bewoningskern op het SintGorikseiland. Daartussen lag een aantal min of meer geïsoleerde religieuze instellingen, zoals het Minderbroedersklooster, de Sint-Kathelijnekerk en het Sint-Jansgasthuis. De omwalling leidde zowel in defensieve als juridische zin tot de éénmaking van het 15
De stadsomwalling oefende een diepgaande invloed uit op Afb. 10. De eerste stadsomwalling ter hoogte van de Villersstraat. de Ridderstraat. Vóór de bouw van de muur bezat de straat waarschijnlijk nog haar agrarische functie. Daarna kwam de straat eensklaps binnen de stad te liggen en werd het beemdengebied doorsneden. Hierdoor verloor de straat haar primitieve functie en trok de verstedelijking er zich langzaamaan op gang.
3 14
2 1
10
4 8 9 11
12
MUURSPOREN IN DE BUURT VAN DE LA MONDIALESITE
5
13
6 7
Afb. 9. Brussel binnen de eerste stadsomwalling. 1/ La Mondialesite 2/ (Lange) Ridderstraat 3/ eerste stadsomwalling en bijhorende gracht 4/ Sint-Goedelekerk 5/ Grote Markt 6/ Coudenberg 7/ Zenne 8/ Beenhouwerswijk 9/ SintNiklaaskerk 10/ Sint-Kathelijnekerk 11/ Sint-Gorikskerk 12/ Minderbroedersklooster 13/ Sint-Jansgasthuis 14/ Zennekaaien 15/ Warmoesbroek.
stadsterritorium. Er bestond voortaan een wezenlijk verschil tussen de veilige en bevoorrechte stad binnen de muren en het platteland erbuiten. Alle hierboven vermelde nederzettingen werden geïncorporeerd. Aangezien de Ridderstraat min of meer tussen de Sint-Goedelekerk, de Zennekaaien en de Sint-Kathelijnekerk lag, sprak het bijna voor zich dat ze werd opgenomen binnen de stadsmuur, hoewel de straat als drijfweg op dat moment waarschijnlijk nog niet of weinig bebouwd was. De stadsomwalling en de boogvormige Ridderstraat kruisten elkaar tweemaal. Op de Warmoesberg werd de Warmoespoort gebouwd. Hierlangs bereikte men de Broekstraat 20
en het Warmoesbroek. De Ridderstraat liep van de poort in een boogvorm weg om vervolgens min of meer parallel aan de muur af te dalen. De maximale afstand tussen straat en omwalling bedroeg ongeveer 100 m. In de Zennevallei kwamen straat en omwalling ter hoogte van de Muntersbrug weer samen.
Sporen van de eerste stadsomwalling zijn er nog in overvloed! Ook in de onmiddellijke omgeving van de La Mondialesite treft men ze nog steeds aan. Zo is de Wolvengracht een verbastering van de middeleeuwse Wolfsgracht. Het gaat uiteraard om de gracht die net buiten de stadsomwalling werd aangelegd. Vlak erbuiten bevond zich een weg waarlangs bebouwing opdook. Vanaf dat moment ging men Wolfsgracht ook gebruiken als straatnaam. De huizen en kantoren aan de zuidzijde van de huidige Wolvengracht bevinden zich op de voormalige gracht. De omwalling zelf kliefde het huizenblok van de La Mondialesite doormidden. Hier en daar zijn nu nog enkele stukken muur bewaard. Eén van de torens werd gedeeltelijk ingekapseld in de ondergrondse parking van de gebouwen van de Nationale Bank (naast de EHSAL-hogeschool). Delen van de omwalling, voorzien van rondbogen en schietgaten, werden gereconstrueerd in de overdekte patio van het SAS-Hotel aan de Wolvengracht, terwijl zich enkele meters lager ook nog restanten bevinden in de parkeergarages.
Afb. 11. Fragment van de eerste stadsomwalling, met muurbogen, schietgaten en gracht, tot herinnering gebracht in de patio van het SAS-Hotel in de Wolvengracht.
21
A f b . 1 2 . ‘Vermiddeleeuwste’ luchtfoto van de La Mondialesite en haar onmiddellijke omgeving. De voornaamste middeleeuwse structuren zijn in kleur gezet: de eerste stadsomwalling (rood), met bijhorende gracht (blauw) en Warmoespoor t (rood). Het oude wegennet, bestaande uit hoofdstraten en kleinere zijstraten en stegen (grijs). Ook de latere Dominicanenkerk (rood) wordt weergegeven.
AMBACHTSLIEDEN, EDELLIEDEN EN GEESTELIJKEN: BUREN IN DE STRAAT
D
e verstedelijking van de Ridderstraat ving aan in de tweede helft van de 13de eeuw. Deze evolutie gebeurde niet eensklaps, maar spreidde zich geleidelijk aan uit tot in de 15de eeuw. In dit hoofdstuk schetsen we het uitzicht en het karakter van de Ridderstraat in die periode. Welke mensen woonden er? Welke activiteiten oefenden zij uit? Welke gebouwen trof men er aan?
NIEUWKOMERS IN DE RIDDERSTRAAT Ten gevolge van de bouw van de stadsomwalling bleef het agrarische karakter van het gebied niet voortbestaan. Landbouw en veeteelt hoorden vooral buiten de stadsmuren thuis. De gronden binnen de stad daarentegen stegen gevoelig in waarde. Voor de eigenaars werd het namelijk financieel interessant om hun percelen te gaan verkavelen en te verkopen aan geïnteresseerde stedelingen. Brussel ontpopte zich in de loop van de 13de en 14de eeuw tevens tot de effectieve hoofdstad van het hertogdom Brabant. Vanzelfsprekend nam de aantrekkingskracht van de stad hierdoor enorm toe. Vele nieuwkomers zochten en vonden hun weg naar Brussel. De mensen die erin slaagden zich binnen de stadsmuren te vestigen, genoten enerzijds de bescherming van de sterke walmuur, maar daarbovenop ook de vrijheden van het stadsrecht. Zo’n immigratiescenario speelde zich ook af in de Ridderstraat en haar nabije omgeving. De achternamen van de eerste bewoners van de straat zijn in dit geval typerend. Vaak wijzen ze op een vreemde afkomst. Enkele voorbeelden maken dit onmiddellijk duidelijk: Gossuinus en Johannes van Laken (1292), Henricus van Rode (1292), Balduinus van Herent (1298), Laurentius van Ukkel (1298) en Johannes van Dendermonde (1298). Helemaal karakteristiek is de aanwezigheid van de familie Rusticus. ‘Rusticus’ is niets minder dan de Latijnse vertaling van de familienaam Dorpere, een duidelijke verwijzing naar de afkomst van deze familie.
23
Het lijkt erop dat deze en andere families uit de omgeving naar de stad trokken en zich (onder meer) in de Ridderstraat vestigden. Toch zijn we hier niet zeker van, omdat we niet weten of de familienamen toen al overerfbaar waren. Feit is wel dat veel middeleeuwers steevast genoemd werden naar hun herkomst.
DE EERSTE BEWONERS: AMBACHTSLIEDEN? Van een aantal bewoners van de Ridderstraat kennen we ook het beroep. Er vallen grofweg twee groepen te onderscheiden. Tot de eerste groep behoren onder meer de volgende mensen: 1265
Johannes Pipe
wever
1292
Gossuinus de Laken
schoenlapper
1298
Johannes de Temermonda
pelsmaker
1321
Thomas
oudkleermaker
1321
Michaël de Zoene
kleermaker
Duidelijker kan haast niet: al deze personen zijn werkzaam in de textielsector! Gezien de schaarse aanduidingen is het misschien voorbarig als conclusie, maar het lijkt erop dat de buurt gedurende haar eerste bewoningsfase vooral in trek was bij textielarbeiders. Een element dat deze stelling extra ondersteunt, is de aanwezigheid van het Bogaardenklooster in de Ridderstraat. De Bogaarden waren de mannelijke tegenhangers van de beter bekende Begijnen. Beide waren gemeenschappen van respectievelijk broeders en zusters die zich niet zozeer met spirituele, maar eerder met industriële activiteiten bezighielden, vooral dan in de lakennijverheid. De aanwezigheid van de Bogaarden verstevigt de hypothese van een oude textielwijk. Rond 1270 verhuisden ze naar de huidige Bogaardenstraat, toen net buiten de eerste stadsmuur.
EEN TOEVLUCHTSOORD VOOR GEESTELIJKEN Via de semi-religieuze Bogaardengemeenschap is de stap naar de tweede groep bewoners van de Ridderstraat gemakkelijk te zetten. 1298
Balduinus de Herent
priester
1315
Henricus van Moorsel
priester van Moorsel
1325
Egidius de Filfordia
priester
1339
heer Meylleman
kanunnik van Anderlecht
1350
Godefridus van Cauwenbergh
kanunnik (van Sint-Goedele)
Ook hier is het verband duidelijk: het zijn allen geestelijken. De priesters en kanunniken
24
vormden de eersten van de lange rij geestelijken die zich aangetrokken voelden tot de Ridderstraat. De Ridderstraat bevond zich in de onmiddellijke omgeving van de Sint-Goedelekerk. Het bijhorende Sint-Goedelekapittel gedroeg zich in het middeleeuwse Brussel – en in mindere mate ook binnen Brabant – als de autoritaire gezagsdrager op kerkelijk en spiritueel vlak. De aantrekkingskracht van deze instelling was dan ook danig groot. De buurt rondom de kerk kenmerkte zich door een zeer hoge concentratie aan religieuze instellingen en geestelijken. Ook de Ridderstraat maakte overduidelijk deel uit van deze perimeter. Tegenwoordig is dit geestelijke karakter van de buurt zo goed als volledig verdwenen. Enkel de Bisschopstraat (zie verder) en het weggedoken Affligemstraatje dragen namen die ons herinneren aan een verdwenen verleden. Dit straatje, dat zich aan het uiteinde van de La Mondialesite bevindt, liep uiteraard niet naar Affligem. De naam verwees naar de gronden of bezittingen van de abdij van Affligem, één van de belangrijkste Brabantse abdijen in die tijd. In de 14de eeuw werd het bezit van deze abdij soms aangeduid als ‘woning’, soms als ‘herberg’ en occasioneel ook als ‘godshuis’. De laatste twee benamingen wijzen erop dat het niet ging om gewone huizen (die bijvoorbeeld verhuurd konden worden). Ze duiden eerder een refuge aan. Dit is een toevluchtsoord van een afgelegen klooster of abdij binnen de stad. Dergelijke complexen waren absoluut noodzakelijk in tijden van onrust op het platteland. In geval van nood konden de kloosterlingen in allerijl verhuizen naar hun refuge, die veilig binnen de stadsmuren gelegen was.
Afb. 13. De Sint-Goedelekerk lag vlakbij de Lange Ridderstraat. Zij vormde een enorme aantrekkingspool voor geestelijken en religieuze instellingen in de nabije omgeving.
Afb. 14. Het middeleeuwse Affligemstraatje bestaat nog steeds ! Ze ligt verborgen achter een dubbele deur in de Schildknaapstraat. Na de afwerking van het La Mondialeproject blijft zij de achtergrens vormen van de gerenoveerde panden. In de Middeleeuwen bevonden zich hier gronden en gebouwen van de machtige abdij van Affligem (foto genomen tijdens de renovatiewerken in het voorjaar van 2006).
Refuges waren ook bijzonder belangrijk omwille van de vele officiële en officieuze bijeenkomsten die in de Brabantse hoofdstad plaatsvonden. De abten van Affligem voerden regelmatig onderhandelingen met het Sint-Goedelekapittel, de Brabantse hertogen en met de Staten van Brabant. Gedurende die bijeenkomsten gebruikten zij hun Brusselse refuge dan ook als (tijdelijke) residentie. 25
De abdij van Affligem bezat trouwens niet als enige abdij onroerende goederen in de Ridderstraat. Ook de abdij van Grimbergen zou er later een refuge optrekken. De Dominicanen, veruit de invloedrijkste religieuze gemeenschap in de straat, vestigden er zich pas in het midden van de 15de eeuw (zie verder).
5 6 7
3
22
DE SOCIALE VERMENGING WORDT DOORGEDREVEN Het religieuze karakter van de Ridderstraat bleef eeuwenlang bestaan. Maar in de Ridderstraat – ondertussen Lange Ridderstraat geworden (zie boven) – woonden niet enkel geestelijken. Naarmate er zich meer mensen in de straat kwamen vestigen, ontwikkelde zich een grotere sociale vermenging. Vanaf de tweede helft van de 14de eeuw trof men er ambachtslieden uit verschillende sectoren aan. Het overwicht aan textielarbeiders verdween. We vermelden bij wijze van voorbeeld: 1368
Henricus Lancvoet
ijzervijlder
1394
Johannes de Muyteneere
polijster
1398
Johannes Hantse
slotenmaker
1398
Johannes Dregge
vleeshouwer
1398
Godefridus de Balleir
handschoenmaker
1444
Jan vanden Bossche
zadelmaker
Genoeg voorbeelden om duidelijk te maken dat de ambachtslieden niet meer behoorden tot één enkele industriële tak. Ook voor arbeiders uit de voedingssector, de bouwsector en de metaalindustrie werd de straat niet alleen als woon-, maar ook als werkplaats aantrekkelijk. Deze vermenging van ambachten zou trouwens blijven voortbestaan tot het einde van het Ancien Régime. In de tweede helft van de 14de eeuw vestigde er zich tenslotte een laatste belangrijke groep naast ambachtslieden en geestelijken. Eindelijk, de langverwachte ridders!
4
2
21
16 20 1
8
9
19
18
10
17 15
14
11
13
12
Afb. 15. Reconstructiekaart van de 14de-eeuwse Lange Ridderstraat met aanduiding van de belangrijke herbergen en gebouwen. 1/ Lange Ridderstraat 2/ eerste stadsomwalling 3/ Warmoespoort 4/ Wolfsgracht en achterliggende straat 5. Wolfswiket 6/ Muntersbrug 7/ Schipstraat 8/ Korte Ridderstraat 9/ Grijpstraat 10/ Blaerestraatje 11/ Vleeshouwerstraat (huidige Dominicanenstraat) 12/ Vederstraat (huidige Arenbergstraat) 13/ Stormstraat 14/ Affligemstraatje 15/ straatje van het Dominicanenklooster 16/ goederen van de abdij van Affligem 17/ herberg van Quaderebbe 18/ huis Oringen 19/ Withuys 20/ huis Rumen 21/ huis Oostervant 22/ herberg van Affligem.
complexen, bestaande uit een woongedeelte, binnenkoer, bijgebouwen en eventueel een tuin en afsluitingsmuur. De hoge status van de edellieden weerspiegelde zich op die manier in hun stedelijke residenties. Doorgaans droegen de complexen tevens een specifieke naam (zie kader). Allicht mogen we deze adellijke woningen niet als permanente verblijfplaatsen zien. Vele edellieden bezaten trouwens meerdere huizen, die verspreid lagen over de steden en het platteland. Vergezeld van hun hofhouding verplaatsten zij zich van de ene plek naar de andere. De stadswoningen van de edellieden vervulden zo een min of meer gelijkaardige functie als de refuges van de kloosters. Bij belangrijke politieke, militaire of feestelijke aangelegenheden beschikten de heren over een residentie in de binnenstad. Aangezien Brussel vanaf dat moment uitgroeide tot de reële hoofdstad van het hertogdom Brabant, was dat voor hen zeker geen overbodige luxe.
EDELLIEDEN IN RUIME RESIDENTIES EEN KLOOSTER OP DE LA MONDIALESITE Omstreeks de jaren 1340 duiken de eerste sporen op van edellieden. Ridder Amelricus van Rode bezat rechten op een huis, maar woonde er misschien nog niet zelf. In 1344 bezat heer Egidius van Quaderebbe (het huidige Kwerps, tussen Brussel en Leuven) een woning in de Lange Ridderstraat. Misschien dateert zijn vestiging van veel vroeger. Zijn woning bleef na zijn overlijden in handen van de adellijke familie en werd toepasselijk de herberg van Quaderebbe genoemd. In historische teksten worden de eigendommen van edellieden vaak omschreven als grote huizen, woningen of herbergen. Vermoedelijk waren mooi afgewerkte
26
In de meeste Europese steden vond men in de Middeleeuwen bedelordekloosters. De bedelordebeweging stamde uit het begin van de 13de eeuw in navolging van Franciscus en Dominicus. Vooraleer beide hervormers overleden, waren hun volgelingen zich reeds over heel Europa aan het verspreiden. De Dominicanen waren predikanten die door studie en ervaring het volk in het Evangelie onderrichtten. Een belangrijke pijler was de strikte vrijwillige armoede van zowel de individuele kloosterlingen als van de gehele gemeenschap.
27
QUADEREBBE, RUMEN, ORINGEN EN OOSTERVANT De adellijke residenties uit de Lange Ridderstraat hebben de tand des tijds niet doorstaan. Enkel teksten kunnen nog het beeld oproepen van de verdwenen complexen. Hier volgen enkele voorbeelden ter illustratie. De ongetwijfeld ruime en prachtige herberg van de familie Quaderebbe bevond zich ter hoogte van de La Mondialesite, tussen de latere Dominicanensteeg en het Affligemstraatje. In haar testament uit 1401 wenste Maria, vrouwe van Quaderebbe, dat de testamentaire uitvoerders na haar dood een gasthuis voor bejaarde mannen zouden stichten in het complex. Deze wens werd om onduidelijke redenen niet ingewilligd. Via allerhande schenkingen en erfenissen kwam het goed uiteindelijk in handen van Adolf van Kleef, één van de machtigste edelmannen uit de tweede helft van de 15 de eeuw (zie verder). Filips van Kleef, zoon van Adolf, bezat in Brussel een negental huizen of complexen. Eén daarvan, het hotel Ravenstein, bestaat nog steeds en vormt het enige overgebleven adellijke complex uit het 15 de - en 16 de -eeuwse Brussel. Het geeft een beeld van wat de verdwenen residenties in de Lange Ridderstraat moeten zijn geweest. Vlakbij de herberg van Quaderebbe bevonden zich twee andere adellijke woningen: het huis van Rumen en het huis Oringen. Ook deze lagen op de plaats van de La Mondialesite, waarschijnlijk ter hoogte van het ‘huis David’ in de latere Leopoldstraat (zie verder). In 1371 werd het huis van Rumen voor het eerst vermeld als huis van Arnould d’Oreye, heer van Rumen. Deze edelman had op dat moment duidelijk schulden, want zijn Brusselse woning werd aangeslagen en kwam in handen van graaf Willem van Namen. Via Johannes van Namen en hertogin Johanna van Brabant kwam de herberg uiteindelijk in handen van lagere heren, vermoedelijk omdat de vermelde topedellieden er toch weinig of niet verbleven. Later werden de huizen Rumen en Oringen opgenomen in het Dominicanenklooster (zie verder). Tot slot vestigde de hertog van Brabant zijn voornaamste muntatelier een tijdlang in de Lange Ridderstraat. Hij bracht deze onder in de vroegere herberg van Oostervant. Ten gevolge van de nieuwe functie werd het complex door de stadsbewoners algauw de Munte genoemd. De huidige Muntschouwburg verwijst nu nog steeds naar dit middeleeuwse muntatelier!
28
De stad vormde de vestigingsplaats bij uitstek voor deze orden. Daar vonden zij immers het grootste aantal toehoorders voor hun apostolaat en hun predikaties en konden ze voldoende giften voor hun onderhoud werven. Ook de stad Brussel bleek aantrekkelijk voor de bedelorden. Reeds in de 13de eeuw bestonden er gemeenschappen van Franciscanen en Karmelieten. Vervolgens ondernamen ook de Dominicanen in 1310 een poging om zich te vestigen in Brussel, maar om onbekende redenen werd dit hen geweigerd. Het zou nog anderhalve eeuw duren vooraleer de Dominicanen toch voet aan de grond kregen in de stad. In 1457 bepleitte Isabella van Portugal, hertogin van Bourgondië, de zaak in eigen persoon bij haar man Filips de Goede en bij de paus. De aanvraagprocedure sleepte acht jaar aan, maar in 1465 werd het klooster uiteindelijk officieel erkend. Inmiddels had de hertogin de nieuwe gemeenschap wel al een gebouw bezorgd. Zij schonk de Dominicanen het reeds vermelde huis Rumen in de Afb. 17. Het Dominicanenklooster afgebeeld op een 18 Lange Ridderstraat. In 1466 vormden eeuws stadsplan van Brussel. de broeders de huiskapel om tot een koor. Algauw bleek het complex echter te klein en begonnen de Dominicanen gronden en huizen in de omgeving op te kopen. Ook het huis Oringen kwam op die manier in hun bezit. In 1486 kochten ze een ander huis in de Lange Ridderstraat en lieten het afbreken om er vervolgens een volwaardige kloosterkerk op te trekken. de
Het kloostercomplex dat aldus ontstond, bevond zich midden in het bouwblok van de La Mondialesite. Doorheen de geschiedenis werd het voortdurend verfraaid en uitgebreid dankzij de vele giften van stedelingen en edellieden. De Dominicanen genoten zeer duidelijk een grote faam onder de bevolking. De kloostergemeenschap beleefde ook enkele crisismomenten. Tijdens de Godsdienstoorlogen in de tweede helft van de 16de eeuw zetten de Calvinisten de Dominicanen en andere kloosterorden uit hun gebouwen. Daarop werden de kerk en het bijhorende klooster geplunderd en omgevormd tot een Protestantse tempel.
Afb. 16. Het hotel van Ravenstein, het enige overgebleven middeleeuwse huizencomplex van de topadel in Brussel-Centrum.
Na de overgave van Brussel aan de Spanjaarden in 1585 keerden de Dominicanen terug uit ballingschap. Een lange periode van herstellingen, verbouwingen en uitbreidingen brak aan. Dankzij het Contrareformatorische bewind konden vele kerkelijke instellingen rekenen op financiële en materiële steun van de overheid en de 29
bevolking. In de eerste helft van de 17de eeuw werd onder meer de grote kapittelzaal gebouwd en breidde men het klooster uit met een brouwerij, een bibliotheek, een noviciaat, een ziekenzaal, leslokalen en een binnenplaats met wandelgangen. Eén van de meest in het oog springende gebouwen was de zogenoemde kapel van de Spanjaarden. Aangezien de Zuidelijke Nederlanden vanaf de 16de eeuw onder de Spaanse Kroon vielen, was een grote massa Spanjaarden in Brussel aanwezig. Dit volk koesterde een bijzondere devotie voor Sint-Dominicus. De Spaanse inwijkelingen lieten in 1594 een kapel bouwen, vermits de Dominicanenkerk zelf te klein werd om alle gelovigen te blijven herbergen. Deze kapel bevond zich in het begin van de huidige Leopoldstraat, pal tussen het hoekpand van La Mondiale en de Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek.
Afb. 18. De vroegere ingang van het Dominicanenklooster liep door een gang rechts van de kerk. Deze steeg bestaat nog steeds en wordt in het La Mondialeproject geïntegreerd als toegang tot de patio van het hotel (foto genomen tijdens de renovatiewerken in het voorjaar van 2006).
EDELE SCHENKERS Heel lang duurde het niet vooraleer de Dominicanen en de edellieden van de Lange Ridderstraat met elkaar contact zochten. De edellieden bleven zoeken naar nieuwe mogelijkheden om hun status ruimtelijk en materieel te vertalen. Van hun kant waren de Dominicanen voor hun onderhoud en bezittingen in grote mate aangewezen op de milde schenkingen van de bevolking. Vooral de rijken hadden delen van hun bezit veil voor de kloostergemeenschap. Door middel van allerhande schenkingen en stichtingen trachtte de topklasse – hoewel dikwijls niet vies van een losbandig leventje – zich te vereenzelvigen met de idealen van ascese, armoede en Afb. 19. Een oude grafsteen afkomstig uit het contemplatie, die door de bedelmonniken Dominicanenklooster, nu ingewerkt in de vloer van de Muntschouwburg. uitgedragen werden.
DE HEREN VAN KLEEF EN HET DOMINICANENKLOOSTER We halen nog het zeer sprekende voorbeeld aan van Adolf, hertog van Kleef, heer van Ravenstein en Wijnendale én ridder van de Orde van het Gulden Vlies. Hij was één van de exclusieve verwanten van het hertogelijke hof in de tweede helft van de 15de eeuw. Adolf van Kleef schopte het tot luitenant-generaal van de Nederlanden in de periode 1474-1481. Na de dood van hertog Karel de Stoute in 1477 regeerde hij in overleg met de kanselier en de leden van de Grote Raad over de Nederlanden. Verder was hij tevens de voogd van Maria van Bourgondië en van haar kinderen Filips de Schone en Margareta. Een roemrijkere carrière kon een edelman zich haast niet wensen! Adolf van Kleef bezat de voormalige herberg van Quaderebbe die zich vlak naast de Dominicanenkerk bevond (zie boven). Uit zijn testament bleek duidelijk hoezeer hij zich verwant voelde met dit klooster: hij wenste begraven te worden in het koor van de kerk. Er werd een grafmonument gebouwd vóór het hoofdaltaar dat versierd was met vergulde beelden van het overleden echtpaar en dat voorzien was van Latijnse en Franse grafschriften. De lichamen rustten in twee loden kisten in een grafkelder onder het mausoleum. Ook hun zoon Filips van Kleef liet zich samen met zijn echtgenote Françoise de Luxembourg begraven bij de Brusselse Dominicanen. In 1524 liet Filips eveneens een kapel optrekken in de kerk en droeg deze op aan zijn patroonheilige.
giften. Een laatste, veel voorkomend fenomeen bestond erin zich te laten begraven in het klooster. Uiteraard kan men voor het Dominicanenklooster van Brussel hiervan vele voorbeelden terugvinden. De eerste weldoenster van de Domincanen was uiteraard Isabella van Portugal. Zij bezorgde de gemeenschap een soort opstartkapitaal door de schenking van een eerste gebouw. Daarnaast stak ze de orde nog allerhande giften toe. In de 16de, 17de en 18de eeuw zouden talrijke andere edellieden haar voorbeeld volgen.
De milde schenkingen zijn op te delen in verschillende categorieën: schenkingen van gronden en gebouwen, schenkingen van liturgische voorwerpen en stichtingen van missen, jaargetijden en broederschappen. Uiteraard bestonden er tevens puur geldelijke 30
31
A f b . 2 0 . D e o n d e r ve rde lin g v an d e st a d i n ver s c h ille n de w i j ke n o p h et p e rc e e ls pla n v an ca . 1 7 8 0 . D e La n g e R i d d e r st r a a t , c e n tr a a l o p de a fb e e l di n g , wo r dt g e s plit s t e n g aat d e e l u i t m a ke n v a n t we e ve r s c hi l l e n d e w i j ken .
DE LANGE RIDDERSTRAAT VAN EIND 15DE TOT EIND 18DE EEUW
H
istorici worden geconfronteerd met een groot probleem wanneer ze de geschiedenis van een Brusselse wijk, straat, bouwblok of huis trachten te reconstrueren. Er gaapt immers een brede kloof tussen de middeleeuwse periode en de 18de eeuw! De bewaarde archiefdocumenten uit de periode vanaf het einde van de 15de eeuw tot aan het einde van het Ancien Régime (eind 18de eeuw) zijn moeilijk toegankelijk. Daarenboven werd een deel van de stedelijke archieven vernietigd ten gevolge van het bombardement op de stad in 1695 (zie verder). Gelukkig is er een reeks 17de- en 18de-eeuwse wijkboeken bewaard gebleven. Hierin bevinden zich belangrijke gegevens over de Brusselse huizen en hun bewoners. Wat de 15de en de 16de eeuw aangaat, heeft de zoektocht naar documenten in feite meer met geluk te maken dan met gericht historisch onderzoek! Specifieke documenten over de straat en de buurt zijn moeilijk opspoorbaar. Er zijn echter wel een aantal meer algemene documenten zoals tellingen, kaarten en stadsordonnanties, die gegevens leveren.
DE LANGE RIDDERSTRAAT OP DE TELLER Vanaf het einde van de 15de eeuw streefde de overheid naar een grotere boekhoudkundige systematiek voor het innen van haar hoofdelijke belastingen. Daarom werden op verscheidene tijdstippen tellingen georganiseerd waarbij officiële ambtenaren door de straten liepen en het aantal haarden of huizen telden. Op die manier poogde de overheid een idee te krijgen van het aantal belastbare onderdanen. Dergelijke tellingen vonden onder meer plaats in 1496 en 1526. De stad Brussel werd opgedeeld in wijken. Elke wijk werd beschreven volgens het aantal bewoonde, onbewoonde en arme huizen. De Lange Ridderstraat was blijkbaar té lang en werd daarom in twee afzonderlijke wijken ondergebracht. Het bovenste deel viel onder de ‘wijk van de Lange Ridderstraat’, het onderste deel onder ‘de wijk van de Korte Ridderstraat’. Ook een aantal kleinere zijstraten en stegen maakten deel uit van deze twee wijken. 33
De beide tellingen samen geven een aantal van ongeveer 200 bewoonde huizen (respectievelijk 204 en 197 bewoonde huizen in 1496 en 1526). Op een kwarteeuw tijd bleef het (bewoonde) huizenbestand dus nagenoeg ongewijzigd. Deze stagnatie verraadt dat de wijk en de straat vanaf het einde van de 15de eeuw langzaamaan volgebouwd geraakten. Na de agrarische tijd (12de-13de eeuw) en de fasen van inwijking (13de-14de eeuw), sociale vermenging en verdichting (14de-15de eeuw), volgde dus een nieuwe periode, de stagnatiefase. Een andere vaststelling is dat het aantal onbewoonde en arme huizen vrij laag lag. In 1496 ging het om 13,5 % van het totale huizenbestand en in 1526 was dat 17,2 %. Al bij al ging het dus nog steeds om een vrij welstellende buurt, al zijn de stagnatie van het aantal huizen en de lichte stijging van armoede en leegstand misschien voortekenen van de naderende 16de- en 17de-eeuwse crisissen.
STEDENBOUWKUNDIGE OPLOSSINGEN De Lange Ridderstraat raakte dus vermoedelijk volgebouwd vanaf de eerste helft van de 16de eeuw. De buurt was nog steeds in trek dankzij de nabijheid van belangrijke centra als de Sint-Goedelekerk, de Grasmarkt en de Grote Markt. Ook de vestiging van het Dominicanenklooster, een aantal refuges en een reeks adellijke residenties zorgde voor extra aantrekking. Terzelfder tijd trachtten het Dominicanenklooster en onder meer de refuge van Affligem continu hun complexen uit te breiden. Hierdoor verhoogde de gronddruk uiteraard gevoelig. Aangezien de straat zelf al behoorlijk volgebouwd was, realiseerden zij hun uitbreidingsplannen hoofdzakelijk binnenin de bouwblokken. Vanaf het einde van de 15de eeuw en vooral in de loop van de 16de eeuw kochten deze instellingen bijvoorbeeld gronden op aan de achtergelegen Wolvengracht. Tegelijkertijd voerden ze onderhandelingen met de stadsoverheid om delen van de voormalige walmuur en gracht te verwerven en te incorporeren binnen hun complexen.
van Mechelen culmineerde in de functie van abt van Affligem, vormde hij dit complex om tot zijn eigen residentie. Dit verklaart meteen ook waarom de naam van het laagste deel van de straat korte tijd later evolueerde naar Aartsbisschopstraat. Nadien verkortte men deze gewoon tot Bisschopstraat, de naam die de straat nu nog steeds draagt. De Sint-Bernardusabdij kocht een gebouw in het hoger gelegen straatgedeelte en vormde dit om tot refuge (ongeveer op de locatie van het huidige SAS-Hotel). Enkele jaren later verwierf ook de Antwerpse Sint-Michielsabdij er gebouwen. Net zoals in de 14de eeuw speelde de onmiddellijke nabijheid van de Sint-Goedelekerk nog steeds de doorslaggevende rol bij elk van deze inplantingen.
DE STRAAT OP DE KAART Op het Brusselse stadsplan uit 1572, gegraveerd door Braun en Hogenberg, zijn de vermelde tendensen duidelijk merkbaar. De Lange Ridderstraat kenmerkt zich door een aaneengesloten bebouwing. In de achtererven takken verscheidene gebouwen reeds aan op de oude walmuur en te midden van de voormalige Wolfsgracht bevinden zich al verscheidene huizen. 16 15
7
8
14
11
17 6
2
1 13
De refuge van Affligem bezat onder andere een vijver (vermoedelijk een deel van de oude stadsgracht) en verkreeg de toelating om een brug te bouwen. De Dominicanen kochten delen van de omwalling en doorbraken deze door middel van poorten en vensters. Op die manier geraakte de stadsmuur geleidelijk aan ingekapseld en werden bepaalde delen volledig aan het oog onttrokken. Deze evolutie – die ook elders in de stad aan de gang was – zorgde voor een verminking van de oorspronkelijke architectuur, maar betekende uiteindelijk ook de redding van grote stukken muur. Sommige delen staan immers nog steeds overeind (zie boven). In de 16de eeuw werd het aantal kerkelijke instellingen met ‘zetel’ in de Lange Ridderstraat nog verhoogd. De abdij van Affligem verwierf een aantal eigendommen in het laagste deel van de straat. Aangezien vanaf de tweede helft van de 16de eeuw de aartsbisschop 34
3 12
Afb. 21. Fragment van het stadsplan van Braun & Hogenberg (1572). 1/ Lange Ridderstraat 2/ Dominicanenklooster 3/ de Munt 4/ refuge van de aar tsbisschop van Mechelen 5/ Zenne 6/ drooggelegde Wolfsgracht met nieuwe bebouwing 7/ locatie van de voormalige Warmoespoor t 8/ restanten van de eerste stadsomwalling, achter het Dominicanenklooster 9/ Bisschopstraat 10/ Muntersbrug 11/ Vleeshouwerstraat en -wijk 12/ Kor te Ridderstraat 13/ Grijpstraat 14/ Affligemstraatje 15/ Arenbergstraat 16/ Stormstraat 17/ Warmoesbroek.
4
9
5
10
35
Op het plan is ook te merken dat het stratenpatroon wijzigingen onderging. In de Lange Ridderstraat had men omstreeks 1531 het gebouw van de Munt neergehaald. Op de vrijgekomen terreinen legde men een nieuwe straat aan, precies in het verlengde van de Korte Ridderstraat (huidige Kleerkoperstraat). Achter deze terreinen werd vervolgens een gat in de omwallingmuur geslagen en werd de gracht gedempt. De nieuwe straat werd breed uitgedacht vanuit de bedoeling er een marktplein aan te leggen, net vóór het nieuw aangelegde Muntgebouw. Zeer toepasselijk noemde men dit plein Place de la Monnaie. Het gat in de stadsomwalling – het zogenoemde Trou de la Monnaie – bleef echter een smalle passage. Op die manier kwam een rechtstreekse verbinding tot stand met het Warmoesbroek, een overgebleven agrarisch gebied binnen de stad (zie boven – de buurt van de huidige Nieuwstraat en het Martelarenplein). Er was eveneens een vlottere circulatie vereist beneden aan de Lange Ridderstraat. Midden 16de eeuw was de stad gestart met het graven van de ‘Nieuwe Schipvaart’, een kanaal dat Brussel met de Rupel (en de Schelde) zou verbinden. De aanleg van deze Afb. 22. De herinrichting van de Muntsite, na afbraak van het oude Muntgebouw. Rechts: de brede Place de la Monnaie. Links: vaart betekende een enorme het nauwe Trou de la Monnaie (in moeilijk leesbaar handschrift op economische stimulans voor de wijken op de linkeroever van de Zenne. Op de rechteroever werd ook de Lange Ridderstraat meegenomen in deze stedenbouwkundige ontwikkelingen. Het stadsbestuur besliste om een aantal huizen in de buurt van de Muntersbrug af te breken. Op die manier werd een vlotte doorgang verzekerd voor de wagens en karren die van de vaart naar de straat zouden rijden en omgekeerd.
DE 17DE EEUW IN WIJKBOEKEN De wijkboeken vormen een grote serie registers, opgesteld per wijk, waarin de stadsoverheid alle akten inzake vastgoedtransacties liet optekenen. De eerste reeks wijkboeken, die van het midden van de 17de eeuw tot diep in de tweede helft van de 18de eeuw gaan, bevat chronologisch geklasseerde akten. In de tweede reeks wijkboeken, die de rest van de 18de eeuw dekken, werden de akten niet meer chronologisch, maar per huisnummer gerangschikt. Het zou hier gaan om het oudste huisnummeringsysteem van Brussel, dat werd ingevoerd onder het Oostenrijks bewind.
wyck. Vermoedelijk is Sinct Oyns een afkorting van Sint-Anthonius, maar waar deze naam precies vandaan komt, is niet duidelijk. In de akten worden de ruimtelijke structuren uit de onmiddellijke omgeving meermaals vermeld. Zeer kenmerkend waren de vele straetkens en gangen, oude relicten van vroegere, middeleeuwse perceelsgrenzen en toegangen tot achtererven. In de 17de en 18de eeuw waren de meeste van deze stegen nog openbaar. Tegenover de kerk van de Dominicanen bevond zich bijvoorbeeld het kleine Blaerestraetken, een steeg die later werd omgevormd tot de Ruelle du Mugissement. Vervolgens werd haar uitgang in de Lange Ridderstraat volledig afgesloten en ingekapseld in een nieuwbouw. De steeg bleef enkel aan haar andere zijde voortbestaan als de Impasse de la Fidélité. Tegenwoordig is het een veelbezocht steegje dankzij Afb. 24. In de Schildknaapstraat Afb. 23. Het voormalige Blaerestraetken het beeldje van wordt het voormalige Blaerestraetken leeft nog steeds door als een kleine private ‘Jeanneke Pis’ tegenwoordig afgesloten door de poor t steeg. Ze zit volledig weggeborgen in het van huis nr. 43. Hier vlak achter ver trekt bouwblok tussen de Schildknaapstraat en (zie verder). Een de weggemoffelde steeg. de Beenhouwerstraat. speurtocht op locatie levert echter het bewijs dat ook het verdwenen gewaande deel nog steeds bestaat. De steeg zit weliswaar volledig weggeborgen achter talloze hoge muren. Een nagenoeg identiek verhaal is dat van het middeleeuwse Affligemstraetje. In de 17deen 18de-eeuwse wijkboeken werd dit kleine straatje nog veelvuldig vermeld. Later werd het door de bebouwing ingekapseld. Toch blijft ook dit steegje voortleven, tot op heden ! Het vormt nu immers de begrenzing van de La Mondialesite (zie boven).
In de eerste reeks wijkboeken werd de Lange Ridderstraat onderverdeeld in twee delen. Het laagste deel heette de Lange Ridderstraetwyck en omvatte de Bisschopstraat en de Korte Ridderstraat (die vanaf dan ook al Oudkleerkoperstraat werd genoemd). Het hoger gelegen deel van de straat ressorteerde onder de zogenoemde Sinct Oyns 36
37
BOMMEN OP DE SCHILDKNAAPSTRAAT Voor de Brusselse geschiedenis betekent 1695 een niet weg te denken datum. In dat jaar beval de Franse Zonnekoning Lodewijk XIV Brussel te bombarderen. Van 13 tot 15 augustus voerde de Franse artillerie het bevel zonder omzien uit. Op de complexe politieke achtergronden van deze dramatische beslissing gaan we hier echter niet verder in. De gevolgen van drie dagen van beschietingen waren niet te overzien. Zowat de hele stadskern rondom de Grote Markt werd herschapen tot een immense ruïne. Ramingen hebben het over meer dan 4000 gebombardeerde huizen. De Lange Ridderstraat viel slechts gedeeltelijk binnen het zwaar gebombardeerde gebied. Jammer genoeg zijn de plannen en teksten die de grenzen van de getroffen stadsdelen afbeelden of beschrijven, zelden duidelijk en éénduidig. De akten in de wijkboeken maken melding van een aantal affgebrande ende gebombardeerde erffve in de Lange Ridderstraat, waarop zich steenen ende materialen daer aen toebehoorende bevonden. Hun aantal lag zeker niet hoog. In het hoogste deel van de straat werden slechts enkele percelen op die manier omschreven. Het lijkt erop dat dit deel het bombardement vrij ongeschonden doorstaan heeft. Het Dominicanenklooster en de lagere delen van de straat vielen daarentegen wél binnen de ernstig getroffen perimeter. Van de kerk stonden na de beschietingen nog slechts de voorgevel en delen van de zijbeuken overeind. In het achtergelegen klooster bleven enkel de brouwerij, de keukens, de kelders en een deel van de ziekenzaal bewaard. Vele kunstwerken en altaarstukken uit de kerk – onder meer een schilderij van Pieter-Paul Rubens en het grafmonument van Adolf van Kleef – vielen ten prooi aan de vlammen. Ook de voormalige woning van de familie van Kleef werd vernietigd.
DE HEROPBOUW EN DE LAATSTE STUIPTREKKINGEN VAN HET ANCIEN RÉGIME Ondanks de enorme schade bleef de stad niet treuren om het verlies. In een korte tijdsspanne werden de getroffen stadsdelen met vereende krachten heropgebouwd. Als geslaagde voorbeelden van deze snelle heropbouw getuigen bijvoorbeeld de Grote Markt, maar evenzeer het Dominicanenklooster. In 1700 – amper vijf jaar na de beschieting – was het grootste gedeelte van het klooster alweer heropgebouwd of gerestaureerd. Een gravure uit 1715 biedt een precieze weergave van het kloostercomplex. Aan de achterzijde van het complex en in de buurt van het Affligemstraatje vallen weliswaar nog enkele ruïnes op. Het klooster zelf is daarentegen volledig hersteld en reeds voorzien van prachtig aangelegde tuinen.
38
3
7 1
8
4 10 2 5
6
9
Afb. 25. Gravure van het Dominicanenklooster vanuit noordelijk perspectief (1715). Enkele gebouwen liggen nog in puin, een gevolg van het bombardement in 1695. 1/ kerk 2/ Lange Ridderstraat 3/ hoger gelegen gebouwen in de Lange Ridderstraat, die nog in puin liggen 4/ deel van de eerste stadsomwalling, achtermuur van het kloostercomplex 5/ keuken van het klooster 6/ molen van het klooster 7/ galerij van de voormalige herberg Quaderebbe 8/ Spaanse kapel 9/ kloostermuur aan de achterzijde van de Munt 10/ claustrum.
Een andere gravure dateert uit 1729 en werd ditmaal getekend vanuit het gezichtspunt van de Lange Ridderstraat. Er valt geen enkele ruïne meer te bespeuren. Pal op de La Mondialesite, langs de huidige Leopoldstraat, bevond zich toen het kerkgebouw met een zeer langwerpig schip, afgesloten door een polygonaal koor. De kerk stelde het zonder transept, beeldhouwwerken of andere versieringen. Op het dak bevond zich slechts een klein lantaarntorentje. Al deze uiterlijke kenmerken van de kerkarchitectuur zijn in verband te brengen met idealen als ascese, eenvoud en armoede (zie boven). De kerk reikte in die periode bijna tot tegen de restanten van de eerste stadsomwalling. Een deel van de kloostergebouwen – links van de kerk – integreerden resterende fragmenten stadsmuur. In het westen reikten de kloostertuinen en aanpalende gebouwen tot aan de Munt. De verbouwingen en vernieuwingen tonen aan dat het klooster in de 18de eeuw een periode van voorspoed en bloei doormaakte. In 1783 ontsnapten de Dominicanen wel op het nippertje aan de afschaffing van de kloosters, een maatregel die uitgevaardigd werd door de Oostenrijkse ‘keizer-koster’ Jozef II. Onder het Franse 39
WHAT’S IN A NAME ? In de 18de eeuw onderging de Lange Ridderstraat nog een aantal naamsveranderingen. Achteraf beschouwd lijkt het een ietwat absurd verhaal, misschien zelfs moeilijk om te blijven volgen. Zoals vermeld, werd het laagste deel van de straat reeds vanaf de 16de eeuw Bisschopstraat genoemd. Volgens bepaalde auteurs duidde men het bovenste deel in de 18de eeuw aan met Grande rue des Dominicains, dit in tegenstelling tot de Petite rue des Dominicains (de huidige Dominicanenstraat). In de wijkboeken is van deze naam echter geen enkel spoor te bekennen. De aloude middeleeuwse namen Lange Ridderstraat en Vleeshouwerstraat bleven er in voege. Men krijgt soms de indruk dat iedereen de straten naar eigen goeddunken een naam gaf.
Afb. 26. Gravure van het Dominicanenklooster uit 1729. Ditmaal worden de gebouwen afgebeeld vanuit het gezichtspunt van de Lange Ridderstraat. 1/ kerk 2/ Lange Ridderstraat 3/ ingang van het kloostercomplex 4/ Spaanse kapel 5/ SintElooiskapel 6/ andere toegang tot het klooster 7/ spreekhuis van het klooster 8/ claustrum.
bewind zou het Brusselse Dominicanenklooster definitief afgeschaft worden. In 1796 werden de kloosterlingen uit hun gebouwen verdreven en amper een jaar later werd het complex openbaar verkocht (zie verder).
DE 18DE EEUW IN WIJKBOEKEN Het beeld van de Lange Ridderstraat dat gedistilleerd kan worden uit de 18de-eeuwse reeks wijkboeken, verschilt niet veel van het 17de-eeuwse beeld. De meest in het oog springende trend is wellicht de schaalvergroting van de gebouwen. In meerdere eigendomsakten is er namelijk heel concreet sprake van ‘grote huizen’, terwijl dit in de 17de-eeuwse akten minder het geval is. Misschien was de wijk in trek bij een rijkere klasse die verscheidene percelen opkocht en deze samenvoegde tot grotere complexen.
Rond 1775 besliste het bestuur van Karel van Lotharingen een naamsverandering door te voeren: de Lange Ridderstraat kreeg vanaf dan voor het eerst de officiële naam Grande rue de l’Ecuyer. Hoe men erin slaagde om ridder te vertalen door schildknaap, blijft een raadsel, zeker als men voor ogen houdt dat een schildknaap ‘slechts’ de jonge knecht van een ridder was. Brussel bezat toen ook een Petite rue de l’Ecuyer, maar deze bevond zich dan weer aan de achterkant van de Sint-Goedelekerk. Straatnamen wisselden echter vaak even snel als bestuurders. Onder het Franse bewind aan het eind van de 18de eeuw werd de straat herdoopt tot Rue de la Réunion. De Fransen zouden op die manier trouwens een groot aantal Brusselse straten herbenoemen naar de republikeinse waarden waar zij voor stonden. Amper 10 jaar later keerde men terug naar de naam die onder Karel van Lotharingen werd ingevoerd. En nog eens een halve eeuw later viel het adjectief ‘lange’ of ‘grande’ voorgoed weg. De straat ging voortaan door het leven als de ‘Schildknaapstraat’ of ‘Rue de l’Ecuyer’. Trouwens, ook de Petite rue de l’Ecuyer verdween en werd omgevormd tot de ‘Jonkerstraat’ of ‘Rue du Gentilhomme’. Ze bevindt zich nog steeds achter de Sint-Goedelekerk.
De beschrijvingen puilen uit van informatie over de vele opmerkelijke onderdelen van deze ‘grote huizen’ : kelders, kamers, voorhuizen, achterhuizen, ‘saletten’, zolderingen, ‘remisen’, ‘bassecours’, galerijen, hoven, paardenstallen, enzovoort. Het merendeel van deze ‘grote huizen’ bevond zich vlakbij het Dominicanenklooster, zoals op de vermelde gravure uit 1729 duidelijk waar te nemen valt. Het zogenoemde Magasin des Indes dat voor het eerst opduikt in 1727, is een treffend voorbeeld. Dit gebouw, recht tegenover de Dominicanenkerk, sloot het reeds vermelde Blaerenstraetje af aan de zijde van de Lange Ridderstraat. De nieuwe eigenaar kocht beide hoekgebouwen van het steegje op, annexeerde vervolgens ook de steeg zelf en maakte er één enkel groot huis van. 40
41
Afb. 27. Op het einde van de 18 de eeuw breekt een periode aan waarbij onafgebroken getracht wordt om de middeleeuwse omgeving te her tekenen en aan te passen aan nieuwe verkeerstechnische noden. Het definitieve ontwerp uit 1819 is van architect Damesme. Centraal staan het nieuwe Muntplein en de schouwburg, die aan de achterzijde wordt begrensd door de Leopoldstraat.
STEDENBOUWKUNDIGE CHIRURGIE (EINDE 18 EEUW – 1820) DE
H
et vroegste Muntplein kwam in 1531 tot stand op het ogenblik dat dwars door de huizenblokken een eerste verbinding werd getrokken tussen de Schildknaapstraat en de Wolvengracht (zie boven). Het smalle, langgerekte plein dankte haar naam aan de nabijheid van de 14de-eeuwse muntslagerij. Omstreeks 1700 werd deze flessenhals gedeeltelijk opgenomen in een speculatieve vastgoedoperatie. Gio-Paolo Bombarda, thesaurier van de Spaanse landvoogd Maximiliaan-Emmanuel II van Beieren, verwierf stapsgewijze een reeks gebouwen die uitkwamen op het Muntplein en met hun achtergevel aanpaalden tegen de Sint-Elooiskapel in de Schildknaapstraat. Op deze plek trokken Paolo en Pietro Bezzi de allereerste Muntopera op. Met de bouw van het theater werd een nieuw accent gelegd in de geschiedenis van de buurt. Aanvankelijk bleef de stedenbouwkundige impact ervan beperkt. Zodra echter in 1796 het Dominicanenklooster werd ontbonden en na de afbraak nieuwe potentiële terreinen vrijkwamen, vond een schaalvergroting plaats die leidde tot de totale herstructurering van het tot dan vooralsnog in wezen middeleeuwse stadsweefsel.
Afb. 28. Eén van de weinige afbeeldingen van de oude opera. Het theater bestond uit twee tegen elkaar geplakte langwerpige gebouwen. Het deel langs de straatkant was een verbloemd woonhuis. De eigenlijke schouwburg bevond zich aan de achterkant. In het noorden werd tussen het theater en de herberg ‘De Drie Roskammen’ een ruimte uitgespaard voor het Muntsteegje dat het Muntplein verbond met een achteringang van het Dominicanenklooster.
GETOUWTREK ROND EEN OPERA Reeds op het einde van de 18de eeuw bevond de opera van de gebroeders Bezzi zich in een gevorderde staat van verval. Het gebouw bleek qua veiligheid en stabiliteit op een ondoordachte manier te zijn opgetrokken. Vanaf 1780 brak een periode aan waarbij plannen werden gelanceerd om niet enkel een nieuwe schouwburg op te trekken, tegelijk wilde het 43
stadsbestuur de hele omgeving hertekenen om op die manier de noden op te vangen van een toegenomen verkeersdebiet. De Oostenrijkse regering gaf hierbij de eerste aanzet. In 1785 diende Charles De Wailly bij de overheid een plan in om de oorspronkelijke schouwburg grondig te restaureren. De voorgevel aan het Muntplein bleef behouden. Maar verder zou binnen de structuur van het oude gebouw een nieuw en groter theater worden opgetrokken. Om de circulatiedruk in de nauwe hals van het Muntplein te ontlasten, stelde De Wailly voor om de Sint-Elooiskapel herin te richten tot een inkomsthal voor de in rijtuigen arriverende toeschouwers. De achterkant van de schouwburg werd met een binnenplein en een overdekte galerij aan de kapel gelijmd. Het concept van De Wailly was bijgevolg meer dan een louter architecturaal ontwerp. Het verhulde een stedenbouwkundig inzicht in het alsmaar nijpender wordende verkeersprobleem. Het Muntplein was sinds 1531 de enige dwarsstraat die de Wolvengracht met de Schildknaapstraat verbond. Dit werd hoe langer hoe meer een onhoudbare situatie. De nabijheid van het in 1775 aangelegde Martelaarsplein zorgde voor een stijgende circulatiedruk. Voortaan zou elk plan voor een nieuwe schouwburg rekening houden met deze verkeerstechnische eis. De Wailly’s galerij was een bescheiden aanzet tot de latere dwarsdoorsteek, namelijk de Leopoldstraat. De nood aan nieuwe en vlotte verbindingswegen kwam ook duidelijk tot uiting in een anoniem plan dat in hetzelfde jaar 1785 werd voorgelegd. Hierin werd overwogen om achter Bezzi’s theater, op de plaats van het te slopen Dominicanenklooster, een nieuwe Grasmarkt te ontwerpen. Er werd een plein uitgetekend, omgeven door burgerhuizen, boutieks en cafés en geflankeerd door twee dwarsstraten tussen de Wolvengracht en de Schildknaapstraat. Het opzet was duidelijk. De oude Grasmarkt, aan het begin van de Magdalenastraat, was door de verkeersdrukte te gevaarlijk geworden en moest worden ontdubbeld. De woelige politieke tijden schoven voorlopig elk project op de lange baan. Het was wachten op de Fransen voor een nieuwe stap. In 1796 sloot het Dominicanenklooster haar poorten. De Afb. 29. Het plan van Delcambe en Bélanger met onder meer de plattegrond van het geplande Handelsplein en de aan te terreinen werden opgekocht door leggen verbindingsas met de Grote Markt. de Brusselse speculant PhilippeFrançois Delcambe, die samen met architect Bélanger in de jaren nadien een megavastgoedproject trachtte door te duwen. De bouw van een nieuwe schouwburg was hierin slechts een onderdeel van een veel groter opgezette, commerciële vastgoedoperatie. De ruimte tussen de Wolvengracht en 44
de Schildknaapstraat werd opgevuld door een met zuilen omzoomd Handelsplein. De prioriteit ging uit naar winkels, handel en horeca. Andermaal werd aandacht besteed aan de verkeerssituatie door tussen de Wolvengracht en de Grote Markt een rechtstreekse verbinding aan te leggen, een verre voorloper van de Sint-Hubertusgalerijen. Delcambe ving echter bot. Het prijskaartje voor de realisatie was te kostelijk.
DE PLANNEN VAN LOUIS-EMMANUEL-AIMÉ DAMESME. Uiteindelijk werd het de Franse architect Damesme die in twee tijden zijn ontwerp kon doordrukken. Het eerste plan dat hij in 1812 op tafel legde, omvatte drie componenten: de realisatie van een theater, een paardenmanège en de aanleg van een dwarsstraat. De geplande schouwburg was opmerkelijk groter en lag voor een deel op het oude kloosterterrein. In haar breedte as lag de manège. De hoofdgevel ervan liep parallel met de dwarsstraat. Achteraan reikten de stallingen en de portierswoning tot tegen het Affligemsteegje. Van deze triptiek werd enkel de manege gedeeltelijk gerealiseerd. Lang konden de paarden hun toeren echter niet lopen. Na de val van Napoleon in 1815 en de troonsbestijging van Willem I lag een keizerlijke rijschool politiek gezien slecht in de markt. Bovendien leed het gebouwencomplex onder structurele fouten, omdat het was opgetrokken met afbraakmateriaal van het klooster. Damesme moest zijn plannen herzien. Op de plaats van de manège voorzag hij in 1819 een geheel van zes nieuwe woonhuizen. De Leopoldstraat (de Willemstraat onder de Hollanders) was geboren. Na een periode van veertig jaar sleutelen aan de herbestemming van de buurt, kwam de invulling in een eindfase terecht. Centraal stond de schouwburg, die ingebed lag tussen een serie kaarsrechte straten. Het geheel ademde de sfeer uit van een strenge, neoklassieke eenheidsarchitectuur. Aan de uiteinden van de Leopoldstraat wilde Damesme dit statige ge-
Afb. 30. Het plan van Damesme uit 1811. De keizerlijke manège lag parallel met de dwarsstraat. Ze ontsloot de gehele oppervlakte van de huidige La Mondialesite. De stallingen liepen tot tegen het Affligemstraatje.
45
heel aanvankelijk ook afschermen van de oude stad door de toegang te vernauwen en te accentueren met een boogstructuur die de straat overspande.
Afb. 31. In 1819 past Damesme zijn plan aan. Zes woonkavels vervangen de manege. De Leopoldstraat krijgt haar definitieve vorm.
Op 26 augustus 1819 vond de openbare verkoop plaats van de toekomstige woonhuizen in de Leopoldstraat. De eigenlijke bouw zou twee jaar duren. Het Koningsplein, de Nieuwe Graanmarkt en het Martelarenplein waren bestaande voorbeelden van planmatig gestuurde, urbanistische ingrepen die schril afstaken tegen het grillige, organisch gegroeide stadsweefsel. Omstreeks 1820 werd de reeks vervolledigd met het Muntplein.
GRANDEUR IN DE LEOPOLDSTRAAT Vanuit speculatief oogpunt bekeken, was het nieuwe Muntplein een schot in de roos. Het elan dat de buurt meekreeg, werkte als bijen op een honingpot. Tenminste, dit is wat blijkt uit een aantal steekproeven uit de verschillende, 19de-eeuwse bevolkingstellingen. Het lijkt erop dat de woningen in de Leopoldstraat - binnen het gerichte kader van deze studie meer bepaald de panden van de huidige La Mondialesite - aanvankelijk werden ingericht als eengezinswoningen en bijzonder sterk in de smaak vielen bij de vooraanstaande burgerij. Tot ca. 1860 staat het beroepsprofiel en de sociale status van de bewoners doorgaans hoog aangeschreven. We treffen een amalgaam aan van kooplieden, bankiers, rijke renteniers en dokters. In 1829 werd het ‘huis David’ na diens dood bewoond door Brons de Franciscus, een 74-jarige rentenier. De rooms-katholieke koopman Chazal Félin bezette samen met zijn gezin en dienstpersoneel het pand van de Leopoldstraat nrs. 7 tot 9. Nr. 15 werd bewoond door de Directeur van de Schatkist, Franciscus Huysmans, en een tiental personeelsleden gaande van koetsiers, knechten, bureaujongens tot kamermeisjes. Later werd deze woning minstens tien jaar lang, van 1846 tot 1856, betrokken door een conciërge, die in afwezigheid van zijn baas en met de hulp van een leger personeel de lopende zaken bleef regelen. In de loop van de tweede helft van de 19de eeuw zou de insijpeling van handelszaken de prestigieuze woonstatus van de straat doen verwateren (zie verder). 46
De grandeur had zo zijn vertakkingen. De buurt kon door de grondige herstructurering nu wel gaan stralen, in een volgende stap kwam het er echter op aan om dit opgepoetste eiland nu ook op een vlottere wijze te verbinden met de rest van de binnenstad. Hiervoor zouden de Sint-Hubertusgalerijen zorgen. Aan de basis van de bouw van de galerijen lag dus opnieuw een zuivere verkeerstechnische eis, namelijk de aanleg van een directe verbinding tussen de Grote Markt enerzijds en de Broek- en de Muntwijk anderzijds. Het plan Bélanger had de noodzaak al geopperd. Vanaf de jaren 1830 werd de uitvoer ervan dwingender.
Afb. 32. Het Muntplein is zwaar verbouwd. Vooral in de laterale straten ver tekenden kantoorinplantingen uit de jaren zestig en zeventig het oorspronkelijke uitzicht. De foto toont één van de weinige gezichtspunten die het werk van Damesme op een zuivere manier weergeeft. Op het voorplan staan de arcadepar tijen van de schouwburg. Op de achtergrond pronkt één van de neoklassieke gevels van de Leopoldstraat.
DE SINT-HUBERTUSGALERIJEN VAN CLUYSENAAR (1847) De bouw van overdekte winkelgalerijen en markthallen was een antwoord op de toenemende, 19de-eewse bevolkingsdruk. Om de grotere verkeersstroom te kunnen opvangen, werden hoe langer hoe meer stallingen uit het straatbeeld geweerd. Kraamverkopers werden teruggedrongen naar gesloten handelsruimten. De Sint-Hubertusgalerijen van architect Cluysenaar zouden de eerste en meteen ook de meest prestigevolle worden op Brusselse bodem. De architect ontwierp een lange straat die over heel de lengte door een glazen koepelstructuur werd overspannen. Op de verdiepen kwamen woningen. Op het gelijkvloers winkelruimten. Horeca en Vaudeville-theaters brachten de nodige animatie. Het sociale prijskaartje achter de aanleg van de straat was een verdoken saneringsoperatie. De galerijen boorden zich een weg doorheen een mix van onhygiënische, nauwe en duistere arbeiderssteegjes. Dergelijke saneringen waren een constante in het 19de-eeuwse, liberale Brussel. De overheid deed er alles aan om de stadsvlucht van de betere belastingsbetaler af te remmen door arbeiderskrotten op te ruimen en smaakvolle nieuwbouw in de plaats te stellen.
Afb. 33. Handel op het gelijkvloers.Wonen op de verdiepingen. De levendige SintHubertusgalerijen zijn een toonbeeld van een geslaagd geïntegreerd project. Tussen de zuilenpartijen merkt men de knik waardoor Cluysenaar een visueel effect bereikt.
Artistiek gezien maakte Cluysenaar bijzonder knap gebruik van een knik in de natuurlijke terreingesteldheid. Vanuit de Koningsgalerij ziet men de aansluitende Koninginnegalerij wegdraaien. Deze perspectiefwerking prikkelt de nieuwsgierigheid van de bezoeker en nodigt uit om de galerij dieper in te wandelen.
47
Afb. 34. De Ba lda u f spe e l go e dw i n kel o p de pla a t s v an d e voo r m alig e ke r k . Dit pand van de hand van D ame s m e w i j k t i n 1937 vo o r h e t L a M o n d i a l eg ebo u w.
NAAR EEN GEMENGDE BUURT : HANDEL EN WONEN (1850 – 1950)
O
mstreeks 1850 kwam de allereerste Noord-Zuidas tot stand. Het Zuidstation op het Rouppeplein werd verbonden met het Noordstation op het Rogierplein door de as ‘Zuidstraat - Kleerkopersstraat - Muntplein – Nieuwstraat’. Het feit dat beide stations kopstations waren, zorgde langsheen dit traject voor een enorme passage van reizigers die zich per koets of te voet een weg baanden van het ene naar het andere station. En passage bracht handel mee. De Schildknaapstraat stond haaks op deze as. Mogelijk straalde het commerciële succes ervan eveneens uit op deze dwarsligger. Tussen ca. 1850 en 1950 groeide de Schildknaapstraat hoe dan ook uit tot een bloeiende handelsstraat. In haar kielzog trok ze hierbij hoe langer hoe meer ook de Leopoldstraat mee. De eertijds relatief exclusieve woonfunctie begon stilaan het onderspit te delven. Tijdens het interbellum werden vrijwel alle huizen van de Leopoldstraat nrs. 3 tot 15 ingenomen door handelszaken, bedrijfjes, restaurants en een concert-cinemazaal. De omgeving ontpopte zich tot een gemengde woon- en handelsbuurt. Het gevolg hiervan was dat eigenaars onafgebroken begonnen te investeren in de commerciële waarde van hun panden. Nu eens werden bouwvergunningen aangevraagd om nieuwe winkelpuien op te trekken of te verbreden, dan weer werden interieurs uitgebroken en verruimd. We bieden een bondig overzicht per pand.
SLEUTELEN AAN GEVELS Het huis aan de Schildknaapstraat nr. 34 gaat terug op een laat 18de-eeuws herenhuis met drie verdiepingen en twee inkomstportalen. Het laagst gelegen portaal overspant de middeleeuwse steeg die parallel liep met de voormalige Dominicanenkerk. In het huidige renovatieproject blijft deze oude loopgang behouden. Het steegje biedt de bewoners van het appartementsblok toegang tot het binnenplein van het hotel.
49
In 1892 diende de toenmalige eigenaar Demanet een bouwaanvraag in om de voorgevel te herbouwen met een extra vierde verdieping. De brede uitstalramen uit 1859 kregen meteen ook een opfrisbeurt. Aan de binnenkant werd de winkelruimte verbouwd. Kapper en parfumeur Bardin werd de nieuwe huurder tot wanneer in 1920 een viswinkel de laatste welriekende geuren zou verdrijven. Het smallere, aanpalende pand nr. 36 werd in 1870 integraal verbouwd. Bovenop de winkelpui kwamen vier bouwlagen in eclectische stijl, die bovenaan werden bekroond met een mansardedak. Lange tijd zou de handelsruimte onderdak bieden aan onder meer een juwelier en later aan een Kodak-fotowinkel. Omstreeks 1930 werd het gelijkvloers ingericht tot een tweede ingang van de in de Leopoldstraat gelegen Cinéma de la Monnaie.
Afb. 37. Schildknaapstraat nrs. 38 – 40: eerste modernisering van de winkeletalage (1918). De vitrine wordt gekaderd door een zuilenpar tij. In 1935 wordt de winkelpui ten opzichte van de zuilen achteruit getrokken. Zo ontstaat de huidige inham.
Aan het 19de-eeuwse, neoclassicistisch getinte rijhuis in de Schildknaapstraat nrs. 38
BEVOLKINGSPROFIEL VAN DE SCHILDKNAAPSTRAAT NRS. 30 TOT 40 In tegenstelling tot de eengezinswoningen van de Leopoldstraat trof men in de Schildknaapstraat voornamelijk appartementen aan. Uit de reconstructie van het bewonersprofiel van de panden van de huidige La Mondialesite blijkt duidelijk hoe de bewoners doorgaans lager op de sociale ladder gequoteerd stonden. Ten aanzien van een relatief hoog aangeschreven burgerij in de Leopoldstraat tekende zich in de Schildknaapstraat een concentratie af van de middenstandsklasse.
Afb. 35. Schildknaapstraat nr. 34: winkelpuiverbouwing (1892).
plan van een
Afb. 36. Schildknaapstraat nr. 36: bouwplan van de nieuwe (huidige) façade (1870).
tot 40 werd vooral in de eerste helft van de 20ste eeuw heel wat gesleuteld. Een eerste verbouwingsaanvraag werd ingediend in 1918 met de bedoeling om de winkelpui te hertekenen op basis van een zuilenritmering. De zaak huisvestte een ijssalon. Het interieur werd daaraan aangepast door de uitbouw van een degustatieruimte en toiletvoorzieningen. In 1925 werd het gebouw verbreed met een extra vijfde travee in de vorm van een trapezoïdale erker. Tien jaar later werd de winkeletalage ten opzichte van de zuilenpartij achteruit getrokken. Twee modernistische architecten pasten het interieur aan de overheersende mode aan. Voortaan zou het pand tot diep in de jaren zeventig onderdak bieden aan de luxeconfectiezaak ‘Liétard en Butch’. 50
In 1866 baatte Jean Baldauf samen met zijn echtgenote en negen kinderen een speelgoedwinkel uit in het neoklassieke hoekpaviljoen van de Leopoldstraat. Op deze plaats zou de verzekeringsmaatschappij La Mondiale in 1937 haar kantoren optrekken. Het gezin werd bijgestaan door twee diensters, twee bedienden en een magazijndame. In het aanpalende breedhuis aan de Schildknaapstraat nr. 34 woonde het gezin Kezels, handelaars in naaimachines; het gezin De Madre, handelaars in tabak; én het gezin Vanos, winkeluitbaters. Op de verdieping woonden krantdirecteur Hector Dale en horlogemaker Louis Branis. Allen hadden personeel in dienst, gaande van bedienden, diensters en winkelmeisjes tot voedsters. In de Schildknaapstraat nr. 36 woonde het gezin Limonart, handelaars in kunstbloemen en het gezin Maraite, banketbakkers die naast het klassieke personeel tevens een biechtvader in dienst hadden. Verder werd het gebouw bewoond door Jean Fadots, ambtenaar bij Justitie; Maria Smedt, rentenierster en Tellier, ijsbereider.
51
Dit pand werd vier jaar later afgebroken en vervangen door het huidige rijhuis in eclectische stijl.
Afb. 39. Leopoldstraat nrs. 9 tot 15: plattegrond van de concer tzaal (1913), de latere Cinéma de la Monnaie.
De oude huisnummering liep door tot in het Affligemsteegje. Daar woonde de geestelijke Henri Lorivais samen met een boekbinder, een dagwerkster en een secretaris. Tenslotte vestigde het gezin Bindels een kleermakerszaak in de Schildknaapstraat nr. 40 naast de porseleinhandelaar Delalieux. Boven woonde kunstschilder Jean Auguste Baron. Deze steekproef steunt op de bevolkingstelling van 1866 en is representatief. Ook in de andere tellingen blijft hetzelfde patroon zich telkens herhalen, namelijk wonen op de verdiepingen, terwijl op het gelijkvloers hoe langer hoe meer iedere vierkante meter werd ingepalmd door winkelruimten.
Op het eerste gezicht werd in de Leopoldstraat minder drastisch afgebroken en herbouwd. De enige in het oog springende aanpassing dateert van 1871. De neoklassieke gevels waren echter een dekmantel voor grondige interieurverbouwingen. In 1871 diende Buchholtz een aanvraag in om links van het centrale inkomstportaal van het ‘huis David’ het gelijkvloers om te bouwen tot een kantwinkel. Tot in 1988 zou de winkeletalage nagenoeg ongewijzigd blijven. Op het moment dat de vastgoedspeculant ‘Pierre I’ alle panden begon op te kopen, was er een platenzaak in ondergebracht.
MODERNISTISCHE ARCHITECTUUR ALS UITSTALRAAM Afb. 38. Leopoldstraat nr. 7: plan van de bouwaanvraag van de familie Buchholtz om naast het ‘huis David’ de gevel open te breken voor de bouw van een winkelpui (1871).
Sinds 1890 bevond het ‘Grand Café-Restaurant de la Monnaie’ zich in de Leopoldstraat nrs. 7 tot 9. De zaak scheen vlot te draaien. In 1913 diende uitbaatster De Smeth een ambitieus verzoek in om uit te breiden naar het aanpalende pand nr. 15. Langs de straatkant werd de eetruimte vergroot. Dieper in het blok werd een indrukwekkende concertzaal met een capaciteit van 700 zitplaatsen gebouwd, bestaande uit een parterre en een dubbele galerij. Op de derde verdieping kwamen een wachtsalon en bureelruimtes voor de directie. Vanaf dat ogenblik werden de huizen waarschijnlijk niet meer bewoond.
52
De Schildknaapstraat was uitgegroeid tot een drukke, levendige as met een veelheid aan functies. Tijdens het interbellum bereikte deze tendens een gouden climax. Vooraanstaande architecten werden aangetrokken om de 19deeeuwse omgeving een facelift te geven en aan te passen aan haar tijd. Het modernisme deed zijn intrede. Eigenaars investeerden massaal in Art Nouveau, Art Deco en Nieuwe Zakelijkheid. Dit was een ontegensprekelijk teken van het commerciële succes van de buurt. Schuin tegenover de Sint-Hubertusgalerijen trokken de architecten Govaerts en Van Vaerenbergh tussen 1932 en 1935 de Vanderborghtgebouwen op. Deze sobere,
Afb. 41. De hoofdgevel van de voormalige Vanderborghtwinkel in de Schildknaapstraat
53
EEN STILLE DOOD VOOR EEN CINEMA De concertzaal van De Smeth werd in 1920 verbouwd tot ‘Cinéma de la Monnaie’. De architect Jean de Ligne, onder meer bekend van de tuinwijken van Zaventem, stak de ruimte in een modernistisch kleed met art-decoaccenten. Het is opmerkelijk hoe nauwelijks werd gesproken over het behoud van de cinema sinds ‘Pierre I’ in het begin van de jaren negentig eigenaar werd van het huizenblok. De toenmalige pers repte er met geen woord over. Heel de aandacht focuste zich op de afbraak van het ‘huis David’. In 1991 stapte één enkeling, namelijk de woordvoerder van ‘La Rétine du Plateau’ Eric Vautier, naar de vastgoedspeculant om bepaalde punten onder de aandacht te brengen. Naast enkele architecturale kwaliteiten scheen de Cinéma de la Monnaie de allereerste zaal te zijn die was ontworpen voor de projectie van de geluidsfilm. Vanaf de jaren vijftig en zestig bracht de distributeur de betere kunstfilm op het programma (een rol die vandaag wordt overgenomen door de Arenbergcinema in de Sint-Hubertusgalerijen). Het was in de Cinéma de la Monnaie dat Brussel onder meer de regisseur Eisenstein en met hem de Russische avant-gardefilm zou ontdekken. ‘La Rétine du Plateau’ kan rekenen op enig gezag. De vereniging komt op voor het behoud van cinematografisch erfgoed. In dergelijke, gespecialiseerde aangelegenheden helpt zij de Dienst Monumenten en Landschappen adviezen op te stellen. De actie van 1991 bleek echter een druppel op een hete plaat. Omstreeks dezelfde tijd ijverde tevens Gerard Mortier voor behoud en integratie. De directeur van de Muntschouwburg trachtte de zaal te recupereren als repetitieruimte. Het bleek nog een druppel op een hete plaat. Nadien viel het doek. Over de vraag of het al dan niet de moeite was om de cinema te beschermen, voerden de Dienst Patrimonium, noch Monumenten en Landschappen, noch de pers een openbare discussie. In de zomer van 2005 stond de zaal nog overeind. Kort daarop bleef enkel nog de neoklassieke gevel over die de cinema van op straat decennia lang onzichtbaar had gehouden.
54
functionele architectuur met een sterk horizontale gerichtheid brak radicaal met de weelderige mix van 19de-eeuwse neostijlen. De meubelwinkel zou welhaast een nieuw oriëntatiepunt worden in de stad. Veertig jaar lang was de zaak een enorme publiekstrekker en een bijzonder belangrijke motor voor de buurt. De architect Adrien Blomme, die later het derde Zuidstation en de art-decocinema Métropole op zijn naam mocht schrijven, liet in de Schildknaapstraat nr. 41 een parel van een gebouw achter. In opdracht van de familie Benezra bouwde hij in 1922 de tapijtzaak ‘Rêve d’Orient’. Vooral de binnenhuisinrichting was prachtig op maat ontworpen voor het product dat er werd verkocht. De tapijten konden worden geëtaleerd in sterk oosters geïnspireerde ruimten waarvan de muren stelselmatig werden opengebroken door brede rondbogen. Tapijten en confectie zouden overigens het handelsmerk worden van de buurt.
Afb. 42. De tapijtenzaak Benezra in de Schilknaapstraat nr. 41. Architectuur van Adrien Blomme
Wat hogerop ontwierp Paul Hamesse, één van de voorname volgelingen van Victor Horta, een meergezinswoning met art-nouveau-allures. De grootmeester zelf bouwde in opdracht van de juwelier Wolfers een winkelpand in de Arenbergstraat (zie verder). Zowel het werk van Hamesse als van Blomme lijdt al jaren onder een leegstandprobleem. Tot slot werd door architect Charles Verhelle het imposante hoekpand gebouwd dat de vaandeldrager zou worden van het huidige renovatieproject. In 1937 nam de verzekeringsmaatschappij La Mondiale haar intrek in het modernistische kantorencomplex. Qua bekoring deed het in niets onder ten opzichte van haar directe voorgangers, namelijk het streng klassieke hoekpaviljoen van Damesme en de voormalige Dominicanenkerk.
Afb. 43. Schildknaapstraat nr. 47: art-nouveautrekjes van Paul Hamesse. De stalen draagstructuur wordt zichtbaar gemaakt.
Afb. 40. Virtuele trappen van een cinema
55
Afb. 44. De dode wand van het La Mondialegebouw in de Leopoldstraat. Ook in de Schildknaapstraat botsten voorbijgangers op een gelijkaardig tafereel over een lengte van tientallen meters.
STADSVLUCHT EN URBANISTISCH GEWELD (1950 – 1990)
I
n de loop van de tweede helft van de 20ste eeuw leed de buurt onder leegstand en een afname van de leefkwaliteit. In enkele decennia degradeerde de omgeving van de Schildknaapstraat van een hoogstaande woon- en handelswijk naar een grijze zone aan de rand van het ‘Ilôt Sacré’. Destijds bloeiende winkelruimten sloten vanaf de jaren zeventig hun deuren. Sommige werden omgetoverd tot sinistere nachtdiscotheken. De verkrotting van het huizenblok van de huidige La Mondialesite was het zwart summum van deze tendens. De portieken kwamen in aanmerking voor sluikstorten. Voetgangers liepen tientallen meters langsheen een gure, dode wand. Ontvolking, leegstand en verkeersellende. Dit is het plaatje van de jaren tachtig en deels van de jaren negentig.
Afb. 45a & 45b. Huidige leegstand in de Schildknaapstraat. Een dichtgespijkerd gelijkvloers. Sommige van deze ruimten werden in de jaren negentig nog ingericht als nachtdiscotheken met een schamele reputatie.
In wezen is deze evolutie typisch voor veel West-Europese steden. Na Wereldoorlog II en ten gevolge van de economische heropleving en de reorganisatie van de productie ontstond de tendens waarbij gegoede sociale klassen en de industrie de oude stadskern ruilden voor de stadsrand. Door de groei van de tertiaire sector palmde de kantoormarkt grote binnenstadsgebieden in. Andere stadszones vielen door de mazen van het net. Overheden lieten het afweten. De investeringsmolen viel stil. Buurten geraakten in het slop. 57
In het bijzonder voor de zone tussen de Wolvengracht en de Schildknaapstraat kwamen hier mogelijk nog een drietal andere oorzaken bij kijken. De buurt onderging al dan niet rechtstreeks de nefaste invloed van drie grootschalige bouw- en breekdossiers, namelijk de aanleg van de Noord-Zuidspoorverbinding, het Noordwijkproject en vooral het zogenaamde ‘Plan Tekhné’ uit 1962. Deze ingrepen wijzigden de urbanistische context zodanig dat de omgeving van de Schildknaapstraat werd meegetrokken in een neerwaartse spiraal. De gevolgen zouden zich vooral vanaf de jaren zeventig laten voelen. Nieuwe kapitaalinvesteerders werden ontmoedigd. De grote tapijt- en confectiezaken van weleer verhuisden. De woonfunctie ging erop achteruit.
DE IMPACT VAN DE NOORD-ZUIDSPOORVERBINDING Toen in 1865 het eerste Zuidstation op het Rouppeplein werd achteruitgetrokken tot in de gemeente Sint-Gillis verloor de stad het enige station dat op haar grondgebied was gelegen. Het betekende voor de Vijfhoek niet alleen een verlies aan prestige, bovendien bracht het een financiële aderlating met zich mee. De overheid begon te ijveren voor de bouw van een nieuw station dat centraal moest liggen in het hart van de historische stad. Het plan waar uiteindelijk voor werd gekozen, voorzag de aanleg van een spoorwegtunnel die zich dwars door de stijl hellende oostflank van de Zennevallei zou boren. Om tegemoet te komen aan de technische eisen van een hoge hellingsgraad en een brede draaicirkel, werden de bestaande stations van het Rogierplein en het Grondwetplein afgebroken en op korte afstand van hun oude plaats op een hoger niveau heropgebouwd. Door de nieuwe verbinding verloren deze stations hun status van kopstations en de daaraan gekoppelde symbolische waarde van “stadspoorten”.
Afb. 46. De Keizerlaan met op de achtergrond het Rijksadministratief Centrum. Links de gebouwen van de Nationale Bank. De overconcentratie van kantoren zorgt voor een breuk tussen hoog- en laagstad.
58
Tussen 1902 en 1952 werd in fasen een eeuwenoud organisch gegroeid stadsweefsel opengescheurd. Duizenden gezinnen werden getroffen en onteigend. Waar ter hoogte van het Centraal Station de spoorweg een knik maakt en meedraait met de helling, verdwenen in één adem de gehele Ter Arkenwijk, de Isabellawijk en de Putterijwijk. De sloop gebeurde blindelings. Op geen enkel moment bestond er een algemeen en coherent plan voor de wederopbouw.
Bovenop de woestenij van de afbraak centraliseerde de overheid tussen 1950 en 1969 haar administratie die voordien als een lappendeken over de stad lag verspreid. Het station en een kilometerslang asfaltlint zorgden voor de bereikbaarheid. Het monofunctionele karakter van de kantoorgebouwen kwam in de plaats van stedelijke diversiteit. Het horizontalisme van de aanpalende huizenblokken botste met de verticaliteit van de nieuwe architectonische creaties. Een fysieke breuk tussen hoogstad en benedenstad was geboren. Een eerste mogelijk gevolg van de Jonction voor de Schildknaapstraat situeert zich in de laagstad. De as die de voormalige kopstations verbond, namelijk de Zuidstraat die via de Kleerkoperstraat overliep in de Nieuwstraat, verloor een deel van haar aantrekkingskracht. De doorstroming van potentiële kopers werd deels verstoord door de opening van het Centraal Station. Vooral in de Zuidstraat kan men zien hoe er vanaf de jaren vijftig niet meer werd geïnvesteerd in nieuwe, moderne etalages. In de richting van de bovenstad sloten zowel Afb. 47. De deltamonding van de Arenbergstraat de Schildknaapstraat als de Wolvengracht (het verlengstuk van de Schildknaapstraat). Asfalt vervangt het dichte weefsel van weleer. naadloos aan op het stadsweefsel van de oude Isabellawijk. Door de sloop bloedden de twee buurtslagaders plotseling dood op de immense, karakterloze open vlakte van de Keizerslaan. Daar waar de assen vroeger vloeiend overliepen in andere wijken, wat mogelijk een deel van hun commercieel succes kon verklaren, kregen ze nu de status mee van eindpunt aan de rand van een asfaltwoestijn.
EEN SNELWEG VOOR DE WOLVENGRACHT Halverwege de jaren vijftig besloot de Brusselse overheid een richtplan op te maken om de oude binnenstad te herstructureren en aan te passen aan de stijgende automobiliteit. De stad vertrouwde het ontwerp toe aan het bureau ‘Tekhné’. Het plan dat deze groep in 1962 afleverde, was een schoolvoorbeeld van simplistische, functionalistische zonering. Het deelde de stad op in vier grootschalige monoculturen: wonen, werken, ontspannen en mobiliteit. Vooral aan de vloeiende afwikkeling van de laatste functie besteedde het een uitgesproken zorg. De boomrijke Ringlanen, nu de Kleine Ring, moesten plaats ruimen voor een autosnelweg, uitgerust met een complex systeem van tunnels en bruggen (werken 59
die overigens al aangevat werden ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling Expo 58). Andere stedelijke snelwegen moesten de binnenstad binnendringen om samen te stromen in een binnenring rond het oude stadshart, later het ‘Ilôt Sacré’ genoemd (zie verder). Het geheel werd rijkelijk voorzien van parkeerzones en grootse wisselkruispunten die een optimale doorstroming moesten verzekeren. Dit nieuwe verkeersnet creëerde zones waarbinnen de andere functies - wonen, werken en ontspannen konden worden geconcentreerd. De bovenstad werd voorbehouden aan ‘Zaken en Administratie’. Het stadshart werd gereserveerd voor ‘Kleinhandel en Massatoerisme’. De zonale inbedding van de woonfunctie diende te vertrekken vanuit sanering. Afgezien van Afb. 48. Een onderdeel van het verkeersplan van het ontwerpbureau Tekhné. 1/ Muntplein en Wolvengracht 2/ Kleine Ring 3/ tracé van de het ‘Ilôt Sacré’ en enkele geplande binnenring 4/ geplande verkeerswisselaars. monumenten moest het oude stadsweefsel worden uitgeroeid. Kleinschalige voorbeelden van deze urbanistische megalomanie zijn de bouw van het Miniemenblok (1960-1964) aan de voet van het Justitiepaleis en de woonblokken van de Papenvest (1964-1967) in de buurt van de Dansaertstraat. Het traject van de binnenring zou gedeeltelijk de nieuwe lanen van de NoordZuidspoorverbinding volgen en ter hoogte van de Keizerinnelaan afbuigen via de Lombaertstraat in de richting van de laagstad tot aan de Oude Graanmarkt. Via het Zaterdagplein en de Wolvengracht zou de ring opnieuw aansluiten bij de Keizerslaan. Uiteindelijk werd de binnenring nooit aangelegd omwille van de hoge kostprijs die de talrijke onteigeningen met zich meebrachten. Slechts enkele aanzetten werden gerealiseerd. Een belangrijk deel hiervan ligt geconcentreerd in de nabijheid van het Muntplein.
60
VERSTEENDE RESTANTEN VAN ‘TEKHNÉ’ ‘Tekhné’ stond voor opsplitsing en zonering. Zo werd de zone met een straal van enkele honderden meters rond de Grote Markt gelauwerd met een bijzondere status. Oud stadsweefsel vormde hier immers geen belemmering en was eerder iets dat in zijn integraliteit op een voetstuk verdiende te worden verheven. Omstreeks 1965 kreeg deze buurt ook een naam, het ‘Ilôt Sacré’. De vastgoedsector moest in deze zone voortaan rekening houden met een urbanistische wetgeving die de dwingende eis tot gevelbehoud oplegde. Bij elke renovatie en herbestemming van gebouwen diende de oude gevelstructuur behouden te blijven. Voor nieuwbouw engageerde de bouwpromotor zich om ‘nep-oud’, vaak een trap- of een puntgevel, tegen zijn gebouw te plakken. Tot op heden leidt de toepassing van deze richtlijn soms tot bijzonder sterke karikaturale staaltjes van façadisme. Het uitgestrekte ‘Ilôt Sacré openluchtmuseum’ werd door de geplande binnenring omgeven. Hierdoor kwam de buurt van de Munt in een nieuw daglicht te staan. Ze werd plotseling een grenszone die moest instaan voor het verschepen van miljoenen bezoekers. Dit vroeg om de uitbouw van een parkinginfrastructuur. De sterk omstreden figuur van Charlie De Pauw, bijgenaamd ‘King Parking’, ontdekte het gat in de markt: de betaalparking. In een recordtijd zou zijn ‘Consortium des Parkings’ (CDP) uitgroeien tot de absolute nummer één van Brussel, later van Afb. 49. Een karikaturale toepassing van de Ilôt Sacrérichtlijn op de hoek België. Alleen al voor de van de Boterstraat en de Zuidstraat. Dit kantoorgebouw staat net op de Schildknaapstraat, en in grens. De Zuidstraat valt buiten het gebied. Langs de zijde van de Boterstraat diende de façade te worden opgesmukt met een puntgevel. haar verlengde de Bisschopsstraat, werden drie creaties ingeplant: de mastodont ‘Parking 58’, de Ecuyerparking en de Muntparking, met gescheiden in- en uitgangen onder het Muntplein. Het ‘Plan Tekhné’ liet nog andere sporen na. Het kon profiteren van de sloop van het oude postgebouw aan het Muntplein om een deel van de Wolvengracht met enkele meters te verbreden. Tot slot verbergt de achtergevel van de Schildknaapstraat nr. 43 nog steeds een kleine stadskanker.
61
IN DE SCHADUW VAN MANHATTAN De stedenbouwkundige megalomanie kan worden uitgebouwd tot een trilogie. Naast de Noord-Zuidspoorverbinding en het Plan Tekhné zouden ook enkele uitlopers van het Noordwijkproject het klimaat in de Muntwijk herbepalen. De Noordwijk was een gebied van 53 ha. waar zich vanaf het einde van de 19de eeuw een minder gegoede middenklasse concentreerde. Op het ogenblik dat de overheid in de jaren vijftig met het algemeen richtplan op de proppen kwam, vestigde de stad - meer bepaald toenmalig Schepen van Openbare Werken Paul Vanden Boeynants - de aandacht op de buurt. De Noordwijk kreeg als herbestemming een kantoorzone. Het plan dat vervolgens door het bureau ‘Structure’ werd uitgetekend, zou de geschiedenis ingaan onder de naam ‘Manhattanplan’. Het beoogde niets anders dan de uitbouw van een eigen Brusselse ‘WTC’ of ‘World Trade Center’. De projectontwikkelaar werd Vanden Boeynants intieme vriend Charlie De Pauw. In totaal zouden 58 torengebouwen worden geschikt omheen een megakruispunt van twee stedelijke autosnelwegen die Lissabon in het Zuiden, Kopenhagen in het
Afb. 50. Parkinggeweld in het verlengde van het ‘Plan Tekhé’ : a/ Parking ’58 in de Bisschopsstraat b/ ingang van de Muntparking c/ uitgang van de Muntparking d/ Ecuyerparking in de Schildknaapstraat.
Het middeleeuwse Blaerenstraatje kwam in aanmerking voor een extra ontsluitingsweg voor het verkeer in de richting van de Grote Markt. Enkele panden van de doodlopende steeg werden opgekocht en gingen deel uitmaken van een speculatieoperatie. De vensters werden wijd opengezet. Regen en wind deden hun werk. De verkrotting sloeg toe. In de jaren tachtig zorgden plaatselijke horecauitbaters tevergeefs voor een marketinggericht tegenoffensief. Om de toeristen vanuit de Beenhouwersstraat in de bouwvallige steeg te zuigen, ontwierp men het hurkende beeldje van Jeanneke, de vrouwelijke tegenhangster van Manneken Pis.
Afb. 51a & 51b. Op het achterplan: de achtergevel van het gebouw van de Schildknaapstraat nr. 43 (architect Blomme). Het voormalige Blaerenstraatje had een doorsteek moeten worden tussen de binnenring en de Grote Markt. Om de toerist in de stuk gespeculeerde steeg te lokken, huldigden de locale handelaars in het midden van de jaren tachtig het beeldje in van Jeanneke Pis.
62
Afb. 52. In de schaduw van Manhattan. De buur t van het Muntplein in het verlengde van het Noordwijkproject. 1/ Noordstation 2/ deel van de Noord-Zuidspoorverbinding 3/ de kaalgesloopte Noordwijk 4/ de eerste WTC-toren 5/ Centrale Lanen (indien het plan zou zijn gerealiseerd, zouden de lanen degraderen tot aanloop naar de E 19 autosnelweg) 6/ Munt- en Philipsbuilding als verlengstukken van het Manhattanproject 7/ La Mondialesite.
63
Noorden, Londen in het Westen en Istanbul in het Oosten aaneen zouden rijgen. De torens hadden de bijzonderheid bovenop een sokkel van 13 meter opgetrokken te worden. De begane grond werd voorbehouden aan het gemotoriseerde verkeer. Het voetgangersverkeer werd via een complex systeem van loopwegen en passerelles naar het niveau van de sokkel verbannen.
dit het huidige Muntcentrum waarin onder meer de nieuwe post en de gemeentelijke administratie huisvesten. Aan de overkant verrees de nieuwe zetel van Philips, de zogenaamde Philipsbuilding.
De loyaliteit waarmee de overheid de projectontwikkelaars tegemoet trad, was recht evenredig met de schaamteloosheid waarmee ze de oorspronkelijke bewoners brutaliseerde. Wijkbewoners werden stelselmatig en dikwijls op schrijnende wijze op straat gezet. Protest werd niet in acht genomen. Het gebeurde dat een bulldozer inbeukte op gevels van nog bewoonde huizen.
Officieel zijn beide gebouwen nooit gelinkt aan het Noordwijkproject. Architectonisch gezien waren deze tweelingtorens met hun sokkelstructuur echter welhaast identieke kopieën van de WTC-torens die intussen een halve kilometer verderop werden opgetrokken. De interne organisatie van de loopwegen van beide gebouwen stemt precies overeen met de filosofie achter het Manhattanontwerp. Een roltrapsysteem brengt de bezoeker eerst tot op een hoogte van 13 meter. Daar begint de eigenlijke gelijkvloerse verdieping.
In 1970 geraakten de eerste twee torens voltooid. De blinde euforie was echter voorbij. Bij gebrek aan kandidaat-huurders sprong de overheid in de bres door zelf de gebouwen in te nemen. De oliecrisis zou het ‘Manhattanplan’ definitief op de helling plaatsen. Het wederopbouwdossier verdween in de kast. Twintig jaar lang verkommerde het immense vrijgemaakte bouwterrein tot een woestijngebied.
Indien het plan ooit integraal zou zijn gerealiseerd, dan was de afbraak van het in hoofdzaak 19de-eeuwse weefsel tussen het Noordstation en het De Brouckèreplein een feit geweest. De Jacquemainlaan en de Anspachlaan, onderdelen van de zogenaamde Centrale Lanen, zouden hierbij de status hebben meegekregen van E19-autosnelweg richting Lissabon. De ‘binnenring van Tekhné’ zou een afrit worden.
Hetzelfde duo, De Pauw – Vanden Boeynants, zou in het verlengde van het WTCproject eveneens de binnenstad teisteren. Na de afbraak van het oude postgebouw gaven de gemeente Brussel, de Regie der Posterijen en de Pensioenkas voor Bedienden enkele percelen langs weerskanten van de Anspachlaan in erfpacht aan De Pauw. De opdracht hield de constructie van een moderne hoogbouw in. Aan de ene zijde werd
BUFFERS VAN DE BROEKWIJK! KANTOORINPLANTING OP DE WARMOESBERG Langs de andere zijde van de Wolvengracht en de Stormstraat ligt de sterk monofunctionele Broekwijk. De kantoorinplanting langsheen het tracé van de Noord-Zuidspoorverbinding leidde in dit lager gelegen stadsgedeelte eveneens tot een overconcentratie van de bureelruimte. Tussen 1980 en 1985 spreidde de vlek zich verder uit in de richting van de binnenstad en verdween een belangrijk deel van de oude Warmoesberg onder de slopershamer. Tegen de bepalingen van het bestemmingsplan in, trok de Kredietbank een nieuwe kantoorsilo op waar-bij een minimale aandacht uitging naar de creatie van woongelegenheid. Enkel een laat 19deeeuwse eclectische façade tegenover de uitgang van de Sint-Hubertusgalerijen bleef behouden. Dit centrale portaal leidt naar een ongelukkig ingericht binnenplein.
Afb. 53a & 53b. De Philipstoren en het Muntcentrum. Beide gebouwen werden net zoals de WTC-torens opgetrokken op een sokkelstructuur.
64
Afb.
54. Achter de eclectische
façade in de Warmoesberg schuilt de kantoorsilo van de KBC.
De hotelsector zou spoedig inspelen op deze evolutie. In 1989 opende het Royale SASHotel haar deuren aan de Wolvengracht. Zakenlieden waren de belangrijkste doelgroep. Met 242 personeelsleden voor 281 kamers stond het SAS in 1992 aan de top qua aantal werknemers per kamer en werd alles in het werk gesteld om via een vlotte afhandeling en service het drukke tijdschema van de klant geen duimbreed in de weg te leggen. 65
BUURTBEWONERS AAN HET WOORD
GESJOEMEL MET OUDE STEEN
De Noord-Zuidspoorverbinding, het WTC-project en het ‘Plan Tekhné’ waren stedenbouwkundige ingrepen die radicaal komaf maakten met de organisch gegroeide stad. Hun invloed op het probleem van ontvolking en leegstand in de omgeving van de Schildknaapstraat is hypothetisch. Maar hoe dan ook is het een feit dat in enkele jaren tijd een welhaast volledige bevolkingsruil werd doorgevoerd. Het merendeel van de bewoners overleefde de schokgolven niet en trok weg. Een teken aan de wand is dat het niet vanzelfsprekend is om vandaag buurtbewoners op het spoor te komen die kunnen getuigen over de veranderingen van de afgelopen dertig jaar.
In 1984 werd de bescherming van de restanten van de eerste middeleeuwse stadsomwalling bij Koninklijk Besluit geregeld. Toen eind 1986 de bouwaanvraag werd ingediend om op het traject van de wal het SAS-Hotel op te trekken, leek er nog geen vuiltje aan de lucht. De Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen gaf als richtlijn dat de muur integraal zou blijven waar hij stond. Volgens de plannen van de hotelgroep en bouwondernemer Beerts zou de vestingsmuur zonder diepgaande wijzigingen worden opgenomen in de atriumruimte. De enige afwijking die Monumenten en Landschappen toestond, was een gedeeltelijke demontage, zodat er een doorgang mogelijk was naar de nabijgelegen parking.
Op de hoek van de Schildknaapstraat en de Greepstraat vestigde Lemestre aan het begin van de jaren zeventig een hoedenzaak. In de Greepstraat wordt sinds 1880 een semi-groothandelszaak in wild gerund. Vandaag wordt dit familliebedrijf sinds 1972 geleid door Matthys. Beide getuigenissen vullen elkaar aan. Omstreeks 1970 was de buurt nog steeds in trek. De Greepstraat kreeg de bijnaam ‘Rue de la Bouffe’ omwille van de onafgebroken keten restaurants en voedingszaken. Waar de Greepstraat qua aantrekkingskracht op kleine zelfstandigen stond aangeschreven als de nummer één, namen volgens Lemestre “de Grasmarkt en de Schildknaapstraat respectievelijk een tweede en derde plaats in”. Maar meteen wordt diens beeldspraak weemoediger. “Waar we vroeger op plus drie stonden, staan we nu op min tien”. Zowel Matthys als Lemestre vertellen over de geleidelijke achteruitgang van de buurt. Het scharniermoment situeert zich rond 1980. “De sluiting van de Vanderborghtmagazijnen was het begin. Nadien ging het in een versneld tempo bergaf en trok de ene handelaar na de andere weg”. Matthys herinnert zich hoe het Muntcentrum en iets later de nieuwbouw, die vandaag de Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek huisvest, telkens kleine doodsteken waren voor kleinhandelszaken. “Veel handelaars waren tevens eigenaar. Op het ogenblik dat zij hun deuren sloten, trokken ze meteen ook de huurders mee”.
Een jaar later diende de aannemer een nieuwe aanvraag in om de muur volledig te demonteren met de belofte die later te reconstrueren. Dit verzoek werd afgewezen. Tegelijk werd uitdrukkelijk bepaald dat er op 10 meter van de muur geen graafwerken mochten plaatsvinden. In de weken daarop bleek men zich daar niets van aan te trekken met als gevolg dat in december 1987 de oude wal het gedeeltelijk begaf en instortte. Meteen daarop brak men hem helemaal af onder het voorwendsel van een latere heropbouw. “Alsof het om een banale tuinmuur gaat”, liet gemeenteraadslid Grimaldi zich ontvallen tijdens een interpellatie.
In de schaduw van de La Mondialestadskanker werd aan de overkant al even druk gespeculeerd. Een aantal huizen tussen de hoek van de Greepstraat en de Dominicanenstraat kwam in handen van een lokale horeca-uitbater. “Een schimmige zaak!”, vertelt Matthys. De operatie kwam nooit van de grond. Het zette wel het licht op groen voor verloedering. Op het gelijkvloers kwamen enkele nachtdiscotheken die voor de nodige overlast zorgden. “Het bracht een tijdelijk drugsprobleem in de wijk, doorspekt met enkele vechtpartijen”. De overheid zag zich gedwongen de panden te sluiten. Treffend voor de desinteresse die de Stad Brussel lang toonde, is hoe de traditionele kerstverlichting ophield aan het kruispunt van de Beenhouwersstraat en de Greepstraat en niet verder werd doorgetrokken in de richting van de Schildknaapstraat. Een dergelijke politiek leidde tot wat een jarenlange bewoner van de Sint-Hubertusgalerijen zich terloops liet ontvallen. “Als men zonder een specifiek doel zijn appartement buitenstapte, dan verkoos men spontaan om de galerij uit te wandelen in de richting van de Grote Markt. Langs de andere zijde had men weinig of niets te zoeken”.
Afb. 55. In gips gelegde stenen van de eerste
Afb. 56. Een 13de-eeuws dressoir tje.
stadsomwalling.
De invulling van het La Mondialeproject ontlokt vanzelfsprekende verwachtingen. “Dieper kunnen we niet vallen”, glimlacht Lemestre. 66
67
Afb. 57. Het volledige huizenblok tussen de Schildknaapstraat, de Wolvengracht, de Warmoesberg en de Leopoldstraat is in de loop van de afgelopen vijftien jaar vrijwel volledig gerenoveerd of herbestemd. Naast nog enkele andere projecten betekent de realisatie van de La Mondialesite een belangrijke hoeksteen voor de heropleving van de buur t.
DE INHAALBEWEGING VAN 1995 – 2006
D
e Kredietbank was samen met het SAS-Hotel de grote kapitaalinvesteerder uit de jaren tachtig. Het bouwontwerp was echter te eenzijdig ingevuld opdat het enige impact kon hebben op de herwaardering van de buurt. Het tegendeel bleek eerder waar. Een mooi opgepoetste 19de-eeuwse façade was de dekmantel voor moderne kantoorarchitectuur en dus aanleiding tot verlaten straten buiten de kantooruren. Vanaf 1995 daagden nieuwe ‘buurtinvesteerders’ op. Ditmaal werden de banken bijgestaan door zowel de overheid, culturele instellingen als privé-ondernemers. Van de optelsom van hun initiatieven zou men mogen verwachten dat het op korte of lange termijn de basis legt voor functievermenging en een verhoogde leefkwaliteit. Het begon, haast onopgemerkt, met enkele pioniersprojecten. Inmiddels is vrijwel het gehele huizenblok tussen de Schildknaapstraat, de Warmoesberg, de Wolvengracht en de Leopoldstraat gerenoveerd en herbestemd. De invulling van de La Mondialesite zou wel eens een voorlopige sluitsteen kunnen betekenen voor een grondige herdynamisering van de wijk.
DE HERBESTEMMING VAN DE VANDERBORGHTGEBOUWEN De bloeiende zaak in binnenhuisinrichting Vanderborght sloot omstreeks 1975 haar deuren. In de loop van de jaren negentig haalde de Stad Brussel het leegstanddossier uit de kast door in zee te gaan met Artesiabank. Op basis van een erfpachtcontract werd overeengekomen dat Artesia de gebouwen zou renoveren om er nadien delen van haar omvangrijke hedendaagse kunstcollectie in onder te brengen. Het stadsbestuur hield tegelijk een voet tussen de deur door zich het recht voor te behouden om twee maal per jaar de lokalen te gebruiken voor eigen tentoonstellingen. Concreet trachtte voormalig Schepen van Cultuur Henri Simons deze kans te benutten door de site uit te bouwen tot een tegenhanger van de Gotische Zaal van het stadhuis. Daarin vinden sinds jaar en dag eerder klassieke tentoonstellingen plaats, terwijl ‘Vanderborght’ een platform zou moeten bieden voor hedendaagse kunst. 69
De renovatie geschiedde. De kunstambities van Artesia werden daarentegen op de lange baan geschoven. De bank fusioneerde met de Dexiagroep die zich terughoudender opstelde. De garantie op een goede afloop is echter vrijwel zeker. Het Gewestelijk Bestemmingsplan sluit de bouw van kantoren uit en laat weinig andere keuze toe dan de uitbouw van een kunstencentrum. Inmiddels mag de oude meubelzaak al enkele pluimen op haar hoed prikken. Een jaar lang was zij de draaischijf voor de Afb. 58. Cultuur in ruime zin in de voormalige Vanderborghtgebouwen. organisatie van ‘Brussel 2000’ (Brussel, culturele hoofdstad). Sindsdien heeft de plek ongetwijfeld ook haar stempel gedrukt op het geheugen van menig bezoeker van de tentoonstelling rond 175 jaar België en de succesvolle Jacques Brel retrospectieve.
TENOREN IN DE SHOWROOMS De erfpacht tussen de stad en Artesiabank was slechts van toepassing op één derde van de totale Vanderborghtwinkelruimte. In 1998 werd de Muntopera eigenaar van de resterende 20.000 m2. Een jaar later bracht het al haar ateliers en repetitieruimtes onder één dak samen. Door de aankoop van het gebouw aan de Leopoldstraat nr. 23, vlak tegenover de achterkant van de schouwburg, kwam bovendien een rechtstreekse verbinding tot stand tussen het Vanderborghtgebouw en de eigenlijke bühne.
Afb. 59. Nieuwe repetitieruimten van de Koninklijke Muntschouwburg in de Vanderborghtgebouwen.
70
halen. De vooralsnog gesloten arcade-partijen van de schouwburg zullen worden opengebroken en heringericht tot nieuwe, openbare loopcircuits.
EEN NIEUW KLEED VOOR DE ‘ARENBERGTEMPEL’ Toen de Kredietbank in 1999 haar nieuwe zetel aan de Havenlaan innam, dreigde het gevaar van een nieuw leegstanddossier. De voormalige hoofdzetel was een uitgestrekt huizenblok dat ingesloten lag tussen de Sint-Hubertusgalerijen, de Beenhouwersstraat, de Bergstraat en de Arenbergstraat. De site bestond uit een amalgaam van bouwstijlen. De meest opmerkelijke waren de art-decogebouwen van de Deutsche Bank (1912) en de door Victor Horta in 1909 ontworpen art-nouveau juwelierszaak Wolfers. De buurt bleek echter over een scharniermoment heen te zijn. Na de dubbele herbestemming van het Vanderborghtcomplex en de restauratie van de SintHubertusgalerijen was een nieuwe stadskanker ondenkbaar geworden. ‘ImmoArenberg’, een dochtermaatschappij van de nauw met de Kredietbank verwante Almafingroep, nam het enorme renovatieproject (35.000 m2.) in handen. Het werd een geslaagd staaltje van behoud en integratie van cultuurhistorisch belangrijke panden in combinatie met enkele Afb. 60. Het eigenwijze cultuur tempeltje Cinéma Nova in de Arenbergstraat. nieuwbouwinplantingen. Vooral de gemengde invulling bleek knap en tevens hoognodig. Waar het gros van de beschikbare oppervlakte werd gereserveerd voor kantoorruimte, werd toch 10.000 m 2. voorbehouden aan woongelegenheid en kleinhandel. In de Bergstraat kwamen winkelruimten op het gelijkvloers met woningen erboven en erachter. In de marge van deze mastodontsite kon Cinéma Nova haar stek behouden. Sinds de jaren tachtig betekent dit tempeltje van de alternatieve, niet commerciële cinema een lichtpunt in het schemerduister.
In 2007 zal De Munt nog een stap verder gaan door de stad letterlijk binnen te 71
SCHIPPEREN MET VERKEER Niet enkel gevels en gebouwen werden de afgelopen jaren met de nodige zorg omringd. Even belangrijk voor de levensvatbaarheid van een buurt is de organisatie van de openbare ruimte. De verkeerstechnische inrichting van zowel de Wolvengracht als de Schildknaapstraat was ellendig. In beide straten was een systeem van eenrichtingsverkeer van toepassing dat een deel van de verkeersstroom tussen de hoog- en de laagstad moest kanaliseren. Het verkeersdebiet lag echter te hoog voor deze smalle 19de-eeuwse kokers. De assen waren verkommerd tot autoriolen. Hierdoor ontstond een onhoudbare toestand voor het openbaar vervoer. Lijnbussen die de verbinding legden tussen het De Brouckèreplein en het Centraal Station hadden soms vijftien tot twintig minuten nodig om in vogelvlucht een afstand van nauwelijks 500 meter te overbruggen. Afb. 62. Terrassen op verbrede trottoirs. Afb. 61. Gele zalmen. Bussen tegen de stroom in als onderdeel van de oplossing voor de verkeersellende in de Schildknaapstraat en de Wolvengracht.
Eerder al had de door middel van de Warmoesberg maanden vertaalt
overheid het verkeer op de Warmoesberg kunnen filteren een trottoirverbreding. Meteen werd hierdoor de hoek van met de Schildknaapstraat gevaloriseerd. Tijdens de warme dit zich in extra ruimte voor terrasjes.
Om het probleem van hoogoplopende vertragingen te verhelpen, zou de overheid een tijd lang experimenteren met een bus-in-eigen-bedding-systeem. De wegmarkering werd meermaals aangepast, maar echter zelden gerespecteerd door automobilisten. Om het eigenlijke verkeersdebiet te doen afnemen, werd gegoocheld met de verkeersrichting in de Warmoesberg en de Leopoldstraat. Na jarenlang gesleutel kwam in 2003 een geslaagd plan tot stand dat een einde maakte aan de situatie. De scheiding van de rijvakken werd ditmaal geaccentueerd door de inplanting van lage, granieten dwarsliggers. Maar bovenal zouden de bussen voortaan tegen de verkeersstroom in rijden. Tegenover dit ‘gele gevaarte’ werd de automobilist voor een voldongen feit geplaatst en zodoende gedwongen om zich op zijn rijstrook koest te houden.
72
73
a f b . 6 3 . S i mu l at ie t e ke n in g v an d e r e n ov a t i e v a n h e t La M o nd i a l eg ebo u w. Op s t r a a tn i ve au wo r dt de ho e k g e v a lor i s e e r d do o r e e n br a s s e r ie .
LA MONDIALE: EEN VOORLOPIG SLUITSTUK?
H
et La Mondialeproject is dus geen alleenstaand gegeven. De renovatie kadert in een breder perspectief van herwaarderingsinitiatieven. Daarentegen vormt het wel een bijzonder belangrijke stap. Wat de La Mondialesite onderscheidt van de andere projecten is dat het in wezen om een hoeklocatie gaat. Een straat die haar hoeken verwaarloost, verliest haar aantrekkingskracht. Als het project dan ook effectief aanslaat, bestaat de kans dat de hele buurt ook meteen een meerwaarde krijgt. De resterende leegstand zou zo op termijn wel eens opgelost kunnen geraken. De gemengde invulling van het La Mondialeproject als een combinatie van hotellerie, appartementen, lofts, winkelruimten en een brasserie kan doorgaans op lof rekenen. De denktank Atelier de Recherche d’Architecture Urbaine (Arau) formuleerde daarentegen in de marge een niet onbelangrijke kritiek. De bepalingen van de laatste bouwvergunning van mei 2005 impliceerden ten opzichte van eerdere aanvragen opnieuw een inkrimping van het aantal wooneenheden ten voordele van het aantal hotelkamers. Het is echter met een vast en voldoende groot inwonersbestand dat een stevige basis wordt gelegd voor de leefkwaliteit van een wijk. Een hotelpubliek zorgt eerder voor passage dan voor verankering. Het zal van belang zijn dat de Stad Brussel erop toeziet om deze hotelconcentratie (The Dominican, het SAS-Hotel, het Scandic Hotel) ruimschoots te compenseren met woongelegenheid. Misschien dat in een hopelijk nabije toekomst de resterende leegstand in de Schildknaapstraat hiervoor wordt aangewend?
75
UITGEGEVEN BRONNEN ARTS (Josef), L’ancien Couvent des Dominicains à Bruxelles, Mont-St.-Amand, Gand, A. De Scheemaecker, 1922, 491 pp. BOGAERTS (A.M.) & CRESENS (Em.), Inventaris van het Dominikaans archief, Brussel, Archief- en Bibliotheekwezen in België, 1976-1977, 2 dln., 327 & 384 pp. (=Archief- en Bibliotheekwezen in België. Inventarissen, 7) Bouwen door de eeuwen heen: urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie, Gent, Snoeck-Ducaju, 1979, 3 dln.
B IB L IOGRA F I E NIET-UITGEGEVEN BRONNEN Verscheidene fondsen met niet-uitgegeven bronnen werden geconsulteerd als basis voor deze
Brussel, breken, bouwen. Architectuur en stadsverfraaiing 1780-1914. (tentoonstellingscatalogus), Brussel, Gemeentekrediet, 1979. BUYLE (A.), Localisation de l’hôtel des R avenstein rue de l’Ecuyer, Annales de la Société Royale d’Archéologie de Bruxelles, 1994, LIX, pp. 207-221. CABRIS (Eric M.J.), De Munt: drie eeuwen geschiedenis van het gebouw, Tielt, Lannoo, 1996.
studie. Een gedetailleerd overzicht hiervan verschaffen is zo goed als onmogelijk. Daarom wensen we ons te beperken tot een korte lijst van de fondsen:
CABUY (Yves) & DEMETER (Stéphane), Brussel . Vijfhoek. Archeologische ontdekkingen, Brussel, Dienst Monumenten en Landschappen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, 1997, 263 pp. (= Atlas van de
Archief van de Stad Brussel:
archeologische ondergrond van het Gewest Brussel, 10.2)
fonds Archives Anciennes : oude plannen en kaarten fonds Registers van de bevolkingstellingen (1795 – 1799 – 1802 – 1812 – 1816 – 1829 – 1835 – 1842 – 1846 – 1856
DE MECHELEER (Lieve), Brussel, in : DE MECHELEER (Lieve), De Orde van de Dominicanen. Monasticon,
– 1866 – 1876 – 1890)
Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2000, pp. 199-240. (=Bibliografische inleiding tot de Belgische
fonds Archives Anciennes: charterverzameling
kloostergeschiedenis vóór 1796, 35)
fonds Openbare Werken DEMETER (Stéphane), De eerste stadsomwalling, een belangrijk stuk erfgoed in Brussel, in : BLANQUART Archief van het OCMW-Brussel:
(Patricia), DEMETER (Stéphane), DE POORTER (Alexandra), MAASART (Claire), MODRIE (Sylvianne),
fonds Bienfaisance
NACHTERGAEL (Ingrid) & SIEBRAND (Michel), Autour de la première enceinte. Rond de eerste
fonds Hôpitaux
stadsomwalling, Brussel, Brussels Gewest – Dienst Monumenten en Landschappen, 2001, pp. 12-28. (=Archeologie in Brussel, 4)
Rijksarchief van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: fonds Schepengriffies van het Brussels Gewest
DEMEY (Thierry), Bruxelles. Chronique d’une capitale en chantier. De l’expo ’58 au siège de la CEE,
fonds Bureau des Annotations (Wijkboeken)
Bruxelles, Legrain, 1992.
fonds Kerkelijk Archief van Brabant fonds Archief van Sint-Goedele
GODDING (Philippe), Le droit foncier à Bruxelles au Moyen Age, Bruxelles, Publications de l’Institut de Sociologie Solvay, 1960, XI-455 pp. (=Etudes d’histoire et d’ethnologie juridiques, 1)
Sint-Lukasarchief: fotoregisters van de Schildknaapstraat en de Leopoldstraat
GOEDLEVEN (Edgard), Het Martelaarsplein te Brussel, Tielt, Lannoo, 1996.
Brusselse Raad voor Leefmilieu (BRAL):
GYSSELING (Maurits), Gent’s vroegste geschiedenis in de spiegel van zijn plaatsnamen, Antwerpen –
persdossiers
Brussel – Gent – Leuven, Uitgeversmij. N.V. Standaard-Boekhandel, 1954, 87 pp.
Brukselbinnenstebuiten:
HENNE (Alexandre) & WAUTERS (Alphonse), Histoire de la ville de Bruxelles (nouvelle édition du texte
persdossiers
original, augmentée de nombreuses reproductions de documents choisis par Mina Martens, archiviste de la ville), Bruxelles, Ed. Culture et Civilisation, 1975, 4 dln. JANSSENS (Frieda), Straatnaamgeving in de Middeleeuwen. Brussel 13 de -16 de eeuw, 1983, Vrije Universiteit Brussel (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1983, 196 + XXVII pp.
76
77
JANSSENS (Luc), Kloosterinplantingen, in : SMOLAR-MEYNART (Arlette) & STENGERS (Jean) (red.), Het Gewest Brussel. Van de oude dorpen tot de stad van nu, Brussel, Gemeentekrediet, 1989, pp 146-159. (=Historische Uitgaven. Reeks In-4°, 16) JANSSENS (Luc), “Baeckens om naer te schieten”. Schade aan de religieuze instellingen te gevolge van het bombardement van 13-15 augustus 1695, Tijdschrift van het Gemeentekrediet, 1997/1, LI, 199, pp. 41-49. La Monnaie s’agrandi… De Munt breidt uit…, Brussel, De Muntschouwburg, 1998, 25 pp. MEHAUDEN (Alb.) & VANWELKENHUYZEN (M.), La Ville de Bruxelles. Ses habitants, leurs métiers et leurs adresses vers 1767, Bruxelles, s.n., 1998, 339 pp. Nachtraven. Het uitgangsleven in Brussel van 1830-1940, Gemeentekrediet, tentoonstellingscata logus, 1987.
H ERKOMST VAN A F BEELDINGEN
d’OSTA (Jean), Dictionnaire historique et anecdotique des rues de Bruxelles, Bruxelles, Paul Legrain, 1986, 360 pp. Alle afbeeldingen in dit boek worden door een copyright beschermd. RABADAN Y ARROYO (Alexander), Status Quaestionis en Inventarisatie van de archeologie in Bedelordekloosters in België en Nederland. (Franciscanen, Dominicanen, Karmelieten & Augustijnen),
Privé-verzameling Hans Vandecandelaere – Bram Vannieuwenhuyze
Gent, Universiteit Gent (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 2003, 176 pp.
afbeeldingen 3, 4, 9, 11, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 23, 24, 32, 33, 41, 42, 43, 45a, 45b, 46, 47, 49, 50a, 50b, 50c, 50d, 51a, 51b, 53a, 53b, 54, 55, 56, 57, 58, 60, 61, 62
ROMBAUT (J.A.), Bruxelles illustré, ou description chronologique et historique de cette ville, Tant de son Ancienneté, que de son état présent. Ornée de Planches en Taille Douce, Bruxelles, Chez Pauwels, 1779, 2
Archief van de Stad Brussel
dln. (Archives Générales du Royaume et Archives de l’Etat dans les Provinces. Reprints, 65)
afbeeldingen 17, 20, 21, 22, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 34, 35, 36, 37, 38, 39
SCHOUTEET (A.), De straatnamen van Brugge. Oorsprong en betekenis, Brugge, Vanden Broele, 1977,
La Mondiale nv
249 pp.
afbeeldingen 6, 7, 63
TIMMERMAN (George), In Brussel mag alles. Geld, macht en beton. Berchem, s.n., 1991.
Privé-verzameling Joan Vanden Bossche afbeeldingen 10, 40
VAN BELLE (Ronald), Een fundatieplaat van Adolf van Kleef en Anna van Bourgondië, Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis, gesticht onder de benaming ‘Société d’Emulation de Bruges’, 2000,
Bral
CXXXVII, pp. 66-94.
afbeeldingen 2, 44
VANDE WEGHE (R.), Geschiedenis van de Antwerpse straatnamen, Antwerpen, Uitgeverij Mercurius,
La Monnaie s’agrandit… De Munt breidt uit…, 1998
1977, 576 pp.
afbeeldingen 1 (bewerkt door auteurs), 12 (bewerkt door auteurs)
VANRIE (A.), Inventaire des archives du Bureau des Annotations de Bruxelles (wijckboecken) [1864],
De Munt
Bruxelles, Archives de l’Etat Région de Bruxelles-Capitale, 1993, 26 pp. (=Instruments de recherche
afbeelding 59
à tirage limité, 75) De Morgen Van speculatieve leegstand tot levende plekken, s.l., BRAL en de VUB (Geografisch Instituut), 1995, 37
afbeelding 5
pp. Nationaal Geografisch Instituut (met toelatingsnummer A2200) afbeelding 69 (bewerkt door auteurs) Archief OCMW-Brussel afbeelding 8 Herkomst onbekend afbeelding 52 (bewerkt door auteurs)
78