Veiligheids- en gezondheidsplan VGP
BESTEK NR 57-53-3-12-001 VAN 2014 Open aanbesteding voor de aanneming van werken
L73 - Onderhoud Onderbruggingen en Duikers Kp. 52.553 - 86.033
VC-ontwerp: ir. S. Standaert
DIT VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN (V.G.P.) WERD OPGESTELD DOOR DE INTERNE DIENST VOOR PREVENTIE EN BESCHERMING VAN DE NMBS-groep, DIE ZICH ALLE RECHTEN VOORBEHOUDT AANGAANDE DE INHOUD EN DE VORM. Het gebruik of de reproductie van dat document, zelfs gedeeltelijk, is pas toegestaan na toestemming van de NMBS-groep
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
BIJWERKINGSTABEL
Herziening nr. 0
Datum 16.12.2013 8.10.2013
Betreft / pagina nr. 1e uitgave 2e uitgave
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
INHOUDSTAFEL 1.
PREVENTIEPOLITIEK
2.
ALGEMEEN
3.
ALGEMEEN VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN 3.1. Algemene inlichtingen 3.1.1. Bouwheer 3.1.2. Aannemer 3.1.3. Coördinator-ontwerp 3.1.4. Coördinator-verwezenlijking 3.1.5. Andere instanties en tussenkomende partijen 3.2. Beschrijving van het project 3.2.1. Beschrijving van het te realiseren bouwwerk 3.3. Duur van de uitvoering en bijzondere maatregelen 3.3.1. Duur van de uitvoering 3.3.2. Buitendienststelling van het spoor 3.3.3. Buitenspanningstelling van de bovenleiding 3.3.4. Bijzondere maatregelen op spoorwegvlak 3.3.5. Maatregelen opgelegd in het kader van de spoorwegexploitatie die een invloed hebben op de veiligheid 3.4 Analyse van de risico's 3.4.1. Inleiding 3.4.2. Studie van de arbeidsplaatsen 3.4.3. Beschrijving van de risico's 3.5. Beschrijving van de preventiemaatregelen 3.5.1. Inleiding 3.5.2.
De algemene maatregelen met betrekking tot de werforganisatie 1. 2. 3. 4.
3.5.3.
Algemene preventiestructuur Preventiestructuur eigen aan elk van de tussenkomende partijen Tussenkomst van de arbeidsgeneesheer Andere documenten
De algemene maatregelen die voortvloeien uit de door de bouwheer opgelegde verplichtingen
1. Werken in of in de nabijheid van de spoorweginstallaties 2. Andere 3.5.4. Milieugebonden verplichtingen 1. Milieubescherming (lozingen, opslag, lawaai, ...) 2. Vergunning te verkrijgen door de aannemer vóór de aanvang van de werken 3.5.5. Verplichtingen aangaande de lokalisatie van de werf 1. Werken in de nabijheid van wegen 2. Werken in de nabijheid van het spoorwegnet 3. Werken nabij en/of boven waterwegen
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
3.5.6. Coördinatiemaatregelen 1. Algemeen plan voor de werfinrichting 2. Toegang tot de werf 3. Parking en tijdelijke parkeerplaatsen 4. Beveiliging tegen ongevallen bij verplaatsingen op de werf 5. Beveiliging tegen ongevallen tijdens behandelingen 6. Gebouwen en lokalen 7. Elektrische installaties 8. Opslag van materialen 9. Opslag van gevaarlijke stoffen 10. Orde – Netheid – Afval 11. Collectieve beveiligingen 12. Brandbeveiliging, evacuatie en EHBO 13. Belemmering van het verkeer 14. afsluiten van de bouwplaats
3.5.7. Organisatie van externe en interne hulpverlening 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Classificatie van de ongevallen Procedure bij ongevallen Procedure bij een ernstig ongeval Procedure bij een licht ongeval Externe hulpverlening Interne hulpverlening
3.5.8. Algemene modaliteiten inzake overleg en samenwerking op de werf tussen de verschillende tussenkomende partijen 3.5.9. Algemene modaliteiten inzake overleg en samenwerking op de werf tussen de werkgevers en de werknemers 3.5.10. De specifieke maatregelen betreffende de werken met specifieke risico's 1. Gevaar van bedelving 2. Gevaar van wegzinken 3. Valgevaar 4. Chemische of biologische agentia 5. Ioniserende stralingen 6. Nabijheid van elektrische hoogspanningslijnen of -kabels 7. Risico op verdrinking 8. Ondergrondse werken en tunnels 9. Werkzaamheden met duikuitrusting 10. Werkzaamheden onder overdruk 11. Springstoffen 12. Montage en demontage van geprefabriceerde elementen 13. Brandgevaar
3.5.11. Instructies voor de tussenkomende partijen 1. Aanbevelingen voor de werknemers 2. Aanbevelingen voor de werfverantwoordelijken
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
BIJLAGE 1 : Gegevens van de aannemer(s)
33
BIJLAGE 2 : Termijnplanning van de werken
34
BIJLAGE 3 : Algemeen plan van de werfinrichting
35
BIJLAGE 4 : Procedure bij een ongeval
36
A. Instructieblad bij een ongeval B. Procedure bij een ernstig ongeval BIJLAGE 5 : Toegangsplan
40
BIJLAGE 6 : Noodnummers
52
BIJLAGE 7 : Routebeschrijving naar het ziekenhuis
54
BIJLAGE 8 : Veiligheidsvereisten met betrekking tot de werken in of in de nabijheid van de spoorweginstallaties
55
A. Veiligheidsvereisten NMBS-groep B. Consigne voor elke werknemer C. Consigne in geval van indringing in het vrijeruimteprofiel BIJLAGE 9 : Voorbeeld voor het opstellen een type- of specifiek VGP
61
BIJLAGE 10 : Intentieverklaring van de aannemer
62
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
1.
PREVENTIEPOLITIEK De ervaring leert dat het opzetten van een efficiënte preventiepolitiek een bepaald aantal praktische structuren en maatregelen vereist die behoort tot de bevoegdheid van alle tussenkomende partijen, evenals hun respectieve hiërarchische lijn. De te voeren politiek inzake welzijn en milieu moet een constante zorg zijn in elke activiteit.
Het bevorderen van de veiligheid en de gezondheid op het werk maakt integraal deel uit van elke activiteit.
Die geestesgesteldheid wordt verspreid onder alle personeelsleden in de vorm van duidelijk vastgestelde principes.
De veiligheids- en gezondheidsactiviteiten worden geïntegreerd in de activiteiten van de diverse exploitatie- en bouwterreinen.
Elk lid van de hiërarchie, ongeacht zijn rang, is belast met de preventieactiviteiten in de sector waarvoor hij bevoegd is en moet zich wenden tot zijn hiërarchische meerderen.
Het gevolg van een dergelijke politiek is dat in de waardeoordelen die over het personeel worden gegeven, de kwaliteiten op het vlak van preventie op dezelfde wijze moeten worden beoordeeld als de andere.
Elke actie inzake preventie omvat diverse fases: •
een analyse,
•
een toepassing,
•
een of meerdere uitvoeringscontroles,
•
de evaluatie en het gebruik van de resultaten.
Alle activiteiten inzake preventie worden uitgestippeld via periodieke verslagen met het oog op een stand van zaken en een permanente aanpassing.
De diepgaande studie - vooraleer zich een ongeval voordoet - van de risico's die verbonden zijn aan elke activiteitensector, en de analyse van de ongevalstatistieken hebben als doel om de preventiepolitiek te optimaliseren.
Naast de technische en organisatorische aspecten inzake preventie van ongevallen, is het hoogstnoodzakelijk om op alle hiërchische niveaus en bij alle personeelsleden opleidingen te organiseren op het vlak van veiligheid.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
2.
ALGEMEEN Dat plan is met name gebaseerd op:
de voorschriften van het ARAB en het AREI en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten;
de Codex over het welzijn op het werk en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten;
de wet van 04 augustus 1996 met betrekking tot het welzijn van de werknemers op het werk, de bijbehorende uitvoeringsbesluiten en meer in het bijzonder, het koninklijk besluit van 25 januari 2001 (B.S. van 7 februari 2001) betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen;
het koninklijk besluit van 05 mei 1995 met betrekking tot de uitvoering van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende het op elkaar afstemmen van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot de machines;
het koninklijk besluit van 07 augustus 1995 met betrekking tot het gebruik van de uitrustingen voor individuele bescherming.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
3. 3.1. 3.1.1.
ALGEMEEN VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN (V.G.P.) ALGEMENE INLICHTINGEN Gegevens van de aanbestedende overheid - Adres van de aanbestedende overheid: Infrabel - Directie Infrastructuur Afdeling Kunstwerken Area NW - Gent Koningin Maria-Henrikaplein 2 9000 Gent Leidend ambtenaar: ir. E. De Grove Tel. 09/241.27.02 Fax. 09/241.25.37 GSM: 0496/19.88.59 Toezicht op de werken: Dhr. Willy Mortier (tos) Tel: 050/30.40.60 GSM: 0473/92.05.01 Preventieadviseur: Dhr. R. Meerschman Tel. 09/241.24.08 Fax. 09/241.20.97 GSM: 0477/64.84.06
3.1.2
Gegevens van de Aannemer(s) (bijlage 1) A.
Gegevens van de aannemer(s) - Adres
( )
- Verantwoordelijke
( )
- Raadgever inzake preventie B.
( )
Lijst met de onderaannemers en zelfstandigen
( ) C.
Taakverdeling
( ) 3.1.3
Gegevens van de Coördinator-ontwerp Infrabel - Directie Infrastructuur Afdeling Kunstwerken Area NW - Gent Koningin Maria-Henrikaplein 2 9000 Gent ir. S. Standaert Tel. 09/241.24.36 Fax. 09/241.25.37 GSM: 0478/48.02.21
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
3.1.4
Gegevens van de Coördinator-verwezenlijking Naam
Piet CAMBIER
Adres + Tel. + Fax
GSM 0472 /510 494 Legendaledreef 80 B - 8020 Oostkamp
[email protected]
3.1.5
Andere instanties en tussenkomende partijen N.A.V.B. Poincarélaan 70 1070 Brussel
tel. 02/523.40.93
Technische Inspectie Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid Dhr. Van Cauter Belliardstraat 51 1040 Brussel tel. 02/233.41.11
Activiteiten
-
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
3.2.
BESCHRIJVING VAN HET PROJECT
3.2.1. Beschrijving van het te realiseren bouwwerk De aanneming bestaat uit meerdere werfzones, allen gelegen op de spoorlijn 73 in het baanvak Kortemark – De Panne, met als voornaamste werken (niet beperkende lijst): • • • • • • • • • • • • • • • •
het vrijmaken van terreinen; instellen en onderhouden van wegomleidingen en afdammingen; verplaatsen van kabels, leidingen, nutsvoorzieningen; bouwen van de nodige werftoegangen; realisatie van waterdichte bouwputten m.i.v. de nodige bemalingen; het ruimen van duikers; herpositioneren en vastzetten van dekstenen; leveren en plaatsen van plinten voor ballastkering en leuningen (metaalwerk); herstellen en herschilderen van bestaande leuningen; metselwerkherstellingen; aanbrengen van metselwerkbepleisteringen en spuitbeton; betonherstellingen; voegwerken; heraanleg van het talud en overige grondwerken; allerhande afwerkingen; zie ook bestek, 2de deel art 2.
Daarnaast dient te worden voorzien in: •
opvolging van de veiligheidsvoorwaarden door onafhankelijke coördinator
Uiterlijk 15 kalenderdagen na de gunning van de opdracht doch vóór de aanvang van de opdracht moet de aannemer zijn planning en fasering van de opdracht met een aangepaste risico-analyse bezorgen aan de coôrdinator-verwezenlijking . Een boete wordt toegepast per kalenderdag overschrijding (zie art 45 van het bestek). Meer in detail beschreven in de meetstaat van het bestek nr. 57-53-3-12-001.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
3.3.
DUUR VAN DE UITVOERING EN BIJZONDERE MAATREGELEN
3.3.1 Duur van de uitvoering (bijlage 2 – Termijnplanning van de werken) De duur van de verschillende werken of werkfases die gelijktijdig of achtereenvolgens verlopen, is opgegeven:
voor de fase "uitvoering", door de termijnplanning van de werken geleverd door de aannemer (zie bijlage 2 : ( ))
Totale uitvoeringstermijn is vastgesteld op 200 (tweehonderd) werkdagen (zie bestek, 2 art 76)
Deeltermijnen (zie bestek, 2 deel art 76)
de
deel
de
de
Voor opmerkingen, bijkomende bepalingen en randvoorwaarden : zie bestek, 2
deel art 76
3.3.2 Buitendienststelling van het spoor Zie ook BNX-en uitgegeven door I-N.3C BOT - cel A170 Bureau Werken. Er dient opgemerkt dat de buitendienststelling van het spoor aangevraagd wordt door voorlegging van het boekje S 427 door tos W. Mortier of zijn vervanger aan de toezichtsbediende Netwerk van Blok 7 te Brugge. Strikte toepassing van volgende artikelen van het ARS: ARS Bundel V, Tit. I, art. 1 t.e.m. 6 en art. 19 en 20 i.v.m. het gebruik van het S 427. ARS Bundel VI, Tit. II, Hfdst. III, art. 69 t.e.m. 73 en van art. 74 tot 87. ARB, Bundel III, 2de deel, art 2.5.11, 2.5.12, 2.5.13, 2.5.14, 2.5.15 en 2.5.16. ARS Bundel IV, Titel II, Hoofdstuk III, art; 69 tot 76 en 85 tot 94 i.v.m. de buitendienststelling van het spoor Bundel 576, Arbeidsveiligheid, titel IV. De zone van buitendienststelling wordt opgenomen in een Tijdelijke Plaatselijke Onderrichting die verspreid wordt naar alle betrokken partijen vóór de aanvang van de werken. Volgende buitendienststellingszones zijn van toepassing:
L73 KP 59.355 ONB Zarrebeek - spoor A tussen het sein JX-O.7 (kp 47.584) en het sein G-N.7 (kp 64.208) - spoor B tussen het sein GX-N.7 (kp 64.208) en het sein J-O.7 (kp 47.584) L73 KP 66.498 ONB Heernissestraat - spoor 181 tussen het sein C-N.7 (kp 66.160) en het sein J-S.7 (kp 79.785) L73 KP 70.705 ONB Beverdijkvaart: (idem als voorgaande) L73 KP 70.928 ONB Oostkerkevaart: (idem als voorgaande) L73 KP 73.258 ONB Oude Aavaart: (idem als voorgaande) L73 KP 74.063 ONB Zoetenaaieleed: (idem als voorgaande) L73 KP 76.068 ONB Kromme Gracht: (idem als voorgaande) L73 KP 77.708 ONB Steenkerkevaart: (idem als voorgaande) L73 KP 81.813 ONB Beek Slabbelingsgeleed (stopplaats Koksijde - spoor 761 tussen het sein N-S.7 (kp 81.313) en het sein C-T.7 (kp 82.530) L73 KP 82.964 ONB Beek Slabbelingsgeleed (Pannestraat) - spoor B tussen het sein E-T.7 (kp 82.950) en het sein GX-T.7 (kp 85.243)
De lijnsnelheid op de tracés van de L73 is 120km/u ter hoogte van de werkzaamheden. De lijnsnelheden zijn slechts een indicatie van de snelheden op het moment van gunning van de opdracht. Telefoon Zoneregelaar blok 7 Brugge:
diensttelefoon NMBS-Groep:
901/2500
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
openbaar telefoonnet toestel:
050/302500
3.3.3 Buitenspanningsstelling van de bovenleiding Er zijn buitenspanningsstellingen van de bovenleiding voorzien. De bovenleiding staat onder 3kV. Er is steeds een veiligheidsafstand van 3m te bewaren tot de bovenleiding. Verdeler ES (of ook benoemd als verdeler TS):
diensttelefoon NMBS-Groep: openbaar telefoonnet toestel:
991/2500 09/2412500
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
3.3.4 Bijzondere maatregelen op spoorwegvlak Het vrije ruimteprofiel van een spoor wordt begrensd door het fictief verticaal vlak welke getrokken wordt op 1,50 meter afstand van de zijkant van de dichtstbijgelegen spoorstaaf. Het is het personeel van de aannemer ten strengste verboden dichter dan 1,50 m van de dichtst bijzijnde spoorstaaf van een spoor in dienst te komen. Zij mogen sporen in normale exploitatie niet oversteken om zich van de ene naar de andere kant van de spoorbedding te begeven. Hiertoe moet een tijdelijke vaste afsluiting in maaswerk van metaal of planken van een oranje kleur worden geplaatst naast het spoor in dienst en dit over een voldoende afstand over de volledige werfzone, te bepalen door de leidend ambtenaar. Deze afsluiting (type safety-fence of gelijkwaardig), te leveren en plaatsen door de aannemer, is bevestigd op verticale metalen palen die met een horizontale metalen verbinding vastgeklemd worden op de voet van de rail zodat de afsluiting perfect valt buiten het vrij ruimteprofiel. Het plaatsen en wegnemen van deze afsluiting gebeurt door een erkend spooraannemer tijdens een buitendienststelling van de betrokken sporen. Bij wegname van deze afsluiting wordt het ballastbanket hersteld. Alle werken waarbij een indringing in het vrije ruimteprofiel van een spoor mogelijk is dienen met verplichte buitendienststelling van het betrokken spoor of sporen uitgevoerd te worden. De aannemer mag het spoor slechts bezetten nadat hij daartoe de schriftelijke toelating bekomen heeft van de leidende ambtenaar of van zijn gemachtigde. De bepalingen van bundel 61 zijn hier van toepassing. Indien het spoor niet opnieuw in dienst kan worden gesteld op het voorziene uur, dan dient de leidende ambtenaar hiervan onmiddellijk ingelicht en moet dit in het dagboek der werken worden ingeschreven en door beide partijen ondertekend. Tijdens de normale exploitatie van het treinverkeer zijn GEEN snelheidsbeperkingen voorzien. (lijnsnelheden zie 3.3.2 hiervoor)
Infrabel kan, rekening houdend met de huidige exploitatieregeling (voorjaar 2014) en zonder enige verbintenis, enkel de verkeersonderbrekingen van sporen toekennen die beschreven staan onder de rubriek “3.3.2” hiervoor. De onderbrekingen moeten minimum 40 kalenderdagen vooraf door de aannemer bij de leidende ambtenaar aangevraagd worden per aangetekend schrijven. De aandacht wordt er hier nogmaals op gevestigd dat deze verkeersonderbrekingen compatibel moeten zijn met de verkeersonderbrekingen welke gebeurlijk terzelfdertijd (en aangevraagd door andere diensten of aannemers) van toepassing zouden zijn voor de uitvoering van andere werkzaamheden (zie in dit verband eveneens art. 28 § 2 hierboven). Dit betekent onder meer dat bepaalde verkeersonderbrekingen, gevraagd door de aannemer, in bepaalde periodes niet kunnen toegekend worden en derhalve zullen moeten uitgesteld worden. Zoals gesteld in bovengenoemd artikel kan de aannemer hiervoor geen schadeloosstelling eisen doch enkel aanspraak maken op een termijnsverlenging overeenkomend met de periode van het uitstel van zijn aangevraagde werken. Hierna volgt een overzicht van de werken die dienen uitgevoerd te worden tijdens een buitendienststelling van één of van beide sporen : • werken die moeilijk of onmogelijk zijn uit te voeren zonder indringing in het vrije ruimteprofiel; • werken die een gevaar vertonen voor indringing in het vrije ruimteprofiel; • werken die tijdelijk de stabiliteit en/of de normale exploitatie van een spoor in het gedrang brengen. Bij werken in de nabijheid van installaties van elektrische tractie moeten de bovenleidingen van de sporen buiten spanning worden gesteld. Hierna volgt een overzicht van de werken die dienen uitgevoerd te worden tijdens een buitenspanningstelling van de bovenleiding : • manipulaties met kraanlasten in de nabijheid van het vrijeruimteprofiel • manipulaties met kraanlasten boven het vrijeruimteprofiel • werken in het vrije ruimteprofiel van het spoor
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Buiten de toegestane buitendienststellingen van de sporen dient, op elk ogenblik, het spoor in een zodanige staat behouden dat het treinverkeer veilig tegen de toegelaten snelheid van de lijn verzekerd is. Het is de aannemer echter ten strengste verboden zware tuigen te gebruiken (zoals vrachtwagens, zware kranen, bulldozers, ...) in de nabijheid van een in dienst zijnd spoor zonder adequate afsluitingen (type heras of safety fence of gelijkwaardig). De aannemer en heel zijn personeel dienen buiten de toegestane buitendienststellingen van de sporen zelf te waken over hun veiligheid tijdens hun verblijf op het spoorwegdomein ; bij hun verplaatsingen langs de sporen en wanneer zij werken zouden uitvoeren in dienst zijnde sporen of in het vrije-ruimteprofiel ervan. De aandacht van de aannemer wordt eveneens bijzonder gevestigd op volgende punten : • zeer ernstige gevaren kunnen voortvloeien uit beschadigingen, veroorzaakt aan overbrengingen, bedienings- en controlekabels van wissels of seinen, alsook aan al dan niet ingegraven dienstkabels die geplaatst zijn in de werkzone en tot de NMBS-GROEP of andere maatschappijen behoren; • de aannemer is volledig verantwoordelijk voor de beschadigingen die zouden kunnen veroorzaakt worden aan de kabels van de NMBS-GROEP en/of andere maatschappijen. Hetzelfde geldt voor de leidingen aller aard die zouden beschadigd worden of verstopt geraken tijdens de werken; • indringing in de nominale omtrek van het vrije-ruimteprofiel is niet toegelaten; • de open graafwerken en de opgehoopte afval moeten beschermd worden; het graven dient met de vereiste voorzorgen te geschieden om elke verzakking van het nabijgelegen spoor te vermijden. De aannemer moet aan deze beschermingsmiddelen alle verbeteringen en wijzigingen aanbrengen die de leidende ambtenaar of zijn afgevaardigde nodig zou achten, zonder dat hij hiervoor aanspraak kan maken op een schadeloosstelling of een verlenging van de uitvoeringstermijn. De aannemer blijft geheel verantwoordelijk, ondanks het eventueel akkoord van Infrabel en ondanks de eventuele verbeteringen en wijzigingen door deze aangevraagd. Bij het gebruik van kranen of andere hefwerktuigen, het construeren van palen of damplanken moeten de in beweging zijnde delen of lasten op een horizontale afstand van 2,50 m van de dichtstbijgelegen stroomdraad of 4,50 m van de dichtstbijgelegen spoorstaaf van de bereden sporen blijven, zoniet worden deze buiten dienst gesteld.
3.3.5.Maatregelen opgelegd in het kader van de spoorwegexploitatie die een invloed hebben op de veiligheid (Vb. : Gebruik van een specifieke uitrusting om de hinder bij de doortocht van treinen te beperken.)
Het aantal buitendienst- en buitenspanningsstellingen dient tot een minimum beperkt te worden. De leidend ambtenaar oordeelt als enige over dit criterium en kan wijzigingen aan de planning van de aannemer opleggen zonder enig recht op vergoeding van de aannemer. De aannemer dient zich bovendien, tijdens de periode van buitendienst- en/of buitenspanningstelling, te gedragen naar de voorschriften van een tijdelijke plaatselijke onderrichting (TPO), welke de bijzondere veiligheidsmaatregelen bepaalt die vóór en tijdens zekere behandelingen toepasselijk zijn alsook tijdens het plaatsen en het gebruik van toestellen en materieel dat een voorziene tijdelijke of ontijdige indringing in het vrije ruimteprofiel van het spoor of de sporen waarop het verkeer gehandhaafd blijft, kan veroorzaken. Deze bijzondere veiligheidsmaatregelen betreffen bijvoorbeeld : • de behandeling van bepaalde hinderlijke voorwerpen of prefab-elmenten; • het buitenspanning stellen van de bovenleidingen; • de aanwezigheid en benutting van alle types van voertuigen of machines, zoals vrachtwagens, bulldozers, hef- en behandelingstoestellen, kranen van alle aard (auto, spoorweg, op wagen), mechanische schoppen, graafmachines, telescopische platforms enz.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
De bescherming van het verkeer berust op een geheel van de door de TPO voorgeschreven maatregelen, namelijk : • radioverbinding tussen werf en signalisatieposten voor het uitwisselen van aankondigingen; • door Infrabel geleverde schildwachten, ter aanvulling van het veiligheidsdispositief.
( ) 3.4.
ANALYSE VAN DE RISICO'S
3.4.1. Inleiding
(uitreksel uit het K.B. van 25 januari 2001 – Art. 25)
De analyse van de risico's wordt opgemaakt als gevolg van:
de uitvoering van het werk;
de wederzijdse inwerking van activiteiten van de diverse tussenkomende partijen die tegelijkertijd op de tijdelijke of mobiele bouwplaats aanwezig zijn;
de opeenvolging van activiteiten van de diverse tussenkomende partijen op een tijdelijke of mobiele bouwplaats wanneer een tussenkomst, na het beëindigen ervan, risico's laat bestaan voor de andere tussenkomende partijen die later zullen tussenkomen;
de wederzijdse inwerking van alle installaties of alle andere activiteiten op of in de nabijheid van de site waar de tijdelijke of mobiele bouwplaats is gevestigd, inzonderheid het openbaar of privaat goederen- of personenvervoer, het aanvatten of de voortzetting van het gebruik van een gebouw of de voortzetting van eender welke exploitatie;
de uitvoering van mogelijke latere werkzaamheden aan het bouwwerk.
3.4.2. Studie van de arbeidsplaatsen De analyse van de risico's en het opstellen van de fiches met de specifieke risico's van elke arbeidsplaats maken het voorwerp uit van veiligheids- en gezondheidsplans die als volgt gestructureerd zijn: type-VGP's (tVGP) volgens de aard van de werken en/of de werkfase (grondwerk, kunstwerk, palen, pad, afbraak, sporen, bovenleidingen…); die tVGP's worden opgesteld door de diverse aannemers en/of hun onderaannemers; specifieke VGP's (spVGP) voor de sub-activiteiten en/of type-werkfases; die spVGP's hangen samen met de tVGP's; die spVGP's worden opgesteld door de diverse aannemers en/of hun onderaannemers. Elk document omvat: ♦
de beschrijving van de arbeidsplaats en/of het gebruikte materieel;
♦
de evaluatie van de risico's;
♦
naargelang de voorzienbare risico's, de getroffen maatregelen, in volgorde van prioriteit:
vervangen door niet of minder gevaarlijke technieken; inzetten van collectieve beschermingsmiddelen; ter beschikking stellen van individuele beschermingsmiddelen;
♦
chronologie van de installatie van de beschermingsmiddelen.
Een voorbeeld voor het opstellen van de tVGP's en spVGP's is gegeven in de bijlage 9. Wat de fase "verwezenlijking" betreft, en om te voldoen aan de voorschriften van het bestek voor het toepassen van de algemene preventie- en veiligheidsprincipes, worden de diverse tVGP's en spVGP's, uiterlijk 2 weken voor de aanvang van de werken waarop ze betrekking hebben door de Aannemer ter kennisneming aan de LA en aan de “coördinator-verwezenlijking” bezorgd. Die laatste maakt de analyse van de eventuele gekruiste risico's en neemt die op in het VGP. De Aannemer moet een lijst opstellen met alle tVGP's en spVGP's met het oog op de verschillende uit te voeren werken en de datum van afgifte van deze tVGP's en spVGP’s als milestone opnemen in de globale planning van de werken .
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Die lijst wordt bijgewerkt naargelang van de voortgang van de werf. Bij elke uitgave van een nieuw tVGP en/of spVGP, wordt de lijst herzien en door de coördinator aan alle bezitters van het huidige VGP bezorgd.
3.4.3. Beschrijving van de risico's Teneinde de ondernemingen op de hoogte te brengen van de risico's die verbonden zijn aan de werken in en in de nabijheid van de spoorweginstallaties, heeft de NMBS-groep een specifiek boekje “Veilig werken en zich verplaatsen bij de NMBS”, uitgegeven betreffende de algemene risico's die eigen zijn aan haar installaties en betreffende de te treffen maatregelen om die te vermijden. Van dit boekje ligt één exemplaar ter inzage bij de leidende ambtenaar aan de aannemer. Bijkomende exemplaren zijn beschikbaar bij NMBS-Holding –Veiligheid en Milieu VM.02. (tel.02/525.30.68) Frankrijkstraat 52-54 sectie 26/2 te 1060 Brussel tegen de prijs van 2,48 euro per exemplaar.
3.5. BESCHRIJVING VAN DE PREVENTIEMAATREGELEN 3.5.1. Inleiding (uittreksel van het K.B. – Art. 27) De beschrijving van de preventiemaatregelen wordt opgesteld rekening houdend met:
het geheel van de preventieregels en -maatregelen, aangepast aan de kenmerken van het bouwwerk en voortvloeiend uit de toepassing van de algemene preventieprincipes;
de specifieke maatregelen met betrekking tot de werken die specifieke risico's inhouden;
de instructies voor de tussenkomende partijen.
3.5.2. De algemene maatregelen met betrekking tot de werforganisatie 3.5.2.1.
Algemene preventiestructuur
De preventiepolitiek die wordt uiteengezet in punt 1 van dit document vormt de basis voor de preventiestructuur die voor het huidige ontwerp wordt opgezet. De aannemer is belast met het inzetten en onderhouden van de gemeenschappelijke preventiemiddelen en dat zolang de activiteiten op de terreinen dat vereisen (werfinrichting, toegang, lokaal voor eerste hulp,…). De aannemer verbindt er zich toe om de werken die hem werden toevertrouwd uit te voeren in overeenkomst met de van kracht zijnde wetgeving en met het huidige V.G.P. en om die regels te laten naleven door zijn werknemers, zijn onderaannemers, zijn leveranciers en zijn bezoekers op de werf. Elke tussenkomende partij verbindt er zich toe gekwalificeerde arbeidskrachten in te zetten, die werden opgeleid en op de hoogte gebracht van de risico's van hun vak en van de preventieve maatregelen die erop betrekking hebben. Er wordt regelmatig aan de preventieregels herinnerd, vooral bij de aanvang van een nieuwe activiteit. Elke tussenkomende partij wordt verzocht om geen bijkomende risico's te creëren voor de andere aannemers die op dezelfde werf werkzaam zijn en dus om actief mee te werken aan de toepassing van de coördinatie die voor dat ontwerp voorzien is. Voor elke werknemer die een veiligheidsfunctie vervult of een risicopost bekleedt, dient een geschikt medisch attest worden voorgelegd op verzoek van de bouwdirectie. De taal van het ontwerp is het Nederlands. Elke aannemer die personeel inzet van een andere taalregime verbindt er zich toe de verschillende consignes en de preventieregels te vertalen en zijn werknemers op te leiden en op de hoogte te brengen in hun moedertaal of in een andere taal die ze beheersen.
3.5.2.2.
Preventiestructuur eigen aan elk van de tussenkomende partijen
De preventiepolitiek van elke tussenkomende partij moet vastgesteld zijn in het V.G.P. van de onderneming.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Die preventiepolitiek moet worden toegepast door de hiërarchische lijn op de werf die wordt bijgestaan door hun raadgever inzake preventie. Ter herinnering, elke tussenkomende partij blijft alleen verantwoordelijk voor zijn eigen veiligheid en die van zijn personeel.
3.5.2.3.
Tussenkomst van de arbeidsgeneesheer
In het kader van dit ontwerp, worden diverse werkzaamheden gesuperviseerd door de arbeidsgeneesheer van de verschillende tussenkomende partijen en door die van de bouwheer en van de bouwdirectie.
3.5.2.4.
Andere documenten
De werfreglementen die door de ondernemingen worden opgesteld moeten voldoen aan de voorschriften van het bestek en van het huidig algemeen veiligheids- en gezondheidsplan. Voor de onderaannemer moet een beperkt dossier betreffende de consignes inzake veiligheid en gezondheid die op de werf moeten worden toegepast, door de aannemer worden opgesteld. Dat dossier omvat ten minste:
Algemene inlichtingen;
Organigram van de Onderneming;
Plan met de werfinrichting;
Organisatie van de hulpverlening;
Preventie;
Studie van de arbeidsplaatsen - Opstellen van een veiligheids- en gezondheidsplan.
Voor de werknemers wordt door de coördinator een onthaalbrochure opgesteld die ten minste de volgende inlichtingen omvat met betrekking tot de op de werf toegepaste veiligheids- en gezondheidspolitiek:
Algemene preventiemaatregelen;
Wat te doen in geval van:
Arbeidsongeval
Brand op de werf
Werken in de nabijheid van de sporen
Incident dat het spoorverkeer hindert
Incident dat vervuiling veroorzaakt
Plan met de toegangen tot de werf en de RVP's.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
3.5.3. De algemene maatregelen die voortvloeien uit de door de bouwheer opgelegde verplichtingen 3.5.3.1.
Werken in of in de nabijheid van de spoorweginstallaties
In geval van werken die worden uitgevoerd in of in de nabijheid van spoorweginstallaties, moeten veiligheidsmaatregelen worden getroffen in overeenkomst met artikel 79 van bestek 57-53-3-12-001 en de bijlage ‘Veiligheidsvereisten’ en VG-plan van dit bestek. Een overzicht met de algemene veiligheidsvereisten voor de organisatie van de werken die worden uitgevoerd in of nabij de spoorweginstallaties is bijgevoegd in de bijlage 8A. In de praktijk kunnen de veiligheidsprofielen als volgt worden samengevat: ♦
1,50 m (verticaal vlak) van de buitenrand van de dichtstbij zijnde spoorstaaf =
♦
geen enkele persoon wordt in die zone toegelaten;
4,50 m (verticaal vlak) van de buitenrand van de dichtstbij zijnde spoorstaaf = in deze zone kunnen zich machines bevinden onder garantie dat ze in geen geval het veiligheidsprofiel zullen binnendringen tijdens de werkzaamheden.
De uitvoering van activiteiten binnen de veiligheidsprofielen, wordt slechts toegestaan indien de sporen buiten dienst worden gesteld. Bovendien wordt eraan herinnerd dat alle personen die werkzaam zijn in of nabij de sporen, gele werkkledij (jas van klasse II) moeten dragen en dat, in dezelfde context, het gebruik van rode uitrustingen (kledij, helm, werktuigen,…) verboden is. Om zeker te zijn dat alle werknemers goed op de hoogte zouden zijn van die veiligheidsregels, werden consignes opgesteld: ♦
Consigne voor elke werknemer (bijlage 8/B)
♦
Consigne in geval van indringing in het vrijeruimteprofiel van de sporen (bijlage 8/C)
Elke werknemer moet:
een exemplaar bewaren van de consignes die op hem betrekking hebben;
een exemplaar ondertekenen (te bewaren in het centrale dossier) ter kennisneming.
3.5.3.2.
Andere (NMBS-reglement, ......) ( )
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
3.5.4. Milieugebonden verplichtingen 3.5.4.1.
Milieubescherming (lozingen, opslag, lawaai,…)
Ter herinnering, de diverse tussenkomende partijen op de werven dienen zich te schikken naar de regelmenteringen en voorschriften inzake milieubescherming.
3.5.4.2.
Vergunning te verkrijgen door de aannemer vóór de aanvang van de werken
De aannemer dient op zijn kosten en binnen de voorgeschreven termijn, de nodige vergunningsaanvragen in te dienen om te voldoen aan de nationale, gewestelijke en lokale wetgevingen, al naargelang van de middelen die hij wenst in te zetten voor de uitvoering van de opdracht: exploitatievergunning, milieuvergunning en andere. Vóór de aanvang van de werken, bezorgt de aannemer een kopie van de verkregen vergunningen aan de leidend ambtenaar.
3.5.5. Verplichtingen aangaande de lokalisatie van de werf 3.5.5.1.
Werken in de nabijheid van wegen
De aannemer moet inlichtingen inwinnen bij de besturen die de wegen beheren over de voorwaarden (aslastbeperkingen, gebruiksperiode, frequentie, vrijeruimteprofiel, enz…) die aan het wegverkeer worden opgelegd. Anderzijds zal hij de openbare weg regelmatig onderhouden (verwijderen van modder, enz…). Ingeval een wegomleiding moet worden voorzien, neemt de aannemer, vóór de aanvang van de werken contact op met de besturen die de wegen beheren en volgt de aanwijzigingen op wat de voorlopige signalisatie betreft die moet worden geplaatst. Een signalisatieplan wordt opgesteld in samenspraak met de politiediensten en een kopie wordt aan de de coördinator van de veiligheid en de gezondheid bezorgd. (zie bestek, 2 deel art 79.1.2) Er werden voorafgaandelijk aan de aanbesteding geen principe akkoorden bekomen met de wegbeheerders voor het afsluiten van de wegenis. De aannemer zal de nodige wegvergunningen/omleidingen sowieso moeten aanvragen voor de volgende wegenis: -
ONB Heernissestraat; Stad Diksmuide
-
ONB Oude Aavaart; beheerder van het fietspad “Noordzee Vlaanderen Fietsroute – Boterlandroute”
3.5.5.2.
Werken in de nabijheid van het spoorwegnet
Veiligheidsmaatregelen moeten worden getroffen zie 3.5.3.1en bijlage 8
3.5.5.3.
Werken nabij en/of boven waterwegen
Het betreft hier de onbevaarbare waterlopen: de.Grijspeerdbeek, de Zarrebeek, de Beverdijkvaart, de Oostkerkevaart, de Oude Aavaart, het Zoetenaaieleed, de Kromme Gracht, de Steenkerkevaart, het Slabbelingsgeleed en het Kruislanggeleed De aannemer voorziet de nodige reddingsboeien aan weerszijden van de spoorlijn, de nodige thermische dekens voor het geval van onderkoeling werknemers of bedienden Infrabel en reddingsgordel.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
3.5.6. Coördinatiemaatregelen 3.5.6.1.
Algemeen plan voor de werfinrichting (bijlage 3 ( ))
Het algemeen plan voor de werfinrichting omvat: a) het plan met de installaties zoals:
de toegangen;
de gebouwen;
de parkings;
de zones voor de opslag van diverse materialen;
de zones voor de opslag van gevaarlijke stoffen;
brandbeveiligingsmiddelen;
b) zo nodig, de detailplans met:
de lokalen (bestemming);
de elektrische installaties;
de sanitaire installaties;
de watervoorzienings- en afvoernetten;
de communicatiemiddelen;
de straalinstallaties
enz…
3.5.6.2.
Toegang tot de werf
Aan elke mogelijke toegang tot de werf vanaf een openbare weg, worden borden “WERF VERBODEN TOEGANG ZONDER TOELATING” voorzien. Alle personen die zich in de werfzone bevinden, moeten een helm en veiligheidsschoenen dragen. Indien in bepaalde zones individuele beschermingsmiddelen nodig zijn zoals een bril, een masker…, worden er gepaste pictogrammen op aangebracht.
3.5.6.3.
Parking en tijdelijke parkeerplaatsen
Een parking is voorzien om het personeel (L.A. en toezichtsbedienden) en dat van de diverse tussenkomende aannemers en de bezoekers te ontvangen. Die parking wordt zo ingericht dat bewegingen kunnen worden uitgevoerd zonder gevaar voor de gebruikers en zonder dat de doorgang gehinderd wordt voor de hulp- en bevoorradingsdiensten. De toegang tot die parking wordt voorzien van de nodige verkeerstekens. Ingeval dat nodig zou blijken, worden voor de vrachtwagens tijdelijke parkeerplaatsen ingericht die van de nodige verkeerstekens zijn voorzien:
aan de ingang van de werf, teneinde de eventuele administratieve handelingen bij het binnen- en buitengaan te vergemakkelijken;
in elke zone die voorbehouden is voor de tussenkomende aannemers.
3.5.6.4.
Beveiliging tegen ongevallen bij verplaatsingen op de werf
De wegen, banen en doorgangen moeten altijd vrijgehouden worden van elk obstakel. De zijpaden voor het personeel hebben een breedte van ten minste 0,80 m. In geen geval mogen werktuigen, uitrustingen of materieel worden achtergelaten in de trappenhuizen, de doorgangen, de uitgangen of aan de voet van de ladders. De buigzame leidingen, zoals de buizen van de lastoestellen, de elektrische kabels, de waterleidingen worden zo aangelegd dat ze de doorgang niet belemmeren.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Indien het onmogelijk is om die leidingen zo aan te leggen dat ze de doorgang niet belemmeren, moeten ze tegen beschadiging worden beveiligd. De werfvoertuigen worden bestuurd door bevoegd personeel dat de veiligheidsregels naleeft. Afval moet snel en stelselmatig worden opgeruimd.
3.5.6.5.
Beveiliging tegen ongevallen tijdens behandelingen
Er moet gebruik worden gemaakt van aangepaste machines en toebehoren voor het vervoeren van ruwe materialen, goederen, eindproducten of alle andere voorwerpen die ongevallen kunnen veroorzaken door hun gewicht, volume of snijdende randen. Voorzorgen moeten worden genomen om te voorkomen dat opgeslagen materialen zouden vallen. Materialen worden zo opgeslagen dat de stabiliteit en de doorgang gewaarborgd blijven. De hijstoestellen worden gecontroleerd overeenkomstig de geldende reglementering. De controleverslagen worden in het centrale dossier opgeborgen en een kopie wordt bijgehouden aan boord van het toestel. De hijstoestellen worden bestuurd door een geschoold en bekwaam persoon van ouder dan 18 jaar. Die persoon zal zich bij de aanvang van zijn dienst vergewissen van de goede werking van het toestel.
3.5.6.6.
Gebouwen en lokalen
Lokalen De verschillende lokalen worden bij voorkeur in één enkele zone gegroepeerd en zo geplaatst dat ze gemakkelijk te bereiken zijn voor de werknemers en de eventuele bezoekers. Ze springen in ten opzichte van de openbare weg of het werfpad. Ze zijn te bereiken via de openbare weg zonder dat moet worden gegaan via de zones waar het dragen van individuele beschermingsmiddelen vereist is. De te plaatsen trappen moeten worden voorzien van een leuning. Ze worden ontworpen en onderhouden overeenkomstig het A.R.A.B. Gezien de beperkte oppervlakte van de werfzones is de aannemer genoodzaakt tijdelijk terreinen van derden te verwerven op zijn kosten voor de werflokalen.
Branddetectie- en bestrijdingsmiddelen Die middelen, die op voldoende plaatsen zijn aangebracht, zijn aangepast aan elke situatie, gemakkelijk bereikbaar en ze worden regelmatig nagekeken. Een kopie van de controleverslagen wordt opgeborgen in het coördinatiedagboek. Het situatieplan met de algemene installatie of de detailplans met de branddetectie- en bestrijdingsmiddelen zijn bijgevoegd (bijlage 3).
3.5.6.7.
Elektrische installaties
Die installaties moeten worden opgesteld, onderhouden en gecontroleerd overeenkomstig de voorschriften van het A.R.E.I. Een kopie van de controleverslagen wordt opgeborgen in het coördinatiedagboek. Signalisatie, verlichting in tunnelsportieken, elektriciteit in besloten of vochtige ruimtes, … is steeds een 12V-installatie.
3.5.6.8.
Opslag van materialen
De opslagplaatsen voor de materialen:
worden ingericht in de zones die worden voorbehouden voor elke tussenkomende aannemer op de werf;
zijn zo ingericht dat ze het normale verkeer in de zone en op de basis niet hinderen;
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
zijn gemakkelijk te bereiken voor de laad- en lostoestellen en de transportvoertuigen.
De toegang tot de opslagplaatsen is duidelijk aangeduid. Het opslaan van de materialen gebeurt op een stabiele manier en de materialen worden zorgvuldig gescheiden naar aard. Bij het opslaan van producten die schadelijk zijn voor het milieu worden opvangbakken voorzien met voldoende capaciteit.
3.5.6.9.
Opslag van gevaarlijke stoffen
Elke tussenkomende partij moet een lijst voorleggen met de gevaarlijke stoffen die zij wenst te gebruiken op de werf, met specificatie van aard en hoeveelheid. De lijsten maken deel uit van het centrale dossier en worden regelmatig bijgewerkt. Elke tussenkomende partij vergewist er zich van dat de gebruikte stoffen de minst gevaarlijke zijn maar toch overeenstemmen met het gebruik dat men voor ogen heeft. De bijzondere voorzorgen met betrekking tot de verpakking, de behandeling, de opslag en het vervoer van die stoffen worden genomen overeenkomstig het A.R.A.B. en de richtlijnen ter bescherming van het milieu. Ter herinnering :
de ontvlambare vloeistoffen en/of de gevaarlijke stoffen (aluminothermische lassen,…) moeten worden opgeslagen in speciale lokalen of plaatsen die gescheiden zijn van de rest van de werf door een veiligheidsafstand;
de opgeslagen hoeveelheden moeten beperkt worden tot het noodzakelijke;
het opslaan van producten die oplosmiddelen of andere agressieve of vluchtige bestanddelen bevatten, gebeurt uitsluitend op voldoende verluchte plaatsen;
gepaste brandbestrijdingsmiddelen zijn beschikbaar in de nabijheid van de opslagzones.
Bijzondere aandacht wordt besteed aan de naleving van de voorschriften van het A.R.A.B. betreffende de gasflessen, in het bijzonder inzake behandeling en opslag. De plaats waar de geïnventariseerde gevaarlijke stoffen liggen opgeslagen, wordt aangeduid op het werfinrichtingsplan van elke tussenkomende partij.
3.5.6.10.
Orde - Netheid - Afval
De veiligheid hangt ook af van de orde en de netheid. De orde en de netheid moeten op alle hiërarchische niveaus worden gehandhaafd. De omgeving van de arbeidsplaatsen worden altijd in goede staat van orde en netheid gehouden. Er worden voldoende containers voorzien door de aannemers om de verschillende soorten afval in te zamelen. Afval kan niet ter plaatse worden verbrand. Al het afval wordt regelmatig door elke aannemer weggevoerd. Voedingsafval wordt in hermetisch afgesloten plastic zakken gestopt en regelmatig buiten de werf weggevoerd. Koolwaterstoffen en derivaten worden volgens de geldende reglementering weggevoerd, net als de gevaarlijke stoffen. De aannemer organiseert wekelijks of op eenvoudig verzoek van de leidend ambtenaar een algemene opruiming van de werf op zijn kosten.
3.5.6.11.
Collectieve beveiligingen
Voorrang moet worden gegeven aan de installatie van collectieve beschermingsmiddelen, vooraleer het gebruik van individuele beschermingsmiddelen te overwegen.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
3.5.6.12.
Brandbeveiliging, evacuatie en EHBO
Hierna is een plan gevoegd van de toegangswegen tot de werkzone of de interventiewegen voor de hulpdiensten vanaf de openbare weg. •
Nuttige telefoonnummers : • • • • • • • •
leidend ambtenaar tijdens de diensturen : 09/241.27.02 (GSM 0478/19.88.59) toezichter tijdens de diensturen : 050/30.40.60 (GSM 0473/92.05.01) Nationaal noodnummer Infrabel (Traffic Control 24/24) tel: 02/525.91.40; Seinhuis Blok 7 – Brugge tel: 050/30.25.00 Spoorwegongeval GEWEDIS tel: 09/280.05.54 Dispatching Infrabel (24/24) tel: 09/241.23.96 Dispatching NMBS tel: 09/241.23.95 Dienst Bovenleidingen spoor NMBS tel: 09/241.25.00
De aannemer zorgt ervoor dat er voortdurend een 2 GSM’s aanwezig zijn op de werf waarmee in geval van nood dadelijk de hulpdiensten en de NMBS-groep kunnen gewaarschuwd worden. •
Wat te doen in geval van brand of ramp :
Hierna volgt een niet-beperkende lijst van de te nemen maatregelen: • • •
•
zo spoedig mogelijk een NMBS-locatie met Belgacom telefoon verwittigen; de NMBS-groep-bediende verzoeken onmiddellijk de nodige maatregelen te treffen: de dienst 100/101 oproepen met opgave van de te volgen interventieweg; deze hulpdiensten opwachten aan de juiste interventieweg en alle nuttige informatie doorgeven. waarschuwing en/of alarmoproep van de eerste interventieploeg NMBS-groep; in geval van alarm en evacuatie ziet de werfverantwoordelijke erop toe dat zijn personeelsleden zich verzamelen ter hoogte van een vooraf duidelijk afgesproken trefpunt (bv autorijschool); in geval van brand, de brandbestrijding starten met de beschikbare brandbestrijdingsmiddelen.
Bij het begin van de werken organiseert de aannemer voor al zijn werklieden en onderaannemers een bijeenkomst in de werfkeet waarbij alle veiligheidsmaatregelen en risico’s worden toegelicht. Dit gebeurt in aanwezigheid van de leidend ambtenaar of een van zijn toezichters.
3.5.6.13.
Belemmering van het verkeer
a) TREINVERKEER De bijzondere aandacht van de aannemer wordt erop gevestigd dat het treinverkeer normaal doorgaat. Dit betekent dat alle sporen aan hoge snelheid bereden worden en dat het treinverkeer intens is. Voor werken waarbij een indringing van het vrije ruimteprofiel van één of meerdere sporen nodig is dient het betrokken spoor of dienen de betrokken sporen buiten dienst gesteld (zie punt 3.3 hiervoor). Het dienstpad langs de spoorlijn blijft steeds in dienst. De aannemer moet eveneens de bepalingen van bundel 30.6 Hoofdstuk 1.6 nauwgezet naleven. b) WEGVERKEER ONB Heernisse te Diksmuide c) BUSVERKEER NVT d) VOETGANGERSVERKEER ONB Heernisse te Diksmuide
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
ONB Oude Aavaart (fiets- en jaagpad) Het dienstpad langs de spoorlijn blijft steeds in dienst (aan weerszijden van de spoorlijn).
3.5.6.14.
afsluiten bouwplaats
De aannemer moet de verschillende werfzones zorgvuldig afsluiten met een adequate afsluiting zodat derden zich niet op de werf kunnen begeven. De afsluiting moet alle gewenste waarborgen bieden en opgericht worden naar de onderrichtingen van de leidende ambtenaar en, in elk geval, op zulke wijze dat de spoorwegdienst er geen hinder van ondervindt. De aannemer moet de uitgravingen en gevaarlijke plaatsen als stapels, materialen, … met stevige afsluitingen beschermen. De aannemer is volledig verantwoordelijk voor de ongevallen die het gevolg zouden zijn van het verwaarlozen der te nemen schikkingen. Hij dient een voldoende aantal borden te plaatsen met de vermelding "Opgelet werken". Voor de afsluitingen zal hij zich schikken naar de reglementen van de gemeente of het Vlaams Gewest en gebeurlijk een voorlopig voetpad aanleggen voor de afsluiting. De toegangen tot de werf zullen behoorlijk worden afgesloten buiten de werkuren. Alle hekwerken zijn vast aan elkaar gemonteerd met breukbouten en voorzien van poorten die met een stevig slot kunnen worden afgesloten, de hoofdaannemer is verantwoordelijk voor het afsluiten van elke werfzone buiten de werkuren en stelt hiervoor een sluitende procedure op mmv de onderaannemers De vaste installaties van de werf (barakken, betonnerings- of ijzervlechtinstallaties, ....) die zouden overblijven in de vrijgemaakte zones tijdens de voorafgaande fasen zullen eveneens afgesloten moeten worden. Het gebruik van de afsluiting of de eventuele omheiningen mag niet tot publicitaire doeleinden worden gebruikt, behoudens voorafgaande overeenkomst van de maatschappij concessionaris van de publiciteitsdienst bij de NMBS-GROEP. In de zones waar dit bij de uitvoering van de werken mogelijk is, zal de aannemer het vrijeruimteprofiel van de in dienst gebleven sporen grenzend aan zijn werf afbakenen met gele of oranje nietoverschrijdbare planken of metalen netten vastgezet op metalen railklemmen type safety-fence of gelijkwaardig (voorzien in de meetstaat van dit bestek). Dit net moet stevig vastgemaakt worden aan ijzeren bevestigingspaaltjes op maximaal 2 m van elkaar geplaatst en op minimaal 1,50 m van de buitenkant van de dichtstbijzijnde spoorstaaf van het spoor in dienst. Op vraag van de leidende ambtenaar moeten op geregelde afstanden openingen gelaten worden ten behoeve van de onderhoudsdiensten van de NMBS-GROEP. De overige kunststofwerfnetten moeten vervaardigd zijn uit niet gerecycleerd polypropyleen/high density polyethyleen; ze zijn weerbestendig, UV-bestendig, rotvrij, niet toxisch, niet corrosief, niet geleidend en de zijkanten mogen niet snijden. De hoogte bedraagt 1 m, de maasgrootte bedraagt maximaal 90 x 50 mm, het gewicht bedraagt minimaal 240 gr per m², de treksterkte bedraagt in de langsrichting min. 400 N per 10 cm strook en in de dwarsrichting min 80 N per 10 cm strook. De aannemer zal bij het indienen van zijn globale planning der werken (zie o.a. artikel 4 § 2 van het tweede deel van bestek) eveneens een gedetailleerd plan, met aanduiding van de afsluitingen van zijn werf bijvoegen. De eventuele richtlijnen van de leidende ambtenaar of coördinator moeten stipt uitgevoerd worden. De leidend ambtenaar of zijn vertegenwoordiger kan altijd de werf stilleggen indien de getroffen maatregelen onvoldoende blijken te zijn. De aannemer kan hiervoor verlenging van de termijn noch schadevergoeding eisen.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
3.5.7. Organisatie van externe en interne hulpverlening 3.5.7.1.
Classificatie van de ongevallen
Twee types ongevallen kunnen zich voordoen:
een ernstig ongeval;
een licht ongeval.
Een ongeval wordt “ernstig” genoemd als de DIENST 100 moet worden opgeroepen. Alle andere ongevallen worden “licht” genoemd. Opmerking: De bijna ongevallen = incidenten die het nemen van correctieve maatregelen vereisen, moeten aan de coördinator worden gemeld.
3.5.7.2.
Procedure bij ongevallen (bijlage 4)
In geval van een ongeval, volg de instructies in de bijlage 4/A. Elk ongeval moet zowel aan de leidend ambtenaar als aan de veiligheidscoördinator worden gemeld. De lijst met de noodnummers en het volledige adres van de werf bevindt in de werfkeet. De aannemer zorgt ervoor dat er steeds een 2 GSM’s ter beschikking is op de werf voor het verwittigen van de hulpdiensten..
3.5.7.3.
Procedure bij een ernstig ongeval
De te voeren acties bij een ernstig ongeval gebeuren volgens de procedure in de bijlage 4/B. Het lokaliseren van het ongeval gebeurt op basis van de toegangsplans in de bijlage 5. Die toegangsplans worden bezorgd:
aan elke tussenkomende aannemer op de werven;
aan de betrokken brandweerdiensten, rijkswachtdistricten en gemeentepolitiediensten.
3.5.7.4.
Procedure bij een licht ongeval
Als het slachtoffer van het ongeval zich kan verplaatsen, zal het zich laten verzorgen:
3.5.7.5.
hetzij door een hulpverlener ter plaatse; hetzij in een hospitaal of bij een geneesheer in de buurt van de werf.
Externe hulpverlening
De namen en gegevens van de diverse hierna vernoemde hulpdiensten bevinden zich in het document "noodnummers" in de bijlage 6. De geneesheren van wie de woonplaats zich in de buurt van de werf bevindt en die beschikbaar zijn tijdens de werfuren. Het hospitaal waar de gewonden naartoe kunnen worden gevoerd, wordt gekozen op basis van verschillende criteria zoals de afstand tot de werf, de wegen die ernaar leiden, de aanwezigheid van een nooddienst en de eisen van de ziekenfondsen en/of de verzekeringsmaatschappijen (zie ook het toegangsplan in de bijlage 7). In geval van nood (ernstige ongevallen, brand,…), is het noodzakelijk om, in het belang van de snelheid van hulpverlening, de DIENST 100 te verwittigen. Wat de ordediensten betreft, zal voor elk lokaal probleem zoals verkeersomleidingen, verkeersongevallen, diefstal, enz…, een beroep worden gedaan op de gemeentelijke politiediensten en/of de rijkswacht verantwoordelijk voor de zone waarop het probleem zich voordoet.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
3.5.7.6.
Interne hulpverlening
Elke aannemer die op de werf tussenkomt, zal de namen opgeven van de gediplomeerde hulpverleners. Die werknemers onderscheiden zich van de anderen door een speciaal kenteken (zelfklever of ander) dat op de voorkant van de helm wordt aangebracht, zodat ze herkenbaar zijn en snel kunnen worden opgeroepen als zich een probleem voordoet. Een lijst met de namen van die hulpverleners maakt deel uit van het V.G.P. van elke onderneming. Die lijst vermeldt voor elke hulpverlener, de plaats waar deze gewoonlijk op de werf aanwezig is. Het spreekt vanzelf dat, als een persoon gekwest is, de eerste hulp in de mate van het mogelijke wordt gegeven door een hulpverlener. Voor de aanvang van de werken, deelt de aannemer mee waar een EHBO-kit aanwezig is op de werf.
3.5.8.
Algemene modaliteiten inzake overleg en samenwerking op de werf tussen de verschillende tussenkomende partijen. Informatie, informatieverspreiding, bevelen en instructies en de controle op de toepassing Vergaderplaatsen: werfkeet Frequentie: maandelijks of op verzoek van een van de betrokkenen
3.5.9.
Algemene modaliteiten inzake overleg en samenwerking op de werf tussen de werkgevers en de werknemers. Informatie en verspreiding van de instructies onder de werknemers (ex. : Tool box meeting) Vergaderplaatsen() Datum() Frequentie( )
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
3.5.10. 3.5.10.1.
De specifieke maatregelen betreffende de werken met specifieke risico's Werken met risico's op bedelving (sleuven, bouwputten)
Indien werken worden uitgevoerd in een sleuf of in een bouwput, worden verzakkingen vermeden met de passende middelen (taluds, beschoeiingen of andere). De montage van de beschoeiingen gebeurt naargelang van de voortgang van de werken, door bekwaam personeel. Beschoeiingen steken steeds min 1 meter uit boven de rand van de bouwput als borstwering of er wordt een borstwering voorzien. De bouwputten worden voorzien van voldoende ladders om een snelle evacuatie van de werknemers mogelijk te maken. Op de randen van de bouwputten worden geen materialen of zwaar gereedschap gestapeld die een overbelasting zouden kunnen veroorzaken. Het verkeer van voertuigen en/of treinen wordt gereglementeerd om de trillingen te beperken. (treinlast: min 50 kN/m²) 3.5.10.2.
Werken met risico's op wegzinken (drijfzand, slib).
niet van toepassing 3.5.10.3.
Werken met risico's op vallen
De putten, liftkooien, kelders, kuilen, technische kokers of andere openingen moeten beschermd zijn door reglementaire leuningen of valnetten. De ladders, trappen, doorgangen, platforms, stellingen moeten stevig en stabiel zijn. De staat en het gebruik van de ladders en de stellingen beantwoorden volledig aan de geldende reglementering. De stellingen moeten worden opgesteld volgens de richtlijnen van de fabrikant en nagekeken door een werfverantwoordelijke vooraleer ze worden gebruikt. De plankenvloeren worden beveiligd tegen horizontale verschuiving en worden nooit overhangend geplaatst. Montagewerken boven de spoorlijnen en of op hoogte gebeuren met valbescherming. 3.5.10.4.
Werken die de werknemers blootstellen aan chemische of biologische agentia.
De af te stralen verf bevat loodwit. Bij het gritstralen komt dit vrij, vandaar de beschermkap om milieu en omgeving te beschermen zoals voorzien in het bestek. De aannemer treft de nodige maatregelen om zijn werknemers de PBM’s te bezorgen die de juiste bescherming bieden. Alle werknemers staan onder medisch toezicht voor de controle van het loodgehalte in het bloed. Aanwezige risico’s : vergiftiging oogletsels Werken met loodhoudende verf houdt volgende voorwaarden in : medisch toezicht van de WN voor de blootstelling uitvoeren van metingen tijdens de werken kennisgeving aan iedere WN het bezorgen van de nodige te treffen preventiemaatregelen aan de WN voldoende ventilatie afschermen van de werkzone => vervuiling dragen van de nodige PBM’s oa maskers,handschoenen,… aanwezigheid van wasgelegenheden,.. vóór de start der werken melding aan medische inspectie …
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
3.5.10.5.
Werken met ioniserende stralingen niet van toepassing
3.5.10.6.
Werken in de nabijheid van elektrische hoogspanningslijnen of -kabels
a) Kabels en leidingen Infrabel onder spanning Zie art 19 van het bestek en bijlage 8/A.
Algemeen Alle nutsleidingen ( boven – en ondergronds) worden door de aannemer voorafgaandelijk aan de werken opgevraagd en gelokaliseerd ter hoogte van de werkzone en omgeving ! Toepassing van het KLIP decreet. b) Werken in de nabijheid van de bovenleidingen In geval van werken in de nabijheid van de bovenleidingen, moeten veiligheidsmaatregelen worden getroffen in overeenkomst met punt 3.3 hiervoor en bijlage 8/A. a) Geval van de werken zonder buitenspanningsstelling van de bovenleiding Geen enkel persoon of voertuig mag zich begeven op minder dan: 2,5 m van een bovenleiding 3000 V; De volgende afwijkingen worden echter toegestaan voor de kranen die op sporen rijden met de arm in de hoogte vergrendeld; de arm van de kraan mag niet dichter komen dan: 0,8 m van een bovenleiding 3000 V; b) Geval van de werken met buitenspanningsstelling van de bovenleiding De arm van de kraan die op sporen rijdt moet in de hoogte worden vergrendeld zodat hij niet dichter kan komen dan 0,5 m van elk onderdeel van de bovenleiding. Voor de consignes, zie punt 3.5.3.1. Maatregelen bij elektrisch contact Ondanks alle ingestelde veiligheidszones en de genomen preventiemaatregelen kan het toch voorkomen dat de kraanbestuurder in contact komt met de elektrische geleider. In dat geval geldt slechts één regel, nl KALM EN RUSTIG blijven. In deze noodsituatie dient de bestuurder van de kraan steeds als volgt reageren: de zitplaats niet verlaten de personen rond de kraan bevelen deze niet aan te raken iedereen rond de kraan verplichten zich te verwijderen de kraan van de draden verwijderen indien dit mogelijk is, de stroomverdeler laten oproepen om het net af te schakelen. Indien de bediener zijn cabine niet verlaat,heeft hij niets te vrezen. Pas wanneer hij eruit stapt, zal hij bij het bereiken van de grond een electrische ontlading tussen de kraan en de grond veroorzaken die zware brandwonden en zelfs dodelijke electrocutie voor gevolg kan hebben. Enkel als de cabine vuur zou vatten mag hij deze verlaten! 3.5.10.7. Werken die de werknemers blootstellen aan een risico op verdrinking. Het betreft hier: -
de Grijspeerdbeek, beheerd door de Dienst Waterlopen Provincie West-Vlaanderen; de Zarrebeek, beheerd door de Polder Bethoostersche Broecken; de Beverdijkvaart, de Oostkerkevaart, de Oude Aavaart, het Zoetenaaieleed, de Kromme Gracht, de Steenkerkevaart, het Slabbelingsgeleed en het Kruislanggeleed, beheerd door de Polder Noordwatering Veurne.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Aangezien er boven een waterweg gewerkt wordt, is het nodig dat er reddingsmiddelen voorzien worden voor drenkelingen. Dit zijn minstens 2 reddingsboeien. De reddingsmiddelen dienen te allen tijde gemakkelijk bereikbaar te zijn en zich in bruikbare staat te bevinden. Een reddingsgordel met lang reddingstouw (minimumlengte 20m) is eveneens voorhanden. De nodige veiligheidsmaatregelen worden getroffen door de aannemer: Aanwezige risico’s : verdrinking onderkoeling kantelen en zinken van pontons ongevallen bij betreden en verlaten van de werkplatforms struikelen en vallen Preventiemaatregelen : signaleren van de werken op het water aanwezigheid van zwemvesten aanwezigheid van reddingsboeien verzorgde toegang en zonder hindernissen voorzien tot pontons of werkplatforms. Wat gedaan bij onderkoeling ? 1. een slachtoffer met beginnende onderkoeling herkent men aan de volgende symptomen : geen rillingen meer intredende bewusteloosheid een vertraagde hartslag spierstijfheid afwezigheid van reflexen uiteindelijk ( schijnbare of echte) ademhalings- en hartstilstand
Algemeen slachtoffer is bij bewustzijn => warme en gesuikerde dranken toe dienen NOOIT alcohol toedienen start zo snel mogelijk met de reanimatie reanimeer steeds tot een normale lichaamstemperatuur bereikt is Zorg eerst voor uw eigen veiligheid Controleer de vitale functies van de slachtoffers zorg voor vrije ademhalingswegen reanimeer indien nodig start GEEN hartmassage zolang het slachtoffer zelf een hartslag heeft wikkel het slachtoffer ter plaatse in een deken/aluminiumdeken; het slachtoffer niet trachten op te warmen. indien noodzakelijk om het slachtoffer te verplaatsen, omwille van de veiligheid, doe dat dan heel voorzichtig en zonder schokken BLIJF de vitale functies controleren,in afwachting van gespecialiseerde hulp
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
3.5.10.8.
Ondergrondse werken en tunnels niet van toepassing
3.5.10.9.
Werken met duikuitrusting niet van toepassing
3.5.10.10.
Werken onder overdruk niet van toepassing
3.5.10.11.
Werken met gebruik van springstoffen niet van toepassing
3.5.10.12.
Werken voor de montage of de demontage van geprefabriceerde elementen niet van toepassing
3.5.10.13.
Werken met brandgevaar
Werken met open vlam geschieden met een vuurvergunning Bij alle slijp-en laswerken aan de metaaldelen van de brug zullen branddekens en blusmiddelen in de onmiddellijke nabijheid voor handen zijn. In de werfkeet zijn voldoende oogdouches aanwezig. Algemeen: Brand is voor ieder bedrijf een permanent risico. Materiële verliezen zijn te verzekeren, dingen te herstellen of te vervangen. Wat mensen bij brand kan overkomen is niet te vergoeden. Brandpreventie begint met het naleven van bepaalde regels bij het dagelijkse werk : Rook niet op plaatsen waar het verboden is Wees voorzichtig met vuur of vlam Zorg dat ontvlambare en brandbare stoffen voldoende ver verwijderd zijn van iedere warmtebron Ledig geen asbakken in de afvalbak Gebruik voor brandbaar afval de daartoe bestemde recipiënten Schakel elektrische machines en apparaten na gebruik uit en zeker bij het einde van de werktijd. Schakel defecte of beschadigde machines of toestellen onmiddellijk uit en signaleer dit dadelijk aan je rechtstreekse chef. Zorg ervoor dat de elektriciteitsvoorzieningen veilig zijn. De meest voorkomende brandoorzaken ontstaan bij : Lassen en snijden Elektrische apparatuur en installaties Verwarmingsapparaten Verbranden van afvalproducten Neem volgende voorzorgen bij lassen en snijden : Vermijden, bedekken of afschermen van de bewerking Hou steeds een blustoestel bij de hand Hou toezicht op de ruimte waar vonken en spatten kunnen terechtkomen Hou de slangen steeds uit de zone van lassen of branden Zorgvuldig nazicht van de werkruimte na het beëindigen van het werk Flessen zo opstellen dat ze niet kunnen vallen Gebruik enkel reglementaire las- of brandinstallaties
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
3.5.11. Instructies voor de tussenkomende partijen 3.5.11.1. a)
Aanbevelingen voor de werknemers
Maatregelen te nemen alvorens zich op de werf te begeven Alvorens zich op de werf te begeven, neemt de werknemer contact op met de werfverantwoordelijke die hem aanduidt welke materialen en welk materieel hem ter beschikking wordt gesteld. De verantwoordelijke maakt ook de inventaris op van de te lopen risico's en legt de in te zetten beveiligingsvoorzieningen vast.
b)
Consignes De werknemer verschijnt op de werf in goede fysieke conditie, zodat hij zichzelf noch zijn collega's blootstelt aan ongevallen tijdens de uitvoering van zijn werk. Elke werknemer moet de veiligheidsinstructies opvolgen die door de werfverantwoordelijke worden gegeven. Hij dient, naargelang van zijn mogelijkheden, te zorgen voor zijn veiligheid en zijn gezondheid en die van de andere personen die betrokken zijn als gevolg van zijn acties of zijn nalatigheden op het werk, overeenkomstig zijn opleiding en de instructies van zijn werkgever.
3.5.11.2.
Aanbevelingen voor de werfverantwoordelijken
Elke werkgever moet de nodige maatregelen treffen inzake veiligheid, om de werknemers te behoeden voor ongevallen. Het is de plicht van de werfverantwoordelijken om ervoor te zorgen dat de werken in alle veiligheid verlopen. Het spreekt vanzelf dat de hele hiërarchische lijn nauw verbonden is met die verantwoordelijkheid.
Veiligheidsopdrachten van de werfverantwoordelijken: a)
ste
1
opdracht
De inventaris opmaken van de risico's met betrekking tot verschillende arbeidsplaatsen met als eerste doel ze te doen verdwijnen; indien dat onmogelijk blijkt, de nodige maatregelen treffen en aan de bron collectieve en/of individuele beschermingsmiddelen inzetten. De individuele beschermingsmiddelen bestellen en aan het personeel bezorgen. Ervoor zorgen dat de werknemers die individuele beschermingsmiddelen wel degelijk dragen. b)
de
2
opdracht
Letten op orde en hygiëne op de werf. Er zich van vergewissen dat de doorgangen vrijblijven en dat de materialen correct worden opgeslagen. c)
de
3
opdracht
Nagaan of de bepalingen betreffende de collectieve beschermingsmiddelen worden nageleefd. Er zich van vergewissen dat de elektrische installaties, de hijstoestellen en toebehoren gecontroleerd werden door een erkend controleorganisme en dat de documenten zoals de processen-verbaal ter beschikking werden gesteld van de overheid. d)
de
4
opdracht
Veiligheidsvergaderingen organiseren om het personeel op de werf te informeren en op te leiden. De arbeidsongevallen analyseren en alle beschikkingen treffen opdat dergelijke ongevallen zich niet meer zouden voordoen. Met de werknemers onderhandelen.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
e)
de
5 opdracht Letten op de gezondheid van de werknemers. Refters, kleedkamers en sanitaire installaties voorzien en laten onderhouden. Benodigdheden voorzien zoals zeep, toiletpapier, enz... De voorziening organiseren van frisdranken in de zomer en van warme dranken in de winter.
f)
de
6
opdracht
Er zich van vergewissen dat alle contractanten (onderaannemer, partners in tijdelijke verenigingen, enz...) die werkzaam zijn op de werf, over een veiligheidsplan beschikken.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
BIJLAGE 1 A.
Gegevens van de aannemer(s)
( ) B.
Gegevens van de onderaannemers en de zelfstandigen
( ) C.
Taakverdeling
( ) Dat document moet door de Aannemer worden bezorgd ( )
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
BIJLAGE 2: TERMIJNPLANNING VAN DE WERKEN ( ) Dat document moet door de Aannemer worden bezorgd.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
BIJLAGE 3: ALGEMEEN PLAN VAN DE WERFINRICHTING ( ) Dat document moet door de Aannemer worden bezorgd. Algemene principes: Het lastenboek voorziet de ontsluiting van de werfzone via de landerijen in de post werfinstallatie. Voor de toegangen tot de verschillende werfzone’s : zie bijlage 5 Infrabel stelt een terrein van 400 m² in het station Diksmuide ter beschikking van de aannemer (zie art. 77.1) en kan instaan voor de levering van water en elektriciteit voor de werfinstallatie te Diksmuide. De aannemer plaatst een werfkeet voor de bedienden Infrabel en bijkomende voorzieningen voor zijn eigen personeel. Deze installatie wordt verplaatst indien de behoeften van de werf zulks vereisen. Er wordt een mobiele installatie voorzien voor de afzonderlijke werflocaties afhankelijk van de activiteiten van de aannemer. Deze wordt verplaatst bij het verschuiven van de werkzaamheden. De aannemer kruist nooit de in dienst zijnde sporen en maakt gebruik van de bestaande overwegen en ongelijkgrondse kruisingen.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
BIJLAGE 4 PROCEDURE BIJ EEN ONGEVAL A.
Instructieblad bij een ongeval
B.
Procedure bij een ernstig ongeval
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
BIJLAGE 4 - A. : INSTRUCTIEBLAD BIJ EEN ONGEVAL 1.
HOE HANDELEN BIJ EEN ONGEVAL ? Elk overblijvend gevaar afwenden. Het slachtoffer troosten. Een hulpverlener alle mogelijke verzorging aan het slachtoffer laten geven. Zo nodig, de passende hulpverleningsprocedures organiseren. Paniek vermijden. Ruzie en onrust vermijden bij de werknemers. Onderzoek naar de omstandigheden waarin het ongeval zich heeft voorgedaan. Zie ook bijlage 4/B "Procedure bij een ernstig ongeval".
2.
FORMALITEITEN en GEGEVENS Naam van het slachtoffer:…………………………………………………………………. Dag, datum en uur van het ongeval:…………………………………………………
Heeft men de draagberrie gebruikt? ja
neen
Persoon die de eerste hulp heeft oegediend:……………………………………….
Vervoer naar ziekenhuis: ja
neen
Indien ja: - met ziekenwagen - met werfvoertuig - uur van vertrek:……………
Andere mogelijkheden: - de gekwetste begeeft zich alleen naar het ziekenhuis - de gekwetste raadpleegt zijn behandelend geneesheer - verzorging alleen op de werf
Datum en uur waarop de volgende personen of instanties werden ingelicht: familie van de gekwetste:…………………………………………… raadgever inzake preventie:……………………………………… veiligheidscoördinator:………………………………………… technische inspectie:………………………………………… Documenten te bezorgen aan het slachtoffer of de begeleidende persoon: medisch attest in te vullen door de geneesheer, attest van genezing, ook in te vullen door de geneesheer. De werknemer die het slachtoffer is van een arbeidsongeval moet ook zijn ziekenfonds op de hoogte brengen. Datum waarop hij zijn werk hervat:…………………………………………………………
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
BIJLAGE 4 - B. : PROCEDURE BIJ EEN ERNSTIG ONGEVAL 1.
Vóór elke andere actie : het eventueel overblijvende gevaar afwenden. Bij voorbeeld : de stroom afsnijden, instabiele voorwerpen verwijderen of stabiliseren.
2.
Alarm bij de werfleiding en de interne hulpdiensten.
3.
Bijstand aan het slachtoffer.
4. Oproep externe hulpdiensten = Dienst 100 (in principe te beslissen door de hulpverlener en/of werfleiding). Dergelijke oproep gebeurt vanaf het centraal werfbureau door ……………………… inhoud van het bericht : naam van de oproeper; identificatie van de werf; lokaliseren van het ongeval: Het lokaliseren van het ongeval gebeurt op basis van de toegangsplans in de bijlage 5.
informatie geven over de te nemen werftoegang (RVP of bouwwerk of naam van de dichtstbijzijnde weg) ;
de overeenkomstige gemeente opgeven;
aantal gekwetsten + aard van de wonden. Aan het RVP in kwestie wordt een persoon geplaatst die de hulpdiensten zal ontvangen, inlichten en begeleiden. 5. De volgende personen of instanties inlichten: de familie van het slachtoffer in geval van verblijf in het ziekenhuis of overlijden; de veiligheidscoördinator; de betrokken werkgever en zijn raadgever inzake preventie; de leidend ambtenaar of zijn vertegenwoordiger op de werf; de bevoegde technische inspectie (Tel.:...............Fax:............):
onmiddellijk bij overlijden of blijvende lichamelijke handicap van + 25 %;
binnen de twee dagen indien de onbekwaamheid geraamd wordt op meer dan een maand of in geval van een lichte blijvende handicap;
na elk ongeval waarbij het slachtoffer een elektrische schok heeft gekregen;
het Ministerie van Economische Zaken - Dienst van de Elektrische Energie (tel. 02/233.61.11) bij een ongeval "met elektriciteit" en met gekwetste(n). 6. Onderzoek naar de omstandigheden van het ongeval door de raadgever inzake preventie van de betrokken aannemer + geschreven verslag (kopie aan de veiligheidscoördinator).
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
7. Onmiddellijk maatregelen nemen op de werf om herhaling van vergelijkbare ongevallen te vermijden. 8. Documenten: ongevalaangifte; instructieblad na overleg met de werfleider, de raadgever inzake preventie en/of de veiligheidscoördinator; opbergen van de kopieën in het centraal dossier. 9. Op het ogenblik dat de werknemer zijn werk hervat: attest van genezing eisen; de raadgever inzake preventie inlichten indien de werknemer langer dan een week afwezig is; altijd de veiligheidscoördinator inlichten; eventueel medisch onderzoek van de werknemer door de arbeidsgeneesheer.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
BIJLAGE 5 TOEGANGSPLANNEN Hoofdstuk 2: L73 KP 52.553 ONB Grijspeerdbeek
Werfzone
De toegangen tot de werf zijn via de Nieuwstraat (er loopt een losweg tot aan de duiker) en via de Hoogledestraat en verderop over de bedding van de uitgebroken bijsporen in de gemeente Kortemark. Het lastenboek voorziet de ontsluiting in de post werfinstallatie.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Hoofdstuk 3: L73 KP 59.355 ONB Zarrebeek
Werfzone
De toegangen tot de werf zijn (gemeente Zarren): - kant spoor B – L73, via de Spoorwegstraat en de landerijen; - kant spoor A – L73 via de Esenstraat en de landerijen; Het lastenboek voorziet de ontsluiting via de landerijen in de post werfinstallatie.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Hoofdstuk 4: L73 KP 66.498 ONB Heernissestraat
Werfzone
De toegang tot de werf is via Heernisse, zowel vanuit kant centrum en kant industrieterrein, stad Diksmuide.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Hoofdstuk 5: L73 - KP 70.705 ONB Beverdijkvaart
Werfzone
De toegangen tot de werf zijn (stad Diksmuide – deelgemeente Oostkerke): - via de Lettenburgstraat en de landerijen; - andere zijde is enkel toegankelijk via de landerijen; Het lastenboek voorziet de ontsluiting via de landerijen in de post werfinstallatie.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Hoofdstuk 6: L73 - KP 70.928 ONB Oostkerkevaart
Werfzone
De toegangen tot de werf zijn (stad Diksmuide – deelgemeente Oostekerke): - via de Lettenburgstraat aan OW89 en de landerijen; - andere zijde is enkel toegankelijk via de landerijen; Het lastenboek voorziet de ontsluiting via de landerijen in de post werfinstallatie.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Hoofdstuk 7: L73 - KP 73.258 ONB Oude Aavaart
Werfzone
De toegangen tot de werf zijn (stad Diksmuide – deelgemeente Oostkerke): - via de Rousdammestraat en de landerijen; - andere zijde is enkel toegankelijk via de landerijen; Het lastenboek voorziet de ontsluiting via de landerijen in de post werfinstallatie.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Hoofdstuk 8: L73 - KP 74.063 ONB Zoetenaaieleed
Werfzone
De toegangen tot de werf zijn (stad Veurne): - via private weg thv elektriciteitscabine langs de Roesdammestraat en de landerijen; - andere zijde is enkel toegankelijk via de landerijen; Het lastenboek voorziet de ontsluiting via de landerijen in de post werfinstallatie.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Hoofdstuk 9: L73 - KP 76.068 ONB Kromme Gracht
Werfzone
De toegangen tot de werf zijn (stad Veurne): - via de Reygaerdijstraat thv OW102 en de landerijen; - via de Zevecotestraat en de landerijen; - andere zijde is enkel toegankelijk via de landerijen; Het lastenboek voorziet de ontsluiting via de landerijen in de post werfinstallatie.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Hoofdstuk 10: L73 - KP 77.708 ONB Steenkerkevaart
Werfzone
De toegangen tot de werf zijn (stad Veurne): - via de Steengracht Oost en de landerijen; Het lastenboek voorziet de ontsluiting via de landerijen in de post werfinstallatie.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Hoofdstuk 11: L73 - KP 81.813 ONB Beek Slabbelingsgeleed (stopplaats Koksijde)
Werfzone
De toegangen tot de werf zijn (gemeente Koksijde): - via de Sint-Idesbaldusstraat en de landerijen en/of privaatterreinen; - via de parking van het station te Koksijde; Het lastenboek voorziet de ontsluiting via de landerijen en/of privaatterreinen in de post werfinstallatie.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Hoofdstuk 12: L73 - KP 82.964 ONB Beek Slabbelingsgeleed (Pannestraat)
Werfzone
De toegangen tot de werf zijn (gemeente Koksijde): - via de Pannestraat en de landerijen of privaatterreinen; Het lastenboek voorziet de ontsluiting via de landerijen in de post werfinstallatie.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Hoofdstuk 13: L73 - KP 86.033 ONB KruisLanggeleed (Vorming De Panne)
Werfzone
De toegangen tot de werf zijn (gemeente Adinkerke): - via de Zwartenhoekstraat; - via de Langgeleedstraat thv OW 12, met hek en aarden weg tot aan duiker; Het lastenboek voorziet de ontsluiting in de post werfinstallatie. ALGEMENE OPMERKING: - indien er vermeld wordt ‘toegankelijk via de landerijen’ dient de aannemer nog steeds de nodige afspraken te maken met de eigenaar en de gebruikers (Infrabel heeft geen principe akkoorden afgesloten met de laatsten). - de aannemer houdt hiermee rekening bij het bepalen van de prijzen.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
BIJLAGE 6 NOODNUMMERS ( ) GENEESHEREN
(tel.)
(naam en adres)
't Kint Lode
051/ 62 66 44
Stationsstraat 64, 8610 Kortemark
Favoreel Stefaan
051/ 56 62 88
Nieuwstraat 7, 8610 Kortemark
Vandeputte F.
051/ 56 61 61
Staatsbaan 259, 8610 Zarren (Kortemark)
Vandermeersch G.
051/ 56 75 97
Molenstraat 2, 8610 Zarren (Kortemark)
Staessen W.
051/ 50 25 13
IJzerlaan 16, 8600 Diksmuide
Boussauw Annemie
051/ 50 35 10
Woumenweg 77, 8600 Diksmuide
De Hantsetters C.
051/ 55 54 11
Veurnestraat 50, 8600 Pervijze (Diksmuide)
Schockaert F.
058/ 31 38 01
Brugsesteenweg 83, 8630 Veurne
Jansseune P.
058/ 31 27 27
Noordstraat 49, 8630 Veurne
Vanderscheuren Veronique
058/ 31 13 30
Daniel De Haenelaan 12, 8630 Veurne
Logier Anne-Marie
058/ 41 57 95
Florent Braemlaan 21, 8660 Adinkerke (De Panne)
Bossuyt M.
058/ 41 51 16
Westhoeklaan 60, 8660 De Panne
Het algemeen Europees Noodnummer
112
INFRABEL Securail NMBS-Holding
0800 30230
Traffic Control
02/525.91.40
Dienst Bovenleidingen spoor 09/241.25.00 NMBS
BRAND / ZIEKENWAGEN Hulpdienst
100
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Benaming & adres ZIEKENHUIS SPOEDGEVALLEN 050/23.23.01 CENTRALECENTRALE 050/23 21 11 SPOEDGEVALLEN 051/23 62 21 CENTRALE 051/23 61 11 SPOEDGEVALLEN 051/23 77 08 CENTRALE 051/23 71 11
SPOEDGEVALLEN 058/33 35 31 CENTRALE 058/33 31 11
AZ St.-Rembert Torhout St.-Rembertlaan 21 8820 Torhout Stedelijk Ziekenhuis Roeselare Brugsesteenweg 90 8800 Roeselare H. Hartziekenhuis Roeselare Campus Wilgenstraat Wilgenstraat 2 8800 Roeselare AZ Sint-Augustinus Veurne Iepersesteenweg 100 8630 Veurne
ORDEDIENSTEN Federale politie
(tel.) 101
Kortemark - Zarren Wijkpolitie Kortemark
051/ 59 15 60
Politiezone Polder
051/ 50 00 04
Diksmuide - Oostkerke Wijkpolitie Diksmuide
051/ 51.00.00
Politiezone Polder
051/ 50 00 04
Veurne - Steenkerke Wijkpolitie Veurne
058/33.22.76
Zuidburgweg 109, 8630 VEURNE
058/ 33.22.11
Zuidburgweg 109, 8630 VEURNE
Koksijde – De Panne Wijkpolitie Koksijde
058/ 53 38 78
Zeelaan 48, 8670 Koksijde
Wijkpolitie De Panne
058/ 42 97 40
Zeelaan 21, 8660 De Panne
Politiezone Westkust
058/ 53 30 00
Zeelaan 48, 8670 Koksijde
Politiezone Spoorkin Veurne
Stationsstraat 47, 8610 Kortemark (ma tot vr, van 9u-12u, en enkel op woensdag ook van 13u-18u) Rijkswachtstraat 8, 8600 DIKSMUIDE Sint-Sebastiaanlaan 8 8600 Diksmuide (ma tot vr, van 8u-18u, zaterdag van 9u-12u) Rijkswachtstraat 8, 8600 DIKSMUIDE
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
BIJLAGE 7 ROUTEBESCHRIJVING NAAR HET ZIEKENHUIS ( ) Dat document moet door de Aannemer worden bezorgd.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
BIJLAGE 8 VEILIGHEIDSVEREISTEN MET BETREKKING TOT DE WERKEN IN OF IN DE NABIJHEID VAN DE SPOORWEGINSTALLATIES A.
Veiligheidsvereisten
B.
Consigne voor elke werknemer
C.
Consigne bij indringing in het vrijeruimteprofiel van de sporen
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Bijlage 8/A : Veiligheidsvereisten 1. Vereisten voor de aanvang van de werken De arbeidsmiddelen moeten voldoen aan onderstaande wetgevingen - art. 54 quater 3, 4 van het ARAB - KB van Arbeidsmiddelen van 12.08.93 - in voorkomend geval aan het KB-Machines van 05.05.95 - CODEX, Titel I – Hoofdstuk III – art.4 2. Tijdens de werkzaamheden De aannemer moet alle nodige maatregelen treffen om de veiligheid van zijn personeel en materieel te verzekeren. Gebeurlijk bijkomende veiligheidsmaatregelen, bevolen door de toezichtsbediende of leidende ambtenaar, moeten stipt worden nageleefd. Niettegenstaande eventuele aanwijzingen van een bediende van de NMBS-groep blijft de aannemer alleen en volledig verantwoordelijk voor elk ongeval of schade. De ondernemingen dienen elkaar wederzijds hun risico’s mede te delen, en dient de NMBS-groep zich ervan te vergewissen of de werknemers van de ondernemingen de passende instructies hebben ontvangen. Vooraleer de werken aan te vangen worden aldus door de leidende ambtenaar of zijn afgevaardigde vooraf de risico’s besproken met de aannemer en zijn personeelsleden, aan de hand van de risico-opgave in bijlage. De aannemer vervolledigt eventueel de eigen risico’s en deze eigen aan het kraanwerk,... De personeelsleden zullen deze risico-opgave ondertekenen, waarbij zij verklaren dat zij deze onderrichtingen ontvangen en begrepen hebben. Opgave van de risico’s volgens arikel 8 van de wet “Betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.” (4 augustus 1996 – BS 18/9/96):
1) Risico’s eigen aan de aannemer - opgave van de risico’s door de aannemer : ( )
2) Risico’s eigen aan de NMBS-groep A. Werken nabij het spoor : risico-analyse van de bewegende treinen. 1. Risico-analyse. De risico’s die een persoon loopt in de gevarenzone ten gevolge van de beweging van spoorvoertuigen zijn: - gegrepen worden door het spoorvoertuig - uit evenwicht gebracht worden door de luchtverplaatsing van een beweging met grote snelheid. 2. Algemene begrippen. 2.1. Gevarenzone. Onder gevarenzone verstaat men de zone waarbinnen de bediende gevaar loopt door voorbijrijdende treinen. Indien de snelheid van de treinen beperkt is tot 120 km/h reikt de breedte van de gevarenzone tot 1,5 m loodrecht gemeten vanaf de buitenkant van de spoorstaaf. De gevarenzone kan meerdere sporen omvatten. Elk baanvak van een buitendienst gesteld spoor waarop werktreinen of voertuigen rijden, moet als gevarenzone beschouwd worden.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
2.2 Uitwijkplaats. Personeel Onder uitwijkplaats verstaat men een veilige plaats, nl. buiten de gevarenzone, waar de bediende moet staan om een beweging op een veilige manier door te laten. Indien de uitwijkplaats wordt begrensd door een volle wand dient deze zich op minstens 2 m van de buitenkant van de spoorstaaf te bevinden. Op een perron dient men zich op minstens 1 m van de perronrand te bevinden. Personen die in de nabijheid van de in dienst zijnde sporen werken zijn verplicht gele fluorescerende kleding te dragen. Gereedschap en materieel Er mag zich geen enkel voorwerp bevinden binnen de nominale omtrek van het profiel van vrije ruimte. Voldoende maatregelen dienen genomen te worden om te beletten dat voorwerpen in beweging kunnen gebracht worden door de luchtverplaatsing van een beweging met grote snelheid. B. Risico’s bij werken in de nabijheid van elektrische leidingen. 1. Risico-analyse. De gevaren van elektriciteit zijn : - elektrocutie, wanneer men de geleidende delen kan aanraken; - ontploffing, eventueel gevolgd door brand, wanneer er in een ontplofbare omgeving elektrische bogen of vonken ontstaan uit leidingen of toestellen onder spanning; - brand, wanneer de delen onder spanning een gevaarlijke verhittingsbron worden voor de nabijgelegen stoffen of wanneer er bogen of vonken ontstaan in de nabijheid van brandbare stoffen. 2. Algemene begrippen. Op het terrein van de spoorweg houden de volgende installaties bijzondere risico’s in : - HS voor elektrische tractie (hoogspanning); - elektrisch rollend materieel; - voorverwarming; - HS-kabels; - LS-kabels (laagspanning). 2.1. HS voor elektrische tractie. 2.1.1. Bovenleiding. De bovenleiding is een verzameling van kabels en draden opgehangen boven de sporen die fungeert als voedingsinstallatie voor elektrische energie. De gemidddelde voedingsspanning bedraagt 3 kV gelijkspanning (DC); in de toekomst 25 kV of 2 x 25 kV wisselspanning (AC) op bepaalde baanvakken. De inherente gevaren van die bovenleiding zijn van elektrische en mechanische (trekkracht) aard. Maatregelen. - Bovenleiding is onder spanning : de nodige maatregelen worden genomen om min. 80 cm van de bovenleiding verwijderd te blijven. - Bovenleiding is buiten spanning : • de aannemer moet schriftelijk de buitenspanningstelling bevestigen • maatregelen worden genomen om min. 50 cm van de bovenleiding verwijderd te blijven; daarvan kan worden afgeweken mits uitdrukkelijke toelating van de toezichtsbediende van de NMBS-groep. 2.1.2. Verbindingskabels tussen onderstations, sectioneerposten en bovenleidingen. Onder andere ter hoogte van de onderstations en de sectioneerposten liggen op de grond verbindingskabels die de bovenleiding van spanning voorzien. Ze liggen op terreinhoogte in sleuven langs de sporen. Op alle sleufdeksels is de pijl voor hoogspanning aangebracht. Men moet er van uitgaan dat die kabels onafgebroken onder spanning staan. 2.1.3. Terugstroomkring. De terugstroomkring voert de tractiestroom terug naar de negatieve pool van het onderstation. Behalve door de spoorstaven en de spoortoestellen, wordt de continuïteit van de terugstroomkring van de tractiestroom verder gewaarborgd door diverse dwarsverbindingen, langsverbindingen, inductieve verbindingen.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Ter hoogte van de onderstations en sectioneerposten komen de terugstroomleidingen in een verzamelkast. In die omgeving zijn de verbindingen met het spoor in het rood geschilderd en voorzien van een waarschuwingsbord. Bij 25 kV zijn de spoorstaven, palen en metalen structuren in de omgeving geaard door een ingegraven aardingskabel langs het spoor en door dwarsverbindingen, aardingsequipotentiaalverbindingen genoemd. 2.2. Elektrisch rollend materieel. De elektrische voertuigen maken contact met de bovenleiding via stroomafnemers. Bepaalde onderdelen van die voertuigen komen zo onder een spanning van 3 kV (gelijkspanning) of 25 kV (wisselspanning). De spanning van 3 kV (gelijkspanning) of 25 kV (wisselspanning) is ook aanwezig op het onderste gedeelte van de rijtuigen. Eventueel contact daarmee is even gevaarlijk als rechtstreeks contact met de bovenleiding. 2.3. Voorverwarming 3 kV. Bepaalde rijtuigen zijn uitgerust met “elektrische voorverwarming”. De stopcontacten voor aansluiting op de rijtuigen zijn in de tussensporen geplaatst. Die installaties werken onder een spanning van 3 kV (gelijkspanning) op grondniveau. Ze worden bediend door gespecialiseerde bedienden van BE Onderhoud Korte Termijn. 2.4. H.S.-kabels. Over de terreinen van de NMBS-groep lopen HS-kabels van verschillende herkomst : - voeding van de bovenleiding (zie B.1.2.); - verbinding tussen de HS-posten Infrabel en Infrabel-leverancier; - derden, met een vergunning bij Ministerieel Besluit; - 1 kV-verdeling voor de seininrichting. 2.5. LS-kabels. Over de terreinen van de NMBS-groep ligt een net van LS-kabels om de verschillende toestellen van de ES-infrastructuur te voeden (seininrichting, verlichting, verwarming, drijfkracht, bovenleiding, telecommunicatie) alsmede LS-kabels van derden met een vergunning bij Ministerieel Besluit.
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Bijlage 8/B : Consigne voor elke werknemer
COORDINATIE VAN DE VEILIGHEID Consigne voor elke persoon op de werf bij uitvoering van een werk in de nabijheid van een spoor in dienst De uitvoering van werken lange de sporen in dienst vraagt bijzondere aandacht en de naleving van de veiligheidsconsignes die door de NMBS-groep worden uitgevaardigd, met name: het feit dat, behoudens een speciale toestemming: ♦ geen enkele activiteit mag worden uitgevoerd binnen het vrijeruimteprofiel van een spoor in dienst; ♦ het verboden is om de sporen met een voertuig over te steken; ♦ op elk ogenblik een afstand van 1,50 m van de buitenste rand van de dichtstbijzijnde spoorstaaf moet worden in acht genomen. Een oranje net wordt aangebracht op die afstand; ♦ een veiligheidsafstand van 2,50 m in acht wordt genomen ten opzichte van de bovenleidingen (3.000 V) in dienst. ♦ het strikt verboden is om, zonder redenen voor het werk, de sporen in dienst over te steken of erop te rijden wegens het gevaar dat de doorrit van treinen inhoudt (normaal spoor, tegenspoor, parallel rijden,…). De personen die zich voor het werk aan de overkant van de sporen moeten begeven, moeten verplicht de volgende regels naleven, in volgorde van prioriteit: hetzij oversteken via een speciaal daarvoor gebouwde brug, onderdoorgang of overweg; hetzij oversteken tijdens een periode van buitendienststelling van de sporen; hetzij oversteken onder toezicht van een “schildwacht” die toezien op hun veiligheid; uitzonderlijk, oversteken onder eigen toezicht. ♦
Alle personen die in de sporen of in de onmiddellijke nabijheid van de sporen werkzaam zijn, moeten gele werkkledij dragen; het gebruik van rode uitrustingen (werkkledij, helm, gereedschap,…) is verboden.
Ter kennisneming en aanvaarding van de opgelegde arbeidsvoorwaarden: Naam:…………………………………………. Werkgever:………………………………….. Functie:……………………………………… Datum:…………………………………………… Handtekening: ……………………………………….
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Bijlage 8/C.
Consigne in geval van indringing in het vrijeruimteprofiel van een spoor in dienst (door een obstakel, een ongeval, …) OPGELET: de trein die nadert, vormt een ernstig gevaar. 1. Informatie
aan het dichtstbijzijnde Infrabel-blok, met behulp van telefoontoestellen die op de seingevingspalen of langs de sporen zijn aangebracht;
inhoud van het bericht: naam van de oproeper : …….. werf nr. : …….. ; plaats van het ongeval (dorp, spoor, hectometerpaal,…); aard van het probleem (obstakel, ontsporing, ongeval,…); aanwezigheid van gekwetste(n) en hun aantal;
aan de leidend ambtenaar en het werfbureau.
2. Seingeving Twee personen gaan, in tegenovergestelde richtingn de treinen tegemoet die kunnen naderen, om ze te doen stoppen door de aandacht van de treinbestuurder te trekken met behulp van vlag of een rode lantaarn of met elk ander beschikbaar middel. Ze begeven zich langs de sporen met uiterste voorzichtigheid. Op de plaats van de indringing kunnen ook toortsen worden aangestoken.
Ter kennisneming en aanvaarding:
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
BIJLAGE 9 inhoud van een Type-V.G.P. of een Specifiek V.G.P. Elke aannemer moet een type-veiligheids- en gezondheidsplan (tVGP) opstellen aangevuld met een of meerdere specifieke veiligheids- en gezondheidsplans (spVGP) voor elk uit te voeren werk, op basis van het A.R.A.B., de wet van 04/08/1996, codex over het welzijn op het werk en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten. Hetzelfde geldt voor de werken uitgevoerd door eventuele onderaannemers. De tVGP'S omvatten ten minste de volgende rubrieken: 1. Identificatie van de aannemer met vermelding van: - de personen van de hiërarchische lijn; - de raadgever inzake preventie en arbeidsbescherming; - het aantal werknemers voorzien op de werf. 2. Organisatie van de hulpverlening. 3. Lijst met de eventuele onderaannemers. 4. Overzicht van de geplande uitvoeringsfases met de werkmethodes en het type gebruikte uitrustingen, werktuigen, …. 5. Analyse van de risico's (zie hierna). 6. lijsten met gebruikte gevaarlijke stoffen. 7. Bijlagen: - SDS van de gebruikte gevaarlijke stoffen; - kopieën van de reglementaire periodieke controle-PV's; - kopieën van de reglementaire notificaties; - middelen voor inlichting en opleiding van de werknemers; - beschrijving van de werforganisatie (inplantingsplan van de werf = lokalen, opslag, gevaarlijke stoffen, werktuigen, verkeer, …); - alle andere documenten en inlichtingen betreffende de veiligheid en de gezondheid op de werf. De spVGP's omvatten ten minste de volgende rubrieken: 1. een beknopte beschrijving van het werk (fasering); 2. een beschrijving van de werforganisatie (inplantingsplan van de werf = lokalen, opslag, gevaarlijke stoffen, type en stand van de werktuigen, verkeer,…); 3. een eventueel signalisatieplan; 4. een analyse van de specifieke risico's. Die verschillende rubrieken kunnen hetzij met een verwijzing naar een tVGP, hetzij met een vermelding “niet van toepassing” worden ingevuld.
Analyse van de risico's De analyse van de risico's wordt opgesteld op basis van het verloop van de verschillende werkfases en de volgen méthodes en dat, naargelang van de in te zetten middelen en de te verwachten risico's. Die analyse gebeurt door de werfverantwoordelijken die worden bijgestaan door hun respectieve raadgevers inzake preventie en bescherming en dat teneinde de preventiemaatregelen en de in te zetten beschermingsmiddelen vast te stellen. N.B. De methode voor de analyse van de risico's die wordt gevolg met het oog op het bepalen van de collectieve en individuele beschermingsmiddelen, moet worden opgegeven en de aanvaardingsniveaus moeten worden gepreciseerd. De analyse van de risico's wordt in een schema gegoten in de vorm van een tabel met vijf kolommen volgens een model dat hieronder wordt gegeven: Werkfase (*)
In te zetten middel
* De werkfases worden chronologisch opgesomd.
Te verwachten risico's
Collectieve Preventiemaatregelen en -middelen
Opmerkingen
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
BIJLAGE 10 Toepassing van art. 30, lid 2, 1° en 2° van het KB van 25.01.01 (BS 07.02.01) betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen DOOR DE INSCHRIJVER IN TE VULLEN, TE TEKENEN EN BIJ ZIJN OFFERTE TE VOEGEN Ik ondergetekende bevestig: deze opdracht te zullen uitvoeren volgens de regels van het goed vakmanschap; kennis te hebben genomen van de inhoud van het veiligheids- en gezondheidsplan; in mijn offerte rekening te hebben gehouden met alle risico's, maatregelen en instructies opgenomen in dit veiligheids- en gezondheidsplan; het veiligheids- en gezondheidsplan volledig te zullen naleven. Ik beschrijf hierna de wijze waarop ik de opdracht zal uitvoeren om rekening te houden met het bij het bestek gevoegde veiligheids- en gezondheidsplan. ………….. ………….. ………….. Ik raam de kostprijs voor de veiligheids- en gezondheidsmaatregelen die ik heb voorzien voor de uitvoering van deze opdracht op een bedrag van ............ euro (in letters en cijfers) dat is samengesteld als volgt: Zie Bijlage 10/A en hou hierbij rekening met het feit dat deze kostprijs geen supplementaire post is maar daarentegen reeds verrekend is in de verschillende posten van de opmetingsstaat. Ik heb er kennis van genomen dat: bij niet-ondertekening of afwezigheid van dit document bij mijn inschrijving, mijn offerte nietig zal verklaard worden; indien de inhoud van dit document als onvolledig of niet conform met het veiligheids- en gezondheidsplan wordt beoordeeld, mijn offerte kan nietig verklaard worden; mijn offerte bij niet-opgave van hogergenoemde kostprijs nietig kan verklaard worden. Opgemaakt te Op datum van DE INSCHRIJVER (naam + handtekening)
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
Bijlage 10/A CHECKLIST Project: L73 - Onderhoud Onderbruggingen en Duikers, Kp. 52.553 - 86.033 Bestek: 57-53-3-12-001 Uitleg van de afkortingen: de nodige maatregelen zullen worden getroffen en nageleefd; de maatregelen zullen niet worden getroffen; niet van toepassing, het betrokken item komt niet voor tijdens de uitvoering van de werf.
OK ITEM
N OK
NVT kostprijs
OK: NOK: NVT:
0. Werfvoorbereiding Opmaak algemeen veiligheids- en gezondheidsplan Opmaak specifieke veiligheids- en gezondheidsplannen Toolboxmeeting voor en tijdens de werf 1. Toegang tot de werf Toegang tot de werf door werknemers Toegang tot de werf door mechanische tuigen, vrachtwagens, kranen 2. Verplaatsing op de werf Dwarsen van in dienst zijnde sporen Verplaatsing van de weg-spoorkraan Verplaatsing vrachtwagen(s) Verplaatsing van hydraulische kranen en andere tuigen 3. Gedrag en orde van de uitvoerenden Alle werknemers in gele werkkledij Dragen van veiligheidshelm in omgeving van kranen Dragen van specifieke PBM’s (handschoenen, werfschoenen, beschermingsbril, kniebeschermers, valbeveiliging, gelaatsmasker, enz. 4. Omgeving Verlichting van het werkveld tijdens nachtwerk Staat van het terrein en toegangswegen tot de werf Beperken van lawaaihinder van mechanische tuigen Afsluiting rondom de werfzone Opmaken van signalisatieplannen voor weg- en scheepvaartverkeer Aanbrengen van signalisatie voor weg- en scheepvaartverkeer 5. Mogelijke risico’ s veroorzaakt door Infrabel Beveiliging in de omgeving van in dienst zijnde sporen (afsluitingen langs gevarenzone) Aanleggen terugstroomkabels Reglementair geplaatste afdekkingen voor de werktreinen Overschrijden van de overweg met werktrein Werkveld van onderstopmachine afgedekt met handstopseinen 6. Mogelijke risico’ s veroorzaakt door de aannemer Brandblustoestel aanwezig bij de lassers Afval van lassen verzamelen en verwijderen Afsluitingen rondom bouwputten Beveiliging tegen verdrinking (vallijn, vangnetten, ponton,
X X X X
X X
X X X X
Bestek nr. 57-53-3-12-001 – EERSTE EN TWEEDE DEEL: BIJLAGE 1: VGP
reddingsboot, zwemband, reddingsvest, enz.) 7.Hinders voor de gezondheid op de werf Beperken van lawaaihinder van mechanische tuigen Afsluiting van perron ter vrijwaring van de werkzone Afsluiting dwars over de weg aan de overweg 8. Gebruik van hoogtewerkers en andere hef- en hijstoestellen 9. Milieu Verwijderen van allerhande afval 10. Inrichten van de bouwplaats Werfketen en parking voor wegvoertuigen voor het bestuur Werfketen en parking voor wegvoertuigen voor de aannemer Parking voor wegvoertuigen Sanitaire installaties Douches voor het bestuur (aanwezigheid van lood in de verven) Douches voor de aannemer (aanwezigheid van lood in de verven) EHBO-materiaal: EHBO-kist, draagberrie, deken, enz. Afscherming van gasflessen Materiaalkeet, magazijn Verzamelplaats van afval Brandblustoestel
X X
X X X
TOTAAL: Checklist in gevuld door:
Checklist opgesteld door: De veiligheidscoördinator-ontwerp,
De aannemer
ir. S. Standaert