OPTIVENT achtergrondbijlage 09
Hygiëne, vervuiling en onderhoud 1 Samuel Caillou – Joris Van Herreweghe2 – Paul Van den Bossche1 1 Afdeling Klimaat, Installaties en Energieprestatie (CLIE) Onderzoeksgroep ventilatie 2 Afdeling Duurzame Ontwikkeling en Renovatie Labo Microbiologie & Gezondheid Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf WTCB Versie 23/07/2013
Inhoudstabel 1
OVERZICHT BRONNEN EN ALGEMENE AANBEVELINGEN .........................................................................3
1.1
Polluenten in de buitenlucht ....................................................................................... 3
1.2
Plaatselijke vervuiling van buitenlucht ........................................................................ 3
1.3
Bronnen in het systeem zelf ........................................................................................ 3
1.4
Vervuiling van het systeem als secundaire bron ......................................................... 4
1.4.1
Vervuiling tijdens de werf .................................................................................... 4
1.4.2
Vervuiling tijdens het gebruik .............................................................................. 5
2
PLAATS VAN TOEVOER – AFVOER ........................................................................................................6
3
ONTWERP EN ONDERHOUD PER COMPONENT .......................................................................................6
3.1
Natuurlijke toevoeropeningen .................................................................................... 6
3.2
Luchttoevoeropeningen en filters voor mechanische toevoer ................................... 7
3.2.1
Luchttoevoeropeningen ....................................................................................... 7
3.2.2
Basis: filters om het systeem te beschermen ...................................................... 9
3.2.2.1
Filterklasse en efficiëntie .............................................................................. 9
Optivent Achtergrondbijlage 09 - Hygiene vervuiling en onderhoud v130723
1/17
3.2.2.2
By‐pass lekken van filters .............................................................................. 9
3.2.2.3
Drukverliezen van filters ............................................................................. 10
3.2.2.4
Onderhoud van filters ................................................................................. 11
3.2.3
4
Optie: filters om de buitenluchtkwaliteit te verbeteren ................................... 12
3.3
Warmtewisselaar ....................................................................................................... 13
3.4
Ventilatoren ............................................................................................................... 14
3.5
Kanalen voor mechanische toe‐ en/of afvoer ........................................................... 14
3.6
Ventielen .................................................................................................................... 16
3.7
Natuurlijke afvoeropeningen en afvoerkanalen ....................................................... 16
SAMENVATTING ONDERHOUD ............................................................................................................16
Deze bijlage vormt een aanvulling op de praktijkrichtlijn ‘ventilatiesystemen in woningen’ die werd opgesteld door het WTCB in het kader van het IWT project Optivent (VIS‐CO‐95076). Deze documenten werden met de grootste zorg opgesteld. Het WTCB kan echter niet aansprakelijk gesteld worden voor eventuele schade die door gebruik van deze informatie zou zijn veroorzaakt.
Optivent Achtergrondbijlage 09 - Hygiene vervuiling en onderhoud v130723
2/17
1
Overzicht bronnen en algemene aanbevelingen
Gezien de verschillende bronnen van polluenten binnen in de woning, is het principe van ventilatie om de vervuilde binnenlucht te vervangen door ‘verse’ buitenlucht (zie achtergrondbijlage 2 “Basisprincipes van ventilatie”). De buitenlucht en het ventilatiesysteem zelf kunnen in sommige omstandigheden echter ook bronnen van polluenten worden. 1.1 Polluenten in de buitenlucht Zoals beschreven in de bijlage basisprincipes kan de buitenlucht soms ook polluenten bevatten met mogelijke invloed op de binnenluchtkwaliteit: chemische stoffen, gassen zoals NOx, SO2, enz., en stofdeeltjes zoals koolstofdeeltjes, pollen, schimmelsporen, enz. Een verbetering van de buitenluchtkwaliteit is slechts mogelijk met ventilatiesystemen met mechanische toevoer (systeem B en D) die over voldoende drijvende kracht beschikken om filtratietechnieken toe te kunnen passen. In geval van specifieke chemische pollutie van de buitenlucht, kunnen specifieke luchtzuiveringstechnieken voor gasvormige chemische polluenten, bv. met actieve kool filters, toegepast worden (niet verder behandeld in dit document). Voor een verbetering van de buitenluchtkwaliteit op vlak van stofdeeltjes kan een bijkomende mechanische filtratie toegepast worden, zie verder § 3.2.3. 1.2 Plaatselijke vervuiling van buitenlucht De buitenlucht kan ook plaatselijk vervuild worden juist voor zijn binnenkomst in het ventilatiesysteem via natuurlijke toevoeropeningen voor systemen A en C of via luchttoevoeropeningen van mechanische systemen B en D. Denk bv. aan recirculatie van vervuilde lucht afkomstig van verbrandingstoestellen, geuren en/of polluenten van planten en dieren, van afval, van het verkeer of een parking, enz. De keuze van de plaats van toevoeropeningen (natuurlijk en mechanisch) bij het ontwerp van het systeem moet dan ook rekening houden met dergelijke plaatselijke bronnen. 1.3 Bronnen in het systeem zelf Sommige onderdelen van het ventilatiesysteem zelf kunnen ook chemische polluenten emitteren of stofdeeltjes vrijgeven. Zowel systemen met natuurlijke (systeem A en C) of mechanische (systeem B en D) toevoer zijn hierbij betrokken. Door de actuele afwezigheid aan genormaliseerde productgegevens over emissies van polluenten en het vrijgeven van stoffen, zal men voorzichtig blijven bij de keuze van ventilatiecomponenten en ‐systemen. Enkele algemene aanbevelingen (niet verder behandeld in dit document): Gebruik slechts componenten en materialen voorzien voor ventilatietoepassingen.
Optivent Achtergrondbijlage 09 - Hygiene vervuiling en onderhoud v130723
3/17
Vermijd het gebruik van lijmen, (siliconen)kits, stopverf, verf, enz. en vermijd componententypes die op de werf moeten gemaakt worden. Over het algemeen hebben metalen en minerale materialen lagere chemische emissies dan kunststofmaterialen. Voor geluidsdempers van zowel natuurlijke toevoeropeningen als mechanische onderdelen (geluidsdemper voor hoofdkanalen, geluidsdempers voor eindkanalen, ventielen, enz.): o kies onderdelen samengesteld uit minerale wollen die beschermd worden met een folie tegen het vrijgeven van vezels in de lucht; o kies onderdelen in schuim die geschikt en voorzien zijn voor ventilatietoepassingen.
1.4 Vervuiling van het systeem als secundaire bron Uiteindelijk is er ook het probleem van vervuiling van het ventilatiesysteem, eerst tijdens de werf (de installatie zelf en andere werken) maar ook tijdens de hele gebruiksfase van het ventilatiesysteem. Dit betreft zowel systemen met natuurlijke toevoer (systeem A en C) als met mechanische toevoer (systeem B en D), maar dit ook in sommige mate de natuurlijke en mechanische afvoeren van deze systemen. 1.4.1 Vervuiling tijdens de werf Voor problemen van vervuiling tijdens de werf, kunnen de oplossingen in principe gemakkelijk gecontroleerd worden. Alle onderdelen van het ventilatiesysteem moeten beschermd worden tegen vervuiling tijdens elke stap van de installatie: eventuele opslag in het installatiebedrijf zelf, vervoer naar de werf, opslag op de werf, installatiewerken, en dan bescherming van elke geplaatste component tot het eind van alle andere werken. In vele gevallen zullen de kanalen en de natuurlijke toevoeropeningen relatief vroeg in het bouwproces geplaatst worden. Een bescherming tijdens de andere werken is dus essentieel, zie voorbeeld van oplossingen hieronder. Sensibilisatie van de andere betrokken beroepen is soms noodzakelijk: bv. alle vaklui die breken, slijpen en met stofachtige materialen actief zijn: installateurs verwarming, sanitair, elektriciteit, dekvloerleggers, tegelzetters, de stukadoors/bezetters, en de schilders.
Figuur 1: Voorbeelden van kanalen met ontoelaatbare vervuiling tijdens de werf.
Optivent Achtergrondbijlage 09 - Hygiene vervuiling en onderhoud v130723
4/17
Figuur 2: Voorbeelden van goede oplossingen voor het beschermen van kanalen tijdens de opslag.
Andere onderdelen zoals ventielen, ventilatiegroepen, filters, natuurlijke afvoeropeningen, enz. worden relatief laat in het bouwproces geplaatst. Bescherming tijdens de opslag is dus van belang. Idealiter zal de indienststelling van het systeem gebeuren wanneer alle andere werken voltooid zijn, in het bijzonder vervuilende werken. Indien dit niet mogelijk is zal het systeem opnieuw beschermd worden na de indienststelling en tot het gebruik van het gebouw. Vermijd het ventilatiesysteem te gebruiken voor het drogen van het gebouw tijdens de werfwerkzaamheden. Op het einde van deze werkzaamheden en voor het gebruik van het gebouw zullen de natuurlijke toevoeropeningen en de kanalen gereinigd worden indien nodig. Eventuele filters kunnen vervangen worden door nieuwe filters.
1.4.2 Vervuiling tijdens het gebruik Zowel de buitenlucht als de binnenlucht worden een bron van vervuiling van het systeem tijdens het gebruik, meestal door stofdeeltjes van binnen en buiten. Deze afgezette stofdeeltjes kunnen eventueel terug worden opgenomen in de lucht, bijvoorbeeld tijdens verandering van het ventilatieregime. Deze vervuiling in het systeem kan in bepaalde omstandigheden ook een voedingsbron worden voor schimmel‐ en bacterieontwikkeling (zie achtergrondbijlage 02 “Basisprincipes van ventilatie”). De vervuiling van het systeem kan ook een invloed hebben op de werking en de prestaties van het systeem zelf: hogere drukverliezen van de filters en van de kanalen (zowel voor mechanische als voor natuurlijke ventilatie), lagere rendementen van ventilatoren, enz., met mogelijk lagere ventilatiedebieten en mogelijke problemen van binnenluchtkwaliteit als gevolg (zie achtergrondbijlage 02 “Basisprincipes van ventilatie”). De ontwerps‐ en onderhoudsaanbevelingen op vlak van vervuiling van het systeem worden component per component behandeld in deze bijlage. Een algemeen overzicht van de problematiek is als volgt. Op vlak van hygiëne is het probleem belangrijker voor toevoer dan voor afvoer. Maar er kan ook een tijdelijke terugstroming van afvoerlucht voorkomen in sommige omstandigheden zoals in natuurlijke afvoerkanalen of in mechanische afvoersystemen bij een zeer laag regime. Bij systemen met mechanische toevoer (systeem B en D) is er de mogelijkheid om filtratie toe te passen met bescherming van minstens een deel van het Optivent Achtergrondbijlage 09 - Hygiene vervuiling en onderhoud v130723
5/17
toevoersysteem tegen vervuiling. Deze filters vereisen echter een regelmatig onderhoud. Bij systemen met natuurlijke toevoer (systeem A en C) is er geen mogelijkheid om de buitenlucht te filtreren. Het aantal toevoeronderdelen die vervuild kunnen worden, zijn echter ook beperkter in vergelijking met mechanische systemen. Bij toevoer, heeft buitenlucht vaak een hoge relatieve vochtigheid (phi, in %, zie achtergrondbijlage 02 “Basisprincipes van ventilatie”), die in combinatie met voldoende voedingsstoffen gunstig kan zijn voor schimmelontwikkeling. Deze omstandigheden kunnen soms aangetroffen worden in filters van mechanische toevoersystemen en in natuurlijke toevoeropeningen. In de toevoerkanalen (na de ventilatiegroep) van een systeem D met warmteterugwinning is er in principe geen ontwikkeling meer mogelijk want de buitenlucht is verwarmd met als gevolg een vermindering van zijn relatieve vochtigheid (zie diagram van vochtige lucht in bijlage basisprincipes).
Bodem‐lucht warmtewisselaars en bevochtiging worden momenteel niet behandeld in dit document.
2
Plaats van toevoer – afvoer
Zowel voor natuurlijke toevoeropeningen als voor luchttoevoeropeningen voor mechanische ventilatie is de plaats van de opening ten opzichte van de andere luchtafvoeren zoals afvoer voor ventilatie, verbrandingstoestellen (gas, olie of hout), dampkap, enz. van belang. Bij gebrek aan andere regels, meer gedetailleerd en/of geschikt voor residentiele toepassingen, kan de informatieve bijlage van NBN EN 13779 als aanbeveling gebruikt worden.
3
Ontwerp en onderhoud per component
3.1 Natuurlijke toevoeropeningen Bij de natuurlijke toevoer van systemen A en C zullen natuurlijke toevoeropeningen (ook regelbare toevoeropening (RTO) genoemd) aanwezig zijn in de gevels voor het toevoeren van buitenlucht in het gebouw, waarbij men het gelijktijdig binnenbrengen van water, stof en insecten tracht te beperken. In tegenstelling tot bij mechanische toevoer (zie § 3.2.2 en § 3.2.3), is filtratie van de buitenlucht niet mogelijk bij natuurlijke toevoersystemen. Er zijn meerdere EPB‐eisen (of slechts aanbevelingen in sommige Gewesten, zie infofiche 42.4) op productniveau voor het vermijden van het binnenbrengen van water en vuil via de natuurlijke toevoeropeningen: Voor de bescherming tegen binnendringend ongedierte mag het niet mogelijk zijn een metalen bolletje van 4 mm diameter of een metalen schijfje van 10 mm diameter en 3 mm dik door de opening te laten passeren. De opening moet regenwaterdicht zijn bij een drukverschil gelijk aan of lager dan 150 Pa in gesloten stand en gelijk aan of lager dan 20 Pa in volledig open stand. Optivent Achtergrondbijlage 09 - Hygiene vervuiling en onderhoud v130723
6/17
De natuurlijke toevoeropeningen zullen regelmatig geïnspecteerd en eventueel gereinigd worden. Minstens één inspectie elke 3 maanden is aanbevolen. De reiniging zal uitgevoerd worden volgens de voorschriften van de fabrikant. In het algemeen gelden de volgende aanbevelingen: Zowel de binnenzijde als de buitenzijde van de opening moet gereinigd worden. Om het onderhoud te vergemakkelijken, kunnen soms onderdelen van de opening gedemonteerd worden. Een stofzuiger en/of een vochtige doek kunnen gebruikt worden.
Figuur 3: Voorbeeld van een vervuilde natuurlijke toevoeropening: links, buitenzijde; rechts, binnenzijde.
3.2 Luchttoevoeropeningen en filters voor mechanische toevoer Voor mechanische toevoer van systemen B en D, zullen volgende componenten aanwezig zijn: Een luchttoevoeropening voor inlaat van buitenlucht in het systeem, waarbij men het gelijktijdig binnenbrengen van water, stof en insecten tracht te beperken. Een filter met als eerste doel de bescherming van het systeem tegen vervuiling, maar die eventueel ook gebruikt kan worden om de buitenluchtkwaliteit te verbeteren. 3.2.1 Luchttoevoeropeningen Merk op dat de plaats van luchttoevoeropening ook essentieel is, zie § 2. Om het binnenbrengen van kleine dieren of plantresten (bladeren, enz.) en ander vuil te vermijden, kan de luchttoevoeropening uitgerust zijn met een grof roosterwerk met mazen van 1 cm. Een gaas met te kleine mazen is echter sterk afgeraden. Een dergelijk gaas zal inderdaad zeer snel vervuild worden tijdens het gebruik, met verschillende minerale of organische kleine stofdeeltjes, waardoor de drukverliezen drastisch zullen stijgen. Een luchttoevoeropening heeft geen filtratiedoel. In vergelijking met een filter (zie verder), heeft een luchttoevoeropening een veel te kleine doorlaat‐oppervlakte, die een hoog drukverlies kan creëren zelfs met beperkte vervuiling. Bovendien is een dergelijk gaas moeilijk te reinigen en is het niet voorzien om regelmatig te worden vervangen.
Optivent Achtergrondbijlage 09 - Hygiene vervuiling en onderhoud v130723
7/17
Figuur 4: Gunstig voorbeeld van een luchttoevoeropening met een grof roosterwerk met een maas van de orde van 1 cm.
Figuur 5: Negatief voorbeeld van een luchttoevoeropening met een roosterwerk met een te kleine maas: links, de vervuilde luchttoevoeropening; midden, het roosterwerk; en rechts, detailopname van het roosterwerk met mazen van de orde van 1 mm.
Om het binnenbrengen van (regen) waterdeeltjes te vermijden, zal bij het ontwerp en de keuze van de luchttoevoeropening rekening gehouden worden met: De luchttoevoeropening kan beschermd worden met een kap. Dit is zeker vereist voor luchttoevoeropeningen geplaatst op een dak. Voor een luchttoevoer geplaatst in een gevel wordt een helling van minstens 2 cm per m naar buiten voorzien voor het kanaal dat door de gevel gaat. Idealiter zal de vrije doorlaatoppervlakte van de luchttoevoeropening ontworpen worden voor een maximale snelheid van 2 m/s bij ontwerpdebiet. Een lage snelheid vermijdt het meevoeren van waterdeeltjes met de luchtstroom. In het algemeen zijn er meerdere redenen om de luchttoevoer in een gevel en niet op een dak te plaatsten: Deze blijft zichtbaar en redelijk gemakkelijk toegankelijk (bv. met behulp van een ladder) voor regelmatige inspectie en eventueel onderhoud. Een helling naar buiten van het eerste deel van het kanaal verzekert een evacuatie van eventueel water naar buiten, en niet naar de filter en/of het ventilatiesysteem. Het kanaal blijft langs buiten toegankelijk voor eventuele reiniging. De luchttoevoeropeningen moeten regelmatig geïnspecteerd en eventueel gereinigd worden. Een inspectie minstens elke 3 maanden is aanbevolen. De reiniging zal uitgevoerd Optivent Achtergrondbijlage 09 - Hygiene vervuiling en onderhoud v130723
8/17
worden volgens de voorschriften van de fabrikant. In het algemeen gelden de volgende aanbevelingen: Zowel de binnenzijde als de buitenzijde van de opening moet gereinigd worden. Om dit te vergemakkelijken kan de opening gedemonteerd worden. Een stofzuiger en/of een vochtige doek kunnen gebruikt worden. 3.2.2 Basis: filters om het systeem te beschermen Het voornaamste doel van filtratie bij systemen B en D is het systeem te beschermen tegen vervuiling (kanalen, ventilator, warmtewisselaar, enz.). Voor systeem D met warmteterugwinning is er ook een filter op de afvoer, met hetzelfde doel. Een dergelijke filter kan eventueel ook voorzien worden in een systeem C om de ventilator en ventilatiegroep te beschermen tegen vervuiling. 3.2.2.1 Filterklasse en efficiëntie Filters voor ventilatie worden geclassificeerd volgens de norm NBN EN 779: grof (G1 tot G4), medium (M5 en M6), en fijn filter (F7 tot F9), op basis van hun gemiddelde efficiëntie voor genormaliseerde 0,4 µm deeltjes: Groep Filterklasse Gemiddelde efficiëntie (Em) voor 0,4 µm deeltjes Grof G1 tot G4 Em < 40% Medium M5 40% ≤ Em < 60% M6 60% ≤ Em < 80% Fijn F7 80% ≤ Em < 90% F8 90% ≤ Em < 95% F9 95% ≤ Em De verschillende grove filters worden ook geclassificeerd op basis van hun efficiëntie getest met een genormaliseerde combinatie van stofdeeltjes (silica, carbon black en katoenvezels). Om het ventilatiesysteem te beschermen is een filterklasse G4 voldoende. 3.2.2.2 By‐pass lekken van filters Veel belangrijker dan de filterklasse is de luchtdichtheid van de combinatie van de filter en zijn filterbehuizing. De luchtstroom kiest altijd de gemakkelijkste weg. Als er een luchtlek bestaat tussen de filter en de filterbehuizing zal een significant deel van de luchtstroom ook via dit luchtlek passeren zonder gefilterd te worden. De effectieve filterefficiëntie is dan lager dan voorzien. Dit is in het bijzonder van belang wanneer fijne filters met een theoretisch hoge efficiëntie gebruikt worden. Deze luchtlekken worden by‐pass lekken (by‐ pass leakage) van de filter genoemd en kunnen gemeten worden volgens de norm NBN EN 1886 over de prestaties van ventilatiegroepen. Deze gemeten gegevens zijn echter zelden beschikbaar voor ventilatiegroepen voor residentiele toepassingen. Bij de keuze van een ventilatiegroep, een optionele filter ter vervanging van de standaard filter, of een Optivent Achtergrondbijlage 09 - Hygiene vervuiling en onderhoud v130723
9/17
bijkomende filter box, moet de filterkwaliteit voorzichtig geëvalueerd worden, rekening houdend met de by‐pass lekken: Het kader van de filter moet voldoende stijf zijn en er mogen geen lekken zijn tussen het kader en het filtrerende materiaal zelf. In geval van een asymmetrisch filterkader moet de insteekrichting van het filterkader in de filterbehuizing éénduidig zijn, bij voorkeur zodat een verkeerde plaatsing onmogelijk is.
Figuur 6: Negatief voorbeeld van een asymmetrisch filterkader dat te gemakkelijk omgekeerd ingestoken kan worden.
Er is slechts beperkte speling tussen het filterkader en de filterbehuizing. Het filterkader mag niet zijwaarts bewegen.
Figuur 7: Negatief voorbeeld van “sok” filter gemonteerd op een onvoldoende stijf metalen kader, dat gemakkelijk zijwaarts kan worden bewogen in de filterbehuizing van de ventilatiegroep.
De luchtdichtheid tussen het filterkader en de filterbehuizing in de ventilatiegroep moet verzekerd worden dankzij een voldoende samendrukking tussen de materialen of dankzij een specifieke afdichting. Dit moet op de 4 zijden van het filterkader gebeuren, dus ook ter hoogte van een eventuele kap die de filterbehuizing sluit.
3.2.2.3 Drukverliezen van filters Elke filter geeft een bijkomend drukverlies aan het ventilatiesysteem met als gevolg een bijkomend elektriciteitsverbruik. De drukverliezen van de filters stijgen ook met vervuiling van enkele Pa tot soms 100 Pa en meer. Voor het reële elektriciteitsverbruik van het systeem zijn niet alleen de drukverliezen van een nieuwe schone filter van belang, maar ook de reële drukverliezen van deze filter na enige tijd van gebruik en vervuiling. Daar is er een gevoelig compromis te vinden tussen filtratie‐efficiëntie, drukverliezen (en elektriciteitsverbruik) en kosten van onderhoud. Optivent Achtergrondbijlage 09 - Hygiene vervuiling en onderhoud v130723
10/17
Fijne filters met een hogere klasse kunnen soms een hogere stijging van de drukverliezen bij vervuiling vertonen en kunnen ook tot hogere onderhoudskosten leiden (duurdere filters die soms vaker moeten worden vervangen). Daarom wordt een filter met een lage (maar toch voldoende) filterklasse aanbevolen, bv. G4, om het ventilatiesysteem te beschermen, en wordt eventueel een bijkomende filtertrap voorzien indien men de buitenluchtkwaliteit wil verbeteren (zie § 3.2.3). Een belangrijke parameter op vlak van drukverliezen van filters bij vervuiling is de vrije doorlaat oppervlakte van de filter. Hoe groter deze oppervlakte is, hoe lager de stijging van drukverliezen bij vervuiling zal zijn. Daarom bestaan er zakfilters met één of meerdere zakken om de filtratie‐oppervlakte te verhogen. Sommige ventilatiegroepen, of bijkomende filterboxen (zie verder) zijn met zakfilters uitgerust. In de praktijk kunnen er toch grote verschillen zijn tussen merken en types van filters ongeacht hun klasse en hun oppervlakte.
Op vlak van drukverliezen van filters, zijn er ook bijkomende technische oplossingen die nuttig kunnen zijn: Er zijn ventilatiegroepen en filterboxen die uitgerust zijn met een drukverschilmeting ter hoogte van de filter. Op basis van deze meting kan een signaal gegeven worden wanneer een bepaalde waarde van drukverliezen bereikt wordt. Het is dan tijd om de filters te reinigen of eventueel te vervangen. Een dergelijke controle van de vervuiling kan nuttiger zijn dan gewone controle op basis van een geprogrammeerde vaste tijdspanne. Er zijn ventilatoren met automatische regeling die zorgen voor constante debieten en een balans tussen toevoer‐ en afvoerdebieten ter hoogte van de ventilatiegroep, zelfs in geval van drukverandering, bv. bij vervuiling van filters. 3.2.2.4 Onderhoud van filters Alle filters moeten regelmatig gereinigd worden en minstens een keer per jaar vervangen worden. De filters moeten dus gemakkelijk bereikbaar blijven: eenvoudige tijdelijke uitschakeling van de luchtgroep, demonteerbaar zonder gereedschap, de ventilatiegroep of filterbox gemakkelijk bereikbaar voor een volwassene, enz. Het regelmatig verwijderen van de opgehoopte stofdeeltjes door reiniging van de filters is noodzakelijk om de stijging van de drukverliezen te beperken. Regelmatige reiniging beperkt ook het risico van schimmelontwikkeling, met de schimmelsporen die geaccumuleerd werden vanuit de buitenlucht (zie bijlage basisprincipes). De nodige reinigingsfrequentie hangt af van verschillende factoren en kan sterk variëren van geval tot geval: deeltjeslast in de buitenlucht in een bepaalde omgeving, type en efficiëntie van de filters, deeltjeslast in de binnenlucht (voor afvoerfilters), enz. Een inspectie van de filters elke maand is aanbevolen. De ventilatiegroep moet dan even uitgezet worden voor alle onderhoudswerken. De filters worden gereinigd volgens de voorschriften van de fabrikant. In meeste gevallen kunnen de stofdeeltjes verwijderd worden met behulp van een stofzuiger, dit moet voorzichtig gebeuren om schade aan het filtermateriaal te voorkomen. Voer dit bij voorkeur buiten het gebouw uit om het vrijkomen van stof in de woning te vermijden. Optivent Achtergrondbijlage 09 - Hygiene vervuiling en onderhoud v130723
11/17
Minstens een keer per jaar moeten de filters vervangen worden. Zelfs met regelmatige reinigingen blijven sommigen kleine stofdeeltjes in het filtermateriaal achter, leidend tot onomkeerbare stijging van het drukverliezen. Op termijn kunnen opeenvolgende reinigingen het filtermateriaal ook verzwakken. Om het risico van schimmelontwikkeling in de filters te beperken zullen de filters vervangen worden in de herfst ongeveer in het begin van het stookseizoen. Er zijn inderdaad veel meer schimmelsporen in de buitenlucht in de zomer en veel minder in de winter. Met schone filters in het begin van de winter zal men beschermd zijn in de belangrijkste periode voor het gebruik van het ventilatiesysteem. 3.2.3 Optie: filters om de buitenluchtkwaliteit te verbeteren Naast de bescherming van het systeem tegen vervuiling kunnen filters in de toevoer van systemen B en D optioneel gebruikt worden om de buitenluchtkwaliteit te verbeteren met als eerste doelgroep de stofdeeltjes van de buitenlucht zoals pollen, schimmelsporen, enz. (zie bijlage basisprincipes). Om voldoende efficiënt te zijn tegen deze stofdeeltjes moet minstens een filter met klasse F7 gebruikt worden. Een dergelijke fijne filter kan echter ook een sterke stijging van de drukverliezen geven na enkele tijd. Daarom is het sterk aanbevolen om met 2 filtertrappen te werken indien men filtratie voor een betere luchtkwaliteit wil realiseren: Een eerste trap met een filter klasse G4 om het grootste deel van de stofdeeltjes te tegen te houden, en dan ook de tweede filtratiestap hiervoor te beschermen; Een tweede trap met een fijne filter, bv. F7, om hogere filtratie‐efficiëntie te bereiken met een beperkte stijging van de drukverliezen. In de praktijk kan een dergelijke filtratie in 2 trappen als volgt uitgevoerd worden: Alle algemene aanbevelingen hierboven over filtratie voor de bescherming van het ventilatiesysteem blijven geldig: bereikbaarheid voor onderhoud, luchtdichtheid van de filterbehuizing (by‐pass lekken), onderhoud, enz. De eerste trap met een G4 filter kan geïnstalleerd worden voor de ventilatiegroep in een bijkomende filterbox. De fijne filter kan, indien beschikbaar, gebruikt worden in de ventilatiegroep zelf. Daar kan de hogere filterefficiëntie ook gebruikt worden voor een nog hogere bescherming van het systeem (ventilator, enz.). Als alternatief kan ook de eerste trap met een G4 filter gebeuren in de ventilatiegroep zelf en de tweede met de fijne filter in een bijkomende filterbox na de ventilatiegroep, op het hoofdtoevoerkanaal. De G4 filter van de eerste trap kan eventueel een zakfilter zijn. Een zakfilter heeft een hoger filtratie‐oppervlakte, en kan meer vervuiling bevatten met een beperktere invloed op de drukverliezen.
Optivent Achtergrondbijlage 09 - Hygiene vervuiling en onderhoud v130723
12/17
Figuur 8: Links: voorbeeld van een G4 zakfilter geschikt voor een trap pre‐filtratie (foto: Camfil). Rechts: voorbeeld van een filterbox voor een bijkomende filtratietrap.
Een studie uitgevoerd door het Cetiat in Frankrijk heeft bv. de prestaties van een F7 filter alleen en een combinatie van G4 en F7 filters vergeleken. Na een jaar gebruik (zonder reiniging) was de verhoging van het totale drukverliezen veel lager voor de G4/F7 combinatie dan voor de F7 alleen: ongeveer 40 Pa in plaats van meer 300 Pa voor één filtercombinatie, en ongeveer 20 Pa in plaats van meer dan 600 Pa voor een andere filtercombinatie (AIVC conference 2011). Op vlak van onderhoud gelden de zelfde aanbevelingen ook voor een filtratie in 2 trappen: Vervanging van beiden filters minstens een keer per jaar, zelfs als de fijne filter niet erg vuil lijkt. Regelmatige reiniging, met een inspectie minstens elke maand, zelfs in geval van zakfilters. Voor de luchtzuivering van de buitenlucht op vlak van gasvormige chemische stoffen kan een systeem met bv. actieve kool toegepast worden. Dergelijk systeem wordt niet verder behandeld in dit document. 3.3 Warmtewisselaar Voor ventilatiesystemen systeem D met warmteterugwinning is de bescherming van het systeem met geschikte filters essentieel zowel voor de toevoer‐ als voor de afvoerzijde (zie § 3.2.2). Het kan niet genoeg worden benadrukt dat een te snelle vervuiling van de warmtewisselaar meestal veroorzaakt wordt door een onvoldoende filtratie, bv. niet luchtdichte combinatie van de filter en zijn filterbehuizing. Voor ventilatiegroepen met warmteterugwinning moet een waterafvoer voor het condensaat aangesloten worden op de waterafvoer van het gebouw. Een sifon met een waterhoogte van minstens 6 cm, bij voorkeur 8 cm, zal tussen beiden geplaatst worden. Deze moet gevuld worden voor de indienststelling. Verdamping van het water kan voorkomen worden door een scheutje slaolie toe te voegen. De warmtewisselaar moet regelmatig geïnspecteerd en eventueel gereinigd worden. Een inspectie minstens elk jaar is aanbevolen. De reiniging zal uitgevoerd worden volgens de voorschriften van de fabrikant. In het algemeen gelden de volgende aanbevelingen: Optivent Achtergrondbijlage 09 - Hygiene vervuiling en onderhoud v130723
13/17
Schakel de voeding van de ventilatiegroep uit voor alle onderhoudswerken. De warmtewisselaar kan normaalgezien uit de ventilatiegroep worden gehaald. De grootste verontreinigingen kunnen eventueel verwijderd worden met een stofzuiger. Een persluchtpistool (lage druk, niet geoliede lucht) kan eventueel gebruikt worden, tegen de richting van de luchtstroom. Sommige warmtewisselaars (zie voorschriften fabrikant) kunnen gereinigd worden in een bad water, met meerdere onderdompelingen. Daarna moet deze voorzichtig gespoeld en gedroogd worden.
3.4 Ventilatoren De ventilatoren van systemen B, C en D kunnen tijdens het gebruik ook vervuild worden met stof. Systemen uitgerust met filters voor de ventilatoren (in principe minstens alle systemen D) zullen beter beschermd zijn dan systemen zonder filters. Filters kunnen ook gebruikt worden voor de ventilatiegroep van systemen B en C om hun ventilatoren te beschermen, zoals voor systemen D (zie § 3.2.2). De ventilatoren moeten regelmatig geïnspecteerd en eventueel gereinigd worden. Elk jaar minstens één inspectie is aanbevolen (indicatieve reinigingsfrequentie: elk jaar zonder filters; om de 3 jaar met filters). De reiniging zal uitgevoerd worden volgens de voorschriften van de fabrikant. In het algemeen gelden de volgende aanbevelingen: Schakel de voeding van de ventilatiegroep uit voor alle onderhoudswerken. Gebruik een stofzuiger om het stof te verwijderen. Gebruik eventueel een zachte borstel om de ventilatorschoepen voorzichtig schoon te maken.
Figuur 9: Voorbeeld van sterke vervuiling van een afvoerventilator door onvoldoende filtratie om het systeem te beschermen tegen vervuiling en door gebruik van het ventilatiesysteem tijdens werfwerkzaamheden.
3.5 Kanalen voor mechanische toe‐ en/of afvoer De kanalen voor mechanische ventilatie voor systemen B, C en D kunnen ook vervuild worden door stof tijdens het gebruik. Kanalen van systemen uitgerust met filters zullen beter beschermd worden dan systemen zonder filters. Met een correcte filtratie (zie § 3.2.2), zullen de toevoerkanalen van systemen D en systemen B beter beschermd worden. In tegenstelling daarmee kunnen de afvoerkanalen van alle mechanische systemen C en D
Optivent Achtergrondbijlage 09 - Hygiene vervuiling en onderhoud v130723
14/17
sneller vervuild worden; een filtratie ter hoogte van de afvoerventielen is meestal moeilijk toe te passen (en duurder te onderhouden). De toevoerkanalen van systemen B en D tussen de buitenluchttoevoeropening en de eerste filter kunnen ook sneller vervuild worden. In het algemeen (zie verder voor details) kunnen de ventilatiekanalen gereinigd worden op basis van het volgende principe: Een ronddraaiende borstel wordt in het kanaal gestoken via een toegangsopening om het stof dat geaccumuleerd werd op de kanaalwanden los te maken. Een krachtige stofzuiger is via een andere toegangsopening op hetzelfde kanaalnetwerk aangesloten om de losgemaakte stofdeeltjes af te zuigen. De andere openingen op hetzelfde kanaalnetwerk worden afgedicht. Deze reinigingstechniek kan een invloed hebben op het voorzien van toegangsopeningen maar ook op de keuze van het type kanaal, al bij het ontwerp van het systeem. De keuze van het type kanaal heeft een belangrijke invloed op zijn onderhoudbaarheid: Stijve ronde kanalen met een gladde binnenwand (bv. metaal kanalen) kunnen meestal gemakkelijk gereinigd worden. Vermijd zo veel mogelijk (ook om andere redenen, zie praktijkrichtlijn) kanalen met niet gladde binnenwand en/of kanalen met een te kleine diameter (bv. minder dan 60 mm). Vermijd zo veel mogelijk (ook om andere redenen, zie praktijkrichtlijn) flexibele kanalen. Indien flexibele kanalen toch worden gebruikt moeten ze altijd bereikbaar blijven voor een volledige vervanging zonder invloed op andere werken (vb afkastingen). Dergelijke flexibele kanalen kunnen in de meeste gevallen niet gereinigd worden (zie verder) en moeten dan volledig vervangen worden na enkele jaren gebruik. Voor de hieronder beschreven klassieke reinigingstechnieken van kanalen moeten de kanaalstukken bereikbaar blijven via toegangsopeningen. Worden beschouwd als toegangsopeningen: Een afneembaar ventiel of een rooster; Een demonteerbaar deel van het netwerk, dat eenvoudig terug luchtdicht kan worden gemonteerd (bv. aansluitingen op de ventilatiegroep, via een bijkomende filter box, enz.); Een opening die voldoet aan de vereisten van de norm NBN EN 12097. Het aantal en de ligging van de toegangsopeningen zullen zo zijn dat er niet meer dan 4 bochten van 45° of meer, en niet meer dan één obstakel (bv. regelklep, geluidsdempers met baffles, enz.) zijn tussen twee toegangsopeningen. De kanalen moeten regelmatig geïnspecteerd en eventueel gereinigd worden. Een inspectie minstens elke 3 jaar is aanbevolen. In de meeste gevallen zal een reiniging pas nodig zijn na ongeveer 9 jaar. De reiniging zal uitgevoerd worden volgens de voorschriften van de fabrikant van de kanalen en het gebruikte reinigingstoestel. In het algemeen gelden de volgende aanbevelingen: Schakel de voeding van de ventilatiegroep uit voor alle onderhoudswerken.
Optivent Achtergrondbijlage 09 - Hygiene vervuiling en onderhoud v130723
15/17
De stofzuiger wordt aan één van de toegangsopeningen aangesloten, bv. aan de aansluiting van het hoofdkanaal met de ventilatiegroep. De stofzuiger zal bij voorkeur uitgerust worden met een HEPA‐filter om het verspreiden van stof in het gebouw te vermijden. De mechanische borstel wordt in een deel van het kanaalnet gestoken via een toegangsopening. De andere openingen op hetzelfde kanaalnetwerk worden afgedicht, bv. met een ballon. Er bestaan verschillende types en diameters van borstels en er zijn verschillende lengtes van flexibele kabels, aangepast voor verschillende toepassingen. In het algemeen is een droge reiniging met een dergelijke mechanische borstel voldoende voor residentiële toepassingen. Er bestaan ook andere en/of optionele reinigingstechnieken die nuttig kunnen zijn voor niet‐residentiële en/of specifieke toepassingen (ziekenhuis, enz.), bv.: camera voor het volgen van de reiniging via video, borstel uitgerust met inblazen van lucht, besproeien met desinfecterende vloeistoffen, enz. 3.6 Ventielen De ventielen, zowel voor toevoer als voor afvoer, moeten altijd demonteerbaar blijven voor het schoonmaken. Het gebruik van elastische afdichtingen (silicone, acryl, enz.) tussen het ventiel en de wand of het plafond wordt sterk afgeraden. Indien een dergelijke afdichting toch toegepast wordt, moet deze bij onderhoud telkens wordt doorgesneden. De definitieve afstelstand van het ventiel moet stevig worden vastgezet. Idealiter zullen het ontwerpdebiet, de afstelstand en de naam van de ruimte op het ventiel zelf worden vermeld zodat na onderhoud, maar ook bijvoorbeeld bij schilderwerken, elk ventiel op de juiste plaats kan worden teruggezet. De ventielen moeten regelmatig geïnspecteerd en eventueel gereinigd worden. Een inspectie minstens elke 3 maanden is aanbevolen. De reiniging zal uitgevoerd worden volgens de voorschriften van de fabrikant. In het algemeen gelden de volgende aanbevelingen: Gebruik een stofzuiger en/of een vochtige doek. Sommige ventielen (zie voorschriften fabrikant) kunnen gereinigd worden in een bad water, eventueel zelfs met de vaatwasmachine. 3.7 Natuurlijke afvoeropeningen en afvoerkanalen Voor natuurlijke afvoeropeningen en ‐kanalen gelden dezelfde aanbevelingen als voor mechanische ventielen en kanalen.
4
Samenvatting onderhoud
Voor de werking en de onderhoudbaarheid van het ventilatiesysteem zijn het ontwerp en de installatie van groot belang. Maar het echte ‘leven’ van het ventilatiesysteem begint pas na de indienstelling. Voor elk ventilatiesysteem is een regelmatig onderhoud en controle van de werking noodzakelijk. Optivent Achtergrondbijlage 09 - Hygiene vervuiling en onderhoud v130723
16/17
De overzichtstabel hieronder geeft aanbevelingen over de inspectiefrequentie van de verschillende componenten, en ook indicatieve reinigings‐ en vervangingsfrequenties. Deze zijn indicatief want de werkelijke vervuiling van de componenten kan in grote mate variëren in functie van de buiten‐ en de binnenomgeving, en het ontworpen en geïnstalleerd systeem (type kanalen, type filters, enz.). Sommige onderhoudswerkzaamheden kunnen gemakkelijk door de gebruiker zelf uitgevoerd worden (natuurlijke toevoeropeningen, filters, ventielen, enz.), maar andere moeten bij voorkeur uitgevoerd worden door een gespecialiseerd vakman (kanalen, enz.). Daarom kan eventueel een onderhoudscontract met de installateur afgesloten worden, op basis van een nauwkeurige oplijsting van de uit te voeren werkzaamheden. Naast het onderhoud is de regelmatige controle van de werking van het systeem ook van belang. Bij elke werkzaamheid van een vakman op het systeem moet de werking van de verschillende componenten gecontroleerd worden. Een meting met eventueel een afstelling van de debieten is ook regelmatig aanbevolen, bv. na een grondig onderhoud van het systeem na enkele jaren gebruik. Tabel 1: Overzicht van inspectiefrequenties voor de verschillende componenten van de ventilatiesystemen; en indicatieve reinigings‐ en vervangingsfrequenties.
Systeem A B C D
Natuurlijke toevoeropeningen Luchttoevoeropeningen Filters Warmtewisselaar Ventilatoren Beschermd door filter Niet beschermd Kanalen Stijf Flexibel Ventielen Natuurlijke afvoeropeningen Natuurlijke afvoerkanalen
X
X
X (X) (X)
X X X
inspectie Indicatieve Indicatieve frequentie reinigings vervanging frequentie s frequentie 3 m 1 j 3 m 1 m 1 j
1 j 3 m 3 j
1 j
3 j 1 j
9 j ‐ 1 j 9 j 1 j
9 j
(X) (X) (X) X
X
1 j 1 j
X X
X X X (X) (X) (X) X X X X X
Optivent Achtergrondbijlage 09 - Hygiene vervuiling en onderhoud v130723
3 j 3 j 3 m 3 j 3 m
17/17