België - Belg que
P.8. 2600 Berchem 1-2 BC 9943
'Mantel van Powhatan' - Aschmolean Museum - Oxford - (2,35 m/l ,6 m) Secretariaat: Generaal Drubbelstraat 153, 2600 Berchem. Tel.: 03/239.71.86 janssens.
[email protected] Verantwoordelijke uitgever: Johan Daelman, Schoolstraat 3, 2340 Beerse, Belgium. Tel./Fax: 014/61.15.67
[email protected]
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
INFO Van 27 februari tot 6 maart 2005 zal KWIA, steungroep voor Inheemse Volken, samen met het Vlaams-Guatemalacomité, de KUL, Wexvel en FIAN te Leuven een culturele en academische week organiseren rond het thema 'Mensenrechten en milieu in Guatemala' . Info:
[email protected] Tentoonstellingen In Washington D.C. op de beroemde 'The Mall' opende op 21 september 2004 het 'Museum of the American Indian' haar deuren. Het gebouw werd ontworpen, gebouwd en beheerd door Indianen. De tentoonstelling leert ons enorm veel over de inheemse culturen van Noord- tot Zuid-Amerika, van het uiterst zuidelijk puntje van Chili tot Alaska. Het museum is elke dag open van 10 tot 17.30u. Toegang gratis. Info: www .nmai.si.edu Te Gent in het 'Huis van Alijn' (Kraanlei 65) loopt tot 30/01/2005 de tentoonstelling 'V oices of Greenland; de geschiedenis van de Inuit-cultuur'. Open van 11- 17.00u, van dinsdag tot zondag. Gesloten op maandag en op 25 december en 1 januari. Toegang: 2,50Eur/ 1,75Eur Info: 09.269.23.50
[email protected] Te New York in het 'American Museum ofNatural History' (Centra! Park West- 79th Street) loopt tot 10 juli 2005 de tentoonstelling 'Totems to turquoise, Native North American jewelry arts of the Northwest and Southwest'. Het museum is elke dag open van 10- 17.45u. Gesloten op 25-12. Toegang: $19/ $14 Info: www.amnh.org Gevonden op internet Olders, L. De transmissie en toekomst van de traditionele Navajocultuur. Scriptie voor de Faculteit Psychologische en Pedagogische Wetenschappen, Dept. Sociale en Culturele Antropologie. KUL. Academiejaar2001- 2002. http://www.ethesis.net/navajo/navajoinhoud.htm Terwindt, C. Puzzel van geweld; een discoursanalyse naar de legitimering van geweld in het Mapuche conflict in Chili. Doctoraalscriptie Culturele Antropologie Universiteit Utrecht. Academi~jaar2003- 2004. www .ethesis.net/chili/chili-inhoud.htm
RECENT VERSCHENEN TIJDSCHRIFTEN
Archaeology. 2004, 5 (sep-okt) Muse, T. Lost city; bitter warfare threatens Colombia's greatest ancient site. Blz. 18- 23, geïll. (Tairona/ Noordwesten Zuid-Amerika- Colombia/ huidige problematiek - archeologie) 2
Milanch, J.T. Water world. Blz. 46- 50, geïll. (Calusa/ Zuidoosten Noord-Amerika) Popson, C. Native voices; American Indian sensibilities shape the Smithsonian's new museum. Blz. 6270, geïll. (Noord-Amerika alg./ beeldvorming - verzamelingen - musea)
Archeologie magazine. 2004, 4 Schaap, B. Prehistorische grot- en rotskunst: een inleiding. Blz. 49- 53, geïll. (Algemeen/ rotskunst)
Archeologie magazine. 2004, 5 Kuipers, J.J. Totempalen in Alaska en Brits Columbia. Blz. 26- 30, geïll. (Noordwestkust/ wapenpaal)
Eskimo. 2004- 2005, jrg. 60, 67 [onvolledig] Lechat, R. La réception de Vatican II en milieu Inuit. Blz. 10- 23, geïll. (Inuit/ Arctisch gebied- Canada/ missie en zending)
Géo. 2004, 309 (nov) 4.500 ans d'habitat antillais. Blz. 87-89, geïll. (Taino - Carib/ Caribisch gebied/ bouwkunst)
Histoire, L '. 2004, 290 (sep) Duverger, Chr. Enquête sur un tabou. Blz. 38- 47, geïll. (Azteken/ Meso-Amerika- Mexico/ offer) Duverger, Chr. Les Aztèques et leur étrange panthéon. Blz. 48- 49, geïll. (Azteken/ Meso-Amerika- Mexico/ godsdienst) Gruzinski, S. Les christs sanglants des églises mexicaines. Blz. 50- 55, geïll. (Azteken/ Meso-Amerika- Mexico/ godsdienst missie en zending)
National geographic. Nederland-België. 2004,juli Gwin, P. Peruaanse tempel van de dood. Blz. 102117, geïll. (Moche/ Andesgebied- Peru/ archeologie)
National geographic. Nederland- België. 2004, sept. Roberts, D. Vertrouwen op touw; hoe klommen de Anasazi's naar hun rotswoningen? Geographica. Blz. IV- V, geïll. (Ancestral Pueblo Culture/ Zuidwesten NoordAmerika/ bouwkunst)
(Vervolg blz. 22)
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
IDIE GIEVIE ID IE IRJD IE ANllWIE IR.P IENAAIR.
DE l N D llAAN lN IHIET STAD§BfRD
RA YAVJIONO PAESHUYS
(J
• Raymond Paeshuys is ondervoorzitter en bibliothecaris van onze vereniging 3
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
N.v.d.R.: In dit tijdschrift blijven wij, zoals vroeger trouwens, 'Indiaan' en afgeleide woorden schrijven met een hoofdletter. Volgens de nieuwe spelling is dat foutief en dat is ons bekend. Toch zullen wij, tot een volgende spellingcommissie ons gelijk geeft, blijven volharden in deze houding.
Wat doe je zoal op een heerlijke zonnige nazomerdag ? Je tracht te genieten van die 'Indian summer' al kuierend door de Sinjorenstad. En plots wordt je ervan bewust dat doorheen deze opgebroken stad allerlei 'Indianen' naar je staren ! Onderhavige bijdrage is dan de neerslag van dit Indiaans toerisme in eigen stad. Wat onmiddellijk opvalt is dat het steeds met veren getooide Indianen betreft en dat zij heel dikwijls symbool staan voor het continent Amerika. Een treffend voorbeeld merken we op als gevelversiering van de Tolkenschool (foto 1), officieel het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken (Schilderstraat 41, nabij de achterzijde van het Museum voor Schone Kunsten). Vroeger bood dit neobarokke complex, daterend van 1893-1897, onderdak aan het Hoger Handelsgesticht. Het ontwerp is van de heren F. Sel en F. Truyman. Boven vier vensters van de eerste verdieping, in een halfronde boog, treffen we de uitbeelding van vier werelddelen aan. Oceanië, einde van de 19e eeuw voor handel en economie van weinig belang, ontbreekt. Een ondefinieerbare Indiaan, met allesbehalve Indiaans uiterlijk, prijkt midden langwerpige bladeren en kleine bloemen. Hij heeft lange haarvlechten en draagt in beide oren een rond sieraad, de veren hoofdtooi netjes rond het hoofd gedrapeerd. Op de borstplaat, duidelijk leesbaar, AMERIKA.
Foto 1. Gevel Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken (foto R. Paeshuys)
Een speelser voorbeeld vinden we op de gevel van het postgebouw Grote Hondstraat 40 (wijk Zurenborg, nabij Dageraadplaats) (foto 2). Deze Indiaan staat voor zephyr (zefier), de koele, zachte westenwind. Onze Indiaan blaast zelfs die wind, zodat de oh zo mooie Hollandse molens kunnen draaien. Een Indiaan te midden van Hollandse molentjes... het moet kunnen. De naam zephyr is afgeleid van Zephyrus (Zephuros) de westenwind, zoon van Astraeüs (de vader van winden en gesternten) en Eoos (of Eos, het morgenrood -godin van de dageraad-, bij de Romeinen Aurora). Zephyrus (bij de Romeinen is dit Favonius) schaakte Chloris en schonk haar de heerschappij over de bloemen. Bij de harpij Podarge verwekte hij 4
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
Xanthus en Balius, de paarden van Achilles. Vitale kerels die oude Goden! Maar goed, onze Indiaan staat hier voor het Westen of bij uitbreiding voor het 'Westelijk Halfrond'.
Foto 2. Gevel Grote Hondstraat
40 (foto R. Paeshuys)
Verder in de Grote Hondstraat zien we op de gevels nog de even fraaie afbeeldingen van Notus -zuidenwind, het zuiden- (nr. 38), Eurus oostenwind, het oosten- (nr. 46) en Boreas -noordenwind, het noorden(nr. 48). Het betreft hier vier Art Nouveauhuizen, naar een ontwerp van A. Cols en A. Defever uit 1902. We maken nu een sprong naar het Antwerpse stadspark (of wat er van overblijft). Hier, nabij de Rubenslei, het beeld 'Amerika' (foto 3). Dit beeld, van een anonieme ontwerper, werd vermoedelijk gebeeldhouwd in de 18e eeuw. Het is vervaardigd in Franse steen en is ongeveer 2,10 m hoog. Voorgesteld is een vrouwenfiguur met naakt bovenlichaam. Ze is gekleed in een veren rok en draagt een veren hoofdband. Als attributen beschikt zij over een (nu afgebroken) boog en draagt een gevulde pijlenkoker op de rug. Ook haar rechter voorarm is afgebroken. Aan haar voeten ligt een afgesneden hoofd of de voorstelling van een masker. Was zij een koppensnelster of een Indiaanse 'femme fatale'? Het beeld werd door het stadsbestuur aangekocht op 7 april 1856 (samen met het beeld 'Afrika') en in het park geplaatst circa 1869. Met dit beeld verschijnt een nieuw element: de Indiaan als jager.
Foto 3. 'Amerika', stadspark (toto R. Paeshuys)
We wandelen verder naar de dierentuin. Hier in de Zoo vragen twee beelden onze aandacht. Beiden zijn van de kunstenaar Jozef Geefs (Antwerpen 1803- Brussel 1885). Geefs werd in 1841 professor aan de Antwerpse Academie en in 1876 directeur. Het eerste beeld 'Jager met buit' (foto 4) is uitgevoerd in zandsteen en heeft een hoogte van 3,15 m. De eerste directeur van de Antwerpse Zoo, Jacques Kets, gaf Geefs de opdracht dit beeld te maken. Kets was directeur van 1843 tot 1865. Vermoedelijk is het niet gedateerde beeld dus tussen deze jaren tot stand gekomen. 5
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
Het beeld stelt een geïdealiseerde jager met zijn prooi (een hertje?) voor, een thema dat je in een dierentuin nu niet onmiddellijk zou verwachten. De jager, weer met veren hoofdtooi en dito rok, draagt rechts een mes in een foedraal en een soort tomahawk in zijn gordel en houdt links een speer in de hand. Op de rug draagt hij een gevulde pijlenkoker; er is echter geen boog te bespeuren. Rond zijn hals merken we de uitbeelding van een typisch sieraad, mogelijk uit berenklauwen samengesteld. Dergelijk sieraad werd reeds door George Catlin (1796- 1872) afgebeeld, toen hij rond 1845- 46 Witte Wolk schilderde. Deze schilderij wordt in het Musée de l'Homme te Parijs bewaard en we vinden ze afgebeeld in de catalogus 'Indian Summer': 242. Rond annen en enkels merken we riempjes op; verder is hij blootsvoets. Het andere beeld van Jozef Geefs is de 'Indiaanse ruiter aangevallen door twee jaguars' (foto 5). Is eveneens van zandsteen (kalksteen volgens een andere bron) en is gedateerd 1869. De opdrachtgever was nu Jacques Vekemans, directeur van de Zoo van 1865 tot 1888. Is hier opzettelijk het evenwicht hersteld nu de Indiaan de prooi van dieren wordt ?
Foto 4. 'Jager met bult', Zoo-Antwerpen (foto A. Massa)
Foto 5. 'Indiaanse ruiter aangevallen door twee jaguars' (foto B. Huysmans)
Deze Indiaan, met veren hoofdtooi maar nu met een soort lendendoek, verdedigt zich met een, schijnbaar metalen, mes (nu helaas afgebroken). Aan zijn berenklauwen halssieraad hangt een ronde penning. Soortgelijke medailles werden eertijds door de Engelse en Amerikaanse overheid aan 6
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
hoofdmannen gegeven als erkenning van hun leiderschap, of uitgereikt bij het afsluiten van een overeenkomst (Treaty medal). Later als herdenkingspenning bij de installatie van een Amerikaanse president (lnauguration medal). (foto 6) De volgende halte op onze wandeling is de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal. De huidige kathedraal, de trots van alle Sinjoren, werd gebouwd van 1352 tot ... 1521 en tijdens de daarop volgende eeuwen werden er nog tal van voltooiïngswerken uitgevoerd. Wie durft nog klagen dat de huidige werken te Antwerpen te traag verlopen? Maar over de architectuur van de kathedraal gaan we het nu niet hebben, wel over het meubilair en meer bepaald over de preekstoel. Deze eiken preekstoel werd in 1713 gesneden door Michiel van der Voort de Oude 'meester Constbeldhouwer'. De kansel was eigenlijk een bestelling voor de Sint Bemardusabdij te Hemiksem. De trappen die we nu rond deze preekstoel zien, zijn in 1818- 1820 bijgebouwd door H. Viddeleer. Dat de volledige trappenpartij pas in 1855 vervaardigd werd, wordt echter tegengesproken door de beschrijving die Van der Sanden van de kansel geeft in de 18e eeuw. Michiel van der Voort (1667- 1737) was leerling van H. Cosyns en Pieter Scheemakers de Oude en werd meester in de St.-Lucas gilde in 1690. Hij trekt naar Rome en verblijft verschillende jaren in Italië, waar hij in contact komt met de antieken. Zijn oeuvre, vooral in de hier besproken preekstoel, laat de overgang zien van laat-barokke naar een meer naturalistische stijl. Andere bekende werken van M. van der Voort zijn: marmeren grafmonumenten van aartsbisschop Humbertus G. de Precipiano en zijn broer generaal Prosper de Precipiano (beide werken in de kathedraal van Mechelen); het borstbeeld van raadsheer Jacob Fr. Caverson (Mus. Brussel); 'Oprichting van het kruis' uit 1720 (St-Jacobskerk, Antwerpen); kansel voor de abdij van Leliëndael uit 1721 (nu in de kathedraal van Mechelen); biechtstoelen (nu eveneens in de kathedraal van Antwerpen). Door de Franse bezetter werd de Cistercienserabdij van Hemiksem in 1798 afgeschaft en de inboedel werd door de paters te koop aangeboden. Op 4 augustus 1803 besloot de kerkfabriek de preekstoel aan te kopen en deze werd in december 1803- januari 1804 in de Antwerpse kathedraal opgesteld. De kuip van de preekstoel wordt gedragen door vier schraagbeelden, mooie dames die de vier toen bekende werelddelen voorstellen. Volop in het licht Europa (die de scepter van de geloofskennis vasthoudt), gedeeltelijk verlicht Azië, het donkere Afrika en ten slotte naast Europa, een Indiaanse vrouw die voor Amerika staat (foto 7).
Foto 6. Detail van de Indiaanse ruiter (foto R. Paeshuys)
Foto 7. Preekstoel Kathedraal (foto R. Paeshuys)
Amerika pronkt hier, blootsvoets en met naakt bovenlichaam, met een prachtig gedrapeerde lendendoek en een pluimen kroon. Haar borsten zijn zedig bedekt met de voorstelling van een vermoedelijk pluimen halsdoek. Zij raakt op subtiele wijze, als een zoekende, de pols van de Europese kristen vrouw. Zoekt het 'barbaarse' Amerika hulp? Nu is, volgens Floris Prims de vroegere stadsarchivaris, deze prachtige figuur Pocahontas (foto 8). Prims steunt hierbij op een tekst van Jos Remes. Jos Remes schreef in de late jaren 40 van de vorige eeuw 'Gids van O.L.Vrouw-kerk'. 7
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
Hierin verklaart hij dat verschillende Amerikaanse soldaten Pocahontas herkenden. "Sommige hadden muntstukken bij, waar ze [Pocahontas] op afgebeeld stond", aldus Remes. Als bewijs maar magertjes; trouwens staat Fl.Prims (1882- 1954, stadsarchivaris buiten kader van 1925 tot 1948) niet gekend als een gedegen bronnenonderzoeker. Hoe zou Michiel van der Voort een afbeelding van Pocahontas onder ogen gekregen hebben ? Maar toch ... si non e vero, e ben trovato !
Foto 8. Detail preekstoel Pocahontas? (foto R. Paeshuys)
Het verhaal van Pocahontas (dat plaats vond in de winter van 1608) is wel door iedereen gekend, zeker na de tekenfilm van de Disney-studio's (1995). Maar rond Pocahontas is veel gefantaseerd. Zo zou John Smith (1580?- 1631) zijn wonderbaarlijke redding door de 12 jarige favoriete dochter van het stamhoofd Powhatan slechts 17 jaar na de feiten uitvoerig vertellen. Vele historici twijfelen aan de exactheid van zijn verhaal. 8
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
Chr.F. Feest veronderstelt dat, wat Smith als zijn terechtsteliing beschouwde, vermoedelijk een adoptieritueel was. Met het symbolisch doden van de Engelsman en zijn wedergeboorte in de familie van Powhatan (als z~jn aangenomen zoon Nantaquod) wilde het stamhoofd de Engelse kolonie aan zijn stammenfederatie binden. De zogezegde 'terechtstelling' van J. Smith doet trouwens sterk denken aan het 'huskenaw'-ritueel. Hierbij worden een groep jongeren, tussen de 10 en 15 jaar, door de chief uitgekozen en symbolisch gedood. Met behulp van verdovende middelen worden zij van al hun herinneringen beroofd en na 9 maanden van isolatie en onderwijs door priesters, herboren als religieuze of politieke leiders. Het bestaan van een zo krachtig verdovend middel wordt nu wel in twijfel getrokken; misschien was dit een symbolische breuk met het kind-zijn of een uiting van de verplichte geheimhouding. Pocahontas (ca. 1595- 1617), haar echte naam was Matoaka (de Speelse, de Schalkse), wordt in 1613 aan boord van een Engels schip gelokt en gevangen gehouden. Haar gijzeling moest een dreigende oorlog met Powhatan voorkomen. Tijdens haar gevangenschap bekeert ze zich tot het Christendom, ontmoet en huwt John Rolfe. Mogelijk was ze reeds in 1610 gehuwd met de jonge Indiaanse krijger Kocoum. John Rolfe moet eerst de toestemming om Pocahontas te huwen, krijgen van Thomas Dale, leider van de kolonie. In zijn aanvraag beschrijft Rolfe zijn aanstaande bruid als: "iemand wiens opvoeding ruw was, haar manieren barbaars, haar generatie vervloekt". Is dit geen schoolvoorbeeld van een 'mariage de raison' of een gearrangeerd huwelijk? Pocahontas, nu Rebecca Rolfe, bezoekt in Engeland het koninklijk hof, waar ze als 'Prinses van Virginia' werd voorgesteld. Tijdens haar reis naar Engeland wordt Pocahontas ten minste door 10 andere Powhatan-Indianen vergezeld. Eén van de mannen Uttamakomak (ofTomocomo) en verschillende meisjes blijven voor een tijd in Engeland. Mogelijk zijn de meisjes in 1621 naar de Bermudas gezonden om daar kolonisten te huwen. Koorts velt Pocahontas op 22-jarige leeftijd, juist voor de terugkeer naar Amerika met haar man en haar zoontje Thomas. Zij ligt begraven in Gravesend (plaatsje aan de Thames ten oosten van Londen). Via Thomas Rolfe claimen nu nog vele Amerikanen afstamming van Pocahontas. Ongetwijfeld heeft Pocahontas, zeker in de jaren voor haar huwelijk met John Rolfe, een beschermende rol gespeeld voor de Engelse kolonie. Is zij daardoor bekend geraakt bij Michiel van der Voort? Interessant is het om even stil te staan bij de figuur van Powhatan (ca.1547 - 1618) en zijn tijd. Powhatan (zijn echte naam was W ahunsonacock) was de stichter van een naar hem genoemde confederatie van typische, Algonkin-sprekende groepen langs de Atlantische kust van Virginia. In plaats van confederatie spreken we beter van een autocratisch, kleinschalig, koninkrijk of van een gecentraliseerd hoofdmanschap. Door overerving, huwelijksbanden en vooral manu militari was Powhatan erin geslaagd enkele jaren voor de komst van de blanken verschillende andere Algonkin-sprekende stammen aan zijn gezag te onderwerpen. Van een vrijwillig verbond was er nauwelijks sprake. Zo schonk Powhatan 9
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
sommige van zijn vrouwen (polygynie was de regel bij de hogere klasse) weg aan vrienden/vazallen om zo bondgenootschappen te verstevigen. Dit Powhatan-hoofdmanschap was op het hoogtepunt van zijn macht toen de Engelsen (in opdracht van de London Company, later de Virginia Company) Chesapeake Bay binnenvaarden en in 1607 Jamestown stichtten. Powhatan verbleef tussen 1607 en 1609 in het dorp Werowocomoco, aan de oever van de York-rivier, een 12 mijlen van Jamestown verwijderd. Dit dorp zou, volgens een krantenbericht uit 2003, nu gelokaliseerd zijn (De Gelderlander. 2003, mei; met dank aan de Yumtzilob-website). De eerste jaren van het Europees contact versterkten trouwens de positie van Powhatan als opperste 'chief van zijn koninkrijk. Hij heeft het monopolie over de handelsbetrekkingen met de Engelsen en oordeelt over het al of niet beginnen of eindigen van de vijandelijkheden met hen. Op last van de Engelse koning wordt Powhatan zelfs gekroond en ontvangt hij geschenken (een kroon, scharlaken cape, een log bed met een kan en een schaal en andere 'kostbaarheden'). Al bij al is dit openlijk plaatsen in vazaliteit van Powhatan een potsierlijke gebeurtenis geworden, waarbij Powhatan eerst weigert te knielen om gekroond te worden. Soldaten moeten de harde hand gebruiken om de ceremonie tot een goed einde te brengen. Powhatan trapt trouwens niet in de val en geeft, als koning, de Engelse vorst tegengeschenken: zijn oude mocassins en zijn mantel. Hij huldigt het principe van de reciprociteit onder gelijken ! De geschonken mantel is, volgens de overlevering, nog te zien in het Ashmolean Museum te Oxford. Uit de catalogus van het museum blijkt echter dat de zogenaamde 'mantel van Powhatan' helemaal niet van Powhatan kan zijn en dat het naar alle waarschijnlijkheid zelfs geen mantel betreft. De met een mensenfiguur, twee dieren en 34 spiralen versierde huid van het witstaarthert (of Virginia-hert, Odocoileus virginianus) is denkelijk wel afkomstig uit een tempel/schatkamer van de Virginia-Algonkin maar uit een iets latere tijd. (zie afbeelding op frontpagina) De Indianen van Virginia waren in de 16e- 17e eeuw voornamelijk jagers, vissers en verzamelaars van wilde planten (wortels, noten, eikels). Akkerbouw was voor tenminste 114 verantwoordelijk voor het voedselpakket. Op de brandcultuur-velden werden verschillende soorten maïs, twee soorten bonen, pompoenen, kalebassen, passievrucht en tabak geteeld. De blanken overleefden de eerste jaren in de 'Nieuwe Wereld' dankzij produkten van de akkerbouw, jacht- en visvangsttechnieken, van de Indianen overgenomen of gestolen. Het ledental van de verschillende Powhatan-groepen varieert van 65 (Kecoughtan) tot ruim 1.330 (Caposepock en Pamareke). De groep van Powhatan zelf telde ongeveer 135 à 165 leden. In de totaliteit varieert het aantal van de circa 27 gemeenschappen, naargelang de bron, van een 3.900 tot een goede 10.400. Powhatan kon beroep doen op een kring van raadgevers en invloedrijke priesters (samen de hogere klasse) en hij beschikte over een soort bodygard van tenminste 50 krijgers, een soort staand leger in tijden van vrede. Hij verwierf ooit het leiderschap door zijn persoonlijke kwaliteiten minder dan door overerving. Dat hij naaste familie en uiteindelijk erfgenaam was van Don Louis, een belangrijk leider wiens familie 10
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
heerste over de stammen wonende langs de beneden York zal toch wel een rol gespeeld hebben, denk ik. De macht van Powhatan bleek ook uit zijn ceremoniële verplichtingen, zijn voorzitterschap van religieuze festiviteiten, het berechten van misdadigers, het innen van schattingen, het laten bewerken van zijn velden en, zoals reeds gezegd, zijn fiat over oorlog en vrede. Zijn rijkdom werd in speciale opslaghuizen (meestal in 'tempels') verzameld. Zo handelden trouwens alle stamhoofden. In die tempels bevonden zich ook de grafplatformen waarop de lijken van de overleden chiefs werden bewaard. In de tweede helft van de 17e eeuw komt de macht van het koninkrijk stilaan aan zijn einde. Powhatan, leider en tevens een bindend element, wordt na zijn dood (1618) opgevolgd door zijn broer Opichapan die zeer vlug wordt vervangen door een jongere broer Opechancanough (hij die in 1607 kapitein Smith gevangen nam). De opvolging van leiders gebeurde via de lijn van de moeder (matrilineair): eerst een broer dan een zoon van een zuster van de overledene, nooit zijn eigen zoon. Dit is een opvolgingsregel niet gebruikelijk bij de overige Algonkin-stammen van het Noordoosten. Des te opvallender daar het vestigingsprincipe bij een huwelijk wel patrilokaal is, de bruid trekt in bij de familie van haar man. Is deze opvolgingsregel voor het leiderschap ontstaan onder invloed van meer zuidelijke culturen of van de lrokezen? Opechancanough, een felle tegenstander van de Engelsen, beweegt zowel Powhatan- als andere Oostkust-stammen tot een algemene aanval op de Virginia-kolonies. Tot tweemaal toe (in 1622 en 1644) behaalt hij grote, maar wrede, overwinningen maar buit deze niet (of te laat) uit. Later in 1644 wordt hij (een stokoud man) uiteindelijk verslagen, gevangen genomen en vermoord. Verdere nederlagen, ziekten en isolatie van de Indianengemeenschappen te midden Blanke dominantie, hebben desintegratie en verval bewerkstelligd. Volgens de kaart 'Land van de Indianen' (bijlage Nat. Geographic. 2004, sept.) en de lijst 'Virginia Algonquian' (samengesteld in Chr. F. Feest. 1978) leven in Virginia nog Mattaponi, Nansemond en Pamunkey, door de federale regering erkende stammen van de ooit zo machtige Powhatan-natie. Na dit lange oponthoud in de kathedraal - er is toch zoveel te bewonderen in deze gotische tempel - begeven we ons nu een heel stuk verder naar Borgerhout. Hier in het Sint-Xaveriuscollege (Collegelaan 36) heb ik dankzij pater Windey "den driehoek" ontdekt. In dit enorme schoolcomplex zijn gangen en hallen van onder tot boven versierd met zwart-wit muurtekeningen in houtskool van de hand van Alfred Ost. De driehoek, een hall aan de achterzijde, vormt hier geen uitzondering en mijn Indianen-freaken-hart begon sneller te slaan bij het zien van pater De Smet temidden zijn Indiaanse bekeerlingen (foto 9).
11
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
Foto 9. Schildering in SintXaveriuscollege, Borgerhout (foto R. Paeshuys)
Alfred Ost werd op 14 februari 1884 te Zwijndrecht geboren en genoot te Mechelen en Antwerpen zijn artistieke opleiding. Tijdens W.O. 1 verbleef hij in Nederland, waar hij zich inzette voor noodlijdenden en krijgsgevangenen. Terug in België, dong hij naar een leraarsambt aan een Academie of Hoger instituut. Niet opportunistisch ingesteld, ging hij elke politieke groepering voorbij en bleef kandidaat zijn leven lang. Ten slotte bracht hij het tot tekenmeester in het lager onderwijs te Antwerpen (1921- 1930) en te Borgerhout (1929- 1942). Op 9 oktober 1945 overleed hij te Antwerpen. Tijdens W.O. 2 maakte hij dan uit erkentelijkheid en pro deo in het St.Xaveriuscollege en te Brasschaat in het St.-Michielscollege de grote muurtekeningen waarvan sprake. Ost kennen we uit tekeningen, litho's en affiches, als uitbeelder van kermissen, bedevaarten en schepper van dierenfiguren (vooral zijn 'Ostiaanse' paarden zijn bekend). Zeer aangrijpend is zijn reeks tekeningen over de brand van het circus Sarrasani (Berchem, januari 12
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
1932). Een belangrijke reeks tekeningen zijn nu eigendom van de Antwerpse Zoo. Pieter-Jan De Smet (1801- 1873) studeerde filosofie te Mechelen en kwam in 1821 in contact met Charles Nerinckx, missionaris in Kentucky, die zendelingen kwam werven voor de Amerikaanse missies. Reeds gefascineerd door Indianen, verliet P.-J. De Smet België om de Amerikaanse Jezuïeten te vervoegen. Trad toe tot de orde in 1827 en werkte eerst onder de Potawatomi-Indianen (Algonkin-volk, nabij Lake Michigan). Toen de Jezuïeten van de Amerikaanse overheid in 1833 de evangelisatie toevertrouwd kregen van de trans-Mississippistammen, verplaatste pater De Smet enkele jaren later zijn werkterrein. Gevolggevend aan een verzoek van de Salish/Flatheads (Interior Salish in West-Montana) en na een verkenning in 1840, stichtte hij (met de hulp van andere paters) verschillende missies tussen de Rocky Mountains en de Pacific (periode 1841- 1846). De twee basismissies, en misschien wel de bekendste, waren Saint Mary (bij de Salish) en Sacred Heart (bij de Schitsu'umsh/ Coeur d'Alène). Hij verrichtte geen systematisch missie..werk maar bezocht tientallen stammen en groepen en heeft duizenden Indianen gedoopt. Zo bezocht de 'Grote Zwartrok' zoals hij bij de Indianen bekend stond in 1838 de Oto (Sioux-volk van de Chiwere-tak aan de Platte River, Nebraska) en de Omaha (Sioux-volk van de Dhegiha-tak aan de Missouri, Noordoost- Nebraska), in 1839 de Yankton (Sioux-volk van de Nakota aan de Vermillion River, Zuid-Dakota), tussen 1840- 1850 herhaaldelijk verschillende Dakota-stammen, in 1848 de Ponca (Sioux-volk van de Dhegiha-tak aan de Niobara River, Nebraska). Bezocht ondermeer in 1864 en 1868 het kamp van Sitting Bull, maar wist deze Hunkpapa-Teton niet te overhalen mee te gaan naar de vredesbesprekingen van Fort Rice. Nicolas Point, een andere Jezuïet en reeds zijn reisgezel in 1840- 1841, heeft een indrukwekkend aantal schilderijen, tekeningen en schetsen nagelaten uit deze periode. In het plaatsje Daniel celebreerde onze pater op 5 juli 1840, aan een geïmproviseerd altaar, op een hoogte boven een mooi meanderend riviertje, de eerste katholieke mis in Wyoming. Boven het altaar is sedertdien een kapelletje opgetrokken. De populariteit van pater De Smet was zo groot dat het V.S.gouvemement hem officieel uitnodigde deel te nemen aan verschillende vredesonderhandelingen tussen 1851 (Fort Laramie) en 1868 (Fort Rice). Markant vredestichter, zowel tussen wit en rood als tussen de stammen onderling, werd zijn impact en aantrekkingskracht in de 19e eeuw niet overtroffen. In zijn vele geschriften en brieven (in meerdere talen) en tijdens zijn talrijke reizen naar Europa schetste hij een objectief beeld van 'zijn' Indianen. Of zoals hij zelf schreef: "Als de arme en ongelukkige bewoners van de Indiaanse gebieden met meer billijkheid zouden worden behandeld, zouden ze weinig last geven ... Zij worden wilden genoemd, maar we mogen stellen dat in onze grote steden en elders duizenden blanken deze aanduiding meer verdienen". Pieter-Jan De Smet overleed in St.Louis op 23 mei 1873. Verschillende steden in Montana en Zuid-Dakota en ook een meer in Wyoming zijn naar hem genoemd. In Dendermonde (zijn geboortestad) staat, op het 0.-L.-Vrouweplein, zijn standbeeld naar een ontwerp van K.A. Fraikin. 13
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
Wij keren nu terug naar Antwerpen-stad, en wel naar vier verschillende lokaties. De bekende beeldhouwer Wilfried Pas heeft namelijk voor het 75-jarig bestaan van de maatschappij voor sociale woningbouw 'S.M. Huisvesting' vier identieke beelden laten gieten voor de wijken waar de maatschappij woningcomplexen liet optrekken. De beelden (foto 10) stellen een rechtopstaande bejaarde Indiaan voor met ontbloot bovenlichaam. In de rechterarm een waaier van arendveren; met afhangende veren op de rug en het onderlichaam gehuld in een dierenhuid. De beelden zijn te bewonderen aan de Hendriklei (grens Kiel- district Hoboken), op Linkeroever (E. Verhaerenlaan, hoek Gloriantlaan), op Luchthal (parkje tussen Canada- en Noorderlaan) en tussen de huizenblokken vooraan in de Prekerstraat (St.-Andrieskwartier, nabij Kloosterstraat). Dit laatste beeld (foto 10) werd ingehuldigd op 8/11/1996, is zoals de anderen van brons en heeft een hoogte van 1,90 m. De beelden zijn gesigneerd en gedateerd en dragen op de sokkel, in lopend schrift, de titel 'Aarde'.
Foto 10. 'Aarde' door W. Pas (foto R. Paeshuys)
Foto 11. Black Eagle (foto E. Curtis)
Wilfried Pas werd te Londerzeel geboren in 1940. Hij studeerde te Brussel (Sint-Lukasinstituut) en te Antwerpen (Akademie en Hoger Instituut voor Beeldende Kunsten). Werd leraar tekenen aan middelbare scholen en hoogleraar aan de Kon. Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen. Behoort tot de groep kunstenaars die onderkomen gevonden hebben in de galerij 'De Zwarte Panter' (Antwerpen) waar hij grote invloed heeft uitgeoefend. In het Antwerpse straatbeeld vertonen de werken van W.Pas een opvallende aanwezigheid; -denk maar aan de beelden van Paul van Ostayen (Minderbroedersrui), Willem Elsschot (Mechelseplein) en koning Boudewijn (Linkeroever). Verder kunnen we vernoemen de beelden van A. van Wilderode (St.-Niklaas) en L. de Vocht Cs Gravenwezel). De kunstenaar werkt op het ogenblik aan een beeld van Gerard Walschap. In een nota verklaarde de kunstenaar over 'Aarde': "De figuur die dit beeld voorstelt is niet de Indiaan uit de populaire western film, is niet de held uit onze jeugdverhalen van Karl May. Het gaat over de Indiaan die, zoals blijkt uit de verslagen van het Russen tribunaal te A'dam in 1980, door genocide, racisme, discriminatie, grondroof en uitbuiting, tot de rand van de definitieve vernietiging werd gebracht... Dit bronzen beeld is een mogelijke ontmoetingsplaats voor europese zelfkritiek en Indiaans zelfbewustzijn". De beelden van W.Pas zijn duidelijk geïnspireerd door een foto van Black Eagle (foto 11 ), foto genomen door de bekende fotograaf Edward Curtis tussen 1905 en 1908. Black Eagle was een Assiniboin chief die bij de eerste ontmoeting niet te overhalen was om met de fotograaf te spreken. Toen Black Eagle echter vernam dat Curtis een boek wilde publiceren, bleek hij na overleg met andere 'dapperen' uiteindelijk wel bereid om over zijn exploten te vertellen. Helaas hvb ik over die verhalen niets teruggevonden. Wie helpt mij op hun spoor ?
14
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
De Assiniboin waren een belangrijke en typische stam van de Vlakte (Plains)- Indianen. Ze leefden in een uitgestrekt gebied in Montana (V.S.) en in het zuiden van Alberta en Saskatchewan (Canada). Pas na 1640 migreerden zij van Lake of the Woods (Zuidwest- Ontario) naar Saskatchewan en dan verder naar noordelijk Wyoming en Montana, en evolueerden tot een Vlaktestam bij uitstek. Een deel van hen bleef achter in Canada en raakten bekend als de Stoney-Indianen. In de 18e eeuw werd hun aantal geschat op meer dan 10.000. Ziekten (pokken, mazelen, kinkhoest) en het verdwijnen met de bizon van hun traditionele cultuur reduceerde hen tot een 3.000 in het begin van de 20ste eeuw. Hun aantal wordt nu geschat op 6.300 in Montana (in Fort Belknap en Fort Peck reservaten) en een 1.900 in verschillende kleine reservaten van Zuid-Saskatchewan (o.a. Carry The Kettle, Grizzly Bear's Head, Lean Man, Mosquito en White Bear). Noemen zichzelf Nakhóta (Nakota). De benaming Assiniboin komt mogelijk uit het Chippewa voor 'Zij die met stenen koken' en dit zou slaan op de manier waarop zij hun voedsel gaar kregen. Waarschijnlijker betekent hun naam 'Stenen vijand' of 'Stenen Sioux'. In het begin van de 17e eeuw (vóór 1640 zoals blijkt uit verslagen der Jezuïeten) zouden de Assiniboin afgesplitst zijn van de Yanktonai-Sioux [Nakota]. Ze sloten een bondgenootschap met de Cree (een Algonkin-volk) en werden de uitgesproken vijanden van de Dakota en de Siksika (Blackfoot). De theorie van de afsplitsing wordt nu echter als taaie volkstraditie van de hand gewezen. Ze berust noch op linguïstische noch op historische gronden.
Foto 12. Indiaanse beeldjes (foto R. Paeshuys)
We naderen stilaan het einde van onze (imaginaire) wandeling en trekken langs de winkelbuurt van de Hoogstraat en de Kloosterstraat richting Suikerrui. In elk bric-à-brac-winkeltje daar dat zichzelf respecteert valt wel een Indiaantje te versieren - figuurlijk natuurlijk. Kitsch, gaande van totempaaltjes over stoere jagers tot lieftallige squaw's, die zijn weg vindt naar de verzameling van één of andere maffe zonderling (foto 12). Ook hier zijn het bijna steeds zwaar bepluimde Prairie-of Plains-Indianen die de bovenhand halen. Wat verder, in de buurt van de kathedraal, kunnen we de melodieuze tonen van panfluiten, quena's, charango's en trommen horen. Eindelijk lopen we autentieke Indianen tegen het lijf. Het zijn meestal Otavalefios uit Ecuador die wat geld trachten te verdienen (foto 13). Helaas maken ook zij soms gebruik van versterkers en verkopen de vrouwen stoffen, truien, hoeden en wat al meer in afschuwelijke, schreeuwerige, kleuren. Het woongebied van deze Otavalo-Indianen, het betreft hier geen stam maar een etnische groep, ligt in de gelijknamige vruchtbare vallei in het noordelijk Andesgebied van Ecuador, provincie Imbabura. Het gebied wordt gedomineerd door twee vulkanen Taita (Quechua voor vader) Imbabura in het oosten en Mama (Quechua voor moeder) Cotacachi in het westen. Die twee vormen een paar en hun kind heet Urcu (Quechua voor berg) Mojanda, een kleinere berg die de vallei in het zuiden afsluit. In de vallei is het stadje Otavalo het markt- en commercieel centrum voor zo'n 75 kleine Indiaanse nederzettingen uit de omgeving. Tot de voornaamste dorpen behoren Peguche, San José de la Bolsa, Selva Alegre, Cotama, Agato, Lluman. 15
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
In 1995 schatte men het totaal aantal Otavalo-Indianen op een 60.000, inclusief de ongeveer 10.000 die buiten de vallei leefden. En buiten de vallei betekent nu 'zowat in de hele westerse wereld'. Foto 13. Otavalo-lndianen nabij de kathedraal (foto R. Paeshuys)
In de pre-Incatijd vormde dit deel van Noord-Ecuador het gebied van de Cara-cultuur. Tot hun nederzettingen of afzonderlijke groepen (de samenstelling van de Cara is niet zo heel duidelijk) behoorden o.a. Otavalo, Cochasqui, Quilca, Caranqui, Cayambe. De Cara-taal is verloren gegaan; mogelijk behoorde zij, voortgaande op plaats- en familienamen, tot de Barbacoa-groep van het Chibcha en was zeer gelijkend op het huidige Pasto (Noord-Ecuador/Zuidwest Colombia) en Cayapa (noordwestelijk laagland van Ecuador; niet te verwarren met de Braziliaanse Cayapo). Volgens de ene legende kwamen de Cara van overzee in hun nieuwe vaderland aan. Waarschijnlijker is echter dat zij uit het oostelijk tropisch oerwoudgebied afkomstig zijn, want volgens een andere legende brachten 16
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
zij het jaguarsymbool mee en wil het verhaal dat hun volk ontstond uit het huwelijk tussen een vrouw en een jaguar. De cultus van de jaguar had (heeft?) zijn afspiegeling in bepaalde textielpatronen. Zeker is dat in de pre-Incatijd, op last van hun leiders, verschillende dorpen/groepen zich verbonden tot coöperatieve eenheden. Zij handelden als één bij speciale gelegenheden en uit zelfverdediging. Zo werden alle onderlinge vijandige gezindheden bijgelegd toen de Inca-legers binnenvielen (2e helft 15e eeuw). Zeventien jaar werd succesvol standgehouden tegen deze Inca-penetratie, tot de Cara uiteindelijk verslagen werden door Huayna Capac. Het verzet maar ook de represailles waren hevig. Volgens de legende werden duizenden Caranqui gedood en in de Yaguar cocha, het bloedmeer, geworpen. Onderworpen aan de Inca zullen de verschillende Cara-groepen, zoals gebruikelijk in het Inca-rijk, het Quechua als taal aannemen. In de 16e eeuw werd het Otavalo-gebied door de Spanjaarden veroverd. Dit betekende voor de Indianen het begin van cultuuratbraak en slavernij. Ze verloren hun gemeenschapsgronden en werden verplicht als 'yanaperos' onbetaalde arbeid te verrichten. Ze moesten ondermeer werken in textielateliers om de kleding van de mijnwerkers uit Bolivië en Peru te vervaardigen. Het verzet van de Indianen was soms hevig; tijdens de voorbije eeuwen werden niet minder dan twaalf opstanden opgetekend, die allen bloedig onderdrukt werden. Door de jaren hebben ze toch veel van hun eigen cultuur en tradities weten te bewaren. Gemengde huwelijken bleven bijvoorbeeld een zeldzaamheid, hun traditionele kledij en het Quechua gingen niet verloren. De meesten van hen zijn nu tweetalig Spaans- Quechua, en de uitgezworven Otavalo spreken een aardig mondje Engels, Frans, Duits, Italiaans, Vlaams ... Landbouwhervorming uit de jaren zestig van de vorige eeuw, hoewel niet perfect, heeft velen onder hen uit een verkapt slavendom bevrijd. Ze moesten ook niet langer weven voor de hacienda-eigenaar om, in ruil, het recht te bekomen een klein stuk grond te bewerken. De Otavalo waren nu vrij te weven voor eigen verkoop op de markt. Ook werd het terugkopen van grond mogelijk gemaakt. Met de opkomst van het toerisme ontwikkelden de Otavalefios hun zin voor commercie meer en meer. Honderddertig tot honderdveertig winkeltjes worden in Otavalo-stad door de Indianen beheerd en honderden anderen verkopen hun produkten op de, inmiddels beroemd geworden, zaterdagmarkt. De keerzijde van de medaille is, dat er nu grote verschillen qua ontwikkeling en rijkdom zijn ontstaan. Ook noopt het tekort aan werkgelegenheid en landbouwgrond nog steeds tot emigratie; vandaar dat velen met hun muziek en met artisanaat de wereld intr~kken.
Door het succes van het prachtig textiel is ook hier, zoals reeds gezegd, soms kwalitátieve vervlakking te merken. Laatste halte: Suikerrui 19, het Etnografisch Museum Antwerpen. Hier kan men zich onderdompelen in de rijkdom van de Niet-Europese culturen. De, enkele jaren geleden, nieuw ingerichte Amerika-afdeling (leverdieping) is de 'place to be' voor elke Amerikanist. Maar dit is voor leden van onze vereniging een open deur intrappen. Uit deze rijke collectie belichten we slechts één item, namelijk het frag17
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
ment van een Maya-reliefstèle (AE.3870) denkelijk uit het kustgebied van de Stille Oceaan (foto 14). Zo komt Meso-Amerika in de wandeling ook aan bod. We maken hier dankbaar gebruik van de uitgebreide handleiding bij de Amerika-afdeling, teksten die samengesteld werden door Mevrouw Mireille Holsbeke.
Foto 14. Maya-reliëfstèle (foto Etnografisch Museum Antwerpen)
De stad Antwerpen verwierf deze stèle, een gift van Eugène de Decker, in 1864. Het is één van de oudste voorwerpen in de collectie. Het betreffende object is een kleine plaat met inscripties uit grijze steen, 90,50 cm hoog en 45,50 cm breed. Er is een Indiaan op afgebeeld met de rechterarm in de hoogte en met het gelaat naar links gekeerd. Hij draagt een ballonvormige hoofdtooi met een aantal attributen van de jaguar, spoelvormige oorsieraden, een halssnoer en een brede heupgordel. Waarschijnlijk gaat het om de voorstelling van een vorst die tijdens een extatische dans een goddelijk personage belichaamt. Links staan vier cartouches met hiëroglifische configuraties. Omdat de stèle onderaan afgebroken is, waardoor er vermoedelijk twee cartouches ontbreken, is het opschrift moeilijk te ontcijferen. De tekst verwijst in elk geval naar de inwijding van de stèle en naar de naam van het personage of de god die hij belichaamt. Zowel de gliefen als de stijl van de voorstelling, waarin nog duidelijk Olmeekse invloeden te bespeuren zijn, laten de onderzoekers toe het voorwerp in de pre-klassieke tijd (ca. 0- 200 o.t.) te situeren. In de catalogus van de tentoonstelling 'De Azteken' (Brussel 1988) wordt de stèle nog beschreven als van Zapoteekse origine. Erik Boot heeft echter duidelijk aangetoond, steunend op iconografische- en gliefenvergelijkingen, dat het hier een Maya-stèle betreft. Bijgevolg hebben we hier te maken men één van de oudste voorbeelden van Maya-kunst en schrift. Hiermee eindigt onze wandeling en hebben we in het Tafeltje Rond' een 'bolleke' verdiend en heimelijk hopen we dat alerte leden van ons instituut nog andere 'gevederde' stadsgenoten weten te vinden.
GERAADPLEEGDE WERKEN Andrews, R.W. Curtis' Western Indians. 1962. Bartelink, G.J. Mythologisch woordenboek. 1969. Bekkers, L. Wilfried Pas, het gevecht met zichzelf. In: Ons erfdeel. 1988, 5. Birket-Smith, K. Powhatan and Pamlico. In: Birket-Smith, K. Primitive man and his way. 1960. Boot, E. Hiërogliefenschrift uit de vroeg-Maya periode; vert. M. Holsbeke. In: Bull. (van) De Vrienden van het Etnografisch Museum Antwerpen. 1999, 1-2. Engelse tekst: Bibliotheek I.V.A. inv. n° 227.6 Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen; Stad Antwerpen 3nc. 1989. Bums, R.I. Roman Catholic missions in the Northwest/ Non-Indian biographies: De Smet, Pierre Jean. In: Handbook of North American lndians. IV. 1988. Costume and identity in Highland Ecuador; ed. A. Pollard Rowe. 1998. Davîes, L. & M. Fini. Arts & crafts of South America. 1995. DeMallie, R. & D. Reed Miller. Assiniboine. In: Handbook of North American Indians. XIII, 1. 2001. Dictionary of art, The. XXXII. 1996. Dictionnaire des peuples; dir. J.-C. Tamisier. 1998. Feest, Ch.F. 'Powhatan's mantle'. In: Catalogues Asmolean Museum, dept. of antiquities. Z.j. Virginia Algonquians. In: Handbook of North American Indians. XV. 1978. 18
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
Forbes, J.D. Black Africans and native Americans. 1988. Hartmann, R. Cara. In: Ecuador, Archäologie und Ethnographie. 1986. Holsbeke, M. (Etnografisch Museum Antwerpen) Bezoekersgids Amerika. 2001. Indian Summer, de eerste naties van Noord-Amerika. 1999. Jennings, F. The invasion of America. 1976. Machetakonia. Pater Pieter Jan De Smet van Dendermonde bij de Indianen en de Amerikanen. 1984. Mails, Th.E. Dog soldiers, Bear men and Buffalo women. 1973. Massa, A. Beelden in de Zoo van Antwerpen. 2003. Meisch, L.A. We are soos of Atahualpa and we will win: traditional dress in Otavalo and Saraguro, Ecuador. In: Textile traditions of Mesoamerica and the Andes. 1996. Mertens, Fr. Alfred Ost-zaal. 1973. Murra, J. The historie tribes of Ecuador. In: Handbook of South American Indians. II. 1963. Noord-Amerikaanse Indianen, cultuur en levenswijze; samenst. Ch.F.Feest. 2000. North American Indian chiefs; ed. K. Nagelfell. 1995. Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Antwerpen; kunstpatrimonium van het Ancien Régime. 1996. Otavalo. Internet 'Otavalo Ecuador' Powerful images; portrayals of native America. 1998. Prims, Fl. Antwerpiensia; 19e reeks. 1949. Rotthier, R. De USA-route, 79: Zwartrok. In: De Morgen. 09/04/04. Sacred circles; cat. by R.T. Coe. 1976. Salomon, F. Weavers of Otavalo. In: Peoples and cultures of Native South America. 1977. Schrevens, F. '150 jaar monumentale animalierscultuur'. In: Zoo Antwerpen Planckendael. 1994, winter. Van Brabant, J. Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Antwerpen. 1972. van Ruyssevelt, A. Stadsbeelden Antwerpen anno 2001. 2001. Walter, L. Social strategies and the fiesta complex in an Otavalo community. In: American Ethnologist. 1981, vol.8, 1. Weefkunst Quinchuqui Ecuador. 1987. Winkler Prins van de kunst. III. 1959.
NOORD--AMERiKAANSE INDIANEN. CUlTUUR EN LEVENSWIJZE samenstelling Christian F. Feest; met bijlagen. 480 blz" geill. Keulen, Könemann, 2000. ISBN 3-8290-2987-X
Bij de, inmiddels ter ziele gegane, uitgeverij Könemann verscheen reeds in 2000 de Nederlandstalige editie van 'Kulturen der nordamerikanischen
lndianer' Met deze publicatie was de uitgeverij, op het gebied van culturele antropologie/archeologie, niet aan haar proefstuk. Hierbij denken wij o.a. aan:
Maya; de goddelijke koningen van het regenwoud. 2000 [Duitse uitg.]/2001 [Nederl. ed.] (onder red. van N. Grube, reeds eerder besproken in ons tijdschrift door Jos Martens - Nieuwsbrief !.V.A. 2001,3) Oceanic art/ Ozeanische Kunst/ Art océanien. 1995 (door A. Meyer)
RAYMOND PAESHUYS
Soul of A.frica; magie van een continent. 2000 (tekst K.E. Müller en Ute Ritz-Müller - eerder interessant op fotografisch gebied, hoewel vele foto's maar ook teksten niet vrij zijn [letterlijk en figuurlijk] van een zekere sensatiezucht). Laten wij ons nu beperken tot 'Noord-Amerikaanse
Indianen, cultuur en levenswijze'. Dit lijvige werk (480 blz.) werd samengesteld door Christian F. Feest. Professer dr. Feest, in 1945 geboren te Braunau, Bohemen, studeerde etnologie en taalwetenschappen aan de universiteit van Wenen. Hij promoveerde in 1969 met 'Ethnohistorie und
Historische Ethnographie der Virginia Algonquian im 19
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
17.Jahrhundert'. Van 1963 tot 1993 werkte hij aan het Museum für Völkerkunde in Wenen, in de eerste plaats als conservator van de collecties Noord- en Midden-Amerika maar ook als hoofd van het fotoarchief. Vanaf 1975 doceerde hij etnologie aan de universiteit van Wenen. Hier werd hij tot professor benoemd na de publicatie van zijn werk 'lndianischer Alkoholgebrauch in Nord-Amerika'. Hij werkte in 1972 -1973 aan het Smithsonian Institution te Washington en in 1987- 1988 aan de Newberry Library in Chicago. Sinds 1993 is hij hoogleraar aan het Institut für Historische Ethnologie van de GoetheUniversität te Frankfort am Main. Natuurlijk staan er tal van publicaties, boeken, tijdschriftartikels en catalogi over de verschillende aspecten van de Noordamerikaanse Indianenculturen op zijn naam. Een kleine, uiteraard onvolledige, greep uit zijn oeuvre: 1967. The Virginia Indians in pictures, 1612- 1624 1975. Maya 1976. Das rote Amerika 1978. Nanticoke and neighboring tribes/ Virginia Algonquians/ North Carolina Algonquians (* 1). In: Handbook of North American Indians. XV: 240- 281 (*2) 1980. Native arts of North America 1980. The art of war 1980. Eskimo (red. samen met V. Traeger) 1983. The Grey Owl society 1986. Zemes Idolum Diabolicum 1986. Redaktie (samen met P. Kann) van de Duitstalige catalogus bij de tentoonstelling 'Gold und Macht' (Wenen, Budapest, Keulen 1987); met eigen bijdragen als: Spanisch-Amerika in Kunstkammem des 16. und 17. Jahrhunderts: 41-44/ Koloniale Federkunst aus Mexico: 173- 178/ Nördlich des Rio Grande: Spanisch- Amerika und die eingeborenen Völker Nordamerikas im 18. Jahrhundert: 213-217 (*2). 1987. Het erfgoed van de kunst- en wonderkamers; Mexicana van de zestiende eeuw in Europese musea. In: De Azteken; I: 197-200 1990. Vienna's Mexican treasures; Aztec, Mixtec and Tarascan works from the 17th century Austrian collections 1991. Beaded belt. In: 'Cica 1492' (*2) 1992. Bijdragen in 'Das Altertum der neuen Welt' (samen met P. Kannen J. Neurath); catalogus bij Ren ~eht(1)0nstel~ing in het Museum für Völketkuhde vah Wehen (*2) 20
1993. Bijdragen (met S.S. Kasprycki) in: 'Über Lebenskunst nordamerikanischer Indianer' 1998. Beseelte Welten: die Religionen der Indianer Nordamerikas 1998. Indians and Europe: an interdisciplinary collec tion of essays 1998. (met S.S. Kasprycki) Peoples of the twilight; views of native Minnesota, 1823- 1862 1999. Sitting Bull, 'der letzte Indianer' 2001. Studies in American art; a memorial tribute to Norman Feder In onze eigen bibliotheek kan U zijn artikel (Andrew J. Blackbird and Ottawa history' (Yumtzilob. 1996, 2: 114-123) raadplegen (ons inv. nummer 216.2) (* 1) Is te raadplegen op internet (North Carolina Algonquians, by Christian Feest) (*2) Te raadplegen op verzoek bij steller van deze boekbespreking. Deze korte bio-bibliografie volstaat ruimschoots om de wetenschappelijke competentie van de samensteller van het boek in de verf te zetten. Nu het boek zelf: 480 blz., telkens twee kolommen per bladzijde, gedrukt in een duidelijk leesbaar lettertype. Een derde, smallere, kolom geeft uitvoerig info over de begeleidende illustraties. Deze illustraties, die de uitgever dankt aan musea, collectioneurs, archieven en beroepsfotografen zijn deels in zwart-wit, deels in kleuren. Voor het merendeel zijn ze van goede tot uitstekende kwaliteit. Ook foto's van fauna, flora en landschappen werden gepubliceerd. Wat de historische foto's betreft, werd er gelukkig zelden gebruik gemaakt van de, de laatste jaren overgepubliceerde en geënsceneerde, foto's van E.S. Curtis. Inhoudelijk worden de volken van Noord-Amerika ingedeeld in 10 grote cultuurgebieden. Een indeling die algemeen gebruikelijk is, en wij terug vinden in het 'Handbook of North American Indians' (Washington, Smithsonian Institution, 1978-) en in 'Indian summer', (catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling te Brussel in het K.M.K.G. in 1999) en de cultuurkaart 'Indians of North America' (bijlage van Nat. Geographic Mag. 1972, december). Deze cultuurgebieden en de auteurs van de begeleidende teksten zijn: 1. De Arctis (Sonja Lührmann): 28- 69 2. De Subarctis (id.): 70- 103 3. Het Noordoosten (Sylvia S. kasprycki): 104- 147
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
4. Het Zuidoosten (id.): 148- 183 5. Prairies en Plains (Liane Gugel): 184- 237 6. Het Plateau (Christian Carstensen): 238- 269 7. De Noordwestkust (Henry Kammler): 270- 313 8. Het Grote Bekken (id.): 314- 333 9. Californië (id.): 334- 365 10. Het Zuidwesten (Cora Bender): 366- 421 Bij deze cultuurgebieden vinden wij telkens, naast een etnisch overzichtskaartje, een vrij gedetaileerde geografische deelkaart. Elk hierboven geciteerd deel bevat uiteraard informatie over de verschillende stammen, hun middelen van bestaan, kunst, godsdienst, sociale organisatie enz. Verder verschillende oorspronkelijke citaten of uittreksels als: een toespraak van Red Jacket (1805); uit de autobiografie van een Fox-vrouw (1918); Sitting Bull antwoordt (1877); een Kwakiutl-droom, opgetekend door Franz Boas; een verhaal uit Cochiti (1924) en de proclamatie van de bezetters van Alcatraz (1969). De algemene inleiding 'Oorsprong en verleden van Indiaans Noord-Amerika' is van de hand van Chr. Feest en bevat tevens bijdragen van H. Kamrnler (Talen en schriften: 10- 12/ Een harde leerschool: 2425) en S.S. Kasprycki (In de schaduw van het kruis: 23- 24) Chr. Feest schreef ook kleine bijdragen verspreid over enkele cultuurgebieden o.a.: De kolonist en de prinses: 116- 117/ Tecumseh, de broeder van de profeet: 118- 119/ De dood van Sitting Bull: 233. Het laatste hoofdstuk 'Heden en toekomst van de Noord-Amerikaanse Indianen': 422- 436 draagt weerom de signatuur van Chr. Feest, aangevuld met een kleine bijdrage van Cora Bender (Van rooksignaal tot internet, stemmen uit 'Indian Country': 430- 431)
volkerenlijst uitgegroeid tot een handboek van formaat. In ons taalgebied een witte raaf ! Mispunten? In een omvangrijk werk zijn deze bijna onvermijdelijk, al blijft het hier detailkritiek, spijkers op laag water zoeken mijnentwege. Voorbeelden: behalve van Chr. Feest ontbreekt van de verschillende co-auteurs elke bio en/of bibliografie. De betere stambenamingen (in vele gevallen hun eigen, niet-beledigende, stamnaam) wordt op de kaartjes niet weergegeven (wel is er een verwijzing in de appendix 'Volken en talen' en is er het artikel 'De Thompson heten nu weer Nlaka'pamux': 262-263). Het vasthouden aan de benaming 'Eskimo' (een scheldwoord) i.p.v. Inuit vind ik ongepast. Een kaart waarop zowel de oude als de juistere stamnamen staan, is pas uitgegeven door N ational Geographic als bijlage van het september 2004 nummer. Voor een luttele 4,20 Euro heeft men deze bijgewerkte, overzichtelijke kaart. Verder is er aan de Paleo-Indianen/Beringia (Clovis, Folsom, Kennewick Man enz.) geen afzonderlijk hoofdstuk gewijd. Dit zou het boek natuurlijk nog dikker en zwaarder maken, maar des te vollediger. Ook de problemen die reeds jaren aanslepen zoals de strijd van de Shoshone of de Innu, het proces en de commotie rond Leonard Peltier, het alcohol- en drugsprobleem, de herverkaveling van de Joint Use Area in Arizona, de problematiek rond de casino's enz., komen nauwelijks of helemaal niet aan bod. Samengevat: dit boek is toch een must voor ieder die belangstelling heeft voor de Noordamerikaanse Indianen, een prachtgeschenk bij de eindejaarsfeesten. Duur? Het boek is niet meer te vinden in de reguliere boekhandel maar nog wel in bepaalde ramsj-zaken (o.a. Boekenvoordeel) voor pakweg een goede 25 Euro. Kopen!!!
Wij ontvingen voor onze bibliotheek Dit lijvige boek wordt dan afgesloten met een appendix (:438- 480): een overzichtskaart van de cultuurgebieden, een uitgebreide verklarende woordenlijst ( :441- 460, door Chr. Feest), een alfabetische lijst van volkeren en talen(: 461- 470, door H. Kammler), een bibliografie (:472- 473, door Chr. Feest). En last but not least een alfabetisch register en een illustratie- en kaartenverantwoording. Het boek is met zijn duidelijke kaarten en teksten, overzichtelijke indeling, uitgebreide woorden- en
- Overzichtslijst Amerika cultureel-geografisch/ Amerika taalkundig (met dank aan S.A.I.) -Wouters, H. De Indianen vroeger en nu. 341 blz. Z.j. (met dank aan L. Dieltiens) -Boekenlijst Meso-Amerika, augustus 2004-11-18 (met dank aan J.Montoya en G.Kayaert) -Video 'The great Indian wars 1840- 1890' -Video 'La cité des Incas' -Video 'Chitontikiza; Bewegungen zur Vererung der Mutter Erde' (met dank aan C.O.B. Antwerpen) 21
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
Vervolg van blz. 2 Bruchac, J. Indianen: hoop en wederopbloei. Blz. 90109, geïll. Kaart Noord-Amerikaanse Indianenculturen/ Land van de Indianen als bijlage. (Noord-Amerika- alg./ huidige problematiek)
National geographic. Nederland- België. 2004, okt. Ferry, St. Waken over de wereld. Blz. 66- 85, geïll. (Kogi - Arhuaco - Wiwa/ Noordwesten ZuidAmerika/ culturele antropologie) National geographic. Nederland- België. 2004, nov. Roberts, D. Maya's in de onderwereld. Blz. 36- 51, geïll. (Maya/ Meso-Amerika- alg./ godsdienst) Natura! history. 2004, october Kelleher,T.J. Red shifts. Blz. 16, geïll. (Meso-Amerika/ muurschilderingen) Before the invention of pumpkin pie. Blz. 16, geïll. (Noordoosten Noord-Amerika/ etnobotanie) Science. 2004, vol. 305, 5680 Lawler, A. The slow deaths of writing. Blz. 30- 33. (Maya - Inca/ Meso-Amerika- alg. - AndesgebiedPeru/ schrift - quipu) Science. 2004, vol. 305, 5684 Falk, T. Wisconsin dig seems to confirm pre-Clovis Americans. Blz. 590, geill. (Paleo-Indianen/ Noordoosten Noord-Amerika/ archeologie) Holden, C. Court battle ends, bones still off-limits. Blz. 591. (Kennewick man - Paleo-Indianen/ Noord-AmerikaV.S./ NAGPRA) Sciences et avenir. 2004, 689 (jul) Arnaud, B. Le sanctuaire des demiers Incas; Choquequirao, l'autre Machu Picchu. Blz. 86- 97, geïll. (Inca/ Andesgebied- Peru/ archeologie)
(Siksika/ Vlakten en Prairiegebied) Yaqui Pascola masker. Blz. 4, geïll. (Yaqui/ Zuidwesten Noord-Amerika/ maskers)
Sequoyah nieuwsbrief 2004, vol. 19, 5 Zonnegoden & offerdoden; Indiaanse culturen van Mexico en Guatemala. Blz. 2-5. (Meso-Amerika/ cultuurgeschiedenis) Vergeten volken. 2004, 71 (apr-jun) Vermander, W. Goedele Liekens brengt inheemse volken onder de aandacht. Blz. 5- 6, geïll. (Kichwa/ Amazonia- Ecuador/ huidige problematiek) Roels, M. Canada/ Inuvik; meer autonomie voor de Gwichiin en Inuvialuit. Blz 7- 8, geill. (Inuit - Gwich'in-Kutchin/ Arctisch gebied- Canada Subarctisch gebied/ huidige problematiek) lllegale houtkap bedreigt vergeten volk. Blz. 11- 14, geïll. (Ashaninka-Campa/ Amazonia- Peru-Brazilië/ huidige problematiek - ecologie) De W aele, K. Brutale repressie van inheemsen in Oaxaca. Blz. 16- 17, geïll. (Zapoteken/ Meso-Amerika- Mexico/ huidige problematiek) Coppin, L. Maya-kosmologie als basis voor landbouw. Blz. 22- 23, geil!. (Maya/ Meso-Amerika- Guatemala/ landbouw kosmologie) Vergeten volken. 2004, 72 (jul-sep) Guatemala: boerderij verandert in slagveld. Blz. 6- 7, geil!. (Maya/ Meso-Amerika- Guatemala/ huidige problematiek) Dossier Genève: VN-Werkgroep Inheemse Volken. Blz. 15- 23, geil!. (Algemeen/ huidige problematiek) He hart van het Amazonewoud, de marge van Peru. Blz. 25- 26, geil!. (Amazonia- Peru/ huidige problematiek) BOEKEN
Levack, S. Demon of the air. 382 blz. London, Simon
Sciences et avenir. 2004, 692 (okt) Amaoua, Fr. Eté indien à Washington. Blz. 98- 105, geïll. (Algemeen/ beeldvorming - verzamelingen - musea) Sequoyah magazine. 2004, vol. 19, 2 De mini-wereld van de Blackfeet-Indianen. Blz. 1- 3, geïll. 22
& Schuster, 2004.
(ISBN 0-7432-3975-X -Azteken.fictie) Miller, M. & S. Martin. Courtly art of the ancient Maya. 304 blz., geïll. London, Thames & Hudson, 2004. (ISBN 0-500-05129-1/ www.thamesandhudson.com)
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
ROEUNG. S. TERUGBLIK OP EEN WERELDTIJDPERK. CULTUUR EN GESCHIEDENIS VAN DE OUDE MAYAvS. Rotterdam, Uitg. S. Roeling, 2004, 183 blz., 13,95 euro. Op geen enkel ander terrein van de archeologie zijn kennis en ideeën binnen zeer korte tijd zo sterk veranderd als in het Maya-onderzoek. Enkele decennia geleden geloofde men nog dat de Maya vreedzame, maïs verbouwende boeren waren, die door priesters werden gemaand de hemellichamen in de gaten te houden en de tijd te vereren. Dit geïdealiseerde beeld was volkomen uit de lucht gegrepen en ontstond uit de behoefte de Maya te stellen tegenover de 'bloeddorstige' Azteken. Nu is gebleken dat zij werden geregeerd door koningen en adel, die net zo machtswellustig en ijdel waren als alle potentaten elders in de wereld. Nog steeds valt in veel boeken te lezen dat zij eenvoudige brandrooilandbouw bedreven en uitsluitend maïs verbouwden, maar inmiddels is reeds 20 jaar bekend dat ze al sinds het Preklassiek vormen van intensieve landbouw hadden ontwikkeld. Sterker, de hele indeling in Preklassiek, Klassiek, Postklassiek... is eigenlijk volkomen irrelevant geworden nu het begin van hun cultuur door nieuwe archeologische ontdekkingen steeds verder naar het verleden wordt geduwd. Om een idee te geven: jarenlang hebben wij initiatiecursussen gegeven over de culturen van MesoAmerika. Voor actualisering van de syllabus, waarvan de eerste druk uit 1982 stamt, zouden wij voor het deel over de Azteken voldoende hebben aan drie bladzijden. Het deel over de Maya dient echter volledig herschreven. Probleem was dat tot op heden geen enkel werk voorhanden was, waarin de resultaten van recente archeologische opgravingen tot een (voorlopige) synthese zijn samengebracht. De laatste uitgave van "The Mysterious Maya" van E. en G. Stuart bij National Geographic dateerde al van 1983. Er zijn natuurlijk de uitstekende werken van de betreurde Amerikaanse paleografe Linda Schele en haar medewerkers (1). "De Maya: bouwers van tempels en paleizen" (fime-Life 1993 was een goede eerste kennismaking, maar eigenlijk met veel te weinig diepgang, bij gebrek aan omvang (2). En er is sinds kort ook het magistrale boek onder redactie van Niko las Grube, "Maya. De goddelijke koningen van het regenwoud" (Keulen, Könemann 2001). Met zijn keur internationale experts voor de
JOS MARTENS
afzonderlijke onderwerpen, 480 blz. vrij kleine druk en bijna drie kg gewicht vormt het een ware schatkamer waarmee je voor zorgvuldige lectuur wel enkele maanden zoet blijft. Een ideale inleiding voor beginnelingen kun je het echter moeilijk noemen. Dure en luxueus geïllustreerde kijkboeken die elkaars inhoud eindeloos herkauwen, vind je voldoende in ons taalgebied. Wat ontbrak in het Nederlands, was een synthesewerk dat in bevattelijke taal en dito formaat zowel basisinformatie brengt voor de geïnteresseerde beginneling, als een overzicht van de vaak spectaculaire ontdekkingen uit de laatste decennia. Sebastiaan Roeling doet thans een verdienstelijke poging om deze lacune op te vullen. Onvermijdelijk ga je veel elementen terugvinden in andere boeken. Roeling start met een situering in ruimte en tijd. Tussen 250 en 900 n. C. is het de bloeitijd van de 'klassieke' Maya in Guatemala. Tegen het einde van deze periode stoppen de data op de monumenten met de 'lange telling' en wordt een aantal steden in Guatemala verlaten. De tijd die hierop volgt, het Postklassiek, met steden als Chichen Itza en Tulum in Yucatán, werd tot voor kort beschouwd als een decadente vervalperiode. In feite ontwikkelde zich een erg efficiënte samenleving, niet langer gefixeerd op de verheerlijking van 'goddelijke' vorstenhuizen. Hieraan kwam een einde met de aankomst van de Spanjaarden in 1519, de bloedige verovering van Guatemala en daarna Yucatán, en vooral- de introductie van voorheen onbekende ziekten als pokken en mazelen, die de inheemse bevolking letterlijk decimeerden. De cultuur raakt vergeten, tot in 1839 de Amerikaanse diplomaat en ontdekkingsreiziger John Lloyd Stephens en de tekenaar Catherwood de geruchtenmolen volgen en de steden een na een vinden, tekenen en bekend maken via een succesrijke reeks boeken. Stephens was er als een der weinigen van overtuigd dat de voorouders van de huidige Maya de tempelsteden hadden gebouwd en niet afstammelingen van de Egyptenaren of de 'Verloren stammen Israels'. Bleef er het raadselachtige hiërogliefenschrift op de 23
NIEUWSBRIEF - Nr. 4 - 2004
monumenten en in de codices. Mayanisten dachten een 'steen van Rosetta' gevonden te hebben in het 'alfabet' dat Diego de Landa tekende in zijn Relación de las cosas de Yucatán. Dat klopte niet, omdat de Landa verkeerdelijk vertrok van de hem vertrouwde Europese schrijfstijl, waaraan het Mayaschrift niet beantwoordt. In 1562 laat diezelfde de Landa hele bibliotheken met Mayaboeken verbranden, een ramp zonder weerga. Slechts vier codices overleefden de vernietiging. In de 19de eeuw werden eerst de getallen en de astronomische berekeningen ontcijferd. Vooral Eric Thompson droeg in de 20ste eeuw bij tot de verspreiding van het stereotiepe beeld van de Maya als vredig volk, bezeten door tijdrekening en astronomie, "een volk dat de tijd aanbad" (3). Dit beeld werd versterkt toen bleek dat de piramides werkelijk een kalender in steen vormden. El Castillo in Chichén Itzá telt 365 treden en is zo gebouwd dat de lenteevening een schaduw vormt van de god Kukulcan, kronkelend langsheen de trappen. Vlak na de Tweede Wereldoorlog vindt een Russische officier, Joeri Knorosov, in de verbrande bibliotheek van Berlijn een boek met het 'alfabet' van de Landa en reproducties uit enkele Maya-codices. Hieruit leidde hij af dat de Maya-gliefen een syllabisch schrift weergaven. De Sovjetautoriteiten publiceerden zijn bevindingen met veel propagandistische bombarie (het was volle Koude Oorlog), zodat vooral Thompson ze afdeed als onzin. Kort daarop vond de jonge talentvolle Tatiana Proskouriakoff in Mexico het boekje van Knorosov. Zij borduurde hierop voort en zorgde voor een nieuwe vooruitgang in de decodering van de gliefen (4). Eerdere vondsten konden plotseling correct geïnterpreteerd worden en bewezen de juistheid van zijn ontcijfering. Een definitieve doorbraak kwam er op de 'Mesa Redonda' van Palenque in 1973 waar Linda Schele en anderen de theorieën van Knorosov en Proskouriakoff integreerden, wat voerde tot enkele van haar baanbrekende werken na 1985 ( 1). Wij zijn wat langer bij het schrift blijven stilstaan, omdat een behoorlijke bespreking van alle aspecten uit dit boekje onmogelijk is. Roeling besteedt heel wat aandacht aan de Maya-mythologie van de Popol Vuh en de kosmologie, de tijdrekening, de samenleving en de kunstvormen (5). Tenslotte bespreekt hij de geschiedenis van enkele machtige Maya-staten,als Tikal, Yaxchilán, Palenque, Chichén Itzá en Noj Petén (dat tot 1697 een onafbankelijke staat vormde), zoals die tegenwoordig kan gereconstrueerd worden na de ontcijfering van een groot deel der opschriften en 24
enkele lange, multi-disciplinaire opgravingen, die gedeeltelijk nog steeds voortgaan. Het boek sluit af met een bibliografie, enkele appendices (over koolstofdatering, Maya-getallen, correlatie van de tijdrekening) en een lijst van interessante websites. Voegen wij eraan toe dat je meer informatie kunt halen op de website van Sebastiaan Roeling zelf: www.mayaweb.nl
Noten
1. SCHELE, L. en M. MILLER, The Blood ofKings:
Dynasty and Ritual in Maya Art, William Morrow, New York, 1986. SCHELE, L. en D. FREIDEL, A Forest of Kings. The Untold Story ofthe Ancient Maya, William Morrow, New York, 1992, 542 blz. Voor de gelijknamige video van Time Life: De Maya's. het bloed van koningen, zie op onze site: http://users.tijd.com/-tdn24064 bijdragen_mayakoning.htm Zie ook de video van National Geographic: Verloren Maya Koninkrijken http://users.tijd.com/-tdn24064/ bijdragen_mayavideo.htin 2. Bespreking op onze site: http://users.tijd.com/ -tdn24064/indexnl.htm 3. THOMPSON, E., Maya Hieroglyphs without Tears, Londen, British Museum, 1972. Sir Eric S. Thompson mag niet verward worden met de Amerikaan Edward Herbert Thompson (18561935) die in 1904 begon met duiken in de heilige cenote van Chichen Itza. 4. De rol van Stephens en Tatiana Proskouriakoff ( + 1988) wordt uitvoerig belicht in een knappe uitzending van National Geographic: Code ofthe Maya Kings, National Geographic Channel, 16.2.2001, 45 minuten, nu ook verkrijgbaar op DVD. Zie ook: COE, M. & M. VAN STONE, Reading the Maya Glyphs, Londen, Thames & Hudson, 2001, 176 blz. Uitvoerige bespreking op internet: http://www.yumtzilob.com/boek_mayaglyphs.htm 5. Zie hiervoor ook op onze website: Maya-
klederdrachten: een geweven wereldbeeld, http://users.tijd.com/-tdn24064/ bijdragen_mayatex.htm