HELPT DE VOGELS
MEEZEN OP HET WINTERVOER.
IN DEN WINTER
/L M !>
o "> Ó '&I
i
Dit geschriftje is een uitgave van de onderstaande vcreenigingen en instellingen, en is» zoolang de voorraad strekt, kosteloos verkrijgbaar aan de onderstaande adressen: NEDERLANDSCHE VEREENIGING TOT BESCHERMING VAN VOGELS. HEERENGRACHT 5-10. AMSTERDAM, NEDERLANDSCHE VEREENIGING TOT BESCHERMING VAN DIEREN, PRINSES MARIESTRAAT 40. 's GRAVENHAGE, VEREENIGING TOT BEHOUD VAN NATUURMONUMENTEN IN NEDERLAND. HEERENGRACHT 540. AMSTERDAM, NEDERLANDSCHE NATUURHISTORISCHE VEREENIGING. (p/a Dr. JOH. H. VAN BURKOM, ADELHEIDSTRAAT 227. 's GRAVENHAGE). NEDERLANDSCHE JEUGDBOND VOOR NATUURSTUDIE, (p/a DEN HEER FRANS TJALLINGII, FRANS HALSSTRAAT 30 bis. UTRECHT), NEDERLANDSCHE ORNITHOLOGISCHE VEREENIGING, (p/a Dr. G. J. VAN OORDT. BILTSTRAAT 172. UTRECHT). VEREENIGING VOOR VOGELBESCHERMING 's-GRAVENHAGE EN OMSTREKEN, (p/a DEN HEER W. M. LANS, ACCASIASTRAAT UI, 's-GRAVENHAGE), PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST, WAGENINGEN, STAATSBOSCHBEHEER, UTRECHT, NEDERLANDSCHE HEIDE MAATSCHAPPIJ, ARNHEM, STICHTING ..HET GELDERSCH LANDSCHAP", (p/a DEN HEER F. F. v. d. VEN. VELP (G.), STICHTING ..HET UTRECHTSCH LANDSCHAP". (p/a JHR. E. DE JONGE, OVER-HOLLAND. BREUKELEN). VEREENIGING VOOR RENTMEESTERS, (p/a DEN HEER S. VAN BRAAM, RIJSWIJK (Z.-H.).
HELPT DE VOGELS IN DEN WINTER
E ongekend strenge koude van Februari 1929 veroorzaakte een groote sterfte onder velerlei vogelsoorten en bracht ons tevens tot de overtuiging, dat onze kennis omtrent wintervoedering nog lang niet voldoende is. Twintig, dertig jaren geleden zou de vogelsterfte onder zulke omstandigheden ongetwijfeld veel grooter zijn geweest; de jarenlange propaganda voor vogelverzorging in den winter is gelukkig niet zonder resultaat gebleven. Maar er kan, en er moet ook, nog meer gebeuren; in de eerste plaats terv/ille van de vogels, doch daarnaast ook in het belang van den mensch zelf, die een normale vogelbevolking om velerlei redenen niet kan missen.
f^
Deze overwegingen hebben er toe geleid, dat tal van vereenigingen en insteUingen tot samenwerking besloten, om te trachten het leed in de dierenwereld des winters te verzachten en om de vogels, die voor land-, tuin- en boschbouw onmisbaar zijn, te behouden. Het eerste gevolg van die samenwerking is dit geschriftje, dat, naar wij hopen, bij duizenden, bij tienduizenden, verspreid zal worden. Moge het een aansporing zijn voor het Nederlandsche volk om meer nog dan tot nu toe voor de vogels te doen. Het voeren van vogels is natuurlijk beperkt tot die soorten, welke hier den winter doorbrengen; ten deele zijn dat eigen broed vogels, ten deele zijn het vogels, uit Noordelijker streken afkomstig. Een groot aantal soorten, en dat zijn voornamelijk insecteneters, vertoeft van den herfst tot de lente in zachtere streken, maar onder de overblijvers zijn toch ook verschillende insecteneters: meezen, boomklevers, roodborstjes, heggemusschen, enz. 3
Gelukkig zijn wij bij het voeren niet uitsluitend op dierlijke stoffen aangewezen en vooral olie- en vethoudend voedsel kan het gewone menu behoorlijk vervangen. Het is dan ook goed mogelijk om de meeste zangvogels, welke des winters in onze streken vertoeven, van het noodige te voorzien. Zal de wintervoedering in de omgeving van menschelijke woningen aan de bedoeling beantwoorden, d.w.z. wil men vogels lokken, dan moet zij niet alleen overal toegepast worden, doch zij moet ook onafgebroken voortgezet worden gedurende den tijd, dat de natuur zelf niet steeds het noodige verschaft, n.l. van December tot in Maart. Bij vorst en sneeuw moet de hoeveelheid voer, tenminste op druk bezochte voerplaatsen, zeker verdubbeld of verdrievoudigd worden, In het vrije veld, in uitgestrekte bosschen, enz. zal het voeren zich in hoofdzaak moeten beperken tot den tijd van werkelijken nood; nergens late men dan de vogels aan hun lot over. Een eerste eisch is het, dat het voeren van vogels op vrij gemakkelijke wijze kan geschieden en daarnaast moet de voorwaarde gesteld worden, dat er, althans in het klein uitgevoerd, weinig kosten aan verbonden zijn. Kan daaraan niet worden voldaan, dan zal het moeilijk, zoo niet onmogelijk zijn, het groote publiek voor de goede zaak te winnen. In den handel zijn tal van soorten winter voer verkrijgbaar en voor hen, die op gemakkelijke wijze den vogels het noodige willen verschaffen en tegen eenige kosten niet opzien, is dat kant en klaar gemaakte voer een uitkomst. De vetbollen, dierlijk vet met oliehoudende en andere zaden, ingericht om in enkele seconden te worden opgehangen, vormen in de eerste plaats een lekkernij voor onze meezen; het z.g. „Universeel voer" wordt door lijsters, heggemusschen, roodborstjes, en op het platte land ook door leeuweriken, met graagte verorberd en het „gemengde voer" is een uitkomst voor vinken, kneutjes en andere zaadeters. Oorspronkelijk werd dat Universeel en gemengd voer bereid voor vogels in kooien; tegenwoordig wordt het gelukkig meer en meer voor in het wild levende vogels gebruikt. Wie, om welke reden ook, ander voer wil gebruiken, kan zich 4
op eenvoudige en goedkoope wijze redden. In de eerste plaats mag des winters geen tafelafval verloren gaan. Brood van ongebuild tarwemeel (bruin brood) wordt door vele vogels gegeten, evenals kaas, spek, vleeschresten, enz. Hoe dat voer moet worden gegeven? Als het kan op een z.g. voertafel, die zeer eenvoudig van constructie kan zijn. Gelukkig maar, want lang niet iedereen schikt het, om zich een vrij dure voertafel, zooals de handel die levert, aan te schaffen. Een paal vati ruim 2 Meter lengte, circa 40 cm. in den grond staande, daarop een voerplank van ongeveer 3 0 x 6 0 cm., voorzien van een opstaand randje om het wegwaaien van het voer te voorkomen, en we zijn al klaar. Is zulk een voertafel niet overdekt, dan make men het wegloopen van regenwater mogelijk, en men zorge er voor de voertafel steeds na sneeuwval schoon te maken. Het sneeuwvrij maken van voerplank of voertafel — ook een overdekte voertafel kan vol stuifsneeuw geraken — kan het best in de vroege morgenuren geschieden. Op de voertafel bevestigt men met een breedkoppigen spijker een plakje spek, of desnoods spekzwoerd, een kaaskorst, een snede of een korst bruin brood en indien daartusschen hennepzaad, zonnepitten, universeel voer en gemengd zaad gestrooid wordt, vindt iedere vogel iets van zijn gading. Kaaskorst, fijn gesnipperd, is een lekkernij voor roodborstjes en ook meezen, lijsters, spreeuwen enz. maken er een dankbaar gebruik van. Apennootjes vallen ook bijzonder in den smaak. Voor meezen en boomklevers kan men die ongepeld geven. W i e geen voertafel heeft, kan brood, spek, kaas, vetbollen, enz., door middel van een touv,?tje aan een boomtak of aan een lijn bevestigen, natuurlijk op voldoende hoogte; hoe dat alles ook slingert, de meezen vooral laten zich niet afschrikken. Men zvorge er steeds voor, dat de vogels niet door katten besprongen kunnen worden; daarom moet ook de voerplank tenminste l i Meter van den grond verwijderd zijn, beter nog iets meer en de plank mag zich ook niet te dicht bij een paal, een boomstam of zware takken bevinden. Een sHnger van ongepelde apennootjes aan een touw geregen
of daaraan vastgeknoopt — en zulk een snoer kan overal bevestigd worden, zelfs op balcons — lokt spoedig de meezen en deze vogels hebben reeds lang geleerd, hoe zij met dat uitheemsche voedsel moeten omspringen. Een halve cocosnoot, op de voertafel gelegd, of zooals op de voorplaat opgehangen, geeft den meezen dagen, soms weken lang een kostelijk maal. Een voerplaats op den beganen grond geeft ook dikwijls voldoening, doch heeft het nadeel, dat de zich voedende dieren licht een prooi van katten worden. Zulk een voerplaats lokt direct de musschen, die, talrijk als zij zijn, weinig voor andere vogels overlaten. Het is ook om deze reden, dat een voertafel beter voldoet. In sommige streken wagen de musschen zich daar niet op, in andere wel, doch gewoonlijk kan zulk een voertafel op zeer eenvoudige wijze musschenvrij worden gemaakt. Men plaatst daartoe op de vier hoeken van de tafel een latje, ongeveer 8 cM. boven de plank uitstekend, bevestigt daaraan, dus boven den rand der voertafel, een stevigen zwarten draad (dikte no. 10 of no. 12) en geen musch waagt zich meer op het voer. Niet onmogelijk is het, dat dit middel lang niet overal dezelfde resultaten oplevert; de huismusch is slim genoeg om in korten tijd te leeren wat wel en wat niet gevaarlijk is. Tot nog toe zit de schrik voor den zwarten draad er bij de musschen gewoonlijk nog wel in. Spreeuwen, lijsters, meezen, roodborstjes, enz. laten zich door;dien draad niet afschrikken; de vinken in sommige streken wel, in andere niet. Wil men tijdig een hoeveelheid wintervoer verzamelen, dan willen wij. naast het reeds vermelde, nog noemen: beukennootjes, lijsterbessen, vlierbessen, meidoornbessen, duindoornbessen.enz. Zulke bessen bewaart men het best in kisten of vaten en wel dunne lagen bessen tusschen droog en rul wit zand; de bessen moeten dan volkomen droog zijn, om rotting te voorkomen. Voor voedering in bosch en park kan men den hier afgebeelden bak gebruiken. Men maakt hem zoo lang als men zelf wenscht, b.v. 2 Meter; voor de stevigheid zijn dan enkele tusschenschotten noodig. Bij A ziet men een reep blik, vastgespijkerd over de geheele lengte van den bak. Met dien reep kan men door meer of mindere 6
verbuiging de wijdte van de spleet zoo regelen, dat het voedsel regelmatig doorvloeit, als het door de vogels van den bodem B
wordt weggegeten. In dezen bodem moeten eenige gaatjes geboord worden, om het wegvloeien van regen- en sneeuwwater mogelijk te maken. 7
De bak kan voor verscheidene weken worden gevuld. Hij kan met asphaltpapier worden omkleed (gearceerd) tegen den invloed van regen. Doet men dit, dan zijn scharnieren niet bepaald noodig, hoewel zij voor de stevigheid van het geheel wel wenschelijk blijven. De bhkken manchetten aan de steunpalen dienen om aan muizen den toegang tot den bak te beletten. Bij sneeuwval moet er natuurlijk voor gezorgd worden, dat het voer bereikbaar blijft. Uit het vorenstaande blijkt wel, dat er voldoende middelen zijn om onze zangvogels door den winter te helpen; het komt er maar op aan, dat die middelen algemeen toepassing vinden. Water vormt in den regel ook een levensbehoefte voor de vogels, niet alleen om te drinken, doch ook om te baden. Bij streng winterweer doet men beter geen gelegenheid tot baden te geven; in Februari 1929 zijn vele vogels omgekomen, doordat hun bij het baden nat geworden veeren direct bevroren. Bij lichte vorst bestaat dat gevaar niet, doch ook dan beperke men de badgelegenheid tot de minst koude uren van den dag. Het water, hetzij om te baden, hetzij om te drinken, kan eenigszins lauw gegeven worden, maar ook dan is het, bij een temperatuur van b.v. — 10°C. of nog lager spoedig in ijs veranderd. Om dat te voorkomen, kan het water lichtelijk verwarmd worden, door b.v. een waxine lichtje te branden in een kuiltje in den grond en daarop een ondiep pannetje te plaatsen. Bij strenge vorst kan men beter van een deksel van een jampotje of een metalen kroesje gebruik maken om het nemen van een bad onmogelijk te maken. Men dient er voor te zorgen, dat er bij verwarming van het water steeds voldoende luchttoevoer is voor de warmtebron. Uitdrukkelijk dringen wij op voorzichtigheid aan bij het verstrekken van water, al of niet verwarmd. Te warm water vormt ook een groot gevaar voor de vogels. Electriciteit zal zeker ook te gebruiken zijn voor het verkrijgen van een gelijkmatige, niet overdreven, verwarming. Wil men in den winter steeds vogels om zich. heen zien, dan moet men regelmatig met voeren doorgaan, te beginnen 8
tegen December en niet eindigend voor Maart. Natuurlijk is de weersgesteldheid van groot belang bij het vaststellen van den duur. November kan reeds strenge vorst brengen en een koude en droge April biedt ook nog weinig natuurlijk voedsel. Het vorenstaande heeft voornamelijk betrekking op het voeren van vogels in tuinen en parken. In het open veld, in bosschen, enz., heeft men aan kaaskorst en spekzwoerd niet veel. Daar is men, ook voor de genoemde voederinrichting, hoofdzakelijk aangewezen op voer, dat in groote hoeveelheid te krijgen is, als hennepzaad, zonnepitten, raapzaad, maanzaad, kanariezaad, enz. en voorts op gemalen gedroogd vleesch en visch, in den handel verkrijgbaar. En, niet te vergeten, op het zoo even genoemde universeel voer voor lijsters, leeuweriken, enz. en op het gemengde voer voor zaadetende vogels. Men ontneme den vogels des winters ook niet de gelegenheid dierlijk voedsel te bemachtigen. Verwijder het afgevallen blad onder boomen en heesters niet, als dat niet noodzakelijk is; tusschen dat blad verschuilen zich gaarne insecten, larven, enz. Indien wat zaad of ander voer tusschen het blad gestrooid wordt, wordt meteen een flinke opruiming onder al dat gedierte gehouden. Bij sneeuw heeft deze voederwijze natuurlijk minder resultaat. Met het snoeien van klimop wachte men tot het voorjaar. De vogels vinden er een luwe en warme schuil- en slaapplaats in. Alle moeite wordt in den regel rijkelijk beloond en die belooning ligt ook reeds in het genot, dat de vogels ons in den somberen wintertijd verschaffen. Kinderen, die des winters de vogels voeren, zullen niet licht meer tot nestenuithalen overgaan. Ook dat is het loon voor uw werken. ïs het, zooals uit het vorenstaande blijkt, mogelijk, zelfs gemakkelijk, om de meeste onzer zangvogels des winters te helpen, anders is het met vele grootere vogelsoorten. Wel is waar hebben die niet zooveel te lijden in de meeste winters, doch van tijd tot tijd, zooals in Februari 1929, worden wij er aan herinnerd, dat wij ook die dieren niet aan hun lot mogen overlaten. Sommige soorten, zooals kraaien, kokmeeuwen, zilvermeeuwen, enz. kunnen evenwel gemakkelijk gevoerd worden. Zij zijn allerminst kieskeurig en eten evengoed brood, etensresten, enz. als 9
visch- en vleeschafval (rauw of gekookt). Met sommige roofvogels hebben zij bovendien nog gemeen, dat van honger omgekomen dieren hun een goeden maaltijd bezorgen. Maar er zijn tal van overwinterende vogels, die niet zoo gemakkelijk te helpen zijn en het is noodig, dat daaromtrent verdere proeven genomen worden. De gelegenheid daartoe doet zich evenwel slechts zelden voor, en gelukkig maar. Eenden, ganzen en zwanen hebben in de eerste plaats behoefte aan rust; als deze dieren, door honger verzwakt, hun gewone waakzaamheid en schuwheid hebben afgelegd, worden zij een gemakkelijke prooi van hea, die zich niet ontzien er dan nog jacht op te maken. De wettelijk geregelde jacht behoorde onder zulke ongunstige omstandigheden direct gesloten te worden, doch zoover zijn wij in Nederland nog niet. Als voerplaatsen voor al deze vogels zijn in de eerste plaats aangewezen de natuurlijke wakken; het hakken van bijten is bij strenge koude van weinig belang, omdat die in den regel weer dicht gevroren zijn, vóór de vogels ze gevonden hebben. Natuurlijke wakken leveren bovendien veel vischjes, waterinsecten, enz. op, doch de voorraad is dikwijls niet voldoende voor het groote aantal vogels, zoo groot, dat het open water er letterlijk mee bedekt kan zijn. De gewone voedselvoorraad moet dan aangevuld worden en daartoe kan men in die wakken brood, mais, haver, enz. strooien, waarvan eenden, meerkoeten, e.a. in den regel een dankbaar gebruik maken. Ook eikels worden door wilde eenden met graagte gegeten; die kunnen in het najaar het best verzameld worden. Blauwe reigers en roerdompen zijn ook niet gemakkelijk te redden, tenzij men over visch, witvisch b.v., die niet zoo duur is, de beschikking heeft. En onze fraai gekleurde ijsvogels, die in Februari 1929 nagenoeg uitgestorven zijn in ons land, zouden ook alleen met kleine vischjes, in de wakken geworpen, te helpen zijn. Vele wulpen en scholeksters hebben ook den strijd tegen koude en honger moeten opgeven; tot nog toe is er geen middel bekend om deze vogels in de vrije natuur afdoende te helpen. Plaatselijk, b.v. aan steenen hoofden, pieren, dijken, enz., zou dit mogelijk zijn, door de onder ijs bedolven mosselen stuk te slaan. Ook kunnen uitgeputte dieren soms met succes verpleegd en opgekweekt worden. 10
Greweekt brood, alsmede gemalen vieesch en visch, is voor zulke vogels een behoorlijk voedsel en, om de dieren daaraan te gewennen, kan men, met de noodige voorzichtigheid, tot z.g. „stoppen" overgaan, d.w.z. hen tot eten dwingen. Vergeet niet, dat zulke vogels in den tegel ook veel behoefte aan water hebben. Tegen den invloed van de koude zelf op onze vogels staan wij vrijwel machteloos. En die invloed wordt wellicht onderschat. Maar, indien ieder, die belang stelt in de vogels, er ernstig naar streeft, het leed te verzachten, wordt er althans iets ten goede bereikt en daarenboven zal de ondervinding langzamerhand leeren, op welke wijze iedere vogelsoort het best en het gemakkelijkst geholpen kan worden. Mededeelingen omtrent opgedane ondervinding worden gaarne ingewacht aan het kantoor der Ncderlandschc Vcreeniging tot Bescherming van Vogels, Heerengracht 540 te Amsterdam en bij den Plantcnzicktenkundigen Dienst te Wageningcn. De samenwerkende organisaties en instellingen willen zich niet beperken tot het geven van advies; zij willen zelf ook de hand aan den ploeg slaan, voerplaatsen inrichten, voer beschikbaar stellen, enz. Wie dat mogelijk wil maken, zende een bijdrage, groot of klein, onder het motto „wintervocdcring" aan den Penningmeester der Ncderlandschc Vcrccniging tot Bescherming van Dieren, Prinses Mariestraat 40 te 's Gravenhage (Postgiro 25685), of aan den Penningmeester der Ncderlandschc Vcrccniging tot Bescherming van Vogels, Heerengracht 540 te Amsterdam (Postgiro 29213). Alle ingekomen bedragen zullen worden besteed volgens de besluiten, te nemen door het Comité, aangewezen door de samenwerkende vereenigingen en insteUingen.
11