M AT R IX
JAARGANG 11 ZOMER / 2004
KWARTA ALB L AD VA N DE TECH N I SCH E U N IVE R S ITE IT E I N DHOVE N
Onderzoeksprofilering TU/e A N N E T TE N I J S OVE R S A M E N W E RK I N G D R I E T U ’ S S C H A K E LPRO G RA M M A’ S VO O R H BO - E R S O N D E R Z O E K S P RO G R A M M A I N D U ST R I A L D E S I G N
T U/ e - C O N G R E S T I P
Colofon
Sixth European Symposium on Electromagnetic Compatibility (EMCEurope 2004)
Technische Universiteit Eindhoven Communicatie Service Centrum Postbus 513 5600 MB Eindhoven homepage: http://www.tue.nl e-mail:
[email protected]
Datum:
Van 6 tot en met 10 september 2004. Plaats:
TU/e-auditorium.
Hoofdredactie Drs. Han Konings Telefoon (040) 247 33 30/ 247 29 61 Telefax (040) 245 60 33
Inhoud:
Kleine tot grote systemen, van chips tot spoorbanen, metingen, numerieke modellen en EMC-aspecten van (tele)communicatie zijn onderwerpen die aan de orde komen.
Informatie over adverteren H&J Uitgevers Telefoon (010) 451 55 10 Telefax (010) 451 53 80
Doelgroep:
Onderzoekers op het gebied van elektromagnetische comptabiliteit van universiteiten, onderzoeksinstituten, overheid en de industrie.
Medewerkers aan dit nummer Cora van den Berg Merijn van den Berg Han Gommeren Chris van de Graaf Joep Huiskamp Chantal Louwers Corine Legdeur Paula van de Riet Monique van de Ven Gerard Verhoogt
Organisatie:
Dr. A.P.J. van Deursen van de faculteit Elektrotechniek in samenwerking met de Universiteit Twente, Katholieke Hogeschool Brugge Oostende, Philips Electronics B.V. en Fraunhofer IZM. Meer informatie en aanmelding:
www.EMCEurope2004.tue.nl
Foto’s en illustraties Ben Bergmans Jeannette Bos Vincent van den Hoogen OGC Bart van Overbeeke Rob Stork
ingenieur-in-spe
Basisvormgeving Proforma, grafisch ontwerp & advies, bno
Paul Peeters (22)
Vormgeving Onnink Grafische Comm. bv, Oudenbosch Druk E.M. de Jong, Baarle-Nassau
Toekomstig beroep: Ik kom hoogstwaarschijnlijk bij een multinational of in de consultancy terecht om daarna door te groeien naar een leidinggevende functie in het bedrijfsleven.
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
Redactieadviesgroep Mr.drs. B.C. Donders Drs. W.F. Gaasendam Prof.dr.ir. G.M.W. Kroesen Ir. J. Schlangen Prof.dr.ir. H.C.A. van Tilborg Prof.dr. L.H.J. Verhoef Matrix wordt gemaakt door het Communicatie Service Centrum van de TU/e en verschijnt vier keer per jaar. Het blad wordt (na schriftelijk verzoek) kosteloos toegezonden aan TU/e-ingenieurs en aan een scala van andere, externe relaties.
Leukste moment geweest van het afgelopen jaar: De vakantie met vrienden naar Frankrijk en de lustrumweek van Industria. Beste TU/e-docent: Prof.dr. Arjan van Weele, omdat hij erg enthousiast en interessant college kan geven. Hij gebruikt veel anekdotes, wat zijn colleges erg boeiend maakt. Wat wil je graag veranderen: Ik denk dat de TU/e zich meer moet profileren naar buiten toe.
Gehele of gedeeltelijke overname van artikelen uit Matrix is alleen toegestaan na overleg met de redactie en met bronvermelding. Voor het gebruik van de foto’s of andere illustraties is toestemming van de maker nodig.
Favoriete muziek: Ik vind de meeste muziek wel leuk en heb dus geen uitgesproken smaak. Ik ga in juni naar een concert van André Hazes. Belangrijkste in je omgeving: Mijn familie, vrienden en bestuursgenoten.
Het eerstvolgende nummer van Matrix verschijnt in september 2004. ISSN 1380-247X
2
Vierdejaars student Technische Bedrijfskunde. Zit op het moment als penningmeester bij studievereniging Industria. Heeft op het Stedelijk Lyceum in Roermond gezeten.
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
inhoud BELEID
4
Onderzoeksprofilering: plussen en minnen ‘Eindhoven heeft met het boek en de interne discussie hierover een prachtig werk in handen’, zo jubelde het Technisch Weekblad kort na het verschijnen van het boekwerk Research Profile TU/e. Met het boek schept de universiteit bovendien orde in de chaos, aldus de schrijver van de boekbespreking. Een aantal betrokkenen aan het woord.
20
ONDERZOEK
Spinoza-instituut levert researcher van de toekomst Het Junior Researchers Instituut van de TU/e, ook wel Spinoza-instituut genoemd, biedt studenten Scheikundige Technologie en Biomedische Technologie de mogelijkheid al vroegtijdig in hun studie wetenschappelijk onderzoek te doen. Studenten ontwikkelen nieuwe methoden en stoffen.
28
S TA R T E R S
Gasturbine van de toekomst In een tiental jaren van student naar directeur van een bedrijf met een omzet van tientallen miljoenen euro’s. Utopisch? Een realistische ambitie volgens ir. Henk Ouwerkerk. Vanuit de faculteit Werktuigbouwkunde runt hij zijn bedrijf Heat Power, waar hij op dit moment het prototype van een nieuwe gasturbine bouwt.
32
BELEID Een goudmijn van kennis/Technostarters vormen een belangrijk deel van de doelgroep, maar het draait niet puur om deze beginnende ondernemers. Het TU/e Innovation Lab houdt zich bezig met kennisvalorisatie in de breedste zin.
36
SAMENWERKING Optimisme over samengaan postacademische instituten/De Postgraduate School van de Technische Universiteit Eindhoven en de Tias Business School van de Universiteit van Tilburg zien de toekomst met toegenomen vertrouwen tegemoet. Oorzaak van dit optimisme is de fusie van beide onderwijsinstituten die begin maart plaatsvond.
en verder in dit nummer Op de cover:
De bioreactor waarmee onderzoek wordt gedaan aan de faculteiten Biomedische Technologie en Scheikundige Technologie. Lees verder op pagina 4. Foto: Bart van Overbeeke
• TU/e in de pers / 7 • In gesprek met Annette Nijs, staatssecretaris van Onderwijs / 8 • Schakelen van HBO naar TU/e / 12 • Op stage, TU/e-student in het buitenland / 14 • Nieuws over onderwijs / 15 • Onderzoeksprogramma Industrial Design / 16 • Nieuws over ontwerpen / 19 • Nieuws over onderzoek / 22 • Prof.dr.ir. Jack van Wijk, hoogleraar visualisatie van de faculteit Wiskunde en Informatica / 24 • Ontwerper in opleiding / 31 • Jan Eurlings, ingenieur in energie / 34 • Schaalbare audio en videocodering / 38 • Revitalisatie van alumnivereniging van bedrijfskundigen / 42 • Agenda en servicerubriek / 46
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
3
XBXEXLXEXI X DX X X X X
Research profile TU/e DEPARTMENTS
De bioreactor waarmee onderzoek wordt gedaan aan de faculteiten Biomedische Technologie en Scheikundige Technologie.
F OTO ’ S : B A RT VA N OV E R B E E K E
Onderzoek naar embedded systemen wordt gedaan bij verschillende faculteiten. Op de foto een aangepaste kopieermachine.
DEPARTMENTAL RESEARCH STRENGTHS
Applied Physics
• (nano-engineering of ) functional materials • plasma and radiation • physics of transport in fluids
Architecture, Building and Planning
• comfort technology and design • building design and engineering • design & decision support systems • urbanism and management
Biomedical Engineering
• biomechanics and tissue engineering • molecular bio-engineering & molecular imaging • biomedical imaging and modeling
Chemical Engineering and Chemistry
• molecular catalysis and reaction design • macromolecular and organic chemistry • polymers and functional materials • process and product engineering
Electrical Engineering
• broadband communication technology • mixed-signal embedded architectures • adaptive systems
Industrial Design
• designed intelligence • user-centered engineering
Mathematics and Computer Science
• quality software • interactive information systems • industrial and applied mathematics
Mechanical Engineering
• computational and experimental mechanics • dynamic systems design • thermo fluids engineering
Technology Management
• technological change, innovation policy and management • operations management • human-technology interaction
Onderzoeksprofilering:
plussen en minnen ‘Eindhoven heeft met het boek en de interne discussie hierover een prachtig werk in handen’, zo jubelde het Technisch Weekblad kort na het verschijnen van het boekwerk Research Profile TU/e. En: ‘Hierin staat in 75 glanzende pagina’s beschreven hoe de universiteit in Eindhoven zichzelf de komende jaren wil profileren’. Met het boek schept de universiteit bovendien orde in de chaos, aldus de schrijver van de boekbespreking. Was er inderdaad sprake van chaos en hoe is de genoemde orde daarin tot stand gekomen? En hoe fijn is die orde? Een aantal betrokkenen aan het woord. 4
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
Ton Langendorff, hoofd onderzoeksbeleid van de TU/e, is eerlijk: ‘Het boek oogt wel heel glossy, ja. Collegevoorzitter ing. Amandus Lundqvist was daar aanvankelijk ook niet zo blij mee; het oogt misschien iets te nadrukkelijk als gesneden koek, terwijl de komende jaren nog best prioriteiten kunnen worden aangepast, geschrapt of samengevoegd. Met het beschreven profiel geven we aan welke ríchting we in willen. Volgens rector magnificus prof.dr. Rutger van Santen is de profilering terug te voeren naar het streven van de TU/e om sterk
INTERDEPARTMENTAL RESEARCH PRIORITIES
CLUSTERS
• Nano-engineering of Functional Materials and Devices
• Comfort Technology and Design
Biomedical Technologies
• Biomedical Engineering Sciences
Het onlangs geopende laboratorium voor katalyseonderzoek bij de
• Catalysis and Process Engineering • Polymer Science and Technology
• Broadband Telecommunication Technologies
faculteit Scheikundige technologie.
New Materials
• Ambient Intelligence
• Science and Engineering of Embedded Systems
• Dynamics of Fluids and Solids
Adaptive Systems
• Business Process Engineering and Innovation
Een Fabry Perot-filter, gemaakt van een halfgeleidend materiaal, wordt gebruikt voor onderzoek naar breedband telecommunicatie technieken.
te zijn op het gebied van onderzoek en ontwerpen. Daarvoor zijn investeringen nodig, maar door beperkte middelen moeten keuzes worden gemaakt. Langendorff: ‘De TU/e is een redelijk kleine universiteit. We zijn ongeveer net zo groot als Twente en samen zijn we ongeveer net zo groot als Delft. In studentenaantallen maken we met de drie TU’s zo’n vijftien procent van de Nederlandse universitaire gemeenschap uit. Als je ziet hoe klein je in feite bent, kun je niet zeggen dat je van alles en nog wat gaat doen. Onze drijfveer is excellentie, maar je kunt nu eenmaal niet heel sterk zijn in alle onderdelen van de vakgebieden.’ Volgens Van Santen hebben de TU/e-faculteiten in de loop der jaren binnen hun begrotingen al regelmatig keuzes moeten maken. ‘Daaruit is vorig jaar een lijstje van 27 facultaire onderzoekszwaartepunten gerold. Maar wat doe je daarmee als ínstel-
of Science and Technology. In feite is dat hetzelfde als profileren, maar dan op 3TU-niveau. Volgend jaar komt de eerste discussie waarin we ons eigen profiel gaan vergelijken met dat van Delft en Twente.’ Enige invloed van het 3TU-overleg op het interne profileringsproces is volgens Van Santen prima, maar deze is niet doorslaggevend. ‘We hebben nadrukkelijk gezegd dat we ons eigen huiswerk doen en zelf bepalen waar we staan. Als Delft op een bepaald gebied heel sterke groepen heeft, moet je wel van heel goede huize komen om overeind te houden dat jij dat óók wilt doen. Wel hebben we bijvoorbeeld alledrie nanotechnologie in onze lijst staan. Dat is een tak van sport waar niemand omheen kan.’ Langendorff: ‘Delft heeft op nanogebied wel duidelijk meer aandacht voor de fundamentele kant, terwijl Twente er meer technologisch mee bezig is en wij meer op het vlak van engineering zitten. Daarin
ling? De TU/e is vrij disciplinair gericht, vrij extreem zelfs. Technologie kost echter geld en dus moet je kiezen. Bovendien staan ook tússen sommige disciplines spannende dingen te gebeuren. Daarom hebben we erop aangestuurd om ook tussen de faculteiten processen op gang te laten komen.’ Bestaande sterktes
De TU/e kwam tot een aantal clusters van onderzoeksterreinen, waarop de huidige profileringsgebieden aansluiten, aldus de rector. Hierbij is uitgegaan van de bestaande sterktes binnen de universiteit. Daarnaast is gekeken naar aankomende grote technologische ontwikkelingen en inmiddels speelt ook het 3TU-overleg een rol in het profileringsproces van de TU/e. Van Santen: ‘De drie technische universiteiten hebben afgesproken om te komen tot één onderzoeksinstituut, het Institute
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
5
XBXEXLXEXI D XXXXXX
Van Santen: ‘Als Delft op een bepaald gebied heel sterke groepen heeft, moet je wel van heel goede huize komen om overeind te houden dat jij dat óók wilt doen.’
Prof.dr. Rutger van Santen, rector magnificus van de TU/e.
bijten we elkaar dus niet. Bovendien is het wel goed om elkaar soms een beetje te bevechten. We proberen daarom wel gebieden met elkaar af te stemmen, maar willen niet alle overlap eruit halen.’
Dat gebeurt vaak trouwens al vanzelf: Biomedische Technologie, Scheikundige Technologie en Technische Natuurkunde zitten al bijna bij elkaar op schoot. Biomedische Technologie, voortgekomen uit Werktuigbouwkunde, is zelfs profilering avant la lettre, dat is een heel natuurlijk proces geweest. Je ziet dat mensen elkaar op een gegeven moment vanzelf wel opzoeken.’ Wel heeft het College van Bestuur de decanen een paar maanden terug gevraagd om bij elkaar te gaan zitten en te komen met ‘voorstellen over de faculteitsgrenzen heen’. Daarin zit een zekere spanning, aldus Van Santen: ‘Aan de ene kant zullen decanen hun eigen faculteiten zoveel mogelijk verdedigen, aan de andere kant wordt gevraagd om faculteitsoverstijgend bezig te zijn. Er is dan ook veel gesteggeld. Niet zozeer over de gekozen onderwerpen, maar wel over de vraag wie aan welke onderwerpen bijdraagt.’
Bottom-up
Een beetje concurrentie is helemaal niet weg, vindt ook rector Van Santen. ‘Maar om die concurrentie te kunnen aangaan, moet je allereerst wel weten waar je zelf staat en in welke gebieden je grote investeringen wilt gaan doen. En dat willen we niet van bovenaf opleggen als ware het hier een Sovjet-regime.’ Daarmee komen we bij één van de gevleugelde kreten in het profileringsproces: ‘bottom-up’. De profilering is volgens Van Santen nadrukkelijk vanuit de faculteiten tot stand gekomen. Langendorff: ‘Het CvB heeft niet gezegd dat de TU/e goed moet presteren op deze tien gebieden en daarbij meer naast elkaar moet opereren.
6
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
Volgens Van Santen dekken de benoemde prioriteiten uiteindelijk vijfentachtig procent van de universiteit. ‘Vijfentachtig procent van ons onderzoek zit ín die profielen en dat is veel. Daaruit kun je aflezen hoe de decanen in grote lijnen geopereerd hebben; ze hebben natuurlijk geprobeerd om hun eigen groepen zoveel mogelijk in die profielen te krijgen. Het zou in elk geval helemáál niet goed zijn als de profielen honderd procent van de universiteit zouden dekken; dat zou namelijk betekenen dat je geen keuzes hebt gemaakt.’ Leerstoel- en capaciteitsgroepen die zichzelf mogelijk niet direct in de onderzoeksprioriteiten herkennen, hoeven volgens Van Santen niet opeens te vrezen voor hun voortbestaan. ‘De nadruk ligt op de dingen die we willen verstérken, maar de middelen daarvoor moet je wel ergens vandaan halen. Dus zal er wat moeten worden afgenomen bij anderen.’ ‘Het feit dat we de plussen van onze universiteit hiermee bewust aanwijzen, wil niet zeggen dat we de minnen afstoten’, verzekert Langendorff. ‘Als een faculteit een bepaalde tak, die geen plus heeft gekregen, met eigen middelen overeind wil en kán houden, dan mag dat. Als dat niet lukt, zal een faculteit het CvB ervan moeten overtuigen waarom die tak een toekomst en daarmee een plus verdient.’ Vrijheid
De suggestie dat met de gemaakte keuzes de wetenschappelijke vrijheid van onderzoekers in het gedrang zou komen, zoals in januari werd opgemerkt door de universiteitsraad, veegt Van Santen resoluut van tafel. ‘We hebben bepaalde profielen gekozen; daarvoor willen we middelen verwerven en een goede staf kiezen. Maar als een onderzoeker eenmaal is aangetrokken, is deze nog altijd vrij in het onderzoek dat hij of zij gaat doen. Maar het kan best
zijn dat we, door nadrukkelijker te kiezen voor nano, mogelijk iets mislopen op bijvoorbeeld het gebied van plasma. Dat heeft alleen niks te maken met wel of geen academische vrijheid.’ De universiteit gaat haar Research Profile voorleggen aan zowel managers vanuit de industrie als aan toponderzoekers van over de hele wereld. Medio juni komen tien topwetenschappers van onder andere MIT en Cambridge naar Eindhoven om inhoudelijk commentaar te geven op het onderzoeksprofiel van de TU/e en de samenhang daarin. Begin april was de eerste bijeenkomst met R&D-managers van onder meer Philips, Akzo en ASML, onder voorzitterschap van Philips-topman en TU/e-alumnus Arthur van der Poel. Langendorff: ‘Zij gaan ons strategisch adviseren, bijvoorbeeld over welke ranking we zouden moeten aanbrengen’. In hoeverre het bedrijfsleven nog kan sturen in de gekozen profilering? ‘Níet’, zo bezweert de rector. ‘De gesprekken met
gemeenschap daadwerkelijk iets gaat merken van de gekozen profilering? ‘Hopelijk volgend jaar’, zegt Langendorff. ‘Het CvB zal in januari 2005 zo’n beetje met het verhaal komen, maar dat wil niet zeggen dat in februari 2005 de universiteit op haar kop zal staan. Dergelijke processen gaan heel erg traag en moeten mede worden versterkt met externe middelen. Het duurt jaren om een bepaald vakgebied tot bloei te brengen of juist af te bouwen. Maar met deze profielen geven we in elk geval een signaal af: we gaan díe kant op.’ De houdbaarheid van het boek en de gemaakte keuzes is volgens Langendorff beperkt: ‘In feite kan dit boek eind dit jaar de prullenbak of de kast in; dan zeggen we hoe we als universiteit met deze profielen willen omgaan. Bovendien ben je eigenlijk continu bezig jezelf te profileren, inspelend op ontwikkelingen. Het verschil is dat we het nu nadrukkelijk hebben opgeschreven; in die zin is dit boek misschien meer een ritueel moment.’
de managers kunnen nog verrassende reacties gaan opleveren’, zegt Van Santen. ‘Kijk, met gebieden als embedded systems en polymeren wéten we wel dat we goed zitten. Maar met biomedische technologie, dat we nu duidelijk bovenaan zetten, hebben we best wel onze nek uitgestoken. Met veel gebieden daarbinnen zijn we al wel bezig, maar hebben we nog geen internationale positie verworven.’ Behalve de visie van de toponderzoekers en -managers staan ook gesprekken met onder anderen de directeuren van de TU/e-onderzoeksscholen en de hoogleraren op de rol. ‘Ook vanuit de faculteiten komen mogelijk nog reacties op het boek’, verwacht Langendorff. In oktober of november gaat de TU/e vervolgens nadrukkelijker haar positie bepalen. ‘Dan gaan we concrete stappen uitzetten en afspraken maken over bijvoorbeeld de financiering. Misschien gaan we bepaalde gebieden bijvoorbeeld inbedden in instituten, om maar iets te noemen.’ Wanneer de universitaire
TU/e in de pers berichten uit landelijke en regionale bladen ‘MIJN NIEUWSTE PROMOVENDI
‘VOORZITTER VAN VNO-NCW
ZIJN VOOR HET EERST WEER
JACQUES SCHRAVEN ZEI WEL
NEDERLANDERS.’
EENS DAT ONDERZOEKERS MOETEN LEREN OM OVER DE DIJKEN
‘IK DENK DAT DE DRIE TU’S IN
HEEN TE KIJKEN. ACH MAN, DENK IK DAN, DAT DOE IK AL DERTIG JAAR.’
MET BETALINGSYSTEMEN VOOR
Prof.dr.ir. JAN BLOM, decaan van de faculteit Elektrotechniek in het artikel ‘Ach man, we werken al dertig jaar samen’ in het TECHNISCH WEEKBLAD van 14 mei 2004.
NEDERLAND KUNNEN KOMEN TOT ÉÉN NEDERLANDSE MIT.’ ‘DE OPENHEID IN DE
Ing. AMANDUS LUNDQVIST, CvB-voorzitter, in het artikel ‘TU helpt regio op de kaart’, in HET FINANCIEELE DAGBLAD van 20 april 2004.
‘HET IS INTERESSANT OM NU
AUTOMOTIVE BRANCHE HAD IK NOOIT DURVEN BEDENKEN.’
Prof.ir. NORT LIEBRAND, directeur Automotive Technology Centre en deeltijdhoogleraar bij de faculteit
INTERNET TE KOMEN. ER IS EEN ENORME WILDGROEI ONTSTAAN. ER ZITTEN GOEDE SYSTEMEN TUSSEN, MAAR OOK BEUNHAZEN.’
Dr. BERRY SCHOENMAKERS van de faculteit Wiskunde en Informatica, in het artikel ‘Betalen via het internet is nog onveilig’, in het ALGEMEEN DAGBLAD van 21 april 2004.
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
Prof.dr.ir. ARTHUR VAN ROERMUND, hoogleraar Micro-elektronica van de faculteit Elektrotechniek, in het artikel ‘Wetenschap wordt weer populair’ in DE VOLKSKRANT van 27 maart 2004.
Werktuigbouwkunde in ‘Facility sharing: grote bereidheid en interesse’ in LINK van april 2004.
Prof.dr.ir. Arthur van Roermund
WAAR JE EEN MENING OVER MOET HEBBEN.’
Prof.dr. HAN MEIJER, hoogleraar Polymeertechnologie, in het artikel ‘De rompslomp-academie’ in DE VOLKSKRANT van 12 mei 2004.
‘ER ZIJN DINGEN, DIE ALS JE ER NIETS AAN DOET, GEWOON OVERWAAIEN. AL DIE NOTA’S
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
7
XI XNX GX EX SX PXRX EXKX X
ANNETTE NIJS, S TA AT S S E C R E TA R I S VA N O N D E R W I J S
Annette Nijs wil dat de universiteiten onderling en met het bedrijfsleven samenwerken.
F OTO ’ S : B A RT VA N OV E R B E E K E
Nederland is te klein om elkaar
de tent uit te knokken Bij de presentatie van het Sectorplan Wetenschap & Techniek, afgelopen maart, had ze het al enthousiast geroepen en ook in het gesprek met Matrix komt de term meermalen op tafel. De samenwerkingsplannen van de drie TU’s zijn ‘echt trendsettend’, zo vindt staatssecretaris drs. Annette Nijs van Onderwijs. ‘Ze knokken niet tegen elkaar, maar maken één vuist. Dat vind ik mooi.’ Het Sectorplan dat de TU’s in maart aan de staatssecretaris presenteerden onder de titel ’Slagkracht in innovatie’ en waarin wordt gestreefd naar een federatieve TU Nederland, gaat beduidend verder dan de ‘bescheiden’ opdracht die de drie instellingen anderhalf jaar terug van Nijs kregen. Aanleiding was het idee om de invoering van de bachelor-masterstructuur aan een aantal universiteiten te stimuleren, verklaart ze. ‘Daar was een kleine pot met
8
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
geld voor en de drie TU’s hebben daar naar meegedongen. Om dat voor elkaar te krijgen, hebben ze die eerste samenwerking moeten zoeken. Dat was eigenlijk de enige opdracht.’ De TU’s zijn dat vervolgens zelf gaan uitbouwen, constateert Nijs. ‘Op een gegeven moment hebben ze gezegd dat zij verder willen gaan dan alleen de samenwerking op het gebied van onderwijs door ook kijken naar het onder-
Nijs: ‘Het gaat er om de gezonde concurrentie tussen de drie TU’s te vinden.’
zoek en naar de toepassing daarvan. Prima, vind ik. Waar het om gaat, is dat je een samenwerking tussen universiteiten krijgt die nodig is om ieders sterke punten naar voren te halen. Dat je de krachten bundelt en de mogelijk zwakkere plekken die je hebt, gaat afbouwen.’ ‘Vaak wordt gezegd dat in het hoger onderwijs geconcurreerd móet worden’, vervolgt de staatssecretaris. ‘Het gaat er hierbij om de gezonde concurrentie te vinden en niet de óngezonde. Deze drie instellingen zijn er niet op uit elkaar te kopiëren, maar zijn bezig de sterke punten bij elkaar te leggen en zich daarmee te profileren. Ze knokken dus niet tegen elkáár, maar maken een gezamenlijke vuist waarmee ze de concurrentie met andere instellingen in Europa aangaan. Dat vind ik eigenlijk het mooiste van de plannen. Nederland is bovendien te klein om elkaar de tent uit te knokken.’ Volgens de staatssecretaris is het Sectorplan een ‘fantastisch voorbeeld’ voor andere onderwijsinstellingen. ‘Er is geen enkele combinatie van universiteiten die zover gaat in de samenwerking. De tijd is er rijp voor. Ik vind dan ook dat andere instellingen dit voorbeeld maar moeten volgen, maar wel op hun eigen manier.’ Dat gebeurt overigens al, zij het in een meer bescheiden vorm. Zo werkt een aantal instellingen binnen de disciplines letteren en natuurwetenschappen samen op onderwijsgebied, vertelt Nijs, ‘maar dat gaat lang niet zo ver als waar de drie TU’s mee bezig zijn.’ Karakter
Voor het aangaan van dergelijke samenwerkingsverbanden moet bij veel mensen wel eerst een knop om, constateert de bewindsvrouw. ‘Centraal staat het idee dat je als universiteit of hogeschool meerwaarde haalt uit
het samenwerken met anderen. Maar dat vinden we in Nederland nog wel eens lastig. Wij zijn niet echt goede netwerkers. Dat zit in ons karakter; we vinden over het algemeen dat we alles erg goed kunnen en vooral dat we het zélf wel kunnen.’ Het omzetten van die knop gaat tegenwoordig wel wat makkelijker, meent Nijs. ‘In de huidige wereld word je eigenlijk pas echt goed door netwerken en door samenwerking met anderen. Het Sectorplan past heel goed binnen die trend. Aan de ene kant is er de overheid die aangeeft de sterke punten op te zoeken en de zwakkere af te bouwen en samenwerking te zoeken. Daar komt bij dat een aantal universiteiten het financieel toch wel een beetje moeilijk heeft. Er is dus ook een zekere financiële noodzaak om jezelf als instelling te veranderen, te versterken en opnieuw op de kaart te zetten. Als dergelijke omstandigheden bij elkaar komen, ontstaat er vanzelf een momentum. Wat we ook niet moeten wegvlakken, is dat twee van de TU-voorzitters uit het bedrijfsleven komen en dat de derde van zichzelf ontzettend ondernemend is. Het zijn mensen die het gewend zijn om dit soort samenwerkingen op te zoeken. Daardoor denk ik dat dit proces wat soepeler verloopt, omdat ze elkaar goed begrijpen. Natuurlijk wil je als voorzitter dat je eigen universiteit hier beter uitkomt. Dat is ook goed. Als je je eigenbelang in zo’n verregaande samenwerking niet in de gaten houdt, struikel je vroeg of laat toch. In dit plan zijn eigenbelang en gezamenlijk belang verenigd en dat vind ik heel bijzonder.’ Draagkracht
Met de overeenstemming tussen de collegevoorzitters zijn de TU’s er nog niet, benadrukt Nijs: ‘Dit is een heel
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
9
XI XNX GX EX SX PXRX EXKX X
Nijs: ‘Als je je eigenbelang in z’n verregaande samenwerking niet in de gaten houdt, struikel je vroeg of laat toch.’
verstrekkend plan. Je bouwt samen aan een bepaalde reputatie, waarmee je eigen reputatie van Technische Universiteit Eindhoven, Delft of Twente in zekere zin op de tweede plaats komt. Ik kan me voorstellen dat sommige mensen binnen de TU/e zich afvragen of dit allemaal moet. Het is best lastig om mensen aan het veranderen te krijgen, ook binnen universiteiten. Die wisselwerking tussen wat de voorzitters willen en de draagkracht die je nodig hebt vanuit de organisatie, zorgt tijdens het vormgeven van dit soort plannen voor een bepaalde spanning.’ Die spanning is volgens de staatssecretaris geen probleem, maar juist gezond. Sowieso is ze bovenal positief over de 3TU-plannen en terughoudend met suggesties of kritiek. ‘Ik vind dat het niet aan mij is om te bepalen hoe zij het moeten gaan doen. Die behoefte heb ik ook niet. Natuurlijk verwachten zij van mij wel een stukje bevestiging of zij de goede weg inslaan. En daar bovenop komt dan al snel de vraag of wij hen kunnen helpen met de tweehonderd miljoen euro die hiervoor nodig zijn.’ Voor wat betreft het laatste moeten de drie TU’s hun hoop vooralsnog laten varen. ‘Ik heb gemerkt dat het een soort van reflex is, misschien wel typisch Nederlands, om mensen met geld te belonen voor iets goeds. Ik vind dit een goed en belangrijk project, maar vind eigenlijk dat de drie TU’s dit in eerste instantie op eigen kracht zouden moeten kunnen doen. Het moet mogelijk zijn om met deze drie instellingen tweehonderd miljoen te lenen.’ Een concreet steuntje in de rug van overheidswege is natuurlijk mooi, erkent Nijs, ‘maar het is niet echt de taak van de overheid om het allemaal maar te financieren. Ik zou ook niet weten waar ik het geld vandaan zou moeten halen. Bovendien ga ik niet alleen voor de drie TU’s geld
1 0
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
opzij zetten. Als je dat ook voor andere universiteiten die willen gaan samenwerken moet gaan doen, kom je al snel aan een half miljard euro of meer. De kunst is om binnen het bestaande beleid te kijken wat wij momenteel nog in onze enveloppen hebben zitten, zoals dat zo mooi heet, en welke enveloppen passen bij dit soort samenwerking.’ Daarnaast heeft de staatssecretaris haar hoop gevestigd op het bedrijfsleven. ‘Het gaat er mij niet alleen om dat bedrijven geld op tafel moeten leggen. Het zou ook goed zijn als ze, zoals Shell nu al veel doet met Delft en Philips met Eindhoven, samenwerking in het totale verband gaan zoeken en niet blijven hangen in de individuele relaties die ze nu al hebben.’ Convenant
Nijs ziet de bijdragen van verschillende partijen graag op korte termijn geconcretiseerd in de vorm van een convenant tussen de TU’s, de overheid en het bedrijfsleven. Hierin wordt vastgelegd wat ieders rol in het geheel is en worden afspraken gemaakt. De staatssecretaris wil hiermee niet al te lang wachten, maar of het convenant er dit jaar nog komt, weet ze niet. ‘Dit jaar is voor de drie TU’s niet eens zo heel belangrijk; dit plan speelt toch meer op langere termijn. Wat wél belangrijk is dat als hier vanuit de overheid geld voor komt, dat dit in ieder geval in de begroting moet staan. Dus er moet vóór Prinsjesdag duidelijkheid over zijn.’ De helderheid over hoe de beoogde federatie der drie TU’s eruit moet komen te zien, is wat Nijs betreft minder urgent. ‘Het is natuurlijk wel slim om voor ogen te hebben wat je einddoel is, maar ik vind het verstandig om de weg daar naartoe wat opener te houden. Dat kan ook. Deze universiteiten vertrouwen elkaar, hebben al een heel proces met elkaar doorgemaakt en hebben een gezamenlijke visie. Hoe ze daar precies naartoe gaan, wordt dan ook minder van belang.’ Volgens Nijs hoeven onderwijsinstellingen niet per se te fuseren om een federatie te beklinken. Een meer virtueel netwerk is natuurlijk ook heel erg mooi. Dat neemt niet weg dat een fusie wat haar betreft niet uitgesloten is: ‘Die optie blijft net zolang bestaan totdat je gefuseerd bént, denk ik. Of het een góede optie zou zijn? Het is te vroeg om daar iets over te zeggen. Ze moeten eerst maar eens zien hoe hun samenwerking gestalte krijgt en daaraan hebben ze voorlopig de handen wel vol.’
bedrijfsleven nieuws AUTO-INDUSTRIE GAAT TESTFACILITEITEN DELEN
Prof.ir. Nort Liebrand, directeur van het ATC.
De Nederlandse auto-industrie, die vooral geconcentreerd is in Zuidoost-Nederland, is bereid om testfaciliteiten te delen. Dat blijkt uit een rapport van het Automotive Technology Centre (ATC, met deeltijdhoogleraar prof.ir. Nort Liebrand als directeur) en het programmabureau Horizon. Het programma Horizon is gericht op de versterking van de economische structuur in de Regio Eindhoven. DAF-topman Jim Cardillo nam het eerste exemplaar van het rapport in april in ontvangst.
ONDERNEMENDE STUDENTEN
TOELEVERINGSPROCESSEN BIJ PHILIPS
ATC en Horizon inventariseerden de samenwerkingsbereidheid onder 54 bedrijven en instellingen
Voor het vak Entrepreneurschap in het mid-
in de automotive branche.
den- en kleinbedrijf togen vijftig studenten en
Prof.dr. Ton de Kok, verbonden aan de faculteit
verschillende jury’s, bestaande uit mensen van
Technologie Management ontwikkelde een wis-
de universiteit, het bedrijfsleven en de financiële
kundig model waarmee de Philips-bedrijven erin
wereld naar Kalkar in Duitsland. Daar werden de
zijn geslaagd de toeleveringsprocessen sterk te
ondernemingsplannen van de studenten door
reguleren. Al tien jaar geleden ging hij hiermee
MinacNed is een nieuwe organisatie waarin de
de jury’s tegen het licht gehouden. Winnaars
aan de slag en bereikte onlangs in Cambridge,
Nederlandse micro- en nanotechnologie de krach-
waren de studenten Technische Natuurkunde
Massachussets, de finale om de prestigieuze
ten bundelen. Op 1 april werd het startsein gege-
Maarten van Weert, Joris Vorselaars en Siebe
Franz Edelman Award, met zijn wiskundige
ven voor dit nationale initiatief dat een vervolg
van Mensfoort met hun plan Physh BV. Physh
spitsvondigheden. Het systeem dat De Kok en
is op Minac, Microsysteem- en Nanotechnologie
BV wil de kennis binnen universiteiten omzetten
zijn mede-researchers ontwikkelden, maakt het
Cluster. De organisatie richt zich op het versterken
in concepten voor bedrijven. De jury adviseert
mogelijk dat de verantwoordelijke managers op
van de economische activiteit in Nederland geba-
de studenten snel te starten met hun bedrijf. De
willekeurige Philips-locaties in de wereld via
seerd op micro- en nanotechnologie. MinacNed
studenten willen het eerst in Eindhoven uitpro-
wekelijks contact dankzij de software samen
wordt financieel en inhoudelijk ondersteund door
beren en als het goed loopt, willen zij het bedrijf
kunnen zien waar bijvoorbeeld vertragingen,
onder meer de TU/e, Philips, TNO en de TU Delft.
uitbreiden naar de andere twee technische
overschotten of tekorten in de toelevering drei-
Ook vertegenwoordigers van de grote Bsik-onder-
universiteiten. Hoe het bedrijfsleven precies
gen te ontstaan.
zoeksprogramma’s MicroNed en NanoNed maken
gebruik kan maken van de kennis van de uni-
Philips heeft het systeem in 2000 getest en in
deel uit van MinacNed.
versiteit, houden de studenten voor zichzelf. De
2001 definitief geïmplementeerd. Het onderhoud
studenten hopen subsidie te kunnen krijgen van
is inmiddels aan een commercieel bedrijf uitbe-
het Europese Leonardo da Vinci-programma.
steed.
MINACNED
TOPTECHNOLOGIE-REGIO De steden Eindhoven, Aken en Leuven gaan samenwerken met als doel één van de Europese toptechnologie-regio’s te worden. Daarvoor ondertekenden de burgemeesters van deze steden
Subsidie
in maart een intentieverklaring. Namens de TU/e was CvB-voorzitter ing. Amandus Lundqvist aan-
SUBSIDIE VOOR AUTOMAAT EN KINDERZITJE
wezig. Elk van de drie steden beschikt over specifieke kennis en kunde. De bedoeling is om die kennis en kunde te bundelen, vooral wat betreft de ontwikkeling op het gebied van mechanische, chemische en biomedische systemen. Behalve de kennisinstellingen, zoals de TU/e, werken ook industriële bedrijven mee. De drie steden verwachten in juli met elkaar om de tafel te gaan zitten en binnen een half jaar een gezamenlijk programma te hebben. De universiteiten van Eindhoven, Leuven, Luik, Maastricht en Aken werken samen binnen de regio. Op dit moment is de driehoek bezig om de gegevens die de regio
Stimulus, het Europese stimuleringsprogramma voor de regio Eindhoven, geeft zes ton subsidie voor twee projecten in de autobranche. Het gaat om Impulse Shift Transmission Technology (IST), een project van de TU/e, Drivetrain Innovations, het Auto Technology Centre en Van Eijk Transmissie uit Asten. Met IST kan naar verwachting tot 25 procent brandstofbesparing gerealiseerd worden terwijl er in de motoraansturing van het voertuig weinig aanpassingen nodig zijn. Het tweede programma draait om innovatieve kinderzitjes en wordt uitgevoerd door het Dutch Polymer Institute van de TU/e, Maxi Milliaan uit Helmond en Van Berlo Studio’s. Het nieuwe autozitje voor peuters moet voldoen aan consumenten- en veiligheidseisen en vooral aan Isofix, het standaard ingebouwde bevestigingssysteem voor sommige auto’s. Aan beide projecten draagt Stimulus honderdvijftigduizend euro bij, evenals het ministerie van Economische Zaken, de provincie Noord-Brabant en het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven.
interessant maken in kaart te brengen.
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
1 1
XOXNX DX EX RXW XX I JXSX X
Schakelen van HBO naar TU/e
HBO-ers met een bachelor op zak mogen niet zomaar doorstuderen aan een masteropleiding van de TU/e. Voorheen konden ze instromen in een verkorte opleiding van de universiteit. Maar vanaf september worden ze bijgespijkerd via een schakelprogramma HBO+. De TU/e heeft daarvoor een overeenkomst gesloten met een paar hogescholen.
1 2
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
Hogescholen en de TU/e hebben elkaar nodig. HBO’s willen graag doorstroommogelijkheden voor afgestudeerden die hun carrièremogelijkheden willen vergroten. En de TU/e kan altijd nieuwe studenten gebruiken. De instroom vanuit hogescholen aan de TU/e is de laatste jaren gegroeid. Alle reden dus om de overstap van HBO naar universiteit goed te laten verlopen. ‘De TU/e heeft jarenlang een verkorte opleiding gehad voor HTS-ers’, vertelt drs. Wilma Groenendaal, stafmedewerker onderwijs van de TU/e. ‘HTS-ers konden daarmee een TU-diploma verwerven in minder dan vijf jaar. In de verkorte opleiding volgden ze enkele vakken speciaal voor de HBO-ers, en andere vakken uit de
Keuzevakken
In september gaan de eerste schakelprogramma’s draaien op een aantal opleidingen. Ze zijn twintig tot veertig punten in omvang, volgens het Europese credit transfer system (ECTS), oftewel één à twee trimesters. Ze zijn per opleiding verschillend en moeten de komende tijd concreet invulling krijgen. ‘De instroom in de opleiding Technische Bedrijfskunde is heel divers, dus dan moet het schakelprogramma breed van aard zijn’, geeft Groenendaal als voorbeeld. ‘In tegenstelling tot Technische Informatica, waar de studenten puur een verdieping van het eigen vak krijgen.’ De schakelprogramma’s lijken op de vakken in de eerste jaren van de TU-opleidingen. ‘Bij Technische Informatica gaan we ze apart geven’, vertelt ir. Ria van Ouwerkerk, docent aan de faculteit Wiskunde en Informatica. ‘De voorkennis van de HTS-ers is heel anders dan die van VWO-leerlingen. Bovendien zijn de instromers vaak wat ouder dan de bachelorstudenten aan de universiteit. Die spreek je anders aan.’ Bij andere opleidingen is het schakelprogramma opgebouwd uit het bestaande aanbod van vakken. ‘Soms worden er gecombineerde groepen samengesteld, eventueel met buitenlandse studenten erbij, die vaak ook op één of andere manier nog bijgespijkerd moeten worden.’ Ook de hogescholen gaan verschillend met de schakelprogramma’s om. ‘Bij sommige HTS-opleidingen mogen de studenten
Vlnr: drs.ir. Frans Vonken, drs. Wilma Groenendaal en ir. Ria van Ouwerkerk.
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
vijfjarige TU-opleidingen. Daarnaast kregen ze individueel vrijstellingen.’ Dit systeem heeft altijd goed gedraaid. Maar de nieuwe bachelor-masterstructuur maakte een verandering noodzakelijk. ‘De vijfjarige opleidingen zijn nu opgedeeld in een driejarige bacheloropleiding en een tweejarige masteropleiding’, legt Groenendaal uit. ‘Onze bachelors kunnen rechtstreeks doorstromen in verschillende masteropleiding. Maar de bachelors van een HBO kunnen dat niet. Terwijl die juist niet veel studiefinanciering en dus tijd meer hebben om zich extra voor te bereiden op de master.’ Zo is het idee ontstaan van een schakelprogramma. Het schakelprogramma kan al in de laatste fase van de HBO-opleiding beginnen, het zogenaamde HBO+-programma. De studenten kunnen hiermee hun niveau opvijzelen, zodat ze aan de academische eisen van de masteropleiding voldoen. De TU/e heeft hiervoor een contract gesloten met de hogescholen Fontys en Avans. ‘Met twee andere HBO-instellingen zijn we in gesprek, namelijk de Hogeschool Zuyd en de Hogeschool Arnhem-Nijmegen.’
schakelvakken volgen in plaats van andere keuzevakken’, zegt Van Ouwerkerk. ‘Andere opleidingen geven er de voorkeur aan de schakelvakken náást de eigen vakken te doen. Voor beide varianten is wel iets te zeggen. De eerste lijkt qua tijd gunstig, maar heeft als risico dat een student geen HTS-diploma krijgt als hij niet slaagt voor de schakelvakken. Daar moeten we dus voorzichtig mee omgaan.’
nu we met de uitvoering gaan beginnen.’ Niet alle masters hebben overigens een schakelprogramma klaar. ‘Bij Industrial Design hebben ze nog de handen vol aan de ontwikkeling van het masterprogramma voor de eigen studenten. Bij Biomedische Technologie zijn er nauwelijks verwante HBO-opleidingen. En bij Technische Natuurkunde is de instroom zo beperkt dat er individuele regelingen getroffen worden.’ Het grote verschil met de verkorte opleiding is dat het schakelprogramma niet rechtstreeks met de bachelorstof te maken
Notebooks
Eén van de voordelen van de schakelprogramma’s is dat HTS-ers vooraf kunnen kijken of de universiteit iets voor ze is. Maar er zijn eerst nog praktische problemen op te lossen. ‘Er zitten nogal wat haken en ogen aan het nieuwe systeem’, aldus Van Ouwerkerk. ‘De kloof tussen bachelor en master is veel groter dan gedacht. Vroeger was de overgang van het derde naar het vierde jaar heel vloeiend. Afstuderen terwijl je nog vakken moest doen was heel normaal. Nu word je pas toegelaten tot een masteropleiding als je de bachelor (bijna) afgerond hebt. De schakelstudenten kunnen officieel nog geen vakken volgen in de master. Terwijl ze in veel gevallen sowieso tijd te kort komen binnen hun studiefinanciering. Er zijn wel constructies bedacht om zulke problemen op te lossen. Bijvoorbeeld bepaalde vakken alvast op contractbasis volgen, en die vakken verzilveren zodra de student officieel is toegelaten.’ Een ander praktisch probleem is de aanschaf van notebooks. ‘De TU/e-studenten hebben een notebook vanaf hun eerste jaar, een investering voor vijf jaar’, legt Groenendaal uit. ‘Voor studenten die vanaf de master instromen is dat nog maar twee jaar. En wat moet er gebeuren als studenten voor een schakelprogramma een notebook nodig hebben, maar het programma niet afmaken? Zulke vragen komen boven
M
A
T
R
HBO-instroom in schakelprogramma De student zal zich eerst via de IB-Groep moeten vooraanmelden voor een studie aan de TU/e. Deze gegevens worden door de IB-Groep doorgegeven aan de TU/e. De student kan aangeven dat hij zich wil aanmelden voor een schakelprogramma.De studenten die worden toegelaten tot het schakelprogramma worden ingeschreven in de bacheloropleiding, met als kenmerk ‘schakelprogramma’. Of de student ook daadwerkelijk toelaatbaar is tot het schakelprogramma wordt vervolgens gecontroleerd door de faculteit. Zodra ze het volledige schakelprogramma hebben afgerond, kunnen ze worden toegelaten tot een masteropleiding. Op dit moment wordt binnen de TU/e nog gezocht naar mogelijkheden om deze studenten toch al in de gelegenheid te stellen een aantal vakken te volgen voordat ze het schakelprogramma hebben afgerond. Dit om te voorkomen dat studenten een langdurige periode geen studievoortgang kunnen boeken.
I
X
/
2
/
2
0
0
4
1 3
ONDERWIJS
F OTO : R O B S TO R K
heeft. ‘De verkorte opleiding moest de garantie bieden dat de afstudeerders aan het eind van het programma de stof van vijf jaar wisten’, zegt Van Ouwerkerk. ‘Nu moeten we ze klaar stomen om aan een master te beginnen. We geven ze geen bachelordiploma, dat hebben ze al. We geven ze alleen een toelating tot de masteropleiding.’ Van Ouwerkerk verwacht dat er meer HTSers voor een master zullen kiezen dan voorheen voor de verkorte opleiding. ‘Het voelt
meer als een vervolgopleiding. Ze zijn tenslotte al ingenieur als ze van de HTS afkomen. Straks worden ze ‘master’, dat heeft meer status. Hoewel de praktijk laat zien dat HBO-opleidingen steeds meer gericht zijn op de praktijk en minder op de theorie. De HTS wijkt wat dat betreft steeds meer af van een wetenschappelijke opleiding.’ De situatie op de arbeidsmarkt heeft grote invloed op de instroom van HTS-ers, zo blijkt. ‘Bij Technische Informatica zie je dat heel sterk’, zegt Van Ouwerkerk. ‘Door de krappe arbeidsmarkt stromen er meer HTS-ers in, die na hun afstuderen niet gelijk een baan hebben gevonden.’ Ook drs.ir. Frens Vonken, coördinator onderwijsontwikkeling bij de Informaticaopleiding van Fontys Hogescholen Eindhoven, ziet een rechtstreeks verband tussen doorstroom en arbeidsmarkt. ‘Het aantal studenten van ons dat een vervolgopleiding kiest lijkt toe te nemen. Nu wordt op individuele basis gekeken hoe de voor-
bereiding op de vervolgopleiding eventueel is in te passen. Door overleg over de doorstroomprogramma’s wordt dat misschien makkelijker.’ Bij Fontys wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een major-minor structuur voor alle opleidingen. ‘De major omvat de eigenlijke hoofdopleiding’, legt Vonken uit. ‘Die wordt verbreed met een of twee minors van een half jaar. In de huidige pilotfase kijken we voor een aantal opleidingen naar de relatie tussen een doorstroomprogramma en een minor. Op termijn liggen hier dus misschien mogelijkheden. Maar zo ver zijn we nog niet.’ Voorlopig is er vooral op praktisch gebied dus nog genoeg te bespreken voor de coördinatoren van de schakelprogramma’s. Maar de intentie is aanwezig, en de eerste programma’s gaan draaien. De tijd moet leren of de instroom voor HBO-studenten makkelijker wordt en of de TU/e vers bloed tegemoet kan blijven zien.
0p stage ervaringen van een TU/e-student in het buitenland
Meten aan vlammen Jappe Hoeben, student aan de faculteit Werktuigbouwkunde, ThermoFluidsEngineering, CombustionTechnology, verblijft voor een gedeelte van zijn afstuderen in San Diego, Californië, aan het Center for Energy Research (CER) onderdeel van de Faculty of Fluid Mechanics, Combustion and Engineering Physics. ‘Foreman Williams is directeur van het CER, en bekend van door zijn grote bijdrage aan de moderne combustion theory. Ik werk onder professor Kal Seshadri en Dr Reinhard Seiser aan karakterisering van brandstoffen in een niet-voorgemengde counterflow brander. We doen onder andere extinctie en zelfontstekingsmetingen. Ik ben zojuist teruggekomen van mijn stage in San Diego. De laatste dagen waren zeer intensief en tot de laatste dag heb ik hard doorgewerkt. Mijn laatste metingen zijn nog steeds niet op het niveau zoals we het zouden willen, maar het
1 4 2
M
A
T
R
I
ziet er zeer veel belovend uit. Mijn (ons) doel is gehaald. De vaporizer werkt: extinctie en zelfontstekingsmetingen aan hoog moleculair gewicht koolwaterstoffen (zoals dodecaan en hexadecaan) en brandstofmixen (Diesel en Kerosine) zijn nu mogelijk. Met deze extinctie (en zo dadelijk zelfontstekingsexperimenten) is het mogelijk de chemisch kinetische schema’s die gebruikt worden bij numerieke simulaties aan te vullen en te verbeteren. Weer een klein stapje verder in de wetenschap. Voor mij een bijzondere ervaring en een goed gevoel. Met de Counterflowbrander
X
/
2
/
2
0
0
4
die we voor de experimenten gebruikten konden we bij verschillende temperaturen meten en met verschillende samenstellingen van de brandstof experimenteren. Afgelopen maanden waren een bijzondere ervaring. De werkomgeving is bijzonder multicultureel, promovendi van overal ter wereld werken hier met een droom, de beste worden (en rijk worden, de Amerikaanse droom leeft nog steeds). Ik heb veel geleerd over andere culturen in Verenigde Staten, ik begrijp nu een beetje de Amerikaanse politiek. Hoogpunten tijdens mijn stage waren de bezoeken van de vele
Jappe Hoeben (tweede van rechts)met zijn tijdelijke collega’s in San Diego.
bekende en beroemde mensen. Zoveel grote namen in de verbrandingswereld komen langs in de groep of stoppen even tijdens hun vakantie in San Diego om bij te praten en nieuwe ideeën te bedenken. John Fenn, Nobelprijswinnaar Scheikunde 2002 was hier voor een lezing. Zijn presentatie was er een om door een ringetje te halen. Het was een bijzonder spannende tijd. Ik heb kennis gemaakt met nieuwe ideeën en stukjes mee mogen realiseren.’
onderwijs nieuws
Prof.ir. Roel Pieper tijdens het virtuele 3TU-college.
GEEN BINDEND STUDIE-ADVIES De afgelopen maanden heeft de faculteit F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
Bouwkunde zich gebogen over de vraag of een bindend studie-advies ingevoerd zou moeten worden. Doorstroming en studierendement zijn namelijk niet optimaal. Het bestuur heeft besloten om nog geen bindend studie-advies in te voeren. In plaats daarvan gaat de faculteit eerst het onderwijsproces beter reguleren bijvoorbeeld door strengere controle bij het inschrijven op vakken en projecten. Ook moeten studenten
De studenten kunnen beleven hoe het is om
zers de website meer voor een eerste oriëntatie
eerst de vereiste vakken hebben afgerond voor-
manager te zijn. In ieder college krijgen de stu-
en kennismaking en verwacht men van de bro-
dat ze aan nieuwe kunnen beginnen. Daarnaast
denten een opdracht die ze in groepjes van vier
chures meer diepgang en meer concrete informa-
wordt het aantal herkansingsmogelijkheden
of vijf moeten uitwerken. Tevens moeten ze een
tie over de opleidingen.
ingeperkt. De toestroom van eerstejaars is groot
reactie geven op een stelling die in dat college is
-een stijging van dertig tot veertig procent wordt
gegeven en reageren op de opdrachten van an-
verwacht- terwijl het aantal afstudeerders ach-
dere groepen. Daarvoor worden de inzendingen
terblijft.
op internet gezet.
NIEUWE NAAM TU/e-OPLEIDING Technische Innovatiewetenschappen moet de nieuwe naam worden voor de bachelor-
THEATER DOOR LEERLINGEN
opleiding Techniek en Maatschappij (TeMa)
BROCHURES EN SITE TU/e GOED BEOORDEELD
van de faculteit Technologie Management. De
Twintig leerlingen uit de vierde en vijfde klas van
gewenste naamsverandering hangt samen met
gymnasium Beekvliet uit Sint-Michielsgestel
Het onderzoeksbureau R&M nam begin dit jaar
de veranderingen in het kader van de bache-
hebben enige tijd geleden voor elkaar shows
de vernieuwde voorlichtingssite en -brochures
lor-master-structuur. De invoering van deze
met natuur- en scheikundeproefjes opgevoerd.
voor studiekiezers onder de loep. Zowel de site
structuur met driejarige bachelor- en tweejarige
In het gebouw N-laag van de faculteit Technische
als de brochures werd door de ondervraagden
masteropleidingen, leidde bij de opleiding
Natuurkunde mochten de leerlingen in twee
met een zeven tot acht beloond. Aan het begin
TeMa tot twee verdiepende masteropleidingen
groepen experimenten doen en kregen ze een
van dit collegejaar heeft het Communicatie
Human Technology Interaction en Technology &
les theatervaardigheden.
Service Centrum (CSC) de voorlichtingssite en
Policy. Om bij de instroom van scholieren de ba-
De groep gaat op de eigen school de show
-brochures voor studiekiezers vernieuwd. Om te
cheloropleiding goed te kunnen profileren past
nog een keer opvoeren voor de onderbouw.
kijken of de aanpassingen het gewenste effect
de naam Technische Innovatiewetenschappen
Deze dag was een pilot voor de Stichting
hadden, werden in totaal 44 potentiële studen-
beter als Techniek en Maatschappij. Het
Techniekpromotie. In de toekomst zal er meer
ten uitgebreid ondervraagd door onderzoeksbu-
doel van de bacheloropleiding Technische
aan bod komen dan alleen natuurkunde en
reau R&M uit Maastricht. Bij het onderzoek naar
Innovatiewetenschappen is ‘studenten in staat
scheikunde.
de website werd bekeken hoe de proefpersonen
te stellen zich op academisch niveau te speci-
hun weg weten te vinden op de TU/e-site.
aliseren in het bestuderen en beïnvloeden van
Volgens de onderzoekers gebruiken studiekie-
innovatief gedrag in een afgebakend techniekgebied en het daarop kunnen reflecteren’.
3TU-COLLEGE De door de 3 TU’s gezamenlijk opgestarte collegereeks Entrepreneuring ging in april van
Visie rector magnificus
start. Het eerste college werd gegeven vanuit de Universiteit Twente en was op de TU Delft en
IR. MOET KENNISONDERNEMER ZIJN
de TU/e op twee schermen te volgen via videoconferencing.
Prof.dr. Rutger van Santen pleitte tijdens zijn lezing op de 48ste dies natalis
Het virtuele college wordt gegeven door prof.
van de TU/e voor een ingenieur die een ‘knowledge entrepreneur’ moet zijn.
ir. Wim Dik van de TUD, prof.ir. Roel Pieper van
Van Santen gaf aan dat het tempo waarin de technologie zich ontwikkelt
de Universiteit Twente en prof.mr.dr.ir. Sicco
steeds hoger wordt. Waar vroeger een technologie jarenlang gebruikt werd,
Santema, hoogleraar van de capaciteitsgroep
waardoor de samenleving uitgebreid de kans had om ervaring op te doen met
Organisation, Science and Marketing aan de
voor- en nadelen, risico’s en gevaren, is de doorloopsnelheid nu korter. Zo kort,
TU/e, bijgestaan door teams van de eigen uni-
dat de mens eerder de stabiele factor lijkt te zijn dan de technologie. Volgens
versiteiten.
de rector brengt dat verantwoordelijkheid mee voor de kennisondernemer die
In een reeks van tien wekelijkse Engelstalige
de ingenieur moet zijn. Het TU/e-programma academische vorming levert de
colleges over het ondernemerschap, moeten de
student hier handvatten voor aan, volgens Van Santen.
studenten zin in het ondernemerschap krijgen.
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
3 1 5
ONDERZOEK
F OTO ’ S : B A RT VA N OV E R B E E K E
ONDERZOEKSPROGRAMMA VA N D E F A C U LT E I T INDUSTRIAL DESIGN
De nog jonge TU/e-faculteit Industrial Design (ID) start volgend studiejaar met de masteropleiding. Deze masteropleiding sluit aan op de driejarige bacheloropleiding Industrial Design. Aan de faculteit is hard gewerkt om het onderzoeksprogramma, dat een belangrijke rol speelt in de masteropleiding, rond te krijgen. Het onderzoek van de faculteit spitst zich toe op interactie en op intelligente producten, systemen en diensten. Met het organiseren van verschillende congressen zet de faculteit zich op de kaart.
Venster op de
internationale gemeenschap ‘Onderzoek doe je om twee redenen’, stelt Feijs. ‘De eerste is om een venster te hebben op de internationale gemeenschap, de tweede is om zelf kennis te ontwikkelen. Het eerste punt wordt nogal eens onderschat. Kennis en onderzoek van anderen kun je pas goed ‘lezen’ als je dat zelf ontwikkelt, als je zelf met dezelfde of verge-
‘We zijn anderhalf jaar bezig met ons researchprogramma en hebben nu twee groepen, User Centered Engineering (UCE) en Designed Intelligence (DI). Idealiter willen we er nog twee groepen bij hebben: Design Theory and Strategy en Ambient Design’, vertelt prof.dr.ir. Loe Feijs, vice-decaan en portefeuillehouder Onderzoek bij ID.
1 6
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
lijkbare problemen hebt geworsteld.’ Als zwaartepunt koos de faculteit voor actuele technische ontwikkelingen, intelligente producten, systemen en diensten. Daarvoor werd gekozen op basis van marktonderzoek en gesprekken met captains of industry. Dit zwaartepunt is sterk gerelateerd aan embedded systemen, die bij steeds meer producten worden ingebouwd. Het betreft allerlei netwerken van apparaten en detectoren: audio, video, identificatie en beveiliging, verwarming, et cetera. In de nabije toekomst gaat dit een steeds grotere rol spelen en op dit gebied zijn ook de meeste nieu we ontwikkelingen te verwachten. ‘Het is de techniek van de toekomst’, zegt Feijs. De keuze voor deze zwaartepunten, het gegeven dat ID een aparte faculteit is, en het innovatieve onderwijs zorgen voor de profilering ten opzichte van andere opleidingen Industrieel Ontwerpen die in Nederland bestaan.
Internationale conferenties waarmee ID zich op de kaart zet
ICEC 2004 (International Conference on Entertainment Computing) Prof.dr. Matthias Rauterberg, die in Duitsland psychologie en informatica (user-system interactie) studeerde, is sinds 1998 hoogleraar voor Human-Communication Technology. Hij is vooral geïnteresseerd in het ontwikkelen van nieuwe instrumenten en interactiestijlen om met computers te communiceren. Het gaat Rauterberg met name om non-verbale, emotionele en onbewuste communicatie. Om op de hoogte te blijven van entertainment computing bezocht hij tijdens conferenties in Japan, Europa of Amerika regelmatig speelhallen met geavanceerde computerspellen. ‘Dit vakgebied kent een heel eigen ontwikkeling’ vertelt hij en vervolgt met: ‘Komen de meeste computertoepassingen voort uit de academische- of onderzoekswereld, bij entertainment computing heeft de industrie de innovatie ter hand genomen.’ Voor de duidelijkheid: de game-industrie is nu al groter dan Hollywood en groeit nog steeds. De conferentie, de derde over Entertainment Computing, wordt gehouden onder auspiciën van de International Federation for Information Processing (IFIP). De deelnemers komen vooral uit Japan, Amerika en Europa en de conferentie wordt ook beurtelings in deze landen gehouden. De onderzoekstopics waar deelnemers een paper voor in konden sturen, variëren van Avatars and Virtual Action, Art, Human Factors of Games, Robots and Cyber Pets en Intelligente Board Games. De onderwerpen komen aan bod middels lezingen, poster- en systeemdemonstraties. Er worden ook case-studies gepresenteerd rond de thema’s ‘entertainment’ en ‘edutainment-application’. Als deelthema’s worden onder meer Culturele Heritage, E-Commerce en E-Learning, Media Systemen Design of Service Robotics genoemd. Waarschijnlijk is er ook een wedstrijd tussen een van Nederlands topschakers en een schaakcomputer. De conferentie is op 1, 2 en 3 september op de TU/e, zie ook http://www.icec.id.tue.nl
Second European Symposium on Ambient Intelligence
Prof.dr.ir. Loe Feijs, vice-decaan en portefeuillehouder Onderzoek.
Alleen, er is nog veel werk te doen. Echt intelligent zijn systemen vaak nog niet en de interactie met andere apparaten, systemen en de gebruiker laat nog te wensen over. Pas als ze wel intelligent zijn én adaptief zijn naar de gebruiker, is er sprake van ‘Ambient Intelligence’. Als voorbeeld noemt Feijs de verschillende digitale klokjes die iedereen in huis heeft en die allemaal op een andere manier verzet moeten worden als de zomer- of wintertijd aanbreekt. Dat moet beter kunnen.
Ambient Intelligence verwijst naar toekomstige elektronisch verrijkte leefomgevingen, die zich bewust zijn van de aanwezigheid van mensen en daar op een gepaste en betekenisvolle manier op kunnen reageren. Apparaten zullen zodanig veranderen dat ze veel meer op zullen gaan in het alledaagse leven. Hiermee verdwijnt niet de functionaliteit van die apparaten. Maar de nieuwe manier waarop mensen toegang krijgen tot die functionaliteit zal leiden tot een natuurlijker interactie van mensen met systemen. Organisatoren van de conferentie zijn prof.dr.ir. Berry Eggen en dr. Panos Markopoulos, universitair docent bij ID die onder meer bij de University of Londen en Philips Research werkte. De conferentie bestaat uit lezingen, workshops, tutorials en demonstraties van ambient intelligence systemen. Belangrijke sprekers zijn Ted Selker van het MIT Media Lab en Tom Rodden, University of Nottingham. De conferentie kent vier hoofdthema’s: 1) Ubiquitous Computing. Apparaten ‘verdwijnen’ in de omgeving, maar zijn onderling via netwerken met elkaar verbonden. Dit thema behandelt onderwerpen als de benodigde software architectuur, discovery mechanisms en ad-hoc netwerken. 2) Context Awareness. De omgeving wordt zich bewust van de actuele situatie, bijvoorbeeld hoeveel mensen er aanwezig zijn. Ook zal het systeem zich vervolgens op de juiste manier moeten aanpassen. Wat is er technisch nodig om deze systeemeigenschappen te realiseren. 3) Intelligence. Het netwerk moet intelligent reageren op alle verzamelde informatie, zo is de bedoeling. Maar wat is intelligent precies? Hier komen onderwerpen ter sprake als leeralgoritmes, personalisatie en agent-based user interfaces. 4) Natural User System Interaction. Dit onderwerp betreft de interactie met de intelligente omgeving. Vragen die aan bod komen zijn: ‘Hoe moet een apparaat, dat zelf geen gevoelens heeft, die gevoelens of stemmingen herkennen en daarop reageren? De conferentie wordt gehouden van 8 t/m 10 nov. op de TU/e, zie ook: http://www.eusai.net
Integratie
Het onderzoeksprogramma van Designed Intelligence is de afgelopen anderhalf jaar ontwikkeld en heeft vier thema’s: Ambient Culture, Rijke Interactie, Emoties en Flow. De groep Designed Intelligence kent momenteel twee hoogleraren, prof.dr.ir. Berry Eggen en Feijs. De medewerkers komen uit diverse achtergronden; design, werktuigbouw, informatica en elektro- >>
Designing Pleasurable Products & Interfaces Een derde conferentie op het gebied van Designing zal plaatsvinden in januari 2005. Het onderwerp spitst zich toe op het ontwerp van ‘Pleasurable products and interfaces’. Organisator is dr. Kees Overbeeke, universitair docent. Interactie is niet alleen maar efficiënt, maar ook plezierig en zelfs aantrekkelijk. De centrale vragen zijn hoe dit plezier te formaliseren en te meten is. Een nieuw gebied waarin human factors en design samenkomen.
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
1 7
ONDERZOEK
Feijs: ‘Pas als systemen Dr. Panos Markopoulos
intelligent zijn én adaptief zijn
(links) en
naar de gebruiker, is er sprake
prof.dr.ir. Berry Eggen.
Prof.dr. Matthias Rauterberg.
van Ambient Intelligence.’
maar groter. Die moet die apparaten op elkaar afstemmen in plaats van omgekeerd. De centrale vraag bij User-Centered Engineering (UCE) is wat gebruikers zouden willen en waar ruimte is voor nieuwe producten. De muis en het toetsenbord zullen niet het einde zijn van de ontwikkelingen op computergebied en –gebruik. Zo doet prof.dr.ir. Jean-Bernard Martens onderzoek naar nieuwe systemen met meer natuurlijke vormen van interactie, zoals met de hand virtuele objecten oppakken en verplaatsen. Waar de interactie nu grotendeels wordt gedicteerd door de computer, zien we de computer in de toekomst meer als een partner in de interactie tussen mensen. Daarom wordt eveneens onderzoek gedaan naar interactie tussen meerdere mensen en de rol van de computer daarin. Big Brother
het Ambient Intelligence researchprogramma. Hij was ook nauw betrokken bij de opzet van het HomeLab van Philips en is nu druk doende om Ambient Culture op te zetten. Het betreft onderzoek naar meerdere intelligente apparaten in één ruimte. Die moeten zich volgens ordelijke protocollen op een fatsoenlijke manier gedragen, zowel naar elkaar als naar de gebruiker toe. Echter, momenteel zijn apparaten nog niet écht intelligent. Als hun aantal toeneemt, hetgeen de ontwikkeling is, wordt de last voor de gebruiker alleen
techniek. Feijs heeft zelf een gevarieerde achtergrond in elektrotechniek, informatica, bij Philips Research en hij was directeur van het Eindhoven Embedded Systems Instituut (EESI) op de TU/ecampus. Hij is heel benieuwd naar de resultaten van deze kruisbestuiving. ‘Want design is een breed gebied, waar allerlei dingen geïntegreerd worden.’ Eggen, sinds 2003 full-time hoogleraar bij ID, is afkomstig van Philips waar hij als deskundige op het gebied van menssysteem interactie werkzaam was binnen
1 8
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
Martens: ‘Daarom besteden we ook aandacht aan de privacy, want niet iedereen zal er even blij mee zijn dat computers mensen en hun activiteiten niet alleen herkennen, maar deze informatie ook opslaan. En we willen niet naar een scenario van Big Brother toe.’ Het ontwerpen van nieuwe systemen roept ook andere vragen op. Waar kunnen gebruikers wel of niet mee omgaan, welke eisen moet je aan (nieuwe) producten stellen en hoe kun je tijdens het ontwerpen vermijden dat je in oude valkuilen valt. Dat stelt ook specifieke eisen aan de evaluatie. Martens: ‘Een ontwerper is meestal zo intensief met (de techniek van) het ontwerp bezig, dat hij niet aan alles tegelijk kan denken, waardoor er ‘gebruikersfoutjes’ ontstaan. Om die foutjes eruit te halen worden bestaande evaluatiemethodes toegepast en aangepast of er worden nieuwe ontwikkeld, bijvoorbeeld voor kleine kinderen.’
ontwerpen nieuws CONTRACTERINGSMETHODIEK
Centrum onder de loep genomen. Dit ziekenhuis is onlangs ingrijpend gerenoveerd en uitgebreid.
Ir. J.F. de Bruijn, inmiddels PDEng, heeft gedu-
In het nieuwe deel zijn ontwerpcriteria toege-
rende zijn ontwerpersopleiding Architectural
past uit het SHAWB-model.
Design Management Systems zijn ontwerpopdracht uitgevoerd bij bouwadviesbureau Van Zanten raadgevende ingenieurs (Zri) in Den
KOE OP GRASVELD
Haag. Binnen Zri was een duidelijke methodiek voor het adviseren in het contracteren van uit-
Cheops, de studievereniging van de faculteit
voerende partijen slechts beperkt aanwezig.
Bouwkunde, vond dat de studenten wel eens
De Bruijn heeft uitgezocht welke beslissingen
iets mochten ontwerpen wat ook daadwerke-
genomen moeten worden om te komen tot een
lijk gerealiseerd zou worden. Daarom werd de
bepaalde bouworganisatie- of contractvorm.
ontwerpwedstrijd KOE in het leven geroepen.
Er is ingespeeld op de ontwikkelingen van
KOE staat voor Kunstobject, Ontmoetingsplaats
procesinnovaties in de bouw: klantgerichtheid,
Eindhoven.
professionalisering van de opdrachtgever en
De naam zegt eigenlijk al wat het ontwerp moet
integratie van bouwprocesfuncties. De contrac-
worden: het moet leuk zijn om naar te kijken, je
De Stichting voor Kunst en Cultuur Gelderland
teringsmethoden van Zri zijn getoetst in de prak-
moet er elkaar kunnen ontmoeten en het moet
(SKCG) heeft voor Archipuncturale 2004 ver-
tijk en vervolgens is een ontwerp gemaakt voor
een goede plaats zijn voor activiteiten. Het is de
schillende architecten, landschapsarchitecten
een contracteringsmethodiek. De methodiek
bedoeling dat het kunstwerk op het terrein van
en beeldend kunstenaars bijeen geroepen en
beschrijft alle handelingen die moeten worden
de TU/e komt te staan. Bij de ontwerpwedstrijd
gevraagd een visie te ontwikkelen over het
verricht voor advisering in het contracterings-
voor studenten worden zo min mogelijk rand-
gebied rondom de oude IJssel in Gelderland, bij
proces. Voor Zri zijn verschillende instrumenten
voorwaarden vastgelegd. De voorwaarden die
Doesburg. Ook de faculteit Bouwkunde van de
ontwikkeld.
er nu zijn, zoals grootte en financiën, liggen ook
TU/e is van de partij.
nog niet definitief vast. Om mee te doen aan de
Een groep van vier studenten Architectuur ging
prijsvraag, moet twintig euro inschrijfgeld be-
met de opdracht aan de slag. Na een grondige
taald worden. De ontwerpwedstrijd bestaat uit
analyse hebben de groepsleden ieder een eigen
meerdere onderdelen. De eerste ronde bestond
idee uitgewerkt. Het ‘harmonica-huisje’ van stu-
Fouten en tekortkomingen in het bouwkundig
uit lezingen en een kickoff-dag in mei. Tijdens
dent Hugo Lenselink komt op de tentoonstelling
ontwerp van ziekenhuizen veroorzaken onder
de zomer kan gewerkt worden aan het ontwerp,
te staan die SKCG houdt van 4 juni tot en met
meer het Sick Hospital Syndrome. Promovenda
dat begin september ingeleverd moet worden.
29 augustus. Lenselink heeft expliciet rekening
Simona di Cicco stelt in haar proefschrift ‘Well
De tweede ronde bestaat waarschijnlijk uit
gehouden met de uiterwaarden, die natuurlijk
Being in Hospitals’ een reeks bouwtechnische
een masterclass voor de vijf beste deelnemers
wel eens onder water kunnen komen te staan.
maatregelen voor om dat te voorkomen. Een
uit ronde één. Daarna wordt gekeken naar de
Zijn ontwerp kan in een uiterwaard geplaatst
sterke bevolkingsgroei en een stormachtige ont-
realisatie van het winnende ontwerp, waarvoor
worden. Als het water stijgt, komen de wanden
wikkeling van allerlei sociale, wetenschappelijke
het CvB van de TU/e wel haar goedkeuring moet
en het plafond van het huisje naar boven. Het
en technische zaken hebben de laatste honderd
geven.
klapt als een soort lampion uit.
GEZONDE ZIEKENHUIZEN
Het ontwerp van Hugo Lenselink
VISIE OP DE ACHTERHOEK
jaar hun uitwerking op de gezondheidszorg en het ontwerp van ziekenhuizen niet gemist. Volgens de Italiaanse onderzoekster Simona di Cicco, werkzaam bij het Istituto Superiore
Andere titulatuur
di Sanità in Rome en gepromoveerd bij de TU/e-faculteit Bouwkunde, moeten ontwerpers van ziekenhuizen zich veel meer op de patiënt
PROFESSIONAL DOCTORATE IN ENGINEERING (PDEng)
richten. Ook zouden ze goed moeten kijken naar de geschiedenis van de gezondheidszorg en ziekenhuisbouw en een afweging maken van de voor- en nadelen die daarbij boven water komen. Met kritiek en adviezen die geuit worden door patiënten, de medische staf, de bouwers en de managers, moet ook meer gedaan worden. In het zogeheten SHAWB-model (Supporting Health and Well Being) heeft Di Cicco de criteria ondergebracht die moeten zorgen voor het ontwerp van een gezond ziekenhuis. Duurzaamheid en preventie zijn hierbij de sleutelwoorden. In Eindhoven heeft Di Cicco het Maxima Medisch
Recent hebben de drie technische universiteiten in Nederland toestemming gekregen om aan degenen die een postdoctorale ontwerpersopleiding aan de TU Delft, Universiteit van Twente of aan de TU/e hebben afgerond, een andere titel toe te kennen. De nieuwe titel luidt Professional Doctorate in Engineering (PDEng), die achter de naam van de afgestudeerde wordt geplaatst. Deze nieuwe titel is op 1 januari 2004 ingegaan. Reden voor de wijziging in de titulatuur is de invoering van het bachelor-masterstructuur. Doordat studenten na het afronden van een ingenieursopleiding de titel Master of Science (MSc.) mogen voeren, ontstaat verwarring met de oude titel Master of Technological Design (MTD). Het onderscheid tussen de postdoctorale ontwerpersopleidingen en de ingenieursopleidingen kwam niet in de oude titel tot uiting en leidde, zeker ook internationaal, tot verwarring.
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
1 9
ONDERZOEK
Spinoza-instituut levert researcher van de toekomst Het Junior Researchers Instituut van de TU/e biedt studenten Scheikundige Technologie en Biomedische Technologie de mogelijkheid al vroegtijdig in hun studie wetenschappelijk onderzoek te doen. Studenten ontwikkelen nieuwe methoden en stoffen. Bovendien verdienen ze er geld mee. Enthousiasme alom over het initiatief van hoogleraar dr. Bert Meijer, dat in de wandelgangen het Spinoza-instituut wordt genoemd. 2 0
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
Wetenschappelijke vernieuwing ligt in handen van jonge onderzoekers, zo is de overtuiging van Meijer. Hij sprak die onlangs nog uit in een interview in weekblad Elsevier. ‘Waarom zou een derdejaars student hier geen wetenschappelijk onderzoek kunnen doen, maar twee jaar later na zijn studie plotseling wel? Dat is onzin. Mensen zijn het meest vindingrijk en creatief op jonge leeftijd’, aldus Meijer. ‘Topwetenschap is topsport. Keer op keer blijkt dat mensen tussen hun achttiende en vijfentwintigste jaar op hun best zijn.’ Twee jaar geleden nam hij daarom het initiatief tot de oprichting van het Junior Researchers Instituut, dat zich
Studenten werken vier tot twaalf uur per week op het Spinoza-instituut.
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
gevestigde instituut werken nu vijfentwintig studenten; negentien chemici en zeven studenten van Biomedische Technologie. Zij werken vier tot twaalf uur per week op het Spinoza-instituut in groepjes van drie. Er zijn enkele voorwaarden om aan het Junior Researchers Instituut te kunnen werken. Studenten moeten in het bezit zijn van hun propedeuse, ze moeten de vakken organische chemie en practicum organische chemie hebben gevolgd en ze mogen niet te veel studieachterstand hebben. Nieuwe polymeren
vooral richt op onderzoek op het gebied van de organische chemie. De hoogleraar investeerde een deel van het geld van de kort daarvoor aan hem toegekende Spinoza-prijs, reden waarom het onderzoeksinstituut binnen Helix de naam Spinoza-instituut heeft gekregen. ‘Wat de studenten doen, is in het algemeen goed voor het wetenschappelijk onderzoek en dit is een goede deal: het is financieel aantrekkelijk voor zowel de student als de TU/e. Als je ziet wat de resultaten van hun research zijn tegen welke prijs, dan is dat het geld meer dan waard. Inmiddels doet ook de toponderzoekschool Katalyse financieel mee en hebben andere instanties hun enthousiasme uitgesproken’, zegt Meijer. Chemicus dr. Anja Palmans, alumnus van de TU/e, heeft van Meijer de dagelijkse leiding gekregen over het onderzoeksinstituut. In het in de practicumruimte
Palmans, onderzoekster bij DSM voor ze in een nieuwe rol terugkeerde aan de TU/e, heeft in de afgelopen twee jaar al interessante onderzoeken voorbij zien komen. ‘Vorig jaar hebben twee studenten de hele zomer besteed aan een onderzoek naar een nieuwe droogmethode voor enzymen. Bepaalde enzymen zijn te gebruiken om polymeer te maken als een deel van het water eruit kan worden gehaald. Ze zijn erin geslaagd die methode te ontwikkelen, waardoor goede, bruikbare kunststoffen, nieuwe polymeren kunnen worden gemaakt. Deze kunnen worden toegepast in de biomedische technologie.’ Enkele studenten hebben inmiddels al publicaties geschreven naar aanleiding van hun research op het Spinoza-instituut. Een ervan, van de hand van student Jeroen Cornel, terzijde gestaan door onder anderen Meijer, is gepubliceerd in het Journal for Physical Chemistry. ‘We hebben zojuist een verzoek voor een andere publicatie ingediend bij een ander tijdschrift, maar dat is nog niet aangenomen’, zegt Palmans. ‘In de toekomst verwachten we zeker meer publicaties tot stand te kunnen brengen met onze studenten.’ Zo nu en dan dringt het bestaan van het Eindhovense Junior Researchers Instituut ook in het buitenland door. ‘Een van onze studenten heeft stage gelopen in Stockholm. Hij kreeg meteen een promotieplaats op de universiteit aangeboden, maar dat aanbod heeft hij afgeslagen. Hij wil hier afstuderen. Wel heeft hij in Stockholm uitvoerig verteld over het Spinoza-instituut en dat heeft kennelijk zoveel enthousiasme losgemaakt, dat men daar ook een onderzoeksinstituut voor studenten wil opstarten.’
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
2 1
onderzoek Prof.dr.ir.Bert Brouwers
nieuws
met de Rotational Particle Seperator.
nologie wordt al wereldwijd toegepast in onder
ZUIVERINGSMETHODEN AARDGAS
andere de medische luchtzuiveraars, poederafscheiders in de genees- en voedingsmiddelenindustrie, en vliegasfilters bij kleinschalige bio-
uitgeput raken, groeit de vraag naar nieuwe
massa- en koolverbrandingsinstallaties. Voordat
zuiveringsmethoden voor onbruikbaar, vervuild
aardgas verrijkt kan worden met behulp van de
aardgas. Olie- en gasgigant Koninklijke/Shell
RPS, moet het eerst naar een geschikte toestand
financiert TU/e-onderzoek naar een nieuwe ver-
worden getransformeerd. Daarbij speelt de
rijkingstechnologie. Een spin-off van de ultracen-
thermodynamica een belangrijke rol. Brouwers
trifuge biedt wellicht de oplossing voor een mon-
verwacht dat het zeker nog wel acht tot tien jaar
diaal probleem. Medewerkers van de faculteit
kan duren voordat de zuiveringstechnologie kan
Werktuigbouwkunde onderzoeken methoden om
worden toegepast.
P F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
Nu de wereldwijde gasreserves langzaamaan
in het menselijk lichaam. Dat ontdekte dr.ir.
aardgas te zuiveren van twee veel voorkomende
Judith van Gorp tijdens haar promotieonder-
vervuilende elementen: koolzuurgas (CO2) en waterstofsulfide (H2S). Het onderzoek richt
MOLECULAIRE TORENS BOUWEN
zich op een in de jaren negentig door prof.dr.ir.
zoek bij de capaciteitsgroep Macromoleculaire en Organische Chemie van de faculteit Scheikundige Technologie.
Bert Brouwers gepatenteerde spin-off van de ultracentrifuge, de Rotational Particle Separator
Door moleculen te vouwen en te stapelen, ont-
Bij haar promotie draait het om helices, de
(RPS), die door zijn speciale vorm (honderden
staan stoffen met interessante eigenschappen,
wenteltrapvormige moleculen die, verbonden
smalle kanaaltjes) in staat is veel kleinere
te gebruiken voor de ontwikkeling van verf die
met waterstofbruggen, gevouwen en gestapeld
deeltjes te vangen dan met een zelfde snelheid
elektriciteit geleidt, of geneesmiddelen die hun
kunnen worden. Elektronen verplaatsen zich
mogelijk zou zijn in een ultracentrifuge. De tech-
werkzame stof loslaten op een bepaalde plek
gemakkelijker en sneller door de structuur van
HOOG RENDEMENT RUIMTEPROEF KUIPERS De proef die astronaut André Kuipers vanuit het International Space Station heeft uitgevoerd met de High Intensity Discharge-lampen van de TU/e en Philips, is volledig geslaagd. Volgens prof.dr.ir. Gerrit Kroesen van de faculteit Technische Natuurkunde, is het wetenschappelijke rendement uit de ruimteproef honderd procent. Kuipers heeft in de ruimte twee soorten experimenten gedaan met de energiezuinige plasmalampen: eerst is gekeken naar de atomaire spectroscopie, daarna naar de helische instabiliteiten in de lampen. De instabiliteitsmomenten van de eerste drie lampen kon live gevolgd worden vanuit Estec in Noordwijk, waar onder anderen Kroesen en mensen van Philips aanwezig waren. Uit de videobeelden konden zij opmaken dat de instabiliteit in de lampen in de ruimte, dus in gewichtloze toestand, zich anders gedraagt dan op aarde. ‘Het plasmakanaal in de lamp kromde zich wel zoals verwacht, maar de eveneens verwachte draaiing van het kanaal om zijn eigen as bleef uit’, zegt Kroesen. ‘Deze waarneming vormt op zichzelf al een uniek resultaat. Het betekent namelijk dat het ronddraaien veroorzaakt wordt F OTO : E S A
door de zwaartekracht, via convectie, maar dat de kromming een andere oorzaak heeft. Waarschijnlijk zelf-gegenereerde magneetvelden. Alles wat we wilden bereiken met deze proeven, is gelukt.’ Alle data zijn verzameld op USB pen-drives en zijn inmiddels in het bezit van de TU/e-hoogleraar.
Gesteld ‘Hoe groter de regelafstand, hoe meer men tussen de regels door kan lezen.’ (Stelling bij het proefschrift ‘Catalysts for Continuous Homogeneous Catalysis’ van Niek Ronde)
‘Ideeën voor procesinnovaties worden vaak gevonden in het werk van concurrenten.’ (Stelling bij het proefschrift ‘Building Plants. Markets for Technology and Internal Capabilities in DSM’s Fertiliser Business’ van Arjan van Rooij)
‘Je moet je huis niet symmetrisch inrichten om Jan des Bouvrie te plezieren, maar omdat het uitermate praktisch is bij een eventuele boedelscheiding.’ (Stelling bij het proefschrift ‘Helices by Hydrogen Bonding’ van Judith van Gorp)
2 2
M
A
T
R
I
X
/
2
‘If opportunity doesn’t knock, build a door.’ (Stelling bij het proefschrift ‘Supercritical Carbon Dioxide Assisted Extraction for Chemical Recycling of Polycarbonate’ van Vid Margon)
/
2
0
0
4
‘In the tiniest room the greatest ideas are born.’ (Stelling bij het proefschrift ‘MIMO OFDM for Wireless LANs’ van Allert van Zelst) ‘Windows doet hetzelfde met computerkennis als rekenmachines met het vermogen tot hoofdrekenen.’ (Stelling bij het proefschrift ‘Temperature Dependent Segregation Behaviour of Stepped Surfaces’ van Barry Moest)
Cellen pesten met de micro-martelmachine een toren dan door een verzameling ongestruc-
Cellen zijn net mensen: ze houden er niet van
zich af te breken en op te bouwen verplaatsen.’
tureerde moleculen. De inspiratie voor de nieuwe
onder druk gezet te worden. Ze kunnen bezwij-
Met behulp van het belastingsapparaat ontdekte
materialen haalde ze uit de natuur. Daar komt het
ken of proberen de druk zelfs letterlijk te ontlo-
Peeters dat de filamenten een voorkeursrichting
stapelen van moleculen voor, bijvoorbeeld in het
pen. Maar hoeveel leed kan een cel eigenlijk ver-
blijken te hebben in de cel. ‘Vergelijk het met de
Mozaïekvirus bij de tabaksplant.
dragen? Ir. Emiel Peeters promoveerde in april
snaren van een gitaar: in de lengterichting zit er
Van Gorp was vooral geïnteresseerd in poly-
aan de faculteit Biomedische Technologie met
weinig tot geen rek in, maar over de breedte kun
meren. Een polymeer bestaat uit identieke of
zijn belastingsapparaat voor de cel. Het micro-
je ze wel in beweging brengen. Zo werkt het ook
soortgelijke moleculen (monomeren) die aan
martelwerktuig kan inzicht geven in problemen
met de actinevezels. Daardoor bleek de cel onder
elkaar zijn gekoppeld. Bekende verschijningsvor-
van cellen op macroniveau, zoals het doorliggen
druk voornamelijk loodrecht op de richting van de
men zijn nylon en pvc. Polymeren zijn moleculen
(decubitus) bij bedlegerige patiënten.
actinevezels te vervormen.’
die zich goed laten toepassen in verschillende
Op de kaft van het proefschrift ‘Biomechanics of
materialen en technieken. Het voordeel van deze
single cells under compression’ staat een appa-
Doorliggen
moleculen is dat je ze beter kunt verwerken dan
raat dat qua uiterlijk een kruising lijkt tussen een
Een cel kan ook bezwijken aan de druk: dan gaat
silicium, het traditionele materiaal voor chips.
vlakschuurmachine en een espresso-apparaat.
hij dood. Peeters weet niet of het necrose (verster-
Door hun elektrische eigenschappen zouden ze
Maar waar een espressomachine met meerdere
ving) of apoptose (geprogrammeerde celdood)
ook kunnen dienen als grondstof voor elektrisch
bars de koffie uitperst, gaat het apparaat van
betreft, maar hij vermoedt dat celsterfte een van
geleidende verf. Een nieuwe lichting AIO’s zal de
Peeters een stuk subtieler te werk: het drukt cel-
de oorzaken van decubitus is. ‘Er is een theorie
komende jaren voortborduren op haar onderzoek.
len in met een kracht van enkele micronewtons.
die zegt dat decubitus ontstaat door een slechte
Met zijn belastingsapparaat verrichtte Peeters
doorbloeding. Onze hypothese is dat vervorming
onderzoek naar decubitus op celniveau.
van een cel tot celschade en uiteindelijk tot weef-
Decubitus, in de volksmond doorliggen ge-
selschade leidt. Als we weten onder welke om-
noemd, ontstaat door een voortdurende druk op
standigheden een cel kapot gaat, kunnen we ook
Steeds meer mensen zitten voor hun werk
de huid, die meestal optreedt bij mensen die ge-
gaan bedenken hoe we het kunnen voorkomen. Het
grote delen van de dag achter het stuur van
kluisterd zijn aan bed of een (rol)stoel. Peeters:
grote voordeel van het belastingsapparaat is dat
hun auto. De autostoel is hun werkplek. Die
‘Decubitus is een probleem dat over de hele we-
het omstandigheden als koorts en ondervoeding
moet kwalitatief goed en comfortabel moet zijn.
reld voorkomt, vooral spiercellen zijn er gevoelig
kan simuleren.’
Autofabrikanten onderkennen het belang van
voor. Niet alleen bedlegerige bejaarden hebben
Peeters’ onderzoek kreeg een wending toen hij in
een goede stoel en willen comfort gebruiken om
er last van; er zijn mensen die het al binnen een
het derde jaar van zijn promotie benaderd werd
hun producten te onderscheiden, maar nieuwe
paar uur ontwikkelen, bijvoorbeeld op een ope-
door de Maastrichtse celbioloog Jos Broers. Die
autostoelen worden nauwelijks ontwikkeld.
ratietafel. Decubitus komt voor in verschillende
was geïnteresseerd wat Peeters’ apparaat zou
Volgens dr.ir. Muriëlle Verver komt dit doordat de
gradaties, van oppervlakkige schaafplekken tot
doen met cellen zonder lamines. Die komen voor
introductie van zo’n nieuwe autostoel een tijd-
versterving die van binnenuit komt.’
bij lamino-pathieën: erfelijke aandoeningen waar-
rovend en duur proces is. De afgelopen vier jaar
Wat gebeurt er als een individuele cel onder
bij het lamine, bestaande uit eiwitten die onder
heeft zij onderzocht hoe dit proces versneld kan
druk wordt gezet? In eerste instantie hecht de
andere zorgen voor stabiliteit van de celkern, ge-
worden en ontwikkelde ze hiervoor twee compu-
cel zich met eiwitten aan het oppervlak, in het
muteerd is.
termodellen. Verver wil met haar onderzoek het
geval van Peeters’ onderzoek het glasplaatje
Cellen reageren als je ze ‘pest’, zoals Peeters het
ontwerpproces versnellen en het iets objectiever
van het belastingsapparaat. Eenmaal onder
noemt. ‘Je drukt een cel in en vervolgens komt er
maken. Dit heeft zij gedaan door twee computer-
druk gezet, zijn meerdere scenario’s denkbaar.
een tegenreactie. Net zoals je naar de sportschool
modellen te ontwikkelen, waarmee het proces
Peeters: ‘Een cel krijgt onder grote druk snel
gaat om met gewichten je spieren te vergroten, zo
met de prototypes vervangen wordt door ‘virtual
uitstulpingen, een soort blaasjes, alvorens uit
zou je een individuele cel in theorie ook kunnen
testing’. Met behulp van computermodellen van
elkaar te knallen. Maar onder langere, meer
trainen. Een cel die je al een paar keer hebt gepest,
mens en stoel kan in een vroeg stadium van het
geleidelijk opgebouwde druk zijn cellen in staat
kan meer hebben. Vice versa is het ook zo dat als
ontwerpproces een nieuw ontwerp getest wor-
zich op eigen kracht te verplaatsen om zo de
je ongetraind een marathon gaat lopen, je spieren
den op comfort. Verticale trillingen en drukverde-
druk letterlijk te ontlopen. Dat doen ze via fila-
een opdonder krijgen. Op celniveau geldt dat ook:
lingen kunnen gezien worden als twee objectieve
menten, lange dunne vezels, bestaande uit het
een cel bezwijkt sneller als je ‘m ineens indrukt’,
parameters die relateren aan comfort. Daarom
eiwit actine. Die filamenten kunnen zich door
zegt Peeters.
COMFORTABELER AUTOSTOEL
is het onderzoek gericht op de ontwikkeling van numerieke modellen die deze parameters kunnen voorspellen.’
Foto links: Ir. Emiel
Om erachter te komen of ze haar doelstellingen
Peeters met zijn belas-
bereikt had, heeft Verver met gebruikmaking van
tingsapparaat.
vrijwilligers getoetst of de modellen overeenko-
Foto midden en rechts:
men met de werkelijkheid. Hieruit is gebleken
Cellen resp. zonder
dat er twee veelbelovende modellen liggen die
en met lamine aan het
goed door autofabrikanten gebruikt kunnen
einde van het compres-
worden. Of ze al op korte termijn gebruikt zullen
sie-experiment.
worden, is nog niet bekend.
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
2 3
DE VONK
P R O F . D R . I R J A C K VA N W I J K , H O O G L E R A A R V I S U A L I S AT I E ( 4 4 )
F OTO ’ S : V I N C E N T VA N D E N H O O G E N
Meer ingenieur dan pure wetenschapper Breed, gevarieerd en kleurrijk. Zo omschrijft Jack (eigenlijk Jarke) van Wijk het vakgebied waarin hij sinds 2001 hoogleraar is. Wetenschappelijke visualisatie gaat om het in beeld brengen van soms heel abstracte data. Zijn visitekaartje heeft hij inmiddels wereldwijd afgegeven met het programma ‘SequoiaView’. Zo’n driehonderdduizend computergebruikers hebben dit softwareprogramma gedownload waarmee ze een soort röntgenopname van hun harde schijf kunnen maken. ‘Ik ben een kaaskop uit Alkmaar. Dat was de eerste stad die zich met succes verzette tegen de Spanjaarden. In 1572 ‘begon in Alkmaar de victorie’. West-Friese boeren verdedigden de stad. Als helm gebruikten ze kaaskoppen, mallen waarmee ronde kazen gemaakt worden. Ik voel me sterk verbonden met mijn geboortestreek. Ik heb in Delft gestudeerd maar op een gegeven moment koos ik voor een baan bij ECN (Energieonderzoek Centrum Nederland) in Petten. Iedere dag door de weidse velden van West-Friesland naar je werk! Brabant heeft best veel te bieden, maar het bijna abstracte landschap en de zee van Noord-Holland blijf ik missen.
2 4
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
Ik kom uit een onderwijzersfamilie. Mijn vader was schoolhoofd in Alkmaar en ook mijn moeder was er onderwijzeres. Ze hebben elkaar leren kennen tijdens een schoolreisje. Ik heb nog een schoolrapport waarop alle parafen van mijn vader afkomstig zijn: hij tekende als ouder, als onderwijzer en als hoofd van de school. Op school vond ik veel dingen interessant en dat is nog steeds zo. Ik was nogal een studieuze leerling. Van huis uit had ik meegekregen dat het belangrijk was om je best te doen en goede cijfers te halen. Dat is tegenwoordig vaak anders. Een collega vertelde me laatst over een calculerende student die
zestig procent van de tentamenstof leerde. Op die manier kon hij met minimale inspanning een zes halen. Ik vind dat vreemd. Het getuigt overigens wel van veel zelfvertrouwen! Uitvinder
Als klein kind wilde ik uitvinder worden. Ik smulde van boekjes over Edison. De eerste maanlanding, de Thunderbirds en de Concorde horen bij mijn jeugd. Het was een totaal andere tijd, waarin de mogelijkheden van de technologie onbegrensd leken. Ik heb zelf dat vertrouwen in techniek altijd gehouden. Voor mijn naam staan nu drie titels, maar diep in mijn hart ben ik meer ingenieur dan pure wetenschapper. Ik ben eerder resultaatgericht dan procesgericht. Ik heb het altijd leuk gevonden om op het podium te staan en iets te presenteren. Op de middelbare school deed ik met twee vrienden aan cabaret. Misschien dat ik mijn verlegenheid daarmee wat compenseerde. Verder las ik me helemaal suf, onder andere veel Nabokov. Een van de dingen die ik fantastisch vind aan Nabokov is zijn pure virtuositeit. In een paar bladzijden kan hij een complete wereld schetsen. Als lezer duik je in het Rusland van 1910 en pas twee pagina’s verder kom je weer boven. Ik was goed in wis- en natuurkunde, maar ik was bang om bij een keuze voor een exacte studierichting een hoop leuke dingen los te moeten laten. Uiteindelijk werd het industrieel ontwerpen in Delft, ingefluisterd door mijn broer die bouwkunde studeerde. Het was een heel brede studie. Ik merkte al vrij snel dat ik voor pure vormgeving geen talent had. In het verslag van mijn vormstudie-oefeningen nam ik allerlei wiskundige formules op. De docent kon dat niet zo waarderen. Ik had het dan wel mooi uitgerekend, maar daar werd het resultaat toch niet beter van? Ik moest hem gelijk geven. De wiskundeformules
vond ik mooier dan de resultaten. Mijn afstudeerwerk heb ik uitgevoerd bij TNO, begeleid door Jac Wismans. Daar ontdekte ik computer graphics. Ik werkte aan computersimulaties van voetgangersongevallen. Het was helemaal niet mijn opdracht, maar na een maand of twee ging ik proberen om de resultaten van het bestaande 3D-simulatiepakket beter te presenteren. Toen ik de eerste ruwe plaatjes afhad, vond mijn begeleider ze weliswaar aardig maar ik moest er toch mee stoppen. Het was tenslotte geen kunstacademie. Stiekem ging ik er mee door. Op een gegeven moment lukte het me op plaatjes te produceren waarmee men erg tevreden was. Die doken vervolgens op in allerlei artikelen, in folders en in het jaarverslag van TNO. Die combinatie van exacte geometrische puzzels, programmeren en letterlijk zichtbare resultaten vond ik heel aantrekkelijk. Werk
Ik promoveerde op mijn 27e bij de TUD op computer graphics en solliciteerde daarna bij BSO (een voormalig softwarebedrijf, red.) omdat ik programmeren leuk vond. Maar ik bleek niet voor software professional in de wieg te zijn gelegd. Het was een behoorlijke cultuurschok, de omgeving was veel hiërarchischer dan ik gewend was. Na BSO maakte ik de overstap naar ECN. Het werk daar was een mooie combinatie tussen het bouwen van concrete applicaties, pre- en postprocessing en het afbeelden van resultaten van metingen, en het doen van onderzoek. In mijn vak is het generaliseren en het afstand nemen een belangrijk aspect. Juist door verschillende problemen aan te pakken, leer je als informaticus te generaliseren. Het ene moment was ik bezig om simulaties van moleculaire dynamica driedimensioneel in beeld te brengen. Een maand later deed ik een klus voor een promovendus die het gedrag van bierflesjes op transportbanden onder-
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
2 5
DE VONK
Van Wijk: ‘Ontwikkelaars van computerspelletjes beschikken over Hollywoodbudgetten.’
zocht. Of het nu moleculen zijn of bierflesjes, een aantal aspecten blijft voor de visuele presentatie hetzelfde. Het is bijvoorbeeld handig als de gebruiker een molecuul of bierflesje kan selecteren en volgen in de animatie. Ik kreeg bij ECN weliswaar ruimte om eigen onderzoek te doen, maar ik wist dat ik vroeg of laat wilde terugkeren naar een universitaire omgeving. Mijn aanstelling bij de TU/e kwam op een goed moment. Ik was toe aan iets nieuws, mijn vrouw was haar PABO-opleiding aan het afronden en mijn kinderen zaten nog net op de basisschool. Ik ben in 1998 als universitair hoofddocent naar de faculteit Informatica gekomen en werd in 2001 als hoogleraar benoemd. Mijn vakgebied bevindt zich wat aan een buitenkant van het facultaire spectrum, maar in de praktijk gaat het heel goed. Ik heb interessante samenwerkingsprojecten met collega’s Jan Friso Groote en Bob Mattheij. En verder werk ik samen met collega’s bij allerlei andere faculteiten, zoals Industrial Design, Biomedische Technologie en Bouwkunde. Beeldcultuur
Kinderen kunnen urenlang volkomen opgaan in een computerspel. Ik vind dat fascinerend. Mijn zoon haalde al snel games van het internet. Hoewel hij, tien jaar oud, nauwelijks Engels kende, worstelde hij zich door de handleidingen heen. Als volwassene heb je de neiging om neer te kijken op die spelletjes. Maar ze zijn conceptueel heel complex en technisch ingewikkeld. Ontwikkelaars van nieuwe spelletjes werken met honderden specialisten en beschikken over Hollywoodbudgetten. Het blijft een boeiende vraag waarom het zo’n spel wél lukt om kinderen geboeid te houden en op te stuwen naar een hoog niveau, terwijl dat bij wiskunde op school veel moeilijker gaat. Een paar jaar geleden hebben we het programma SequoiaView ontwikkeld, waarmee je kunt laten zien hoe bestanden op de harde schijf zijn opgeslagen. Dat maakt
2 6
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
het mogelijk om heel gericht je schijf op te schonen. We hebben het op het internet gezet, waar het nu al driehonderdduizend keer is gedownload. SequoiaView is een soort icoon geworden voor de dingen die ik spannend vind. Het gaat over belangrijke thematiek van ons onderzoek: heel veel abstracte data compact in beeld brengen. Er zit een diagnostisch aspect in en het is nuttig: de overgedragen informatie leidt tot acties. Het programma heeft ook een esthetische component. Dat merk ik aan de reacties op het web. Sommige mensen vinden het beeld cool. Laatst kreeg ik zelfs een foto opgestuurd van een Duits echtpaar dat een afbeelding van zijn harde schijf uitvergroot en ingelijst boven de zitbank had gehangen. Het SequoiaView verhaal is nog niet afgelopen. We zijn in contact met een klein bedrijf dat het programma verder gaat commercialiseren als tool voor managementinformatie. Het bedrijfje heeft de software zo toegepast, dat je in één keer een overzicht hebt van een complete advocatenpraktijk, met de omzet en de winst in alle specialisaties. Managers in die sector blijken slecht te kunnen omgaan met cijfers op papier; plaatjes vinden ze veel inzichtelijker. Geen entrepreneur
Een van de moeilijke dingen is het kwantificeren van de waarde van visualisaties. Een belangrijk doel is om hypotheses te genereren. Misschien zet een goede visualisatie van gegevens een onderzoeker op het spoor van een belangrijke ontdekking in zijn vakgebied. Maar dat weet je niet van tevoren en dat maakt het lastig om visualisaties te commercialiseren. Ik ben zelf van nature niet zo’n entrepreneur. We hebben bij de introductie van SequoiaView nagedacht over het commercialiseren ervan. Maar de TU/e is nog niet echt ingericht op dit soort dingen. Er is geen infrastructuur om via het internet kleine bedragen te betalen. We zouden zelf moeten investeren in de bescherming van de software en voor een helpdesk moeten zorgen. We hebben dus besloten om het als freeware aan te bieden. Het was op dat moment veel belangrijker om reclame te maken voor ons werk. Tegenwoordig adviseer ik mensen die willen weten wat we doen om in Google ‘SequoiaView’ in te typen. Als het succes van deze applicatie ons helpt om de beslissing over onderzoeksprojectvoorstellen de goede kant uit te laten kantelen, dan sla ik er meer geld uit dan wanneer één procent van de huidige driehonderdduizend gebruikers een tientje betaalt. Er ligt nog veel terrein braak bij het visualiseren van grote hoeveelheden abstracte informatie. Daar kunnen we als klein groepje goede wetenschappelijke resultaten mee boeken. Vorig jaar hebben we met publicaties goed gescoord en ben ik co-chair geworden bij het belangrijkste IEEE-congres op het gebied van visualisatie. Zoiets maakt de erkenning voor ons werk zichtbaar en daar ben ik best trots op.’
Cum Laude genieten Culinair genieten op academisch niveau. Dat is wat u op de eerste etage van het hoofdgebouw van de TU/e mag verwachten. In de sfeervolle ambiance van de University Club kunt u rekenen op de meest smakelijke culinaire hoogstandjes. Voor een informele lunch met collegae, een zakelijk diner met relaties of gewoon voor een goed glas en een even goed gesprek. Kom uw smaak eens op de proef stellen in de University Club.
U bent van maandag t/m vrijdag van 09.00 uur tot 21.00 uur van harte welkom. Voor speciale gelegenheden openen wij op uw verzoek ook in het weekend de deuren.
Den Dolech 2 5612 AZ Eindhoven • Telefoon 040 - 2475550 • Fax 040 - 2475551
S TA RT E R S
Gasturbine van de toekomst In een tiental jaren van student naar directeur van een bedrijf met een omzet van tientallen miljoenen euro’s. Utopisch? Een realistische ambitie volgens ir. Henk Ouwerkerk. Vanuit de faculteit Werktuigbouwkunde runt hij zijn bedrijf Heat Power, waar hij op dit moment het prototype van een nieuwe gasturbine bouwt. Om de industrie van de waarde van zijn vinding te overtuigen.
2 8
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
‘Ik vond gasturbines op de middelbare school al machtig mooie dingen’, zegt de 30-jarige Ouwerkerk. ‘Ik had ze alleen nog maar in tijdschriften en op tv gezien. Toch vond ik deze krachtbron van machines en voertuigen boeiend. Dat was een gevoel. Ik kan het nog steeds niet beredeneren.’ Een middelbare scholier die droomt van gasturbines. Die zijn dun gezaaid, weet ook de directeur van Heat Power. Om een vervolg te geven aan zijn fascinatie kwam Ouwerkerk met een omweg via Lucht- en Ruimtevaarttechniek van de Technische Universiteit Delft terug
naar de regio waar zijn wieg stond, Zuid-OostBrabant. Aan de faculteit Werktuigbouwkunde van TU/e vond hij wat hij zocht: les over gasturbines. En mooier nog, een docent gespecialiseerd in die dingen: dr.ir. Rick de Lange. STEG’S
Tijdens zijn studie kreeg Ouwerkerk het idee voor het nieuwe principe waar hij nu met zijn bedrijf Heat Power aan werkt. ‘Ik volgde vakken als thermodynamica en turbomachines en daar fantaseerde ik over. Op een zeker moment bedacht ik een nieuw soort stoom- en gasturbine installatie (STEG’s). Dit is een gecombineerde cyclus van één turbine op gas en één op stoom. Met de uitlaatgassen van de gasturbine wordt de stoom gemaakt die een stoomturbine aandrijft. De gas- en stoom-
turbine drijven beide een dynamo aan. Tot op heden wordt er alleen elektriciteit mee opgewekt. Want door de twee assen is dat het enige waar de installatie geschikt voor is. Je kunt de assen wel geforceerd op elkaar zetten, maar de installatie is dan star en kan maar op één toerental draaien. Voor het aandrijven van een compressor, pomp of scheepsschroef is dat zinloos. Dat kan pas als je kunt wisselen in toerental.’
drijven. Het benutten van deze warmte levert ook nog een hoger rendement op. Het van nul wegtrekken van een stilstaande as kan nu alleen maar met gewone gasturbines waarbij de uitgaande warmte niet wordt benut.’ Inmiddels heet de vinding Rankine Compression Gasturbine (RCG). Afstudeeropdracht
Ouwerkerk kon niet geloven dat het niet eerder was verzonnen. ‘Ik verwachtte dat het niet zou werken, of dat het al ergens werd toegepast zonder dat ik het wist. Ik ben gaan zoeken in de bibliotheek en op internet, maar ik kon het nergens vinden.’ Toch trad de student niet meteen met zijn vinding naar buiten. ‘Ik kon er nog niks mee.’ Met zijn afstuderen in zicht wilde hij zijn tijd echter niet in een ander onderwerp steken. Hij trok de stoute schoenen aan en ging naar dr.ir. Rick de Lange, docent gasturbines. ‘Toen ik hem mijn vinding voorlegde, reageerde hij heel rustig. Hij zei: misschien heb je hier wel wat. Toen wist ik dat ik waarschijnlijk goed zat – Rick is niet een heel uitbundig man.’ Omdat een afstudeeropdracht voldoende wetenschappelijke diepgang moet hebben, is eerst een paar maanden naar het onderzoek gekeken. Vervolgens is in overleg overeengekomen om het ontwerp en het dynamisch gedrag van een RCG als afstudeeropdracht te laten gelden. ‘Uiteindelijk kreeg ik toch groen licht. De deal was dat ik de gasturbine-installatie van de faculteit mocht gebruiken. Alle toevoegingen
Vermogen
Over dat soort dingen dacht Ouwerkerk na, thuis in Nuenen, op een zondagmiddag. ‘Daar bedacht ik een installatie die op één as zit, maar toch kan wisselen in toerental en zelfs koppel kan leveren aan een stilstaande as. Dat wilde ik doen door met de restwarmte van de stoomturbine de compressor van de gasturbinecyclus aan te
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
De Rankine Compression Gasturbine De huidige gecombineerde stoom- en gasturbine systemen (STEG’s) hebben een relatief lange opstarttijd en kunnen nauwelijks flexibel opereren op wisselende toerentallen. Tot op heden zijn STEG’s vanwege hun eigenschappen dan ook vrijwel alleen geschikt voor zogenaamde ’base-load’ elektriciteitsopwekking: ze worden opgestart en draaien vervolgens langdurig op vol vermogen op één toerental. Vrijwel onmogelijk is de toepassing voor industrie zoals de aandrijving van pompen en compressoren, en voor maritieme doelen als een scheepsschroef of waterjets van schepen. De innovatie van Heat Power is een nieuw type STEG dat door de gebruikelijke STEG-componenten op een andere manier te koppelen, al zijn vermogen afgeeft op één zogenaamde vrije powerturbine. Dat wil zeggen dat deze STEG al zijn vermogen afgeeft op één uitgaande as, flexibel kan opereren op (snel) wisselende toerentallen en zelfs koppel levert als de uitgaande as stilstaat. Met deze technologie kan de STEG een toepassing vinden in mechanical drives en snelle zeeschepen, bijvoorbeeld Fast-ferry’s. Het resultaat is een vermindering van brandstofverbruik en van de CO2Xxxxxxxxxxxx xxxxxxxxxxxxx xxxxxxxxxxx uitstoot met vijftien tot vijfentwintig procent. xxxxxxxxxxx xxxxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxx
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
2 9
S TA RT E R S
Ouwerkerk maakt voor zijn onderzoek gebruik van de gasturbine-installatie op de TU/e. F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
betaalde ik zelf. Ik wilde het risico graag nemen, dat is ook een beetje de aard van de ondernemer.’ De eerste installatie bouwde hij dus uit eigen middelen én met geld van NOVEM, Nederlandse Organisatie Voor Energie en Milieu, een agentschap van het ministerie van Economische Zaken met als doel het werken aan een duurzame samenleving, zowel in Nederland als daarbuiten. En passant ging een jongensdroom in vervulling: Ouwerkerk richtte in november 2001 zijn eigen bedrijf Heat Power op. Dit was nodig om onderdelen aan te schaffen en om de subsidie van NOVEM aan te vragen.
ga promoveren. Al weet je dat bij een constructief project nooit zeker.’ De volgende stap is de bouw van een prototype. Dit om de industrie te laten zien dat het systeem functioneert. Niemand betwijfelt de brandstofbesparingen van vijftien tot vijfentwintig procent ten opzichte van het oude systeem, zegt Ouwerkerk. Maar iedereen wil eerst zien dat het écht werkt en dat de RCG in een beperkte tijd kan opstarten. ‘Dat ga ik met het prototype bewijzen en ik ben ervan overtuigd dat het gaat lukken. Maar het is wel spannend.’
Exploitatie
Ouwerkerk studeerde af bij de vakgroep TFE (Termal Fluids Engineering) onder leiding van prof.dr.ir. Anton Van Steenhoven. Die was zo enthousiast geworden dat de kersverse directeur van Heat Power na zijn afstuderen aan de faculteit verder mocht gaan. ‘Ik ben nu te gast bij de vakgroep, mede omdat die betrokken wil blijven bij het vervolg van het project.’ Voor het onderzoek van Ouwerkerk is veel kennis en een goede infrastructuur nodig, maar vooral het gebruik van de gasturbine is voor hem van onschatbare waarde. ‘In een schuurtje in de achtertuin had dit nooit gekund. Ook is het de bedoeling dat ik in de toekomst
3 0
M
A
T
R
I
X
/
2
Partners
Het prototype wordt voor een deel gefinancierd door de Herman Wijffels Innovatieprijs, waarvan Heat Power in november 2003 de aanmoedigingsprijs won. Het was het eerste dominosteentje dat viel. Vervolgens stapten de Rabobank en stimuleringsprogramma Incubator3+ in. Een heel sterk team dus. Heat Power huurt Ouwerkerk als TU/e-onderzoeker in. Dat lijkt ingewikkeld, maar het heeft grote voordelen. Over de strategie en doelstelling van Heat Power is de ondernemer
/
2
0
0
4
duidelijk. ‘Ik wil toeleverancier worden van gasturbineproducenten. Dit betekent dat ik het stoomdeel zelf assembleer. De gasturbinefabrikanten kunnen aan hun klanten de energiezuinige optie extra aanbieden. Ik doe het op deze manier om niet de concurrentie aan te gaan met de fabrikanten, dat zou een kamikaze-actie zijn. Nu kan ik juist gebruikmaken van hun klantennetwerk. Ik hoef alleen contact te onderhouden met de enkele fabrikanten.’ Miljoenen
Ouwerkerk verwacht dat zijn vinding gebruikt kan worden bij bijvoorbeeld pompen die aardgas transporteren. Op termijn kan daar scheepvaartaandrijving bijkomen, denkt hij. ‘Maar eerst moet je je jaren op het land hebben bewezen voordat ze het op het water gaan gebruiken.’ Op RCG is een internationaal patent aangevraagd waarmee hij in een goede alliantie de wereldwijde markt wil bestrijken. ‘Het is niet onrealistisch om te mikken op een omzet van enkele tientallen miljoenen euro’s. Dat is in die markt geen wereldbedrijf, maar in deze regio wel.’
ONTWERPEN
ontwerper in opleiding
Hans De Mondt De ontwerpopdracht bestaat onder andere uit het uitvoeren van een gebruikersonderzoek om te achterhalen hoe de consument met de mogelijkheden van de apparatuur gericht op het afspelen van digitaal videomateriaal omgaat. De Mondt: ‘Op dit moment ontwikkelen we een testopstelling, waarbij we de reacties van mensen onderzoeken. Aan de hand van de uitkomsten gaan we een prototype maken, dat echt getest zal gaan worden. Het aardige van ons onderzoek is dat we een methodologie voor onderzoek bij productontwikkeling beschreven hebben, die voor Philips steeds bruikbaar is.’
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
In september 2002 is Hans De Mondt (25), nadat hij het Licentiaat Productontwikkeling aan de Hogeschool Antwerpen had behaald, gestart met de opleiding User-System Interaction (USI) van het Stan Ackermans Instituut. ‘Ik had veel interesse in de usability van elektronische producten en wilde me daarin verder verdiepen. Op dit moment voert hij samen met een collega, die een opleiding in de psycho-linguïstiek heeft gevolgd, een ontwerpopdracht uit bij Philips PDSL (Philips Digital Systems Laboratories). Philips wil met een systeem op de markt komen waarmee allerlei videomateriaal kan worden afgespeeld.
3 1
BELEID
T U/ e I N N O VAT I O N L A B W I L G AT D I C H T E N T U S S E N T U/ e - K E N N I S E N O N D E R N E M E R S C H A P
Een goudmijn van kennis Technostarters vormen een belangrijk deel van de doelgroep, maar het draait niet puur om deze beginnende ondernemers. Het TU/e Innovation Lab houdt zich bezig met kennisvalorisatie in de breedste zin. ‘We willen met dit nieuwe initiatief de economische bedrijvigheid in de regio stimuleren’, zegt ir. Wim Bens, sinds begin maart directeur van het TU/e Innovation Lab, een nieuwe organisatie voor innovatiestimulering, startersbegeleiding en business development van de TU/e. ‘Hiermee hoopt de TU/e dat het wetenschappelijk werk dat aan de universiteit gedaan wordt, beter benut wordt voor het ontwikkelen van nieuwe producten en diensten en het opzetten van nieuwe bedrijven.’ ’De TU/e heeft drie kerntaken: onderwijs, onderzoek én maatschappelijke dienstverlening’, vertelt Bens. ‘Die laatste taak is echter een behoorlijk ondergeschoven kindje. De universiteit krijgt hiervoor geen geld van de overheid, maar wordt wel geacht te zorgen haar kennis naar de markt te brengen. TU/e Innovation Lab houdt zich speciaal bezig met die derde taak; de maatschappelijke dienstverlening.’ TU/e Innovation Lab begeeft zich op verschillende terreinen: bevorderen en ondersteunen van het opzetten van nieuwe technologische bedrijven, startup support, kennisbeheer, octrooien, licenties, contracten, onderzoekssubsidies en ondernemerschap bevorderend onderwijs. De belangrijkste doelgroepen van
Ir. Wim Bens is sinds maart directeur van het TU/e Innovation Lab.
3 2
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
Geldschieters
Het merendeel van de activiteiten die het TU/e Innovation Lab voor ogen heeft, is al gestart. Het onder de aandacht brengen van deze activiteiten binnen de TU/e en het opzetten van financieringsregelingen, zijn de belangrijkste dingen waar Bens
F OTO ’ S : B A RT VA N OV E R B E E K E
Innovation Lab zijn de masterstudenten, ontwerpers-in-opleiding, promovendi en wetenschappelijke medewerkers van de universiteit. Zij worden voornamelijk gestimuleerd eigen commercieel benutbare vindingen en ideeën aan te dragen of binnen de universiteit naar dit soort ideeën op zoek te gaan. ‘Waar het onderzoek aan de universiteit ophoudt, kan een bedrijf nog niet beginnen met het op de markt brengen van een product’, vertelt Bens. ‘Wat betreft multinationals is de cirkel redelijk rond: op universiteiten wordt kennis ontwikkeld, die wordt met behulp van topinstituten of deeltijdhoogleraren in het bedrijfsleven toegepast, van die toepassingen leren we weer dingen waar weer onderzoek uit voort kan komen.’ Naar middelgrote en kleine bedrijven is dit gat volgens Bens niet gedicht. ‘We zitten hier op een goudmijn van kennis, er worden veel ideeën bedacht door slimme mensen, maar daar wordt soms erg weinig mee gedaan. Daar willen we met TU/e Innovation Lab verandering in brengen.’ Hij noemt hierbij de student als voorbeeld: ‘Aan de TU/e worden nu hoogwaardige ingenieurs opgeleid, maar die worden nauwelijks in aanraking gebracht met het ondernemerschap. Wij willen studenten die ondernemersbloed in zich hebben, prikkelen hier ook iets mee te doen. Niet alle studenten moeten deze ambitie hebben, maar degenen die dit wel in zich hebben, willen we helpen bij het realiseren van hun plan.’ Het TU/e Innovation Lab maakt deel uit
van het Sectorplan van de drie TU’s. ‘Wat wij in Eindhoven doen, is niet uniek’, zegt Bens. ‘In Delft en Twente wordt het ook gedaan, wat logisch is, omdat veel technostarters van de technische universiteiten afkomstig zijn of daar op de een of andere manier aan verbonden zijn. Nu we dit soort activiteiten op 3TU-niveau doen, staan we sterker naar de overheid toe, zeker als het om financiering gaat. We maken op deze manier meer kans iets voor elkaar te krijgen. We willen bijvoorbeeld graag door de overheid betrokken worden bij het bepalen van het technologiebeleid.’ De startersbegeleiding doet het TU/e Innovation Lab in samenwerking met de partijen in het startersproject Incubator 3+, wat volgens Rens van groot belang is: ‘Wat wij willen, kunnen we niet alleen. De Rabobank, de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij en NV Rede hebben bijvoorbeeld toegang tot fondsen waar wij geen toegang toe hebben, Philips en TNO hebben laboratoria en andere faciliteiten. We hebben met elkaar afgesproken niet iets te ontwikkelen wat een ander al kan, het wiel hoeft niet opnieuw uitgevonden te worden.’
zich momenteel mee bezig houdt. Voor het kapitaal wat startende ondernemers nodig hebben, wil het Innovation Lab een seed- en een preseedfonds opzetten. ‘Tot nu toe hebben we geld bij elkaar proberen te schrapen via Economische Zaken, de provincie en de Rabobank. Dit lukt wel, maar in plaats van dit schrapen zouden we liever een aantal potjes creëren waardoor het financieren steeds doorgaat’, zegt Bens. Partijen waar Bens onder meer naar op zoek is als mogelijke investeerders zijn bijvoorbeeld vermogende particulieren en alumni, regionale overheid, rijksoverheid, Europese Commissie en beleggers en banken. ‘Samen maken we een soort van zaaipotje, de geldschieters investeren en wij zorgen ervoor dat bedrijven met innoverende plannen door de trechter komen. We moeten er vanuit gaan dat van de honderd goede ideeën slechts een paar plannen succesvol worden.’ ‘Ik heb zelf aan de TU/e wiskunde ge-
te komen van de universiteit: de kenniskringloop. Ik werk nu veel samen met organisaties en mensen die voorop lopen op het gebied van innovatie en steek daar zelf ook veel van op. Het is mijn doel om TU/e Innovation Lab binnen vijf jaar tot een succes te maken. Ook hoop ik dat er tegen die tijd een nieuwe ‘ASML’ bestaat dankzij ons zodat de universiteit trots kan zeggen dat het vanuit de TU/e is ontstaan.’ TU/e Innovation Lab is de verantwoordelijkheid van Wim Bens (management, coördinatie en startersbegeleiding), maar hij wordt bijgestaan door een aantal mensen die een coördinerende taak hebben op verschillende gebieden: prof.dr. Leo Verhoef (Onderwijs en begeleiding), prof. dr.ir. Joop Halman (Onderzoek innovatie/ entrepreneurschap), Gerard Verschuren (contracten, licenties en subsidies), Bart de Jong (Startersbegeleiding en coaching) en Sabine Smits (Starterspaviljoen en huurderszaken).
studeerd. Daarna heb ik tien jaar aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam gewerkt. Vervolgens ging ik aan de slag als consultant en ik werd in die tijd regelmatig door de vorige collegevoorzitter De Wilt gevraagd voor projecten. Ik ben betrokken geweest bij het opzetten van de TU/e Holding, het Eutechpark en heb de interimdirecteur van het Stan Ackermans Instituut ondersteund bij de herstructurering.’ Dit was allemaal op projectbasis. De afgelopen jaren was Bens directeur van Media Plaza, een kennisknooppunt op het gebied van innovatie en ICT. In september werd hij benaderd door ing. Amandus Lundqvist voor dit nieuwe initiatief. ‘Ik ben geen type dat graag een beheerder van iets is. Ik begin liever aan iets nieuws. Als het staat en klaar is, word ik onrustig. Daarom trok dit initiatief me ook zo aan. Verder weet ik zelf hoe moeilijk het is de weg te vinden in een universiteit en hoe moeilijk het is om met de kennis weer weg
TU/e Innovation Lab Organisatie voor Innovatiestimulering, Startersbegeleiding en Business Development van de Technische Universiteit Eindhoven Eutechpark, MMP 0.01, Horsten 1, 5612 AX Eindhoven Tel: +31 (0) 40 - 247 4822 Fax: +31 (0) 40 - 246 6712 Email:
[email protected]
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
3 3
LOOPBA AN
Ir. Jan Eurlings MTD werkt als senior-projectontwikkelaar bij Essent.
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
Ingenieur in energie g Letterlijk onder de rook van de Amercentrale in Geertruidenberg heeft ir. Jan Eurlings MTD uitzicht op de gigantische installaties van Essent. Geïnspireerd door deze robuuste omgeving werkt de TU/e-alumnus aan nieuw te bouwen warmtekrachtcentrales voor de chemische industrie. ‘Mensen zullen altijd een zeker welvaartniveau nastreven. Niemand wil in de kou zitten of één keer per maand douchen. Daarom moet je op zoek naar technische oplossingen om in die energiebehoefte te voorzien. Deze vraagstukken hebben mij altijd gefascineerd. Daarom ging ik in de jaren ‘80 ‘warme’ Werktuigbouwkunde studeren. Tijdens de diensttijd die daarop volgde, ben ik bij de faculteit Elektrotechniek geweest om me te laten informeren over de postdoctorale ontwerpersopleiding Elektrische Energietechniek. Kort daarna hield deze op te bestaan. Dat was schokkend, want ik had niks anders om mee aan de slag te gaan. Ik ging terug naar de faculteit en vroeg wat hét project was op het gebied van energieopwekking. Dat bleek Demkolec, wat staat voor Demonstratie Kolenvergassing Elektriciteitscentrale. Die zat toen nog in de ontwerpfase. De kolenvergasser was een initiatief van
3 4
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
alle samenwerkende elektriciteitsproductiemaatschappijen en was in het leven geroepen om aan te tonen dat je met het vergassen van kolen veel lagere emissies kon behalen dan met verbranding. Ik belde naar de projectdirecteur en mocht naar Nijmegen komen. Via een detacheringbureau ging ik aan de slag als junior engineer.’ Kolenvergassingscentrale
‘Naast mijn werk volgde ik nog de postdoctorale ontwerpersopleiding Proces- en Productontwerp bij de faculteit Scheikundige Technologie. Hier studeerde ik in 1995 af op de vraag: hoe ziet de kolenvergassingscentrale er in het jaar 2000 uit? Later werd het hele kolenverhaal afgeblazen vanwege de hogere uitstoot van CO2.’ ‘Via een baan bij de elektriciteitsproductiemaatschappij van Zuid-Nederland, EPZ, kwam ik in 1993 weer terug bij
Eurlings: ‘Warmtekrachtcentrales worden gesubsidieerd vanwege de flinke energiebesparing.’
Anderen kwamen niet verder dan 95 procent. Het waren de hoge temperaturen, tot tweeduizend graden, waarmee alle vervuiling kapot werd gemaakt. Tijdens die overstap kreeg ik als baas van Technologie de opdracht de overgang naar biomassa binnen een jaar te realiseren. Terwijl onze achterstand twee jaar was en we onze handen vol hadden aan het vergassen van kolen. Ook mocht de centrale niet stilvallen. Ik moest dus de winkel verbouwen terwijl de verkoop doorging. Toen de concurrentie tussen de energiebedrijven groter werd, wilden ze niks meer gezamenlijk doen en werd Demkolec geveild. Wanneer we in staat waren op tijd over te schakelen op secundaire brandstoffen, dan kon de centrale als vergassingsinstallatie worden verkocht. We hebben dit net op tijd aangetoond, waarna Nuon Demkolec overnam.’ Moderniseren
Demkolec als procestechnoloog. Toen in 1997 het hoofd technologie vertrok, werd ik gevraagd die functie over te nemen. Ik leidde een groep van 35 mensen die alle technische services verrichtte voor de kolenvergassingscentrale. In het begin hadden we jaarlijks vierhonderd wijzigingen aan de fabriek. In vier jaar tijd hebben we dat teruggebracht tot veertig.’ Biomassa
‘In de tweede helft van de jaren negentig werd er steeds meer gesproken over het broeikaseffect. Dit was nadelig voor kolen aangezien die tweemaal zoveel uitstoot aan CO2 hebben als gas. In die periode kwamen er steeds meer subsidieregelingen die schone opwekking van elektriciteit aanmoedigden, zoals uit biomassa. Hout is daar erg geschikt voor aangezien de CO2 die bij verbranding van hout vrijkomt in de jaren daarvoor door de boom aan de lucht is onttrokken. Netto is er dus geen toename. Aangezien wij een zeer schone vergassingsinstallatie hadden, zijn we ons gaan richten op de vuile stromen biomassa als kippenmest, rioolslip en sloophout. Dit werd de secundaire brandstof, terwijl kolen de primaire bleef. Onze gasreiniging bleek veel beter dan die bij conventionele reiniging. Wij waren bijvoorbeeld in staat om meer dan 99,5 procent van de zwavel uit de gassen te halen.
‘Ik werk nu als bij Essent als senior projectontwikkelaar. Als een chemische fabriek, denk aan de DSM’s en Shells, een warmtekrachtcentrale nodig heeft, maakt Essent een plan om de hele stroom- en stoomvoorziening over te nemen, te moderniseren, uit te bereiden et cetera. Als er een vraag ligt voor een hoeveelheid stoom, water en elektra dan ga ik naar het bedrijf om hun wens te specificeren en kwantificeren. Ik ben vooral betrokken in het traject van de klantvraag tot het conceptontwerp. Wanneer een project in uitvoering gaat, controleer ik of we inderdaad volgens de gemaakte afspraken bouwen. De Nederlandse overheid subsidieert al geruime tijd de bouw van warmte-kracht-centrales omdat het een flinke energiebesparing oplevert. België is bezig met een inhaalslag. Mede daarom werken we nu aan een groot project in de haven van Antwerpen. Hier bouwen we bij Ineos (foto) een centrale van 130 megawatt stroom en 250 ton stoom per uur. Die opdracht gaat om circa honderd miljoen euro. Je moet je voorstellen dat op een grote chemische site zoals in Delfzijl alle bedrijven bij elkaar bijna zeshonderd ton stoom per uur nodig hebben. Wat wij in Antwerpen bouwen is de helft daarvan. Een grote installatie dus. Ik ben altijd met verschillende projecten bezig, maar vorig jaar heeft ‘Antwerpen’ de helft van mijn tijd opgeslokt. Eén van de meer tot de verbeelding sprekende momenten in mijn werk is wanneer een gasturbine in een centrale voor het eerst wordt opgestart. Dat ding heeft een rotor van enkele tientallen tonnen. Die moet je optrekken tot ongeveer twaalfhonderd omwentelingen per minuut voor je de brandstof kan ontsteken. Door toevoeging van brandstof gaat deze naar drieduizend toeren. Als je op zo’n machine staat, voel je dat alles trilt en je moet je oren beschermen. Een straaljager heeft een vermogen van 16 megawatt. De gasturbines die wij plaatsen produceren tussen de 40 en 250. Je krijgt toch wel een rilling door je heen als zo’n ding begint te draaien.’
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
3 5
SAMENWERKING
De Postgraduate School van de Technische Universiteit Eindhoven en de Tias Business School van de Universiteit van Tilburg zien de toekomst met toegenomen vertrouwen tegemoet. Oorzaak van dit optimisme is de fusie van beide onderwijsinstituten die begin maart F OTO ’ S : B E N B E R G M A N S
Prof.dr.ir. Philippe Naert, directeur van Tias Business School ondertekent het contract.
plaatsvond. Het is de bedoeling om binnen vier jaar te groeien naar een gezamenlijke omzet van twintig miljoen euro, een stijging van het resultaat van maar liefst zestig procent.
Optimisme over samengaan postacademische instituten ‘Het is uniek voor Nederland dat we één postacademisch instituut op de kaart zetten waar beide universiteiten zich in terug kunnen vinden. Het is een natuurlijke pasvorm’, aldus prof.dr.ir. Philippe Naert, directeur van Tias Business School. De twee universiteiten zijn geen concurrenten van elkaar en het postacademisch onderwijs kan over het algemeen als complementair gezien worden. Aan de ene kant heeft de TU/e zich ten doel gesteld de zogenaamde ‘management gap’ te vullen bij technologische bedrijven. Aan de andere kant wil de Universiteit van Tilburg (UvT) graag de ‘innovation gap’ van niet-technisch-geschoolde managers aanpakken. ‘Door de fusie kunnen we nu elkaars doelgroepen aanspreken en dus meer bieden’, zegt Philippe Naert. Tias Business School verzorgt deeltijdopleidingen voor professionals op academisch niveau in diverse vakgebieden. De wisselwerking tussen praktische toepasbaarheid en conceptuele kennis staat centraal. Naast de masteropleidingen zijn er ook korte open opleidingen en ‘company specific’ programma’s op aanvraag van bedrijven. Sterke spelers
‘Jullie zijn veel beter dan jullie reputatie’, zei een enthousiaste, pas afgestudeerde Master of Marketing tegen de leiding van Tias Business School. Tias was het daar mee eens en heeft zich sindsdien veel moeite getroost om meer op te vallen in de markt. Er kwam een nieuwe strijdkreet die de waarde van ‘life long learning’ weerspiegelt: ‘never stop asking’ staat er nu opvallend op alle uitingen. Het jongste resultaat van de positioneringsactie is volgens Naert de fusie van de twee postacademische opleidingsinstituten.
3 6
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
Directeur van Tias Business School Eindhoven (voorheen TU/e Postgraduate School) ir. Gerrit Ekkelenkamp laat weten dat de beide instituten vanuit een sterke positie samen zijn gegaan. In de afgelopen jaren werd postacademisch onderwijs van TU/e winstgevend onder leiding van Ekkelenkamp. ‘Vorig jaar was ondanks de recessie voor ons een fantastisch jaar, wij haalden een recordomzet van 1,8 miljoen euro’, vertelt hij. ‘Wij groeien tegen de verdrukking in omdat we een paar echt unieke opleidingen hebben die nergens anders in Nederland zo bestaan. Dat zijn bijvoorbeeld de Master of Real Estate en de Master of Security in Information Technology.’ Internationale indruk
Tias Business School maakt internationaal indruk met haar opleidingen en is in Nederland een van de belangrijkste aanbieders van masterprogramma’s. Vorig jaar werd het executive MBA-programma eerste in de Benelux, vierde in Europa en veertiende van de wereld in de prestigieuze Financial Times ranking. Duizenden business schools willen aan de wereldwijde ranking meedoen, maar er wordt gekozen uit de beste 75. Dit succes komt volgens Naert door de strenge selectie van deelnemers – behalve voor het ‘Young Professional’ MBAprogramma is gemiddeld tien jaar ervaring in een vakgebied nodig om toegelaten te worden. ‘Onze deelnemers zeggen dat hun collega-deelnemers de beste managers van het land zijn en dat ze veel van elkaar leren.’ Ook roemt Naert zijn internationale docentencorps. ‘Het zijn allemaal topmensen met een uitgebreide internationale ervaring. Als voorbeeld noem ik hoogleraar Jean François Hennart van de UvT. Hij is een Fransman die in
de VS is gepromoveerd en daar tien jaar heeft gewoond en gewerkt. In onze deelnemersgroep is de hele internationale zakengemeenschap vertegenwoordigd, zonder dat één specifieke nationaliteit domineert. De lessen zijn uiteraard in het Engels.’ Door het samengaan ziet Tias nieuwe mogelijkheden om verder door te groeien. Tias staat nu met een uitgebreider programma meer herkenbaar in de markt. Bovendien kunnen er meer nieuwe opleidingen worden ontwikkeld. Kleinere spelers in deze markt houden het moeilijker vol, zo is gebleken. De concurrentie is niet meer puur nationaal, maar zonder meer internationaal. ‘Zakelijk is dit een logische stap. We kunnen samen meer nieuwe activiteiten ontwikkelen, meer mensen toelaten tot de opleidingen, terwijl we minder kosten maken’, legt Naert uit. Young professionals
Ontslagen zijn er niet te verwachten vanwege de fusie. In het aanlooptraject zijn vacatures voorlopig niet opgevuld omdat een aantal van de opleidingen (bijvoorbeeld marketing) in elkaar geschoven worden. Dat levert wel een besparing op. Ook het gezamenlijk gebruik van lesruimten in Eindhoven en Tilburg scheelt in de vaste kosten. Een van de nieuwe activiteiten die op de rol staan, is een voltijds MBA-opleiding van een jaar voor jonge managers, de zogenaamde ‘Young Professionals’. Een en ander moet in september 2006 zijn beslag krijgen. Vanaf het
najaar van 2005 zal de Universiteit van Rochester in de Verenigde Staten zijn dual degree weekend Executive MBA programma in Nederland aanbieden in samenwerking met Tias. Voorheen werkte Rochester samen met Nyenrode, deze samenwerking stopt in juni 2004. Een andere nieuwe opleiding wordt momenteel samen door de TU/e en de juridische faculteit van UvT ontwikkeld. Deze eerste, echte opleiding voor ‘Intellectual Property Management’ moet in 2005 van start gaan. ‘We zijn daarvoor met een voorstel van TU/e-hoogleraar Recht en Techniek dr.ir. Jan Smits bezig. We moeten nog bekijken welke doelgroepen hier precies in geïnteresseerd zijn. Het opzetten van deze opleiding is een goed voorbeeld van hoe we de natuurlijke banden tussen onze universiteiten kunnen benutten’, aldus ir. Hilde Baert, manager business development & marketing van Tias. Volgens Smits is het nieuwe Masters programma hard nodig. ‘Het gaat om een ongelofelijk maatschappelijk belang. Hoe kunnen we een kennissamenleving hebben als we diezelfde kennis niet fatsoenlijk beschermen? We wéten niet eens wat voor enorme bedragen we gratis weggeven’, aldus Smits. Tias wil verder graag aansluiten bij de innovatiedriehoek voor R&D: Eindhoven-Leuven-Aken. ‘We moeten meerijden op deze trein’, vindt Naert. ‘We gaan dan ook producten aanbieden op het gebied van innovatiemanagement. Er zijn al gesprekken gaande met de Universiteit van Leuven om hen daar expliciet bij te betrekken.’
Derde van links Gerrit Ekkelenkamp en derde van rechts Philippe Naert bij de ondertekening van het contract.
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
3 7
XOXNX DX EX RX ZXOXEXKX X
PROMOVENDI ONDERZOEKEN N I E U W E M P E G - S TA N D A A R D E N
Schaalbare audio en video codering Steeds meer elektronische apparaten maken gebruik van geluid en beeld. Om ervoor te zorgen dat door het woud van toepassingen de bomen nog enigszins zichtbaar blijven, zijn standaarden ontworpen voor het digitaal coderen en comprimeren van beeld en geluid. Een van de bekendste seriestandaarden is MPEG (Moving Picture Experts Group), waarop bijvoorbeeld video cd, mp3, dvd en digitale televisie zijn gebaseerd. De promovendi Francois Myburg en Stephan Mietens onderzochten respectievelijk audio- en videocodering voor nieuwe MPEG-standaarden. Geluidskwaliteit is moeilijk objectief te beoordelen. Naast natuurkunde en wiskunde spelen psychologische factoren een belangrijke rol. Juist daarom koos Francois Myburg voor een promotieonderzoek naar audiocodering. ‘Ik speel al heel lang cello, met veel plezier. Ik wilde graag met geluid verder: coderen, bewerken of opnames maken. Dit was voor mij het ideale onderwerp waarbij ik mijn hobby met mijn studie en werk kon combineren. En het is iets waarbij de mens centraal staat. In de wis-
3 8
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
deed onderzoek naar compressie van geluid.
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
Dr.ir. Francois Myburg
kunde heb je een maat, je kunt alles exact meten. Je kunt zeggen ‘dit is beter dan dat’. Bij audiocodering is dat anders omdat de mens centraal staat. Geluidskwaliteit blijft een lastige kwestie, dat valt niet zomaar te meten. Enig gevoel voor muziek of geluid heb je in dit veld toch wel nodig.’ Bij het afspelen van een cd wordt de digitale informatie van het schijfje uitgelezen met een bitrate (snelheid van de gegevensstroom) van ongeveer 1400 kilobits per seconde (kb/s). Ter vergelijking: een analoge telefoonmodem heeft een bitrate van 56 kb/s, ADSL varieert meestal tussen 256 kb/s en 1024 kb/s. Om geluid over internet of een telefoonnetwerk te versturen, is digitale compressie nodig. Door slim gebruik te maken van de manier waarop mensen geluid waarnemen in zogenoemde perceptiemodellen, blijft de geluidskwaliteit redelijk tot goed ondanks een compressie van wel een factor tien. Een van de bekendste compressiemethoden is mp3, wat staat voor ‘MPEG-1 Audio Layer 3’. Mp3 is een vorm van waveform coding, die tracht de oorspronkelijke golfvorm te behouden. Bij lage bitrates, beneden circa 40 kb/s, geeft waveform coding een slechte geluidskwaliteit. Voor dergelijke toepassingen is een ander type codering beter geschikt: parametrische audiocodering. Deze methode gebruikt naast een perceptiemodel ook een signaalmodel, gevat in een set parameters, vandaar de naam. Myburg ontwikkelde een schaalbare parametrische audiocodering voor lage bitrates. Zijn codering is geschikt voor toepassing in een multimedia standaard voor internet en mobiele
ponent en een ruiscomponent veroorzaakt door de luchtstroom. Weglaten van de ruis leidt tot een onnatuurlijke klank. Voor spraak geldt hetzelfde. In een schaalbare codering moet elke bitrate-laag alle drie de parameters bevatten om tot een zo natuurlijk mogelijk geluid te komen. Dat lukt niet zomaar met een knip-en-plak methode, aldus Myburg. ‘Daarvoor moet je de processing een beetje aanpassen. Ongeveer negentig procent van de bitrate bestaat uit sinussen, dat is de muziek. Om een schaalbare coder te maken die een bitstroom genereert die in een aantal lagen is op te delen, ligt het het meest voor de hand om de sinussen over de lagen te spreiden. Maar dan heb je nog met de ruis te maken, want het is heel belangrijk dat de ruiscomponent gematcht is op de sinuscomponent. Dus voor elke laag met een zekere hoeveelheid sinussen moet je een bijpassende ruiscomponent maken, om zo voor elke laag, en dus iedere bitrate, de hoogst mogelijke geluidskwaliteit te realiseren. In plaats van een aparte ruiscomponent over te sturen voor iedere laag, wordt één ruiscomponent overgezonden die is gematcht op de sinussen in de basislaag. Aan de ontvangstzijde past de decoder de ruiscomponent aan als hij één of meer verfijningslagen binnen krijgt, zodat er altijd een goede match is tussen sinussen en ruis. Dat is een van de belangrijke uitvindingen van mijn proefontwerp.’
toepassingen, zoals MPEG-4. Een encoder zet het geluid om in een digitale gegevensstroom (bitstroom), aan de andere kant van het netwerk zet een decoder de bitstroom weer om in geluid. ‘Mijn proefontwerp is een audiocodering met een schaalbare bitstroom. De encoder maakt een bitstroom die uit een aantal lagen bestaat: één basislaag, die zorgt voor een minimaal acceptabel kwaliteitsniveau, en één of meer verfijningslagen die de geluidskwaliteit verhogen. Haal je een laag weg, dan gaat de bitrate omlaag. Dat is te gebruiken als de kanaalcapaciteit even vermindert zoals op internet, waar niet altijd een constante verbindingssnelheid is tussen webserver en consument. Een schaalbare bitstroom kan die variaties opvangen.’ Drie parameters
De parameters van Myburgs codering zijn sinussen, transiënten en ruis. Het geluid dat de encoder binnenkomt, wordt eerst geanalyseerd op transiënten. Dit zijn plotselinge gebeurtenissen, een puls, een trommelslag, een abrupte volumeverandering. Een volgende module detecteert de sinussen, de tonale component van de muziek. Wat overblijft, wordt met ruis beschreven. Ruis roept meestal een negatieve associatie op, maar is essentieel voor een natuurgetrouwe weergave van muziek en geluid. Het geluid van een blaasinstrument of een orgelpijp bestaat uit een tonale com-
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
3 9
XOXNX DX EX RX ZXOXEXKX X
Dr.ir. Stephan Mietens ontwierp een MPEG videocodering met een schaalbare complexiteit.
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
Schaalbaarheid is ook het sleutelwoord in het proefschrift van Stephan Mietens. Hij ontwierp een MPEG videocodering met een schaalbare complexiteit. Uiteindelijk moet dit leiden tot één videocodering die op elk willekeurig apparaat kan functioneren: van mobiele telefoons en PDA’s tot tvtoestellen en computers. Een encoder die zich automatisch aanpast aan de systeembronnen die hij vindt, zoals rekenkracht, werkgeheugen en energie. Een dergelijke schaalbare MPEG encoder is er nog niet, zegt Mietens. ‘Voor zover ik kon nagaan in de literatuur heeft niemand dat al gedaan. Onderzoekers hebben wel aparte blokken van de MPEG codering schaalbaar gemaakt, maar geen compleet schaalbaar MPEG coderingssysteem. Ik heb voor alle blokken op zich bekeken of ze schaalbaar zijn te maken en bepaald hoe ze de rest van het coderingssysteem beïnvloeden.’
beschrijven. De minder belangrijke coëfficiënten worden weggelaten, waardoor de gegevensstroom wordt gecomprimeerd. DCT bekijkt de redundantie binnen één beeld van de videostroom (spatiale redundantie). Voor de redundantie van beeld naar beeld (temporale redundantie) gebruikt MPEG bewegingsschatting, legt Mietens uit. ‘De encoder kijkt of een blok in meerdere opeenvolgende beelden voorkomt en beschrijft dat met een bewegingsvector: voor deze blokken wordt de inhoud van het oude beeld op die plaats overgenomen’. Zo kan een beeld worden opgebouwd dat bijna gelijk is aan het voorgaande, en het verschil tussen dit beeld en het origineel is nog te corrigeren.’ Tv-toestel
DCT
Schaalbare MPEG codering kent twee scenario’s: een variabel aantal toepassingen draait op een systeem met continue systeembronnen of één specifieke toepassing moet kunnen draaien op verschillende systemen met verschillende systeembronnen. De promovendus geeft van beide een voorbeeld. ‘Het eerste gebeurt bij een ingewikkeld tv-toestel, dat net als een PC verschillende programma’s en toepassingen kan laten lopen, zoals picture-in-picture, of sharpness enhancement, maar ook videoconferentie. Zo kun je naar een film kijken en tegelijk in een klein deel van het scherm een voetbalwedstrijd van een ander kanaal projecteren met picture-in-picture. Stel dat je ook nog een videotelefoon hebt en er belt iemand, dan kan nog een derde venster op de tv komen waarop je ziet wie er belt. Die verschillende toepassingen krijgen nu, met niet-schaalbare software,
MPEG codering is een standaard die op een gedefinieerde manier video codeert in een digitale gegevensstroom. De codering haalt overtollige informatie (redundantie) uit de beelden. Als bijvoorbeeld de kleuren of de structuur binnen één beeld of in meerdere opeenvolgende beelden hetzelfde zijn, wordt dat bij compressie weglaten. Een belangrijk onderdeel van MPEG codering is de discrete cosinus transformatie (DCT). Het beeld wordt opgedeeld in blokjes van 8x8 pixels (beeldpunten) en elk blok wordt apart getransformeerd naar DCT-coëfficiënten, die iets zeggen over opbouw en structuur van het beeld in dat blok. Elke blok krijgt 64 DCT-coëfficiënten, maar sommige DCT-coëfficiënten beschrijven beeldinformatie die vaker in de blokken optreedt dan andere. Dus niet alle 64 coëfficiënten zijn nodig om één blok te
4 0
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
een vaste hoeveelheid rekenkracht en geheugen toegewezen. In het gegeven voorbeeld zestig procent voor de film, tien procent voor picture-in-picture en de rest voor eventuele andere features. De features maken nooit optimaal gebruik van de systeembronnen. Met schaalbare software passen de programma’s zich aan elkaar aan voor het gebruik van systeembronnen. Bij het draaien van één toepassing (de film) gebruikt die alle bronnen. Komt er een tweede toepassing bij (picture-in-picture), dan maakt de software rekenkracht of geheugen vrij voor picture-in-picture, waarbij de kwaliteit van de film wat mag afnemen. Het is belangrijk dat alles realtime wordt verwerkt, anders gaat de film haperen bij het starten van picture-inpicture. Met schaalbare codering maken alle toepassingen optimaal gebruik van de systeembronnen om de hoogst mogelijke beeldkwaliteit te behalen.’ Nieuwe archite ctuur
Een voorbeeld van het tweede scenario, één toepassing die op verschillende systemen moet draaien, is video voor mobiele elektronica. Mobiele telefoons en PDA’s hebben allemaal verschillende rekenkracht en geheugen. Nu wordt voor elk toestel (van telefoon tot high end tv-toestel) een aparte encoder geprogrammeerd, vertelt Mietens. ‘Dat ontwikkelingswerk is heel duur. Het doel is om één keer een schaalbare MPEG encoder te programmeren die op verschillende toestellen kan werken. Een encoder die zich automatisch aanpast aan de systeembronnen die hij vindt.’ In de huidige generatie elektronische apparatuur vergen de verschillende toepassingen op één apparaat aparte hardware en elk apparaat eigen specifieke software. In de toekomst zal de opbouw en het gebruik van elektronische apparatuur veel flexibeler worden, voorspelt Mietens. ‘Het idee is dat je een volledig nieuwe architectuur ontwerpt, hardware waarop aanpasbare software draait.’ Een tv-toestel opwaarderen met nieuwe functies wordt in dit concept slechts een kwestie van nieuwe software downloaden en eventueel wat extra werkgeheugen bijplaatsen.
Intermediair, 27 mei 2004
EN WAT IS NU DE BESTE MBA VOOR JOU? Nederland kent een aantal top-MBA's. Hoe kies je nu de beste
sterkst dat de opleiding een positieve invloed heeft op hun
MBA voor jou? Dat hangt ervan af wat je in een MBA zoekt. De
loopbaan. Bovendien zijn ze het meest enthousiast over de
Intermediair MBA-ranking laat zien dat Tias Business School de
docenten, medestudenten en faciliteiten. De keus is dus aan jou.
meest tevreden studenten heeft. Onze MBA kent de hoogste
Wil je weten of de opleidingen van Tias Business School
arbeidsmarktrelevantie. Tias-alumni zijn er het meest van
aansluiten bij jouw ambities en behoeften? Kijk dan op
overtuigd dat ze nu voor meer functies in
www.tias.edu
aanmerking komen. Ze ondervinden het
programma-aanbod.
0800-tiasinfo,
[email protected], www.tias.edu, open avond 22 juni
voor
ons
uitgebreide
XAXLXUXMX N X IX X X X X
Ir. Jos Niesten en ir. Barbara van der Ploeg blazen de alumnivereniging nieuw leven in.
De Vereniging voor Bedrijfskundige Ingenieurs (VBI) wil binnen twee jaar twintig procent van haar 1500 leden ‘actief’ maken. Het VBI is met een staat van dienst van F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
26 jaar één van de oudste alumniverenigingen van de TU/e. Hoog tijd voor revitalisering, vindt het huidige bestuur.
Bedrijfskundigen willen
revitalisatie van alumnivereniging ‘We waren ingeslapen’, vertelt het nieuwe bestuurslid ir. Barbara van der Ploeg, director business processes bij DAF Trucks. ‘Persoonlijk was ik vanaf mijn afstuderen lid van de vereniging, maar vond het nooit de moeite waard mijn lidmaatschap op te zeggen. Het was een club waar je weinig aan had. Ik ben gegrepen door het idee van revi-
4 2
M
A
T
R
I
X
/
2
talisatie. Dat zie ik als een persoonlijke uitdaging. Ik heb me wel afgevraagd of ik iets kon met het VBI. Want zo’n bestuursfunctie betekent een behoorlijke tijdsinvestering. Je moet er voor jezelf ook iets uithalen als je naast een drukke baan op deze manier actief wil zijn. De balans is voor mij heel positief uitgevallen, vooral vanwege de persoonlijke contacten.’
/
2
0
0
4
‘De individualisering is een beetje voorbij in Nederland’, stelt het tweede nieuwe bestuurslid en huidige voorzitter ir. Jos Niesten, in het dagelijkse leven zelfstandig organisatie-adviseur. ‘Dat is de tijdgeest. We worden allemaal beïnvloed door de economische omstandigheden. In hun onzekerheid over hun eigen baan en de toekomst willen mensen graag op een
netwerk kunnen terugvallen. Ook bedrijfskundigen zoeken ankerpunten buiten het eigen bedrijf. Daarin kan de VBI veel betekenen.’ Barbara van der Ploeg laat weten dat ze op managementgebied al veel heeft gehad aan de discussies met mede-alumni, vooral als het gaat om verandermanagement. ‘Daarin heb ik al veel bruikbare tips kunnen oppikken. Goede ideeën die waardevol zijn in mijn dagelijks werk.’ Jos Niesten: ‘Als bestuur organiseren wij de activiteiten. Zoals de doorbraakavond die we vorig jaar in september gehouden hebben. Maar we willen de leden uitdagen uiteindelijk zelf initiatieven te ontplooien. Wij bieden ondersteuning.’ Als voorbereiding op deze doorbraakavond heeft het vijfkoppige bestuur van VBI honderd mensen die het meest gezien werden op de lezingen en andere activiteiten, telefonisch benaderd. Van der Ploeg: ‘We hebben de leden gevraagd aan welke activiteiten of diensten ze behoefte aan hadden.’ Deze doorbraakavond leverde drie thema’s op waar drie groepjes mee aan de slag gingen. Er was grote belangstelling voor het uitwisselen van kennis en expertise over ‘verandermanagement’. Een groep van
soort ‘VBI explorer’ met een grote online almanak van gegevens van personen. Hier kan de groep Nederland BV haar idee kwijt over een ‘innovatieplatform winkel’ waar belangwekkende cases en mooie businessplannen geëtaleerd kunnen worden. Daarnaast heeft VBI de laatste tijd een aantal succesvolle workshops georganiseerd. De workshop van Frits Philips jr. over ‘Succesvol Onderhandelen’ trok twee keer vijfentwintig mensen en was dus twee keer helemaal vol. Niesten: ‘De bedrijfskundige gemeenschap in Nederland is in beweging. Wij kunnen als alumni veel bijdragen aan de samenleving als we onze krachten bundelen. In de toekomst moeten we iets anders bieden dan wetenschap als monodiscipline. Vanuit de gedachte van het verbinden van uitvoering en strategie, wetenschap en praktijk. Wij moeten bruggen slaan als we willen dat Nederland internationaal blijft meetellen. Op dit moment loopt er een initiatief waaraan wij deelnemen om de bedrijfskundige alumniverenigingen bij elkaar te brengen in een federatie. Bij elkaar toch zo’n 15.000 leden. Ook Nyenrode neemt daaraan deel.’
twaalf personen ging aan de slag om cases te behandelen en uit te diepen.
Studentenleden Nederland BV
Verder streven de alumni naar een levendige samenwerking met de opleiding Technische Bedrijfskunde. ‘De opleiding is erg veranderd sinds wij in de collegebanken zaten’, aldus Van der Ploeg. ‘VBI wil zich profileren naar potentiële nieuwe leden. We willen weten wat er binnen de studie speelt. Ook willen we praktische zaken aanpakken. We kunnen stageplaatsen organiseren, onderzoeksmogelijkheden bij bedrijven signaleren en gastcolleges verzorgen. Maar we willen ook de ideeën van jongeren horen. Daar ligt een kans voor ons.’ Het VBI heeft om te beginnen drie studenten voor elk zes uur in dienst genomen op haar secretariaat. Naast het administratieve werk willen deze drie zich ook sterk maken voor VBI door zelf activiteiten te bedenken. Studentenlid en vijfdejaars Technische Bedrijfskundestudent Aris de Bruin: ‘Dit is een hele waardevolle baan naast mijn studie. Het organiseren van zo’n doorbraakavond is alles behalve theoretisch. Daardoor krijg ik weer een hele andere kijk op het vak.’
Een tweede groep van twaalf personen voelde zich aangesproken door het feit dat de Nederlandse industrie en onderzoek vertrekt naar het buitenland. ‘We vinden dat daar te weinig aan wordt gedaan’, aldus Niesten. ‘Kijk, één baan in de industriële sector levert drie banen in andere sectoren op. Onze mindset is in het verleden te veel gericht geweest op diensten, waardoor we nu te weinig bètamensen hebben. Wij wilden onder de noemer ‘Nederland BV’ nadenken over wat wij kunnen inbrengen om deze ontwikkeling in positieve richting te beïnvloeden.’ De groep wil voortbouwen op de goede voorbeelden die er zijn, innovaties stimuleren en een focus creëren voor een nieuwe beweging. Ontmoetingsplek
Een kleine derde groep legt zich toe op de internetsite van de alumnivereniging. Die moet een ontmoetingsplek worden waar contacten tussen bedrijfskundigen vergemakkelijkt kunnen worden. Een
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
4 3
service nieuws INGENIEURS AAN HET WOORD
ALUMNUS TU/e HOOGLERAAR IBMG
Ir. Wim HermandeGroot, emeritus TU/e-hoogleraar heeft een boek geschreven ‘Ingenieurs
Dr.ir. Jan Vissers, alumnus van de TU/e, is
aan het woord’, met als co-auteur ir. Mark
benoemd tot hoogleraar bij het instituut voor
Glimmerveen. Het is interessant voor iedereen
Beleid en Management Gezondheidszorg van
die op enigerlei wijze betrokken is of kan worden
het Erasmus Medisch Centrum. De leerstoel
bij onderwijs in bèta-techniek opleidingen. Het
waarvoor Vissers benoemd is, heet Health
boek is te bestellen door overmaking van € 15,-
Operations Management. Naast deze functie is
- (incl. BTW en verzendkosten) op girorekening
Vissers senior-adviseur bij Prismant, Instituut
9644124 t.n.v. Herman de Groot-Academic-
voor advies, onderzoek en informatie voor de
Publisher, van Calcarlaan 7, 2244 GL Wassenaar,
Nederlandse Gezondheidszorg. Vissers stu-
e-mail:
[email protected]. Vergeet
deerde Technische Bedrijfskunde aan de TU/e
niet het adres, postcode en woonplaats bij uw
en promoveerde aan de TU/e in 1994 op zijn
betaling te vermelden.
proefschrift ‘Patient flow based allocation hospital resources’. model van gemaakt. Aan de hand van een driedi-
TV-PROGRAMMA KLOKHUIS OP TU/e
mensionale scan moesten achttien Bouwkundestudenten de bouwtechnische criteria achterhalen
EUROPEAN FOUNDERS AWARD VOOR TU/e INFORMATICI
Jeugdprogramma Het Klokhuis was onlangs op de
en kon de BLOB gebouwd worden. In de W-hal
TU/e om een programma te maken over de BLOB.
staat het ontwerp nu op ware grootte. Het pavil-
Ir. Ria van Ouwerkerk en dr.ir. Tom Verhoeff,
Ir. Arno Pronk, docent Bouwtechnisch Ontwerpen
joen kan verticaal en horizontaal geplaatst wor-
beiden werkzaam bij Technische Informatica,
aan de faculteit Bouwkunde, mocht uitleggen wat
den. Op 10 september wordt het BLOB-paviljoen
kregen in april tijdens de openingsceremonie
de BLOB is. Het paviljoen, ontworpen door kun-
geopend. Het paviljoen wordt voor een periode van
van de 28th Inter-Collegiate Programming
stenaar Jurgen Bey, bestaat onder andere uit een
vijf jaar geplaatst op de campus van de TU/e. Drie
Contest in Praag de European Founders Award.
viertal ‘ballonnen’, een caravan, een spreekbuis,
keer per jaar wordt de BLOB op een andere plek
Samen met nog tien andere vertegenwoor-
een balkon en een projectiescherm. Het Klokhuis
gezet. Het Klokhuisprogramma over de BLOB zal
digers in Europa werden zij geëerd door de
filmde voor het BLOB-item onder meer nog bij het
waarschijnlijk pas eind dit jaar op televisie te zien
organisatie van de wereldkampioenschappen
TNO-gebouw en in een nieuwbouwwijk. Nadat het
zijn. Meer informatie over de BLOB is te zien op
programmeren voor studenten vanwege hun
ontwerp van Bey uitgekozen was, werd er een klein
www.blob.tue.nl.
inzet bij het opbouwen en tot bloei brengen van de wedstrijd in dit continent. Bij de toekenning van de Award aan Van Ouwerkerk en
Recent is het
Verhoeff heeft het feit dat zij in 1999 de we-
jaarverslag
reldkampioenschappen naar de TU/e haalden,
2003 van de
een belangrijke rol gespeeld.
TU/e verschenen. Belangstellenden kunnen het jaarverslag bestellen bij het Communicatie Service Centrum, tel. (040) 247 2278.
KONINKLIJKE ONDERSCHEIDING VOOR OUD-HOOGLERAAR TU/ e Prof.drs. Adri Buur is op donderdag 1 april geridderd in de Orde van Oranje-Nassau. Hij was van 1991 tot 2000 bijzonder hoogleraar in de bouweconomie aan de faculteit Bouwkunde van de TU/e. Buur is al sinds 1977 directeur van het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid in Amsterdam.
ELEKTRONISCHE NIEUWSBRIEF VOOR SCHOLIEREN Eind mei heeft het Communicatie Service Centrum van de TU/e voor de eerste keer een elektronische nieuwsbrief gestuurd naar
4 6
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
agenda 30 juni, TU/e-faculteit Technologie
nl en het artikel in deze Matrix op pagina
Management: The Multi-Echelon Inventory
16-18.
Conference 2004. Voor meer informatie: www.tue.nl/agenda.
6 september, 16.00 uur, TU/e-auditorium, Opening academisch jaar TU/e.
1-2 juli, TU/e-faculteit Technologie Management: MSOM conference. Jaarlijks
10 september – 3oktober: Hal
bijeenkomst van the Informs Society on
van Kennispoort en Hal hoofdgebouw
Manufacturing and Service Operations
TU/e, World Press Photo tentoonstelling.
Management.
Openingstijden: werkdagen: 9.00 - 18.00
Voor meer informatie: www.tue.nl/agenda.
uur, weekend: 12.00 –17.00 uur.
4-7 juli, RAI-Amsterdam, 13th
17 september, 16.00 uur, TU/e-
International Brick/Block Masonry
auditorium: Intreerede prof dr.ir. N.B.
Conference, georganiseerd door de faculteit
Roozen van de faculteit Werktuigbouw-
Bouwkunde van de TU/e.
kunde.
Voor meer informatie: www.tue.nl/agenda.
Voor meer informatie: ww.tue.nl/agenda.
leving’, Lezing door drs. Rob Creemers,
De tekst van de intreerede is op te vragen
trendwatcher. SG-activiteit.
1-3 september, TU/e-auditorium, Second European Symposium on Ambient
Foto boven: De winnende World Press Photo 2004, gemaakt door Jean-Marc Bouju, France, AP.
bij het Communicatie Service Centrum, tel.
24 september, 16.00 uur, TU/e-
(040) 247 2278.
auditorium: Intreerede prof.dr.ir. E.R.
De tekst van de intreerede is op te vragen
Design.
22 september, 11.45-13.00 uur,
Fledderus van de faculteit Elektrotechniek.
bij het Communicatie Service Centrum,
Zie voor meer informatie: www.icec.id.tue.
TU/e-auditorium: ‘De genetwerkte samen-
Voor meer informatie: www.tue.nl/agenda.
tel. (040) 247 2278.
Intelligence van de faculteit Industrial
scholieren van 4, 5 en 6 VWO. Populaire wetenschapsnieuwtjes en informatie over voorlich-
Rotterdams havengebied Vierhaven een steden-
ALUMNUS BOUWKUNDE WINT INTERNATIONALE ARCHIPRIX
bouwkundige strategie bestaande uit vier concep-
tingsevenementen van de TU/e zijn ingrediënten
tuele projecten. Met deze internationale Archiprix,
van deze elektronische nieuwsbrief. De nieuws-
Ir. Harm Timmermans, die in September 2001
bestaande uit een bokaal en 2500 euro, behoort
brief gaat zes keer per jaar verschijnen.
afstudeerde aan de TU/e won de de internatio-
het afstudeerplan van Timmermans tot de beste
Ook niet-scholieren die interesse hebben in deze
nale Archiprix met zijn afstudeerplan ‘Dealing
afstudeerplannen ter wereld op het gebied van
nieuwsbrief kunnen deze ontvangen. U kunt dan
with Vierhaven’. Hij ontwikkelde voor het
architectonisch ontwerpen.
contact opnemen met mw. L. van Hout, coördinator van dit project, e-mail:
[email protected] Graag daarbij uw naam, functie en e-mailadres vermelden.
Tuna Ciudad de Luz neemt cd op Tuna Ciudad de Luz, een vereniging
MIEPIE ON TOUR
van studenten die Spaanse volksliederen ten gehore brengt, heeft onlangs een nieuwe cd opgenomen.
als voorlichtingsmateriaal voor de faculteit
In het kader van haar veertigjarig be-
Biomedische Technologie dienst doet, is
staan besloot de vereniging de cd te
tot 10 oktober onderdeel van de Expositie
produceren. De cd is opgenomen in
‘Kijk!Operatie’ in het Industrion, museum
de Gerarduskerk in Eindhoven, omdat
voor industrie en samenleving in Kerkrade. De
die kerk een goede akoestiek heeft.
tentoonstelling, die gehouden wordt ter gele-
In september, bij een Tuna-festival
genheid van het honderdjarig bestaan van het
ter ere van het veertigjarig bestaan,
Atrium Medisch Centrum, neemt de bezoeker
zal de cd gepresenteerd worden. De
mee achter de schermen van een ziekenhuis.
cd heeft een een Zuid-Amerikaanse
Tijdens de expositie komen thema’s als diag-
sfeer gekregen door de toevoeging
nostiek, behandeling en verpleging aan bod en
van een zevenkoppige percussie-
maakt de bezoeker kennis met bijvoorbeeld de
groep, waardoor een exotisch tintje
defibrillator en pacemaker. Voor meer informa-
is ontstaan.
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
Miepie, de etalagepop met sensoren die
tie: www.industrion.nl.
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
4
4 7
Jack van Wijk
Ik heb het vertrouwen in techniek altijd gehouden.
Technische Universiteit Eindhoven Den Dolech 2 Postbus 513 5600 MB Eindhoven Telefoon (040) 247 91 11 e-mail:
[email protected] Internet: http://www.tue.nl