Instellingsplan 2009-2012 Technische Universiteit Eindhoven
Woord vooraf De Technische Universiteit Eindhoven hanteert een planmatige besturingscyclus. Elke twee tot drie jaar schetst zij in een instellingsplan haar kernambities en meer uitgewerkte beleidsdoelen voor een periode van vier jaar. Met langere tussenpozen wordt een strategische langetermijnvisie gepubliceerd, die richting geeft aan de opvolgende instellingsplannen. In het voorjaar van 2009 is een gefaseerd ontwikkelingsproces gestart dat in april 2010 moet uitmonden in de vaststelling en publicatie van een nieuwe strategische visie van de TU/e voor de langere termijn ('Strategie TU/e 2020'). In- en externe stakeholders worden actief betrokken bij de ontwikkeling van deze strategische visie. Uitwerking van in instellingsplannen neergelegde ambities in bestuurlijke actiepunten voor een bepaald jaar gebeurt jaarlijks in een bestuurlijke agenda, vergezeld van een begroting voor het desbetreffende jaar. Elk kwartaal rapporteert het College van Bestuur over de resultaten bij de verwezenlijking van de bestuurlijke agenda en over de financiële stand van zaken aan de Raad van Toezicht. Tot slot wordt jaarlijks publiekelijk verantwoording afgelegd in een formeel jaarverslag en een informeel jaarbeeld. Terugblikkend op het in juni 2006 gepubliceerde ‘Instellingsplan 2006-2009’ mag worden geconcludeerd, dat de daarin geschetste kernambities en beleidsdoelen inmiddels in belangrijke mate zijn gerealiseerd. Ter voorbereiding op een nieuw instellingsplan heeft de universiteit in 2008, rekening houdend met relevante in- en externe ontwikkelingen, nieuwe beleidslijnen geformuleerd en vastgelegd in respectievelijk een ‘Onderwijsvisie’, een ‘Onderzoeksvisie’, een plan voor het personeelsbeleid ten aanzien van de wetenschappelijke staf, een communicatiestrategie, een beleidsplan ‘Eindhoven Studentenstad’ en een structuurvisie op de ontwikkeling van de universiteitscampus. Veel van de ideeën en voornemens uit deze documenten hebben hun neerslag gekregen in het nu voorliggende ‘Instellingsplan 2009-2012’.
De TU/e legt zich er ook in de periode 2009-2012 op toe een internationaal voorstaande, in ‘engineering science & technology’ gespecialiseerde universiteit te zijn, die met kwalitatief hoogwaardig onderwijs en onderzoek bijdraagt aan: • de vooruitgang van de technische wetenschappen; • de ontwikkeling van technologische innovaties; en daarmee aan • de groei van welvaart en welzijn in zowel de eigen regio als daarbuiten. Zij wil er nadrukkelijk aan bijdragen dat het unieke hightech ecosysteem in de Brainport Eindhoven-regio versterkt uit de huidige economische crisis te voorschijn komt. Daartoe wordt in nauwe samenwerking met overheidsinstanties en technologiegedreven ondernemingen en instellingen gewerkt aan: • het behoud van bij bedrijven werkzame kenniswerkers via tijdelijke detachering bij de universiteit; • de inzet van jonge onderzoekers bij de uitvoering van detacheringsprojecten binnen de universiteit; • versnelde uitvoering van hightech innovatieprojecten. Dit ‘Instellingsplan 2009-2012’ is uitvoerig besproken in het Bestuurlijk Overleg van het College van Bestuur met de decanen van de faculteiten. Het heeft de instemming van de Universiteitsraad, is vastgesteld door het College van Bestuur en tot slot goedgekeurd door de Raad van Toezicht. Het College van Bestuur, A.H. Lundqvist, voorzitter Prof.dr.ir. C.J. van Duijn, rector magnificus Mr. J.P. van Ham, lid Ir. H.P.J.M. Roumen, secretaris van de universiteit Eindhoven, september 2009
Instellingsplan 2009 - 2012
2
3
Inhoudsopgave 1 2
Missie en profiel Kernambities
7 9
3
Onderwijs
13
3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6
Kernambitie Beleid Algemeen Bacheloropleidingen Graduate school en graduate programs Masteropleidingen Ontwerpersopleidingen Deeltijdonderwijs en continuing education
13 13 13 15 16 16 18 19
4
Onderzoek
21
4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.2.6 4.2.7 4.2.8
Kernambitie Beleid Dialoog over onderzoeksbeleid Profileringsgebieden Programmastimulering Topinstituten DPI en ESI Excellentiebevordering en kwaliteitszorg Opleiding van onderzoekers Infrastructuur en faciliteiten
21 21 21 21 22 22 25 25 25 27
5
Kennisvalorisatie
29
5.1 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.2.5 5.2.6
Kernambitie Beleid Verankering als derde kerntaak TU/e Innovation Lab Bevordering ondernemerschap Project Office Open onderzoeks- en innovatie-faciliteiten Behoud kenniswerkers en versnelling innovatieprojecten
29 29 29 29 30 31 32 33
6
Studenten- en alumnivoorzieningen
35
6.1 6.2 6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.2.4 6.2.5 6.2.6 6.2.7 6.2.8 6.2.9 6.2.10
Kernambitie Beleid Eindhoven Studentenstad Huisvesting Studentensport Centrale studentenvoorzieningen Studentenkaart Onderzoeks-/ontwerpassistentschappen Studenten met beperkingen Beurzen en leningen Buitenlandse masterstudenten Alumni
35 35 35 35 36 36 36 36 36 36 37 37
7
Universitaire samenwerking in Nederland
39
7.1 7.2 7.2.1 7.2.2 7.2.3 7.2.4 7.2.5
Kernambitie Beleid 3TU.Federatie Sectorplannen Samenwerking met 'Maastricht' Samenwerking met 'Tilburg' Samenwerking met 'Fontys'
39 39 39 40 41 41 41
8
Internationale universitaire samenwerking en internationalisering
43
8.1 8.2 8.2.1 8.2.2 8.2.3 8.2.4
Kernambitie Beleid International university Samenwerking binnen Europa Samenwerking buiten Europa Internationale studentenmobiliteit
43 43 43 44 46 47
9
Bedrijfsvoering
49
9.1 9.2 9.2.1 9.2.2 9.2.3 9.2.4 9.2.5 9.2.6 9.2.7
Kernambitie Beleid Personeel en organisatie Financiën Huisvesting Bestuurlijke informatie ICT Communicatie en marketing Interne dienstverlening
49 49 49 49 50 51 51 51 52
Instellingsplan 2009 - 2012
4
5
1 Missie en profiel Missie De Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) wil een onderzoeksgedreven en ontwerpgerichte technologie-universiteit van internationale allure zijn, die zich vooral tot doel stelt jonge mensen een academische opleiding te geven binnen het domein 'engineering science & technology'. Op onderwijsgebied ziet de TU/e het als haar taak ingenieurs (op het niveau Master of Science) op te leiden, die beschikken over een stevige wetenschappelijke basis en diepgang én over de nodige competenties om zich succesvol in uiteenlopende maatschappelijke sectoren en functies te kunnen ontplooien. Daarnaast leidt zij ontwerpers op (op het niveau Professional Doctorate in Engineering) en onderzoekers (op het niveau Doctor of Philosophy), evenals eerstegraadsleraren in de exacte vakken (op het niveau Master of Science). De bacheloropleidingen (BSc) zijn bedoeld als basis voor een opleiding op masterniveau. Op onderzoeksgebied richt de TU/e zich binnen het domein van de 'engineering science & technology' bij voorkeur op die deelterreinen waarop zij in de internationale wetenschappelijke wereld een rol van betekenis speelt of kan gaan spelen en waarop zij betekenisvolle impulsen kan geven aan vooral de kennisintensieve industrie en andere maatschappelijke sectoren met een hoge of zich snel ontwikkelende technologieintensiteit.
De TU/e biedt haar studenten en medewerkers een internationaal en academisch, dat wil zeggen intellectueel prikkelend, studie- en werkklimaat dat inspireert tot een brede persoonlijke ontwikkeling, tot maatschappelijk en cultureel engagement en tot een ondernemende houding. De TU/e vormt samen met de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Twente de 'Federatie 3 Technische Universiteiten', kortweg aangeduid als '3TU.Federatie'. De onderlinge afstemming en samenwerking beogen de concurrentiepositie en reputatie van de Nederlandse TU's in de wereld te versterken. Binnen de federatie heeft elke TU haar eigen identiteit en profiel, zo ook de TU/e.
Profiel Op basis van de hiervoor geschetste missie profileert de TU/e zich als een internationaal vooraanstaande, in ‘engineering science & technology’ gespecialiseerde universiteit, die met kwalitatief hoogwaardig onderwijs en onderzoek bijdraagt aan de vooruitgang van de technische wetenschappen, aan de ontwikkeling van technologische innovaties en daarmee aan de groei van welvaart en welzijn. Als zodanig is zij dé motor van de regionale kenniseconomie. Kortom, de TU/e profileert zich als de universiteit waar innovatie begint: Where innovation starts.
Op het gebied van de kennisvalorisatie zet de TU/e zich er nadrukkelijk voor in dat haar onderzoeksresultaten worden vertaald in succesvolle innovaties en als basis dienen voor het tot stand brengen van nieuwe ondernemingen. Zij stimuleert dat studenten en medewerkers kiezen voor het ondernemerschap. De kwaliteit van het onderwijs en onderzoek moet voldoen aan hoge internationale standaarden.
Instellingsplan 2009 - 2012
6
7
2 Kernambities
De TU/e stelt zich in de periode 2009-2012 tot doel te blijven behoren tot de vijf beste technologie-universiteiten van Europa en in de wereld als zodanig erkend te worden. Om dit te kunnen realiseren is een gestage en duurzame groei van de universiteit vereist, zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht. Met het oog hierop wil de TU/e eind 2012 op de primaire taakvelden onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie de volgende kernambities gerealiseerd hebben.
Onderwijs Een sterke en onderscheidende positie op de nationale en internationale onderwijsmarkt voor opleidingen binnen het domein ‘engineering science & technology’, onder meer tot uitdrukking komend in: • een positie binnen de top drie van de Nederlandse universiteiten bij onderwijsvisitaties, tevredenheidspeilingen onder studenten en enquêtes onder hoogleraren en werkgevers; • deelname van 10% van de studenten aan onderwijstrajecten die in verbredende en/of verdiepende zin meer bieden dan het reguliere programma; • een rendement van 70% binnen vier jaar na aanvang van de opleiding voor alle vwo-instromers in de bacheloropleidingen die zich na een jaar herinschrijven bij dezelfde of een andere opleiding binnen de TU/e en een rendement van 90% binnen 2,5 jaar bij de masteropleidingen; • een marktaandeel in de totale jaarlijkse studenteninstroom in de Nederlandse universiteiten van ten minste 3,5%; • ten minste 750 BSc-, 1100 MSc- en 150 PDEng-afgestudeerden per studiejaar.
Onderzoek Een vooraanstaande positie en reputatie in de internationale wetenschappelijke wereld, onder meer tot uitdrukking komend in: • een visitatiescore van ten minste 4 op het aspect kwaliteit en van gemiddeld 4 of hoger op de overige aspecten (productiviteit, relevantie en levensvatbaarheid/toekomstperspectief); • een science citation impactscore (cf. het Centre for Science and Technology Studies) boven de 1.5; • ten minste 200 promoties per jaar; • ten minste 25 en 70 miljoen euro inkomsten op jaarbasis via respectievelijk de tweede en derde geldstroom; • een sterke positie in ten minste één ‘Knowledge and Innovation Community’ in het kader van het 'European Institute of Innovation and Technology'.
Kennisvalorisatie Een substantiële bron van kennis, technologie en nieuwe bedrijvigheid in de nationale en regionale kenniseconomie, onder meer tot uitdrukking komend in: • behoud van de leidende positie in het CWTS Scoreboard of University-Industry Research Cooperation; • deelname aan ondernemerschapsonderwijs door ten minste 300 studenten; • ten minste 70 miljoen euro inkomsten op jaarbasis via de derde geldstroom; • het delen van ten minste 20% van alle universitaire onderzoeksfaciliteiten met derden; • 30 start-ups en spin-offs op jaarbasis. Verder worden de volgende kernambities nagestreefd.
Instellingsplan 2009 - 2012
8
9
Studenten- en alumnivoorzieningen Een vooraanstaande positie in vergelijking met andere Nederlandse universiteiten qua voorzieningen voor, dienstverlening aan en relaties met studenten en alumni, onder meer tot uitdrukking komend in: • een positie binnen de top drie van Nederlandse universiteiten bij ter zake doende tevredenheidspeilingen onder studenten en alumni; • een percentage in Eindhoven gevestigde, uitwonende studenten van 60 of hoger; • een forse uitbreiding van het aanbod aan betaalbare huisvestingsmogelijkheden voor met name buitenlandse studenten, technologisch ontwerpers in opleiding en promovendi; • een aantoonbaar versterkte reputatie van Eindhoven als universiteits- en studentenstad; • actuele persoons- en loopbaangegevens van ten minste 80% van de alumni in de Alumninet-database van de universiteit.
Internationale universitaire samenwerking en internationalisering Een aantoonbaar versterkte internationale concurrentiepositie en reputatie en een meer internationaal studie- en werkklimaat binnen de universiteit, onder meer tot uitdrukking komend in: • profijtelijke partnerrelaties op instellings- en faculteitsniveau met vooraanstaande universiteiten in Europa (onder meer als lid van de ‘European University Alliance in Science and Technology’) en elders in de wereld; • een sterke positie in ten minste één ‘Knowledge and Innovation Community’ in het kader van het 'European Institute of Innovation and Technology'; • een instroom uit het buitenland van ten minste 300 masterstudenten, 75 ontwerpers in opleiding en 100 promovendi op jaarbasis; • ten minste 15 procent buitenlandse hoogleraren en universitair hoofddocenten; • gemiddeld 15 miljoen euro inkomsten op jaarbasis uit Europese fondsen.
Universitaire samenwerking in Nederland
Bedrijfsvoering
Strategisch belangrijke partnerrelaties met andere Nederlandse universiteiten, onder meer tot uitdrukking komend in aantoonbare meerwaarde van: • de afstemming en samenwerking met de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Twente in de 3TU.Federatie; • de afstemming en samenwerking met faculteiten van andere Nederlandse universiteiten in het kader van de sectorplannen Natuurkunde, Scheikunde, Wiskunde en Informatica; • de samenwerking met de Universiteit Maastricht en het Maastricht Universitair Medisch Centrum en met andere Nederlandse universiteiten en academische medische centra op het terrein van de biomedische technologie en de levenswetenschappen; • de samenwerking met de Universiteit van Tilburg in het kader van het 'Brabant Center of Entrepreneurship' en de 'TiasNimbas Business School'.
Een optimale bedrijfsvoering ter ondersteuning van de voorgaande kernambities, onder meer tot uitdrukking komend in: • een sluitende begroting en voldoende financiële ruimte voor de bestuurlijke stimulering van de verwezenlijking van kernambities; • een verhouding WP/OBP van minimaal 1.60; • ten minste 25 procent vrouwen binnen het WP, 12 vrouwelijke hoogleraren (inclusief deeltijders) en 15 vrouwelijke universitair hoofddocenten; • de oplevering van project 1 en de start van project 2 in het kader van het huisvestingsprogramma ’Campus 2020’; • optimale ICT-voorzieningen ter ondersteuning van de primaire processen en bedrijfsprocessen; • sterke participatie in relevante wetenschappelijke en maatschappelijke organisaties; • een aantoonbaar verbeterd imago onder relevante stakeholdergroepen in binnen- en buitenland.
Instellingsplan 2009 - 2012
10
11
3 Onderwijs 3.1 Kernambitie
3.1
Kernambitie
3.2
Beleid
3.2.1 Algemeen
Een sterke en onderscheidende positie op de nationale en internationale onderwijsmarkt voor opleidingen binnen het domein ‘engineering science & technology’, onder meer tot uitdrukking komend in: • een positie binnen de top drie van de Nederlandse universiteiten bij onderwijsvisitaties, tevredenheidspeilingen onder studenten en enquêtes onder hoogleraren en werkgevers; • deelname van 10% van de studenten aan onderwijstrajecten die in verbredende en/of verdiepende zin meer bieden dan het reguliere programma; • een rendement van 70% binnen vier jaar na aanvang van de opleiding voor alle vwo-instromers in de bacheloropleidingen die zich na een jaar herinschrijven bij dezelfde of een andere opleiding binnen de TU/e en een rendement van 90% binnen 2,5 jaar bij de masteropleidingen; • een marktaandeel in de totale jaarlijkse studenteninstroom in de Nederlandse universiteiten van ten minste 3,5 %; • ten minste 750 BSc-, 1100 MSc- en 150 PDEng-afgestudeerden per studiejaar.
3.2.2 Bacheloropleidingen 3.2.3 Graduate school en graduate programs
3.2 Beleid
ceren en context van wetenschap en technologie. Elke opleiding heeft echter haar eigen unieke tijdsverdeling over verschillende competenties. Dat geldt ook voor de masteropleidingen van de TU/e, die vanzelfsprekend meer gespecialiseerd zijn en samenhang vertonen met de onderzoeks- en ontwerpzwaartepunten van de diverse faculteiten. Ook hier is de ene opleiding meer onderzoeks- en de andere meer ontwerpgericht. Een substantieel deel van de masterstudie wordt gewerkt op het hoogste niveau, de state of the art van het vakgebied. Er wordt veel aandacht besteed aan het aanleren van een innovatieve en ondernemende attitude en van een goed oog voor de context waarin technologie toegepast wordt. Voor alle bacheloren masteropleidingen zijn welomschreven eindkwalificaties beschikbaar. Het is de bedoeling verder per opleiding exact te beschrijven welk begrippenkader elke student moet beheersen en wat de kerninhoud van de opleiding ('common body of knowledge') is. Eindhovense ingenieurs combineren een brede basis met diepgang binnen een specialisatiegebied en zijn breed inzetbaar.
Jaarindeling Met ingang van het studiejaar 2009-2010 voert de TU/e in samenspraak met de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Twente voor al haar bachelor- en masteropleidingen een jaarindeling in met twee semesters en twee kwartielen per semester. Daardoor kunnen studenten van de ene TU gemakkelijker gebruik maken van het onderwijsaanbod bij de andere TU's.
3.2.4 Masteropleidingen 3.2.1 Algemeen 3.2.5 Ontwerpersopleidingen 3.2.6 Deeltijdonderwijs en continuing education
Academische criteria Voor alle bachelor- en masteropleidingen van de TU/e geldt een uitgewerkt academisch profiel, dat is gebaseerd op de binnen de TU/e ontwikkelde 'Academic Criteria for Bachelor and Master Curricula' en 'Academic Competences and Quality Assurance'. De bacheloropleidingen bieden een gedegen disciplinaire basis, waarbij veel tijd wordt besteed aan disciplinaire kennis, wetenschappelijke benadering en intellectuele basisvaardigheden. Elke bacheloropleiding heeft een eigen profiel waarbij de ene wat meer onderzoeks- en de andere wat meer ontwerpgericht is. Onderzoeken en ontwerpen komen in alle opleidingen aan bod, net als samenwerken en communi-
Onderwijs op maat De TU/e zal zodanige veranderingen (blijven) doorvoeren in haar onderwijsaanpak dat studenten meer op maat kunnen worden bediend. Het achterliggende doel is als volgt. Excellente studenten krijgen mogelijkheden extra uitgedaagd te worden. Studenten die 'gewoon goed' presteren, kunnen een keuze maken uit verschillende differentiaties naar inhoud en werkvorm. Studenten die qua studievoortgang in de gevarenzône dreigen te geraken, worden via studiecontracten en intensieve begeleiding gestimuleerd om het maximale uit zichzelf te halen. En studenten die een verkeerde studiekeuze blijken te hebben gemaakt, worden zo snel mogelijk verwezen naar een beter bij hun interesses, talenten en motivatie aansluitende opleiding. Het streven naar maatwerk zal tot
Instellingsplan 2009 - 2012
12
13
het overleg van opleidingsdirecteuren en de afzonderlijke opleidingen op het terrein van de onderwijskwaliteitszorg. In het kader van het geldende accreditatiesysteem dienen alle opleidingen van de TU/e één keer in de zes jaar geaccrediteerd en daaraan voorafgaand door onafhankelijke externe beoordelaars gevisiteerd te worden. Indien de resultaten van een onderwijsvisitatie daar aanleiding toe geven worden op basis daarvan verbetermaatregelen genomen. Voor de periode 2009-2012 staan visitatie- en heraccreditatieprocedures gepland voor de bachelor- en masteropleidingen van de faculteiten 'Industrial Engineering & Innovation Sciences', 'Electrical Engineering', 'Biomedische Technologie', 'Bouwkunde', 'Scheikundige Technologie' en 'Werktuigbouwkunde' en voor de masteropleidingen 'Embedded Systems', 'Sustainable Energy Technology', 'Construction Management and Engineering' , 'Systems and Control' en 'Science Education and Communication'.
3.2.2 Bacheloropleidingen
uitdrukking komen in tal van initiatieven ter verbetering van het onderwijs.
ICT in het onderwijs De TU/e blijft haar studenten onder aantrekkelijke voorwaarden voorzien van notebookcomputers met een gemeenschappelijk software-image dat optimaal is afgestemd op de onderwijs- en communicatiebehoeften en studenten de gelegenheid biedt kennis te maken met voor hun latere beroepsuitoefening essentiële state-of-the-art-ICT-toepassingen. Dit image wordt qua samenstelling en kwaliteit voortdurend up-to-date gehouden. Door de introductie (in 3TU-verband) van een geïntegreerde digitale leer- en werkomgeving krijgen studenten en docenten via één portal en onafhankelijk van plaats en tijd toegang tot alle onderwijsondersteunende informatie- en communicatievoorzieningen. Van steeds meer colleges worden video-opnamen gemaakt die (ook weer in 3TU-verband) digitaal beschikbaar worden gesteld. In toenemende mate zullen colleges live op afstand toegankelijk worden gemaakt voor studenten bij partneruniversiteiten en andersom zullen steeds meer colleges bij partneruniversiteiten digitaal en waar nodig live toegankelijk worden gemaakt voor eigen studenten. Ook zullen de mogelijkheden om live te interacteren met docenten en studenten elders geleidelijk verder worden uitgebreid, onder andere door meer videoconferencingfaciliteiten te realiseren en ondersteunende communicatieplatforms te creëren. Videocolleges zullen waar dat nuttig is, ook steeds vaker via het internet toegankelijk
worden gemaakt. Bij de verdere ontwikkeling van e-learningconcepten binnen de TU/e zal de vraag uit de onderwijspraktijk leidend zijn.
Kwaliteitszorg Inzet van de TU/e is en blijft dat haar onderwijs internationaal van topniveau is. Voldoen aan de basiscriteria van de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie is dus niet genoeg. De TU/e wil aantoonbaar voldoen aan internationale excellentiestandaarden. Inzet is het inhoudelijke profiel en het niveau van de opleidingen af te stemmen op de gewenste eindkwalificaties van de studenten. Daarbij zal in principe gebruik gemaakt blijven worden van de door de TU/e ontworpen systematiek van 'Academic Competences and Quality Assurance' (ACQA). Er wordt naar gestreefd de hanteerbaarheid van deze systematiek zo mogelijk samen met partneruniversiteiten in binnen- en buitenland te verbeteren en lessen te trekken uit de inzet van de systematiek bij het meten van de feitelijke academische competenties van studenten. Voor wat betreft de meer procesmatige aspecten van de kwaliteit van het onderwijs zal kwaliteitsborging gaan plaatsvinden door middel van onafhankelijke interne audits. Dat gebeurt mede met het oog op de wettelijke introductie van het fenomeen 'instellingsaudits'. De TU/e kiest in haar kwaliteitszorgbeleid nadrukkelijk voor de combinatie van instellingsaudits met verlichte opleidingsvisitaties. Zij ambieert ter zake een voortrekkerspositie. De Centrale Commissie Kwaliteitszorg Onderwijs adviseert en ondersteunt het College van Bestuur,
Aansluiting vwo-w.o. De TU/e blijft zich er via haar succesvolle 'Pre University College' voor inzetten dat vwo-leerlingen met belangstelling voor een technischwetenschappelijke opleiding een verantwoorde studiekeuze maken en zich zo goed mogelijk voorbereiden op de opleiding van hun keuze aan de universiteit. Het met het oog daarop opgebouwde netwerk met vwoscholen in Zuid-Nederland zal worden uitgebreid en de samenwerking met deze scholen zal worden geïntensiveerd. Een aantal vwo-scholen in het netwerk zal worden ondersteund bij het adopteren van het zogenaamde 'Technasium'-concept. De TU/e zal zich ervoor inspannen dat op grotere schaal gebruik wordt gemaakt van het aanbod van het 'Pre University College'. Daarbij valt te denken aan kennismakingscolleges, masterclasses, werkweken, digitaal proefstuderen, de speciale collegereeks 'Op de golven van de wetenschap', hulp bij het maken van profielwerkstukken, de Digitale sTUdiekeuzecoach, de inzet van studenten als studiekeuzementoren, het voeren van studiekeuzegesprekken, gastlessen door universitaire docenten, speciale lesmaterialen in technische vakken en toets- en oefenmaterialen in de wiskunde, en speciale bijeenkomsten voor docenten, schooldecanen en rectoren. De TU/e blijft zelf docenten uit het vwo als aansluitingsdocenten inzetten in het eerste leerjaar van de bacheloropleidingen. Vergroting instroom Grote inspanningen zullen de komende jaren worden geleverd om de instroom in de bacheloropleidingen substantieel te vergroten en dan met name in de harde technische opleidingen. De wervingsinspanningen zullen sterk worden geïnten-
siveerd en de TU/e zal nadrukkelijker worden geprofileerd. Verder vergroot de TU/e de aantrekkelijkheid van de opleidingen door bachelorstudenten meer keuze- en differentiatiemogelijkheden te bieden (zie hierna onder de kopjes 'Minors' en 'Honors program'). Daarnaast wordt gedacht aan het starten van nieuwe bacheloropleidingen (of tracks binnen bestaande opleidingen) op voor jongeren aansprekende en maatschappelijk relevante expertisegebieden. Andere opties zijn het starten van brede gemeenschappelijke propedeuses voor clusters van verwante bacheloropleidingen of het starten van een compleet nieuwe brede bacheloropleiding, waarbinnen studenten zich geleidelijk kunnen specialiseren in de richting van verschillende masteropleidingen. Verder gaat de TU/e na of het mogelijk is nieuwe doelgroepen voor een technischwetenschappelijke opleiding en loopbaan te interesseren door een prestigieus 'Engineering College' met woon- en verblijfsaccommodatie op te zetten dat een brede internationale (en dus Engelstalige) bacheloropleiding zou moeten gaan verzorgen in een uitdagende academische vormingscontext. Overigens kan zo'n ‘College’ slechts van de grond komen met aanzienlijke extra overheidssteun (lokaal, provinciaal én nationaal). De TU/e gaat na of op die steun gerekend kan worden.
Minors De TU/e ziet minors als een goede manier om bachelorstudenten meer differentiatiemogelijkheden te bieden. Met ingang van het studiejaar 2009-2010 worden alle minors aangeboden als blokminor in het eerste semester van het derde leerjaar met een omvang van 30 studiepunten en wordt in alle minors een verplicht onderdeel academische vorming van drie studiepunten ingevoerd. Dit onderdeel kan op verschillende manieren worden ingevuld. Het minoraanbod zal geleidelijk worden geoptimaliseerd op basis van gebleken belangstelling en behoeften van studenten. Studenten kunnen blijven kiezen uit verschillende typen: verbredende, verdiepende, schakelende (ter voorbereiding op instroom in een bepaalde masteropleiding) en vrije minors en erkende minors bij partneruniversiteiten (met name in 3TU-verband). Het is in principe de bedoeling dat er uiteindelijk voor elke gespecialiseerde masteropleiding en profilerende mastertrack een passende schakelminor beschikbaar is. Bindend studieadvies Met ingang van het studiejaar 2009-2010 wordt in alle bacheloropleidingen het bindend studieadvies ingevoerd. Daarmee wil de TU/e de studievoortgang van eerstejaarsstudenten stimuleren en studenten die de opleiding niet aan blijken te kunnen, zo snel mogelijk verwijzen naar een opleiding die beter aansluit bij hun mogelijkheden. Studenten die in het eerste jaar ten minste 30 studiepunten behalen in daarvoor per opleiding aangewezen onderdelen, krijgen een positief studieadvies. Met studenten die 30 tot 40 studiepunten be-
Instellingsplan 2009 - 2012
14
15
halen wordt een studiecontract gesloten. In het kader daarvan krijgen zij gerichte ondersteuning en begeleiding. Studenten die minder dan 30 studiepunten behalen, krijgen een bindend negatief studieadvies en worden begeleid naar een beter passende opleiding. Het is de ambitie van de TU/e om met behoud van de kwaliteit van de bacheloropleidingen een situatie te creëren waarin ten minste tweederde van de in de bacheloropleidingen instromende eerstejaarsstudenten een positief studieadvies ontvangt. Dat stelt bijzondere eisen aan de opbouw van de curricula, de didactische aanpak en de begeleiding van de studenten. Het is de bedoeling dat op termijn alle bachelorstudenten terug kunnen vallen op een 'personal coach'. De TU/e streeft ernaar dat van alle vwoinstromers in de bacheloropleidingen die zich na een jaar herinschrijven bij dezelfde of een andere opleiding binnen de universiteit, 70% binnen vier jaar na aanvang van de opleiding een bachelordiploma behaalt.
Honors program Om excellente studenten extra uitdaging te kunnen bieden zal het bestaande verbredende Honors program (het zogenaamde 'Horizon'-programma) worden gecontinueerd. Dit programma omvat 30 studiepunten bovenop het reguliere opleidingsprogramma. Onder voorbehoud van voldoende financiële ruimte zal in aanvulling op het 'Horizon'-programma per bacheloropleiding een verdiepend Honors program (het zogenaamde 'Star'-programma) worden ontwikkeld. De deelnemers volgen verdiepende vakken en doen verdiepende projecten en tentamens. Dit gaat niet met extra studiepunten gepaard. Naast dit alles blijft het voor excellente studenten mogelijk twee propedeuseprogramma's of twee bacheloropleidingen te combineren. In het laatste geval kan op basis van een combinatieprogramma met een studielast van 130% van een enkelvoudig programma een dubbele bachelorgraad worden behaald. Harde knip Om te bevorderen dat bachelorstudenten hun opleiding binnen redelijke termijn afronden en een doordachte keuze maken voor een masteropleiding en om te bevorderen dat alle studenten in de masteropleidingen zich volledig op het mastercurriculum kunnen concentreren, zal de TU/e in lijn met het beleid van de regering met ingang van het academisch jaar 2012-2013 als regel invoeren dat studenten hun bacheloropleiding afgerond moeten hebben om toegelaten te kunnen worden tot een masteropleiding. De eerste groep studenten die met deze zogenaamde 'harde knip' te maken krijgt, betreft dus het cohort dat in het studiejaar 2009-2010 aan de bacheloropleiding is begonnen. Conform de overheidsplannen zal de TU/e via nadere regels in de onderwijs- en examenregelingen een zorgvuldige behandeling waarborgen van individuele verzoeken om vanwege bijzondere individuele omstandigheden
toch toegelaten te worden tot een masteropleiding terwijl de voorafgaande bacheloropleiding nog niet geheel is afgerond. Zie verder paragraaf 3.2.4 onder het kopje 'Toelating w.o.bachelors'.
3.2.3 Graduate school en graduate programs Vooral om het graduate onderwijs internationaal beter te kunnen profileren, brengt de TU/e de komende jaren de masteropleidingen, de ontwerpersopleidingen en de promotietrajecten per discipline samen in een graduate program. Een tweede reden is dat het hierdoor beter mogelijk wordt de kwaliteit van het onderwijs aan technologisch ontwerpers in opleiding en promovendi te waarborgen. Een derde reden is dat zo beter efficiënte combinaties gerealiseerd kunnen worden van een masteropleiding enerzijds en een ontwerpersopleiding of promotietraject anderzijds, danwel van een ontwerpersopleiding en een aansluitende promotie op proefontwerp. Een bijkomende reden is dat graduate programs per discipline het gemakkelijker maken afstuderende masters, ontwerpers in opleiding en promovendi samen te laten werken in bredere R&D-projecten. En tot slot wordt de samenhang tussen onderwijs, ontwerpen (als vorm van toegepast onderzoek) en onderzoek door het onder één dak brengen van het graduate onderwijs versterkt. Per graduate program wordt een directeur aangesteld. De graduate programs vormen samen de Graduate School van de TU/e. De rector magnificus treedt qualitate qua op als wetenschappelijk directeur van deze Graduate School en als voorzitter van het overleg van directeuren van graduate programs. Binnen elk graduate program worden bovenop de reguliere masteropleidingen speciale honors tracks aangeboden aan studenten met het talent en de motivatie om door te stromen in een ontwerpersopleiding of een promotietraject. Zie verder paragraaf 3.2.4 onder het kopje 'Honors tracks'.
3.2.4 Masteropleidingen Toelating w.o.-bachelors Hbo-bachelors die door willen stromen naar een masteropleiding aan de TU/e kunnen zich langs twee wegen kwalificeren voor toelating: via een speciale TU/e-schakelminor in hun hbo-bacheloropleiding (indien de TU/e ter zake een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten met de desbetreffende hogeschool) of via een na afronding van hun hbobacheloropleiding te volgen TU/e-schakelprogramma. In beide gevallen kan als aanvullende toelatingseis worden gesteld dat tijdens de masteropleiding - al of niet bovenop het reguliere programma - specifieke homologatievakken worden gevolgd.
Instellingsplan 2009 - 2012
16
17
De komende jaren zullen de schakelminoren aan de hand van de ervaringen met de eerste generaties deelnemers geleidelijk verder worden vervolmaakt. Het is de bedoeling dat er jaarlijks tenminste 300 hbo-bachelors instromen in de masteropleidingen van de TU/e.
adequate meetmethode voor de kwaliteit van ontwerpen en van een officieel register voor de documentatie van ontwerpen. De werving van ontwerpopdrachten zal op een meer gecoördineerde en professionele leest worden geschoeid. Daarnaast is het de bedoeling de ontwerpersopleidingen beter te verankeren in het graduate onderwijs door deze per discipline samen met masteropleidingen en PhD-trajecten onder te brengen in samenhangende graduate programs. Dat maakt het ook mogelijk afstuderende masters, ontwerpers in opleiding en promovendi samen te laten werken in bredere R&D-projecten. Zie over de plannen met graduate programs verder paragraaf 3.2.3. Tot slot zal een stevige impuls worden gegeven aan de profilering van de ontwerpersopleidingen naar het bedrijfsleven en andere relevante organisaties, naar potentiële deelnemers en naar de universiteitsgemeenschap.
Rendement masteropleidingen De TU/e stelt zich tot doel dat 90% van alle studenten die tot een masteropleiding zijn toegelaten, deze binnen uiterlijk 2,5 jaar afronden. De streefnorm voor de masteropleidingen is echter dat er nominaal wordt gestudeerd. Aan deze norm wordt stevig de hand gehouden voor buitenlandse masterstudenten van buiten de Europese Economische Ruimte die voor twee jaar een beurs krijgen. Aanbod masteropleidingen Het masteraanbod van de TU/e omvat enerzijds brede monodisciplinaire opleidingen met daarbinnen een ruime keuze uit specialistische afstudeertracks en anderzijds smalle gespecialiseerde en veelal ook multidisciplinaire opleidingen. Er wordt naar gestreefd ten minste alle onderzoekszwaartepunten op facultair, instellings- en 3TU-niveau (de gezamenlijke Centers of Excellence) in het masteraanbod zichtbaar te maken door middel van specialistische afstudeertracks danwel zelfstandige gespecialiseerde masteropleidingen. Aan zelfstandige gespecialiseerde masteropleidingen wordt de eis gesteld dat deze jaarlijks ruim meer afgestudeerden afleveren dan het bedrijfseconomisch gezien noodzakelijke minimum van twintig. Met ingang van het studiejaar 20092010 start de nieuwe zelfstandige masteropleiding 'Automotive Technology'. In voorbereiding zijn verder al de zelfstandige masteropleidingen 'Polymers', 'Complex Molecular Systems' en 'Nuclear Fusion'. Honors tracks De TU/e streeft ernaar in alle masteropleidingen bovenop het reguliere curriculum speciale honors tracks in te richten voor studenten die het talent en de motivatie hebben om door te stromen in een ontwerpersopleiding of een promotietraject. Voor zover dat binnen de beschikbare financiële middelen mogelijk is, krijgen studenten in het kader van deze tracks een aanstelling als ontwerp- of onderzoeksassistent. De tracks zijn zodanig van opzet dat honors studenten hun master- plus ontwerpersopleiding c.q. hun masteropleiding plus promotie in principe kunnen afronden binnen drie c.q. vijf jaar. Zij behalen dus één jaar winst ten opzichte van reguliere studenten die na hun masteropleiding instromen in een ontwerpersopleiding of promotietraject.
3.2.6 Deeltijdonderwijs en continuing education
3.2.5 Ontwerpersopleidingen De vervulling van ontwerpopdrachten in het kader van de tweejarige ontwerpersopleidingen tot een Professional Doctorate in Engineering (PDEng) blijkt in de praktijk een uitstekende methode voor universitaire kennisvalorisatie en industriële innovatie. Bovendien voorzien de ontwerpersopleidingen in de manifeste behoefte van met name het bedrijfsleven aan hoogwaardige technologisch ontwerpers. Om de toekomst van deze maatschappelijk zeer waardevolle opleidingen veilig te stellen zal de TU/e hun positie de komende tijd in allerlei opzichten flink versterken. De bestaande opleidingen zullen kritisch worden geëvalueerd en er zullen in samenspraak met het bedrijfsleven kansrijke nieuwe opleidingen worden geïnitieerd. De eindtermen van de diverse opleidingen zullen op hetzelfde peil worden gebracht en de kwaliteitsbewaking van de opleidingen zal worden verbeterd. Daarbij wordt eraan gedacht aan te haken bij zowel de onderwijs- als de onderzoeksvisitaties. Ook wil de TU/e de betrokkenheid van de vaste wetenschappelijke staf bij de ontwerpersopleidingen versterken en ervoor zorgen dat uitvoering van ontwerpopdrachten binnen de opleidingen brede wetenschappelijke erkenning krijgt als vorm van toegepast onderzoek. In dat kader wordt bezien of het mogelijk is ontwerpopdrachten voortaan onder supervisie van een hoogleraar uit te laten voeren en ontwerpopdrachten ter goedkeuring voor te laten leggen aan het College voor Promoties. Bovendien zal worden gewerkt aan de ontwikkeling van een
De TU/e zal zich de komende jaren opnieuw bezinnen op het verzorgen van deeltijdvarianten of duale varianten van reguliere opleidingen en het verzorgen van (postacademische) opleidingen en cursussen in het kader van continuing education. De herbezinning zal leiden tot duidelijke beleidskeuzes en -beslissingen ter zake. In principe zullen alleen nieuwe initiatieven worden genomen tot het aanbieden van deeltijd- of duale varianten van reguliere opleidingen als daar duidelijk behoefte aan is vanuit de markt en de extra inkomsten opwegen tegen de extra kosten. Voor het (mede) verzorgen van trainingen, cursussen en opleidingen in het kader van continuing education geldt hetzelfde. Uitgangspunt is verder dat de TU/e zelf alleen opleidingen en cursussen aanbiedt die binnen het eigen expertisedomein van de 'engineering science & technology' vallen. Daar waar er onder de eigen alumni behoefte is aan onderwijsaanbod binnen bijvoorbeeld economische en algemeen bedrijfskundige kennisdomeinen zal het verzorgen van opleidingen worden uitbesteed aan derden zoals TiasNimbas Business School, waarin de TU/e een minderheidsbelang heeft.
Instellingsplan 2009 - 2012
18
19
4 Onderzoek 4.1 Kernambitie Een vooraanstaande positie en reputatie in de internationale wetenschappelijke wereld, onder meer tot uitdrukking komend in: • een visitatiescore van ten minste 4 op het aspect kwaliteit en van gemiddeld 4 of hoger op de overige aspecten (productiviteit, relevantie en levensvatbaarheid/toekomstperspectief); • een science citation impactscore (cf. het Centre for Science and Technology Studies) boven de 1.5; • ten minste 200 promoties per jaar; • ten minste 25 en 70 miljoen euro inkomsten op jaarbasis via respectievelijk de tweede en derde geldstroom; • een sterke positie in ten minste één ‘Knowledge and Innovation Community’ in het kader van het 'European Institute of Innovation and Technology'.
4.1
Kernambitie
4.2
Beleid
4.2.1 Dialoog over onderzoeksbeleid
4.2 Beleid
4.2.2 Profileringsgebieden
4.2.1 Dialoog over onderzoeksbeleid
4.2.3 Programmastimulering
De TU/e ziet het maken van beleidskeuzes en stellen van prioriteiten op onderzoeksgebied als een continu dynamisch proces. Zij hecht er veel waarde aan dat daarbij een goede balans wordt gerealiseerd tussen wetenschappelijke en maatschappelijke belangen en een goede samenhang tussen beleidskeuzes op facultair, universitair en interuniversitair niveau. De primaire verantwoordelijkheid voor het disciplinegebonden onderzoeksbeleid ligt bij de faculteiten. Inzet is excellentie op het niveau van de basisdisciplines te waarborgen. Dat is een randvoorwaarde voor succesvolle multidisciplinaire onderzoeksactiviteiten en voor het in competitie verwerven van middelen in de tweede en derde geldstroom. De verantwoordelijkheid voor het beleid ten aanzien van faculteitsoverstijgend c.q. multidisciplinair onderzoek en ten aanzien van strategische onderzoekssamenwerking met derden ligt op instellingsniveau. De TU/e wil de dialoog met in- en externe stakeholders over het onderzoeksbeleid de komende
4.2.4 Topinstituten 4.2.5 DPI en ESI 4.2.6 Excellentiebevordering en kwaliteitszorg 4.2.7 Opleiding van onderzoekers 4.2.8 Infrastructuur en faciliteiten
tijd beter structureren en transparanter maken. Met het oog daarop worden met faculteiten en met interfacultaire en interuniversitaire onderzoeksprogramma's/-instituten afspraken gemaakt over het opleveren en met in- en externe stakeholders bespreken van beleidsplannen en voortgangsrapportages.
4.2.2 Profileringsgebieden De grote onderzoeksuitdagingen van tegenwoordig overstijgen veelal het niveau van afzonderlijke disciplines. Uitdagende onderzoekslijnen ontstaan vaak daar waar op de raakvlakken van verschillende disciplines sprake is van een sterke interactie tussen fundamentele en toepassingsgerichte onderzoeksvragen en waar diverse groepen met een bewezen excellentie in de eigen discipline elkaar inspireren. De TU/e heeft op dit moment vooral een vooraanstaande positie op de volgende multidisciplinaire onderzoeksgebieden: • Biomedical Engineering Sciences; • Broadband Telecommunication Technologies; • Catalysis and Process Engineering; • Logistics, Operations and Information Systems; • Mechanics and Control; • Nano-Engineering of Functional Materials and Devices; • Plasma Physics; • Polymer Ccience and Technology; • Science and Engineering of Embedded Systems. Deze gebieden zijn stuk voor stuk betekenisvol voor de grote maatschappelijke en economische uitdagingen van deze tijd. Mede daarom zijn ze door de TU/e aangewezen als zogenaamde 'onderzoeksprofileringsgebieden', waarmee ook de komende periode nadrukkelijk naar buiten zal worden getreden. De komende jaren zal met enige regelmaat worden bezien of de set 'onderzoeksprofileringsgebieden' aangepast c.q. geactualiseerd dient te worden.
Instellingsplan 2009 - 2012
20
21
4.2.3 Programmastimulering De TU/e streeft continu naar vernieuwing van het multidisciplinaire onderzoek. Daarom is een stimuleringsregeling opgezet, die voorziet in het tijdelijk toekennen van centrale middelen aan veelbelovende initiatieven van met name jonge hoogleraren of universitair hoofddocenten voor risicovolle, vernieuwende multidisciplinaire onderzoeksprogramma's ('TU/e High Potential Research Programs'). Uitgangspunt is dat deze programma's goede mogelijkheden bieden voor wetenschappelijke vernieuwing en op termijn goede kansen voor het verwerven van externe fondsen en voor participatie in externe onderzoeks- en innovatieprogramma's. Na een startperiode van enkele jaren moeten ze in belangrijke mate op basis van externe financiering kunnen worden verwezenlijkt. Per programma dient ook voldoende massa nagestreefd te worden om wetenschappelijke excellentie te kunnen realiseren en op termijn innovatie- en toepassingsimpulsen te kunnen geven. Voorstellen voor dit type programma's kunnen gevraagd en ongevraagd bij het College van Bestuur worden ingediend. De decanen van de betrokken faculteiten worden door de indieners geïnformeerd. De voorstellen worden beoordeeld door een toetsingscommissie van hoogleraren. Het College van Bestuur beslist over de voorstellen na bespreking van het advies van deze commissie in het Bestuurlijk Overleg met de decanen. Gehonoreerde plannen ontvangen een stimuleringsbijdrage van één miljoen euro uit de centrale middelen voor een periode van vier jaren. Deze periode kan maximaal één keer worden verlengd met wederom vier jaren. In 2009 wordt gestart met het toekennen van middelen aan vier tot vijf programma's. Het is de bedoeling de voor de stimuleringsregeling beschikbare middelen geleidelijk uit te bouwen tot 2,5 miljoen euro op jaarbasis. Dat zou betekenen dat uiteindelijk gelijktijdig tien programma's ondersteund kunnen worden.
4.2.4 Topinstituten Om zich internationaal als vooraanstaande universiteit te kunnen onderscheiden en wereldwijd zeer excellente onderzoekers aan zich te kunnen binden, acht de TU/e het noodzakelijk zich te kunnen profileren met enkele sterk gefocuste toponderzoeksinstituten. Op twee onderzoeksdomeinen heeft de TU/e zich al succesvol weten te positioneren als internationaal erkend centrum van excellentie, te weten katalyse en fotonica. De TU/e handhaaft op deze terreinen nadrukkelijk haar positie als penvoerder en zwaartepunt van twee nationale toponderzoekscholen, te weten de 'National Research School Combination Catalysis' en het 'Inter-University Research Institute on Communication
Technology Basis Research and Applications' (COBRA). De beide toponderzoekscholen werden als zodanig in 1998 aangewezen door de minister van OCW, die inmiddels voor een derde periode van vijf jaren subsidie aan de scholen heeft toegekend. In de subsidieperiode 2009-2013 wordt gewerkt conform in dat kader vastgestelde businessplannen. Tijdig voor het aflopen van de subsidietermijn zullen plannen opgesteld worden om de continuïteit van de beide onderzoekscholen daarna te waarborgen. De TU/e wil hiernaast een beperkt aantal succesvolle R&Dclusters steun bieden bij hun streven uit te groeien tot internationaal topinstituut. Uitgangspunt is dat het gaat om onderzoeksclusters die echt potentie hebben om op hun werkgebied tot de absolute wereldtop te behoren, zich richten op een wetenschappelijk zeer uitdagend en spraakmakend onderzoeksterrein, een multidisciplinair karakter hebben, zeer vernieuwend zijn, maatschappelijk en/of economisch perspectief bieden, gedragen worden door toponderzoekers en binnen redelijke tijd in belangrijke mate in hun eigen inkomsten kunnen voorzien. De TU/e wil de komende jaren samen met externe stakeholders en partners in principe de volgende drie nieuwe topinstituten opbouwen: • het 'Institute for Complex Molecular Systems'; • het 'Eindhoven Energy Institute'; • het 'European Lighting Competence Center Eindhoven'. Vooral ter ondersteuning van de universitaire topinstituten zal de TU/e een zogenaamd 'Advanced Study Center' realiseren. Dit internationale centrum moet het extra aantrekkelijk maken voor onderzoekers van internationale naam en faam om gedurende enige tijd bij de TU/e te vertoeven om hier met TU/ecollegae en collegae elders uit de wereld te discussiëren over en samen te werken aan belangrijke wetenschappelijke en maatschappelijke vraagstukken. Het wordt opgezet naar het model van soortgelijke centra bij de internationaal meest vooraanstaande universiteiten en gehuisvest in een daarvoor geschikt te maken gebouw op de universiteitscampus.
Institute for Complex Molecular Systems Het 'Institute voor Complex Molecular Systems’ (ICMS) is in september 2008 van start gegaan en richt zich op de bestudering en assemblage van complexe moleculaire systemen. In het instituut komen drie expertisegebieden samen: 'chemistry & biology', 'micro fluidics technology' en 'mathematics and modeling'. Toepassingsmogelijkheden liggen in de sfeer van bijvoorbeeld duurzamere industriële processen, moleculaire geneeskunde en schone energie; stuk voor stuk gebieden die aansluiten bij de belangrijkste maatschappelijke onderzoeksprioriteiten voor de naaste toekomst en die van groot belang zijn voor de versterking van de nationale kenniseconomie.
Instellingsplan 2009 - 2012
22
23
Het ICMS moet zich in korte tijd ontwikkelen tot een internationaal herkenbare ‘pocket of excellence’, die niet alleen uitblinkt in fundamenteel maar ook in toegepast onderzoek en die op zijn gebied stevige impulsen kan geven aan kennisvalorisatie in de vorm van nieuwe bedrijvigheid. Het zal moeten leiden tot een groot aantal hoogwaardige interdisciplinaire onderzoekspublicaties in de meest vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften en tot een assemblagelijn voor moleculaire systemen en het zal de beste onderzoekers en studenten aan moeten gaan trekken. Vanuit het instituut zal gestalte gegeven worden aan een nieuwe multidisciplinaire masteropleiding op het onderhavige werkterrein. Het is de bedoeling het ICMS binnen afzienbare tijd een eigen herkenbare plek op de universiteitscampus te geven en het te faciliteren met bestaande en aanvullende laboratoriumvoorzieningen en een animatiestudio (om het baanbrekende werk van het instituut - en van andere onderzoeksinstituten - zo goed mogelijk te kunnen presenteren aan studenten, uiteenlopende andere doelgroepen en het grote publiek). Het ICMS is momenteel tijdelijk gehuisvest in het Hoofdgebouw van de TU/e. Het is de bedoeling dat het samen met het hiervoor genoemde 'Advanced Study Center' wordt ondergebracht in een daarvoor geschikt te maken gebouw op de universiteitscampus.
Eindhoven Energy Institute Een van de grootste uitdagingen waar de mensheid voor staat is op duurzame wijze te voorzien in voldoende energie. De TU/e kent haar maatschappelijke verantwoordelijkheid in deze en ziet het als haar taak intensief bij te dragen aan onderzoek, onderwijs en ondernemerschap in innovatieve technologie voor duurzame opwekking, transport en opslag van energie. Binnen tal van onderzoeksgroepen wordt gewerkt aan veelbelovende nieuwe ontwikkelingen. De TU/e gaat de krachten van deze groepen nu bundelen in één sterk gefocust 'Eindhoven Energy Institute'. Het is de bedoeling dat dit op termijn een positie opbouwt als internationaal vooraanstaand technologisch topinstituut, dat in samenwerking met andere kennisinstellingen en het bedrijfsleven gestalte geeft aan innovaties en nieuwe bedrijvigheid. Het initiatief moet overigens ook nadrukkelijk worden gezien in het kader van de ambitie van de TU/e om samen met industriële partners in de regio één van de concentratiepunten en vestigingsplaatsen ('co-locatie') te worden van een zogenaamde ‘Knowledge and Innovation Community’ (KIC) op het terrein van duurzame energie binnen het recent gestarte 'European Institute of Innovation and Technology' (EIT). De TU/e maakt deel uit van een internationaal consortium dat onder de noemer 'Innovation in sustainable energy' een voorstel bij het EIT heeft ingediend voor een KIC 'InnoEnergy' met daarbinnen een co-locatie in Eindhoven, toegespitst op 'energy efficient building'. Eind 2009 moet duidelijk worden of het voorstel wordt
gehonoreerd. De verdere invulling van het beoogde 'Eindhoven Energy Institute' is mede afhankelijk van de Europese besluitvorming over dit KIC-voorstel. Zie verder over de ambities van de TU/e ten aanzien van het EIT paragraaf 8.2.2.
European Lighting Competence Center Eindhoven Een derde topinstituut dat de TU/e de komende jaren samen met relevante externe stakeholders en partners zal gaan opbouwen is het 'European Lighting Competence Center Eindhoven'. Binnen dit multidisciplinaire technologische topinstituut zullen onderzoekers uit zeer uiteenlopende gebieden werken aan de ontwikkeling van geheel nieuwe concepten van interactieve verlichting en daarvoor benodigde technologie. Het instituut zal de gehele kennisketen omvatten van fundamenteel onderzoek tot en met concrete toepassingsprojecten in de industrie en uiteenlopende maatschappelijke domeinen. Het zal zich onder meer richten op: • intelligente toepassingen van zowel natuurlijk licht als kunstlicht in de gebouwde omgeving; • de relatie tussen licht en de lichamelijke gezondheid en het psychisch welbevinden van mensen; • het gebruik van licht voor de verwezenlijking van geheel nieuwe design- en communicatieconcepten; en • duurzame verlichtingsconcepten. In de opstartfase van het instituut zal het onderzoeksprogramma vooral gericht zijn op de ontwikkeling van modulaire verlichtingssystemen, die zich intelligent aan kunnen passen aan de wensen van gebruikers, en van combinaties van beeldschermbeelden en verlichting die de indruk geven met een raam van doen te hebben. In het instituut zal nauw worden samengewerkt met het bedrijfsleven in het algemeen en de hightech industrie op het terrein van licht in het bijzonder. De ambitie is Eindhoven wereldwijd op de kaart te zetten als vooraanstaand expertisecentrum op het gebied van licht en verlichting. Het instituut wordt in samenwerking met de Brainport Eindhoven-organisatie opgezet. Het is de bedoeling dat lichtstad Eindhoven als ‘testbed’ voor het instituut gaat fungeren. Dat wil zeggen dat de stad een open testruimte wordt voor nieuwe verlichtingsconcepten. De basis voor het instituut wordt gelegd vanuit een inmiddels gestart multidisciplinair onderzoeksprogramma ‘I-lighting the World’, dat als 'TU/e High Potential Research Program' is erkend en als zodanig over een periode van vier jaar een stimuleringssubsidie van één miljoen euro ontvangt.
4.2.5 DPI en ESI De TU/e wil haar positie als preferred partner van het 'Dutch Polymer Institute' (DPI) en het 'Embedded Systems Institute' (ESI) de komende jaren versterken. Beide publiekprivate technologische topinstituten zijn geïnitieerd vanuit de TU/e, zijn gevestigd op de universiteitscampus en hebben een nauwe bestuurlijke en wetenschappelijke band met de universiteit. DPI heeft als missie: 'The design of novel and/or improved polymeric materials and products through an integrated, multidisciplinary, chain-of-knowledge approach and a profound understanding of the involved disciplines'. Het is de missie van ESI: 'To advance industrial innovation and academic excellence in embedded systems engineering'. Ambitie is dat een belangrijk deel van het onderzoek onder de vlag van beide instituten aan de TU/e plaats zal blijven vinden.
4.2.6 Excellentiebevordering en kwaliteitszorg De TU/e zet op onderzoeksgebied over de gehele linie in op wetenschappelijke excellentie. Excellentie zal de komende jaren bevorderd blijven worden door beloning ervan in het vooruitzicht te stellen. Daarbij wordt langs verschillende sporen gewerkt: • toekennen van een variabele (namelijk jaarlijks op basis van beschikbare ruimte in de begroting te bepalen) opslag op inkomsten uit de tweede en derde geldstroom (waarbij ERC Grants tot de tweede geldstroom worden gerekend en het opslagpercentage op inkomsten uit de derde geldstroom achttiende bedraagt van dat op inkomsten uit de tweede geldstroom); • faciliteren met centrale middelen ('TU/e Excellentie Fonds') van de aanstelling van wetenschappelijk toptalent waarvoor tijdelijk geen formatieruimte beschikbaar is; • toekennen van TU/e-grants uit centrale middelen ('TU/e Excellentie Fonds') aan onderzoekers die bij de selectie voor een VICI-grant van NWO of een Grant van de European Research Council aan de criteria blijken te voldoen maar wier aanvraag door overtekening van de programma's uiteindelijk toch niet wordt gehonoreerd; • toekennen van stimuleringssubsidies aan risicovolle, vernieuwende multidisciplinaire onderzoeksprogramma's ('TU/e High Potential Research Programs') en aan potentiële topinstituten. Het kwaliteitszorgsysteem van de TU/e op onderzoeksgebied volgt het vernieuwde 'Standard Evaluation Protocol for Public Research Organisations' van VSNU, KNAW en NWO. Dat betekent dat er per discipline om de drie jaar zelfevaluaties wor-
den uitgevoerd en één keer in de zes jaar een externe evaluatie (visitatie) plaatsvindt. De TU/e trekt bij zowel de zelfevaluaties als de visitaties zoveel mogelijk samen op met de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Twente in het kader van de 3TU.Federatie. Het kwaliteitszorgsysteem kent in essentie drie doelstellingen: • het verbeteren van de kwaliteit van het onderzoek; • het verbeteren van het management van het onderzoek; • het afleggen van verantwoording aan bestuur, fondsen, overheid en maatschappij in brede zin. De eerste twee doelstellingen komen tot hun recht doordat de resultaten van evaluaties intern worden teruggekoppeld en waar nodig tot bijsturing leiden. De faculteiten stellen in aansluiting op externe visitaties facultaire onderzoeksbeleidsplannen op en bespreken deze met in- en externe stakeholders. In aanvulling op de visitaties wordt elke drie jaar in 3TUverband een onafhankelijke citatie-impactstudie uitgevoerd om zicht te krijgen op de kwaliteit van onderzoeksgroepen en -instituten en van de drie TU's als geheel ten opzichte van elkaar en ten opzichte van relevante benchmarkuniversiteiten. In de komende periode zal ook weer een dergelijke studie worden uitgevoerd. De resultaten zullen worden benut bij het ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van het onderzoeksbeleid op facultair, multidisciplinair en interuniversitair niveau. Voor de periode 2009-2012 staan visitaties gepland voor de disciplines 'Scheikundige Technologie', 'Wiskunde', 'Informatica', 'Industrial Engineering & Innovation Sciences', 'Industrial Design', 'Biomedische Technologie', 'Bouwkunde', 'Technische Natuurkunde' en 'Electrical Engineering'. De TU/e spant zich er samen met de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Twente voor in dat er adequate beoordelingscriteria tot stand komen voor de ontwerpende en construerende wetenschappen. Met het oog daarop wordt ook een pilotproject uitgevoerd onder de vlag van het platform 'Evaluating Research in Context' en is advies gevraagd aan de KNAW. Uiteindelijk doel is dat de beoogde criteria gebruikt gaan worden in het kader van onderzoeksvisitaties en bij het beoordelen van aanvragen voor onderzoeksfinanciering.
4.2.7 Opleiding van onderzoekers Als 'research university' ziet de TU/e het opleiden van promovendi tot jonge onderzoekers als een van haar belangrijkste taken. Om in de groeiende behoefte aan jonge onderzoekers te kunnen voorzien wordt de komende jaren langs meerdere sporen ingezet op groei van het aantal promoties. Op de eerste plaats zal de TU/e via het introduceren van de in paragraaf 3.2.4 genoemde honors tracks in de masteropleidingen actief bevorderen dat meer eigen masterstudenten ervoor kiezen
Instellingsplan 2009 - 2012
24
25
te gaan promoveren. Op de tweede plaats zal de TU/e door te starten met zogenaamde 'graduate programs' (zie paragraaf 3.2.3) meer buitenlandse promovendi aan proberen te trekken. In dat kader zal ook worden overwogen deel te nemen aan door de overheid ondersteunde experimenten waarbij toptalenten geworven worden als promovendi voor bredere onderzoeksdomeinen. Per domein starten zij dan als groep bij de aanvang van een academisch jaar of semester. In het eerste jaar kunnen zij zich breed oriënteren binnen het desbetreffende onderzoeksterrein om vervolgens in overleg met een potentiële promotor een keuze te maken voor een promotieproject en een onderzoeksopzet te ontwikkelen. Een derde weg waarlangs de TU/e het aantal promoties wil vergroten, is het verruimen van de mogelijkheden voor duale promotietrajecten waarbij promovendi onder begeleiding van hoogleraren of universitair hoofddocenten van de TU/e in eigen werkkring promotieonderzoek doen. En tot slot wil de TU/e het aantal promoties opvoeren door gezamenlijke PhD-programma's op te zetten met partneruniversiteiten in het buitenland.
werking op onderzoeks- en innovatiegebied gestimuleerd. Dat is nodig om een vooraanstaande positie in te kunnen (blijven) nemen in de concurrentieslag met andere hightech topregio's. Er zal een beroep worden gedaan op zowel de overheid als op betrokken partijen om aan de financiering van dringend gewenste nieuwe faciliteiten bij te dragen. In dit perspectief werkt de TU/e de komende jaren samen met uiteenlopende externe stakeholders aan de ontwikkeling van open onderzoeks- en innovatiefaciliteiten (zie paragraaf 5.2.5).
4.2.8 Infrastructuur en faciliteiten Toponderzoek vraagt om een uitstekende onderzoeksinfrastructuur en andersom is een uitstekende onderzoeksinfrastructuur een randvoorwaarde om toponderzoek en top- onderzoekers aan te kunnen trekken, ook in het kader van samenwerking tussen universiteit en bedrijfsleven. Bij de TU/e gaat het dan veelal om (het aanschaffen en continu upgraden van) kostbare voorzieningen, niet alleen qua investeringen maar ook qua onderhoud en gebruik en daarbij behorende inzet van gespecialiseerd personeel. De komende jaren zal de TU/e in goede samenspraak met de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Twente en parallel aan het TU/e-huisvestingsplan 'Campus 2020' een samenhangend beleidsplan 'Onderzoeksinfrastructuur 2020' ontwikkelen voor vervanging, vernieuwing, aanschaf en ontwikkeling en bouw van nieuwe onderzoeksinfrastructuur en de financiering daarvan. Met het oog daarop worden bestaande laboratoria, apparatuur en andere onderzoeksmiddelen geïnventariseerd en doorgelicht en worden de behoeften aan nieuwe voorzieningen zorgvuldig in kaart gebracht. Daarbij wordt ook rekening gehouden met wensen en behoeften in het hightech ecosysteem in een wijde cirkel rond de universiteit en bij partneruniversiteiten. De TU/e streeft namelijk nadrukkelijk naar het clusteren van kostbare state-of-the-art-voorzieningen in 'shared facilities' die vanuit een open innovatieconcept beschikbaar en toegankelijk zijn voor belanghebbende kennisinstellingen en bedrijven. Door samen op te trekken wordt het beter mogelijk echte topvoorzieningen op te bouwen en in stand te houden en wordt bovendien samen-
Instellingsplan 2009 - 2012
26
27
5 Kennisvalorisatie 5.1 Kernambitie Een substantiële bron van kennis, technologie en nieuwe bedrijvigheid in de nationale en regionale kenniseconomie, onder meer tot uitdrukking komend in: • behoud van de leidende positie in het CWTS Scoreboard of University-Industry Research Cooperation; • deelname aan ondernemerschapsonderwijs door ten minste 300 studenten; • ten minste 70 miljoen euro inkomsten op jaarbasis via de derde geldstroom; • het delen van ten minste 20% van alle universitaire onderzoeksfaciliteiten met derden; • 30 start-ups en spin-offs op jaarbasis.
5.1
Kernambitie
5.2
Beleid
5.2 Beleid
Hiernaast zal de TU/e haar basisfaciliteiten en infrastructuur voor kennisvalorisatie en innovatie de komende jaren samen met haar regionale partners in bedrijfsleven, onderwijs, onderzoek en overheidssfeer verder optimaliseren en consolideren. Bovendien zal een begin worden gemaakt met de transformatie van de universiteitscampus in de richting van een TU/e Science Park (zie paragraaf 9.2.3). Een groeiend aantal startende en al gevestigde hightech bedrijven heeft bij het ontwikkelen van nieuwe of vernieuwde producten, systemen en diensten belang bij directe interactie met toponderzoekers van de universiteit en met elkaar, alsmede bij medegebruik van universitaire c.q. gezamenlijke laboratoria, testruimten, werkplaatsen, apparatuur en andere voorzieningen; en dat alles in een open innovatieklimaat. Het is de bedoeling hieraan gefaseerd extra ruimte te gaan bieden binnen het beoogde TU/e Science Park. Andersom zal de TU/e geleidelijk meer gaan participeren in gelijksoortige clusters van faciliteiten op andere locaties in de regio, waar (startende) bedrijven en kennisinstellingen samen R&D-activiteiten ontplooien, zoals op de High Tech Campus Eindhoven, de High Tech Automotive Campus in Helmond en Strijp-S in Eindhoven.
5.2.1 Verankering als derde kerntaak 5.2.1 Verankering als derde kerntaak 5.2.2 TU/e Innovation Lab 5.2.3 Bevordering ondernemerschap 5.2.4 Project Office 5.2.5 Open onderzoeks- en innovatiefaciliteiten 5.2.6 Behoud kenniswerkers en versnelling innovatieprojecten
De TU/e ziet het bevorderen van kennisvalorisatie en innovatie als derde kerntaak, geïntegreerd in de kerntaken onderwijs en onderzoek. De komende jaren zal verder worden gewerkt aan die integratie, aan het verankeren van de verantwoordelijkheid voor kennisvalorisatie en innovatie in de faculteiten en aan het versterken van het draagvlak daarvoor binnen de wetenschappelijke staf. In dat kader is het ook de bedoeling in de kwaliteitszorgsystematiek op onderwijs- en onderzoeksgebied integraal en systematisch aandacht te gaan besteden aan kennisvalorisatie en innovatie. Met het oog daarop zullen valide en werkbare indicatoren worden ontwikkeld voor het evalueren van de mate waarin vanuit het onderwijs en onderzoek kwalitatief hoogwaardige en maatschappelijk c.q. economisch betekenisvolle bijdragen worden geleverd aan het bevorderen van kennisvalorisatie en innovatie. Ook is het de bedoeling de prestaties van de wetenschappelijke staf op het terrein van kennisvalorisatie en innovatie nadrukkelijker te betrekken bij het belonings- en carrièrebeleid.
Al met al is het nadrukkelijk de ambitie van de TU/e op het terrein van kennisvalorisatie en innovatie een voortrekkersrol in ons land te blijven vervullen. Een en ander zal worden uitgewerkt in een businessplan op basis waarvan een beroep zal worden gedaan op de middelen die de rijksoverheid voor de versterking van universitaire basisfaciliteiten op het terrein van kennisvalorisatie en innovatie beschikbaar heeft gesteld.
5.2.2 TU/e Innovation Lab Het TU/e Innovation Lab blijft ten aanzien van kennisvalorisatie en innovatie een actief stimulerende en ondersteunende rol vervullen. Het werkt vooral langs drie hoofdlijnen: • actieve ontwikkeling, versterking en verbreding van de samenwerking met grotere technologiegedreven bedrijven en organisaties op regionaal, nationaal en internationaal niveau; • stimulering van kennistransfer naar en innovatieprojecten met het regionale midden- en kleinbedrijf;
Instellingsplan 2009 - 2012
28
29
• stimulering van ondernemerschap en innovatie door het opsporen, ondersteunen en begeleiden van (potentiële) hightech starters en spin-off bedrijven vanuit de TU/e.
Grote bedrijven en organisaties De contacten met grotere technologiegedreven bedrijven en organisaties (waaronder TNO en de Grote Technologische Instituten) zullen worden verbreed en geïntensiveerd. Via periodiek strategisch overleg zullen verdere samenwerkingsmogelijkheden op R&D-gebied in kaart worden gebracht, strategische partnerships en gezamenlijke programma's en projecten worden ontwikkeld en mantelovereenkomsten en contracten worden afgesloten. De TU/e zal actief blijven participeren in (de ontwikkeling van) publiekprivate onderzoeks- en innovatienetwerken, -programma's en -instituten op nationaal en Europees niveau. Hierbij wordt een positie nagestreefd van preferred R&D-partner van in ieder geval de netwerken, programma's en instituten die hun zwaartepunt in Zuidoost-Nederland hebben. Een belangrijk doel is ook het verwerven van een sterke positie in zogenaamde 'Knowledge and Innovation Communities' (KIC) binnen het 'European Institute of Innovation and Technology'. Samen met partners in het bedrijfsleven en de universitaire wereld zal de TU/e zich inspannen voor een succesvolle kandidatuur van Eindhoven als co-locatie van in ieder geval de KIC op het terrein van energie. Midden- en kleinbedrijf Wat de stimulering van kennistransfer naar en innovatieprojecten met het regionale midden- en kleinbedrijf betreft blijft de TU/e met Fontys Hogescholen, het ROC Eindhoven, TNO Industrie en Techniek en de Open Universiteit actief participeren in de gezamenlijke regionale kennistransferorganisatie 'United Brains'. Bovendien zal de TU/e er zich voor inspannen dat samen met relevante partners mkbinnovatieprojecten worden opgezet. Waar zinvol zullen met het oog daarop ook contacten worden gelegd met lectoren in het technisch hoger beroepsonderwijs. Daarnaast zullen de banden met het mkb worden aangehaald via communicatieen netwerkactiviteiten. De binnen de universiteit aanwezige wetenschappelijke expertise zal ten behoeve van het mkb en intermediaire organisaties als 'United Brains' en 'Syntens' door middel van een te ontwikkelen webbased informatiesysteem toegankelijk worden gemaakt. Verder zal de TU/e planmatig acte de présence geven op technologiebeurzen voor het bedrijfsleven. Stimulering en ondersteuning starters De TU/e zet zich er nadrukkelijk voor in dat aan de universiteit ontwikkelde kennis waar mogelijk wordt gebruikt voor het ontwikkelen van nieuwe bedrijvigheid. Op dit moment worden nog lang niet alle mogelijkheden benut. Te veel ontwikkelde
kennis en wetenschappelijke vondsten blijven nog ongebruikt op de plank liggen. Dat is uit maatschappelijk en economisch oogpunt onaanvaardbaar. De TU/e stelt zich dan ook tot doel in eigen huis voortdurend actief te zoeken naar kennis en vondsten die mogelijkheden bieden tot het ontwikkelen van nieuwe vermarktbare producten, diensten en systemen. Bovendien zal zij actief bevorderen dat meer studenten, medewerkers, alumni en derden deze kennis en vondsten gaan gebruiken om nieuwe bedrijvigheid te ontwikkelen. Daarbij zullen alle instrumenten worden ingezet die de afgelopen jaren zijn ontwikkeld, zoals de instrumenten voor het beschermen en exploiteren van kennis/technologie, voor het belonen van medewerkers en onderzoeksgroepen die vermarktbare kennis hebben ontwikkeld en voor het begeleiden, ondersteunen, huisvesten en financieren van startende ondernemingen en voor formele deelname van de universiteit in startende ondernemingen. Die deelnames zullen gestalte blijven krijgen onder de vlag van de TUE Holding BV. De stimulering en ondersteuning van starters zal blijven plaatsvinden in nauwe samenwerking met de partners in de regionale Incubator3+organisatie en de regionale financieringsfondsen en startersfaciliteiten. Het is verder nadrukkelijk de bedoeling de huisvestingsfaciliteiten en andere gemeenschappelijke faciliteiten voor starters op de universiteitscampus zelf uit te breiden en te verbeteren. Het noordoostelijke deel van de campus zal daartoe geleidelijk het karakter krijgen van een bedrijventerrein voor startende en bestaande kleine hightech bedrijven/ bedrijfsonderdelen die belang hebben bij intensieve samenwerking met universitaire onderzoekers en bij gebruik van universitaire infrastructuur. De komende jaren zal een bestaand vrijkomend universiteitsgebouw geschikt worden gemaakt als bedrijfsverzamelgebouw (met als nieuwe naam 'Connector') en zal een nieuw bedrijvengebouw met gemeenschappelijke laboratorium-, ontwikkel- en testfaciliteiten (onder de noemer 'Catalyst') worden gerealiseerd. Het in elkaars nabijheid huisvesten van kleine innovatieve bedrijven in combinatie met gemeenschappelijke voorzieningen en open universitaire faciliteiten stimuleert innovatieve interactie zowel tussen de ondernemingen onderling als tussen universitaire onderzoekers en de bedrijven.
5.2.3 Bevordering ondernemerschap Via het samen met de Universiteit van Tilburg opgezette 'Brabant Center of Entrepreneurship' zal de TU/e krachtig bevorderen dat meer studenten, medewerkers en afgestudeerden interesse krijgen voor het ondernemerschap en zich ondernemerschapskennis en -competenties eigen maken. Dat gebeurt met name via voorlichtings- en onderwijsactiviteiten. Daarnaast zal onderzoek worden gestimuleerd, zodat er meer kennis beschikbaar komt inzake faal- en succesfactoren bij het
starten en doorontwikkelen van nieuwe technologie-intensieve ondernemingen. Het onderwijsaanbod op het terrein van ondernemerschap omvat: • een instellingsbrede minor 'Entrepreneurship & Innovation' voor bachelorstudenten, die wordt afgesloten met een project dat samen met studenten van het honors program in ondernemerschap van de Universiteit van Tilburg wordt uitgevoerd; • een certificaatprogramma 'Technology Entrepreneurship' voor masterstudenten en promovendi, waarin als afstudeerproject gewerkt wordt aan de ontwikkeling van een business case op basis van een binnen de TU/e ontwikkeld innovatief idee; • diverse keuzevakken, gerelateerd aan ondernemerschap; • de mogelijkheid tot deelname van TU/e-studenten aan het extracurriculaire programma 'Kennisintensief Ondernemen' van de Universiteit van Tilburg; • een masterclass 'Entrepreneurship' voor promovendi en ontwerpers in opleiding; • maatwerkprogramma's voor medewerkers die overwegen een onderneming op te zetten. Door middel van actieve werving zal worden gepoogd het aantal deelnemers aan de diverse onderwijsactiviteiten aanzienlijk uit te breiden.
5.2.4 Project Office De TU/e streeft ernaar de komende jaren een meer initiërende en leidende positie te verwerven op het vlak van grote tweedeen derdegeldstroomprojecten en tevens haar inkomsten uit de tweede en derde geldstroom te vergroten. Om de wetenschappelijke staf hierbij proactief en professioneel te kunnen ondersteunen, is het initiatief genomen voor het opzetten van een interfacultair Project Office. Van hier uit zullen nieuwe impulsen worden gegeven aan de participatie in regionale, nationale en internationale (publiekprivate) onderzoeks- en innovatieprogramma's/-instituten en aan gezamenlijke R&Dactiviteiten met grote bedrijven en organisaties. Het Project Office attendeert proactief op mogelijkheden om projectvoorstellen c .q. subsidieaanvragen in te dienen bij de diverse fondsen en programma's, biedt ondersteuning bij het opstellen van aanvragen en voorbereiden van presentaties van voorstellen, monitort het verdere aanvraagproces en biedt ondersteuning bij de afhandeling van verantwoordingsverplichtingen richting subsidiegever. Verder acquireert het opdrachten voor contractresearch, helpt het bij het sluiten van contracten en biedt het ondersteuning bij het management van grote projecten.
Instellingsplan 2009 - 2012
30
31
5.2.5 Open onderzoeks- en innovatiefaciliteiten Het beschikbaar en toegankelijk zijn van de best denkbare onderzoeks- en innovatiefaciliteiten is een sleutelfactor voor het succes van een regionaal ecosysteem voor kennisontwikkeling en -valorisatie. Topfaciliteiten dragen bij aan de internationale concurrentiepositie en daarmee aan de internationale aantrekkings- en bindingskracht van een regio op hoogwaardige bedrijven, kennisinstellingen en kenniswerkers. De TU/e zet daarom in de Brainport-regio samen met bedrijfsleven en overheden in op het realiseren van geconcentreerde clusters van R&D-faciliteiten, waarin bedrijven en instellingen eigen infrastructuur en voorzieningen inbrengen en samen investeren in nieuwe laboratoria, ontwikkel- en testruimten en apparatuur. Deze clusters van 'shared facilities' zullen vanuit een open innovatieconcept beschikbaar en toegankelijk moeten zijn voor alle belanghebbende kennisinstellingen en bedrijven in de regio. Ze moeten bovendien zoveel mogelijk aansluiten bij de content en het ambitieniveau van grote publiekprivate onderzoeks- en innovatieprogramma's, die hun zwaartepunt in de Brainport-regio hebben. De komende jaren zal de TU/e zich samen met regionale partners en stakeholders in ieder geval inspannen voor de financiering en realisatie van onderzoeks- en innovatiefaciliteiten voor het in paragraaf 4.2.4. geschetste 'European Lighting Competence Center Eindhoven' (zie pagina 24) en van de hierna geschetste vier initiatieven. Deze passen in het gemelde streven van de universiteit haar eigen campus uit te bouwen tot een TU/e Science Park en zelf actief te participeren in andere onderzoeks- en innovatiecampussen in de regio. Voorbehoud voor realisering van elk van deze initiatieven is dat er adequate externe partners worden gevonden alsmede voldoende financiële middelen. Verder is in paragraaf 5.2.2 al melding gemaakt van het initiatief voor het gebouw 'Catalyst' met huisvesting en laboratorium-, ontwikkel- en testfaciliteiten voor startende ondernemingen.
Molecular Imaging Laboratory Het eerste initiatief betreft de samenvoeging van het radiologisch laboratorium van de Life Sciences Facilities van Philips met de imagingfaciliteiten van de TU/e in één 'Molecular Imaging Laboratory' op de High Tech Campus Eindhoven. Doel is één geïntegreerde faciliteit voor onderzoek op het gebied van molecular imaging in de markt te zetten, waar behalve onderzoeksgroepen van de TU/e en Philips ook andere kennisinstellingen en bedrijven gebruik van kunnen maken. Dat wordt bevorderd door het beoogde laboratorium te verzelfstandigen. Er kan dan onder zakelijke condities op de wensen en behoeften van een breed gebruikersveld worden ingespeeld. Een en ander maakt het mogelijk een hoger niveau van voorzieningen te realiseren, terwijl op de kosten
gevaarlijke voorwerpen op te ruimen, handelingen te verrichten in voor de mens gevaarlijke of ongezonde omgevingen, medische ingrepen uit te voeren die bijzondere precisie vereisen of om in de bouw en logistiek zware objecten te verplaatsen. Het TRIC zal een cluster van hoogwaardige laboratoria en ontwikkel- en testruimten gaan omvatten, die het karakter krijgt van een open onderzoeks- en innovatiefaciliteit. Het heeft de ambitie een internationaal vooraanstaand concentratiepunt te worden van zowel publiekprivaat onderzoek als industriële bedrijvigheid op het terrein van teleoperations. Er zijn grote economische en maatschappelijke belangen mee gemoeid.
van de afzonderlijke participanten bespaard kan worden. Bovendien stimuleert het inzetten van de voorzieningen in een open innovatieklimaat samenwerking tussen de gebruikers ervan. Als het initiatief voor het 'Molecular Imaging Laboratory' succesvol verloopt, kan dat de opstap zijn naar clustering en verzelfstandiging van andere onderzoeksvoorzieningen op de High Tech Campus.
Cleanroom Het tweede initiatief betreft de zeer hoogwaardige en omvangrijke cleanroom op de campus van de TU/e zelf. Momenteel is deze kostbare onderzoeksfaciliteit direct gekoppeld aan universitaire onderzoeksgroepen. De verwachting is dat financiële en inhoudelijke voordelen zijn te behalen door de cleanroom te verzelfstandigen, open te stellen voor derden, de beschikbare apparatuur af te stemmen op een bredere gebruikersgroep en interactie tussen de diverse gebruikers te bevorderen. De cleanroom zou hierdoor een zodanige statuur moeten verwerven dat ze bij kan dragen aan de aantrekkingskracht van de universiteit op internationaal talent. Teleoperations Research & Innovation Center Een mogelijk derde initiatief is erop gericht op de TU/e-campus een 'Teleoperations Research & Innovation Center' (TRIC) te realiseren waar onderzoekers van de universiteit (met name uit de faculteiten 'Wiskunde en Informatica', 'Werktuigbouwkunde', 'Electrical Engineering' en 'Industrial Design') samen met partners uit de industrie en uit andere kennisinstellingen kunnen werken aan de ontwikkeling van telerobots en daarop gericht multidisciplinair onderzoek. Telerobots onderscheiden zich nu al van in de industrie toegepaste autonoom functionerende robots doordat zij op afstand (bijvoorbeeld via internet) door mensen worden bestuurd. Telerobots voeren dus teleoperations uit en breiden daarmee in feite de actieradius van de mens onbeperkt uit. Ze kunnen voor tal van doeleinden worden ingezet, bijvoorbeeld om technische services uit te voeren, gewassen te planten of oogsten, objecten te bewaken,
/d.search.labs En een mogelijk vierde initiatief is erop gericht op de TU/ecampus onder de noemer '/d.search-labs' een internationaal vooraanstaand cluster van designfaciliteiten te realiseren voor het ontwikkelen van intelligente producten, systemen en diensten. De '/d.search-labs' zou het hart moeten worden van de faculteit 'Industrial Design' waar onderzoek, onderwijs en innovatie samenkomen in uitdagende en innovatieve ontwikkelprojecten op het terrein van 'Ambient Intelligence', die in nauwe samenwerking met partners uit de industrie en andere kennisinstellingen worden opgezet. Om betekenisvolle projecten te kunnen faciliteren en projectuitkomsten te kunnen realiseren zal '/d.search.labs' in ieder geval diverse studio-omgevingen moeten omvatten, een faciliteit voor prototyping en diverse ruimtes die model kunnen staan voor uiteenlopende gebruiksomgevingen. De verwezenlijking van '/d.search-labs' is een essentieel element in de strategie om Brainport Eindhoven internationaal op de kaart te zetten als een vooraanstaand designcluster. Het vormt de noodzakelijke basis voor een in de regio te realiseren topinstituut voor technologisch design. Aan een plan voor zo'n instituut wordt onder de paraplu van 'Design Connection Brainport' gewerkt door een breed samengesteld netwerk van kennisinstellingen, ondernemingen en overheidsinstanties.
regeling voor het behoud van kenniswerkers en een regeling voor de versnelde uitvoering van hightech topprojecten. De TU/e diende samen met een 65-tal bedrijven in met name Zuidoost-Nederland ruim 50 projectaanvragen bij de rijksoverheid in voor de tijdelijke detachering van in totaal circa 600 kenniswerkers bij de universiteit en de extra inschakeling van circa 50 jonge onderzoekers bij de universiteit ten behoeve van deze projecten. De TU/e is verder betrokken bij door het bedrijfsleven ontwikkelde voorstellen voor de versnelde uitvoering van hightech topprojecten. Te verwachten is dat een belangrijk deel van de ingediende plannen met steun van de overheid gerealiseerd kan worden in de periode 20092010. De TU/e wil er zo actief aan bijdragen dat het unieke hightech ecosysteem in de Brainport Eindhoven-regio versterkt uit de economische crisis tevoorschijn komt.
5.2.6 Behoud kenniswerkers en versnelling innovatieprojecten In het kader van de economische crisis heeft de TU/e begin 2009 het voortouw genomen in de ontwikkeling van plannen voor het behoud van kenniswerkers en de versnelde uitvoering van hightech innovatieprojecten, met name in de hightech Brainportregio. De TU/e-plannen werden geïntegreerd in een gezamenlijke steunaanvraag van Brainport Eindhoven bij de rijksoverheid, waarin ook TNO participeerde. Ze vonden onder meer navolging in een steunaanvraag van de VSNU namens de gezamenlijke Nederlandse universiteiten. De landelijke overheid reageerde positief op de diverse steunaanvragen en publiceerde in de zomer van 2009 een
Instellingsplan 2009 - 2012
32
33
6 Studenten- en alumnivoorzieningen 6.1 Kernambitie
6.1
Kernambitie
6.2
Beleid
Een vooraanstaande positie in vergelijking met andere Nederlandse universiteiten qua voorzieningen voor, dienstverlening aan en relaties met studenten en alumni, onder meer tot uitdrukking komend in: • een positie binnen de top drie van Nederlandse universiteiten bij ter zake doende tevredenheidspeilingen onder studenten en alumni; • een percentage in Eindhoven gevestigde, uitwonende studenten van 60 of hoger; • een forse uitbreiding van het aanbod aan betaalbare huisvestingsmogelijkheden voor met name buitenlandse studenten, technologisch ontwerpers in opleiding en promovendi; • een aantoonbaar versterkte reputatie van Eindhoven als universiteits- en studentenstad; • actuele persoons- en loopbaangegevens van ten minste 80% van de alumni in de Alumninet-database van de universiteit.
6.2.1 Eindhoven studentenstad 6.2.2 Huisvesting
6.2 Beleid
6.2.3 Studentensport 6.2.1 Eindhoven studentenstad 6.2.4 Centrale studentenvoorzieningen 6.2.5 Studentenkaart 6.2.6 Onderzoeks-/ontwerpassistentschappen 6.2.7 Studenten met beperkingen 6.2.8 Beurzen en leningen 6.2.9 Buitenlandse masterstudenten 6.2.10 Alumni
De TU/e zet zich er samen met Fontys Hogescholen, de Design Academy en de gemeente actief voor in Eindhoven aantrekkelijker te maken als studentenstad en de uitstraling van Eindhoven als studentenstad te verbeteren. Vier beleidslijnen staan daarbij centraal: • bevorderen dat meer studenten van elders zich in Eindhoven vestigen; • stimuleren van grote aansprekende studentenevenementen en maatschappelijke (stadsgerichte) studentenprojecten; • ondersteunen van de verhuizing van de algemene studentenverenigingen met hun sociëteiten van studentencentrum 'De Bunker' naar daarvoor geschikt te maken panden in het stadscentrum;
• versterken van de communicatie- en marketingactiviteiten met betrekking tot studentenactiviteiten. Een stuurgroep van bestuurders van TU/e, Fontys Hogescholen, Design Academy en gemeente gaat de verwezenlijking van het uitgezette beleid aansturen en bepaalt op hoofdlijnen aan welke programma's c.q. projecten middelen worden toegekend uit de door de gemeente en de instellingen ter beschikking gestelde budgetten. Om na te kunnen gaan of de reputatie van Eindhoven als universiteits- en studentenstad verbetert, zal een nulmeting worden uitgevoerd, later gevolgd door een eerste effectmeting.
6.2.2 Huisvesting Het bestaande tekort aan adequate huisvesting tegen een acceptabele prijs voor met name buitenlandse studenten en medewerkers levert de TU/e en Eindhoven grote internationale imagoschade op. De TU/e blijft zich de komende jaren samen met Fontys Hogescholen, de Design Academy, de gemeente Eindhoven en de woningcorporaties in de stad dan ook bijzonder inspannen voor uitbreiding van zelfstandige, betaalbare wooneenheden voor studenten, ontwerpers in opleiding en promovendi en adequate huisvesting voor uitwisselingsstudenten, gastmedewerkers en andere short stayers. De TU/e wil voor een en ander ook ruimte bieden op de eigen campus. Uitgangspunt is dat de komende jaren op de campus permanente wooneenheden worden gerealiseerd voor zowel Nederlandse als buitenlandse studenten, ontwerpers in opleiding en promovendi alsmede permanente verblijfsvoorzieningen voor short stayers. Omdat buitenlanders niet naar de TU/e komen als hen geen passende huisvesting wordt geboden, zullen zij de hoogste prioriteit krijgen. Overigens zullen ook elders in Eindhoven extra wooneenheden gerealiseerd moeten worden. De TU/e wil ter zake met gemeente en woningcorporaties de komende jaren tot meerjarige resultaatafspraken en vervolgens tot concrete resultaten komen. Na oplevering van permanente wooneenheden op de campus zullen de huidige tijdelijke wooneenheden verdwijnen.
Instellingsplan 2009 - 2012
34
35
6.2.3 Studentensport De TU/e zal haar sportfaciliteiten de komende jaren op stateof-the-artniveau houden en de deelname van studenten aan sportverenigingen en sportprogramma's blijven stimuleren. Verder wil zij in de rankings van universiteiten op basis van studententevredenheid over sportfaciliteiten de eerste plaats heroveren. De tevredenheid en wensen van studenten ten aanzien van de sportmogelijkheden zal periodiek worden gepeild. Verder blijft de TU/e ernaar streven (voormalige) topsporters als sportdocenten in te schakelen en actief nationale en internationale studentensportevenementen op haar campus te accommoderen. Studenten die op topniveau sport bedrijven, kunnen erop blijven rekenen dat de universiteit er actief aan zal bijdragen dat zij dit optimaal met hun studie kunnen combineren. De TU/e zal zich verder actief blijven inzetten om haar 'sportimago' te versterken.
6.2.4 Centrale studentenvoorzieningen De centrale studentenvoorzieningen en de bibliotheek worden in 2012 geconcentreerd in de (ver)nieuwbouw in het hart van de universiteitscampus op de plaats van de huidige W-hal. In de nieuwe huisvesting wordt ook voldaan aan de groeiende behoefte onder studenten aan extra studiewerkplekken in daarvoor geschikte ruimtes op de campus. Concentratie van voorzieningen betekent verder dat beter ingespeeld kan en zal worden op de wens om de openingstijden te verruimen. Dit draagt in combinatie met de introductie van permanente woonvoorzieningen bij aan de beoogde verlevendiging van de campus. De TU/e zal een onderzoek laten uitvoeren naar de toekomst van het huidige studentencentrum 'De Bunker' in relatie tot de huisvesting van de daar nu gevestigde studentenverenigingen. Zoals gemeld in paragraaf 6.2.1 ondersteunt de universiteit de verhuizing van de algemene studentenverenigingen met hun sociëteiten naar daarvoor geschikt te maken panden in het stadscentrum. Wat de culturele studentenverenigingen betreft is de universiteit voor de lange termijn voorstander van geconcentreerde huisvesting op haar campus. Ook daarmee is de nagestreefde verlevendiging van de campus gediend.
6.2.5 Studentenkaart Onder studenten bestaat behoefte aan de invoering van één multifunctionele studentenkaart, die toegang biedt tot allerlei voorzieningen en gebruikt kan worden om cash free voor allerlei diensten (zoals kopiëren, printen, verkoop van dictaten
en ICT-hulpmiddelen en catering) te betalen. Daarom zal worden onderzocht of invoering van een dergelijke kaart technisch mogelijk en financieel haalbaar is. Bij een positief resultaat zal de kaart worden ingevoerd.
6.2.6 Onderzoeks-/ontwerpassistentschappen In paragraaf 3.2.4 is al melding gemaakt van het voornemen in alle masteropleidingen bovenop het reguliere curriculum speciale honors tracks in te richten voor studenten die het talent en de motivatie hebben om door te stromen in een ontwerpersopleiding of een promotietraject. Voor zover de financiële ruimte het toelaat is het de bedoeling dat studenten in het kader van deze tracks een aanstelling krijgen als ontwerp- of onderzoeksassistent. Bij een tweetal masteropleidingen zal met een en ander worden geëxperimenteerd. Rekening houdend met de ervaringen zullen ook bij de overige masteropleidingen honors tracks worden gerealiseerd en assistentschappen opengesteld worden voor daaraan deelnemende studenten.
6.2.7 Studenten met beperkingen De TU/e blijft de komende jaren zo goed mogelijk inspelen op de behoefte aan speciale voorzieningen of regelingen van individuele studenten met lichamelijke of andere beperkingen. Inzet is zoveel mogelijk maatwerk te leveren. Studenten worden actief aangemoedigd zelf aan de bel te trekken als zij op grond van beperkingen specifieke wensen of behoeften hebben. Doel is te bewerkstelligen dat hun studie zo onbelemmerd mogelijk voortgang kan vinden. Randvoorwaarde is bovendien dat alle gebouwen in principe voor iedereen toegankelijk zijn. Het succes van het ingezette beleid moet blijken uit een flink verbeterde positie van de TU/e in rankings van universiteiten op basis van tevredenheidspeilingen onder studenten met betrekking tot voorzieningen voor studenten met beperkingen.
6.2.8 Beurzen en leningen Omdat masterstudenten van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) voor de bekostiging niet meer meetellen, is de TU/e genoodzaakt voor hen een bij benadering kostendekkend collegegeld te hanteren. Deze studenten komen bovendien niet in aanmerking voor studiefinanciering. Om zeer talentvolle studenten van buiten de EER te stimuleren voor masteropleidingen aan de TU/e te kiezen, stelt de universiteit jaarlijks ten minste 150 nieuwkomers voor twee jaar een kostendek-
kende beurs (collegegeld plus primaire kosten van levensonderhoud) ter beschikking. Een strenge selectieprocedure moet garanderen dat beursstudenten in staat zijn hun masteropleiding in twee jaar tot een goed einde te brengen. De beurzen worden bekostigd uit de winst van de TUE Holding BV en schenkingen van derden. De TU/e interesseert bovendien bedrijven voor het ter beschikking stellen van beurzen. Daarbij kunnen met kandidaten in principe afspraken gemaakt worden over het gedurende enkele jaren vervullen van een functie bij de betrokken bedrijven na afronding van de opleiding. De TU/e zal verder bevorderen dat masterstudenten van buiten de EER die niet voor een beurs in aanmerking komen, onder aantrekkelijke voorwaarden een lening kunnen verkrijgen bij een bank. De TU/e zal ter zake een overeenkomst sluiten met een bank en zich per jaar garant stellen voor ten minste 30 nieuwe leningen.
6.2.9 Buitenlandse masterstudenten Door middel van evaluatiegesprekken en quick scans gaat de TU/e regelmatig na of buitenlandse studenten tevreden zijn over bestaande (al of niet speciaal voor hen opgezette) voorzieningen c.q. of er onder hen behoefte bestaat aan specifieke begeleiding, ondersteuning of faciliteiten. Doel is te bevorderen dat buitenlandse studenten zich thuis voelen aan de TU/e en in Eindhoven en hun masteropleiding zoveel mogelijk binnen de reguliere studieduur van twee jaar succesvol weten af te ronden.
worden bevorderd. In samenwerking met andere Nederlandse universiteiten en met de Nederlandse ambassades ter plaatse zullen alumninetwerken in een aantal Europese landen worden opgezet. Met enige regelmaat zullen ook op instellingsniveau voor alumni waardevolle activiteiten en evenementen worden georganiseerd, waaronder een jaarlijkse alumnidag. Hieraan zal extra aandacht worden besteed in het lustrumjaar 2011. De vip-behandeling van alumni op de jaarlijkse Publieksdag van de universiteit wordt gecontinueerd. Daarnaast zullen activiteiten worden opgezet die bij kunnen dragen aan de persoonlijke, professionele en intellectuele groei van alumni. Wensen en behoeften van alumni met betrekking tot specifieke activiteiten, evenementen en voorzieningen zullen periodiek worden gepeild. Belangrijk doel is verder te komen tot bijzondere netwerken van alumni die op willen treden als ambassadeurs van de TU/e c.q. zich actief in willen zetten voor specifieke doelstellingen van de universiteit of de faculteiten. Zo zullen alumni-ondernemers worden uitgenodigd op te treden als 'business angels' voor startende ondernemingen vanuit de universiteit. Tevens zullen alumni worden betrokken bij de studentenwerving, bijvoorbeeld ter versterking van het beeld van op de opleiding aansluitende beroepsprofielen. Alumni zullen via het Universiteitsfonds worden gestimuleerd regelmatig financiële donaties te doen ten behoeve van de universiteit. Verder zullen prominente alumni worden gevraagd een actieve rol te vervullen op het terrein van fundraising voor specifieke universitaire projecten.
6.2.10 Alumni De TU/e blijft zich de komende jaren actief inzetten voor het versterken van wederzijds profijtelijke relaties met haar alumni. Daarbij wordt intensief samengewerkt met de faculteits- en opleidingsgebonden alumniverenigingen en de TU/e-vereniging van promovendi. De communicatie met alumni wordt geëvalueerd en waar nodig herzien. In goed overleg zal een meerjarenplan voor het alumnibeleid worden ontwikkeld ter bevordering van de integratie van alumni in de universiteitsgemeenschap. De betrokkenheid van studenten bij het alumnibeleid zal worden vergroot. Een belangrijk randvoorwaardelijk doel is het vergroten van de dekkingsgraad (naar ten minste 80%) en de actualiteit van de database met persoons- en loopbaangegevens van alumni. Hiertoe zal de Alumninet-database ook naar de faculteiten toe worden ontsloten. Daarnaast wordt een koppeling naar externe communities (zoals LinkedIn) gerealiseerd. Netwerkrelaties tussen alumni onderling en tussen alumni enerzijds en studenten en medewerkers anderzijds zullen
Instellingsplan 2009 - 2012
36
37
7 Universitaire samenwerking in Nederland 7.1 Kernambitie
7.1
Kernambitie
7.2
Beleid
7.2.1 3TU.Federatie
Strategisch belangrijke partnerrelaties met andere Nederlandse universiteiten, onder meer tot uitdrukking komend in aantoonbare meerwaarde van: • de afstemming en samenwerking met de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Twente in de 3TU.Federatie; • de afstemming en samenwerking met faculteiten van andere Nederlandse universiteiten in het kader van de sectorplannen Natuurkunde, Scheikunde, Wiskunde en Informatica; • de samenwerking met de Universiteit Maastricht en het Maastricht Universitair Medisch Centrum en met andere Nederlandse universiteiten en academische medische centra op het terrein van de biomedische technologie en de levenswetenschappen; • de samenwerking met de Universiteit van Tilburg in het kader van het 'Brabant Center of Entrepreneurship' en de 'TiasNimbas Business School'.
7.2 Beleid
Zoals in het ontwikkelingsplan uiteengezet ziet de 3TU.Federatie het als haar missie: • voldoende en hoogwaardig gekwalificeerde ingenieurs, technologisch ontwerpers en onderzoekers af te leveren; • internationaal toonaangevend en maatschappelijk relevant technisch-wetenschappelijk onderzoek te verrichten; • kennistransfer en samenwerking tussen onderzoeksinstellingen en bedrijven te faciliteren teneinde innovatie en ondernemerschap te bevorderen. Op onderwijsgebied is het hoofddoel voor de komende jaren samen een virtuele onderwijsgemeenschap te vormen, die een breed palet aan technisch-wetenschappelijke opleidingen aanbiedt en studenten goede mogelijkheden biedt gebruik te maken van het keuzepalet per universiteit. In dat kader worden nadere afspraken gemaakt over de verdeling van specialisaties en zal de inrichting van het onderwijs verder worden geharmoniseerd. Verder zal samen opgetrokken worden op het punt van de kwaliteitszorg. Bovendien zullen gezamenlijke inspanningen worden geleverd om de bèta- en technologie-oriëntatie van jongeren in ons land te stimuleren. Een en ander moet leiden tot een duurzame groei van de studenteninstroom, van de rendementen en van het aantal jaarlijks afgegeven PDEngdiploma's (Professional Doctorate in Engineering).
7.2.2 Sectorplannen 7.2.3 Samenwerking met 'Maastricht' 7.2.4 Samenwerking met 'Tilburg' 7.2.5 Samenwerking met 'Fontys'
7.2.1 3TU.Federatie De TU/e blijft er zich in het kader van de 3TU.Federatie samen met de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Twente voor inzetten de drie TU's door middel van onderlinge samenwerking en afstemming aantrekkelijker en waardevoller te maken voor studenten, wetenschappers, bedrijven en overheid en daardoor betekenisvoller voor de Nederlandse kenniseconomie en de concurrentiepositie van ons land in de wereld. Leidraad daarbij vormen de komende jaren het 'Ontwikkelingsplan 2009-2012' en de daarvan afgeleide tweejaarlijkse bestuurlijke agenda's van de 3TU.Federatie.
Op onderzoeksgebied zal geïnvesteerd blijven worden in de programmatische bundeling van excellent onderzoek rondom maatschappelijke thema's in gezamenlijke Centers of Competence (ter versterking van focus en massa) en Centers of Excellence (ter stimulering van vernieuwend onderzoek op maatschappelijk relevante themagebieden). Bestaande centra worden geconsolideerd en er wordt ruimte geboden aan initiatieven voor nieuwe centra, bijvoorbeeld op terreinen als mobiliteit/logistiek, toegepaste wiskunde, gezondheidstechnologie en bouw. Daarnaast zal worden ingezet op versterking van de voor toponderzoek noodzakelijke infrastructuur en op intensivering van de samenwerking en krachtenbundeling met andere technologische R&D-instituten. Wat de zorg voor de onderzoekskwaliteit betreft zal zoveel mogelijk samen worden opgetrokken. Daarbij zal het nodige worden gedaan om tot betere criteria te komen voor het beoordelen van de kwaliteit van wetenschappelijk construeren en ontwerpen en tot versterking van de positie van de construerende en ont-
Instellingsplan 2009 - 2012
38
39
werpende wetenschappen in de tweede geldstroom. Een en ander moet leiden tot: • stijging van de citatie-impactscore van de drie TU's als geheel; • groei van de tweede, derde en internationale geldstroom ten behoeve van het technisch-wetenschappelijk onderzoek; • duurzame groei van het aantal afgegeven PhD-graden per jaar; • integratie van procedures en criteria voor de beoordeling van ontwerpen en construeren en multidisciplinair technologisch onderzoek in het evaluatieprotocol voor het universitaire onderzoek in ons land; • afgestemde plannen voor investeringen in grootschalige onderzoeksinfrastructuur; • gezamenlijke overeenkomsten met andere technologische R&D-instituten. Op het gebied van kennisvalorisatie wordt samen een voortrekkersrol geambieerd in het landelijke Valorisatieproject dat is geïnitieerd door het Innovatieplatform en de interdepartementale programmadirectie 'Kennis en Innovatie'. De prioriteiten in het kennisvalorisatiebeleid van de drie TU's voor de komende jaren zijn het verder stimuleren van ondernemerschapsgericht onderwijs, samenwerking met grote bedrijven, kennistransfer richting het mkb, ondersteuning van technostarters en het voor diverse publieksgroepen toegankelijker maken van belangrijk onderzoek door middel van gezamenlijke voorlichtingspublicaties. Een en ander moet onder meer leiden tot groei van de derde geldstroom en van het aantal octrooien, spin-offs en gezamenlijke raamovereenkomsten c.q. contracten met bedrijven. Tot slot maar niet in de laatste plaats zal de 3TU.Federatie zich de komende jaren nadrukkelijker manifesteren als dé representant en belangenbehartiger van de technisch-wetenschappelijke sector in ons land in het algemeen en van de TU's en hun stakeholders in het bijzonder. Aan de overheid is een onderbouwd verzoek voorgelegd om de verwezenlijking van de ambities van de drie TU's financieel mogelijk te helpen maken. Concreet is gevraagd om: • structureel 15 miljoen euro per jaar voor nieuwe samenwerkings- en afstemmingsinitiatieven ter versterking van de technisch-wetenschappelijke sector; • structureel 40 miljoen euro per jaar voor de noodzakelijke versterking van de infrastructuur voor technologische R&D; • structureel 10 miljoen euro per jaar voor het realiseren van de gewenste voortrekkersrol op het terrein van de kennisvalorisatie. Zonder extra middelen van de overheid zullen de drie TU's niet in staat zijn hun betekenis voor de Nederlandse kenniseconomie en de concurrentiepositie van ons land in de wereld te vergroten.
7.2.2 Sectorplannen De TU/e-faculteiten 'Technische Natuurkunde' en 'Scheikundige Technologie' zullen zich de komende jaren samen met de faculteiten in de natuurwetenschappen bij de overige Nederlandse universiteiten inspannen voor de verwezenlijking van de doelen die zij zich in hun gezamenlijke sectorplan hebben gesteld. In essentie gaat het om het versterken van het natuurwetenschappelijk onderzoek in ons land en om het verhogen van het aantal studenten, van de opleidingsrendementen en van het aantal afstudeerders in de natuurwetenschappen. De overheid heeft toegezegd in de periode 20112016 jaarlijks 20 miljoen euro voor de verwezenlijking van het sectorplan Natuur- en Scheikunde ter beschikking te zullen stellen. De faculteit 'Technische Natuurkunde' wil in het kader van het sectorplan haar onderzoeksfocus versterken met onderzoeksinitiatieven op de terreinen 'Nuclear Fusion', 'Mesofluidics' en 'Advanced Nano-Electronic Devices' en zij wil bovendien een masteropleiding 'Nuclear Fusion Science and Technology' ontwikkelen. De faculteit 'Scheikundige Technologie' wil inzetten op versterking van haar onderzoeksclusters 'Functional Molecular Materials' (inclusief het recent gestarte 'TU/e Institute for Complex Molecular Systems'), 'Polymer Chemistry and Materials' en 'Reaction and Process Intensification & Catalysis and Energy Conversion Processes', op het bundelen van master- en ontwerpersopleidingen en onderwijs in het kader van promotietrajecten in een samenhangend graduate program op het gebied 'Chemical Engineering and Process & Product Design' en op de ontwikkeling van een onderzoeksmaster op het terrein van 'Complex Molecular Systems' en een internationale master op het terrein van 'Polymers'. Beide faculteiten willen bovendien extra inspanningen leveren om de belangstelling van jongeren voor natuuren scheikunde te stimuleren en meer studenten aan te trekken. Voor de verwezenlijking van de voornemens zijn extra middelen nodig. De TU/e heeft voor de verwezenlijking van de ambities van de faculteiten 'Technische Natuurkunde' en 'Scheikundige Technologie' structureel 2,5 miljoen euro uit de voor het sectorplan toegezegde middelen aangevraagd. Zonder extra middelen kunnen de voornemens niet volgens plan worden gerealiseerd. Dat laatste geldt ook voor de soortgelijke sectorplannen voor de wiskunde en de informatica. De faculteit 'Wiskunde en Informatica' heeft een bijdrage geleverd aan de totstandkoming van deze plannen en wil ook actief betrokken zijn bij de uitvoering. Het is nog niet duidelijk of er extra overheidsmiddelen voor de verwezenlijking van de plannen beschikbaar zal komen. De TU/e-faculteit 'Wiskunde en Informatica' zal zich er samen met de zusterfaculteiten in Twente en Delft in 3TU-verband hard voor maken dat de bijzondere positie van de technische wiskunde en de technische informatica recht wordt gedaan in het kader van de sectorplannen. In paragraaf
7.2.1 is al melding gemaakt van de mogelijke totstandbrenging van een 3TU.Center of Excellence op het terrein van de toegepaste wiskunde.
7.2.3 Samenwerking met 'Maastricht' De samenwerking met de 'Universiteit Maastricht' en het 'Universitair Medisch Centrum Maastricht' op het terrein van de biomedische en medische technologie zal worden voortgezet. Het is wel de bedoeling de samenwerking tussentijds te evalueren en te bezien of deze op onderdelen bijgesteld zal moeten worden. Daarbij zal ook worden nagegaan in hoeverre op bepaalde subgebieden van de biomedische en medische wetenschappen en van de levenswetenschappen in het algemeen samenwerking met andere universiteiten en universitaire medische centra opportuun is. De TU/e wil haar positie op het terrein van de levenswetenschappen in het algemeen versterken door strategische samenwerkingsverbanden aan te gaan met universiteiten die op voor haar relevante subgebieden excelleren.
7.2.4 Samenwerking met 'Tilburg' Met de 'Universiteit van Tilburg' (UvT) blijft de TU/e samen-werken op het terrein van continuing education (via 'TiasNimbas Business School', waarin de TU/e een minderheidsaandeel heeft; zie ook paragraaf 3.2.6) en op het terrein van de bevordering van ondernemerschap (via het recent gestarte gezamenlijke 'Brabant Center of Entrepreneurship'; zie ook paragraaf 5.2.3). Verder zal bezien worden of de TU/e en de UvT op raakvlakken tussen technologie en gammawetenschappen zinvol onderwijsmodules (bijvoorbeeld in de vorm van minors of honorsvakken) aan elkaars studenten zouden kunnen aanbieden. Tevens zal met de UvT worden overlegd over eventuele Tilburgse bijdragen aan het door de TU/e beoogde 'Engineering College' (zie paragraaf 3.2.2).
tussentijds worden geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. De TU/e blijft met 'Fontys Hogescholen' en andere hogescholen in het zuiden van het land ook samenwerken op het terrein van schakelminors en -programma's voor hbo-studenten en -abituriënten die door willen stromen in een masteropleiding aan de TU/e. De ervaringen met de eerste cohorten studenten in de schakelminor voor hbo-studenten zullen worden geëvalueerd. De resultaten zullen worden gebruikt om de opzet van de minor en de voorlichting daarover aan potentiële deelnemers waar nodig te verbeteren. Doel is geïnteresseerde hbo-studenten zoveel mogelijk tijdens hun opleiding adequaat voor te bereiden op een aansluitende masteropleiding aan de TU/e. Daarnaast blijft de TU/e met 'Fontys Hogescholen' samenwerken om te bevorderen dat studenten voor wie een universitaire bacheloropleiding vooralsnog te zwaar is gebleken, probleemloos door kunnen stromen in een verwante bacheloropleiding in het hbo en vandaar uit in de toekomst wellicht weer door kunnen stromen naar een masteropleiding aan de TU/e. Verder blijft de TU/e betrokken bij de opzet van lectoraten en blijft ze op de universiteitscampus faciliteiten delen met 'Fontys'. Tot slot zal de komende jaren systematisch overleg gevoerd blijven worden met 'Fontys Hogescholen' over verdere mogelijkheden tot samenwerking ter versterking van het technisch hoger onderwijs in Zuid-Nederland.
7.2.5 Samenwerking met 'Fontys' De TU/e blijft de komende jaren samenwerken met 'Fontys Hogescholen' in de 'Eindhoven School of Education'. Dit gemeenschappelijke instituut is verantwoordelijk voor de masteropleiding 'Science Education and Communication' die opleidt tot eerstegraadsdocent in de wis-, natuur- en scheikunde en informatica. Daarnaast voert het onderzoek uit op het terrein van de onderwijswetenschappen en ondersteunt en bevordert het onderwijsinnovaties bij onderwijsinstellingen in de regio door middel van consultancy en samenwerkingsprojecten. De samenwerking in de 'Eindhoven School of Education' zal
Instellingsplan 2009 - 2012
40
41
8 Internationale universitaire samenwerking en internationalisering
8.1 Kernambitie
8.1
Kernambitie
8.2
Beleid
Een aantoonbaar versterkte internationale concurrentiepositie en reputatie en een meer internationaal studie- en werkklimaat binnen de universiteit, onder meer tot uitdrukking komend in: • profijtelijke partnerrelaties op instellings- en faculteitsniveau met vooraanstaande universiteiten in Europa (onder meer als lid van de ‘European University Alliance in Science and Technology’) en elders in de wereld; • een sterke positie in ten minste één ‘Knowledge and Innovation Community’ in het kader van het 'European Institute of Innovation and Technology'; • een instroom uit het buitenland van ten minste 300 masterstudenten, 75 ontwerpers in opleiding en 100 promovendi op jaarbasis; • ten minste 15 procent buitenlandse hoogleraren en universitair hoofddocenten; • gemiddeld 15 miljoen euro inkomsten op jaarbasis uit Europese fondsen.
8.2.1 International university 8.2.2 Samenwerking binnen Europa
8.2 Beleid
8.2.3 Samenwerking buiten Europa 8.2.1 International university 8.2.4 Internationale studentenmobiliteit De TU/e wil de komende jaren een forse sprong voorwaarts maken in haar streven een echte 'international university' te worden met wereldwijd een sterke reputatie en uitstraling. Daartoe zal een samenhangend beleidsprogramma worden ontwikkeld en zal een sterke en herkenbare bestuurlijke regie worden gevoerd op de uitvoering van projecten in het kader van dit programma. Het programma moet leiden tot een cultuuromslag. De TU/e wil een waarlijk internationale universiteitsgemeenschap van studenten en medewerkers worden
met een grote variëteit aan nationaliteiten en volledige integratie van Nederlanders en buitenlanders. De ambitie 'the best and the brightest' aan te trekken zal tot uitdrukking komen in per definitie internationale werving van studenten en medewerkers. Inzet is bovendien het aandeel buitenlanders onder alle categorieën studenten en medewerkers (ook het ondersteunend en beheersmatig personeel) naar een substantieel niveau te verhogen. De deelname aan Europese programma's ter bevordering van internationale mobiliteit van studenten, inkomend én uitgaand, zal worden geïntensiveerd. Er zal planmatig worden gewerkt aan de uitbreiding en verdieping van partnerrelaties met vooraanstaande universiteiten in het buitenland en met grote internationaal opererende hightech bedrijven. Het aanbod aan betaalbare huisvestingsmogelijkheden voor buitenlandse studenten, technologisch ontwerpers in opleiding, overige medewerkers en short stayers zal - zoals geschetst in paragraaf 6.2.2 - fors worden uitgebreid. Bovendien zullen er grote inspanningen worden geleverd om te bevorderen dat buitenlandse studenten en medewerkers zich snel echt thuis voelen binnen de universiteitsgemeenschap en in de Nederlandse samenleving en dat Nederlandse studenten en medewerkers adequaat functioneren in een multiculturele omgeving. Het Engels wordt gefaseerd ingevoerd als gelijkwaardige tweede voertaal naast het Nederlands, ook in bestuurlijke en medezeggenschapsgremia. Het cursusaanbod van het 'TU/e Centrum voor Communicatie, Taal en Techniek' zal worden gefocust op Nederlands, Engels en interculturele communicatie. Er zal worden geëxperimenteerd met Engelstalige minors in de bacheloropleidingen en met enkele volledig Engelstalige bacheloropleidingen. Master- en ontwerpersopleidingen en onderwijsprogramma's in het kader van promotietrajecten worden conform de Angelsaksische traditie per discipline gebundeld in internationaal herkenbare graduate progams. Integrale internationale communicatie van deze programma's en van de onderzoekstoppen per discipline moet een stevige impuls geven aan de naamsbekendheid, de reputatie en het profiel van de TU/e in de wereld. De internationale communicatie en marketing
Instellingsplan 2009 - 2012
42
43
worden versterkt, met name richting de internationale hoger onderwijsmarkt, de internationale wetenschappelijke wereld (publiek én privaat) en de relevante internationale arbeidsmarkt. Er wordt geïnvesteerd in een specifiek op het buitenland gerichte website.
8.2.2 Samenwerking binnen Europa European University Alliance in Science and Technology De TU/e zal zich ervoor inspannen om de in 2008 samen met de 'Danmarks Tekniske Universitet' (DTU) en de 'Technische Universität München' (TUM) opgerichte 'European University Alliance in Science en Technology' uit te bouwen tot een elitenetwerk van vooraanstaande technische universiteiten in Europa, die gezamenlijke onderwijs- en onderzoeksactiviteiten ontplooien en onderling studenten en medewerkers uitwisselen. Inzet is de alliantie uit te breiden met nog enkele top-TU's en binnen de alliantie concrete samenwerkingsprojecten op onderwijs- en onderzoeksgebied te entameren. Als eerste initiatief zal gezamenlijk met DTU en TUM een 'European Graduate School on Sustainable Energy' worden opgebouwd. Binnen deze school gaan gerenommeerde hoogleraren en docenten van de drie universiteiten samenwerken. In totaal hebben zij meer dan 60 onderzoeksprojecten onderhanden. Gezamenlijk zal om te beginnen een onderzoeksprogramma 'Molecular Approach to Sustainable Energy' worden gestart. Elk van de drie universiteiten biedt hiervoor uit centrale middelen ruimte voor het aanstellen van vijf promovendi en twee postdoc's. Jaarlijks zal onder de vlag van de 'Graduate School' zowel in de winter als in de zomer een conferentie worden gehouden om betrokken onderzoekers en studenten in de gelegenheid te stellen onderling kennis uit te wisselen.
ten gaan vormen. Zij streeft naar actieve participatie in alle toekomstige KIC's die qua thema aansluiten bij haar wetenschappelijke portfolio. In het kader van de eerste ronde van kandidaatstellingen voor KIC's maakt de TU/e deel uit van de consortia die voorstellen hebben ingediend voor KIC's op de terreinen energie, ICT en klimaat, achtereenvolgens: • 'InnoEnergy' (Innovation in Sustainable Energy); • 'EIT ICT Labs - Towards the future information society'; en • 'Zero CO2 Road Transport'. In de voorstellen voor de KIC's op energie- en ICT-gebied wordt Eindhoven voorgedragen als zogenaamde 'co-locatie'. De focus van de beoogde Eindhovense co-locatie op energiegebied is 'Energy efficient building'. De beoogde co-locatie van de KIC op ICT-gebied is: • op het aspect onderwijs: 'Embedded education' (in bedrijven); • op het aspect onderzoek: 'Health and well being'; en • op het aspect innovatie: 'Growing ventures for a global market'. Naar verwachting zal voor eind 2009 duidelijk worden welke voorstellen door het EIT zullen worden gehonoreerd. Met het oog op een tweede kandidaatstellingsronde is de TU/e betrokken bij een consortium-in-opbouw dat zich kandidaat wil stellen voor een KIC op het themagebied 'Gezondheid'. Met de partneruniversiteiten in de 3TU.Federatie en de 'European University Alliance in Science and Technology' zijn afspraken gemaakt om elkaar te steunen in het streven betekenisvolle posities te verwerven binnen de diverse KIC's, die de komende jaren tot stand zullen komen. De Nederlandse inbreng in het genoemde consortium voor een KIC op ICTgebied is gecoör-dineerd door NIRICT, het 3TU.Center of Competence op ICT-gebied.
Europese fondsen De TU/e bevordert binnen de alliantie en ook in het 'Consortium Linking Universities of Science and Technology for Education and Research' (CLUSTER) en de 'Conference of European Schools for advanced Engineering Education and Research' (CESAER), waarvan zij lid is, het gebruik van het in Eindhoven ontwikkelde systeem van 'Academic Competences and Quality Assurance' (ACQA) voor de beoordeling van curricula en studieresultaten. Samen met partneruniversiteiten zet zij zich verder in voor de totstandkoming van een door een onafhankelijke Europese instantie toe te kennen 'European Label of Excellence' aan excellent scorende opleidingen.
European Institute of Innovation and Technology De TU/e stelt zich tot doel een betekenisvolle positie te verwerven binnen de thematische 'Knowledge and Innovation Communities' (KIC's) van Europese universiteiten, kennisinstellingen en R&D-eenheden van bedrijven, die samen het 'European Institute of Innovation and Technology' (EIT) moe-
Europese onderzoeksfondsen en -programma's zullen in de toekomst naar verwachting belangrijker worden voor het financieren van onderzoek binnen de TU/e. Randvoorwaarde voor het verwerven van Europese gelden is steeds vaker dat in programma's en projecten samengewerkt wordt met bedrijven, universiteiten en andere kennisinstellingen in meerdere lidstaten van de Europese Unie. De TU/e zoekt de komende jaren niet alleen actief aansluiting bij door derden genomen initiatieven voor gezamenlijke programma's en projecten van universiteiten, kennisinstellingen en bedrijven, maar zal ook zelf initiatieven nemen. Het in paragraaf 5.2.4 vermelde Project Office zal de wetenschappelijke staf hierbij en bij het opstellen, indienen en presenteren van programmaen projectvoorstellen en bij het monitoren van de uitvoering van gehonoreerde voorstellen stimuleren en ondersteunen.
Instellingsplan 2009 - 2012
44
45
De faculteit 'Industrial Design' bouwt een ruimer internationaal netwerk van zusterfaculteiten op. De bedoeling van dit netwerk is studenten te motiveren en faciliteren om delen van hun opleiding 'Industrial Design' bij een of meer van de partners in het netwerk te volgen. Dat moet eraan bijdragen dat zij leren te functioneren in een internationale en multiculturele sector, hetgeen voor hun latere beroepsuitoefening van groot belang is.
8.2.4 Internationale studentenmobiliteit
Oost-Europa De TU/e wil toptalenten in de technologie in Oost-Europa de mogelijkheid bieden om na het behalen van hun bachelordiploma een masteropleiding en/of ontwerpersopleiding of promotietraject in Eindhoven te komen doen en hier aansluitend enkele jaren voor hun verdere carrière belangrijke ervaring op te komen doen bij internationaal opererende hightech bedrijven in de regio. Met het oog daarop zal de TU/e de komende jaren partnerrelaties aan blijven knopen met vooraanstaande technologie-universiteiten in OostEuropa. Inzet daarbij is te komen tot gezamenlijke onderwijsen onderzoeksactiviteiten en tot uitwisseling van studenten en staf.
8.2.3 Samenwerking buiten Europa Partnerrelaties op instellingsniveau Om te kunnen voldoen aan de behoefte aan hoogwaardige technologische kenniswerkers in ons land in het algemeen en de hightech Brainportregio rond Eindhoven in het bijzonder zal de TU/e in toenemende mate aangewezen zijn op instroom van excellerende buitenlandse masterstudenten, ontwerpers in opleiding en promovendi. Om deze instroom verder te ontwikkelen blijft de TU/e de komende jaren op instellingsniveau investeren in het onderhouden en uitbreiden van partnerrelaties met vooraanstaande universiteiten in zich snel ontwikkelende landen, waar de interesse voor technisch-wetenschappelijk opleidingen groot is. De belangrijkste doellanden zijn vooralsnog: China, India, Taiwan, Mexico en Turkije. In al deze landen zijn zowel op instellings- als faculteitsniveau al
relaties opgebouwd met diverse topuniversiteiten. In China is een bij een van de partneruniversiteiten (de 'Zhejiang University' in Hangzhou) werkzame hoogleraar (eerder gepromoveerd aan de TU/e) aangesteld als liaisonofficer. Hij treedt in het onderhavige deel van China op als linking pin tussen de TU/e en universiteiten en bedrijven. Bovendien monitort hij onderlinge onderzoeksprojecten en ondersteunt hij de voorselectie van Chinese studenten voor de masteropleidingen van de TU/e door Chinese partneruniversiteiten. De TU/e werkt met betrekking tot het aangaan van partnerrelaties met buitenlandse universiteiten en de werving van studenten bij die universiteiten bij voorkeur ook samen met Nederlandse bedrijven, die in de desbetreffende landen actief zijn en daar R&D-relaties met universiteiten onderhouden. Diverse bedrijven stellen aan voor hen interessante masterstudenten beurzen ter beschikking en maken met de betrokken studenten de afspraak dat deze na afronding van hun opleiding enkele jaren bij hen een functie komen vervullen. Zie over beurzen en leningen voor buitenlandse masterstudenten van buiten de Europese Economische Ruimte verder paragraaf 6.2.8. Via 'Euflex BV', een in arbeidsbemiddeling gespecialiseerde dochter van de 'TUE Holding BV', begeleidt de TU/e buitenlandse masterstudenten naar de arbeidsmarkt in de Brainport-regio rond Eindhoven en elders in Nederland.
Afgestudeerden van de TU/e komen veelal terecht in internationaal opererende bedrijven en organisaties. Met het oog daarop geldt als uitgangspunt dat alle TU/e-studenten tijdens hun opleiding internationale ervaring opdoen, bij voorkeur door een tijd te studeren of een project te doen bij een universiteit, kennisinstelling of een R&D-afdeling van een bedrijf in het buitenland. Andersom is een internationaal studieklimaat aan de eigen universiteit voor Nederlandse studenten ook van groot belang. Daarvoor is het belangrijk dat een substantieel aantal buitenlandse studenten voor kortere of langere tijd bij de TU/e actief is. Naast het bevorderen van instroom van buitenlandse studenten staat internationale studentenmobiliteit daarom bij de TU/e hoog in het vaandel. Met het oog daarop zal actief deelgenomen blijven worden aan Europese regelingen als 'Erasmus Mundus' en het 'Erasmus Mundus Cooperation Window'.
Partnerrelaties op facultair niveau Met de faculteiten is afgesproken dat zij de komende jaren elk met een beperkt aantal vooraanstaande buitenlandse zusterfaculteiten duurzame partnerrelaties opbouwen met het oog op het aantrekken van talentvolle studenten bij die universiteiten voor hun masteropleidingen.
Instellingsplan 2009 - 2012
46
47
9 Bedrijfsvoering 9.1 Kernambitie
9.1
Kernambitie
9.2
Beleid
9.2.1 Personeel en organisatie 9.2.2 Financiën
Een optimale bedrijfsvoering ter ondersteuning van de voorgaande kernambities, onder meer tot uitdrukking komend in: • een sluitende begroting en voldoende financiële ruimte voor de bestuurlijke stimulering van de verwezenlijking van kernambities; • een verhouding WP/OBP van minimaal 1.60; • ten minste 25 procent vrouwen binnen het WP, 12 vrouwelijke hoogleraren (inclusief deeltijders) en 15 vrouwelijke universitair hoofddocenten; • de oplevering van project 1 en de start van project 2 in het kader van het huisvestingsprogramma ’Campus 2020’; • optimale ICT-voorzieningen ter ondersteuning van de primaire processen en bedrijfsprocessen; • sterke participatie in relevante wetenschappelijke en maatschappelijke organisaties; • een aantoonbaar verbeterd imago onder relevante stakeholdergroepen in binnen- en buitenland.
9.2 Beleid
9.2.3 Huisvesting
9.2.1 Personeel en organisatie
9.2.4 Bestuurlijke informatie
Toptalent Het personeelsbeleid zal onder het motto 'Excellent people attract excellent people' sterk in het teken blijven staan van het aantrekken van en ruim baan geven aan toptalent. Met het oog daarop prevaleert het ontwikkelingsbeginsel boven het formatiebeginsel en wordt gebruik gemaakt van het tenure track systeem. Daarbij krijgen kandidaten de gelegenheid gedurende een aantal jaren te bewijzen dat zij geschikt zijn voor een vaste aanstelling als universitair docent (in een ontwikkelingstraject naar de functie van universitair hoofddocent) c.q. universitair hoofddocent. Slagen zij daarin niet, dan wordt hun dienstverband bij de universiteit beëindigd. Daar staat tegenover dat zeer succesvolle universitair hoofddocenten zich kunnen ontwikkelen tot hoogleraar. Er zijn speciale opleidingsprogramma's om de professionele ont-
9.2.5 ICT 9.2.6 Communicatie en marketing 9.2.7 Interne dienstverlening
wikkeling van promovendi en jonge universitair docenten te stimuleren en er worden cursussen aangeboden in academisch leiderschap en managementvaardigheden.
Vrouwen en buitenlanders Een belangrijke doelstelling in het personeelsbeleid blijft het vergroten van het aantal vrouwen en buitenlanders in wetenschappelijke en leidinggevende functies. Via het 'Women in Science'-programma kunnen jaarlijks vijf vrouwen in een tenure track naar een UD- resp. UHD-functie worden benoemd. De kosten worden voor de helft gedekt uit centrale middelen. De TU/e zal verder het charter 'Talent naar de Top' ondertekenen en in dat kader duidelijke doelen stellen wat betreft het aantal vrouwen in (leidinggevende) wetenschappelijke posities. Er zal een stevige impuls gegeven worden aan de internationale arbeidsmarktcommunicatie. Bevordering onderwijskwaliteiten Bijzondere aandacht zal de komende jaren besteed blijven worden aan het stimuleren van de onderwijskwaliteiten van de wetenschappelijke staf. Uitgangspunt is dat alle docenten voldoen aan de zogenaamde 'Basiskwalificatie onderwijs'. Via toetsing kunnen hiaten worden vastgesteld, waarna gerichte didactische scholing kan worden gevolgd. Docenten in Engelstalige opleidingen kunnen zich ook laten toetsen op hun vaardigheden in de Engelse taal en zo nodig gebruik maken van gerichte trainingen om hun vaardigheden te vergroten. Organisatie Wat de organisatie van de universiteit betreft zijn geen grote veranderingen voorzien. Wel zal er reflectie plaatsvinden op de organisatorische inbedding van de in paragraaf 4.2.4 geschetste topinstituten.
9.2.2 Financiën Verhoging inkomsten Het financiële beleid staat de komende jaren in het teken van de noodzaak de inkomsten van de universiteit zodanig te verhogen dat de beleidsambities kunnen worden gerealiseerd en er centraal voldoende middelen zijn om gewenste beleids-
Instellingsplan 2009 - 2012
48
49
ontwikkelingen te kunnen stimuleren. Een en ander impliceert het vergroten van het aandeel in de eerste geldstroom en het vergroten van de inkomsten via de tweede en derde geldstroom. Met het oog hierop worden decentraal verworven inkomsten en aan decentrale prestaties gebonden onderdelen van de eerste geldstroom via het interne bekostigingsmodel zoveel mogelijk rechtstreeks doorgegeven aan de desbetreffende faculteiten. Op inkomsten in de tweede en derde geldstroom wordt een variabele opslag aan de faculteiten toegekend. Het opslagpercentage op inkomsten uit de derde geldstroom bedraagt achttiende van het opslagpercentage op inkomsten uit de tweede geldstroom. Grants van de 'European Research Council' worden in dit verband tot de tweede geldstroom gerekend. De hoogte van het opslagpercentage is afhankelijk van de jaarlijks beschikbare begrotingsruimte. De komende jaren zullen verder actief pogingen worden ondernomen om via fundraisingactiviteiten extra financiële ruimte te creëren voor relevante initiatieven.
Bekostigingsstelsel Het interne bekostigingsmodel is in 2009 geëvalueerd aan de hand van criteria als transparantie, eenvoud en fairness. Het model bleek aan de eisen te voldoen. Besloten werd het model nu slechts op een beperkt aantal punten te wijzigen en een verkenning te starten ten aanzien van reservevorming op instellings- en faculteitsniveau. Met ingang van het begrotingsjaar 2011 zal het door de overheid verkozen nieuwe bekostigingsstelsel worden ingevoerd. Het interne bekostigingsmodel zal hierop worden afgestemd. Transparantie De TU/e streeft een zo groot mogelijke transparantie na inzake de besteding van eerstegeldstroommiddelen en de opbouw en samenstelling van de tweede en derde geldstroom.
9.2.3 Huisvesting Bouwprojecten De TU/e zal de komende jaren het eerste van vier grote projecten in het kader van haar huisvestingsprogramma 'Campus 2020' uitvoeren. Dit project betreft de realisatie van nieuwe huisvesting voor de faculteit 'Wiskunde & Informatica', voor de universiteitsbibliotheek en voor de centrale studentenvoorzieningen in het hart van de campus. De bestaande W-hal zal in het geheel worden geïntegreerd. Tegelijk met project 1 zal een begin worden gemaakt met de herinrichting van De Wielen tot centrale 'groene loper'. De eerste fase van de herinrichting moet bij de afronding van project 1 gereed zijn. Er zal de komende jaren verder een begin worden gemaakt met een tweede grote project, dat nieuwe huisvesting moet
opleveren voor de faculteiten 'Technische Natuurkunde' en 'Electrical Engineering'. Daarnaast worden ten behoeve van de faculteiten 'Werktuigbouwkunde' en 'Biomedische Tech-nologie' functionele verbeteringen doorgevoerd in de gebouwen W-hoog en W-laag. Om de verwezenlijking van de projecten 2 tot en met 4 te kunnen financieren zal de TU/e noodzakelijkerwijs andere dan de gebruikelijke financieringsmogelijkheden aan moeten boren. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het aangaan van publiekprivate partnerships en aan het mogelijk aanwenden van grond en gebouwen voor andere dan onderwijsen onderzoeksbestemmingen. Buiten 'Campus 2020' om zal de universiteit het Ceres-gebouw op haar campus renoveren en herinrichten zodat het als passende huisvesting kan dienen voor het 'TU/e Institute for Complex Molecular Systems' en het 'TU/e Advanced Study Center'. Verder faciliteert de TU/e op de campus de realisatie van een startersgebouw met gemeenschappelijke laboratorium-, ontwikkel- en testfaciliteiten. Ook zal een bestaand vrijkomend universiteitsgebouw geschikt worden gemaakt als bedrijfsverzamelgebouw voor starters (zie hierover verder paragraaf 5.2.3). Tot slot is het de bedoeling de komende jaren op de campus ruimte te bieden voor de realisatie van substantiële aantallen permanente wooneenheden voor (buitenlandse) studenten, technologisch ontwerpers in opleiding en promovendi en verblijfsaccommodaties voor short stayers op de campus. De nu op de campus aanwezige tijdelijke wooneenheden zullen dan kunnen verdwijnen.
TU/e Science Park De TU/e zal er verder aan bijdragen dat door de gemeente een nieuw bestemmingsplan voor de universiteitscampus wordt vastgesteld dat ruimte biedt aan een geleidelijke transitie van de campus in de richting van een TU/e Science Park, dat de competitieslag met vergelijkbare innovatiegerichte complexen elders in de wereld aan kan. Het Science Park zal behalve aan een compacter gehuisveste universiteit plaats moeten bieden aan: wooneenheden voor (buitenlandse) studenten, technologisch ontwerpers in opleiding en promovendi; verblijfsaccommodaties voor short stayers; sport-, cultuur-, recreatieen horecavoorzieningen; (nieuwe) hightech bedrijven en andere organisaties die een relatie hebben met de TU/e; met het bedrijfsleven gedeelde R&D-faciliteiten (in een open innovatieklimaat); en onderwijsfaciliteiten van de technische opleidingen van 'Fontys Hogescholen'. Het TU/e Science Park moet 's avonds en in de weekeinden gaan bruisen van de activiteiten en een internationale allure gaan uitstralen. Het moet een plaats worden waar stad en universiteit elkaar ontmoeten.
nende werkgebieden integraal aandacht aan duurzaamheidsaspecten. Dat geldt ook voor de huisvesting van de universiteit. De Dienst Huisvesting zal het ambitieniveau ter zake uitwerken in een beleidsnotitie en daarbij met name focussen op het toepassen van het concept 'smart buildings'. De TU/e heeft zich verder in VSNU-verband gebonden aan een convenant dat voorziet in vermindering van het energieverbruik met 30 procent in de periode 2005-2020. In dat kader wordt een Energie Efficiency Plan 2009-2012 uitgevoerd.
9.2.4 Bestuurlijke informatie Er is een Stuurgroep Bestuurlijke Informatie ingesteld die de regie gaat voeren over het definiëren, produceren, beheren en publiceren van samenhangende stuur- en kengetallen. Dat sluit aan bij het voornemen de strategische sturing en control door het College van Bestuur in het kader van de managementcyclus waar nodig te versterken en de bestuurlijke dialoog met de faculteitsbesturen en de diensten meer te voeren aan de hand van duidelijke resultaatafspraken. Een en ander vraagt een versterkt informatiemanagement binnen de universiteit.
9.2.5 ICT ICT-governance Ter versterking van de ICT-governance is binnen de TU/e een ICT Governance Board ingesteld, die onder voorzitterschap van het lid van het College van Bestuur de regie gaat voeren over de ontwikkeling en het beheer van alle sofwaresystemen die gebruikt worden voor de uitvoering van de bedrijfsvoeringsprocessen van de TU/e. DLWO Er zal de komende jaren in fasen een volledig geïntegreerde Digitale Leer- en Werkomgeving (DLWO) worden opgeleverd, waardoor studenten en docenten op een snelle en efficiënte manier toegang krijgen tot alle onderwijsondersteunende informatie- en communicatiesystemen. Met de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Twente wordt gewerkt aan zodanige onderlinge afstemming van elkaars DLWO-systemen dat studenten en docenten van de drie TU's onafhankelijk van plaats en tijd toegang hebben tot de eigen onderwijsondersteunende systemen. Dat is een belangrijke randvoorwaarde voor het realiseren van ruimere mobiliteit van studenten en docenten tussen de drie TU's. De Dienst ICT en het Informatie Expertise Centrum zullen verder een project Digitale Werkomgeving starten ten behoeve van alle medewerkers van de universiteit. Zie ook paragraaf 9.2.6.
Duurzaamheid De TU/e schenkt in haar onderwijs, onderzoek en ondersteu-
9.2.6 Communicatie en marketing Branding De TU/e zal de komende jaren intensief werken aan het versterken van haar reputatie als internationaal vooraanstaande, in ‘engineering science & technology’ gespecialiseerde universiteit die met kwalitatief hoogwaardig onderwijs en onderzoek bijdraagt aan de vooruitgang van de technische wetenschappen, aan de ontwikkeling van technologische innovaties en daarmee aan de groei van welvaart en welzijn. De TU/e zal zich in binnen- en buitenland profileren als de universiteit 'Where innovation starts'. Daartoe zal onder de noemer 'The Innovator' een spraakmakend brandingconcept worden geïntroduceerd, dat op langere termijn vertaald zal worden naar alle relatiegroepen en door zal werken in alle uitingen van de universiteit. Daarbij zal voorrang worden gegeven aan uitingen in het kader van de (internationale) werving van studenten en de (internationale) arbeidsmarktcommunicatie. Public affairs Om de belangen van de universiteit adequaat te kunnen behartigen zal de public affairsfunctie verder worden geprofessionaliseerd en zal de participatie in relevante wetenschappelijke en maatschappelijke organisaties planmatig worden versterkt. Webperformance en media Een groot project op het terrein van communicatie & marketing de komende jaren betreft de versterking van de TU/eperformance op het internet. De website zal volledig op de schop gaan en worden afgestemd op de belangrijkste relatiegroepen van de universiteit. Er komt een speciale site voor internationale relatiegroepen en er wordt een intranet gerealiseerd ter ondersteuning van de interne communicatie. Verder zal worden gewerkt aan een meer integrale nieuwsvoorziening ten behoeve van zowel interne als externe relatiegroepen en zal er een verschuiving plaatsvinden van traditionele, papieren media naar online en social media. Wetenschapscommunicatie De TU/e bevordert dat keuzes ten aanzien van haar onderzoeksprogramma's tot stand komen in een systematische dialoog met in- en externe stakeholders. Ze wil haar internationale reputatie als vooraanstaande researchuniversiteit flink versterken. Ze wil de samenleving als geheel duidelijk maken welke perspectieven op innovatieve toepassingen haar onderzoekswerk biedt. Ze wil het hightech bedrijfsleven en andere technologie-intensieve maatschappelijke sectoren informeren over de resultaten van haar onderzoek en hen uitdagen samen met de universiteit universitaire kennis te vertalen in innovatieve nieuwe producten, systemen, diensten en processen. Ze wil jonge mensen laten zien hoe uitdagend
Instellingsplan 2009 - 2012
50
51
en interessant technologie is en hen stimuleren te kiezen voor een technischwetenschappelijke opleiding en een loopbaan in de technologie. Daarnaast wil de TU/e een actievere rol gaan spelen in het maatschappelijke en politieke debat over de rol van technologie en technische wetenschappen in en voor de samenleving. Ter ondersteuning van dit alles wenst ze adequate publiciteit in de media over haar onderzoekswerk. En tot slot wil de TU/e haar belangen op onderzoeksgebied actief behartigen, adequaat invloed uitoefenen op voor de verwezenlijking van haar onderzoeksbeleid relevante beslissingen van overheden en onderzoeks- fondsen en met het oog daarop sterker gerepresenteerd zijn in allerlei adviserende en besluitvormende gremia op regionaal, nationaal en Europees niveau. Het zijn deze doelstellingen die de TU/e de komende jaren zal nastreven bij het systematisch professionaliseren en intensiveren van haar activiteiten op het terrein van de wetenschapscommunicatie en -marketing. Hiertoe zal een samenhangend beleidsplan worden ontwikkeld en zullen gerichte projecten worden geïnitieerd. In dit verband zal een breed scala aan instrumenten en activiteiten worden ingezet. Succesvolle bestaande activiteiten zoals de Publieksdag in oktober, de Super TU/esdays rondom onderzoekszwaartepunten, het jaarlijkse Holst Memorial Symposium & Lecture en de lezingen en netwerkbijeenkomsten voor ondernemers zullen worden gehandhaafd. Om een inhoudelijke impuls te geven zal de TU/e in beeld brengen hoe zij met haar onderzoek inspeelt op belangrijke maatschappelijke uitdagingen en behoeften en welke perspectieven op concrete innovatieve toepassingen de onderzoeksactiviteiten van de universiteit op deze terreinen bieden. De resultaten zullen in brochures en via de website worden gepubliceerd. De functionaliteit van de website als instrument voor wetenschapscommunicatieen -marketing zal worden versterkt. Tot slot wordt voor de wetenschapscommunicatie veel verwacht van de in opbouw zijnde nieuwe animatiestudio van de universiteit, die mogelijkheden zal scheppen om complex onderzoek op eenvoudige wijze te verbeelden.
9.2.7 Interne dienstverlening Op basis van een verkenning van de toekomstige behoeften aan interne 'technische dienstverlening' zullen organisatie en taken van de 'Gemeenschappelijke Technische Dienst' waar nodig worden aangepast. Ter versterking van de beheersing van het huisvestingsprogramma 'Campus 2020' wordt een verbeterd beheers- en besluitvormingsmodel ingevoerd. Dit behelst de instelling van een Stuurgroep Programma- en Projectmanagement en
52
de introductie van het concept 'baselinemanagement' ten behoeve van het voeren van een integraal programma- en projectmanagement. Er zal een businessplan worden ontwikkeld voor de nieuwe eenheid 'Arbo, Milieu, Veiligheid en Straling' (AMVS), waarin in 2008 de 'Stralingsbeschermingsdienst' en de 'Arbo en Milieu Service Organisatie' zijn samengebracht. Aan de hand van het plan zal de bedrijfsvoering van de nieuwe eenheid worden geoptimaliseerd. AMVS zal voor de TU/e één integrale milieuvergunning gaan aanvragen in plaats van - zoals tot nu toe gebruikelijk - vergunningen per gebouw. Als sluitsteen van de reorganisatie van de dienst 'Bibliotheek en Informatievoorziening' tot 'Informatie Expertise Centrum' (IEC) zullen de diverse bibliotheekvestigingen worden geconcentreerd op één locatie in de nieuwe huisvesting van het IEC in het hart van de campus. Het IEC zal zich de komende jaren in het bijzonder inzetten voor het bevorderen van 'open access', waarbij wetenschappelijke informatie zonder toegangskosten en -beperkingen online beschikbaar wordt gesteld via een institutionele repository. Daarnaast zal in samenwerking met de Dienst ICT een project Digitale Werkomgeving worden gestart, dat onder meer zal voorzien in een TU/e-brede zoekmachine en een elektronisch depot.