Technische Universiteit
Eindhoven University ofTechnology
Inhoud
pag.
R. Adriaans
This way, architect!
4
Zorg voor de toekomst van mensen met dementie I.
J.
Beekman
Groene en Blauwe Aders voor Boschveld
6
Principes voor een Duurzame Stedelijke Ruimte D.A.M. Boot Bse.
Bedrijfskundige benadering van de stad
8
D. Bos
A way of moving
10
Wayfinding in het gemeentehuis Boxmeer I.C.A.P. van den Braak
TaART - Podium voor TIlburgse cultuur
12
G.I .A. Filippini
De mens centraal bij het ontwerp van het binnen klimaat Ontwerp en ontwikkeling van een duurzaam lokaal klimatiseringssysteem
14
H.C. Frederiks
De muze van Arnhem Een muziekcentrum aan de Rijn A. Gabriëlse
Wonen in Wellness
18
Ont·moeten in Spaarnwoude R.W.I. Hoekman
Fl J.l (x)
20
Een neurofuzzy expertsysteem voor de kwantificering van constructieve flexibiliteit R.I. Hogeweg
De tweede natuur van de stad
22
Ontwerp voor een appartementencomplex in Eindhoven Ing. R.I. van der Kemp
Value in Revitalizing lndustrial Heritage C.H.w. Lenssen
Onderscheid in ruimtelijke dichtheid
26
Exploratief onderzoek naar de relatie tussen ruimtelijke dichtheid van woonwijken, de tevredenheid van bewoners en de waardeontwikkeling van de woningen A.A. va n Leth
Sportparkstad
28
Een pacemaker voor een wijk in beweging Ing. M.I.L. L'homme
'Het woongebouw als Gemeenschap'
30
Stedelijke gezinswoningen in voorzienend woongebouw L.I. Moonen
Meer pit(ters) in het beheer
32
Vastgoedmanagement in het basisonderwijs aan de hand van beheermodellen inzichtelijk gemaakt Ing. A.P.A . Moors
Olympisch Tenniscomplex Amsterdam Tenniscomplex voor de Olympische Spelen Amsterdam 2028 N. Ponjee
InStore Ontwerp voor een binnenstedelijke meubelboulevard T.G.M. Rams
Towards a learning Organization A research study on the application of LEAN management principles at Strukton Integrale Projecten
34
P. de Ruijter
Stedelijke Diepte
40
Een nieuw perspectief op de stad Ing. D.H.P.M. Spooren
Meerwaardecreatie bij integrale gebiedsontwikkeling
42
Een onderzoek naar de meerwaarde voor de concurrentiepositie van vastgoed bij integrale gebiedsontwikkeling in het stedelijk gebied Ing. A.A.I.M. Verhagen
Gemeentehuis Boxmeer
44
BoxMEER dan je denkt! W.E.C. van de Wetering
Theaterdok Herbestemming van een droogdok in de oude haven
van
Alltwerpen
T.C.A. Winters
Grip op begrip Een nauwkeurig geregisseerd gemeentehuis voor Boxmeer
R. Adriaans
This way, architect! Zorg voor de toekomst van mensen met dementie Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. B. Molenaar Ir. M.W. van der Poll Dr. J.CT. Voorthuis Datum afstuderen 27 oktober 2009
DI
ia' c
C.
ID
ID
.... c-
C :l
C.
~
or (")
c
ro ;:::;: CT
o c
::E
'"
C :::J
0. ([)
Samenvatting This way, architect! gaat over de zoektocht naar een architectuur die mensen met dementie kwaliteit van leven biedt. Het project staat in het maatschappelijke kader van de vergrijzing; een 'explosieve cocktail' van meer ouderen en een kleinere beroeps· bevolking. Als reactie is een concept ontstaan dal van het Weizigtpark in Dordrecht een park met paviljoens maakt met hierin een grootschalig zorgcomplex. In het zorgcornplex zijn de dagomgevingen uitgevoerd als paviljoens en de nachtomgevingen juist introverte ruimtes. Centraal in het complex is een baken in het park met openbare functies. Een koppeling van de sterke punten van kleinschaligheid met de voordelen van groot· schaligheid. Trefwoorden Vergrijzingproblematiek Dementia Geïntegreerd zintuiglijk waarnemen Zorgefficiëntie Bezoeker·Bewoner·Verzorgende
Weizigtpark met grootschalige huisvesting voor mensen met dementie
Paviljoens zorgen voor ruimtelijke diversiteit en beweging
De verpleegzorg staat in de toekomst voor een grote uitdaging. De pensioengerechtigde bevolkingsgroep stijgt de komende jaren fors, terwijl de beroepsbevolking verhoudingsgewijs afneemt. Wanneer het sociale stelsel niet wijzigt wordt deze combinatie een explosieve cocktail. De zorgdruk zal namelijk nog verder toenemen, doordat meer ouderen een beroep doen op zowel minder zorgbudget als minder verplegend personeel. Er is één groep waarbij woonconcepten gericht op zelfstandig wonen niet haalbaar is. Dit zijn de mensen met dementie. Een groep die de komende jaren explosief in aantal zal toene· men. De laatste jaren van hun leven hebben mensen met deze aandoening namelijk fulltime zorg en begeleiding nodig. Uit het voorgaande komen twee elementen die voor dit project essentieel zijn geweest. Het ene element is de zorgorganisatie die, bij de gestelde prognoses, steeds efficiënter moeten gaan werken in de toekomst. Het andere element is de beleving gericht op de geïntegreerde lichamelijke waarneming van bezoe· kers, verzorgenden en vooral de bewoners. Het zijn tenslotte de mensen met dementie die een prettige laatste woonomgeving moeten kunnen hebben. In dit project is op zoek gegaan naar het positieve antwoord dat architectuur kan geven op de 'explo· sieve cocktail'. Het gaat erom de ruimtelijkheid en materialiteit, de architectuur, de juiste rust, structuur, prikkels, stimulering, herkenbaarheid en vervreemding mee te geven om op die manier de levensvreugde bij mensen met dementie zo hoog mogelijk te houden. This way, Architect! is een project geworden waarbij de voorde· len van kleinschaligheid gekoppeld zijn aan de pluspunten van grootschaligheid. Binnen het grotere geheel zijn plekken met een prettige versnippering van ruimtelijkheid en materialiteit ontstaan. Een omgeving die past bij het geïntegreerd lichamelijk waarnemen van de mens en hand in hand gaat met de efficiënte organisatie voor de zorg. Om de lichamelijke routine van dag en nacht te ondersteunen en zo mensen met dementie een houvast en oriëntatie te geven, is de ruimte voor dag en nacht ook fysiek
Fragment van plan gezien vanuit het noorden (stationsgebied)
Blik vanuit park met dagpaviljoens op de voorgrond en baken op de achtergrond.
CT
o ::E
c
'"
C :::J
0..
m
Verdiepte snede voor langzaam verkeer van en naar station
uit elkaar gehaald. De nachtruimte is geborgen, heeft een indi· rect contact met de buitenruimte, terwijl de dagruimtes directer contact maken met de omgeving. In beide gevallen is de ruimte opgevat als een landschap, waarin een diversiteit aan ruimtelij· ke beleving wordt aangeboden. Hierdoor wordt iedere plek uniek, wat ook erg belangrijk is voor de bezoeker. Door de woongedeeltes als paviljoens los te houden van de totale massa en ze toegankelijk te maken vanuit het park, is de entree voor bezoekers op een laagdrempelige, persoonlijke manier. De plat· tegrond is zeer efficiënt voor de zorgorganisatie, doordat de ver· pleeghandelingen dicht bij elkaar uitgevoerd kunnen worden, er overal de wenselijke ruimte is en de overzichtelijkheid ervoor zorgt dat met weinig personeel toezicht gehouden kan worden. Binnen hetzelfde complex zitten ondersteunende en ontspan· nende functies als een dokterspost en grand·café. Deze en andere openbare functies zitten centraal, als knoop· punt, in het plan en maken het formele gezicht van het complex. De openbare functies zorgen bovendien voor een uitwisseling met voorbijgangers en ander publiek. Hierdoor is er naast de rust van het wonen, binnen dezelfde muren van het complex, ook een dynamisch openbaar gedeelte . Met dit project is een reactie gegeven op het geschetste kader voor de toekomst. Op hoofdthema's is het ontwerp generiek, dat zo een algemeen antwoord is op de problematiek en de gestelde casus. In die zin is het een generiek antwoord en zijn de basisconcepten algemeen toepasbaar. Anderzijds is het door de precieze uitwerking ook erg locatie specifiek, doordat het concept en de latere uitwerking een combinatie zijn van een benadering vanuit zowel 'Inside' als ·Outside'. Bovendien zal iedere ontwerper met dezelfde basisprincipes toch tot een ander plan komen. Ook dit plan is in die zin erg persoonlijk ontwerp geworden . Door bij mijn ontwerp keuzes de geïntegreerde licha· melijke waarneming voorop te stellen, is het namelijk mijn bele· ving en ervaring van ruimtes en materialen die aan de basis hebben gelegen.
Scherm van bamboestammen zorgt door bufferende werking voor introverte nachtruimtes
Door de gebruikte materialen en ontworpen ruimtes is gezocht naar een vertaling van de juiste belevingen en sferen voor de betreffende functies, daarbij mijn eigen oefening met betrekking tot die thema's gebruikend. Er is bewust gezocht naar een geheel dat juist door processen van groei en veroudering sterker wordt. Hierdoor beklemt het gebouw niet en wordt het gevoel van vrijheid, de sensatie van beweging en de zintuiglijke rijk· heid vergroot. Uiteindelijk ontstaat een gebouw dat zich in grote mate laat leiden. Niet streng richting zijn omgeving, maar mee· gaand, materialen die leven, een gebouw dat leeft en geleefd wordt. Hierin zit ook de dubbele laag dat het leven vergankelijk is, eindig en het gebouw draagt dit proces. Het is als het ware de gids in het vergankelijke proces dat het leven is. Het gebouw groeit en verweert. Het begin is aangegeven, een richting voor de toekomst is ingezet, het exacte pad is een proces dat ont· staat.
5
J.
I. Beekman
~)
Groene en Blauwe Aders voor Boschveld
111
Principes voor een Duurzame Stedelijke Ruimte Afstudeerrichting Urban Design and Planning
" 1• • ,/ ,/; ,.' 1~.' , .. ---, I!.
Datum afstuderen 27 oktober 2009
~ ""1 3 _,' ,~" _r .
',I
/
I
)
6
_. .1"
t~d u ..t' ttrt~ ~
3
1Iot_
4
'RUlefOJf.
5
O,.c.r ...... 'f ~bou! ... ;. --d
6
:~
' r
2
d. ' 'Wo, ' ~.j!n
•
~
',"
,/
( 4'
,-
Afstudeercommissie Dr. ir. CH. Doevendans Ir. R.A. Rutgers Ing. I.P.F.A. Snijders
II'n bnlh.llttl.." 0. Cf\l)'t~ ~
7 -8
7
•
8
P'~n lt:r
~I II'W
It"lI;t(lFlJC-lt j 1.1I1'-o11&J
Boschveld en omgeving
Samenvatting Duurzaamheid is een onderwerp dat veel in de belangstelling staat. Maar wat is een duurzame stedelijke ruimte? In dit afstudeerproject worden uitgangspunten gevormd voor een duurzame stedelijke ruimte. Deze uitgangspunten worden vervolgens toegepast op een voorbeeldlocatie: Boschveld te 's Hertogenbosch. Door een voorbeeldontwerp te maken, wordt getracht te laten zien dat gevormde uitgangspunten ook in de praktijk toepasbaar zijn. Trefwoorden Duurzame stedelijke ruimte Duu rzaa mh eidspri nc ipes Groen Water Boschveld
6
Basisschets start ontwerp Boschveld
Het thema duurzaamheid is erg actueel. Maar wat betekent duurzaamheid voor de stedebouw? Na literatuuronderzoek is duidelijk geworden dat er veel geschreven is over duurzame stedebouw, praktijkvoorbeelden zijn er minder. In dit afstudeer· project is gekozen om enkele uitgangspunten voor een duurzame stedelijke ruimte te vormen en deze toe te passen op een voorbeeldontwerp. Hierbij zijn (duurzame) groen- en waterstructuren in de stedelijke ruimte als voornaamste uitgangspunt genomen (mede vanwege de omvang van de problematiek). Enkele (algemene) kenmerken voor een duurzame stedelijke ruimte : • gebruik maken van bestaande kwaliteitel1 en materialen ; • een aaneengesloten groen- en waterstructuur; • variatie : in functie en in beeld; • gericht op duurzame energie; • gericht op duurzaam vervoer. Uitgangspunten voor groen en water: • Een aaneengesloten groenstructuur; Grote elementen, zoals parken, maar ook kleine elementen als bermen, hagen en groene daken . • Gevarieerd groen; Horizontaal groen en verticaal groen. • Ruimte voor groen; Multifunctioneel ruimtegebruik, bijvoorbeeld groene daken . • Beperken van de in stroom van regenwater in de riolering; Ontkoppelen afvalwater en regenwater. • Gebruik maken van natuurlijke wateropvangsystemen ; Opvang en verwerking van regenwater in het plangebied ; bijvoorbeeld door middel van wadi ' s. • Gebruik maken van natuurlijke waterzuiveringsmogelijkheden . Groene daken en riet kunnen water op een natuurlijke manier zuiveren.
Definitief ontwerp Boschveld
Impressie binnenruimte - wateropvang en waterzuivering
Principeblok (typologie bouwblok)
Impressie binnenruimte - de eetbare stad
Een nieuwe start voor Boschveld
vorm. Uitgangspunten zijn duurzame energie en de opvang, zui· vering en afvoer van regenwater. De bebouwing in de carrévorm heeft een combinatie van groene daken en zonnepanelen op de daken . Daken van gebouwen worden vaak niet benut, maar kun· nen zeer functioneel zijn . Regenwater wordt in het principemo· del voor een deel vertraagd door de groene daken en ondergaat kosteloos (na investering in de aanleg) een zuiveringsproces. Via de daken komt het water in de centrale binnenruimte terecht. Hier kan het water tijdelijk geborgen worden en even· tueel een extra zuiveringsproce s krijgen (door bijvoorbeeld rietbedden). Vanuit de binnenruimte stroomt het schone water via wadi's en geulen richting het oppervlaktewater van de wijk (vanwaar het richting Maas kan stromen) . Behalve groene daken bevat een carré ook zonnepanelen . Deze panelen leveren ener· gie voor de bebouwing in het carré. De binnenruimte kan meerdere functies herbergen. Naast de zuivering van water kan hierbij gedacht worden aan installaties om energie te winnen en op te slaan, speelvoorzieningen, een gezamenlijke binnentuin voor omwonenden, moestuinen, of fruitbomen.
Als locatie voor het voorbeeldontwerp is gekozen voor de wijk Boschveld te 's-Hertogenbosch. Boschv eld is een wijk die aan herstructurering toe is. De wijk ligt centraal, aan de westzijde van het station en tussen de Brabanthallen, het Paleiskwartier, de Onderwijsboulevard en het Westerpark en kent vooral woonbebouwing. 's-Hertogenbosch en Boschveld kennen een bijzondere historie. 's-Hertogenbosch was een stad met veel wateroverlast. Uitbreidingen van de stad waren gewenst. Hiervoor werden gebieden opgehoogd met zand en puin dat werd verkregen door het uitdiepen van bestaande en het graven van nieuwe waterwegen en plassen. Boschveld is ontstaan door ophoging met zand dat is gegraven uit de huidige Ertveldplas. Dit verklaart het (huidige) verschil in hoogte tussen maaiveld en waterstand van 3,8 m. In de wijk zijn waardevolle elementen te vinden, met name uit de historie, zoals de eerste structuur in het gebied: de Paardskerkhofweg, maar ook de eerste bebouwing : het Veemarktkwart ier en de panden van Grasso. Deze waardevolle elementen geven een identiteit aan Boschveld en zijn meegenomen in het nieuwe ontwerp.
Voor Boschveld zijn hoofduitgangspunten opge steld wat betreft groen en water: • Uitgangspunt groen: groen de stad intrekken . Een aaneengesloten groen netwerk creëren , van grote en kleine groene elementen . • Uitgangspunt water : het koppelen van de lo ss e schakels in het watersyste em. Een aaneengesloten, goed doorstromend watersysteem creëren . De (bestaande) kwaliteiten van Boschveld en de uitgangspunten voor groen en water zijn het startpunt geweest voor het ontwerp. Het meest opvallend aan het ontwerp zijn de waterwegen. Water wordt de wijk ingetrokken en komt daardoor in beeld . Het grootste gedeelte van de nieuwbouw heeft als basis een "principemodel". Bij dit model omsluit bebouwing een carré-
Het onderwerp "duurzaamheid" is zo breed, dat het de vraag blijft of alle mogelijke aspecten zijn meegenomen in dit onderzoek. Het voorbeeldontwerp zal in de praktijk problemen met zich meebrengen als bijvoorbeeld gekeken wordt naar de kosten voor sloop en het graven van de watergangen. Toch leidt dit onderzoek tot een bewustwording in het ontwerpen. "Duurzaamheid" is een onderwerp waar iedereen in de toe· komst mee geconfronteerd gaat worden. Door hier bewust mee bezig te zijn, kan ingesprongen worden op de huidige problema· tiek . In combinatie met experts op overige gebieden, zoals eco· logen en architecten kan uiteindelijk een vrij compleet beeld van een duurzame wijk ontstaan .
7
D.A.M. Boot Bsc.
Bedrijfskundige benadering van de stad Afstudeerrichting Co nstruction Management & Engineering
Afstudeercom missie Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Drs. C.U.M. Kokke Ir. C. van den Hove
Datum afstuderen 27 oktober 2009
Samenvatting
o c
In dit boek wordt een bedrijfskundige benadering van de stad op een innovatieve wijze beschreven . Het boek geeft aan hoe de Nede r.landse stad zich vanuit een organisatie naar een ondernerrli llg heeft ontwikkeld en welke weg steden zijn ingeslagen op zowel best uurlijk als economi sch vlak . De Nederlandse stad wordt op een bedrijfskundige manier benaderd, waarbij de 'stad als onderneming' veel werkmethoden hanteert die voorheen vooral in de marktsector gemeengoed waren. Het uiteindelijke product is een nieuw 'stadsmodel' wat het toepassen van middelen en gereedschappen uit het bedrijfsleven en ideeën uit de theorie van het moderne management in een overheidsorganisatie impliceert.
'" =>
Trefwoorden
111
ii1'
e:: c..
ID ID
...
0-
e:: ::I c..
!. iir'
(")
c
~. 0-
::E
c
CL
I'D
8
Stad Bedrijfskunde Business model Onderneming Stedelijke ontwikkeling
Aanleiding en doelstelling Steden zij n anno 2009 een smeltkroes van creativiteit, ondernemerschap en van allerlei soorten bewoners. Dit maakt dat er in de gehele wereld geen steden te vinden zijn die zowel fysiek als bestuurlijk en economisch op eenzelfde wijze zijn ingericht. Een weloverwogen trend in de stedelijke ontwikkeling van de laatste jaren is dat veel steden streven naar een economisch, sociaal, maatschappelijk en cultureel aanzien . Dit wordt gevoed door de Europese Unie die in 2000 tijdens de Europese Top in Lissabon de ambitie heeft uitgesproken om Europa in 2010 de meest competitieve en dynamische kenniseconomie van de wereld te laten zijn . De steden worden geacht om in deze ambitie de motoren te vormen en worden hierin gesteund. door talloze subsid i,eprogra mma's.
Bedrijfskundige benadering Er word! door de bewoners van een stad en haar stakeholders steeds vaker de verwachting uitgesproken dat er resultaat (direct of indirect) moet worden behaald uit de investeringen gedaan met gemeenschapsgeld, dat de lokale overheid zich moet opstellen als gelijkwaardige partner naast de andere stakeholders in een stad en daarbij niet moet schromen om (behoorlijke) risico's te lopen in de stedelijke ontwikkeling. Deze ingrijpende structuurveranderingen in steden resulteren in hele andere benaderingen van bestuur, inzet van kapitaal, operationele processen en visie- en strategievorming. Door een goede combinatie van deze facetten zorgt de stad voor waardecreatie voor haar inwoners, bedrijven en investeerders. De stad als entiteit heeft als zodanig de laatste jaren structureel meer aandacht gekregen . En vaker volgt de vraag hoe een stad zich bestuurlijk en operationeel moet organiseren om succesvol te kunnen zijn en zichzelf in de stedelijke concurrentie te kunnen meten met andere steden . De definitie van de 'stad ' an sich lijkt hierdoor te veranderen en wordt zodoende veel meer dan een geografisch afgebakend begrip. De stad wordt, met inachtneming van de groeiende economische activiteiten, dan ook
· · -: · ·
Infrastructuur Samenwerkingsverbanden Etgen apparaat Rentelasten Markering Diversen
· · · · ·
Gemeentefonds Elgt!Odom WOZ inkomsten Belastingt'n Subsidies (Europees & o\lf!fheld)
- "Re<Jto Tax" · Diversen
NEW City Business Model
steeds meer benaderd als een soort van succesvolle business unit van een economische regio. En jui st in deze benadering is nog veel ontwikkeling mogelijk.
NEW City Business model Het businessmodel van de 'stad als onderneming' geeft een grafisch overzicht van betrokken partijen, stakeholders en de verbindingen tussen deze partijen en de stad . Tevens biedt het model de objecten en facetten waarmee rekening dient te worden gehouden en worden de strategische doelen die een st ad zichzelf oplegt gepositioneerd. Het model is daarmee een instrument om de aanwezige processen in een stad volgens enkele marktprincipes opnieuw in te vullen en te stroomlijnen. Tevens legt het de basis voor een goede en gezonde financiële huishouding. Het model bestaat uit vier dimensies, namelijk: Urban Value Proposition: de kern van het businessmodel van de ondernemende stad bestaat uit de specifieke proposities die de stad kiest en dus in zich heeft. Citymanagement : de samenwerkingsverbanden moeten in het teken staan van de ontwi kkeling van de stad en het realiseren van de Urban Value Propositions. City Customers: de klanten in de stad eisen een behoorlijke informatievoorziening, inspanning en dienstenniveau van de stad en verlangen daarbij van de stad een prettig klimaat in werken, kwalitatief wonen, veiligheid en een goede infrastructuur. City Finance: de vierde dimensie geeft de geldstromen aan en brengt het financiële beleid in relat ie met de overige dimensies. Het 'NEW City Business model' biedt een basis voor de inrichting van de stad als een onderneming en dient te worden gemuteerd en aangevuld, daar waar de strategische doelen van de betreffende stad bekend en geformuleerd zijn. Het ontworpen business model is dus geen eenzijdig opgesteld model voor de 'stad als onderneming', maar een houvast waaraan de stad kan muteren en aanpassen. Het model bestaat uit vaste elementen,
9 maar deze elementen hebben in iedere stad een andere betekenis en invulling. De uitdaging voor de 'stad als onderneming' is om uit te zoeken wat hun specifieke niche Unique Selling Points zijn om deze vervolgens uit te bouwen en te implementeren in de stedelijke ontwikkeling. Conclusies Er kan worden gesteld dat er goede en succesvolle steden nodig zijn omdat de ontwikkeling van de wereld, van Europa en van Nederland gelijk zijn aan de ontwikkelingen die de stedelijke samenleving en de stedelijke gebieden ondergaan. Het is ook juist deze verstedelijking die discussie oproept over de functie van de stad, steden waarin wonen en werken zich steed s meer concentreren en of het deze steden zijn die de motoren van de economie moeten of kunnen vormen . Het als stad meer ondernemend werken moet gelijk staan aan een effectievere sturing in de stad zelf. Deze verbeterde sturing moet in de 'stad als onderneming' worden bereikt door meer prestatiegericht te werken en dus te sturen op output in plaats van input. Sturen op output betekent ook dat de stad concrete doelen moet stellen en zich moet richten op het realiseren van deze doelen. Het business mod el van deze stad is daarbij een eerste aangrijppunt voor steden om hun economische activiteiten, strategische doelen en finan cieel beheer (grafisch) vast te leggen. Er moet daarbij worden opgemerkt dat de Unique Selling Points van een stad hierin leidinggevend zijn. Een stad die zich concentreert op de high-tech industrie heeft namelijk een ander uitgaven patroon (bijvoorbeeld veel R&D kosten) dan een stad die zich concentreert op logistiek (veel hogere kosten in efficiënte infrastructuur) . De opgave in de toekomst voor lokale overheden zal liggen in de verbetering van de bestaande stedelijke structuren, de ontwikkeling hiervan en de samenhang tussen deze structuren. Het zal misschien niet meer de huidige schaal bevatten, maar vragen om een samenhangend geheel aan benaderingen van de steden onderling.
D. Bos
A way of movi ng Wayfinding in het gemeentehuis Boxmeer Afstudeerrichting Architecture
Afstudeercom missie Prof. ir. j. West ra Ir. j.H.M van Weil j.A.C. Hofman arch. AvB
Datum afstuderen 27 oktober 2009
Samenvatting
Het gemeentehuis vanuit de Steenstraat
Hoe kan een ontwerp van een gemeentehuis, betrokkenheid oproepen bij haar gebruikers, en tegelijkertijd een goed toegan· kelijk en overzichtelijk gebouw vormen waarbij bewegwijzering overbodig is? Het gemeentehuis zorgt met zijn inpassing in de gefragmenteerde situatie van Boxmeer voor een samenhang in de structuur en de leesbaarheid van het gebied, daarnaast benadrukt het de waardevolle historische waarde van de kern. Het gebouw zal een verbondenheid oproepen bij haar gebruikers door middel van toevallige ontmoetingen, en heeft een duidelijke structuur waarbij er wordt ingespeeld op de onbewuste gedachtegangen tijdens het proces van wayfinding
Trefwoorden
10
Wayfinding Routing Betrokkenheid Ontmoeting Omgevingspsychologie
Omgeving
Cognitieve processen
De theorie van WayBlndlng
Het gemeentehuis zal niet meer het symbool zijn van macht zoals dat jaren geleden het geval was . Tegenwoordig moet een gemeentehuis open en toegankelijk zijn. Dit heeft allerlei gevol gen voor de typologie van het gemeentehuis en voor de manier waarop een gemeentehuis functioneert. Het gemeentehuis moet nu, doordat het veel meer te maken krijgt met de burger, overzichtelijk zijn zodat de bezoeker gemakkelijker zijn weg kan vinden in het gebouw. Een ander probleem waar de gemeente op dit moment VOOf staat, is dat de burger niet de gewenste betrokkenheid laat zien. Wat er allemaal in de gemeente gebeurt 'l eeft totaal niet bij haar inwoners. Hoe kan de kloof gedicht worden tussen de burger en de gemeente en hoe kan het gebouw tegelijk toegankelijk en overzichtelijk zijn? Door middel van de theorie van Waybinding kan dit probleem worden opgelost. Waybinding zorgt voor een helder en georganiseerd gebouw waarin gebruikers eenvoudig, zonder bewegwijze ring, hun weg kunnen vinden en daarnaast ook een verbinding vormt tussen burger en gemeente. WayBinding zorgt voor helderheid en overzicht door gebruik te maken van een hiërarchische organisatiestructuur en de onbewuste processen die plaatsvinden tijdens 'wayfinden'. Daarnaast kan op momenten waarop dit proces in wst is, de toevallige ontmoeting plaatsvinden die benodigd is om een verbondenheid met de ruimten op te roepen. Het gemeentehuis van Boxmeer is zodanig in de omgeving geplaatst dat het de historische waarde van Boxmeer leesbaarder en daarmee ook overzichtelijker maakt. Het maakt van de Steenstraat weer een doorlopend lint waarin het venster naar het achtergebied en het gemeentehuis een belangrijke rol spelen. Het gemeentehuis bestaat uit twee delen met een heldere organisatiestructuur op basis van functionaliteit. Het ene deel bestaat uit de formele functies van een gemeentehuis zoals een raadzaal, het vergadercentrum en de kantoorfuncties. Het ande-
Stedenbouwkundige inpassing
Opengewerkt model Vergaderroute (5) DI
. ,"""
ia'
e
Q.
111 111 0-
... e
::::J Q.
!!!.. äl' ,..., c
ro
;:;: 0-
o c ::E
'" C :::J
0.. (l)
Samenspel massa en 'leegte'
re deel van het gebouw bevat commerciële functies die met de burger worden gedeeld. Daarnaast bevat dit deel van het gebouw ook winkelruimten om mensen het gebouw in te trekken. De twee delen benadrukken de as door het gebouw waarin het groen vanuit het achtergebied de Steenstraat in wordt getrokken. Deze twee delen worden met behulp van twee bijzondere routes met elkaar verweven tot een gebouw waarin de bezoeker, zonder zijn weg te verliezen, de sporen van een vorig bezoek in een ander deel van het gebouw zal herinneren . Deze herinnering en de verschillende ervaringen van de ruimten in het gemeentehuis zijn essentieel om een verbondenhe id met de gemeente te creëren . In de twee opengewerkte modellen wordt het scharnierpunt weergegeven dat gevormd wordt door de twee routes. Deze twee routes wentelen als een DNA-streng om elkaar heen waarbij de strengen elkaar dus nooit zullen doorkruisen . Afbeelding 5 laat de route zien langs de verschillende vergaderruimten in het gebouw. De winkelroute wordt duidelijk gemaakt door afbeelding 6. Ook van buitenaf zijn deze routes zichtbaar door de open ruimtes in de massa van het gebouw. De blauw gekleurde snedevlak ken laten de ruimtes extra opvallen in de houten massa van het gebouw. Het nieuwe gemeentehuis van Boxmeer staat door zijn overzichtelijke organisatie en zijn focus op de onbewuste gedachtegangen van de gebruiker, voor een nieuwe vorm van betrokkenheid. De theorie van WayBinding vormt de architectonische ruimte door een samenhang tussen de ruimte , de functie en de gebruiker.Het is een gebouw dat midden in de historische kern van Boxmeer is opgenomen en daarmee een prominente rol in het leven van alle inwoners van Boxmeer zal krijgen. 'De gemeente Boxmeer wordt weer ons dorp!'
Opengewerkt model WInkelroute (6)
11
J.CAP. van den Braak
TaART - Podium voor Tilburgse cultuur Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof.ir. J. West ra Ir. M.H.P.M. Willems Ir. M. Vermeulen Datum afstuderen 29 september 2009
111
ür c
c.. ti) ti)
...cr c ::s
c.. ti)
0-
o c
:E
c'"
Samenvatting Een cultuurpodium in het Veemarktkwartier zou een uitgelezen mogelijkheid voor Tilburg zijn om een plek te creëren die haar imago openbaart maar ook versterkt. Een plek waar de mensen Tilburg en haar cultuur kunnen ontdekken. In dit ontwerp is een podium ontworpen waar het 'ontdekken' centraal staat. Een gebouw op een publieke route die dwars door het gebouwen door de zaal waarin de voorstellingen plaatsvinden loopt. De bezoeker krijgt van buiten relatief weinig inzicht in de ruimtelijkheid en de structuur van het gebouw. Dit wordt pas duidelijker wanneer men via de route het gebouw doorsteekt. De sculpturale zaal moet een ruimte zijn die niet duidelijk verklapt waar zij haar vorm aan ontleent. Een gebouw dat net zoals de culturele uitingen ontdekt moet wordell.
Organogram (1)
::s
0.. (1)
12
Trefwoorden Theater Citybranding Routing Atelierwon i ngen Identiteit
Situatie en Concept (2)
zal ik ontwerpen als afstudeeropdracht: EEN PODIUM VOOR TIL· BURGSE CULTUUR. Wisselende producten exposeren aan voor· bijgangers. Mensen laten kennismaken met, en laten deelne· men aan een cultuur, een plaats vol verrassingen als een podium voor evenementen, potentiële scenario's en onverwach· te ontmoetingen. Dé plek om de Tilburgse cultuur te ontdekken! NIAf Het Nederlands Instituut voor Animatiefilm (NIAf) is een van de culturele broedplekken van Tilburg. Een instantie die op de ach· tergrond acteert, maar ondertussen wel internationale animatie· talenten herbergt. Een van de culturele partijen die Tilburg haar specifieke imago kan versterken . Vandaar dat er gekozen is om de nieuwe huisvesting van het NIAf mee nemen in het ontwerp· plan .
Tilburg is al een aantal jaren bezig met een prestigieus plan in haar binnenstad; 'Het Veemarktkwartier'. Dit gebied moet de komende jaren dé ontmoetingsplek voor denkers, doeners en durfals in de creatieve industrie worden. Een gebied voor han· del in creativiteit, inspiratie en vruchtbare samenwerking, welke Tilburg zal laten uitbloeien tot dé multimediale metropool. Het Veemarktkwartier is de marktplaats voor dit staaltje typisch Tilburgse ondernemerszin.
Concept Het ontwerp moet als voornaamste thema het 'ontdekken' hebben. Het ontdekken van de verschillende Tilburgse culturele kwaliteiten, maar ook het ontdekken van het gebouw als sym· bool voor het totale Veemarktkwartier. Vandaar dat ik als eerste bepaald heb dat het gebouw geplaatst moet worden op een route. Deze route loopt dwars door het gebouwen door de zaal waarin de voorstellingen plaatsvinden . De bezoeker krijgt van buiten relatief weinig inzicht in de ruimtelijkheid en de structuur van het gebouw. Dit wordt pas duidelijker wanneer men via de route het gebouw doorsteekt. Een voorbijganger heeft zodoende de mogelijkheid direct een kijkje te gaan nemen bij hetgeen zich in de zaal afspeelt. Deze zaal moet een ruimte zijn die niet duidelijk verklapt waar zij haar vorm aan ontleent. Een ruimte die net zoals de culturele uitingen ontdekt moet worden. (afbeelding 2).
Ontwerpopgave Het Veemarktkwartier zal concrete plekken nodig hebben die haar imago openbaart maar ook versterkt. Een van die plekken
Ontwerp Inspringend op het masterplan voor het Veemarktkwartier, is er gekozen voor de plek waar momenteel de Midi·bioscoop geves·
Plattegronden en Doorsnede
Aanzicht vanaf PleterVreedeplein
Sculpturaal lichaam zonder halftransparante doos
Aanzicht vanaf Tivollgarage
tigd is. De uitgewezen plek om een route te creëren naar het achtergebied welke de kern zal worden van het Veemarkt· kwartier. Een route die tevens een veel gebruikte doorgang zal kunnen worden van het nieuwe Pieter Vreedeplein naar de Tivoligarage en de Interpolistuin die bij de ontwikkeling van het gebied openbaar gaat worden. Er is gekozen om de opening in de gevelwand aan ~et Heuvelplein welke ontstaan is door het weg~alen van de Midi·bioscoop, niet opnieuw op te vullen. Zo ontstaat er een straat met entreegebied, die de route verduidelijkt. Een grid van 2,4m geldt als basis voor de opbouw van de plattegronden. Dit grid is afgeleid van de richting van het aangrenzende plein, alsmede de drie bepalende bouwvolumes in het achtergebied; de Heuvelse kerk, het Patronaatgebouw en de Tivoligarage. Daarna is het exacte kavel bepaald aan de hand van het masterplan en de omliggende bebouwing, natuurlijk rekening houden d met het 'route-idee'. Het gebouw moet als land mark, icoon gaan dienen voor het totale Veemarktkwartier. Dit wordt echter niet simpelweg door de hoogte van het gebouw bereikt, maar meer door de architectonische uitstraling. Wat aa~sluit op het 'ontdekken-concept'. Gebruik makend van de route moet het gebouw zich ontpoppen terwijl men het benaderd. Vanuit het concept en het programma blijkt dat het te ontwerpen gebouw in eerste instantie uit vier elementen wordt opgebouwd; de zaal, de doos eromheen, de route er doorheen, en de tussenruimte tussen de zaal en de doos. De studentenateliers moeten echter af te sluiten zijn voor daglicht. En deze dichte ateliers stroken niet met het concept van de lege ruimte tussen de zaal en de doos_ Vandaar is besloten deze half in de grond te stoppen. Zo ontstaat er een aparte studentenlaag met de benodigde 'donkere' ateliers, en kan boven op dit fundament de zaal geplaatst worden met de zo transparant mogelijke tussenruimte eromheen. De studentenlaag wordt zo dus nog een extra element. Voordat de vorm van de zaal bepaald kon worden aan de hand van de programma-afhankelijke benodigde ruimte tussen de zaal en de doos, is ten eerst de plaats en de sequentie
van de verschillende programma onderdelen bepaald. Er is een organogram gemaakt, welke ons deze organisatie tussen de verschillende programmaonderdelen schetst. Dit schema is vertaald naar de uiteindelijke plaats en sequentie van de verschillende functies in de tussenlaag. (afbeelding 1) Materialisatie Het belangrijkste deel van het concept is uiteraard de zaal met de route er doorheen. Dit sculpturale lichaam bepaalt in alle facetten de complete werking van het gebouw. Daarbij zal de buitenkant van dit lichaam programma- afhankelijk gevormd en bekleed worden. In totaal vraagt dit om een stuk bewerkbaarheid. Vandaar dat er voor gekozen is om het lichaam helemaal in hout uit te voeren. Een houten sculptuur op een betonnen sokkel met een transparante doos eromheen. De doos om het sculptuur heen geeft de strakke contour van het gebouw weer en dient te zorgen voor het gewenste klimaat in de tussenruimte. Om aan te sluiten bij het concept moet de doos niet helemaal transparant zijn. De vorm van de zaal zou dan immers al van buitenaf verklapt worden. Vandaar dat er gekozen is voor een halftransparante gevel met daarin de noodzakelijke transparante openingen. De silhouetten van de zaal veranderen naar gelang het standpunt rond het gebouw wijzigt. Zo zal activiteit achter de gevel wel zichtbaar zijn maar kan men niet direct zien wat er precies gebeurd, men zal het gebouw eerst moeten ontdekken. Voor de gevel is daarom gekozen voor een Profilit gevelsysteem. TaArt Het podium moet uiteraard een herkenbare en kenmerkende naam krijgen. 'TaART' is een verbastering van 'Tilburg Art' en sluit aan bij de slogan die Tilburg de laatste jaren voert voor hun culturele evenementen; 'Tilburg Trakteert'. Daarbij wordt 'taart' natuurlijk snel geassocieerd met feest en verrassing. Verassen, spanning, plezier, ontdekken, allemaal facetten van het Tilburgse cultuurpodium!
13
G.J,A. Filippini
De mens centraal bij het ontwerp van het binnenklimaat Ontwerp en ontwikkeling van een duurzaam lokaal klimatiseringssysteem Afstudeerrichting Building Services Afstudeercommissie Prof.ir. W. Zeiler Dr.ir. M.A. van Houten Ing. J. Veerman Ing. H. Besselink I»
...c
ij;'
Behoefte van de mens; functioneel schema (1)
Datum afstuderen 27 oktober 2009
0-
11) 11)
.... go
C ::I
0-
~
c;r
n
co ....
10
;:;:
cr o co
:;:
7'
co
::>
a.
10
14
Samenvatting Het doel van het afstudeeronderzoek is het verbeteren van het binnenmilieu en het verminderen van het energiegebruik in (kantoor)gebouwen door toepassing van lokale klimatisering (microklimaat). Hiervoor is de behoefte van de mens op het gebied van thermisch comfort, ventilatie en individuele beïnvloeding onderzocht. Op basis hiervan zijn er met behulp van methodisch ontwerpen 6 microklimaat concepten ontwor· pen welke voldoen aan deze behoefte. Het concept met de meeste potentie is uitgewerkt door de bouwen het testen van een prototype. Geconcludeerd kan worden dat met het ontwik· kelde microklimaat systeem het gestelde doel bereikt wordt. Trefwoorden Thermoregulatie Thermisch comfort Binnenklimaat Persoonlijke ventilatie Microklimaat
Prototype en meetopstelling In onderzoeksruimte (4)
Om in (kantoor)gebouwen een comfortabele werksituatie te creëren, moet er gezorgd worden voor een gezond en behaaglijk binnen milieu. Hierbij neemt de kwaliteit van het (thermisch) binnenklimaat een belangrijke plaats in omdat de thermisch behaaglijkheid een grote invloe'd heeft op het comfort en de productiviteit van werknemers. Vanwege individuele verschillen tussen personen in o.a. metabolisme en kledingweerstand is het niet mogelijk om met één zelfde binnenklimaat alle gebouwgebruikers tevreden te stel.len. De tevredenheid kan verbeterd worden door een individueel klimaat aan te bieden. Bovendien gaat een groot deel van het (wereldwijde) energiegebruik naar de klimatisering van het binnenklimaat (verwarmen, koelen en ventileren) in kantoorgebouwen. Vanwege de klimaatveranderingen als gevolg van (02 uitstoot en de steeds duurder wordende energiebronnen is het belangrijk dat deze energie optimaal ingezet wordt hiervoor. Daarom is het belangrijk om een optimaal thermisch binnenklimaat tegen een minimaal energiegebruik te creëren . De doelstelling van dit onderzoek is het onderzoeken, ontwerpen en vormgeven van een concept, waarmee een duurzaam individueel regelbaar thermisch comfort op werkplekniveau (microklimaat) wordt gerealiseerd. Dit ter bevordering van het thermisch comfort en de vermindering van het energiegebruik. Literatuuronderzoek De behoefte van de gebouwgebruiker is in kaart gebracht op het gebied van het thermisch comfort, de ventilatie en de individu· ele beïnvloeding. Geconcludeerd kan worden dat het Fanger comfortmodel niet geschikt is voor het voorspellen van het individuele thermische comfort. De belangrijkste reden hiervoor is dat individuele ver-
4 van de 6 microklimaat ontwerpen (2)
Opbouw gekozen microklimaat concept (J)
BaSISklim{li1t
(temp'EratuurrClnge groter)
persoonli)k
'1ent1 'atjews;~e"m
(PV)
Basis vp.ntllat; es.~·s.tl?em
15
Principe microklimaat systeem (5)
schillen (o.a. leeftijd, vetpercentage, metabolisme, kledingweer· stand) met betrekking tot de comfortbeleving niet worden mee· genomen. Bovendien wordt er geen rekening gehouden met de thermoregulatie van de mens. In een koude omgeving zijn de handen, voeten (en in mindere mate de rug) thermisch gevoeli· ge lichaamsdelen. In een warme omgeving is het hoofd het meest gevoelige lichaamsdeel. Het direct conditioneren van deze lichaamsdelen is het meest effectief om thermisch comfort te bereiken (afb. 1). Een optimaal ventilatiesysteem dient te voldoen aan de volgen· de eigenschappen: schone geconditioneerde lucht in de adem· zone, individueel regelbaar, hoge persoonlijke effectiviteit, geen tochtklachten en een laag energiegebruik. Persoonlijke ventila· tie (PV) systemen voldoen aan deze eigenschappen en bieden op dit gebied een goede oplossing.
Ontwerp Met behulp van methodisch ontwerpen zijn 6 concepten ontwor· pen (afb. 2) die voldoen aan de behoefte van de gebouwgebrui· ker. Het concept met de meeste potentie is gekozen door middel van de Kesselring methode. Dit concept bestaat uit thermisch geactiveerde stralingspanelen die geïntegreerd zijn in het bureau. Hiermee worden o.a. de handen en voeten directer ver· warmd (en gekoeld) door middel van straling. Daarnaast is in de stralingspanelen een persoonlijk ventilatiesysteem geïntegreerd waarmee lucht direct binnen de ademzone wordt ingeblazen (afb. 3). Prototype Het stralingspaneel uit dit gekozen concept is verder vormgege· ven door de bouw van een prototype Het prototype is getest door het verrichten van metingen in een onderzoeksruimte in het BPS laboratorium van de faculteit bouwkunde op de Technische Universiteit in Eindhoven (afb. 4).
Op basis van de meetresultaten wordt geconcludeerd dat de handen en de voeten (gevoelige lichaamsdelen in een koude omgeving) effectiefverwarmd worden met het systeem, dit sluit goed aan bij de comforttheorie uit de literatuurstudie. Tijdens het koelen is de temperatuurafname bij het hoofd het laagst en bij de voeten het hoogst. Dit komt niet goed overeen met de comforttheorie m.b.t. de gevoelige lichaamsdelen in een warme omgeving. Het persoonlijke ventilatiesysteem kan echter gebruikt worden om het bovenlichaam en het hoofd aanvullend te koelen, dit dient nader onderzocht te worden.
Energiebesparing Op basis van indicatieve energiebesparingberekeningen kan geconcludeerd worden dat energiebesparing mogelijk is bij toepassing van het microklimaat systeem doordat de toelaatbare bandbreedte van het basisklimaat groter mag worden. Hierbij is alleen de invloed van het stralingspaneel onderzocht. Verwacht wordt dat de besparingen verder toenemen wanneer ook het PV-systeem meegenomen wordt in de berekeningen. Op basis van dit onderzoek wordt geconcludeerd dat met het ontwikkelde microklimaat systeem (afb. 5) een verbetering van het comfort (thermisch en ventilatie) en een vermindering van het energiegebruik mogelijk is. Metingen met proefpersonen (werkelijke omgeving of klimaatkamer) worden aanbevolen om beter inzicht te krijgen in de werkelijke comfortbeleving.
H.C. Frederiks
De muze van Arnhem Een muziekcentrum aan de Rijn Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. E.A.!. Ven hoeven Dr. ir. J.G . Wallis De Vries Dr. !.C.T. Voorthuis Datum afstuderen 27 oktober 2009 Samenvatting De herontwikkeling van het Roermondsplein is een sleutelproject voor de stad Arnhem . Het concept van het ontwerp, de wervelwind die volumes opneemt uit Arnhem en deze verplaatst, vervormt en door de wervelende beweging anders met elkaar in relatie brengt. Dit is een tegenbeweging en verdraaiing van de stedenbouwkundige structuur van Arnhem. Doordat het gebouw volumes heeft opgenomen van de stad en meedraait met de aangrenzende bebouwing biedt het zicht in de stwctuur van Arnhem. Het muziekcentrum fungeert als werk- en ontmoetingsplaats, facilititeitencentrum, concertzaal/ organisator en als gangmaker en platform voor diverse muzika'le initiatieven.
Bestaande situatie Roermondsplein te Arnhem
Trefwoorden Nieuw maniërisme Hybride infrastructuur Stedelijke vernieuwing Wervelwind Publieke functie Aanzicht Rijnkade
Veel steden in Europa vertonen een sterke groei en de ruimte hiervoor is schaars. Hierdoor verandert de stedelijke vorm en leefomgeving drastisch. Deze veranderingen oefenen veel druk uit op de publieke ruimten, die steeds intensiever gebruikt worden . De publieke ruimten geven ruimte aan de menselijke interactie en het leven in de stad, daarmee dragen ze bij aan de levensvatbaarheid van de stad . De levensvatbaarheid van de stad dient, naarmate de stad steeds meer verdicht, te worden vergroot. Een belangrijke rol voor de levensvatbaarheid van de stad is weggelegd voor de infrastructuur. Om de levensvatbaarheid van de stad te kunnen verhogen dient men tot een vernieuwende omgang met infrastructuur te komen , hiervoor is het noodzakelijk dat we ons huidige stedenbouwkundige en architectonische denken over infrastructuur verruimen. Het onde rzoek Hybrid Infrastructures probeert de infrastructuur in een breed kader te bekijken. InFrastructuur als poten tie, niet slechts als opgave . Arnhem is een prachtig voorbeeld waar de infrastructuur de overhand heeft gekregen waardoor er delen van de stad zijn opgeofferd aan de verkeerseisen . Ëén va n de opgeofferde gebieden is de Rijnkade ter plaatse van de Nelson Madelabrug. Een gebied wat door een tweetal pa sserende fly-overs een desolaat en onbruikbaar karakter heeft. De uitdaging ligt er om deze locatie tot een levensvatbaar hybride gebied te maken . Een stedelijk ontwerp dat uitgaat van een infrastructuur die uitwisseling stimuleert, waarbij de infrastructuur gaat functioneren als een openbare ruimte waarin diverse verkeers- en gebruiksvormen kruisen op een menselijke snelheid. In plaats van de infrastructurele ruimte monofunctioneel te plannen, stelt het stedelijk ontwerp zich ten doel een hoge dichtheid, een variëteit aan sensaties, passies en momenten te genereren. Zo sluit zij de autonomiteit van de infrastructuur en de stad uit, en zorgt zij voor een betere levensvatbaarheid van de stad.
Schets wervelwind over Arnhem
Perspectief stedenbouwkundige situatie
Aanzicht binnenstraat
Aanzicht binnentheater
Op basi s van de ideologie is een ontwerp gernaakt. Een ontwerp wat in staat is meerdere functies in zich op te nemen, deze te combineren en te versmelten met het stedelijk leven. Dit ontwerp neemt integratie tot een extreme. Het concept van het ontwerp, de wervelwind die volumes opneemt uit Arnhem en deze verplaatst, vervormt en door de wervelende beweging anders met elkaar in relatie brengt. Dit is een tegenbeweging en verdraaiing van de stedenbouwkundige structuur en vormentaal van Arnhem. Het ontwerp gaat in op het maniërisme van kruisbestuiving, assimilatie, vervorming, uitdaging, antwoord, oplegging, gelaagdheid en verzoening. Het hoofdgebouw in het ontwerp is een muziekcentrum . Dit muziekcentrum is overbouwd door bedrijfsruimten en woningen. Hierdoor ontstaat niet alleen aansluiting met de omgeving, maar wordt tevens het muziekcentrum als gebouw zijn autonomie ontnomen. Deze hybride stijl sluit naadloos aan de infrastructurele visie.
17
A. Gabriëlse
Wonen in Wellness Ont-moeten in Spaarnwoude Afstudeerrichting Architecture
Afstudeercommissie Prof. dr. ir. P.J.v. van Wesemael Dipl.-Ing. H.H . Yegenoglu 5.5.5 . Rousseau D.P.L.G .
Datum afstuderen 29 september 2009
Samenvatting
CT
o
c: ~
7'
c: ::J
0..
re
Locatie Wonen in Wellness
'Wonen in Wellness' is ontstaan vanuit een eigen visie op het condominium ; een wooncollectief van mensen met dezelfde interesses en/of belangen, die wel of niet op eigen initiatief samen wille~ wonen. Binnen het Recreatiegebied Spaarnwoude is een locatie gekozen voor dit condominium-concept waar het woon ideaal, het wonen in een rustige, natuurlijke omgeving met de wellness -voorzieningen in de achtertuin, centraal staat. Het landschap van het plangebied wordt geherstructureerd, deze herstructurering is gebaseerd op verschillende aspecten uit de Engelse landschapsstijl. Met behulp van enscenering, zichtassen en niveauverschillen worden nieuwe verbindingen gelegd en oude verbindingen versterkt. Met behulp van een wellness·concept wordt het plangebied programmatisch ingevuld . Deze invulling wordt verankerd in het reeds aanwezige recreatienetwerk.
Trefwoorden 18
Wellness Condominium Recreatiegebied Route Architecturale Landscha psarch itectuur
De rode draad in de diverse ontwikkelingen in Recreatiegebied Spaarnwoude is de noodzaak een sterke relatie tussen recreatiegebied en stad te ontwikkelen en actief in te spelen op de dynamiek van het stedelijk gebied. Om de druk van de verstedelijking te weerstaan moest het recreatiegebied zich altijd hard maken naar buiten toe en was daarmee vooral naar binnen gekeerd. Door een accentverschuiving van 'groene buffer' naar stadspark in de loop der jaren ligt de nadruk nu meer op een sterkere verweving van het recreatie- en natuurgebied met het stedelijk complex. Dus meer een ontwikkelings- en naar buiten toe gerichte benadering, met behoud van de kern kwaliteit: grootschalige groene gebieden om in te kunnen recreëren. Een recreatieve vaarroute, die Amsterdam, Zaandam en Ijmuiden koppelt, kan bijdragen aan een sterkere verweving met het stedelijk complex wanneer Spaarnwoude hierin ook een prominente plaats inneemt. De vaarroute geeft het water een verbindende functie in plaats van dat het alleen een barrière vormt. Om deze verbinding over het water te benutten moet Spaarnwoude een voorkant krijgen aan het Noordzeekanaal, waar het momenteel enkel de rug naar toe keert. Doel op de locatie is het plangebied opnieuw aan het water te
De continue wandeling in het landschap loopt In en over het gebouw door
leggen door het recreatie-programma uit te breiden, het gebied transparanter te maken en verbindingen te leggen tussen de verschillende deelgebieden. Dit doel staat niet alleen, in het gehele Noordzeekanaalgebied is dit transformatieproces zichtbaar. Steeds vaker wordt de recreatieve kwaliteit van het Noordzeekanaal ingezien. Mijn strategie is er dan ook op gebaseerd de waterkant openbaar te maken voor het langzame verkeer en het af te sluiten voor het autoverkeer. Een wandelpromenade rondom het kerngebied kan de waterkant programmatisch en ruimtelijk interessant maken met publieke en recreatieve voorzieningen. De wandelpromenade doet daarnaast een poging om de barrière tussen de waterkant en het kerngebied ('Wonen in Wellness') te verzwakken . Deze barrière wordt gevormd door een bosrijk gebied. Met behulp van zichtassen kan de wandelpromenade visueel met het kerngebied verbonden worden. De zichtassen starten op strategisch gekozen punten op de wandelpromenade . Deze punten worden programmatisch ingevuld met thematische voorzieningen aangepast aan de kenmerken en eigenschappen van het bepaalde punt. Vanuit deze punten lopen de zichtlijnen naar het kerngebied waar deze knooppunten veroorzaken. Deze knooppunten krijgen een programmatische invulling binnen het 'Wonen in Wellness'concept. Door de combinatie van zichtassen vanuit de wandelpromenade en de basiselementen in het landsc~ap (bos, gras, water, hoogte) ontstaan er kamers in het landschap. Deze kamers zijn te gebruiken voor de verschillende programmaonderdelen van het 'Wonen in Wellness'-concept. Het plangebied heeft drie programmatisch elementen; de recreatieve wandelpromenade met een aantal concentraties van voorzieningen, het private wonen in de boskamers in het kerngebied en de wellness-voorzieningen verspreid over het kerngebied op de knooppunten van de zichtassen . Een speciale rol binnen de programmatische invulling van het plangebied is weggelegd voor de rust en ontspanning die het gebied nu al te bieden heeft. Het luieren, sporten en flaneren te midden van de
• • •
De glazen kubus ingebed in het landschap van hellingen
De transparante kubus is onderdeel van de continue wandeling met de focus op het landschap
Een sauna met buitenruimte, doorlopend over meerdere verdiepingen
Kuurbaden verbonden door hellingen waardoor ook los van de wandeling van hoogte gewisseld kan worden
prachtige natuur, speelse watergangen en het bosrijke gebied, voert de boventoon . Wanneer naast deze gedachte, de wens van een regionale trekker in het gebied wordt neergezet, is een welIness-programma een welkome functie. Het voorziet de stedeling van een mogelijkheid tot vluchten vanuit de drukke stad , om na een paar dagen weer herboren terug te keren. Daarnaast is er behoefte aan een geschikte accommodatie in het gebied waar de bezoekers voor een langere periode kunnen verblijven, permanent en tijdelijk . De combinatie van deze twee behoeften vormt de basis van het condominium met als doelgroep de drukke stedeling die wil ontsnappen aan het hectische leven in de stad, met als woonideaal het wonen in een rustige, natuurlijke omgeving met de wellness-voorzieningen in de achtertuin. De drie programmatisch elementen l1ebben een overeenkom stige vormentaal om de onderlinge relatie zichtbaar te maken. Alle onderdelen bevat een kubus als basiselement. Deze kubus zal over de zowel grote als kleine afstanden als verbindend element gezien worden tussen de verschillende programmaonderdelen. De wellness - en woonelementen in het kerngebied bestaan uit een kubus ingebed in het landschap en de elementen op de wandelpromenade bestaan uit een kubus met functie passend bij het thema van het betreffende concentratiepunt (een terras bij een horecafunctie of een aanlegsteiger bij het ankerpunt met de recreatieve vaarroute). Het gebruik van de verschillende kubussen in het landschap is gebaseerd op een aantal aspecten uit de Engelse landschapsstijl. Vanaf de wandelpromenade start een continue wandeling door het landscmap met zichtassen op de wellness-voorzieningen gericht. De wandeling loopt vanaf de wandelpromenade via een tussengebied naar het kerngebied. In het kerngebied staan de kubussen als follies langs de route van de continue wandeling. In de wandeling komen afwisselend de boskamers, gras kamers, waterkamers en hoogtekamers voor. De hoogtekamers worden gevormd door het opgehoogde maaiveld . Het woonprogramma
ligt niet aan de continue wandeling, dit programma is apart te benaderen. De bewoners kunnen wel inhaken op de continue wandeling. Afgezonderd van de bezoekersstroom, maar met de wellness-elementen in de achtertuin kan er in een natuurlijke omgeving en aan het water gewoond worden. Een transparante kubus in het landschap geschoven waarbij het landschap omhoog komt. Daarbij volgt het omhoog gekomen landschap de zichtassen die in het plangebied lopen. De kubus ligt als een folly is het landschap. In deze combinatie van hellingen en de kubus kunnen mensen onthaasten in sauna's, kuurbaden en zwembaden. De wandeling die begint in het landschap buiten het gebouw, volgt zijn weg het gebouw in omhoog als een spiraal om vervolgens op de hellingen weer buiten uit te komen. Deze wandeling is het hoofdelement voor de ruimtelijke organisatie van het gebouw. De route slingert zijn weg omhoog door de massieve hellingen maar ook door de transparante kubus . Een scherp contrast wat interessante sfeerwisselingen kan opleveren . Aan de route grenzen volumes die de baden, sauna's, kleedruimten, enz. in zich dragen . De route is als een autonoom element opgenomen in het gebouw, hij beweegt als een onafhankelijk element langs alle ruimtes. En tijdens deze beweging verschijnen er allerlei beelden van het gebouwen het landschap. Men ervaart verschillende doorzichten richting het landschap of sfeerveranderingen door de wisseling van de lichte kubu s en de donkere helling. Om de relatie met het landschap in het gebouw te behouden is er op ieder moment op de route een panorama zichtbaar van he! landschap, welke richting men ook op loopt. Naast dat men via de hoofdroute van hoogte kan verwisselen binnen het gebouw, bestaat de mogelijkheid om binnen de volumes, onafhankelijk van de route, van hoogte te wisselen. Er bestaan bijvoorbeeld sauna's die over meerdere verdiepingen doorlopen of de kuurbaden zijn zo verbonden dat er een weg omhoog gevonden kan worden . De continue wandeli'ng blijft hierdoor het belangrijkste element binnen het concept zowel binnen als buiten .
19
R.w.J. Hoekman
e e
FllJ(x)
<8 8
Een neurofuzzy expertsysteem voor de kwantificering van constructieve flexibiliteit
(0
Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir. F. van Herwijnen Ir. R. Blok Dr. ir. E. Durmisevic
_
Samenvatting Een beoordelingsinstrument in de vorm van een neurofuzzy expertsysteem is ontwikkeld. bedoeld om kwantitatief de prestaties van draagconstructies ten aanzien van constructieve flexibiliteit uit te drukken. De incorporatie van constructieve flexibiliteit in een ontwerp wordt als een belangrijke voorwaarde gezien bij de succesvolle ontwikkeling van gebouwen die een lange functionele levensduur voorstaan en wiens prestaties bepaald worden door hun adaptatievermogen aan veranderende gebruikseisen. Het beoordelingsinstrument is opgezet als een hybride neurofuuy systeem. gebaseerd op de principes van Fuzzy Logic en neurale netwerken.
20
Trefwoorden Adaptatievermogen Hoofdd raagconstructies Constructieve flexibiliteit Neurofuzzyexpertsysteem Beoordel ingsi nstrument
_
Ael:i il'l"fT _
7E(:......l SCl ~ CAI-l,..BIU1 (ll
I::::J
Datum afstuderen 26 augustus 2009
n.~tI ONl!H
F'Y~Jltr;
CAP I\.....
FU ~':;';HC "~t.~
AUTOHOUIIE
I=:::J
~
i\u rON~
c::::J FV51E"K ~ 11
e e e 8
CO,,~'ftlJC)~Fl.!!(I&IU 'Eff
fI'tlEc;A:AfllE
O ."FRt' A.."\T
o 6ll'mUt; Ilt
'!I'VI::RCiJI'}(l11~ I
~()J! ~T\E
KOPPUJ ~ü
ptl'.IITRAT':F.
tCt:(;.ANIf.ElJ.)lCWEtO
JlU lO,'tOUit
Grafisch overzicht van het oplossingsveld van constructieve flexibiliteit; autonomie en capabiliteit, elk met hun domeinspecIfieke criteria
De gebouwde omgeving heeft in toenemende mate moeite het tempo van onze moderne samenleving bij te houden. De gemiddelde levensduur van een gebouw in Tokyo bijvoorbeeld is zeventien jaar, en in vele landen valt een verschuiving in het zwaartepunt van de bouwopgave naar de aanpassing en verbetering van de veelal jonge gebouwvoorraad waar te nemen. De aldus gekenmerkte frictie gaat gepaard met een toename in discrepanties tussen de functionele, technische en economische levensduren van gebouwen, leidend tot de degeneratie van de kwaliteit van de gebouwvoorraad en de ontwikkeling van een duurzame gebouwde omgeving belemmerend: de toenemende invloed van zich versnellende levenscycli op de functionele levensduur en het lineaire metabolisme dat bouwactiv.i· teiten nog altijd kenmerkt. drukken een zware stempel op de beschikbaarheid van grondstoffen. energie en ruimte. Verondersteld wordt dat gebouwen die doelbewust voor de lange termijn ontwikkeld worden. deze problematiek kunnen ondervangen. Echter. de intensieve urbanisatie, de zich versnellende maatschappelijke veranderingsdynamiek en de voortschrijdende technologische vooruitgang compliceren de identificatie van toekomstige eisen aan het gebruik van deze gebouwen. De incorporatie van capaciteiten die deze veranderingen kunnen ondervangen. dikwijls gekenmerkt als flexibiliteit of aanpasbaarheid, wordt daarom als een kritieke voorwaarde voor de succesvolle ontwikkeling van dergelijke gebouwen beschouwd . In relatie tot deze capaciteiten en de beoogde functionele levensduur. speelt de hoofddraagconstructie van een gebouw een kritieke rol; constructieve flexibiliteit wordt daarin als een belangrijke voorwaarde gezien. In dit onderzoek is daarom de ontwikkeling van een beoordelingsinstrument ingezet. bedoeld om de kwaliteiten van draagconstructies te identificeren en te kwantificeren. om zo de gestelde ontwerpdoelen te kunnen toetsen en realiseren.
o
3. UITGANG SLAAG CONTRUC TI EVE FLEXIBILI fEIT
2. VERBORGEN LAAG FUN CTIONELE
BOUWLAGEN
1. VERBORGEN LAAG CONSTRUCTIEVE ELEMENTEN
o
OUTSlUITEIl
OIENEJI
• •
CONSTRUCnEVE FLEXIBILITEIT
o
ct
ENSCENEREN
o o o o
o
SCHEIDEN
G
O. INGANOSLAAG ONTWERPDOMELNEN
Grafisch overzicht van de topologie van het kennismodel, zoals geïmplementeerd in het uiteindelijke expertsysteem
Opgezet als een kennismodel, ligt in het beoordelingsinstrument de kennis over de afhankelijkheden tussen de eigenschappen van een gebouwconfiguratie in relatie tot de flexibiliteit van de hoofddraagconstructie besloten_ Om deze eigenschappen te kunnen waarderen, is een theoretisch kader geformuleerd waarbinnen prototypes van attribuutrelaties aan de basis van de aggregatie van een zeker niveau van constructieve flexibiliteit staan, onderverdeeld in twee klasses van criteria, in dit onderzoek gedefinieerd als autonomie en capabiliteit Om in staat te zijn om te kunnen gaan met dergelijke intrinsiek complexe, non-lineaire en indirecte attribuutrelaties maar tegelijkertijd een transparante kennisrepresentatie te bewerkstelligen, is als toerekeningsformalisme een neurofuzzy systeem toegepast Ten einde dit systeem toe te kunnen passen als beoordelingsinstrument, is een software applicatie ontwikkeld dat als expertsysteem fungeert_ Een case-studie waarin twee gebouwen, het voormalige hoofdkantoor van Nissan Europa nabij Amsterdam en de woontoren op de seniorencampus Kortonjode Weerde te Eindhoven, op hun constructieve flexibiliteit beoordeeld zijn, heeft aangetoond dat het beoordelingsinstrument een waardevol framework is in de kwantificering van constructieve flexibiliteit De aldus gehanteerde benadering heeft in potentie tevens relevantie voor andere bouwdisciplines waarin gestreefd wordt naar kennisvergaring over de karakteristieke eigenschappen van het betrokken domein ten aanzien van een zekere mate van flexibiliteit Idealiter zou de integratie van deze kennisdomeinen kunnen leiden tot de succesvolle acceptatie van ontwerpstrategieën die door de omarming van flexibiliteit als randvoorwaarde een duurzame en kwalitatief hoogwaardige gebouwvoorraad voorstaan_
21
R.l. Hogeweg
De tweede natuur van de stad Ontwerp voor een appartementencomplex in Eindhoven AFstudeerrichting Building Technology en Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. ).M. Post Ir. ).P.M. Swagten Ir. M.P.). Aarts Datum afstuderen 26 augustus 2009
DI
-ur C
0.. /I) /I)
...
CT C :::I
0..
!!..
ar
n
C
~.
Samenvatting Verdichting van steden is noodzakelijk om verrommeling van het Nederlandse landschap tegen te gaan . Dit roept vragen op met betrekking tot de manier van wonen in de stad . Aan de hand van een ontwerp is onderzocht hoe met behulp van de elementen van het klimaat een bewustzijn van natuur i'n een appartementencomplex kan worden gecreëerd. Zowel het ervaren als het benutten van deze elementen speelt hierbij een rol. Omdat de beleving van de bewoner in het ontwerp centraal staat zal een groter draagvlak moeten ontstaan voor de energiebesparing die het benutten van de elementen met zich mee brengt.
Het volume In zijn omgeving
c-
g
~
§ ~
22
Trefwoorden Verdichting Natuurbeleving Klimaatbewust bouwen Binnenstedelijk wonen Integraal ontwerpen Snede over de appartementen
Het Nederlandse platteland slibt steeds verder dicht met voornamelijk monofunctionele bebouwing zoals de vinex-wijken en bedrijventerreinen. Verdichting van de huidige steden wordt als noodzakelijk beschouwd om deze 'verrommeling' van het landschap tegen te gaan . Daarnaast levert verdichting een stad op met een groter draagvlak voor economische, sociale en culturele voorzieningen. Binnenstedelijk bouwen levert echter ook een aantal vragen op met betrekking tot de woonwensen van Nederlanders. Zo is het onmogelijk om iedere stedeling een woning met tuin aan te bieden. In het afstudeerproject is gezocht naar een alternatief. Net als 'groen' zijn de elementen van het klimaat onderhevig aan de wetten der natuur. Daarom is onderzocht hoe in een woongebouw met hoge dichtheid een bewustzijn van natuur kan worden gecreëerd door middel van een architectuur die inspeelt op en gebruik maakt van de elementen van het klimaat. Hierbij spelen zowel het ervaren als het benutten van de elementen een rol. Het benutten van de elementen kan bovendien energiebesparingen opleveren waardoor een duurzaam gebouw ontstaat. Binnen het masterplan voor het Emmasingelkwadrant van ontwerpburo West 8 is een lokatie gekozen welke als uitgangspunt zal dienen voor het ontwerp. De nabijheid van de binnenstad en de ontwikkeling van culturele en sociale voorzieningen bieden woningen in het gebied alle kwaliteiten van de stad . Om te garanderen dat de elementen van het klimaat kunnen worden ingezet voor beleving en benutting in het gebouw is het in eerste instantie van belang dat de vorm van het ontwerp deze mogelijkheden verschaft. Daarom is de vorm van het volume stap voor stap bepaald aan de hand van contextuele invloeden en de elementen van het klimaat. De contouren van het volume zijn bepaald door assen, zichtlijnen en de bebouwingshoogte in de omgeving waardoor het gebouw zich nestelt in de context.
Het atrium
23
Interieur appartement
Door middel van bezonningsstudies is de optimale oriëntatie en schakeling van de appartementen bepaald . De apparte· menten zijn behandeld als blokken die worden geroteerd ten opzichte van de noordzuidas en worden verschoven over drie dimensies. Om voldoende daglichttoetreding in met name de onderste appartementen te garanderen zijn de blokken terrasgewijs afgesneden en krijgt ieder appartement een dubbele verdiepingshoogte. Door middel van glasoverkappingen zijn getemperde klimaatzones (atria) gecreëerd waardoor bewoners zowel 's zomers als 's winters een plek hebben waarin een gematigde temperatuur heerst Door de appartementen te ventileren met lucht uit deze atria wordt tevens een hoop energie voor verwarmen of koelen bespaard. Door de vorm vorm van het dak is het mogelijk regenwater op te vangen e~ gecontroleerd de atria te laten binnenstromen waar het wordt opgeslagen in grote bassins. Naast de 'belevingswaarde die het stromende water heeft, kan het worden hergebruikt voor het spoelen van het toilet. De atria spelen een belangrijke rol bij de beleving van de elementen. Om de focus op deze elementen te versterken is gekozen voor een sobere materialisatie met beton . Toevoegingen in de atriumgevels zijn zoveel mogelijk achterwege gelaten en openingen abstract vormgegeven. De strakke schaduwlijnen, de reflecties van licht door het water in de bassins en de beweging van water bepalen de specifieke sfeer in de atria . De vormgeving van de appartementen zorgt er voor dat de mogelijkheden , met betrekking tot het beleven van de elementen, die zijn gecreëerd door de vorm van het gebouw zoveel mogelijk worden benut Door de introductie van een split level is zonli cht dat op verscl:lillende niveaus binnenvalt door de hele woning zichtbaar en ontstaat een ruimtelijk interessante woning. De indeling van de woning is gebaseerd op een verde-
ling in drie zones. De natte cellen en trappen bevinden zich in een zone midden in de woning. Zo blijven de ruimtes aan de gevels over voor de verblijfsruimtes die kunnen profiteren van daglicht en bezonning. Eén zone wordt in zijn geheel gevormd door de woonkamer en ligt aan de buitengevel. Doordat deze ruimte de volledige dubbele verdiepingshoogte benut kunnen daglicht en bezonning ver deze ruimte binnentreden. Door wederom te kiezen voor een sobere vormgeving en materialisering zullen weersomstand igheden sfeerbepalend zijn in de woonruimte. De steenachtige materialen vervullen tevens een rol als thermische massa. De slaapkamers en de keuken vormen de zone aan de atriumgevel. Zo wordt het mogelijk om deze ruimtes direct te ventileren met de getemperde lucht uit het atrium. De bewoner heeft in deze ruimtes ook de mogelijkheid om zelfs in de winter een raam open te zetten zonder dat dit onaangename temperaturen tot gevolg heeft. Iedere woning is voorzien van een buitenruimte en een 'binnenbuitenruimte' in het atrium waardoor de bewoner kan kiezen uit drie verschillende klimaatzones. De ruimte in het atrium grenst aan de keu ken en de buitenruimte aan de woonkamer. Door middel van een gelaagdheid in de buitengevel wordt van uit de woonkamer een focus op de hemel gecreëerd en privacy gewaarborgd. Tegelijkertijd heeft zonnestraling en neerslag volop de kans om de buitenruimte te kleuren. Omdat de buitenruimte is vormgegeven als verlengstuk van de woonkamer lijken de elementen de woonruimte binnen te dringen.
Ing. R.l. van der Kemp
Value in Revitalizing Industrial Heritage Mastertrack Construction Management and Urban Development Graduation committee Dr. A.F.H.l. den Otter arch. AvB Drs. Cl.T.M . Kokke Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Dhr. A. Boon Date of graduation September 29th 2009 Summary This thesis is based on the complex nature of revitalizing processes, the lack of process engineering tools and the complexity of finance construction . Through qualitative research steps are derived on how to influence various parties and what can be defined as tne critical success factors . The data results in a roadmap on what steps to undertake when revitalizing industrial heritage. Keywords Revitalization Redevelopment Process management Project actors Project factors
24
Introduction In every buildings lifespan, at some point it wililose the purpose for whieh it was built. If re·Use is no option one could use it for something entirely different could be a very plausible scenario, this process is defined as revitalizing. From conversations with experts in revitalization, it became clear that the even though revitalization has many opportunities, the threats of revitalization make for a reluctant attitude towards it by investors and entrepreneurs. This was the basis for the research question used in th is thesis: 'How can revitalization processes be simplified, using value aspects?' Theoretic outline Revitalizing is one of 7 interventions managers or owners can perform when dealing with or in possession of a building. Revitalizing focuses on re·using the building but with an entirely different function. The main advantage of this approach is that a building becomes a financially productive entity again. Then why isn't every obsolete building revitalized if it has such bright prospects? The main reasons for this are financing revitalization on one hand and the complexity of the revitalization process on the other. The scale of the average industrial building is very large compared to the average house. Differences in budget needs are even bigger ground pollution is just one factor houses won't easily encounter and industrial buildings almost always wil!. Then there is the matter of complexity; wh at exactly makes revitalization so complex? Is it the scale, the finances, the technique or is it the people around projects or maybe the actors within revitalization process? The complexity question is the main issue in th is thesis and will be answered in the end. The main step of every procedure regarding existing buildings is deciding wh at to do with it; this is when value starts to become relevant. A building th at has no value to anyone is often demolished, whereas a building that has an enormous value will never be demolished. It might even receive a monumental status protecting it against deprivation and demolition. But what to do when a building has value but not the kind of value that can be translated into financiallifespan? Economie value is the first value aspect industrial buildings are affected by. Examples of economie value are the price of the building, the grounds on which it stands and the costs of its demolitio~. These are all very basic and relatively easy to sort out, however economie value is also made up of depreciation of properties around a building when demolished or increased property value if the building is re-used or revitalized. Unfortunately economie value is often low for obsolete industrial buildings; demolition costs are high . Functional value is the second value aspect influencing obsolete industrial buildings. It is quite obvious that the functional value, of an obsolete building is low, it is not able to perform the function it was built for anymore. The positive side
of functional value is function potential, how much will a building lend itself for function mutation. Scale is an advantage for industrial buildings compared to houses for example; unfortunately it is possible to find old installations that cannot be removed in industrial buildings. If this is the case throughout the building, function possibilities will decrease, sometimes only leaving a museum as a function possibility. Functional value is very important wh en it comes to revitalization; it can serve as a determinant to both the demolition and revitalization end. Cultural and historica I value is the most important when it comes to industrial buildings, it assesses a building's soft value, in other words the value that cannot be measured or quantified. This is uSIJaHy the value aspect emphasized by the people or parties (actors) that try to continue a building's lifespan. Cultural and historica I value covers all value aspects that represent soft values. Examples of th is are emotiona l value, architectural value, artistic value, documentation value and rarity of a building. Because these aspects are hard to quantify due to their personal nature, the best way to understand them is to experience them . Each of these value aspects and the amount iJl which they are present can represent one of 7 interventions. Loads of functional value wil! eliminate deprivation and demolitiol'l as options, while very low cultural and historical value could make deprivation and demolition the best options. It is clear that choosing the right intervention is very dependent on the manager's knowledge and his/her agenda. If revitalization is chosen as the most suitable intervention, managers are confronted with high costs and unSecure profits. With function mutation come revenues, revenues that can be used to finance the revitalization entirely creating a self· sustaining building that at some point could pass a break-even point. In some cases the building isn't suitable for a lucrative function 50 finances need to be attracted through other channels. Governmental or philanthropic funding can also be used to finance revitalization. These two constructions can also be combined; this is often the case because of the scale of the average industrial building. Empirie outline In order for investors or governments to even consider putting money into a project one first needs to give them some sort of incentive or perform an action that enthuses the party using aspects for which he/she could be sensitive to personally or professionally. This philosophy is incorporated in eight actions and incentives. Through experts these eight actions and incenti· yes are proved to be more or less effective, the experts also gave some additions while being interviewed on the subject. The experts agreed unanimously that the use of actions and incentives is recommended and would definitely make processes easier. Also the experts provided the main project
factors that influence revitalization potential and what opportunities and risks these factors posses. Combined with their professional and personal preferences on what action or incentive would stimulate them into participation, an overall usability and effectlveness table can be made . Conciusions In order to answer how processes can be simplified, it is important to define wh at makes these processes so complex. From the expert interviews it became clear th at the main reason for complexity is the long list of stakeholders every revitalization project comes across. To simplify th is process, the respondents almost unanimously stressed the importance of collaborative plan development among both private and public stakeholders. Without respect for each other agenda and knowledge of decision-making strategies, company goals etc. a successful process is highly unlikely. The final step is compiling all data on value, project factors and projects actors, finance constructions and actions and incentives into a roadmap any manager could use. This roadmap shows what could be done wh en certain factors are present, wh at actors should be taken into account and what action or incentive is most prudent in a unique situation. Because of the uniqueness of any project and therefore its process, the roadmap is a guideline that shows wh at could be done, not wh at should be done. It is not a solution to all complexity problems it makes them better manageable and serves as a checklist for risks and opportunities in the early (initiative) stage.
25
C.H.w. Lenssen
Onderscheid in ruimtelijke dichtheid Exploratief onderzoek naar de relatie tussen ruimtelijke dichtheid van woonwijken, de tevredenheid van bewoners en de waardeontwikkeling van de woningen Afstudeerrichting Real Estate Managemant and Development Afstudeercommissie j.j.A.M. Smeets D.w.Q. Havermans A. Versteeg Datum afstuderen 27 oktober 2009 Samenvatting Ruimtelijke dichtheid wordt bij de ontwikkeling van woongebie· den gebruikt om ontwikkelingsplannen te sturen en te optima· ,liseren . De ruimtelijke kwaliteit var] deze dichtheid wordt hierbij onderbelicht. In dit explorerend onderzoek is op drie uiteenlo· pende locaties in Nederland de kwaliteit van dichtheid onder· zocht. Hiermee is een basis gelegd voor de manier waarop betrokken partijen bij de ontwikkeling van woollgebieden op verschillende locaties de planvorming kwalitatief kunnen sturen. Trefwoorden Ruimtelijke dichtheid Woningbouw Kwaliteit Gebruikers Waardeontwikkeling
26
De beschrijving van de ruimtelijke dichtheid van woongebieden wordt voor verschillende doeleinden gebruikt in de Nederlandse woningbouw. De overheid stelt richtlijnen met betrekking tot dichtheid aan bouwprojecten en een ontwikkelaar probeert zijn rendement te optimaliseren door te variëren in dichtheid . Parameters die daarbij gebruikt worden, zijn het woningoppervlak, het kaveloppervlak en het aandeel openbare ruimte in de wijk. De kwaliteit van de inrichting wordt in deze optimalisatie onderbelicht. De wisselwerking tussen de verschillende opper· vlaktes, bouwhoogtes en massa's verklaart voor een groot deel de ruimtelijke kwaliteit. Afhankelijk van de vraag naar woningen in een gebied, wordt zoveel mogelijk gebouwd. Hierdoor worden binnen Nederland op verschillende locaties, verschillende strategieën gehanteerd met betrekking tot de ontwikkeling van woningen. Een probleem dat hieruit voortvloeit, is dat een ontwikkelaar in een gebied met een hoge marktspan· ning kan volstaan met een lagere prijs-kwaliteit verhouding ten opzichte van de ontspannen gebieden waardoor de kwaliteit van ontwikkelingen in gespannen markten onder druk komt te staan. Als indicator voor kwaliteitverschillen wordt in dit onderzoek de ruimtelijke dichtheid van de woonwijk genomen . Verschillen in dichtheid leiden tot verschillen in woninggrootte, kavelgrootte en inrichting van de openbare ruimte. Aansluitend hierop zijn de volgende twee hoofdvragen opgesteld : • Welke invloed heeft de ruimtelijke dichtheid van woonwijken in verschillende marktgebieden op de bewonersbeoordeling van de dichtheid en van de totale woonsituatie? • Bestaat er een relatie tussen de bewonersbeoordeling van ruimtelijke dichtheid en de waardeontwikkeling van de woningen in verschillende marktgebieden? Middels tevredenheidbeoordelingen van bewoners wordt de ruimtelijke kwaliteit voor de gebruiker onderzocht. Deze beoordelingen hebben betrekking op ruimtelijke kenmerken van de woning en de wijk. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt welke ruimtelijke kenmerken invloed hebben op de beoordeling van de dichtheid en van de totale woonsituatie in de drie casestudies . Deze informatie is praktische relevant en leidt tot de vol· gende doelstelling: Het in kaart brengen van de ruimtelijke kenmerken van dicht· heid die voor de gebruiker invloed hebben op de tevredenheid over de woonsituatie teneinde inzicht te verkrijgen in de moge· lijkheden om te variëren in dichtheid zonder dat daarbij de kwa· liteit voor de gebruiker onder druk komt te staan en de waarde van de woningen op termijn gaan dalen.
Ruimtelijke dichtheid Door ruimtelijke dichtheid kwalitatief te benaderen vanuit vier parameters van dichtheid; lichtinval, oriëntatie, privacy en uit· zicht kan de ruimtelijke kwaliteit van dichtheid onderzocht wor· den. Deze parameters zijn gericht op een ervaring van gebruiker en bevatten concrete ruimtelijke ontwerpoplossingen. Deze ruimtelijke oplossingen variëren sterk per regio doordat per regio andere maatstaven worden gehanteerd. Door op verschil· lende locaties te tevredenheid van de parameters te meten, wordt in een bepaalde context op verschillende schaalniveaus tegelijk, de ruimtelijke kwaliteit voor de gebruiker gemeten. Daarbij dient er rekening mee te worden gehouden dat het referentiebeeld van de gebruiker, de tevredenheid over de para· meters kan beïnvloeden . Onderzoeksontwerp In de casestudie zijn woningen uit drie wijken onderzocht. De onderzoekswijken betreffen de drie Vinex·wijken Eschmarke in Enschede, Meerhoven in Eindhoven en Wateringse Veld in Den Haag. De wijken liggen in verschillende marktgebieden en variëren in dichtheid . Verder zijn de wijken op zoveel mogelijk aspecten vergelijkbaar gehouden . Per wijk is de dichtheid en de ruimteverdeling in beeld gebracht. Daarnaast is middels een enquête aan de bewoners gevraagd in hoeverre zij tevreden zijn met de ruimtelijke dichtheid van de buurt en de totale woon· situatie. Uit de data is gefilterd hoe belangrijk de ruimtelijke dichtheid is bij de beoordeling van de woonsituatie. Hierbij is onderzocht of de verschillen tussen de wijken in de beoordelin· gen ook zichtbaar zijn in de verschillen in de ruimteverdelers van de drie wijken . Vervolgens zijn de beoordelingen op micro·
2S wo/ha
100%
30 wo/ha r --- ---- -------- ----,
SS wo/ha .
------------------,
90% 80% Privé terrein
70%
.-------------_._------~
!
Tuin/oprit
I
60%
:•
I
I
I
•
: ______________________ _ Bebouwd kavel J: ~
•
50%
I
111
-
40%
Parkeren
_ Straat
30%
ür ..... c c.. /I) /I)
....
cr
_ Groen/water
20%
C ::I
c..
~
ru' n
10%
c:
-
iif
0% Eschmarke
Meerhoven
Wateringse Veld
27
Ruimteverdelers van de drie onderzoekswijken
niveau ingezoomd en binnen de wijk met elkaar vergeleken. Tot slot zijn de de beoordelingen gekoppeld aan de waardeont· wikkeling van de woningen in de afgelopen jaren. Data analyse In totaal zijn ruim 700 enquêtes verspreid waarvan 294 bruik· bare enquêtes zijn terug gekomen . Middels datareductie is per wijk de set van 71 tevredenheidvariabelen gereduceerd tot maxi · maal 16 factoren. Elke factor bevat een groepje variabelen dat sterk met elkaar correleert. Vervolgens is middels multipele regressie onderzocht hoeveel invloed de factoren hebben op de beoordeling van de totale woonsituatie. De belangrijkste uit· komst van de drie analyses, is dat de wisselwerking tussen schaalniveaus een aanzienlijke bijdrage levert aan de beoorde· ling van de totale woonsituatie. Echter tussen wijken zijn wel verschillende aspecten met betrekking tot deze wisselwerking relevant. In de ruimer opgezette wijken lijken de woning en de directe omgeving daarvan grote invloed op de beoordeling van de woonsituatie te hebben terwijl in dicht bebouwd gebied de buurt in zijn geheel een grote invloed heeft op de beoordeling. Waardeontwikkeling De waardeontwikkelingen in de Eschmarke laat een positieve trend zien ten opzichte van de waardeontwikkeling in deze regio. In Meerhoven en Wateringse Veld is geen duidelijke posi· tieve of negatieve afwijking van de prijsontwikkeling te zien ten opzichte van de ontwikkeling in de regio. Echter nadat op micro· niveau is ingezoomd lijken binnen de Wateringse Veld, tussen verschillende verkavelingstypen, wel verschillen in de ontwikke· ling te bestaan. Conclusies en aanbevelingen De belangrijkste conclusie is dat er geen relatie bestaat tussen het aantal woningen per hectare en tevredenheid over dichtheid, maar dat de invulling van de ruimtelijke dichtheid van de buurt in alle drie de wijken wel invloed heeft op de tevreden-
heid. Per wijk wordt de beoordeling van de dichtheid anders opgebouwd. Ruimtelijke kwaliteit voor de gebruiker verschilt per locatie en in dit geval ook per marktgebied . De wisselwerking tussen de woningen en de omgeving dient per wijk anders vormgegeven te worden waardoor het evenwicht tussen de vier para· meters van dichtheid ook per wijk anders zal liggen. Nadat de bewonersbeoordelingen aan de waardeontwikkeling van de woningen zijn gekoppeld, kan geconcludeerd worden dat er ook geen direct verband bestaat tussen de tevredenheid en de waardeontwikkeling. Binnen de wijk Wateringse Veld, zijn wel grote verschillen in waardeontwikkelingen zichtbaar die te koppelen zijn aan verschillen in verkavelingstypen . Verkavelingstypen zijn het resultaten van de wisselwerking tussen schaalniveaus en daardoor een belangrijk onderdeel van de ruimtelijke dichtheid.
A.A. van Leth
Sportparkstad Een pacemaker voor een wijk in beweging Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. B. Molenaar Ir. M.w. van der Poll Ir. R.P.G. Brodrück Datum afstuderen 29 september 2009 Samenvatting In de wijk Heilust in Kerkrade neemt door demografische krimp de bevolking snel af. Daarnaast zorgen hangjongeren voor over· last en lopen ouderen de kans op vereenzaming. Met een stedebouwkundig plan herstructureer ik de wijk en verbeter de openbare ruimte voor alle doelgroepen. Door een programmatische alliantie aan te gaan met een commerciële sportwinkel, is het mogelijk een sportcentrum te creëren _ Het complex is een uitbreiding van hoogwaardige sportfaciliteiten in de regio en functioneert als een aanjager voor de wijk . c:r
g
Trefwoorden
Demog~fiKhekrimp
~
Kerkrade
§
Openbare ruimte
g-
28
Braakliggende terreinen
Sport Commercie
Interieur sporthal
Door de sterk vergrijsde samenleving zal een groot deel van Nederland de komende vijftig jaar te maken gaan krijgen met bevolkingsafname. Op dit moment neemt de bevolking in ZuidLimburg al af, een voorbode voor wat Nederland te wachten staat. Deze unieke situatie vormt de basis voor onderzoek hoe men om kan gaan met demografische krimp . Als casus heb ik voor een volkswijk in Kerkrade gekozen. Kerkrade kampt vanaf 1997 als eerste gemeente van Nederland met structurele bevolkingsafname. De voornaamste redenen van de krimp in de regio zijn het lage geboortecijfer sinds de jaren '70, de grote groep vergrijzende senioren geboren na de Tweede Wereldoorlog en het wegtrekken van de jongere beroepsbevolking richting de Randstad. Er zijn vier belangrijke problemen zichtbaar. Door de grote groei van de regio met de komst van de mijnen is het bebouwd gebied enorm toegenomen. De verdeelde kernen in het landschap zijn gegroeid en er ontstonden nieuwe woongebieden op de plekken waar steenkool gewonnen werd. Het resultaat is een versnipperd stedelijk gebied waar tussen de bebouwde eilanden de natuur en het cultuurland vrij spel hebben. Het eerste probleem is dat ondanks de krimp nieuwe bedrijventerreinen en infrastructuur nog steeds ontwikkeld worden in het buitengebied, wat het groene karakter van Parkstad onder druk zet. Een van de bebouwde eilanden is Kerkrade West, een staddeel van Kerkrade dat veel last heeft van de demografische krimp . Het gebied functioneert zelfstandig als een eiland, het ligt los van andere stedelijke gebieden en is volledig zelfvoorzienend. Het tweede probleem is dat door de krimpende bevolking neemt het draagvlak echter afneemt en het voorzieningenniveau onder druk staat. Het derde probleem is de grootschalige herstructurering. Deze gebeurt op dezelfde manier waarop de wijk in de jaren '50 gebouwd is: grootschalig, snel en goedkoop. Hierdoor ontstaan er nu zeer grote gaten in de wijk die geen gebruik mogelijk maken. Daar komt bij dat door verplichte verhuizingen de sociale infrastructuur van de wijk gesloopt wordt.
Microstedebouw
Interieur winkel
~
:: ::
DI
Ui'
c
Q. ~ ~
.... Q"
C
=
Q.
~
ill'
n
c
..... ro
;:;:
r::r
0
c
:E
7'<"
C :::J
0..
ro
Testruimte tussen commerciële ruimte en sportzaal
Fragment gevel
Het vierde probleem is dat door gebrek aan kwalitatieve openbare ruimte verschillende bevolkingsgroepen geen ruimte voor verblijf hebben_ Hangjongeren hebben geen plek en zorgen alleen voor overlast. Ouderen lopen het risico op vereenzaming omdat er geen plaatsen zijn voor spontane ontmoetingen _ Bij deze vier problemen stel ik mezelf de stedebouw kundige opgave: " Ontwerp een stede'bouwkundige strategie voor de wijk Heilust die kampt met bevolkingsafname, een inactieve bevolking, en slechte openbare ruimte _"
zige hoogteverschil te benutten, loopt vanuit de wijk de openbare ruimte door over het dak, en krijgt de winkel een gevel aan de weg. Sport vindt op het dak plaats, maar door de sport de win kel in te drukken komt het winkelend publiek veel in contact met sporters en omgekeerd. De winkel en de sportruimte s verschillen sterk in architectonische expressie. De winke l bestaat uit een generiek kolommenveld, de sportruimte s zijn dozen die boven het maaiveld uitsteken . Doordat de sportru imtes volledig van glas zijn voorzien, ervaart de sporter tijdens zijn activiteit het weer en tijd van de dag_Vanaf het dakvlak is er contact met de sport op het niveau eronder, 's avonds straalt het gebouw door de verlichting levendigheid uit op een anders stille plek in de wijk. De sportruimtes krijgen een extra huid. Door baksteen aan kabels te rijgen, ontstaat er een gevelvlak dat diffuus het licht door laat, maar anderzijds een grens aangeeft voor de sportruimtes . Op enkele plekken wordt de gevel open gevouwen en maakt deze direct contact tu ss en de wijk en de sport mogelijk.
Met het stedebouwkundig plan reageer ik op de vier genoemde problemen_ Om de kwaliteit van het open landschap te behouden gaat het 'l andsch1ap op slot en krijger) nieuwe ontwikkelingen plaats in het bebouwde gebied _Met programmatische allianties tusse n commerciële en publieke functies blijven voorzieningen behouden in krimpende gebieden_ De herstructurering gebeurt niet meer met hele woonblokken tegelijk, maar per kavel. Bewoners kunnen in hun woning blijven wonen, pas zodra ze komen te overlijden of verhuizen zijn er nieuwe ontwikkelingen mogelijk _ Door het ontwerpen van een park, aanleggen van groene verbindingen en het faciliteren van routes krijgt de wijk diverse nieuwe plekken voor recreatie en ontspanning. Onderzoek toont aan dat het faciliteren van sport erg positief werkt voor randjongeren, daarnaast is beweging en sport ook zeer goed voor de oudere generatie . Blijven bewegen voorkomt depressies. vermindert ongelukken door vallen en vertraagt het dementieproces. Door een sportcentrum te combineren met een commerciële partij is het mogelijk om een gesubsidiëerde voorziening exploitabel te maken in een krimpende wijk. Dit complex biedt ruimte voor recreatie, ontspanning en ontmoeting. De commerciële partij is het sportketen Decathion, dat wereldwijd sportartikelen ontwikkelt en verkoopt. Een van de twee Nederlandse filia ten ligt in Kerkrade, maar is op zoek naar een nieuwe locatie. Het nieuwe complex wordt geplaatst in het zwaartepunt van de wijk, aan de nieuwe regionale ontsluitingsweg. Door het aanwe-
Een opgave rondom demografische krimp legt de nadruk op de afname van de bevolking, in Kerkrade ongeveer 27 procent. Het is echter veel belangrijker om je te richten op de grote groep mensen die over blijft, zodat ook zij een leefbare en prettige woonomgeving krijgen .
29
Ing. M.J.l. l ' homme
'Het woongebouw als Gemeenschap' Stedelijke gezinswoningen in voorzienend woongebouw Afstudeerrichting
Building Technology and Architecture Afstudeercommissie
Prof. ir. J.M. Post Ir. J.P.M. Swagten Ir. l.c.J. van luxemburg Datum afstuderen 27 oktober 2009
Samenvatting
Identiteit van de woningen aan de stadzijde
Het bieden van een woonmilieu, binnen de grenzen van de stad, om het gezin een a"lternatief te bièden ten opzichte van de Vinex·wijken . Belangrijk hierbij is het in de directe omgeving inspelen op de behoeftes van de doelgroep door vermenging tussen voorzieningen en woningen . De voorzieningen kunnen hierbij, door een zekere mate van flexibiliteit, zorgen voor een woonomgeving waar de doelgroep door de tijd heen kan aarden . Terwijl met functie en vormgeving van de voorzieningen kan worden ingespeeld op lokatie karakteristieken eigenschappen , zodat het woonmilieu zich conformeert aan de identiteit van de plek en binding met de woonomgeving wordt gestimuleerd . Trefwoorden
Stedelijk wonen Woongemeenschap Gezinshuisvesting Flexibele voorzieningen Geluidbelaste lokatie
30
Gemeenschappelijke individuele voorzieningen als buffer van complex naar spoor (concept doorsnede)
De ontwikkeling van de stad naar een conglomeraat van mono· fun ctionele gebieden die vandaag de dag gaande is, zorgt er voor dat de diversiteit en levendigheid van de stad in gevaar komt. De reactie van de overheid op deze verarming van de stad, de Vinex·wijken, hebben gezorgd voor woongebieden die een compromis vormen tussen het stedelijke wonen en de lan· delijke woonidylle. Deze gebieden hebben zich echter geogra· fisch en organisatorisch van de stad losgemaakt en zijn zo een onderdeel geworden van de bedreiging van de stad als brand· punt van de samenleving. Door het introduceren van meer diversiteit in het leven in de stad zullen er ook automatisch meer eisen gesteld gaan worden aan de stedelijke omgeving. Bewoners van de stad waarderen deze namelijk niet alleen als creatieve werkomgeving en uitgaansmilieu, maar zij stellen hoge eisen aan de stad als woon plaats. De stad moet worden herontdekt als een woonplaats voor iedereen in plaats van steeds meer te gaan fungeren als commercieel/zakelijk centrum waar alleen de dynamische individualist zich thuis voelt. Op basis van de bevolkingssamenstelling van de randstedelijke woongebieden, is mijn afstudeerproject er op gericht geweest een nieuw woonmilieu te creëren dat valt binnen de stedelijke grenzen en past bij de behoeftes van het jonge gezin . Het gezinsleven moet weer een vanzelfsprekend onderdeel worden van de stad! In de huidige samenleving, waar maatschappelijke en technische veranderingen zi ch sneller aandienen dan ooit te voren, kan er bij een dusdanige herintroductie van de stad als woonplek niet worden uitgegaan van traditionele bouwprincipes. Het loslaten van de term eeuwigheid is daarbij van belang om in te kunnen spelen op veranderingen. Een symbiose tussen de veranderlijkheid en consistentie van de woonomgeving is hierbij van belang, om een plek in de stad te realiseren die mee veran dert met de wensen van de bewoners maar tegelijkertijd de mogelijkheid biedt herinneringen te creëren die zorgen voor identiteit en verbondenheid. De stedelijke context biedt hierbij,
Uniformiteit van de gemeenschap aan de spoorzijde
Lokatie specifieke interpretatie van het concept (woningen op een basement van voorzieningen)
-
I»
ü!' c
CL
.f t) ft)
..,
r:r c
:::3 CL ft)
il1' (")
<= ,... ft)
;:;:
Individuele voorzieningen invoegen in openbaarheid ten behoeve van interactie (concept doorsnede)
met zijn diversiteit aan voorzieningen, verschillende kansen om in te spelen op veranderende leefstijlen en evoluerende technologieën. Terwijl in de nabijheid van de eigen woning mogelijkheden liggen om een binding te ontwikkelen met de woonomgeving ('flexibele' voorzieningen & 'vaste' woningen). De verschi llende facetten van het stedelijke leven kunnen zo worden gevangen in een compact netwerk van woningen en voorzieningen. Met een goed uitgebalanceerd programma, dat inspeelt op de ambities van een specifieke doelgroep, heeft een dergelijk netwerk de potentie een brandpunt te worden in de stad voor mensen met dezelfde behoeftes of interesses (in dit geval jonge gezinnen). Een benadering als deze, die de stad verrijkt met verschillende doelgroep specifieke enclaves die met elkaar in contact staan middels de algemene voorzieningen van de stad, waarborgt de diversiteit en levendigheid van de stad. De vraag is dan, hoe de beoogde strategie op een dusdanige wijze op de lokatie kan worden geïmplementeerd, zodat beide aspecten elkaar aanvullen en versterken . Centraal daarbij staat het samenspel van de 'vaste woning' en de 'flexibele' voorzieningen in de stedelijke enclave, die door zijn interactie met de stad: gebruik maakt van de stedelijke kwaliteiten in de breedste zin van het woord: en tegelijkertijd de stad verrijkt door doelgroep spedfieke voorzieningen aan te bieden. Het plaatsen van de woningen op een basement van voorzieningen zorgt er voor dat er aansluiting kan worden gezocht met de stad, zonder de woningen direct bloot te stellen aan de hectiek ervan. Door op deze wijze in te spelen op de stedelijke gelaagdheid wordt er een sociale structuur geïntroduceerd die naarmate men dichter bij de woning komt een persoonlijker karakter krijgt. De voorzieningen en deze geleding dragen op deze manier bij aan het gevoel van een eigen plek in de woonomgeving. Het creëren van verschillende beleefwerelden kan daarbij het verloop van openbaar naar privé kracht bijzetten . Op de gekozen lokatie, naast het centraal station Eindhoven, biedt de prominente aanwezigheid van het spoor el] de hiermee
Geluidzones om identiteit van de plek te beleven (concept doorsnede)
gepaard gaande theatrale stedelijkheid die het komen en gaan van de treinen in zich heeft, hier mogelijkheden voor. Het op verschillende schaal niveaus in het gebouw op een passende manier beleven van het spoorweggeluid zorgt hierbij voor binding met de plek. De gedachtegang van specifieke voorzieningen die de woningen ondersteunen kan zo op de lokatie worden vertaald door de voorzieningen in te zetten als een bufferzone rictHing het spoor, zodat de voorzieningen ook in dit geval de woningen faciliteren. In dit netwerk van voorzieningen vertegenwoordigt de woning het individuele in de openbaarheid', het privédomein vormt de uitvalsbasis waar de bewoner zelf uitmaakt waar en wanneer hij deelneemt aan het sociale verkeer. Doordat de voorzieningen in de directe omgeving van de woning extra kwaliteit kunnen toevoegen aan het leven, ontstaat een leefgebied dat niet beperkt blijft tot de fysieke grenzen van de woning. Er is hierbij onderscheid te maken tussen twee verschillende voorzieningtypologieën, op basis van het individuele karakter van de voorzieningen. Zo vormen de vaste voorzieningen thematisch pleinen die kwaliteit bieden aan de gemeenschappelijke leefomgeving. Terwijl mobiele tijdelijke voorzieningen zorgen voor een collectieve aan pak van de steeds veranderende individuele woonbehoefte van de bewoners.
31
L.j. Moonen
Meer pit(ters) in het beheer Vastgoed management in het basisonderwijs aan de hand van beheermodellen inzichtelijk gemaakt Afstudeerrichting Real Estate Management & Development Afstudeercommissie Ir.ing. 1.1. janssen Drs. j.j.A.M . Smeets Ir. D.w.Q. Havermans Datum afstuderen 26 augustus 2009 lil
~ c C. tD tD
a-c ::::I
C.
~ ~ n
c: ;:0
;:;:
Samenvatting Dit onderzoek gaat over de organisatie van het vastgoed management bij instellingen in het basisonderwijs. De ingrediënten om een professionaliseringsslag te maken zijn aanwezig. Om de schoolbesturen inzicht te bieden in de diverse mogelijk· heden is een aantal beheermodellen opgesteld. Aan de hand van twee beslisbomen kunnen de (overkoepelende) schoolbesturen vervolgens bepalen welke beheermodellen optimaal aansluiten bij de kenmerken van de school en/of het (overkoepelend) schoolbestuur.
Organisatiemodel 3.2 . 1
-_--
+- - -
.....
,..~~
Trefwoorden Vastgoedmanagement Basisonderwijs Beheermodellen Beslisboom Organisatie
32
Voorbeeld beheermodel (organisatiemodel)
Als onderdeel van een deregulering en autonomievergroting, heeft de rijksoverheid in het verleden fusies en schaalvergroting in het basisonderwijs gestimuleerd. Dit heeft ertoe geleid dat in de afgelopen 10 jaar het aantal schoolbesturen bijna gehalveerd is. Inmiddels is meer dan de helft van de schoolbesturen in Nederland een overkoepelend schoolbestuur (mee ~ pitter). Deze schaalvergroting zorgt voor voldoende draagvlak, zodat het mogelijk wordt dat deze overkoepelende schoolbesturell zich gaan professionaliseren, ook op het gebied van vastgoedmanagement. Met betrekking tot het eigendom van het onderwijsvastgoed wordt in het basisonderwijs onderscheid gemaakt tussen het juridisch en economisch eigendom. Traditioneel heeft de gemeente het economisch eigendom en is daarmee verantwoordelijk voor het buitenonder~oud. Het (overkoepelend) schoolbestuur heeft het juridisch eigendom en is daarmee verantwoordelijk voor het binnenonderhoud. De gemeente is
echter vrij om ook het economisch eigendom over te dragen aan het (overkoepelend) schoolbestuur. De gemiddelde leeftijd van het onderwijsvastgoed is echter erg hoog en daarbij is het vaak functioneel verouderd. De budgetten die ontvangen worden voor onderwijshuisvesting zijn dermate beperkt, dat de mogelijkheden om de vastgoedportefeuille te verjongen gering zijn. Het verkrijgen van het economisch eigendom is daardoor vaak nog niet wenselijk, totdat een verjonging van de portefeuille heeft plaatsgevonden en daarmee een goede uitgangssituatie is gecreëerd. Steeds meer basisscholen zijn samen gehuisvest met andere partijen, al dan niet in zogenaamde brede scholen. De kern van deze brede scholen wordt vaak gevormd door de basisschool, peuterspeelzaal en kinderopvang. Daarnaast is er een breed scala aan voorzieningen die ook in een brede school geplaatst kunnen worden_ Deze partijen vor· men daarmee belangrijke stakeholders in het huisvestingsproces van basisscholen. In de bedrijfs- en zorgsector, maar ook het middelbaar en hoger (beroeps)onderwijs heeft het vastgoedmanagement al veelal een professionalisering doorgemaakt van traditioneel vastgoedbeheer naar strategisch vastgoedmanagement. Deze ontwikkeling heeft zich in het basisonderwijs nog maar beperkt voorgedaan. Nu de schaalgrootte van de (overkoepelende) schoolbesturen toeneemt en deze te maken krijgen met een deregulering en autonomievergroting, is de weg vrij voor een professionalisering van de organisatie, ook op het gebied van vastgoedmanagement. Op basis van de literatuurstudie zijn .factoren naar voren gekomen die van invloed zijn op het vastgoed en de organisatie van het vastgoedmanagement. Aan de hand van deze factoren kunnen beheermodellen worden opgesteld. Deze beheermodellen beschrijven de wijze waarop de verantwoordelijkheden met betrekking tot het vastgoedmanagement verdeeld kunnen worden. Er zijn twee typen beheermodellen opgesteld . Enerzijds zijn er de beheermodellen waarbij de organisatie van
TY-Je v:hooibestuul
Verontwoordtlijkheid indi',iduele
rweede o~e
sc:holen
'IOr~(llen
Stap '
Beslisboom organisatiemodellen
het vastgoedmanagement binnen de hele organisatie beschreven wordt, de organisatiemodellen. Anderzijds zijn er de beheermodellen waarbij de organisatie van het vastgoedmanagement met betrekking tot één enkel gebouw behandeld wordt, de gebouwmodellen. Middels interviews bij overkoepelende schoolbesturen zijn een aantal cases opgesteld. Deze cases bestaan uit een beschrijving van het overkoepelend schoolbestuur, de vastgoedportefeuille en de organisatie van het vastgoedmanagement. Aan de hand van deze cases zijn de beheermodellen getoetst en indien nodig bijgesteld . Tevens illustreren de casestudies welke keuzes de overkoepelende schoolbesturen gemaakt hebben met betrekking tot de organisatie van het vastgoedmanagement en welke kenmerken hierbij van belang waren . Op basis hiervan zijn twee beslisbomen opgesteld voor zowel de organisatiemodellen als de gebouwmodellen . Deze beslisbomen kunnen vervolgens door een (overkoepelend) schoolbestuu'r gebruikt worden om te komen tot een beheermodel dat optimaal aansluit bij de kenmerken van de school of het (overkoepelend) schoolbestuur. De keuzes met betrekking tot de organisatie van het vastgoedmanagement hebben verstrekkende gevolgen voor het (overkoepelend) schoolbestuur. Een belangrijk pUilt hierin is de zeggenschap en controle over de eigen huisvesting bij zowel het overkoepelend schoolbestuur als de individuele scholen. Door te kiezen voor meer zeggenschap en controle voor een bepaalde partij nemen de verantwoordelijkheden en financiële risico's voor deze partij toe. Hierdoor zal men op het gebied van vastgoedmanagement ook de expertise moeten hebben of moet men deze verwerven. Hierop heeft de keuze voor een centraal of decentraal model een grote invloed. Door sam,enwerking met een andere (externe) partij aan te gaan, kan mogelijk geprofiteerd worden van de expertise van deze partij. Hiermee ontstaat echter wel een zekere afhankelijkheid van deze partij. Samenwerking met andere partijen kost doorgaans echter wel de nodige tijd en moeite en brengt daarmee dus ook extra kosten met zich mee.
33 Een eenduidige beantwoording van de hoofdvraag is niet mogelijk gebleken. Uit de praktijk blijkt dat er meerdere beheermodellen die als ideaal gezien worden. De opgestelde beslisbomen maken inzichtelijk welke keuzes gemaakt moeten worden om tot een bepaald beheermodel te komen en welke gevolgen dit kan hebben voor de organisatie. Daarmee is met dit onderzoek inzicht gecreëerd in de diverse mogelijkheden die er zijn en kunnen de schoolbesturen zelf weloverwogen het beheermodel samenstellen dat optimaal aansluit bij hun eigen kenmerken . Ondanks dat er geen eenduidig antwoord gegeven kan worden op de hoofdvraag, is er wel een aantal aanbevelingen dat gedaan kan worden . De samenwerking tussen het schoolbestuur en de gemeente is van groot belang. Indien de gemeente een rol wil blijven spelen binnen de onderwijshuisvesting, zal de gemeente een proactieve rol moeten spelen. Dit betekent dat de gemeente waar mogelijk taken met betrekking tot het vastgoedmanagement overneemt van het schoolbestuur, zodat dit zich volledig kan richten op het verzorgen van onderwijs. Indien de gemeente geen actieve rol wenst te spelen in de onderwijshuisvesting kan in eerste instantie de verantwoordelijkheid voor het buitenonderhoud bij het schoolbestuur geplaatst worden . Vervolgens wordt dan het volledige eigendom van het onderwijsvastgoed overgedragen aan het schoolbestuur en wordt dit daarmee volledig verantwoordelijk hiervoor. In deze situatie zal wel eerst een goede uitgangssituatie gecreëerd moeten worden op het gebied van; de kwaliteit van de portefeuille, de beschikbare expertise binnen het (overkoepelend) schoolbestuur en de financiële situatie. Ook is het mogelijk dat er door de overheid extra budget beschikbaar gesteld wordt om de portefeuille op het benodigde niveau te brengen. Door daarnaast nog te kiezen voor een centralisatie van verantwoordelijkheden en zeggenschap kan het overkoepelend schoolbestuur maximaal profiteren van de toegenomen schaalgrootte. Expertise op het gebied van vastgoedmanagement wordt op deze manier geconcentreerd en financiële middelen kunnen Flexibel ingezet worden op plaatsen waar ze het hardst nodig zijn.
Ing. A.P.A. Moors
Olympisch Tenniscomplex Amsterdam Tenniscomplex voor de Olympische Spelen Amsterdam
2028
Afstudeerrichting Arch i tec tu re Afstudeercom missie Prof. ir. R.H. van Zuuk Ir. R.P.G. Brodrück Ir. R. Blok Datum afstuderen 27 oktober 2009
0-
o c
::E
'" C ::l
CL
m
34
Stedenbouwkundig concept Nieuw Pampus
Samenvatting Aan de basis van het afstudeertraject staat het masterplan Amsterdam IJ-as voor de Olympische Spelen 2028. Nieuw Pampus - een geheel 'nieuw' eiland in het Ijmeerdat onderdeel is van het masterplan Amsterdam !J-as - zal het centrum van de Olympische Spelen vormen . Het Olympisch tenniscomplex maakt hier onderdeel van uit en wordt na de Olym pische Spelen o.a . gebruikt als opleidingscentrum van de KNLTB. Het theoretisch en ontwerpend onderzoek gaf een aantal uitgangspunten en randvoorwaarden die hebben geleidt tot de uitwerking van een ontwerp dat conceptueel is ondergebracht in de bouwkundige envelop. De uiterlijke verschijningsvorm van het complex is 'h ierdoor het resultaat van het inwendige programma, randvoorwaarden en fascinaties enerzijds en karakter en schaal van de locatie anderzijds. Trefwoorden Stadsuitbreiding Opleidingscentrum Compact Stapelen Externe route
Impressie Interieur
Na de succesvolle sportieve prestaties van Nederlandse sporters bij de Olympische Spelen van 2000 en 2004, in Sydney en Athene, ontstond na lange tijd weer een publieke discussie over de vraag of Nederland de Olympische en Paralympische Spelen zou willen en kunnen organiseren in de toekomst. Het NOC*NSF heeft naar aanleiding van de publieke discussie het initiatief genomen om nader onderzoek te doen naar de haalbaarheid en het draagvla1k van de organisatie van de Olympische Spelen. In 2028, honderd jaar na de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam, lijkt de tijd rijp voor een vervolg. Atelier IJ-as, onder begeleiding van René van Zuuk, heeft na aanleiding hiervan haar visie ontwikkeld over de mogelijkheid en uitvoering van een Olympische spelen in Nederland in het jaar 2028. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in het Masterplan 'Atelier IJ-as'. In het masterplan worden de Olympische Spelen ingezet voor de ruimtelij.ke en infrastructurele ontwikkelingen in de regio Amsterdam - Almere . Fysiek zijn beide steden op dit moment onvoldoende met elkaar verbonden. Het bestaande netwerk heeft te weinig capaciteit en dit probleem zal in de toekomst alleen maar groter worden. Een nieuwe verbinding door het Ijmeer moet de twee steden op een logische en efficiënte manier verbinden. Dit betekent dat er nieuwe routes aangelegd moeten worden, waarbij ook nieuwe vormen van vervoer beschouwd dienen te worden. Daarom is in het masterplan een verbinding voorgesteld door middel van een tunnel door het I ~ meer. Het gebruik van een magneetzweefbaan in deze tunnel zorgt voor een hoogwaardige vervoer-as tussen Schiphol en Almere . Deze as verbindt de diverse Olympische (sport)faciliteiten met elkaar. Nieuw Pampus - een geheel 'nieuw' eiland in het Ijmeer - dat onderdeel is van het masterplan Amsterdam IJ-as - zal het cen trum van de Olympische Spelen vormen. Het tenniscomplex zal komen te liggen aan de zuidzijde van het eiland . Door de aan-
Doorsnede
Maquette
, " ,
I
,
, , ,
Impressie exterieur
Impressie binnenmeubel
wezigheid van het Olympisch Stadion, zwemhal en tenniscomplex wordt het een concentratie van topsportfaciliteiten en zal deze ook naar de buitenwereld uitdragen . Het complex zal op deze plaats o.a . ruimte moeten bieden aan 1 finale stadion, 2 halve finale stadions en +/. 11 wedstrijdbanen.
volume dat wordt ingekapseld door de huid . In dit volume heb ik een stapeling gemaakt van 3 stadions en 11 wedstrijdbanen .
De keuze voor het ontwerpen van een tenniscomplex is enerzijds ontstaan uit de interesse voor de tennissport en anderzijds door het feit dat het tennis op dit moment een vaste plaats ontbeert. De centrale onderzoeksvraag hierbij luidt: 'Hoe kunnen we een stadion/complex ontwerpen en vorm geven, dat past binnen de thematiek van het Olympische spelen en de gekozen visie van het gezamenlijke masterplan en die de kwaliteiten van de stadion typologie belichaamd, maar deze vertaalt in het tijdvlak waarin het gebouwd wordt' . Over de verschijningsvorm van het stadion van de toekomst kunnen we ons een aantal dingen afvragen. Een stadion op zich is een eerste instantie namelijk een geheel nutteloos gebouw, want je kunt tegenwoordig de sporten veel beter thuis voor de tv kijken. Het is een gebouw dat puur om de emotie van het 'erbij zijn' gaat. Hier ligt volgens mij de uitdaging voor het ontwerpen van een stadion. Een intiemer veld en kleiner stadion zullen meer op zijn plaats zijn. En waarom zou een stadion als fysieke uitdrukking van bijvoorbeeld voetbal nog langer als zodanig zichtbaar moeten zijn? Het stadion kan in de toekomst kleiner worden en misschien zelfs verdwijnen in een gebouw. Door de gegeven maximale bebouwingsoppervlakte van 20.000 m2 en de benodigde oppervlakte voor de drie stadions en 11 wedstrijdbanen is het beschikbare bouwkavel te klein om al deze onderdelen op hetzelfde niveau te plaatsen . Daarom heb ik gekozen voor een compacte gestapelde opzet van het complex in lijn met het compacte stedenbouwkundige masterplan . Het ontwerp toont hierdoor het maximale stedenbouwkundige
Het concept voor het tenniscomplex is verder ontstaan uit de fascinatie voor bestaande tenniscomplexen. Het 'buiten' zijn, flaneren tussen de wedstrijdbanen en de constante bedrijvigheid zijn punten die me aanspraken. Daarnaast heb ik me laten inspireren door de bestaande voetbalstadions. Het is fascinerend om na afloop van een wedstrijd te zien hoe duizenden mensen zich een weg naar buiten banen . Het lijkt wel een vulkaanuitbarsting van mensen . Deze verkeersaders zijn bij de meeste stadions aan de buitenzijde vaak duidelijk aanwezig en niet mee ontworpen met het hoofdvolume van het stadion . Ik heb in mijn ontwerp een externe route aangebracht die zich aan de buitenzijde rond het gebouw wikkelt en op deze manier alle niveaus, buitenruimten en stadions van het complex aandoet. Deze externe route heeft een functie als verkeersruimte en vluchtroute waardoor het voor de aan · en afvoer van mensenmassa's zorgt. Op deze manier worden de verkeersaders meegenomen in het concept van het gebouw. Zo ontstaat een krachtig beeld naar de buitenwereld, zonder de bekende expressieve vorm van het herkenbare stadion zoals we die al eeuwen kennen. Daarnaast bepaalt de stapeling en routing door het gebouw, van begane grond tot en met de buitenruimten en toegankelijke daken van de stadions, voor een belangrijke mate de ruimtelijkheid van het interieur. Door de vides, trappen en roltrappen ontstaat er een ruimtelijke relatie tussen de verschillende verdiepin· gen waardoor het gebouw als één ruimte wordt beleefd en niet als stapeling van verschillende lagen. Door het gebruik van binnenmeubels voor functies als horeca, kantoor, VIP en toiletten blijft de ruimtelijkheid van het interieur gehandhaafd. Let the Games begin!!
35
N. Ponjee
SPOORWEG SUP E RS TO~E - , , ~(_ _.,-_ _~ DAKAR, SENEGAL -• .
r» r. " _ 0 I.!...a..... _
InStore
]ig1liruf\.
Ontwerp voor een binnenstedelijke meubelboulevard
....... iiiIIiIiîIiiii
~
Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. Ir. E.A.J. Venhoeven Dr. ir. J.G. Wallis de Vries Dr. J.CT. Voorthuis Datum afstuderen 29 september 2009 Samenvatting Sinds een jaar woont meer dan de helft van de wereldbevolking in steden. De huidige klimaatproblemen, de energiecrisis en de eindigheid van fossiele brandstoffen maakt onderzoek naar efficientere steden relevant. Dit afstudeerproject is een ontwer· pend onderzoek naar de duurzame stad. In atelierverband is een case·study·onderzoek verricht naar een andere, nieuwe verstandhouding tussen stad en infrastructuur, en een masterplan gemaakt voor een uitbreiding van het een· trum van Arnhem waarbij dichtheid en functiemenging centraal staan . Het individuele afstudeerontwerp geeh antwoord op de vraag op welke manier de introductie van een grootschalig, commercieel en uitermate perifeer programma· een IKEA meubel· boulevard - in een binnenstedelijke context kan aanzetten tot interessantere, compactere en meer duurzame steden. Trefwoorden Duurzaamheid Dichtheid Functiemenging Infrastructuur IKEA
Analyse HYBRID INFRASTRUCTURES
Dwarsdoorsnede over brugdek, parkeren, IKEA, wonen, straat
Sinds een jaar woont meer dan de helh van de wereldbevolking in de stad. De huidige klimaatproblemen, de energiecrisis en de eindigheid van fossiele brandstoffen maakt onderzoek naar effi· cientere steden rel evant. Atelier MANIERISME / STADSREPUBLIEK startte in februari 2008 met een onderzoek naar de potenties van een infrastructuur die probeert meer te zijn dan space of flows alleen . Het resultaat was een onderzoekscata'logus getiteld HYB'RID INFRASTRUCTURES waarin de verstandhouding tussen stad en infrastructuur werd onderzocht aan de hand van ruim veertig internationale voorbeelden die een bijzondere typo'logische, cul· turele, informele en/of commerciële omgang met infrastructuur illustreren . Waar de geplande stad uitgaat van een monofunc tionele infrastructuur, richt HYBRID INFRASTRUCTURES zich op een ander type infrastructuur. Een infrastructuur die in staat is meerdere functies in zich op te nemen, deze te combineren en te vervlechten met het stedelijk leven. HYBRID INFRASlRUCTURES is een poging door middel van inzichten in ge'bruikspatronen en -stromen het integrale ontwerp van infrastructuur en andere stedelijke functies te optimaliseren . Het onderzoek diende als inspiratie voor een stedenbouwkundig masterplan voor een uitbreiding van het centrum van Arnhem ter plaatse van de Mandelabrug en het knooppunt Roermondseplein / Blauwe Golven, getiteld MASTERPLAN ARNHEM RIJNKADE Het plan handelt vanuit de overtuiging dat hoge dichtheid en concentratie en menging van functies steden interessanter, efficiënter maar bovenal duurzamer maakt. Het buitengebied blijft gespaard, met kansen voor natu ll r en landschap. Om een hoge dichtheid te garanderen, is in het ontwerp een gemiddelde floor space index (FSI) van 5 gehanteerd. In de opzet van dit afstudeeratelier is getracht het stedenbouw-
Overzichtskaart MASTERPLAN ARNHEM RIJNKADE
Fotomontage ontwerp In bestaande situatie en masterplan I»
E' c ct!)
...c::r t!)
C ::I
c-
!-
ru-
n
C
CD
;::;:
Hoofdentree IKEA bovenop brugdek
kundige krachtenveld van ontwerpen in hoge dichtheid na te bootsen. Een intensieve samenwerking met andere leden van het afstudeeratelier was hierbij verplicht en tevens onontbeer· lijk. Confrontaties met andere plannen, uitgangspunten en stel· lingnames levert interessante wendingen in het ontwerpproces op . In het individuele gedeelte van de afstudeeropgave is een gedeelte van het masterplan als architectonische opgave uitge· werkt. Om aan te sluiten op de thematiek van duurzaamheid, hoge dichtheid en functiemenging is in dit afstudeerontwerp gezocht naar een programma dat men bij uitstek niet in de (binnen)stad aantreft: de IKEA meubelboulevard . Door grote commerciele pro· gramma's aan te sluiten op voetganger·, fiets· en openbaarver· voersnetwerken in de binnenstad kan een aanzienlijke beper· king van het aantal autobewegingen en parkeerplaatsen worden bewerkstelligd. Infrastructurele verbindingen worden korter, ruimte schaarser en het ruimtegebruik (nOOdgedwongen) effi· cienter. Tevens ontstaat de mogelijkheid voor kleinere, lokale ondernemingen te profiteren van de grote bezoekersstromen die grote trekkers als IKEA genereren (een strategie die in het ont· werp van shopping mails reeds de jaren 70 gemeengoed is) . Door de locatie aan de Mandelabrug maakt het ontwerp aan· spraak op de regionale netwerken en kan onder het bestaande brugdek voldoende parkeergelegenheid worden gerealiseerd. Een royale trappenpartij - gebaseerd op de Barokke straten zoals men die in Ragusa of Porto aantreft· opent het interieur voor de passant en bezoeker en verbindt de bestaande micro· netwerken van de Arnhemse binnensiad met de nieuwe routes van het masterplan. Aan deze route bevinden zich tevens de kleine ondernemingen, kantoren, bushaltes en het IKEA restau· rant. Op het dak kan tevens worden gewoond, in gezinswoningen, studentenhuizen of woningen voor artists-in-residence met een winkel of atelier in de IKEA.
Aansluiting op bestaande bebouwing, nieuw straat, uitzicht In magazijn
37
T.G.M . Rams
Towards a learning Organization A research study on the application of LEAN management principles at Strukton Integrale Projecten Mastertrack Construction Management and Engineering Graduation committee Prof. Ir. G.l. Maas Ing. A.I. Kleine Ir. A.M.) . van Eekelen MBA W.I.M.l. van den Bouwhuij sen Ir. F.J.M. van Gassel Ir. P.I.A. Peekei Date of graduation 24 lune 2009
(ij' n C
ro ;:;: CT
o c
:E
7' C :::J Cl.
m
38
Summary Learning Organizations have both proven their potentialover time. This article describes how these concepts were taken together to d'evelop an approach to guide case Strukton Integrale Projecten towards becoming a learning organization with regard' to te !'1 der management of PPI" concessions. This approach was translated to a model, describing three key elements on which an organization can improve. Based on these elements, the case was analyzed, resulting in three points of improvement. Solutions derived from a brainstorm session with project managers, based on relevant LEAN management principles. Keywords LEAN Process Management Learning Organizations PPP Concessions Tender Management
Introduction Over the past three years, Strukton Integrale Projecten (SIP) has gone through a substantial organizational growth . Despite th is fact, their performance remained remarkably weil. SIP recognizes that these achievements also bring along certain threats. While they are putting a lot of effort in the preparation of projects shifting towards realization phase, competitors are left free to evaluate and improve their approach for future tenders. In order to retain their leading position and guarantee sustainable growth on the long·term, SIP must also be continuously focused on moving forward as an organization as weil. Especially with regard to tender management, SIP ag rees that there is still a lot of room for improvement of their processes.
One of the ma in conclusions of a first round of interviews with project managers of SIP is that there is a shared opinion on the fact that knowledge and experiences are not vet being shared sufficiently while working on different tenders. They recognize there is a certain tendency to 'reinvent the wheel' rather than learn from the experiences of each other. Examples are mentioned of situations where certain approaches/documents were set up from scratch, while others have been through the exact same processes before. Based on this information, the following problem is defined :
"During the tender phase af PPP cancessians, project managers af SIP do nat aptimally share knawledge and experiences". Since LEAN was considered to be a suitable starting point for improvement, the following research question was defined:
"What improvements con be made by SIp, based on the LEAN philosophy, towards becoming a learning organization in tender management of PPP concessians, and how con these solutions be implemented 7 ".
Methods In order to gain insight in the possibilities ot the LEAN management philosophy, a literature review was conducted. Considering the research question, additional literature on Learning Organizations was consulted. Data was analyzed using the KJ data analysis technique, resulting in the research objective. This objective was tested to the research subject based on data from interviews . This data was organized in a SWOT format in order to define points of improvement. A brainstorm technique was used to involve SIP project managers in the design of suitable solutions. Conclusions / Results The points of intersection of the concepts LEAN and Learning Organizations were used as a starting point in developing an approach to achieve this. A comparison of characteristics of both concepts resulted in hypothesis, describing three key elements o~ which an organization can improve with regard to organizationallearni,ng. These are: • Corporate Agreement on Wh at & How This element emphasizes the essence of having corporate agreement and understanding on the way an organization does business. The LEAN ideal state (creating optimal customer value at minimum waste, all underpinned by respect to the community in which the business takes place) is consideted to be a solid basis for any organization to develop a shared picture of the future they seek to create . • Systematic Waste Elimination This element encourages the application of typical LEAN characteristics with regard to identifying and eliminating those activities from processes that do not add any value to the final product. Visualization of this approach is considered to be an incentive in achieving the required shift of mind . • Systematic Team Learning This element elaborates on the LEAN principles with regard to continuous improvement, because by learning in teams, members will grow more rapidly than on an individual base . The following points of improvement / solutions where defined for SIP: • Review philosophical mission; sharpen / complete based on LEAN ideal state criteria. Solution: "3-step" process: Review & Renew; Derive & Agree; Implement & Communicate. • Develop a structured approach to guarantee the use of tender guidelines (available standardization tooi). Solution: "3-step"process: Evaluate; Reflect; Report. • Develop a structured approach to keep the tender guidelines up-to-date. Solution: "3-step" process: Present; Agree; Implement. In addition, a design was made for a future organizational structure that contributes to systematic team learning at SIP. The main features of this design are: • Top-down supervision for tendering by one responsible manager. • Systematic bottom-up support for tenders by trainees and project support. • Introduction of tender meetings, organized based on tender guidelines.
39
P. de Ruijter
Stedelijke Diepte Een nieuw perspectief op de stad Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. E.A.j. Ven hoeven Dr. ir. j.G. Wallis de Vries Dr. j.CT. Voorthuis Datum afstuderen 27 oktober 2009
-
DI
ü!' c:
Q. I'D I'D
...cr c:
::I Q.
~
iU' n
c
ro
Samenvatting De meerderheid van de wereldbevolking woont in een stedelijke omgeving. Om deze steden duurzaam te laten functioneren is een compactere stedenbouw noodzakelijk. Drie thema's zijn onderzocht: Het maniërisme, waaruit stijlkenmerken en figuren zijn gedestileerd die idee van woekeren illustreren . Een visie op hybride infrastructuren levert een bijdrage aan de vormgeving van de verdichte stad. Ondergrondsbouwen als exponent voor intensief ruimte gebruik. Het resultaat is een ont· werp voor een compacte stad.
Figura Serpentlnata
;:;: 0-
g
~
;
~
40
Trefwoorden Dichtheid Intensief ruimte gebruik Ondergrondsbouwen Compacte stad Maniërisme
Doorsnede
De stad is een fantastische plaats waar sinds kort meer dan de helft van de wereldbevolking woont. Het is een plek van cognestie, confrontatie en diversiteit. Gezien de verwachte bevolkingsgroei kan er geen twijfel over bestaan dat de stad de toekomst is . Het uitgangspunt is dat dichtheid duurzaamheid oplevert, zowel energetisch als ook ecologisch, economisch en sociaalcultureel. De uitdaging in deze stad is infrastructureel van aard . Een nieuwe, compacte stedenbouw is noodzakelijk, de moderne is niet toereikend gebleken. De vraag die centraal staat luidt: Hoe is een verdichte stad te ontwerpen en hoe kan het maniërisme en een nieuwe visie op infrastructuur daar een bijdrage aan leveren? Het gebied rondom de Mandela-brug in Arnhem heeft als decor gedient voor een case-studie naar deze nieuwe stedenbouw. Dankzij het uitgangspunt dat de FloorSpacelndex = 5 wordt de dichtheid gegarandeerd. In deze studie zijn 10 ontwerpers, waaronder ondergetekende, op zoek gegaan naar een nieuwe strategie; niet gericht op zonering, maar met sferen als uitgangspunt. De stad als raumplan, waarin de architectuur dient als bemiddelaar tussen verschillende relaties. Hybride relaties en vloeibare netwerken maken de stad duurzaam en efficient. Een methode om met hoge dichtheden om te gaan is 'woekeren' gebleken. In de kunststroming 'het maniërisme' is een exponent van dit woekeren terug te vinden. Uit de interpretaties over het maniërisme zijn stijlkenmerken, onder and er difficulta, en een aantal figuren, zoals de figura serpentinata en de kruipfiguur, gedestileerd. Deze dienen als inspiratiebron voor een nieuw stedebouwkundig plan "Rijnkade Arnhem".
Maquettefoto stedebouwkundig plan Rijnkade Arnhem
Exploded view
0-
o
c
:E
'" C :::J
CL
m
Impressie
Steden die woekeren met ruimte hebben maar één keuze; de hoogte én de diepte in. Het afstudeerwerk met als titel "Stedelijke diepte, een nieuw perspectief op de stad" is een pleidooi voor een intensieve programmering van de stad rondom het stedelijke maaiveld. De bereikbaarheid wordt gegarandeerd door het HSLstation Arnhem, een belangrijke verdiepte OV-route inclusief halte, traditionele wandelpaden op maaiveld en een verhoogde highline. Door het programma tussen deze infrastructuur op te spannen ontstaat er een uitgebalanseerde verhouding tussen de gebruikers van de stad . Daarnaast is er een deel van de bestaande bebouwing herbestemd en in het nieuwe architectonische ontwerp bewaard gebleven, waardoor een belangrijke oude stedenbouwkundige structuur herkenbaar blijft. Het ontwerp is als volgt opgebouwd: Aan het stedelijke maaiveld zijn winkels, woningen en de academie voor bouwkunst gesitueerd, via een openbare route (voortzetting van de straat) langs de OV-halte wordt het publieke programma zoals vergaderzalen, restaurant, filmzaal en discotheek bereikt. Via steigpunten wordt de highline en daarmee ook de bovengelegen kantoren en woningen opgenomen in het stedelijk weefsel. Het resultaat is een multifunctioneel gebouw waar het programma en de gebruikers evenwichtig rond het maaiveld verdeeld zijn. Zo is er een gebalanceerde basis voor een complex stedelijk leven ontstaan. Uit het resultaat kan geconcludeerd worden dat hoge dichtheden ook in Nederlandse steden met gemiddelde grootte, zoals Arnhem, bereikt kunnen worden. Mits gebruik gemaakt wordt van zowel de ruimte onder het maaiveld alsmede de ruimte boven het maaiveld .
41
Ing. D.H.P.M. Spooren
Meerwaardecreatie bij integrale gebiedsontwikkeling Een onderzoek naar de meerwaarde voor de concurrentiepositie van vastgoed bij integrale gebiedsontwikkeling in het stedelijk gebied Afstudeerrichting Real Estate Management & Development Afstudeercommissie Drs. j.j.A.M Smeets Ir. L.A.M.e. van de Ven Ir. S.j.E. Maussen DI
ia' e
Datum afstuderen 26 augustus 2009
c.. /I) /I)
...
g-
e :::s c.. ~
or
Samenvatting Gebiedsontwikkeling is een complexe aangelegenheid waarbij procesmatige en inhoudelijke aspecten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Om een deel van deze complexiteit inzichtelijk te maken is een model ontwikkeld waarmee de meerwaarde bepaal d' kan worden van inhoudelijke ingrepen die de procesgang moeten vergemakkelij~en.
0-
o :E
c
A C
::::J
c.. ct>
42
Trefwoorden Meerwaardecreatie Gebiedsontwikkeling Concu rrentiepositie Stedelijk gebied Vastgoed
Het belang van iJiltegrale gebiedsontwikkeling wordt steeds vaker beweerd door tal van bedrijven, personen en overheden, die allen medeverantwoordelijk zijn voor de inrichting van de ruimtelijke omgeving. Dit is tevens af te leiden aan het grote aantal symposia en vakbijeenkomsten dat de laatste jaren is georganiseerd. Daaruit blijkt dat veel 'vakmensen' overtuigd zijn van het feit dat bij gebiedsontwikkeling altijd meerwaarde wordt gecreëerd. Met dit onderzoek is getracht na te gaan in hoeverre dit ook daadwerkelijk gebeurt. Er wordt antwoord gegeven op de vraag: Op welke manier kan de meerwaarde voor de concurrentiepositie van vastgoed aangetoond worden en in welke mate is hiervan sprake bij gebiedsontwikkeling? In 1990 verscheen de Vierde Nota ruimtelijke ordening Extra waarin voor het eerst de focus werd gelegd op een grootschalige en gebiedsgerichte aanpak. Sinds deze nota is reeds veel prak· tijkervaring opgedaan met de ontwikkeling van gebieden. Velen beweren dan ook dat gebiedsontwikkeling na het verschijnen van deze nota is ontstaan. Maar is gebiedsontwikkeling wel zo nieuw? Anderen beweren dat slechts de aanpak van gebieds· ontwikkeling sinds de jaren negentig is veranderd. Dit is het beste te omschrijven als een grote planologische verschuiving: van toelatingsplanologie naar ontwikkelingsplanologie. Daarbij blijkt 'integraal' het toverwoord te zijn, daarom wordt deze vernieuwde vorm van gebiedsontwikkeling ook wel integra· Ie gebiedsontwikkeling genoemd. Integrale gebiedsontwikkeling is een omvangrijke ontwikkeling van een gebied waarbij altijd sprake is van meerdere verschillende functies en waarin ver· schillende actoren en belanghebbenden, zowel publiek als privaat, door middel van samenwerken een samenhangende fysieke enjof functionele verandering realiseren. Om de in 1990 uitgebrachte Vierde Nota ruimtelijke ordening Extra kracht bij te zetten, heeft de Nederlandse overheid met betrekking tot het handhaven enjofverbeteren van de kwaliteit van het werken, wonen en leven in (grote) steden in 1994 het Grotestedenbeleid (GSB) opgezet. Het GSB gaat uit van drie pijlers; een economische, fysieke en sociale. Het GSB omvat een aantal afspraken die gemaakt zijn tussen het Rijk en de steden over resultaten op het terrein van economie, huisvesting en sociale infrastructuur. Specifieker leidt dat tot onderwerpen als leefbare en veilige buurten, goede woningen, integratie van etnische minderheden, goede onderwijs- en zorgvoorzieningen, gedifferentieerde woonomgevingen, goede verbindingen, groenvoorziening, economische vitaliteit etc. In het beleid wordt verder aan de stadsbesturen overgelaten hoe zij deze resultaten bereiken (Hilgers, 2008) In 2002 deed de heer Buys onderzoek naar de mogelijkheden om systematisch en objectief te analyseren wanneer een gebied rijp is voor ingrijpende investeringen. Hij onderscheidt daartoe de economische, sociale en de ruimtelijke (fysieke) kwaliteit van een gebied of stad, gebaseerd op de drie pijlers van het GSB. Binnen deze pijlers vormt hij drie dimensies van stedelijke vitaliteit. Deze drie dimensies zijn volgens hem goed te koppelen aan problemen in gebieden en de oplossingen die daaraan verbonden kunnen worden. Kort samengevat is de sociaal-econmomische dimensie gericht op de mate van welvaart in een gebied, de ruimtelijk-economische dimensie op de concurrentiepositie van het vastgoed en de sociaal-ruimtelijke dimensie op de kwaliteit van de leefomgeving (leefbaarheid). Bij een gebiedsontwikkeling kan worden geïnvesteerd in alle drie de dimensies. Een investering in een dimensie heeft effect op de vitaliteit van die dimensie maar mogelijk ook op de vitaliteit van andere dimensies. Het effect kan zowel positief als negatief uitwerken (zie tabel). Het is een omvangrijk proces om de vitaliteit van een gebied voor een gebiedsontwikkeling uit te werken over alle dimensies omdat investeringen in één dimensie ook invloed kunnen hebben op een andere dimensie. Daarom is besloten om voor dit onderzoek in te zoomen op de waa rdecreatie bi nnen één
Drie dimensies van stedelijke vitaliteit (Buys, 2002)
Meer welvaart Minder kansarmoede
Geen direct effect
Geen direct effect
Verbeterde leefbaarheid
ect op bevolking. Concentraties kansarrnen worden verplaátst of statistisch verdund
Betere beheersbaarheid Verplaatsing van probleemgevallen
Hogere kwal~eitseisen Vertrek van draagkrachtigen
Beter imago, waardoor betere marktpos~le
Meer kwaliteit, waardoor grotere aantrekkingskracht
Tabel: Overzicht van de te verwachten effecten na Investeringen in een gebied (Buys, 2002)
dimensie. Er is gekozen om de meerwaarde voor de ruimtelijkeconomische vitaliteit van het gebied, ofwel de concurrentiepositie van het vastgoed in het gebied, te gaan onderzoeken _ Om de meerwaardecreatie voor de concurrentiepositie van het vastgoed! in kaart te brengen is een waarderingsstelsel gecreëerd. Voor dat waafderingsstelsel zijn drie onderwerpen van belang met betrekking tot de meerwaarde voor de concurrentiepositie van vastgoed namelijk; de lokale vastgoedmarkt, de kwaliteit van de omgeving van het vastgoedobject en de kwaliteit van het vastgoedobject. De meerwaarde wordt in kaart gebracht aan de hand de twee voornaamste vastgoedtypen namelijk; kantoorpanden en koopwoningen. Voor deze typen vastgoed' zijn de beoordelingscriteria opgesteld die uiteindelijk resulteren in een checklist waarmee de meerwaarde voor de concurrentiepositie van het vastgoed na een gebiedsontwikkeling in kaart kan worden gebracht. Aan de hand van deze checklist zijn drie gebiedsontwikkelingen getoetst; het Céramique-terrein in Maastricht, Paleiskwartier in Den Bosch en de Spoorzone in Tilburg_ De resultaten uit deze toets voor zijn voorgelegd aan nauw en actief betrokkenen bij de gebiedsontwikkeling_ Met de informatie uit de interviews in combinatie met de ingevulde checklists, is geconstateerd dat er bij gebiedsontwikkeling weldegelijk meerwaarde wordt gecreerd met betrekking tot de concurrentiepositie van vastgoed. De behandelde gebiedsontwikkelinge~ zijn, aan de hand van de geformuleerde beoordelingscriteria in totaal op 69 punten getoetst, waarbij uiteindelijk op 49 onderdelen meerwaarde is geconstateerd (71%). Met dit onderzoek is aangetoond dat één van die dimensies (de economisch ruimtelijke dimensie) weldegelijk inzichtelijk gemaakt kan worden met betrekking tot meerwaardecreatie_ Daarom verdient het aanbeveling om de twee overgebleven dimensies tevens op deze manier uit werken. Daarbij is het
tevens van belang dat onderzocht wordt hoe de dimensies elkaar zowel intern als extern beïnvloeden. In het onderzoek is meerdere keren de complexiteit van gebiedsontwikkeling aangetoond. Een dergelijk compleet instrument of model kan ertoe bijdragen, tenminste een deel van, het complexe gebeuren inzichtelijk te maken_ Met dit onderzoek is getracht een begin te maken met de vervaardiging van een dergelijk instrument.
43
Ing. A.A.j.M. Verhagen
Gemeentehuis Boxmeer BoxMEER dan je denkt! Afstudeerrichting Architecture
Afstudeercommissie Prof. ir. j. Westra Ir. j.H.M. van Weil A.j.M. Walraven arch. AvB
Datum afstuderen 29 september 2009
Samenvatting
c:: ::s c..
Zowel de gemeente Boxmeer als het gemeentehuis als typologie heeft te kampen met een vertroebelde identiteit. Door zowel een aantal klassieke toonaangevende elementen van het gemeente· huis en de identiteit van de gemeente in het ontwerp te verwerken, blijft het nieuwe gemeentehuis van Boxmeer trouw aan zijn typologie en dient het als visitekaartje voor de gemeente.
ö1' n
Trefwoorden
;:::;
Diagonale Hiërarchie Gefragmenteerde Saamhorigheid Dialoog Typologie Identiteit
111
-ur c:: c.. ~ ~
...
c-
Karikatuur klassiek gemeentehuis
~
c::
~
;:;:
44
Constructie
Het constante groeien van de gemeente Boxmeer heeft ertoe geleidt dat het huidige gemeentehuis niet meer voldoet aan de huidige eisen om het gemeentelijk orgaan goed te laten functioneren. Er is daarom besloten om een nieuwe gemeentehuis te laten ontwerpen, waardoor alle onderdelen van de gemeentelijke organisatie weer in één gebouw gebundeld worden. Daarnaast wordt de komst van een nieuw gemeentehuis aangegrepen om de vertroebelde identiteit van de gemeente een nieuwe impuls te geven. Het ontwerpen van een gemeentehuis is tweeslachtig, want aan de ene kant moet het gebouw herkenbaar zijn als gemeentehuis en aan de andere kant moet het de identiteit van de gemeente die het representeert weergeven. De herkenbaar~eid van een gemeentehuis is in de loop deI jaren gereduceerd tot een naambordje naast de deur als gevolg van het streven naar efficiëntie in het ontwerp. Dit heef tot gevolg dat gemeentehuizen niet meer te onderscheiden zijn van kantoorgebouwen. Een gemeentehuis zou een natuurlijke hiërarchie uit moeten stralen. Dit staat haaks op de huidige opvatting van een zo groot mogelijke transparantie in het gebouwen organisatie. Door het toepassen van diagonale hiërarchie wordt gehoor gegeven aan de behoefte van transparantie, maar worden tevens de onderlinge verhoudingen tussen de gebruikersgroepen op een niet intimiderende wijze aangegeven. En om te voorkomen dat een kopie van een klassiek gemeente ontstaat, worden de vier toonaangevende karakteristieken verwerkt in het ontwerp; het plein, het bordes, een verhoogde entree en een verticaal element. Het bepalen van de identiteit van de gemeente Boxmeer wordt bemoeilijkt door het feit dat elk van de 11 kernen een eigen verhaal en karakteristieken hebben. Deze diversiteit maakt van de gemeente een gefragmenteerde saamhorigheid. Het gefragmenteerde slaat op de individualisatiedrang van de afzonderlijk kernen en de saamhorigheid slaat op het feit dat alle kernen samen één gemeente vormen.
Identiteit gemeente Boxmeer; Gefragmenteerde Saamhorigheid
Indeling gebouw; Diagonale hiërarchie
Studiemodel spanning
Noord-oostzijde maquette
De locatie van het huidige gemeentehuis is teven s de locatie van het nieuwe gemeentehuis en bevindt zich aan begin de Steenstraat in de kern Boxmeer. Aan het einde van de Steenstraat staat de st. Petrus basiliek en door de basiliek en het gemeentehuis een dialoog met elkaar aan te laten gaan, zit het winkelgebied van de Steenstraat in een spanningsveld gevangen tussen deze twee landmarks.
kamer en de raadzaal juist niet op een ivoren toren te plaatsen. De raadzaal is verzonden in het hart van de raadzaal, waardoor de parkeerkelder bij het gebouw betrokken en het gebouw als één geheel functioneert. Ook is op de raadzaal het informatiecentrum geplaatst, zodat de raadzaal zich niet boven, maar letterlijk onder de mensen bevindt. De ruimten van het bestuur zijn op de eerste verdieping geplaatst, waarbij de burgemeesterskamer wordt geaccentueerd door de hellingbaan op de raadzaal. Hierdoor blijft een vorm van hiërarchie gehandhaafd, maar wordt deze genuanceerd toegepast.
De footprint van het huidige gemeentehuis is gebruikt als basisvo rm waaruit de vorm van het gebouw zich ontwikkeld. Het gebouw waaiert trapsgewijs uit zodat het zich vormt naar de huidige stedenbouwkundige situatie. Op deze manier functioneert het gemeentehuis als een verbindend element binnen de stedenbouwkundige context. Maar het uitwaaieren staat ook symbool voor de individualisatiedrang van de verschillende kernen . De naar buiten toe werkende kracht van het uitwaaieren wordt gecomp enseerd een naar binnen toe werkende kracht door het plaatsen van een vacuüm in het gebouw. Hierdoor wordt het evenwicht in het ontwerp hersteld. Dit heeft tot gevolg dat de ramen zich concaaf en convex om de achterliggende vakwerkconstructie vormen. De spanning die hierdoor zichtbaar wordt, staat symbool voor de spanning die van nature heerst in een samengestelde gemeente tussen de verschillende kernen . De industriële geschiedenis van de gemeente Boxmeer dient als inspiratiebron voor de materiali satie van het gebouw. De hoofdvorm is bekleed met keramische elementen, welke refereren naar de winning van klei uit de uitwaarden van de Maas. De blootliggende vlakken ten gevolge van het uitwaaieren van het gebouw zijn bedenkt met Cortenstaal, welke refereren naar het afsteken van ijzeroer op de akkers van Rijkevoort en Beugen . Het oxideren van het Cortenstaal benadrukt de "wonden" in het gebouwen laten het gebouw als het ware bloeden. De indeling van het gebouw is gebaseerd op het principe van diagonale hiërarchie, waarbij ruimten zoals de burgemeesters·
De tweezijdige benadering van de ontwerpopdracht heeft geresulteerd in een ontwerp dat verschillende lagen bevat. De toonaangevende kenmerken van een klassiek gemeentehuis zijn op een hedendaagse wijze verwerkt in het ontwerp waardoor het gemeentehuis trouw is gebleven aan zijn typologie. Het gebouw maakt gebruik van zijn stedenbouwkund ige omgeving, waardoor het zich inpast in de bestaande situatie en de identiteit van de gemeente is zowel in de vorm al s in de materialisatie van het gebouw verwerkt. AI deze ontwerpbeslissingen staan in dialoog met elkaar, waardoor de individuele aspecten van het gebouw samen één geheel vormen . Een gefragmenteerde saamhorigheid .
45
W.E.C. van de Wetering
Theaterdok Herbestemming van een droogdok in de oude haven van Antwerpen Afstudeerrichting Architecture
Afstudeercommissie Prof. ir. ). Westra Ir. j.P.A. Schevers j.j. Timmers arch AvB
Datum afstuderen 29 september 2009
Het masterplan van het DroogdokkeneIland (1)
Samenvatting De droogdokken in Antwerpen zijn fascinerende en inspirerende bouwwerken. Voor één van de negen dokken op het Droogdokkeneiland is een ontwerp gemaakt van een theater. De vorm en de constructie van het dok zijn een aanleiding voor zowel de vorm als de fundering van het gebouw. Het resultaat is een nieuwe invulling voor deze bijzondere havenelementen die anders in verval zouden kunnen raken.
Trefwoorden Theater Droogdok Antwerpen Herbestemming Havengebied
De grote zaal (J)
Het ontwerp van een masterplan voor het Droogdokkeneiland in Antwerpen is de onderlegger van de architectonische invulling van één van de droogdokken (zie afbeelding 1). Het masterplan is ontworpen in atelierverband waarna de individuele opdrachten gericht zijn op de negen droogdokken op het eiland. Droogdok 6 is het onderwerp van mijn afstudeerproject. Het dok is gebouwd aan het eind van de 1ge eeuw om de scheepsbouw in de havens van Antwerpen te stimuleren. Het dok komt via de sluisdeuren uit in het Kattendijkdok (zje afbeelding 2). Aan de kop staan een aantal karakteristieke, witte havenarbeidershuisjes die vroeger bewoond werden door de werklieden van de haven. De grond rond de dokken is geplaveid met kasseien en rondom liggen verroeste onderdelen van schepen en machines. De getrapte vorm van het droogdok is de basis voor het architectonisch ontwerp. De belangrijkste kenmerken zijn het lineaire karakter en de traptreden. Samen met de treden zorgt dit lineaire karakter voor een decor met lange horizontale lijnen. De introductie van verticale lijnen doorbreken het horizontale beeld en geven meer hoogte en variatie in het gebouw. Daarnaast is het dok enorm lang en sluit het absoluut niet aan bij de menselijke maat. Door de lange en relatief smalle ruimte te verdelen in kleinere delen wordt het een meer leefbare plek. Het dok is eigenlijke een groot gat in de grond, het gaat geen relatie aan met de omliggende bebouwing. Door een nieuwe invulling wordt het dok een onderdeel van het levendige stadsleven van Antwerpen dat zich langzaam uitbreidt naar het Droogdokkeneiland. De vorm en karakteristieke kenmerken van het dok moeten wel zichtbaar blijven.
De sluisdeuren van droogdok 6 (2)
cr o c ~
7'
C
::l
a. Cl>
Toegang naar de foyer en de grote zaal (4)
Het Theaterdok in vogelvlucht (5)
Vanuit de associatie en fascinatie voor een Grieks theater is de functie van het ontwerp ontstaan: een theatergebouw. De karak· teristieke getrapte vorm is de letterlijke fundering van het gebouw. Deze trappen vormen de basis voor het concept van het ontwerp en de vormgeving van het gebouw. Het concept bestaat uit een stapeling van kokervormige e~ verdiepingshoge con· structieve elementen, die op de treden van het dok liggen. De grote overspanningen van trede naar trede zijn gecon· strueerd volgens het principe van de vierendeelligger. Dit constructieprincipe maakt het mogelijk dat de elementen makkelijk onderling verbonden kunnen worden door de grote rechthoekige gaten tussen de constructiedelen. De elementen zijn 1 tot 3 meter uit elkaar geplaatst om daglicht· toetreding tot op de bodem van het dok mogelijk te maken. Onderling zijn de gebouwdelen verbonden door trappen en loopbruggen, die door de toepassing van hout op de vloer refereren naar de loopbruggen die een schip met de kade ver· binden . Drie zalen, een buitenzaal en een grote en kleine zaal liggen op de bodem van het dok (zie afbeelding 3). De stenen treden en houten tribunes vormen de zitplaatsen voor het publiek. De overige functies in het gebouw bewegen zich in hoogte verspringend en geschakeld door het dok. De gegolfde vorm van de constructieve elementen verdeelt het gebouw in drie zones. De eerste zone bevindt zich onder de constructie, en heeft het dok als vloer en wand en een plafond dat bestaat uit de vloer van de nieuwe gebouwdelen. Oud en nieuw komen hier samen en raken elkaar zichtbaar. De zone in de nieuwe constructie heeft via vides en doorkijkjes van een afstand zicht op de stenen massa van het dok (zie afbeelding 4) . De derde zone
ligt op het maaiveld. Hier is het in de grond verzonken droogdok en het gebouw dat erin gelegd is, in zijn geheel te zien. De zware stenen constructie verdwijnt en verschijnt tussen de verspringende gebouwdelen. Het Theaterdok is een afgeleide van het droogdok geworden en kan niet bestaan zonder deze bijzondere getrapte vorm (zie afbeelding 5).
47
T.C.A. Winters
Grip op begrip Een nauwkeurig geregisseerd gemeentehuis voor Boxmeer Afstudeerrichting Architecture
Afstudeercommissie Prof. ir. J. Westra J.}. Timmers arch AvB Dr. J.C.T. Voorthui s Ir. ).H.M. van Weil
Datum afstuderen 26 augustus 2009 I»
~ e
CL I'D I'D
.... g-
e
::::I
CL
!!. ä1' n c
~. cr o c
:E
~
Het ontwerpprincIpe
Samenvatting De gemeente Boxmeer heeft een nieuw gemeentehuis nodig. Op dezelfde plaats als waar het oude gemeentehuis stond zal h et nieuwe gemeentehuis gebouwd worden. Wat volgde was een kritische analyse val'] drie thematieken: 1) begrip van, 2) ervaring van, en 3) beweging door de bebouw· de wereld . Vee l onderzoek- en schets maquettes hebben uitein delijk geleid tot een eenvoudig ontwerpprincipe dat het ult· gangspunt was voor een gebouw dat geen bewegwijzering nodig heeft . De onderzoekingen naar conventies op het gebied van begrip, ervaring en beweging hebben een conventioneel gebouw opgeleverd dat tegelijkertijd ook onconventioneel is door het niet-orthogonale ontwerpprincipe.
C :J
0Il)
Trefwoorden Zintuigen Begrip Ervaring Beweging Folding
Schematische doorsnede van de binnentuin, raadzaal, ceremoniezaal en vergadercentrum
De gemeente Boxmeer heeft een nieuw gemeentehuis nodig. Op dezelfde plaats als waar het oude gemeentehuis stond zal het nieuwe gemeentehuis gebouwd worden. De opdracht was daarom ook eenvoudigweg: maak een ontwerp voor een nieuw gemeentehuis. Boxmeer is een groene gemeente in het oosten van Noord·Brabant, gelegen aan de Maas , dichtbij de Duitse grens. De gemeente bestaat uit elf dorpen, waarvan Boxmeer de grootste is. In totaal telt Boxmeer 28 . 000 inwoners. Deze context zou geen concept opleveren, maar de analyse van het gemeentehuis zelf wel. Het gemeentehuis vervult een groot aantal uiteenlopende functies. Er wordt gewerkt en vergaderd , maar er worden bijvoorbeeld ook huwelijken voltrokken . Verschillende maten van openheid en openbaarheid spelen bij dit sterk uiteenlopende programma van eisen een belangrijke rol. Het gevarieerde programma van eisen was de reden om de mens met al zijn zintuigen centraal te stellen en dit resulteerde in de volgende onderzoeksvraag: Hoe kan het sterk heterogene programma van eisen zo goed mogelijk vertaald worden naar een gemeentehuis waarin de sferen en ruimtelijke kwaliteiten nauwkeurig zijn afgestemd op de activiteiten en dat het gebouw hierbij, en hierdoor op intuïtie begrijpelijk en inzichtelijk is, zonder dat enige voorkennis van het gebouw zelf nodig is? Wat volgde was een kritische analyse van drie thematieken : 1) begrip van , 2) ervaring van, en 3) beweging door de bebouwde wereld . Dit waren basale begrippen die niet zo eenvoudig waren als ze leken. Basale wetenschappen zoals semiotiek en fenomenologie zijn onderzocht en werken van filosofen gerelateerd aan deze onderwerpen, zoals van I. Calvino en A. de Botton, zijn bestudeerd. Maar ook hedendaagse architecten, zoals P. Zumthor, die zich ook veel met deze materie hebben beziggehouden, zijn uitvoerig bestudeerd. Veel onderzoeken schets maquettes hebben uiteindelijk geleid tot een eenvoudig ontwerpprincipe dat het uitgangspunt was voor een gebouw dat geen bewegwijzering nodig heeft. Het basale uitgangsprincipe is een geknikte schijf. De hoek tus sen de twee delen is groter dan 90 graden zodat de beweging
Plattegrond van het ontwerpprincIpe
Birdeye van het ontwerp
Schets van de route naar de spreekkamers
Schets van de uitgang van de publiekshal
langs de schijf vanzelfsprekend lijkt. De schijf is zo vaak geknikt dat er van bovenaf gezien een schelpvorm ontstaat. Hierdoor ontstaan alleen door de schijf zelf ruimtes. Aan het begin van de schijf ontstaat een hele open ruimte, terwijl de ruimte die gevormd wordt door het laatste deel van de schijf juist heel gesloten is. In deze door de schijf gevormde ruimtes zijn perforaties die naar andere vertrekken leiden. De mate van openheid varieert afhankelijk van de grootte van, en het aantal perforaties in de schijf. Deze ruimtes kunnen beschouwd wor· den als de aanhangsels van de schijven. Samen vormen deze drie ruimtes een eenheid. Door deze vervolgens te koppelen en te differentiëren ontstaat de onregelmatige vorm van het gebouw die nauwkeurig is afgestemd op het programma van eisen en op de ervaring en beweging van de gebruiker die zijn weg zoekt door het gebouw. De belangrijkste twee kenmerken van het gebouw zijn : 1) het verhoogde publieke plein waar drie schijven in steken en waaronder de centrale as van het niet·publieke deel is, en 2) de dualiteit tussen de witte, gladde betonnen schijven en de ruwe platte baksteen van de aanhangsels van de schijven. De onderzoekingen naar conventies op het gebied van begrip, ervaring en beweging hebben een conventioneel gebouw opge· leverd dat tegelijkertijd ook onconventioneel is door het nietorthogonale ontwerpprincipe. Het is een benadering van een bewegwijzeringsloos gebouw waarin de ervaring centraal staat. Onomstotelijk bewijzen dat het daadwerkelijk geen bordjes nodig zal hebben is niet mogelijk, maar het uitgangsprincipe heeft een zeer uitdagende ontwerpoefening opgeleverd die de gehele architectuur heeft omvat. Deze exploratie was dan ook niet bedoeld als een eindige onderneming, maar als een start van een interessante zoektocht die waarschijnlijk nooit zal ein· digen, en waarop de visie veranderlijk is.
49
Technische Un ive rsite it Eindhoven University ofTechnology
Inhoud
pag.
D. Alcedo Overbosch
Wonen tussen stad en land
6
Nieuwe ontwikkelmogelijkheden met de grondexploitatiewet W.H.E. Boesten
l'outll urbain
8
Stroken en straten in de Parooldriehoek j.w.M. Brummelhuis
Van circuleren naar verblijven
10
Stadhuis voor het Mr. Visserplein I.A. van de Cruijs
Thermisch geactiveerde vloeren in woningen
12
Een onderzoek naar de toepassing en advisering van vloerverwarming / -koeling en betonkernactivering in woningen E.G.C. Fraters
Tussen Gezichten
14
Ontwerp voor inclusie van dementerende verpleeghuisbewoners in de maatschappij, door het regisseren van ontmoetingen in het Weizigtpark te Dordrecht E.M. van Genechten
Cultuurplein Amsterdam
16
I.A.A. de Groot
De prozaïsche stad
18
Structuurplan vervolgd Ing. W.H.j. de Groot
Winkel, hotel en congrescentrum "The Walin in beton
20
Ontwerpen van een alternatief constructief ontwerp B. Hazenberg
Constructief vezelversterkt spuitbeton ten behoeve van schaalconstructies
22
R.W.j. Hoekman
F1J.l(x)
24
Een neurofuzzy expertsysteem voor de kwantificering van constructieve flexibiliteit W. Hofman
Dynamisch Programmamanagement
26
Bij de herontwikkeling van Brownfields Ing. B.L.A. Holtus & Ing. L.Smit Een innovatieve gevel als medium voor comfort
28
H.A. Huisman
Herstructurering De 8ennekel
30
Van volksbuurt naar dynamische woonwijk A.C.W. jacobs
Een Amsterdams superblok
32
Vernieuwing van een historisch gelaagde stadswijk j.P.S. Kansen
Hybrid Verticality
34
Multifunctionele hoogbouw voor het European China Center te Rotterdam V. Kaptein
Extreme Sports Park bij Roermond Ing. N.j. Krabbenborg
Een nieuw beweegbaar dak voor het Gelredome Ing. j.j.j. Kuling
Methodisch genereren van een constructief ontwerp
40
S.E. van der Meer
Footbridges \ Sensuous structured space Make sen se, design for sense
42
G.S .R. van Mil De Kade - Eindhoven Een brug naar een volgende transformatiefase
44
A. Mulderij Ontwerpen met generatieve tools Rhino3D i.e.m . Grasshopper Ing. j.A.W.H. van Oorschot BouwveilIgheid bij ontwerp en uitvoering van binnenstedelijke bouwprojecten (On)bewuste (on)veiligheid, een risicoanalyse als bewustwordingsmodel l.W.H .A. Penll ings Multi-agent system to optimize comfort and energyflows in the built environment T. Reynders Glaslandschap Een duurzaam glastuinbouwpark R.A.C. Riep Het gedrag van prefab gevelelementen. opgebouwd uit baksteen metselwerk en beton
50
52
54
Ing. M. Sahin De eigentijdse moskee De dialoog tussen de moskee en de moderne stad R.Simons Connecting Tilburg Een vernieuwd station in de Oude stad
58
Ing. C.A.M. de Swart Inzicht door uitzicht De historische continuïteit van het Sphinx terrein te Maastricht
60
Ing. j.C.E. Torenstra Gone with the wind Eco·Prop op de grens van stad en uiterwaard
62
R. Voorhorst Herbestemming voormalige De Gruyterfabriek Industrieel erfgoed als drager voor een cultuurcluster j.H.j. Vroemen Aspire. Communicate, Create, Experience De inzet van Place Branding bij Gebiedontwikkeling
66
C.E.w. Westra Afstemming voorzieningenniveau op ontwikkelingen rond bevolkingsdaling Een stated choice onderzoek naar de voorkeuren voor voorzieningen die van invloed kunnen zijn op de leefbaarheid
68
c.j. Zwijgers Verduurzamingsmogelijkheden voor lokale Rabobankkantoren
70
D. Alcedo Overbosch
Wonen tussen stad en land Nieuwe ontwikkelmogelIjkheden met de grondexploitatiewet Afstudeerrichting Urban Design and Planning Afstudeercommissie Or. ir. CH. Doevendans Ir. R.A. Rutgers Ir. H. van Engen Datum afstuderen december 2009
15
DI
ii!' e
0-
~ i;e
::::s 0-
l!. ö:i'
n
C
ro
;:;:
Samenvatting Door de nieuwe grond exploitatiewet wordt het mogelijk om door middel van toelatingsplanologie en een passief grondbeleid grote hoeveelheden woningen te bouwen zonder de financiële druk die bij geconcentreerde verstedelijking ontstaat. Hierdoor wordt het mogelijk om landelijke woonmilieus met lage woningdichtheden en veel openbaar groen te realiseren en kan op één locatie het bieden van ruimte voor de stedelijke druk gecombineerd worden met bewaren van de huidige kwaliteiten van het landelijk gebied. Oe economische en ruimtelijke haal· baarheid hiervan is onderzocht aan de hand van een casus aan de oostelijke stadsrand van Breda. Trefwoorden Grondexploitatiewet Landelijk woonmilieu Stadsrand Woningdichtheid Ontwikkelingsstrategie
De relatie tussen stad en land is door de jaren heen veranderd waardoor het verschil tussen stad en land in fysiek, sociaal, mentaal en functioneel opzicht is afgenomen. Oe overheid is goed op de hoogte van deze veranderingen maar blijft vasthou' den aan het ideaalbeeld van Nederland als een wereld van idyllisch platteland met daarin duidelijk begrensde steden . Dit beleid loopt achter bij de realiteit waardoor het tussenland is ontstaan, locaties rondom de steden die hun landelijk kwalitei ten kwijt zijn geraakt zonder dat daarvoor in de plaats andere kwaliteiten zijn gekomen . Het zou beter zijn als de overheid haar beleid zou aanpassen aan de veranderde geografie van stad en land waardoor aan deze locaties ontworpen kan worden. Hiervoor zal echter wel gezocht moeten worden naar mid· delen die dit enerzijds financieel mogelijk maken en anderzijds passen bij deze locaties. Een mogelijk middel om aan deze locaties te ontwerpen zijn lan· delijke woonmilieus. Dit zijn woonmilieus met kenmerken die worden toegedicht aan het landelijk gebied zoals, de aanwezig· heid van groen, water, een 'lage bebouwingsdichtheid, sociale veiligheid en rust. Mensen die landelijk willen wonen willen vaak tevens graag wonen aan de rand van de stad, zodat zij ook optimaal kunnen genieten van de voordelen van de stad. Met de huidige marktwerking en de middelen van de gemeentes om te ontwikkelen is het echter bijna niet jllogelijk landelijke woonmilieus te realiseren . De overheid biedt namelijk maar twee mogelijkheden om buiten de stad te ontwikkelen, geconcentreerde verstedelijking waarbij ontwikkeld wordt door middel van ontwikkelingsplanologie, projectontwikkeling en een actief grondbeleid en rood·en·groen waar ontwikkeld wordt door mid del van toelatingsplanologie, particulier initiatief en een passief grondbeleid. Beide middelen zijn op zichzelf niet bruikbaar voor het realiseren van landelijke woonmilieus, maar een combinatie van beide middelen biedt wel perspectieven .
Deze combinatie wordt mogelijk gemaakt door de nieuwe grond· exploitatiewet. Deze biedt gemeenten de mogelijkheid om bij planontwikkeling de gemaakte kosten te verhalen, iets wat tot op heden niet effectief mogelijk was. Dit wordt mogelijk doordat het exploitatieplan aan het bestemmingsplan gekoppeld is, waardoor wordt voorkomen dat wel een bouwtitel verkregen kan worden maar geen kosten afgedragen hoeven te worden. Doordat het kostenverhaal wordt geregeld via de bouwvergunning wordt voorkomen dat gebouwd kan worden zonder kostenafdracht. Dit betekent dat er nieuwe mogelijkheden voor passief grondbeleid en ontwikkelingsplanologie ontstaan en dat het dus mogelijk wordt om geconcentreerde verstedelijking en rood·en· groen te combineren . Grote hoeveelheden woningen kunnen nu worden gerealiseerd zonder de financiële druk die hoort bij de geconcentreerde verstedelijking en met de mogelijkheid tot kos· tenverhaal voor de gemeente. Hierdoor kunnen lagere woning· dichtheden bereikt worden, waardoor er meer ruimte overblijft om de huidige kwaliteiten van het landelijk gebied te behouden . Of deze theoretische mogelijkheid ook in de praktijk haalbaar is, is getest aan de hand van een casus aan de oostelijke stadsrand van Breda. Dit landelijke gebied zal getransformeerd worden in een natuur- en recreatiegebied met wonen in lage dichtheden. Dit wordt mogelijk gemaakt doordat alle grondeigenaren in het gebied de kans zullen krijgen hun gronden zelf te ontwikkelen . Hierdoor is er niet langer de noodzaak voor de gemeente om alle gronden aan te kopen en wordt de prijs van de gronden niet meer automatisch opgedreven. De grondeigenaren zijn nu zelf aan zet, waardoor het mogelijk is om veel lagere woning· dichtheden te realiseren zonder dat het oninteressant wordt voor de grondeigenaren om te ontwikkelen . Om de huidige kwa· liteiten van het gebied te behouden en een landelijk woon milieu te creëren, zal er compact gebouwd worden in lage dichtheden en zullen de niet te bebouwen delen van het plan op natuurlijke wijze ingericht worden. Door de eenheid in het plan te zoeken in de onbebouwde ruimte en deze aan te laten sluiten bij het hui· dige karakter van het gebied, ontstaat een plan dat niet aan kwaliteit inboet als niet alle onderdelen van het plan uitgevoerd worden . Door de 'nieuwe natuur' openbaar toegankelijk te maken ontstaat een natuur- en recreatiegebied dat niet alleen
Transformatie studiegebied III
ij;' .... C 0ID ID
...
C"
C
=
0-
!!!.. ö!' n
C .-+ Cl)
;::+
Mogelijk eindbeeld studiegebied
voor de huidige en toekomstige bewoners waardevol is, maar dat ook voor de bewoners van de stad het bezoeken waard is en dat als opstap kan dienen naar het nu iets verder van de stad gelegen buitengebied. Het gebied zal fysiek, sociaal en symbolisch een combinatie van stad en land worden, het zal dus tussenland worden . Waar in het huidige tussenland de landelijke kwaliteiten van het gebied verloren gaan, zullen ze in dit gebied behouden blijven. Het plan kan in zijn geheel uitgevoerd worden door toepassing van toelatingsplanologie. De gemeente kan doormiddel van het bestemmingsplan, de welstandsnota en de het exploitatieplan regie houden op de ontwikkelingen . Door strakke regie te voeren op de inrichting van de openbare ruimte (69% van het plan gebied) kan een sterke drager van het plan gecreëerd worden, waardoor in de bebouwing meer variatie kan ontstaan en hier een minder strakke regie op gevoerd hoeft te worden . Door deze manier van ontwikkelen zullen in het gebied 2861 woning gebouwd worden, waarvan 27% sociale woningbouw, in een dichtheid van slechts 6,1 woningen per hectare en kan er een openbaar toegankelijk natuurgebied gerealiseerd worden van 340 hectare (69% van het plangebied). Voor de ontwikkelende partijen zal dit per vierkante meter ingebrachte grond tus sen 50 en 100 euro opleveren; dit is ruim meer dan de 3 a 4 euro die een vierkante meter landbouwgrond waard is. Het is daarom zeer aannemelijk dat alle partijen hun gronden zullen ontwikkelen . In totaal zal dit ze 245 miljoen euro opleveren en zullen de kosten voor de gemeente 45 miljoen euro bedragen. Aangezien de kosten lager zijn dan de opbrengsten kan de gemeente deze verhalen waardoor de realisatie van het plan de gemeente uiteindelijk niets kosten. In het geval dat niet alle partijen hun gronden ontwikkelen kunnen door de opbrengsten van de ontwikkeling van de gronden die de gemeente in het gebied bezit het grootste gedeelte van de investeringen worden betaald, het risico voor de gemeente is hierdoor slechts beperkt.
7 Door maatschappelijk draagvlak te creëren kan het risico voor de gemeente verder beperkt worden en kan een situatie ontstaan waarin de toekomstige bewoners van het gebied eigenaar worden van de natuur waardoor de gemeente in de toekomst geen kosten heeft aan het gebied. De gemeente zal door deze manier van ontwikkelen geen winst op dit plan kunnen behalen. Daarentegen zal de stad door de realisatie van het plan enerzijds een voor iedereen toegankelijk landelijk woonmilieu krijgen met een zeer lage bebouwingsdichtheid, en anderzijds een zeer groot openbaar toegankelijk natuurgebied dat de stad met de omliggende natuurgebieden en het buitengebied zal verbinden en dat tevens de huidige kwaliteiten van het gebied grotendeels bewaart en op sommige punten zelfs versterkt.
W.H.E. Boesten
L'outil urbain Stroken en straten in de Parooldriehoek Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. dr. B.j.F. Colenbrander Prof. dipl.-ing. C. Rapp Ir. R. Broesi Datum afstuderen 22 oktober 2009 Samenvatting Het project houdt zich bezig met het ontwerp van een woonwijk in de Parooldriehoek te Amsterdam . Een plan opgebouwd uit stroken van 6. 12 en 24 meter diep, die zelf weer zijn opgebouwd uit bouwstenen van respectievelijk 30, 20 en 10 meter breed . Het plan zet in op een intense stedelijke woonwijk, met de straat als belangrijkste openbare ruimte. Trefwoorden Verdichting Stedelijkheid Straten Morfologie Woningbouw
Dit project speelt zich af in Amsterdam. Het is begonnen met een cartografische analyse van het gebied rond de wegen Sl12 en S116 tussen de noord- en de zuidzijde van de AlO, waarbij in stappen van steeds twintig jaar terug de morfologie van het gebied in de laatste eeuw is uitgetekend. Met het verdwijnen van kopstation Weesperpoort aan de Singelgracht ontstond de Wibautstraat. Aan die Wibautstraat ligt een merkwaardig driehoekig gebied dat ingesloten werd door drie spoorlijnen: de Parooldriehoek, dit is de locatie van dit project. In dit gebied zijn in de jaren zestig van de vorige eeuw de kantoren gevestigd van de kranten Het Parool en Trouw, alsmede een LTS en een aantal flats. Het is een gebied met gebouwen die qua orientatie afwijken van de structuren eromheen, waardoor ze niet echt deel uitmaken van het stedelijk weefsel en waardoor aan de Wibautstraat een duidelijke straatwand ontbreekt. Met het vertrek van de krantenredacties begin deze eeuw wordt een enorm reizigerspotentieel onbenut gelaten. Metrostation Wibautstraat ligt namelijk precies ter hoogte van de Parooldriehoek. De opgave van dit afstuderen luidt dan ook: Het verdichten van de Parooldriehoek, rekening houdend met de bestaande situatie, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de relatie van het ontwerp tot het begrip stedelijkheid en de openbare ruimte. De straat is dé openbare ruimte waar het stedelijk leven zich zou moeten afspelen, de woningontsluitingen moeten zo zijn vormgegeven dat de straat de plek is waar alles en iedereen bij elkaar komt. Het plan is opgebouwd uit stroken van zes, twaalf en vierentwintig meter diep. parallel aan de Wibautstraat georien-teerd. Aan twee zijden van elke strook bevindt zich steeds een straat, al dan niet toegankelijk voor de auto. De stroken zijn opgebouwd uit elementen van respectie.velijk dertig, twintig en tien meter breed. Die elementen zijn steeds om en om geschakeld waardoor steeds aan twee lijden van de strook woningentrees en bedrijfsruimte zit. Van de bestaande gebouwen op de Parooldriehoek blijven er twee staan : de voormalige LTS Patrimonium en een woongebouw naast het spoortalud. Ze vormen samen met het buurtplein de uitzonderingen op de vrij rigide structuur van het plan . Aan de Wibautstraat wordt een stevige straatwand gecreeerd. Langs het spoor en langs de Oosterparkbuurt ontstaat een sterk ritme van koppen die de u·nieke vorm van het gebied benadrukken . De nauwe straten van ~et plan creëeren een intieme stedelijke ruimte. Het verspringen van de stroken ten opzichte van elkaar levert een meer beschutte ruimte op . Alle elementen worden ontsloten met een portiek, deze waarborgt de schaal van het gebouw in tegenstelling tot een ontsluiting met galerijen . Elke portiek ontsluit acht woningen, een maat waarbij het element klein genoeg is voor de bewoners om zich ermee te identificeren, een maat waarbij de bewoners elkaar nog groeten. Een portiek met een trap vanaf de straat naar de eerste verdieping markeert duidelij k de entree van het gebouw en maakt zo de identificatie met een element makkelijker. Bij modernistische stmkenbouw ontbreekt vaak een relatie met de begane grond, de portieken in deze wijk verbinden de gebouwen aan het maaiveld. De portiek verzorgt een geensceneerde overgang van de straat naar de woning, van publiek naar privaat. In dorpen wordt deze overgang verzorgd door de voortuin, daar is in de stad echter geen plek voor. De portiek creëert het idee van afstand, daar waar de fysieke afstand tussen de woning en de straat beperkt blijft. Door de ruimte tussen publiek en privaat te beperken wordt de straat dé ruimte voor het sociale verkeer.
Vogelvluchtperspectief
Straat perspectief
0-
o c ::E
7' C :::J
0..
ro
Perspectief Wibautstraat
Perspectief VrolIkstraat
9
J.w.M. Brummelhuis
Van circuleren naar verblijven Stadhuis voor het Mr. Visserplein Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. dr. B.I.F. Colenbrander Prof. dipl. ·ing. C. Rapp Ir. R. Broesi Datum afstuderen 15 december 2009
111
ür
e
Q.
/D /D
...ge
:::J Q.
/D
Samenvatting Het Mr. Visserplein is een groot verkeersplein dat zijn functie heeft verloren . Het plein biedt daardoor de mogelijkheid om opnieuw ingericht te worden . Er wordt ingegaan op de rol van het plein voor de wijk Groot Waterloo. Door het plein te bebou· wen ontstaat een nieuwe heldere structuur voor zowel het plein als de omringende gebieden . Door zijn centrale ligging is het plein uitermate geschikt voor een prominente functie voor de stad, het stadhuis. Binnen het ontwerp wordt ingegaan op het begrip stadhuis en de huidige rol van het stadhuis voor de stad . Het ontwerp is een reactie op de veranderende rol van de burger in het stadhuis. Daarbij worden nieuwe tools ontworpen die de herkenbaarheid van het stadhuis moeten versterken en de rol van de burger en de politiek in het stadhuis beschrijven. Trefwoorden Amsterdam Mr. Visserplein Stadhuis Stedelijk knooppunt Politiek
Stads-as Amsterdam In het zwart aangegeven
Elementen voor het nieuwe stadhuis
In de jaren zeventig werd in Amsterdam een stadssnelweg aangelegd om de bereikbaarheid van het centrum te bevorderen. Deze stadsas bestaat uit 2 wegen, de s116 en de S112 en loopt vanaf de zuidelijke ringweg AlO via de Gooiseweg, de Wibautstraat, de Weesperstraat en de Valkenburgerstraat onder het IJ door naar de noordelijke ringweg AlO. Op het kruispunt van deze as, waar beide wegen in het oostelijk deel van het centrum samenkomen, ligt het Mr. Visserplein . Dit plein wordt gekenmerkt door een grootschalig verkeersknooppunt dat qua structuur sterk afwijkt van de radiaalstructuur die in de rest van Amsterdam wordt toegepast. Dit is het gevolg van de vele stedenbouwkundige plannen die hier achter elkaar zijn uitgevoerd en daarmee hebben gezorgd voor een sterk gefragmenteerde openbare ruimte en discontinuïteit in het stedelijk weefsel. Om het gebied weer als geheel te laten functioneren is een nieuwe herstructurering noodzakelijk. Het Mr. Visserplein speelt hierbij een belangrijke rol. Door de veranderende opvattingen over de noodzaak van het autoverkeer in de binnenstad ontstaat er een mogelijkheid om het plein opnieuw vorm te geven . De opgave om het inmiddels overbodige verkeersplein te vervangen door een stedelijk plein en de verkeersstructuur zo aan te passen dat het gebied weer een geheel gaat vormen . Door zijn centrale ligging is het plein uitermate geschikt voor een prominente functie voor de stad, het publieke stadhuis. Dit biedt alle mogelijkheden om het Mr. Visserplein opnieuw te bebouwen en de ruimtelijke continuïteit van het gebied te versterken. Binnen het ontwerp wordt ingegaan op het begrip stadhuis en de huidige rol van het stadhuis voor de stad. Het ontwerp is een reactie op de veranderende rol van de burger in het stadhuis. De burger is sinds het begin van de vorige eeuw een steeds belangrijkere rol gaan spelen . Door de democratisering hebben inwoners steeds meer invloed op de politiek en het gevoerde beleid . Het stadhuis is de belichaming van de ontmoeting tussen de burger en het door hem gekozen stadsbestuur. Om tot een juiste vormgeving van het nieuwe stadhuis te komen moet er worden ingespeeld op de nieuwe positie die de burger
Het huidige Mr. Visserplein
Entree van het nieuwe publieke stadhuis
0-
o c :E
'"
C :J
0..
ro
Interieur stadhuis
Interieur stadhuis
inneemt binnen het gebouw. Door de veranderingen in het politieke stelsel is er een nieuw vocabulaire nodig die de ruimte binnen het stadhuis opnieuw definiëren en beter doen aansluiten bij het huidige politieke klimaat. Daarbij zijn nieuwe tools nodig die de herkenbaarheid van het stadhuis moeten versterken en de rol van de burger en de politiek in het stadhuis beschrijven. De onderzoeksvraag die ik hierbij gesteld heb is: Hoe kan het stadhuis inzichtelijk en toegankelijk gemaakt worden voor de burger en tegelijkertijd beter aansluiten bij het huidige politieke klimaat? Welke (nieuwe) tools, die de bestaande tools trap, bordes, toren en plein aanvullen, kunnen hiervoor worden ingezet?
delijke afbakening tussen functies onderling. Het laat zien dat het mogelijk is om tegelijkertijd openheid te bieden, maar ook duidelijkheid te scheppen over de rol van de burger. De publieke functies die eerder in de stopera (huidige stadhuis van Amsterdam) niet tot hun recht kwamen, worden op het plein opnieuw gepresenteerd. De sneden in de gevel geven daarbij een eerste indruk van het stadhuis, maar verraden niet direct het hele programma. De strakke belijning van de gevel zorgt ervoor dat de stedenbouwkundige structuur in het gebied weer hersteld wordt. Naast een nieuwe definiëring van het stadhuis zorgt het gebouw dus voor een stedenbouwkundige oplossing voor de amorfe plek die het Mr. Visserplein vandaag de dag is. Binnen het stedenbouwkundig plan zorgt het publieke stadhuis voor een nieuwe heldere structuur op een plek waar tot nu toe die structuur juist ontbrak. Het gebouw vormt samen met de omringende gebouwen een geheel en is daarmee een katalysator in het stedenbouwkundige plan.
Het huidige stadhuis is een rekbaar begrip geworden, waarbij de typologie van 'het stadhuis' is vervaagd. Het stadhuis heeft geen plaatselijke identiteit meer en is niet meer als bestuurlijk gebouw te onderscheiden. De 'overdemocratisering' en het toevoegen van andere publieke functies heeft er toe geleid dat het stadhuis wel toegankelijker is geworden, maar dat de leesbaarheid ervan is afgenomen. Om het stadhuis weer een identiteit en een onderscheidend karakter te geven, heb ik vooral gekeken naar stadhuizen die aan het begin van de vorige eeuw gebouwd zijn, waarin statigheid werd gecombineerd met openheid en toegankelijkheid. Vroeger werden de kenmerkende elementen trap, bordes, plein en toren gebruikt om de hiërarchie in het gebouw weer te geven, maar tegenwoordig zijn deze begrippen alleen niet meer voldoende. Om die reden heb ik nieuwe tools gezocht, die ingezet kunnen worden om het stadhuis weer inzichtelijk te maken. De elementen die ik daarvoor gebruikt heb zijn het atrium, de stadskamers en de ceremoniële trap. Het atrium zorgt ervoor dat er overzicht wordt gecreëerd met betrekking tot de functies die zich in het stadhuis bevinden. De stadskamers zorgen voor een duidelijke scheiding in functiegroepen en markeren de belangrijkste ceremoniële gebeurtenissen in het gebouw, die ingeleid worden door een trap. Het ontwerp toont openheid en zorgt tegelijkertijd voor een dui-
11
I.A. van de Cruijs
Thermisch geactiveerde vloeren in woningen Een onderzoek naar de toepassing en advisering van vloerverwarming / -koeling en betonkernactivering in woningen Afstudeerrichting Physics of the Built Environment
Afstudeercommissie Prof. dr. ir. ].L.M. Hensen Dr. ir. M.G.L.C. Loomans Ir. C.W.]. Cox
Door de opwarming van de aarde en de hogere eisen aan het thermisch comfort is er naast verwarming steeds meer vraag naar koeling in woningen. Aangezien energiebesparing tevens erg belangrijk is, stijgt de vraag naar energie-efficiënte verwarming- / en koeltechnieken. Een belangrijke ontwikkeling in de bouw is de toepassing van vloerverwarming / -koeli mg en betonkernactivering voor het verwarmen en koelen van een gebouw. In het geval van vloerverwarming / -koeling worden watervoerende leidingen in de dekvloer toegepast waarbij een isolatielaag onder deze dekvloer aanwezig is. Bij betonkernactivering worden de watervoerende leidingen midden in de constructievloer toegepast waardoor deze hele vloer verwarmd of gekoeld wordt. (figuur 1 en 2) De toepassing van vloerverwarming in woningen is al langere tijd bekend, vloerkoeling en betonkernactivering worden echter op dit moment vooral nog toegepast in de utiliteitsbouw. Onderzoek en ervaring ontbreken bij ingenieursbureaus om deze systemen te adviseren in de woningbouw.
Datum afstuderen 24 november 2009
Samenvatting Vloerverwarming / -koeling en betonkernactivering zijn systemen voor het thermisch verwarmen en koelen van een constructievloer in bijvoorbeeld een woning. Zij zorgen voor een goed thermisch comfort en een gunstige energiebehoefte doordat de combinatie mogelijk is met energie-efficiënte warmte/ koudeopwekkers. Uit literatuuronderzoek en simulaties blijkt dat het lastig is om een duidelijk advies te geven voor welke situatie welk systeem het beste is toe te passen. Iedere ontwerpopgave vraagt een combinatie van maatregelen en dit zal in ieder ontwerp opnieuw bekeken moeten worden.
Trefwoorden
12
Energie-efficië nti e Thermisch geactiveerd bouwen Beton kernactiveri ng Vloerverwarming / -koeling Simulatietools
In dit onderzoek zijn de voor- en nadelen van de toepassing van vloerverwarming / -koeling en betonkernactivering onderzocht in woningen voor het koelen en verwarmen. Daarnaast zijn de verschillen tussen beide systemen onderzocht die tijdens het ontwerpproces de keuze tussen één van beide systemen kunnen beïnvloeden. Om overzichtelijk informatie weer te geven over deze onderwerpen, betreffende de vergelijking tussen vloerverwarming / -koeling en betonkernactivering, is tijdens de literatuurstudie een matrix opgesteld. Uit deze literatuurmatrix bli jlkt dat de voordelen van vloerverwarming / -koeling t.o.v. beton~ernactivering zijn dat vloerverwarming / -koeling in meer situaties toepasbaar is, het in de uitvoering minder randvoorwaarden bevat, dat akoestische voorzieningen in het plafondoppervlak mogelijk zijn en dat de opwarm- en afkoeltijd korter is dan bij betonkernactivering. Het belangrijkste voordeel van beton!<ernactivering t.o.v. vloerverwarming / -koeling is dat betonkernactivering aan twee zijden koude (en warmte) afgeeft. De grootste verschillen tussen beide systemen zitten in de uitvoerbaarheid, de koelcapaciteit en de opwarm- en afkoeltijd. Informatie die in de literatuur niet gevonden kan worden betreffende de vergelijking tussen vloerverwarming / -koeling wordt getracht te achterhalen met behulp van computersimulaties. Een belangrijke aanvullende vraag is welke simulatietools geschikt zijn voor het simuleren van vloerverwarming / -koeling in woningen en welke geschikt zijn voor gebruik door een ingenieursbureau tijdens de advisering van vloerverwarming / -koeling en betonkernactivering? Met behulp van een theoretische vergelijking tussen twee simulatietools in TRNSYS (TRNBuild met 'active layer' en TRNSYS met 'type 360') en de simulatietooi VAl14 van Vabi Software zijn de mogelijkheden van de simulatietoois vergeleken. Er blijken grote verschillen te zitten tussen de simulatietools met betrekking tot de in- en uitvoergegevens. Er is verder onderzoek gedaan naar de prestatie van beiden tools met behulp van twee simulatiecases. Uit deze simulaties blijkt dat VAl14 resultaten geeft die vergelijkbaar zijn met de referentiewaarden van de fabrikant. Deze simulatietooi is vooral gericht op de praktijk en er zijn minder gedetailleerde invoergegevens benodigd waardoor deze tooi betrekkelijk eenvoudig toe te passen is. Daarnaast blijkt de simulatietooi TRNBuild 'active layer' redelijke resultaten te geven, hoewel in deze simulatietooi voor een aantal inVoergegevens onduidelijk is hoe deze opgevat dienen te worden. De resultaten van de simulatietooi TRNSYS 'type 360' tonen in verschillende situaties geen gelijkenissen met de referentie-
.' vloerafwerking - dekvloer ·- .isolatie constructievloer isolatie
Opbouw vloer met vloerverwarming / -koeling
-" vloerafwerking '-" dekvloer
-.,. 13
Opbouw vloer met betonkernactlverlng
waarden van de fabrikant en de resultaten van de overige simulatietools. Met behulp van de simulatietooi VAl14 is een simula tiemodel gemaakt van een eengezinswoning. Als varianten zijn onderzocht verschillende praktische uitvoeringen van vloerverwarming / -koeling en betonkernactivering, verschillen in glasoppervlakten, zonwering, interne warmtebelasting, wateraanvoertemperatuur, dag- en nachtbedrijf en stooklijn voor betonkernactivering. De resultaten uit de simulaties zijn beoordeeld op basis van thermisch comfort in de ruimten en energiebehoefte voor verwarming en koeling_Er zijn een aantal belang rijke verschillen op te merken die de keuze tussen vloerverwarming / -koeling en betonkernactivering kunnen beïnvloeden tijdens het ontwerpproces. Dit zijn de uitvoerbaarheid en toepassing van beide systemen, de mogelijkheden voor akoestisch voorzieningen en de noodzaak van bijvoorbeeld aanvullende radiatoren op de eerste verdieping bij toepassing van betonkernactivering in de verdiepingsvloer. Verschillen tussen vloerverwarming / -koeling en betonkernactivering die in de uitvoeringsfase niet direct van invloed zijn, zijn bijvoorbeeld het verschil in opwarm- en afkoeltijd waarbij betonkernactivering een duidelijk trage opwarm- en afkoeltijd heeft, de verschillen in energiebehoefte van beide systemen en het verschil in de invloed van zonwering op het thermisch comfort. De energiebehoefte bij toepassing van vloerverwarming / -koeling in de begane grond en de verdiepingsvloer blijkt hoger te
zijn dan bij toepassing van betonkernactivering alleen in de verdiepingsvloer. Adviezen en richtlijnen waar ingenieursbureau s rekening mee dienen te houden tijdens het ontwerpproces betreffende de keuze tussen vloerverwarming / -koeling en betonkernactivering in woningen hebben onder andere betrekking op de keuze in geschikte regeling. Het wordt niet aangeraden een constante watertemperatuur toe te passen, een aparte regeling voor de dag- en nachtsituatie en het aanpassen van de watertemperaturen in de stooklijn voor betonkernactivering heeft weinig positieve invloed. De toepassing van zonwering heeft wel een positief effect op het thermisch comfort en de energiebehoefte. Uit de simulaties blijkt tevens dat het lastig is om een duidelijk advies te geven voor welke situatie welk systeem het beste is toe te passen . Iedere ontwerpopgave zal een combinatie van maatregelen vragen en dit zal in ieder ontwerp opnieuw bekeken moeten worden. Bij de advisering van energiebesparende voorzieningen door ingenieursbureaus blijken in veel gevallen de hoge initiële kosten en de Epe-berekening een belangrijke afweging voor opdrachtgevers om wel of niet te kiezen voor deze voorzieningen . Ingenieursbureaus zouden ten behoeve van een goede advisering van energiebesparende voorzieningen die meer randvoorwa arden bevatten graag zien dat er meer integrale ontwerpen worden toegepa st.
E.G.C. Fraters
Tussen Gezichten Ontwerp voor inclusie van dementerende verpleeghuisbewoners in de maatschappij, door het regisseren van ontmoetingen in het Weizigtpark te Dordrecht Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. B. Molenaar Ir. M.W. van der Poll Dr. J.C.T. Voorthuis Datum afstuderen december 2009
15
Masterplan Welzlgtpark te Dordrecht
Samenvatting In dit project is een verpleeghuis ontworpen voor dementeren · den in het Weizigtpark te Dordrecht. Aanleidingen hiervoor zijn de toenemende vergrijzing en de plaatsing van het huidige ver· pleeghuis aan de rand van de maatschappij. Inclusie is het sleutelwoord voor de toekomst: door middel van openbare fiets· en wandelroutes door het verpleegcomplex en de gevel die werkt als interface, worden dementerenden geïncludeerd in de samenleving. De woongroepen zijn zo gevormd dat er voor iedere bewoner een plek te vinden is die zijn zintuigen op de juiste manier prikkelt, waarbij gradaties (zon)licht en beschutting een belangrijke rol spelen. Trefwoorden Verpleeghuis Dementie Inclusie Interface Lichthapper
Lichthapper
Nederland zal de komende decennia vergrijzen: er zijn meer ouderen die tevens een hogere levensverwachting hebben. Dit betekent dat het aantal dementerenden zal toenemen en dat daarnaast de ontgroening een personeelstekort in de zorgsector tot gevolg heeft. Deze gegevens vragen om een passende woonvoorziening voor deze groeiende doelgroep. De locatie voor het verpleeghuis in dit project is het Weizigtpark in Dordrecht. Uit analyse blijkt dat verpleeghuizen momenteel vaak letterlijk en figuurlijk aan de rand van de maatschappij staan, vanwege de afstamming van het ziekenhuismodel. Door deze geschiedenis staat ook het verlenen van zorg en het bereiken van genezing nog te veel centraal. Uiteraard hebben dementerenden hulp nodig, maar de aantasting van de hersenen is onherstelbaar. Het verpleeghuis moet dan ook vooral een plek zijn die a.ansluit bij de belevingswereld van dementerenden, zodat men prettig kan wonen . Inclusie van het verpleeghuis in de maatschappij is het middel om te voorkomen dat de zorginstelling functioneert als een eiland. Bij het begrip inclusie verschuift het gewicht van de aanpassing van een gehandicapte persoon naar de omgeving: de persoon met een handicap wordt aanvaard zoals hij is. In dit project lopen fiets- en wandelpaden door het verpleegcomplex om ontmoetingen tussen bewoners en passanten te regisseren . Beweging door het bouwvolume is mogelijk: de paden creëren een snelle verbinding tussen het noorden en zuiden van Dordrecht, waardoor veel fietsers en voetgangers het verpleeghuis zullen doorkruisen. Kortstondige visuele ontmoetingen zorgen ervoor dat dementie een gezicht krijgt en openen de deur naar mantelzorg. Om inclusie met de samenleving te bereiken zal de organisatie van het verpleeghuis moeten transformeren en is een nieuwe stedenbouwkundige setting noodzakelijk. Hoe architectuur hierbij ingezet kan worden is onderzocht in een studie naar referentieprojecten waarbij ontmoetingen tot stand komen door een toegang te bieden, door te oriënteren, te gebruiken, te vormen en materialiseren. Door rondingen in de gevel en verbredingen in de openbare route komen verpleeghuis- en wijkbewoners nader tot elkaar. Er wordt veel contactop-
BInnentuin en openbare routes
Aanzicht slaapcellen buitenzijde complex DI
~
C
0(I) (I)
...cr C ::::I
0-
!. al' n c
ro
;:0:
De interface maakt ontmoetingen mogelijk
pervlak gecreëerd tussen de gevel en route, waardoor het bin· nengebied van het verpleeghuis functioneert als een interface. Een goede balans in het aantal prikkels dat een dementerende ontvangt, is van groot belang: zo kan onrust voorkomen worden en het helpt de dementerende om zijn weg te vinden en activi· teiten te ontplooien. Licht is een belangrijke prikkel : naast een beter waakslaapritme kan licht ook een visuele stimulans geven. De lichtcondities in verpleeghuizen zijn momenteel vaak onvol· doende, vandaar dat er voor dit ontwerp lichthappers ontwik· keld zijn die de activiteit en zelfredzaamheid van bewoners ver· hogen. Het programma voor het verpleegcomplex en de i ndeling van de woongroepen komt voort uit een analyse naar de behoef· tes van dementerende bewoners, verzorgend personeel en fami· lie. Zoneringen in de plattegrond en het begrenzen van ruimtes zorgen voor overzicht en structuur. Korte looplijnen tussen ruim · tes maken het gebouw efficiënt. Vorm en gebruik komen samen in het ontwerp en voldoen aan de eisen van de verschillende gebruikers. In dit nieuwe type verpleeghuis krijgt dementie een gezicht en staat zintuiglijke beleving centraal. Het kernbegrip inclusie maakt totstandkoming van ontmoetin· gen 'tussen gezichten' mogelijk.
Inclusie
15
E.M. van Genechten
Cultuurplein Amsterdam Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. dr. B.j.F. Colenbrander Prof. dipl·.ing. C. Rapp Datum afstuderen 15 december 2009
I»
UI'
c c.. CD
CD .....
c:r
Samenvatting De problematiek in de Wibautstraat in Amsterdam zorgt ervoor dat de gekozen locatie niet als prettig ervaren wordt. Om deze reden lijkt het mij essentieel de verstrooide bebouwing op de locatie te vervangen door een niellwe morfologische structuur, zodat de ruimte opnieuw wordt gedefinieerd . Door het toevoegen van een nieuwe structuur kan de kwaliteit van de openbare ruimte op deze locatie worden opgewaardeerd .
De locatie
C
::::I
c.. CD
CT
o c ::E
Trefwoorden Amsterdam Overgangsgebied Cultureel centrum Wonen Ontmoeting
7' C ::J
0. ft)
16
Impressie Cultuurcentrum
Het gekozen fragment voor de afstudeeropgave is gelegen in de Swammerdambuurt in Amsterdam. De locatie ligt aan de kop van de Wibautstraat, direct naast de nieuwe Amstelcampus. Kenmerkend voor deze locatie is de gefragmenteerde en ongedefinieerde openbare ruimte, die ontstaat door de bestaande bebouwing. De problematiek in de Wibautstraat zorgt ervoor dat de locatie niet als prettig ervaren wordt. Om deze reden lijkt het mij essentieel de verstrooide bebouwing te vervangen door een nieuwe morfologische structuur, zodat de ruimte opnieuw wordt gedefinieerd. Door het toevoegen van een nieuwe structuur kan de kwaliteit van de openbare ruimte op deze locatie worden opgewaardeerd. Voor de herinrichting van de locatie is gebruik gemaakt van de historische geometrie, afgeleid van de oorspronkelijke oriëntatie van aanwezige bebouwing. Deze geometrie is het gevolg van de vroegere aanwezigheid van het Weesperpoortstation en de historische spoorHjn richting Utrecht door de Wibautstraat. Daarnaast worden de rooilijnen van de omliggende straten leidend voor de herdefiniëring van de morfologie . Door het terugbrengen van de rooilijnen op de locatie ontstaan er duidelijke zichtlijnen die het gebied opnieuw structuur geven . Op deze manier blijft de historie van de stad leesbaar, terwijl de nieuwe morfologie aansluiting vindt met de bestaande stad . Het stedenbouwkundig concept bestaat uit het aanbrengen van een drieta,1nieuwe volumes, die onderling verbonden worden door een nieuwe openbare r,uimte. Doordat de verschillende gebieden - de Swammerdambuurt en de Amstelcampus - nu in open verbinding met elkaar komen te staan, ontstaat er een wisselwerking. De nieuwe openbare ruimte fungeert als over· gang tussen de verschillende gebieden . De openbare ruimte die ontstaat door de stedenbouwkundige
Impressie Strook
Impressie Hoek
InterIeurimpressie Cultuurcentrum
Interieurimpressie Cultuurcentrum
ingreep wordt ingevuld als een stedelijk plein. Het functioneren van dit stedelijk plein is afhankelijk van een hoge functiemenging. Het is dus van belang dat er gezocht wordt naar een functie die aansluiting vindt met de omgeving, maar het plein ook een eigen identiteit geeft. Een functie die naast de bewoners en studenten, ook een andere doelgroep trekt. Deze functie wordt ingevuld met culturele voorzieningen en creatieve bedrijvigheid . Daarnaast is het van belang dat er duidelijke verbindingen tussen de verschillende functies zijn . Op het nieuwe plein ontstaat een route voor voetgangers en fietsers van de Wibautstraat naar de achterliggende Swammerdambuurt of Amstelcampus, en omgekeerd . De bewoners, studenten en passanten die gebruik kunnen maken van deze route, vullen deze publieke ruimte met activiteit. De nieuwe stedenbouwkundige invulling resulteert in een ensemble van drie nieuwe gebouwen en een stedelijk plein. Het ensemble heeft een aantal aanhechtingspunten, in de vorm van morfologische aansluiting, materialisering en detaillering, die zorgen voor een goede verankering in het bestaande stedelijk weefsel. Bij de functionele invulling van de twee nieuwe gebouwen die aanhelen op de bestaande bebouwing - de strook en de hoekis vooral de relatie met de omgeving belangrijk. Deze worden dan ook voorzien van een woonfunctie, met creatieve bedrijvigheid in de plint. Het derde gebouw vraagt, vanwege de ligging aan de Wibautstraat en de Amstelcampus, om een publieke functie; deze functie wordt ingevuld als cultuurcentrum. Het plein wordt nu op voetgangersniveau omringd door toegan kelijke functies, waardoor het straatleven op het plein bij de gebouwen naar binnen wordt getrokken. Bedrijvigheid, dynamiek en culturele uitwisselingen zijn kwaliteiten van het plein, waardoor er een nieuwe ontmoetingsplek voor de buurt ontstaat.
17
I.A.A. de Groot
De prozaïsche stad Structuurplan vervolgd Afstudeerrichting Urban Design and Planning Afstudeercommissie Prof. dr. ir. B.E.!. de Meulder Dr. ir. M.B.M. Dehaene S.S.S.S Rousseau D.P.L.G Oatum afstuderen december 2009
15
-
Cl
ii!' r::
Q.
ti) ti)
..... cr
r:: :::I
Q. ti)
Samenvatting De prozaïsche stad Oss heeft een capaciteit voor een vorm van nieuwe structuurplanning voor de hele stad. Door deze capaci· teit is het mogelijk een plan te maken waar de stad als geheel van kan profiteren en die de ontwikkeling voor de toekomst schetst. Hierbij worden de oude linten en het autogrid, afkom stig van de historische analyse, gebruikt als aanleiding voor de transformaties die actueel zijn in de stad .
äi'
n
C
CD
;::;: 0-
o c :E
'"
C :::J
0.. lil
18
Trefwoorden Stedenbouw Structuurplan Oss Ruimtelijke plannen
De atlas van de stadsontwikkeling schetst met een serie histori· sche kaarten de momenten waarop de stad Oss op een keerpunt is gekomen in h aar beleid en planning. In de historie is de stad qua werkgelegenheid ontwikkeld van een boter· en vleesexportindustrie naar een industrie- en· transportstad met een positieve werkgelegenheidsfactor. De sporen van de vroege industriestad zijn veelal uitgewist door een nogal rigoureuze wijze van her· structureren in de historie van de stad. De stad Oss is in de loop der jaren een kampioen geworden in suburbane woninguitbreidingen die gezorgd hebben voor een eenzijdig woningaanbod van voornamelijk suburbane woningen . Oss heeft in haar uitbreidingen handig gebruik gemaakt van bestaand beleid en subsidies vanuit het rijk. Daarbij heeft de stad verschillende bouwperiodes gekend, waardoor de stad is opgebouwd uit een divers samenspel van stedebouwkund ige opvattingen die toegepast werden op de stadsuitbreidingen en het op een buitenwijk ingerichte centrum. De vervaldatum voor suburbanisatie is nu bereikt en er is een stijlbreuk in de plan· ning nodig om de toekomstige ontwikkelingen van de stad te sturen. De ruimtelijke dragers zijn de ondergrond met haar infrastruc· turele fases in de tijd. Dit viertal lagen met bijbehorende kaarten zijn over elkaar gelegd en hebben de ondergrond van de bestaande stad gevormd en ieder op zich de oriëntatie en ont· wikkeling van de stad veranderd. De Maas, die ten noorden van de stad van oost naar west stroomt, heeft met haar waterhuis· houding de ondergrond gevormd . Het verschil in groen en blauw, nat en droog, akkerland en grasland, hoog en laag in het Maasland zorgde voor een diversiteit aan gronden. Het Maasland is daarmee een productielandschap geworden die de ontwikkeling van de stad Oss als handelsplaats heeft gevormd. Logischerwijs ontstaat tussen de verschillende plaat· sen een rooster van oude linten . Dit rooster van oude linten is vanaf de eerste handel in landbouwproducten tot aan de geplande uitbreidingen in de jaren zestig de leidende uitbrei · dingsstructuur van de stad Oss geweest. In de jaren zestig is door planners geleidelijk een robuu st autogrid over het bestaan· de rooster gelegd om het te ontlasten. Het grid van gelijkwaardi· ge autowegen kan de verwachte uitbreidingen faciliteren. Om de aansluiting met het landelijke snelwegennetwerk te behouden is de laatste jaren geïnvesteerd in een nieuwe laag van autowegen, waarbij er ten zuiden van Oss een opwaardering plaats vond van de bestaande autowegen naar snelwegen. Daarbij is de oriëntatie in aansluiting op het regionale wegennetwerk verschoven van het westen van de stad naar de oostzijde. Dit zorgt voor een herijking van het autogrid . Bij de huidige ontwikkelingen ontstaan door een aantal transformaties enkele problemen in de stad . De landbouw op het territorium van de stad gaat steeds meer verdwijnen en het platte· land maakt daarmee een transformatie door waarin het buiten· gebied veranderd van een productielandschap naar een nieuwe op zet waarbij de consument de nieuwe beheerder van het plat· teland wordt. Het rooster van oude linten is door de jaren heen gedevalueerd en heeft haar karakter verloren. Tevens zijn diver· se woonmilieus uit de jaren zestig en zeventig toe aan een nieu· we ronde herstructurering, met een eenzijdig woningaanbod aan grondgebonden woningen als uitgangspunt. Het autogrid heeft voornamelijk een robuuste ontsluitingsfunctie voor de auto, waardoor de verblijfsfunctie verwaarloosd is. Het centrum golft mee op de huidige trends, maar heeft al enige tijd geen kwaliteitsinjectie gekregen zod at investeringen en uit· breidingen achterblijven bij de stadsontwikkeling. In dit onder· zoeksproject wordt een start gemaakt voor een mogelijke gewenste stadsontwikkeling. In de zoektocht naar plaats en invulling van ingrepen die een omslag voor de hele stad moeten bewerkstelligen, zullen als uitgangspunt de oude linten en het autogrid word en genomen. In de stad is behoefte aan een nieuw beleidsdocument als de stad de nieuwe ontwikkelingen voor de toekomst wil sturen. Er moet een trendbreuk in de structuurplan· ning komen om de visie voor de hele stad weer te geven. In het eerste deel van het Nieuw Ruimtelijk Structuurplan (NRS) wordt een serie aan kwesties aan de orde gesteld die op dit
moment actueel zijn in de stad Oss. De stad Oss heeft met haar uitbreidingen aan de noord- en zuidzijde de natuurlijke grenzen bereikt. De randen van de stad die overlopen in het platteland staan onder druk. Het samenspel tussen de verschillende woonmilieus met haar linten wordt als uitgangspunt genomen om de herstructureringsopgave aan te pakken. De oude linten kunnen bij de herstructurering van de woonmilieus een meerwaarde betekenen om bij deze opgave in kleine projecten de verandering in gang te zetten. Het spanningsveld in het autogrid tussen de op dit moment overheersende ontsluitingsfunctie zal voor het bestaansrecht van het grid meer moeten overhellen naar een gedeelde ontsluitings- en verblijfsfunctie. Het autogrid is ook belangrijk om de inbreidingsopgave te accommoderen. Een uitdaging is het aanpassen van het centrum, dat nauwelijks met de stad is mee gegroeid. Het tweede deel van het NRS gaat verder in op de belangrijkste transformatie voor de stad Oss: de centrumontwikkeling. De belangrijkste veranderingen in het centrum moeten niet gatenvullend worden opgelost. Het centrum wordt naar het zuiden opgeschaald aan de hand van de stadsvoorzieningen die hier zijn gelegen . Hierdoor ontstaat een samenspel van de linten en het autogrid in het centrum waaraan de nieuwe ontwikkelingen begeleid worden. Door een nieuwe inrichting van deze verkeersruimtes en straten krijgen de juiste plekken een kwaliteitsslag die als een hefboom voor de hele stad werken. Er ontstaat door het opschalen van het centrum een nieuw speelveld voor het herorganiseren van de verschillende vervoersstromen . Het herorganiseren van de vervoersstromen begint bij een uitbreiding van het voetgangersgebied in het centrum. De uitbreiding van het voetgangersgebied maakt tevens een uitbreiding van het winkelapparaat mogelijk door een kwalitatieve herinrichting van de openbare ruimte van de straat. Door de straten autovrij te maken worden winkeliers gestimuleerd om in hun gebouwen te investeren. Samen met een autovrije ingreep wordt in het centrum meer plaats gemaakt voor de combinatie van fiets, voetganger en bus. Tevens wordt het centrum op deze wijze voor het milieuvriendelijkere openbaar vervoer beter bereikbaar gemaakt. Dil leidt uiteindelijk tot een totaal aan ingrepen die ervoor zorgen dat het centrum een uitbreiding en kwaliteitsslag kan maken.
19
Ing. W.H.]. de Groot
Winkel, hotel en congrescentrum "The Walt" in beton Ontwerpen van een alternatief constructief ontwerp Afstudeerrichting Structural Design Afstudeercommissie Prof. ir. C.S. Kleinman Prof. dr. ir. D.A. Hordijk Datum afstuderen 24 november 2009 Locatie van "The Walt"
Samenvatting Het ontwerpen van een alternatief constructief ontwerp van het winkel, hotel en congrescentrum "The Wall" in beton in drie fasen. In de eerste fase wordt het huidige project geanalyseerd. In de tweede fase wordt een variantenonderzoek naar verschil· lende betonconstructies gedaan en in de derde en laatste fase wordt de gekozen variant berekend en verder uitgewerkt. Het bijzondere aan het gebouw "The Wal!" is zijn lengte (ongeveer Boom), zijn hoofdfunctie (geluidswal) en zijn de twee overstekken aan de twee uiteinden van het gebouw (kop en staart). Trefwoorden Geluidswal Hoogwaardig ontwerp Overstekken Constructief ontwerp Bèton Overstek ter plaatse van de kop
In de huidige bouwsituatie in Nederland zullen er steeds meer woonwijken dichter in de buurt van snelwegen worden gebouwd. Vroeger was het gebruikelijk om, als het al voorkwam, tussen een snelweg en een woonwijk een (lelijke) geluidswal te plaatsen. Hiermee wordt dan voorkomen dat de bewoners van de achterliggende woonwijk geluidsoverlast van de snelweg zouden ondervinden. In de huidige bouwsituatie komen dergelijke problemen steeds vaker voor. Met de hiervoor genoemde problematiek en gelet op het huidige tekort aan bouwgrond zijn er ideeën ontstaan om dergelijke projecten een andere invulling te geven. Zodoende ontstaat de vraag of het noodzakelijke van een geluidswal, het creatief omgaan met beschikbare bouwgrond en een architectonisch hoogstaand project realiseren niet in een project tegelijk kan worden gerealiseerd. Een voorbeeld van het hierboven genoemde droom project is het project "The Wall" welke gerealiseerd wordt langs de A2 ter hoogte van Leidsche Rijn. Dit project is op dit moment voor een groot deel al gebouwd, maar ligt ook nog deels op de tekentafel. De door de constructeur bedachte staalconstructie is al vrijwel geheel berekend en dit biedt ook niet erg veel perspectief. Vanwege de omstandigheden waarbij dit project gerealiseerd dient te worden is het wel aantrekkelijk om dit project voor mijn afstuderen te gebruiken. In navolging hierop is besloten om een alternatief constructief ontwerp van het winkel, hotel en congrescentrum "The Wall" in beton te ontwerpen. De verschillende fasen van mijn afstudeerproject krijgen elk een hoofdonderwerp. In de eerste fase wordt het huidige project geanalyseerd. In de tweede fase wordt een variantenonderzoek naar verschillende betonconstructies gedaan en in de derde en laatste fase worden de gekozen varianten berekend en verder uitgewerkt. Voor er een bepaald soort constructie voor een gedeelte gekozen kan worden is er eerst gekeken naar de knelpunten voor de te ontwerpen constructie. Gelet op deze knelpunten worden een aantal constructiegegevens aangenomen. Deze gegevens zijn
Sfeerimpressie van "The Walt" @
~i I
I ~
~ ~
...",,'"
Ö)
"""'00
Overstek ter plaatse van de staart
(2)
I
M>4II)ol
I
l' .
~.~T ! ~\
~ ~',<""~~~ I
1 11Ü ::-
(~
~, 3)
..,..'"
'.
_ l.
~ ...,.
....." --u
'
" -!
.. •
11
I~
1
hl"
Prfnd~oonttruc::d.~ke (S!ram IonA.
'
eo~ ·~
•
... 1 1.
EI KERN
I l~ I ~-
l.r
:0)
.,.,,,.., i'
~-»
-'--Tf/ It,.,
I
~
-...-
:lJ
U
. \
\11
,
JI """"""'"
~
,
'\\. II
.
=---
~100
, '::f-!'
C.EonG)
I
! ! I
, '::-ld
~
- -_
....
.
'I - . I~'"
, ':r- :--,r
."..,'" '!)
.",.,""
(
~
.......,
111
5
~
c: c. ti) ti)
....
I
. tg~
,
:'8)
CT
c:
:::I
C.
~
CU'
'*'-
0.
--".., r!
.
. _...... I . . -",. ( . -..,.. . e..-....J"-
-",... ~
r!
Het doel van deze afstudeeropdracht is om te onderzoeken of het gehele gebouw in beton kan worden uitgevoerd (dus vooral de grote overstekken) en of er geen ander constructief systeem kan worden gemaakt voor het grote middelste gedeelte, die ervoor zorgt dat de beleving van het gebouw groter wordt. Alvorens er begonnen is met het alternatieve constructieve ontwerp is er eerst een analy se geweest van het bestaande ont-
CT
o
c
:::
c '" :::J
c.. m
1
Doorsnede congresgedeelte
dan het startpunt van de richting waar de uiteindelijke oplossing voor het probleem gevonden zal moeten worden. Als voorbeelden voor bovengenoemde aannamen kunnen de overspanningsrichting, de hart op hart afstand van de kolommen en de soort vloer die toegepast dient te worden (lijnvormig of puntvormig ondersteund) genoemd worden . Nadat bovengenoemde gegevens aangenomen zijn wordt er een globale 20 berekening gemaakt van de draagconstructie ter plaatse van het betreffende gedeelte van het gebouw. Bij het maken van deze berekening wordt langzaam duidelijk wat de h_o.h. afstand en de afmetingen van de betreffende constructieve elementen het beste kunnen zijn. Na telkens afmetingen van constructieve elementen aan te passen word zodoende een con structie met de juiste afmetingen gevonden . Vervolgens zijn voor sommige constructies nauwkeurige berekeningen gemaakt met het 30 computerrekenprogramma SelA Engineer 2008 . De berekening van een gedeelte van het gebouw zou pas compleet zijn als er uiteindelijk ook een goede funderingsconstructie berekend is. Alvorens de berekende funderingsconstructie een feit is, wordt er eerst goed gekeken naar de afstanden tussen de te plaatsen palen of poeren. Afsluitend zijn de afmetingen van alle constructieve elementen die in de constructie van een bepaald gedeelte van het gebouw toegepast zullen worden nogmaals bekeken. Het uiteinde lijke doel van deze controle is na te gaan of de verschillende constructieve elementen de aanwezige belastingen kunnen dragen en of de afmetingen van de elementen groot genoeg zijn om de momenten in te kunnen wegwapenen.
n
C
...... m ......
21
werp. Nadat dit is gedaan is er een alternatief constructief ontwerp gemaakt, waarbij de beleving van het gebouw een belangrijke rol speelde. Aan de hand van vele kleine onderzoeken is er een mogelijk constructief ontwerp bedacht. Als voorbeeld van deze onderzoeken kan gedacht worden aan stabiliteit bij lange gebouwen, dilataties bij lange gebouwen en rasterstudies van winkels, maar ook bijvoorbeeld aan verschillende soorten beton, verschillende soorten vervaardigingsmethode van beton en verschillende soorten toe te passen constructies in een gebouw. Afsluitend is er een alternatief constructief ontwerp bedacht voor zowel het congres- als het win kelgedeelte . Bij het ontwerpen van deze alternatieve ontwerpen is er zoveel mogelijk rekening gehouden met de eerder gestelde eisen en zodoende een aantal sprekende oplossingen bedacht. Achteraf kan geconcludeerd worden, zeker voor dit gebouw, dat oplossingen gezocht kunnen worden in meerdere materialen . De omzetting van staal naar beton werkt het beste als het voorlopige ontwerp als basis wordt gebruikt voor de nieuw te ontwerpen constructie_ Indien er wordt gewerkt met een uitgewerkte constructietekening is het moeilijker om de omzetting te realiseren.
B. Hazenberg
Constructief vezelversterkt spuitbeton ten behoeve van schaalconstructies Afstudeerrichting Building Technology Afstudeercommissie Prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg Ir. A.D.e. Pronk Ir A.J.E.J. van Casteren Datum afstuderen december 2009
15
Het vullen van de mallen met hybride staalvezelbeton tijdens de spuItproef
Samenvatting Het bouwen van schaalconstructies is een zeer duur en arbeidsintensief proces. Door het verbeteren van de constructieve eigenschappen van vezelversterkt spuitbeton moet het mogelijk worden, om schaalconstructies veel sneller en efficiënter te kun· nen maken. In het onderzoek zijn 3 hybride staalvezelmengsels vergeleken met een gangbaar vezelversterkt spuitbeton . Tijdens een spuitproef zijn er proefpanelen gemaakt met de ver· schillende vezelcombinaties. Daarnaast zijn de in het onderzoek voorgestelde procesverbeteringen toegepast en getest. Het resultaat is een aantoon bare verbetering van het vezelren· dement van de toegepaste staalvezels. Verdere optimalisatie kan leiden tot volledig zelfdragende schaalconstructies in staalvezeibeton.
22
Trefwoorden Spuitbeton Schaalconstructies Staalvezels Vezelbeton Blob-architectuur
Testopstelling in het mechanisch laboratorium van afstudee.rbedriJf BIAIS
Nieuwe digitale vormgevingstechnieken stellen architecten meer dan ooit in staat om vloeiende organische vormen te ontwerpen. De benodigde technische mogelijkheden om deze vrije vormge· ving te verwezenlijken, blijven echter nog ver achter. Hierdoor vertoont het bouwproces van blobs vaak bijna ambachtelijke trekken, wat de realisatie van dergelijke gebouwen zeer kostbaar maakt. Binnen de Blob-architectuur wordt een speciale plek ingenomen door schaalcon structies. Waar de meeste Blobs constructief gezien weinig efficiënt zijn vormgegeven , haalt een schaalconstructie zijn sterkte juist uit de vorm . Een goed ontworpen schaalconstructie is dan ook vooral onderhevig aan drukkrachten . Dit maakt beton een ideaal bouwmateriaal voor schalen . Moderne maltechnieken, zoals ballonnen, en de inzet van spuitbeton hebben al een sterke verbetering betekend van de techni sche mogelijkheden bij de bouw van schaalconstructies. De wapening van de schalen blijft echter een belangrijk knelpunt. Standaard wapeningsstaven sluiten niet aan bij de vaak onregelmatige krommingen van de schaal en de constructie is bijna per definitie moeilijk toegankelijk voor de vlechter. Daarnaast vormt de wapening een barrière voor het spuitbeton, waardoor een goede verdichting lastig te realiseren is. Constructief spuitbeton dat versterkt is met een vezelwapening, kan hiervoor een oplossing bieden. Vezelversterkt spuitbeton wordt al sinds de jaren '70 over heel de wereld toegepast in de mijn - en tunnelbouw. De maximaal toepasbare vezellengte voor staalvezels van 35 mm wordt bepaald door de diameter van de spuitnozzle. Voor de juiste ductiliteit (taaiheid) van het beton moet er een soort van verankering aan de vezel zitten, bijvoorbeeld in de vorm van een eindhaak of een golfvorm over de lengte van de vezel. Doordat het vezelbeton met een relat ief hoge snelheid door een vrij smalle slang en nozzle wordt geperst, zit er een algemeen geaccepteerde bovengrens aan de dosering van de staalvezels van ongeveer
I»
ia'
c
c.
:i...
CT C :::I
C.
!!. Ol'
n
C
(ij ;:;:
cr
o
c
~
7'C" C :::J
0..
ct>
Traditioneel gewapende schaalconstructie op het 18 Septemberplein te Eindhoven
50 kilogram vezels per kubieke meter beton. Vezelversterkt spuitbeton wat aan deze karakteristieken voldoet, heeft echter onvoldoende constructieve sterkte voor de realisatie van zelfdragende schaalconstructies. In dit afstudeeronderzoek is onderzocht welke samenstelling van beton en vezels het meest geschikt is voor de ontwikkeling van een hoogwaardig construc tief vezelversterkt spuitbeton. In een promotieonderzoek aan de TU Delft heeft Ivan Markovic in 2006 zeer veel verschillende hybride (samengestelde) veze lmengsels beproefd in zelfverdichtend zeer hoge sterkte beton. Uit zijn onderzoek bleek, dat bij de juiste combinatie van vezels met eindverankering en fijne ongeprofileerde vezels synergie optreedt: De constructieve eigenschappen van het hybride vezelbeton zijn beter dan je op grond van de prestaties van de afzonderlijke vezels zou mogen verwachten. De vertaling van de uitkomsten van dit onderzoek naar een toepassing in spuitbeton is echter niet eenvoudig te maken . Ivan Markovic gebruikte in zijn onderzoek doseringen die beginnen bij het dubbele van de maximale dosering in spuitbeton en oplopen tot het tienvoudige. Daarnaast is de maximaal toepas bare vezellengte bij spuitbeton 35 mm ten opzichte van 60 mm bij Markovic en zijn de betonsamenstelling en eigenschappen van het vezel beton compleet anders. Om de constructieve- en verwerkingseigenschappen van het hybride vezelversterkte spuitbeton te onderzoeken, is er een spuitproef opgezet met behulp van een achttal bedrijven . Hierin zijn de prestaties van 3 hybride vezelmengsels met oplopende gehaltes aan f.ijne vezels afgezet tegen een gangbaar vezelversterkt spuitbetoJl met een enkele gehaakte vezel. Voor een goed vergelijk is de vezeldosering voor alle mengsels gelijk gehouden op 50 kg/m3. De constructieve eigenschappen van de verschillende vezelmengsels zijn bepaald aan de hand van driepunts buigproeven op vierkante testpanelen met afmetingen van 600 x 600 x 100 mmo Deze panelen kunnen gezien
worden als een uitsnede van een betonnen schaal en geven een betere weergave van het constructieve gedrag van de vezelwapening dan de traditionele balkproeven . Uit de testen blijkt, dat hybride vezel mengsels beter kunnen presteren dan het nu algemeen toegepaste staalvezelversterkt spuitbeton. De combinatie van 2 verschillende vezeltypes levert ook bij lage doseringen meerwaarde in de vorm van synergie op. Hierdoor wordt de constructieve capaciteit van de aanwezige staalvezels beter benut dan in de traditionele vezelmengsels. In dit proces is een belangrijke rol weggelegd voor een goede betonsamenstelling en de juiste productie en verwerking van het vezelbeton. Het onderzoek heeft verder aangetoond dat kleine aanpassingen in het productieproces al voor een grote kwaliteitsverbetering van het vezelbeton kunnen zorgen. Toekomstig onderzoek naar hybride vezelversterkt spuitbeton met hogere vezeldoseringen moet het mogelijk maken om de toegevoegde waarde van het hybride vezelmengsel verder te vergroten . Het ideaalbeeld van efficiënte zelfdragende schaalconstructies uit vezelversterkt spuitbeton lijkt hierdoor binnen handbereik te kunnen komen .
23
R.W.J. Hoekman
FllJ(x) Een neurofuzzy expertsysteem voor de kwantificering van constructieve flexibiliteit Afstudeerrichting Constructief Ontwerpen Afstudeercommissie Prof. ir. F. van Herwijnen Ir. R. Blok Dr. ir. E. Durmisevic Datum afstuderen 24 november 2009 111
UI'
c
Q.. ft) ft)
...cr C
::::I Q..
!!. DJ' ,.., c ;:::;:
11)
;:::;: 0-
o c :E
'"
C :::J
CL 11)
24
Samenvatting Een beoordelingsinstrument in de vorm van een neurofuzzy expertsysteem is ontwikkeld, bedoeld om kwantitatief de pres· taties van draagconstructies ten aanzien van constructieve flexi · biliteit uit te drukken . De incorporatie van constructieve flexibili· teit in een ontwerp wordt als een belangrijke voorwaarde gezien bij de succesvolle ontwikkeling van gebouwen die een lange functionele levensduur voorstaan en wiens prestaties bepaald worden door hun adaptatievermogen aan veranderende gebruikseisen . Het beoordelingsinstrument is opgezet als een hybride nemofuzzy systeem , gebaseerd op de principes van Fuzzy Logic en neurale netwerken. Trefwoorden Adaptatievermogen Hoofdd raagconstructies Constructieve nexibiliteit Neurofuzzy exp ert systeem Beoordelingsinstrument
(0
_
fUNCTIONElE
_
fUNCTIONELE
CAPABILITEIT _
TECHNiSCHE
AUTONOMIE
c:a TECHNISCHE
CAPAfULJTEIT ~ fYSIEKE
8 8 8 8 8 8 8 8
AlHONOMIf ~ FYSIEKE
CAPAAILrTF.JT
CONSTRUenEVE' f'LEXI6IUTErT
INTEGRATIE
OVERMAAT
OBSTRUCTIE
OVERCAPACITEIT
REOUNOANTIE
KOPPEliNG
-PENETRATIE
TC"EGANKELIJKHEID
AUTONOMIE'
Graflsch overzicht van het oplossingsveld van constructieve flexibiliteit; autonomie en capabiliteit, elk met hun domeinspecifleke criteria
DI
ur
•
3. UITGANGSLAAG CONTRUCTIEVE FLEXIBILITEIT
e
2. VERBORGEloI LAAG FUNCTlONE!l.E BOUWlAGEN
e
/I) /I)
.... g-
e
::::I
Ct
ONTSLUITEN
DIENEN
CL
CONSTRUCTIEVE FLEXIBILITEIT
o
ENSCENEREN
CL SCHEIDEN
~
or
n
c
e
I. VERBORGEN LAAG CONSTRUCTIEVE
ELEMENTEN
o. INGANGSLAAG ONWIERPOOMEINEN
•
• •
•
0
•
•
·0·
•
-..
•
-.0
Graflsch overzicht van de topologie van het kennismodel, zoals geïmplementeerd In het uiteindelijke expertsysteem
De gebouwde omgeving heeft in toenemende mate moeite het tempo van onze moderne samenleving bij te houden. De gemid· delde levensduur van een gebouw in Tokyo bijvoorbeeld is zeventien jaar, en in vele landen valt een verschuiving in het zwaartepunt van de bouwopgave naar de aanpassing en verbe· tering van de veelal jonge gebouwvoorraad waar te nemen. De aldus gekenmerkte frictie gaat gepaard met een toename in dis· crepanties tussen de functionele, technische en economische levensduren van gebouwen, leidend tot de degeneratie van de kwaliteit van de gebouwvoorraad en de ontwikkeling van een duurzame gebouwde omgeving belemmerend: de toenemende invloed van zich versnellende levenscycli op de functionele levensduur en het lineaire metabolisme dat bouwactiviteiten nog altijd kenmerkt, drukken een zware stempel op de beschik· baarheid van grondstoffen, energie en ruim i e. Verondersteld wordt dat gebouwen die doelbewust voor de lange termijn ontwikkeld worden, deze problematiek kunnen ondervangen. Echter, de intensieve urbanisatie, de zich versnel· lende maatschappelijke veranderingsdynamiek en de voort· schrijdende technologische vooruitgang compliceren de identificatie van toekomstige eisen aan het gebruik van deze gebouwen. De incorporatie van capaciteiten die deze veranderingen kunnen ondervangen, dikwijls gekenmerkt als flexibiliteit of aanpasbaarheid, wordt daarom als een kritieke voorwaarde voor de succesvolle ontwikkeling van dergelijke gebouwen beschouwd. In relatie tot deze capaciteiten en de beoogde functionele levensduur, speelt de hoofddraagconstructie van een gebouw een kritieke rol; constructieve flexibiliteit wordt daarin als een belangrijke voorwaarde gezien. In dit onderzoek is daarom de ontwikke ~ ing van een beoordelingsinstrument ingezet, bedoeld om de kwaliteilten van draagconstructies te identificeren en te kwantificeren, om zo de gestelde ontwerpdoelen te kunnen toetsen en realiseren.
Opgezet als een kennismodel, ligt in het beoordelingsinstrument de kennis over de afhankelijkheden tussen de eigenschappen van een gebouwconfiguratie in relatie tot de flexibiliteit van de hoofddraagconstructie besloten. Om deze eigenschappen te kunnen waarderen, is een theoretisch kader geformuleerd waarbinnen prototypes van attribuutrelaties aan de basis van de aggregatie van een zeker niveau van constructieve flexibiliteit staan, onderverdeeld in twee klasses van criteria, in dit onderzoek gedefinieerd als autonomie en capabiliteit. Om in staat te zijn om te kunnen gaan met dergelijke intrinsiek complexe, non-lineaire en indirecte attribuutrelaties maar tegelijkertijd een transparante kennisrepresentatie te bewerkstelligen, is als toerekeningsformalisme een neurofuzzy systeem toegepast. Ten einde dit systeem toe te kunnen passen als beoordelingsinstrument, is een software applicatie ontwikkeld dat als expertsysteem fungeert. Een case-studie waarin twee gebouwen, het voormalige hoofdkantoor van Nissan Europa nabij Amsterdam en de woontoren op de seniorencampus Kortonjode Weerde te Eindhoven, op hun constructieve flexibiliteit beoordeeld zijn, heeft aangetoond dat het beoordelingsinstrument een waardevol framework is in de kwantificering van constructieve flexibiliteit. De aldus gehanteerde benadering heeft in potentie tevens relevantie voor andere bouwdisciplines waarin gestreefd wordt naar kennisvergaring over de karakteristieke eigenschappen van het betrokken domein ten aanzien van een zekere mate van flexibiliteit. Idealiter zou de integratie van deze kennisdomeinen kunnen leiden tot de succesvolle acceptatie van ontwerpstrategieën die door de omarming van flexibiliteit als randvoorwaarde een duurzame en kwalitatief hoogwaardige gebouwvoorraad voorstaan.
M-
lD M-
CT
o c ::;:
7' C :::J Cl.
ID
25
w.
Hofman
Dynamisch Programmamanagement Bij de herontwikkeling van Brownfields Afstudeerrichting Real Estate Management and Development Afstudeercommissie Drs. j.j.A.M. Smeets Ir. ing. 1.1. janssen Ir. j.w.j .M. Hoek Datum afstuderen 15 december 2009
Samenvatting De herontwikkeling van Brownfields is een complex proces. Hierbij wordt creatieve industrie gebruikt als dragend concept voor de ontwikkeling. Er wordt een managementmethode ont· wikkeld om deze gebiedsontwikkeling te sturen en door middel van managementtools de impact van externe ontwikkeling op het programma vast te stellen. Dit onderzoek resulteert in de Dynamische Programmamanagement Methode die te gebruiken is bij complexe gebiedsontwikkeling en te implementeren is in het bedrijfsleven. 0-
o c :!
7' C :::J
a. ID
Trefwoorden Gebiedsontwikkeling Brownfields Creatieve economie Dynamisch Programmamanagement Managementtools
De aanleiding voor dit onderzoek is de herontwikkeling van Brownfields (voormalige binnenstedelijke bedrijventerreinen). De gebiedsontwikkeling van een brownfield wordt gekenmerkt door een lange looptijd. Deze lange looptijd brengt onzekerheid met zich mee over externe ontwikkelingen in de toekomst. Brownfields zijn vaak grote gebieden en daarOm is er een com· plex en dynamisch programma nodig. Een traditioneel programma dat vastgesteld wordt aan het begin van de ontwikkeling en hierna niet meer veranderd, is niet toe· pasbaar bij een dergelijke herontwikkeling. Er moet in het pro· gramma, dus ingespeeld kunnen worden op onzekerheid over de toekomst. Dit betekent een zekere mate van flexibiliteit. Hieruit is de volgende probleemstelling gedefinieerd: "Hoe kan er bij de herontwikkeling van een brownfield ingespeeld worden op externe ontwikkelingen door middel van flexibel programme· ren binnen de bandbreedtes van een dragend concept? .. Belangrijk voor het programmamanagement is dat de heront· wikkeling van een brownfield, door de eigenschappen van een dergelijk gebied, een lange looptijd heeft en dat het gebied gefaseerd ontwikkeld moet worden . Het gebied moet zich ont· wikkelen van een verlaten terrein tot een levendig deel van de stad. Tijdens de looptijd van de herontwikkeling kunnen zich veranderingen voordoen op het vlak van doelen, doelgroepen en externe ontwikkelingen. Op deze veranderingen moet inge· speeld kunnen worden. Bij het succesvol herontwikkelen van een brownfield is het van essentieel belang dat er een dragend concept is voor het gebied. Aan de hand van referentieprojecten kan geconcludeerd worden dat creatieve industrie (Richard Florida) vaak succesvol als drager van het concept fungeert. Om een creatief leefmilieu te verwezenlijken moet het program· ma bestaan uit een mix van functies die in het concept passen: Kantoren, wonen, retail en leisure. Belangrijk is dat deze functies geselecteerd zijn met als uit· gangspunt extraversie en creativiteit.
-.. I»
UI' e
Q.
4.Scenario-analyse
ID ID g-
e
:::J Q.
10.Vergelijken. analyseren
!!. W' n
c
Iii
;:;:
27
Model De Dynamische Programma management Methode
De bestaande managementmethodes voor gebiedsontwikkeling zijn niet toepasbaar bij de herontwikkeling van een brownfield. Het vaststellen van doelen, doelgroepen én externe ontwikkelingen en het inspelen op mogelijke veranderingen hierin is onvoldoende opgenomen in bestaande programmamanagementmethodes. Ook zijn de benodigde managementtools onvoldoende geïntegreerd in de managementmethode en is de samenhang hiertussen niet altijd duidelijk. Het doel van de managementmethode is om tot een programma te komen dat flexibel is en in verschillende fases in kan spelen op mogelijke veranderingen. Hiertoe is de Dynamische Programmamanagement Methode ontwikkeld . Deze methode bestaat uit een cyclisch stappenplan dat uit te voeren is door het programmamanagement. De stappen zijn vertaald in managementtools die het mogelijk maken om in te spelen op mogelijke veranderingen op het vlak van doelen, doelgroepen en externe ontwikkelingen . De doelen zijn te bepalen door het gebruik van een DIM-analyse . Hiermee wordt de ambitie voor het gebied vertaald in een overzicht van doelen op verschillende niveaus die gekoppeld worden aan de mix van functies. De gebiedsontwikkeling wordt gefaseerd . Hiertoe wordt er met de Innovation Adoption Curve bepaald welke doelgroepen voor de gebiedsontwikkeling worden onderscheiden en hoe deze gekoppeld zijn aan de fases van de gebiedsontwikkeling. Elke doelgroep heeft een bepaalde behoefte aan een mix van functies in het gebied, dus is er bepaald wanneer in de ontwikkeling de aanwezigheid van deze functies nodig is om optimaal in te spelen op de doelgroepen. Uit de uitkomsten van de DIM-analyse en de Innovation Adoption Curve wordt er een 'ideaal programma' vastgesteld met bandbreedtes per functies. Om dit programma dat gebaseerd is op de ideaalsituatie ook toepasbaar te maken op andere scenario's is scenarioplanning geïntegreerd in de Dynamische Programma management Methode. Door middel van scenarioplanning wordt er gekeken hoe verschillende scenario's invloed hebben op het programma. Hieruit worden scenarioprogrammacombinaties vastgesteld . Om inzichtelijk te maken wat de ver-
schillende scenarioprogrammacombinaties voor invloed hebben op het programma, het massavolumeplan en de cashflow, is er een kwantitatieve tooi ontwikkeld : De Dynamische RekentooI. In de too'l kunnen de stuurvariabelen op het gebied van programma, massavolumeplan en cashflow aan worden gepast en wordt er inzichtelijk gemaakt wat de scenario's voor invloed hebben op het programma en het financiële resultaat van de gebiedsontwikkeling. De Dynamische Programmamanagement Methode is getest door deze toe te passen op gebiedsontwikkeling van De Driehoek. De methode is generiek toepasbaar bij gebiedsontwikkeling. Wel is de methoGle in dit onderzoek samengesteld met een bepaald doel. Hierdoor is de Dynamische Programmamanagement Methode vooral van toegevoegde waarde voor al'le gebiedsontwikkelingen met de volgende kenmerken : • Het is een brownfield met daarmee dus een hoge mate van complexiteit en een lange ontwikkeltijd; • De ontwikkeling heeft creatieve economie als concept. Indien het een ander dragend concept betreft zullen er eerst nieuwe bandbreedtes voor het concept vastgesteld moeten worden; • Het programma wordt gefaseerd in de tijd en hier kunnen doelgroepen aan gekoppeld worden; • Het programma bestaat uit een mix van hoofdfuncties en subfuncties. Is één of meerdere van de bovenstaande kenmerken niet van toepassing dan is de methode nog steeds toepasbaar, maar zuilen bepaalde stappen overgeslagen kunnen worden . Er kan gesteld worden : "Hoe complexer de gebiedsontwikkeling, des te groter is de toevoegde waarde van de Dynamische Programmamanagement Methode". In de bestaande tooiset van !let programmamanagement is het advies om de Dynamische Programmamanagement Methode op te nemen in het risicomanagement en in de communicatie met stakeholders .
Ing. B.L.A. Holtus & Ing. L.Smit
Een innovatieve gevel als medium voor comfort Een innovatieve gevel als medium voor comfort Afstudeerrichting
Building Technology Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. J,J,N. Lichtenberg Ir. M.G.O.M. Cox Ing. B. Lieverse Datum afstuderen
15 december 2009
Prototype vloeistofgevel (1)
111
-ur c c..
ID ID
.... cr C
::::I
c..
~
äl' n
c
~
0-
o c ::!:
'"
C :::J
0..
ro
28
Samenvatting
Om dynamische gevels te ontwikkelen, die inspelen op continu veranderende binnen- en buitenomstandigheden en daarmee te voorzien in comfort is De Levende Gevel als innovatierichting tot project verheven. Het onderzoek richt zich vooral op comfort in gebouwen en de wijze waarop de gevel hierin een rol kan spelen. Daarnaast spelen begrippen als duurzaamheid, flexibiliteit en innovatie een belangrijke rol bij de Levende Gevel. Het onderzoek heeft uiteindelijk geresulteerd! in de ontwikkeling van een prototype in de vorm van een vloeistofgevel. Trefwoorden
Comfort Vloeistofgevel Gevelinnovatie Duurzaamheid Dynamische gevel Opening In vloeistoffilm (4)
Door een verschuiving in de marktvraag van technisch kwalitatieve gevels naar gevels die voorzien in comfort, heeft de VMRG (Vereniging Metalen Ramen en Gevelbranche) een innovatierichting in het leven geroepen, genaamd de Levende Gevel, internationaal bekend onder de term The Living Façade. De Levende Gevel heeft onder andere tot doel het comfort in gebouwen te waarborgen en hierbij gebruik te maken van duurzame energie. Hierbij is het belangrijk in beeld te brengen wat comfort is en welke factoren het comfort in gebouwen kunnen beïnvloeden. Hierbij valt te denken aan fysisch comfort zoals thermisch comfort, visueel comfort, akoestisch comfort, hygiënisch comfort en veiligheid. Naast fysisch comfort is er ook psychisch comfort noodzakelijk. Bij psychisch comfort kan men denken aan contact met de buitenwereld, behoefte aan verandering, persoonlijke controle en privacy. Daarnaast moet de gevel constant veranderende binnen- en buitenomstandigheden van elkaar scheiden, terwijl de gevel over het algemeen nogal statisch is. In de toekomst zal de nadruk dan ook meer gelegd worden op de dynamiek van gevels. De gevel moet kunnen inspelen op veranderingen in de omgeving. Hierbij valt te denken aan veranderingen van minuut tot minuut, zoals het weer, veranderingen die optreden bij de overgang van dag en nacht, zoals de temperatuur en veranderingen die plaatsvinden per seizoen zoals het klimaat. Door middel van sensortechniek en regelbare voorzieningen die in de gevel kunnen worden opgenomen kan de gevel zich aanpassen aan de omgeving. Hierbij valt te denken aan onder andere regelbare zonwering, ventilatie en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie. Daarnaast zullen er in de loop van de tijd andere gebruikers in het gebouw aanwezig zijn, met ieder hun eigen specifieke wensen als het gaat om comfort. Ook zullen er steeds nieuwe technologische ontwikkelingen plaatsvinden en zal de gevel hierop kunnen inspelen door flexibel en aanpasbaar te zijn. Op deze manier kunnen nieuwe technieken eenvoudig in de gevel worden geïntegreerd en blijft de
Egale vloeistoffilm (2)
Projectie op vloeistoffilm (J)
-
DI
UI' e
0-
m m
t;e
::::I
0-
m
or n ;;
C
;:;:
0-
o ::E
c
A C :::J
0..
m
29
Solenoïdes (s)
gevel up-to-date met de stand van de techniek_ Aan de hand van het onderzoek is een invulling gegeven aan een aantal doelstellingen van de Levende GeveL Uitgangspunt hierbij is het inspelen op psychisch comfort en wel het vergroten van het contact met de buitenwereld _ Aan de hand va l"] enkele concepten heeft dit geresulteerd in het ontwikkelen van een prototype voor een vloeistofgevel (zie figuur 1)- De vloeistofgevel is ontstaan vanuit de geda Ghte dat glas een vloeistof is met een zeer hoge viscositeit en daarnaast de eigenschap heeft dat het transparant is . Op deze manier is er vooral visueel contact met de buitenwereld. Door gebruik te maken van een vloeistoffilm (figuur 2), met een lagere viscositeit dan glas, is het mogelijk openingen te creëren als je aan komt lopen . Hierdoor is er dus ook fysiek contact met buiten mogelijk. Voor de vloeistof kan gedacht worden aan water, zodat de transparantie min of meer hetzelfde is als bij glas . Door aan het water stoffen toe te voegen is het mogelijk om allerlei gewenste effecten te bereiken. Hierbij valt te denken aan reflectie , verduistering, kleureffecten etc. (visueel comfort) . Daarnaast kan een vloeistoffilm gebruikt worden om beelden op te projecteren (zie figuur 3). Hierdoor kan de gevel iedere gewenste uitstraling krijgen en daarmee inspelen op architectonische trends . Naast deze esthetische aspecten liggen er ook kansen op het gebied van verwarming en koeling door middel van de vloeistof en op het gebied van bijvoorbeeld brandwerendheid. Bij het creëren van een prototype zijn we eerst gaan kijken naar manieren om met een vloeistof een gevel te ontwikkelen. Daarbij was het idee om de vloeistof als een soort huid of vlies om het gebouw te laten lopen. Dit is te realiseren door een vloeistoffilm, waarbij de vloeistof over de volle lengte van de gevel naar beneden 'valt' of een vloeistofgordijn , waarbij de vloeistof met behulp van kanaaltjes naar beneden wordt geleidt. De keuze is gevallen op een vloeistoffilm, aangezien dit een
m ooier beeld geeft en de gevel meer als een huid beschouwd kan worden . Bij de ontwikkeling van het prototype is onderzocht h oe een egale vloeistoffilm gemaakt kan worden . Daarnaast is gekeken hoe de vloeistoffilm zich kan openen op het moment dat de gevel benaderd wordt. ti et prototype bestaat uit twee reservoi rs. In het onderste reservoir bevindt zich de vloeistof. Deze wordt naar het bovenste reservoir gepompt. Door middel van enkele bufferzones valt de vloeistof uiteindelijk door een smalle sleuf naar beneden en wordt weer opgevangen in het onderste reservoir. Om een rechte vloeistoffilm te krijgen zijn aan de zijkanten gele~ ders opgenomen, aangezien de vloeistof de neiging heeft in een V-vorm uit te stromen, door middel van de cohesiekracht. De openingen (zie figuur 4) worden gecreëerd door middel van solenoïdes (zie figuur 5). De solenoïdes zorgen voor een lineaire verticale beweging, onder invloed van een elektrische stroom en sluiten de sleuf plaatselijk af. De gevel kan ingezet worden als medium om te voorzien in comfort. Daarbij moet de gevel dynamisch worden uitgevoerd in tegenstelling tot de statische gevels zoals we die momenteel vaak aantreffen. De Levende Gevel, met als voorbeeld de vloeistofgevel zal als inspiratiebron kunnen dienen om architecten en gevelbouwers aan te zetten tot het ontwikkelen van innovatieve, duurzame en dynamische gevels.
H.A. Huisman
Herstructurering De 8ennekel Van volksbuurt naar dynamische woonwijk Afstudeerrichting Urban design & planning
Afstudeercommissie Dr. ir. CH. Doevendans Dr. ir. M.B.M. Dehaene 5.5.5. Rousseau D.P.L.G.
Datum afstuderen 24 november 2009
Samenvatting
n
--
Het over elkaar projecteren van de verschillende analysekaarten maakt duidelijk waar zich een cumulatIe van problemen voordoet
Bij de huidige planvorming voor de Bennekel, een Vogelaarwijk in Eindhoven, ligt de focus met name op de sociaal·maatschappelijke component van herstructurering. Een lange termijnvisie lijkt tot op heden te ontbreken. Het combineren van een sociaal-maatschappelijke en een ruimtelijk-stedebouwkundige analyse van de wijk moet leiden tot een lange termijnvisie voor de Bennekel, waarin verschillende (deel)projecten hun grondslag kunnen hebben.
C
ro ;::;: 0-
o c ::;;
7' C :::J 0.. ct>
Trefwoorden Stedebouw Herstructurering Eindhoven Volksbuurt Stedelijke vernieuwing
De voormalige Theresiaschool krijgt weer een plek aan het Franz Léharplein
De Bennekel is een wijk in het zuiden van Eindhoven (stadsdeel Gestel) en is gebouwd tussen ca 1930 en 1970. In de wijk is sprake van een breed scale van problemen. Sinds de jaren '90 komt de Bennekel, die in de media vaak als volksbuurt wordt getypeerd, al op verschillende lijsten voor: van 'aandachtsgebieden' tot 'impulswijken', van 'probleemwijken' tot 'Vogelaar-wijken'. Er zijn sociale problemen, zoals de hoge werkloosheid en het gebrek aan perspectief voor jongeren en er zijn problemen van ruimtelijke aard, zoals de slechte kwaliteit van de openbare ruimte en verschillende verkeersonveilige situaties. In het beleid voor stedelijke vernieuwing door de jaren heen is een verschuiving zichtbaar van sociale herstructurering naar een meer fysieke herstructurering. Tegenwoordig zien we steeds meer dat de verschillende aspecten zo veel mogelijk integraal worden benaderd. De huidige plannen voor de Bennekellaten een focus op het sociale vlak van herstructurering zien en er mist een lange termijnvisie op ruimtelijk gebied. Hierin schuilt het gevaar van ad hocplanning, waarbij de duurzaamheid van de ingrepen in gevaar is. De hoofdvraag voor het afstudeeronderzoek is op welke wijze een lange termijnvisie een bijdrage kan leveren aan een integrale en duurzame herstructurering van de Bennekel. Het doel is het opstellen van een lange termijnvisie voor de Bennekel waaruit projecten kunnen worden geformuleerd die op korte termijn kunnen worden uitgevoerd. Om een goed inzicht te krijgen in de aanwezige problemen, kansen en bedreigingen, is het gebied geanalyseerd op enerzijds ruimtelijk-stedebouwkundige aspecten en anderzijds op sociaal-maatschappelijke aspecten. De resultaten van de analyses zijn ruimtelijk verbeeld en aan elkaar gekoppeld. Om een weloverwogen keuze te maken waar ingegrepen moet worden, zijn de verschillende analysekaarten over elkaar geprojecteerd. Hierdoor wordt zichtbaar waar zich cumulaties van problemen
PIanessentIe
Ontwerpvoorstel Franz Léharpleln
Bestaande situatie Arcadeltstraat: één continu verhardingsvlak
HerprofIlering Arcadeltstraat: duidelijke scheiding tussen trottoirs, parkeerruimte en rijbaan
voordoen. Om aan de resultaten van deze projectiemethode een waardeoordeel .te koppelen, is gebruik gemaakt van het SWOT· model. De inrichting van de openbare ruimte is in grote delen van de wijk onder de maat. Het centraal gelegen Franz Léharplein func· tioneert niet goed. De in en om de wijk aanwezige groengebieden zijn zeer geïso· leerd en hebben daardoor weinige gebruikswaarde. Door het eenzijdige woningaanbod en het hoge corporatiebezit is er sprake van een hoge concentratie van lage inkomens in de wijk en veel bewoners hebben een sociaal·economische ach· terstand. In het verleden heeft de wijk gefunctioneerd als een hechte volkswijk, maar deze typering is steeds minder op de Bennekel van toepassing . De typische kenmerken van een volksbuurt, namelijk de sterke onderlinge sociale binding en de binding met de woonomgeving, zijn door de toenemende individualisering en en het wegtrekken van veel van de oorspronkelijke bewoners niet meer aanwezig. De Bennekel als volksbuurt blijven beschouwen is dan ook niet reëel. Voor de toekomst is het veel reëler om de Bennekel te ontwikkelen tot een dynamische woonwijk, waarin sprake is van een gedifferentieerd woningbestand. De nu wegtrekkende hoge en middeninkomens kunnen dan wooncarrière maken in hun eigen wijk en de wijk wordt aantrekkelijker voor mensen van buiten de Bennekel. Dit zorgt voor en een meer gedifferentieerde bevolkingsopbouw. Er zijn drie deelprojecten aangewezen : het ontwikkelen van het Franz Léharplein tot een aantrekkelijk winkelplein, de aanpak van de openbare ruimte in het vooroorlogse gedeelte van de wijk en een sloop·nieuwbouwopgave langs de parkrand in het zuiden van de wijk. Deze projecten vergen elk hun eigen aanpak
die optimaal is afgestemd op het betreffende deelproject. Er is sprake van een gedifferentieerde aanpak. Daarbij is er aan dacht voor zowel openbare ruimte als bebouwing, voor sloopnieuwbouw en het behoud en versterking van aanwezige cultuurhistorie. Ook wordt er op verschillende schaalniveaus ingegrepen; op lokaal niveau, maar ook op wijkniveau. Door grotere gebieden in één keer aan te pakken, wordt een kritische massa bereikt, wat de verbeteringen door de hele wijk zichtbaar maakt. De ingrepen worden met elkaar in verband gebracht, waarbij de inrichting van de openbare ruimte en het versterken van de groenstructuur als bindende elementen worden gebruikt. Doordat de ingrepen aan elkaar gekoppeld zijn, wordt een ontwikkelingszone gevormd. De verschillende deelprojecten in deze zone kunnen als handboek gaan fungeren voor toekomstige ingrepen. Voor het Franz Léharplein is een nieuw ontwerp gemaakt, waarbij het plein veranderd is van een parkeerplaats tot een aantrekkelijk winkelplein met ontmoetingsfunctie . Daarbij is getracht de cultuurhistorische waarde van deze plek zichtbaar te krijgen in en aan de openbare ruimte. Het plein vormt het nieuwe visitekaartje van de Bennekel en kan de wijk een nieuwe impuls geven. De openbare ruimte in het vooroorlogse gedeelte van de wijk is geherprofileerd, waarbij deze een groener karakter krijgt en duidelijk is waar geparkeerd wordt en waar niet. De inrichting van de openbare ruimte zal als catalogus gaan dienen voor toekomstige ingrepen. Voor het sloop·nieuwbouw gedeelte is een raamwerk opgesteld met stedenbouwkundige randvoorwaarden. In dit gebied maken de goedkope huurwoningen plaats voor een duurdere woningtyplogie . Een belangrijke voorwaarde is het verbeteren van de groenstructuur en het opheffen van de barrièrewerking van de infra structuur tussen de Bennekel en het Dommeldal.
31
A.C.W. )acobs
Een Amsterdams superblok Vernieuwing van een historisch gelaagde stadswijk Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. dr. B.).F. Colenbrander Prof. dipl.-ing. C. Rapp Ir. R. Broesie Datum afstuderen 24 november 2009
DI
ia' c Q. /I) /I)
...r:r c
:s
Q.
~
ä1' n c
..... rt>
;:;:
cr
o c :E
7'<" C ::I
0..
rt>
Samenvatting Het onderzoek heeft zich gericht op het subtiel inpassen van een afwijkende, grove structuur in een bestaande, fijnmazige structuur. De oplossing die is gegeven is een Amsterdams superblok; 'Amsterdam' roept voornamelijk associaties op met kleinschaligheid door onder andere zijn smalle straten, geringe bouwhoogten, en overwegend subtiele gebouwvormen. De term 'superblok' wordt echter eerder gekoppeld aan grootschaligheid, een hoge dichtheid en megalomane gebouwen. Bij een summatie van deze twee termen ontstaat het Amsterdams superblok; een gebouwtype waarbij de grootschalige aaneengeschakelde superstructuur wordt geïnterpreteerd op een' Amsterdamse schaal . Trefwoorden Amsterdam Wibautstraat Stadsvernieuwing Superblok Hofstructuur
Nieuwe situatie
Aanzicht vanaf de Amstel
De stad is permanent op zoek naar ruimte, een afwisselend maar continu proces van uitbreiden en vernieuwen. Het blijkt een noodzakelijk proces om de stad in stand te houden, de veranderende tijdsgeest en samenstelling van haar inwoners op te vangen en om mee te komen met andere steden. De term vernieuwing heeft echter een negatieve bijklank gekregen door de associatie met de vernieuwing in de jaren zestig en de stadsvernieuwing in de jaren zeventig. Het doel van vernieu wing van een wijk zou echter moeten zijn om te laten zien dat veranderingen niet per se verslechteringen zijn; dat vernieuwing ook een verrijking kan zijn, ook van het oorspronkelijke concept van de wijk. Door de vernieuwing wordt het zoals het altijd al had moeten zijn . Dit onderzoek heeft zich gericht op het helen van een defecte structuur in een stadswijk van Amsterdam. De desbetreffende wijk, behorende tot het stadslandschap van de 1ge eeuwse ring, bevindt zich in de Weesperzijdestrook. In 1894 werd op deze plek een superblok gerealiseerd voor de vestiging van de Beijersche Bierbrouwerij . Om de brouwerij heen werden volgens het uitbreidingsplan van Kalff woningen gebouwd, maar deze hebben vanaf het begin niet aan het gesloten bouwblok principe
• Stedebouwkundig ontwerp niveau
1
(P + 5500)
• •
Stedebouwkundige doorsneden
Aanzicht vanaf de Wlbautstraat
Interieur collectief hof
kunnen voldoen. De aanwezigheid van de brouwerij· tot 1926. en de hierop volgende bedrijven is hierdoor nog altijd zichtbaar in de afwijkende structuur van het gebied. In de jaren tachtig van de vorige eeuw werden de bedrijven gesloopt en vond er stadsvernieuwing plaats, waarbij weinig respectvo l werd omgegaan met de bestaande structuur en de daarbij horende kwaliteiten; onder andere de architectonische waarde en de kwaliteit van de openbare ruimte . De wijk is hierdoor toe aan vernieuwing waarbij alle sterke aspecten behouden en versterkt dienen te worden en zwakke daarentegen radicaal aangepakt moeten worden .
schillende aangrenzende karakters . De drie gebieden worden dusdanig tegen elkaar en ten opzichte van elkaar geplaatst dat het superblok daadwerkelijk als een ensemble gaat werken .
Het superblok wordt omgeven door vier totaal verschillende identiteiten; de Wibautstraat, een drukke verkeersader, de Weespe rzijde, een voetgangersgebied langs de Amstel, de 1e Oosterparkstraat, een winkelstraat en de Grensstraat, een typische 1ge eeuwse buurtstraat. Deze verschillende aangrenzende identiteiten vragen om een andere omgang qua functies, typologie en morfologie om zo de locatie te kunnen verankeren met zijn omgeving. Omwille van dit gegeven wordt de locatie verdeeld in drie te onderscheiden gebieden - de buurtstraat, het buurtplein en het stedelijk plein - die elk reageren op de ver-
De aaneenschakeling van samenhangende, stedelijke ruimtes is gebaseerd op het principe van de Wiener Höfe. De uitwerking wordt echter geïnterpreteerd op een Amsterdamse schaal; de bebouwingsmassa en -hoogtes zijn kleiner, de dichtheid is lager en de doorgangen tussen de verschillende plekken zijn meer open. Het stedebouwkundig model verweeft het karakteristieke gesloten bouwblok met een open structuur en vindt hiermee aansluiting bij het aangrenzende stedelijk weefsel, maar zorgt er tevens voor dat het afwijkende karakter van het superblok gehandhaafd wordt. Architectonische eenheid binnen de verschillende stedelijke ruimtes en de aangrenzende bebouwing is gevonden door het toepassen van eenduidig materiaalgebruik en rigide gevelritmes. Door het verschil in omgang van verschillende gebouwen en woningtypen met het strikte gevelritme en door uitzonderingen ter plaatse van beëindigingen en aanhechtingen, ontstaat variatie in het gevelbeeld . Hierdoor wordt een goede aansluiting verkregen met de Amsterdamse schaal.
33
J.P.s. Kansen
Hybrid Verticality Multifunctionele hoogbouw voor het European China Center te Rotterdam Afstudeerrichting Structural design & Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. C. S. Kleinman Prof. ir. J. Westra Ir. R.P.G . 8rodrück Ir. P.A. Teeuwen Datum afstuderen 15 december 2009
co
c
:E
'" C ::::l
0-
Aanzicht in vogelvlucht vanuit het oosten
Samenvatting Een in architectonische opdracht gevat constructief onderzoek naar de toepassing van infilled frames, een stalen raamwerk met stabiliserende invu lwand, in stabiliteitsconstructies. Een eenvoudig rekenmodel waarin de stabiliserende invulwand wordt beschreven door een equivalente drukdiagonaal vormt de basis van de berekeningen. Een 225 meter hoog multifunctioneel gebouw dient als ontwerpexperiment voor de constructie. Het is vormgegeven op basis van: orde, verticaliteit, context en variatie . Toepassing van infilled frames in dit gebouw blijkt mogelijk wanneer deze als 3D constructie worden vormgegeven en daarbij samenwerken met een centraal gelegen stabiliteitskern in beton, een hybride buis-in-buis constructie.
n>
34
Trefwoorden Stabiliteitsconstructies Infilled Frames Hoogbouw Multifunctioneel Hybride
Dit afstudeerproject is het afsluitende project van een gecombineerde masteropleiding Constructief Ontwerpen en Architectuur. Het doel van dit afstudeerproject is daarom tweeledig. Ten eerste worden de mogelijkheden onderzocht voor het toepassen van infilled frames als stabiliteitsconstructie in hoogbouw. Na de ontwikkeling van een eenvoudig rekenmodel worden ontwerpberekeningen gemaakt van verschillende stabiliteitssystemen die met infilled frames zijn ontworpen . De context voor deze ontwerpberekeningen vormt een 225 meter hoog, multifunctioneel gebouw dat onder architectuur is ontworpen . De resultaten van dit afstudeerproject worden gebruikt als basis voor een gedeelte van promotieonderzoek naar stalen raamwerken met geprefabriceerde betonnen invulpanelen en discrete verbindingen.
Opbouw infilled frames gevelconstructie
Infilled frames Een infilled frames is een constructie dat bestaat uit een stalen raamwerk met tussen de kolommen en liggers een opvulling in de vorm van een wand. Aan de Technische Un iversiteit Eindhoven vindt al jarenlang onderzoek plaats naar een speciaal type infilled frames met discrete verbindingen. Voor dit type infilled frames is op basis van dat onderzoek een rekenmodel opgesteld dat de invulwand in het raamwerk model· leert met een drukdiagonaal en de verbindingen met een veer. Hiermee zijn de stijfheden van verschillende typen invulwanden afgeleid, zodat deze toepasbaar zijn in constructieberekenin· gen. Basis van het ontwerp De infilled frames zijn toegepast in het ontwerp van een hoogbouw voor het European China Cent re in de Rotterdamse wijk Katendrecht. De locatie is gevonden na analyses van geschikte locatie in Rotterdam, voor een hoogbouwproject dat zich toelegt op het op klimatologische basis ontwerpen van het gebouw. Tijdens het afstudeerproject heeft het ontwerp van het gebouw zich op dit vlak toegespitst door het intensief en efficiënt gebruiken van ruimtes te bevorderen. Gekozen is om het ontwerp vorm te geven als een verticale stad . Het volume van het gebouw is gevonden op basis van vier concepten: orde, verticaliteit, context en variatie. Ontwerpberekeningen stabiliteitsconstructie Op basis van een 203,0 meter hoog schetsontwerp van het gebouw zijn ontwerpberekeningen gemaakt voor de stabiliteitsconstructie van het gebouw. Hiervoor zijn verschillende 2D en 3D constructietypologieën getest. Te concluderen valt dat de hoogte van het gebouw zeer bepalend was voor de geschiktheid van een stabiliteitsconstructie met infilled frames . Zonder samenwerking met een betonnen stabiliteitskern lukt het een enkelvoudige constructie met infilled frames niet om aan de eisen van maximaal toegestane horizontale verplaatsin-
-r -
".,.. \ "-..
r ~"'- '''' 1
ID
"\--2
!
m': '.T · , " "
I
-'
I
\
~
iB
~. ------
I
I.
Perspectief van het gehele gebouw
Typische plattegrond van de 3e verdieping
'" f---:---+--f---+" . . . . .. • ..
$
f---,---+--f-~
~» J
20
,.
0-
o c
::E
",.
'50
'50
...
.50
7C"
,..
C ::::J
0. (!)
Horizontale verplaatsingen stabIliteitsconstructie
gen te voldoen. Voor het gebouw kwam uit de berekeningen naar voren dat een hybride 3D buis-in-buis-constructie het meest geschikt is als stabiliteitsconstructie. De binnenste buis bestaat daarin uit een conventionele betonnen stabiliteitskern . De buitenste buis is een gevelbuis opgebouwd uit infiHed frames. Architectonische doorontwikkeling Na het maken van de ontwerpberekeningen is het gebouw doorontwikkeld. Het definitieve ontwerp kenmerkt zich door een opdeling van het volume in vijf delen over de hoogte van het gebouw. De verhouding van de hoogte van de volumes is: 1 : 1 : 2 : 3 : 5. Tussen deze gesloten blokken liggen transparante schijven. Bovendien onderscheiden de blokken en schijven zich van elkaar door hun functionele indeling, de blokken voorzien in de huisvesting van: kantoren, een bioscoop, een hotel en appartementen. In de schijven zijn secundaire functies gehuisvest. Dit zijn bijvoorbeeld: winkels, restaurants, sport- en recreatieruimtes en een intern park. Deze functies vormen een toegevoegde kwaliteit van de hoofdfuncties en dienen bovendien als ontmoetingsplekken voor de verschillende gebruikers van de hoofd functies. De basisplattegrond van de 223,2 meter hoge hoogbouw ontstaat uit de oriëntatie van het gebouw op het noorden en snijlijnen die volgen uit de oriëntatie van de omliggende bebouwing. Los van de hoogbouw staat een trapvormig opgebouwde laagbouw. De laagbouw is onder een hoek van 8° door een glazen volume verbonden met de hoogbouw. Het glazen volume vormt een bijzonder moment en bevat de belangrijkste entrees naar het gebouw. Het ontwerpconcept van de binnenruimtes voorziet in een hoge mate van algemene multifunctionaliteit: vrije indeelbaarheid voor woningen en kantoren, een praktische indeling van hotelkamers en bovendien is het bioscoopcomplex tevens te gebruiken als congrescentrum . Het park, de daktuinen en de overige secundaire functies zijn voor iedere geregistreerde gebruiker van het gebouw vrij toegankelijk.
35 StabIliteitsberekening van de definitieve constructie Het ontwerp van de stabiliteitsconstructie bestaat in de gevels van de blokken uit infilled frames, ook in de uitkragende verdiepingen. In de schijven worden de infilled frames vervangen door stalen vakwerken. De stabiliteitskern loopt door in het hele gebouw. Voor de stabiliteitskern is bepaald wat de invloed van wandopeningen in de kern op de stijfheid is. De resultaten zijn meegenomen in de algemene definitieve stabiliteitsberekening van het gebouw. Hiervoor is het rekenprogramma ESA PT gebruikt. Na het maken van de berekeningen aan de stabiliteitsconstructie van het gebouw is ook gekeken naar rotatie in de fundering en is de invloed van tweede orde effecten bestudeerd. Alles bij elkaar opgeteld blijkt dat de stabiliteitsconstructie van het gebouw voldoet aan de eisen voor de horizontale verplaatsingen in beide hoofdrichtingen van het gebouw. Ook is vastgesteld dat het gebouw voldoet aan de gebruikseisen voor horizontale versnellingen. Tot slot zijn principedetails en een opzet voor het montageplan van de infilled frames constructie gemaakt. Conclusies en aanbevelingen Er is een goed werkend eenvoudige rekenmodel afgeleid voor semi-integral infilled frame constructies. Met het rekenmodel kunnen infilled frames eenvoudig worden toegepast in gangbare rekenmethodes voor constructies . Ook blijkt het mogelijk om infilled frames toe te passen in de stabiliteitsconstructie van een hoog gebouwen daarmee goede resultaten te halen. Het gebouw is uitgewerkt op basis van stabiliteit, niet op basis van sterkte. Daarom is het noodzakelijk om, bij doorontwikkeling van het ontwerp, sterkteberekeningen van de constructie te maken. Hiermee kan een nieuwe fa se in het onderzoek naar infilled frames worden begonnen.
V. Kaptein
Extreme Sports Park bij Roermond Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. E.A.J. Venhoeven Ir. R.P.G. Brodrück Ir. M. Vermeulen Ir. W. Bakker Datum afstuderen september 2009
11
I»
iil' c
c.. /I)
/I) ..,
cc
~
c..
!!.. OJ' n C
..... !D
;:;:
cr o c
::E
'" C :::J
0.. !D
Samenvatting Het project betreft een park voor extreme sporten. Hierbij zijn een inboor ski hal, een skatehal, een zwembad met flowrider en een outdoor wakeboardbaan ondergebracht in een landschap· pelijke setting. Het gaat hier om een themapark en themaparken fungeren tegenwoordig steeds meer als voorbeeld voor ontwerpers van onze publieke ruimte. De Iledendaagse publieke ruimte krijgt net als themaparken steeds meer een gesloten karakter. Getracht is juist daarom het Extreme Sportspark veel meer een publiek en open karakter te geven, meer interacties tussen verschi'llende gebruikersgroepen mogelijk te maken en een plek te maken waar meer kan plaats· vinden dan bovengenoemd programma verondersteld.
Concept (t)
Trefwoorden Boardsport Themapark Landscaping Leisure Capsularisering
Skatehal (4) Juist dit geloten karakter, of ook wel capsulaire karakter van steeds meer publieke ruimte is als aanleiding genomen om tot een uitdagende opgave voor het extreme sportspark te komen. Het doel is geworden een park te ontwikkelen met een open karakter dat ruimte toevoegt aan de bestaande openbare ruimte en deze respecteert, waar naast het programma ander gebruik mogelijk is dat niet zozeer bedacht is en vastligt en dat toegankelijk is voor meerdere gebruikersgroepen, die interacties met elkaar aan kunnen gaan. De locatie voor dit park is gelegen aan de Noorderplas in het plassengebied bij Roermond, aan de hoofdweg die Roermond vanuit het Westen binnenkomt. Het plassengebied heeft een recreatieve functie met veel watersportvoorzieningen, campings , ligweides en fietsroutes. Het plangebied ligt op het verlengde van de ligweide rond de Noorderplas. Het project betreft een park voor extreme sporten. Hierbij zijn een indoor-ski hal, een skatehal, een zwembad met flowrider en een outdoor-wakeboardbaan ondergebracht in een landschappelijke setting bij Roermond. Het programma omvat verder horeca, een winkel en een parkeervoorziening. Feitelijk gaat het hier over een themapark. Themaparken fungeren tegenwoordig steeds meer als voorbeeld voor ontwerpers van onze publieke ruimte. Technieken die gebruikt worden in themaparken om mensen maar zoveel mogelijk te laten consumeren vinden we steeds meer terug in onze publieke ruimte. Zoals een hekwerk om de ruimte af te kunnen sluiten, reclameboodschappen die door speakers schallen en oppervlakkige vaak historiserende architectuur. Een groeiend aantal discountcenters in Nederland past binnen deze ontwikkeling, evenals het wonen in afgesloten fortificaties zoals bij Den Bosch en hele stukken voormalig openbaar groen die afgeloten worden en nu nog slechts toegankelijk zijn voor een clubje boswachters.
Als conceptuele oplossing voor de opgave is gekozen de programma onderdelen in een berg klei te drukken en daarover heen een groen landschap te draperen dat aansluiting levert op de omliggende groenstructuur, waarbij wegen aantakken op de omliggende wegen en paden. Deze laag wordt aangevuld met een skateplein dat samen met de groene vlakken en wegen een ruimte vormt die op verschillende manieren en door verschillende mensen gebruikt kan worden. (zie afb. 1) Het idee om een aantal extreme boardsporten te combineren in een landschappelijke setting past binnen een tendens naar meer hoogwaardige leisure, met name in gebieden met recreatieve functies . Door deze sporten op een plek te combineren ontstaat de mogelijkheid op een dag een aantal van deze sporten te beleven en te experimenteren binnen meerdere boardsporten. In het concept zijn de ruimtes voor de boardsporten als een trap neergelegd waarbij iedere sport zijn eigen ruimte heeft maar er
Organisatie Sportruimtes (2)
Exterieur (J)
Constructief Systeem (5) .
Top View (6)
wel interacties tussen de verschillende sporters kunnen ontstaan. Het zwembad met flowrider is daarbij onderaan de pla s met outdoor-wakeboardbaan geplaatst zodat tussen deze sportplekken uitwisseling kan plaatsvinden_ De skihallen liggen hoog ten behoeve van de noodzakelijke helling. De trapvorm biedt tevens meerdere niveau's in he,t groene landschap voor verschillend gebruik en vertikale vlakken die voor interacties tussen deze boven- en onderwereld kunnen zorgen. De ruimtelijke en functionele organisatie valt uiteen in vier gra daties van toegankelijkheid . Ten eerste het groene landshap dat totaal publiek is. Vervolgens een ruimlelijk systeem waarbij een groot deel van de horeca ruimtes aan elkaar gekoppeld is en die vrij toegankelijk zijn tijdens openingsuren . Ten derde de sportfuimtes die ontsloten worden via een centrale ingang waar een chip gekocht kan worden met credits waarmee een eigen sportprogramma samengesteld kan worden. (zie afb. 2) Als laatste is er een logistiek systeem dat een laad- en losruimte onder de lange skihal door verbindt met een magazi,jn en verdere opslag· ruimtes voor bars en restaurants.
De constructieve uitdaging lag in het ontwerpen van één systeem van kolommen, liggers en keerconstructies om met de omliggende grond en het groene landschap erboven om te kunnen gaan. (zie afb. 5) Om het geplooide landschap te kunnen realiseren is getracht het groen zoveel mogelijk in grond te verankeren. De grond is daartoe bij steile hellingen tot 70 graden gewapend met kunststof matten die bij de skihal zijn verankerd aan de skihalwand. Dit begroeide systeelll is daarbij met behulp van gaaswerk verbonden met een traditioneel groendaksysteem . Verder is de Wonderwall van Copijnlandschapsarchitecten gebruikt voor verticale wanden, waarbij groen groeit op vilt met irrigatiekanalen.
Dit gebouwen wat er allemaal kan gebeuren is opgezet om te ontdekken. Ruimtes bieden vaak doorzichten naar andere ruimtes en lopen vaak over in andere ruimtes . Niet slechts om de gewenste interacties tussen sporters te bewerkstelligen maar ook om te verleiden tot ontdekking. Om bij de gebruiker, de passant, diegene die daar is, vragen te laten ontstaan over wat hij niet kan zien. Vragen over de aangrenzende ruimte waar hij slechts een glimp van opvangt. Vragen over wat zich daar afspeelt en wie daarbij betrokken zijn. Vaak blijken dat andere ruimtes, met ander gebruik en andere mensen . Het is deze verleiding tot ontdekking die de beleving van het gebouwen ook het landschap een bepaalde dynamiek meegeeft. (zie afb. 3 & 4)
Ten aanzien van duurzaamheid kan gesteld worden dat het pOSitief is dat het gebouw onder een groene laag is gestopt die extra isolerend werkt, met een minimaal gebruik van glas. Verder kan de warmte die onttrokken wordt aan de skihallen gebruikt worden ter verwarming van het zwembad en de sauna's. De kolomstructuur van het gebouw maakt dat aanpassingen in de toekomst mogelijk blijven . De hoofdopzet van het hele plan voorziet verder in Uitbreidingsmogelijkheden in de richting van de ligweide rond de Noorderplas. Aan deze route kunnen nieuwe functies een plek krijgen zoals ook de functies in het plan hieraan aantakken. Zo is er een plan ontstaan voor een t,hemapark dat stelling probeert te nemen in het huidige debat over hoe de openbare ruimte te gebruiken. Moeten we meegaan met de tendens van capsularisering, met het afsluiten van ruimtes ten einde deze ruimtes totaal controleerbaar en veilig te kUnnen maken? Of moeten we proberen werelden bij elkaar te brengen, om zodoende interacties tot stand te kunnen brengen, zonder dat deze werelden aan eigenheid verliezen? Ik denk het laatste. Het plan dat hier ligt probeert voor deze zaak een lans te breken . (zie afb . 6)
37
Ing. N.). Krabbenborg
Een nieuw beweegbaar dak voor het Gelredome Afstudeerrichting Structural Design Afstudeercommissie Prof. ir. F. van Herwijnen Prof. ir. H.H. Snijder Ir. M.M.). Vissers Datum afstuderen 15 december 2009
111
ür
C Q. ~ ~
.... c-
c
:::s
Q.
!!.
ar
n
Samenvatting Het Gelredome is een multifunctioneel stadion in Arnhem. De huidige cilindervormige schaaldaken sluiten met hun vorm niet goed aan bij de onderbouw die blokvormig is met vlakke gevels en platte daken . In dit afstudeerproject is een nieuw beweegbaar dak ontworpen dat beter aansluit bij de onder· bouw. Door architectonische vormgeving te combineren met constructieve vormgeving en rekening te houden met de uitvoering is een integraal ontwerp tot stand gekomen .
Gelredome in vogelvlucht
C
[ CT
g
~
§ ~
38
Trefwoorden Multifunctioneel stadion Constructief ontwerp Beweegbaar dak Verplaatsbaar dak Lensligger
Nieuw ontwerp In vogelvlucht
Elke zondagavond zitten miljoenen Nederlanders voor de tv voetbal te kijken. Voetbal is de populairste sport in Nederland. Op zondagmiddag stappen duizenden supporters in de auto om naar een voetbalstadion te rijden en hun ploeg aan te moedigen. De voetbalstadions zitten enkele uren vol met toeschouwers en na afloop van de wedstrijd zien ze er verlaten uit. De stadions worden maar enkele uren in de week volledig benut. Een oplossing voor dit probleem is gevonden in het bouwen van multifunctionele stadions. In deze stadions kunnen naast de voetbalwedstrijden ook andere evenementen en sporten plaatsvinden. De laatste jaren is er een opkomst zichtbaar van deze multifunctionele stadions. Het Gelredome is zo'n multifunctioneel stadion met een schuifbaar dak. De eerste schetsen voor dit stadion, dat toen nog Akzodrome zou heten, dateren uit 1988. ABT maakte toen een constructief voorontwerp in samenwerking met de architecten Wund uit Friedrichshafen en van Ede uit Arnhem . Maar deze ambitieuze plannen pasten niet binnen het beschikbare budget. Na vele aanpassingen is men tot het huidige ontwerp gekomen. Dit is niet ten goede gekomen aan de architectonische en constructieve vormgeving van het stadion. De afstudeeropdracht luidde dan ook: Het ontwerpen van een nieuwe dakconstructie voor het Gelredome waarbij het stadion zijn multifunctionaliteit behoud, het gewicht van het nieuwe dak niet meer mag bedragen dan de huidige constructie, het dak voldoet aan de eisen van de FIFA en architectonisch verantwoord is. Het ontwerp is tot stand gekomen door de huidige dakconstructie te analyseren en verschillende mogelijke dakvormen te beoordelen op aspecten zolals: de complexiteit van de dakvorm, de logica van de constructie constructie, het schuifsysteem, esthetica, transformatie en behoud van bestaande tribunes en gevels. De uiteindelijke keus voor de dakvorm van de verplaatsbare daken is een lensvorm. In geopende toestand
Impressie vanuit stadion
Impressie ontwerp
Draagconstructie verplaatsbaar dakdeel
39
bevinden de verplaatsbare daken zich boven de langstribunes. Bil het sluiten verplaatsen deze zich over de rails op de boek· steunen (hoeken van het stadion) en inhangliggers. In gesloten toestand vormen de twee delen één geheel. Door het kiezen voor deze vorm kunnen de huidige boeksteunen waarover de rails van verplaatsbare dakdelen lopen worden behouden . Een groot voordeel van deze vorm is dat de constructie het momentenverloop over de lengte beter volgt en er zo optimaal gebruik wordt gemaakt van het toegepaste constructiemateriaal. Het verhoogd aanbrengen van de verplaatsbare daken leidt tot een duidelijke functiescheiding tussen de vaste en verplaats· bare daken . Ook wordt de doorkijk vergroot als het dak geopend is. De vaste daken van de dwarstribunes zullen hellend uitge· voerd worden waardoor ze goed aansluiten bij de kromming van de lensvorm. De vaste daken van de langstribunes hebben aan de veldzijde een kromming gekregen maar aan de gevelzijde blijft de dakrand horizontaal.
enkele aspecten van de uitvoering bekeken. Zo is er een trans· portplan opgesteld voor de hoofddraagconstructie, de bouw· volgorde bepaald en een terreinplan gemaakt. Gekozen is om elke lensligger op te delen in 16 segmenten in verband met de vervoerbaarheid . De buisprofielen dienen in het Belgische Grimbergen gebogen te worden door de grote afmetingen van deze buisprofielen. Vanuit Grimbergen worden deze verscheept naar Hollandia in Krimpen aan den Ijssel waar de segment en en tussenvakwerken worden gemaakt. Vanuit Hollandia worden deze verscheept naar Arnhem waar deze gelost worden in de haven en over de weg naar de bouwplaats worden getranspor· teerd . Deze segmenten zullen op de bouwplaats aan elkaar gelast worden . De gehele dakconstructie zal naast het stadion opgebouwd worden en in zijn geheel op de uiteindelijke postilie geplaatst worden . Voor het optillen en verplaatsen van de draagconstructie zal gebruik worden gemaakt van rupskranen met voldoende hijsvermogen.
Bij het ontwerpen van de constructie zijn er voor vier construc· tieconcepten een ontwerpberekening en een gewichtsbereke· ning gemaakt. De primaire draagconstructie bestond steeds uit meerdere lensliggers en de secundaire draagconstructie uit tussenvakwerken of stalen profielen. Gekozen is voor het con· structieconcept met het laagste staalgebruik. Bij dit constructie· concept zijn drie sta len lensliggers toegepast met daartussen tussenvakwerken. Door de buitenste twee lensliggers enkele meters naar binnen te plaatsen wordt het staalgebruik sterk gereduceerd . De stabiliteit van de constructie wordt gehaald uit de windverbanden in het dakvlak en de diagonalen onder en in de vakwerken. Aan beide zijden van de lensliggers is een steunpunt gecreëerd . Aan één zijde is dit een scharnierende opleg· ging en aan de andere een pendelende oplegging. De pendelende oplegging zorgt ervoor dat de uitzetting ten gevolge van temperatuursstijging niet leidt tot extra krachten in de constructie en bij de opleggingen. Om ook rekening te hou· den met de maakbaarheid van de verplaatsbare dakdelen zijn
Tot slot zijn er enkele essentiële details uitgewerkt zoals: de aansluiting van het vaste dak met de verplaatsbare dakde· len, het gootdetail, de opleggingen en de aansluiting tussen de twee verplaatsbare dakdelen . Uit dit onderzoek is gebleken dat er met een gelijk staalgebruik een dakconstructie realiseerbaar is die zowel architectonisch, constructief als uitvoeringstech· nisch verantwoord is.
Ing. j .j.j. Kuling
Methodisch genereren van een constructief ontwerp Afstudeerrichting Design and Decision Support SystefTls
L~ I
Afstudeercommissie Prof. dr. ir. B. de Vries Dr. ir. H. Hofmeyer Ir. ing. A. van der Zee Datum afstuderen 24 november 2009 Samenvatting Met dit onderzoek wordt het ontwerpproces van een gebouw verbeterd, met het oog op de communicatie proces tussen architect en constructeur. Hiervoor wordt beschreven hoe een computerprogramma voor de architect ontworpen is. Het computerprogramma zal als het ware een miniatuurcon· structeur fungeren. Het zal tijdens het ontwerpproces aangeven of een model constructief verantwoord is. Het toetsen van een model gebeurt niet tijdens het tekenen maar wordt door de gebruiker geactiveerd door als het bouwkundig model klaar is. Hierdoor zal een ontwerp wat uiteindelijk naar de constructeur gaat voor dimensioneren van constructieve elementen, en constructieberekeningen, minder fouten bevatten. Trefwoorden Bouwkundig model Constructief model Rastermethode Zoneringsmethode Gridmethode
Rastermethode (1)
I.b
Hol
I'.tukeo
.[ ,
I Gridmethode (J)
Onderzoek Een computerprogramma ontwikkelen om het ontwerpproces, voor de architect en constructeur, te verbeteren vergt onderzoek op meerdere gebieden. Er is onderzoek gepleegd op gebied van programmeeromgeving, de eigenschappen waaraan een com puterprogramma zal moeten voldoen en welke methoden hiervoor gebruikt kunnen worden. Wat ook belangrijk is, is de denkwijze van een constructeur. Om de denkwijze van een constructeur duidelijk te maken is een interview afgelegd met een aantal constructeurs. Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek is een stappenplan beschreven in het vooronderzoek. De probleemstelling luidt: Een architect krijgt geen ondersteuning vanuit CAD om een constructieve oplossing te vinden . Theorie In het theoretisch deel van het onderzoek zijn mogelijke methoden onderzocht waarop een dergelijk computerprogramma gebaseerd kan worden. Er zijn 3 selectiemethoden hiervoor geselecteerd . De rastermethode, zoneringmethode en de gridmethode. De rastermethode selecteert constructieve wanden op basis van een gegenereerd raster. Dit raster wordt bij aanvang gegenereerd door, in een bouwkundig model, hartlijnen van alle wanden in het model zichtbaar te maken. Door de hartlijnen buiten een berekende grens af te snijden ontstaat een rasterlijnen overzicht. De rasterlijnen worden vervolgens gebruikt in verscheidene selectiealgoritmes om een constructief model te genereren. (zie figuur 1) De zoneringmethode genereert een constructief model door alle 3d ruimten in een bouwkundig model te analyseren . Kleine ruimten worden samengevoegd waardoor er 'constructieve dozen' ontstaan . De onderdelen van een 'constructieve doos' zijn geselecteerd als elementen van het constructief model.(zie figuur 2) De gridmethode werkt door alle knooppunten van wanden, in een bouwkundig model, aan te geven door middel van gridpun -
Zoneringsmethode (2) DI
UI' .... c
..
C. /D /D
r:T
C
::::I
C.
~
ör'
n
C
~. cr
o c :!
7' C ::::I
0IO
41
Klassemodel bouwkundige elementen (4)
ten. Wanden met meer dan twee gridpunten worden toegevoegd aan het constructief model. Met overige selectiealgoritmes wordt de selectie van het constructief model compleet gemaakt. (zie figuur 3)
Implementatie Om tot een computerprogramma te komen zijn alle bouwkundige elementen uitgewerkt die hiervoor nodig zijn in een model . (zie figuur 4) De rastermethode is uitgewerkt in 8 gedetailleerde stappen. Stap 1 : In het bouwkundig model wordt door alle wanden een hartlijn getekend. Van deze hartlijnen worden rasterlijnen gecreëerd door ze buiten een ingestelde grens af te knippen. Met deze rasterlijnen worden rastervlakken bepaald door de rasterlijnen te vermenigvuldigen met de verdiepingshoogte . Stap 2 : De gebruiker geeft aan in welke richting het constructief model gegenereerd gaat worden. De x-richting of y·rich· ting zijn hier de keuzes. Daarna worden alle mogelijke elementen weergegeven in gekozen richting Stap 3: In deze stap worden de elementen uit stap 2 door 3 selectiealgoritmes geanalyseerd. De eerste selectiealgo· ritme bekijkt of van oppervlakte wand voldoende opper vlak van het rastervlak dekt waar de wand op staat. De tweede algoritme analyseert de verdeling van vloer· velden die ontstaat door de eerste algoritme. Is een ondersteuning te dicht bij het begin van de verdiepings· vloer, valt de eerder geselecteerde wand alsnog uit de selectie. De laatste algoritme in deze stap analyseert wat de vrije overspanning is van de verdiepingsvloer. Is dit meer dan een grenswaarde dan zorgt deze algorit· me voor een extra ondersteuning in het midden van de vloer in de vorm van een ligger. Stap 4: Analyseert of de verdiepingsvloer op de gekozen onder· steuningslijn uit stap 3 overal voldoende ondersteund is. Is dit niet het geval wordt er in de verlenging van de
reeds geselecteerde wand een ligger toegevoegd. Stappen 5 tfm 8 richten zich op belasting, eventuele aanpassing van de ele· menten selectie en geven van printopties van het constructief model. Naar aanleiding van de beschrijvingen in de stappen zijn UML-schema's (stroomschema, klasse diagram) gemaakt. Een storyboard om een indruk te krijgen van een interface. Stappen 5 tfm 8 zijn in dit onderzoek niet geïmplementeerd in het prototype.
Resultaat In dit onderzoek is een aanzet gemaakt om tot een computerprogramma te komen. Dit programma zal het ontwerpproces korter voor de architect en constructeur. Door middel van het implementatiedeel en het prototype als resultaat ervan is geble· ken dat het mogelijk is om een computerprogramma voor het onderzoeksdoel te ontwerpen . Vervolgonderzoek Het programma zal op meerdere vlakken uitgebreid kunnen worden zoals meerdere gebouwtypen en vormen. Andere disci· plines zoals bouwfysica en installaties toevoegen zou ook een mogelijkheid zijn alleen zijn hier andere soort algoritmes nodig dan de algoritmes beschreven in dit onderzoek.
S.E. van der Meer
Footbridges \ Sensuous structured space Make sense, design for sense Mastertrack Structural Design & Architecture Graduation committee Prof. ir. F. van Herwijnen Dr. ir. A.H.I. Bosman Ir. G. De long (Architectuurstudio Arc2) Date of graduation 15 Decem ber 2009
Comparison matrix (1)
Summary Footbridges have both a structural and a spatial function. But to become more than just a crossing, a bridge should create places deeply embedded in its context. The main objective of this project is to investigate the influence of the context on foot· bridge design, when the footbridge is interpreted as a 'Sensuous Structured Space' . Therefore, two locations are selec· ted: a rural area near the Meuse (Stevensweert) and an urban area close to the Rhine (Inner Harbor Duisburg). For both loca· tions a design is developed, based on the sensuous, structural and spatial possibilities created by the surroundings. Keywords Footbridges Comparison matrix Meuse·Rhine Sensuous structured space Contextual design
Design
01 -
Rural Stevensweert (3)
Introduction For this dual master project in Structural Design and Architecture, the footbridge is selected as subject, since footbridges are a pure combination of these two disciplines. This is especially the case when the footbridge is designed as a 'sensuous structured space', meaning that a footbridge should embrace both its structural and spatial function. Moreover, it should become a civic place designed on a human scale and in balance with its context. The main objective of th is project is to investigate the influence of the context on footbridge design, wh en a footbridge is interpreted as a 'sensuous structured space'. Therefore, two footbridges are designed and compared . This comparison should be included in the design phase rather than to be performed on the final designs only. Therefore, a comparison matrix is created to guide the process of design and compare (image 1). This is a two·dimensional matrix with the three basic architectural concepts 'context, concept, condition' on the horizontal axis and the three elements of footbridge design 'space, structure, sensuous' on the vertical axis. After each phase (context, concept, condition) th is matrix is used to compare the two designs. For the two designs, two locations with a different context are selected, based on two main differences in landscape culture: A difference between the rivers Meuse and Rhine A difference between rural and urban landscape After an intensive study of a selected part of the Meuse·Rhine area (image 2), two locations are chosen that represent the two differences best: the rural Stevensweert, crossing the Meuse, and the urban Duisburg crossing the Inner Harbor (a tributary of the Rhine).
Design 01 - Rural Stevensweert The challenge of the first design is to combine the many spat ia I restrictions of the location with both the historical image of
Meuse Rhine area with the two selected locations (2)
-ur
Cl
c
c.. ti> ti>
...cC
::::J
c..
!. öl'
n
C
-;;
43
Design 02 - Urban Duisburg (4)
Stevensweert and the rural setting of the landscape. The design is a direct result of th is contradiction combined with the search for an optimal routing and structural design (image 3). The primary structure consists of a steel arch, the pedestrian route, which supports the gradually sloping and bending concrete cyclist·track. The routings are separated but come together in the center of the bridge in a meeting and observation place. The substructure is developed with a form-finding process to appear natural and logic, and creates an 'Erfahrung' when crossing the bridge.
Design 02 - Urban Duisburg The challenge of the second design is of a complete different nature. With almost no spatial restrictions and no direct need to cross the harbor, the bridge should be designed to enhance the area and make itself necessary. The design is therefore aresuit of the sensuous character of the location and strengthens the relationship between the water and the environment (image 4). The bridge consists of four wood en waves floating on water, creating motion and giving people a feel for life on the water. The bridge becomes an informal public space demanding an active attitude. It can be used for playing, walking, cycling or resting, but one may choose its own path and activity. Conclusion With the comparison matrix the designs are compared on the contextual, conceptual and conditionallevel. First of all, it is concluded that the designs are different due to the influence of the context on the concept and the condition. The rural setting of the first design leads to a slender steel-concrete bridge, while the urban environment in the second design results in an active floating public place made of wood. But moreover, the process of design and compare shows the importance of the context on bridge design in general, and not just in these two designs. The comparison matrix can therefore be used as guidance in the design process. Important aspects such as location (context),
the influence of the designer (concept) and available technology (condition) are summarized in a highly visual and structural way. In this project, the incorporation of this information in the design phase was shown to be of particular importance and was used to design the footbridges as 'sensuous structured spaces' .
G.5.R. van Mil
De Kade - Eindhoven Een brug naar een volgende transformatiefase Afstudeerrichting Urban Design and Planning Afstudeercommissie Prof. dr. ir. B.E.]. de Meulder Or. ir. M.B.M. Dehaene S.5.5. Rousseau D.P.L.G. Datum afstuderen 24 november 2009
DI
UI'
e::
Co /I) /I)
..,
g-
e::
:::I
Co
~
al' n
c
ro
Samenvatting De Kade is Eindhovens oudste industrieterrein en sinds eind jaren '70 sterk aan verandering onderhevig. Voor verschillende functies is de waarde van het gebied zodoende veranderd in positieve, dan wel negatieve zin . De diverse transformaties die hierop volgden, hebben het gebied gemaakt tot wat het nu is. Het transformatieproces stagneert momenteel echter. Zowel beleidsmatige als fysiek ruimtelijke aspecten liggen hier· aan ten grondslag. Middels een aantal interventies wordt getracht het gebied in een volgende transformatiefase te doen geraken.
CT
o c
~
A C :::J C-
m
44
Trefwoorden Bedrijventerrein Eind,hoven Transformatie Eindhovensch Kanaal Ruimteclaim De verschillende ruimtelijke ingrepen maken inzichtelijk waar het transformatieproces in gang wordt gezet
Met name na de jaren '70 heeft bedrijventerrein 'De Kade' een grote functieverandering ondergaan . De destijds gevestigde textiel·, hout· en sigarenfabrikanten vertrokken op grote schaal. De deïndustrialisatie van het westen en de afname van het transport over water lagen hier grotendeels aan ten grondslag. In dezelfde periode heeft de stad Eindhoven een enorme groei doorgemaakt. Dit heeft ertoe geleid dat het gebied rond het bedrijventerrein bijna volledig is omsloten door woningbouw. Momenteel is de realisatie van de nieuwbouwwijk Berckelbosch in volle gang. Met de bouw van 900 nieuwe won ingen en enkele sportvoorzieningen zal 'De Kade' in het oosten definitief worden begrensd. Daarnaast ontwikkelt het Eindhovensch Kanaal zich op regionale schaal als een drager van recreatieve functies en een groen middengebied, dat zich tussen de steden Helmond en Eindhoven bevindt. Dergelijke ontwikkelingen zullen echter niet snel op 'De Kade' waarneembaar zijn. in de huidige situatie wordt de functie als bedrijventerrein gefixeerd . Op beleidsniveau zijn plannen gemaakt ter revitalisering van het bedrijventerrein. Tevens wordt het bedrijventerreiT] buiten de milieuzone gehouden die de rest van het stedelijk gebied binnen de ring wel overlapt. De druk op de aard van de bedrijfsactiviteiten wordt hierdoor weerlegd. Op basis van de bedrijfsactiviteiten kan, formeel gezien, worden bepaald wat de reikwijdte is van de geproduceerde hi nder. Hinder wordt ondervonden door gevoelige functies (woning· bouw maar bijvoorbeeld ook dienstverlenende bedrijven zoals architectenbureaus) . Doordat de hindercirkels grote delen van het totale gebied overlappen, is de toetreding van gevoelige functies niet mogelijk. Daarnaast behoudt de zone zijn huidige functionaliteit door de kracht van het stedenbouwkundig raster. Dit kan worden beschouwd als losse machientjes (kavelS) die samen een cluster (netwerk) vormen. Indien binnen een netwerk een machientje vrijkomt, wordt dit in veel gevallen ingevuld naar gelang de dominantie van het totale netwerk. De korrelgrootte van de omringende bebouwing en het oppervlak van de vrijko· mende kavel beperken de keuzevrijh eid bilj nieuwe invullingen.
\
\
cr o c
:::7'
c
:::J 0.. ID
Openbreken van een netwerk genereert nieuwe oriëntatiemogelijkheden
Locatie De Kade In Eindhoven
Op basis van de veranderde waarde van het gebied voor verschillende functies, lijkt de dominantie van het bedrijventerrein langzaam te verdwijnen_ Tevens dienen zich alternatieve locaties aan binnen de stad of regio met een betere bereikbaarheid en zichtbaarheid dan 'De Kade' bezit. Door de perifere ligging zijn minder omringende functies aanwezig, waa rdoor bedrijfsactiviteiten niet als hinder worden ervaren. Door enerzijds nieuw ontwikkelingspotentieel aan de locatie toe te voegen en anderzijds de fysieke beperkingen van het transformatieproces te reduceren, worden cond ities geschept om een volgende fase te ontlokken. Het voorzien van een gelijkvloerse aansluiting met de ringweg, in combinatie met het continueren van de binnenring over 'De Kade', herpositioneert het gebied in de stad. Daardoor ligt het gebied niet langer aan de 'achterkant' van de stad, maar aan de 'voorkant' . Aangelegen bebouwing is hiermee voorzien van oriëntatie op een stedelijke ontsluitingsweg. Tevens verandert het karakter van de straat waarbij representativiteit hoger in het vaandel staat en dus andere ontwikkelingen zal ontlokken. Het gebied buiten de ring krijgt op dezelfde hoogte een gelijkvloerse aansluiting op de ringweg. Primair zal dit dienen ter ontsluiting van de wijk Berckelbosch en het bedrijventerrein. Hierdoor zal eenzelfde soort karakterverschuiving plaatsvinden als binnen de ring, alleen in mindere mate omdat de weg geen hoogstedelijke functie vervult. Middels het openbreken van netwerken ontstaan kleinere deelnetwerken, waardoor de dominantie van het totaalnetwerk afneemt. Hierdoor is een alternatieve invulling van een vrijkomend machientje mogelijk. Het openbreken van de netwerken draagt tevens bij aan het versterken van de relatie tussen de kanaalzone en de omringende wijken. Een diverser gebruik van 'De Kade' ligt in de lijn der verwachtingen . Een kwantitatieve toename van het anders gebruiken van het gebied zal bijdragen aan een waardeverhoging ervan voor andere gebruikers enjof functies. Middels de strategische interventies wordt enerzijds ontwikkelingspotentieel aan het gebied toe-
gevoegd en anderzijds worden alternatieve ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Hiermee wordt het gebied in staat geacht een volgende transformatiefase te doorlopen .
Een brug naar een volgende transformatiefase ...
45
A. Mulderij
Ontwerpen met generatieve toots Rhino3D I.e.m. Grasshopper Afstudeerrichting Building Technology Afstudeercommissie Prof. dr. ir. j.j.N. Lichtenberg Prof. dr. ir. B. de Vries Ir. A.D.e. Pronk Datum afstuderen 15 december 2009
DI
ia' c
c.. tD tD
...c:r
c
:::s
c..
!!.
ar
n
Samenvatting Het produceren van een free-form design model levert een ontwerp op met veelal unieke constructieonderdelen . Door gebruik te maken van een geautomatiseerd ontwerpproces kan iedere bouwknoop uniek worden berekend en gevormd . Het resultaat is een ontwerp waarin elk bouwdeel met behulp van een computerscript bepaald is. Voor deze bouwdelen is dan alle informatie aanwezig voor een geautomatiseerd productieproces.
c
-m co
c
::E
A C ::::J
0.. (1)
Trefwoorden Rhin03 D Scripten FreeForm design Generative design CAD/CAM
Impressie van Rhino3D Grasshopper (3)
De laatste jaren is het gebruik van free-form architectuur flink toegenomen. Door het gebruik van 3D tekenprogramma ' s zijn architecten in staat ontwerpen te maken die eerder niet uitgevoerd konden worden . Het probleem van deze ontwerpen is dat het vaak unieke ontwerpen zijn waar niet gebruik gemaakt kan worden van de standaard bouwmaterialen. Dit brengt met zich mee dat de uitvoer van deze ontwerpen ook erg kostbaar kan worden . Door gebruik te maken van een universeel systeem kunnen kosten worden bespaard en kan er toch een uniek gebouw gerealiseerd worden. De productie van dit systeem zou geautomatiseerd moeten worden om de vele uniek bouwdelen te fabriceren . Dit kan aangestuurd worden door een computerprogramma. Door bij het ontwerpen gebruik te maken van zogenaamde scripts kan de geometrie van het ontwerp gecombineerd worden met de randvoorwaarden van het constructiesysteem . je kan op deze manier als het ware het constructiesysteem over je ontwerp projecteren. Ik ben hier zelf mee bezig gegaan met een ontwerp voor een nieuwe stationsoverkapping voor het centraal station in Bndhoven . ~iefiguurD
Hiervoor heb ik gebruik gemaakt van een bestaand constructiesysteem van de firma MERO. Dit systeem is eerder gebruikt in een overkapping met een free-form karakter in Milaan . Het systeem vormt een stalen constructie die bekleedt wordt met glazen panelen . De knooppunten worden gemaakt van stalen schijven die bewerkt moeten worden met een freesmachine . De onbewerkte schijven zijn allemaal hetzelfde. De positie en de hoek van de aansluiting bepaalt hoever de schijf bewerkt moet worden . (zie figuur 2) In een free-form ontwerp is zo goed als geen enkel knooppunt hetzelfde. Het is dus onmogelijk om voor elk afzonderlijk knoop-
Toegepaste constructIesysteem (2)
Foto van de maquette schaalt/2o (4)
punt handmatig te bepalen hoe deze eruit moet komen te zien . Door het bouwsysteem in een script in te voeren kunnen de kenmerken van alle knopen automatisch bepaald worden. Maar ook de afmetingen van de tussenliggende balken en alle glasplaten zijn natuurlijk allemaal verschillend. Voor het scripten heb ik gebruik gemaakt van een nieuwe plugin voor het tekenprogramma Rhino3D. Deze scriptmethode heet Grasshopper. Op deze manier hoef ik niet de kennis van een computerprogrammeur te hebben om te kunnen scripten . Deze methode is daarom veel sneller te leren dan het standaard scripten. (zie figuur 3) Het resultaat is een 3D model van een staalconstructie met honderden verschillende knopen, verbindingsbalken en glasplaten. Uit dit 3D model kunnen de afzonderlijke knopen, balken en glasplaten gehaald worden. De knopen worden uit het model gehaald met bijbehorende snijvlakken en richtingsvectoren voor de aansluitende balken. Om te testen of de methode ook echt gewerkt heeft heb ik een 1/20 constructiemaquette gemaakt van een gebouwde el.
De onderdelen hiervoor zijn met grote precisie uitgesneden door een laser. Alle delen paste goed in elkaar en hadden de juiste afmetingen. (zie figuur 4) Het gebruik van Grasshopper of andere scriptmethodes is een zeer nuttige manier om repeterende handelingen in het modeleren in te voeren . Tijdens het formuleren van de constructiemethode en het bepalen van de parameters ben je eigenlijk bezig met een probleemanalyse . Hoe ga ik de constructie vorm geven? Wat zijn de eigenschappen van mijn con~structieve elementen? Op deze manier krijg jeeen beter inzicht in de parameters die je ontwerp vormgeven en die de constructieve eigenschappen bepalen.
47
Ing. l.A.W.H . van Oorschot
Bouwveiligheid bij ontwerp en uitvoering van binnenstedelii'ke bouwprojecten (On)bewuste (on)veillgheid, een risicoanalyse als bewustwordingsmodel Afstudeerrichting Construction Technology Afstudeercommissie Prof. dr. ir. l .l .N. Lichtenberg Dr. ir. E.w. Vastert W. van Dijk
-
Een bouwveilIgheidsmaatregel, zichtbaar bij een bouwterrein (1)
111
UI' C
c.. tD
tD .... cC
:::J
c.. ~
ar (')
c
ro 0-
o c
::E
'"
C :::J
0.. (!)
Datum afstuderen 15 december 2009 Samenvatting De maatschappij blijkt onacceptabele risico's te lopen bij de uit· voering van binnenstedelijke hoogbouw. Dit wordt pas duidelijk tijdens de uitvoering van het hoogbouwproject. Kan dat niet worden voorkomen? Om deze situatie te voorkomen is er een risicoana lysemodel ontwikkeld voor de ontwerpfasen, zodat met een brongerichte aanpak de risico's voor derden kunnen worden teruggebracht tot een acceptabel niveau. Voor het ontwerp van het risicoanaty· semodel is er gebruik gemaakt van bestaande literatuur over risicomanagement. De literatuur is aangevuld met de invloedsfactoren op het risico voor derden en een maatschappelijke ri si coaccepta t i eno rm. Trefwoorden Bouwveiligheid Binnenstedelijke hoogbouw Risicoanalyse Bouwmethoden Design for process (SlimBouwen©)
Het Strijkijzer is een 135 meter hoge woontoren in Den Haag. De to ren staat op een driehoekige, binnenstedelijke bouwlocatie en is geheet omsloten door infrastructuur. Het bouwveiligheidsplan, waarin de maatregelen voor het beschermen van derden tijdens de uitvoeringsfase zijn opgenomen (zie figuur 1), kon de veiligheid van derden niet garanderen voor de natte bouwmethode volgens het tunnelgietbouwprincipe. Dit leidde tot een herontwerp van de woontoren waarbij er is gekozen voor een alternatieve droge bouwmethode waarbij geprefabriceerde sandwich gevelelementen worden toegepast. De probleemdefinitie die hieruit volgt: Er doen zich onveilige situaties voor derden voor tijdens het productieproces van hoogbouwprojecten op binnenstedelijke bouwtocaties. Hierbij blijkt het risico voor derden afhankelijk te zijn van het valgevaar van elementen (zie Figuur 2 en 3) . De oorzaak van deze probleemsituatie komt voort uit het onvoldoende beheersen van de risico's voor derden tijdens de realisatie van het project in de ontwerpfase en is het gevolg van scheiding tussen het ontwerp- en productieproces. Er vindt daardoor gebrekkige kennistransitie plaats tussen het productieproces en het ontwerpproces en Omgekeerd, waarbij speciFiek voor de risico's voor derden geldt dat: • Ontwerpers te weinig kenn is bezitten van de hoogbouwproductiemethoden met betrekking tot de risico's ; • Ontwerpers (adviseurs) en uitvoerende partijen niet communiceren over de risico's voor derden; • Er geen integraal risicomanagement plaatsvindt in het projectteam met betrekking tot de risico 's voor derden . Hieruit is de volgende doelstelling afgeleid : het ontwerpen van een risicoana lysemodel voor de ontwerpfase voor het beheersen van de veiligheid voor derden tijdens de productiefase van binnenstedelijke hoogbouwprojecten .
Ontwerpende actoren beschouwen het ontwerp van een gebouw als product (2)
JA
Voortoptg ontwerp· I Dtfinillef ontwetpfose
Voldoet ontwerp aan eb: PfhPcU<1~
Ontwerpende actoren zlln bil het ontwerp van een gebouw (J)
Stroomdiagram van het risicoanalysemodel (4)
Voor het ontwerp van het risicoanalysemodel is er onderzoek gedaan naar de maatschappelij ke risicoacceptatienorm en de invloedsfactoren van het risico voor derden. De maatschappelij· ke risicoacceptatienorm bestaat uit twee componenten: • Norm volgens de actoren in het bouwproces, de risicod ragers: het benodigde bouwterrein moet zich geheel bevinden bin· nen het voor het project beschikbare terreinoppervlak ; • Norm volgens de maatschappij, de gevolgd ragers: wanneer de kans op een ongeval ten gevolge van een activiteit i (Pfi) wordt vermenigvuldigd met de kans op overlijden (Pdi) moet deze kans klein er zijn dan één persoon op de miljoen perso· nen per jaar. Dit betekent dat wanneer er één miljoen perso· nen het probleemgebied passeren, er op basis van de kansdelen Pfi en Pdi, het overlijden van één passant per jaar wordt geaccepteerd. Het risico voor derden blijkt afhankelijk te zijn van drie catego· rieën invloedsfactoren: • Procesfactoren : plaats van activiteit, (verticale) transportmid· delen, hijsbeweging van het element, afmetingen van het ele· ment, activiteiten per element; • Ontwerpfactoren : gebouwgeometrie, aantal en gewicht van de elementen; • Omgevingsfactoren: dichtheid van de personen aanwezig in de verkeerssituatie en bebouwing in het probleemgebied . Het verband tussen de kenmerken en de norm vormt de blauw· druk van het risicoanalysemodel. Het ontwerp wordt op basis van de invloedsfactoren in het model getoetst aan de maat· schappelijke risicoacceptatienorm.
nen de beschikbare terreinoppervlakte moet vallen. De toets identificeert, indien aanwezig, het probleemgebied waar het bouwterrein de beschikbare terreinoppervlakte overschrijdt. In het probleemgebied lopen derden risico' s, waarbij de risi co's moeten vallen binnen de maatschappelijke risicoaccep· tatienorm . Indien het bouwterrein valt binnen de beschikbare terreinoppervlakte eindigt hier de risicoanalyse; 3. Be schrijven van het hoogbouwproductieproces ; 4. Inventariseren van de risicohandelingen en risico·elementen; 5. Vaststellen van de faalkans (kansdeel Pfi) op basis van de risicohandelingen en risico·elementen . De faalkans wordt bepaald door het valgevaar van elementen; 6. Inschatten van het aantal derden aanwezig in het probleem· gebied en het vaststellen van de kans op overlijden (kansdeel Pdi) ten gevolge van vallende elementen in het probleemge· bied; 7. Uitvoeren van een tweede specifieke toets van het hoog· bouwproject, waarbij de risico's voor derden ten gevolge van het hoogbouwproductieproces moeten voldoen aan de maat· schappelijke risicoacceptatienorm Pfi x Pdi ( 10·6 voor het probleemgebied. Indien het ontwerp binnen de norm valt, kan de bouwvergunning worden aangevraagd. In het geval dat het ontwerp niet voldoet, kunnen er beheersmaatregelen worden opgenomen in het bouwveiligheidsplan of kan wor· den overwogen om het ontwerp te herzien. Ter ondersteuning van het risicoanalysemodel zijn diverse hulpmiddelen ontwikkeld.
Het risicoanalysemodel bestaat uit zeven stappen (zie figuur 4): 1 . Samenstellen van het projectteam. Het projectteam heeft als doelstelling het identificeren van de risico 's voor derden tij dens het ontwerpproces; 2. Uitvoeren van een eerste globale toets van h et hoogbouwproject waarbij de eis geldt dat het bouwterrein geheel bin·
Het risicoanalysemodel maakt het mogelijk om met een brongerichte aanpak de risico's voor derden in het ontwerpproces te identificeren en te reduceren . Het risicoanalysemodel biedt daarmee een solide basis voor de beheersmaatregelen in het bouwveiligheidsp!an. Het benadert het hoogbouwproces in de geest van 'in één keer goed' op basis van het ontwerpprincipe 'design for process' uit het concept Slimbouwen© .
49
L.W.H .A. Pennings
Multi-agent system to optimize comfort and energyflows in the built environment Afstudeerrichting Building Services Afstudeercommissie Prof. ir. W. Zeiler Dr. ir. M.A. van Houten Ir. G. Boxem Dr. ir. R. Kamphuis (ECN) Dr. O.P. van Pruissen (ECN) DI
~ c
Datum afstuderen 15 december 2009
c.. tD
tD .... tT
c
:::J
c..
!!. W' n C
ro ;:::;: cr
o
c
:;: 7<"
C ::J
a. ct>
Samenvatting Energiestromen in de gebouwde omgeving coördineren door middel van agent·technologie. Waarbij agenten autonoom ope· reren in hun omgeving met elkaar samenwerken zodat ze het gezamenlijke doel bereiken van een comfortabele. energie· efficiënte en kosten optimaliserende gebouwde omgeving. Trefwoorden Multi·agent system Energy Management Comfort Built environment Market mechanism
50 In the twentieth century. industrial developments incredible expansion had go ne hand in hand with an almost equally unrestrained depletion of our mineral resources coal. oil and gas. We have only recently realized that what we get out of the ground is not inexhaustible and that C02 emissions from combustion of mineral resources result in environmental problems [USD. 2008]. Nowadays the challenge is to obtain reduction in the amount of wasted energy. to reduce C02 emissions . As estimated 40% of the energy consumption world-wide is directly related to the built environment [parry M.L.. 2007] . The building sector has the highest potential to reduce the amount of C02 emission at the lowest costs in comparison with other sectors like transport. agriculture. forestry. industry. energy supply and waste [Parry M.L.. 2007]. The reduction in energy consumption can be achieved through integral design of buildings and comfort energy systems. To reduce the amount of wasted energy within the built environment. it is important to apply the optimal settings to energy comfort systems. Control systems should be designed to localize and provide optimal settings to energy-comfort systems and obtain overall energy efficiency. Due to a growing share of renewable energy sources in building systems. control systems are becoming more complex. Conventional control systems are designed in such a way that they assure the system functionality in the environment for which they have been projected. The major problem in these control systems is that its modules. which contain rules for state transitions of systems. are strongly interacted and the occurrence of unexpected events can cause non-efficient operation or even instability. Furthermore. the configuration process is time consuming and the designer needs much knowledge about system operation and related energy-efficiency in every situation. Another problem that occurs with a growing share of renewable is that the production of energy is getting more dependent on the changes in weather variables. For example the amount of available electricity obtained from solar panels depends on the
Communication Market l Optimizer "
DI
ur ....
C Q. ID ID
...cr C
::J Q.
~
or
n
C
ro
;:;:
Environment
Impression of a MulU-agent system; Agents can percelve thelr environment and can take acUons in this environment dependent on interacUon with other systems.
amount of solar irradiance which falls onto the panel and fluctuates during the dav. This is an important aspect that needs to take into account in the energy management. Building systems needs to adapt to the situation by shifting the demand for energy to times when the production of energy is high. This can result in a self sustainable built environment. Within conventional control systems it is difficult to control all situations in complex systems. The focus for the future will be th at systems can operate autonomously in its environment, and th at plug and play mode is enabled. in the field of multi-agent system technology there is research going on in detaching interdependencies between autonomously operating systems. Ygge and Akkermans, [Ygge F., 1999], have been reported th at climate control in large buildings is one application area where muit i-agent systems, and market oriented programming in particular, can be very successful to adapt supply of energy and demand for comfort. To come to a decentralized approach for the coordination of energy flows in the building environment the goal of this project is to develop a basis for a multi-agent system, where every (sub) system is capable of flexible and autonomous action to obtain overall optimal comfort and energy efficiency. In th is thesis a multi-agent system (MAS) is developed to control building systems. From an analysis of energy flows in the built environment systems can exchange resources in order to perform actions and complete their tasks. In the proposed MAS, market mechanisms are used to allocate these resources between systems. Since some systems are dependent on the allocation of multiple resources an optimization algorithm for finding the optimal configuration of systems operating within multiple markets is developed. According to a conventional control system, a case study pointed out that energy consumption is reduced within the proposed multi-agent system for control of a central air conditioning unit and local heating and cooting units, while maintaining comfort within the bands of user preferences. From
the results there can also be concluded th at the system adapts automatically to the situation and to the amount of available resources at any moment. Apart from the design of the multi·agent system a simulation environment is developed to test configuration of agents operating in a dynamic environment.
51
T. Reynders
Glaslandschap Een duurzaam glastuinbouwpark Afstudeerrichting Urban Design and Planning Afstudeercommissie Dr. ir. CH . Doevendans Ir. R.A. Rutgers Drs. j.G.A. Van Zoest Datum afstuderen 24 november 2009
I»
-ur c:
cl!) I!)
...cr
c:
:::J
c-
l!-
ar
n
c:
iii
;:;: 0-
e c: ~
Samenvatting Bestaat er nog een maatschappelijk en ecologisch verantwoorde toekomst voor glastuinbouw in de Antwerpse Noorderkempen? En zo ja, hoe ziet die er dan uit? Het ontwerpend onderzoek toont dat de huidige problemen kunnen worden ontmijnd door de glastuinbouw een nieuw landschappelijk kader te bieden dat aansluit bij reeds aanwezige stedelijke macrostructuren. De nieuwe context en het referentiekader van net landschap· spark doet nieuwe mogelijkheden ontstaan. De toevoeging van een parkstructuur zorgt ervoof dat er een syncretisch en cyclisch kader ontstaat: Het "Serrepark". Het legt de link tussen de stad en het platteland, een intermediair landschap dat een symbiose vormt tussen natuur en cultuur, tussen de mens en zijn habitat.
_ ------
......
(IIntl---,-
--~--- - - -
Inrichtingsplan glastuinbouwpark
7"
c: :J c.. m
52
Trefwoorden Glastuinbouw Transitie Energie Voedsel Landschap
Collage glastuinbouwpark
Bestaat er nog een maatschappelijk en ecologisch verantwoorde toekomst voor glastuinbouw in de Noorderkempen? En zo ja, hoe ziet die er dan uit? Er zijn verschillende elementen die maken dat de toekomst van de glastuinbouw in zijn huidige gedaante in vraag wordt gesteld. Vooreerst is er de juridische onzekerheid van de glastuinbouwbedrijven die zich in grote getale in agrarische lees landelijke gebieden bevinden . De steeds groter wordende glasopstand per bedrijf, zorgt ervoor dat het spanningsveld tussen het voornamelijk open ruimte en de glasopstanden toeneemt. Ten tweede is er naast het ruimte· lijke luik het energievraagstuk. Hoe kunnen we vermijden dat in de toekomst groenten onder glas onbetaalbaar en de teelt maat· schappelijk onverantwoord wordt? Omwille van de jaarrondproductie worden de serres verwarmd wanneer de buitentemperatuur te laag is . Hierdoor zijn glastuinbouwbedrijven zeer grote energieverbruikers. Het fundamentaal probleem van dit vraagstuk is de moderne industriële voedselproductie. Hoe kunnen we een kwalitatief goede en duurzame voedselvoorziening voor de stedelijke agglomeraties garanderen? De energetische en ruimtetijke knelpunten zijn een rechtstreeks gevolg van het fundamenteel probleem. Zowel de ruimtelijke als de energetische probleemstelling ontstaat vanuit de behoefte aan voldoende en kwalitatief goed voedsel. Hoe kunnen we terug een logica brengen in de huidige consumptiepatronen? Op niveau van de consumptie en productie moeten bestaande onlogische patronen doorbroken worden . We stellen vast dat de glastuinbouwproductie en de consumptie momenteel twee afzonderlijke werelden zijn waar geen directe relatie tussen bestaat. De producent levert aan grootwarenhuizen of buurtwinkels en de consument koopt de producten die in de rekken liggen. Het enige contactpunt is het grootwarenhuis of de lokale groenten· en fruitwinkel. Hierdoor ontstaat er een vervreemding van de productie. Dit heeft als gevolg dat bijvoorbeeld een banaan of een peer voor de consument allebei met dezelfde moeite te kopen en Ie consumeren zijn. Dit terwijl het een
Collage glastuinbouwpark
-ur I»
c
c..
/11 /11
...c:r
C ::::I
c..
!!.. 01' n c
CD
;::;:
Collage glastuinbouwpark
Collage transitieconcept
wereld van verschil is als we van beide producten de voedsel· kilometers analyseren en constateren dat er een groot verschil bestaat in milieubelasting.
cepten voor de glastuinbouw in de Noorderkempen . Het eerste concept "tussen stad en platteland" is de intermediaire zone die wordt geïntroduceerd. Het spanningsveld dat er ontstaat is een nieuwe vorm dat de huidige grenzen doet vervagen . Een tweede concept is "Het Kanaal ontwikkelen als structurele drager van culturele (bvb. Vlaamse eetcultuur), economische (innovatieve kenniseconomie) en natuurlijke ontwikkeling". Met dit concept trachten we de voedselproductie in de Kempen te koppelen aan deze recreatieve en industriële as door de Kempen. Momenteel is er zeer weinig interactie tussen bijvoor· beeld de glastuinbouw en de recreatieve fietsroutes in de kanaalregio. De innovatieve en duurzame technieken die in functie van de glastuinbouwsector ingezet worden (bVb. rest· warmterecuperatie) kunnen het imago van het kanaal verbre· den. Economie en ecologie komen elkaar hier tegen . Een derde concept is .. Een nieuwe multimodale knoop voor de Noorderkempen" . Dit conceptelement zorgt ervoor dat de glas· tuinbouw in het Vlaams Multipolitaan netwerk terecht komt. Vervolgens is er nog het concept "Voedselproductie verbreden, beleven en (h)erkennen" . Hiermee willen we ervoor zorgen dat de productie terug zichtbaar en (h)erkend wordt Dit kan door de consument el'1 de producent terug met elkaar in contact te brengen . Het vijfde en laatste transitieconcept is "slim recreëren " . Hiermee trachten we de zachte recreatie te kop· pelen aan een bewu stwordingsproces van de consument.
Om het tij te kunnen keren van deze waanzinnige en onhoud· bare situatie, dienen we te zoeken naar een interactie tussen de hedendaagse stedelijke levensstijl en de productie van voedsel op het platteland. Duurzame voedselproductie die aansluit bij de leefwereld van de stedelijke con sumenten kan bijdragen tot meer verantwoorde consumptie· en productiepatronen . Een belangrijke strategie bestaat dan ook uit het openbreken van bestaande barrières. Zo zijn consument en stad versus pro· ducent en platteland uit elkaar gegroeid. De productie van groenten en fruit is momenteel voor vele consumenten letterlijk 'onbekend terrein'. Daar groenten en fruit een zeer belangrijke plaats innemen in de voedselpiramide, is het van belang dat deze producten terug de nodige (h)erkenning krijgen. Met het spreekwoord onbekend is onbemind leggen we de vin· ger op de wonde. Deze erkenning en herkenning zijn dus inhe· rent aan elkaar verbonden. Pas als we een concept uitwerken waarbij we consument en producent met elkaar in contact bren· gen kan er een chemie ontstaan die de liefde voor streekpro· ducten kan aanwakkeren . De belevingswa.arde en perceptie van de productie spelen hier een belangrijke rol. Deze probleemstelling heeft tot een transitietriangel geleid die het kader voor een transitie van de glastuinbouw vormt. De triangel is opgebouwd uit drie pijlers; namelijk energie, ruim· te en voedsel. Vanuit deze drie invalshoeken hebben we de glastuinbouw benaderd en in een nieuw perspectief geplaatst. Op basis van 4 grondbeginselen voor een transitieproces heb· ben we de krijtlijnen uitgetekend waarbinnen de glastuinbollw een nieuwe maatschappelijke betekenis kan krijgen . Dit theoretisch kader heeft geleid tot 5 strategische transitiecon·
Uit dit inrichtingsonderzoek blijkt dat het huidige spann ingsveld wordt ontmijnd door de glastuinbol:lw een nieuw landschappe· lijk kader te bieden dat aansluit bij reeds aanwezige stedelijke macrostructuren. De nieuwe context en het referentiekader van het landschapspark doet nieuwe mogelijkheden ontstaan. De toevoeging van een parkstructuur zorgt ervoor dat er een syncretisch en cyclisch kader ontstaat: Het "Serrepark". Het is een patroon en een proces dat de link legt tussen de stad en het platteland, een intermediair landschap dat een symbiose vormt tussen natuur en cultuur, tussen de mens en zijn habitat.
53
R.A.C. Riep
" ~«
p ........ ..
.......... .....
Het gedrag van prefab gevelelementen, opgebouwd uit baksteen metselwerk en beton Afstudeerrichting Structural Design Afstudeercommissie Prof. dr. ir. D.A. Hordijk Ing. S.J. de Boer Ir. M.M. Stokla Datum afstuderen 24 november 2009
; ~1.:I : : ~ : I :; ! ~ ~; ;~ J ~ l ~~!! :. t ~;r.i~~!.! : : !~:f i:j~·.
""".....,,*'-MI
Vervormingsgedrag van het proefelement tijdens vijftig meetdagen ten gevolge van krimp en temperatuurverschillen
DI
ii! c 0ti> ti>
....
tT
c
~
0-
~
or n ....ro C
0-
o c :E
'"
C ::J
0..
ro
Samenvatting Het combineren van de bouwmaterialen baksteen metselwerk en beton in een prefab gevelelement heeft constructieve, uitvoeringstechnische en esthetische consequenties wanneer het gevelelement belast wordt door opgelegde vervormingen. De opgelegde vervormingen door krimp en temperatuurverschil· len zijn nader beschouwd. In navolging van theoretische uiteen· zettingen resulteert numeriek en experimenteel onderzoek in vergroting van het inzicht in het gedrag van prefab geveielemen· ten, opgebouwd uit baksteen, metselwerk en beton. Trefwoorden Gevelelementen Prefabricage Metselwerk Opgelegde vervorming Samengestelde doorsnede
a. T.."'_ = 62,4 oe
T... ~ = 33,4 oe
a. T...... = 75,0 oe
. h .-- - - -
I · · ,ot ". ~ ----=~.-= T•• "", = 17,0·e
I.'
".,
Weergave van de spanningsverdeling over de doorsnede van een enkelschalig gevelelement
54
hiervan, zijn inmiddels bekend. De constructieve samenwerking tussen baksteen metselwerk en beton in prefab toepassingen is echter een relatief nieuw fenomeen. De twee bouwmaterialen worden steeds vaker tezamen ingezet in de woning- en utiliteitsbouw. In de meeste gevallen betreft het de verticale elementen welke de gevel van een gebouw vorm geven. Ogenschijnlijk wordt weinig afgeweken van het traditionele uiterlijk van baksteen metselwerk wanneer gebruik is gemaakt van geprefabriceerde gevelelementen, opgebouwd uit baksteen metselwerk en beton. Een constructieve beschouwing van de elementen leert echter dat deze aanname onjuist is. De literatuur wijst uit dat opgelegde vervorming een belangrijk belastinggeval is voor een prefab gevelelement, opgebouwd uit baksteen metselwerk en beton. Het prefab gevelelement reageert op opgelegde vervormingen door temperatuurverschillen en krimpbelasting welke beide afhankelijk zijn van de heersende klimatologische omstandigheden. De combinatie van het feit dat de doorsnede van de beoogde prefab geveIelementen uit meerdere materialen bestaat en dat de gevelelementen belast worden door opgelegde vervormingen heeft constructieve, uitvoeringstechnische en esthetische consequenties.
Door de alsmaar afnemende hoeveelheid vakmensen in de bouwwereld en de groter wordende drang om het gehele bouwproces te beheersen, neemt de prefab industrie een steeds belangrijkere positie op de markt in. Prefab beton wordt al jaren toegepast en heeft voor een ommekeer gezorgd in het traditionele bouwproces, ook heeft het een andere manier van denken ingeleid. In navolging van beton werden andere bouwmaterialen klaargestoomd voor de prefab industrie, zo ook baksteen metselwerk. De werking en eigenschappen van beide constructiematerialen in prefab toepassingen, evenals de voor- en nadelen
Met behulp van diverse numerieke simulaties en experimenteel onderzoek kan het gedrag van prefab gevelelementen, opgebouwd uit baksteen metselwerk en beton, worden doorgrond. Het experimenteel onderzoek is ingericht aan de hand van de bevindingen tijdens projectbezoeken en numeriek onderzoek. Het doel van het experiment is het valideren van de eerder verkregen numerieke resultaten. Numeriek onderzoek toont aan dat het aanbrengen van opgelegde vervormingen op een doorsnede die opgebouwd is uit verschillende materialen tot spanningen leidt indien vrije vervorming van een laag verhinderd wordt door de aangrenzende laag. Een enkelschalig gevelelement is opgebouwd uit een laag beton
r+ (\)
;:::;:
EnkelschalIg gevelelementtoegepast als proefelementln het experimenteel onderzoek en een laag baksteen metselwerk welke be iden met elkaar verbonden zijn. Thermische belasting veroorzaakt spanningen in de doorsnede van het enkelschalige gevelelement. De verschillende lineaire uitzettingscoëfficiënten die de materialen bezitten, leiden namelijk tot afwijkende vervorming bij een heersende temperatuur. Ter plaatse van de directe verbinding tussen de laag baksteen metselwerk en beton ontstaan dientengevolge spanningen. Thermische belasting in een zomersituatie veroorzaakt trekspanningen in de laag baksteen metselwerk en drukspanningen in de betonnen laag. Anders dan de thermische belasting resulteert de gemodelleerde kri,mpbelasting niet tot spann ingen in de doorsnede. De krimpverkorting van de laag baksteen metselwerk wordt veroorzaakt door de betonnen voegen en is derhalve kleiner dan de krimpverkorting van beton. De lineair variërende krimpverkorting kan vrij optreden in de gehele doorsnede van het gemodelleerde , enkelschalige gevelelement zodat verhindering van vervorming niet optreedt. Zowel numeriek als experimenteel onderzoek heeft uitgewezen dat het enkelschalige prefab gevelelement vervormt ten gevolge van zowel thermische belasting als krimpbelasting. Opgelegde vervormingen uiten zich dus, naast spanning in de doorsnede, in vervorming van het gevelelement. Van belang is met name de vervorming uit het vlak, deze heeft een negatieve invloed op de esthetica vaJl een gevel. De meetresultaten van het experimenteel onderzoek tonen aan dat vervorming uit het vlak van het gevelelernent, veroorzaakt door lineair variërende krimpbelasting, groter is dan de vervorming uit het vlak, veroorzaakt door temperatuurverschillen die in de doorsnede van het proefelement aanwezig zijn. De krimpbelasting buigt het proefelement richting de zijde van de laag baksteen metselwerk, hetgeen een basiskromming teweegbrengt die toeneemt in de tijd_ Een positief temperatuurverschil over de doorsnede, waar de temperatuur aan de buiten-
zijde hoger ligt dan aan de stortzijde van het proefelement, vergroot deze basiskromming. Een negatief temperatuurverschil over de doorsnede heft deze basi skromming daarentegen deels op . De optredende kromming van het proefelement is met het blote oog waar te nemen. Wanneer een volledige gevel van een gebouw vormgegeven is met dergelijke gevelelementen dan zou dit afbreuk doen aan de esthetica van de gevel. De ervaringsmaatregel om enkelschalige proefelementen te produceren in mallen waarvan de malbodem tegen de uitbuigingsrichting in is getoogd, blijkt op basis van het experimenteel onderzoek gegrond . Experimenteel onderzoek wijst eveneens uit dat het met.selwerk van baksteenstrips geen waarneembare invloed heeft op de optredende vervorming in het vlak_ Gezien het geringe aandeel van het metselwerk in de doorsnede van het proefelement is dit een plausibel resultaat. Het krimpgedrag van het proefelement wijkt niet afvan dat van een betonnen element, zoals vastgelegd is in de norm . De waargenomen thermische vervorming in het vlak van het proefelement resulteert in een lineaire uitzettingscoëfficiënt die overeenkomt met de waarde die voor beton geldt. Duidelijk is dat de krimpbelasting een groter effect h eeft op de vervorming in het vlak dan temperatuurwisselingen . Ee~ gangbare voegbreedte tussen twee gevelelementen is 16 mm o De vervorming in het vlak door temperatuurverschillen en krimpbelasting omvat in lengterichting circa 25% van de voegbreedte, in hoogterichting geldt een percentage van bijna 10%. De verbreding van de voeg is niet per definitie gelijk voor alle gevelelementen, hetgeen een negatieve uitwerkiJlg heeft op de esthetica van de gevel. Bijkomend probleem is dat het materiaal waarmee de voegen tussen de gevelelementen gevuld zijn, elastisch moet blijven over het gehele vervormingstraject om waterdichtheid van de voeg te garanderen. Naast dimensieverschillen doo t opgelegde vervormingen dienen de voegen eveneens maatafwijkingen op te vangen die veroorzaakt zijn door productie en montage.
55
M. Sahin
. _..... ~€U(~PP, e@~];>
De eigentijdse moskee
.......
De dialoog tussen de moskee en de moderne stad
~
Afstudeerrichting Architecture & Building Technology Afstudeercommissie Prof. ir. J.M. Post J.A.C. Hofman arch AvB K. Heid MA
IW.st-utrechtl _Sledlfijkf rtMe _lharnMII
Datum afstuderen 15 december 2009
c-
o
c::
:;:
'"
c::
:::J
0-
m
Samenvatting Een zoektocht naar de eigentijdse moskee waarbij gezocht is naar een gebouwconcept die zowel qU'a vorm als functie past in de Nederlandse, niet islamitische, stad/samenleving. Door een historisch moskeeconcept terug te halen naar het heden en er een eigentijdse draai aan te geven, wordt de eigentijdse moskee uit de schaduw van de woonwijken en industrieterreinen gehaald en geplaatst op een prominente, binnenstedelijke locatie in de stad Utrecht. Het autonome traditionele moskeegebouw heeft plaats gemaakt voor een open en toegankelijk moskeecomplex die zowel qua vorm als functie de dialoog aangaat met de moderne, niet islamitische stad. Trefwoorden Eigentijds laagdrempelig Verwevenheid Adaptatie Centrumfunctie Overgangsgebied
Concept
Impressie (zicht vanuit commerciële plein op besloten plein)
De bouw van nieuwe, grote, traditionele moskeeën heeft de laatste jaren veel stof doen opwaaien. Angst voor een oprukkende islam en vooral voor een mogelijk daarmee gepaard gaand fundamentalisme. Daarom kan er terecht worden geconcludeerd dat de islam in het middelpunt van de belangstelling staat in de westerse maatschappij. Tegelijkertijd heeft deze negatieve reacties op de islam er toe geleidt dat vooral jonge moslims in Nederland een groter zelfbewustzijn hebben gecreëerd, waarbij zij trots zijn op de eigen culturele identiteit. Jonge moslims die juist hun culturele identiteit anders uitdragen in het openbaar en zich als gelijkwaardig lid plaatsen in de Nederlandse samenleving. Daarbij nemen ze afstand van fundamentalisme, intolerantie en antiwesterse sentimenten en zoeken ze naar een moderne interpretatie van hun geloof die past bij hun generatie in een multiculturele samenleving. Zij proberen de islam, binnen de huidige westerse context, een nieuwe gestalte te geven met als doel de kloof tussen de westerse cultuur en de islam te verzachten en in het meest ideologische geval de kloof te verwijderen. Ze zoeken hierbij niet de confrontatie op maar de dialoog. Aangezien de moskee de verwezenlijking vormt van de islam in architectuur zal de herinterpretatie van de islam ook de moskee doen veranderen. Hieruit komt de behoefte en daarmee de kansen voort voor een nieuwe, eigentijdse moskee. Een eigentijdse moskee die : Het verlengstuk vormt van het gedachtegoed van jonge mos· lims; Een schakel vormt tussen de islam en Nederlands cultuur; Zowel qua functie als fysiek gebouw de dialoog aangaat met zijn nieuwe context waarbij het afstand neemt van bepaalde regionale stijlen; Het multiculturele karakter van Nederland als vertrekpunt neemt en hierbij zoekt naar gemeenschappelijke overeenkomsten. De nadruk ligt niet op de verschillen maar op de overeenkomsten.
Massa
=Programma
Snijden v,d. massa
Stedelijke routes
Ontstaan van entrees dÎa lakSen naar de biManpiaate
Concept & programma
Impressie (totale complex)
-ur DI
e
Co
ID ID .... g-
e
::s
Co
!!. 01'
(")
c
-;; cr-
o c ::E
7' C :::J DIl)
Impressie (zicht vanuit besloten plein op commerclële plein)
Impressie (gebedsruimte)
Geïnspireerd door de Süleymaniye moskee in Istanbul (Architect Sinan, 16e eeuw) worden de nieuwe programma's van de eigentijdse moskee verspreid gepositioneerd over een stedelijke ruimte (Kop van Lombok, Utrecht) waardoor er diverse raakvlakken met het dagelijkse leven van de Utrechtenaren wordt gecreëerd. Iedere voorziening trekt zijn specifieke publiek, waardoor er een rijke diversiteit aan mensen ontstaat. Hierdoor wordt de eigentijdse moskee toegankelijk voor iedereen (zie afbeelding 1).
functieniveau. Door geen onderscheid te maken tussen culturen wordt de eigentijdse moskee een netwerk in de stad Utrecht dat voor iedereen toegankelijk wordt. Door de functies te richten op het binnenplein wordt het een aangename plek voor verblijf en ontmoeting. Een plek om even uit het hectische stadsleven te ontsnappen en tot rust te komen.
Door het concept met het programma te combineren ontstaat er een interessant gebouwconcept. De stedelijke routes snijden de massa (lees: programma) in verschillende delen. Het programma wordt hiermee opgedeeld zodat alle functies verspreid komen te liggen op de locatie (ensemble). De sneden maken het complex toegankelijk waardoor het complex aan meerdere kanten wordt betreden (zie afbeelding 2). De kern, oftewel het binnenplein, neemt in dit gebouwconcept een belangrijke positie in. Alle sneden komen hierop uit. Het vormt een intermediair tussen de verspreide functies (zowel bestaand als nieuwbouw). Dankzij de stedelijke routes vormt het tevens een intermediair tussen wijk en stad. Veel belangrijker nog is dat het binnenplein een intermediair vormt tussen de islam en Nederland. Het plein dat in het ontwerp een belangrijke positie heeft ingenomen is dan ook essentieel voor het concept. Het vormt de ruggengraat van het ontwerp. Het plein creëert de verwevenheid tussen zowel Lombok en de moskee als tussen moskee en de stad. Het vormt een symbiose tussen twee contrasterende culturen die samenkomen op het plein. De eigentijdse moskee wordt hiermee letterlijk verweven met de Nederlandse cultuur waarbij gelijkheid, saamhorigheid en acceptatie centraal zijn komen te staan. Op verschillende niveaus creëert de eigentijdse moskee raakvlakken met zijn nieuwe context. Het doet dit op zowel vorm- als
57
R. Simons
Connecting Tilburg Een vernieuwd station in de Oude stad Afstudeerrichting Architecture
Afstudeercommissie Prof. ir. J. Westra Ir. M.H.P.M. Willems Ir. R.A. Rutgers
Datum afstuderen 15 decem ber 2009
Samenvatting
c
Onze samenleving wordt steeds meer beheerst door een veel· voudig en vluchtig gebruik van netwerken. De samenleving wordt dynamisch, terwijl architectuur statisch blijft. In Tilburg wordt de Spoorzone herontwikkeld en hierbinnen is een belangrijke rol weggelegd voor een nieuw openbaar ver· voersknooppunt. In dit afstudeeronderzoek wordt een stede· bouwkundig plan gemaakt voor de Spoorzone en wordt het nieuwe station verder uitgewerkt. Dit station wordt een dyna· misch geheel dat aansluit op de bestaande stad. Een open opzet, clustering en menging van functies en het com· bineren van mensenstromen maken van het station een leven· dig geheel.
'"
Trefwoorden
DI
UI'
c::
Q..
/D /D
...cr
c::
::::I Q..
!!. ru' n
c
ro ;::;: 0-
o
::E
C
:::l
0..
ro
58
Station Netwerk(samenleving) Cultuur Aanpasbaarheid Tilburg Spoorzone Knooppunt
De Spoorzone (1)
Impressie van het nieuwe station vanuit het zuidwesten (4)
van het gebied wordt naar de achtergrond gebracht. Steden gaan op elkaar lijken en krijgen een generieke aard. Alles kan overal plaatsvinden, waardoor plekken niet meer specifiek worden en hun unieke uitstraling verliezen. Vanuit deze problematiek is de volgende probleemstelling naar voren gekomen: "Op welke manier kan een netwerkknooppunt deelnemen aan de dynamische netwerksamenleving, zodat verdere individualisering wordt tegengegaan, maar de identiteit van de plek behouden blijft?"
Onze samenleving wordt steeds meer beheerst door een vluch· tig gebruik van vele netwerken. Internet en mobiele telefonie zijn hiervan de belangrijkste voorbeelden en hebben een prominente plaats in het leven ingenomen. Mensen zijn afhankelijk geworden van deze netwerken en ze beïnvloeden op eigen wijze het economische, sociale, culturele, bestuurlijke en het ruimtelijke leven. Mensen lopen bellend in de openbare ruimte, voor een boodschap hoeft men niet meer de deur uit en zendmasten verschijnen overal in de skyline. Onze samenleving wordt tot in de kleinste onderdelen beheerst door de netwerken en daarom spreken we ook wel van een netwerksamenleving. Twee nadelige gevolgen van deze netwerksamenleving zijn individualisering van de mens en het verlies van identiteit voor de stad. De samenleving gaat bestaan uit vele kleine privé gebieden die onafhankelijk van elkaar werken. Om deze gebieden op elkaar aan te laten sluiten, ontstaan knooppunten die vele netwerkstromen laten samenkomen. Deze knooppunten zijn gebaseerd op de stromingen in het gebied en de identiteit
In de stad Tilburg is momenteel een herontwikkelingsproject gestart voor het gebied de Spoorzone. Dit gebied ligt in het midden van de Oude Stad en vormt een afgesloten enclave in het centrum van Tilburg (zie afbeelding 1). De Spoorzone deelt samen met het hoogspoor het stadsdeel Oude stad op in een noordelijk en zuidelijk deel en vormt een sterke barrière. Een herontwikkeling zou deze enclave naar de stad moeten openen en zodoende de barrière verwijderen. Een belangrijke taak is hier weggelegd voor een nieuw openbaar vervoersknooppunt dat een verbindende factor moet gaan vormen tussen stad, spoorzone en de bezoekers. Een ontwerp voor het nieuwe station in Tilburg is dan ook het uiteindelijke product van dit afstudeerproject. Een station dat meegaat in de veranderende dynamiek van de netwerksamenleving, maar aansluit op zijn directe omgeving en haar historische waarde. Eerst is een onderzoek verricht naar de ontwikkeling van Tilburg en haar cultuurhistorie. Dit onderzoek leidde tot een aantal ont· werpuitgangspunten. De vier belangrijkste zijn: De spoorzone moet morfologisch goed passen in de structuur van de Oude Stad. De barrièrewerking van de huidige spoorzone moet worden opgeheven en een goede verbinding met de omliggende wijken is nodig.
Het stedebouwkundig plan (2)
Impressie van de nieuwe stationshal onder de stationsoverkapping (J)
DI
ii!'
c
Q.
tD tD
..,
tT
c
::::I
Q.
!. öJ' n C
CD
;::;: 0-
o ::E
c
7'
C
::l
a..
m
Impressie van het nieuwe station vanuit het noordoosten (s)
De cultuurhistorische identiteiten van het gebied moeten behouden blijven . Functiemenging van stedelijk wonen , kantoorfuncties en recreatie in combinatie met parkeermogelijkheden is wenselijk. Vanuit deze uitgangspunten is een stedebouwkundig plan opgezet dat als geheel aansluit op de historische lintstructuur van de Oude stad en per deelgebied een aan sluiting vindt bij de directe omgeving. Dit plan zou als houvast moeten dienen voor de toekomstige herontwikkeling van de Spoorzone (zie afbeelding 2). In dit afstudeeronderzoek is het station verder uitgewerkt en gebaseerd op vier belangrijke pijlers: Een goede integratie met de bestaande stad Het samenbrengen van drie belangrijke routes (doorgangsroute. overstaproute, verblijfsroute) Menging en clustering van verschillende functies en mensenstromen Aanpasbaarheid van ruimtes voor een dynamisch geheel Het station sluit aan op enkele belangrijke morfologische lijnen uit de stad . Deze lijnen bepalen de indeling en het uiterlijk van het station . Zo loopt er een belangrijke verbinding door het station heen die het centrum verbindt met het stad sdeel OudNoord_ De eerste verdieping is ingedeeld als ontmoetingsplaats voor de aangrenzende wijk en vanuit het noorden loopt hier een directe verbinding naartoe. Door middel van doorkijkjes en het gebruik van glas worden binnen het gebouw de cultuurhistorische objecten in de omgeving zichtbaar gemaakt (zie afbeelding 3)- De monumentale stationskap wordt gehandhaafd en naast het station liggen twee historische locomotiefloodsen die vanuit verschillende hoeken in het gebouw zichtbaar zijn. Het station zal op drie manieren gebruikt gaan worden . Ten eerste al s doorgangsroute van het centrum naar het
Impressie van het nieuwe station vanuit het noordwesten (6)
stadsdeel Oud -Noord . Ten tweede is het belangrijk dat de overstap van trein. naar bus, naar auto op een goede manier verloopt. En ten derde zullen mensen in het gebouw verblijven_ Deze drie routes komen op verschillende punten in het gebouw samen, maar werken wel onafhankelijk van elkaar. Door een open opzet worden de drie verschillende routes op vele plekken beleefd. Samen met het mengen van verschillende functies op verschillende verdiepingen ontstaat een vruchtbaar geheel. Mensen zien activiteit en dit leidt tot nieuwe activiteit. Mensen die overdag het station gebruiken voor de overstap, komen in de avond misschien wel terug voor het verblijf. Om in de dynamiek van de netwerksamenleving mee te kunnen gaan. liggen in het gebouw enkele veranderende elementen. Deze elementen veranderen de ruimte waardoor de ruimte op een andere manier gebruikt kan worden. Hierbij worden drie verschillende soorten van verandering onderscheiden. Dat is tijdsgebonden verandering, persoonsgebonden verandering en perspectiefgebonden verandering. Het gebouw verandert mee met de behoefte van de dag en wordt op verschillende momenten en verschillende plekken anders beleefd. Samengevat is het vernieuwde station een open geheel dat zich inbedt in de stedelijke condities van de plek. De interne functies zijn aan de zijkanten gelegen waardoor een open gevoel heerst en er veel zichtlijnen ontstaan. Door het introduceren van drie routes. een integratie met de binnenstad, menging van functies en aanpasbaarheid van het gebouw wordt het station een dynamisch geheel dat gericht is op het gebruik _ Oe vele doorkijkjes en zichtlijnen zorgen ervoor dat mensen activiteit zien en hierdoor zelf activiteit gaan ondernemen . Samen met de mogelijkheid om te veranderen ontstaat een 24 uurs dynamisch geheel. Het station wordt meer dan alleen een overstapmachine. Het wordt een verblijfplaats. Sociaal contact wordt bevorderd , waardoor individualisering wordt tegengegaan. Het station leeft de hele dag en is een middelpunt van menselijke activiteit (zie afbeelding 4.5.6) .
59
Ing. C.A.M. de Swart
Inzicht door uitzicht De historische continuïteit van het Sphinx terrein te Maastricht Afstudeerrichting Building Technology Afstudeercommissie Prof. ir. l.M. Post A.l.M. Walraven arch. AvB Ir. R. Blok Datum afstuderen 24 november 2009 Samenvatting Door de groei van steden zijn er industriële enclaves ontstaan . Door het verplaatsen van de industrie aan de randen van de stad vragen deze binnenstedelijke gebieden om herontwikke· ling. Vaak worden deze enclaves opgeheven en verliest de stad een stukje van zijn identiteit. Een gemiste kans naar mijn mening. De case in deze is het Sphinx terrein te Maastricht. Na een gedegen analyse is gebleken dat dit gebied een rijke historie bezit. Door een nieuw masterplan voor het gebied en een ontwerp voor het Brikkengebouw op het terrein wordt de historische gelaagdheid inzichtelijk gemaakt, waardoor een belangrijk stukje historie van de stad Maastricht bewaard blijft en gecontinueerd wordt in de toekomst.
60
Trefwoorden Industriële enclave Historische gelaagdheid Zichtbaarheid overgangen Optopping Belvédère
Bestaande situatie Sphinx terrein Maastricht
lAAG 3
OVERGANG lAAG 2/lAAG3 lAAG 2 OVERGANG lAAG 1/2
Routing door Brikkengebouw
Door de verplaatsing van de industrie aan de rand van de stad komen grote binnenstedelijke gebieden leeg te staan die vragen om herontwikkeling. Vaak worden enke'le gebouwen bestempeld tot industrieel erfgoed en de rest van deze gebieden worden opgeheven en opgenomen in het bestaande stedelijke weefsel. Hierdoor gaat er een stukje historie verloren en verliest de stad een stukje van zijn identiteit. Een gemiste kans naar mijn mening. Deze enclave moet niet gezien worden als verstoring in het stedelijk weefsel maar als verrijking van de stad. Het doel van dit afstudeerproject was om inzicht te bieden hoe er op een verantwoorde manier om dient te worden gegaan met functieloze industriële enclaves in steden. Door ze te behouden en toegankelijk te maken ontstaat er de kans om een bijzonder stukje binnenstad ervaarbaar te maken voor publiek. De case van dit afstudeerproject is het Sphinx terrein in Maastricht. Uit een gedegen analyse is gebleken dat dit gebied een rijke historie bezit. De probleemstelling van dit afstudeerproject luidt als volgt: Hoe dient het Sphinx terrein herbestemd te worden zodat de aanwezige rijke historie gecontinueerd wordt en bewaard blijft in de toekomst? De industriële enclave is behouden gebleven en toegankelijk geworden voor het publiek. De overblijfselen uit de verschillende tijdsperiodes zijn vertaald naar verschillende historische lagen die over het gebied liggen. Door middel van het toevoegen van een nieuwe laag, zoals de ingreep in het gebied gezien kan worden, zijn alle eerdere historische lagen inzichtelijk gemaakt. Hierdoor wordt het duidelijk welke ontwikkelingen het gebied heeft ondergaan door de tijd heen . Het plan heeft zich gevormd naar de vele aanleidingen die zich reeds in het gebied bevonden . De bestaande bebouwing en elementen worden gezien worden als dragers van het gebied. Deze bestaande drager vormt samen met de toevoegingen nieuwe stedelijke ruimtes die ingezet is om de gelaagdheid van het gebied inzichtelijk te maken. Naast deze stedelijke ruimtes
· • 0
.
,0'
Aanwezige historische gelaagdheid
Stedenbouwkundig model I»
:a:e c.. /1) /1)
....
g-
e ::;,
c..
!!. ör n C
..... ct)
Impressie ontwerp Brikkengebouw
Zicht op de Enclave van buitenaf
worden er ook een aantal routes geïntroduceerd. Langs deze routes wordt ook inzichtelijk dat het gebied een rijke historische gelaagdheid bezit.
gevoel dat het gebouw uit verschillende periodes bestaat. Zo krijgt men inzicht in de historische gelaagdheid van het gebied. en dat van het Brikkengebouw.
Vanuit het stedenbouwkundig plan is gebleken dat de plek waar het Brikkengebouw staat de meeste potentie heeft om de historische gelaagdheid van het gebied inzichtelijk te maken. Het gebouw bestaat uit twee verschillende bouwmethodes, uit twee verschillende tijdperiodes en staat op de rand van de vroegere vesting Maastricht. Door middel van een optopping wordt er een nieuwe laag aan het Brikkengebouw toegevoegd . Hierdoor ontstaat er een stedenbouwkundig accent wat de aan· dacht trekt naar de plek. Dit accent heeft als functie een uitzichtpunt over de enclave wat inzicht geeft in de rijke historie van het gebied. Tevens is de optopping een extra fysieke laag die in het exterieur van het Brikkengebouw af te lezen is.
Met het Sphinx terrein te Maastricht als case, heb ik laten zien hoe een industriële enclave aangepakt dient te worden om de historie ervan Ik heb ondervonden dat wanneer er gebruik gemaakt wordt van de bestaande aanleidingen die het Sphinx terrein biedt, er een respectvol stedenbouwkundig ontwerp ontstaat. Ook de aanwezige historische lagen zijn bruikbare aanleidingen voor een ontwerp. Het Brikkengebouw is het gebouw met de meeste potentie om de aanwezige historische gelaagdheid inzichtelijk te maken. De ontwikkelingen die het Brikkengebouw bezit, creëren ontwerpregels voor een ontwerp dat respectvol is voor de bestaande kwaliteiten in het gebouw. Alleen door goed te kijken naar de bestaande situatie en de aanleidingen die zich daarin bevinden, kan een resfJectvo ~ ontwerp voor zijn omgeving ontstaan. Daarnaast moet het doel zijn om ook de gebruiker het achterliggende verhaal van het ontwerp te laten ervaren. Ik ben van mening dat wanneer de gebruiker het achterliggende verhaal begrijpt, het ontwerp pas echt geaccepteerd kan wörd€!n dOOf zijn omgeving.
De bestaande ontwikkelingen die in het gebouw zitten door de eerdere optopping hebben spelregels gevormd voor de nieuwe toe te voegen optopping. Zo ontstaat er naar mijn mening een ontwerp wat onlosmakelijk verbonden wordt met het bestaande gebouw. Door dezelfde strategie te hanteren als op stedenbouwkundig niveau zal ook het totale ontwerp onlosmakelijk worden verbonden met zijn omgeving. Bestaande aanleidingen zullen worden ingezet worden in het nieuwe ontwerp. En de bestaande dragers van de historische gelaagdheid en de nieuwe toevoeging zullen ruimte creëren waar binnen de aanwezige historische gelaagdheid inzichtelijk wordt. Daarbij is het doel dat ook de gebruiker het verhaal in het ont· werp zal gaan ervaren. De bezoeker wordt met een lift naar de bovenste verdieping waar men overzicht heeft over het gebied. Vanuit dit uitzichtpunt kan er vervolgens langzaam afgedaald worden door het gebouw waardoor men langs de verschillende periodes komt waar het gebouw uit bestaat. Vooral de overgangen tussen de verschillende historische lagen zijn belangrijk. Een overgang tussen twee verschillende sferen versterkt het
Ing. J.C.E. Torenstra
Gone with the wind Eco-Prop op de grens van stad en uiterwaard Afstudeerrichting Architecture Afstudeercom missie Prof. ir. E.A.J. Ven hoeven Dr. ir. J.G. Wallis de Vries Or. J.C.T. Voorthuis Datum afstuderen lS december 2009
DI
-ur e
c. tD
tD .... g-
e
:::J
c. ~
iil' n
c
(ij
Samenvatting Op de rand van stad en uiterwaard, onderdeel van het Masterplan Rijnkade, is een toren ontworpen die deze twee uitersten met elkaar verbindt. De ambiguïteit op deze locatie is groot, de toren werkt hier als bemiddelaar. De toren en de daaraan gekoppelde Catwalk, bieden de inwoners en de bezoekers van het nieuwe hoogstedelijke centrum een mogelijkheid om te ontsnappen aan de dagelijkse hectiek. Dit wordt bewerkstelligd doormiddel van de functies en de route die de bezoeker alsmaar verder van de drukte af brengt. De toren is een nieuw symbool voor Arnhem en voor duurzaamheid.
Masterplan Rijnkade
cr-
g }
§ ~
62
Trefwoorden Toren Duurzaamheid Symbool Escapisme Ambiguïteit De toren: het baken voor Arnhem
Dit afstudeerproject is onderdeel van het afstudeeratelier Stadsrepubliek/ Maniërisme. Het atelier is begonnen met een onderzoek naar de verstandhouding tussen stad en infrastructuur aan de hand van 40 internationale voorbeelden. Deze voorbeelden hebben een bijzonder typologische, culturele, informele, ent of commerciële omgang met infrastructuur. Deze voorbeelden hebben gediend als inspiratie voor het stedenbouwkundig plan Rijnkade dat er vervolgens is gemaakt. Het stedenbouwkundig plan Rijnkade, behelst het gebied op en rond het Roermondplein en de Mandelabrug in Arnhem. Deze plek is nu enkel nog een infrastructureel knooppunt, het is een infrastructurele ruimte die door een tweetal passerende flyover een desolaat en schijnbaar onbruikbaar karakter heeft. Het Roermondplein is door het masterplan getransformeerd in een nieuw centrum met een zeer hoge dichtheid (fsi=S). Van monofunctionele infrastructuur is geen sprake meer, de infrastructuur is nu vervlochten met het stedelijk leven. Het stedenbouwkundig plan is vanuit deelgebieden ontworpen. Ik heb het deelplan dat ik tijdens het masterplan heb gemaakt, vervolgens tijdens de individuele fase van het afstuderen verder uitgewerkt. Het deelgebied is gelegen aan de 'andere' kant van de brug. Aan die zijde zijn twee deelplannen gemaakt met twee verschillende gezichten maar duidelijk eenzelfde doel voor ogen hebbend, namelijk het beschermen van het uiterwaardengebied, maar tegelijkertijd ook het zoeken naar de aansluiting met de stad. Aan deze 'overkant' wordt de opmaat gegeven voor het nieuwe centrum . Mijn fascinatie voor omgang met de stadsrand en het omringende landschap heeft mij tot dit project aangetrokken. De locatie op de rand van stad en land heeft mij namelijk al veel langer gefascineerd. De lintbebouwing langs de snelwegen lijkt tegenwoordig alle steden van de Randstad met elkaar te verbinden; de weilanden worden naar de achtergrond gedreven. De locatie op de rand van stad en uiterwaard moet met de negatieve gevolgen van deze trend omgaan . De ambiguïteit die de plek in zich draagt maakt het een zeer interessante plek.
Hoofdingang Toren
De toren gezien vanaf de bebouwde Mandelabrug
In een functie In de toren
De uitgangspunten, de poort- en verbindingsfunctie en de ambiguïteit veroorzaakt door ligging aan de rand van het uiterwaardengebied, zijn de basis van mijn verder uitgewerkte ontwerp_ De ligging heeft tot één van de hoofdthema's van mijn ontwerp geleid: escapism_ En dan wel te verstaan de vlucht naar de natuur. Het willen ontsnappen aan de drukte van de stad en het daaraan gekoppelde verlangen om de natuur op te zoeken_ Het andere hoofdthema van mijn ontwerp is duurzaamheid, aangezien dit één van de kernbegrippen was uil de afstudeeropgave_ In de toren, het nieuwe symbool van Arnhem, komen deze twee hoofdthema's, escapism en duurzaamheid samen _ De zuidkant van het masterplan grenst aan het uiterwaardegebied Stadsblokkenj Meinerswijk_ De stad is de Mandelabrug "overgestoken". Het noordelijk en zuidelijk deel van Arnhem, dat door de uiterwaard en de rivier de Rijn sterk gescheiden is, is door deze ingreep dichter bij elkaar gekomen. Het uiterwaardegebied is een zeer rijk natuurgebied, door de vruchtbare grond leven er bijzondere dieren en insecten, een delicate omgang met dit gebied is daarom van groot belang. Doordat de stad nu nog dichter bij de uiterwaard is gekomen is de aansluiting en omgang met de uiterwaard nog belangrijker geworden. Bouwen in het gebied moet tot een minimum worden beperkt, tegelijkertijd moet er wel de mogelijkheid geboden worden om het gebied te betreden, aangezien een natuurgebied midden in de stad zeer bijzonder is. Twee deelgebieden zijn er gedurende het masterplan aan deze zijde van de Rijn uitgewerkt, de twee mogelijke strategieën om beperkt te bouwen in de uiterwaard zijn toen ook toegepast: een geconcentreerd volume en een opgetild volume. De catwalk is een geconcentreerd volume dat de verschillende gezichten van de uiterwaard aan elkaar rijgt. Het gebouw is bovenal een route, daarnaast zijn er kassen en een kwekerij in gevestigd . Er worden geen functies aan het gebied toegevoegd om de uiterwaard zo veel mogelijk te ontzien. Het volume biedt de mogelijkheid om de stedelingen het gebied te laten te betreden zonder ooit ec t het gebied te betreden . De catwalk en de stad zijn aan elkaar gekoppeld door-
middel van een ander geconcentreerd volume, een toren. Deze toren is een poort naar de uiterwaard en tegelijkertijd ook een poort naar de stad. Het doel van de toren is tweeledig, enerzijds moet de toren en de daaraan gekoppelde Catwalk voor een "vluchtroute" een manier om kortstondig te ontsnappen aan de stad, anderzijds is de toren een symbool voor Arnhem en een vorm van ecologische flropaganda. De uitgangspunten van dit project verklaren gelijk de titel van het project: Gone with the wind. De toren is een symbool voor Arnhem, en tegelijkertijd een symbool voor duurzaamheid. Het masterplan Rijnkade streeft naar duurzaamheid, de toren is een symbool voor deze duurzaamneid. Door middel van geïntegreerde windturbines is duurzaamheid zeer letterlijk zichtbaar. Verder bestaat de gevel deels uit PV-cellen. De toren is hierdoor zelfvool7ïienend. Het uitgangspunt bij het ontwerp is echter in eerste instantie om de bevolking een positiever beeld van duurzaamheid te laten zien en daarmee de bevolking over te halen om ook duurzamer te gaan leven. De toren is naast een symbool ook een voortzetting van de catwalk. De toren biedt dus eveneens de mogelijk om te ontsnappen aan de drukte van de stad. In de toren bevinden zich inspannende en ontspannende functies, een sportschool zit onderin de toren, terwijl bovenin de toren een SPA is gesitueerd. De toren is echter voornamelijk een route, men loopt door een compleet andere wereld dan de dagelijkse. De route verbindt de duurzaamheidsaspecten aan de functies, waardoor er een route ontstaat met zeer verschillende gezicFiten. Van zeer wijdse of grootse gezichten tot zeer besloten ruimtes, de route geeft de toren niet in één keer prijs om de toren te ervaren moet de gehele route worden afgelegd. De toren is als een Serpentinata, een maniëristische figuur, waarbij geen enkel gezicht erop dezelfde is.
R. Voorhorst
Herbestem ming voormalige De Gruyterfabriek Industrieel erfgoed als drager voor een cultuurcluster Afstudeerrichting Building Technology Afstudeercommissie Prof. ir. J. M. Post j.A.C. Hofman arch . AvB Or. ir. H.L. Schellen Datum afstuderen 15 december 2009
De Gruyterfabrlek in oorspronkelijke staat
-
DI
~
C
c.. tD
tD .... cC
:::J
c..
!!!.. iJ' n
c
ro ~
0-
o c :E
7<" C :::J
0.. III
Samenvatting Te vaak worden karaktervolle historische gebouwen gesloopt. In dit afstudeerproject wordt een nieuwe kans gegeven aan de voormalige De Gruyterfabriek te 's-Hertogenbosch door deze te herbestemmen tot een cultuurcluster. Karakteristieke elementen van het bestaand ontwerp worden vastgesteld, waarna deze worden geaccentueerd door nieuwe elementen. Er ontstaat een opwaardering met aandacht voor de historische kwaliteiten . Het ~esultaat laat zien dat het de moeite waard is om een oud fabriekscomplex een tweede kans te geven. Trefwoorden Herbestem ming Industrieel erfgoed Nieuwe zakelijkheid Fabriekscomplex Cultuurcluster Principe gedeeltelijke koppeling
Historische gebouwen dragen in belangrijke mate bij aan het cultuurhistorisch besef in een stad . In de eerste plaats vormen ze een beeldbepalend element in de omgeving. Daarnaast dragen ze een bepaald karakter of een verhaal van vroeger met zich mee, waar mensen zich mee identificeren of zich prettig bij voelen. Behoud van dergelijke gebouwen is daarom interessant. Herbestemming komt in de praktijk echter nog te weinig voor; te vaak gaat waardevolle historie verloren onder de slopershamer. Met dit project wordt een krachtig praktijkvoorbeeld gegenereerd dat als aansporing en inspiratiebron voor opdrachtgevers en ontwerpers dient om oude gebouwen vaker een nieuwe kans te geven . Een voorbeeld van een historisch gebouw is de voormalige De Gruyterfabriek te 's-Hertogenbosch . Het complex vormt de laatste fabriek van het concern die nog overeind staat. Nadat het concern in 1976 faillissement aankondigde en werd overgenomen , heeft het complex dienst gedaan als bedrijvencentrum voor startende ondernemers. Herbestemming past binnen de planvorming van de huidige eigenaar om het complex te revitaliseren . Het bestaand ontwerp van de voormalige De Gruyterfabriek wordt gekenmerkt door functionaliteit en doelmatigheid, en is ontworpen volgens de regels van de nieuwe zakelijkheid; licht, lucht en ruimte. De basis wordt gevormd door vier gestrekte productiehallen, die op 'de kop' verbonden worden door twee volumes waarin vroeger personeelsvoorzieningen en magazijn gehuisvest waren. De functionaliteit komt tot uiting in een aantal karakteristieken: binnenplaatsen tussen de hallen genereren voldoende daglicht gunstige ligging tussen twee waterwegen (Industriehaven en Dieze) voor logistiek sheddaken op hal4 genereren extra lichtinval vrij indeel bare gevel vrij indeel bare plattegrond overdimensionering constructie repetitie in de gevel
Plattegrond en opbouw oorspronkelijke staat
Plattegrond nieuw ontwerp eerste etage
------- ------
,. 0-
o c ::E
7' C ::l Cl.
ID
.
•
~
Detail dynamische, verrijdbare shedkap
Impressie binnentuin dynamische zone
In de nieuwe functie als cultuurcluster speelt beleving van de karakteristieken een belangrijke rol, met het doel een opwaardering te creëren met aandacht voor de historische kwaliteiten . Verder hebben nog twee uitgangspunten een rol gespeeld: interactie tussen de functies die het cluster vormen voorkomt het ontstaan van 'koninkrijkjes' en maakt het gebouw in de toekomst een geheel. verschaffen van oriëntatie en toegankelijkheid resulteert in een herkenbare entree en een overzichtelijke gebouwstructuur
De dynamiek van de uitwisselbare zone is verder uitgewerkt in nieuwe, verrijdbare sheddaken die zich boven de binnenstraat tussen hal 2 en 3 bevinden . De kappen kunnen onafhankelijk verrijden naar het dak van hal 2, en vormen een moderne, eigentijdse interpretatie van het bestaande sheddakprincipe zoals dit aanwezig is op hal 4. PV-panelen zorgen ervoor dat directe zoninstraling voorkomen wordt terwijl elektriciteit wordt opgewekt. Het verrijdbare dak geeft een extra kwaliteit aan de onderliggende binnentuin in het hart van het gebouw, en maakt de dynamische zone tot een aangename verblijfplaats . In de units zelf komt het dynamische principe tot uiting in onderlinge koppelingsmogelijkheden en demontabele verbindingen tussen de componenten waaruit de volumes zijn opgebouwd . Schuifdeuren maken koppeling van de units in dwarsrichting mogelijk. Een gedeeltelijke koppeling is eenvoudig van opzet en snel te genereren _Volledige koppeling is ook mogelijk maar zal meer handelingen vergen van de beheerder van het complex. Met de herbestemming van de voormalige De Gruyterfabriek is aangetoond dat een historisch fabriek scomplex over het algemeen voldoende mogelijkheden biedt voor een nieuwe functie. Een nieuw praktijkvoorbeeld is gegenereerd , dat als inspiratiebron en aansporing voor opdrachtgevers en ontwerpers kan dienen om dergelijke gebouwen in de toekomst vaker een nieuwe kans te geven.
Ontwerp In het nieuwe ontwerp wordt het hart van het gebouw gevormd door dynamische, uitwisselbare functies, welke onctergebracht worden in de hallen 2 en 3- Het betreft zelfstandige, compacte ruimtes, gericht op zelfontplooiing op kleine schaal. In de hallen 1 en 4, die hier omheen liggen, zullen de statische functies worden gehuisvest : grotere ruimtes die vanwege hun status niet op de voorgrond hoeven te treden. De volumes die zich op de kop van de hallen bevinden, zullen refererend aan vroeger, opnieuw worden voorzien vatl bindende functies: categorie-overstijgende fun cties. Het centraal stellen van de binnenplaatsen zorgt ervoor dat deze een belangrijke rol gaan spelen in de routing van het gebouw; toegang tot functieruimtes vindt altijd plaats via deze binnenstraten. Een centrale entreestraat met twee entrees zorgt ervoor dat de binnenstraten worden ontsloten, zonder dat de gestrekte vorm van de vroegere hallen verloren gaat. De dynamische, uitwisselbare zone straalt in veel opzichten dynamiek uit. Er is sprake van wisse lende gebruikers en het verkeer tussen de statische zones onderling. Om dit te onderstrepen zijn vrijstaande bouwvolumes ingevoegd, die vanwege hun vrije positionering in het gebouw tijdelijkheid en dynamiek uitstralen . Verspringende gevels van deze units resulteren in een verdere versterking van de dynamiek. Beleving van de bestaande karakteristieken is een bijkomend voordeel van het vrijstaande principe.
J.H .J. Vroemen
Aspire, Communicate, Create, Experience De inzet van Place Branding bij Gebiedontwikkeling Afstudeerrichting Real Estate Management and Development Afstudeercommissie Drs. J.J.A.M Smeets Ir. D.W.Q. Havermans L. Wijnhoven Datum afstuderen 29 september 2009 Samenvatting Het inzetten van place branding tijdens de (her)ontwikkeling van een gebied kan voordelen bieden op veel vlakken. Het is een breed thema dat recent is geintroduceerd in de wereld van gebiedsontwikkeling. Naast vastgoedontwikkeling heeft het raakvlakken met psychologie, marketing, ontwerpen en gedrag. Dit onderzoek richt zich voornamelijk de invloed van de fysieke omgeving op gedrag en beleving. Trefwoorden Place Branding Gebiedsontwikkeling Identiteit Communicatie
66
Place brandring; een nieuwe term in de wereld van gebiedsont· wikkeling. Place wordt gezien als een samenkomst van drie componenten (fysieke attributen, gedrag en beleving). Branding is geënt op het creëren en positioneren van een uit· gespmken en specifieke beoogde identiteit van uiteenlopende zaken. Place branding betreft dus het werken vanuit een beoog· de identiteit bij de ontwikkeling van gebieden. Branding is oorspronkelijk een marketingtooi die gebruikt wordt voor het in de markt zetten van producten, het branden van gebieden is echter vele malen ingewikkelder. Onderzoek naar place branding wordt vaak gedaan vanuit het oogpunt van marketing. In dit onderzoek is place echter uitgangspunt geweest voor het beschrijven van zowel gebiedsontwikkeling als place branding. Het uiteindelijke doel van zowel gebiedsontwikkeling als place branding is immers het realiseren van een leefbare place. Er wordt verondersteld dat place branding goed aansluit bij de trend dat de klant steeds meer op zoek is naar een emotie dan naar fysieke voorwaarden binnen gebieds- en vastgoedontwikkeling. Daarnaast zou place branding beter aansluiten op de vraaggestuurde markt en als katalysator werken bij het proces van getJiedsontwikkeling. Dit heeft geleid tot hoge verwachtingen over de inzet van place branding. Verdiepir:1g in de inzet en effecten van place branding bij gebiedsontwikkeling is noodzakelijk om de doelstelling van dit onderzoek te behalen: 'Meer inzicht verkrijgen in de begrippen place, gebiedsontwikkeling en place branding, teneinde aanbevelingen te doen over de inzet van place branding in de vroege planfase van gebiedsontwikkeling, met een focus op fysieke omgevingskenmerken van place' . Samen hebben literatuur- en praktijkonderzoek de informatie geleverd om de doelstelling te behalen. Gebiedsontwikkelingen betreffen hierbij woongebieden aan cje rand van de stad (vinex) en transformatiegebieden met de woonfunctie als hoofdfunctie. In het uitgebreide literatuuronderzoek (hoofdstuk twee tot en met vijf) is de basis gelegd voor het proces model. Het eerste hoofdstuk over place is een leidraad geweest voor het hele onderzoek. Place wordt gezien als een fysieke omgeving waarmee mensen een relatie hebben op emotioneel en sociaal vlak. De drie componenten - fysieke attributen, gedrag en beleving - vormen gezamenlijk de identiteit van de place en ze hebben invloed op de place attachment en/of place identity. Deze laatste twee begrippen hangen voornamelijk samen met de belevingscomponent, en zijn dus van belang bij het inspelen op de emotionele behoeften van de consument. Er is te zien dat de beïnvloeding van componenten een ingewikkeld proces is, aangezien er naast de componenten vele andere, persoonsgebonden, aspecten inspelen op de onderlinge relaties. Bij gebiedsonhwikkeling wordt een ingreep gedaan in de fysieke attributen en bij branding probeert men de beleving zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de beoogde identiteit. De brede benadering van place branding binnen dit onderzoek, met place en haar componenten als uitgangspunt, vormt een meerwaarde. Deze benadering van place branding speelt goed in op de eerder genoemde veronderstelling van de verschuiving van fysieke naar emotionele behoeften . De veronderstelling dat branding bijdraagt aan klantgerichtheid in het algemeen is gedeeltelijk waar; klantgerichtheid/marketing wordt een weloverwogen onderdeel van het proces, maar kan ook bewust niet of in mindere mate worden meegenomen. Een ander onderdeel van klantgerichtheid is de communicatie. Hierbij valt veel te leren van productbranding, aangezien deze al jarenlang ervaring heeft met marktgedreven communicatiemethoden. De hypothese van de werking van branding als katalysator bij het proces van gebiedsontwikkeling kan door dit onderzoek niet ondersteund worden, maar wordt ook zeker niet ontkracht. De versnellende werking wordt waarschijnlijk verklaart door het feit dat men vroeg in het proces overeenkomt wat de beoogde identiteit is. Wel komt er tijdens het praktijkonderzoek een ander positief effect met betrekking tot het proces naar voren. Bij branding wordt er aandacht besteed aan het waarmaken van verwachtingen. Dit heeft te maken met het op elkaar afstemmen van de communicatie naar de klant en de fasering en realisatie van de fysieke attributen.
Beoogde Iden titelt
Doel4roep/K~t\1
Bocrokk. n panlJ.n Ull4il\Q'DIt~. plaG
Model Gebiedsontwikkeling & Place Branding
Het model dat ontwikkeld is met betrekking tot de inzet van place branding !Jij gebiedsontwikkeling (afbeelding 1) is positief ontvangen tijdens het praktijkonderzoek. Hierbij wordt verondersteld dat de processen van gebiedsontwikkeling meer parallel moeten gaan lopen. Place branding wordt al in de initiatieffase van gebiedsontwikkeling geïntroduceerd. Het praktijkonderzoek onderstreept het belang van de vroege inzet van place branding. Op deze wijze kan er een optimale bijdrage geleverd worden aan gebiedsontwikkeling. Er kan gestuurd worden op zowel de inhoud van de beoogde identiteit als de positionering ervan. Hierbij moet men zich bewust zijn van de onstabiele aard van de identiteit van een place. Door middel van gebiedsontwikkeling en place branding probeert men een beoogde identiteit te positioneren, maar door de wisselwerking tussen de componenten van place zal de identiteit voortdurend veranderen. In het praktijkonderzoek is dieper ingegaan op de betekenis van fysieke omgevingskenmerken bij het positioneren van de beoogde identiteit. Hieruit blijken zowel stedenbouw, architectuur als het programma belangrijk, er zijn echter gradaties bin· nen deze belangrijkheid. Zo worden de aspecten die in verband worden gebracht met de openbare ruimte het belangrijkst gevonden. Het uitdrukken van de identiteit gebeurde tot op heden voornamelijk via de architectuur van zowel woningen, voorzieningen als het landschap. De aspecten van stedenbouw worden ook altijd al van belang geacht, maar minder vanuit het oogpunt van het positioneren van de beoogde identiteit. Vaak waren het de stedenbouwer en architect die gezamenlijk de beoogde identiteit bedachten. Het was echter relatief eenvoudig om de identiteit uit te drukken door middel van architec· tuur, en lastiger om dit op stedenbouwkundig niveau door te voeren. Men ziet in dat de rol vande stedenbouwer zal verande· ren; het opstellen van de beoogde identiteit zal vaak een taak worden van meerdere betrokken partijen. Ook bij de inzet van place branding wordt de beoogde identiteit door alle belanghebbenden opgesteld, dit zorgt voor een gezamenlijk doel. Stedenbouw zal hierbij ingezet worden om de beoogde identi· teit te vertalen in een stedenbouwkundig ontwerp. Er is een belangrijke trend waarneembaar van de opmars van het programma in deze kwestie. Het programma, zowel publiek als commercieel, bepaalt mede de identiteit van de place door· dat het een fysiek kenmerk is met een sterke relatie met zowel
het gedrag als de beleving. Hopelijk wordt de relatie van meer fysieke kenmerken met gedrag erkend om zo de beleving beter aan te kunnen laten sluiten bij de beoogde ideFltiteit. Voor de inzet van place branding bij gebiedsontwikkeling wor· den een aantal aanbevelingen gedaan: • Het vroegtijdig introduceren van place branding tijdens de gebiedsontwi kkeling; • Het eenduidig formuleren van de beoogde identiteit; • Regelmatig evalueren van de beleving van de place om zo tijdig in te kunnen grijpen; • Vroeg beginnen met communiceren naar de klant, deze com· municatie hoeft geen duidelijk relatie te hebben met de fySieke ontwikkeling; • Bewust zijn van de onderlinge relaties van de componenten van place bij de positionering; • Bewust omgaan met de wensen en behoeften van de klant bij het opstellen van de beoogde identiteit. Er zijn nog geen gebiedsontwikkelingen opgeleverd waarbij place branding toegepast is. Toch blijkt uit de expertinterviews en casestudies dat de inzet van place branding positief werkt. Bij beide cases is de identiteit uitgedrukt in andere facetten, maar er kan geconcludeerd worden dat er veel vraag is naar het vastgoed in de places die gebrand zijn en dat de inwoners tevreden zijn over hun leefomgeving. Er kan echter nog niet gesteld worden dat dit komt door de bijdrage van place bran· ding doordat er geen places zijn die honderd procent vergelijkbaar zijn, zonder de inzet van place branding. In de toekomst kan place branding hopelijk zorgen voor een grotere variëteit aan places met een duidelijke identiteit waar mensen zich thuis voelen . Het denken vanuit beleving in plaats van vanuit fysieke attributen is hierbij echter een drempel die nog overwonnen moet worden in de praktijk van gebiedsontwikkeling.
C.E.w. Westra
- ........
I ~"""'*'
Afstemming voorzieningenniveau op ontwikkelingen rond bevolkingsdaling Een stated choice onderzoek naar de voorkeuren voor voorzieningen die van invloed kunnen zijn op de leefbaarheid
.-..., 21C1rine
lGfmftnsdlapl-
"... "~r lnsteAtg 5 Spdtf6~
7_1 ,~-
....... 5
15COm
5COm
_. 5COm ~,...,
15COm
15CO'"
op 1000m
15COm
15CO ...
5COon
IOCOm
l5CO",
5CO ...
!iOOm
lOCOm
lOGO ...
15COm
5COm
1000 ...
l5COm
5COm
1500m
lOOOm
15CO ...
15CO"m
o
o
Afstudeerrichting Design and Decision Support Systems
'ou U -
Afstudeercommissie Ir. A.w.J. Borgers Dr. ir. A.D.A.M. Kemperman Drs . ir. P.E.w. van den Berg
33) KlUis bil 'voorkeur' ... _ _ .,.,. deD voonioInI,.enpIIdamen u het
Datum afstuderen 15 december 2009
Samenvatting Eén van de gevolgen van krimpjbevolkingsdaling in een gebied kan zijn dat het draagvlak niet meer hoog genoeg is voor het handhaven van voorzieningen. Dit kan tot een vermindering van de leefbaarheid leiden. Door middel van een stated choice onderzoek wordt in kaart gebracht wat de voorkeuren van bewoners in krimpende gebieden voor voorzieningen zijn . Hierbi,j worden voorzieningen onderzocht die voor alle leeftijden mogelijkheden geven tot sociaal contact en zodoende bij kunnen dragen aan de leefbaarheid . Door het verkrijgen van dit inzicht is een gemeente of andere overheidsinstantie beter in staat om te gaan met voorzieningen in krimpende gebieden.
68
,.....
Trefwoorden Bevolkingsdalingjkrimp Keuzegedrag Leefbaarheid Multinomiallogit (MNL) model Stated Choice Research
..o . . . In
o
uw buurt .ou ~ hebben_
Voorbeeld voorzieningenpakketvraag
Nederland zal hoogstwaarschijnlijk na het jaar 2025 te maken krijgen met een daling van de bevolking. Deze bevolkingsdaling, ook wel krimp genoemd, doet zich nu al voor in een aantal delen van Nederland, waaronder Zuid-Limburg. Een verkleining of zelfs wegvallen van voorzieningen, doordat het draagvlak te klein is, kan er voor zorgen dat meer mensen wegtrekken en er een versnelde krimp optreedt. Daarnaast kan het wegvallen van voorzieningen er voor zorgen dat bewoners in krimpende gebieden in een isolement raken. Doordat zij niet meer het dagelijkse wandelingetje naar de supermarkt kunnen maken kan het zijn dat zij hun sociale contacten kwijt raken. Een hulpmiddel voor gemeenten die te maken hebben of krijgen met krimp is inzicht te verwerven in de voorkeuren voor en het belang van voorzieningen voor de bewoners. Hierdoor kan er door de betreffende gemeenten een betere afweging gemaakt worden ten aanzien van het beleid met betrekking tot voorzieningen bij een afnemend draagvlak. Met dit onderzoek kan er een beter inzicht gegeven worden in de mate waarin bewoners van een krimpend gebied behoefte hebben aan bepaalde voorzieningen die bijdragen aan sociaal contact en de leefbaarheid in de buurt. Er dient duidelijk te worden welke voorzieningen op een kleine afstand noodzakelijk zijn voor de leefbaarheid, welke wellicht verder af kunnen liggen en welke voorzieningen eventueel gebundeld kunnen worden met andere buurten, etc. Dit wordt gedaan aan de hand van de volgende onderzoeksvraag: Hoe dient er met voorzieningen in een krimpend gebied om gegaan te worden om de leefbaarheid en mogelijkheid tot sociaal contact op een voldoende niveau te houden? Aan de hand van een stated choice methode wordt antwoord gegeven op deze vraag. De voorzieningen die in dit onderzoek worden onderzocht zijn voorzieningen die veelal overdag en door mensen van verschillende leeftijden gebruikt kunnen worden . Deze voorzieningen kunnen bevorderlijk zijn voor de leefbaarheid van de buurt en het sociaal contact in de buurt. De voorzieningen die in dit onderzoek aan de orde komen zijn : supermarkt, kleine detailhandel, gemeenschapshuis, religieuze instelling, sportvoorziening, café, basisschooljpeuterspeelzaal en speelvoorzieningen voor kinderen tot ongeveer 12 jaar. Er worden voor het onderzoek drie verschillende krimpgebieden met elkaar vergeleken, van een dorpse buurt naar een meer stedelijke buurt. Hiervoor worden twee gebieden in de gemeente
• Constante
0,75
• niveau 1
• niveau 2
• niveau 3
+11--------------------
• Supermarkt • Kleine detailhandel
0,5
.Gemeenschapshuis • Rell8ieuze instellkl8
• Sportvoorziening
• Café • Baslsschool/peulerspeelzaal
SpeelpleklOI:t 12·Jarigen
Weergave van de parameterwaarden voor het niveau van een voorziening
Belang van de voorzieningen op de keuze
Sittard·Geleen onderzocht, namelijk Holtum en Broeksittard, en één gebied binnen de gemeente Heerlen, namelijk De Dem in het stadsdeel Hoensbroek.
gebieden in Sittard·Geleen , Holtum en Broeksittard, heeft men een gemeenschapshuis graag op loopafstand (500 meter). In geen van de drie gebieden heeft men behoefte aan religieuze instellingen als een kerk of een moskee. Ook een sportvoorzie· ning is weinig van invloed bij de keuze voor een voorzieningen· pakket. Wat betreft de ligging van een café valt het op dat men het in Holtum wel belangrijk vindt om deze op 500 meter te heb· ben, terwijl hier in de andere gebieden niet zoveel waarde aan wordt gehecht. Er zijn ook een aantal verschillen tussen mannen en vrouwen geconstateerd. Mannen willen graag een gemeen· schapshuis en café dichtbij hebben . Vrouwen vinden een basis· school/peuterspeelzaal en speelvoorzieningen voor kinderen tot 12 jaar belangrijker. Naarmate men ouder wordt groeit de behoefte aan het hebben van voorzieningen voor de dagelijkse boodschappen en een gemeenschapshuis op loopafstand. In Holtum en Broeksittard wordt er dan ook veel gebruik gemaakt van een gemeenschapshuis door ouderen. Voor huis· houdens met kinderen is het van belang dat voorzieningen voor kinderen (basisschool/peuterspeelzaal, speelplek) op een korte afstand liggen . Als er voorzieningen weg zouden vallen, geeft men in Holtum en Broeksittard aan dat dit geen reden is om weg te trekken omdat de woning te prettig is. Ook voor De Dem weegt het wegvallen van voorzieningen voor een groot deel van de respondenten niet op tegen het woongenot. Daarnaast geeft een deel van de respondenten aan financieel niet in staat te zijn om te verhuizen.
111
De stated choice methode wordt gevormd aan de hand van een multinomiallogit model, welke een vorm is van een Discrete Choice Model. Door mensen te laten kiezen uit alternatieven met variërende kenmerken, kan inzicht verkregen worden in het belang van deze kenmerken voor de mensen. In dit onderzoek bestaan de alternatieven uit voorzieningen pakketten, bestaan· de uit de eerder genoemde voorzieningen . Elke voorziening kan dichtbij, iets verder weg of nog verder weg liggen. Door deze afstanden systematisch te variëren, ontstaat een groot aantal voorzieningenpakketten . Echter, door gebruik te maken van een zogenaamd fractional factorial design, zijn in dit onderzoek 27 voorzieningenpakketten gebruikt voor het bepalen van het nut van elke voorziening op elk van de drie afstanden . Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van een vragenlijst. Van deze vragenlijst is een papieren versie en een internetversie aangemaakt. De vragenlijst bestaat uit drie onderdelen. Het eer· ste onderdeel bestaat uit een karakterisering van de responden· ten onder andere aan de hand van persoon· en huishoudenken· merken en het gebruik van een aantal voorzieningen. In het tweede onderdeel dient men negen keer een keuze te maken uit drie voorzi eningenpakketten, waarbij men ook kan kiezen voor 'geen voorkeur' . In dit onderdeel worden ook een aantal voor· zieningenpakketten vergeleken met de situatie in de eigen buurt. Het derde onderdeel bestaat uit een aantal stellingen, om te achterhalen hoe men over de leefbaarheid en de voorzie· ningen in de buurt denkt en hoe belangrijk men een aantal aspecten voor een buurt v,i ndt. In totaal hebben 290 responden· ten deelgenomen aan het onderzoe~, 81 uit Holtum, 45 uit Broeksittard en 164 uit De Dem. Op basis van de door de respondenten gemaakte keuzes kan het nut van elke voorziening op elke onderzochte afstand geschat worden . Eveneens kan bepaald worden wat het belang is van elk van de voorzieningen. Hieruit komt flaar voren dat een supermarkt het meest van belang is voor de respondenten. Daarnaast spelen kleine detailhandel, gemeenschapshuis en een speelplek voor kinderen tot ongeveer 12 jaar een belangrij· ke rol voor de keuze voor een voorzieningenpakket. In de twee
Uit het onderzoek blijkt dat een volledig pakket aan voorzienin · gen niet noodzakelijk is voor de leefbaarheid in de buurt. Door het aal'lbieden van een selectie van voorzieningen kan er een zekere mate van levendigheid worden behouden. Hierdoor blijft het sociaal contact in de buurt behouden. Om aanbevelingen voor de gemeenten te doen naar aanleiding van de voorkeuren van bewoners voor voorzieningen, dient er rekening gehouden te worden met wat een gemeente kan aanbieden. Hierbij is er een onderscheid te maken tussen emotionele waarde en waarde voor het algemeen belang van de buurt. Er is in dit onderzoek gebleken dat er bij de keuze vaak voor de antwoordmogelijkheid 'geen voorkeur' werd gekozen. Een mogelijke oorzaak hiervoor is dat men in de betreffende gebieden de mogelijke gevolgen van krimp nog niet overziet. Een betere gewaarwording van deze ontwikkeling onder de inwoners zou meer uitgesproken voorkeu· ren kunnen opleveren in het stated choice onderzoek.
la:
c
Q,.
/D /D ..... c:r c
::s
Q,.
!!!.. iil' n
c:
C.l. Zwijgers
Verduurzamingsmogelijkheden voor lokale Rabobankkantoren Afstudeerrichting Building Technology Afstudeercommissie Prof. ir. l.M. Post Ir. A.w.C. Timmermans Dr. A.R. Pereira Roders A. van den Heuvel Datum afstuderen december 2009
15
Samenvatting Binnen de lokale Rabobanken is er nauwelijks kennis op het gebied van duurzaam bouwen. Om deze doelgroep te laten zien dat duurzaam bouwen het imago juist positief beïnvloedt, zorgt winsten op verschillende gebieden en kan zorgen voor een aangenamere werkomgeving is een handboek gemaakt. Het handboek maakt de gebruiker enthousiast om duurzaam te bouwen en laat zien wat er allemaal mogelijk is op dit gebied .
cr o s::
:E
~
s::
:::J
0-
m
70
Trefwoorden Handboek Rabobank Duurzaamheid Bankgebouw Cradle to cradle
Radargraflek: resultaat bij het rekenmodel
Door de eeuwen heen is de rol van het bankgebouw continu veranderd . AI in de 4e eeuw v. Chr. stichtte de Oudgriekse stadstaten de eerste openbare banken. Tegenwoording fungeren bankgebouwen als icoon en moet het imago van de bank in het gebouw herkend worden . Duurzaamheid staat bij de Rabobank Groep hoog in het vaandel, het is de vierde kernwaarden van de Rabobank Groep. Het is echter nu zo dat er geen bindende richtlijnen zijn voor lokale Rabobankgebouwen. Rabobank Nederland kan lokale banken dus niet verplichten om duurzaam te bouwen. Er is vraag naar een handleiding over duurzaam bouwen die door verschillende lokale Rabobanken en adviseurs van Rabobank Nederland geraadpleegd kan worden. De doelstelling van het onderzoek is het stimuleren van duurzaamheid binnen de lokale Rabobankkantoren . De doelstelling in het onderzoek is het in kaart brengen en toetsen van de verduurzamingsmogelijkheden van kantoorgebouwen toegepast op de verschillende Rabobankgebouwen. Middels een handboek worden alle partijen, lokale banken en Rabobank Nederland, geënthousiasmeerd waardoor een positieve kijk op duurzaam bouwen wordt gecreëerd. Een groot aantal op leeftijd en regio geselecteerde lokale Rabobanken zijn bezocht. Er zijn drie onderzoeksgroepen gevormd die zijn geïnterviewd . Deze drie groepen bestaan uit de lokale Rabobanken , externe adviseurs die betrokken zijn bij het bouwproces van een lokale Rabobank en de managers binnen Rabobank Nederland. Uit de interviews met de managers van de lokale Rabobanken blijkt dat de ecologische en sociale waarde als meest belangrijke waarde wordt gezien . Daarnaast worden de economische, esthetische en wetenschappelijke waarden ook als belangrijk genoemd. Er worden verschillende redenen genoemd waarom er juist wel of juist minder duurzaam wordt gebouwd. Redenen voor het niet duurzaam bouwen zijn in de eerste plaats de hoge inversteringskosten en de, in hun ogen, te lange terugverdientijden . Daarnaast spelen andere oorzaken als tijds- en kennisgebrek, het ontbreken van een gespecialiseerde duurzaamheidsadviseur, het ontbreken van bindende richtlijnen en te weinig betrokkenheid op dit gebied vanuit de organisatie een belangrijke rol. Uit de interviews met externe adviseurs komt naar voren dat tijds- en kennisgebrek vaak zorgt voor een langzamere en moeilijkere communicatie. Wanneer er volgens hen meer begeleiding op het gebied van duurzaamheid zal zijn, kunnen er meer winsten worden behaald. Dan pas kan Cradle to Cradle ook aanslaan bij de lokale Rabobanken. De managers van Rabobank Nederland zien dat bij de lokale banken alles om het imago draait. Geld wordt vaak niet in duurzaamheid geïnvesteerd doordat de bank niet weet of in wil zien dat duurzaam bouwen juist wèl een modern en architectonisch gebouw kan opleveren. De investeringskosten en terugverdientijden spelen een te grote rol binnen de beslissingen die op het gebied van duurzaamheid worden genomen .
Ecologie
-_-........ ..........
Economie Comfort
Beoordeling per toepassing
De managers zien (radie to (radie als een filosofie waar in de toekomst binnen de Rabobank plek voor kan zijn en staan hier dan ook positief tegenover. Met de bovenstaande resultaten is een basis gelegd voor het gemaakte handboek. In het handboek wordt advies gegeven op het gebied van duurzaam bouwen gericht op de lokale Rabobanken. Aan de hand van (technische) informatie, adviezen en voorbeelden van onder andere Rabobankgebouwen zal duidelijk worden wat er allemaal mogelijk is op dit gebied. Er is gekeken naar de toepassingen in het algemeen. Factoren die van invloed zijn op de prestaties. zoals het type van het product, de verwerkingswijze, de hoeveelheid, de manier van plaatsing, de lokatie en het vermogen, worden buiten beschouwing gelaten. Deze factoren zijn per lokale Rabobank te verschillend. Met de informatie uit het handboek kan de manager van de lokale Rabobank naar een gespecialiseerde adviseur gaan. Deze adviseur zal in zijn berekening de bovengenoemde factoren wel meenemen waardoor een specifiek advies voor de desbetreffende Rabobank kan worden gegeven. Daarnaast krijgt de betreffende manager van de lokale Rabobank door de informatie uit het handboek een beter beeld over de mogelijkheden, waar op gelet zal moeten worden tijdens en voor het bouwproces en waar zijn voorkeuren naar uit gaan. Het handboek zorgt ervoor dat de gebruiker enthousiast wordt gemaakt en in gaat zien dat duurzaam bouwen wel degelijk winsten oplevert. Ook kan het handboek worden gebruikt om het publiek en de directie te informeren over bepaalde toepassingen, aanbevelingen en mogelijkheden. De verschillende toepassingen op het gebied van duurzaamheid worden in het handboek beoordeeld aan de hand van de drie belangrijke waarden binnen de lokale Rabobanken: economie, ecologie en comfort. Met de beoordelingen op het gebied van ecologie en economie op basis van de literatuur, en de beoordeling van comfort die deels is in te vullen door de desbetref-fende bank, is het mogelijk om te kijken hoe er wordt gescoord op de gekozen toepassingen uit het handboek. Hiervoor is een simpel in te vullen rekenmodel gemaakt waarmee het mogelijk is om één eindoordeel te krijgen in de vorm van een radargrafiek. Het rekenmodel is een prototype dat in de toekomst steeds verder zal worden uitgebreid. Het doel van het rekenmodel is de bewustwording van de invloeden van ecologie, economie en de vaak vergeten waarde comfort op de totale duurzaamheid . Doordat het handboek een dynamisch document is, kunnen nieuwe toepassingen eenvoudig worden toegevoegd en meegenomen in dit rekenmodel. De weegfactoren in het rekenmodel zijn gebaseerd op het voor· onderzoek dat is uitgevoerd binnen de lokale Rabobanken, externe adviseurs en Rabobank Nederland. Wanneer er door de Rabobank in de toekomst meer uitspraken gedaan worden op het gebied van duurzaam bouwen zullen er meer weegfactoren
Rabobank Apeldoorn heeft een groenverklaring ontvangen voor hun nieuwbouwproject
kunnen worden toegevoegd waardoor dit rekenmodel steeds specifieker voor de Rabobank zal worden. Het rekenmodel en het handboek zijn een aanzet voor een steeds uitgebreider wordend document met bijbehorend toetsingsmodel. Het zal de gebruiker meer kennis over duurzaam bouwen verschaffen en zo zorgen voor een enthousiaste en positievere kijk op duurzaam bouwen. Er is een begin gezet voor het verduurzamen van de Rabobankkantoren die in de toekomst hopelijk zullen worden vervangen door nieuwe Rabobankkantoren die gebouwd zullen worden volgens de (radie to (radie filosofie.
71
Technische Universiteit Eindhoven University ofTechnology
/
Inhoud
pag.
G. Adriaansens
Amsterdams Alfabet
4
Een catalogus van verd ichtingstypen voor de negentiende-eeuwse ring j.H.j van Aken & D.F.A. Kerkhof
Wonen in een maatpak
6
Een conjunct keuzeonderzoek naar de woonvoorkeuren van SS·plussers j.P.l.M. Arts
Deformaties van het Stadskantoor leyweg
8
Het ontwikkelen van uitvoeringstechnische maatregelen om ten tijde van de oplevering te grote plaats afwijkingen ten gevolge van het deformeren te voorkomen. M.G.j. van Bemmel BSC.
Verbonden gronden
10
Het Weesperplein als stedelijke condensator C.A.l. de Blok
Neue Stadtkrone Kassei
12
Een designcenter voor Volkswagen M. de Boer
Een breedplaatvloer op maat
14
Een methode voor het realiseren van maatnauwkeurige breedplaatvloerranden G.H .B. Booltink
Rotterdam Decentraal
16
Een verkenning op het snijvlak van stad en spoor R.M.A. van den Boom
Herstructurering van een stedelijk scharnierpunt
18
Binnen stedelijke Brandweerkazerne met woningbouw in Amsterdam A.j.F. Bouw
Bestemming (on)bekend
20
Een zoektocht naar mogelijke herbestemmingen van een verlaten Antwerps havengebouw G.S. Crutzen
leegstand bij nieuwe koopwoningen
22
Een onderzoek naar de oorzaken van leegstand en de mogelijke maatregelen ter voo rkoming en bestrijding van leegstand P.G.w. Derks BSc.
Decision making of Amsterdam houslng associations in brownfield transformation
24
The potentialof a GIS based Decision Support Tooi A.H.M. van Deursen & drs. M.I.K. Leussink
LEEFSTIJLEN in het woonDOMEIN?
26
Ing. j.T. van Deursen
Designing buildings with less load on earth's environment
28
With buildings in the Netherlands, Germany and England as examples Ing. H.E.M. Eshuis
Openbare Bibliotheek Oslo
30
Een stedelijke huiskamer voor de stad Ing. M.j. Frank
Warmte-koudeopslag na de oplevering
32
Maakt extra koude laden een WKO-installatie robuuster? Ing. A.B. ten Ham (BBE)
Klimaatinteractieve architectuur Hoe architectuur kan bijdragen aan oplossingen binnen de energie- en klimaatproblematiek ing. M.H. Harms
Transferium Prins Hendrikkade M.A.j. Hereijgers
Eigenzinnig Ijmuiden Paradoxaal landschap in havengebied
34
Ing. FW. Hettema
Water(RE:)creatie Wonen en recreëren in een gecreëerd nat natuurlandschap
J.
de Jong
Re-institutionalisering: een ode aan de ouderdom
42
BW. Klemann
Comparison of global analysis methods and design rules for steel frames according to Eurocode 3 R.L.J. Lemaire
Kreishof Collectief Wonen in de Tussenmaat Ing. RAJ . Lemmens
De Scherf Het heterotope gemeentehuis Boxmeer M. Moonen
Transferium Rhijnspoorplein
50
Ing. J. Rietkerk
F1exibility & Concrete Core Conditioning
52
Synonyms or a contradiction? C.M .J. Rutten
Innovatie - Educatie - Acceptatie
54
Wat de bouw niet kent daarmee bouwt hij niet! Ing B.B. Scholten
Optoppen Case study: hoogbouw optoppen van 60 naar Som H. Singh
Recovering Delhi's Red Fort
58
Presence of Past in the Present M. Stoffels
Verbonden Structuren
60
Stadsverbetering in Amsterdam door middel van een schoolcomplex G.J .H. Streng
Super-/Subterranean
62
Exploring context and interior autonomy in an extension to Zurich's Kunsthaus J.J.CVis
Paradox Een multireligieus ontmoetingscentrum in een Antwerps droogdok Ing. S.M. de Waard
Stagnation in the initiative phase of brownfleld redevelopment A flowchart for the main stagnation
66
G. Adriaansens
Amsterdams Alfabet Een catalogus van verdichtingstypen voor de negentiendeeeuwse ring Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. dr. B.j.F. Colenbrander Prof. Dipl.-ing C. Rapp Datum afstuderen februari 2010
23
Samenvatting Een catalogus van verdichtingstypen die gebaseerd is op de maten van het negentiende-eeuwse bouwblok en deze vervolgens overstijgt. Met vier bouwstenen uit deze catalogus is een plan aan de Wibautstraat ("de lelijkste straat van Amsterdam") gemaakt. De torentypes spreken zowel de taal van het oude weefsel als de moderne cityvorming.
Boven: van alkoorwonlng tot bouwsteen. Onder: spiegelen van de bouwsteen en torentype
Trefwoorden Bouwsteen Negentiende-eeuwse ring Amsterdam Catalogus Verdichting
"
Perspectief daklandschap
'Dwarsdoorsnede Amsterdam ' is het eerste van drie opeenvolgende afstudeerateliers op basis van morfologisch onderzoek in de hoofdstad . Het onderzoeksgebied van dit atelier loopt van noord naar zuid en snijdt de concentrisch gegroeide stad door als een boom met jaarringen. De keuze voor mijn een afstudeerlocatie viel op de Wibautstraat, ook wel de "de lelijkste straat van Amsterdam" genoemd. Ter hoogte van de Wibautstraat kruist de doorsnede met de negentiende-eeuwse ring. Amsterdam wil de komende jaren sterk gaan verdichten. De kruising van een negentiende-eeuws stedelijk weefsel met deze 'lelijke straat' is dan bij uitstek de plek om te experimenteren met het thema verdichting binnen de bestaande stad. Het uiteindelijke resultaat van dit project is daarom een (algemene) catalogus van verdichtingstypen voor de gehele negentiende-eeuwse ring en een (specifiek) 'bewijs' van een aantal van deze bouwstenen in een plan aan de Wibautstraat. De Wibautstraat is een vreemde straat: ze is maar liefst vijftig meter breed terwijl de aanliggende negentiende-eeuwse arbeiderswoningen de Amsterdamse standaardhoogte van vijftien meter aanhouden . Wat de Amsterdammer vervolgens het meest tegenstaat, is dat er over de lengte van de straat een aantal kolossale moderne kantoorgebouwen staan alsof ze uit de lucht zijn komen vallen . De negentiende-eeuwse bouwblokken zijn te laag voor de breedte van de straat en de moderne kantoorpanden, die wel groot genoeg zijn , gedragen zich weer volkomen autistisch ten opzichte van het stedelijk weefsel omdat zij vrij in de ruimte willen staan. Deze stedelijke situatie is verklaren uit het feit dat de Wibautstraat nog niet zo lang een straat is . Van oorsprong was zij een spoorlijn. Vandaar dat de bouwblokken zich ten opzichte van de straat gedragen alsof zij aan een achtergebied staan: wat vroeger achterkant was werd voorkant. Nu leest men de straat tegenwoordig alsof er pittoreske negentiende-eeuwse woningen gesloopt zijn om plaats te maken voor moderne 'anonieme kolossen' . Niets is minder waar. In tegenstelling tot de Weesperstraat (die in het verlengde van de
, Straat perspectief vanaf de Wibautstraat DI
Ill~ .-
t:I !~a
i l~
']11
iiI' ,. C
Q.
/11 /11
~
f7
c
L 1,-.;1 t:Ic , I
r I
i
=
Q.
!!.
ar n
z-,
at :: \:11111 7
S-
m
;:;:
cr 0 c
::E
1
7' C :::J
Cl.
ro
Situatie begane grond
Wibautstraat ligt) is er hier vrijwel niets gesloopt. De straat is nog maar relatief kort een straat en de leegte van het spoortracé is juist ingevuld door die kolossen. We moeten niet, zoals het sentiment nu lijkt te zijn, kortzichtig deze 'lelijke' moderne gebouwen uit het geheugen van de stad willen wissen. Er moet juist een strategie gevonden worden die de verschillen de historische lagen in de stad behoudt, leesbaar maakt en zelf een nieuwe laag toevoegt. Deze strategie krijgt vorm in een verzameling van bouwstenen. Mijn catalogus is gebaseerd op de maten van het bouwblok, maar ontstijgt deze ook. Het startpunt is het negentiende·eeuw· se woningtype op een enkel kavel : de alkoofwoning. De nieuwe typologie gaat niet meer uit van een enkel, maar juist meerdere kavels en laat zien hoe er verdicht kan worden op respectievelijk twee , drie, vier etc kavels en op de kop van een bouwblok. Als er ergens een aantal kavels vrij komt kunnen deze ingevuld worden met een nieuwe, dichtere bouwsteen dan de alkoofwoning. Omdat er verdicht wordt is in principe het gehele kavel bebouwd. Onder eisen naar licht en lucht moet er echter in de bouwmassa gesneden worden waardoor een hof ontstaat. Elke bouwsteen heeft hierdoor een voor· en een ach· terhuis dat bereikbaar is vanuit het hof. Waar het oude Amsterdamse bouwblok een groot, gesloten privé·hof kent, vor· men de bouwstenen een dicht weefsel van grote en kleinere semi·openbare hoven. Deze hofjes kunnen onderling verbonden zijn of soms beslaat een enkele bouwsteen de volledige diepte van het bouwblok, waardoor deze doorwaadbaar wordt. Het meest radicale aspect van de typologie zijn de torens . Bovenop de achterhuizen van de verschillende bouwstenen staan torens. Het ligt misschien voor de hand om deze te bear· gumenteren vanuit het verhaal van verdichting, maar er is hier echter iets anders aan de hand. De torens zijn vanuit contextu· ele, stedenbouwkundige overwegingen tot stand gekomen. Hier speelt de Wibautstraat een grote rol in . De torens kunnen
5 hoogte aan de Wibautstraat geven zonder de alkoofpanden (die getuigen van de geschiedenis van de spoorlijn) te slopen. Bovendien sluiten zij aan bij de schaal van de moderne kantoor· panden (die herinneren aan een periode van groot optimisme) terwijl het voorhuis van de bouwsteen flaadloo s in het oude bouwblok past. Dit is de grootste kracht van de typologie: zij spreekt zowel de taal van het bouwblok als de moderne 'city· vorming' .
J.H.] van Aken & D.F.A. Kerkhof
Wonen in een maatpak Een conjunct keuzeonderzoek naar de woonvoorkeuren van SS-plussers Afstudeerrichting Real Estate Management and Development
Afstudeercommissie Drs. ].J.A.M. Smeets Dr. ir. A.D.A.M . Kemperman H.]. vam den Berg
Datum afstuderen 26 111
ra: c:
januari 2010
Samenvatting
0-
De Nederlandse woningmarkt is aan het veranderen van een aanbodmarkt naar een vraagmarkt. Daarnaast zal in de komen· de jaren de samenstelling van de Nederlandse bevolking veran · deren. Vooral het percentage ouderen neemt toe. In dit onderzoek worden de woonvoorkeuren van SS-plussers onderzocht middels een conjuncte analyse. De analyse laat zien welke belangen SS·plussers hechten aan verschillende woon· kenmerken . In het onderzoek is ook een marktsimulatie opgenomen waarin de resultaten getoetst worden aan de huidige markt.
~
Trefwoorden
Cl.
ID ID
....
tr
c:
:::s
Cl.
~
W'
n
c:
m o c: :E c:
:::J
0.. (1)
6
Conjuncte analyse Senioren Vergrijzing Woningmarktonderzoek Woonvoorkeuren
De Nederlandse woningmarkt is aan het veranderef] van een aanbodmarkt naar een vraagmarkt. Gevolg hiervan kan zijn dat het huidige aanbod niet meer in overeenstemming is met de vraag. Er wordt steeds meer waarde gehecht aan de kwaliteit van wonen . Daarnaast zal in de komende jaren de samenstelling van de Nederlandse bevolking veranderen. Vooral het percentage ouderen neemt toe. De 'vergrijzingsgolf' is eflkele decennia geleden ingezet en zal ook de komende jaren doorzetten. Deze toename heeft vooral betrekking op jongere ouderen en in mindere mate op 7S -plussers. Deze aankomende groep ouderen zal relatief gezonder, welgestelder en vitaler zijn dan de huidige ouderen . Er zijn onvoldoendekeuzemogelijkheden voor deze doelgroep, een betere afstemming van vraag en aanbod. Ook is er weinig bekend over de woonvoorkeuren van ouderen. In bestaande woningmarktonderzoeken wordt hier slechts globaal op in gegaan . De beperkte kennis over de woonvoorkeuren van deze doelgroep is de aanleiding voor dit onderzoek en heeft geleid tot de volgende probleemstel.ling: Welke kenmerken van de woonsituatie zijn voor SS-plussers van belang bij de keuze van een woning en wat is de invloed van de kenmerken onderling? Om de voorkeuren te kunnen bepalen is gebruik gemaakt van een conjuncte analyse. In deze methode wordt aan respondenten gevraagd een keuze te maken uit een aantal hypothetische alterllatieven. Deze alternatieven zijn samengesteld uit kenmerken, welke attributen genoemd worden. De attributen kunnen verschillende waarden aannemen (eigendom/huur, locatie, prijs, aantal kamers, grootte van de kamers etc.) . Omdat mensen eeJ] nut toekennen aan iedere attribuut van een alternatief kan het keuzegedrag bepaald worden. Er wordt verondersteld dat wanneer mensen een keuze moeten maken uit een aantal alternatieven, het alternatief met het hoogste totaalnut gekozen wordt. Door meerderde keuzesituaties voor te leggen aan de respondent is het mogelijk de voorkeuren voor bepaalde kenmerken te bepalen. Om dit te kunnen doen is een
enquête opgesteld. Hiervoor zijn de hypothetische alternatie· ven, ook wel profielen genoemd, samengesteld op basis van een experimenteel design. Er is gekozen voor twee designs, één voor grondgebonden woningen (27 profielen) en een design voor appartementen (16 profielen). De profielen zijn random in sets van 2 à 3 aan de respondenten voorgelegd met de vraag welke van deze alternatieven men het meest waarschijnlijk zou kopen . Ook kon men per alternatief aangeven of men er zou wil· len wonen . De alternatieven met betrekking tot appartementen zijn samengesteld uit de attributen : koopprijs, woonkarnerop· pervlak, grootte van het balkon, architectuurstijl, parkeersitu· atie, schaal van het project en het niveau van gemaksvoorzie· ningen.De alternatieven met betrekking tot grondgebonden woningen zijn samengesteld uit de attributen: koopprijs, woon · kameroppervlak, woningtype, aantal slaapkamers, grootte van de tuin, architectuurstijl, parkeersituatie en het gemakvoorzie· ningenniveau. Er zijn S400 e·mailadressen verzameld van personen die op zoek zijn naar een woning in het SRE·gebied . Deze responden· ten zijn via een email gevraagd om hun medewerking te verle· nen aan de enquête die via het internet in te vullen was. In totaal hebben 2S3 respondenten de enquête volledig inge· vuld. De lage respons kan verklaard worden door het feit dat niet alle persoonsgegevens van de S400 personen bekend waren en mogelijk een deel niet binnen het steekproefkader viel. Voor de analyse is gebruik gemaakt van het Multinominal Logit (MNL·model). Aan de hand van parameterschattingen is het belang van de attributen onderling bepaald en kon de waarde· ring van de attribuutniveaus berekend worden . De resultaten zijn op de meeste punten naar verwachting. Op een aantal pun· ten blijkt de SS·plusser conservatiever dan gedacht. Bij apparte· menten blijken de grootte van het balkon en de grootte van de woonkamer de belangrijkste kenmerken in de totale afweging.
Voor beide geldt dat er een lineair verband is. Hoe groter de oppervlakte is, hoe groter de voorkeur is. Waar bij de apparte· menten de grootte van het balkon als belangrijkste kenmerk naar voren komt, geven de SS·plussers die kiezen voor een grondgebonden woning aan dat de grootte van de tuin het minst belangrijk is in relatie tot de andere voorgelegde kenmer· ken. Bij de keuze voor een grondgebonden woning blijken het woningtype en de koopprijs belangrijk te zijn. Vooral een bunga· low heeft een duidelijke voorkeur. Dit kan vooral verklaard wor· den door de wens van veel SS·plussers om gelijkvloers te willen wonen. Het niveau van gemaksvoorzieningen is belangrijk voor zowel een appartement als voor een grondgebonden woning. De woning moet beschikken over brede deuropeningen en er mogen geen drempels aanwezig zijn. Ook een aangepaste bad· kamer wordt door de SS·plussers positief gewaardeerd. Opvallend is dat zowel bij appartementen als bij grondgebon· den woningen duurzame architectuur negatief wordt gewaar· deerd. Uit de analyse blijkt dat in beide gevallen traditionele architectuur de grootste voorkeur heeft. Hierbij moet de kantte· kening gemaakt worden dat het attribuut architectuur in de enquête is ondersteund met afbeeldingen die een vertekenend beeld kunnen opleveren . Niet alle afgebeelde projecten hebben eenzelfde schaalgrootte. Met behulp van de parameterschattingen is vervolgens een marksimulatie verricht. Hieruit blijkt dat het aanbod in de markt niet volledig aansluit op de vraag. Wanneer de woningen die worden aangeboden in de markt worden afgezet tegen de meest optimale woning (combinatie van attribuutniveaus met de hoog· ste deel nutten) is de kans dat men kiest voor de meest optimale woning meer dan 60%. Om het aanbod in de toekomst beter te laten aansluiten op de vraag zullen marktpartijen meer consu· mentgericht moeten ontwikkelen . Hiertoe zal gebruik gemaakt moeten worden van zowel kwantitatief als kwalitatief onder· zoek. Beide onderzoeken vullen elkaar aan en geven de vraag het beste weer.
7
].P.L.M. Arts
Deformaties van het Stadskantoor Leyweg Het ontwikkelen van uitvoeringstechnische maatregelen om ten tijde van de oplevering te grote plaatsafwijkingen ten gevolge van het deformeren te voorkomen Afstudeerrichting Construction Technology
111
li! c C. til til
..,
cr
Afstudeercommissie Prof. ir. C.S. Kleinman Or. ir. P.A.]. van Hoof Ir. M.M.J . Vissers C.]. Baak Ir. A.G. van der Meijden Datum afstuderen 26 januari 2010
C
:::J
C.
l!.
or n C
ro
;:;:
8
Samenvatting Tijdens de bouw van het Stadskantoor Leyweg treden plaatsaf· wijkingen ten gevolgen van het deformeren van de constructieonderdelen op. Te grote plaatsafwijkingen leiden tot kwaliteits· verlies van het gebouw tijdens de gebruiksfase. Om te voorkomen dat te grote plaatsafwijkingen optreden, is onderzocht waar te grote plaatsafwijkingen ten gevolgen van het deformeren optreden en zijn voor deze locaties vervolgens uit· voeringstechnische maatregelen ontwikkeld. Trefwoorden Uitvoeringstechniek Maatbeheersing Deformeren Plaatsafwijkingen Stadskantoor Leyweg
Het Stadskantoor Leyweg is ontworpen door Rudy Uytenhaak Architecten in opdracht van de gemeente Den Haag. Sinds 2008 wordt door BAM Utiliteitsbouw Rotterdam aan de uitvoering van dit gebouw gewerkt. Tijdens het Masterproject Participerend Observeren, dat uitgevoe rd is bij BAM Utiliteitsbouw, is geconstateerd dat de plaatsafwijkingen ten gevolge van het deformeren de maximaal toelaatbare plaatsafwijkingen op locaties van de constructie overschrijden. Indien te grote plaatsafwijkingen optreden leidt dil tot kwaliteitsverlies van het gebouw voor de gebruiker. Om te voorkomen dat kwaliteitsverlies optreedt, is het volgende doel voor dit afstudeeronderzoek opgesteld . Het ontwikkelen van uitvoeringstechnische maatregelen zodat te grote plaatsafwijkingen ten gevolge van het deformeren van het Stadskantoor Leyweg worden voorkomen ten tijde van de oplevering. Door de samenstelling van de grondlagen (ondergrond) waarop het gebouw gebouwd wordt en de vorm van het Stadskantoor Leyweg wordt verwacht dat plaatsafwijkingen ten gevolge van het deformeren optreden. Een plaatsafwijking is het verschil tussen de werkelijke positie en de bijbehorende streefpositie van een punt ten opzicht van een overeenkomstige referentie. Plaatsafwijkingen zijn onder te verdelen in de procesinherente plaatsafwijkingen en plaatsafwijkingen ten gevolge van het deformeren van materialen . Deformeren is het proces waarbij de maatkenmerken van elementen veranderen door spanningen in het materiaal die worden veroorzaakt door belastingen, het veranderen van de fysische omstandigheden, of het veranderen van de materiaaleigenschappen in de tijd . Om uitvoeringstechnische maatregelen te kunnen ontwikkelen is het noodzakelijk om te weten waar en wanneer de plaatsafwijkingen ten gevolge van het deformeren optreden en of de verwachte plaatsafwijkingen groter zijn dat de maximaal tOelaatbare afwijkingen. Deze informatie is verkregen tijdens de onderzoeksfase van dit afstudeeronderzoek. Het doel van het onderzoek tijdens de onderzoeksfase is het signaleren van locaties van het Stadskantoor Leyweg waar de plaatsafwijkingen ten gevolge van het deformeren groter zullen zijn dan de maximaal toelaatbare plaatsafwijkingen ten tijde van de oplevering. De plaatsafwijkingen ten gevolge van het deformeren die opgetreden zijn ten tijde van de oplevering, zijn veroorzaakt door het wisselen van de fysische omstandigheden en door permanente belastingen. Het is niet mogelijk om de fysische omstandigheden te voorspellen ten tijde van de oplevering, daarom zijn deze niet meegenomen in het onderzoek. Door middel van een simulatie van de optredende plaatsafwijkingen ten gevolge van het deformeren door de permanente belastingen van het Stadskantoor Leyweg is inzicht verkregen in de te verwachten plaatsafwijkingen die optreden ten tijde van de oplevering. Deze verwachte plaatsafwijkingen zijn getoetst aan de in het bestek vermelde maximaal toelaatbare plaatsafwijkingen . Hieruit heb ik geconcludeerd dat de staalconstructie, de betonnen wanden en de vloeren niet voldoen aan de gestelde eisen. De gevels van Stadskantoor Leyweg voldoen wel aan de gestelde eisen. Tijdens de ontwerpfase van het afstudeeronderzoek zijn vervolgens voor één van de gesignaleerde problemen uitvoeringstechnische maatregelen ontwikkeld . Het probleem waarop is gefocust tijdens de ontwerpfase zijn vloeren, specifiek de kantoorvloeren van de tweede tot en met de negende verdieping van het Stadskantoor Leyweg. Uit het onderzoek dat in de ontwerpfase is verricht, is geconcludeerd dat de vlakheid van de bovenzijde van de kantoorvloeren niet voldoet aan de eisen en dat het verschil in de dikte van de druklaag te groot is . Het probleem van de kantoorvloeren staat niet op zichzelf, maar wordt mede veroorzaakt door te grote plaatsafwijkingen van de staalconstructie in de verticale richting. Om het probleem van de vloeren te voorkomen dient ook dit probleem voorkomen te worden . Om de problemen te voorkomen is het proces van het maken van de vloeren en het optreden van de plaatsafwijkingen ten gevolge van het deformeren ten tijde van het maken van de
Het ontwerp van het Stadskantoor leyweg. Bron: Rudy Uytenhaak Architecten
vloeren nader geanalyseerd tijdens de ontwerpfase. Dit heeft geleid tot een selectie van aantal processen waar maatregelen genomen dienen te worden om te voorkomen dat problemen optreden. Per processtap zijn de mogelijke varianten geïnventa· riseerd en is vervolgens de beste variant gekozen. Voor het proces "Druklaag aanbrengen" is het niet mogelijk om op basis van de voor en nadelen te beslissen welke variant het meest geschikt is. Daarom is gedaan door middel van terug te redeneren. te berekenen en te toetsen welke maatregelen het meest geschikt zijn . Dit heeft geleid tot de volgende maatrege· len : Het aanpassen van de productmaten van de elementen van de hoofdstaalconstructie en het aanpassen van de uitzetma· ten van de staalconstructie. Het aanpassen van de stelmaten tussen de sandwichelemen ten van de betonnen wanden en het aanpassen van de uitzetmaten . De druklaag aanbrengen in twee fasen. Tussen de twee fasen dient voldoende tijd te zitten zodat de stempels onder de opleggingen aan de staalzijde halverwege gelost kunnen worden . Een gedeelte van de staalconstructie aan de voorzijde dient voorbelast te worden. Tijdens het storten van de druklaag dient per vloerveld op afschot maatvoering plaats te vinden. Voor een van de gesignaleerde problemen is aan de doelstelling van dit afstudeeronderzoek is voldaan. Met behulp van de uitvoeringstechnische maatregelen die zijn ontwikkeld om te grote plaatsafwijkingen van de bovenzijde van de kantoorvloeren en te grote afwijkingen in de dikte van de druklaag te voorkomen wordt theoretisch voldaan aan de gestelde eisen. Het probleem wordt dus verholpen met behulp van de ontwik· kelde uitvoeringstechnische maatregelen. Om alle gesignaleer· de problemen te voorkomen. dient een ontwerpfase voor iedere gesignaleerd probleem doorlopen te worden.
9 Dit afstudeeronderzoek heeft zich beperkt tot de plaatsafwijkingen die ontstaan ten gevolge van het deformeren door de permanente belastingen op het gebouw ten tijde van de oplevering. Overige plaatsafwijkingen. die ontstaan door onnauwkeurig· heden en fouten tijdens het uitvoeringsproces en de overige oorzaken van deformaties. zijn tijdens dit afstudeeronderzoek niet meegenomen. In de praktijk is het juist de optelsom van alle plaatsafwijkingen die ontstaan tijdens het uitvoerings· proces waar uitvoeringstechnische maatregelen voor genomen dienen te worden. Eenzelfde studie dient uitgevoerd te worden naar de overige plaatsafwijkingen om te voorkomen dat tijdens de uitvoeringsfase of gedurende de levensloop van het gebouw problemen voordoen door te grote plaatsafwijkingen.
M.G.j. van Bemmel BSC.
Verbonden gronden Het Weesperplein als stedelijke condensator Afstudeerrichting Architecture
•
Afstudeercommissie Prof. dr. B.j .F. Colenbrander Prof. Dipl.-ing C.Rapp Datum afstuderen 26 januari 2010 Samenvatting Na een morfologisch onderzoek van een dwarsdoorsnede van Amsterdam. heb ik een ontwerpopgave opgesteld voor het Weesperplein . Het onoverzichtelijke Weesperplein dient ontrafeld te worden en de juiste delen met de juiste schaal moeten opnieuw met elkaar worden verbonden op een manier dat er een 'leesbaar' geheel ontstaat. Door bestaande delen te gebruiken en aan te vullen met nieuwe bouwvolumes, moet het Weesperplein een nieuw centrum wordeFl in het Universiteitsge bied .
'-/
Vogelvlucht
Trefwoorden Ontrafelen Verbinden Stedelijke hub Entreegebied
Trap naar Plaza
10
In het afstudeerproject 'Dwarsdoorsnede door Amsterdam' hebben we als atelier onderzoek gedaan naar de groei van Amsterdam door de eeuwen heen en de verandering in de morfologische structuur. Dit onderzoek spitst zich toe op een doorsnede van Amsterdam die alle lagen doorsnijdt. De morfologische veranderingen , die in opeenvolgende episodes van twintig jaar van de laatste eeuw worden verdeeld. vertellen de historie van de stad . Deze doorsnede loopt van ringweg AlO noord tot ringweg AlO zuid en volgt de route van de Nieuwe Leeuwarderweg door de Ij-tunnel over de Val ~e nburgerstraat. het Mr. Visserplein, de
Weesperstraat, het Weesperplein, het Rhijnspoorple in, de Wibautstraat, Prins Bernhardplein en de Gooiseweg. In mijn project "Verbonden Gronden" doe ik onderzoek naar de morfologische veranderingen op een historisch belangrijke plek: Het Weesperplein. Als onderdeel van de binnenstedelijke structuur van Amsterdam, heeft ook deze locatie te maken gehad met de veranderingen door de eeuwen heen. Van een plein als entree naar de stad, naar niets meer dan een schakel in de overheersende cityvorm i ngstructuu r. Met zijn functie heeft het Weesperplein ook zijn identiteit verloren . De potentie die het plein heeft om een nieuwentreegebied te worden voor de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam is de aanzet tot een ontwerpopgave . Het morfologische onderzoek zal hierbij als basis dienen . De grootste bevinding in de morfologische structuur en tevens leidraad in mijn ontwerp is de fysieke gelaagdheid van het Weesperplein. De verschillende hoogteniveaus in de bestaande situatie worden in het ontwerp met elkaar verbonden als een weefsel. Om het Weesperplein niet louter een plek voor foren sen te laten zijn, moeten de aanwezige verblijfskwaliteiten onder de aandacht worden gebracht. Een drukke verkeersader als overheersend element, bebouwing van verschillende schaal en stijl. hoogteverschillen over het plein en een veelheid aan ongedifferentieerde plekken . Het Weesperplein dient ontrafeld te worden en de juiste delen met de juiste schaal moeten opnieuw met elkaar worden verbonden op een manier dat er een 'leesbaar' geheel ontstaat. De fysieke gelaagdheid die het plein en het aangrenzende gebied hebben. vormt het uitgangspunt voor mijn nieuwe ontwerp. Als een van de factoren voor de onoverzichtelijkheid van het plein, wordt het nu juist de dragende structuur van het ontwerp. De aanwezige metroverdeelhal, die op zes meter diepte ligt, heeft een enorme overcapaciteit. Dit komt omdat het ooit ontworpen is voor de afwikkeling van reizigers van twee kruisende metrolijnen. De tweede metrolijn is er echter nooit gekomen. Deze hal wordt het verbindende element tussen al het naastgelegen voetgangersgebied dat nu door
Metroverdeelhal
Metroverdeelhal
CT
o c :E
'"
C :J
Cl.
Studentenwoningen
Kantoor
de snelweg wordt gesplitst. De drukke stadssnelweg wordt gescheiden van het voetgangersgebied door het op een ander niveau te plaatsen. De stadssnelweg, met de grootschalige bebouwing als lineaire strook over het Weesperplein, tegenover het voetgangersgebied, met de kleinschalige bebouwing en ver· bonden met het achterliggende gebied van de grachtengordel, onder het Weesperplein door. Net als bij het RockefelIer Center, introduceer ik het principe van de verdiepte plaza. De verdiepte plaza, op een tussenliggend niveau van 3 meter diep, zorgt voor verblijfskwaliteiten direct naast de drukke weg. De begin 1ge eeuwse pandjes waar nu cafés en restaurants in zitten krijgen door middel van deze rondvormige plaza aansluiting op het voetgangersgebied en worden onttrokken aan de grootschalige structuur van de cityvorming. Nieuwe bouwvolumes staan met een duidelijke zware onderbouw op het nieuwe -verdiepte- niveau van de voetganger. De voormalige metroverdeelhal wordt op deze manier opgevat als een buitenruimte met aanliggende straatgevels. Bovengronds sluiten de nieuwe bouwvolumes aan op de structuur van de grachtengordel. Deze structuur wordt dus zijwaarts uitgebreid en is daardoor duidelijker aanwezig op het plein. Door de volumes aan de bestaande stroken toe te voegen, wordt de stadssnelweg ingeklemd en is deze minder prominent aanwezig in het gehele plein. Deze volumes hebben een stevige onderbouw, waardoor het spel van boven- en ondergrond wordt versterkt. Het nieuwe -verdiepte· voetgangersniveau vindt aansluiting op de kleine schaal van het achtergebied van de 1ge eeuwse bebouwing. Dit gebied bestaat vooral uit kleine pandjes en smalle straten waar voetgangers voorrang nemen op de auto Naast de compositie van losse elementen is ook het tussenlig· gende weefsel, met trappen en arcades, en de geometrische (cirkelvormige) vormentaal van belang voor het creëren van eenheid. AI deze elementen hebben naast de architectonische waardes ook functionele invullingen waardoor ze reden hebben om bij elkaar te staan . Met een naastgelegen parkeergarage en als perfect knooppunt om over te stappen op openbaar vervoer
is deze collectie van gebouwen een ware stedelijke 'hub'. Het is een nieuw centrum voor een gebied waarin kennis een · traal staat. Voor de universiteit van Amsterdam , de Amstel· campus met de Hogeschool van Amsterdam, en alle aangrenzende instellingen zal het Weesperplein een nieuwe entree vormen. Daarom bevinden zich op dit plein al vooruitgeschoven en representatieve functies van deze instellingen. Onder andere een mediatheek, werkunits voor pas afgestudeerden en ruim vijftig studentenwoningen. Daarnaast zijn er de faciliteiten als winkels, cafés, restaurants, een supermarkt, een ondergrondse fietsenstalling, een parkeergarage, een metrostation, een tram· halte, kantoren, woningen en een badhuis in de voormalige bunkers onder de grond. In dit geheel van verbonden ruimtes dat als een weefsel de gebouwvolumes omsluit is de trap een belangrijk element. Naast de puur functionele waarde van het verbinden van verschillende niveaus, zorgt de trap ook voor een bepaalde dramatiek in de configuratie van ruimte. De ene connectie lijkt door een trap heel uitnodigend te zijn terwijl bij een andere route de trap, als ware het een muur is, een drempel opwerpt, terwijl bij weer een andere situatie de trap een soort podium lijkt om een belangrijk punt te markeren. De vele trappen die in het geheel van gelaagde gronden een verbindende rol hebben, zorgen voor een organisch weefsel. De ogenschijnlijk gesloten bouwvolumes, die aansluiting hebben bij de bovengrondse structuur, worden door indringing van dit weefsel permeabel. De grote volumes vallen, vanuit het inwendige gezien, uiteen in meerdere volumes van kleinere schaal. Permeabiliteit vanuit het achtergebied zorgt voor toegankelijkheid en levendigheid in het ondergrondse niveau. Door het ontrafelen van het Weesperplein zal het niet meer alleen een plek zijn waar mensen passeren of overstappen. Het plein wordt een doel op zich om naar toe te gaan. Door scheidingen aan te brengen en nieuwe verbanden te leggen, is het plein een nieuw levendig centrum geworden. En tevens een representatieve entree naar de universiteit en de Amstelcampus.
11
C.A.l. de Blok
Neue Stadtkrone Kassel Een design center voor Volkswagen Afstudeerrichting Architectuur
Afstudeercommissie Dr.ir. J. Bosman Dr.ir. M. Dehaene Ir. S. Van Hoof
Datum afstuderen 23 februari 2010
Samenvatting
Locatie
Met het ontwerp voor een designcenter voor Volkswagen voor de ontwikkeling van voertuigconcepten van een duurzame aard krijgt de stad Kassei een hoognodige impuls om weer tot bloei te komen . Het ontwerp bestaat uit twee bouwdelen, een design center en een expositiegebouw, die samen een publiek binnenplein vormen. Het designcenter is opgezet als een sequentie van ruimtes met een progressief privé karakter. Het expositiegebouw is in meer detail uitgewerkt, zowel de gevel als het interieur, en is opbouwt fOnd een route die de bezoeker door het gebouw leidt 0-
g
~
§ ~
Trefwoorden Stedelijke vernieuwing Stationsgebied Automobiele industrie Expositieruimte, Openbare ruimte
12
Route door expositiegebouw
Na de oorlog is de stad grotendeels in een lokale variant van de voor die tijd zo typerende stijl weer opgebouwd . In eerste instantie werd dit zeer hoog gewaardeerd, maar in latere jaren kwam er veel kritiek op de uitvoering van het wederopbouwplan. De scheiding van Duitsland in oost en west was in economisch opzicht een zware klap voor Kassei, maar ook de hereniging, met de economische steunmaatregelen voor voormalig Oost-Duitsland, heeft de stad weinig voorspoed gebracht. Dit alles resulteert in een significant hoger werkeloosheidscijfer voor Kassei en dientengevolge een sterke terugloop in het bevolkingsaantal.
Kassei, gelegen in het geografische centrum van Duitsland, is een middelgrote stad met een lange en roerige geschiedenis. De stad is tegenwoordig vooral bekend van de Documenta, een van de grootste 'kunstmanifestaties die om de vijf jaar georganiseerd wordt. Oe eerste vermeldingen van de stad stammen uit de vroege middeleeuwen . Door de eeuwen :heen heeft de stad een voorspoedige ontwikkeling doorgemaakt, die bruut verstoord is door de ontwikkelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een bombardement heeft in 1943 nagenoeg het hele centrum van de stad platgelegd en daarmee meer dan een eeuw aan zichtbare geschiedenis uitgewist.
In het centrum van Kassei, tussen het station en de hoofdwinkelstraten, ligt een gebied waarin de gevolgen van deze problemen heel tastbaar zijn (zie afbeelding 1). Terwijl dit gebied zich op het hoogste punt van de stad bevindt. in veel Duitse steden het belangrijkste deel van de stad, staan hier veel gebouwen grotendeels leeg. De structuur van het gebied is niet erg duidelijk en de architectonische stijl van dit gebied wijkt af van de andere delen van het centrum. Deze afwijkende stijl blijkt als een symbool te worden gezien voor de verbroken relatie met de roemvolle geschiedenis van de stad (zie afbeelding 2). Probleemstelling: Hoe kan een gebied dat op een dergelijk prominente locatie in de stad ligt en zo marginaal functioneert, nieuw leven in worden geblazen? Doelstelling: Door middel van een beperkte ingreep het pIangebied de bestaande kwaliteiten versterken en een nieuwe impuls geven, zodat het weer als een onderdeel van het centrum van de stad kan gaan werken. Ik heb besloten om deze ingreep te doen in de vorm van een designcenter voor Volkswagen voor de ontwikkeling van voertuigconcepten van een duurzame aard . Iets ten zuiden van de stad is een fabriekscomplex van Volkswagen te vinden .
Huidige gevels aan het stationsplein
Ontwerp designcenter
Impressie interieur
Impressie van plein
Dit is Volkswagens op een na grootste Duitse vestiging, na hun hoofdvestiging in Wolfsburg, met ruim 15000 werknemers, waarmee het een van de grootste werkgevers in de stad is. Het design center zal nieuwe werkgelegenheid genereren en als een symbool kunnen fungeren voor een weg naar een succesvol· Ie toekomst.
ruimtes die je van een publieke naar een steeds meer geprivilegieerde omgeving voert.
De basis van het ontwerp is een stedenbouwkundige ingreep geïnspireerd door het concept 'Stadtkrone'. De term 'Stadtkrone' is een stedenbouwkundig concept dat in het begin van de 20ste eeuw geopperd is door Duitse expressionistische architecten en met name door Bruno Taut gepromoot werd . De Stadtkrone wordt voorgesteld als een gebied in het centrum van de stad met een inspiratievolle en kristallijne vorm of met een homogene formele vocabulaire. De bebouwing in dit gebied heeft een imposante schaal, analoog aan , maar niet noodzakelijk zijnde, wolkenkrabbers. Ik stel voor om de blokstructuur van het gebied te repareren en aan te vullen, in lijn met het originele wederopbouw plan uit 1950, en het gebied direct tegenover het treinstation als een nieuwe ' Stadtkrone' vorm te geven . Dit deel van het gebied zal worden gevormd door het design center. Het nieuwe designcenter bestaat uit twee duidelijk te onderscheiden delen, die samen het derde deel, de nieuwe publieke ruimte vormen (zie afbeelding 3) . Beide gebouwdelen zijn ontworpen vanuit het concept van een sequentie van ruimtes. Een deel is het echte designcenter, een ontwerplaboratorium en werkplaats, waar nieuwe voertuigconcepten kunnen worden ontwikkeld . Dit designcenter heeft een grotendeels gesloten karakter aangezien de activiteiten hier voor een deel bedrijfsgeheimen betreft. De basisvorm van het designcenter is een dubbele mobiusring, een figuur die op zichzelf terugkrult, die geen bin nen- of buitenkant heeft en zodoende zowel verhult als openbaart. Het designcentrum is opgebouwd als een sequentie van
Het andere bouwdeel van het complex is een expositiegebouw, waar mensen getoond kan worden waar Volkswagen voor staat, wat het bedrijf in het verleden heeft gedaan, tegenwoordig doet en in de toekomst probeert te bereiken. Het expositiegebouw is opgebouwd om een route die je op een eenduidige manier door het gebouw leidt (zie afbeelding 4). De route begint op het plein en eindigt daar ook weer, maar niet op dezelfde plek. Deze route zit gevat in een zeer expressieve gevel die voor transparantie zorgt, zowel constructief als visueel. Gezien de grote schaal van gehele complex heb ik ervoor gekozen me tot de uitwerking van dit expositiegebouw te beperken. De binnenkant van het gebouw wordt gevormd door vloeren die tussen de gevel opgehangen zijn en door elementen die een spel aangaan met organische en kristalijne vorm van de buitengevel. De vaak orthogonale vormen schermen de transparantie op plaatsen af, waardoor interessante doorkijkjes ontstaan. Deze elementen voeren de route afwisselend langs de gevel of er juist vandaan . Er ontstaan zo ruimtes van wisselend karakter, van heel open tot redelijk sterk naar binnen gericht (zie afbeelding 5) . Het derde deel van het ontwerp wordt gevormd door de een publiek plein, dat als een voorportaal tussen de twee bouwdelen ligt (zie afbeelding 6). Het plein zal daarnaast een nieuwe route vanaf het stationsplein naar de verdere binnenstad openen . Het plein zal zich naar drie zijden openen . Een daarvan is de opening tussen de twee delen van het complex, de andere twee zijn onderdoorgangen onder het expositiegebouw door. Dit gebouw werkt zodoende als een soort filter ten opzichte van de straat. Het plein krijgt hierdoor een wat meer besloten karak· ter, een eerste stap in de sequentie. Dit plein zou een mooie locatie kunnen vormen die bijdraagt aan de Documenta.
13
M. de Boer
Een breedplaatvloer op maat Een methode voor het realiseren van maatnauwkeurige breedplaatvloerranden Afstudeerrichting Construction Technology Afstudeercomm.issie Prof. ir. C.S. Kleinman Dr. ir. P.A.). van Hoof Dr. ir. E.w. Vastert Ir. M.M . van Kins Datum afstuderen 26 januari 2010
-
Meting naar de positie van een vloerrand (1)
DI
ii!' e
0ID ID
i;-
e
:::J
0-
!!.
or n C
ro
;:;:
Samenvatting In de aansluitingen tussen breedplaatvloeren en geprefabriceer· de elementen zoals prefab betonnen balkons of stalen geveldragers, ontstaan veel passingsproblemen. Een oorzaak van deze passingsproblemen zijn de te grote maat· afwijkingen van breedplaatvloeren. Tijdens het afstudeerproject is onderzoek verricht naar de oorzaken van de maatafwijkingen. Vervolgens is er een methode ontwikkeld om breedplaatvloeren te realiseren met een hogere maatnauwkeurigheid.
0-
o
c
:E
7<"" C :::J
a. ro
14
Trefwoorden Uitvoeringstechn iek Breedplaten Maatvoering Maatafwijkingen Maatbeheersing Prototype van de klem (J)
Op de bouwplaats is "hé, het past niet" een veel gehoorde kreet. Veel problemen met de passing ontstaan in de aansluiting tussen breedplaatvloeren en geprefabriceerde elementen zoals prefab betonnen balkons, geprefabriceerde binnenspouw· bladen of stalen geveldragers. Een oorzaak van deze passings· problemen zijn de te grote maatafwijkingen van de breedplaat· vloeren. Het afstudeerproject heeft als doel een methode te ontwikkelen om breedplaatvloerranden te realiseren met een maatnauwkeurigheid die hoger is dan 70 % van de NEN·norm waarden. Om dit doel te bereiken is er een onderzoek verricht naar de maatnauwkeurigheid van de breedplaatvloerranden gemaakt met de huidige methode (zie afbeelding 1). Uit het onderzoek blijkt dat de maatnauwkeurigheid van de vloerranden niet voldoet aan de gestelde toleranties. De grootste oorzaken van de maatafwijkingen van de vloerranden in de hoogterichting, zijn de doorbuigingen die optreden na het storten van het beton en na het verwijderen van de onderstempeling. Uit het onderzoek blijkt dat de maatafwijkingen van de vloerran· den in de diepterichting de toleranties het verst overschrijden. Deze maatonnauwkeurigheid ontstaat tijdens het stellen van de randbekisting en het vervormen van de randbekisting tijdens het storten . De maatafwijkingen in de hoogterichting zijn eenvoudig terug te dringen tot waarden die wel voldoen aan de toleranties door een goede toog aan te brengen. De maatafwijkingen in de diep· terichting zijn niet eenvoudig terug te dringen.
Principeoplossing met aanslagvoorzieningen en klem (2) DI
ia' c
Q. ID ID
...cr
C :::I Q.
!!..
ru-
I">
c
m ;::;: CT
o c
::E
7' C ::l
c..
ro
Aanslagvoorziening en klem na positioneren breedplaatelement (4)
Om de maatafwijkingen in de diepterichting terug te dringen tot waarden die wel voldoen aan de toleranties is een methode ont· wikkeld. De methode bestaat uit een randbekisting en een mono tageplan voor de breedplaatelementen. Het montageplan voor de breedplaatelementen is gebaseerd op gedwongen positioneren met behulp van een aanslagvoorzie· ning en een klem (zie afbeelding 2). De aanslagvoorziening wordt ingestort in een betonwand. Nadat de wand uitgehard is, kan de aanslagvoorziening ingesteld worden. Vervolgens klemt men de klem aan het breedplaatelement (zie afbeelding 3). Tijdens het positioneren van het breedplaatelement duwt men de klem tegen de aanslagvoorziening. Op deze wijze komt het breedplaatelement op de juiste positie te liggen (zie afbeelding 4). De randbekisting kan vervolgens tegen het breedplaatelement aan gepositioneerd worden, waar· door ook de vloerrand de juiste positie krijgt. De ontworpen methode is getest in een praktijksituatie en getoetst aan het programma van eisen. Hieruit blijkt dat het grootste deel van de vloerranden gerealiseerd met de ontworpen methode zullen voldoen aan de gestelde toleranties. Wanneer gebruikt wordt gemaakt van paselementen zal een klein deel van de vloerranden niet voldoen aan de gestelde toleranties. De ontworpen methode zal de procestijden voor het monteren van de randbekisting verminderen. Hierdoor is de ontworpen methode niet alleen sneller dan de huidige methode maar ook goedkoper.
15
G.H.B. Booltink
Rotterdam Decentraal Een verkenning op het snijvlak van stad en spoor Afstudeerrichting Architecture
Afstudeercommissie Prof. ir. E.A.J. Ven hoeven Prof. dr. ir. B.E.J. de Meulder Dr. JI. Boomgaard
Datum afstuderen 26 januari 2010
Samenvatting
0"
o
Voorstel nieuw station Rotterdam Alexander
De spoorzone in Rofterdam Alexander kent een korte en heftige geschiedenis van bouwen. Het ligt strategisch goed. Dit kan goed worden uitgenut. Het station wordt te klein, waar· mee een integrale opgave voor de hand ligt. Het station speelt hierin een nieuwe rol. De stationshal is ingeruild voor een systeem waar je op meer· dere plekken het perron op kunt komen. Het punt wordt een lijn. Hiermee is een voetgangersgebied geïntroduceerd waardoor het station contact houdt met een groter gebied dan gebruikelijk. Als een lang plein met winkels en parkeergarages spant het nu vele plekken in de omgeving op tot een rou,te.
c
:::7'
c
:::J
0.. (1)
16
Trefwoorden Station Openbaar vervoer InstrulT1entaliteit Alexanderpolder Periferie Plattegrond voorstel
Op het perron bevind je je in een situatie waarin je eigenlijk alleen maar kunt afwachten. Dat hoeft niet vervelend te zijn. Je bent vaak niet de enige, je kunt onder een mooie overkapping staan en straks brengt de trein je naar de plek waar je wilt zijn. Het betreden van het perron, doorgaans vanuit een nauwe sluis, gaat gepaard met een vervagend besef van aanwezigheid. Je laat een wereld achter waar je kon gaan en staan waar je wilde, tegelijkertijd sta je op de drempel van vele andere plek· ken. Tussen spoorrails, glimmende techniek, een web aan elek· trische geleiding en lichtjes sta je midden in het spoorapparaat, dat als een verbeelding van de twilight zone in de stad ligt te gloeien. Het is het voorportaal van een bijzondere sensatie. Met een laatste stap betreed je het treintoestel en dan weet je dat zitten voldoende activiteit is om vooruit te komen. Als de trein zich in beweging zet, dan merk je dat, omdat je kijkt. In de hele onderneming om van A naar B te komen is kij· ken plotseling geen noodzakelijk onderdeel meer van je voort· bewegen. Een klein moment van acceleratie waarin je lijkt los te komen van de plek. Een moment van "opmontering" zoals Giedion dat ooit heeft omschreven. Was het een moment dat je overkwam? Was het een moment waarop je je verheugde en stapte je dan met lichte tred het per· ron op? Was het misschien routine en zat je gewoon te bellen? In de (ont·) koppeling van waarnemen en bewegen vindt het besef van beiden plaats. Bij aankomst in de Alexanderpolder realiseer je je dat er niets is om op te oriënteren wanneer je benen aanzet geven. De kern van het station gebeurt op het perron. Het stationsbe· drijf is een complex bedrijf, zo ook de spoorzone in Rotterdam Alexander. De uitdaging is om deze grote kleine ervaring zo vaak en zo veel mogelijk inleefbaar te houden.
/
,
Mental map ketenproces
Mental map geïntroduceerd generiek systeem
CT
o c ::!
c '" ::> CL (l)
Vertrek
Aankomst met blik op de stad
Het huidige station Rotterdam Alexander kent een capaciteit van ca. 10.000 personen per dag. Dat blijkt te weinig te zijn. Daarbij, de huidige twee sporen vormen een bottleneck in de dienstrege· ling. Intercity's en stoptreinen moeten op elkaar wachten. Een spoorverdubbeling zou kunnen betekenen dat er nog meer reizi· gers verwerkt moeten worden.
stedelijkheid, de ander wil de relatieve vrijheid van de periferie. De vraag is binnen welke marges oplossingen gevonden kunnen worden. Er is een antwoord gevonden in een opspanning van beiden, in de hoop op een rijke omgeving vol contrast.
Het aanpalende metrostation en busstation sluiten niet overtui· gend aan. De gewenste capaciteitsvergroting zou moeten samenvallen met een betere integratie van andere ov·modalitei· ten, plus de verwerking van een transferium en fietsenstalling. Daarnaast is de aansluiting van het station op haar omgeving nu erg onduidelijk. Deze is op haar beurt ook toe aan een upgrade. Met name de kwaliteit van de openbare ruimte en ste· delijke samenhang laten te wensen over. Binnen de agglomeratie van Zuid·Holland ligt de stationslocatie op een potentievolle plek. De vraag is of de stationsopgave kan samengaan met het intensiveren van bebouwing en (stedelijke) kwaliteit in de spoorzone.
Het station speelt hierin een nieuwe rol. De stationshal is inge· ruild voor een systeem waar je op meerdere plekken het perron op kunt komen [zie afbeelding 2+31. Het punt wordt zodoende een lijn. Hiermee is een voetgangersgebied geïntroduceerd waardoor het station contact houdt met een groter gebied dan gebruikelijk. Als een enorm lang (voor·) plein met winkels en parkeergarages spant het nu vele potentievolle plekken in de omgeving op tot een panoramische route [zie afbeelding 41. Het station zelf staat in het teken van dit nieuwe systeem. Het is geen hal meer met een tunnel die je naar de sporen brengt. Het is een optelling van een paar perrondelen die je goed kunt zien, zodat je er rechtstreeks op af kunt stappen. Informatie en tickets zijn overal te vinden. De trappen prijzen zichzelf aan in hun meest functionele houding. De perrondelen helpen navigeren in en rondom het station [zie afbeelding 5+61.
Een systeem op het snijvlak van stad en station. De spoorzone in Rotterdam Alexander kent een korte maar hefti· ge geschiedenis van bouwen. Het ligt strategisch goed. Telkens weer dient de vraag zich aan dit goed uit te nutten. Het station zelf is onderhand te klein, waarmee een integrale opgave voor de hand ligt. Dit is waar het station als kernachtig punt botst op de vrijheid die het raster van de polder tot nu toe heeft gebracht. De concentrische invloed van het station wil niet samengaan de onafhankelijkheid van de auto. De verbouwing van het station valt zodoende midden in twee tegenstrijdige wensen. De een wil
Deze doelgerichtheid is prettig in een omgeving waar je verder veelal afhankelijk bent van vooropgestelde routes en instant beleving. Als tegendeel van deze 'verhelderende' instrumentali· teit, is er overmaat genoeg om een rustig plekje te vinden voor koffie, een patatje. Zodoende werkt het als een membraan. Waar het in de omge· ving gonst van allerlei onbevattelijke vormen van stedelijke activiteit, weet het station er publiek leven uit te filteren.
17
R.M.A. van den Boom
I
Herstructurering van een stedelijk scharnierpunt Binnenstedelijke Brandweerkazerne met woningbouw in Amsterdam Afstudeerrichting Arch itectu re
:0
Afstudeercommissie Prof. Dipl.·ing. C. Rapp Prof. dr. B.J.F. Colenbrander Ir. R. Broesi Datum afstuderen 23 februari 2010
CT
o c
~
7'<" C ::J
c.. ro
18
Samenvatting Aan de zuidzuide van de l]tunnel bevindt zich de wijk groot Waterloo . De grootschalige stedebouwkundige ingrepen in de jaren '60 en '70 hebben geresulteerd in fricties in het stedelijk weefsel en een grote leegte in de openbare ruimte van het gebied. Met het herstellen van enkele historische rooilijnen wordt een groot deel van het vacüum in de openbare ruimte opgeheven en kan er aangesloten worden op de aanliggende woonomgeving. Door de centrale positie in de stad en de goede bereikbaarheid is naast woningbouw ook het hoofdkantoor van de brandweer in het programma opgenomen. Het programma is georganiseerd rondom twee binnenhoven. De woningen zijn gesitueerd rondom een collectieve buiten· ruimte, dat dient als semi-publiek binnengebied en de brand· weer is vanwege de efficiëntie van de interne routing georganiseerd rondom een centra'le binnenplaats. Het gebouw vindt zijn aansluiting op de omgeving en zorgt hiermee voor een herstruc· turering van het gebied . Trefwoorden Amsterdam Oude Jodenbuurt Herstructurering Brandweerkazerne Woningbouw
c Stede bouwkundig plan
Interieur brandweerkazerne
Na de Tweede Wereldoorlog werd in de voormalige Jodenbuurt van Amsterdam een groot deel van de woningen gesaneerd. De wijk was in puin en de gemeente Amsterdam kwam in 1953 met een wederopbouwplan. Het wonen en het werken diende gescheiden te worden en de wegen moesten aangepast worden om de verkeersstromen te faciliteren. Deze ontwikkelingen heb· ben in de jaren '60 en '70 geleid tot het plan voor het IJtunneltracé, waarbij een stadssnelweg werd aangelegd die de bereikbaarheid van het centrum moest verbeteren en een verbinding vormde met het noorden van Amsterdam. Eind jaren 'So bleek deze stadssnelweg echter achterhaald . Wat aanvankelijk als een prestige-object werd beschouwd, bleek te zorgen voor een ver· keerswoestijn die de stad in tweeën splitste. In collectief verband is onderzoek gedaan naar deze stedelijke as, de 5112 en 5116, die Amsterdam doorkruist. Deze dwars· doorsnede door Amsterdam vertoont aan de zuidzijde van de l]tunnel, in het voormalig havengebied Groot Waterloo, fricties in het stedelijk weefsel. In het gebied is momenteel een vacuüm ontstaan in de openbare ruimte en dit tezamen met de huidige verrommeling van het huidige stadsbeeld, door de parkeerproblematiek rondom de huidige brandweerkazerne, vormden de aanleiding om het gebied te herstructureren. In Amsterdam zijn momenteel wegens ruimtegebrek een aantal functies binnen de hoofdafdeling van Brandweer Amstelland verspreid geraakt over de stad. De herstructurering van de centraal gelegen brandweerkazerne in Groot Waterloo biedt daarom de mogelijkheid om deze functies weer samen te voegen in één complex. Door de strategische ligging en geschikte infrastructu· rele verbindingen blijft de brandweerpost op dezelfde locatie en door het hoofdkantoor in het programma op te nemen krijgt de brandweer weer een centrale en goed bereikbare positie binnen de stad. In het programma is eveneens woningbouw opgeno· men, waarbij beide functies enerzijds hun aansluiting vinden op de grootschalige verkeersstructuur en anderzijds de aansluiting
Het volume organiseert de twee functies rondom twee binnenplaatsen
Doorgang naar het collectieve woonhof en tevens de aansluiting kazerne/woningen
Aansluiting van de woningen in Rapenburg
Impressie collectieve buitenruimte woningen
op de kleinschalige woningbouw. Het gehele bouwvolume is georganiseerd rondom twee aparte binnenhoven. Eén ervan is het woon hof, waar de woningen om een collectieve buitenruim· te zijn gegroepeerd. Het andere hof, is bedoeld om overzicht te bieden in de verschillende afdelingen van de brandweer die er worden gehuisvest. De twee hoven zijn ingekaderd door een bakstenen volume, dat in bouwhoogte en materialisering zijn aansluiting vi ndt op de omliggende bebouwing. Het volume is door middel van accenten, doorgangen, loggia's en de clustering van raampartijen verder geparcelleerd.
Het ontwerp van de brandweerkazerne is een reactie op de doorbroken structuur door de infrastructurele plannen uit de jaren '60 en '70. Door het gebied weer te herstructureren vindt het gebouw zijn aansluiting op de wijk en de karakteristieke bouwbloktypologie van Amsterdam. Hierbij zijn de verschillende afdelingen van het hoofdkantoor van de brandweer weer geïntegreerd in één volume en heeft het weer een centrale en goed bereikbare positie binnen de stad gekregen .
Een belangrijk aspect in het ontwerp van de brandweerkazerne is efficiëntie. Tijd is een essentiële factor en dit komt terug in de routing van het gebouw. Vanuit elk punt in het gebouw dienen de brandweerlieden bij een melding zich zo snel mogelijk naar de garage (remise) te begeven . Om de kazerne als een efficiënte machine te laten werken, speelt de bereikbaarheid en het zicht op deze remise dan ook een belangrijke rol in het ontwerp. Dit wordt gewaarborgd door het binnenhof, dat zorgt voor licht, overzicht en visuele relaties met de remise. Het hoofdkantoor, de operationele dienst en het publieke gedeelte zijn allen ondergebracht in aparte zones. Zo bevinden alle functies van de operationele dienst zich in nabijheid van de remise, zodat de looplijnen relatief kort zijn en er geen kostbare tijd verloren kan gaan in geval van een melding. Het kantoorgedeelte is gesitueerd in drie bouwlagen en grenst aan het binnenhof. Deze aparte afdelingen ontmoeten elkaar op de tweede verdieping, waar zich de sporthal en het restaurant bevinden, waardoor dit het rustpunt en punt van samenkomst vormt binnen het gebouw. Dit is dan ook het middelpunt in het totale volume en grenst zowel aan het collectieve woonhof als het hof van de brandweer. Het binnenhof bij de woningbouw dient als collectieve buitenruimte en vormt net als de brandweer een organiserende ruimte. De woningen zijn door middel van loggia's met deze buitenruimte verbonden.
A.j.F. Bouw
Bestemming (on)bekend Een zoektocht naar mogelijke herbestemmingen van een verlaten Antwerps havengebouw Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. J. Westra Ir. j.P.A. Schevers Or. ir. CH. Doevendans Datum afstuderen 26 januari 2010 Een Intieme filmzaal in het voormalige pomphuis
CT
o
c: ~
"
c:
:::J
0m
20
Samenvatting 'bestemming (on)bekend' vertelt het verhaal van een ontwer· pende zoektocht naar mogelijke herbestemmingen voor een cluster van gebouwen op het Droogdokken-eiland in Antwerpen . Een opgave die uitgaat van bestaande, en veelal verborgen, kwa ~ iteiten die schuilgaan in de zogenaamde genius loci van dit ogenschijnlijk opgegeven gebied. Een benadering die begint zonder programma of functie, maar kijkt naar de al aanwezige kenmer en en sferen, en vooral, hoe deze aan te wijzen en te versterken zijp. In een diepgaande dialoog tussen ontwerper en gebouw is gepoogd een antwoord te geven op de vraag "waar vraagt deze plek om?". Op een minimale, bijna 'chirurgische' manier wordt het gebouw aangetast waardoor het ineens toegankelijk wordt. De ooit zo verborgen wereld openbaart zich, en met subtiele eliminaties en addities in de bestaande structuur wordt voor· zichtig een hint gegeven over mogelij k gebruik. Trefwoorden Herbestemming Genius Loci Minimale ingrepen Openbare ruimte Antwerpse haven
Een tijdelijke constructie van steigers en gordijnen maakt van de oude werkplaats een plek met twee gezichten
Rommeligheid. Misschien zelfs anarchie. Een plek waar alles kan en waar tegelijkertijd niks mag. Als bezoeker ben je hier niet welkom. En dat voel je. In immense droogdokken liggen schepen waaraan gesleuteld wordt; het zijn de laatste tastbare herinneringen aan de voormalige haven 'Het Eilandje' van Antwerpen. En hoewel er in dit bijzondere gebied al jaren ontwikkelingen gaande zijn, liggen gebouwen er verlaten en verloren bij. Wachtend op een beslissing of bestemming van bovenaf. 'Bestemming (on)bekend' vertelt het verhaal van een ontwerpende zoektocht naar mogelijke herbestemmingen voor een cluster van gebouwen op het Droogdokken·eiland in Antwerpen. Een opgave die uitgaat van bestaande, en veelal verborgen, kwaliteiten die schuilgaan in de zogenaamde genius loci van dit ogenschijnlijk opgegeven gebied . Een benadering die begint zonder programma of functie, maar kijkt naar de al aanwezige kenmerken en sferen, en vooral hoe deze aan te wijzen en te
Een rood kader fluistert dat er meer te zien is dan voorheen ....
De enige trappen in het pand bieden nu toegang tot een dakterras
Eenvoudige addltres zoals een stadsstrand geven de mogelijkheid de ooit zo verborgen wereld te ontdekken en te ervaren
Het ontrafelen van de genius loci
versterken zijn. In een diepgaande dialoog tussen ontwerper en gebouw is gepoogd een antwoord te geven op de vraag "waar vraagt deze plek om?". Het ontrafelen van de genius loci schetst een grote variëteit aan sferen, die ieder weer passen bij een andere (mogelijke) bestemming. Het donkere, maar immense pomphuis heeft een heel ander karakter dan de fijnmazige kantoren met uitzicht op de omgeving. Beide zijn echter niet als kwaliteiten erkend en worden niet of nauwelijks gebruikt. Het zijn ontoegankelijke, onbereikbare of zelfs onzichtbare plek· ken. Deze aspecten leggen de basis voor ingrepen in het bestaande gebouw. Op een minimale, bijna 'chirurgische' manier wordt het gebouw aangetast waardoor het ineens toegankelijk wordt. De ooit zo verborgen wereld openbaart zich, en met subtiele eliminaties en addities in de bestaande structuur wordt voorzichtig een hint gegeven over mogelijk gebruik. Met de minimale ingrepen in het bestaande gebouw ontstaat
een basisstructuur die in principe geen opgelegde functie(s) heeft. Het is enkel toegankelijk en legt bijzondere momenten en plekken bloot. Daarmee vormt het een context waarbinnen zich verschillende, wisselende activiteiten kunnen afspelen. Wisselend, want in plaats van een vaste invulling zijn een aantal scenario's voorgesteld die hun oorsprong vinden in de aanwezige, specifieke sferen . Een klein café met een besloten terras in de voormalige dienstwoning, een intieme filmzaal binnen de contouren van het pomphuis of een strand met uitzicht over de stad . Het zijn plekken die nooit eerder te ervaren waren, maar nu door subtiele ingrepen juist onderstreept worden . De mogelijke invullingen zijn tijdelijk van aard, en daardoor Flexibel in gebruik. Ze kunnen afzonderlijk functioneren, maar juist ook in een wisselende setting plaastsvinden en vormen fei· telijk een tooibox voor de ontworpen structuur. Het laat zien wat er mogelijk is en waarvoor de plek geschikt kan zijn. Het laat zien waar de plek om vraagt. ..
21
G.S. (rutzen
leegstand bij nieuwe koopwoningen Een onderzoek naar de oorzaken van leegstand en de mogelijke maatregelen ter voorkoming en bestrijding van leegstand Afstudeerrichting Real Estate Management and Development Afstudeercommissie Ir. L.A.M.e. van de Ven Drs. l .l .A.M. Smeets Drs. A.M. Vromans Datum afstuderen 23 februari 2010
-
DI
UI' C
Q..
til
til ....
CT C :::J Q..
!!.
or n C
ro
;:;:
22
Samenvatting Leegstand bij nieuwe koopwoningen uit zich in aanvangsleegstand of doorverkoopleegstand. De oorzaken van leegstand zijn: concurrentie van bestaande bouw, overaanbod, een kwalitatieve mismatch , verkeerd woningmarktonderzoek, te hoog prijsniveau, te hoge maandlasten, speculatie, gezinsmutaties, te hoge verwachtingen, missen van vertrouwde omgeving en het sentiment op de woningmarkt. De maatregelen ter voorkoming van leegstand zijn gericht op het wegnemen van deze oorzaken . Daarnaast zijn er nog leegstandbestrijdende maatregelen, die aangewend kunnen worden zodra het verschijnsel leegstand zich voordoet. Trefwoorden leegstand Nieuwbouw Koopsector Oorzaken Maatregelen
Nieuwbouwprojecten zijn bij oplevering nog niet altijd volledig verkocht. Hierdoor ontstaat aanvangsleegstand. Bovendien worden relatief veel nieuwe woningen kort na oplevering en bewoning wederom te koop aangeboden. Het verschijnsel waarbij nieuwe woningen binnen twee jaar na oplevering weer te koop worden aangeboden wordt in dit onderzoek doorverkoopleegstand genoemd. Gezien het feit dat op veel plaatsen de woningbehoefte nog altijd het totale woningaanbod overstijgt is het niet logisch dat woningen in deze plaatsen leeg of te koop staan. De probleemstelling van dit onderzoek luidt "Wat zijn de oorzaken van leegstand bij nieuwe koopwoningen en welke mogelijke maatregelen dienen te worden genomen om leegstand bij nieuwe koopwoningen tegen te gaan?" Op basis van de literatuur en uit interviews met diverse woningmarktdeskundigen is een elftal mogelijke oorzaken van leegstand bij nieuwe koopwoningen in kaart gebracht. Deze elf gevonden oorzaken van leegstand bij nieuwe koopwoningen zijn divers. Aan de aanbodzijde is er een enkele oorzaak van leegstand aan het licht gekomen : er is veel concurrentie van bestaande bouw. Wat betreft de mismatch tussen vraag en aanbod spelen de volgende oorzaken een rol bij het ontstaan van leegstand bij nieuwe koopwoningen: het woningaanbod is te groot, woningen bieden niet de gewenste kwaliteit, de vraag naar woningen wordt niet goed in kaart gebracht en de prijzen van nieuwe woningen zijn te hoog. Aan de vraagzijde van de woningmarkt kunnen zes mogelijke oorzaken worden onderscheiden: de maandlasten blijken achteraf te hoog, woningen staan mogelijk leeg vanwege speculatiedoeleinden, door gezinsmutaties wordt een huis wederom te koop gezet, het verwachtingspatroon van de huizenkopers is te hoog, mensen missen hun vertrouwde omgeving en tot slot kan een minimaal vertrouwen in de woningmarkt leegstand tot gevolg hebben.
De maatregelen tegen leegstand zijn ingedeeld in leegstandvoorkomende maatregelen, waarmee getracht wordt de oorzaken van leegstand weg te nemen, en leegstandbestrijdende maatregelen, waarmee leegstand als verschijnsel kan worden bestreden. De volgende maatregelen zijn mogelijk ter voorkom ing van leegstand: De voordelen van nieuwbouw ten opzichte van bestaande bouw moeten optimaal worden benut door mogelijke verlaging van de vraagprijs, het benadrukken van het energiezuinige karakter en het verhogen van de flexibiliteit. Daarnaast .zouden virtual reality-beelden van de nieuwbouwwoningen ertoe moeten leiden dat ook bij nieuwbouw geldt: 'what you see is what you get.' De kwantitatieve mismatch kan worden voorkomen door op zowel gemeentelijk als regionaal niveau een programmatische afstemming te hanteren die gebaseerd is op onderzoek en niet op irreële ambities van een gemeente of projectontwikkelaar. Het opsplitsen van grote bouwprojecten in kleinere deelprojecten helpt ook hierbij. Het vereiste voorverkooppercentage kan ook worden opgehoogd. De kwalitatieve mismatch kan worden voorkomen meer gedifferentieerd te ontwerpen en te bouwen, een toename van het particulier opdrachtgeverschapinitiatieven, werken met kleine deelprojecten, naast oog voor demografische trends ook in te spelen op maatschappelijke trends van andere aard. De vraag naar woonruimte dient anders te worden bepaald. Onderzoek naar behoeften in plaats van woonwensen kan leiden tot de bouw van woningen die langere tijd voldoen aan woonbehoeften. De prijstechnische mismatch kan worden tegen gegaan door gebruik te maken van startersleningen of koopgarantregelingen. Met nieuwe hypotheekvormen, waarbij duurzame ingrepen aan de woning leiden tot een groter te verkrijgen hypothecaire lening, lijken de hoge huizenprijzen bereikbaar te worden. Prijsverlagingen zijn vanwege de hoge stichtingskosten niet altijd mogelijk. De prijstechnische mis match kan mogelijk wor-
den verkleind door lagere hypotheekrentes. Complete voorlichting over de maandlasten en kosten voor meerwerk en inrichting kan het inzicht in deze lasten vergroten. Een antispeculatiebeding of overwinstregeling dient slechts van toepassing te zijn op sociale koopwoningen . Realistische maatregelen om gezinsmutaties tegen te gaan zijn niet aan het licht gekomen. Het creëren van een reëel verwachtingspatroon valt onder de zorgplicht van consumentenorganisaties. Daarnaast moet de gerealiseerde bouw eerder voldoen aan de verwachtingen, bijvoorbeeld door het woonrijp opleveren van het project. Het kunnen wennen aan de nieuwe omgeving is slechts beperkt mogelijk met het concept van 'try before you buy.' Hierbij kan tijdelijk de sfeer van een woning worden geproefd. Het sentiment op de woningmarkt wordt op huishoudenniveau verbeterd door een inkoopgarantie, waardebeschermingsregeling of een woonlastenverzekering. Daarnaast zijn er nog verschillende maatregelen mogelijk om leegstand effectief te bestrijden. Voor aanvangsleegstand zijn dat: met marketinginstrumenten het imago van de lege woning verbeteren, de nieuwbouwwoning ingericht tonen, meerwerk tegen reductie aanbieden, gebruik maken van een gespecialiseerde nieuwbouwmakelaar, het tijdelijk verhuren van de woning met behulp van de leegstandswet en mogelijk ook prijsverlagingen. Wanneer doorverkoopleegstand optreedt, zijn de volgende maatregelen mogelijk : inschakelen van een woonconsulent, het 'try before you buy'-concept, gebruik maken van een gespecialiseerde keten makelaar, gebruik maken van de mogelijkheden uit de leegstandwet en mogelijk ook prijsverlagingen.
~
c
c.. tD
tD .... c:r C
::::I
c.. ~
ar n
=-~. cr
o c ::E
7' C ::::l
c(1)
23
P.G.w. Derks BSc.
Decision making of Amsterdam housing associations in brownfield transformation The potentialof a GIS based Decision Support Tooi Masterlrack Construction Management and Engineering Graduation committee Prof. dr. Ir. W. F.Schaefer Dr. A.F.H.I. den Otter arch. AvB Mr. W.I.H. Wenselaar 111
ia' c
Date of graduation 23 February 2010
c. t!)
t!) .... c-
C
:::J
C.
!. äl' n
c
..... ro
;::;:
CT
o c :E Ä
C :::J
0..
ro
24
Summary The growth of the population of Amsterdam until 2030 req uires an increase of approximately 61,000 dwellings in Amsterdam, to be reached by transforming brownfields. The Amsterdam housing association is the most important party in this task. From a process management perspective, it is importantto gain insight in the decision making and development perspective by interviewing the decision makers of the housing associations. Results show that housing associations use area development decision making procedures for brownfield transformation to retain their influence on municipal decision making but are lacking the necessary decision supporttools, for which a GIS based Decision Support Tooi (DS1) concept was developed . Keywords Housing association Brownfield transformation, Decision making Decision support tooi GIS
Introduction The population of Amsterdam is expected to increase with 11% (from 747,290 in 2008 to 827,000 in 2030) compared to a national growth of only 3%, which would translate to an expected increase of 61,000 dwellings. The main urban area redevelopment projects in Amsterdam will not be able to provide for this increase, which leaves greenfields in the city outskirts or remediating and transforming the favourable located brownfield sites. A brownfield site is any land or premises which has previously been used or developed and is not cllrrently fully in use, although it may be partially occupied or utilized. It mayalso be vacant, derelict or contaminated . Housing associations as a group are destined to be the main actors in the transformation of brownfields in Amsterdam, as they currently take care of about 80% of all new housing development in the city. Considering their enormous resulting influence on the development processes and the sheer size of the developmenttask, it is important for project management purposes to identify the decision making process and the objectives and motives of the Amsterdam housing associations. Research on decision making in brownfield transformation investment has focused mainly on the obstacles and motives in the decision making of project developers and investors in general, not housing associations as aspecific group. This graduation project had two goals, namely to determine the decision making process of housing associations for brownfield transformation and to create a model which will resolve deficiencies to improve the decision making process .
Methodology The qualitative research data gathering is done through semi structured interview with the decision makers of four out of six housing associations able to transform brownfields in Amsterdam . Furthermore, the decision making procedures of three housing associations have been examined and enabled the researcher to connect the similarities of the documents and the interview results. During the interviewing period, a deficiency related to decision support tools (DSTs) was observed. Follow up interviews with representatives of the housing associations regarding these DSTs were held to validate this observation and further elaborate on this deficiency. Results and concuslons The most important implication of the results is that the housing associations are still in the process of adapting their decision making processes and decision support tools to suit area development, but are not specifically adapting for brownfield transformation . The lack of specific brownfield transformation procedures is interesting considering the future involvement in brownfield transformation . The main arguments for th is were, 1, thatthe municipality usually controls the brownfield remediation process and will only tender after they have cleaned it, making the brownfjeld transformation projects
Law and legislation
Input Variables and values
Output Development decision ~
Conditions and context of document developer
I
C01!-ditions and context of deelsion maker
.
I
Declslon making process
greenfield area development projects for the housing associa· tions, thus not requiring any specific procedures or decision support and, 2, that the current general tools and procedures would cover any differences if brownfield transformation would occur. The main reason why Amsterdam housing associations will be active in the transformation of brownfields is t~at they have indicated a desire to grow with the city to retain their influence on the development process and, thus, city centre developments are important for housing associations, as the value and attractiveness of th e land is highest. The goals and strategy of the hou sing associations are quite clear: increase the number of hou ses to retain their power and position in Amsterdam (and other regions) and, thus, remain in the upper right corner of the power interest grid, and pursue value development of thei r stock to be able subsist (self·preservation) in the future. The motives for brownfield site development (out of a maximum of 5) are the importance of va l'll e development in and around the proposed area for all parties (4 ; incl. non housing association) and the set slrategy (target group 4.25 ; focus area 4.75; and growth 4). Financial gain is of lesser importance to all but one housing association (2 .25), although developing at a 1055 is an obstacle (3.75). The most important obstacles are "stench pollution" (4.5), "no possibilities of housing target groups" (4.25), and "littie or no influence in the decision making process" (4.25). The least important obstacles are "Ieasehold" (1.25), "bad image ofthe location" (2 .25). "Iocation not within focus area" (2.5), and "present monu · ments" (2.75). Making decisions is increasingly done based on decision documents and decision support tools. The decision maker is handed documents and development alternatives, but does not consider the rules and regulations, some conditions and
context, and most input variables and values, as these are used to create the decision documents. The decision maker still uses his own experience and judgement (condition and context) to make his decision, but does not have to consider the rules and regulations, as they are already consulted in the creation of the decision documents. This increases the importance of correct information, decision support tools, and decision documents. A decision support tooi concept was developed to support housing associations in their brownfield transformation , using GIS as a basis, T]1aking the decision making process as presented in Figure 1. A GIS database wi ll contain all relevant site and surrounding data relevant for the development. A computer model is th en applied onto this data while using constraints, such as law and legislation, to provide insight in the potential risk and attention areas of the development as weil as input for related analyses. Additionally, a computer mode l would use the data generated by both aforementioned models to develop a master plan for the site with expected development effects resulting from the GIS data and the constraints. The resulting information can th en be used as input for feasibility studies. The decision support tooi would speed up the idea and initiative phases of the brownfield transformation process by focusing on desk research and development instead of outsourcing. The solution provided has been developed using literature and existing modeis. Unfortunately, no working model was implemented, thus limiting the testing of its practicality and the degree of decision making process improvement. Furthermore, the T]1eans, methods, strategy, technological advancement of the Amsterdam housing associations has been used, introducing the possibility that the proposed support tooi is not applicable by other housing associations, although their approach should be similar.
25
A.H.M. van Deursen en drs. M.I.K. Leussink
LEEFSTIJLEN in het woonDOMEIN? Afstudeerrichting Real Estate Management and Development
Afstudeercommissie Dr. W.j.M. Heijs Drs. l.l.A.M. Smeets A.D.M. Swinkels
Datum afstuderen 23 februari 2010
Samenvatting Er is bij woningcorporatie Domein te Eindhoven onderzoek naar leefstijlen gedaan. Hierbij is enerzijds een indeling in verschil· lende leefstijlen gerealiseerd en anderzijds is onderzocht wat de toegevoegde waarde van leefstijlen is om woonwensen te voor· spellen. De vraag hierbij is of leefstijlen nodig zijn, nu verondersteld wordt dat de toegenomen culturele complexiteit van de samenleving een grotere diversiteit in woonwensen teweeg heeft gebracht. De conclusie is dat leefstijlen ingedeeld kunnen worden met behulp van een boomdiagram, maar dat leefstij,len zo'n geringe toegevoegde waarde hebben om woonwensen te voorspellen dat het gebruik var] leefstijlen derhalve wordt afgeraden.
Trefwoorden Leefstijl Woningcorporatie Woonwensen Buurtgedrag Woningmarkt
26
Aanleiding Woningcorporatie Domein wilde verschillende leefstijlen onder haar huurders definiëren. Mensen verschillen in hoe zij zich gedragen in de buurt en inzicht hierin zou kunnen bijdragen aan meer begrip voor verschillende opvattingen over wat prettig wonen is. Naast deze praktische aanleiding is er ook een weten· schappelijke aanleiding geweest voor het onderzoeken van leef· stijlen. De toegenomen culturele complexiteit van de samenle· ving heeft geleid tot de veronderstelling dat traditionele en sociaaleconomische variabelen (leeftijd, huishoudenssamenstelling, opleiding, inkomen e.d.) niet meer zouden voldoen om de vermoede variëteit aan woonwensen te verklaren, maar dat ook naar leefstijl gekeken zou moeten worden. De vraag is echter of deze veronderstelling wel juist is. Is het wel zo dat deze kenmer· ken niet meer voldoen en dat je hiervoor leefstijlen nodig hebt? In dit onderzoek hebben de verbanden tussen leefstijlen, tradi· tionele kenmerken en sociaal·culturele kenmerken enerzijds en woonwensen anderzijds centraal gestaan
Onderzoek Het onderzoek heeft plaats gevonden onder bijna alle huishoudens die een woning huren via woningcorporatie Domein in Eindhoven, Best en Son en Breugel. Het gaat hier om een popu· latie van 5932 huishoudens waarvan er 2358 de vragenlijst heb· ben ingevuld (responspercentage: 39,8%).
Wat zijn leefstijlen en in welk kader worden leefstijlen momenteel toegepast? De manier waarop leefstijlen gedefinieerd worden en hoe zij ingedeeld worden loopt uiteen. En er zijn dan ook verschillende wetenschappelijke en commerciële leefstijlindelingen te vinden. Desondanks maken meerdere woningcorporaties tegenwoordig gebruik van leefstijlindelingen. Enerzijds wordt geprobeerd door middel van het begrip leefstijlen een betere aansluiting tussen vraag en aanbod van woningen en woonmilieus te creëren. Anderzijds worden leefstijlen ook regelmatig ingezet met het idee om conflicten in buurten te voorkomen. In dit onderzoek zijn leefstijlen gedefinieerd aan de hand van 'intenties tot gedrag in de buurt'. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan deelnemen aan activiteiten in de buurt, omgang met buurtbewoners e.d. In tegenstelling tot veel andere leefstijlonderzoeken, waren in dit onderzoek de groepen waar· naar gezocht werd vooraf bekend. Op grond van de beschrijvin· gen van de leefstijlgroepen zoals die in samenwerking met Domein zijn geformuleerd, is het meest onderscheidende ken· merk per groep vastgesteld. Voor elke groep was dat een ander kenmerk en dit heeft geleid tot het idee van een boomdiagram. Het voordeel hiervan is dat de indeling enkel gebaseerd is op de onderscheidende kenmerken en dat de groepen hierdoor intern homogeen zijn.
In hoeverre hebben leefstijlen een toegevoegde waarde, naast traditionele en sociaal-culturele kenmerken, om woonwensen te voorspellen? Om de interpretatie van de latere analyses te vereenvoudigen zijn er eerst analyses uitgevoerd waaruit is gebleken dat er enkele traditionele en sociaal-culturele variabelen zijn die een relatie hebben met leefstijl. Voor iedere leefstijl kan dus een profiel geschetst worden in termen van traditionele en/of sociaal-culturele variabelen. Er is ook gekeken naar het mogelijke verband tussen de huidige woonsituatie en leefstijlen, dit bleek niet te bestaan. Leefstijlen hadden dus in het verleden in ieder geval geen verband met woonwensen. Nadat er een selectie is gemaakt van de variabelen zijn met behulp van logistische regressie, de relaties vastgesteld tussen leefstijlen, traditionele kenmerken, sociaal·culturele kenmerken en woonwensen. De resLlltaten van deze analyses geven aanlei· ding om te stellen dat voor de meeste woonwensen geldt dat leefstijlen geen informatie toevoegen bovenop de informatie die al door traditionele en sociaal-culturele variabelen wordt verklaard. In de gevallen waarin leefstijlen wel extra informatie toe· voegen neemt het percentage verklaarde variantie echter in ver· houding maar zeer weinig toe. Het is dus niet raadzaam om een
zo gecompliceerd begrip als leefstijlen te gebruiken terwijl de toename van informatie gering is en slechts geldt voor een klein aantal woonwensen. Zijn er tussen de huurders van Domein verschillende leefstijlen te onderscheiden? En indien dit zo is, op welke manier kan Domein informatie over leefstijlen gebruiken in haar beleid? Met behulp van het boomdiagram is er onderscheid gemaakt tussen acht leefstijlen, namelijk: passanten, stille burgers, bruggenbouwers, sprekende burgers, sociaal mobielen, vernieuwers, sociaal gehechten en eigenheimers. Alle groepen worden waargenomen onder de huurders van Domein. Drie van de acht groepen bestaan echter uit te weinig personen, waardoor over deze groepen geen statistisch onderbouwde uitspraken gedaan kunnen worden. Leefstijlen zijn dus te herkennen. Desondanks wordt het gebruik ervan afgeraden, omdat het twee belangrijke risico's met zich meebrengt wanneer men leefstijlen wil gaan gebruiken. Enerzijds weet men, wanneer men zoals Domein expliciet niet wil toewijzen op basis van leefstijlen, nooit zeker of men de juiste groep aantrekt. Per leefstijl zijn wel een aantal woonwensen vastgesteld, maar deze relatie is niet om te draaien. Anderzijds is uit het onderzoek gebleken dat mensen geen voorkeur hebben voor homogeniteit op buurtniveau.
DI
ij:'
c
c-
ID ID
.... cr c c-
::;,
!. (ij' n C
ro
;::;: 0-
o c
::E
7'C" C ::l
a.
ID
27
Ing. J.T. van Deursen
Oesigning buildings with less load on earth's environment With buildings In the Netherlands, Germany and England as examples Mastertrack Building Services Graduation committee Prof. ir. W. Zeiler Prof. dr. ir. J.l.M. Henser;J Ir. H. Remmers
-
111
UI' e
Q.. /I) /I)
0e ::;,
Q..
!!.. ill' ,.., C M-
rt> ;:;:
cr o c ~
"::l C
a. rt>
28
Date of graduation 26 January 2010 Summary There is a need for total package of earth friendly building designs. Nowadays it is difficult in conceptual design stages to define the life cyele performance of buildings which regards to efficiency and sustainability. Public policy is aimed at regulating energy performances of buildings through certification . This is complex by the number of present sustainable building assessment tools, su eh as Ecological Footprint, Greencalc+, BREEAM and LEED. A new integral design approach is needed which integrates different aspects of sustainable buildings during process and how to support this, 50 th at decisions about fulfilling sustainable aspects in designs are made transparent. Keywords Earth's environment Assessment tools BREEAM Ecological Footprint Sustainable buildings
Abstract There is a need for total package of earth friendly building designs . Nowadays it is difficult in conceptual design stages to define the life cyele performance of buildings which regards to efficiency and sustainability. Public policy is aimed at regulating energy performances of buildings through certification. This is complex by the number of present sustainable building assessment tools, such as Ecological Footprint, Greencalc+, BREEAM and LEED. A new integral design approach is needed which integrates different aspects of sustainable buildings during process and how to support this, 50 Ih al decisions aboul fulfilling suslainable aspects in designs are made transparent. Introduction Whal is needed is a new design approach which enables the integralion of Ihe differenl aspecls of sustainable buildings in a supportive framework during Ihe design process. Decision supporllools are meanllo help by providing melhods 10 communicale Ihe consequences of design sleps. In particular the use of evalualion aspecls from suslainabilily assessmenllools within decision support tools, wil t support Ihe early conceptual steps wilhin the design process and will make decisions laken during Ihe design process more transparent. The goal of Ih is report is 10 design buildings wilh less load on earth's environment. To reach this aim the following research questions need 10 be answered : (i) What is Ihe usefulness of Ihe suslainable building assessment tooi "Ecological Footprinl" for earlh friendly designs? and (ii) Are all suslainable building assessment tools comparable for designing earlh friendly buildings?
Methodology Step 1 : Comparison "Ecologica'l Foolprinl" and "Greenca'lc+" The Office Ecological FooIprint Calculalor is a questionnaire which is used for an estimation of how much land illakes to run and maintain an office. The inpul values for Ihis sustainable building assessment 1001 are divided into the following groups:
4
1
o
65 model
Ecologica I ::ootprint . Greencalc'"
8REEAM .------.
I
co
c
::E
7' C :::J
0.. (0
• Hoogheemraadschap
• Thermo Staete
• WI;VF
• Sp heriOIl
• Energ'l forum
29
Retation between all assessment toots and best buitding results
(j) Building and construction, (ij) Energy & water, (iii) Food, (iv) Travel, (v) Consumable itéms and (vj) Recycling. Less input values wil! be used for the assessment tooi "Ecological Footprint" because a comparison wil! be made with an assessment toollike "Greencalc+". Only the groups (i) Building and construction, (ii) Energy, (iij) Water and (iv) Travel will be compared at both tools. Step 2: Comparing Ecological Footprint and Greencalc+ with LEED and BREEAM. Based on the experience gained with the former comparison of buildings the focus now becomes sustainability. As there are many sustainability building rating systems, with "LEED" and "BREEAM" as the most popular ones, two alternative assessment tools "Ecological Footprint" and "Greencalc+" are taken into this comparison . For a good comparison between all the sustainable building assessment tools they need to be analysed with the same subjects and similar dimensions. This means that some credits of the assessment tools "LEED" and "BREEAM" cannot be used in the comparison with the assessment tools "Greencalc+" and "Ecological Footprint". ResultsjDiscussions The sustainable building assessment tools "Ecological Footprint" and "Greencalc+" have similar results: 1. Impact of building construction (Materiais) on the load of earth's environment. The subject "expected life of the building" has a huge influence on the totalload on earth's environment. The higher the excepted life of a building, the lower the load on earth's environment for the group "Buildings and materials". 2 . Impact of utilities (Energy) on the load on earth ' s environment. The subject "total energy supply from renewable sources" has a huge influence on the totalload on earth's environment. How higher the percentage of each subject, the less load on earth's environment.
3. Impact of transportation by employees on the load on earth ' s environment. Private car use has the highest load on earth's environment. Travelling by public transportation has less load on earth's environment. The more people travel by public transportation, the better. Comparing all sustainable building assessment tools All assessment tools show that out of the best five buildings the building WWF has the most intelligent design (see image 1). Only for the assessment tooi "65 model" WWF is the second best building. The highest variation in judgement of an intelligent design is shown for the building Hoogheemraadschap. This is mainly caused by the subject "expected life of the building" which has a huge influence on the results in the sustainable building assessment tools "Ecological Footprint" and "Greencalc+" . For the other assessment tools the subject "expected life of the building" has no influence on their results for all buildings. Points of improvement for all sustainable building assessment tools The following influences should be added to the sustainable building assessment tools "LEED" and "BREEAM": (j) Expected life of a building, (ij) Amount and type of transportation and (iij) specific types of skin constructions of a building (such as glass façade). The points for improvement of the sustainable building assessment tools "Greencalc+" and "Ecological Footprint" are : (i) The effect on earth's environment by glass façade should be an influence factor, (ij) The group "Energy" should be similar important as the group "Materiais" for the assessment tooi "Ecological Footprint", (ii j) The groups "Materiais" and "Energy" should be more important than the other groups for the assessment tooi "Greencalc+" and (iv) The influence of the group "Water" for both assessment tools is low. This should be higher.
Ing. H.E.M. Eshuis
Openbare Bibliotheek Oslo Een stedelijke huiskamer voor de stad Afstudeerrichting Architecture
Afstudeercom missie Prof. ir. R.H. van Zuuk Ir. R.P.G. Brodrück Ir. R. Blok
Datum afstuderen 23 februari 2010
Samenvatting
c..
Door privatisering staat de toegankelijkheid van openbare gebouwe[1 en daarmee het vrije publieke domein onder druk. Met dit plan voor de Openbare Bibliotheek Oslo wordt het belang van dit instituut voor de stad onderzocht en tegelijkertijd een oplossing geboden aan de complexiteit van het diverse programma.
al'
Trefwoorden
c
Bibliotheek Cultuur Publieke ruimte Sociaal Structuur
DI
ia' c
c..
ID ID
a-
c
:::s
Locatie van het plan in stadsdeel Bjervlka, Oslo (1)
ID
n
~.
30
Met de verdraaiing van vides en de toepassing van een translucente tweede huid wordt voor de bibliotheek een binnenwereld gecreëerd (4)
De afstudeeropgave betreft het leveren van een uitgewerkt architectonisch ontwerp voor de nieuwe vestiging van de Openbare Bibliotheek te Oslo. De aangewezen locatie (zie afbeelding 1) bevindt zich in het stadsdeel Bj0rvika, een voormalig havengebied gelegen ten zuiden van het centrum van de stad. Met een uitgebreid masterplan wordt dit deel van de stad nieuw leven ingeblazen. Middels Ih et doorlopen van een analytische fase en het schrijven van een essay met betrekking tot het vormen van een visie ten aanzien van het bestaansrecht van de fysieke bibliotheek zijn de uitgangspunten voor het ontwerp van de bibliotheek vertaald in een passend concept. Groot vraagstuk van de opgave was welke rol de bibliotheek als instituut in algemene zin zou kunnen betekenen en op welke wijze het gebouw zich in de stad zou moeten voegen. De complexiteit voor een ontwerp van een huidige bibliotheek is gelegen in de integratie van een divers scala aan functies met verschillende gebruikersstromen dat vraagt om een heldere organisatiestructuur in het gebouw. Met de opkomst van nieuwe mediatechnologie, veranderende eisen en sociaal stedelijke wensen dient de rol en de validiteit van de traditionele bibliotheek te worden herzien. De vorm van de bibliotheek als instituut ondergaat veranderingen dat niet in de laatste plaats wordt veroorzaakt door de toenemende verfijning van de digitale service en digitale communicatie. Er vindl een omwenteling plaats in de typologie door de oriëntatie op de collectie te verplaatsen naar de oriëntatie op het gebruikersgedrag. De nieuwe bibliotheek heeft verschillende vormen van diensten en ondersteuning en zal doorgaan met het uitlenen van tastbare boeken en andere gepubliceerde materialen. Deze functie zal echter in mindere mate een rol gaan spelen in het geheel. De bibliotheek van vandaag én morgen biedt een plek om te studeren, te werken, te ontspannen, een plek om anderen te ontmoeten, een plek voor het gebruik van het digitale gereedschap, om begeleid te worden in de digitale bronnen, te werken met deze bronnen en om individueel of collectief nieuwe inhoud te creëren.
Aan de zuid -westzijde van het gebouw ontstaan op verschillende niveaus terrassen (2)
...
Aan de zuid -westzijde van het gebouw ontstaan op verschillende niveaus terrassen (J)
~.-,.....,,-~....,..
De bibliotheek presenteert zich 's nachts als baken (5)
De bibliotheek als een van de laatste vrij toegankel ijke openbare gebouwen, een gebouw dat zich opwerpt als een verlengstuk van de openbare straat. Door de privatisering valt een groot deel van de publieke ruimte weg. Door hier verschillende vrij toegankelijke 'kamers' voor in de plaats te stellen wordt het totale netwerk van de stad hersteld en verlevendigd . In het belang van de stad en de levensvatbaarheid van de bibliotheek zal deze laatste zich al s openbaar centrum van cultuur, kennis en ontmoeting in het netwerk van de stad moeten positioneren . Een stad heeft een agora nodig, kernelementen, plekken waar zich ontmoetingen op afspraak of toeval kunnen plaat svinden . Plekken waar men zowel individueel als collectief gebruik van kan maken. De typologie bibliotheek kan met haar toegevoegde functies waaronder ontmoetingsruimtes, auditoria en 24-uurs bibliotheek als publieke centrum, stedelijke huiskamer van de stad, deze rollen samenvoegen en vervullen. Zelfservice en nieuwe ontwikkelingen op het gebied van beveiliging door middel van RFID geeft de kans een bibliotheek te creëren als open plek en stedelijke ruimte. De bibliotheek zal een vita le factor zijn dat de gehele dag door activiteit in het gebied genereert. Het ontwerp voor de bibliotheek speelt in op haar publieke functie, de stedelijke context en werpt zich op als een entreegebouw tot het stadsdeel Bj0rvika. Als reactie op de stedenbouwkundige situatie waarin een overvloed aan vorm met iconische uitdrukking aanwezig is brengt de basale hoofdvorm van het ontwerp structuur in het plan . Het gebouw wordt gekenmerkt door een open en uitnodigende façade richting de stad (afbeelding 2 & 3). Door de transparantie van de gevel loopt de publieke ruimte door in het gebouwen worden de interne activiteiten gecommuniceerd . Binnen het basale volume zijn vrijheden opgezocht en ingespeeld op de klimatologische omstandigheden van de locatie (afbeelding 4), de ligging aan het plein en knooppunt van diverse belangrijke verkeerstromen rondom het gebouw. Intern worden de verscheidene functies en de daartoe behorende gebruikersstromen uit elkaar getrokken om vermen-
31 ging te voorkomen. De plaatsing van de functies is hierin groten deels afhankelijk van de mate van de publiekgerichth eid en de gewenste toegankelijkheid buiten de openingstijden van de bibliotheek. Binnen het gebouw wordt een verscheidenheid aan plekken gecreëerd voor zowel het individu als het collectief. De routing door het gebouw draagt bij aan een effectieve stroming van de bezoekers. Het interieur van de bibliotheek is als doorlopende publieke ruimte zo open mogelijk gehouden. Fysieke grenzen worden daartoe nauwelijks gedefinieerd. Al s centrale intermediair van cultuur zal de bibliotheek gaan behoren tot de belangrijkste groep culturele in stituten van de stad. Gedurende de nacht en de lange Noorse winters zal de bibliotheek zich verder doordringbaar verschijnen. (afbeelding s) .Het interne licht straalt 's avonds een lantaarnachtige gloed uit. Het instituut presenteert zich als lichtbaken. De bibli otheek biedt de stad een plek van vrij toegankelijke publieke ruimte van kennis, ontwikkeling en ontmoeting.
Ing. M.l. Frank
Warmte-koudeopslag na de oplevering Maakt extra koude laden een WKO-installatie robuuster? Afstudeerrichting Building Services Afstudeercommissie Prof. dr. ir. M.H. de Wit Dr. ir. AWM. van Schijndel Ir. G. Boxem Ir. E.M. Tober Datum afstuderen 23 februari 2010 Samenvatting Tijdens het ontwerpproces van de installaties van een gebouw wordt vaak bekeken of er warmte-koudeopslag (WKO) kan worden toegepast. Deze afweging vindt plaats op basis van een relatief eenvoudige energiebalansberekening. In deze studie is nagegaan of deze wijze voldoende is of dat dit eigenlijk uitgebreider, bijvoorbeeld met dynamische simulaties, gedaan moet worden. Daarnaast is gekeken of het extra koude laden met luchtbehandelingskasten een WKO -systeem robuuster maakt.
32
Trefwoorden Koude kaden WKO (warmte-koudeopslag) Energiebalans Luchtbehandelingskas ten Koude tekort Robuustheid
Heden ten dagen gaat er steeds meer aandacht uit naar de veranderingen van ons kl imaat. Kreten als 'het wordt steeds warmer' en 'de zeespiegel zal stijgen' komen dan vaak voorbij . Het KNMI heeft in 2006 klimaatscenario's voor de aankomende decennia gepresenteerd, waarbij enkel wordt uitgegaan van gemiddelde temperatuursstijgingen ten opzichte van 1990. Voor gebouwen die gebruik maken van warmte-koudeopslag (WKO) voor de levering van warmte en koude aan het gebouw zijn deze veranderingen belangrijk. Dit komt doordat de goede werking van een WKO-systeem sterk afhangt van de balans in de energievraag aan de bodem. Naast mogelijke klimaatveranderingen zijn ook verschillen in de ontwerpuitgangspunten en de uiteindelijke realisatie belangrijk. Deze verschillen, zoals slechtere isolatie of een slechte luchtdichtheid van de gevel, maar ook een ander gebruik van het gebouw dan aangenomen, hebben ieder hun invloed op de energievraag van een gebouwen de verhouding daarin. Meestal wordt tijdens het ontwerpproces de afweging over het wel of niet toepassen WKO gebaseerd op een relatief eenvoudige energiebalansberekening. Indien daaruit blijkt dat de verwachte warmte- en koudevraag van het gebouw leidt tot een warmte- en koudevraag aan de bodem die ongeveer in balans is, gaat het licht voor WKO op groen . In dit afstudeerwerk is gekeken of een enkele energiebalansberekening voldoende is om deze afweging te kunnen maken, of dat het wenselijk is dit uitgebreider, met bijvoorbeeld dynamische simulaties, te doen. Tevens is onderzocht wat het effect kan zijn van extra koude laden met luchtbehandelingskasten met het oog op afwijkende situaties of de afweging over het toepassen van WKO. Het effect van afwijkende situaties op de warmte- en koudevraag is onderzocht door van de bijna voltooide nieuwbouw het 'Centrum voor Levenswetenschappen' van de Rijksuniversiteit van Groningen een gebouwmodel in HAMBase te maken. Met dit gebouwmodel in de invloed van diverse afwijkende
situaties op de energievraag van het gebouw inzichtelijk gemaakt. Om te kunnen onderzoeken wat het effect van het koude laden met luchtbehandelingskasten is zijn voor vier opties simulatiemodellen in Simulink gemaakt. Uitgangspunt bij het ontwikkelen van de vier opties is dat ze binnen de fysieke mogelijkheden die het gebouw biedt moeten passen en dat er slecht zeer beperkt installatietechnische en bouwkundige wijzigingen doorgevoerd kunnen worden. Voor het Centrum voor Levenswetenschappen zijn met het gebouwmodel simulaties uitgevoerd om te bepalen wat de energiebalans zou worden en wat de invloed is van afwijkende situaties. Daaruit komt naar voren dat ook bij de uitgebreidere berekeningen diverse aannames gedaan moeten worden die aanzienlijke invloed op de energiebalans kunnen hebben. Tevens zullen er meestal verschillen ontstaan (afwijkende si· tuaties) tussen de ontwerpuitgangspunten en de uiteindelijke realisatie. Die verschillen zijn per definitie niet verdisconteerd in de ontwerpberekeningen en / of ·simulaties. Uitgebreidere berekening of simulaties hoeven dus niet perse te leiden tot een betere afweging tussen het wel of niet toepassen van warmte·koudeopslag, echter kunnen ze wel meer informatie geven over welke situaties extra van belang zijn met betrekking tot de energiebalans. De resultaten van de simulaties met de opties om koude te laden laten zien dat er met behulp van luchtbehandelingskasten aanzienlijke hoeveelheden koude gegenereerd kan worden. Met deze mogelijk voor het extra genereren van koude kan gestuurd worden in de energiebalans van een gebouw. Tevens is het hierdoor mogelijk om afwijkende ofveranderende situaties goed op te vangen, wat een WKO-installatie beduidend robuuster maakt. Een bijkomend effect van een robuustere WKO·instaliatie is dat de afweging tussen het wel of niet toepas· sen van WKO minder kritisch wordt.
0-
o c
~
7C" C ::J
0f!)
33
Ing. A.B. ten Ham (BBE)
Klimaatinteractieve architectuur Hoe architectuur kan bijdragen aan oplossingen binnen de energie- en klimaatproblematiek Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. ir. ). Westra Ir. ).H.M. van Weil Prof. ir. P.G.S. Rutten Datum afstuderen 26 januari 2010 (02 DI
la'
S. ID ~
g&. !!. ~
C
[
g c
~
§;
g-
34
uitstoot (1)
Samenvatting Hoe kan architectuur een positieve bijdrage leveren in de zoek· tocht naar oplossingen binnen de heersende energie- en klimaatproblematiek? Een persoonlijke visie, denkwijze en mogelijk antwoord is klimaatinteractieve architectuur. Klimaatinteractieve architectuur houdt zich bezig met de capaciteit van het klimaat en gebruikt het potentieel wat daarin gele· gen is om in overeenstemming met de functie tot vormgeving en materialisatie te komen . Met als doel, een energetische omzetting te bereiken ten behoeve van het gebouwen de gebruiker. Hiermee is het holistisch van aard, zelfvoorzienend in de energievraag, functionerend als een organisme, gevoed door het klimaat. Hierdoor ontstaat een nodige gebouwtransformatie van energieconsument naar energieproducent. Trefwoorden Energie- en klimaatproblematiek Klimaatinteractieve architectuur Biomimicry Constructief celmembraan Klimaatinteractieve gebouwomhulling
Te midden van een chaotische wereld die onderhevig is aan een steeds sneller veranderend wereldbeeld, is onze maatschappij geworden tot een polariteit van de natuurlijke leefomgeving.
Begane grond (4)
Door de houding die deze maatschappij hanteert, begint de aarde uitgeput te raken en worden wij geconfronteerd met pro· blematiek die voortkomt uit deze zelfde houding. De voornaamste problemen zijn energetisch van aard en hebben betrekking op het klimaat met een negatief effect op onze di recte leefomgeving. Het verbranden van fossiele brandstoffen ten behoeve van energie brengt verschillende implicaties met zich mee. Niet alleen worden deze grondstoffen met de dag schaarser, tevens vindt hierdoor een nog steeds toenemende uitstoot plaats van schadelijke stoffen binnen onze atmosfeer. (zie Afbeelding 1). Rapportages van het IEA, IPCC en KNMI con· cluderen een groot dilemma met mogelijk extreme gevolgen als er niet snel ingegrepen wordt binnen het menselijk handelen. Dit is wat leeft in de 'zeitgeist' van dit moment. De aarde spreekt ons aan op ons verantwoordelijkheidsgevoel en het is aan ons om daar gehoor aan te geven . Hoe architectuur op een positieve manier kan bijdragen in de zoektocht naar oplossingen binnen de heersende energie- en klimaatproblematiek is om die reden de vraag die centraal staat. 'Klimaatinteractieve architectuur' is een persoonlijke visie en antwoord op deze vraag. Klimaatinteractieve architectuur houdt zich bezig met de capaciteit van het klimaat en gebruikt het potentieel wat daarin gelegen is om in overeenstemming met de functie tot vormgeving en materialisatie te komen. Met als doel, een energetische omzetting te bereiken ten behoeve van het gebouwen de gebruiker. Hiermee is het holistisch van aard, zelfvoorzienend in de ener· gievraag, functionerend als een organisme, gevoed door het klimaat. De capaciteit van de verschillende klimaatfactoren is energetisch van aard en kan een bijdrage leveren aan de energievoorziening van gebouwen. De luchttemperatuur, zonneschijn, wind, neerslag en vocht zijn pure vormen van energie die overal om ons heen aanwezig zijn. Door vormgeving en materiaalgebruik in harmonie te brengen met het potentieel aan energie, die gelegen is in de verschillende klimaatfactoren, kan
. . . . . . .
Situatie en plangebied Valley Center (2)
Voorgevel (])
Impressie Zwembadruimte (5)
Klimaatlnteractieve gebouwomhulling (6)
er geprofiteerd worden van de gratis energie die deze ons toereiken. Ter inleiding van het onderwerp klimaatinteractieve architectuur, als paradigma en als illustratieve onderbouwing van het denken, is een architectonisch ontwerp gemaakt van een centrum voor sport en gezondheid. Een ontwerpopgave die voortkomt vanuit de gemeente Ede en opdrachtgever Cincemec Plus BV. Zij willen met het plan 'Valley Center' aan de zuidelijke entree van Ede, in het hart van de Gelderse Vallei, een ontmoetingscentrum creëren, waar mensen elkaar in hun vrije tijd ontmoeten voor geestelijke of fysieke ontspanning en waar mensen elkaar zakelijk ontmoeten om ideeën en informatie uit te wisselen (zie Afbeelding 2). Het centrum voor sport en gezondheid vormt hier een onderdeel van. Het architectonisch ontwerp (zie afbeèlding 3, 4 en 5) is tot stand gekomen door een benadering van uit drie invalshoeken, namelijk vanuit de stedenbouwkundige, de functionele en klimatologische context. Een onconventionele benadering waarbij het ontwerp voornamelijk voortkomt uit het klimaat.
waarin het denken op macroschaal transformeert naar een denken op micro- en nanoschaal. Het is gebaseerd op in ontwikkeling zijnde technologieën en de visie van de biomimicry.
Binnen de klimatologische context is gekeken naar de verschillende invloeden die de afzonderlijke klimaatfactoren (parameters) hebben. Per klimaatparameter is een subconcept ontstaan wat geleid heeft tot verschillende ingrepen en aanpassingen binnen de vormgeving van het gebouw. De subconcepten zijn letterlijke invloeden die als leidraad in de vormgeving een rol hebben gespeeld waarbij gekeken is naar de langjarige gemiddelde waarnemingen van de verschillende klimaatfactoren. De kaveloriëntatie, de stand van de zon, de richting van de wind en het opvangen van hemelwater spelen hierbij een grote rol. Klimaatinteractieve architectuur suggereert een architectuur die in wisselwerking staat met het klimaat. Vormgeving kan afgeleid worden uit het klimaat, de interactie vindt plaats in de gebouwhuid, ofwel de klimaatinteractieve gebouwomhulling. Deze vormt een heroverweging van de conventionele gevel
De klimaatinteractieve gebouwomhulling is een dynamisch energiebesparend orgaan van het gebouwen vormt een inter·actief medium tussen het binnen- en buitenklimaat (zie afbeelding 6). Het is opgebouwd uit een gelaagde cellulaire structuUJ waarin verschillende celfuncties opgenomen zijn die reageren op de verschillende factoren van het binnen· en buitenklimaat, aangestuurd door een centraal aansturingsysteem. Door de koppeling van de gebouwomhulling met een hexagonaal vormgegeven structuur ontstaat een informatieve wisselwerking tussen cel en aansturing. Dit zorgt voor een energetisch proces waardoor het gebouw op een klimaatinteractieve wijze wordt geventileerd, verwarmd en gekoeld, voorzien wordt van elektriciteit en water. Daarnaast is het mogelijk op ieder gewenste locatie openingen te creëren ten behoeve van daglicht, zonlicht en doorkijk. De opbouw van de klimaatinteractieve gebouwomhulling is van links naar rechts (van buiten naar binnen); de zon elektracel, de lichtcel, de wind elektracel, de ventilatiecel, de watercel en de warmte- koudecel. Iedere cel is voorzien van een kleur waardoor de dynamiek van de celwerking tot uiting komt in het gevelbeeld en hiermee te allen tijde een subtiele weerspiegeling laat zien van het klimaat. Er ontstaat hierdoor een 'zelfvoorzienend organisme', een samenwerkende entiteit als gebouw waarbij vorm en functie samenvloeien met de technische installatie. Op deze manier zullen gebouwen in de toekomende tijd losgekoppeld worden van het energienetwerk en transformeren van energieconsument naar energieproducent. Deze transformatie is nodig, help mee op www.klimaatinteractievearchitectuur.nl
35
Ing. M.H. Harms
Transferium Prins Hendrikkade Afstudeerrichting Arch itectu re Afstudeercommissie Prof. dr. B.j.F. Colenbrander Prof. Dipl.·ing. C. Rapp Datum afstuderen 23 februari 2010
-
111
ii!' e
0-
n>
n> .... g-
e
:::I
0-
~
ar n C
m
Samenvatting De grote doorstromingscapaciteit van de radiaal 5112/5116 en de voortdurende Amsterdamse parkeerproblematiek in de bin· nenstad hebben geleid tot een ontwerp voor een transferiufll op de kruising van de Prins Hendrikkade met het Ijtunnel tracé. De stedenbouwkundige structuur van deze locatie, die als gevolg van de 'doorbraak' is verwoest, biedt daarbij gelegen· heid voor herontwikkeling. Het ontwerp is gebaseerd op de behoefte van de transferiumgebruiker naar sensatie en prikkeling enerzijds en veiligheid en geborgenheid anderzijds. Het is daarmee een experiment naar de juiste balans - de optimale conditie - die het karakter van deze openbare ruimte moet bepalen.
Situatie
;:::;:
CT
g
~ §
g-
Trefwoorden Infrastructuur Parkeren Transferium 5howroom Amsterdam
Parkeerdek
Tijdens een onderzoek naar de totstandkoming en de ontwikkeling van de radiaal 5112/5116 werd de enorme impact duidelijk die de aanleg ervan heeft gehad op de morfologische ontwikkeling van de stad Amsterdam . De radiaal werd in de jaren zestig aangel.egd met de achterliggende gedachte dat dit de belangrijkste ontsluitingsweg van Amsterdam moest worden. Echter, nog voor de oplevering ervan werd besloten tot de aanleg van de ringweg AlO die deze functie uiteindelijk heeft overgenomen. De radiaal 5112/5116 heeft naderhand nooit meer een duidelijke bestemming gekregen en representeert tot op de dag van vandaag als zijnde een groot litteken dwars door de stad het gedachtegoed van de jaren zestig. Toch heeft ze tot op de dag van vandaag nog altijd een zeer grote doorstromingscapaciteit behouden. Deze capaciteit· die juist gezien moet worden als een kwaliteit - heeft samen met de alsmaar groeiende Amsterdamse parkeerproblematiek in de binnenstad dan ook geleid tot de opgave : een transferium op de kruising van de Prins Hendrikkade met het l]tunnel tracé. De stedenbouwkundige structuur van deze locatie, die als gevolg van de 'doorbraak' is verwoest, biedt daarnaast gelegen· heid voor herontwikkeling. De bestaande stedenbouwkundige kwaliteiten, evenals de noodzakelijke nieuwe straatprofilering, dienen als uitgangspunt voor de definiëring van de nieuwe morfologie. Door het maken van systematische stappen van groot naar klein wordt de morfOlogie van het nieuw te bouwen volume op een pragmatisch wijze afgebakend. Twee bestaande straatwanden die ondanks de doorbraak nog altijd sterk zijn gedefinieerd vormen hierbij het uitgangspunt. Uiteindelijk ontstaat hierdoor een helder stedenbouwkundig uitgangspunt waarin de 'envelop' van het transferium nauwkeurig is bepaald .
Aanzicht vanaf de Prins Hendrikkade
Vogelvlucht
Showroom
Parkeerplaats
De infrastructuur sluit hierbij goed aan op het transferium en de morfologie ondersteund het autoluwe karakter van de binnenstad van Amsterdam . Het ontwerp resulteert in een benadering vanuit zowel een architectonische als een maatschappelijke invalshoek. Beide afgeleid van de behoefte van de transferiumgebruiker naar sensatie en prikkeling enerzijds en veiligheid en geborgenheid anderzijds. Het is daarmee een experiment naar de juiste balans, de optimale conditie die het karakter van een dergelijke openbare ruimte moet bepalen . Het resultaat mond uit in een zogenaamde 'dubbele helix'. De 'eerste' helix vormt het parkeerdek dat door middel van integratie van parkeren in de helling zorgt voor continuïteit en homogeniteit met een consistent ritme_ Orde, rust en een sterke mate van voorspelbaarheid zijn het gevolg en bieden tegenwicht aan de hectiek van de transit. De sensatie zit hem in de hellingbaan . Om vanuit maatschappelijk oogpunt het transferium een verband aan te laten gaan met het stedelijk weefsel wordt een tweede helix geïntroduceerd die wordt gevormd door het autowarenhuis. De dubbele helix geeft daarnaast expliciet uitdrukking aan de 'transfer': de parkeerhelix is letterlijk een verlenging van de autoweg komend vanuit de IJtunnel, vanaf deze helix kan men 'overstappen' naar de tweede helix en zo afdalen naar de uitgang. Zo ontstaat één doorgaande beweging van de routing van de transferiumgebruiker: eerst als automobilist, vervolgens als voetganger. Doordat het gebouw alleen schuine vloeren kent wordt onder invloed van de zwaartekracht het gevoel opgewekt te 'moeten' bewegen . Dit onderstreept nog eens dat het gebouw geen 'bestemming' is maar slechts een tussenstation, een transferium.
37
M.A.J. Hereijgers
Eigenzinnig Ijmuiden Paradoxaal landschap in havengebied Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. dr. ir. P.J.v. van Wesemael Dip~.·ing. H.H. Yegenoglu 5.5.5. Rousseau D.P.L.G. Datum afstuderen 23 februari 2010
DI
ii!' c
0." ."
;. C
:::J 0."
Samenvatting Ijmuiden is een stad gevormd door talrijke onvoorziene ontwik· kelingen. Een nieuw te introduceren landschap sluit aan bij bestaande kenmerkeIl en zorgt voor (hemieuwde) samenhang in een gefragmenteerd Ijmuiden. De gebouwmassa's zijn integraal onderdeel van dit landschap. De plaats waar openbaar en privé samengaan in één openbaar landschap en zich presenteren en in dienst stellen van het collectief.
Landschappelijk ontwerp In IJmuiden
W'
n
c
re
CT
o c :E
"
C ::J
0..
Trefwoorden Landschap Condominium Paradox Revitalisering Havengebied
(1)
Openbare route binnen gebouwmassa langs transparante theaterzalen
over Ijmuiden. Het is feitelijk een grensgebied, gelegen tussen drie· feitelijk onafhankelijke ·deelgebieden van Ijmuiden, namelijk Oud·IJmuiden, Nieuw·IJmuiden, het havengebied én de duinstrook als landschappelijke, scheidend element tussen haven en Nieuw·IJmuiden.
Ijmuiden is toevallig ontstaan. Niemand had kunnen vermoeden dat er op de plaats waar eerst duinen waren, enkele jaren later, langs de sluizen van het nieuw gegraven Noordzeekanaal een stad zou ontstaan met potentie tot 250.000 inwoners. Onverwachte ontwikkelingen in de geschiedenis stapelen zich op. Steeds meer groei, steeds meer om op in te spelen . Deze plannen lijken echter voordurend achter de ontwikkelingen aan te lopen, waardoor Ijmuiden het idee wekt van een gevoerd ad· hoc beleid. Keuzes zijn gemaakt zonder overduidelijke over· all·visie of blik op de toekomst. Het lijkt vooral reageren te zijn op ontwikkelingen . Ook de Tweede Wereldoorlog was zo'n onverwachte ontwikkeling die 'het stedelijk weefsel van Ijmuiden nog verder op zijn kop zette. Het was Dudok met zijn wederopbouwplan die voor het eerst echt lijn probeerde te krijgen in Ijmuiden . Hij introduceerde daarvoor zijn zogenaamde anker. Groenstroken op de in de oor· log weggeslagen velden in het weefsel moesten de kwaliteit van het wonen verbeteren en samenhang creëren in Ijmuiden. Maar zoal s het de traditie va n Ijmuiden betaamt, ook deze structuur boette met het verstrijken der jaren weer aan kracht in. Als gevolg van deze ingrepen en ontwikkelingen oogt Ijmuiden rommelig en lijkt vol te zitten met paradoxen , harde grenzen en samenkomst van uiteenlopende functies . De lokatie aan de Dokweg is synoniem en alleszeggend voor het beeld dat heerst
Het gehele gebied is ontstaan en gestructureerd door afgravin · gen in de voormalige duinrand langs de Noordzee . Deze teke· nen zich nu af door hoogteverschillen die de harde grenzen vor· men tussen de aanliggende gebieden en de tussenruimte. Deze harde grenzen zijn dominant, maar daarmee wel zeer ken· merkend voor het landschap zoals dat binnen Ijmuiden ont· staan is. Dudok's groenstroken zijn ook onderdeel van dit land · schap, waarvan de duinstrook langs de Dokweg het meest aan· sluit bij het zuidelijk gelegen Heerenduingebied . De verzadiging waaraan de verschillende groenstroken binnen Ijmuiden steeds vaker onderhevig zijn , leidt echter tot een devaluatie van het openbare groen ,i n Ijmuiden . Verbindende groenstroken die het Heerenduingebied binnenlaat in het stede· Hjk weefsel van Ijmuiden, vervullen daardoor deze rol met steeds minder verve. Herwaardering van deze groenstroken lijkt een aanknopingspunt te zijn in de verbetering van de kwaliteit van het stedelijk leven en ruimtelijkheid binnen Ijmuiden. Voortborduren op de filosofie van Dudok, herwaardering van zi,jn ingrepen, maar dit op een manier die geënt is op de eigen· schappen, en kenmerken van de lokatie aan de Dokweg· Halkade. Dat is de gekozen methode voor herstructurering van dit gebied binnen de organisatie op het schaalniveau van de lokatie zelf, de omliggende stadsdelen en Ijmuiden als geheel. Landschap wordt ingezet om de kwaliteit van de bestaande groenstructuren te versterken en een rol van betekenis te gaan spelen tussen de aangrenzende stadsdelen . Deze stadsdelen kunnen zich spiegelen aan dit landschap en daardoor kwalitatief toenemen. De stadsdelen worden door dit
Gebouw presenteert zich als integraal onderdeel van het landschap naar het plein aan het water
Plein op niveau waar wonen en cultuur, openbaar en privé in elkaar vloeien
cr-
o c :E
~
c
~
cID
Verfijning en subtiel spel met licht in het interieur, dit in tegenstelling tot het robuuste karakter in het exterieur
landschap op elkaar en het water betrokken en kunnen daardoor (meer) samenhang krijgen. Om een nieuwe landschappelijke invulling te geven aan dit gebied worden vooral de aanwezige hoogteverschillen aangegrepen in de totstandkoming van het nieuwe landschappelijke plan. Langs de verschillende verbindingen die ontstaan, opgespannen tussen - bestaande - ankerpunten uit de omgeving, worden de functies gesitueerd. De vorm van deze volumes wordt uitgesneden door de verbindingen die het landschap doorkruisen en zijn daardoor ook direct te herleiden tot dit landschap. Ook in materialisatie zal het een voorzetting zijn van de structurerende damwand zoals die in de huidige situatie binnen Ijmuiden aanwezig is om hoogteverschil 'vorm te geven'. Naast programmatisch vervullen deze volumes ook ruimtelijk een belangrijke rot voor dit deel van Ijmuiden. Door wisselende zichtvelden die ze creëren ontstaan geconcentreerde zichtrelaties en daarmee (visuele) samenhang tussen de verschillende stadsdelen. Dudok positioneerde in zijn groenstroken maatschappelijk en culturele functies die aansluiten bij de openbaarheid die deze groenstroken kenmerkten. Dit gegeven wordt verder uitgediept en vertaald naar het gerealiseerde landschap. Leidend motief voor het gebouwontwerp is de continuering van het landschap binnen de gebouwmassa. Hierdoor legt het gebouw een zo minimaal mogelijk beslag op de openbare ruimte en vloeien openbaar en privé, interieur en exterieur samen. De drie elementen in het nieuwe landschap - de twee hellingen en het openbare plein - waaraan de massa zich bevindt zijn basis voor de bewerking van de gebouwmassa. Daar waar de massa uitgesneden, of om in termen van de lokatie te spreken, uitgegraven is, daar bevindt zich het doorlopende landschap. Programmatisch is er aansluiting gezocht bij deze doorlopende openbare ruimte. Een theater cq. cultureel centrum sluit naad-
39 loos aan bij het openbare landschap. De theaterzalen zijn dé plaats waar cultureel programma zich presenteert in deze openbare ruimte en worden hiermee wezenlijk onderdeel van de activiteiten in deze ruimte. De grens tussen presentatie van culture· Ie functies en het collectiefvan Ijmuiden wordt op deze manier sterk gereduceerd. De rest van het culturele programma is in het interieur geschakeld middels een landschap dat reageert met het openbare landschap. Een routing van hellingen in het interieur verbindt de verschillende functies en monden uit op een plein op niveau. Op dit plein is een panorama op Oud-Ijmuiden het slotstuk van de beide routes en komen de externe en interne landschappelijke route samen. Naast openbare culturele functies is het plein op niveau verrijkt met wonen. Wonen in het landschappelijk plan is een autonoom onderdeel geworden van het Ijmuidense stedelijke leven. Voorheen stond wonen in Ijmuiden altijd in dienst van de industrie en haven. Nu krijgt het wonen zijn eigen specifieke kwaliteiten. Door wonen te koppelen aan nieuwe programmaonderdelen wordt deze autonomie naar de industrie toe benadrukt. Wonen komt hiermee in dienst te staan van het wonen zelf: het plezier, ontmoeting en ruimtelijke kwaliteiten in combinatie met - en verrijkt door - culturele activiteiten. Vanuit de verschillende culturele activiteiten wordt het landschap op zijn beurt weer verrijkt. Het landschap als leidend motief binnen een door industrie overheerst Ijmuiden. De paradox lijkt haast niet groter te kunnen. Maar toch is dit landschap volledig ingebed binnen de identiteit van Ijmuiden. De tegenstrijdigheden die opborrelen bij een bezoek aan Ijmuiden worden ogenschijnlijk versterkt, terwijl het landschap met zijn massa's en verbindingen nieuwe relaties legt binnen Ijmuiden. Relaties waarbij wonen zich kan spiegelen aan de kwaliteiten van dit landschap en het water. Waarbij cultuur zich kan manifesteren in dit landschap en waar ontmoeting in het openbare eigendom kan plaatsvinden.
Ing. F.w. Hettema
Water(RE:)creatie Wonen en recreëren in een gecreëerd nat natuurlandschap Afstudeerrichti ng Architecture Afstudeercommissie Prof. dr. ir. P.J.V. van Wesemael Dipl.·ing. H.H. Yegenoglu S.S.S Rousseau D.P.l.G. Datum afstuderen 23 februari 2010
cr
o c
:E
'"
C
:::l
Cl. ID
40
Samenvatting De wijkermeerpolder, ten oosten van Beverwijk, is een agrarisch leeg land. Maar er schuilt veel potentie. Door historische lagen opnieuw in te zetten, krijgt dit gebied een nieuwe rol binnen de Amsterdam Region. Een rol van verstilling binnen een drukke metropool. Maar ook een key role in regionaal waterbeheer. En een rustplaats voor de stedeling. De boeren verdwijnen echo ter. Wie verzorgt het nieuwe land nu? Hier ligt een kans voor het condominium, als groene leefstijlgemeenschap. Een letterlijk als figuurlijk poldercondominium, wat niet als gesloten community is, maar ook zijn verantwoordelijkheid in de regio neemt. Het poldercondominium als de boeren van morgen.
Wijkermeerpolder aan de noordoever van het Noordzeekanaal
Trefwoorden Lifestyle condominium Stelling van Amsterdam Natuurrecreatie Transities Wijkermeerpolder De nieuwe terp in hel landschap
Het condominium als nieuwe woonvorm stuit bij het zien van segregatie en buitensluiting op verzet. Maar deze Amerikaanse voorbeelden passen in Nederland niet goed. Daar zijn wij anders in. Wij zijn meer van de integratie; het samen doen en zijn. Dat samen is juist de basis voor een condominium . Want is het niet de gemeenschappelijke interesse van de bewo· ners, die de voorwaarde geeft voor het condominium. Een Nederlands condominium zal naast het eigen belang ook zijn belang moeten uitstralen naar zijn omgeving. Een nieuwe voorwaarde om van een poldercondominium te spreken is de rol, die de woongemeenschap voor de regio kan betekenen . Met dit in het achterhoofd is in het project een letterlijk polder· condominium ontworpen . De wijkermeerpolder, aan de noord· oever van het Noordzeekanaal, is gevonden als plek. Een plek met een rijke geschiedeni s, waar relieken van de Stelling van Amsterdam dit nog uitdragen . Maar niet alleen zichtbare sporen zijn er te ontdekken. De bodem vertelt nog een verhaal. De historie ligt hier nog steeds opgeslagen. Een verhaal van het Wijkermeer en de uiterwaarden. Een verhaal van inpoldering en agrarische verkavelingstructuren. En een verhaal van agrarische schaalvergroting die het gebied maken tot wat het nu is. Maar er is meer. Door de strategische positie van dit stuk land zijn er verschillende actoren, die invloed willen uitoefenen op dit gebied. Een nieuw verhaal wordt binnenkort geschreven. Maar welk verhaal dat is? Voor de nieuwe plannen zijn vier dragers te ontwaren. Het gebied als economisch gewin inzetten, door een haven te creëren. Het gebied open houden als buffer tegen de opmars van het stadse leven en werken . Het behouden en inzetten van de Stelling van Amsterdam als recreatieve trekker_ En het gebied als waterbuffergebied aanwijzen, om zo de regio te sparen en voorbereid te zijn op de stijgende zeespiegel. Het valt op dat het plan voor havenontwikkeling een buitenbeentje vormt. De andere dragers zijn wel te verenigen in één plan. Een waterbuffergebied, wat eens per zoveel tijd gebruikt wordt voor wateropslag, waarbij de Stelling van Amsterdam als
Transformatie van agrarisch naar natuurlandschap
Een nieuwe strategie voor de polder naar ontpoldering
Impressie poldercondominium
Doorsneden poldercondominium
trekker het gebied recreatief interessant maakt. Het water van het buffergebied versterkt zelfs de Stelling, met het idee van een 'live' inundatie. Met het toerisme toegevoegd aan het gebied is ook het gebied als economische bron verzekerd.
gaan spelen, door het gebied Wijkermeerpolder in eigen beheer te voeren. Het is wel zaak affiniteit tussen de common interest van de bewoners en de betekenis voor de regio te vinden . Daarom is een condominium met een ecologische levensstijl een juiste optie. Het leven met de natuur wordt door het wonen en beheren van een natuurgebied meer werkelijkheid.
De meest voor de hand liggende locatie voor de toeristische trekker is bij het fort zelf, aan de rand van het gebied. De geniedijk, die het gebied doorklieft wordt ingezet als toeristische lijn. Hierdoor wordt het gebied zelf ontzien van recreanten. Of toch niet? Want nu het gebied als overloopgebied is bestem· peld, zal de agrarische functie langzaamaan verdwijnen. Een nieuwe functie voor het gebied, wat waterrobuust is en het open karakter behoudt, wordt gevonden in een nieuwe vorm van recreatie, die nog niet in de recreatieregio voorkomt. Een nat natuurgebied, wat een plek biedt voor water· en weide· vogels geeft de nieuwe invulling voor de nieuwe wijkermeerpol· der. Historische lagen geven sturing aan het ontwerp voor het gebied. Het creëren van natuur en het herintroduceren van water maakt een stap naar ontpoldering mogelijk. Door het inzetten van de oude lijnen in het gebied ontstaat een legitieme verbinding tussen oud en nieuw en wordt het nieuwe hoofdstuk van de Wijkermeerpolder een continu verhaal, in plaats van losse fragmenten. Nu het gebied zowel ruimtelijk als programmatisch is ingedeeld, kan het condominium in dit gebied een rol gaan spelen. Een natuurgebied wordt beheerd door de bevoegde overheids· instantie als Staatsbosbeheer, het waterschap en/of de provincie zelf. Maar er is een andere vorm van natuurbeheer, die mijn aandacht heeft. Agrariërs kunnen met subsidie van de overheid hun land teruggeven aan de natuur en dit zelf beheren. Zo weet de overheid een netwerk te creëren van natuurgebie· den, die niet alleen zij zelf hoeven te beheren. Een condominium kan als collectief ook een rol in dit beheer
Hoe ziet zo een condominium er dan uit? Dat is moeilijk te bepalen omdat er niet een type ecologische mens bestaat. Het is van alle leeftijden, van alle achtergronden en alle etniciteiten. Daarom wil ik als ontwerper mijn rol in de architectuur van het condominium vinden in het ontwerpen van vrijheid. Vrijheid voor de bewoner om te doen en te wonen naar zijn eigen behoefte. Daarom zal ik in het condominium alleen de huls ontwerpen, waarbinnen de bewoner zijn eigen indeling kan maken. De drager voor de architectuur wordt ook gevonden in een histo· rische laag, namelijk in de architectuur van het rurale land· schap. De boerderijen en boeren stallen zijn eigenlijk ook te reduceren tot zijn schil. Daarbinnen kende de boer een grote vrijheid aan indeling. In de zomer, wanneer het vee buiten was, werd een deel van de stal ook bij het woonhuis betrokken. Zo ademde het gebouw, maar binnen zijn eigen huls. De boerderij en het boerenerf als archetype en onderlegger voor het nieuwe condominium geeft wederom een verbinding met het verleden. De referentie naar dit type is tegelijk een represen· tatie van het rurale landschap, waardoor zowel programma· tisch,als op beheersniveau, alsmede op ruimtelijk vlak verbin· ding en sequentie is gezocht. Want zijn de nieuwe bewoners niet de boeren van dit natuurland?
41
J.
de Jong
Re-i nstitutionaliseri ng: een ode aan de ouderdom Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. B. Molenaar Ir. M.w. van der Poll Or. J.C.T. Voorthuis Datum afstuderen 26 januari 2010
111
ji!
e
c.. /1) /1)
.... ge
~
c...
!!!..
or
n
C
;::+
.... ([)
0-
o c
::E
7<" C :::J
C. ([)
42
Samenvatting Het aantal dementerenden zal de komende jaren flink toenemen en dit in een periode dat de grijze druk - het percentage 6S-plussers ten opzichte van de personen die werken - verdubbelt. De druk op de verpleeghuiszorg zal hierdoor alleen nog maar verder toenemen . Dit afstudeerproject richt zich op biJbehorende problematiek, met als resultaat een ontwerp waarmee de kwaliteit van leven van dementerenden in verpleeghuizen wordt verbeterd maar waarmee vooral ook de positie van dementie in onze maatschappij ter discussie wordt gesteld . Een introductie van een nieuwe verpleeghuistypologie voor mensen met dementie, ingepast in een taboedoorbrekend instituut: een ode aan de ouderdom . Trefwoorden Verpleeghuiszorg Dementie Hoogbouw Scharrelvloeren Sterfsuites
Conceptschets
Zichtlijn dwars door het 'deelplein'
Volgens verschillende voorspellingen zal het aantal dementerenden komende jaren flink toenemen en dit in een periode dat de grijze druk - het percentage 6S-plussers ten opzichte van de personen die werken - verdubbelt. De druk op de verpleeghuiszorg, die dankzij het forse personeelstekort in de zorg nu al groot is, zal alleen nog maar verder toenemen. Hoewel op dit moment de kleinschalige woonvorm hoogtij viert, zal op den duur het grootschalige verpleeghuis, dat efficiënt zorg kan verlenen door clustering van zowel patiënten, personeel als voorzieningen, naar mijn verwachting zijn rentree maken . Naast de macro -e conomische problematiek rondom dementie, raakt de ziekte mensen bovendien ook in de persoonlijke sfeer en hebben veel mensen nog steeds moeite om hier openlijk over te praten . Ik heb mijn afstudeerproject aangegrepen om deze dubbele problematiek aan te pakken, met als resultaat een ontwerp waarmee ik de kwaliteit van leven van mensen met dementie in verpleeghuizen probeer te verbeteren en tegelijkertijd innovatie op het gebied van efficiënte verpleeghuiszorg wil stimuleren maar waarmee ik vooral ook de positie van dementie in onze maatschappij ter discussie wil stellen. Een introductie van een nieuwe verpleeghuistypologie voor mensen met dementie, ingepast in eer! taboedoorbrekend instituut: een ode aan de ouderdom. Hoewel ik niet wil beweren dat grootschalige institutionele verpleeghuiszorg de enige geschikte vorm is om de toenemende druk op de verpleeghuiszorg op te vangen , ben ik wel van mening dat het vernieuwde grootschalige verpleeghuis een waardevolle aanvulling zal zijn op het huid ige aanbod aan kleinschalige woonvormen . Naast dat re-in stitutionalisering vanuit economisch oogpunt op den duur noodzakelijk zal zijn, biedt het concept van het instituut namelijk ook mogelijkheden om door middel van het gebaar van het grote gebouw, ouderdom en
Contact versus onthechting
Het gebouw staat In een park, de route van de wijk naar het station loopt dwars door het gebouw heen
Contact mogelijkheden op verschillende niveaus
Zicht naar beneden vanaf de top van de toren, over de dakterrassen van de sterfsuites
dementie een gezicht te geven en daarmee bij te dragen aan het doorbreken van taboes. Het instituut in de betekenis van maat· schappelijk geaccepteerd verschijnsel, van manier van denken, wordt aangejaagd door het instituut als gebouw hiervoor in te zetten. Het doel is dan ook dat ouderdom en in het bijzonder dementie op den duur een meer maatschappelijk geaccepteerd verschijnsel zal zijn. Door de validerende benadering, een erkende benaderingswijze in de ouderenzorg, in te zetten als ontwerpstrategie wordt een nieuwe blik geworpen op het verpleeghuis; het validerende ver· pleeghuis als een plek die mee gaat met de innerlijke realiteit van haar bewoners, waar 'onze' realiteit geen rol meer speelt. Het resultaat is een gebouw dat mee gaat in het proces van dementie, het proces van loslaten van het leven. Concept: onthechting Eeuwen lang werd het instituut ingezet als apparaat om de 'niet· productieven' uit de samenleving weg te houden. Als reactie op het jarenlange 'wegstoppen van bejaarden' vindt momenteel een ontwikkeling plaats in de verpleeghuiszorg die juist gericht is op zoveel mogelijk contact met de maatschappij. Dit uit zich in kleinere woonvormen die bij voorkeur deel uit maken van een 'normale' woonwijk, een huiselijke setting van de woongroep en de bewoners zo lang mogelijk betrekken bij 'normale' dagelijkse handelingen. Voor veel mensen en zeker voor patiënten in de eerste fasen van dementie is dit een prima benadering. Daarnaast zou er echter ook een type verpleeghuis moeten zijn waar mensen de gelegenheid krijgen om zich aan deze 'normale' dingen te onttrekken. Deze behoefte kan ont· staan wanneer de dingen die wij als 'normaal' bestempelen voor de persoon in kwestie juist helemaal niet meer normaal zijn maar juist vreemd, verwarrend en misschien zelfs beangsti · gend. Dit ontwerp biedt mensen de gelegenheid om hier afstand van te nemen als dat voor hen prettiger voelt, ik geef ze het
recht om weg te kruipen in plaats van de plicht om mee te blij· ven doen aan onze maatschappij. Wegkruipen in een hoekje is dan ook iets wezenlijk anders dan weggestopt worden. Het concept van onthechting richt zich niet primair op het maken van contact maar schept juist ruimte om in alle rust afstand te nemen. Afstand van de chaos, afstand van de men· sen om je heen, afstand van de wereld en uiteindelijk afstand van het leven. Dit manifesteert zich onder andere in de positio· nering van het programma; een openbaar 'deelplein' op de begane grond waar zorgverleners, patiënten en bezoekers elkaar kunnen ontmoeten, verdiepingen met 'scharrelvloeren' waar mensen met dementie in alle vrijheid hun gang kunnen gaan en bovenin de 'sterfsuites' waar mensen in alle rust het leven kunnen loslaten. In feite is dit een proces dat zich bij dementie hoe dan ook voltrekt, doel van dit concept is om het ontwerp daarin mee te laten gaan en zodoende dit proces te begeleiden. Dit proces van onthechten is nodig om innerlijke rust te vinden, rust die noodzakelijk is om de dingen definitief te kunnen loslaten. Ouderdom dient niet langer beschouwd te worden als een 'ziekte' maar als een onderdeel van het leven, net zoals sterven bij het leven hoort. ik heb architectuur willen inzetten om deze thema's bespreek· baar te maken, tegelijkertijd hoop ik dat de schoonheid van architectuur de mensen troost zal bieden.
43
B.w. Klemann
Comparison of global analysis methods and design ruies for steel frames according to Eurocode 3
Mlltrill no.lladid.. i"':CDOB 2
~
Mastertrack Structural Design Graduation committee Prof. Ir. H.H . Snijder Prof. dr. Ir. l .G.M. Kerstens Dr. ir. l.C.D. Hoenderkamp Data of graduation 26 lanuary 2010
,t,
-;
)-.-u U
=.
ordtr- -' - y.i;·.. ·"-.. - boo - kl-i .'- ''heeb -.."in-..- '''' -
.
owoybockJ"'_
..
S«oDd _ _ .IWÎ, p..t\ .Wtcl Mld bacUillJchtcb ..illldM~bud:lia,modt
H -
l
~:~-::~::: :::!~:_= -'>*
wi.
f-':'-~+-.....;::~:=-~:---1I--:-:~:;.:,AAc-1 A
hu(ial
:::~
;
"
"""Ia)':
El.rit
A
m.,ic
8
EIMCie--ph.ti(
u.~lA
B
E...icopl_t
GIDolA
~<Û'" "ï1 l -ï'I"';,
LA
MNA
-'-- -- = - - - - ' - -"'-- !'I.. "'·tia!c:i·-= ..,=.,.:-f-'::" A+"C: . ~ ~ ordn' _ym iadudif18 bom p.A, _ p•..s -.I baw
Sec_
.ffects WdIrIo.. budel. . ckcb
Jmperfec-tioa
Global analysis melhods accordlng 10 Eurocode 3 (1)
I»
ur ..... c
Q.
ID ID
.... tr
c
:::J Q.
!!. öl' n
C
ro
;:;: 0-
o c ::E
'"
Summary Eurocode 3 describes several global analysis methods that in combination with certain design rules set boundaries for a structural engineer to design a steel structure. For this thesis, a typical steel frame is calculated using all possible analysis methods as mentioned in Eurocode 3. The ultimate load for the typical steel frame is calculated by conducting a second order elastic-plastic analysis. All other calculations are conducted using that ultimate load as the design load. The outcome of all these calculation results leads to conclusion about the different analysis methods and the applied design rules.
C ::l
Cl. f1)
Keywords Eurocode 3 Steel frame Analysis methods Elastic-plastic analysis First and second order ana lysis
This paper presents a comparison of global analysis methods and design rules for steel frames according to Eurocode 3. The problem statement is defined as a research question that covers the contents of this thesis. What is the outcome wh en a typical steel structure is designed, analyzed and checked in different ways according to Eurocode 3 and what conclusions can be drawn from this outcome? The research goal is to draw conclusions and where necessary make recommendations for the applied analysis methods and design rules as described in Eurocode 3. This is conducted by designing a typical steel frame for which the uitimate load, Fult,k is cakulated by conducting a second order elastic-plastic analysis in Ansys 11.0 using a certain imperfection shape. This analysis should represent the reality in the best possible way. A second order elastic-plastic analysis is assumed to be the most sophisticated analysis method possible. Wh en this is the case, the calculated ultimate load should theoretically be the largest possible for the typical steel frame. All other analysis methods should lead to collapse of the frame wh en the ultimate load is applied as the design load. This means that at least one of the unity checks, following out of the design rules is higher than 1.0. When this is he case, the method is defined as safe. If th is is not the case, the method is defined as unsafe. The typical steel frame is modelled and supported in such a way that it can be classified as sway and that out of plane stability and lateral torsional buckling cannot occur. The global analysis methods out of Eurocode 3 are dependent on the frame classification. The frame can be classified as sway or non-sway. When the frame is classified as sway, second order effects have to be taken into consideration, meaning that also a certain imperfection shape has to be applied . The imperfection shape consists out of an initial sway imperfection and initial bow imperfection for individual members. For the initial bow imperfection, the Dutch National Annex can overrule the table out of Eurocode 3. Another imperfection shape can be described using the buckling shape as agiobal and local imperfection with a certain amplitude for the imperfection at the top of the frame . The design rules con sist out of a cross section resistance check
r
r
r
---HE-""m""'oo""'---
-~ ~----------------------------,. HEB300
H
g al W
J:
5000
TypIcaisteel frame (2)
Different, more slender geometry (J)
for combined bending moment and axial force and a flexural buckling check for members that are subjected to combined bending and axial compression. For the flexural buckling check, a difference between the sway and the non-sway buckling mode should be made, depending on the analysis method th at is conducted. Knowing th is, the global analysis methods according to Eurocode 3 can be described considering that each global analysis method can be applied using a plastic, as weil as an elastic analysis (see Figure 1). When conducting a plastic or elastic-plastic analysis, no cross section resistance check has to be made. Wh en global analysis method 5 is used, no flexural buckling check is needed (see Picture 1).
of the frame when the ultima!e load is applied as the design load. After the frame is calculated using all possible analysis methods, many normative unity checks are lower than 1.0 meaning that the analysis method, theoretically leads to unsafe results . Therefore, the frame is recaiculated 3 times using different, less conservative imperfections shapes to represent the reality. With the ultimate loads that are found and applied as the design load for all other possible analysis methods many normative unity checks are again lower than 1.0 meaning that the analysis method, theoretically leads to unsafe results.
I»
After all analysis methods and design rules are summarized, they are compared with each other by modelling a typical steel frame which is classified as sway (see Picture 2) . This means that analysis method 2 to 5 and the design rules that are attached to these methods can be used. For this typical steel frame, all calculations are conducted with the finite element software Ansys 11.0 using BEAM189 elements. These elements are tested through benchmarks and are capable of describing plasticity for combined bending and axial force and are also capable of describing flexural buckling. The buckling length of the individual members is determined by conducting a buckling analysis in Ansys. This buckling length, together with the other flexural buckling parameters is determined for condu cting the flexural buckling check knowing that the flexural buckling parameters are divided in a sway and a non-sway buckling mode. The imperfection shape using the buckling shape as agiobal and local imperfection with a certain amplitude for the imperfection at the top of the frame is described in Ansys using a buckling analysis. This imperfection shape is assumed to represent the reality in the best possible way. When a second order elastic-plastic analysis is conducted using this imperfection shape, an ultimate load is found. This ultimate load should theoretically be the largest possible for the typical steel frame. All other analysis methods should lead to collapse
Because the flexural buckllng checks lead to many unsafe unity checks wh en the non-sway buckling mode is used for caiculating the flexural buckling parameters, a more slender geometry is mode lied and calculated (see Picture 3) . Again, many normative unity checks are lower than 1.0 meaning that the analysis method, theoretically leads to unsafe results. Considering the main aim and assumptions of this research, the following conclusions can be drawn regarding the comparison of analysis methods and design rules according to Eurocode 3. Many analysis methods and design rules lead to unsafe results. Also the imperfection shape is of great influence to the caiculation of the ultimate load using a second order elasticplastic analysis. Finally, flexural buckling checks are in this case never normative when the non ·sway buckling mode is used for determination of the buckling parameters. The only 100% safe analysis method is method 3 using the sway-buckling mode for the flexural buckling checks. The fact that so many analysis methods give results that are not expected before conducting this research is reason enough for a critic.al view towards the analysis methods and design rules together with all the parameters involved . Therefore, further research is recommended for all parameters that are of influence to the calculations results. In particularly the imperfection shape, the applied buckling mode and all flexural buckling parameters involved. Also the influence of different geometries and cross section properties requires more attention and research.
ür e
Q. Cl)
Cl) .... 0-
e
:::s Q. Cl)
45
R.L.). lemaire
Kreishof Collectief Wonen in de Tussenmaat Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Dr. ir. A.H.). Bosman Dr. ir. M.B.M. Dehaene J.J.P.M. van Hoof Datum afstuderen 23 februari 2010 Samenvatting De ruimte binnen een gesloten bouwblok in hoogstedelijke con· text wordt geclaimd en hierin worden nieuwe gebruiksmogelijkheden geïntroduceerd die meer geënt zijn op het 'samenleven'. Door het toegevoegde collectieve programma wordt het blok geïnverteerd en treed het op als gastheer om de nieuwe architectuur te laten parasiteren op de aanwezige binnenruimte om zo een nieuwe conditie te scheppen die een grotere stedelijke dynamiek mogelijk maakt en hiermee de buurt een nodige impuls geeft. Trefwoorden Bouwblok Collectief Hof Stedelijke vernieuwing Tussenmaat
Op 1 februari 200B wordt er begonnen met de sloop van nog twee vervallen panden
,
I ; ......,
;
J:
I-,: Boven: de ontsluitingen van de woningen zijn in traditie van het bouwblok aan de binnenzijde gesitueerd
deel van de stad. In Kreis 4 zien we eigenlij~ dat er een complete teloorgang is ontstaan . Zo is een groot deel van het bouwbestand sterk verslechterd en zie je in de straten veel verpaupering . De meeste toegangen naar de binnenzijde van het blok worden afgesloten met hekwerken en prikkeldraad of verbodsborden die aanduiden· dat mensen die er niet thuis horen zich op privé-grond bevinden. De ongecontroleerde toegang tot deze achterruimtes gecombineerd met de achterdeurprogramma's in de plint leveren anonieme plekken op tussen de bebouwing waar illegale praktijken goed gedijen. De meeste gebouwen in deze buurt zijn gebouwd rond 1900 en staan nog steeds in hun oorspronkelijke configuratie. In de loop der jaren zijn er voornamelijk veel kleine oude panden gesloopt en hebben plaatsgemaakt voor nieuwe grotere, autonome bebouwing. De oorspronkelijke configuratie van het blok bestond uit drie rijen woningen, waarbij de middelste rij ontsloten werd door de tussenruimtes tussen de gebouwen in de buiten ste rijen.
Kreis 4 ligt ten zuiden van het spoortraject naar de binnenstad en wordt verbonden met Kreis 5 door de langstrasse, een levendige hoofdstraat waar de tram in de volksmond "the sugar express" wordt genoemd vanwege de drugsproblematiek in dit
Het geliefde straatbeeld van kleine straatjes met kleurrijke panden wordt de laatste decennia verstoord door deze autonome bebouwing. In een poging om zoveel mogelijk mensen in een woningcomplex te krijgen, dijen de grenzen van bebouwing steeds verder uit richting bestaande complexen. Hierdoor zijn veel unheimliche plekken tussen de gebouwen ontstaan. Dit soort bebouwing levert misschien wel op korte termijn het meeste rendement op, maar zal niets bijdragen aan de dalende grondwaarde. Sterker nog, doordat deze autonome woonmachines hun volume maximaliseren verlagen ze het woongenot van de omliggende kavels. langzaam verstikken ze eigenlijk het bouwblok. Het bouwblok zal nooit tot een eenheid komen waarin het volume van het blok als geheel geoptimaliseerd wordt, omdat de bestaande bebouwing niet tegelijkertijd vernieuwd wordt. Zo ontstaat dus een starre stadsvernieuwing die op het niveau van het bouwblok zijn eigen nadelen in stand houdt eR
.....
_ ~.
-
j
_.~
• •
_. -
, · ; , . .• • • 1 _
• • • • Iï ••••
•• :- . . . . ~p
IC
" , 7." ~·. I ...,·..
' ....... .
..•
r.~.·
L"' m"-I".:'·~L"..ï1rïüiii
de _
1 _ _' "
~.
I
De verandering van de bouwvolumes door de jaren heen laat duidelijk zien hoe de volumes langzaam de lege ruimte binnen het blok opslokken
Het hof is vormgegeven met de rationaliteit van de gebouwde volumes
Impressie van het interieur: de natte cellen en kastenwanden delen de woning op in functionele gebieden
Impressie van de ruimte tussen de bebouwing met zicht op het hof
voedt. In de loop van de tijd zijn er op diverse plaatsen in het blok verscheidene gaten ontstaan . Mijn beoogde strategie is het opvullen van deze gaten met wooncomplexen die qua schaal aansluiten bij de oudere bebouwing van de wijk. Deze oudere bebouwing geeft de wijk namelijk een uitgesproken karakter en maakt haar populair bij vooral de jongere huishoudens. Ik wil me afzetten tegen de heersende trend om de vervallen pandjes te vervangen met grotere panden die naar mijn idee de problemen in de wijk vergroten _Ik zie potentie in de oorspronkelijke plaatsing van de bebouwing in drie rijen; het kan de bewoners in de tussenruimtes aangename en besloten verblijfspiekken verschaffen .
lijke schaal van kleinere panden die in de loop der tijd hebben moeten wijken. De geringe bouwhoogte van de middelste twee volumes zorgt voor een minimale impact op de beleving van de openheid binnen het blok als geheel. De open ruimte in het midden van het kavel wordt benut om een hof te creëren . Deze "beschutte plek van veiligheid en genot temidden van de bedreigende wildernis." (Aben 1998) fungeert als collectief middelpunt in de nieuwe bebouwing. Aan dit hof liggen ook de verticale stijgpunten naar de appartementen. Het hof is een plek die weliswaar is vormgegeven met de rationaliteit van de gebouwde volumes maar draagt de betekenis van het buiten zijn . Het biedt een adempauze in de middelste lijn van bebouwing binnen het blok en pakt alle lijnen van de omliggende volumes op om zo rust te brengen in het geheel. Behalve privacy, rust en een zekere mate van beslotenheid biedt het ook een plek voor toevallige ontmoetingen en activiteiten .
Het woongebouw van de tussenmaat introduceert verwevenheid en gelaagdheid door het opnemen van semi-openbare en collectieve elementen in een nieuwe gebouwtypologie. Het beschrijft tevens een korrelmaat die contrasteert met de autonome bebouwing door een topdown benadering en kleinschaligheid op het gebied van de stedebouw. Het biedt een architectonisch alternatief voor een stedebouwkundige transformatie, waarin het collectief een belangrijke positie inneemt. Ik zie de tussenmaat als een fysieke uiting van de scales of association waarmee de Smithsons een waarde gaven aan het begrip collectief. Zij richtten zich in hun schema's op de ruimtes tussen de grotere structuren om hier met minimale architectonische elementen een communicatie tussen het openbare en private domein te dimensioneren _
De nieuwe woningen zijn verdeeld over drie volumes die door positie en vorm nieuwe gecontroleerde en voor de bewoners en omwonenden toeeigenbare ruimtes scheppen. Deze ruim tes dragen impliciet een bepaalde mate van openbaarheid uit en begeleiden een verloop van de straat naar de voordeur met een relevante schaal in openbaarheid. Bepaalde ruimtes en functies fungeren hierin als een buffer, zoals dat bij heterotopieën ook gebeurt. Hierin hebben de vormgeving en materialisatie een filterende werking op bezoekers, zodat mensen zich bevinden in een openbare of collectieve ruimte.
De positionering en afmeting van de volumes is zo gekozen dat het hele gebouw vanaf de straat tussen de openingen in het bouwblok te zien is, maar zorgen er tevens voor de tussenliggende ruimtes beschutting bieden of toegangen accentueren zonder unheimlich aan te doen. De kleinschalig volumes vormen een gewenst contrast met de grote autonome gebouwen er omheen en verwijzen op nostalgische wijze naar de oorspronke-
De ervaring van de bewoner is meer gericht op het contact met andere bewoners (of het tijdelijk vermijden hiervan) en sporadisch met dat van buitenstaanders_ De restaurantruimte is zodanig vormgegeven dat het niet mogelijk is om een onafhankelijk restaurant te herbergen dat zich loskoppelt van de bewoners. Hiermee biedt het nieuwe collectieve woongebouw een pro gramma dat voor de hele buurt toegankelijk is.
47
Ing. R.A.l. Lemmens
De Scherf Het heterotope gemeentehuis Boxmeer Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. l. Westra Ir. M.H.P.M. Willerns Dr. l.C.T. Voorthuis Datum afstuderen 26 januari 2010 Samenvatting Door een herinterpretatie van het begrip heterotopie, het spanningsveld tussen controle, macht, vrijheid, commuflicatie, transparantie, ruimtelijkheid en zichtbaarheid zo te bespelen dat een architectuur ontstaat waarin de scheiding tussen openbaar en privé vervaagt, om zodoende tot een ruimtelijk leesbaar en functioneel werkbaar gemeentehuis voor Boxmeer te komen.
Exterieurperspectief
Trefwoorden Heterotopie Controle Macht Vrijheid Communicatie
Begane grond met in licht grijs openbare zone voor burgers en in donker grijs de ambtenarenkantoren
De opgave een nieuw gemeentehuis voor Boxmeer te ontwerpen is sterk realistisch . De gemeente Boxmeer is op het moment daadwerkelijk bezig een nieuw onderkomen voor het gemeentelijke bestuursorgaan te ontwikkelen. Hierbij zijn 'de transparantie van de organisatie' en 'een open communicatieve uitstraling met duidelijke structuur' de belangrijkste uitgangspunten . Naast de uitgangspunten geformu'l eerd door de gemeente Boxmeer vormt een theoretische basis die aansluiting vindt bij het huidige architectuurdiscours een uitgangspunt. Deze theoretische basis geeft het ontwerp een fundament binnen de huidige architectuurdiscussie, en dient tevens als voedingsbodem voor het concept. Het fundament dient aan te sluiten bij de thematiek van een gemeentehuis. Vandaar dat er onderzoek is gedaan naar heterotopieën. De term heterotopie werd geïntroduceerd door de Franse filosoof Foucault in het essay 'des espaces autres'. Omdat heterotopie te maken heeft met het karakter van ruimtes, is de term, snel na zijn introductie, overgenomen door de architectuur. Het karakter van een ruimte wordt volgens Foucault gevoed door het sacrale, dit komt omdat er tegenstellingen in de ruimte zijn die niet opgelost kunnen worden, bijvoorbeeld tussen privé en openbare ruimte of tussen recreatieve- en werkruimte . Doordat Foucault in zijn essay heterotopieën geen eenduidige definitie heeft gegeven is er binnen de architectuur al snel discussie ontstaan over het gebruik en het doel van de term heterotopie. De heterotopie probeert ruimtes te benoemen die als het ware buiten de maatschappij staan en hierdoor een ambivalent karakter hebben, hierbij moet men denken aan gevangenissen, 'bejaardentehuizen, vakantieparken, sauna's of bordelen. De thema's die hierbij aan de orde komen zijn controle, macht, vrijheid, zichtbaarheid, privacy, openbaarheid en com municatie. Deze thema's spelen tevens een belangrijke rol bij het ontwerpen van een gemeentehuis_ Samengevat levert dit de volgende probleem-/doelstelling op: door een herinterpretatie van het begrip heterotopie. het spanningsveld tussen contro-
Interieurperspectief gezien vanuit de raadzaal
Interieurperspectiefvan de ambtenarenkantoren gezien vanuit de communlcatlezone
0-1""-1."_ h ~. i I "
.... ID
;:::;: rr o c
::E
'" C ::::l
0.. ID
CoCon kantoorconcept met van boven naar beneden communicatIezone, concentratIezone en openbare zone voor burgers
Doorsnede waarin duidelijk de trapsgewijze opbouw van de verdiepingen te zien is
Ie, macht, vrijheid, communicatie, transparantie, ruimtelijkheid en zichtbaarheid zo te bespelen dat een architectuur ontstaat waarin de scheiding tussen openbaar en privé vervaagt om zodoende tot een ruimtelijk leesbaar en functioneel werkbaar gemeentehuis voor Boxmeer te komen.
concentratiezone waar de ambtenaar zonder al teveel hinder kan werken en er is een communicatiezone waar de ambtenaren een persoonlijk gesprek kunnen voeren. De communicatiezone verbindt alle ambtenarenkantoren op een verdieping met elkaar. Het standaard kantoor herbergt twee werkplaatsen gelegen aan een groot doorlopend bureau. De werkplekken worden door schermen gescheiden van elkaar. De ruimte binnen het kantoor is geheel bestemd voor de twee ambtenaren die er werken, voor communicatie tussen ambtenaren uit verschillende kantoren is de communicatiezone bedoeld. Per twee kantoren is er een communicatieplek opgenomen in de communicatiezone. Deze communicatieplek is gelegen aan het uiteinde van het doorlopende bureau blad, het bureau blad vouwt zich ten plaatse van de communicatieplek omhoog, hierdoor ontstaat er een statafel. Er is gekozen voor een statafel om het onderscheid tussen werkplek en communicatieplek duidelijk te maken, de statafel geeft tevens het tijdelijke en informele karakter van het persoonlijke gesprek weer. Door de trapsgewijze opbouw van de verdiepingen wordt de communicatiezone zichtbaar en controleerbaar voor het bestuur, terwijl de concentratiezone het privédomein voor ambtenaren blijft. De concentratiezone is door transparante scheidingswanden wel zichtbaar vanuit de openbare zone voor burgers.
Een heterotoop gebouw kan zowel privaat als openbaar zijn. Een goed voorbeeld hiervan is de sauna, binnen een private omgeving is alles openbaar, dit zorgt ervoor dat de gebruikers de vrijheid krijgen om binnen deze private omgeving openbaar naakt te zijn. Binnen het gemeentehuis zouden de gebruikers, burgers en ambtenaren, ook een bepaalde mate van vrijheid kunnen krijgen. Het gemeentehuis is ontworpen als een hetero· topie in een heterotopie, de eerste heterotope zone is voor burgers, binnen het private gemeentehuis is deze zone vrij toegankelijk voor burgers en bezoekers. Tot deze zone behoren het frontoffice, de trouwzaal en de raadzaal. Het frontoffice vormt een apart gebouwdeel en is verbonden met het backoffice door middel van een loopbrug. De tweede heterotope zone, de ambtenarenzone, is als het ware ingepakt in de openbare zone voor burgers. De ambtenarenzone is centraal in het backoffice gelegen en georganiseerd rondom een aantal vides. Dit zorgt ervoor dat er doorzichten door het gebouw ontstaan, dit komt ten goede aan de transparantie van de organisatie en de open communicatieve uitstraling. Het backoffice heeft een hiërarchische opbouw, waardoor de structuur van het gebouw leesbaar wordt, in het souterrain zijn facilitaire functies zoals de parkeergarage en het vergadercentrum gelegen, op de begane grond en de eerste verdieping zijn de ambtenarenkantoren gelegen en de tweede verdieping is gereserveerd voor bestuurfuncties inclusief de raadzaal. Doordat de bestuurfuncties ook rondom een vide zijn gelegen kijken deze uit over de ondergelegen ambtenarenzones. Het CoCon kantoorconcept zorgt ervoor dat de ambtenarenzone als aparte heterotope zone beschouwd kan worden. CoCon staat voor de combinatie Concentratie en Communicatie. Er is een
49
M. Moonen
Transfedum Rhijnspoorplein Afstudeerrichting Architecture
Afstudeercommissie Prof. dr. B.l.P. Colenbrander Prof. dipl.-ing. C. Rapp
Datum afstuderen 26 januari 2010
Samenvatting
~
C
Q. ~ ~
...
~
c
~
Q.
!.
De totstandkoming van dit project volgt uit een collectieve analyse van de dwarsdoorsnede 5112-5116 in Amsterdam . De toen gedane ontdekkingen zijn aanleiding voor de formulering van een persoonlijke afstudeeropgave: een transferium onder het Rhijnspoorplein. Een transferium kent geen verblijfsruimte, het is de ruimte waar men door beweegt. Het afstudeerproject was een zoektocht naar het uitdrukken van deze bewegingskrachten. Een zoektocht naar een gebouw ontdaan van al het overbodige, waarin alleen de beweging tot pure uitdrukking wordt gereduceerd.
Overzicht, de ondergrondse situatie als een röntgenfoto weergegeven
Qi'
n
C
~.
0-
o c
~
5 Cl.
Trefwoorden Amsterdam Infrastruct uur Parkeergarage Transferium Ondergronds
(l)
50
Parkeerruimte
Tijdens de aanleg van de radiaal S112/S116 in de jaren zestig was het idee dat dit de belangrijkste ontsluitingsweg van Amsterdam moest worden. Echter, nog voor de oplevering ervan werd besloten tot de aanleg van de ringweg AlO die deze functie uiteindelijk op zich heeft genomen. De 5112/ 5116 heeft naderhand nooit meer een duidelijke bestemming gekregen en representeert tot op de dag van vandaag - als zijnde een groot litteken dwars door de stad - het gedachtegoed van de ja ren zestig. Door een simpele ingreep in de vorm van twee transferia op de snijlijn van de radiaal 5112 en 5116 met het stadscentrum sla je twee vliegen in één klap . Ten eerste wordt de kwaliteit in de vorm van snelle doorstroming van autoverkeer van de 5112/ 5116 beter uitgebuit. Hierdoor krijgt een deel van de radiaal alsnog betekenis. Ten tweede kan het autoverkeer op het traject van de radiaal gelegen in de binnenstad worden teruggedrongen . Het verdere verloop van het afstudeerproject is een uitwerking van één van de twee transferia: Transferium Rhijnspoorplein. Mijn fascinatie werd tijdens het onderzoekstraject voorafgaand aan het ontwerp gevoed door het proces van infrastructurele ingrepen en de rol die zij speelt in de vorming van stadsstructuren. Dit project is een volgende stap van infrastructurele ontwikkeling. Normaal gezien is infrastructuur de onderlegger en het domein van de ingenieur, waar later de stedenbouw en de architectuur op volgen, maar in dit project wil ik de infrastructuur juist op een architectonische manier benaderen . "Hoe geef je beweging vorm ?" Een transferium kent enkel de ruimte waar men door beweegt en vraagt zodoende om een andere benadering dan een traditionele bouwopgave. Een ruimte van korte ervaringen, van tfansitie, een ruimte die beweging activeert en geleid .
De colonnade steekt achter het water langs
Centrale ruimte met metroperron
Door een direct antwoord te zoeken op de anatomie en de beweging van de auto ontstaan er continue dynamische hellingen en diepe samengeperste ruimtes met sculpturale effecten_ Een ongemakkelijk beklemmend gevoel wordt opgewekt. De ruimte is gestript tot barre essentie en ontdaan van al het bekende detail. Wat overblijft is een mysterieus geraamte _ Het zijn de abstracties, repetities en ruimtelijke effecten die interesse wekken_ De hoofdvorm van het transferium komt voort uit de beweging van een oude stadsstructuur, de kromming van de Singelgracht. Deze beweging vormt de grondgedachte voor de verdere opbouw_ Twee spiralen dalen af en zijn onderlangs met elkaar verbonden. Een continue band wordt gecreëerd. Dit heeft als voordeel dat het transferium een eenduidige route kent die maar op één manier kan worden doorlopen_ De eerste laag van de gevel is opgebouwd uit een colonnade met in het midden een portaal op de plek waar de metro door het gebouw kruist. Een secundaire wand wordt geplaatst op korte afstand van de colonnade. De smalle opening tussen wand en colonnade laat de toetreding van daglicht toe tot in de diepste lagen van het transferium . Het moment dat de beweging van de auto botst met de beweging van de metro uit zich in rondingen. Van binnen oogt de ruimte besloten, aan de andere zijde wordt de ruimte ingekaderd door zijn inverse, twee convexe vormen. Door de overweldigende dimensies van het bolle schild binnen de kaders van het ondergrondse krijgt de centrale ruimte het karakter van een buiten rui mte . Modulatie van licht samen met de modulatie van het terrein vormt het belangrijkste gereedschap om beweging te suggereren. Het licht, de enige materie dat constant in beweging is en voortdurend van gedaante veranderd .
Entree transferium
51
Ing. J. Rietkerk
Flexibility & Concrete Core Conditioning Synonyms or a contradiction? Mastertrack Building Physics & Systems Graduation committee Prof. dr. ir. J.l.M. Hensen Or. ir. AW.M. van Schijndel ir. J.P. Ruchti Date of graduation 23 February 2010
0-
o c
~
'" C :::J
0..
Summary Concrete Core Conditioning (CCC) is known as an alternative to reduce the energy consumption and increase thermal comfort. However, its performance in relation to the changing utilization of a building (flexibility) is unknown. A dynamic simulation model was developed, verified analytically and used to evaluate the performance of CCC using a large set of building zone configurations. The results include the performance of CCC for the indicators thermal comfort, thermal power and energy consumption in relation to changes in flexibility parameters. Finally, criteria are described about the accommodation of flexibility changes by CCC in relation· to the achievable thermal comfort.
It)
52
(......I':.... _ _ ~~ ... ,.,.M ......... ' .......l" \,o " ... _, ~ .",..,.,....,,, --.......
Concrete Core Conditioning: heating and coollng wlth the f100r and celIing by means of radiation and convection (1)
" "
·10
10
15
Outslde tempe .. "'''' 1'C1
.Cat. A - min
Keywords Concrete Core Conditioning Thermally Activated Building Systems Flexibility Modelling Simulation
-,
-Cat.A-maJt -Geilt.8-min
10
"
..cat.8-mal! 4Cat .C·min
lO
"
+C.u.C- ma.
Operatlve temperature ranges as function of the outslde temperature. The ranges are equivalents of the PMV categorles A, Band C <.3)
The building design process is a complex process where specialists of different design disciplines work together to realize a building that satisfies the design objectives of the project. Nowadays, these design objectives are more and more determined by sustainability, flexibility and the quality of the indoor environment. The realization of the current design objectives requires the integration of new installation concepts within the building design. A potential concept is the application of Concrete Core Conditioning. Concrete Core Conditioning is a system for the thermal conditioning of buildings and uses water carrying pipes for heating and cooling which are embedded in the centre of the floor/ ceiling construction (picture 1). It is known as an alternative for conventional installation concepts to reduce the energy consumption and increase the thermal comfort. However, literature doesn't give insight in the behaviour of Concrete Core Conditioning in relation to the changing utilization of a building and with regard to thermal comfort. The objective of the thesis is to gain insight in the influence of building and utilization parameters on the behaviour of Concrete Core Conditioning systems in relation to the indoor thermal comfort. This in order to answer the main research question of the thesis: "What are the consequences of applying Concrete Core Conditioning systems for the flexibility of a building concept, now and in the future, and how could thls flexibility be increased?" The behavlour of Concrete Core Conditioning has been researched with the use of a simulation model. This simulation model has been developed within the software environment of Matlab/ Simulink. The developed building simulation model concerns the integration of a developed Concrete Core Conditioning model into the model HAMBase which can simulate the indoor temperatures, relative humidity and energy consumption of a
-~-
--"...... .'---. - ..- ... -"v _ ...... ... _
-,
-~-
«MeIn ~", ·Mr ,,, "UI
-' --,
~.
_ 11<. _ ' -
~c
>:Jo, . . . .
II.~-r."
~ ;N, Q """
"
.
~,4, I_ ~. '
Reference situation of the case study which represents the reference values of the flexibillty input parameters (2)
DI
UI' e
Q. ID ID
Ranking
locatlon - horizontal
Baat opiion (potanlially) with ~ard to lhennal comfort intemal
intemal heat gains
35 Wim'
I-FIeXibility parameter "'-t-
2
g-
e
~
Q.
~
3
geometry
medium, large
or n
4
sun entrance
15 - 30
;;'
5
construction mass
high
6
facade orientation
North
7
supply air volume
2ACH -4ACH
8
location - vertical
top Hoor
C
;:::;:
Overview of potential best values for each of the flexibllity parameters (4)
multi-zone building, On basis of a case study 8 different simulation scenarios were formulated with regard to building flexibility. The results of these performed simulation scenarios were evaluated with a performance indicator for thermal comfort, thermal power and energy consumption. The researched flexibility concerns the technical flexibility of a building. This flexibility infl.uences several building and utilization properties which affect the thermal comfort in a zone. The simulation scenarios are based on these properties and resulted in the following input parameters with regard to flexibility: orientation, location within building (horizontal and vertical), zone geometry, sun entrance, construction mass, internal heat gains and supply air volume (picture 2). General thermal comfort is standardized by PMV values in the 150 7730. These PMV values were converted into operative temperature ranges th at are directly related to the outdoor temperature (picture 3). This makes these operative temperature ranges suitable to evaluate the thermal comfort throughout a whole year and, therefore, were used to evaluate the thermal comfort of the simulation results. A sensitivity analysis of the simulation results shows that the thermal comfort in a zone is sensitive for changes in all flexibility parameters, but the size of this influence differs for each parameter. Picture 4 presents the ranking of the influence of each of the parameters on the thermal comfort in a zone, including the parameter values which has the potential to realize the best achievable thermal comfort. Concrete Core Conditioning has the ability to adapt its thermal power to the thermal conditions in the zone. Th,is self control ability of Concrete Conditioning is not appropriate to adapt its thermal power to every possible situation in relation to flexibility. The use of an additional installation component, e.g. a convector unit, makes it possible to realize and maintain the
53 desired indoor temperature actively. Concrete Core Conditioning can be used in flexible building concepts, but requires the application of an additional installation component for the supply of cooling and heating power. The combination of Concrete Core Conditioning and an additional installation component resl'Jlt in a climate system that is suitable to accommodate changes in the working environment without loss of therma i comfort. This system result in an increase of the energy consumption, but its applicability in combination with renewable energy sources lets th is system still have the potential to be an energy efficient climate system.
e.M.j. Rutten
Innovatie - Educatie - Acceptatie Wat de bouw niet kent daarmee bouwt hij niet! Afstudeerrichting Building Technology Afstudeercommissie Prof. dr. ir. j.j.N. Lichtenberg Ir. A.D .e. Pronk Ir. P. Stans Datum afstuderen 26 januari 2010 Samenvatting Het doe ~ van dit onderzoek is om een concreet voorstel te maken voor een digitaal platform welke helpt de acceptatie· drempel omtrent productinnovaties in de bouw te verlagen en wel door begrip op te brengen voor deze producten bij hun doel· groep. Dit begrip wordt mede bijgebracht door onderlinge inter· actie van de gebruikers van het platform welke een educatief karakter heeft . Het digitale platform kan dan als middel worden aangegrepen om de markintroductie·fase van de innovatie te ondersteunen. De bouwproductontwikkelaars wordt zo een helpeilde hand geboden om die laatste fase in het ontwikkelingsproces te doorlopen. Trefwoorden Bouwinnovatie Educatie Adoptie Platform Web 2.0 54
Veel productinnovaties in de bouw zijn inventieve oplossingen voor problemen die men hedentendage in de bouw ondervindt. Ze zijn goed doordacht en hebben een toegevoegde waarde ten opzichte van de traditionele producten waarmee ze concurreren. Echter de betrokkenen van het initiatief ondervinden vaak hinder bij de introductiefase van hun innovatie. Hinder die niet zozeer te maken heeft met bijvoorbeeld ondermijning van hun product door de concurrentie maar vooral door een hele hoge acceptatiedrempel voor noviteiten welke de bouw in zijn conser· vatieve gedrag kenmerkt. Het proces van novum tot standaard van bouwproducten duurt jaren. Hierdoor is de kans groter dat de motivatie ten aanzien van het product bij de initiatiefnemers zakt tot een dieptepunt en men de stekker eruit trekt. Door dit feit stranden veel innova· ties in de bouw vroegtijdig terwijl alle tekenen voor een goed product in de goede richting stonden . Dit verschijnsel is uiteraard zeer jammer en niet eens zozeer vanwege het financieel verlies van de investeerders maar juist ook voor het imago van de bouw dat deze hiermee uitstraalt. Voor veel mensen is het dan ook verrassend om te horen dat er in weinig bedrijfstakken zoveel creatieve vernieuwingsdrang is als in de bouw. Doormiddel van een platform op het internet voor bouwproductinnovatie zou men snel en juist voorgelicht kunnen worden over een innovatie waar een bezoeker enige interesse in heeft. Aangezien het format voor een dergelijk middel gedegen opge· zet moet worden zodat de beoogde werking ervan ook plaats zal vinden is het belangrijk om een kader op te zetten waarin de juiste ontwerpprincipes voor het platform uiteengezet worden . Het onderzoeksveld ligt in het vakgebied van een bouwtechnicus anno 2009. Het bouwtechnische van dit onderzoek zit hem namelijk daarin dat er pas een correct ontwerpkader voor het platform kan worden omschreven wanneer in de analyse volledig naar boven is gekomen welke visies er allemaal binnenin de bouwkolom bestaan en welke eisen er vanuit deze visies gesteld
NBO..onlln8
...............---.
. ;i7." 11"
i
.
~.~
~,~ ~
. ' ;~
miJn NBO
0 __
-
0-
o c ::E
~
C ::J
Cl. ([)
De homepage van het platform waarop men voorgelicht kan worden over Innovaties binnen de bouw
worden aan bouwproducten. Marktkennis die naast het puur technische inzicht van groot belang is voor een bouwtechnicus gericht op bouwproductontwikkeling. Al deze visies binnen de bouwkolom bepalen namelijk de totale doelgroep van het plat form en het zijn hun vragen die beantwoord moeten worden. Positieve antwoorden op hun vragen leidt sneller tot een posi· tievere houding ten opzichte van het product en daarmee mogelijkerwijs tot een snellere adoptie. Door te weten met welke vragen ze zitten kun je vervolgens ook de juiste antwoorden geven. Het onderzoek is theoretisch van aard. Voor het literatuuronderzoek wordt er onder andere gekeken naar wat er wetenschappelijk al onderzocht is op het gebied van innovatie in het algemeen, adoptie van innovatie, informatievoorziening voor innovatie, web 2.0 concept, de bouwen het internet, innovatie in de bouwen platforms op het internet. Naast het raadplegen van de literatuur is er ook een behoefte-analyse uitgevoerd waarbij gekeken is waar vanuit het standpunt van een mogelijke gebruiker van het digitale platform voor bouwinnovatie zeker rekening mee gehouden dient te worden. Voor deze behoefte-analyse was het moeilijk om genoeg literatuur te verzamelen houden. Daarom zijn er interviews afgenomen bij die personen die een goed beeld hebben wat bouwinnovatie betekent voor de bouwbranche. Deze kennis tezamen zal de grondslag vormen voor een model van het strategische proces en van waaruit vervolgens een concreet ontwerp gemaakt is Het platform is uiteindelijk een spiegel van vraag en aanbod omtrent bouwproducten geworden . Het laat zien wat de specifieke vraag is vanuit alle schakels in de bouwketen waardoor de behoefte van bouwend Nederland in bouwproducten wordt blootgelegd . Daarnaast is te zien hoe de toeleverende industrie hierop antwoord met hun aanbod . Door de uitwisseling van informatie tussen de aanbieder en de afnemer vervult het platform een belangrijke behoefte wat betreft marktinzicht en voldoet daarmee aan de formule van
synergie. Verschillen en overeenkomsten tussen deze twee partijen geven namelijk een belangrijk maatschappelijk en economisch inzicht in de bouwindustrie. Invalshoeken welke nuttige informatie bevatten voor strategische aanwendingen binnen de toegepaste bouwmarketing van een leverancier.
55
I'ng B.B. ScholteIl
Optoppen Case study: hoogbouw optoppen van 60 naar Som Afstudeerrichting Structura'l Design Afstudeercommissie Prof. ir. C.S. Kleinman Ir. F.I.M. Luijten Ir. I.M.G. Hendriks Datum afstuderen 26 januari 2010
c:r
o c
::E
A C :::J
0(l)
Samenvatting In dit afstudeerproject is een case study uitgevoerd naar de mogelijkheid van het optoppen van een bestaand gebouw, het Van Om meren-gebouw in Rotterdam. Hiervoor is een abstract onderzoek uitgevoerd naar de mate waarin twee algemene methodes om de stijfheid te verhogen effect hebben. Binnen de twee varianten zijn verschillende subvarianten opgenomen die de verschillende maten van perforatie in de constructie vertegenwoordigen. Uit dit abstracte onderzoek is gebleken dat de gevelbuis en de combinatievariant over vrijwel de gehele reeks van perforatiepercentages de gewenste mate van stijfheidsverhoging met zich meebrengt. Op basi s van deze case study kan geconcludeerd worden dat het optoppen van bestaande (hoog)bouw door middel van een gevelbuis met of zonder outriggers goed mogelijk is . Dat de constructie in de uitgangs situatie onvoldoende stijf is, hoeft hiervoor geen enkele belemmering te zijn . Door over het nieuwe gedeelte een gevelbuis met of zonder outriggers, afhankelijk van de gewenste stijfheidverhoging, toe te passen wordt de tot zover voor de stijfheid onbe nutte aanpendelende constructie ingeschakeld met een algeheel stijver gedrag als resultaat . Afbeelding 111 : impressie van het architectonische ontwerp van de case study. Trefwoorden Optoppen Hoogbouw Uitnutten Gevelbuis Stijfheid
u (mm)
"t:-.-.. k . l- ~-
...
•
'
...,-- -
~1
.
.j
± ./ .:. . . . .:. . . .--: -. ::'-_._.~. r~ ~ .-
..
r=~ ,
-
'
~=
-1
.-
" :lm=-- .
' - - - - - - - - - - - - - - - - - - _ perloralle(%)
Variantenstudie
16e verd 57000+
bestaand In detail aansluiting gevelbuis met bestaande gevelkolom
DI
ia:
c c..
ID ID
...
c-
c ::s c.. ~
or c ;; (")
CT
o c
~
'"
C :::J
a. <1>
Impressie architectonische ontwerp
Inleiding/probleemstelling In dit afstudeerproject is een case study uitgevoerd naar de mogelijkheid van het optoppen van een bestaand gebouw, het Van Ommeren-gebouw in Rotterdam. Hiervoor is de aanwezige overcapaciteit van de stabiliteit in kaart gebracht door middel van een vooronderzoek naar de boven· en onderbouw. Uit deze twee onderzoeken is gebleken dat de onderbouw voldoende overcapaciteit bevat, maar dat de bovenbouw onvoldoende stijf is om de constructie door te zetten naar 80 meter. Methode Daarom is een abstract onderzoek uitgevoerd naar de mate waarin twee algemene methodes om de stijfheid te verhogen effect hebben . De betreffende methodes, outriggers en een gevelbuis, zijn in vijf onderzoeksvarianten opgedeeld . Zie afbeelding I. Binnen iedere variant zijn verschillende sub· varianten opgenomen die de verschillende maten van perforatie in de constructie vertegenwoordigen . Uit dit abstracte onderzoek is gebleken dat de gevelbuis en de combinatievariant over vrijwel de gehele re eks van perforatiepercentages de gewenste mate van stijfheidsverhoging met zich meebrengt. De gevelbuisvariant heeft daarom de basis gevormd voor het architectonische en constructi eve ontwerp voor het optoppen van de bestaande constructie. De bovenste laag, de 17e verdieping, van de bestaande con· structie wordt gesloopt vanwege de onbruikbaarheid van de hier aanwezige constructie. Op de 16e verdieping bevindt zich een balkframe die de gevelkolommen, middenkolommen en de kern met elkaa.r verbindt. Dit wordt als basis gebruikt om vanaf daar de nieuwe constructie op te trekken naar 80 meter. De wand van de gevelbuis wordt hierbij op de bestaande rand· balk aangebracht. Zie afbeelding 11. Met het architectonische ontwerp is de grens opgezocht van de maximaal mogelijke perforatiegraad in relatie tot de stijfheid. In het ontwerp is de eerste laag van het nieuwe gedeelte , de 16e verdieping, bestemt als installatielaag. De daaropvolgende
57 lagen bevatten maisonnettes en op de bovenste verdieping een dubbel penthouse. Dit ontwerp draagt met zich mee dat de belasting op de funderingspalen ter plaatse van de kern, halverwege en aan de rand van de fundering met respectievelijk 17%, 17% en 19% toeneemt tot 64%,80% en 84%. De grensdraag· kracht van de gevelkolommen wordt, gebaseerd op een conser· vatieve berekening, op de 4e en 5e verdieping met maximaal 10% overschreden. Uit cilinderdrukproeven is gebleken dat de betonkwaliteit in de loop van de jaren van B25 naar minimaal B35 is opgelopen. In combinatie met de conservatieve benade· ring kan de genoemde 10% overschrijding daarom voor accepta· bel worden aangenomen . Conclusie Het Van Ommeren·gebouw leent zich uitstekend voor optoppen, ondanks dat het in de uitgangssituatie onvoldoende stijf is om door te zetten tot 80m. Door de aanpendelende constructie door middel van een gevelbuis te mobiliseren, is het mogelijk de gehele stijfheid van het gebouw te verhogen zonder dat over het bestaande gedeelte aanpassingen hoeven te worden ver· richt. Op basis van deze case study kan geconcludeerd worden dat het optoppen van bestaande (hoog)bouw door middel van een gevelbuis met of zonder outriggers goed mogelijk is. Dat de constructie in de uitgangssituatie onvoldoende stijf is, hoeft hiervoor geen enkele belemmering te zijn. Door over het nieuwe gedeelte een gevelbuis met of zonder outriggers, afhan· kelijk van de gewenste stijfheidverhoging, toe te passen wordt de tot zover voor de stijfheid onbenutte aanpendelende constructie ingeschakeld met een algeheel stijver gedrag als resul· taat. Afbeelding 111 : impressie van het architectonische ontwerp van de case study.
H. Singh
Recovering Delhi's Red Fort Presence of Past in the Present Mastertrack Architecture
Graduation committee Prof. dr. ir. P.l.v van Wesemael Dipl.-ing. H.H Yegenoglu Dr. Ir. M.B.M Dehaene
Date of grad uation 26 lanuary 2010
Summary
I»
ü!' c c.. ti) ti)
...
cC ::::I
c.. ti)
Map of Shahjabanabad in 1850
Red Fort is a 17th century fort which was built as an integral part of the city of Shahjanabad (now Old Delhi). Today the fort stands isolated from its context in terms of its morphology, usage and meaning. This graduation project tries to chronologically analyse and understand the fort at 3 different scales (at mban scale, at the scale of the fort and at architectural scale) leading to a series of proposals in trying to establish a new coherence in terms of attitudes towards tHe red fort and possible contemporary interventions. The culmination ofthis process is a precariously chosen new function in the fort whose morphology addresses the presence of past in the present
Keywords
S8
Reconnection Revitalization Reinterpretation Order Hierarchy
Proposed Morphology and zonlng of the fort
Red Fort, Delhi was built in the seventeenth century as the fortress palace of Mughal Emperor Shahjahan. Originally called Qila Mubarak (auspicious fort), it is constructed of red sa1n dstone, hence the name Red Fort. It took nine years to build (1639 - 1648) and covers a massive area of approximately 656 meters by 328 meters. It was built as part of the newly found capitalof the Mughal Dynasty, Shahjahanabad (presently called Old Delhi). Red Fort was the first and most impressive building to be constructed on the site. It occupied the most strategic location on the eastern edge of the city along the river Yamuna. Formal axes were laid out from the core of the fort into the city and formed the two main boulevards - Chandni Chowk and Faiz Bazaar. These boulevards connected the cilY gates with the two fort gates (Lahore Gate and Dilli Gate). The main mosque of the city of Shahjahanabad, lama Masjid was erected on the highest point of the city which was in proximity to the fort. Tl1e connection between the fort and the mosque was through a boulevard called Khaas Bazaar. These were the formally laid out parts of the city of Shahjahanabad and showed astrong coherence with the fort. The fort was also the hub of all political, cultural and economic activities. There were interfaces within the fort and the city where the residents of the city interacted with the residents of the fort. However, after more than 350 years of turbulent history, much as changed. Today the city exists as a hub of wholesale trade. Exponential growth and commercialization has transformed this planned seventeenth century city into a chaotic business centre. The fort, on the other IhaFld, has morphologically reduced to an empty shell with onily the waHs and the gates intact. Beyond the entrance gate, the strong enclosure of the fort walls gives way to a confused mixture of structures. The few remainiog Mughal buildings within exist as isolated structures with trees, paths and other relatively newer buildings placed randomly.
Plan of Red Fort showing structures belonging to 3 different perlods
Segregatlng the 3 layers of structures wlthln the fort
COVEREO (OPAQUE) SEMI-OPEN (TRANSLUCENT: DOPEN (TRANSPARENT
CT
o c: ::::: c:
7' ::::J
0. It>
Plan of the Academy showlng the relationship between morphology and programme
The strong physical presence of the fort walls today stands in stark contrast with its relatively confused position as far as its usage is concerned. The fort is literally a contested landscape in which different claims on one and the same terrain are constantly being renegotiated. This graduation project tries to demonstrate some of the opportunities that can be uncovered at different scales to begin to artieulate the various claims on the fort into a constructive process. Some of these opportunities can be situated at the urban scale in terms of locating strategie points of intervention in the city. Other opportunities have to be understood at the level of the fort itself where programmatic agendas need to be married with visions articulated in archaeological and conservationists' terms. Finally, and most importantly th is graduation project considers the fort as a tremendous architectural opportunity, and seeks to demonstrate through design the way in which a carefully chosen new function in the fort could , by means of architecture, reflect the layered identity of the fort and appropriate that identity as the solemn study environment, a sanctuary for the cultivation and cO!1temporary reinterpretation of traditional design cultures th at have survived in the city of Shahjahanabad (Old Delhi) . This is lahanara, Academy of Design and Cuisine. lts location in the fort is decided bya broad zoning of the fort after superimposing the original plan on the existing plan of the fort. In the process the significanee of the open central core and the two axes was re-established . The historical vertical axis was revived by recreating the open spa ces and original boundaries around the existing Mughal Pavilions. The horizontal axis could be revived as the cultural axis with the academy located strategically between the two gates of the fort. The exact location of the Academy building redefines the periphery of an old building along the arcade defining the axis. Morphologically the building comprises of: The arcade whieh is a part of the larger infrastructure that defines the axes within the fort.
Proposed Academy
The orthogonal asymmetrical block which defines the periphery of an old Mughal structure. The inner court which represents the Chahar Bagh with the pavilions placed symmetrically. Since chahar bagh is the Islamic quadripartite paradise garden, it is a representation of perfection. To seek the perfect symmetry within the rectangular asymmetrical periphery, the axis of the chahar bagh is tilted. This orientation coincides with the orientation of the mosques of Shahjahanabad Oama Masjid and Moti Masjid). Thus the form of the outer periphery responds to the orthogonal arrangement of the site and the inner core responds to the inner order. The functions are appropriately placed in this morphology. The academie functions meant for focussed work are placed in the closed introverted rectangular bloek. These functions spill into the more relaxed environment of semi open weillit corridors whieh form the interactive spaces for students. The landscaped open court yard within the enclosed space is vital for creative ambience. The division of this court yard into four also clusters the four types of functions around the 4 court yards which are. Academie Section includes lecture rooms, library, studios, seminar rooms . Workshops and Practical Areas: Workshops of traditional crafts. Cuisine and Food Section: Cuisine studios with preparation rooms. Administration and Exhibition Spa ces : Spa ce for administrative staff, academie staff and meeting/conference room . The built form itself is a contemporary interpretation of the architectural concepts and elements present in the fort and its context. This is expressed in the building architectonically in terms of an entity that could address the past in the present by using contemporary language of forms and materials vet stay firmly rooted in tradition.
59
M. Stoffels
Verbonden Structuren Stadsverbetering in Amsterdam door middel van een schoolcomplex Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. dr. B.J.F. Colenbrander Prof. Dipl.-ing. C. Rapp Datum afstuderen 26 januari 2010
AI
ëi!'
e
cl!) I!) .... g-
e
::l
c-
!!.
or
n
C
ro ;:;: cr
o
§ 7'
§ ~
60
Samenvatting Het weer leesbaar maken van een beschadigd stedelijk weefsel in Amsterdam door middel van een schoolcomplex. Hierbij is ten eerste een uitgebreide kaartenanalyse van Amsterdam uitgevoerd die de beschadigingen blootlegt. Ten tweede brengt het ontwerp een oplossing om deze gevonden gebreken te herstellen. Het gebouw is een gymnasium voor Amsterdam waar het schoolplein wordt ingezet als zowel schoolterrein als publieke ruimte; een transitiegebied tussen het buiten en het binnen van het schoolregime.
De school in het stedelijk weefsel
Trefwoorden Stadsvernieuwing Middelbare school Openbare ruimte Morfologie
Het schoolplein/park Bij gebieden in Amsterdam die een sterke aanpak nodig hebben, denkt men vaak aan de Bijlmer of de kades van het Ij. Er loopt echter ook een route door Amsterdam die veel morfologische problemen kent, de s116 - S112. Deze problemen zijn ontstaan door de invoering van de stadssnelweg op dit traject in de jaren '60, welke werd gecreëerd om autoverkeer snel van Amsterdam Noord naar Zuid te kunnen verplaatsen . Deze stadssnelweg is in de laatste decennia echter failliet verklaard, omdat automobilisten de ring gebruiken in plaats van deze stadssnelweg. In de jaren '60 en '70 is echter wel, om op deze stadssnelweg aan te sluiten, oude bebouwing vervangen door bebouwing die moest aansluiten op deze nieuwe infrastructurele verbinding. De nieuwe rol van deze route biedt vele aanknopingspunten tot stadsverbetering. In dit afstuderen is het gebied de Oude Jodenbuurt gekozen voor verder onderzoek. Dit gebied, ingekaderd tussen de Prins Hendrikkade, de Nieuwe Herengracht, de Amstel en de Oude Schans, heeft in de 20e eeuw twee grote saneringen ondergaan: de eerste in de jaren '30 en de tweede ten gevolge van de genoemde invoering van de stadssnelweg. Voor deze saneringen had dit gebied een duidelijke, kenmerkende structuur, die het gebied vanaf de 16e eeuw al bepaalde . Deze structuur bestond uit twee delen die nauw met elkaar verbonden waren: een eilanden- en een kadestructuur. Vooral de tweede sanering zorgde voor een eind aan deze heldere opzet van het gebied; er bleef nog maar één eiland over. Daarnaast is er op dit moment de uitrit van de IJ-tunnel die het gebied in tweeën deelt.
Vogelvluchtperspectief
Zicht vanaf de Valkenburgerstraat DI
ia'
e
c. tD
tD ..,
0-
e
:::I
c.
!!!. ii1' n
c .... .... (1)
0'
o c ::E
7'
C
:::J
0.. (1)
De aula
Het ontwerp biedt een voorstel voor het weer laten ervaren van deze specifieke structuur van de Oude jodenbuurt. Daarnaast wordt ook de tweedeling in het gebied verholpen. De gekozen locatie in de Oude jodenbuurt bevindt zich op een snijvlak van de eilanden- en kadestructuur en bevindt zich tevens aan de Valkenburgerstraat die onderdeel was van de stadssnelweg. Het gebouw wat zich nu op deze locatie bevindt, wordt gesloopt en vervangen door een gymnasium. De gebouwvorm is zo gekozen dat ten eerste de rooilijn van de Valkenburgerstraat doorgezet wordt. Hierdoor verdwijnt de tweedeling in het gebied. Ten tweede wordt de hoek, die in de Oude jodenbuurt de verschillende structuren begrensde, weer teruggebracht. Ditmaal echter niet als gracht, maar als park / schoolplein. Het schoolplein is een typisch element van de school dat in binnenstedelijke locaties een probleem met zich meebrengt: het blijft onbebouwd en dit element is alleen voorbehouden aan de school, terwijl deze het nauwelijks gebruikt: twee keer per dag de pauzes en daarnaast enkele leerlingen in de tussenuren. In het ontwerp wordt het schoolplein openbaar gemaakt. Hierdoor wordt het schoolplein voor leerlingen een transitieruimte tussen het buiten en het binnen van het schoolregime. Voor omwonenden en passanten een park waar men de structuur van het gebied kan ervaren en kan ontspannen. De architectuur van de school wordt gecreëerd door het gebruik van referenties aan archetypes van de scholenbouw. Door het toepassen hiervan ontstaat er een gebouw wat een connotatie met de typologie school oplevert en een verbijzondering aangeeft in het stedelijk weefsel.
61
G.j.H. Streng
Super-/Subterranean Exploring context and interior autonomy in an extension to Zurich's Kunsthaus Mastertrack Architecture
.,....,...,;;
.......,... ~:~~~
~-."~-., -
.--
-.':
:
~ -
.
".
Graduation committee Dr. ir. A.H.j. Bosman Dr. ir. M.B.M. Dehaene j.J.P.M. van Hoof
"
• . ~..
..,J
JII
-.11
'.
Date of graduation 26 january 2010 Conceptual diagram 111
~
c
Co
tD
..,tD
cC
::::I Co
!. o:l'
n
C
;; ;:;:
Summary An extension to Zurich's Kunsthaus offers the possibility to explore this city's seemingly peculiar attitude towards modernity. Like many European cities, Zurich has favored the historie appearance of its center. Contemporary life takes place in its interiors, often subterranean without exterior expression. These interiors are no longer defined by any exterior context: Their forming principles come strictly from within. Instead, th is project tries to find an architecture capable of handling both considerations simultaneo l!l sly. A simple diagrammatic model, or a single set of rules, conneets interior and exterior into the unity that buildings should beo Keywords Museum Zurich Context Interior autonomy
62
Looking over the roof/square from the restaurant
The idea of Zwich - its historie center to be more specific . as a modern city within a classic appearance has been the starting point for this project. Interior and exterior share their genesis blH h ave developed virtually independent over the last decades. The exterior is all about history, focus on a harmonious image of the city and could not be more contextual. Paradoxically, the contextual restrietions the exterior suffers from mean the ultimate liberation for the interior as neither expression, nor perimeter limits it in any way. lts forming principles have to come from within. 50, interior and exterior exist independently, following separate logies. This has deprivea the façade of its architectural role as mediator between inside and outside leaving the demarcation meaningless. This project is an exploration into the paradoxical possibilities of an autonomous interior and a contextual exterior sharing a common language, a single set of rules.
For a first time visitor Zurich comes across as an idyllic city with a rich history. The old city appears to have survived the ages remarkably weil, turning into a great tourist attraction. At the same time, Zurich has changed into a modern city which is very much part of the contemporary economy's global network. Zurich's position in this network, especially its leading role in the world's monetary industry, has created an ever· increasing demand for space. With the historie center protected by strict zoning laws, an upwards expansion (i.e. high rise) simply was out of the question. Instead, the city has grown downward: At certain places there are as many floors to be found ill subterranean expansions as there are visible to the exterior gaze. Contemporary life takes place in th is interior world.
To explore these perspectives with the design for a museum extension was prompted bya competition for Zurich's Kunsthau s. Historically, I he museum has been characterized by a representative exterior and a neutral interior focused on displaying art. The museum creates a pedestal for the art because art wants to be seen, it craves publicity. At the same time, the museum functions as a shield, protecting art by giving it a scene. The museum therefore 'has to deal with the ambiguity between inside and outside. The museum as society's memory has produced immense, ever-growing collections. Even though these collections are too large for a single visit, museums often persist in using a linear circulation. Visitors are expected to see art in a predetermined way: A linear, chronological sequence of exhibiting is predominant, following the Hegelian, evolutionary concept of art history. To Paul Valéry this excessive congregation of dé'lices is tortuo us: Visiting the museum is like a drunk walk, haphazardly moving from one beautiful object to another without really paying attention to any one. It has to be accepted that the museum does not display the unique, artistic produc·
Top view without roofs
View along Rämistrasse
0-
o c
::iE
7'<" C ::J
0.. It>
Former gymnasium Incorporated into the museum extenslon
Superterranean exhlbition space
ti on and genesis, but rather creates a platform to publicize its results. A museum takes works of art out of the everyday life and places them into an elsewhere. There are a few exceptional museums th at allow thek visitors to roam their spaces. This concept interests me as it incites its visitors to choose their own way through the collection and accordingly through the building. The chronology of exposed works of art is not resolved in advanced, but arises from subjective considerations. The route taken by museum visitors directly influences the way they experience other works. A museum open to wandering can set itself free from the constraints of chronology; a much lusher total of relations arises within the collection. According to Marcel Proust, this subjective experience of art is in itself an act of creation. Death of works of art in the museum also is a resurrection as every observation means a resuscitation.
the needed volume and thus require a same-sized underground part. These considerations have led me to disregard the master plan and instead propose a genuinely extending extension to the Kunsthaus rather than two loosely connected entities.
In December 2007 a competition for a 90,000 m3 extension to Zurich's Kunsthaus was announced. According to a master plan, it was to be located across the Heimplatz along the Rämistrasse between the existing museum and the Kantonsschule. Located at the site of a medieval city gate and as a part of the baroque fortifications, the Heimplatz has tral'lsformed into a bustiing node connecting Altstadt and periphery. Even though the fortifications have been leve led long ago, their traces remain visible in height differences and orientation. The Turnplatz however, the actual site of the extension next to the Heimplatz, has maintained its open and park-like character of the nineteenth century. The existing master plan proposes an envelope in line with other large buildings along the Rämistrasse, the former baroque fortification. It fails to comply with other morphologic structures, such as the 40 meter high slope dotted with mansions and gardens, and would effectively block the line of sight from the Heimplatz over the open Turnplatz towards the Kantonsschule. Typically for Zurich, the envelope would only accommodate half
The punctuation mark "I" in this project's titie refers to the mathematical use of the separatrix describing the mark of division in fractions. lts analogy in architecture proves to be fruitful, as it simultaneously functions as a mark of connection: It joins numerator and denominator into the unity of the fraction. This concept connects outside and inside with a simple diagrammatic model: - Structure / orientation defines the location of walls. - Height of walls defines the shape of the roof / square. 1: A labyrinthine, subterranean extension of concrete walls will grow out of the existing building towards the Kantonschuie. Two of these walls define a space; secondary walls of opaque glass create rooms while maintaining the idea of a possibly infinite labyrinth. Spaces will be superterranean only if absolutely necessary. To accommodate this, some of the concrete walls extend until they reach sufficient height. According to the form defining rules these walls are impenetrable, 50 new elements are needed to create continuous spaces in these towering structures: Steel walls slide in, perpendicular to the extended walls transforming them into portals. These open up pochés th at are outside the labyrinth but within its set of rules. 2: A new museum extension and a square surrounding it will be embedded within their urban context. The superterranean structures maintain the alley-like appearance on one side while continuing the line of freestanding objects on the other. The façades consist of severallayers: A glass case reflecting adjacent buildings; behind that, a dark steel wall with almost ornamentallines and windows lit by the sky above. The square's slopes offer paths, places to stay and vedute, but they also represent fault lines of atension underneath.
J.J.C Vis
Paradox Een multireligieus ontmoetingscentrum in een Antwerps droogdok Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. J. Westra Ir. J.P.A. Schevers Dr. ir. CH. Doevendans Datum afstuderen 26 januari 2010
0-
o ::E
c
7' C :::J Cl. 11l
Oe centrale hal van het gebedshuis
Samenvatting Op een onverwachte plek in Antwerpen verrijst een multireligi· eus gebedshuis. In het onderzoek wordt ingegaan op het para· doxale van dit gebouw: Onder welke voorwaarden is het moge· lijk een multireligieus gebedshuis te real iseren? Door middel van een architectonische oplossing wordt een ant· woord gegeven, zonder in een theologische discussie te verval· len. Uiteindelijk is er een gebouw ontstaan met als doel de oude haven van Antwerpen opnieuw een gebied te laten worden dat invloeden van buitenaf samen laat smelten, één laat worden. Een gebouw dat laat zien dat multireligieus samenleven misschien toch geen utopie is, maar onder de juiste voorwaarden tot bloei kan komen. Trefwoorden Gebedshuis Multireligieus Industrieel erfgoed Herbestemming Sa crale ruimte
Het gebedshuis vormt de verbinding tussen maaiveld en droogdok
afstudeerontwerp te realiseren . Antwerp en is een stad die bekend staat om haar religieu ze diversiteit. Het merendeel van de Antwerpenaren is katholiek, een significant deel is aanhager van de islam en tot slot is er een bijzondere joodse gemeenschap in de stad aanwezig. Naast deze drie monotheïstische religies, ook wel de abrahamistische religies genoemd , zijn er nog vele andere kleine religieuze gemeenschappen in de stad gevestigd. In heden en verleden is de omgang tussen de grote religies onderhevig geweest aan onverdraagzaamheid en conflicten. Met rJame in de grotere ste· den is deze frictie duidelijk merkbaar, en leidt geleidelijk tot ongenoegen en extremisme. Dit onvermogen van de religies om in harmonie samen te leven, elkaar te respecteren en van elkaar te leren is de eerste aanleiding voor dit ontwerpende onder· zoek.
Het Droogdokkeneiland maakt onderdeel uit van het oude havengebied van Antwerpen, dat ook wel bekend staat als 'het Eilandje'. Door de schaalvergroting van het goederentransport heeft dit deel van de haven de afgelopen decennia haar functie verloren, en wordt het gebied door de gemeente heront· wikke Id. Deze hemntwikkeling vordert gestaag, maar tot op heden is het Droogdokkeneiland buiten beschouwing gebleven. Voor het afstudeeratelier onder leiding van prof. ir. Jan Westra en ir. Jan Schevers reden genoeg om voor dit gebied een nieuw masterplan te ontwerpen . Iedere student in het afstudeeratelier heeft in dit masterplan een locatie gekozen om het individuele
Ook in het architectonisch discours komt het religieuze thema de laatste jaren veel voor. Twee thematieken hierin zijn van belang voor dit onderzoek: Enerzijds leidt de groei van de islam in de westerse wereld tot een golf aan nieuwbouw van mos· keeën, door het veelal klassieke ontwerp van deze moskeeën is de bouw hiervan in veel gevallen onderwerp van discussie en protest. Anderzijds treedt in Nederland en België het fenomeen ontkerkelijking op ; het aantal mensen dat actief het katholids· me of protestantisme belijdt neemt snel af. Hierdoor komen gebedshuizen leeg te staan , die niet altijd eenvoudig een nieuwe functie kunnen krijgen, daarnaast zitten nog bestaande religieuze gemeenschappen met het probleem dat ze op zoek zijn naar een onderkomen dat beter past bij de nieuwe grootte van de gemeenschap. Het gebouw dat centraal staat, het multireligieus ontmoetings· centrum, geeft een antwoord op eerdergenoemde problemen. In een religieus neutrale omgeving biedt het de ruimte aan een drietal kleine religieuze gemeenschappen : een joodse, een katholieke en een islamitische gemeenschap met ieder een vaste aanhang va r rond de honderd personen.
.
Het gebouw ligt opgespannen tussen een park en een droogdok
• r
,., t l.' ,.'".• ".iJ .
De precaire situatie van het droogdok wordt in stand gehouden
. '
'
111 ..
' .,' • ' f '
. "
••
• • '.t., t~··;JII · • · t ' . . ... .. , " .•
t.,
•.
De drie gebedsruimtes zijn vormgegeven door middel van uniforme symboliek
Gebroederlljk liggen de synagoge, moskee en katholieke kapel naast elkaar
Het multireligieus centrum biedt deze gemeenschappen ruimte en middelen die zij ieder voor zich niet ter beschikking zouden hebben: Er is een grote, neutrale ruimte voor incidentele bijeen· komsten waar veel bezoekers op af komen, er is een bibliotheek en studiecentrum en tot slot zijn er een restaurant en expositie· ruimte, die de gemeenschappen de mogelijkheid geven transpa· ranter te werk te gaan en de drempel te verlagen meer over een religie te leren . Één van de negen droogdokken op het eiland vormt de context waarin het centrum zal komen te staan. Daar waar het droogdok in het verleden verbindingen smeedde tussen onderdelen van schepen zal het dok in de toekomst religies naar elkaar toe brengen en verbinden, in de hoop dat deze toenadering, net als de schepen van toen, de wereldzeeën kan gaan bevaren .
passant is een route door het gebouw aanwezig die hem of haar langs de openbare, laagdrempelige functies in het gebouw leidt. Voor de 'gelovige' die het gebouw wil bezoeken is een aparte route aanwezig, die tot doel heeft de bezoeker geestelijk voor te bereiden op het bezoek. De route is vormgegeven als helling· baan langs het droogdok, die langzaam overgaat in het gebouw.
Het samenbrengen van diverse religies onder één dak klinkt als een paradox, vandaar de titel van het ontwerp. Het paradoxale is echter verder dan alleen in programmatische zin in het ont· werp aanwezig: ook qua organisatie, concept en vormgeving worden contrasten en tegenstellingen opgezocht. In het gebouw staat de beleving van de ruimte centraal, het exterieur is hier een resultaten van. Hierdoor kan het gebouw beschouwd wor· den als een aaneenschakeling van 'momenten': plekken waar universele religieuze architectonische middelen worden gebruikt om ruimtes te creëren die appelleren aan een gevoel van sacraliteit. Zowel het dok als de ruimte naast het dok worden gebruikt voor het gebouw. Door de wand van het droogdok op een aantal plaatsen te doorbreken wordt het mogelijk een soepeler over· gang te creëren tussen het maaiveld en het niveau van het dok. Het gebouw staat zowel in als naast het dok; de grens tussen beiden bepaalt ook de grens tussen de specifieke ruimtes voor de religies (de moskee, synagoge en kapel) en de neutrale ruim· tes in het dok. Ook in de benadering van het gebouw door de bezoeker is een scheiding aangebracht. Voor de in cidentele
De vorm van het gebouw volgt uit de richtingen die enerzijds in de context aanwezig zijn, zoals de richting van het dok en de orthogonale richtingen van het droogdokkeneiland. Anderzijds worden de ruimtes binnen het gebouw bepaald door hun religieuze identiteit: de moskee richt zich naar Mekka, de synagoge naar Jeruzalem en de kapel op het oosten. 7De algemene ruimtes kiezen geen kant en nemen een neutrale oriëntatie aan, zoals die van het droogdok zelf. De organisatie van het gebouw, als schikking van gebedsruimtes bepaalt de verschijningsvorm . Het exterieur is slechts een lichte schil die over dit interieur is heengespannen , en zich vormt naar de aan· wezige binnenwanden en vloeren . In eerste instantie lijkt een multireligieus gebedshuis een utopie te zijn, maar met de juiste uitgangspunten is het mogelijk een gebouw te realiseren waarin iedere religie zich thuis zal voelen. Het gebouw illustreert dat religies niet alleen hoeven te botsen, maar geplaatst in de juiste context, elkaar kunnen respecteren, versterken en in discussie kunnen gaan. Een gebouw dat de bezoeker tot rust laat komen en laat streven naar verdieping en wijsheid.
65
Ing. S.M. de Waard
Stagnation in the initiative phase of brownfield redevelopment A flowchart for the maln stagnation Mastertrack Construction Management and Engineering Graduation committee Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Dr. A.F.H.j. den Otter arch. AvB Mr. W.j.H. Wenselaar Date of graduation 23 February 2010 Summary In this research the main stagnations in the initiative phase of brownfield redevelopment are investigated. Thereby the investi· gation is on how these stagnations are generated, which is done bya literature study and interview research. From the combined results the main stagnation is distillate, for which a flowchart is created to overcome.
0-
o
c
::;:
7' C :::J
0.. ft)
66
Keywords Brownfields Initiative phase Process management Stagnation Vision
In the Netherlands there are many brownfields (old industrial areas), waiting to be redeveloped. The problem of redeveloping brownfields is the many stagnations in the initiative phase (the initiative phase is about: the start of an idea of redeveloping, defining that idea, investigates the feasibility of the idea, giving definition to the idea, structure the idea in concept plans, and make an approach how to start the idea). These stagnations (whereby stagnation is a time extension of the initiative phase while this phase could go smoother) are making the project start·up slowly and time consuming. In the literature can be found th at there are several factors involved in the common stagnations of urban brownfield and urban redevelopments. These stagnations can be divided in 4 main groups, namely; Government factors, Project developer factors, Location factors, External factors. In these 4 groups are several different factors that can cause stagnation, whereby there are in the government group a lot of legislation factors, which are most of al process·bounded stag· nations. Project·based stagnations are located more in the location and external factor group. In the project developer group are the factors as weil as on process as on project basis. From the list of factors are 21 questions (problems) in short sentences composed, which are representative for most of the factors that can create stagnation(s). With the use of interviews a research is done to find out how much these 21 problems are creating stagnation (not,some or strong). In this interview research is found that all the 21 problems are creating stagnation. A top 10 can be selected from which the respondents mostly answered strong and some stagnating. This top 10 is listed below: Complexity and timeframe of decision·making process by municipalities. Negotiations between municipality and parties about the ground prices. Timeframe of legal procedures development plan. Objection procedures citizens and interest organizations. The lack of a clear and useful vision on the redevelopment location. Urban, architectural, and prosperity demands of the municipality. job·hopping of employees, with the effect of knowledge 1055. Inadequate expertise of the municipalities. Cooperation between different principle's on one location. Mid stage changes in plan elements by municipality or market parties. To find out which of the 10 main stagnations is the one with the most influence on the others is used the Porras·method (This method defines the relations between problems within a problem organist, and is suitable for subjects of which the context is difficult and of which it is difficult to observe where the problem arises). This is done to identify the core stagnation that is the basis of a bigger problem and to define the stagnation into main and sub stagnations. The method is also used to find out if the stagnation that is creating the most stagnation is not created by another less stagnating stagnation. Hereby, the problem can be maybe overcome to solve the less stagnating stagnation. With the use of power/stagnation·model, th is method visualise what the power of the stagnation is. This means which amount of political power it may have and which amount of stagnation it will create. From these methods can be concluded th at "The lack of a clear and useful vision on the redevelopment location" is the main stagnation because when this stagnation occurs it has the biggest effect on other stagnations. This problem is affecting the project developer as weil as the municipality, which are the key players that are being used as respondents. This problem is not a legislation problem, which can only be solved by the gover· nment, and it's also not an internal problem of project developer or municipality, but it is a project process problem wh at can be solved by good process management.
To overcome the main stagnation there is created a flowchart that is keeping in mind th at avision can be seen as the picture of the expectationjdream of which you have of the future (Guiver-Freeman, 2004). When discussing the vision, the mission will be also discussed, because these two terms are connected whereby the vision of a brownfield can be seen as new developed area within the city. The flowchart th at is created to overcome the main stagnation consists out of 5 steps and sub steps, whereby the vision and the mission wil! be create by the participators of avision creation process. For the participation there are 4 groups of participants that are selected out of and are representative for the 4 actor groups. These 4 participation groups wil! brainstorm on the trends of the city and of the positionjcontext of the redeveloped brownfield on social, economical, polilical, and environmental activities. To make it successful the threats and changes for every of the participator wil! be taken along in the process. When the vision and mission are created and al the participants do agree with the outcome (what is very important to create support), the process will go one with actions th at has to be taken to make the redevelopment fit into the vision. To carry th is out, there are several models and systems th at can be used and wil! nelp to produce to a right end product. A conducted action list from the vision and mission will help the plan to be developed o During the whole process the plan constantly has to be checked and verified with the steps of the flowchart to see if the designed idea and actions are not conflicting. 0-
o c
:;: 7' C ::l
0-
m
Technische Universiteit
Eindhoven University ofTechnology
J
Inhoud M.w.F. Blacha Innovatie met toekomst Een avontuurlijke wandeling over het Innovatiepad Ing. J. de Borst Een oriëntatie op het gedrag van dunne waterlagen op 'Platte daken onder invloed van afschot en wind
pag.
4
6
T. Bouraiou Woonprototype voor Algerije Efficiënt woonoplossing voor middenklasse
8
C. van Calsteren De postmodernistische stad Een casestudy naar herstructurering in het centrum van All mere·Haven
10
Ing. A.E.J.T. van Cruchten Kaderroute Generiek herbestemmen van KVL terrein te Oisterwijk
12
J. da Silva Eliziário The Power of Rehabilitation Rehabilitation of the Former Slaughterhouse of Madrid
14
Ing. L.P.M. Elshout Het Brikkengebouw in compositie Herbestemming en nieuwbouw op het Sphin xterrein in Maastricht
16
Ing. H.E.M . Eshuis Openbare Bibliotheek Oslo Een stedelijke huiskamer voor de stad C.E.H. Gijbels Energiehuis+ Architectonisch herbestemmen met hoge energieambities
20
K.J. Haarhuis Cilindrische Schaalconstructie in Glas Ontwikkeling van een Maximaal Tran sparant Constructie systeem
22
M. Heeringa Met gemengde gevoelens Op de gren s van maatschappij en verpleeginstituut
24
Z. Huijbregts Numerical assessment of pollutant concentration distributions around buildings M.P.J. Jan ssen Steenberg Een standaard werkvoorbereiding van Speciale Projecten Het ontwikkelen van een hulpmiddel voor een uniforme documentenbehandeling
I. de Jong 'Romantisch Ruig Anarchisme'
26
28
30
Ing. D. Kloen Winkelvastgoed bij woningcorporaties Onderzoek naar hoe woningcorporaties met hun winkelvastgoed de wijkeconomie in aandachtswijken kunnen bevorderen
32
M. Koekkoek Moving through Mass Een centrum voor moderne dans in Almada, Portugal
34
J. Konings Woongebouw aan de Wibautstraat Herstructurering van een 19de eeuws gefragmenteerd bouwblok Ing. G.L. Korenhof Faculteit in beweging Nieuwbouw faculteit Bouwkunde Delft J.A. L. Learbuch Modulair ontwerpen van prefab betonnen parkeergarages zonder "kernen"
40
ing. L.M . Lodder
Growing into the future
42
Een sociale woon machine die net zo soepel functioneert als de natuur Ing. A.D. van Maaswaal
Streekeigentijds gemeentehuis
44
I.H.C. van Miltenburg
Parque das Naçöes W.J.F. van Nistelrooij
GroeiStart Een duurzame bijdrage aan de oplossing van de problematiek onder starters op de woningmarkt Ing. W. van Osch
Stadsvesting Maliën
50
Een Dialectische Eenheid J.A.M. Renes, BSc
Client requirements quality versus Evaluation of realised products
52
Ing. P.J. de Ruijter
Zoet Herbestemmen Een transformatie
van
54 suikersilo's naar generiek gebouw
I.L.W. Rutten
Dansmachine Een duet van dans en architectuur M.J.M. van Schaik
Revitaliseren van bedrijventerreinen op basis van Cradle to Cradle®
58
Sunrise Campus te Venlo T. Schneider
Les cours Balteau
60
Een hedendaagse interpretatie van de vernaculaire architectuur Ing.
s.c. van der Veeken
EMMEN als CONTEXT
62
Een kritisch contextualisme M.w.A. Vos
Het kleine geluk M. van der Weijden
De woon-werkmachine van de 21ste eeuw
66
Het creëren van extra ruimte door middel van beweging R. A. W. Wiersma Healthcare Boulevards, what's in it?
68
A concept study for Healthcare Boulevards P. Wijnhoven
Beoordeling van de prestaties van evacuatiemodeUen
70
R.L.E. Willems
Verleiden en verdunnen
72
Krimp in Parkstad Limburg Ing. P. van der lande
Deïnstitutionalisering van verpleeghuizen O.M. lijlmans
De veranderende vraag naar winkelvastgoed onder invloed van online winkelen Een onderzoek naar de toekomststrategieën van (r)etailers
74
M.w.F. Blacha
Innovatie met toekomst Een avontuurlijke wandeling over het Innovatiepad Afstudeerrichting Building Technology Afstudeercommissie Prof. dr. ir. l.l .N. Lichtenberg Ir. M.H.P.M. Willems Ir. B. Soetens Datum afstuderen 27 april 2010 Samenvatting De snel veranderende behoefte van de consument heeft niet alleen invloed op gebiuiksproducten, maar ook op de gebouwde omgeving. Om deze veranderingen op te kunnen vangen is het noodzakelijk dat bouwsector innoveert. Maar door het gebrek aan innovatievermogen, komen ontwikke· lingen meestal te laat op gang en daalt de kans van slagen van de innovatieve producten snel. Binnen dit afstudeeronderzoek is een methodiek ontworpen, het Innovatiepad, waarmee bedrij· ven worden gestimuleerd en ondersteund in het innovatiepro· ces. Door het bewandelen van het Innovatiepad kunnen bedrij· ven in de bouwsector hun positie ten opzichte van andere bedrijven verbeteren en hun innovatievermogen versterken . Trefwoorden Innovatie Prod u cto n twik ke Ii ngs proces Positionering Toekomstscenario's Trends
Innovatievermogen van de bouwsector
Innovatie wordt veelal gestuurd vanuit financiële overwegingen en overheid
We leven in een turbulente wereld waarin alles mogelijk lijkt te zijn. Daar, waar vroeger nieuwe producten eens in de zoveel jaren op de markt werden gebracht, wordt de consument nu dagelijks met tal van nieuwe producten geconfronteerd . Grote en schoksgewijze ve randeringen in de samenleving zullen niet alleen leiden tot een veranderende behoefte in gebruiks· producten, maar ook de bouwbehoefte zal sterk veranderen en daarmee kansen bieden voor fundamentele innovatie van de bouw. De veranderende behoefte van de consument vraagt om een verandering van 'bouwen voor de eeuwigheid ' naar het 'bouwen van gebouwen die als een kameleon op de veranderin· gen in de omgeving reageren' . Om de veranderingen op te kunnen vangen moeten bedrijven in de bouwsector overgaan van innovatie, gestuurd door een defensieve reactie op problemen in de bouw, naar een innovatiedrang gebaseerd op een positieve gedachte! Zo kan de bouwsector een bijdrage leveren aan maatschappelijke duurzaamheid. Maar door gebrek aan innovatievermogen van bedrijven in de bouwsector, komen ontwikkelingen meestal laat op gang. Hoe kunnen bedrijven in de bouwsector vat krijgen op de ver· anderingen die de gebouwde omgeving de komende jaren zal ondergaan? Hoe kan van een traditioneel gestuurde markt worden overgegaan naar een markt, die gestuurd wordt door de wensen van de eindgebruiker? Dit is de problematiek die centraal staat in dit afstudeeron· der~zoek. Innoveren lijkt de uitkomst, maar bij gebrek aan innovatievehmogen in de bouwsecto r, is het van belang dat bedrij· ven hun posities versterken zodat het uite indelijke doel wordt bereikt. Het doel van het onderzoek is daarom het ontwikkelen van een methode die bedrijven kan stimuleren over te gaan tot innovatie en hen te ondersteunen in het productontwikkelingsproces. Binnen deze methode komen het bedrijf, de maatschappij en de
-_.........
~ --~~
-......-....
0-
o c :E A C :::J
0..
m
Positioneringstooi
eindgebruiker centraal te staan. De problematiek is verwoord in een onderzoeksvraag: 'Hoe kan een methode worden ontwik· keld om bedrijven in de bouwsector te stimuleren over te gaan tot innovatie, met maatschappelijke ontwikkelingen als drijven· de factor?' Door middel van literatuuronderzoek en contact met de bouw· praktijk is naar een antwoord gezocht op deze vraag. Het litera· tuuronderzoek is breed opgesteld waarna vervolgens voor een afbakening binnen de gevelindustrie is gekozen. Om antwoord te geven op de gestelde onderzoeksvraag is op basis van bestaande methodieken èn de vergelijking tussen de bouwsector en andere industrieën een methodiek ontwikkeld om bouwbedrijven te kunnen ondersteunen in het innovatieproces. Deze methodiek behoort zo tot de geïntegreerde modellen . De ontwikkelde methodiek is een gestructureerde methodiek die de bedrijven vooral ondersteunt in de ideationfase. Wanneer er wordt gekeken naar de verschillende belemmeringen en facto ren waardoor innovaties kunnen slagen of falen, zijn deze eigenlijk te verdelen in twee verschillende categorieën: 1) belemmeringen en factoren binnen het bedrijf 2) belemmeringen en factoren van buiten het bedrijf De belemmeringen en factoren binnen het bedrij f kunnen worden gekoppeld aan de identiteit van het bedrijf. Door haar identiteit te onderzoeken , kan het bedrijf haar innovatievermogen drastisch verbeteren en beter inspelen op de belemmeringen en factoren van buiten het bedrijf. Het bedrijf zal haar positie versterken en daarmee een koploper kunnen worden ten opzichte van andere bedrijven . Naast 'structuur brengen in het productontwikkelingsproces', speelt de methodiek daarom ook in op de identiteit van het bedrijf. Daarmee wordt het bedrijf van binnen aangepakt en komt het bedrijf sterker in het innovatieproces te staan .
5 Als oplossing wordt er voor de bouwsector een extra stap in het ontwerp- en productontwikkelingsproces geïntroduceerd, waarin de aspecten 'identiteit & tijd' mee worden genomen . Binnen het aspect 'tijd' wordt gekeken naar de toekomst en wat ' toekomst' kan betekenen voor de ideevorming in het ontwerpproces. De methodiek bestaat uit een traject dat kan variëren in tijd , Het Innovatiepad, maar altijd vorm is gegeven rondom 6 verschillende fasen: 1. Inventarisatie 2. Identificatie 3. Markt en toekomst 4. Conceptontwikkeling 5. Terugkoppeling 6. Uitwerking Deze verschillende fasen worden ondersteund door middel van twee tools, de positioneringstooi en een toekomsttool. Door middel van het bewandelen van Het Innovatiepad kan het bedrijf na 21 weken een weloverwogen productconcept in productie brengen dat meer kans van slagen heeft in de markt en niet alleen aansluit op behoefte van de bouwsector, maar dat ook aanluit op de behoefte van de consument
Ing. j. de Borst
Een oriëntatie op het gedrag van dunne waterlagen op platte daken onder invloed van afschot en wind Afstudeerrichting Building Services Afstudeercornmissie Prof. dr. ir. M.H. de Wit Dr. ir. A.W.M. van Schijndel Dr. ir. B.j.E. Blocken Ir. M.F.A. Derkink Datum afstuderen maart 2010
30
Samenvatting Regenintensiteit, dakruwheid, afschot en de stuwhoogte van een hemelwaterafvoer bepalen de waterlaagdikte op een plat dak. Doorbuiging van een dakconstructie resulteert in lokaal grotere waterlaagdiktes. Windstromingen rondom een gebouw veroorzaken verschillen in regenintensiteiten op het dak. Daarnaast heeft wind grip op de waterlaag waardoor ook verschillen in waterlaagdiktes ontstaan . Deze thesis geeft een indicatie van de mogelijke waterlaagdikte in een worst case scenario.
6
Trefwoorden Stuwhoogte Dakruwheid Shallow water equations Horizontaal verplaatste regen Opstuwing door wind
Waterlaagdikteverloop bij diverse windsnelheden
jaarlijks storten in Nederland ongeveer 20 platte daken in ten gevolge van wateraccumulatie. Het instorten van het IKEA warenhuis in Amsterdam op 24 augustus 2002 leidde tot Tweede Kamervragen over de juistheid van de bouwregelgeving en de correcte toepassing daarvan. Na het schadeonderzoek van het IKEA pand kwam er veel aan· dacht voor dit onderwerp en zijn de rekenregels voor construc· tieve sterkteberekeningen aangepast. Een andere studie naar de instorting van een gebouw van 120 m lengte, geeft aanleiding tot de vraag of wind een rol kan spelen bij dakinstortingen . Heeft wind invloed op de regenneerslag op een dak en kan wind het water op een dak verplaatsen waardoor er plaatselijk een overbelasting ontstaat? Deze thesis bewijst dat dit verschijnsel optreedt. De resultaten van deze afstudeeropdracht zijn daarom van belang voor constructieve ontwerpberekeningen. Om de dakbelasting door hemelwater op platte daken te begrenzen, worden vaak noodoverstortvoorzieningen aangebracht. Deze worden berekend op een regenval van 169 mm/h. Dergelijke regenhoeveelheden resulteren bij een vrije stroming op een licht hellend dak in een waterlaagdikte van enkele millimeters. Van veel grotere invloed op de waterlaagdikte is de stuwhoogte van een reguliere hemelwaterafvoer, die op kan lopen tot 10 cm of meer. Bij het blokkeren van deze afvoer en het ontbreken van noodafvoeren , kan bij onvoldoende stijfheid van de dakconstructie wateraccumulatie optreden. Dat is het verschijnsel dat de toename van de doorbuiging van de dakconstructie groter is dan de toename van de waterlaagdikte. Het gevolg hiervan is dat water van andere plaatsen op het dak naar dit laagste punt toestroomt en zonder waterhoogtebeperkende voorzieningen, is instorting het gevolg. Klimatologische statistieken geven geen relatie tussen de momentane regenhoeveelheid en wind. Klimatologen stellen meer belang in gemiddelden over tijdperioden van een uur dan in perioden van vijf minuten. Regenhoeveelheden gedurende
Het Ingestorte dak van het IKEA warenhuis op 24 augustus 2002
5 minuten zijn wel bekend, maar de daarbij gelijktijdig optredende windsnelheid niet. Het KNMI heeft wel enkele extrema geregistreerd. Een windsnelheid van 25 mis gedurende hevige regenbuien komt in Nederland zeker voor. Windstroming rondom gebouwen leidt tot zeer complexe stromingsvelden. Bij loodrechte aanstroming op een gevel van een gebouw met een plat dak, zal de wind aan de dakrand losraken en los van het dak, over het gebouw heen stromen (separatie). Bij voldoende lange gebouwen keert de wind na vele meters weer terug naar het dak (reattachmentpunt) en stroomt daarna weer over het dakvlak verder. Tijdens een regenbui waarbij het ook waait, zullen regendruppels door de wind meegesleurd worden vanuit de separatiezone tot voorbij het reattachmentpunt. In de separatiezone zal hierdoor mind.er regen vallen en na het reattachmentpunt meer. Een verhoging van de regen intensiteit in de reattachmentzone van 12% is realistisch. Wind heeft weinig grip op een wateroppervlak. Bij lange strijklengtes en langdurige windinvloed zal wind het wateroppervlak wel beïnvloeden. Met behulp van stationaire shallow water equations is de invloed van wind op dunne waterlagen berekend. Als worst case scenario voor een dak met een lengte van 40 m en een afschot van 1,6% is berekend dat wind het water tot 13 mm opzweept. Dit betekent dat wind water over het hoogste punt van het dak heen kan blazen waardoor andere stroomgebieden extra belast worden. In een stroomgebied kan wind de waterlaagdikte verhogen en daarmee de dakbelasting nadelig beïnvloeden. Door het verschijnsel van de horizontaal verplaatste regendruppels en de invloed van wind op het wateroppervlak te verdisconteren in de sterkteberekeningen voor platte daken, kan met de invloed wind op regen impliciet rekening gehouden worden. Aanbevolen wordt om de positie van de noodoverstortvoorziening nauwgezet af te stemmen met de stuwhoogte van de regu-
7 liere hemelwaterafvoer en het stroomgebied te beperken tot een lengte van 40 meter.
T. Bouraiol!J
Woonprototype voor Algerije Efficiënt woonoplossing voor middenklasse Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. dr. ir. P.I.V. van Wesemael Dip!.- ing. H.H. Yegenoglu Ir. M.H.P.M Willems Datum afstuderen 30 maart 2010
0-
o c ::i:
7' C
::::>
Cl. CD
8
Samenvatting Het beleid van massale woonproductie in Algerije stelt veel vra gen, en is te vergelijken met het naoorloog periode in Europa, de actuele woontypologie is beperkt aan flatgebouwen. Vrijstaande woningen zal ook een interessant alternatiefvanwege het steeds groter vraag, Dit onderzoek biedt een alternatief aan de huidige collectieve typologieën . Door het ontwerpen van een constructief moderne woonprototype voor middenklasse met locale architectonische referenties . De belangrijkste eigenschappen van dit woonobject, zijn flexibiliteit, authenticiteit uitbreidbaarheid, modulaire systeem, en prefab constructie. Naast de Ned'erlandse versie er is ook een Franse versie bijgeschreven voor een eventueel concretiseren van dit onderzoek. Trefwoorden Prototype Prefab beton Vrijstaande woning Moorse architectuur Noord Afrika Context en problematiek De achterstand die Algerije heeft op het gebied van de woningbouw is een punt van zorg geworden voor de Algerijnse autoriteiten, veel initiatieven zijn tegenwoordig ondernomen om het gebrek aan woningen op te lossen. Wat jammer is aan deze initiatieven is dat alle middelen zijn gericht op de productie van collectieve wooncomplexen. De sector van vrijstaande woningen is meestal het resultaat van een proces van zelf bouwen met verouderde technieken en middelen. Analyse en methode Het thema wordt door drie verschillende referenties behandeld: De SAR methode van lohn Habraken, De architectuur van Charles Carea met een lowcost uitbreidbare huizen in Belapure India. En een bouwsysteem van Heijmans "Wenswonen" De omgeving laat zien verschillende stedenbouwtypologieën in Algerije waarvan: De oude stad typologie"Casbah", het koloniale weefsel , het koloniale moderne weefsel, en het suburbaan na onafhankelijkheid typologie. De bevolking analyse geeft een beeld van het snel groeien van het aantal inwoners in Algerije van 9 miljoen in 1962 tot 33 miljoen in 2006, en het ontwikkeling van de mentaliteit. De diagnose meet met kwalitatieve criteria verschillende type woningen waar is gebleken dat traditionele huizen niet aan moderne voorzieningen voldoen en huidige moderne appartementen niet aan de architectonische kwaliteit beschikken. Ontwerpprincipe Nadat het ideale stedenbouw en wijkschaal bepaald is. Worden de maten van de percelen en de prototypen bepaald op basis van gebruikelijk locale normen als het aantal familie leden en gemiddelde perceel grootte. Het resultaat wordt een basis woonunit met drie laterale uitbreidingsmodulen , iedere module kan verschillende functies vullen bv garage,winkeltje,extra kamer of tuin, er worden ook drie maatvarianten ontworpen
I»
UI'
e
c.. /I)
/I) ..... g-
e
::l
c.. !!. ä1'
n
e
m
;,.:
0-
o
e
::;:
r:e =>
0..
m
9 S,M,L versie. De verschillende mogelijke keuzen leidt tot een matrix volumetri van 27 verschillende maakbaar varianten. Project concretiseren
Hier worden de identiteit en het authenticiteit van onze proto· type bepaald, in eerste instantie een ruimtelijke studie met plat· tegronden varianten wordt uitgevoerd om te voldoen aan de ver· schillende doelgroepen van westerling tot zeer conservatief gezinnen. De architectonische elementen worden gekozen op basis van het typische traditionele huis Casbah: Het introvert geraffineerd Patio van het traditioneel huis wordt naar de voorgevels van onze prototype gebracht met het gebruik van puntbogen, Kroonlijsten, ceramiek, etc. Het modulaire systeem zal zorgen voor een beperkt aantal gevel panelen, die kunnen of kale of gedecoreerd uitgevoerd. Een van de belangrijkste aspecten t.o.v. de problematiek van de verbetering en de modernisatie van de individuele woningen in Algerije is de combinatie van een prefab bouwsysteem met de lokale architectuurstijl. De prototypen zijn daarom ontworpen volgens een principe van drie lagen: De structuur: de draagconstructie. De omhulling: kale gevelpanelen. De personalisatie: afwerking door lokale ambachtslieden. Er is dan geen sprake meer van een confrontatie tussen een industrieel en een ambachtelijk bouwsysteem, maar er wordt een product ontworpen waarin de twee werelden worden ge· combineerd. Het prefab beton systeem zorgde voor een snelle, kwalitatief goede en goedkope productie, vooral voor dragende en constructieve elementen. Door het toevoegen van decoratie· ve en architectonische elementen op de gevelpanelen (tijdens het bouwproces of op een later tijdstip) zal het handwerk voor een veel fijner afwerkingniveau zorgen; decoratieve details kun· nen tot op de millimeter nauwkeurig worden uitgevoerd. De ambachtelijke bouwmethode biedt een oneindig aantal
mogelijkheden. Op basis van een gezamenlijke matrix zal de combinatie van de twee technieken leiden tot een harmonieus straat· / stadsbeeld.
C. van Calsteren
De postmodernistische stad Een casestudy naar herstructurering in het centrum van AlmereHaven Afstudeerrichting Urban Design and Planning Afstudeercommissie Prof. dr. ir. B.E.] de Meulder Dr. ir. M.B.M. Dehaene 5.5.5 Rousseau D.P.L.G. Datum afstuderen 30 maart 2010 De verticale component - kleinschalig winkelen 111
~ e
CID ID
..... ge
::I
C-
ID
Samenvatting Een onderzoek naar herstructurering in het centrum van AlmereHaven. Er is onderzocht hoe de nieuwe groei van Almere kan worden aangewend in de verdere ontwikkeling van de jaren '70 kern Almere-Haven. In deze case·study is er specifiek gekeken naar het centrum van het stadsdeel. Een abstracte lezing van het centrum, waarbij de opbouw ver· eenvoudigd is tot een schema van structuren, vormt de basis van het huidige centrum , en wordt aangegrepen als drager voor toekomstige ontwikkelingen.
CT
o
c
::E
'"
C :::J
Cl.
ro
10
Trefwoorden Almere-Haven Herstructurering Inbreiding 5tedebouw Postmodernisme ~en
uitwerkingsvoorbeeld
Almere, de snelst groeiende stad van Nederland zal naar ver· wachting de komende 25 jaar in inwoneraantal verdubbelen. Deze bevolkingsgroei zal grotendeels worden opgevangen in een aantal nieuwe woonwijken, maar ook inbreiding en her· structurering in de bestaande wijken zal een rol gaan spelen . Bij Almere haven is de belangrijke uitbreiding Almere-Overgooi gepland, waarvoor geen voorzieningen zijn gepland . De nieuwe bevolking van Almere·Overgooi zal zich op het cen trum van Almere Haven en het nieuwe stadshart van Almere richten. Dit betekent een verhoogde gebruikersdruk op het centrum van het stadsdeel, maar ook de kans om uit te breiden en een kwaliteitsslag te maken binnen deze nieuwe ontwikkelingsgolf.
In het afstudeerwerk is onderzocht hoe de nieuwe groei van Almere aan te wenden is in de verdere ontwikkeling van AlmereHaven en haar stadsdeelcentrum . Aan de hand van deze case ·studie en het onderzoek dat eraan vooraf ging heb ik een bijdrage leveren aan de lopende discus· sie over de wijze waarop de herstructurering van geïntegreerde ontwikkelingsprojecten uit de jaren 70 het beste kan worden aangepakt. In het ontwerpend onderzoek is de geschiedenis van het ont· werp, de opbouwen de structuur van Almere-Haven geanaly· seerd en vervolgens geabstraheerd tot een systeem dat is samengesteld uit drie sterke structuren (de dijk, de busbaan, de centrumgracht) waartussen zich verschillende stedelijk milieus opspannen. Deze geabstraheerde lezing van de bestaande situat,ie wordt vervolgens ingezet als ruimtelijke drager voor nieuwe ontwikke· ling. De bestaande structuur van de stad wordt omgevormd tot een open spel van te herhalen elementen. Dit laat toe een transformatieproces te begeleiden dat aansluit bij de bestaande structuur van de stad maar tegelijk de stad functioneel in een andere ontwikkelingsfa se te brengen .
De horizontale component - grootschalige appartementen
Het masterplan
-ur DI
c
Q.
I'D
...I'D
CT C :::J Q.
~ (ij' n
c:
..... ft)
.....
Een uitwerkingsvoorbeeld
Parallel aan de huidige winkelstraat haaks op de dijk worden twee straten geïntroduceerd waar nieuwe commercie zich kan vestigen . Langs de sterke structuren parallel aan de dijk zal in bebouwing geïntensiveerd worden. De busbaan krijgt een andere inricrting: als stedelijke dreef in het centrum met grootschalige appartementenbebouwing hier· aan gekoppeld : de centrum-as. Hierdoor wordt het schalenversch il in de twee verschillende richtingen benadrukt. Verder wor· den voorstellen uitgewerkt om de achterliggende hoven te her,i n· richten . De functie van de hoven zal sterk veranderen. Het bevoorraden van de winkels za~ niet langer langs de hoven maar via de nieuwe winkelstraten verlopen, en het parkeren wordt , waar mogelijk onder een parkeerdek geschoven. Als bij· zonder element zal aan de centrum·as het museum voor stoom en stroom worden geïntroduceerd: gebaseerd' op het jaarlijkse festival in de havenkom . Deze veranderingen zorgen voor een versterking van de struc· tuur in het centrum, zonder overmatig te slopen . Het voorgestel· de masterpla p is een grote ingreep, maar voorziet in woningaan· bod in functie van de nieuwe vraag in de vorm van centraal gele· gen kleine tot middelgrote (koop)appartementen. Tevens krijgt het centrum een economische impuls door de uit· breiding van het winkeloppervlak en het museum. Met dit mas· terplan kan het centrum van Almere·Haven zijn positie als stads· deelcentrum versterken en is het klaar voor de schaalsprong die Almere stad wil maken .
11
Ing. A.E.j.T. van Cruchten
Kaderroute Generiek herbestemmen van KVl terrein te Oisterwijk Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. j. Westra Ir. M.H.P.H . Willems A.j .M. Walraven Ärch . AvB Datum afstuderen 30 maart 2010 Samenvatting Het herbestemmen van industrieel erfgoed was tot voor kort ondenkbaar. De laatste jaren heeft dit thema aan populariteit gewonnen maar worden er nog steeds grote delen gesloopt. Hierbij gaat de ware identiteit van een industrieel complex verlo· ren . In dit project wordt de oude identiteit ingezet als kader voor het nieuwe gebruik. Hierdoor ontstaat een uniek complex waar· binnen verandering kan optreden, zonder dat daarbij de oude identiteit verloren gaat.
Het KVL complex
Trefwoorden Industrieel erfgoed Identiteit Herbestemming Genericiteit Route
12
Interieur evenementen hal (maquette)
Grillig, kolossaal en uitgeleefd liggen verlaten industriële gebouwen her en der door het land verspreid. Toegetakeld door vandalen en de natuur hebben deze plekken een bijzonder karakter, eigenzinnig en wachtend op een nieuwe bestemming of voorgoed overgeleverd aan de natuur. De verborgen potentie en de cultuurhistorische waarde van deze gebieden zorgen de laatste jaren voor het behoud van delen van een industriële enclave. De staat waarin zij verkeren en een passende functie blijken dikwijls nog een groot probleem te zijn waardoor grote delen alsnog worden gesloopt of jaren lang leeg staan. Naast de persoonlijke fascinatie en de problematiek van oude industriële gebouwen heeft het afstudeeratelier 'Grote Generieke Gebouwen' mij!l interesse gewekt. Met drie medestudenten is onderzoek gedaan !laar de betekenis van genericiteit. Het wordt dikwijls omschreven als het tegengestelde van specifiek. Afgezien van het feit dat genericiteit een ruim, nagenoeg ondefinieerbaar begrip is, is het vooral een modewoord binnen de architectuur. Om echter vat te krijgen op de betekenis van genericiteit hebben wij het omschreven als: 'met zo min mogelijk aanpassingen voor zoveel mogelijk doeleinden geschikt'. Door deze twee thema's te combineren is een interessante opgave ontstaan. Gebouwen die kunnen reageren op vraag en aanbod zouden welliclit leegstand kunnen voorkomen. De vraag is dan ook of genericiteit een oplossing kan zijn voor een leegstaande industriële enclave, zodat leegstand en/of sloop in de toekomst voorkomen kan worden. Dit heeft geresulteerd in de volgende probleemstelling: 'Kunnen gebouwen met een specifiek functie generiek herbestemd worden met behoud van hun identiteit op zich, maar ook onderling?' Het antwoord op deze vraag kan alleen maar gevormd worden indien men het industriële complex grondig analyseert om zo de ware identiteit te achterhalen. Een complex is meer dan alleen
Detail route
Entree Route (maquette)
••f.
~:
_.
':
~.'
Interieur expo ruimtes met verrijdbare trap
'Einde' route
een verzameling van gebouwen .
De route is een representatieve weergave van het oude productieproces. Deze begint dan ook waar vroeger de oude lederhuiden werden aangeleverd. Om dit te accentueren is een nieuw volume toegevoegd. De rest van de route fluctueert door de productie hallen heen . De route is fysiek ervaarbaar gemaakt door deze te verhogen ten opzicht van de vloer en aan de onderzijde te verlichten . De route eindigt daar waar het 'ruwe' productieproces overging in het afwerk proces.
Als case voor dit onderzoek heb ik de Koninklijke Verenigde Leder (KVL) te Oisterwijk geanalyseerd. De bijzondere locatie beschikt over zeer waardevolle gebouwen waarin de sporen van het verleden nog ervaarbaar zijn. De productie van leder was een intensief proces die de verschillende gebouwen functioneel maar deels ook letterlijk met elkaar verbond. De omvang van het terrein ten opzichte van het dorp en het aantal arbeiders dat in de fabriek heeft gewerkt, meer dan duizend, had een grote betekenis voor Oisterwijk en tot ver daar buiten op internationaal niveau aan toe. De sluiting heeft weinig gevolgen gehad voor het dorp, echter de vervallen staat is menigeen een doorn in het oog. Om het KVL terrein geschikt te maken voor zijn nieuwe bestem ming, zonder daarbij de identiteit te verliezen, is het noodzakelijk subtiele ingrepen te verrichten. Te grote ingrepen doen afbreuk aan het karakter van het terrein . De nieuwe bestemming moet een nieuwe functionele relatie tussen de afzonderlijke gebouwen bewerkstelligen. Immers het gehele terrein stond in het teken van de productie van leder. Dit ontwerp geeft alleen oplossing voor dat gedeelte waar het productieproces het sterkst ervaarbaar is. Ten behoeve van de genericiteit is het van belang een duidelijk kader te stellen waarbinnen verandering kan optreden. Het is het permanente dat de mate van aanpasbaarheid bepaald. Om dit te bereiken is een route geïntroduceerd die refereert naar het oude productieproces. Zo ontstaat een fysiek ervaarbare route die mensen oude karakteristieke elementen laat ervaren, evenals een functioneel verbindend element vormt. De overige ruimte kan vrij gebruikt worden. Met andere woorden: 'Cultuurhistorie en genericiteit worden ingekaderd door een route; een kaderroute '.
De ingrepen zijn minimalistisch , om zo de gebouwen en het terrein in hun waarde te laten. De nieuwe functie kan zich eenvou dig aanpassen aan de behoefte van de gebruiker, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorie. Er is een afweging gemaakt tussen het nieuwe gebruik en het verleden. De nieuwe route brengt de gebruiker/bezoeker door de voormalige productiehallen waar karakteristieke elementen herinneren aan het verleden. De route, minimalistisch van aard, zorgt ervoor dat het KVL terrein zijn identiteit behoud. De nieuwe bestemming blaast nieuw leven in het ooit zo bruisende fabrieksterrein, waar nu weer Oisterwijkers en mensen van ver daar buiten naar toe zullen komen .
13
). da Silva Eliziário
The Power of Rehabilitation Rehabilitation ofthe Former Slaughterhouse of Madrid Mastertrack Building Technology Graduation committee Dr. ir. P.A. Erkelens Dr. ).CT Voorthuis Dr. M. Santiago Date of graduation 30 March 2010 Summary Rehabilitation has been a subject of study for long time, being structured , together with other interventions, in lists of definitions, levels, and scales. Such definitions of rehabilitation are mostly focused on constructive and managing issues, and its transformative qualities are misplaced pushing into the background the potentialof rehabilitation to create singular objects from existing ones. In order to verify the potential and the complexity of rernabilitation that goes far bevond constructive issues, it is developed a relh abilitation design for the former Slaughterhouse of Madrid, a building from the beginning of the 20th century (1910). The project deals with multidisciplinary subjects such as collective memories, histori· cal events and actors, social issues, constructive interventions at different scales, sustainable principles and ecological concern s.
14
Keywords Multisciplinarity Strategy Memory Subversion Sustainability
Rehabilitation has achieved, at the present, a relevant role, regarding the regeneration of the urban territory. Society's demands, political strategies, economical difficulties, and environmental/ ecological concerns have raised rehabilitation as a serious alternative response to the mode Is of urban development that have regulated and organized cities since the Ind ustrial ization. The scarcity of resources, the emission of toxic substances into the environment, and the decreasing of populatioll in industrial countries triggered the need to rehabilitate existing buildings, rather than the continuous replacement of natural areas by new constructions and the consumption of natural resources. Rehabilitation has assumed such an importance that, at the present time , it represents 40% of the total building construction in Center Europe. Rehabilitation has been a subject of study for long time, being structured, together with other interventions, in lists of definitions, taxonomies, levels, and
Former slaughterhouse of Madrid
RehabIlitatIon design of slaughterhouse of Madrid (model 2)
scales. Although, rehabilitation integrates such structured lists of denominations, it seems slightly lost among 50 many names and definitions. Such definitions are mostly focused on constructive and managing issues, pushing into the background the potentials of rehabilitation to create singular objects from existing on es. Rehabil itation, with important transformative qualities is misplaced in long lists of descriptions, definitions, levels, and scales, losing its real relevance among other inter· ventions. Besides, rehabilitation is very much approached from a technical perspective, giving prominence to constructive issues, excluding other dimensions comprised in rehabilitation . Another aspect, is the ran king assigned to rehabilitation in those structures. Rehabilitation is considered as one intervention more, having no relevant distinction among the rest. Facing the potentials of rehabilitation, the central questions analyzed in this dissertation are: what makes rehabilitation different from the other interventions and why rehabilitation should be in a higher consideration regarding the other interventions? Along this dissertation, rehabilitation was presented as an architectural and urban intervention that goes far bevond simple physical actions of construction or adaptation of spaces into new functions or upgrading of buildings to contemporary demands or requests. Much more than that, rehabilitation is an intervention based on setting up strategies that embraces a wide range of different aspects and complexity. Such complexity emphasizes one of the aspects of rehabilitation stated on th is dissertation - its multidisciplinary character. This aspect of rehabilitation highlights its role as a strategist of interventions. Under rehabilitation, strategies are set up in order to achieve goals, using other interventions as tolls. Actions of conservation, restoration or reconstruction among others, can be requested by rehabilitation as part of its general intervention in a single architectural space or in a collective and urban area according to what is intended. This dissertatioll also focused on the social role of rehabilitation. As previously stated,
Overview of the location of the former slaughterhouse of Madrid
Scales of intervention in the buildings
Rehabilitation design of slaughterhouse of Madrid (model)
rehabilitation is more than constructive or technological issues. The city, and consequently the buildings that shape it, are the spaces where people live, work, move, have entertainment. In this case, rehabilitation assumes a prominent role in creating bonds between objects and people; by recovering the qualities or adding new ones to such objects, and bringing them back to the users. SESC Pompéia, in Säo Paulo, analyzed in this dissertation, is a remarkable example of rehabilitation's social role on bonding people to places and buildings that were almost erased and forgotten from the collective imaginary. Rehabilitation is also able to create new life, assigning to individual buildings or urban areas a new character, which can trigger the potentialof the spa ce. This work also considered the ability of rehabilitation to invoke dreams and fantasy through the construction of spaces that can trigger sensorial experiences as weil as to encourage the creation of poetic images linked to the memories of the users. This dissertation also considers rehabilitation in a higher ranking regarding the other interventions. The reason is manly associated to the fact that rehabilitation is an intervention of setting up strategies and plans, which makes it different from the other interventions. These other interventions are mostly defined as physical actions, while rehabilitation uses the combinations of interventions as tools to perform and achieve its plans. This dissertation iIIustrates how rehabilitation has been performed for centuries: from adaptation of buildings into new functions , passing through the recycling and reuse of materials or massive destructions of single buildings and urban areas, to the ecological and subversive transformation of buildings. Nowadays, rehabilitation has assumed a deeisive role regarding the upgrading of the built environment -eities and buildings. The increasing importance of rehabilitation is deeply assoeiated to the opening of its scope of intervention. If new buildings have to respond to the constant evolution of society, rehabilitation has to consider how to adapt this vast number of buildings. As previously mentioned on th is work, history has
15 shown that buildings can be modernized and upgraded to respond to new needs. By creating a dialogue between old and new, rehabilitation has succeeded in bringing build ings to contemporary standards. Another factor of its success is the fact that rehabilitation embraced, in its range of interventions, different typologies of buildings. Buildings have been rehabilitated in order to become spaces for display, transformed into museums, art galleries, and cultural centers; or to become buildings for subversive experimentations such as factories adapted to housing or to leisure facilities; or buildings for exploitation, where the space is transformed in order to receive distinct activities th at can generate economical profits. Regarding aesthetics and the final aspect of buildings, rehabilitation has suffered moments of strict cultural and rigid patterns, but also moments of flexibility, opened to experimentations. Rehabilitation has allowed the replacement of the established concept of clear differentiation between old and new fOf more alike amalgams of objects, where all the layers of the building come together to create a one single and unique object. Finally, the rehabilitation of the former slaughterhouse of Madrid into a cultural center was based in the ideas developed along this dissertation. The rehabilitation design intends to show the different aspects approached in the thesis. It shows the power of rehabilitation, transforming a building, as weil as an urban area, taking in account preexisting events, memories, and actors. All of them relate coherently creating a new character to the building and its surroundings. Besides, the rehabilitation project generates a remarkable object bonded to people. The design also integrates ecological and sustainable prineiples, which are one of the most important aspects of rehabilitation strategies. In all lts slngularity and complexity this work intended to present rehabilitation as a relevant intervention strategy, performed since buildings and eities exist, with an inherent power to create singular objects bonded to people.
Ing. L.P.M. Elshout
Het Brikkengebouw in compositie Herbestemming en nieuwbouw op het Sphinxterrein in Maastricht Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. R.H . van Zuuk Dr. I.CT. Voorthuis Ir. I.A. Lörzing Datum afstuderen 27 april 2010 Zichtlijn in het stedenbouwkundig plan naar het Brikkengebouw (1)
Samenvatting Na een theoretisch onderzoek naar het Nederlands structuralisme worden de structuralistische kenmerken beoordeeld aan de hand van referentieprojecten. Vanuit de onderzochte projecten is mijn opgave ontstaan, waarin de koppeling naar het onderzoek plaatsvindt. De ontwerpopgave is het herbestemmen van het Brikkengebouw op het Sphinxterrein ip' Maastricht. Om het Brikkengebouw centraal te stellen en te verbijzonderen is een compositie van nieuwe gebouwen ontworpen . De compositie is een verzameling gebouwen die als een familie samenwerken, een ensemble waarin het Brikkengebouw als stevige basis centraal staat. In functies is een relatie gezocht tussen publiek en privaat, van grand café tot winkel, en van appartement tot 10ft.
16
Trefwoorden Structuralisme Herbestemming Compositie op plein Bestaand / Nieuw & Publiek / Privaat Loft
De geveIIndelIng waarin een relatie met het Brikkengebouw is gezocht (4)
Tijdens het afstudeerproces heb ik een theoretisch onderzoek gedaan naar het Nederlands structuralisme, en de structuralistische kenmerken beschreven aan de hand van referentie projeeten. Specifiek onderzoek naar drie projecten van verschillende architecten die tot de grondleggers van het Nederlands structuralisme kunnen worden gerekend, hebben geleid tot een vergelijkingsschema. Tijdens dit onderzoek heb ik mijn onderzoeksvraag vastgesteld : Zijn structuralistische ontwerpaspecten zoals beschreven in de ontwerpen van Aldo van Eyck, Herman Hertzberger en Piet Blom nog toepasbaar in deze tijd? Hoe kunnen structuralistische kenmerken ingezet worden in mijn stedelijk multifunctioneel ontwerp? Wat ging goed , en wat ging er fout ten tijde van de onderzochte projecten? Zijn er structuralistische kenmerken die nu nog toegepast kunnen worden, en hoe? Of is het zo dat de kenmerken tegenwoordig op een andere manier toegepast worden? De deelconclusies uit het onderzoek en het vergelijkingsschema zijn dat bepaalde kenmerken in deze tijd nog toegepast kunnen worden, maar op een andere manier dan toen werd gedaan. Sommige kenmerken leken op papier sterk, maar bleken in werkelijkheid heel anders uit te vallen . Zo was het sociale uitgangspunt moeilijk vooraf in te schatten. Het 'moeten ontmoeten' bleek ten tijde van het structuralisme sterk, maar nam met de opkomst van de individualistische maatschappij af. Na het theoretisch onderzoek ben ik begonnen met het formuleren van mijn ontwerpopgave, een herbestemmingsopgave gecombineerd met nieuwbouw op het Sphinxterrein in Maastricht. Het Sphinxterrein ligt op loopafstand van het centrum en wil aansluiten bij het bestaande stedenbouwkundige weefsel. Het stedenbouwkundig plan dat ik heb ontworpen, is ontstaan vanuit de bestaande situatie en zichtlijnen vanuit de omliggende bebouwing. (afb. 1) In het stedenbouwkundig plan
De compositie waarin het Brikkengebouw centraal staat (2)
Wandeling tussen de compositie van gebouwen ()
,...,. rt>
;:;: 0-
o c
::E
'"
C ::l
0rt>
Zichtlijn door de 10ft; rechts het 'houten blok' (s)
Door een verhoogd podium wordt de woonruimte gedefinieerd (6)
ga ik in op het ontwerp van de bouwblokken, groen, parkeren en ontsluitingswegen, en de bereikbaarheid van fietsers en bromfietsers.
combinatie met een grand café aan het stedelijk plein ontstaal er een wandeling tussen de gebouwen . (afb. 3) Het was voor mij zeer belangrijk dat er geen concurrentie tussen de nieuwe gebouwen en het Brikkengebouw ontstond, in materialisering en detaillering zijn daar zorgvuldige keuzen in gemaakt. Het Brikkengebouw heeft tijdens het gehele ontwerpproces letterlijk centraal gestaan, wat terug te vinden is in het ontwerp van de nieuwe gevels. (afb . 4)
Centraal op het Sphinxterrein bevindt zich het Brikkengebouw, in en rondom dit gebouw speelt mijn architectonische ontwerpopgave zich af. Het Brikkengebouw is gebouwd in twee fasen, namelijk de eerste fase in metselwerk uit 1875, en de tweede fase gerealiseerd als optopping door middel van een betonskelet uit 1923. De voormalige baksteenfabriek is als monument op het Sphinxterrein is blijven staan vanwege de cultuurhistorische waarde die het vertegenwoordigt. Mijn architectonisch concept is het centraal stellen van het Brikkengebouw zodat deze verbijzonderd wordt. Niet alleen in functie door een herbestemming toe te passen, maar ook door extra functies rondom het gebouw toe te voegen. Deze nieuwe volumes maken samen met het bestaande Brikkengebouw een compositie. De compositie is een verzameling gebouwen die als een familie samenwerken, een ensemble waarin het Brikkengebouw als stevige basis centraal staat. (afb. 2) De nieuwe gebouwen staan los ten opzichte van elkaar zodat de hoeken van het Brikkengebouw van alle kanten goed te zien zijn. Het bewust los houden van de nieuwe gebouwen zorgt voor een doorwaadbare plattegrond, als een wandeling tussen en rondom deze nieuwe gebouwen . Tussen de nieuwe gebouwen en het Brikkengebouw in ontstaan open ruimtes die, doordat ze versmallen of verbreden, een bijzondere werking krijgen. Vanuit het stedenbouwkundig plan volgde het architectonische schaalniveau, waarin het Brikkengebouw wordt herbestemd met nieuwe functies. De indeling van de nieuwe gebouwen in de compositie bestaat uit publieke functies op de begane grond, zodat hier ontmoeting ontstaat. Door het ontwerp van winkels in
De private functie op de verdiepingen van het Brikkengebouw is ingevuld met lofts vanwege het open plattegrond type , waardoor de betonconstructie in het Brikkengebouw grotendeels behouden kon blijven. Bij het ontwerp van de plattegrond van de lofts is rekening gehouden met de totale lengte van het Brikkengebouw. Bij binnenkomst is de gehele lengte te overzien, en bij plaatsen van de funcf es is rekening gehouden met deze belangrijke zichtlijn. De slaapkamers en badkamers zijn geplaatst in een 'houten blok' om de bijzondere betonconstructie niet aan te tasten . Het blok is als een meubel in de ruimte, en past bij het industriële karakter van het Brikkengebouw. (afb. 5) Het woongedeelte wordt gedefinieerd doordat het op een podium is geplaatst, dit geldt eveneens voor het atelier. (afb. 6) Als terugkoppeling naar de onderzoeksvraag heb ik het vergelij kingsschema aangevu'ld met mijn project. Hierin beschrijf ik hoe ik de structuralistische kenmerken in mijn ontwerp heb toegepast. Voor mij was het belangrijk dat alle fasen van het ontwerpproces terug kwamen in mijn project. Dus van een theoretisch vooronderzoek naar een stedenbouwkundig plan, waar ik een deel van uitgewerkt heb tot stedelijk plein. Op het plein ontstaat een compositie, die ik tot gebouwniveau heb uitgewerkt. En om in te gaan op het kleinste schaalniveau binnen een ontwerpproces heb ik de plattegrond van een verdieping van het Brikkengebouw uitgewerkt.
17
Ing. H.E.M . Eshuis
Openbare Bibliotheek Oslo Een stedelijke huiskamer voor de stad Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. R.H. van Zuuk Ir. R.P.G. Brodrück Ir. R. Blok Datum afstuderen 30 maart" 2010 Samenvatting Met dit afstudeerproject is onderzoek gedaan naar een instituut dat wordt gezien als een van de laatste vrij toegankelijke publie· ke ruimtes : de bibliotheek. Het resultaat is een concreet plan voor de specifieke ontwerpopgave Openbare Bibliotheek Oslo, waarin het belang van dit instituut voor de stad is onderzocht en tegelijkertijd een oplossing is geboden aan de complexiteit van het diverse programma.
Locatie van het plan in stadsdeel Bjllrvlka, Oslo (1)
Trefwoorden Bibliotheek Cultuur Publieke ruimte Sociaal Structuur
18
Met verdraaIIng en vergroting van vides en de toepassing van een tweede huid wordt voor de bibliotheek een binnenwereld gecreëerd (4)
Door privatiseri ng staat de toegankelijkheid van openbare gebouwen en daarmee het vrije publieke domein onder druk. De vertroebeling van dit domein is van invloed op de werking en beleving van de stad waa rin de gebruiker voor een deel wordt beperkt in haar bewegingsvrijheid en in het leggen en onder· houden van contacten op basis van (toevallige) ontmoeting. Onderzoek naar het belang van het vrij toegankelijke publieke domein wordt hiermee direct ondersch reven . De afstudeeropgave betre~ een ontwerpend·onderzoek dat een bijdrage levert aan het debat van de publieke ruimte middels een uitgewerkt architectonisch ontwerp voor de nieuwe vesti· ging van de Openbare Bibliotheek te Oslo. In het onderzoek wordt antwoord gegeven op de vraag: Wat is de huidige betekenis en positie van de typologie bibliotheek en op welke wijze kan deze openbare functie haar plek in de huidige stad innemen? De aangewezen locatie voor de opgave (zie afbeelding 1) bevindt zich in het stadsdeel Bj0rvika, een voormalig havengebied gelegen ten zuiden van het centrum van de stad. Met een uitgebreid masterplan wordt dit deel van de stad nieuw leven ingeblazen. Door middel van het doorlopen van een analytische fase en het schrijven van een essay met betrekking tot het vormen van een visie ten aanzien van het bestaansrecht van de fysieke bibliotheek zijn de uitgangspunten voor het ontwerp van de bibliotheek vertaald in een passend concept. De complexiteit voor een ontwerp van een huidige bibliotheek is gelegen in de integratie van een divers scala aan functies met verschillende gebruikersstromen dat vraagt om een heldere organisatiestructuur in het gebouw. Met de opkomst van nieuwe mediatechnologie, veranderende eisen en sociaal stedelijke wensen dient de rol en de validiteit van de traditionele bibliotheek te worden herzien. De vorm van de bibliotheek als instituut ondergaat veranderingen dat niet in de laatste plaats wordt veroorzaakt door de toenemende verfijning van de digitale service en digitale communicatie. Er vindt een omwenteling plaats in de typologie door de
.
Aan de zuId -westzijde van het gebouw ontstaan op verschillende niveaus terrassen (2)
............
Aan de zuId -westzijde van het gebouw ontstaan op verschillende niveaus terrassen (J)
--~
111
~
c
.
C.
ID ID
cr
C ::::I
C.
!.
or
n
C ~
rt>
;:;:
cro c
:E
"
C ::::l
Cl..
rt>
De bibliotheek presenteert zich 's nachts als baken (s)
oriëntatie op de collectie te verplaatsen naar de oriëntatie op het gebruikersgedrag. De nieuwe bibliotheek heeft verschillende vormen van diensten en ondersteuning en zal doorgaan met het uitlenen van tastbare boeken en andere gepubliceerde materia· len. Deze functie zal echter in mindere mate een rol gaan spelen in het geheel. De bibliotheek van vandaag én morgen biedt een plek om te studeren, te werken, te ontspannen, een plek om anderen te ontmoeten, een plek voor het gebruik van het digitale gereedschap, om begeleid te worden in de digitale bronnen, te werken met deze bronnen en om individueel of collectief nieuwe inhoud te creëren. De bibliotheek als een van de laatste vrij toegankelijke openbare gebouwen, een gebouw dat zich opwerpt als een uitbreiding van de openbare straat. Door de privatisering valt een groot deel van de publieke ruimte weg. Door hier verschillende vrij toegankelijke 'kamers' voor in de plaats te stellen wordt het totale netwerk van de stad hersteld en verlevendigd. In het belang van de stad en de levensvatbaarheid van de bibliotheek zal deze laatste zich als openbaar centrum van cultuur, kennis en ontmoeting in het netwerk van de stad moeten positioneren. Een stad heeft een agora nodig, kernelementen, plekken waar zich ontmoetingen op afspraak of toeval kunnen plaatsvinden . Plekken waar men zowel individueel als collectief gebruik van kan maken . De typologie bibliotheek kan met haar toegevoegde functies waaronder ontmoetingsruimtes, auditoria en 24-uurs bibliotheek als publieke centrum, stedelijke huiskamer van de stad, deze rollen same.nvoegen en vervullen. Zelfservice en nieuwe ontwikkelingen op het gebied van beveiliging door middel van RFID geeft de kans een bibliotheek te creëren als open plek en stedelijke ruimte. De bibliotheek zal een vitale factor zijn dat de gehele dag door activiteit in het gebied genereert. Het ontwerp voor de bibliotheek speelt in op haar publieke functie, de stedelijke context en werpt zich op als een entreegebouw tot het stadsdeel Bj0rvika. Als reactie op de stedenbouw-
kundige situatie waarin een overvloed aan vorm met iconische uitdrukking aanwezig is brengt de basale hoofdvorm van het ontwerp structuur in het plan. Het gebouw wordt gekenmerkt door een open en uitnodigende façade richting de stad (afbeelding 2 & 3) . Binnen het basale volume zijn vrijheden opgezocht en wordt ingespeeld op de klimatologische omstandigheden van de locatie (afbeelding 4), de ligging aan het plein en knooppunt van diverse belangrijke verkeerstromen rondom het gebouw. Intern worden de verscheidene functies en de daartoe behorende gebruikersstromen uit elkaar getrokken om vermenging te voorkomen. De plaatsing van de functies is hierin grotendeels afhankelijk van de mate van de publiekgerichtheid en de gewenste toegankelijkheid buiten de openingstijden van de bibliotheek. Binnen het gebouw wordt een verscheidenheid aan plekken gecreëerd voor zowel het individu als het collectief. De routing door het gebouw draagt bij aan een effectieve stroming van de bezoekers. Het interieur van de bibliotheek is als doorlopende publieke ruimte zo open mogelijk gehouden. Fysieke grenzen worden daartoe nauwelijks gedefinieerd . Als centrale intermediair van cultuur zal de bibliotheek gaan behoren tot de belangrijkste groep culturele instituten van de stad. Gedurende de nacht en de lange Noorse winters zal de bibliotheek zich verder doordringbaar verschijnen(afbeelding 5). Het instituut presenteert zich als lichtbaken. De bibliotheek biedt de stad een plek van vrij toegankelijke publieke ruimte van kennis, ontwikkeling en ontmoeting.
C.E.H. Gijbels
Energiehuis+ Architectonisch herbestemmen met hoge energieambities Afstudeerrichting Building Technology & Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. I.M. Post A.I.M. Walraven arch. Avb Prof. ir. P.G.5 . rutten Ir. S. de long Datum afstuderen 27 april 2010
Isometrie gevelbeeld
Trefwoorden Energie productief Herbestemming Industrieel erfgoed Elektriciteitsbedrijven Dordrecht Geothermie Duurzaam ontwerpproces Cradle 2 Cradle
20
Montage exterieur
één gebouwcomplex. Er is in de huidige maatschappij een toenemende behoefte aan wellnessbeleving en uit onderzoek blijkt dat er in het gebied van Zuid·Holland een ruime vraag is naar wellness. Het introdu· ceren van de functie wellness maakt dat zodoende alle kenmer· ken van het bestaande gebouw op scherp worden gezet, het begin van schijnbare contradicties. Kenmerkend voor het Energiehuis is dat het is opgebouwd uit tien verschillende afleesbare gebouwonderdelen, waarvan zes dominante hallen . Binnen deze grootschaligheid bevinden zich nuances, zoals daar zijn de transformatorcellen en de machineplateaus. De contradictie ontstaat bij de grootschaligheid van het gebouw versus een intieme wellnessbeleving en die van een ongecondi· tioneerd bestaand gebouw versus geklimatiseerde ruimtes. Het gebouw wordt op verschillende schaalniveaus opnieuw verbonden met de plek. Waar zij vroeger elektrische energie genereerde voor de omgeving, heeft zij deze rol opnieuw op zich genomen. Zij levert nu wederom locaal elektrische energie mid· deis geothermie maar tegelijkertijd vormt zij regionaal eveneens een bron voor mentale energie, namelijk wellnessbeleving.
Momenteel verdwijnen er bijna ongemerkt historisch en archi· tectonisch belangwekkende gebouwen . Hoe kunnen deze 'sleutelmonumenten binnen de Nederlandse industriearchitec· tuur' behoed worden voor sloop en daarmee toekomst verkrij· gen?
De drager van wellness is water en warmte. Water wordt gehaald aan de nabij gelegen rivier het Wantij. Het gebouw speelt in op deze grootse kwaliteit van de Stadswerven. De geothermiebron genereert behalve warmte, tevens koude en elektriciteit. Het rivierwater wordt gefilterd en dient als drager voor de aardwarmte die gebruikt wordt voor de baden. Zij wordt later gefilterd teruggebracht in de rivier.
Binnen de Nederlandse industriële architectuur vormt de elek· triciteitscentrale te Dordrecht een bijzonder complex. Doordat zij in verschillende decennia tot stand is gekomen, bezit zij een unieke ruimtelijke gelaagdheid. Zij representeert hiermee verschillende fases van de industriële architectuur in
Door het introduceren van een nieuwe lineaire ruimtelijke structuur, de corridor, wordt er een geconditioneerde zone gecreëerd die alle gebouwonderdelen faciliteert. Het principe van mutualisme wordt hierbij gehanteerd, namelijk dat het oude en nieuwe elkaar versterken . Het blijven twee afzonderlijk afleesbare
Impressie publieke hal
Impressie kleedkamer
Impressie buitenplaats
Impressie baden
gebouwdelen, maar zijn tegelijkertijd onlosmakelijk met elkaar verbonden . De lineaire structuur zorgt dat de hallen in hun volledige ruimtelijk ornaat beleefd kunnen worden en genereert nieuwe ruimtelijkheden . De ingreep is te herleiden tot het princi· pe van twee nieuwe zones: een semi-geconditioneerde (buiten)zone en een geklimitaiseerde (binnen)zone.
markeert zij de plek van de voormalige schoorsteen middels zicht op de geothermiebron . Deze toren vormt de climax van de educatieve route. De introvertheid wordt verste rkt door de abstractheid van de gevel. Een opgespannen geperforeerde donkere textiele huid omhult de totale ingreep . Hiermee verkrijgt zij eigenheid die zich gelijkwaardig verhoud tot de grootschalige rauwe industriële hallen . Het interieur van de ingreep is opgebouwd uit houtskeletbouw en afgewerkt met wit gebeitste houten delen . Hiermee worden intieme, lichte, ruimtes gemaakt die aansluiten bij de maat van het individu.
In de zes hallen van het Energiehuis bevind zich een tweedeling, namelijk de ketelhuizen en de machinehallen. De corridor bevat alle routingen en verbindt daarmee de drie ketelhuizen met elkaar. In de ketelhuizen zijn de openbare functies gelegen, een sportgelegenheid, expositieruimte en een educatief centrum. In de drie machinehallen bevinden zich de thermen . Door op de plek waar vroeger de machines stonden die elektrici teit genereerden, verticaal de baden te stapelen , wordt er aangetakt op deze historische laag. Door beton door te storten op de bestaande zware fundering en kolommen ontstaat er een plug-in die uiteindelijk verbonden is met de corridor. De thermen bezit hiermee een intieme binnenwereld (geklimatiseerde zone) en een open buitenwereld (semi-gecond itioneerde (buiten)zone) . Het specifieke van de thermen is dat zij inspeelt op vier doelgroepen die niet na elkaar, maar juist naast elkaar worden g efaciliteerd . Hierdoor ontstaat een volledige gelijkwaardigheid van doelgroepen en wordt bewust ingespeeld op de locale multiculturele omgeving van het Energiehuis. Deze vier doelgroepen betreffen naakt gemengd, niet-naakt gemengd, ham mam mannen en ham mam vrouwen . De ingreep maakt dat alle doelgroepen kunnen ontmoeten in de gezamenlijke zone die gelegen is in de corridor. De nieuwe ingreep is introvert, en nodigt daarmee uit tot ontdekking. Zij maakt zich slechts kenbaar aan de omgeving door twee ruimtelijkheden. Bij de entree etaleert zij zich met een urban window die terugkijkt naar het Wantij en bii het plein
De houten binnenwereld van de corridor loopt over in de plugins. Hier ontmoet hout beton. Het waterdichte beton van de plug-in is doorgestort op de kolommen van de voormalige machines en maakt een verticale stapeling van baden mogelijk. Hier ontstaat een sculpturale ontmoeting tussen houten delen en betonnen vlakken . De ruimtelijke drager voor de plug-in vormt de waterkern. Deze bevat de leidingen voor de aan- en afvoer van het Wantij water. Alle plug-ins zijn opgebouwd volgens het zelfde prin ci pe, beneden de warmste baden en naar boven toe steeds koelere. De waterkern mondt uit in het irrigatiesysteem van het groene dak. De beplanting wordt hiermee van water voorzien en overgroeit langzaamaan de plug-in. Door de introductie van groen in deze industriële hal wordt zij manifest gemaakt. Zij kleurt en nuanceert de harde ruimte . Het bestaande Energiehuis wordt door de nieuwe ruimtelijke en energetische ingrepen getransformeerd tot een specifiek wel lness complex. Met de focus op energie in de meest brede zin van het woord verwordt het complex het Energiehuis+. Energiehuis+ biedt antwoord op de vraag hoe een industrieel monument energetisch her te bestemmen is. Zij is een pleidooi voor bewustwording van de nog aanwezige sleutelmonumenten van de elektriciteitscentrales om daarmee toekomst mogelijk te maken.
21
K.l . Haarhuis
Cilindrische Schaalconstructie in GLas Ontwikkeling van een Maximaal Transparant Constructiesysteem Afstudeerrichting Structural Design Afstudeercommissie Prof. ir. F. van Herwijnen Prof. ir. R. Nijsse Dr. ir. S.P.G. Moonen Ir. E.H.I . ten Brincke
GUM, Moskou, 1893- linksonder: Schematische weergave van de stabiliserende kabelstructuur, ontworpen door Vladimir Shukhov (1)
Datum afstuderen 30 maart 2010 Samenvatting Een cilindrische glazen schaalconstructie is ontwikkeld, waarbij is gestreefd naar maximale transparantie, voortkomend uit constructieve optimalisatie. Het resultaat betreft een systeem met kleine, in het glas geïntegreerde verbindingen , alsmede heldere, transparante voegen . Eindige elementenmodellen en experimenten hebben aangetoond dat PVB-gelaagde ruiten , 888-4, kunnen volstaan voor overspanningen tot 15 meter dankzij de licht voorgespannen kabelstructuur met kabeldiameters tot maximaal 3 mmo
22
Trefwoorden Glas Cilindrisch Dak Verbinding Transparantie
Detailopnames van de experimentele glazen boog (4)
reden is onderzoek verricht naar de meest efficiënte stabilisatiewijze voor cilindrische schaalconstructies, met als randvoorwaarde dat vlakke, rechthoekige ruiten zouden worden toegepast. Tevens is uitgegaan van een continue randondersteuning, wat betekent dat verticale belastingafdracht zal plaatsvinden door boogwerking. In dit kader zijn bestaande stabilisatieprinci pes, maar ook eigen ontworpen principes zijn beschouwd. De meeste potentie voor verdere ontwikkeling, onder meer vanwege de gunstige krachtswerking, werd geboden door een bestaand kabelsysteem, ontwikkeld door Vladimir Shukhov (1853-1939) . Dit systeem, eind 1ge eeuw toegepast in het GUM te Moskou, kenmerkt zich door de knooppunten die elk afzonderlijk naar de oplegging zijn afgespannen (afbeelding 1). De kabels zijn in Moskou echter gekoppeld aan stalen bogen, waardoor de constructieve functie van het glas onderbenut blijft. Hier lagen kansen voor ontwikkelingen.
Een cilindrische schaalconstructie, bestaande uit niets meer dan glas en nauwelijks zichtbare voegen. Een utopische gedach te, maar juist om die reden een interessant uitgangspunt voor nadere studie. Hierbij is getracht de constructieve mogelijkheden van conventioneel floatglas optimaal te benutten. Het resultaat betreft een glazen dakconstructie met kleine, in het glas geïntegreerde stalen verbindingen, alsmede heldere, transparante voegen. Vooronderzoek In het verleden zijn reeds zelfdragende glazen schaalconstructies gerealiseerd. Noemenswaardig is onder meer het cilindrische schaaldak van het Maximilian Museum te Augsburg. De voorkeur ging echter uit naar een systeem met slankere verbindingen en een meer transparante kabelstructuur. Om die
Systeemontwikkeling Het constructieschema van de Shukhov-boog laat zien dat sprake is van louter scharnierende knooppunten . In plaats van krachten ter plaatse van deze scharnierpunten met een enkel verbindingselement over te dragen, is in dit geval een gescheiden overdracht van normaal- en dwarskrachten bewerkstelligd. Normaalkrachten kunnen zodoende via ruitbrede transparante voegdelen worden overgedragen, resulte rend in zeer lage normaalspanningen vanwege het grote belastbare oppervlak. Deze voegdelen zijn gevormd uit een zeer flexibel en duurzaam polyurethaan, dat in staat is om kleine ruitimperfecties te ondervangen . Dwarskrachten worden overgedragen door kleine stalen verbindingselementen, waaraan de kabels bevestigd worden. Deze elementen kunnen beschouwd worden als 6 mm dikke stalen plaatdelen van circa 60®90 mm2, die tussen de twee toplagen van een drielaagse ruit geplaatst worden (afbeelding 2) . De spanningen in de elementen en de glaslagen blijven beperkt dankzij relatief lage kabelkrachten . Het beschreven concept kan worden uitgebreid naar een volledi-
--<>"..
r
Verbindingsconcept. Normaalkrachten in het glas als gevolg van vertIcale krachten op het stalen verbindingselement (2)
Definitief ontwerp. Per verbindingselement worden vier ruiten gekoppeld aan de kabelstructuur (:3)
Experimentele glazen boog zoals deze is beproefd In het Pieter van Musschenbroek laboratorium, TUle. (s)
Impressie van de mogelijkheden op basis van de GUM-gevels te Moskou (6)
ge schaaltonstructie. Uitgaande van een cirkelboogstructuur is daarbij elke hoek en elk verbindingselement gelijk. In het definitief ontwerp is aan de verbindingselementen een T-vorm toegekend, teneinde hun plaatsvastheid te waarborgen, alsmede de kabels te kunnen bevestigen aan een 10 mm onder het glasoppervlak uitstekend gedeelte (afbeelding 3). Dit gedeelte is dusdanig klein, dat aan de binnenzijde optisch een nagenoeg vlak glasvlak behouden blijft, zonder noemens· waardige oAregelmatigheden ter plaatse van de verbindingen (afbeelding 4) . Daarnaast zullen kabels visueel nauwelijks aanwezig zijn, dankzij kabeldiameters die maximaal 3 millimeter bedragen bij overspanningen tot 20 meter. Tezamen met de kleine verbindingen en transparante voegen leidt dit tot een bijzonder transparante constructie.
van de bovenste glaslagen. Dit gaat gepaard met buigspanningen in het glas, alsmede afpelspanningen in de tussenlagen. De afpelspanningen blijven beperkt tot een acceptabel niveau, hoewel de exacte afpelsterkte van tussenlaagmaterialen vooralsnog onbekend is.
Re.stdraagcapaciteit wordt gecreëerd door het verbindingselement op de hoekpunten van vier ruiten te plaatsen. Bij eventuele ruitbreuk kan de belasting zodoende op aangrenzende, intacte ruiten worden afdragen. Tevens blijft een sterke samenhang behouden na breuk, vanwege het feit dat ongehard of thermisch versterkt glas reeds zal volstaan. Dit is te danken aan de relatief lage glasspanningen in het systeem, wat mede het resultaat is van geoptimaliseerde verbindingen . Deze optimalisatie is tot stand gekomen door middel van een parameterstudie, welke is gebaseerd op eindige elementenmodellen . De studie toont onder meer aan dat een PVB tussenlaag is te prefereren boven stijvere tussenlaagmaterialen. Constructief gedrag Numerieke analyse na optimaHsatie laat zien dat spanningen tot 7 N/mm2 in het glas zullen optreden bij overspanningen tot 5 meter, oplopend tot 25 N/mm2 voor 15 meter overspanning, gebaseerd op excentrische sneeuwbelasting en gelaagde ruiten 888-4. De maatgevende spanning treedt in alle gevallen op ter plaatste van de onderste glaslagen, welke door krachten vanuit het verbindingselement de neiging hebben te worden afgepeld
Vervormingen in het systeem blijven sterk beperkt dankzij de lichte voorspanning van de kabels. Verticale verplaatsingen bedragen maximaal het l/loooe deel van de overspanning, wat betekent dat deze niet maatgevend zijn. Experimentele bevindingen Ter validatie van de numerieke modellen is een experimenteel model gerealiseerd . Dit l :l-model heeft een overspanning van 5 meter en bestaat uit zes PVB·gelaagde ruiten van 1X1 m2, 101010.4 (afbeelding 5) . Beproeving met zowel centrische als excentrische sneeuwbelasting heeft aangetoond dat de optredende spanningen op de beoogde maatgevende punten gemiddeld genomen slechts 1% lager liggen dan berekend . Op andere locaties zijn grotere afwijkingen vastgesteld, welke in de toekomst te voorkomen zijn door voorspankrachten binnen een vastgestelde marge aan te brengen . Vervormingen blijken in de voorspelde orde van grootte te liggen, waarbij een maximale verplaatsing van 2.5 mm is gemeten ten tijde van excentrische sneeuwbelasting. Conclusies Een gunstig constructief gedrag en een sterk benutte constructieve glascapaciteit zijn samengebracht in een zeer stabiel en inzichtelijk constructiesysteem. Het systeem beschikt bovendien over een bijzondere mate van transparantie dankzij de kleine verbindingselementen, de transparante voegen en de nauwe· lijks zichtbare kabelstructuur.Gezien de duidelijke overeenkomsten tussen numerieke en experimentele modellen lijken over· spanning tot 20 meter in de toekomst een reële mogelijkheid (afbeelding 6).
23
M. Heeringa
Met gemengde gevoelens Op de grens van maatschappij en verpleeginstituut Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Dr. ir. A.H.). Bosman Prof. ir. B. Molenaar ir. M.W. van der Poll dr. LC.T. Voorthuis Datum afstuderen 30 maart 2010
Vogelvlucht van het ensemble
Samenvatting Met gemengde gevoelens - zorg op de grens van maatschappij en verpleeginstituut is een onderzoek naar de manier waarop mensen met een zware zorgvraag prettig kunnen wonen, zonder daarbij hun positie in de maatschappij te verliezen. Tegen de achtergrond van het toekomstbeeld van de vergrijzing, waarbij het aantal ouderen dat verpleegzorg behoeft toeneemt terwijl het aantal zorgverleners afneemt, vormt het project een zoektocht naar de mate waarin de muren van het verpleeghuis (letterlijk en figuurlijk) kunnen worden afgebroken. Met als uiteindelijk doel een ontwerp van een verpleeghuis welke, door het creëren van verschillende schaalniveaus, de maatschappij binnen zijn muren uitnodigt om zodoende in rela· tie met de samenleving een (sociaal) rijke leefomgeving te realiseren.
24
Trefwoorden Verpleegzorg Woonzorgcombinatie Collectief zelfstandig wonen Multigenerationeel wonen Overgangen openbaar·privé Ontmoeten
Het besloten hof met woongalerijen
Tegen de achtergrond van de vergrijzing en de toenemende druk op de zorg, wordt een woonomgeving die aansluit op de wensen en behoeften van de toekomstige generatie ouderen (die verpleegzorg behoeven) van toenemend belang. Met gemengde gevoelens - zorg op de grens van maatschappij en verpleegin stituut is een onderzoek naar de manier waarop mensen met een zware zorgvraag prettig kunnen wonen, zonder daarbij hun pOSitie in de maatschappij te verliezen. Als het zover komt dat de zorg aan het verpleeghuis moet wor· den overdragen gaat dat veelal gepaard met gemengde gevoelens en heftige emoties. Het is enerzijds 'prachtig' dat een dergelijke zorgvoorziening bestaat, maar je had hem uiteraard liever niet nodig gehad. Voor de naasten bestaan gevoelens van opluchting, maar ook van onmacht, van tekort schieten en iemand in de steek te laten. Aanleiding hiervoor is het isolement waarin men terecht komt wanneer men van verpleegzorg afhankelijk wordt. Sociaal, maar ook morfologisch, maakt men geen integraal onderdeel meer uit van de maatschappij . Echtgenoot,moeder, vader, oma of opa komt terecht in een (fysieke) omgeving welke is afgezonderd van de samenleving. Het betreft een situatie die geen recht doet aan de diversiteit aan woonwensen en zorgbehoefte van de toekomstige generatie ouderen. Het mengen van verschillende doelgroepen en generaties in een nieuwe, vertrouwde woon(zorg)omgeving, moet de werkelijke ontmoeting tussen samenleving en verpleegzorgbehoevenden weer vorm gaan geven. Met als doel de afgezonderde positie van het huidige verpleeghuis, gekenmerkt door een gesloten introvert karakter en een (te) homogene leefomgeving, te veran· deren door enerzijds de muren van het verpleeghuisinstituut te doorbreken en anderzijds de betrokkenheid van de maatschap· pij ten aanzien van het verpleeghuis te verbeteren . Bij het ontwerp, gevormd door een ensemble van woongebou·
He! gesloten bouwblok In buurten, aan een zijde voorzien van een brede school DI
ia' e c.
."
."
0e
:s
c.
!..
ar .... (')
c m
rio' 0-
o c
:E
7'C" C :::l
a.
m
Het openbare plein, een context voor alledaags sociaal verkeer
wen in het Weizigtpark te Dordrecht, is het aantal schaalsprongen tussen de omgeving en de woning, en de overgangen tussen privaat en publiek als belangrijke leidraad genomen. Ouderdom kenschetst zich als de levensperiode waarin de actieradius kleiner wordt. Dat de actieradius afneemt mag echter niet ten koste gaan van diversiteit van de leefwereld van de ouderen. Wanneer de leefwereld van een lichamelijk beperkt persoon vele malen kleiner wordt, is de behoefte aan meer, kleinere schaalniveaus binnen een relatief kleinere omgeving groter. Voor een normaal mobiel persoon is de schaalsprong van de woning naar de straat slechts een kleine drempel naar de omgeving, terwijl voor een lichamelijk beperkt persoon deze schaalsprong veel groter is en daardoor ook van grot-er belang. De belevingswereld moet hierdoor op kleinere schaal minstens zo rijk en afwisselend zijn. Het aanbrengen van extra schaalniveaus tussen de stedenbouwkundige omgeving en de woning, dient naast het belang van de overgang tussen openbaarheid en beslotenheid (privaat), ook een relationeel gegeven . De kleine schaal, de zogenaamde buurt en leefgalerij, binnen de grootschaligheid van het complex zorgt voor de nabijheid en daardoor tevens voor de confrontatie tussen de samenleving en de hulpbehoevende ouderen . Die confrontatie kan tegelijkertijd leiden tot een stukje acceptatie. De nabijheid leidt in dat geval tot meer betrokkenheid van de samenleving ten aanzien van de verpleegzorg, wat de weg naar mantelzorg vrij maakt. Een kleine, bekende en overzichtelijke omgeving zorgt ervoor dat je mensen kent, oog hebt voor elkaar, elkaar ontmoet, een praatje maakt en wanneer nodig een handje helpt. De configuratie van de gebouwen leidt daarbij tot verschillende gradaties in openbaarheid. Gesloten en besloten ruimtes zorgen voor een diversiteit aan woonmogelijkheden . De openbare ruimte, gevormd door het langgerekte plein tussen de gebouwen en
25 de omliggende parkruimte, vormt naast een doorgangsruimte ook een verblijfsruimte. Dit zorgt, mede door het toevoegen van op enbare voorzieningen, voor een context voor alledaags sociaal verkeer. Onder deze openbare voorzieningen bevindt zich een brede school, de spil van het gehele complex. De school vormt het intermediair tussen alle generaties en vergroot tevens de betrokkenheid van de omgeving bij het complex. De vormentaal en materialen benadrukken de eenheid van het stedenbouwkundig ensemble. Hierbij is echter een groot onderscheid aan beide zijden van de gebouwen aangebracht, ze tonen zich verschillend naar diverse richtingen . De bebouwing is voorzien van een zogenaamde schil, gevel en dak vormen hierbij samen een massieve omarming en ommuring van een veilige, geborgen (en in het geval van het gesloten bouwblok in zichzelf gekeerde) wereld. De identiteit van de individuele woning maakt hier plaats voor de collectieve identiteit van het gebouw. De gevel weerspiegelt het feit dat de verpleegzorgbehoevenden geen uitzonderingspositie innemen, maar laat daarentegen zien dat de laatste, eventueel zorgbehoevende periode een bijbehorend onderdeel vormt van het leven. In contrast met de uniformiteit aan de schilzijde staat het fijne en transparante karakter aan de andere zijde van de bebouwing. Hier komen de individuele woningen tot uitdrukking, hier heeft iedere bewoner de mogelijkheid zijn eigen plek te creëren en identiteit te uiten. Door de hechting aan de omgeving en het samenwonen van generaties en doelgroepen verwerft het ensemble gebouwen een plek midden in de maatschappij . De hoog opgetrokken muren om het verpleeghuis zijn verdwenen. De zorg bevindt zich op de grens van maatschappij en verpleeginstituut, doordat de stimulans tot informele zorg de professionele zorg op de aohtergrond brengt. Het verpleeghuis is opengesteld voor ontmoeting met de 'hele' samenleving, en heeft zich zodoende bevrijdt uit zijn benarde positie als eilandje aan de rand van de maatschappij .
Z. Huijbregts
Numerical assessment of pollutant concentration distributions around buildings Mastertrack Physics of the Built Environment Graduatlon committee Or. ir. B. Blocken Ir. P. Gousseau Prof. dr. ir. M.H . de Wit Prof. dr. ir. G.J,F. van Heijst Date of graduation 23 februari 2010
CT
o c: :E 7<' c:
Summary The accuracy of Computational Fluid Dynamics (CFD) in t:he prediction of pollutant concentration distributions around buildings has been assessed by validating the CFD results with wind tunnel experiments. Three different geometries with an increasing complexity have been investigated: a geometry of an isolated stack, a geometry combining a single building and stack and a geometry of an actual urban area. For each of these geometries, it has been analysed which CFD model (steady RANS or LES) and boundary conditions generated the best prediction of the pollutant concentration distributions .
:J
0. Cl)
26
Keywords Exhaust reingestion Pollutant dispersion CFD (Computational Fluid Dynamics) LES (Large Eddy Simulation) Sct (iTurbulent Schmidt number)
Situation of BE building and surroundlng buildlngs In Montreal, Canada
wind tunnel experiments, geometrical methods, analytical modelling and numerical modelling (CFD) - guidelines have been developed to avoid exhaust reingestion. These methods have to be able to generate a correct reproduction of the atmospheric boundary layer and the airflow around buildings in order to obtain accurate results . The primary objective of this study is to assess the accuracy of CFD in predicting the pollutant concentration distribution around buildings. This study includes an investigation of the influence of various parameters and boundary conditions, such as the size of the computational domain, the inlet profiles and the turbulent Schmidt number (Sct, the ratio between the turbulent momentum diffusivity and the turbulent mass diffusivity), as weil as the use of different CFD mode Is (steady RANS and LES) on the results .
Exhaust reingestion of insufficiently diluted pollutants, due to a wrong design of exhaust and air intake locations on buildings, can negatively affect the indoor air quality. To guarantee that no health risk for building occupants is created, the position of stacks and the design of the ventilation in lets and outlets require careful consideration. With help from five different methods th at currently exist to predict the dispersion of pollutants leaving stacks - field measurements,
Three models with an increasing complexity, all of which extensive validation data exist, are investigated in th is study: an isolated sta ck model, a model combining a single building and a stack, and a model of an actual urban area in downtown Montreal, Canada. The isolated stack model is used to investigate the performance of CFD in simulating the effects of the wind on the distribution of pollutants leaving a stack. In the single building model, a rectangular building is placed in front of the stack. In this way, the influence of the building on the flow field around the stack is included in the calculation of the concentration distribution. Both the model of the isolated stack and the single building are based on the wind tunnel study that was performed by Huber et al. (1980). These wind tunnel experiments are used to validate the numerical results and to assess the performance of the CFD models and the various boundary conditions. The urban area model represents a part of Montreal that is situated around a 3-storey building. Here, the full-scale field data and wind tunnel experiments of Stathopoulos et al. (2004), who investigated the
27
Mesh of BE building and surroundlng buildings
influence of various stack parameters on air intake contamination at this location, are used as validation data. With steady RANS, only the mean flow is resolved and all turbulent motions are modelled, while with LES, the large-scale motions of the flow are resolved and the small-scale motions are modelled bya subgrid-scale model. Steady RANS is the most validated model and is notably less time consuming than LES, but is unable to accurately model basic aspects of the flow around a building such as the reversed flow on the roof and the recirculation region behind the building (Murakami, 1993 and Tominaga and Stathopoulos, 2009). The turbulent Schmidt number (Sct) is required in RANS simulations and LES that include mass transfer. The default Sct value in Fluent is 0.7, but earlier studies already showed that lower Sct values in RANS often provided a better prediction of the pollutant concentration distribution around a single building (Tominaga and Stathopoulos, 2007 and Blocken et al., 2008). In LES, the Sct value is only of influence in the modelling of the small-scale motions by the subgrid·scale model. The numerical models are evaluated by determining the ratio between the CFD results and the wind tunnel experiments. In earlier studies, deviations in concentrations between CFD simulations and wind tunnel experiments we re often a factor 2 to 3 (Blocken and Stathopoulos, 2008) . For the geometries of the isolated stack and the single building and stack, steady RANS with the standard k-E model as weil as LES were applied . In both cases, a tall stack in combination with a high exhaust velocity and a low stack in combination with a low exhaust velocity were investigated. In the isolated stack case, RANS as weil as LES significantly underestimated the concentration close to the stack. Farther downwind, the best agreement for RANS was found with
Sct = 0.5, with concentration predicted within a ratio of 1.5 from the wind tunnel experiments. With LES, the maximum concentrations exceeded the wind tunnel experiments by a factor +/- 11.3. In the geometry with the single building and stack, the standard koE model and Sct '" 0.3 predicted the concentration within a factor of 2-3 from the wind tunnel experiments, while LES reduced this ratio to a factor of 1-1.3. For both geometries, LES provided results that were within a smaller region of the wind tunnel experiments than the RANS results . Besides that, in contrast with RANS, it also has the large advantage that the results become, when the grid has sufficiently been refined, relatively independent on the Sct value. In the urban area model, representing the 3-storey BE building and its surrounding buildings, only steady RANS simulations with the standard koE model and the realizable k'E model were carried out. Three different wind directions we re investigated: west, southwest and southeast. By varying the wind direction, the BE building was either located farther downwind from high-rise buildings (west wind direction). directly downwind from a high-rise building (southwest wind direction), or downwind from low·rise buildings (southeast wind direction). For the southwest wind direction, the realizable koE model and Sct = 0.7 generated aprediction within a factor 3 of the wind tunnel experiments. Tne realizable k-E model and Sct = 0.3 generated the best prediction for the southeast wind direction, here, the CFD results are within a factor of 2 from the wind tunnel experiments. In the most complex case, the west wind direction, the wind tunnel experimel1ts were exceeded by a maximum factor of 4 with the standard koE model and Sct = 0.3. These results s'how that, as in the isolated stack case and in the case combining a single building and stack, no consistency is found in the Sct value th at generates the best prediction . Because LES could improve the reproduction of the flow field around the buildings, it is recommended to perform LES for th is case as weil.
M.P.J. Janssen Steenberg
Een standaard werkvoorbereiding van Speciale Projecten Het ontwikkelen van een hulpmiddel voor een uniforme documentenbehandeling binnen de werkvoorbereiding van BNBSP Afstudeerrichting Structural Design Afstudeercom missie Prof. ir. C.S. Kleinman ir. M.M .J. Vissers Dr. ir. EW. Vastert ing. JW.J. Haring Doatum afstuderen 27 april 2010
0'
o :E c
7" C :::l
0.. ID
28
Samenvatting Veel problemen die ontstaan in het werkvoorbereidingstraject vinden hun oorsprong in een foutieve behandeling van de benodigde documenten. Binnen de organisatie van Ballast Nedam Bouw Speciale Projecten bestaat hier nog geen duidelijke richt· lijn voor. Tijdens het afstudeerproject is onderzoek verricht naar een mogelijke standaardprocedure voor de documentenbehandeling geldend voor alle projecten van BNBSP. De gevonden procedure met invloedsfactoren is ontwikkeld tot een hulpmiddel in het binnen BNBSP geïmplementeerde programma Sharepoi nt. Trefwoorden Uitvoeringstechniek Werkvoorbereiding Procedure Sharepoint Ballast Nedam
Een werkvoorbereider werkt met het hulpmiddel
Gedurende de werkvoorbereiding van een project bestaan vrijwel alle activiteiten uit de behandeling van een document. Veel van de problemen die (veelal in een later stadium) blijken, vinden hun oorsprong in een foutieve behandeling van deze documenten. Binnen de organisatie van Ballast Nedam Bouw Speciale Projecten (BNBSP) is echter nog geen duidelijke sturing voor deze documentenbehandeling, daardoor is gekozen voor de volgende doelstelling: "Het ontwikkelen van een hulpmiddel voor een uniforme documentenbehandeling binnen de werk· voorbereiding van BNBSP" Het traject dat is onderzocht betreft de werkvoorbereiding in de realisatiefase voor de projecten van BNBSP. Dit onderzoeksge· bied start op het moment dat de eerste projectgebonden documenten worden overgedragen aan het realisatieteam en zal ein· digen op het moment dat de documenten worden overgedragen aan de uitvoering. Aan de hand van aanwezige literatuur, gehouden interviews en losse gesprekken met experts op het betreffende vakgebied is de benodigde informatie vergaard . Er is in eerste instantie onderzoek gedaan naar de verschillende documenten op de werken met de bijbehorende eigenschappen die van belang zijn voor de documentenbehandeling. Deze eigenschappen zijn zaken als de benodigde input, de bron van deze input en de taak van de werkvoorbereider met het betreffende document. Op basis van de gevonden benodigde input van de documenten zijn de onderlinge relaties opgesteld. Dit geldt zowel voor relaties tussen verschillende documenten als voor gelijksoortige documenten. Door de gevonden relaties te combineren met de resultaten van de gehouden interviews en de reeds bestaande procedurebeschrijvingen is een standaardprocedure ontwikkeld. Deze procedure is opgedeeld in zes hoofdprocedures (zie figuur 1), te weten:
,-----'"\
~de-
werktekeningen
akkOOtd
_ - - - - , ·vu· produclteteke1lingen akkoord
_ - - - - ' " \ Bewaking5lch8ma's
'----~
gereed
_ - - - - , Contract goedgekeurjj
,-~~~-'"\ Moerwerk
behande4d
, - - - - - ' " \ Moerwor1< behandeld
29
De hoofd procedures 1.
2.
3.
4. 5. 6.
Opstarten werkvoorbereiding Verkrijgen werktekeningen Verzorgen inkoop Verkrijgen productietekeningen Behandelen meerwerk van de aannemer naar de opdrachtgever Behandelen meerwerk van de onderaannemer naar de aannemer
Gedurende de totstandkoming van de standaardprocedure is gebleken dat er twee factoren kunnen worden aangewezen die hierop van invloed zijn. De verschillen in procedure die deze factoren met zich meebrengen zijn vooral terug te vinden in de tweede hoofdprocedure (verkrijgen werktekeningen). De twee factoren zijn: • De positie van de tekenende partij: de adviseur of het bureau dat de uitwerking van de tekeningen op zich neemt kan via de opdrachtgever aangestuurd worden of direct door de aannemer. • Contractvorm waarop het werk is aangenomen: voor de te doorlopen procedure kunnen de contractvormen binnen BNBSP worden ingedeeld in drie categorieën: 1. Traditioneel en bouwteam 2. Engineer & Build en Design & Build 3. PPS (Publiek en Private Samenwerking) Het hulpmiddel dat als doel geldt voor dit afstudeerproject is een visualisatie van de gevonden procedures. Met behulp van dit hulpmiddel dient de procedure vanaf elk project van BNBSP toegankelijk te zijn voor de werkvoorbereiders. Hierdoor is ervoor gekozen het hulpmiddel te ontwikkelen in het binnen BNBSP geïmplementeerde programma Sharepoint. Sharepoint is een via internet toegankelijk gemaakte database. Het hulpmiddel dat hierin is geplaatst, kan gezien worden als een schematische weergave van een te doorlopen procedure. Zodra de hoofdprocedure geopend wordt binnen Sharepoint
staan de zes hoofdprocedures in beeld. Door op de procedures te klikken, kan door de gehele procedure genavigeerd worden. Op het moment dat het meest gedetailleerde niveau is bereikt zijn links aangebracht naar de gecreëerde documentbeschrijvingen en de reeds bestaande documentbibliotheken. Tevens kan de procedure eenvoudig worden afgestemd op de factoren zoals deze op het betreffende project gelden. Gezien de beschikbare tijd in het afstudeerproject kan de meest ideale toetsing (het daadwerkelijk implementeren en toetsen van het hulpmiddel) niet uitgevoerd worden. Er is daardoor gekozen voor het aannemelijk maken van het gestelde programma van eisen. Doormiddel van het toetsen op het genoemde programma van eisen wordt onderzocht of aan de gestelde doelstelling wordt voldaan. Naast deze toetsing is onderzocht of het hulpmiddel daadwerkelijk (een deel van) de gevonden problemen in de probleemanalyse oplost. Inmiddels is het hulpmiddel in gebruik genomen en wordt het vooral door de nieuwe werkvoorbereiders ervaren als een nuttige leidraad voor de te doorlopen procedures. Op de afbeelding is een werkvoorbereider te zien die gebruik maakt van het hulpmiddel.
I
I. de jong
Romantisch Ruig Anarchisme Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. dr. ir. P.j.v. van Wesemael Dipl.-ing. H.H. Yegenoglu 5.5.5. Rousseau D.P.l.G. Datum afstuderen 27 april 2010 Samenvatting Romantisch Ruig Anarchisme toont een ingetogen visie op een nieuwe NDSM-werf. Een visie die met respect voor de aanwezige post·industriele relicten en bijzondere aandacht voor haar nieu· we bewoners een geheel nieuw verblijfsklimaat tot stand brengt. Niet alleen voor de gebruikers van de werf, maar voor heel Amsterdam. Hiermee onderstreept ze het belang van de werf als belangrijke creatieve rotspot en pleit voor een vruchtbare samenwerking tussen kunstenaars, creatieve professionals en omwonenden.
Minimale ingrepen over een lengte van
500
meter
Trefwoorden Amsterdam Industrieel erfgoed He rbestemming (op stedelijke schaal) NDSM·werf Minimale ingrepen
30
Interieur impressie van de lasloods
De ontwikkeling van Amsterdam als stad aan het IJ weerspiegelt de sociale en culturele evolutie die de stad de laatste decennia doormaakt. De overgang van een arbeidsgerelateerde naar een dienstgerelateerde maatschappij vindt zijn weerslag in de groei van het stedelijk weefsel van Amsterdam, waar oude barrières worden geslecht door de functionele metamorfose van oude industrie en havens tot nieuwe woongebieden voor de Amsterdammer. Zowel de noordelijke als de zuidelijke ij-oevers vormen het toonbeeld van deze ingrijpende veranderingen . Binnen de context van de noordelijke Ij·oevers neemt het voor· malige terrein van de Nederlandse Dok en Scheepsbouw Maatschappij, de NDSM-werf, een unieke plek in . Een uniek ens emble van overgebleven industriële artefacten vertelt haar bezoekers het verhaal van vervlogen tijden als Nederlands grootste scheepswerf, waar het totale productieproces nog steeds is af te lezen aan de samenwerking tussen de aanwezige architectuur en stedenbouwkundige invulling. Oude loodsen worden met elkaar verbonden door de vage lijnen van kraan· en tramsporen; kale skeletten van oude kranen herinneren aan de enorme schaal van oude oceaanstomers. Een industriële pracht die in al zijn ruwheid naast historisch belang een zeer eigen, en bijzonder charismatische omgeving oplevert. Na jaren verlaten te zijn geweest heeft een nieuwe groep creatieven de potentie van de werf herontdekt en haar intrek genomen in de historische loodsen . De ruimte, de vrijheid en het ruige karakter hebben ervoor gezorgd dat deze creatieve enclave uit heeft kunnen groeien tot de grootste creatieve broedplaats van Amsterdam. In een gebied dat zo sterk aan verandering onderhevig is rijst de vraag hoe de werf zich staande kan houden binnen de reeds ingezette, functionele metamorfose van de Ij-oevers; ook voor de NDSM-werf liggen al grootschalige plannen klaar die haar huidige karakter als creatieve broedplaats geen eer aan doen .
Plint 'van generiek principe tot specifieke vorm'
Exterieur Impressie 'oude elementen worden nieuwe kwaliteiten'
Exterieur impressie 'waar de plint speelt met de bestaande architectuur'
Exterieur Impressie 'de nieuwe docklands'
Hoe kunnen architectonische ingrepen voorkomen dat het gebied wordt schoongeveegd en plaats zal maken voor grootschalige woningbouw zoals elders langs de Ij-oevers te vinden is, en hoe kan de open(bare) ruimte op de werf behouden blijven als kader voor evenementen en recreatie aan het IJ? Het antwoord wordt gevonden in een architectuur die uitgaat van een sterke relatie tussen NDSM's nieuwe functie als creatieve hotspot, haar publieke karakter en de ondersteuning van het unieke industriële ensemble. Geen grootschalige nieuwbouw, maar kleine ingrepen op de grens tussen bestaande architectuur en openbare ruimte. Een architectuur die de aanwezige kwaliteiten van haar context inzet als leidraad voor haar uiteindelijke verschijningsvorm. Een vorm die gevonden wordt in een architectonische plint, die een nieuwe eenheid op stedenbouwkundig niveau introduceert en een aangenamer verblijfsklimaat creëert voor haar incidentele bezoeker zonder voorbij te gaan aan de kwaliteiten van de werf. De plint vormt het medium tussen de kunstenaar die in haar achterliggende ruimtes werkt en de bezoeker die de openbare ruimte tot de zijne maakt. De architectuur, die gedicteerd wordt door de ritmiek van bestaande loodsen, krijgt vorm door sneden in de plint ter hoogte van kenmerkende facetten van het achtergelegen industriële erfgoed. De sneden tonen verborgen kwaUteiten, van imposante constructies tot historische gevels, terwijl nieuwe doorzichten de bezoekers het creatieve schouwspel tonen en het besloten karakter opheffen. Samen met de openbare ruimte tussen de verschillende loodsen vormt de plint een expositieterrein waar bezoeker en gebruiker van de werf met elkaar in contact komen, resulterend in een kruisbestuiving tussen creativiteit en de hedendaagse stad.
31
Ing. D. Kloen
Winkelvastgoed bij woningcorporaties Onderzoek naar hoe woningcorporaties met hun wi.nkelvastgoed de wijkeconomie in aandachtswijken kunnen bevorderen Afstudeerrichting Real Estate Management and Development
Afstudeercommissie Ir. ing. 1.1. janssen Drs. j'.j.A.M. Smeets Drs. W.A.G. Christiaanse
Datum afstuderen )0
maart
2010
Samenvatting In 2007 zijn de wijkactieplannen voor de veertig aandachtswijken verschenen. Er is echter kritiek verschenen op de plannen. De focus ligt namelijk voornamelijk op de fysieke en sociale peiler. Aan de economische peiler wordt minimaa'l aandacht besteed. Deze thesis probeert een eerste stap in de goede rich· ting te zetten door in te zetten op winkelvastgoed bij woningcorporaties en de mi die dit vastgoed kan spelen in de verbetering van de wijkeconomie van aandachtswijken. In de veertig aandachtswijken hebben woningcorporaties 1:1ameIijk naast aanzienlijk wOflingbezit ook vaak winkelvastgoed in bezit.
Trefwoorden
32
Woningcorporaties Winkelvastgoed Wijkaanpak Aandachtswijken Wijkeconomie
Aanleiding en methodiek In het najaar van 2007 zijn de eerste concepten van de wijkactieplannen voor de veertig aandachtswijken van voormalig Minister Vogelaar van Wijken, Wonen en Integratie verschenen. Deze lijst bestaat uit veertig wijken waarin problematiek op de gebieden van wonen, werken, leren, integreren en veiligheid aanwezig is. Dit zijn eveneens de vijf pijlers waarop het 'Actieplan Krachtwijken' van Minister Vogelaar gericht is_ Er is echter kritiek verschenen op de plannen. Zo ook uit de hoek van het MKB-Nederland (2007). Zij stellen dat wijkeconomie een ondergeschoven kindje is in de plannen_ In de plannen wordt wel het belang van ondernemerschap erkend, maar er wordt te weinig concrete uitwerking aan gegeven_ Deze thesis probeert een eerste stap in de goede richting te zetten door in te zetten op winkelvastgoed bij woningcorporaties en de rol die dit vastgoed kan spelen in de verbetering van de wijkeconomie van aandachtswijken_ In de veertig aandachtswijken van Minister Vogelaar hebben woningcorporaties namelijk naast aanzienlijk woningbezit ook vaak winkelvastgoed in bezit. Dit leidt tot de volgende probleemstelling: Op welke wijze kunnen woningcorporaties met hun winkelvastgoed de wijkeconomie in aandachtswijken bevorderen? Deze thesis is geoperationaliseerd aan de hand van een literatuurstudie (theoriedeel) en een drietal casestudies (praktijkdeel). De populatie waar de casestudies zich op richten zijn de 40 aandachtswijken. In verband met de uitvoerbaarheid van het praktijkonderzoek is gekozen om een selectie van drie aandachtswijken van deze populatie te nemen . Uit de 40 aandachtswijken zijn de volgende 3 wijken geselecteerd: Rotterdam Vreewijk, Amsterdam Ind ische Buurt en Den Haag Zuidwest. Voor de casestudies zijn expertinterviews gehouden met de betrokken woningcorporaties uit de cases.
WIjkeconomie in aandachtswijken Doel van de wijkaanpak is het levendiger (vitaler) maken van de aandachtswijken door zowel fysieke, sociale als economische ingrepen in de wijken . Een belangrijk nevendoel is het aantrekken van midden- en hoge inkomensgroepen . Vanaf de wederopbouwperiode heeft de wijkaanpak zich ontwikkeld tot de huidige 40 wijken aanpak. De wijkeconomie is lang onderontwikkeld in de wijkaanpak. Deze wijkeconomie bestaat voor een groot deel uit winkels in de dagelijkse artikelensector en kleinschalige bedrijvigheid. De laatste jaren ondervinden aandachtswijken problemen met de terugloop van winkels in de wijk_ Het is voor winkeliers en andere kleinschalige ondernemers tegenwoordig steeds lastiger om in sommige wijken te ondernemen, dit terwijl een goed functionerende wijkeconomie vaak kan zorgen voor werkgelegenheid, integratie, sociale cohesie en betere waardering val] de wijk.
Woningcorporaties en wijkeconomie Veel woningcorporaties hebben naast woningen ook ander type vastgoed in bezit. Het blijkt dat woningcorporaties bedrijfsonroerend goed portefeuilles hebben waarbinnen winkelvastgoed een aandeel van ongeveer 50% heeft. Tussen de woningcorporaties zijn verschillen op te merken hoe omgegaan wordt met het winkelvastgoed. Het blijkt dat er 4 verschillende situaties aanwezig zijn. Voor woningcorporaties waar winkelvastgoed onderdeel van het (meerjarige) beleid is om de wijkeconomie in aandachtswijken te bevorderen zijn in deze thesis 19 strategieën ontwikkeld.
Conclusies Als afsluiting van deze thesis worden de volgende conclusies getrokken : • In het Besluit Beheer Sociale Huursector is vastgelegd dat de primaire taakstelling van woningcorporaties het bieden van geschikte en betaalbare huisvesting is en dat het ontwikkelen en beheren van winkelvastgoed van secundair belang is. Hieruit volgt dat woningcorporaties met hun winkelvastgoed altijd primair sociaal-maatschappelijk rendement dienen te behalen en dat financieel rendement dus altijd van secundair belang is. Hierdoor kan het mogelijk zijn om i n sommige gevallen winkelruimte aan te bieden tegen een lagere huurprijs. Vaak aan winkels met een meerwaarde voor de wijk. Nu wordt winkelvastgoed soms nog teveel als cash-cow gezien, terwijl de sociale rol die winkels in de wijk spelen belangrijk is; • Woningcorporaties kunnen door het opstellen van meerjarig beleid voor hun winkelvastgoed de wijkeconomie in aandachtswijken bevorderen. Concreet betekent het opstellen van meerjarig beleid door woningcorporaties dat zij zich richten op de 19 ontwikkelde strategieën in deze thesis. Uit de casestudies blijkt dat de woningcorporaties al wel een aantal van de 19 strategieën uitvoeren, maar dat ook de volgende verbetermogelijkheden aanwezig zijn : Inzetten op het verwerven van winkelvastgoed dat een meerwaarde voor de wijk heeft; Clusteren van winkelvastgoed; Ruimte voor uitbreiding bieden aan winkeliers en trekkers naar de wijk halen; Aanbieden van winkelruimte voor specifieke doelgroepen; Begeleiden van winkeliers; Private partijen betrekken bij de aanpak. • Onderdeel van het meerjarig beleid van woningcorporaties zou het op stellen van integrale plannen voor de aandachtswijken dienen te zijn. In deze integrale plannen wordt de problematiek in de aandachtswijken ingestoken op fysiek, sociaal en economisch vlak. Uit de casestudies blijkt dat winkelvastgoed niet vanaf het begin van de wijkaanpak een volwaardige rol speelt in de wijkaanpak (zoals de fysieke en sociale peiler wel). Hierdoor is van een integrale wijkaanpak vaak (nog) geen sprake ; • Het is van belang om de ontwikkeling van winkelvastgoed goed af te stemmen op vraag in en nabij een wijk. Veel van de wijkplannen zijn alleen gericht op de wijk terwijl naar de stad als geheel of minstens naar de omliggende wijken dient gekeken te worden;
111
-ur C
0-
11) 11)
...cr
C :::I
0-
~
or
n
C
iif ;:::;:
33
M. Koekkoek
Moving through Mass Een centrum voor moderne dans in Almada, Portugal Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. R.H. van Zuuk Prof. dr. B.I .F. Colenbrander J.I.P.M. van Hoof Datum afstuderen 30 maart 2010
Samenvatting Zoals in zoveel Europese havensteden is er voor de Lisnave werf in Almada een stedebouwkundig plan gemaakt om de oude industriële haven tot verblijfsgebied te maken . Dit plan is onderzocht door het met andere plannen te vergelijken. Daarnaast is het belang van de haven voor Almada onderzocht aan de hand van een historische analyse. De resultaten hiervan hebben geleid tot een stedebouwkundige strategie, waarbinnen het ontwerp van een nieuw onderkomen voor het plaatselijke dansgezelschap de bewoners van Almada richting het nieuwe gebied moet trekken . Trefwoorden Voormalige werf Satellietstad Almada Lissabon Theater Moderne dans 34 Tegenover Lissabon aan de rivier de Tejo ligt Almada, een stad die groot geworden is door haar industrie. Aanvankelijk groeit zij door het verwerken van landelijke producten uit het zuiden. Later zorgen onder andere het plaatsen van een werf in combinatie met het bouwen van de brug over de Tejo voor een enorme groei. Vele mensen vinden in de zware industrie hun werk. Eind jaren negentig wordt de Lisnave werf gesloten . Zoals in zoveel Europese steden trekt de haven industrie weg uit de stad . Almada blijft achter en functioneert grotendeels als woonwijk voor het nabijgelegen Lissabon, een woonwijk die zich heeft afgekeerd van het water met haar wegroestende werf. Met het herontwikkelen van de oude werf zal Almada haar kade weer terugkrijgen . De bureaus Richerd Rogers en Atkins en een plaatselijke architect Santa Rita hebben samen een ontwerp voor de herontwikkeling van het gebied gemaakt. Een nieuwe functie geven aan een bestaande structuur of bebouwing, voorkomt totaal wegvagen. Slechts enkele monumenten zijn een functieloos, of een museumachtige of attractieachtige functie gegund. In het geval van de oude werf van Almada, zal de grote portaalkraan als icoon van het gebied de moeite waard zijn om te behouden. Ook de bodem van het gebied met haar dokken en pieren is zeer herkenbaar. Aanpassingen hieraan zijn ook kostbaar. De oude werf ligt afgelegen ten opzichte van Almada . Bij herontwikkeling zal hier rekening mee moeten worden gehouden . Het plan van Rogers en partners is ook te groot om in een keer te ontwikkelen . In een eerste fase is het verstandig een aantal trekkersfuncties te plaatsen. Deze worden geplaatst aan de hoofdas van het gebied . Deze as wordt verbonden met de hoofdstraat van Almada, waarbij het hoogteverschil overbrugd wordt.
De trap naar de entree zoals in de maquette (Foto: André van leth) (2)
Het is van belang dat deze trekkers niet enkel georiënteerd zijn op de overkant Lissabon. Het gebied zal niet enkel fysiek verbonden moeten zijn met Almada. Het zal ook redenen moeten geven aan de bewoners om de berg af te dalen naar het nieuwe Almada Nascente. Hiervoor is ook een functionele verbinding noodzakelijk. Dit kan gerealiseerd worden door functies uit de bestaande stad een onderkomen in het nieuwe gebied te geven. De regio Almada is in het bezit van een dansgezelschap. De Compahnia de Dança de Almada is een enthousiaste dans· groep. Er wordt een keer per jaar een festival georganiseerd waarin moderne dans en het gebruik van video centraal staan. De Companhia is een nationale dansgroep met lokaal talent, geen internationaal gezelschap, maar ze kan als springplank dienen. Almada kan zich als jonge stad profileren als stad van moderne theater- en media kunsten tegenover het conservatievere Lissabon, waar zich het conservatorium en het nationaal ballet bevinden. Daarom heb ik ervoor gekozen een centrum voor moderne dans te ontwerpen. Door dit centrum in het nieuw te ontwikkelen gebied te plaatsen, ontstaat een functionele verbinding tussen oud en nieuw. (afbeelding 1) Ik heb mij de vraag gesteld hoe te bouwen voor de moderne dans. Moderne dans heeft zich begin vorige eeuw afgezet tegen de versiering van het 'klassiek' ballet uit de barok. Een theater voor moderne dans zou dan ook eerder het tegenovergestelde van de pracht en praal uit de gloriedagen van het theater moeten zijn. Een gebouw dat een bepaalde soberheid uitstraalt. Daarbij zou het een gebouw moeten zijn dat een bepaalde drempel heeft, omdat het niet voor de massa bedoeld is. Het mag speciaal voelen in dit theater aanwezig te zijn . Bij het ontwerp voor een danscentrum in Almada is het uit·
35 gangspunt daarom een neutraal, sober kader is waarmee een drempel gecreëerd wordt, een theater dat zijn inhoud koestert. Tegelijkertijd wil een theatergebouw zijn inhoud ook niet te veel koesteren. De bezoeker zal toch verleid moeten worden om het gebouw te betreden. Dit betekent dat er in het neutrale kader ingrepen plaats moeten vinden om dit te realiseren. Het kader haalt zijn begrenzingen uit het stedebouwkundig plan. Het betreden wordt tot een belangrijk element gemaakt door het gebouw zelf zijn eigen overgang van publieke ruimte naar zaal te laten zijn. Dit kan door deze routing als een negatief te zien ten opzichte van de black box die ik als uitgangspunt had, als de leegte in die massa . Deze leegte wekt door haar negatieve vorm de nieuwsgierigheid op over de inhoud van het gebouw, zonder deze in een keer prijs te geven. Men zal een aantal hoeken om moeten gaan om bij de zalen uit te komen. Een beweging die uiteindelijk beloond wordt met uitzicht over de omgeving en natuurlijk met de dansvoorstelling. (afbeelding 2)
I. Konings
Woongebouw aan de Wibautstraat Herstructurering van een 19de eeuws gefragmenteerd bouwblok Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. dr. B.I.F. Colenbrander Prof. dipl.·ing. C. Rapp Datum afstuderen 27 april 2010
111
UI'
c c.. tD
tD .... cr C
:::J
c.. tD
CT
o c
~
'"
Samenvatting Dit project volgt uit een collectieve analyse van de dwarsdoor· snede 5112-5116 in Amsterdam. De resultatell van het morfologische en historische onderzoek zijn aanleiding voor mijn gekozen afstudeeropgave: een woongebouw aan de kop van een 19de eeuws bouwblok langs de Wibautstraat. Het nieuwe kopgebouw ordent de verschillende fragmenten van het bestaande bouwblok en vormt het nieuwe gezicht van de achterliggende 19de eeuwse wijk. Het onderzoek naar bouwplokken uit de 17de eeuw tot aan nu gaven mij inzicht in de factoren die bepalend waren voor de verschillende type woningen, ruimtelijke en functionele organisatie van de bouwblokken. Het uiteindelijke resultaat brengt wonen en werken samen in één bouwblok dat weer een stedelijk microcosmos vormt binnen de wijk.
Toren op de hoek Wibautstraat en Grensstraat
C ::J
0.. (1)
TJefwoorden Amsterdam Bouwblok Hof Woongebouw Morfologie
De Wibautstraat, ook wel de 'lelijkste straat van Amsterdam', past in de tijdsgeest van na de Tweede Wereldoorlog en vormt de ruggengraat van een reeks aan moderne ontwikkelingen in dit gebied . Ondanks de ambitieuze plannen die Van Eesteren had voor dit gebied, heeft de Wibaustraat nooit kunnen voldoen aan de verwachtingen. Vandaag de dag is te zien dat het moderne systeem op veel plekken wringt met de 19de eeuwe ring. Voornamelijk op de koppen waar de Wibautstraat de oude 19de eeuwse wijken
Open galerij, de Inverse ruimte
raakt, zijn er veel dode hoeken en onduidelijke publieke ruimte ontstaan . De Wibautstraat en zijn moderne kantoorgebouwen sluiten niet goed aan op het bestaande weefsel en vormen een barrière tussen de verschillenden wijken. Dit blijkt ook uit ons vooronderzoek naar de historische groei en morfologie. Hoewel de Wibautstraat dwars door het bestaande weefsel lijkt te snijden, is hier niet veel van te merken vanaf de autoweg. Deze brede stadssnelweg met zijn hoge kantoorbouw en kleine 19de eeuwse fragmenten vormen de straatwand en is daarmee het gezicht van de Wibautstraat dat kan worden gezien als de "entree tot de stad". De straatwand moet naar mijn mening af van het rommelige uiterlijk en een duidelijk beeld scheppen van de omgeving. De aangrenzende typerende 19de eeuwse wijken moeten de nieuwe context van de Wibautstraat vormen, zodat men direct het gevoel krijgt Amsterdam in te rijden. Als wij dit probleem op de schaal van het bouwblok bekijken, dan beperken de defecten zich niet alleen tot een morfologisch probleem, maar spelen stijl en architectuur ook een hele belangrijke rol. Historisch gezien is het bouwblok aan de Wibautstraat zeer fragmentarisch opgebouwd, waarbij de verschillende fragmenten van het bouwblok niet altijd even goed op elkaar aansluiten . Hetgeen wat op het eerste oog de oorzaak lijkt voor de dode hoeken en de ongedefinieerde en rommilge ruimtes , De locatie die ik langs de Wibautstraat gekozen heb, is een typisch gefragmenteerd blok dat uit verschillende delen bestaat met op de kop een groot modernistisch kantoorpand, het voormalige Volkskrantgebouw. Het Volkskrantgebouw heeft door het verhuizen van de krant een tijdelijke functie gekregen en staat op het punt om gesloopt te worden. Het gebouw ligt aan de Wibautstraat, maar sluit duidelijk niet aan op de aangrezende 19de eeuwse bebouwing. De binnenkant van het bouwblok is verdeeld en bevat nu onder andere een parkeerterrein wat bestempeld kan worden als "achtergebied". Het is een gebied waar na kantooruren weinig controle op is en daardoor een kwetsbare plek wordt. Dit in tegenstelling tot vroeger, toen juist het hart van het bouwblok als het meest intieme gedeelte
Entree tot binnenplein
Gevel vouwt zich de hoek om en transformeert
Binnenplein
van een bouwblok werd gezien. Het Volkskrantgebouw zal wor· den gesloopt en het nieuwe kopgebouw zal het bouwblok ordenen en de achterliggende 19de eewse wijk vanaf de Wibautstraat een nieuw gezicht geven. Het geherstructureerde bouwblok zal zich als een geheel en begijpend onderdeel van het stedelijk weefsel gedragen. Net als in de 17de en 19de eeuw moet op stedenbouwkundig en architectonisch niveau de hiërarchie in het gebied af te lezen zijn aan het bouwblok. In het woongebouw en bouwblok onstaat er een combinatie van werken en wonen, waarbij het werken langzaam over gaat in wonen aan een openbaar plein. Een plein waar het nieuwe woongebouw aan de kop, het hofgebouw en de bestaande woningen samen komen en de contouren van het plein vormen. Het woongebouw vormt een duidelijke rand van het bouwblok die de verschillende fragmenten organiseert. Het hofgebouw maakt onderdeel uit van de klein· schalige bebouwing binnen het bouwblok en vormt een over· gang naar de hogere bebouwingsrand. Door de smalle en diepe woningen in het woongebouw is er een tweedeling in de plattegrond te zien: een kant met de slaapka· mers en een kant met de woonkamers. De woningen in het toren gedeelte hebben de woonkamer aan de Wibautstraat en de slaapkamers aan de gallerij. In de lagere gedeelte van het gebouw ligt de woonkamer aan de pleinzijde en de slaapka· mers aan de Wibautstraat. Op de eerste verdieping liggen de woningen 800 millimeter verhoogt, hierdoor komen de slaapka· mers los van de Wibautstraat te liggen en vergroot het de privacy voor deze ruimtes. De woonkamers liggen aan het verhoogde plein, zodat het plein door de levendigheid een centraal punt in het bouwblok wordt. Het hofgebouw is een losstaand element, maar heeft een deel dat duidelijk aansluit op het plein. Het deel van het hofgebouw dat aan de pleinzijde grenst bevat enkel woningen. Het andere
37 deel bevat atelierwoningen. Deze woningen hebben op de bega· ne grond twee aparte werkruimtes en een schuur/opslagruimte en op de eerste verdieping zitten de woonkamer, badkamer en slaapkamers. Het gebouw heeft een hof voor optimaal lichtinval. Tevens fungeert dit hof als katalysator voor de verschillende bedrijven die er direct aangrenzen. De schuifpuien kunnen open gezet worden waardoor de wer· kruimtes van alle bedrijfjes/woningen direct in contact met elkaar staan, met in het midden een klein tuintje. Het hof is aan één kant open om het contact met de rand van het bouwblok te houden. Op die manier is men vanaf elke plek in dit hofgebouw zich ervan bewust dat ze zich midden in een bouwblok begeven. Om de nieuwe eenheid van het gehele bouwblok te kunnen overbrengen in de architectuur heb ik elementen van 19de eeuwse woningen terug laten komen in de kopgevel van het woongebouw. De karakteristieke verticale geleding, witte kozij· nen en baksteen zijn kenmerken die ik heb overgenomen in mijn gevel. Vanuit het straatbeeld van de Gijsbrecht van Aemstelstraat loopt de gevel van de bestaande woningen over in de gevel van het woongebouw. Vervolgens vouwt de gevel de hoek om en transformeert het tot een gevel met een eigen karakter. Een karakter dat meer past bij de schaal van de toren en de Wibautstraat. De gevel aan de binnenzijde van het blok is in wit stucwerk uitgevoerd en vormt een contrast met de grove baksteen gevel aan de buitenkant. Het gladde en lichte stucwerk vormt niet alleen een contrast met de gevel aan de buiten· zijde van het woongebouw, maar contrasteert ook met de ach terkanten van de 19de eeuwse woningen . Op het binnenterrein is de historische gelaagdheid duidelijk te zien en voelbaar. Om de intimiteit op het binnenplein te vergroten heb ik de log· gia's als een venster van de woning ontworpen . Op deze manier is het contact tussen woonkamer en binnenplein optimaal en blijft de sociale controle gewaarborgd. De loggia's vormen een verlenging van de woonkamer, zodat het elk venster een eigen invulling en uiterlijk krijgt.
Ing. G.l. Korenhof
Faculteit in beweging Nieuwbouw facuLteit Bouwkunde DeLft Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. j. Westra Ir. M.H.P.M. Willems Prof. ir. j.M. Post Datum afstuderen maart 2010
30
Samenvatting Het onderwijs is in tegenstelling tot gebouwen niet statisch. Onderwijssystemen veranderen voortdurend en het studentenaantal fluctueert continu . Om het onderwijs een plaats te bieden is daarom een gebouw nodig dat met eenvoudige ingrepen steeds aall de ruimtelijke eisen kan worden aangepast. Dit is gebeurd door gebruik te maken van een vaste structuur van 'straten' die om een centrale 'boulevard' heen meanderen. Binnen qeze structuur zijn hoven vrijgehouden die met standaard units steeds op de gewenste wijze kunnen worden ingevuld om plaats te bieden aan het aldoor veranderende onderwijs. Trefwoorden Gellericiteit Dynamisch bouwen Interactie Beweging Shearing layers Stad als voorbeeld
Schema van de plattegrond
Hof met units
Generlcitelt In het vooronderzoek is binnen een atelier gekeken naar Grote generieke gebouwen. Om meer vat te krijgen op de betekenis van generiek is deze term aLs volgt gedefinieerd : 'Met zo min mogelijk aanpassingen voor zoveel mogelijk doeleinden geschikt: Het doel van het onderzoek was het vormen van een beeld hoe flexibiliteit zich verhoudt met architectuur en de beleving van een gebouw. Om een zo objectief mogelijk beeld te krijgen is een vragenlijst opgesteld aan de hand waarvan de flexibiliteit van de gebouwen werd getoetst. Na afloop va het vooronderzoek heb ik mij laten inspireren door de ideeënprijsvraag voor nieuwbouw voor de afgebrande faculteit bouwkunde in Delft. De belangrijkste vraag die ik mijzelf hierbij heb gesteld is: "Op welke wijze kan een faculteitsgebouw dezelfde dynamiek bevatten als het onderwijs zelf, zonder dat hiervoor ingrijpende veranderingen nodig zijn." Lessen uit de Industrie Om de genericiteit vorm te geven is eerst naar andere industrieën gekeken om te zien wat daaruit te leren valt. Het gevaar hierbij is dat de bouw in oplage sterk verschilt met de meeste andere industrieën en dat de meeste werkwijzen of bouwmethoden niet klakkeloos kunnen worden overgenomen . Wel blijven de grote voordelen van het bouwen onder geconditioneerde omstandigheden overeind . Hierdoor wordt het namelijk mogelijk zonder weersinvloeden het gehele jaar door te werken zonder kwaliteitsverlies en onder betere werkomstandigheden. Dit principe zien we al terug in de unitbouw. Het grootste nadeel blijft bij normaal gebruik dat de units los van het gebouw komen te staan waardoor de cohesie van de gemeenschap binnen het gebouw wordt verzwakt. Om dit te voorkomen is een vast kader nodig waarbinnen de units steeds kunnen worden gekoppeld en weer kunnen worden verwijderd naar gelang de veranderende ruimtebehoefte.
Boulevard
Straat
~
c c..
ID ID
...cC
::::I
c.. ~
iil' n
c
ro
;::;:
Gebouw gezien vanuit het Mekelpark
Gebouwen zonder tijdsbesef Gebouwen worden doorgaans gebouwd om een functie uit te stralen, veel meer dan dat ze worden ontworpen om de functie een plaats te geven. Het gebouw wordt neergezet als iets dat af is, waarbij weinig aandacht uitgaat naar de mogelijkheid tot aanpassingen. Dit is een krankzinnige manier van bouwen, omdat van tevoren vaststaat dat verandering op den duur noodzakelijk is. Daarom kan het ontwerpen van een gebouw beter word en gezien als iets dat je begint, zoals een moeder een kind baart. Er is sprake van een nieuw leven een nieuw begin. Het opgroeiende kind wordt gevormd door zijn karaktereigen· schappen en zijn omgeving. Op eenzelfde wijze werkt dit voor gebouwen . De architect legt een stukje van zichzelf in het gebouw, vervolgens is de tijd de motor die het gebouw laat werken .
Shearing Layers De leve~sduur van een gebouw is echter niet een vast omkaderd begrip. Het lastige hierbij is dat het gebouw uit verschillende componenten is opgebouwd. Elk van deze componenten heeft een eigen levensduur. Dit wordt duidelijk in het onderzoek dat door Steward Brand is uitgevoerd. Elk gebouw bestaat uit zes lagen namelijk: Site locatie Structure constructie Skin huid Services installaties Space plan indeling Stuff spullen Om te zorgen dat het gebouw door de tijd heen verandert moeten deze lagen dus los van elkaar kunnen worden gehaald om veranderend gebruik in de toekomst mogelijk te maken .
De nieuwe faculteit Elke faculteit krijgt jaarlijks te maken met een nieuwe instroom van studenten, waaronder zij·instromers en uitwisselingsstu·
39 dej;]ten . Door het jaar heen blijft het studentenaantal fluctueren : studenten stoppen bijvoorbeeld, gaan afstuderen of stage lopen . Hoe deze fluctuaties precies zullen verlopen is niet vast te stellen . Wel kan per half jaar een indicatie worden gegeven van het verwachte aantal studenten voor de komende periode en de daarvoor benodigde ruimten . Door gebruik te maken van units binnen het gebouw k unnell eenvoudig ruimten worden gecreëerd , indelingen veranderd of extra ruimten worden toege· voegd door aanvoer van extra units. Bij deze manier van bou· wen staat centraal dat er een duidelijk kader moet zijn om hou· vast aan de verandering te bieden. Om te zorgen dat de ruimte toegeëigend kan worden. Dit model kan het best worden verge· leken met een stad waar de straten en pleinen de structuur vormen met daaraan de gebouwen die door de tijd heen veranderen. Het vaste kader dient een verblijfskwa'l iteit te bezitten om de verandering ook daadwerkelijk plaats te kunnen laten vinden . Binnen het ontwerp van de faculteit is dit gerea liseerd door gebruik te maken van twee hoofdelementen . Ten eerste de bou· levard die dwars door het gebouw loopt, hieraan zijn alle ondersteunende functies gekoppeld. Mensen komen bewust naar deze plek toe om elkaar te ontmoeten. Het tweede element is de straat, die om de boulevard meandert en bedoeld is om het contact te stimuleren en is daarom als splitlevel uitgevoerd. De straten worden steeds breder en smaller om zo plekken te creëren waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en waar over de architectuur kan worden doorgepraat. Aan deze straten liggen aan de buitenzijde de vaste werkplekken die een stuk rugdekking bieden van waaruit de student kan opereren . Aan de binnenzijde van de straat liggen hoven waarin de units kunnen worden opgesteld. Deze units bieden plaats aan de fluctuatie van het onderwijs om zo steeds een zo optimaal mogelijk onderwijsgebouw te hebben. Op deze wijze is een faculteitsgebo uw ontstaan dat de dynamiek van het onderwijs op eenvoudige wijze kan opvangen en zo aan de veranderende behoeften van de gebruikers kan voldoen.
l.A.L. Learbuch
Modulair ontwerpen van prefab betonnen parkeergarages zonder "kernen" Afstudeerrichting Structural Design Afstudeercommissie Prof. ir. C.S. Kleinman Ir. F.l.M. Luijten Dr. Ir. LP.W. Bongers Datum afstuderen maart 2010
30
De meest karakteristieke eigenschap van de prefab bouwwijze is de losse stapeling van elementen
Ol
UI' .... e
c..
tD tD g-
... e
::::I
c.. ~
öJ'
n
C
m
;:ö:
cro c ::E
'"
C :J
a.
Samenvatting Het bouwen van parkeergarages wordt vaak uitgevoerd door middel van prefab betonnen elementen. De meest karakteristie· ke eigenschap van deze bouwwijze is het gebruiken van "ker· nen" om stabiliteit te garanderen, voornamelijk bij gebouwen met meer dan 2 bouwlagen. Een parkeergarage waar geen "kernen" voorkomen, geeft gebruikers een veiliger gevoel en een vrij zicht over de parkeer· laag. Daarnaast is de kans op een aanrijding verkleind , vanwege de overzichtelijkheid en het ontbreken van wanden. De stabiliteit en stijfheid zullen moeten worden gegarandeerd op een andere wijze door het gebruik van speciaal ontworpen elementen.
ID
Trefwoorden Modulair bouwsysteem Stabiliteit H-vormige elementen Tweede orde effect Verticale stijgpunten
Linksonder: kolombekisting liggend, reChtsboven; kolombekisting gevuld met steunpuntswapening
Het ontwerp van een parkeergarage is vaak een specifiek ontwerp, afhankelijk van de eisen van de opdrachtgever en situatie in de gebouwde omgeving. Hierdoor kosten het ontwerp- en engineeringproces veel tijd. Deze tijd kan worden bespaard door een constructieprincipe te ontwerpen, dat uit dezelfde elementen kan worden opgebouwd en waarbij diverse ruimtelijke indelingen mogelijk zijn. Ook tijdens het bouwproces kan er tijd wor· den bespaard door de constructie op te bouwen uit prefab betonnen elementen, met verbindingen die relatief eenvoudig zijn. Door de repetitie in het bouwproces kan de bouw van een parkeergarage snel plaatsvinden . De bouwwijze met prefab betonnen elementen heeft twee karakteristieke eigenschappen, waarvan de eerste (positieve) eigen· schap al genoemd is. De bouwwijze gaat gepaard met verbindingen die eenvoudig tot stand komen; vaak een stapeling van elementen . Een dergelijke constructie, opgebouwd met dit type verbindingen heeft echter ook een nadeel, namelijk het ontbre· ken van stabiliteit. Dit wordt (voornamelijk bij hoogbouw) opgelost door wanden of kernen toe te passen, waar dan liftschachten en/of trappenhui· zen worden geplaatst. Het aantal en de afmetingen van de wanden bepalen de stijfheid van de constructie. Het toepassen van wanden heeft consequenties voor de gebrui · kers van een parkeergarage. Het zorgt ervoor dat de kans op een aanrijding groter is, omdat er nu eenmaal meer wanden staan, maar ook omdat het vrije zicht door de wanden ontnomen wordt. Deze belemmering van het vrije zjcht over de parkeerlaag zorgt daarnaast voor een sociaal onveilig gevoel, vanwege donkere hoeken in de garage. Na een vergelijkend onderzoek naar verschillende constructieve systemen, is gekozen om de stabiliteit van de parkeergarage te garanderen door het gebruik van H-vormige elementen . De verbindingen tussen het liggerdeel en de 'halve' kolommen
Een stapeling van H-vormige elementen biedt stabiliteit en stijfheid
Boven: horizontale verplaatsing als gevolg van wind belasting, Onder: horizontale verplaatsing als gevolg van /Iet gebouwgewIcht
Externe hellingbaan opgebouwd uit kolommen, liggers, H-vormige elementen en vloerplaten
41
van elk element zal een rotatie verhinderen en daarmee stabiliteit garanderen. Indien de H-vormige elementen gestapeld worden is elke bouwlaag voorzien van stabiliserende elementen . Het aantal H-vormige elementen dat per parkeerlaag wordt toe gepast zal de mate van stijfheid bepalen.
uitgewerkt. Allereerst worden beide kolommen liggend gestort, waarbij de steunpuntswapening van de kolom-ligger verbinding aan de bovenzijde uitsteekt. Na uitharding worden beide kolommen rechtop gezet en kan het tussenliggende liggerdeel worden gestort, na toevoeging van de liggerwapening.
De H-vormige elementen worden direct aan elkaar gekoppeld of door middel van vrij opgelegde liggers en kolommen. Het vloerveld wordt opgebouwd uit standaard holle vloerplaten met een dikte van 400 mm o De gehele constructie kan dus worden opgebouwd uit slechts 4 elementen, waardoor het modulaire karakter duidelijk is.
Ook is er gekeken naar de verticale stijgpunten (hellingbanen, trappenhuis en liftschacht) . Het inwendig integreren van de hellingbanen was lastig vanwege de routing en kruising van verkeersstromen. Daarnaast zou het ten koste gaan van een kwart van de parkeervakken . De oplossing was dus een externe hellingbaan die in een 'spiraalvorm' een verbinding vormt tussen de bouwlagen. Door nu dit stijgpunt apart te ontwerpen met dezelfde elementen als de constructie kan het aan elke zijde van de parkeergarage worden geplaatst en behoud het gebouw het modulaire karakter. Om ruimte te creëren voor een liftschacht en trappenhuis, kan er een extra stapeling van H-vormige elementen worden geplaatst op een bepaalde afstand, waartussen voldoende ruimte is voor liften en trappen.
Bij het berekenen van de vervormingen van de constructie is voor de verticale belasting een hogere waarde toegepast dan de Nederlandse Norm voorsGhrijft . Dit is gedaan om aan te geven dat met de toename van de afmetingen van personenauto's (SUV's) ook het gewicht toeneemt. Daarnaast zijn de gekozen vloerplaten ook toepasbaar bij een hogere belasting, zodat een herbestemming met hogere vloerbelasting mogelijk is. De horizontale windbelasting op de gevel zorgt voor een horizontale verplaatsing aan de top van het gebouw. Daarna zal een toename van de uitbuiging optreden; het zogenaamde tweede orde effect. Het gebouwgewicht wordt aangebracht met een excentriciteit door scheefstand en windbelasting. De uiteindelijke elastische uitbuiging (wind belasting en tweede orde effect) mag een vooraf bepaalde toelaatbare waarde niet overschrijden. Voor het gekozen gebouwvolume bleek dat in totaal 12 stapelingen van H-vormige elementen, verspreid over het gebouw, voldoende stijfheid gaven. De toename door het tweede orde effect was bij deze toepassing kleiner dan 10% van de totale horizontale verplaatsing, waardoor de toename van de momenten verwaarloosd mag worden. Het productieproces van een dergelijk element met de H-vorm is niet eenvoudig. Uit verschillende opties is de volgende variant
Uiteindelijk kon worden geconcludeerd dat het constructieprincipe met de H-vormige elementen potentie had om te voldoen, als ooit er ooit vraag is naar een parkeergarage waarbij geen enkele wand mag worden toegepast. Daarnaast was het modulaire karakter duidelijk herkenbaar door het toepassen van slechts 4 verschillende elementen, inclusief de elementen voor hellingbanen .
ing. loM. Lodder
Growing into the future Een sociale woon machine die net zo soepel functioneert als de natuur Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. I. Westra Ir. M.H.P.M. Willems Prof. ir. I.M. Post Datum afstuderen 27 april 2010 Een sociale woonmachine die net zo soepel functioneert als de natuur (t)
Samenvatting Een woonmachine van de 21ste eeuw zou net zo soepel moeten functioneren als de natuur. Deze opgave is op een locatie in Almere uitgewerkt tot een woonwerkgebouw dat een extra dimensie aan de omgeving meegeeft. Het gebouw is aan de hand van de Cradle to Cradle principes uitgewerkt tot een soepel functionerend gebouw waar de verschillende groepen gebruikers een prettige leefomgeving kunnen vinden. Het gebouw kent een vast deel dat bestaat uit de constructie, de formele gevels en de routes die elke verdieping een eigen identiteit geven. Hiernaast geeft het variabele deel van het gebouw de gelegenheid zich volgens de persoonlijke voorkeur van de gebruikers aan te passen.
42
Trefwoorden Woonmachine (Le Corbusier) C2C Almere Hout Noord Flexibel wonen Multifunctioneel gebouw
Zou het niet geweldig zijn wanneer een woongebouw net zo zou functioneren als de natuur? Dat het kan groeien en afsterven wanneer hier de omstandigheden naar zijn, zonder dat dit een schadelijke invloed heeft op de omgeving? Het lijkt allemaal zo eenvoudig. Men plant een zaadje, geeft het water, voeding uit de aarde, licht van de zon en heeft geduld. Als vanzelf ontstaan er zo miljoenen bomen en planten die, wanneer ze niet gekapt worden voor het gebruik door de mens, ook weer afsterven. Dit kan door natuurgeweld van bijvoorbeeld een storm gebeuren of simpelweg door ouderdom. De resten die overblijven worden langzaam weer opgenomen door de organismen uit de omgeving. Het afval is voedsel voor zijn omgeving_ Le Corbusier vergeleek het functioneren van een woongebouw met de soepele werking die hij in machines zag. Ik wil de werking van een woongebouw vergelijken met de soepele werking
Impressie vanuit het zuidwesten, de informele gevels (4)
van de natuur. Door de werking van de natuur als voorbeeld te nemen denk ik dat er een andere visie ontstaat op het functioneren van een woongebouw. Hiervoor is gebruik gemaakt van het Cradle to Cradle concept van Michael Braungart en William McDonough, dat streeft naar het transformeren van de negatieve invloed, die wij hebben op onszelf en het milieu, naar een positieve. Deze gedachte is gecombineerd met het idee van de "Machine á habiter" of de "woonmachine" van Le Corbusier tot een gebouw dat mee kan groeien met de levensfase en de wensen en de bewoners. Het gebouw dat is ontstaan uit deze opgave is gesitueerd in Almere, een stad die als een van de eerste in Nederland het Cradle to Cradle principe als speerpunt heeft gemaakt voor haar ontwikkeling. Naast groei, is ook functiemenging kenmerkend voor de natuur. Alle soorten planten en dieren leven door elkaar heen , maken van elkaars afval gebruik of gebruiken elkaar als voedsel. Dit zal dan ook in het gebouw terugkomen. In het gebouw moeten verschillende functies door elkaar aanwezig kunnen zijn. Als de vraag naar een functie niet langer bestaat, moet deze op eenvoudige wijze vervangen kunnen worden. Om een gebouw op deze wijze te laten functioneren is het van belang dat de omgeving waarin het gebouw staat dezelfde uitgangspunten heeft, zodat ook op een hoger schaalniveau de gedachte kan worden voortgezet. Het plan Leefland (zie afbeelding 2), dat is ontwikkeld door Stadgenoot, combineert wonen, werken en recreëren op verschillende schalen. Om tot een gebouw te komen dat net zo soepel functioneert als de natuur is het niet genoeg om alleen een goed cijfer te verkrij gen voor de duurzaamheidprestaties van het gebouw. Ook is het niet genoeg om een duurzaam concept te hebben of natuurlijke materialen toe te passen . De architectonische kwaliteit is daarmee nog niet gegarandeerd . Het is belangrijk een gebouw te ontwerpen dat over kwalitatief hoogwaardige ruimtes beschikt, waar de gebruikers zich aan kunnen gaan hechten. Op deze manier is de verwachte levensduur van het gebouw veel langer
SItuatIemaquette Leefland (2)
Impressie vanuit het noordoosten, de formele gevels (J)
0-
o c
:::E
7' C :::J
0.. Il)
De parkroute
Cs)
en wordt het gebouw duurzamer dan een gebouw dat weliswaar aan alle hedendaagse eisen voldoet, maar dat na 20 jaar weer gesloopt wordt omdat het dan niet meer voldoet aan de wensen van de gebruikers. Om deze kwaliteit te kunnen bereiken ben ik begonnen met de omgeving waarin het gebouw komt te staan. Vanuit de kwaliteiten van de omgeving heb ilk gekeken hoe deze versterkt en verbeterd kunnen worden. Zo is de vorm van het gebouw ontstaan. Het uitgangspunt is hiermee geschetst: een flexibel gebouw waarin verschillende functies naast elkaar geplaatst kunnen worden. Dit heb ik verwezenlijkt door voor een kolommengrid te kiezen waarin verschillende woningen, werkplekken of winkels een p ~aats kunnen krijgen. Hiervoor kunnen er gevelelementen en binnenwanden geplaatst en, ook weer verwijderd worden. Dit kan op een eenvoudige wijze, zodat verwacht mag worden dat het ook daadwerkelijk zal gaan gebeuren. De architectonische kwaliteit van het gebouw ligt voornamelijk in de uitstraling van het gebouwen de beleving die ontstaat bij de gebruiker. Het gebouw kent twee gezichten. Naar de weg toe ~eeft het een formele uitstalling. De vliesgevel is recht en strak en het scherm met begroeiing zorgt ervoor dat de gevel het gehele jaar door langzaam verandert met de seizoenen mee (zie afbeelding 3). Aan de binnenzijdes van het gebouw is geko· zen voor een informele uitstraling. De gevel verspringt hier en de warme uitstraling van hout zorgt voor een behaaglijk gevoe,l en tevens voor een goede akoestiek. De binnenzijdes zijn voor· zien van openbare binnenpleinen die beschikken over ontmoe· tingsruimtes (zie afbeelding 4). Het gebol!lw bevindt zich aan twee zijden van een grote weg. Deze weg wordt overbrugd met een plateau waar de kruinen van de straatbomen doorheen steken. Dit plateau is een publieke ruimte die door de gebruikers van het gebouw maar ook door de bezoekers en overige bewoners van de wijk gebruikt kan wor· den. De verdiepingen kennen elk een eigen route door het
Aansluiting op het stedenbouwkundig plan (6)
gebouw. Deze routes hebben een verschillend karakter en uitstraling (zie afbeelding 5). De verdiepingen worden verbonden door trappenhuizen die voorzien zijn van vides zodat naast de fysieke verbinding er ook een visuele verbinding tussen de ver· schillenqe verdiepingen ontstaat. Het gebouw is ontworpen volgens het Cradle to Cradle principe. Dit is op vijf niveaus in het gebouw terug te vinden: het omgevings-, gebouw-, element-, materiaal- en grondstofniveau. Gedurende het ontwerpproces zijn deze niveaus verder uitge· werkt en vervlochten met het gebouw. Door hel hanteren van de Cradle to Cradle principes is met het gebouw op een positieve wijze aangesloten bij de locatie, wat tot uitdrukking komt in de omgang met het water en het groen van de locatie maar ook in de morfologische aansluiting op de omliggende bebouwing (zie afbeelding 6). Het gebouw zelf is voorzien van de eigen· schappen die volgens de C2C·principes belangrijk zijn. Een voorbeeld hiervan zijn de onderlinge zichtlijnen en het duurzame installatieconcept. De elementen, materialen en groijdstoffen die zijn toegepast voldoen ook aan de C2C·criteria, voor zover deze beschikbaar zijn op de markt. Het resultaat van dit afstudeeronderzoek, het gebouw dat het heeft opgeleverd, voldoet aan de door mij voorafgestelde eisen. Ik ben dan ook tevreden over het uiterlijk en de werking van met gebouw. In het ontwerp komt de kwaliteit van de ruimte en de uitstraling van het gebouw tot uiting en er is tegelijk rekenschap getoond met de omgeving en de stedenbouwkundige samen· hang. Het gebouw kent een menging van wonen, werken en voorzie~ingen en kan meegroeien en krimpen met de wensen van de bewoners. Binnen de beperkingen die bestaan door technische en wettelijke eisen en de beschikbaarheid van de gewenste materialen, functioneert het gebouw als de nattlur. Het kan groeien en kan afstel'Ven wanneer de omstandigheden daar naar zijn en het heeft tijdens en na de gebruiksfase geen schadelijke invloed op de omgeving.
43
Ing. A.D. van Maaswaal
Streekeigentijds gemeentehuis Afstudeerrichting Architecture
Afstudeercommissie Prof. ir. J. Westra Ir. M.H . P.M. Willems Ir. I.A. Lörzing
Datum afstuderen 30 maart 2010
Samenvatting
<">
Het onderzoek heeft zich gericht op het versterken van identiteit door het verwerken van herkenbare positieve kenmerken, rekening houdend met de Genius Loci. Het project betreft een ontwerp van eefl gemeentehuis voor de gemeente Boxmeer. In het gemeentehuis zijn herkenbare positieve kenmerken ver· werkt van zowel de gemeente als de plaats Boxmeer, ter verster· king van de identiteit van Boxmeer als één geheel. Zo maakt het gemeentehuis gebruik van bestaande stedenbouwkundige structuren en s ~ uit het aan bij de omgeving, welke een kleinschalig dorps karakter heeft.
en
Trefwoorden
Ol'
Vogelview gemeentehuis
c
;:ö:
Gemeentehui s Identiteit Streekeigen Eigentijds Boxmeer
44
Impressie vanaf het plein
We leven in een geglobaliseerde wereld, waarin schaalve~gro ,ting de orde van de dag is. In deze wereld neemt het streekeigene hoe langer hoe meer af en worden bestaande identiteiten van gebieden bedreigd. Architecten k unnen deze trend keren door bij het ontwerpen gebruik te maken van de identiteit van het gebied waarin het ontwerp zich afspeelt, rekening houdend met de Genius Loci. Identiteit is het eigen karakter, het individuele kenmerk. De identiteit van een bepaald gebied zit zowel in fysieke objecten en structuren als in verhalen waarin objecten en structuren op een of andere manier in verband worden gebracht met een gebied. Alle mensen die zich met een bepaald gebied bezig houden, voegen het liunne aan de identiteit van het bepaalde gebied toe. De identiteit van een bepaald gebied ontstaat steeds opnieuw en is nooit eenduidig te beschrijven of vast te leggen in sluitende definities. In een continu veranderende omgeving kan identiteit in de architectuur worden gebruikt als transformatierustpunt. Dit kan door in het ontwerp gebruik te maken van kenmerken en karakteristieken van de omgeving. Door te werken met de tijdgeest kan authentieke architectuur worden voorkomen en door te werken met de Genius loci kan er worden aangesloten bij de burgers. De opgave was het ontwerp van een gemeentehuis voor de gemeente Boxmeer. De gemeente Boxmeer kenmerkt zich door zijn rijke geschiedenis en het natuurrijke landschap met elf kara kteristieke kernen. De elf kernen zijn kleinschalig van opzet en hebben een dorps karakter. Van de elf kernen is de plaats Boxmeer beduidend h et grootst en heeft tevens een regionale centrumfunctie. De locatie van het gemeentehuis bevindt zich in het centrum van de plaats Boxmeer, aan de rand van het kernwinkelgebied. De omgeving van de locatie bevat een rijkdom aan morfologische structuren. Het cefltrum van Boxmeer heeft een middel-
Vogelview backofflce
Impressie vanuit de Steenstraat
0-
o :E
c
'"
C :::J
0.. ID
Impressie vanaf de weg
Dwarsdoorsnede
eeuwse structuur die historisch bepaald is. In het centrum is de Steenstraal het sterkst structurele element. Kenmerken van de stedenbouwkundige structuur van het centrum van Boxmeer is het vingervedoop in de bebouwing, diepe kavels met niet haak· se hoeken en een lage bebouwingshoogte . Het gemeentehuis voegt zich naar de stedenbouwkundige kenmerken en versterkt zo de identiteit van Boxmeer. De weg tussen de locatie en het kernwinkelgebied vormt een knelpunt en wordt verlegd naar achter het gemeentehuis. Verder wordt het kernwinkelgebied verbeterd door toevoeging van een pleintje el] een verticaal ele· ment.
heeft metselwerkgevels met bakstenen uit de gemeente Boxmeer zelf. De ingeschoven dOOSjes en de terugliggende gevels zijn van Raficlad, waarbij de vervlochten inleg verwijst naar het natuurrijke landschap.
Het gemeentehuis sluit aan bij de gemeente Boxmeer door rekening te houden met herkenbare positieve kenmerken. De grote ruimtebehoefte heeft geleid tot verdieping van het gemeentehuis, ter behoud van het kleinschalige dorpse karakter. Het gemeentehuis is opgedeeld in een publiekelijk en in een ambtelijk deel, welke beide specifieke ontwerpuitgangspu,nten hebben. Het publiekelijk deel heeft kenmerken van een gemeentehuis, zoals een prominente locatie , de situering bij een plein, een carillon, een bordes en een zichtbare raadzaal. Het ambtelijk deel is eigenlijk een ambtenarenkantoor en bestaat uil twee concentratiezones om een communicatiezone, het verbindend element. Het ambtelijk deel gaat op in de omgeving door aansluiting bij de omgeving. In het ontwerp van het gemeentehuis zijn herkenbare positieve kenmerken van de gemeente Boxmeer gebruikt. He! gemeentehuis heeft door de twee ondergrondse bouwlagen slechts drie bovengrondse bouwlagen . De gevel bestaat uit de klassieke opbouw van plint, middenstuk en dakrand . Het publiekeOjk qeel is driehoekig van vorm, met op de scherpste punt een driehoekig carillon. De e[ltree, vergaderzalen en de raadzaal zijn herkenbaar als ingeschoven doosjes. De gevel van het ambtelijk deel bestaat uit rechthoekige volumes, welke met terugliggende afwijkende gevels aan elkaar verbonden zijn . Het gemeentehuis
Het ontwerp van het streekeigen gemeentehuis versterkt de identiteit van de gemeente Boxmeer door het eigentijds gebruik van herkenbare positieve kenmerken van zowel de gemeente als de plaats Boxmeer, waarbij rekening is gehouden met de Genius Loci. ko rtom, een streekeigefltijds gemeentehuis
45
I.H .C. van Miltenburg
Parque das Naçöes Mastertrack Construction Management and Engineering Graduation committee Prof. F. Nunes da Silva Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Ir. E.G.J.Bloklluis Date of graduation 30 March 2010 Summary Parque das Naçöes is the project of the International World Exhibitions of 1998, hold in Lisbon . It is a project of 330 hectare, of which 80 hectares has been developed as exhibition area. This research contains an analysis of the organization, the special legal framework and the finance of the project. The expected result of these analyses is to gain insight in the project performan ces, the financial debts and the current site management organization. The final result will be a proposal for the solution of the current site management and financial problems . Keywords Parque EXPO'98 Parque das Naçöes Lisbon Urban (re·)development Spat ia I quality
Since 1851 there are major international exhibitions organised worldwide, known as the International World Fairs. In this Master thesis the focus is on the International World Exhibition of 1998 in Lisbon. The plan for the whole intervention zone was to develop 330 hectare industrial terrain into a mixed use area for living, working, commerce and leisure. Only 80 hectare of this land wilt be used for the international world exhibition of 1998. This includes different architectural projects and a multi modal station. At the moment (2009) the project parque EXPO '98 currently known as parque das Naçöes is al most finished . Overall, the project can be seen as a success. parque das Naçöes is one of the hots pots of Lisbon, the number of residence increased enormously, together with the number of employees. The EXPO '98 was finished on time and afterwards the sales of the plots went faster then expected. The short development time and the high standard of living reached, makes this urban redevelopment project impressive and interesting. The short development was partly possible by the speciallegislation . A disadvantage of the project is that it was not self esteeming and gained losses. Beside that, there was no plan at all for the maintenance of the site. Parque das Naçöes can be regarded as very successful from several points of view, and unsuccessful from a financial and organizational perspective. Until now there is no insight in the aspects that cause these diverging project performances. This research contains an analysis of the organization, the speciallegal framework, the project development and the finance of the project. Parque das Naçöes is divided over the municipality Lisbon and Loures, in the district Lisbon. To create a single management body and to overcome the problems with the different administrative layers, parque EXPO '98 S.A. is created . It is interesting to see how government and private parties collaborated for th is project. The unique combination made it possible to develop rapidly the new urban area especially the part for EXPO '98. This is particularly due to the exemptions and
fP.s-zoná de Sacavém
pp, Parque Urbano do Tejo e Tranta
The deviation of the Intervention zone In the six detail plans 111
-ur e
c-
l\) I\)
...
g-
e ::s
c-
!!..
or n C ,..,. ,..,. ft)
0-
o c ::E
'" C :::J
0-
m
privileges that th is public institution parque EXPO has received . By legal discretion of the national government the company gained powers for independent urban development, the po ssibility for land emission and to close contracts with investors and developers. It is interesting to see how laws and rul es are applied. Further the intervention zone is an alysed in more detail, starting with describing the six different detail plans, see figure 1. This is followed bya data-analysis of the area with the exact deviation of housing, retaiI, tourist equipment, services, industry, urban infrastructure, and collective equipment. To get an idea of the financial structure it is needed to analyse the development of the intervention zone. Overall the process of urban (re-)development can be divided into two parts; Area development and Property development. Normally, separate companies take care of the both development s. Creating a structure for area deve lopm ent is done by the Land Oevelopment Company (LOC) and the development of property by Land Exploitation Company (LEC). The Land Exploitation Company is also known as the Operating Company and responsible for the real estate. Possible LOC and LEC models are; 1. Public LOC and Private LEC (Traditional or Claim construction mod el), 2 . Public-Private LOC and Private LEC Ooint venture mo del) 3. Private LOC and LEC (concession model) For Parque das Naçöes is not such a clear structure used. A critical factor for success in each development project is the funding. Funding is only interesting wh en the project gains market value, 50 it will be possible to earn revenues . In the case of Parqu e das Naçöes the profit earned during the land development is used to finance the development of property for the exhibition. The funding of the land development and the property development are intertwined. Beside that the project has at the moment a dept of 170 million euro. The initial expectations of the cost were incorrect and seem to be underestim ated.
After the development of the intervention zone, it should be avoided that the area declines. It is important to take care of the maintenance. It is possible that the publi c or private sector is taking care of the maintenance. The choice for a specific maintenance model depends on the chosen facilities and col.laboration modeis. Various ways in which, the public and private sector, can ensure the quality of an urban area is with a public model, public -private model and a private model. After finishing the project the municipality would take over Parque das Naçöes and take care of the maintenance. Really good arrangements are never made. Until now the municipality never took over the responsibility and Parque EXPO S.A. created in 2008 a special division called GEURBANA. It is interesting to see how is the maintenance is organized in Parque das Naçöes. At the moment parque EXPO runs losses with preserving the area . Th e costs are much higher than the revenues. In a year the company has a 1055 around 5 million. The costs of maintaining an area are often very high. To ensure the quality over time it is important that the revenues and cost equal each other. Optimizing the revenues and reducing the costs will give a possibility to gain profit. The final result of this research is a proposal for the solution for the financial problems and the current site management. In principle the debts can be split in two parts. First there are the losses made during the construction process. Second there are the loss es caused by maintenance. To give possible solutions the company should start with separating these debts. The preparation of two balance sheets will give a better ov erview and clarity about the debts. Additionally, a new model should be devised for the maintenance. Possible approaches for to reduce the both debts are discussed. For the future, there should be more structure in the financial plans 50 it will be easier to have a good overview over the project. In new projects there should be taken care of the maintenance from the beginning. For background of the statements and models see the original research .
47
W.J.F. van Nistelrooij
GroeiStart Een duurzame bijdrage aan de oplossing van de problematiek onder starters op de woningmarkt Afstudeerrichting Building Technology Afstudeercommissie Prof. ir. J.M. Post Ir. J.P.M. Swagten Dr. ir. P.A. Erkelens Datum afstuderen april 2010
27
Straatbeeld
Samenvatting Starters op de woningmarkt lopen vaak op tegen hoge woningprijzen . Vanuit de belangrijkste oorzaken van de problematiek, namelijk de hoge grondprijzen, het tekort aan nieuwbouwwoningen en de mismatch tussen vraag en aanbod, concentreert dit afstudeerproject zich op de ontwikkeling van een kleine aanpasbare starterswoning die met de bewoners kan meegroeien. Volgens een speciaal ontworpen modulair systeem in houtskelelbouw kan de woning op zeer veel verschillende manier worden ontwikkeld waardoor op maat gemaakte woningen en een divers straatbeeld ontstaan. Trefwoorden Woningmarktproblematiek Starterswoningen Aanpasbaarheid Diversiteit Modulair systeem Bouwsysteem
De problemen die starters ondervinden op de woningmarkt komen vaak voorbij in de media . Men hoeft bij wijze van spreken maar de krant open te slaan of de problematiek komt aan bod . Veel jonge mensen die de eerste stappen in hun wooncarrière willen zetten, lopen op tegen de hoge woningprijzen waardoor ze vaak moeite hebben om de woning te vinden die aan hun wensen voldoet. Om meer inzicht te krijgen in de werking van de woningmarkt is allereerst een analyse uitgevoerd . Tijdens deze analyse kwam al snel naar voren dat de problematiek zeer breed is. Tussen de veelheid aan van invloed zijnde aspecten vallen met name de hoge grondprijzen, het tekort aan nieuwbouwwoningen en de mismatch tussen vraag en aanbod op. Omdat de grondprijs een belangrijk onderdeel van de totale stichtingskosten vormt, zijn de woningprijzen eveneens sterk gestegen . Door de combinatie van hoge prijzen en een tekort aan nieuwbouwwoningen is de doorstroming op de woningmarkt gestagneerd. Verder hebben zowel projectontwikkelaars als gemeenten zich de laatste tien jaar vooral gericht op het bouwen van appartementen en woningen in het duurdere segment terwijl er vanuit de markt behoefte is aan meer goedkope grondgebonden woningen. Door deze scheefgroei worden de problemen op de woningmarkt minder efficiënt bestreden dan mogelijk is. Deze uitkomsten hebben geleid tot het inzicht dat een ingreep noodzakelijk is. Om zelf een theoretische bijdrage te kunnen leveren aan de vermindering van de problematiek, is een programma van eisen opgesteld voor de ontwikkeling van een speciale starterswoning die jonge bewoners een goed perspectief op de woningmarkt biedt. Om de starterswoning bereikbaar te houden voor jonge eenverdieners wordt de nadruk in het ontwerpproces gelegd op de begrippen betaaibaarheid, economische duurzaamheid en aanpasbaarheid. Om tot een ontwerp met deze kwaliteiten te komen, is een lijst met ontwerprichtlijnen opgesteld waaraan de woning moet voldoen. Deze richtlijnen concentreren zich met name op een
T i
1_----------------~" l~~O Ordening van woningen
-.... DI
I,
UI
c:
Q. /D /D
.1----
-. cc:
I I
::::I Q.
~
or
n
C
_1 Opengewerkt vloerelement
GeveldetaIl
beperking van het grondoppervlak, het kiezen van een modulaire opzet om de aanpasbaarHeid en diversiteit van de woningen te garanderen, en de prefabricage van bouwdelen om de kosten van materiaal en materieel te drukken_ Het bereiken van aanpasbaarheid is belangrijk om allereerst een kleine woning te kl!lnnen aanbieden die vervolgens met de wensen van de bewoners kan meegroeien_ Zo blijft de woning betaalbaar zonder dat de bewoners binnen afzienbare tijd weer zouden moeten verhuizen_ De woningen zijn zo ontwikkeld dat ze volgens een vast stramien zijn uit te breiden en in te krimpen_ De noodzaak tot uitbreiding lijkt evident; door het aanbieden van een kleine woning wordt deze bereikbaar voor jonge eenverdieners die nog niet de behoefte hebben aan een relatief grote rijtjeswoning terwij ~ de woning wel perspectief biedt om langere tijd op dezelfde locatie te blijven wonen_ De mogelijkheid om de woning te laten krimpen lijkt minder voor de hand liggend tenzij er ruimtelijke verbeteringen tegenover staan_ Veel mensen zullen tenslotte een dakterras met uitzicht verkiezen boven een (te) grote rommelzolder_ Om een hoge woningdichtheid te krijgen, zijn de woningen rug-aan-rug en zij-aan-zij geplaatst. De woningen zijn smaller en dieper dan traditionele rijtjeshuizen om een nog compacter woningblok te realiseren_ Door deze opzet hebben de woningen drie woningscheidende wanden en één volledig vrije gevel. Omdat dit te weinig is voor een voldoende dagliohttoetreding in de diepere gedeelten van de woningen, wordt gebruik gemaakt van verplichte patio's of vides_ Door de rug-aan-rug plaatsing beschikken de woningen niet over een eigen tuin maar de opname van een dakterras, patio of balkon zorgt voor een bescheide n hoeveelheid buitenruimte binnen de eigen woning_ De woningen zijn georganiseerd rond een binnenstraat om de centraal gelegen donkere ruimte op de begane grond nuttig te gebruiken_ Via de binnenstraat parkeren de bewoners onder de eigen woning zodat de straat niet langer door 'blik' wordt gedomineerd!_Op deze wijze beschikt iedere woning over een achter-
deur en een 'nette' voordeur. De openbare ruimte tussen de woningblokken die normaal gereserveerd is voor een straat kan nu ook op andere manieren worden ingericht om de bewoners te compenseren voor het gemis aan bl!litenruimte op het eigen kavel. De woningen zijn opgebouwd met speciaal ontwikkelde houtskelet bouw elementen. Er is gekozen voor houtskelet bouw vanwege het lage gewicht, de goede mogelijkheden voor prefabricage, de droge verbindingsmethoden die demontage vereenvoudigen en het feit dat de elementen zi,jn opgebouwd uit een hernieuwbare grondstof. Het bouwsysteem van de starterswoningen is modulair opgezet volgens een vaste stramienmaat van 1,2 meter. Iedere woning kan op een groot aantal verschillende manieren worden uitgebreid in minimale stappen van 1 stramien. De vloer is opgebouwd uit holle elementen, of cassettes, waarin leidingen kunnen worden weggewerkt. Door de modulaire opzet zijn de vloercassettes individueel toe te voegen of te verwijderen waardoor bijvoorbeeld snel een trapgat gecreëerd kan worden zonder dat de hele vloer moet worden gewijzigd. Om de ontwikkelingsvrijheid voor de bewoners nog verder te vergroten, worden de keuken en het sanitair als verplaatsbare units uitgevoerd. Zo kan steeds gestreefd worden naar een optimale plattegron d. Het sanitair is bovendien speciaal ontwikkeld om uitbreidbaar te zijn. Doordat de bewoners op veel verschillende vlakken de vrijh eid hebben om hun woning naar eigen smaak te ontwikkelen, zal vrijwel geen enkele woning in een woningblok uiteindelijk nog hetzelfde zijn. Hiermee ontstaat een zeer divers geheel en worden de woningen een uiting van de individualiteit van de bewoners.
ro
;::;: 00 C
:::,:
'"
C :::J
CL <1)
49
Ing. W. van Osch
Stadsvesting Maliën Een Dialectische Eenheid Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. dr. B.J.F. Colenbrander Prof. dipl.-ing. C. Rapp Ir. R. Broesi Datum afstuderen 30 maart 2010
0-
o c
::E
Samenvatting Aan het begin van de Wibautstraat (Amsterdam) treffen we een zeer gefragmenteerd gebied aan, genaamd de Amstelpoort. Perifere eigenschappen karakteriseren de locatie waarin continue verandering gaande is, het gevolg een rommelig en diffuse morfologie. Gelegen aan het verkeersplein en daarmee op de belangrijkste plek van het gebied, vormt dit stedelijk project een nieuw regisseren d! element op het niveau van stadsplanning. Ze vestigt zich door een sterk karakter en afsluiting van de 'negatieve' ruimte . Het contrast wordt maximaal opgevoerd door een naar binnenkering van het semi -openbare leven. De taal van de stad én van het buitengebied ontmoeten elkaar in deze dialectische eenheid.
Kavelvorming en liggIng
~
C :::J
0-
m
50
Trefwoorden Watergraafsmeer Stedelijk project Periferie Dialoog Kavelgrens
Probleemstelling Voortkomend uit een analyse van het gemeenschappelijke aanloopproject 'Dwarsdoorsnede door Amsterdam', vond ik een iAteressante plek aan de rand van de Watergraafsmeerpolder. Het gebied rondom het Prins Bernhardplein kent perifere eigenschappen terwijl het ruim binnen de ringweg AlO Hgt. Het contrast tussen stad (centrum) en buitenwijk is zeer sterk, mede door de aanwezigheid van het zakelijk kwartier De Omval. Verder wordt het gebied gekenmerkt door een grote dynamiek als infrastructurele knoop van auto, trein, tram en metro verkeer. Veel losse ontwikkel'ingen door de decennia heen, hebben tot een rommelig en diffuse morfologie gereid. Met de ambitie van de gemeente om van de Wibautstraat een volwaardige zuidoostelijke entree voor het centrum te creëren zal dit gebied opnieuw in een ontwikkelingsfase terecht komen. Dit gebied wordt Amstelpoort genoemd en begrenst door de
MalIeplein, sociaal ontmoetingsplek
ringdijk, de Amstel, Amsteldorp en het Prins Bernhardpark. Een uitgebreide analyse van de geschiedenis van Amstelpoort op het vlak van het landschap, stedenbouw, en architectuur, gaf inzicht in de complexe samenhang van structuren en iconen. Bijzonder in het gebied zijn de 'kamers' waarin de Watergraafsmeer polder is opgedeeld en in diverse stijlen zijn ontworpen. Het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) uit 1934 van C. van Eesteren borduurt voort en voegt nieuwe structuren toe aan de bestaande randen. In de polder 'Watergraafsmeer' construeert het verder op de 'kamers' en is de overgang van stedelijk gebied naar open polder een belangrijk aspect. Het Prins Bernhardplein ligt op de as Vrijheidslaan van Berlage's Oud-Zuid, maar ook aan het begin van de Wibautstraat. Het vormt nog steeds de entree van de stad, hoewel het Julianapark voor het Amstelstation sinds de jaren 1990 al bebouwd is en de stadsgrenzen naar Amsterdam -Zuidoost zijn opgeschoven. Het Amstelstation en de voormalige Renault garage vormen de duidelijkste architectonische bewijzen van deze 'oude' situatie. Het gebied de Omval vormt sinds 2001 een belangrijk oriëntatiepunt in de stad van de tweede rang. Dit oorspronkelijke schiereiland met industriële functie geeft nu richting aan de ontwikkeling van de stad voor de 21ste eeuw. Het stationsgebied zal uitbloeien tot een waarlijk stadsentree, zoals het vroegere Weesperstation, midden in een centrumstedelijke omgeving.
Doelstelling AI deze ontwikkelingen en de gehele geschiedenis gaven mij aanleiding tot de vormgeving van een gebouw dat de perifere overgang samenvat en afsluit. Dit stedelijk project vormt een nieuw regisserend element op het niveau van stadsplanning. Ze wordt een nieuwe drager van de omgeving en maakt de vele stedenbouwkundige structuren leesbaar. Voor de locatie is de hoek van het Julianapark met het Prins Bernhardplein gekozen . Op deze plek staat nu het Fortis bank kantoor met daarachter een woongebouw aan de Maliebaan gelegen . De redelijk
,
c
•
I III
I
-
Concept vorming
Stedelijk zwaartepunt
Bovenplein, metropolitaans ontvangst
Groen stedelijk hof
compacte situatie is een esthetisch en sociaal probleemgeval. Het kantoor werkt naar binnengekeerd en het woongebouw naar de Maliebaan, maar de binnenruimte blijft restgebied. Plan Stadsvesting Maliën refereert naar beide betekenissen van het woord, daarvoor is ook de metafoor van het fort gebruikt. Zoals het Castello Sforzesco te Milaan een vesting ooit was aan de rand van de stad en nu er middenin ligt. Het typische karakter van het fort, zich afsluiten en naar binnenkeren, past perfect in Amstelpoort. Het morfologische en ook sociale aspect van de locatie typeren het als een eiland te midden van een delta. Door dit gegeven uit te buiten ontstaat een puur en helder idee, dat contrasteert met de omgeving.
het projectgebied ligt een 'groen' stedelijk hof met uitsluitend woningen vanaf niveau nul. Het groene karakter sluit aan bij de groene scheg in de bocht van de Gooiseweg. Tussen deze twee milieus wordt een verbinding gemaakt door een openbare ruimte op buurtl1iveau, het Malieplein. Deze informele zijde reageert fysiek op een so ciaal menselijk aspect dat de kwaliteit van het leefgebied vergroot. Een trappenstelsel naar het 'bovenp ein' zo'n vijf lj1eter hoger, en het waarneembare gemeenschapcentrum kenmerken de ruimte. De tweede uitzonderil1g op de basis, vormt de hoek van het blok die grenst aan het Prins Bernhardplein . De toren karakteriseert de oriëntatie van stedelijkheid. Wat betreft de architectonische taal spreekt de toren een iets ander dialect dan de basis bebouwing maar blijft eenduidig, sober en massief. Hier is gekozen voor een b asis van natuursteen en een abstracte glazen massa voor de toren. Zij vormt de kern van de gevestigde kantoorinstelling. Als extra laag van het concept wordt er bovenop de gesloten basis een aantal losse elementen geplaatst in een stroken opzet, perpendiculair op de randbebouwing gericht op de stroken bouw in het julianapark. Deze andere vormentaal van deze woonbruggen is het tegenovergestelde van het stadsblok en vormt een verwijzing naar de morfologie van de polderbebouwing. De open opzet van verdichting laat voldoende ruimte en licht in de binnenruimte, een principe dat bij deze stedenbouw hoort. Deze 'open' laag beinvloed ook het 'dichte' voetstuk. Enerzijds grijpt de brugachtige bebouwing in de randbebouwing, en onderscheidt zich er architectonisch ervan. Aan de andere uiteinden staan de woonbruggen op een voetstuk in het binnengebied . De drie woonbruggen manifesteren zich als losse elementen door de uitvoering als transparante volumes met een licht ogende bekleding van zink. Over het gehele exterieur van de Stadsvesting Maliën wordt een abstractie en rationaliteit in hoofdvorm nagestreefd. Voor het binnengebied is gekozen voor een wisselende sfeer tussen abstractie en articulatie, afgestemd met het karakter van de hoven/pleinen .
Aanpak Aan de basis van het concept ligt een gesloten bebouwde rand van circa vijf lagen voor een zwaar stedelijk beeld. Het resultaat vormt een mega blok van zo'n 200 bij 80 meter, met een groot binnengebied. De externe zijde van de randbebouwing wordt gekenmerkt door een massief en sober karakter. Het binnengebied wordt getransformeerd naar meerdere aan één geschakelde gebieden die de hoogteverschillen in het ter· rein beantwoorden. Deze gebieden worden opgevat als 'hoven', elk daarvan krijgt een eigen sfeer en overgang gerelateerd aan zijn gebruik. Resultaat Het zwaartepunt van het stedelijke karakter ligt aan de zuidwestelijke kant, gericht op het station Amstel en het centrum van Amsterdam. Hier ligt een parkeergarage van twee verdiepingen met daarop het 'bovenplein ' . Aan dit plein liggen functies die goed in relatie met de openbare ruimte kunnen werken; commercie, horeca en kantoor(menza) . De stijgpunten met entrees voor de woongedeelten komen ook uit op het plein. Tevens zal de ontsluiting van het gemeenschapcentrum op het plein georiënteerd worden . Het ' boven plein' vormt dus de ontvangsthal van het metropolitaanse deel. Geheel aan de andere kant van
51
J.A.M . Renes, BSc
(lient requirements quality versus Evaluation of realised products Mastertrack Physics of the Build Environment Graduation committee Prof. dr. J.E.M.H. van Bronswijk Ir. F.J.M. van Gassel Ir. R.D. van der Vlies, PDEng Date of graduation 30 maart 2010 Summary Het ontwerpproces is feitelijk de vertaling van project eisen in een passende oplossing. Klanteisen nemen hierin een bijzondere positie in omdat zij idealiter bepalen hoe een klant de materialisatie van zijn eisen zal beoordelen. De vraagstelling in dit onderzoek was of er verbanden zijn tussen kwaliteitscriteria voor k'lanteisen en het ontwerpresultaat. De kwaliteitscriteria uit de literatuurstudie zijn : Toetsbaar, Begrijpelijk, Kort en Volledig. In een casestudie is gevonden dat het voldoen van klanteisen aan deze criteria samengaat met een positiever evaluatie van het gerealiseerde product.
Project requiraments: CI";;ï requirements
Qui!/ity of elient requirements Reelised product
I
..
The influence of QCR on ERP (1)
cr
g
~ § ~
52
Keywords Klanteisen Kwaliteitscriteria Materialisatie Ontwerpproces Ontwerpresultaat Example of fulfilled and not fulfilled ctient requlrements (2)
The aging society requires altered dwelling designs that compensate for physical and mental function 1055. Apart from different spatial requirements to compensate for e.g. reduced mobility, elderly people are more sensitive to temperature extremes, draught and indoor air quality in genera!. Additionally, the functional use of colours (colour contrasts) and the spatial distribution of light (glare, brightness contrasts, luminance, shadow) need special attention, due to reduced visual function. Amismatch exists between the properties of current dwellings and the needs of elderly people to allow Aging-in-Place. Often these special needs are unknown or misunderstood. Inadequate designs may be aresuit from miscommunications between elients and designers. The needs, wants and wishes of clients are represented by the client requirements . The aim of th is research was to find connections between the quality of client requirements (QCR) and the evaluation of realised products (ERP) (Figure 1). In other words, if the elient requirements comply with certain standards, will the end product of the design process better fulfil these elient requirements? First a literature search was performed to find criteria that define the QCR. Then a case study was performed to test whether an agil1g-in-place research and construction project shows connections between the QCR and the ERP. As a part of the " Technology Thuis Nu!" research program a reallife scaled mock-up dwelling was designed and constructed (Figure 2) . This dwelling was analysed in the case study. The elient requirements were collected from the case documents. These c!ient requirements were evaluated according to the criteria from the literature search, resulting in the QCR. Each criterion is either true or false. True is associated with a better quality of
Testable
Avoid Ambiguity & Information overload
RepetitlCns
1 Clear & Conclse
PnontiSed objecrr.'e5
Complete
Objectives tree of Quality criteria for dient requirements (J) 111
UI'
C
0/D /D
.... cr
C ::::I 0-
~
or
n
c
.-+
ct>
.-+
Reallife scaled mock-up dwelling inside a building (4)
the elient requirement. The dwelling (the realised product) was evaluated according to the elient requirements, resulting in the ERP. A elient requirement can be "Accomplished", "In conflict" or one of three auxiliary options. Connections between QCR and ERP were analysed with SPSS. As connection indicator the ERP "Accomplished - In conflict" ratio (R) between rrue and False of each QCR was calculated In the literature it was found that client requirements must be Tangible (Testabie & Prioritised), Easy to understand (Not ambiguous & Consistent), Brief (Not repeated, Relevant & Brief) and Comprehensive (Complete & Solution neutra!) (Figure 3). In the project documents 738 elient requirements were described. 68.0 % of the elient requirements was testable, 2.2 % was prioritised and 30.9 % was repeated within the same document. In the mock-up dwelling 845 evaluations of realised produets were performed. 48.8 % of the client requirements was Accomplished, while 37.0 % was In conflict. In 8.6 % the client requirement was Too open to be tested. An example of "Accomplished" (Visual needs fulfilled) and "In conflict" (Visual needs not fulfilled) is shown in figure 4. In the case study it is found that "Testabie", "Ambiguity", "Brief' and "Solution neutrai" show a positive connection with the evaluation of realised products. Complying with two quality criteria also showed an improvement of the "Accomplished In conflict" balance (ratio R) in twenty out of thirty combi nations. Both findings support the assumption aconnection exists between the quality of client requirements and the evaluation of realised products. This result stresses the importance of elear and concise communication of elient requirements.
53
Ing. P.l. de Ruijter
Zoet Herbestemmen Een transformatie van suikersilo's naar generiek gebouw Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. l. Westra Ir. M.H.P.M. Willems A.l .M. Walraven arch. AvB Datum afstuderen 30 maart 2010
0-
o c
::E
'"
Samenvatting Zoet herbestemmen is een universeel toepasbare methode waarmee het mogelijk wordt om op architectonische wijze, silo's generiek her te bestemmen, met het behoud van de belangrijk· ste ka raktereigenschappen. Industrieel erfgoed is hiervoor bij zonder geschikt omdat hierbij vaak de emotionele waarde, zwaarder weegt dan de technische waarde, gebruikswaarde of economische waarde. Fouting blijkt het sleutelwoord te zijn binnen de transformatie van Zoet herbestemmen. Door routing een aangenaam evenwicht te laten vormen met de generieke ruimte, ontstaat er een gebouw waarbinnen beweging en daglicht centraal staan. Door de silo's een nieuwe identiteit te geven ontstaat een sterk icoon, die bestand is tegen veranderingen in de toekomst.
Overzicht van de twee silo's na transformatie
C ::J
c.. ti)
54
Trefwoorden Generiek Daglicht Routing Beweging Breda
Een toenemend probleem in orue gebouwde omgeving is de leegstand van ons industrieel erfgoed. Nieuwe ontwikkelingen in techniek of veranderende regelgeving, zorgen ervoor dat complexen die eens een pronkstuk waren, gedegradeerd zijn tot onbruikbare enclaves. Deze enclaves, ieder op zichzelf even uniek vragen elk om een eigen oplossing om herbestemming mogelijk te maken. Onderdelen als silo's of grote hallen blijken vaak la stig aan te passen aan de huidige vraag en vallen hierdoor vaak ten prooi aan de sloophamer. Om ~it in de toekomst te voorkomen is de methode 'Zoet Herbestemmen' ontstaan. i n de opdrachtformulering is het woord generiek een ongedefinieerd begrip. Om meer vat te krijgen op de betekenis ervan, is een eenduidig begrip geformuleerd. Generiek wordt, met betrekking tot gebouwen, in dit onderzoek opgevat als: 'Met zo min mogelijk aanpassingen voor zoveel mogelijk functies geschikt' De komende twintig jaar realiseert Breda op 160 hectare een groot, nieuw stadsdeel : Via Breda . Als enige Brabantse stad met een aansluiting op de Hogesnelheidslijn wordt Breda de Poort van Brabant. Tijdens de realisatie van plangebied Via
Vogelvlucht stedelijk plein
Breda zal het huidige terrein van de suikerfabriek een nieuwe functie krijgen. De hierop gelegen suikersilo's hebben de potentie om een transformatie aan te gaan en een nieuwe inpassing te vinden binnen het plangebied. Om afbraak van de historische silo's te voorkomen is het van belang om onderzoek te doen naar de herbestemming h iervan . Vanuit de nieuwe wijken zal gedurende de levensduur een aantal maatschappelijke veranderingen optreden . De suikersilo's bieden een unieke moge'ILijkheid om een gebouw te ontwerpen wat hierop kan reageren. Voor een resultaat met voldoende toekomstbestendigheid, is het van belang dat er rekening gehouden wordt met voldoende mate van generiekheid. Samengevat kan de probleemstelling worden omschreven als : "Is het mogelijk om de suikersilo's in Breda te transformeren naar een aanpasbaa r gebouwen op welke manier kan dit met het behoud van de belangrijkste kenmerkende karaktereigen· schappen ?" Het herbestemmen van silo's lijkt vooral voor projectontwikke laars een lucratieve business, vanwege de overvloed aan inhoud en het gebrek aan programma. Op deze manier ontstaat er de mogelijkheid voor projectontwikkelaars om : "veel voor weinig" te krijgen. Helaas vermelden de succesverhalen van herbestemmingen van silo's meestal niet het verlies van originele karaktereigenschappen. Zoet herbestemmen is haaks hierop een zuiver architectonische methode van herbestemmen waarbij originele karaktereigenschappen zwaarder wegen dan verhuurbaar oppervlak. Als architect wordt van je verwacht vernieuwend bezig te zijn binnen het vakgebied. Dit denk ik te kunnen waarborgen met zoet herbestemmen. Wanneer de volgende generatie architecten beter in staat is herbestemmingen te rea liseren waarbij gebruiksvrie~delijke gebouwen ontstaan door Zoet herbestemmen toe te passen, zal het begrip vanuit projectontwikkelaars groeien . De primaire stap is het aaflpassen van de toegankelijkheid van de silo's De bestaande toegankelijkheid van de silo's is ontstaan uit functionele overweging, hierdoor is er een gescheiden transportsysteem voor de aanvoer en afvoer van
Detailbeeld urban wlndow
Vogelvlucht terrassendek
I»
UI' e c..
ID ID
....
cr e :::s c..
!!. ar'
n
c
m ;:::;:
Zicht vanuit terrassendek
Zicht vanuit binnenstraat
suiker. Na transformatie ontstaat er een gezamenlijke verbin· dingsstraat waarin de entree en uitgang samensmelten tot één. De nieuwe straat bevindt zich ongeveer halverwege de hoogte van de silo's en heeft een aansluiting op de transporttoren waardoor de verticale verplaatsing plaats zal vinden. In de transporttoren komen een liftpartij en een bordestrap. De positionering van de verbindingsstraat is centraal in de silo's gekozen omdat, vanuit hier elke functie op gelijke afstand toe· gankelijk is. Het introduceren van de nieuwe verbindingsstraat zorgt voor een beginpunt van de ruimtelijke ontdekking van de silo's door middel van de route. Deze ingreep zorgt voor de eerste aanzet van de gelaagdheid. Omdat een bruikbaar casco ruimtelijke kwaliteiten als daglicht en uitzicht nodig heeft, is de secundaire stap hier vooral op gericht. Gedurende de analyse is gebleken dat uiterlijke schaalloosheid en industrieel karakter belangrijke karaktereigenschappen zijn die de cultuurhistorische waarde ondersteunen. Mede hierdoor zou het ongepast zijn Oll] veelvoudig openingen te maken in de silowanden. Hiernaast is het constructief haast onmogelijk vanwege de grote hoeveelheid ringwapening. Dit probleem vraagt om een oplossing uit een andere benaderingshoek. Het antwoord op deze problematiek, is tot ruimtelijke uitwerking gebracht door middel van het ontstaan van een terrassendek en een buitenplein op een diepte van ongeveer 16 meter onder de bovenrand van de silo. Op het plein zijn verhoogde plantenbakken aangebracht waarin voornamelijk laag groen te vinden is. Het groen zorgt er mede voor dat er een versterkt gevoel is dat men zich in de buitenlucht bevindt. De randen van deze plantenbakken kunnen gebruikt worden als zitplek. Op deze manier moet deze buitenruimte uitnodigen tot gebruik waardoor de leefbaarheid bevordert zal worden. De ruimtelijke waarneembaarheid van de silo's wordt versterkt door tegen de silowand een aantal omgangen te vormen. Deze omgangen worden hiernaast, net als het plein als middel gebruikt om de relatie met buiten te versterken. Tussen de hier· voor beschreven zones blijft een zone over.
Deze ruimte die overblijft, ontstaat uit het gegeven dat het niet goed mogelijk is om het terrassendek dieper te maken omdat de daglichttoetreding dan niet meer gegarandeerd is. Deze zone wordt door middel van een aantal urban windows bruikbaar gemaakt, waardoor er twee verdiepingen ontstaan. De tussenzone is misschien wel de meest karakteriserende zone binnen de silo's. Daglicht en routing spelen in deze zone een belangrijke rol. Door het gebrek aan daglicht in deze zone worden de plaatsen waar wel daglicht binnenvalt extra interessant. De gebruiksruimten die hier ontstaan, zijn vooral functies die niet primair verbonden zijn met daglicht. Omdat er in deze zone een geringe relatie met buiten is waar· door de ruimtelijke waarneembaarheid nihil zou zijn, is hiervoor een ruimtelijk element toegepast. Het element bestaat uit het vrijhouden van de vloervelden van de ronde silowanden. Om de gehele waqrneembaarheid van de zone te versterken is dit ruimtelijk element ook toegepast op de bouwlaag waar de verbindingsstraat is. Aan het einde van de routing door de silo's ligt het panorama. Het panorama wordt gekenmerkt door het 360 graden uitzicht over het nieuwe stedenbouwkundige plan en de binnenstad .. Lange tijd heeft de suikerfabriek vooral voor stankoverlast gezorgd en heeft haar kwaliteiten verborgen gehouden. Dit panorama is openbaar toegankelijk en kan gezien worden als gift aan de Bredase bevolking om het verleden te compense· ren. Het verleden van de suikerfabriek staat voor veel omwonenden nog als overlast in het geheugen gegrift. Gedurende de suikercampagne produceerde de fabriek een ken· merkende zoete geur die in de wijde omtrek te ruiken was. Door de bijzondere lichtinval in deze ruimte ontstaat er een bij· zondere sfeer die voor kinderen inspirerend kan werken waar· door het goed mogelijk is deze ruimte te betrekken bij een school als gymnastiekruimte of als speelplein. Vanuit de primai· re verbindingsroute loopt een smalle spiltrap naar deze ruimte toe waardoor deze ruimte als een soort van beschermend archief onderin de silo's ligt.
55
1.L.w. Rutten
Dansmachine Een duet van dans en architectuur Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. B. Molenaar Prof. dr. B.J.F. Colenbrander Dr. ].C.T. Voorthuis J.A.C. Hofman arch. AvB H.M.T. Aarts Datum afstuderen 27 april 2010
/
Schets begane grond
DI
ii!' ,. e c..
ID ID
...cr
e
::I
c.. ~ @"
n C
~. cr o c
::E
7' C :::J CL Cl)
Samenvatting Dat dansen me, ook nadat ik gestopt was met de dansacademie, niet heeft losgelaten, blijkt wel uit het feit dat ik het tot onderwerp van mijn afstudeeropdracht heb gemaakt. Hierbij heb ik me bezighouden met de vraag hoe je de twee begrippen dans en architectuur in het ontwerp van één gebouw verenigt. Ruimte vullen bleek het belangrijkste raakvlak te zijn tussen beide disciplines en de trap het belangrijkste architecto· nische element om de bewegingen van mensen te sturen. Zo ontstond er een dtlet van dans en architectLIur in één gebouw, de dansmachine. Trefwoorden Dans Ruimte Beweging Beleving Trappen
Rendering oostzijde
Dat dansen me, ook nadat ik gestopt was met de dansacademie, niet heeft losgelaten, blijkt wel uit het feit dat ik het tot onderwerp van mijn afstudeeropdracht heb gemaakt. Hierbij heb ik me bezighouden met de vraag hoe je twee ogenschijnlijk tegenstrijdige begrippen als dans en architectuur in het ontwerp van één gebouw verenigt. Het belangrijkste raak· vlak van beide begrippen is de ruimte, dan wel het vullen van die ruimte. Omdat je lege ruimte nodig hebt om deze zichtbaar te maken, dans je niet alleen in de ruimte, maar ook mét die ruimte. Dans kan daarom niet los worden gezien van de ruimte. Architectuur kan deze riJimte nu juist vormgeven door deze te omkaderen. Andere overeenkomstige aspecten binnen de disciplines dans en architectuur zijn onder andere: ritme, vorm, beleving, esthetiek, routing en ruimtegebruik . Misschien zou je het zó kunnen zien, dat architectuur dezelfde rol zou kunnen vervul· len als muziek bij dans. Als aanzet, om de beweging in gang te zetten, te sturen en te begeleiden. Naast overeenkomsten zijn er ook verschillen te noemen. Zoals het verschil in tijd (een dans is eenmalig, een gebouw blijft jaren staan), in beweeglijkheid (dans draait om beweging, een gebouw staat stil) en het verschil in publiek (het aantal mensen dat een bepaald gebouw ziet, is groter dan het aantal dat een bepaalde dans ziet). Ik wil met mijn dansgebouw de aanzet geven tot het dansen en het Herdenkingplein in Maastricht daarbij als podium gebrui· ken. Omdat dit plein vrijwel vo'lIedig omringd is met gebouwen en er slechts drie toegangen (coulissen) zijn, is het haast letter· lijk een podium waarop de dansmachine de danser is. Het dansgebouw danst niet zelf, het is een 'machine' die ervoor zorgt dat de mensen er in en omheen een ervaring opdoen van dans. Wanneer zij vervolgens beseffen dat zij hier zelf ook dan· sers zijn, kunnen ze bewust 'meedansen' in het geheel. Het gebouw biedt ruimte voor een klein dansgezelschap dat hier
Maquette zuId-west zijde
kan repeteren en optreden. Daarnaast is er in de dansmachine ook een eetcafé gevestigd waar voorbijgangers en omwonenden wat kunnen eten en/of drinken onder het genot van een (even· tuele) voorstelling. Tijdens het ontwerpproces kregen enkele begrippen, die zowel bij dans als bij architectuur voorkomen, bijzondere aandacht. Onder andere beweging; ritme & herha· ling; route & structuur; decor en publiek. Omdat de trap een van de architectonische middelen is om de mens te sturen in zijn bewegingen, speelt dit element een belangrijke rol in het ontwerp van de dansmachine. Er zijn dan ook vier verschillende trappen in het gebouw die onderling verbonden zijn door het toepassen van eenzelfde materiaal. De grootste trap is de tribunetrap die als 'rode loper' fungeert bij de ingang van het gebouw. Daarnaast is er de dansersentree-trap waarbij niet de treden maar de vloeiende vorm van de betonstructuur dominant is, een danserstrap dóór het café en een trap die niet alleen verbindt maar tevens de achtergrond van het podium is. De begrippen ritme en herhaling zijn uitgangspunt geweest bij de vorm van de constructie en bij het lijnenspel van de raam· en deurkozijnen. Het opvallendste onderdeel hierbij zijn de twaalf entreedeuren die meedoen met het veranderende ritme in de glasgevel, maar tegelijkertijd een ander ritme op gang brengen: een samenspel van deuren die afwisselend en/of tegelijkertijd open en dicht gaan. Het is een komen en gaan van mensen, die allemaal via een andere deur de scheidingslijn tussen binnen en buiten passeren, maar waarbij de deuren zelf telkens juist exact dezelfde beweging maken. De begrippen route en structuur waren bepalend voor de manier waarop de danswereld en de caféwereld om elkaar heen gevouwen zijn en ook bij de hou· ten vloer die beide werelden via de trappen met elkaar verbindt. De wijze waarop de dansmachine met het begrip decor omgaat is tweeledig. Aan de ene kant vormt het Herdenkingplein het decor voor het dansgebouw als danser. Aan de andere kant is de dansmachine ook decor zelf voor alles wat zich er binnen en omheen afspeelt.
57 Tenslotte was het aspect publiek van belang. Wie kijkt er wan· neer naar wie? Afhankelijk van waar je je in of om de dansma· chine begeeft, ben je danser of publiek en soms zelfs allebei tegelijk. Ondanks dat ik, toen ik aan dit project begon, geen helder beeld had van hoe dans en architectuur zich zouden laten combineren, is het een dansmachine geworden waarin er een mooi duet is ontstaan van dans en architectuur. Als een traditioneel duet, waarin twee dansers samen dansen en die ene ervaring moge· lijk maken . Hierbij heeft de architectuur de mannelijke rol binnen het duet gekregen en de dans de vrouwelijk: zonder de architectuur wordt de dans niet gepresenteerd , maar zonder de dans wordt de architectuur niet gezien.
M.I.M. van Schaik
Energie
Woler
Malerlool
Flora & Fauna
Rulmlestructuur
Inlrostruc.tuur
Revitaliseren van bedrijventerreinen op basis van Cradle to Cradle® Sunrise Campus te Venlo Afstudeerrichting Buildil'lg Technology Afstudeercommissie Prof. ir. I .M. Post Dr. ir. P.A. Erkelens Ir. A.w.C. Timmermans Datum afstuderen 27 april 2010
-..
Opbouw van het beoordelIngsmodel
DI
ij;' C
Q.
ID ID
cr C
:::J Q.
!!. ëi1' n
c
ro
;::;: CT
o c
:::,...
c
::J
Cl.
ro
Samenvatting Momenteel wordt naast de economische kwaliteit ook meer aan· dacht besteed aan maatschappelijke en ecologische kwaliteiten van bedrijventerreinen. Met gevolg dat bestaande bedrijventer· reinen sneller verouderingskenmerken vertonen. Verouderingskenmerken als inefficiënt ruimtegebruik en verrom· melde en onveilige bedrijventerreinen. Door bedrijventerreinen aantrekkelijk te houden kan een langere levensduur gewaar· borgd worden. In dit afstudeeronderzoek is de aantrekkelijkheid van de gebouwde omgeving van een bedrijventerrein bekeken met behulp van de filosofie Cradle to Cradle®. Het verband tussen de filosofie en de gebouwde omgeving van een bedrijventerrein is vertaald in een beoordelingsmodel. Met een casestudy is een verbeterslag met behulp van het beoordelingsmodel visueel' inzichtelijk gemaakt. Trefwoorden Bedrijventerreinen Cradle to Cradle® Beoordelingsmodel Verbeterslag
Impressie van de casestudy
Het Nederlandse landschap heeft steeds meer te maken met verrommeling. Langs snelwegen en stadsranden krijgt het landschap een steeds meer versnipperd en verstedelijkt karakter door een opvulling met lukrake bebouwing. Onder deze bebouwing vallen onder andere bedrijventerreinen . De economische belangen om bedrijven in deze ruimte te plaatsen en de ruimtelijke belangen om het landschap te beschermen staan op gespannen voet met elkaar en zouden daarom goed op elkaar afgestemd moeten worden. Momenteel wordt naast de economische kwaliteit ook meer aandacht besteed aan maatschappelijke en ecologische kwaliteiten van bedrijventerreinen. Met gevolg dat bestaande bedrijventerreinen sneller verouderingskenmerken vertonen . Verouderingskenmerken als ineffi· ciënt ruimtegebruik en verrommelde en onveilige bedrijventerreinen . Uit een indicatieonderzoek van BCI blijkt dat 17% van de totale oppervlakte van bedrijventerreinen in Nederland is verouderd. Door bedrijventerreinen aantrekkelijk te houden kan een langere levensduur gewaarborgd worden. In dit afstudeeronderzoek is de aantrekkelijkheid van de gebouwde omgeving van bedrijventerreinen bekeken op het gebied van duurzaamheid met de filosofie Cradle to Cradle®. Door gebrek aan onderzoek en ervaring zijn geen beoordelingsindicatoren en mogelijkheden bekend betreffende de toepassing van deze filosofie op bedrijventerreinen. Hierdoor is het voor gemeenten, planologen en belangstellenden moeilijk om inzicht te krijgen in de mogelijkheden om de filosofie Cradle to Cradle® toe te passen als kwaliteitsverbeteraar op verouderde bedrijventerreinen. Het onderzoek heeft geresulteerd in twee producten. Het eerste resultaat is een theoretisch beoordelings· instrument. Het tweede resultaat is een conceptuele uitwerking van een casestudy. De casestudy omvat het bedrijven terrein de Sunrise Campus in Venlo dat met behulp van het beoordelings· instrument is beoordeeld. De filosofie Cradle to Cradle® is gericht op het nalaten van een ecologische voetafdruk, waarbij elke voetafdruk zich reïncar-
2. MESOSCHAAL -
.flV
f.
11
,
-
.... ·1 .. '...
(1'''-'
,,,"I~
~""I"'II.~
"~~ll,.,iI'
111.1
. ............. ....
enw.......nHk
~
e....:t~ lhn~'
~.\ ".~.\.'lIO.
Cijfermatige
Y.""'.c:(..,
1~1
107
.
I'"
I,~ ~
•
•
I "
27~'J
M,'''' ::79.\ "vto
I,'~,'
~-ql.-op .a.fIQ~~i~i~~
z,~~ _.
.,.... ~'iI'.
1. .- _ _ •
11-;,.
...
C,J....-..
""\èi
mW'" i:
h"... ~9; -:wr.C:(tIi:;l..
"It:J.·."....q. Ûfflg.......t)lO<~i . It. ':-:.;J ... ao' d ...... rZ·" lv tI!'
.
•
--- --- ----
---- --- ---e.~
a'I ' . :;..'11....
kfl .....
~..,
:J31!.;·i Ó,1 In.)
--- ----- --- --IOHI1.J
K ,I
,",,,,,;'i. -
[!.rJ.:ta! !'!O.mo;J-....-.
'I ~.
Ik
.... \lf"iQfJl.!l~
lOC1:P'~'
F•.,.~
A.o;I- ,, '~
f"OOl
Werking van het beoordelIngsmodel
neert. De uitwerking van deze filosofie bestaat uit kringlopen. Het unieke aan de filosofie is de eco-effectiviteit. Dit betekent dat producten en/of materialen aan het einde van hun levenscyclus zijn verbeterd als input voor een nieuwe levenscyclus. In dit onderzoek wordt Cradle to Cradle® gebruikt om te komen tot een integraal ontwerp met behulp van het ontwerphulpmid· del waarin een balans tussen de maatschappelijke, economi sche en ecologische belangen wordt gecreëerd. De aspecten energie, water, materiaal, flora en fauna, ruimtestructuur en infrastructuur helpen om bedrijventerreinen te beoordelen op basis van Cradle to Cradle® en hebben geresulteerd in een beoordelingsmodel. De aspecten energie, water en materiaal vormen samen de mogelijkheid om fysieke kringlopen in de gebouwde omgeving van het bedrijventerrein te sluiten . De aspecten infrastructuur en ruimtestructuur zijn belangrijke aspecten voor het beoordelen van bedrijventerreinen op basis van Cradle to Cradle®. Dit blijkt uit de referentieprojecten waarbij nadruk wordt gelegd op de infrastructuur, het leefgebied en de werkomgeving . Tenslotte is natuur, flora en fauna, een belangrijk meetpunt om de denkwijze van Cradle to Cradle® meer te benadrukken : "wees meer betrokken bij de natuur in plaats van deze te beheersen ." De opbouw van het model is gebaseerd op drie schaalniveaus die beoordeeld worden met behulp van de zes aspecten. De drie schaalniveaus zijn macroschaal , mesoschaal en microschaal. Het uiteindelijke model bestaat uit vijf tabbladen . Het eerste tabblad bestaat uit algemene invoergegevens die de situatie en een algemeen beeld over het bedrijventerrein weergeeft. De tabbladen twee, drie en vier bestaan uit drie schaalniveaus. De schaalniveaus zijn macroschaal, mesoschaal en microschaal. De uiteindelijke beoordeling van het bedrijventerrein zal op tabblad vijf worden gepresenteerd. De resultaten van het beoordelingsmodel bestaan voornamelijk uit spiderwebdiagrammen. Per schaalniveau wordt een beoordeling gegeven met behulp van een spiderweb . Daarnaast worden per aspect ook één of meer spiderwebdiagrammen afgebeeld om een gedetail-
59 leerd ere beoordeling mogelijk te maken . De casestudy die in dit afstudeeronderzoek is uitgevoerd is de Sunrise Campus gelegen in de gemeente Venlo . Sunrise Campu s is een te ontwikkelen campus op een deel van het bedrijventerrein Trade Port West. De belangrij kste toekomstige gebruiker is het bedrijf Scheuten BV (Sol ar Glas). Het ontwikkelingsprogramma voor de toekomsti· ge Sunrise Campus bestaat ui t kantoren, researchactiviteiten en productiehallen. Uit de analyse van de bestaande situatie van de Sunrise Campus bleek vooral dat op mesoschaal en microschaal veel winst viel te behalen bij het verbeteren van dit bedrijventerrein op basis van Cradle to Cradle®. Een nieuw plan is opgesteld met als hoofddoel om een aantrekkelijke en stimulerende werkomgeving te creëren . Een algemene conclusie die getrokken kan worden uit de casestudy is dat alle aspecten tegenstrijdige en versterkende banden hebben met de andere aspecten . Hierdoor is het momenteel niet mogelij om het bedrijventerrein Sunrise Campus te verbeteren waarbij volledig wordt voldaan aan de filosofie Cradle to Cradle® . Er blijven tegen strijdigheden bestaan waardoor compromissen moeten worden gesloten. Tussen het aspect materiaal en de andere aspecten worden veel compromi ssen gesloten omdat op dit moment weinig materialen volledig passen binnen de filosofie Cradle to Cradle®. Daarnaast wordt het aspect flora en fauna meestal nadelig beïnvloed door de andere aspecten doordat toepassingen en COIl cepten van energie, water, materiaal, ruimtestructuur en infra· structuur niet bedacht zijn met de denkwijze : "meer betrokken te zijn met de natuur in plaats van deze te beheersen ." Echter kan wel een grote verbeterslag worden gemaakt en zal de bebouwde omgeving een goede bijdrage kunnen leveren aan een aantrekkelijke en stimulerende werkomgeving.
T. Schneider
les cours Balteau Een hedendaagse interpretatie van de vernaculaire architectuur Afstudeerrichting Architecture
Afstudeercommissie Prof. ir. R.H. van Zuuk Ir. R.P.G. Brodruck Dr. j.C.T. Voorthuis j.j.P.M. van Hoof
Datum afstuderen 30 maart 2010
Stedebouwkundig maquette
111
ü!'
C
Q.. ti) ti)
.... cr
C
:::J Q.. ti)
Samenvatting Het project Les cours Balteau is een zoektocht naar een hedendaagse interpretatie van de vernaculaire architectuur. Nadruk lag hierbij op het begrippen structuur en gebruik. De gevonden uitkomsten werden getoetst in een concreet ontwerp, een herinrichting van een binnenterrein te Luik. Naast een stedebouwkundige invulling werd een huis verder uitgewerkt.
Trefwoorden Structuur Gebruik Luik Stad Huis
60
Impressie 'stadsoase'
"Les Bours Balteau" is een onderzoek naar een hedendaagse interpretatie van de vernaculaire architectuur waarbij zowel naar de structuur als naar het gebruik gekeken wordt op niveau van het huis en de nederzetting. Met het begrip vernaculaire architectuur wordt de vaak primitieve traditionele architectuur omschreven die zich door de eeuwe[l heen ontwikkelt heeft. Gedreven door een persoonlijke fascinatie maar ook door de kwaliteiten van de vernaculaire architectuur rees voor mij de vraag hoe een hedendaagse interpretatie van deze architectuur eruit zou kunnen zien. Het onderzoek begint met het begrip structuur. Vanuit de invalshoek van nieuwe computertechnieken en de biologie werd naar de structuur van ongeplande nederzettingen gekeken . Kenmerkend voor de vernaculaire nederzettingen is het ontbreken van een overkoepelend stedebouwkundig plan. Bewoners passen steeds weer ,h etzelfde proces van het huis bouwen toe op een specifieke locatie. Daarbij hebben aspecten als het materiaal en de locatie invloed op de uiteindelijke vorm van het huis. Hierdoor hebben de nederzettingen uit "Architecture without Architects" een hoge maat aan coherentie zonder eentonig te zijn. De vernaculaire architectuur heeft zich door de eeuwen heen ideaal aangepast aan de mens en zijn gebruik. Het geeft weer hoe mensen hun leven invullen en de relatie die zij hebben tot de natuur en de medemensen . Om tot een hedendaagse interpretatie van de vernaculaire architectuur te komen is het daarom belangrijk om te achterhaler:l hoe wij mensen in de huidige tijd met elkaar leven en welk gebruik wij wensen. In hel onderzoek werd het gebruik in eerste instantie benaderd vanuit ons menselijke lichaam en de daaraan verbonden perceptie. Vervolgens werd gezocht naar een hedendaagse invulling voor het wonen. Een nieuwe ontwikkeling die meegenomen is in het ontwerp is de trend dat mensen in toenemende mate 'samen alleen' willen wonen. Er is behoefte aan privacy, maar ook aan samenhorigheid. Bovendien blijft de behoefte van
-ur 111
c:
C. ti) ti)
...Cc:
::::J
C.
!!. äl' ("'\ c
ro ~
Architectonische maquette
de mens om zich te binden aan een lokale identiteit nog steeds in onze verder globaliserende wereld bestaan. Als gevolg daar· van wordt in het ontwerp erna gestreefd om 'lokaal' te bouwen. Als case·study werd een ontwerp gemaakt voor het oude fabrieksterrein Balteau, een binnenterrein in een bouwblok te Luik. Om tot een passend ontwerp te komen werd gezocht naar karakteristieke aspecten van Luik. Kleine steegjes en hofjes waren uiteindelijk de aanleiding om op de locatie een kleine 'stad in de stad' te realiseren waarin bewoners 'samen alleen' kunnen wonen. Daarnaast hebben andere lokale aspecten als de textuur en de sfeer invloed gehad op het uiteindelijke ont· werp. Concreet heeh het stedebouwkundig plan een omvang van ongeveer 150 woningen. Door steeds weer het ontwerp aan te passen en te evolueren is de uiteindelijke stedebouwkundige indeling ontstaan. Grillig verspringen de rooilijnen en reageren op de eveneens verspringende achterkanten van de omliggende bebouwing. Er ontstaat en rijk stadsweefsel met pleintjes, weg· getjes en een centrale stadsoase. Voor het stedebouwkundige ontwerp werd een huis ontwikkeld dat op verschillende plekken op de locatie gesitueerd kan worden. Door de huizen 'rekbaar' te maken kunnen zij individuele trekken krijgen. De vrije plaatsing van de ramen versterkt de individualiteit van de woningen en zorgt voor een visueel spel tussen binnen en buiten. De organisatie van het huis sluit aan bij de wens om 'samen alleen' te wonen. Rond een centrale hal zijn kleinere ruimtes geplaatst. Ramen en deuren zorgen voor een verbinding tussen de ruimtes. Door het toepassen van klei· ne hoogteverschillen worden de ruimtes gedifferentieerd en de beleving verrijkt. De vernaculaire architectuur laat zich niet reduceren tot één aspect. Het klimaat, de cultuur en materialen hebben onder ander invloed op de uiteindelijke vorm. Daarom is zowel in het onderzoek als in het ontwerp erna gestreefd om naar menigvuldige aspecten te kijken en deze samen te voegen en te integreren.
61
Ing. S.c. van der Veeken
EMMEN als CONTEXT Een kritisch contextualisme Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. J. Westra Dr. J.C.T. Voorthuis Ir. J.A. Lörzing Prof. ir. R.H. van Zuuk Datum afstuderen 27 april 2010
CT
o c
~
'"
C :::l
0. lt>
locatie (1)
Samenvatting De fascinatie voor context vormt de basis van mijn afstudeeron · derzoek. Het is een ontwerpend onderzoek naar context en con· textualisme en de toepassing hiervan op een ontwerp. De vraag is hoe om te gaan met context in de huidige maat· schappij? Een internationale maatschappij, waarbij architectuur los staat van tijd en plaats en daarmee steeds meer generieke en autonome gebouwen voortbrengt. De context is niet meer onaantastbaar; maar kan worden gewijzigd, gemanipuleerd, geïnterpreteerd en (her)uitgevonden. Door op kritische wijze de context te analyseren schept het ontwerp een nieuwe context. Hierbij spelen alle onderdelen van een ruimtelijk ontwerp een belangrijke rol, zoals publiek en privé, l\icht, contact en verhou· ding. Trefwoorden Contextualisme Massa en individualiteit Publiek en privé Gemeenschappelijk "tropisch" groen Ruimtelijk wonen
De fascinatie voor context vormt de basis van mijn afstudeeronderzoek. Het is een ontwerp end onderzoek naar context en contextualisme en de toepassing hiervan op een ontwerp. De vraag is hoe om te gaan met context in de huidige maatschappij? Een internationale maatschappij, waarbij architectuur los staat van tijd en plaats en daarmee steeds meer generieke en autonome gebouwen voortbrengt. De context is niet meer onaantastbaar; maar kan worden gewijzigd, gemanipuleerd, geïnterpreteerd en (her)uitgevonden . Hoe kan het contextualisme op een kritische wijze ingezet worden als actueel ruimtelijk concept? De drie operatieve woorden van deze vraag; 'contextualisme', 'kritisch' en 'ruimtelijk concept' worden hieronder nader gespecificeerd. Contextualisme als een architectuur die de context zodanig leidend neemt dat ze deze kritisch analyseert en met architectuur zodanig muteert tot er zich een 'nieuwe' context vormt. Deze architectuur ziet de context niet meer als onaantastbaar, maar begrijpt dat deze gemuteerd, gewijzigd, geïnterpreteerd en (her)uitgevonden kan worden. Dit biedt de architectuur een uitdagende opgave waarbij context een uitermate belangrijke sleutelrol speelt. Deze architectuur analyseert op kritische wijze de context en creëert zo gebouwen die herkenbaar zijn, een sterke eigen identiteit hebben en
loggiavenster (4)
opvallen tussen de generieke, tijd en plaatsloze gebouwen. De kritische aanpak laat zich omschrijven als zijnde dat iedere stap in het ontwerpproces vanuit de context van die bewuste stap wordt geanalyseerd . Ieder ruimtelijk concept binnen deze stap wordt na analyse verworpen, herschreven, aangepast of overgenomen naar gelang de geschiktheid binnen de context. Hierbij draait het om ruimtelijke concepten, patronen die ontstaan zijn uit de manier waarop mensen gebouwen gebruiken, beleven en waarnemen. Iedere stap, zo klein als bijvoorbeeld het type voordeur, wordt kritisch bekeken om de juiste ruimtelijkheid in de actuele context te scheppen. De drie operatieve kenmerken uit het onderzoek; 'contextualisme', 'kritisch' en 'ruimtelijk concept', komen samen bij Rem Koolhaas en Christopher Alexander. Rem Koolhaas slaagt erin met zijn architectuur en zijn theorieën de context kritisch te bekijken en deze per situatie te wijzigen, interpreteren, verwerpen of herschrijven. Hij doet dit zodanig dat zijn gebouwen vaak een 'nieuwe' context creëren met een sterke identiteit en herkenbaarheid. Christopher Alexander maakt met zijn patroontaal duidelijk dat de context uit vele ruimtelijke patronen bestaat die zoals eerder aangegeven gemanipuleerd kunnen worden. De ruimtelijke patronen die Alexander blootlegt zijn samen te vatten in menselijke patronen; gebruik, waarneming en beleving. Overgangsgebieden spelen een belangrijke rol; de drempel en het raam, de grens tussen publiek en privé, licht en donker, kijken en bekeken worden. Maar ook stedelijke inpassing; verbindingen met de context zoals de publieke ruimte en verbinding met de maatschappij zoals de herkenbaarheid en betrokkenheid. De opgave waarop ik het contextualisme op kritische wijze in een ontwerp ga toepassen is afkomstig van Europanlo Nederland . De locatie waar ik mijn afstuderen op gebaseerd heb ligt in Emmen. Typerend voor de locatie is dat het een gat in de stedelijke structuur is, hierdoor is te concluderen dat de opgave weinig tot geen context heeft. In dit geval moet het ontwerp dus
Verhoogd maaiveld (2)
Straatvenster (J)
-
I»
UI'
c c.. ti)
ti) .... fJ
C
::::J
c.. ~
ar n c
ro
Straatgevel (s)
Het 'groene hart' (6)
een nieuwe context creëren. Wel kan er op sommige punten gekeken worden naar gevonden problemen en kwaliteiten op en rond de locatie. Zij vormen de basis, die gemanipuleerd en gewijzigd kan worden, voor het creëren van een nieuwe context. De ontwikkeling van een bijzondere woonvorm en de inrichting van de publieke ruimte zijn een nadrukkelijk onderdeel van de opgave. Omdat de locatie nu enigszins geïsoleerd in de omge· ving ligt, is het tevens belangrijk de locatie met de omgeving te verbinden. Deze omgeving is te omschrijven als de "voorstad" van Emmen. De locatie grenst direct aan het begin van het stadscentrum en wordt omrand door belangrijke ontsluitingen van dit stadscentrum. Verder is typerend voor de locatie de overgang van massa naar individualiteit, van woongebouw naar vrijstaande woning. (afbeelding 1) Het gebouw vormt massa aan de drukke straatzijdes en biedt zo tevens tegenwicht aan de hoogbouw aan de andere zijde van de straat. Wel blijft, ondanks de massa de individualiteit van de woningen herkenbaar. Op de kruising vormt een appartemen· tentoren een baken voor de locatie, welke aan het begin ligt van het centrum. Het gebouw biedt parkeergelegenheid en nodigt met de specifiek vormgegeven publieke ruimte uit om te voet verder te dwalen, met als winkelend startpunt de locatie zelf. Naar achteren versnippert de stedelijke massa in lossere onderdelen die aansluiting zoeken bij de bestaande lage vrijstaande bebouwing. De onderste laag van het gebouw wordt ingevuld door winkels en heeft publieke doorgangen om goed aan te sluiten bij het naastgelegen centrum. De bovenste laag, de woningen, wordt van de publieke laag gescheiden door een duidelijk aanwezig plateau. Hierdoor is er voor de woningen een semi-privé verhoogde straat ontstaan . De routes voor bewoners en bezoekers van de stad zijn hiermee van elkaar gescheiden maar hebben wel visueel contact met elkaar. De voordeuren van zowel de woningen als de appartementen zijn enkel via de verhoogde straat te bereiken. (afbeelding 2) De uitgangspunten voor het ontwerp van de woning is de over·
gang van publiek naar privé, en verschillende onderdelen die de mate van contact met de context uitdrukken (drempel en raam). De ruimtelijkheid van de woning, het contact tussen verschillen· de ruimtes en het contact met de omgeving spelen een belangrijke rol. We beginnen op het semi·privé verhoogd maaiveld, waar de voordeur en de keuken/eetkamer zich bevinden . We vervolgen onze route naar de woonkamer, welke beschikt over een zitvenster, dit venster fungeert als etalage voor de bui· tenwereld, maar tevens als ultieme plek om van het straatleven te genieten. (afbeelding 3) Dan komen we in de 'loggia', dit is een naar binnengericht venster. Een plek om beschut van het uitzicht te genieten . (afbeelding 4) De route gaat nu verder naar de slaapkamers, welke gesloten zijn, zij vormen een veilige toevluchtshaven. Met helemaal boven een patio, voor licht en contact met de hemel. Zoals de massa van het gebouw naar achteren toe open· breekt, zo opent ook de gevel zich naar de achterkant. De straatgevel is gesloten, met enkel het venster als opvallend element. Voor lichtinval in de ruimtes aan deze zijde zullen in de maat van de gevelsteen lichtspleten gecreëerd worden. (afbeelding 5) De andere gevel grenst aan het semi·privé gedeelte van het gebouwen opent zich daarom meer naar de omgeving. Ten eerste zoals al eerder aangegeven via de vensterloggia, daarnaast enkele ramen die speels maar met een ritme geplaatst zijn. (afbeelding 2) Emmen heeft als "open groene stad" de naam veel groen de stad binnen te trekken . Dit gebeurt voor· al op stads en wijk niveau. Interessant leek het me daarom om te kijken wat groen op gebouwniveau kan betekenen . Als middelpunt van de twee gedeelten van het gebouw zijn twee tropische kassen gecreëerd . Deze zijn bedoeld voor de bewoners, voor hun leefklimaat, ont· spanning, tuinieren en speelruimte voor de kinderen. Na de strakke, harde glas gevel volgt binnen een spel van vides, veel licht en speelse schaduwen en natuurlijk de tropische groene invulling. (afbeelding 6)
M.w.A. Vos
Het kleine geluk Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. dr. ir. P.).V. vam Wesernael Dipl.·ing. H.H. Yegenoglu 5.5.5. Rousseau D.P.L.G Datum afstuderen 27 april 2010 Samenvatting Langs de Zuidelijke IJ-oevers van Amsterdam wordt de ruimte in hoog tempo volgebouwd, waarbij alle lucht uit het gebied wordt geperst en de openbare ruimte lijkt te verdwijnen. Ook het Stenen Hoofd, een oude pier in het IJ die als één van de weinige plekken nog niet is schoongeveegd en volgebouwd, dreigt ten onder te gaan aan het bouwkundig geweld . Door middel van subtiele architectonische interventies wordt nieuwe betekenis en waardering gecreëerd voor de plek in haar huidige vorm, in een poging haar te behouden voor het publieke domein . Trefwoorden Openbare ruimte Alledaags I)-oevers Amsterdam Het Stenen Hoofd Accupunctuur
Een betonnen loper vormt een nieuwe kiosk en opent de grens van de verborgen wereld in het IJ
Langs de ZUidelijke IJ-oevers ontstaat een lint van aaneengesloten bouwblokken, de een nog groter dan zijn buurman, dat de dichtheid in het gebied opschroeft tot ongekende hoogte. Alle lucht lijkt uit het gebied te worden geperst, voor open ruimte is amper plaats. In een poging de voormalige 'rug' van de stad, die het IJ jarenlang gevormd heeft, weer in haar armen te nemen ontwikkelt de stad een nieuwe rug langs de oevers van hetzelfde water. Het opslokken van de open ruimte komt tot een climax op het ten westen van het Centraal Station gelegen Westerdokseiland. Dit vroegere rangeerterrein is vandaag de dag niet meer te herkennen aan de vele treinen, loodsen en douaneposten, maar aan de hoogste dichtheid van Nederland. Na het schoonvegen van het eiland, waarmee alle sporen en verhalen van het verleden verdwenen zijn, is het volledig volgebouwd met nieuwe woonblokken die alle open ruimte aan het I) hebben geprivatiseerd . Voor het publieke domein lijkt geen plek meer te zijn; het domein dat juist al onder druk staat in een maatschappij waar het leven steeds meer vanuit de individuele capsule geleid wordt, zonder ongewenste momenten van contact met 'het andere'.
Amsterdam is in beweging, zoals dil altijd het geval is geweest en ook altijd wel zal zijn. Een beweging die zich de laatste jaren voor een groot deel richt op de Noordelijke en Zuidelijke 1)oevers, waar nieuwe ontwikkelingen elkaar in een razend tempo opvolgen en het ene prolect nog groter en ambitieuzer is dan de ander in een poging de stad weer terug te brengen naar het water.
Te midden van het bouwkundig geweld op het Westerdokseiland houdt een oude pier zich dapper staande. Door middel van een hek gescheiden van de Westerdoksdijk, de voornaamste verkeersader van het eiland, ligt het Stenen Hoofd als een verborgen wereld in het IJ. Een wereld die zich weinig aan lijkt te trekken van de drukte om zich heen en waar nog genoten kan worden van het uitzicht, van licht en lucht. Niet schoongeveegd maar nog ruig, verwilderd, open en onbestemd zijn hier de sporen van het verleden nog zichtbaar. Een plek waar men even weg is uit de drukte, weg is uit de dichtheid. Een plek die zich ontwikkeld heeft als een creatieve vrijplaats aan het IJ. waar regels en controlemiddelen nog geen grip op de ruimte hebben gekregen en waar het vleugje chaos nog aanwezig is. Maar voor hoe lang nog?
DI
ia:
c
c.. tD tD
...cr C ::I
c..
!!. ö1' n C ..... .....
Itl
r::r
o c :E
7'
C
:J C-
Itl
Het Stenen Hoofd is geen twee dagen hetzelfde. Vandaag een volkstuin, morgen een stadscamping?
'Het kleine Geluk' combineert een strategie en ontwerp met als doel om nieuwe betekenis en waardering te creëren voor de plek in haar huidige vorm, zodat het Stenen Hoofd behouden kan blijven als openbaar laboratorium. De strategie gaat uit van het huidige moment, en gaat in tegen het schoonvegen van gebieden waardoor de daar geldende verhalen en mysteries worden uitgewist. In plaats daarvan wordt heel specifiek geke· ken naar bepaalde plekken die reeds op de pier aanwezig zijn, naar momenten en kwaliteiten die met een kleine ingreep de waarde van de plek aan een breder publiek kenbaar kunnen maken. Door middel van kleine, locatie·specifieke ingrepen wordt de kracht van de plekken gegrepen en verdraaid, waar· door deze enerzijds in gebruik genomen kunnen worden en ze anderzijds hun schoonheid kunnen tonen . Deze aanpak wordt gecombineerd met de formulering van een programma van eisen dat de pier in staat stelt om zowel in het alledaagse als het incidentele optimaal te kunnen functioneren. De nieuwe ingrepen en gedefinieerde plekken kunnen zowel een rol spelen in het leven van alledag, maar worden tegelijkertijd voorzien van verschillende functionele impulsen waardoor ze gezamenlijk verschillende activiteiten en evenementen mogelijk maken. Van een festival tot een markt en van een camping tot een stadsstrand, op het Stenen Hoofd kan het allemaal. Zonder over te gaan in een pretpark ontstaan de mogelijkheden die het Stenen Hoofd in staat stellen om met de dag te verande· ren , zodat een openbare ruimte ontstaat waar morgen alles anders is. De verschillende ingrepen bestaan, naast bijvoorbeeld het gedeeltelijk weghalen van het hek en het intensiveren van land· schappelijke elementen, uit een aantal architectonische objec· ten. Gebaseerd op een betonnen basis die zich aanp ast aan de plek en zijn functie ontstaat een diversiteit aan ingrepen waarbij de een heel specifiek is ontworpen en de ander nog veel te raden overlaat. De betonnen basis laat ruimte tot verandering,
door de elementen te bekleden, te beschilderen of met de jaren zelfs helemaal te strippen van elementen en functies waardoor slechts het casco bewaard blijft en weer overgenomen kan wor· den door de natuur. Er is geen vastomlijnd eindbeeld, alles kan en alles mag; de ingrepen veranderen met de tijd, zonder dat de essentie van de plek daarbij verloren gaat. De verschillende ingrepen variëren van een de herbestemming van een oud stroomhuisje tot een kleine winkel op de grens van het Stenen Hoofd en de Westerdoksdijk, tot een in het maaiveld verzonken zitplek met een bijzonder uitzicht over het water van het Ij . Ook een oude loods, gevuld met containers, wordt leegge· maakt en door middel van een aantal banken en twee sanita,i re volumes omgetoverd tot een multifunctionele ruimte. Van een moment van beschutting tot een ruimte voor lezingen of feesten, de mogelijkheden zijn eindeloos en worden slechts beperkt door de creativiteit van haar gebruikers. Het programma wordt verder aangevuld met onder andere een kleine horecagelegenheid, aanlegplaatsen voor watertaxi's en boten en een elektra punt, waardoor het aantal mogelijke scena· rio's, zowel alledaags als incidenteel, nog verder wordt uitge· breid. Zodat het Stenen Hoofd kan worden behouden zoals het is. Een unieke, waardevolle plek. Niet druk, snel en schoongeveegd maar rustig, langzaam en wild. Een plek waar het niet gaat Om groter, mooier, beter of duurder te zijn dan de ander. Maar waar simpele, primaire elementen als lucht, uitzicht en de ontmoeting met een ander nog tot de orde van de dag behoren. Kwaliteiten die steeds vaker voor waar worden aangenomen en daardoor ondergewaardeerd en, uiteindelijk, vergeten worden. Terwijl het juist deze kleine momenten zijn, iedere dag weer anders, die het leven en de wereld rondom zo bijzonder maken: Het kleine Geluk.
6S
M. van der Weijden
De woon-werkmachine van de 21ste eeuw Het creëren van extra ruimte door middel van beweging Afstudeerrichting Architecture
t,
Afstudeercom missie Prof. ir. I. Westra Ir. M.H.P.M. Willems Dr. I.CT. Voorthuis Datum afstuderen 30 maart 2010
LI
1
- - - -- - - -- \,
Doorsnede woon-werkunit
lIJ
UI' c:
C. ID ID ~
CT
c:
::::I C.
~
or
n
C
;;;
66
Samenvatting Een nieuwe visie op de woonmachine van Le Cobusier is de woon-werkmachine van de 21ste eeuw. De woon-werkmachine is een gebouw wat bestaat uit repeterende, context loze woonwerkunits. Binnen deze woon -werkunits wordt er door een dynamisch liftsysteem een combinatie van wonen en werken mogelijk gemaakt wat ruimtewinst oplevert. Deze woon·werkunits worden per locatie verbonden met een locatieafhankelijke collectieve ruimte, waarin zich de aanvullen· de gezamenlijke ruimtes bevinden. De combinatie van geprefabriceerde units en locatieafhankelijke collectieve ruimte maken het gebouw tot een woon-werkmachine. Trefwoorden Dynamica Functiemenging Dubbel ruimtegebruik Ruimtewinst Woonmachine Unitbouw Kanaaldijk·Zuid te Eindhoven
Stelt u zich eens voor hoe een dynamiscj1e woon-werkmachine er in de 21ste eeuw uit zou kunnen zien. Dit thema is voortgekomen uit het afstudeeratelier Machine à Habiter - Le Corbusier. Le Corbusier ontwikkelde in 1924 het begrip 'de woonmachine' waarmee hij wilde bereiken dat het ontwerpen van woningen net zo soepel zou verlopen als het functionererl van machines, auto's en vliegtuigen . Omdat de machine sinds de periode van Le Corbusier veranderd is, werd het afstudeeratelier gericht op het vormen van een nieuwe visie op de woonmachine. Tijdens dit atelier heb ik de slimme werking van de machine ver· taald naar een nieuw woonconcept. De hoofdvraag tijdens het onderzoek was: Hoe kan dynamica worden ingezet om de visie over de Machine à Habiter van Le Corbusier te vertalen naar een woon·werkmachine ontwerp van de 21ste eeuw waarbij ruimtewinst significant is?
Impressie woon-werkmachine
Concept Het concept van de woon·werkmachine van de 21ste eeuw is een ontwerp waarbij dynamica wordt ingezet om de gebruikerswaarde te verhogen en meervoudig gebruik van ruimten mogelijk te maken. Het gaat hierbij over de variatie van een dag· en avondprogramma. Het ontwerp gaat uit van een woon gebouw met collectieve ruimten per verdieping, waarbij deze collectieve ruimten tijdens kantooruren in dienst worden gesteld van het bedrijf en in de avonduren in dienst staan van de bewoners. Naast de collectieve ruimten zullen er per bewoner en per kantoor privéruimten worden ontworpen. Deze privéruimten zuilen als locatieonafhankelijke units ontworpen worden zodat het gebouwconcept op meerdere locaties kan worden toegepast. De locatieonafhankelijke units worden op een aangewezen loca· tie aan elkaar en aan de collectieve ruimten gekoppeld waardoor er een locatieafhankelijk gebouw ontstaat. De woon-werkunit Het idee van een dynamische woon·werkmachine bestaat uit een repeterende unit welke voor zowel wonen als werken gebruikt kan worden . Binnen deze unit is er door middel van een hefsysteem een dynamische scheiding tussen woon- en werkruimte ontstaan zodat er twee verschillende gebruikers gehuisvest kunnen worden; single afgestudeerden en kleine bedrijven (afbeelding 1). De units hebben een standaardafmeting van 5,4 x 3,6 x 4.35 m. In de dagsituatie staan alle bewegende vloeren hoog in de ruimte waardoor er een kantoorruimte van 2,5 meter hoogte ontstaat. In deze situatie kan ook de naast gelegen slaapkamer van de bewoner gebruikt worden. De vloer zal door middel van een hydraulisch hefsysteem tijdens de functiewisseling van het gebouw worden bewogen. In de avondsituatie wordt de bewe· gende vloer op een hoogte van 1,2 meter vastgezet, waardoor er via een vaste trap in de slaapkamer een toegang ontstaat naar een privéwoonkamer van de bewoner.
Parkroutes locatie
Plattegrond woon-werkmachlne
Impressie woon-werkmachine
Locatie De woon-werkunits kunnen op elke locatie geplaatst worden_ De woon-werkunit is namelijk contextloos en enkel gericht op ruimtebesparing door middel van dynamica en functiemening_ Voor de uitwerking van een woon-werkmachine is een locatie nodig_ De locatie wordt het uitgangspunt voor het ontwerp van de collectieve ruimte_ Er is dus een locatieonafhankelijk unit waarmee er door het ontwerpen van een collectieve ruimte een locatieafhankelijke woon-werkmachine ontstaat. Voor het prototype woon-werkmachine is een locatie in Eindhoven gekozen _ Een locatie in het centrum aan het kanaal. Een plek waar de kenmerken van de industrie nog zichtbaar zijn, maar langzaam transformeert naar woongebied_ Op deze locatie wordt onder andere een parkeergarage aangelegd om de parkeerdruk in de wijk te verminderen_ Ook wordt er een strak ontworpen park aangelegd om ontmoetingen tussen d'e mensen te laten plaatsvinden en om veilige routes van en naar het kanaal te realiseren _ Het gebouw geeft vorm aan de hoofd routes binnen het park _ Woon-werkmachine Aar] de Kanaaldijk-Zuid is et met de woon-werkunits een woonwerkmac ~ ine ontwikkeld _De woon-werkunits worden onderling aan elkaar gekoppeld aan een zogenaamde "lopende band"_ Bij deze lopende band staat het zicht op het oneindige, de omgeving, centraal. Via de lopend'e band komen de gebruikers bij de centraal gelegen transparante collectieve mimten _ Elke collectieve ruimte is in een drietal zones ingedeeld; zone 1 bevat de keuken, vergaderruimte en lounge; zone 2 is de lopende band; zone 3 bevat de doucheruimte en toiletten_ De woon-werkmachine bestaat op deze locatie uit vijf verschillende gebouwen_ Deze vijf gebouwen zijn op strakke vlonders geplaatst, wat ventilatie van de onderliggende kelder mogelijk maakt en wat het hoogteverschil tussen de Kanaaldijk-Zuid en de hier achterliggende wijk kan opvangen _
Dit hoogteverschil wordt tevens opgevangen door gebouw 1 ten opzichte van de overige gebouwen een halve verdieping te verhogen en het park aflopend te maken_ Op de vlonders worden de units geplaatst welke tb_v_het uitzicht ten opzichte van de lopende band 5 graden gedraaid worden _Dit levert een dynamisch beeld op _De units wo rden aan de collectieve ruimte gekoppeld door een stalen (-profiel. De woon-werkmachine van de 21ste eeuw is een nieuwe visie op de Machine à Habiter_ Het is een gebouw waarbij de gebmikersfuncties wonen en werken gecombineerd zijn _ Door aan deze combinatie eem dynamisch element toe te voegen, is het ruimtegebruik in deze woon-werkmachine 25% efficiënter dan het ruimtegebruik in andere woon-werkgebouwen _ Aangezien de woon-werkunits ontworpen is als serieproduct, tegen lagen kosten, kunnen we concluderen dat dit de oplossing is voor het creëren van betaalbare woon-werkomgevingen voor afgestudeerden _Naast deze seriële woon-werkunits kan er per 'locatie een collectieve ruimte worden ontworpen _ Met deze collectieve ruimte wordt de verblijfswaarde van het gebouw verhoogd, en ruimtewinst door het gezamenlijk gebruik van de ruimten behouden_ Het project is commercieel haalbaar en past uitstekend in een technische stad als Eindhoven_
R. A. W. Wiersma
Healthcare Boulevards, what's in it? A concept study for Healthcare Boulevards Mastertrack Construction Management and Engineering Graduation committee Prof. Dr. Ir. W.F. Schaefer Or. A.F.H.j. den Otter Drs. Cj.T.M. Kokke Ir. B.F.M. Feijts Date of graduation 30 maart 2010
0"
o c ::E
'"
Summary This research gives insight in the possibilities and surplus value a healthcare boulevard provides for Dutch hospita Is . By providing a checklist for internal and external success and fail factors, hospitals will get insight in the factors th at influence the success of a healthcare boulevard. Trough this checklist, hospitals can get a first impression to whether the concept of healthcare boulevards is a potential tooi to add value to their organization . Furthermore, depending on the objectives of a specific hospital and the motives of their healthcare boulevard, hospita Is can get insight in potential functions for their healthcare boulevard and the type of visitors theyaUrac!.
C ::I
C-
m
68
Keywords Healthcare system Free market system Healthcare Boulevard Success and fail factors Functions
co c
:E
7' C :::J
0..
Artist impression Healthcare Boulevard
The Dutch Healthcare sector is in the middle of some dramatic changes due to the introduction of a free market system. Healthcare providers will need to create a positive perception for themselves in the new competing market. Literature shows a Healthcare Boulevard has the potential to create a positive perception, but does not give insight in the potential surplus value or the success and fail factors of the concept. Since the 2nd WW, the development of a welfare state and the reformation of the healthcare system can be seen in the Netherlands . Costs of healthca~e will continue to grow faster than the Dutch National gross product because of the ageing of society. To reduce costs, the Dutch government introdhlces a demand oriented healthcare system with 'elements of a free market system', including the rhousing aspects. A system th at is focused on co st efficiency, competitioJl between healthcare insurers and care providers and freedom of choice for healthcare consumers. These changes affect the way hospita!s are compensated for their expenses. The guaranteed compensations of capital burdens wililapse and compensations will be linked to the actual production of a hospital. Hospitals will have to create a positive image for themselves to be able to survive in a competing market. Research nas shown th at in the perception of customer satisfaction, there is no distinction between medical and non·medical related quality of services in a care institution Real estate can fulfill a key role in the perception an thus the satisfaction of clients. Healthcare Boulevards are promoted as a tooi to improve this perception. Healthcare Boulevards house care related functions that do not be long to the medical core process ofthe hospital and could also be located elsewhere. By centralizing these care related functions nearby the hospital, the physical relation between these functions and the hospital becomes more logica I' and efficient. It has the potential to improve or strengthen the market position of a hospital. Surplus value can be created for
patients, visitors, specialists and employees by adding the right functions . Case studies and expert interviews has lead to further conclusions regarding the research questions. Important conclusions are th at the introduction of the free market system is effective in the eyes of most experts. Furthermore, all experts think of their Healthcare Boulevard as an addition to their hospital organization . Nevertheless, improvements can be made to fuhy exploit the potential surplus value and to really use the Healthcare Boulevard as a marketing tooI. On the basis of case studies and expert interviews a 'checklist' is created, which gives hospita Is the possibility to easily examine the possibilities of a Healthcare Boulevard and its ability to create surplus value for the hospital organization. Furthermore points of interest, to control, to discuss or to take into consideration when examining the possibilities of a Healthcare Boulevard for a specific hospital are provided. This checklist can be used as a tooi to support the decision·making process whether or not to develop a Healthcare Boulevard . Furthermore a list of ,possible funcHons for a Healthcare Boulevard gives information about each fhlnction and gives insight in the surplus value it has demonstrated in other cases. Depending on the objectives of a specific hospital and the motives of their Healthcare Boulevard, hospitals can get insight in potential functions for their Healthcare Boulevard and the type ofvisitors they attract. This will help hospitals to make a well·founded shortHst of desired functions for their potential Healthcare Boulevard, which is based on demonstrated success and a specific target group the hospita'! wishes to aim for. The tooi can be used to get insight in the surplus value of a Healthcare Boulevard, to consider the possibilities of a Healthcare Boufevard and to rnake choices concerning the development of a Healthcare Boulevard.
P. Wijnhoven
5
Beoordeling van de prestaties van
4
evacuatiemodellen Afstudeerrichting Building Services
.~
3
!
2
c
1
Afstudeercommissie Prof. ir. W. Zeiler Prof. dr. ir. B. de Vries Dr. ir. M.A. van Houten Ir. M.G. Gies Datum afstuderen 27 april 2010
0 0
1
2
3
4
5
Nauwkeurlsheid • •
Handrekenmodel BuildingElCodus
• Evacnet4
..a.SimulelC
" Combi
Kesselring diagram voor de beoordeling van de evacuatiemodellen (1)
Samenvatting Om de betrouwbaarheid van enkele evacuatiemodellen meer inzichtelijk te krijgen, zijn de prestaties van vier evacuatiemo· dellen beoordeeld bij toepassing op grote, hoge ruimtes met een zittribune en een hoge persoonsdichtheid. De beoordeling wordt gedaan door middel van een vergelijking van een handrekenmodel, EvacnetLj, Simulex en BuildingExodus bij toepassing in dezelfde situaties. De beoordelingen worden onderbouwd aan de hand van literatuuronderzoek en proefont· ruimingen in praktijksituaties. Trefwoorden Brandveiligheid Veilig vluchten Ontruimi ngf evacuatie EvacuatiesirlUlatie en ·handberekening RSET (Required Safe Escape Time)
70
Brand of andere calamiteiten zijn nooit voor 100% uit te sluiten in een gebouw. Het is daarom van groot belang dat men veilig ~an vluchten. Gebouwen en de mensenstromen daarbinnen worden steeds omvangrijker en complexer, waardoor gebouwen niet meer voldoen aan de prestatie-eisen van het Bouwbesluit. Bij deze gebouwen moet een gelijkwaardige veiligheid aantoonbaar gemaakt worden. Dat is de reden dat steeds vaker evacuatiemodellen toegepast worden om tot een goed en veilig gebouwontwerp te komen. Echter bestaat er onduidelijkheid over de betrouwbaarheid en het toepassingsgebied van de evacuatiemodellen, omdat deze modellen een eigen interpretatie van de werkelijkheid weergeven en vaak gevalideerd zijn voor maar één type gebouw. Het doel van dit afstudeeronderzoek is het geven van een beoordeling van de prestaties van evacuatiemodellen, bij toepassing op grote, hoge ruimtes met een zittribune en een hoge bezoekersdichtheid, waarbij aanbevelingen worden gedaan voor de juiste keuze en gebruik van simulatie· en handrekenmodellen in adviespraktijk. Er zijn vele factoren van invloed op een evacuatie. Echter bestaat er geen evacuatiemodel dat alle factoren meeneemt, dit betekent dat alle evacuatiemodellen incompleet zijn. Daarnaast wordt in deze modellen voornamelijk gekeken naar de verplaatsingstijd, terwijl de evacuatietijd vaak ook voor een groot gedeelte afhankelijk is van de pre-movement tijd . Om de betrouwbaarheid van evacuatiemodellen te testen wordt in dit onderzoek een beoordeling gegeven van de prestaties van vier evacuatiemodellen voor toepassing op grote, hoge ruimtes met zittribunes en een hoge persoonsdichtheid. De evacuatiemodellen die worden beoordeeld zijn het handrekenmodel, EvacnetLj, Simulex en BuildingExodus.
3'·.....-~ -
,
•••
f
~
.,
. ••
• •• • • •
• ". •
----
.. .. .. •.. • • .. 0
,
Het nemen van een 90. bocht in werkelijkheid en in Simulex en BuildingExodus
Voor de beoordeling zijn proefontruimingen gedaan, waarbij opnames zijn gemaakt van de leegloop van ruimtes . De resultaten van de proefontruimingen zijn gebruikt als vergelijkingsmateriaal voor de resultaten van de evacuatiemodellen. Hierbij is nader gekeken naar iedere bottleneck op de looproutes in de proefruimtes. Rond iedere bottleneck zijn de bewegingspatronen en de keuzevorming bestudeerd en nagebootst in de evacuatiemodellen (zie figuur 2). De proefontruimingen zijn echter afwijkend van een echte evacuatie. De verschillen tussen de proefontruimingen en een werkelijke evacuatie zijn in kaart gebracht. Hierop is de input van de evacuatiemodellen aangepast waar mogelijk. Daarnaast zijn aanbevelingen gedaan voor mogelijke aanpassingen in de programmering. Dit resulteert in een overzicht van aan te bevelen inputaanpassingen per model en aspecten waarop gelet moet worden bij de voorspelling van de routekeuze en de pre-movement tijd van mensen. Aan de hand van een analyse van de resulterende ontruimingstijden uit de modellen is inzichtelijk gemaakt wat de sterke en zwakke punten van de evacuatiemodellen zijn, zodat hier rekening mee gehouden kan worden bij gebruik van deze modellen. Uiteindelijk zijn overall scores bepaald (tussen 1 en 5) per evacuatiemodel voor de nauwkeurigheid van het model en de inspanning die nodig zijn voor goede resultaten . Deze zijn weergegeven in een Kesselring diagram (zie figuur 1).
71
R.l.E. Willems
Verleiden en verdunnen Krimp in Parkstad limburg Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. B. Molenaar Ir. M.w. van der Poll Ir. J.A. Lörzing Datum afstuderen april 2010
27
Ol
~
c::
0tD tD
...
CT
c::
::::I
0-
!!. ill' n
Samenvatting De pmblematiek van bevolkingsdaling in Parkstad Limburg is geanalyseerd . Het verlies van samenhang in woonwijken is een belangrijk aspect. Daarom moet de focus liggen op sterke plekken en zullen met name randen verdunnen en bewoners verleid moeten worden om naar de kerngebieden van de wijk te verhuizen. Een passend stedenbouwkundig en architectonisch ontwerp is gemaakt dat de identiteit van de plek toont en de positieve eigenschappen benadrukt.
De gevolgen van bevolkingskrimp in Detrolt
c
;:;:
c-
o c
~
7' C ::::I
a. Cll
Trefwoorden Bevolkingsdaling Vergrijzing Netwerkstad Wijkvoorziening Sociale samenhang
Stedenbouwkundig plan: verbinden van groen en rood
Parkstad Limburg is een stedelijke agglomeratie in Zuid-Limburg die nu al kampt met bevolkingsdaling. Een probleem dat zich hier het eerst en waarschijnlijk het forst zal voordoen . Waar hier nu ongeveer 240. 000 mensen wonen, zullen dat er volgens prognose over 25 jaar nog maar 200.000 zijn. Deze forse krimp heeft grote gevolgen voor de economische kracht van de regio, de uitstraling en identiteit en heeft daarnaast ook grote sociale gevolgen _Om hier op de juiste manier op te reageren zal op alle schaa lniveaus gekeken moeten worden naar wat speelt en daar een integrale oplossing voor bedacht moeten worden_ Wat betekent Parkstad Limburg bijvoorbeeld voor de regio ZuidLimburg, breder over de grens gekeken voor het gebied tussen Aachen, Luik en Eindhoven? Door de hoge bevolkingsdichtheid ligt hier ook een belangrijke economische motor die mogelijk aan kracht zal verliezen. De uitstraling van Parkstad is niet bepaald positief te noemen. De identite it word onder andere bepaald door verschillende stedelijke gebieden die zijn samengeklonterd tot een onoverzichtelijk gebied met een Iypische afwisseling van groene en rode gebieden. De krachten van Parkstad zoals een aantrekkelijk winkelaanbod, unieke recreatie en groene omgeving krijgen daardoor niet de aandacht die ze verdienen. Doordat er sprake is van een nieuw aan te leggen ringweg door al deze verschillende gebieden ligt hier een kans om de herkenbaarheid en exposure van deze gebieden aanzienlijk te verbeteren. Door deze ringweg worden de kerngebieden aan elkaar ' geregerl' en worden ze beter bereikbaar. Daarnaast worden bestaande wijkontsluitingswegen significant ontlast. Zo ook in Kerkrade West, een van de kern afsneqen (buiten)wijk van Kerkrade . Hier is ook op ingezoomd om de gevolgen van krimp beter te bestuderen_ Kerkrade West loopt op dit moment al leeg, niet alleen door de krimp, maar ook doordat een groot deel onaantrekkelijk is om te wonen _ Gekeken naar de toekomst zal dit alleen maar erger worden _ In 2035 is de schatting dat er nog maar zo'n 12.000 van de huidige 16.000 mensen
Parkstad Limburg: rood en groen, verschillende kerngebieden, Buitenring vs
Vier stroken met verschillende kwaliteiten in Kerkrade West
..... ID
;::;:
Architectonisch ontwerp: een wijkvoorzieningencentrum waar ontmoeten centraal staat
zullen wonen. Er zullen gaten vallen. Helaas weten we niet waar en wanneer. Slechtere gebieden zullen misschien iets sneller leegvallen, maar gegevens over de koop -en huur~markt tonen aan dat de leegstand overal zal optreden, ook bij de goede plekken. Het gevolg hiervan is dat als niet snel word ingegre· pen, er een gatenkaas ontstaat waar het begrip samenhang een nieuwe betekenis krijgt. Dit maakt de wijk er nog minder aan· trekkelijk op en er zal een neerwaartse spiraal ontstaan waarbij mensen zullen wegtrekken, juist door de leegstand . Om Kerkrade West te redden moet men zic.h richten op de kwali teiten en krachten van de wijk. Versterk deze, bied voldoende woongelegenheid op deze plekken om de neerwaartse spiraal te doorbreken . Bewoners aan de randen van de wijk moeten worden verleid om hier te wonen , zodat een hechte gemeenschap behouden blijft. Deze benadering is generiek, op veel plaatsen in Limburg en later ook in de rest van Nederland zal krimp toeslaan en zal deze oplossing toepasbaar zijn. De aanleg van de Buitenring kan hier een belangrijke rol vervullen, omdat de belangrijkste weg van Kerkrade West, de Steenweg haar doorvoerfunctie zal verliezen . luist in het hart van de wijk loopt een drukke weg die nu nog een barrière vormt, maar in de toekomst autoluw gemaakt kan worden. Deze kans mag men niet laten liggen. Kaalheide, een randgebied van Kerkrade West is een interessante plek om hier een begin mee te maken. Kansen zijn: groen om de hoek, verbeterbare openbare functies en onbenutte lege stukken grond terwijl er juist een groot gebrek aan goede openbare ruimte is. De Steenweg zal dus in de toekomst het hart van de wijk gaan vormen. Om zoveel mogelijk bewoners hierbij te betrekken zijn verticale assen geïntroduceerd daar waar ook de kwaliteiten van Kaalheide liggen. De meest krachtige bevat een basisschool, een buurthuis en een nog te ontwikkelen groene 10b.Een uitgelezen plek om juist woningen te bouwen in plaats van te slopen. Met name voor de senior, mobiel of zorgbehoevende mits kansen van deze plek worden benut. Essentieel is de toevoeging van woonondersteunende functies,
73 gez ien het feit dat de mobiliteit van de bewoners achteruit gaat en de afstand naar supermarkt of zorg~voorziening te groot zijn . Zulke functies zijn hier geschikt, evenals functies en plekken die de ontmoeting tussen bewoners bevordert. juist in een krimpende gemeenschap is hier extra aandacht voor nodig om te voorkomen dat mensen in een sociaal isolement komen. In het huidige plan ligt daarom een belangrijke functie voor een multifunctioneelontmoetingsgebouw, centraal in het gebied. Extra benadrukt door een heroriëntatie van de bestaande school richting Steenweg en door nieuwe bebouwing of renovatie van bestaande bebouwing geschikt voor de senior. Afstanden worden geminimaliseerd, midden in de groene omgeving, met genoeg contact tussen bewoners van alle leeftijdsklassen, op een niet-dwingende wijze ontstaat een gemeenschap met een sterker saamhorigheidsgevoel en prettige leefomgeving. In het stedenbouwku'1dig plan en het architectonisch ontwerp zijn dit ook de belangrijkste onderwerpen. Zo is het gebouw onderdeel en vorrngever van een verbindingsroute lussen de groene omgeving en de wijk. Door verschillende hoven te creëren worden op een intieme, toegankelijke manier wijkvoorzieningen aangeboden zoals een huisartsenpost, tandartspraktijk, kapper en grand-café waar ontmoetingen plaatsvinden . De koppeling met de bestaande basisschool zorgt ervoor dat het gebouwencluster een belangrijke rol vervult in de wijk. Ook doordat de basisschool is omgevormd tot een brede school waarbij de sporthal onderdeel is van een nieuw sportcentrum.Het bestaande niveauverschil dat kenmerkend is voor dit gebied word in het gehele stedenbouwkundige plan benadrukt door de vormgeving van terrassen die in het gebouw doorlopen en essentieel onderdee'l van het ontwerp zijn. De specifieke landschappelijke kwaliteiten worden zo optimaal ervaren .
Ing. P. van der Zande
Deïnstitutionalisering van verpleeghuizen Afstudeerrichting Real Estate Management and Development Afstudeercommissie Drs. j.j.A.M. Smeets Or. W.j.M. Heijs Ir. B. Feijts Datum afstuderen 30 maarl 2010 Samenvatting In Nederland zijn er nog steeds institutionele verpleeghuizen. Een institutionele leefomgeving is slecht voor het welzijn en welbevinden van mensen. Een institutionele leefomgeving kan leiden tot leiden tot discultmatie en mortificatie. De thema's die slecht gaan in verpleeghuizen zijn; privacy, sfeer en huiselijkheid, autonomie van de bewoners, veiligheid en de zorgverlening. Voor de vastgoed gerelateerde problemen is een handleiding geschreven waarin aanbevelingen worden gedaan om deze problemen te verhelpen en zo verpleeghuizen te deïnstitutiona liseren.
Factoren die identiteit bepalen
Trefwoorden Deïnstitutiona lisatie Verpleeghuizen Welzijll en welbevinden Healing environment Zorgvastgoed 74
Inhoudsopgave handleiding
Naar aanleiding van het institutionele karakter van met name oudere verpleeghuizen in Nederland is er een onderzoek gedaan naar de deïnstitutionalisatie van deze verpleeghuizen. Een dergelijke institutionele leefomgeving is niet goed voor welzijn en welbevinden van verpleeghuisbewoners. Verpleeghuisbewoners kunnen hun eigen identiteit en persoonlijkheid kwijtraken wanneer zij lang verblijven in deze institutionele leefomgevingen. Naast het verliezen van eigen identiteit en persoonlijkheid is een institutionele leefomgeving niet prettig voor bezoekers van bewoners. Tevens zullen door de veranderingen in marktwerking en het bekostigingssysteem zorginstellingen moeten concurreren met hun (zorg)vastgoed. Hierbij zijn institutionele verpleeghuizen niet wenselijk en kansarm voor de marktpositie. Probleemstelling Door middel van welke (vastgoed) ingrepen kan worden bijgedragen aan de deïnstitutionalisering van verpleeghuizen voor de huidige en toekomstige ouderen en welke randvoorwaarden zijn van belang om dit te implementeren? Uit de literatuur blijkt dat verpleeghuizen institutioneel aandoen dit komt doordat verpleeghuizen zijn ontstaan uit het ziekenhuis(model). De potentiëlenvraag naar intramurale verzorging zal alleen nog maar toenemen. Hier zal door vastgoedmanagers van zorginstellingen op ingespeeld moeten worden om hun vastgoedportefeuille aan te laten sluiten op de toekomstige vraag van de doelgroep. De invoering van de marktwerking door de overheid is hierbij een essentiële ontwikkeling. Door deze ontwikkeling zullen de zorginstellingen moeten gaan concurreren met hun vastgoed. Daarbij is een niet- institutioneel verpleeghuis in het voordeel ten opzichte van institutionele verpleeghuizen. Uit de literatuurstudie komt naar voren dat een vijftal thema's niet goed gaan in sommige verpleeghuizen. De thema's die niet
Deel van de handleiding goed gaan zijn: de privacy, huiselijkheid en sfeer, veiligheid, autonomie en de zorgverlening. De problemen kunnen verdeeld worden in vastgoed gerelateerde problemen en organisatie gerelateerde problemen. Deze vijf thema's en bijbehorende problemen zijn in een inter· view voorgelegd aan experts uit de praktijk, zorg· vastgoed ma· nagers en personen uit cliëntenraden. Deze personen waren het er over eens dat de vijf thema's in sommige verpleeghuizen niet goed gaan. Uit de interviews blijkt dat de privacy erg afhangt van de ouderdom van het gebouw. In de oudere gebouwen is er minder privacy en is het ook moeilijker om privacy te creëren door het ontwerp en de constructie van het verpleeghuis. Uit het literatuuronderzoek en de interviews die zijn gehouden komt een beeld naar voren van 'total institions' zoals E. Goffman (Canadese socioloog) heeft beschreven in zijn gelijknamige boek. De gevolgen van totale instituten kunnen in het ernstigste geval leiden tot disculturatie en mortificatie. Disculturatie is het afleren van sociale vaardigheden en mortificatie is het vernietigen van de eigen persoonlijkheid en identiteit. Deïnstitutionaliseren is een fysieke leefomgeving in een verpleeginstelling creëren, waarbij de gebruiker zijn of haar eigen identiteit behoudt door een veilig en fijn gevoel te realiseren waarbij de gebruiker een eigen territorium heeft en er privéruimten aanwezig zijn. De verruiming van functies in en om een verpleeghuis kunnen de sociale interactie bevorderen (integreren in de maatschappij). De gebruiker heeft voldoende zelfregie over de verleende zorg en hoe deze zorg gegeven wordt. Dit alles wordt gerealiseerd in een huiselijke sfeer, waarbij leefsferen (wonen, zorg, recreëren) nog zoveel mogelijk aanwezig zijn. Om deïnstitutionalisatie te bewerkstelligen zijn de vastgoedgerelateerde problemen zijn opgelost door middel van het vakgebied healing environment, het normalisatie denken en de factoren van welzijn . De aanbevelingen die zijn gedaan om verpleeg-
75 huizen te deïnstitutionaliseren zijn in een handleiding vastgelegd . Volgens de methode van Christopher Alexander 'A Pattern language'. Hierbij is onderscheid gemaakt in kamer, verdieping en gebouw. Voor het slagen van de deïnstitutionalisatie zal men gedurende dit traject moeten zorgen dat er een goede communicatie en samenwerking is met alle betrokken partijen. Het vastgoed en de fysieke leefomgeving zullen slechts onderdelen zijn van het gehele deïnstitutionalisatieproces; er zal ook gekeken moeten worden naar de organisatie/bestuur en zorgverlening. Deze factoren zullen allemaal bepalend zijn om deïnstitutionalisatie tot een volledig succes te maken.
O.M. Zijlmans
De veranderende vraag naar winkelvastgoed onder invloed van online winkelen Een onderzoek naar de toekomststrategieën van (r)etailers Afstudeerrichting Real Estate Management and Development Afstudeercommissie Ir. ing. 1.1. Janssen Drs. J.J.A.M . Smeets Ir. S. Buvelöt K.e. van Dam Datum afstuderen maart 2010
30
Samenvatting Als gevolg van de opkomst van online winkelen kan de vraag naar winkelvastgoed veranderen. Internet is een extra kanaal dat consumenten kunnen gebruiken om te winkelen . In dit onderzoek wordt het gebruik van internet als winkelkanaal door retailers onderzocht. Vervolgens wordt aan de hand van interviews bij grote retailondernemingen in Nederland gekeken of er een relatie is tussen het gebruik van internet als winkel· kanaal en de vraag naar winkelvastgoed . Trefwoorden Winkelvastgoed Vastgoedvraag Online winkelen Internet (R)etail
De laatste jaren heeft de markt voor online winkelen een enorme groei doorgemaakt. In de periode van 2000 tot 2008 groeiden de online productbestedingen in Nederland per jaar met gemiddeld 35 procent. Inmiddels zijn de bestedingen goed voor 2218 miljoen euro. Dat is 4,6% van de totale non-food detailhandelbestedingen . De groei van de afgelopen jaren kan worden verklaard door de groei van het aantal internetverbindingen in Nederland . Hierdoor is het voor steeds meer consumenten mogelijk om online te winkelen. Maar niet alleen nieuwe klanten veroorzaken de groei van de online bestedingen. Ook consumenten die al eerder online hebben gewinkeld, doen dit vaker en bovendien besteden zij meer. Het online winkelkanaal sluit goed aan bij de wensen van de consument. Deze heeft de behoefte om zijn tijd efficiënt in te delen en geld en moeite te besparen . Voorlopig gaan de stijgende online productbestedingen vooral ten koste van andere thuiswinkelkanalen (postorder, tv of telefoon) en dus in mindere mate ten koste van het fysieke winkelkanaal. Het is echter de vraag op welke manier internet zich als winkelkanaal verder gaat ontwikkelen . De ontwikkeling van internet als winkelkanaal kan gevolgen hebben voor de vraag naar winkelvastgoed . Zo kan de vraag naar winkelvloeroppervlak bijvoorbeeld veranderen als gevolg van internet, maar ook veranderingen in het huurprijsniveau zijn denkbaar. In dit afstudeeronderzoek staat de volgende vraag centraal: Hoe zetten retaiIers het internet in als winkelkanaal en welke gevolgen heeft dit voor de vraag naar winkelvastgoed in de toekomst? Retailers kunnen potentiële klanten via verschillende winkelkanalen benaderen. Internet kan als aanvullend of zelfs vervangend winkelkanaal worden ingezet om tegemoet te komen aan de wensen van de consument teneinde de relatie met de klant te verbeteren. De mate waarin retaiIers concurrentie ervaren als gevolg van het gebruik van internet en hun visie op de impact van internet zijn van invloed op de verandering van de vraag naar winkelvastgoed als gevolg van online winkelen . Hierbij zijn er verschillen tussen branches op te merken, waaraan de wensen en behoeften van consumenten ten grondslag liggen. Als gevolg van de mogelijkheden van internet kunnen consumenten zich beter op aankopen oriënteren, maar dit is meer van belang bij doelgerichte dan bij impulsgerichte aankopen. Om de impact van internet in verschillende branches te onderzoeken wordt in dit onderzoek een productindeling gebruikt die onderscheid maakt in de mate waarin het voor consumenten mogelijk is om zich voor het aankoopproces op producten te oriënteren. Producttypen in deze indeling verschillen bovendien op het gebied van frequentie van kopen en de mate waarin het gebruiken van zintuigen van belang is bij de oriëntatie op een product. Het online winkelkanaal presteert in vergelijking met het fysieke winkelkanaal goed op het gebied van gemak, maar minder op het gebied van beleving en ervaring, en vertrouwen.
Op basis van de verschillen tussen branches en de eigenschappen van winkellocaties kan worden aangenomen dat bepaalde typen winkellocaties ook gevoeliger zijn voor de impact van internet als winkelkanaal. Branches zijn namelijk ongelijk over verschillende typen centra verdeeld. Bovendien zijn er verschillen tussen typen centra ten aanzien van het bieden van gemak en beleving en de mate waarin de typen aansluiten op de behoeften van de consument. Producttypen en branches die goed presteren op internet zijn de bijzondere, niet frequente aankopen, de verbruiksgoederen en de mediaproducten. Deze producttypen zijn relatief sterk vertegenwoordigd in binnensteden, stadsdeelcentra en kernverzorgende centra. In deze typen centra kan dan ook verwacht worden dat de impact van online winkelen het grootst is. Om de impact van online winkelen op de vraag naar winkelruimte verder te onderzoeken zijn het gebruik van internetstrategieën door retailers en de ontwikkeling van dit gebruik in de praktijk onderzocht. In totaal zijn 331 detailhandelformules onderzocht door websites te analyseren aan de hand van negen criteria. Zij vormen 42% van het totale aantal formules dat in Nederland aanwezig is. Bij 33% van deze formules werd een online verkoopstrategie, waarbij online producten worden verkocht, geconstateerd, in 63% van de gevallen werd een informatiestrategie, waarbij alleen informatie wordt geboden via de website, toegepast. Uit een vergelijking met andere onderzoeken die het gebruik van internet onder retailorganisaties hebben onderzocht, kan worden geconcludeerd dat detailhandelformules ten opzichte van zelfstandige ondernemers vaker een geavanceerdere internetstrategie gebruiken en dat het gebruik van internetstrategieën zich nog steeds aan het ontwikkelen is. Om de relatie tussen het gebruik van internetstrategieën en de vastgoedvraag te onderzoeken, werden vervolgens 11 interviews gehouden bij grote retailorganisaties die verantwoordelijk zijn voor 44 winkelformules. Respondenten gaven hierin aan dat de concurrentie binnen de Nederlandse detailhandel als gevolg van online winkelen is toegenomen. Toch ervaren de respondenten de toegenomen concurrentie niet zozeer voor hun organisatie. Zij verwijzen zelfs naar de positieve gevolgen van hun gebruik van internet voor hun positie in de markt. De respondenten stellen dat de vraag naar win kelvastgoed voor de gehele detailhandel in Nederland als gevolg van online winkelen weliswaar zal afnemen, maar dat deze vraag voor hun eigen organisatie neutraal blijft. Bovendien benadrukken de respondenten het belang van synergie tussen het gebruik van verschillende winkelkanalen. Uit dit onderzoek kan dan ook worden geconcludeerd dat de kwantitatieve vraag naar winkelruimte onder grote ondernemingen als gevolg van online winkelen vooralsnog niet zal veranderen (lees: afnemen). Deze ondernemingen hanteren geen defensieve strategieën, maar gebruiken internet juist om het marktaandeel te vergroten.
or n ro ;:::;: C
0-
o c :E
'"
C
::::J
c-
([)
77
Technische Universiteit Eindhoven University ofTechnology
/
Inhoud
pag.
S.P.M. Beugels
Krachtwijken in beweging
6
F.I.G . Beurskens
Sluitsteen voor het Singelgrachtcollier
8
De herinterpretatie van een stedelijk scharnierpunt G.I.T.Brouwers
Niet prismatische houten gelamineerde elementen
10
Een onderzoek naar de spanningsverdeling L. Chabot
Prestaties van isolatiematerialen in een spouwmuurconstructie
12
Beoordeling van de bruikbaarheid S.M .S.D. ten Dam
Het Meester Visserplein Amsterdam Een stedelijk theater M.L.M. van Dijck
Zeeburgerpad Ingrepen in een Rafelrand M.5. Dijk
Wind loaded pneumatic structures
18
R.w.A. Gijsberts
Het Eeuwig Gebouw
20
Een sequentiële verandering van basisschool tot woongebouw ... R.I.M.M van Ginneken
Singelgrachtpromenade en Appeltjesmarkt
22
Ontwerpend onderzoek naar een filmische openbare ruimte L. Göritzlehner
Aan wat vooraf ging
24
Een analoge interventie bij een bestaand gebouw L.M. Goossens
Maatpak voor de Weversbuurt
26
Een strategie voor ontwik keling en behoud langs de Vijzelgracht P.I .M. Groenen
Bouwstenen voor productief huisvesten
28
Een evaluatieonderzoek naar de succesfactoren van het activiteitgerelateerde huisvestingsconcept E.w.P. Hemel
Ruimte voor ouderen
30
Onderzoek naar de beleving van de woonomgeving, groengebruik en sociaal conta ct onder ouderen K. Hombrink
Nieuwe ruimtes in het bouwblok
32
Een uitzondering in de stedelijke structuur van de Pijp Ing. P. van 't Hoog
Metrostation Waterlooplein
34
Ing. M.P.A.M. van Horrik
Rethinking the Salk Institute Oe synthese tussen Louis Kahn' s gedachtegoed en parametrisch ontwerpen R.I.A. van Keijsteren
Gemeente Boxmeer: van heg naar huis Ing. S. de Kok
Made to fit
40
Het kunnen aansluiten van de woning op individuele wensen en behoeften B van Kruijsdijk
Gemeenschappelijk Bevallen Alles onder een dak
42
B.J,C. de Leijer Het loodrecht op druk belasten van de houtvezel bij discreet ondersteunde balken
44
W. van der Linden Rainfall interception by buildings for urban hydrology modeling I.M.w. Luijks Harmonieuze Ontmoeting Herontwerp van de Heilig Hartkerk te Breda J,C.Mak Dream Catcher Towards new modes of reciprocity in architecture
50
Ing. I.M. Menger Prestaties sturen met vastgoed Het aantonen en optimaliseren van de toegevoegde waarde van CRE(M) op de prestaties van een onderneming
52
ing. M.H. Monné The Logical Structure The development of an automated design system
54
ing. K.I. Moons Contractor Selection A comparison between procurement systems of clients in oil, gas and petrochemical industry with public clients in the construction industry G.H.J. Muskens Invloed 11ftinzet en liftgebruik op wachttijd bouwplaatspersoneel
S8
B.P.J.Niessen Herstructurering van het KazerneKwartier Inpassing van een voetbalstadion met eeD uitgebreid programma in de voormalige militaire kazerne te Venlo
60
ing. NAP. Nijenhuis De ontwikkeling van een systeem voor de realisatie van drukschotten
62
M.G. Nijhoff Duurzame gebiedsontwikkeling Een structurerend procesmodel voor een duurzame toekomst J. Radermacher Slimovernachten Ontwikkeling van een duurzaam gebouwconcept voor de zakelijke hotelmarkt
66
Ing. A. Ramezani Samenwerkende lateien Onderzoek naar het gedrag van de lintvoeg tussen de latei en het metselwerk
68
G.J . Rohaan Het Oosterpark Vervoeging van een verstedelijkte parkrand
70
K.w.I. Ruijs Choose the train Creation of a decision support system for high speed train route choice
72
P.F. van der Salm Energiezuinige nieuwbouwwoningen in de sociale woningbouw Geen belemmering voor de corporatiewereld
74
DAR.Segeren Logistieke centra in de bouwnijverheid
D.Treep Vernieuwing van de Oosterparkrand R.P. van Velzen Cross-Over Van het verzorg-jverpleeghuis als heterotopie naar typologie
80
Ing C.l . Verhagen
Het nieuwe theater Middelburg
82
K.A.M. Weijers BSc
PLUG-component Ontwikkeling van een gevelcomponent voor de renovatie van rijtjeswoningen W.A.A. van de Wouw
Betonnen sandwich als licht vloersysteem
86
S.P.M. Beugels
Krachtwijken in beweging Afstudeerrichting Design and Decision Support Systems Afstudeercommissie Dr. T.A. Arentze Ir. A.w.J. Borgers Dr. ir. A.D.A.M. Kemperman Datum afstuderen 29juni 2010
111
-ur r:::
0ti) ti)
...
c:r r:::
:::s
0-
~
ill' r.
c
;;;
Samenvatting Om het groeiende probleem van overgewicht tegen te gaan is het belangrijk om mensen te stimuleren om meer fysieke activiteit te beoefenen . De hoeveelheid beoefende fysieke activiteit is niet alleen een gevolg van persoonlijke keuzes en motivatie, maar wordt ook beïnvloed door persoonlijke eigenschappen, sociale en fysiekruimtelijke omgevingskenmerken. Met behulp van multilevel analyse wordt getrachl inzicht te verkrijgen in de (mate van) invloed van fysiekruimtelijke omgevingskenmerken, waarbij rekening wordt gehouden met de invloed van persoonlijke kenmerken en sociale omgevingskenmerken . Trefwoorden Overgewicht Fysieke activiteit Krachtwijken Fysiekruimtelijke omgeving Multilevel analyse
6
Een van de grootste problemen in de volksgezondheid, niet in alleen in Nederland, maar wereldwijd, is overgewicht en er wordt verwacht dat (ernstig) overgewicht in de toekomst alleen maar zal toenemen . Overgewicht is een probleem, aangezien het in verband kan worden gebracht met zowel lichamelijke als psychische klachten . De toename van overgewicht is het gevolg van een toenemende scheefheid in de energiebalans . Er wordt steeds meer en ongezonder geconsumeerd en er wordt minder bewogen. Het herstellen van deze balans is niet alleen een proces dat is toe te schrijven aan keuzes en motivatie, ook persoonlijke eigenschappen en invloeden uit de sociale en fysiekruimtelijke omgeving spelen hierbij een rol. Doel van dit onderzoek is het verkrijgen van meer inzicht in de rol van fysiekruimtelijke omgevingskenmerken bij de keuze voor fysieke activiteit in Nederland. Hierbij is ervoor gekozen om in te spelen op een andere actualiteit in Nederland : de krachtwijken. Dit zijn 40 wijken die in 2007 door minister Elia Vogelaar, zijn aangewezen als die wijken die het meest te maken hebben met leefbaarheidproblemen. De bewoners van deze wijken hebben vaak een lage sociaal-economische status (SES). Verschillende studies hebben uitgewezen dat mensen met een lage SES in hun vrije tijd minder fysiek actief zijn en bovendien extra vatbaar lijken te zijn voor het stimuleren van fysieke activiteit door de vormgeving van de leefomgeving. De combinatie van beide uitgangspunten heeft geleid tot de volgende probleemstelling:
"Welke fysiekruimtelijke omgevingsfactoren oefenen invloed uit op de keuze voor fysieke activiteit in de vorm van lopen en fietsen in de krochtwijken, rekening houdende met de sociale leefomgeving en persoonlijke kenmerken, en in welke mate spelen deze omgevingsfactoren een rol?" De veronderstelde relaties tussen de omgevingsfactoren, de sociale leefomgeving en persoonlijke kenmerken en de fysieke activiteit als gevolg van lopen en fietsen zijn weergegeven in een conceptueel model, aan de hand waarvan het onderzoek is uitgevoerd. Om antwoord te geven op deze probleemstelling, is gebruik gemaakt van een combinatie van twee bestaande databestanden, namelijk data uit het WoON-onderzoek, waarin data beschikbaar zijn over de woonomstandigheden en woonomgeving, en data uit het MON-onderzoek, waarin data beschikbaar zijn over verplaatsingsgedrag. Beide databestanden zijn gebaseerd op repre~sentatieve steekproeven uit de Nederlandse bevolking. Uit deze data is gebruik gemaakt van gegevens over de 40 krachtwijken en 40 vergelijkwijken, die geselecteerd zijn aan de hand van overeenkomsten wat betreft persoonlijke kenmerken. In totaal zijn er dus 80 wijken geanalyseerd waarin 2696 respondenten zijn vertegenwoordigd. Van deze 2696 respondenten is de fysieke activiteit als gevolg van verplaatsingen door te lopen en/of te fietsen geanalyseerd. Van de respondenten is data gebruikt aangaande hun geslacht, leeftijd , huishoudensamenstelling, arbeidsstatus, inkomensniveau en opleidingsniveau, autobezit in het huishouden en fietsbezit in het huishouden . Op postcodeniveau is gebruik gemaakt van data over functiemenging, stedelijkheid, stratenstructuur, sociale cohesie, beoordeling van groen, veiligheid, gemiddelden van de ervaren gezondheid en percentage niet-westerse alloch tone bewoners. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van multilevel-analyse. Dit is een geavanceerde vorm van standaard meervoudige regressie-analyse, waarbij rekening wordt gehouden met de hiërarchische opbouw van de data. Er zijn drie multilevel-analyses uitgevoerd, namelijk één voor het aantal minuten per dag besteed aan lopen, één voor het aantal minuten per dag besteed aan fietsen en één voor het totaal aantal minuten per dag besteed aan lopen en/of fietsen. Uit alle drie de analyses blijkt dat een groot deel van de variantie van deze afhankelijke variabelen niet verklaard kan worden door de geanalyseerde ruimtelijke en persoonlijke variabelen . Invloed van ruimtelijke omgevingskenmerken (data op postcodeniveau) . Er is maar één ruimtelijk omgevingskenmerk dat volgens ver-
LEVeL 2: WIJKEN Fyàk-RliJmllll6lrl ~
l.
~UNCTIEMENGING I~THE,o -)
L -_ _ _ _ _ _ _ _
GROEN ~
CONNECTIVITEIT
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ .. _
:
~ ....................., .... .... .. ... ..................... , .. ...... ... .
.......... ... .... .................. ,.•............ ............... ,..... ... ... ,., ....... .... ... ...
..,.jt- - - - - - - - - - - . - - ,
r:!F:,.,... ---:--A -:-c.,....,llvi/· •
----..- - - .----.~. i
I
WANDELEN
ARBEIDSSTATUS
[---
RECREATIE
VERPLAATSEN
LEVEL 1: RESPONDENTEN
Conceptueel model
wachting invloed uitoefent, namelijk de stedelijkheidsgraad. Wanneer de stedelijkheidsgraad toeneemt, neemt ook de hoeveelheid fietsen toe en loopt en fietst men in totaal meer. Opvallend is dat voor de kenmerken functiemenging, verloedering, veiligheid en beoordeling van groen, beoordeling van sociale cohesie en de beoordeling van de gezondheid geldt dat wanneer deze in gemiddelde mate aanwezig zijfl of als gemiddeld worden beoordeeld, di:! de meeste positieve invloed uitoefent op fysieke activiteit als gevolg van verplaatsingen. Opvallend is ook dat in een omgevil1g waar minder dan 30% van de bewoners van niet-allochtone afkomst is, significant minder wordt gelopen dan wanneer dit percentage hoger is. Invloed van persoonlijke kenmerken (data op respondentniveau) Uit de analyse van de invloed van de persoonlij'ke kenmerken blij,kt dat deze meer volgens verwachting invloed uitoefenen. Alleen de invloed van twee kenmerkende variabelen van SES, namelijk inkomensniveau en arbeids~status is opvallend. Het blijkt namelijk dat inkomensnivea u een negatieve invloed heeft op lopen en dat mensen met een gemiddeld inkomensniveau in totaal het meest lopen en fietsen . Daarbij blijkt dat werkloze mensen en studenten en scholieren respectievelijk meer lopen en fietsen, en dat werkzame mense~ significant minder fysiek actief zijn (met betrekking tot verplaatsingsgedrag). Wanneer aan de hand van resultaten advies uitgebracht moet worden over mogelijkheden bij het herstructure fen van de krachtwijken, moet worden geconcludeerd dat geen eenduidige adviezen u,jtgebracht kunnen worden. Wel kUflnen er enkele aanbevelingen worden geformuleerd voor vervolgonderzoek, namelijk: 1. In een vervolgonderzoek zou een dataverzameling uitgevoerd moeten worden, waarbij een meer gerichte steekproef wordt gedaan. Dit kan tot andere inzichten leiden .
7 2 . Het verdient aanbeveling om een vervolgonderzoek uit te voe -
ren naar ook andere vormen van fysieke activiteiten, zoals actieve vrijetijdsbesteding. 3. Een groot deel van de variantie in hoeveelheid lopen en fietsen kan niet worden verklaard door de onderzochte verklarende variabelen. Met vervolgonderzoek kan worden onderzocht of en welke andere verklarende variabelen gelden. 4. Dit onderzoek is toegespitst op wijken die bijzonder zijn , omdat er veelleefbaarheidsproblemen heersen (in de krachtwijken) en er relatief veel mensen wonen met een lage SES. Het is mogelijk dat voor bewoners van deze wijken andere invloedsfactoren gelden om te lopen en te fietsen dan de factoren die zijn gevonden in het literatuuronderzoek. Het is aan te bevelen om een nader (eventueel kwalitatief) onderzoek uit te voeren om te achterhalen of, welke en in welke mate andere factoren van invloed zijn.
F.j.G. Beurskens
Sluitsteen voor het Singelgrachtcollier De herinterpretatie van een stedelijk scharnierpunt Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. dr. ir. P.j.v. van Wesemael Prof. dr. B.j.F. Colenbrander Prof. dipl.·ing. C. Rapp Datum afstuderen 25 mei 2010
, Stedebouwkundige zwaartepunten in de Singelgrachtzone met uiterst rechts knooppunt 'de Gooyer' (1) --~~~I'II:I
CT
o c !é
Samenvatting De Singelgrachtzone in Amsterdam bevat punten die tot de meest metropolitaanse van de stad behoren. Het punt rondom stellingmolen de Gooyer is echter onderontwikkeld. Met behulp van een uitgebreid' cartografisch onderzoek zijn een aantal con· clusie getrokken die hebben geleid tot een stedebouwkundig ontwerp, waarin de problematiek van de ondergrond·, netwerk·, openbare ruimte· en bebouwingslaag stap voor stap getackeld zijn . Uiteindelijk heeft dit geaccumuleerd tot een architectonisch ontwerp van een cultuurhotel, dat als katalysator voor de plek kan gaan dienen.
;1<:"
c
::>
0.. tD
8
Trefwoorden Stedelijk scharnierpunt Cultuurhotel Cartografisch onderzoek Stedebouwkundige lagenbenadering Langsdoorsnede Amsterdam
Impressie cultuurhotel vanaf Singelgracht (4)
De Singelgrachtzone in Amsterdam is een overblijfsel van de laatste stadsomwalling die in 1875 werd geslecht. Uit een geza· menlijk onderzoek van het afstudeeratelier 'Langsdoorsnede Amsterdam', gepresenteerd in een omvangrijk boekwerk, blijkt dat de punten waar een radiaal deze tangentiale structuur door· snijdt, de voornaamste locaties van stedelijke transformaties markeren. Deze knopen (afbeelding 1) nemen een bijzonder eigen en dynamische gedaante aan , met als belangrijkste voor· beelden het Leidse plein, Museumplein en Frederiksplein . Naast deze punten, die tot de meest metropolitaanse plekken in Amsterdam behoren, zijn er ook een aantal knooppunten tussen radiaal en tangentiaal die nog onderontwikkeld zijn . Bijvoorbeeld het stedelijk scharnierpunt rondom de laatste stellingmolen van Amsterdam : de Gooyer. De gestelde afstudeeropgave speelt hier op in door met behulp van een uitgebreide cartografische analyse van de plek, tot een stedebouwkundig en architectonisch ontwerp te komen, wat als katalysator voor de locatie kan dienen. De onderontwikkeldheid van het knooppunt, is nauw verbonden met de geschiedenis van de plek. Het punt was weliswaar een stadsentree, zoals het Leidse plein, of Frederiksplein dat ook was, maar was dit in eerste instantie alleen over water. Tijdens de industrialisatie werd het punt vooral een spoorwegknooppunt, later tijdens de cityvorming nam de auto een steeds belangrijkere rol in. De overeenkomst tussen deze periodes is dat het knooppunt vooral een infrastructurele functie had. Het gevolg is dat omliggende bebouwing van de locatie is afgekeerd en het stedebouwkundig scharnierpunt zijn natuurlijke rol als oriëntatiepunt niet goed vervuld. Door de herontwikkeling van omliggende haven- en industriegebieden tot woongebied wordt de rol van de fietser en voetganger echter groter en groter, alsook de rol van het stedelijk scharnier als oriëntatie- en stedebouwkundige zwaartepunt in de stad. Omdat de problematiek van het punt zowel een infrastructureel als morfologisch probleem is, maar ook de invulling van de openbare ruimte een rol speelt is er voor gekozen een uitgebrei -
Stedebouwkundig ontwerp (2)
Conceptdoorsnede architectonisch plan (J) 111
:a:e
Cl. ID ID
i;e ::::I Cl.
!!.. ö1'
n
C
ro
0-
o
c
:oE
'"
C :::J
D-
m
Interieurimpressie van het atrium, waarin de openbare voorzieningen zijn verzameld (5)
de stedebouwkundige analyse uit te voeren aan de hand van de stedebouwkundige lagenbenadering, die in dit geval de stad spl attegrond opdeelt in de lagen ondergrond, netwerken, open bare ruimte en bebouwing. Aan de hand van deze an alysemethode en de uitkomsten hiervan, is stapsgewijs tot een stedebouwkundig ontwerp gekomen (afbeelding 2). Allereerst legt de analyse van de ondergrondlaag de loop van de belangrijkste structuurdragers, de dijken, de voormalige stadsomwalling en de grachten bloot, die als leidraad dienen voor de bovenliggende lagen. Analyse van de netwerklaag legt bloot dat sommige netwerken niet consequent zijn doorgevoerd, wat de duidelijkheid en oriëntatie op de locatie niet ten goede komt. Het verleggen van het hoofdnet van de auto, zodat deze de loop van het water consequent blijft volgen, is een direct gevolg van deze constatering. Een tweede ingreep in de netwerklaag is het verbeteren van het langzaamverkeers- en openbaar vervoersnetwerk. In de openbare ruimtelaag zijn vergelijkbare ingrepen gepleegd . Pleinen en stedelijke vlakken zijn in het gebied relatief veel aanwezig, alleen de ruimtelijke verbinding tussen deze punten is niet aanwezig of niet consequent doorgevoerd. Daarom is er voor gekozen om bestaande ruimtelijke elementen, zoals bomenrijen en groen aan het water, consequent door te trekken . Bovendien zijn er twee nieuwe boulevards voor langzaam verkeer geïntroduceerd. De ingrepen in de laatste laag van de analysemethode, de bebouwingslaag, zijn de meest omvangrijke. Omdat de huidige bebouwing zich van het centrum van het knooppunt afkeert, is er voor gekozen om op 5 loca~ies een nieuwe stedebouwkundig volume te ontwerpen, die zich na ar de stellingmolen in het centrum toekeren . Deze kopp en vormen tevens de 'kop' van 5 verschillende morfologische structuren die in het centrum samenkomen . Samen vorm en de koppen een en semble, door een gemeenschappelijk hoogteaccent. Tot slot is één van de stedebouwkundige volumes uitgewerkt tot een architectonisch plan. Logischerwijs is dat gedaan voor de meest complexe locatie van de vijf, het volume in de Singelgrachtzone .
9 Als programma is gekozen voor een cultuurhotel, waarin verschillende openbare voorzieningen, zoals een buurtbibliotheek en buurtthe ater zijn opgenomen binnen het programma van het hotel. Daarbij is getracht aan te sluiten bij de typologie van het Grand Hotel, een type dat op vergelijkbare plekken in de stad veelvuldig voorkomt, door op een zelfde manier publieke functies en hotelfuncties te verenigen . Alle publieke voorzieningen bevinden zich in een centra al gelegen atrium (afbeelding 3 en 5) dat zijn openbaarheid toont in de plint van het gebouw. Da aromheen zijn de hotelkamers gevouwen. Als schil is gekozen voor een bronzen gerasterde façade (afbeelding 4), die het gebouw als 'kopgebouw' een duidelijke identiteit geeft. Verfijning treedt op door het vouwen van de schil en de keuze voor verschillende soorten ramen. Het uiteindelijke doel van het ontworpen hotel, is dat het als katalysator kan gaan dienen voor nieuwe culture le- en horecavoorzieningen, die al latent in het gebied aanwe zig zijn .
G.j.T.Brouwers
Niet prismatische houten gelamineerde elementen Een onderzoek naar de spanningsverdeling Afstudeerrichting Structural Design Afstudeercommissie Prof. dr. ir. A.j.M. lorissen Dr. ir. A.I.M. Leijten Ir. j.CM. Schoenmakers
K:::::::-_:i,
~
:J~_ _
_~
;;'r. 1_:."""-=--=--=--=-_..........___ } ~x=O
.'
R Datum afstuderen 29juni 2010
cr a c :E
'"
C :::J
Cl.
Samenvatting De spanningsverdeling in niet prismatische houten liggers zijn niet te berekenen met de gebruikelijke formules voor prismatische liggers. Ten gevolge van niet evenwijdig aan de houtvezel verlopende randen treden er spanningen loodrecht op de houtvezel en schuifspanningen op. Aan het bepalen van deze spanningen, analytisch en numeriek, is in het verleden (rond 1980) aandacht besteed De formules waarmee de spanningen worden berekend zijn niet doorzichtig. Het doel binnen mijn afstuderen is een brede basis te leggen voor vervolg onderzoek naar de spanningsverdeling bij niet prismatische houten liggers, waarbij de achtergrond van de verschillende geldende formules in de norm duidelijk en helder is.
Schematlsatle tot wig (1)
r
'h 10.
! f,'/
(-i
10
" " '1.0
I
~
"-
\
0.6
0.6
0'4 -
0<4
/
/
I
\ ' 0.2
I, olr"~
8 9
~...,--
0.8
8 0
/
I
/
//i/
\\
ro
Trefwoorden Houtconstructies Gelamineerd Niet prismatisch Eindig elementen methode Spanningsverdeling
:!
/
0./
M.
xÓ
dl
0
0
0
0
W
V
I 0
x...!
ti
~ 0
iJ;
A 0
N
ti
0
Schuifspanning (ny) bij een hoek a van 8° ten gevolge van (a) moment (b) dwarskracht (4)
Het is niet moeilijk om van een prismatische ligger met parallelle randen een tapse ligger te zagen. Vandaar dat dit liggertype veel in de praktijk voorkomt. Deze tapsheid geeft mogelijkheden tot waterafschot als het dakliggers betreft. Er zijn enkelzijdige en dubbelzijdige tapse liggers. Deze typen liggers zijn architectonisch eleganter en technisch gezien efficiënter omdat de doorsnede de momentenlijn meer volgt dan een prismatische ligger. Voor het ontwerp is te beseffen dat de aangesneden rand niet parallel loopt met die vezelrichting. Bekend is dat de sterkte varieert met de vezelrichting. Onderzoek Ribberholt De rekenregels in NEN6760 (art.11.9.1.3) zijn gebaseerd op het onderzoek naar de spanningen in de uiterste vezel bij een niet prismatische ligger met een éénzijdig verlopende doorsnede van H. Riberholt. Een niet prismatische ligger is te schematiseren tot een wig met aan de top een equivalente puntlast (Pl, weergegeven in Figuur 1. De spanningsverdeling is hiervoor bekend . Spanningsverdeling verkregen met eindige elementen modellen (EEM) Uit het onderzoek in het eindige elementen pakket Abaqus/CAE komen enkele interessante punten naar voren . Zo geven de spanningen, bepaald in het onderzoek van Riberholt, vanaf een doorsnede van minimaal 2 x h~o een goede weergave van de optredende spanningen . Het onderzoek van Riberholt is gebaseerd op een doorsnede waar naast een moment (Fx I) ook een dwarskracht (f) optreedt. In een doorsnede waar een zuiver moment optreedt, geeft de formule voor spanningen evenwijdig aan de vezel uit het onderzoek van Riberholt een onveilige waarde, zoals in figuur 2 is weergegeven . Hoe groter de hoek C( wordt hoe onveiliger deze waarde is. Door de spanningen ten gevolge van moment en dwarskracht afzonderlijk te bepalen, en later superponeren, kan men uitein delijk een "verbeterde" rekenregel bepalen. De spanning even-
1;0
h
0.8
+_,...,.
EEM (ZUiVer mOlflllt'lt) -Io-- - - e 7 (moment
+ dwarst1acht)
0,2
M~
o
Spanningen evenwijdig aan de vezel (ax) bij een hoek ()( van 14° ten gevolge van een zuiver moment (2)
~
L 10 - + - - + -7 l. h ' h 0,8 -
0,8
I'"
""
Î\
1
1 0,4 - 1-
-
c-
I
XMd
. ~1,0 '
-0,5 ' ~O ' . ~o.s
W
-2
.,
0
1 2
3 4
5
Spanning evenwijdig aan de vezel (ax) bij een hoek ()( van 1° tot 15° ten gevolge van (a) moment (b) dwarskracht (J)
-
y
...,
0,5
'\,
0.6 h
.(l.5
1,0 1
'7f---+-
.,
Ir
1.0
0,5
O t
/
- I)
cr
o c
/
~
"
C ::J
,/
a..
ro
,/
:/
0
0,4
0,8
1,2
Spanningen loodrecht op de vezel (cry) bij een hoek ()( van 8° ten gevolge van (a) moment (b) dwarskracht (s)
wijdig aan de vezel, voor zowel moment als dwarskracht, is in figuur 3 voor verschillende waarden van ()( weergegeven. In de figuren 4 en 5 is voor respectievelijk schuifspanningen en spanningen loodrecht op de vezel deze opsplitsing bij een hoek ()( van 8° gedaan. Het is opvallend dat door belasting op een zuiver moment bij een niet prismatische ligger met een éénzijdig verlopende doorsnede trekspanningen loodrecht op de vezel ontstaan_ Hoe groter de hoek ()( is, hoe groter deze spanningen zijn_ Bij een hoek ()( groter dan 14° is voor het bezwijken van de ligger deze trekspanning loodrecht op de vezel zelfs maatgevend boven de buigspanning in de uiterste vezel. Verbeterde" reken regel Met behulp van het onderzoek in het eindige elem.enten pakket AbaqusjCAE kan voor een niet prismatische ligger met een éénzijdig verlopende doorsnede een formule voor de maatgevende spanning evenwijdig aan de rand worden gegeven_ Aan de rand, evenwijdig aan de vezel geldt de "verbeterde" reken regel, weergegeven in formule 1_ als 8 = 0 :
o .t"
(I 43
l
+, tan a
V_ rw- 53a 500 A
\''{J
[1]
volgens NEN: a , -(1+3,7la1l ' aYit De spanning evenwijdig aan de afgeschuinde zijde is een combinatie van een spanning evenwijdig aan de vezel, schuifspanningen en spanning loodrecht op de vezel. De spanning aan de afgeschuinde zijde kan worden bepaald met formule 2 . 0 (1 -
o ;r cos 2 a +a~. sin: 0: + 2't"),) sinacosa
11
Formule [2J wordt met de volgende "verbeterde" rekenregel benaderd. als 8
= ()(:
a" - (I + 16,8la1l' a -10,21,111 ' a )'; + (O,45a -0, 014a ' ~
volgens NEN a. -(1-4 41an'a \'~L
.,
,
rw
Beide "verbeterde" rekenregels geven tot een hoek ()( van 10° de optredende spanning nauwkeurig weer. Bij een grotere hoek gaat de krachtsafdracht van buiging over naar boogwerking in de niet prismatische ligger.
L. Chabot
Prestaties van isolatiematerialen in een spouwmuurconstructie Beoordeling van de bruikbaarheid Afstudeerrichting Building Physics and Systems Afstudeercommissie Dr. ir. A.W.M. van Schijndel Dr. ir. H.L. Schellen Ir. L.C.I. van Luxemburg Datum afstuderen 29juni 2010 DI
ü!' e: c.
ID ID
...g-
e: ::I c.
!!. ä1' n
Samenvatting Informatie over isolatiematerialen is in grote hoeveelheden aan · wezig in alle soorten media . De informatie wordt verzameld uit 10 bronnen en duidelijk weergegeven in een rangschikking naar onderwerp. Bovendien wordt een uitspraak gedaan over de bruikbaarheid van isolatiematerialen in de toepassing van de spouwmuur.
c
.... .... Cl)
cr o c
::E
'"
C ::J
0..
Trefwoorden Isolatiematerialen Spouwmu ren Bouwfysica Simulatie
binnen
builen
1
vocht
,: i
warmte
.....-..--. •
1
"
Cl)
"
12
,
"
./ ,/,- ,,/,/
Spouwmuurconstructie en de invloeden erop
Isolatiematerialen zijn een onontbeerlijk onderdeel van de hedendaagse bouw. Ze worden vee lvuldig toegepast in de bouw en industrie. Informatie over isolatiematerialen is overvloedig aanwezig via alle soorten media . De doelstellingen van dit pro· ject zijn het overzi chtelijker maken van de grote hoeveelheid informatie over de prestatie s van isolatiematerialen en het gebruiken van de informatie voor een beoordeling van de bruik· baarheid in een specifieke toepa ssing, de spouwmuurcon struc tie. De toepassing van isolatiematerialen is pas goed op gang ge· komen in de tweede helft van de 20e eeuw, na de oliecrisis se n van '70. Hierna zijn de ontwikkelingen op het gebied van eigen· schappen, eisen en de mate van toepassing vrij snel gegaan . Voor de toekomst bestaat de verwachting dat isolatiematerialen met een duurzamere achtergrond belangrijk zullen worden. Op Europees gebied is er een trend gaande in de richting van een grotere eenh eid in regelgeving voor isolatiematerialen . In Nederland zijn de eisen al vrij ver ontwikkeld en geven regels op het gebied van mechanische weerstand en stabiliteit, veiligheid tijdens brand , hygiëne, gezondheid en milieu, veiligh eid tijdens gebruik, bescherming tegen lawaai, energiebe sparing en warmteopslag. Duurzaamheid is een integraal onderdeel van deze regels en de verantwoordelijkheid ervoor ligt bij de produc· tenten en consumenten. Isolatiematerialen kunnen ingedeeld worden in een aantal groe· pen op basis van de grond stoffen: mineralen, plantaardig, dier· lijk of kunststoffen . De Folies zijn een aparte groep. Glaswol, steenwol, cellulair glas, EPS, XPS en PUR zijn in Nederland de meest gangbare isolatiematerialen en worden daarom verder bekeken in dit project. Uit 10 verschillende literatuurbronnen zijn gegevens verzame ld over de eigenschappen van isolatiematerialen. Deze gegevens
1930
..
~
i~r
$p()C.iW1nUloJr
....
J.,.n 60
'.'~
.... .... ...........
JMW1
~
Ta
OI ......risIoser1
t.Ieef huizon gelSOIMtd
I
O'k ..... I _
Mindot ~Oûdeb""il"
J..... n 80
~
19118 Aanpaul"ll
ao,'Wbaolu,1
I~r~~n~e~ Ook_er. ,.oIaho
1$00_ln moe"'.... COIlSlruet ioHlncIe
1
.lil"," 90
~ 1996
2000 • _
""oenng EPN
2002
Mee' ~,zon ~rd ,OOIaIIe
IDik.",. I
~
I(OrbelOrinQ .1gen1lC11apjlen .....U.. Gabtw.k 1AnIaI....
.neroi.
'''''''''MQ EPSD
MM' hUiUf'\ ga.oJMId
I
OJiCkCH1lÎ5Ol"al'a GebrUik aflemJllieve energIe &penrnonlen nie ..'W9
boo- i.....
lsolatiedikle
13
Ontwikkeling van het gebruik van isolatiematerialen In Nederland
geven informatie over fysieke, milieutechnische of gezondheid· technische eigenschappen en bestaan uit specifieke waarden, indeling in klassen of kwalitatieve beoordelingen. Het grote bereik in gegevens kan verklaard worden door de verschillende achtergronden en doeleinden van de literatuurbronnen. De kenmerken van de literatuurbronnen zijn weergegeven op basis van een aantal aspecten, zoals bronvermelding en bruik· baarheid van de grafische gegevens. In dit project is verder gekeken naar de toepassing van isolatie· materia ~en in een spouwmuurconstructie. S,pouwmuurcon· structies zijn gebaseerd op de principes van regen· en luchtke· ring door middel van twee spouwbladen en capillaire onderbre· king door de spouw. Isolatiematerialen in de constructies heb· ben invloed op het transport van warmte, vocht, geluid en de voortplanting van brand. De bekeken isolatiematerialen reduren het transport van warmte door het insluiten van stilstaande lucht. Het verminderen van vochttransport gebeurt door het ver· hogen van de dampdiffusieweerstand en het eventueel voorko· men van watertransport. Invallend geluid op een constructie kan worden doorgelaten, gereflecteerd en geabsorbeerd . Isolatiematerialen bieden voor de geluidsisolatie van een spouwmuurconstructie vooral absorptie bij de hogere frequenties, mits het materiaalluchto· pen en zacht is. Bij de ontwikkeling van brand zijn de eigen· schappen van een constructiemateriaal voornamelijk belangrijk als het zich bevindt aan het oppervlak van de constructie. Op basis van deze gegevens zijn de bestudeerde isolatiema· terialen ,per bouwfysisch transporttype te beoordelen op bruik· baarheid. Voor warmte voldoen de behandelde isolatiemateria· len. Het transport van vocht moet per situatie beoordeeld wor· den. Voor de geluidisolatie van constructies zijn alleen minerale wollen geschikt. En voor de brandwerendheid van constructies zijn alle bekeken materialen nuttig, mits er gelet wordt op de brand klasse.
In dit project zijn drie verschillende muurconstructies gesimu· leerd met behulp van Wufi Pro 4.1, een l·dimensionaal reken· model voor warmte en vocht. Op basis van de resultaten kan een beoordeling van de bruikbaarheid van de isolatiematerialen gemaakt worden . De bekeken isolatiematerialen zijn geschikt voor de drie muurtypes, met uitzondering van cellulair glas. Cellulair glas heeft een hoge weerstand tegen vocht waardoor het de drogingstijd van de constructie verhoogt. De lange tijd verhoogt de kans op condens en schimmel in de constructies en is niet gewenst. De bruikbaarheid van isolatiematerialen in een specifieke toe· passing kan beoordeeld worden op theoretische kennis over de werking of een simulatie van het specifieke constructietype naast het gebruik van experimentele gegevens . Aanbevelingen voor verder onderzoek zijn gebaseerd op het uitbreiden van de basisinformatie in dit project voor minder gangbare materialen, andere toepassingen van constructies, het bekijken van de nauwkeurigheid van de literatuurbronnen, het gebruik van com· plexere simulatiemodellen of simulaties op een ander gebied van bouwfysisch transport in een constructie, zoals geluid .
S.M.S.D. ten Dam
Het Meester Visserplein Amsterdam Een stedelijk theater Afstudeerrichting Architecture
Afstudeercommissie Prof. dr. B.J.F. Colenbrander Prof. dipl.·ing. C. Rapp Ir. R. Broesi
Datum afstuderen 29juni 2010
Samenvatting
-ur DI
r:::
0ti) ti)
...
cr::: :::s 0-
~
iU'
n
c
;;' ;:::;:
0-
o c
:::: 7' c
:::J
0..
m
14
Overzicht Mr. Visserplein
Het Mr. Visserplein in Amsterdam kenmerkt zich vandaag als een chaotische stedelijke ruimte die meer dienst doet als transi· tieruimte dan als verblijfsruimte. Voor deze belangrijke plek in Amsterdam is met behulp van uitvoerig morfologisch en histo· risch onderzoek een herontwerp gemaakt. Het ontwerp ambieert een verschuivi lilg van de huidige positie van het plein als stede· lijk verkeersknooppunt naar een prominente openbare ruimte voor de Amsterdamse binnenstad. Om dit doel te bereiken zijn de drie monu(Tlenten rond het plein door middel van analoge aanhechting architectonisch en functioneel versterkt en heeft het plein een nieuwe functie als stedelijk openluchttheater gekregen.
Trefwoorden Morfologie Analogie Monumenten Pleinen Openluchttheater
Zicht vanaf het Waterlooplein op de uitbreidingen van de Academie van Bouwkunst
Introductie Dit project maakt deel uit van het afstudeeratelier 'De dwars· doorsnede door Amsterdam', onderdeel van een serie van afstudeerateliers, waarbij telkens een gedeelte van Amsterdam wordt onderzocht met behulp van cartografische analyses. De dwars· doorsnede loopt van noord naar zuid en vindt zijn ankerpunt met de binnenstand ter hoogte van het Meester Lodewijk Ernst Visserplein. Het Mr. Visserplein vormt van oudsher een belangrijk knooppunt in de ruimtelijke structuur van de stad en ver· bindt de oostelijke stadsdelen met het historische centrum. Met de verkeersdoorbraken van de jaren '60 werd het als ver· keersplein opgenomen in de schaalvergroting van de Wibaut·as en het IHunneltracé, maar verloor zijn functie door de aanleg van de ringweg AlO. Nu is het tijd om opnieuw na te denken over de functie en verschijningsvorm van dit plein op het raak· vlak van de oude en de vernieuwde stad.
Visie De continue ontwikkeling van de stad is van belang om de stad leefbaar te houden, meegroeiend met de eisen en wensen van zijn inwoners. Hetis belangrijk dat bijzondere stedelijke en architectonische elementen in dit groeiproces behouden blijven, deze elementen zijn de sporen van de verschillende periodes uit de geschiedenis en vormen het karakter van de stad. Een te rigide beleid voor behoud leidt er echter toe dat deze elementen hun actieve rol in het stedelijk weefsel kwijt raken en verande· ren in rekwisieten. Met een ontwerp dat analoge aanhechting aan het bestaande als uitgangspunt heeft blijven het monument en de nieuwbouw zich beiden in het historisch continuüm bevinden en zal het monument zijn actieve rol in de stad niet verliezen. De bebouwing rond het Mr. Visserplein is een verza· meling van verschillende typologieën, die na een turbulent ver· leden, zich nu in een positie bevinden waarin ze onwennig tegenover elkaar staan geplaatst. Uit historisch en morfologisch onderzoek is duidelijk geworden dat zij zijn gebouwd in een ste· delijke context die inmiddels is verdwenen. Als gevolg hiervan
Zicht vanuit het Mozes en Aärontheater op het plein
Interieur Mozes en Aärontheater
Mr. VIsserplein, zicht van bovenaf
Zicht vanaf het Jonas Daniël Meljerplein
zijn de resterende gebouwen niet gericht op het plein, maar op omliggende straten. Desondanks is er nu ter plaatse van het Mr. Visserplein een interessante situatie ontstaan; De publieke ruimte van het verkeersknooppunt is geplaatst in het middel· punt van openbare functies ondergebracht in gebouweFl met een monumentale uitstraling. Deze ruimte die is ontsta'an heb ik verder willen ontwikkelen, omdat ik denk dat mierdoor het Mr. Visserplein veel potentie heeft om bij de binnenstad van Amsterdam te horen, wanneer de ontstane leegte wordt ingericht om er te verblijven. Het plein wat dan ontstaat, kan als entree tot de binnenstad gaan functioneren.
een uitgekristalliseerde vorm aangenomen. Hier zijn de bestaande en de getransformeerde architectuur naast elkaar zichtbaar.
Het ontwerp Het stedebouwkundig ontwerp resulteert in de toevoeging van drie bouwvolumes die aansluiten op de drie monumenten die aan het plein grenzen: de Mozes en Aäronkerk, de PortugeesIsraëlitische Synagoge en het voormalige armenhuis, waar nu de Academie van Bouwkunst is gevestigd. Deze gebouwen behoren tot de symbolen van de stad. Met een extra toevoeging in deze categorie zou er aan het plein een slecht leesbare situatie ontstaan. Met de toevoeging van een uitbreiding met een ondergeschikte gevel kunnen de bestaande iconen juist versterkt worden. De gevel van de uitbreiding aan het plein vraagt echter wel om elementen van meer overdrachtelijke betekenis om een front te kunnen vormen richting het plein . Uitbreiding Academie van Bouwkunst De uitbreiding van de Academie sluit, zowel letterlijk als architectonisch, direct aan op het voormalige armenhuis. Aan het Waterlooplein, neemt de niel1we gevel het patroon van de bestaande gevel in geabstraheerde vorm over. De uitstraling die van een zijvleugel, waardoor de aandacht op de gevel van het bestaande monument wordt gevestigd . Richting het Mr. Visserplein verandert het patroon geleidelijk aan de hand van de achterliggende functies . Wanneer de gevel voor de tweede keer de hoek om is gegaan heeft het patroon
Het Mozes en Aärontheater Ook de uitbreiding van het Mozes en Aärontheater, neemt naast de prominente voorgevel van de kerk een ondergeschikte houding aan. De zijgevel van het nieuwe podium kadert de kerkgevel weer in zoals voor de doorbraak het geval was. De uitbreiding wordt direct naast de kerk geplaatst, maar een kleine afstand is geboden om het monument zijn ruimte te gunnen. Richting net plein neemt het gebouw de prominentie van de kerk over, waardoor het naar het plein toe een dominante rol vertolkt. De huidige functie van de kerk als theater wordt uitgebreid met een tweede zaal die ook als openluchtpodium kan dienen. Dit kan door de glazen gevel richting het plein open te schuiven. Het plein krijgt dan de functie van tribune. Het podium dient overdag ook als publieke ruimte, een stedelijke loggia . De rollen van podium en tribune zijn dan omgedraaid: het podium wordt de huiskamer vanuit waar men naar het plein en de stad kijkt. Het plein Het hoofdgebouw van het Synagoge huisvest de hoofdfunctie en is toegerust met een architectuur die dit uitdraagt in uitstraling en schaal, passend aan een plein. De lagere ombouw, met nevenfuncties, heeft een kleinschalige uitstraling en belemmert een direct relatie van het hoofdgebouw met de omgeving. Het Flieuwe plein gaat met deze tweeledigheid van het complex een relatie aan door met het hoofdgebouwen de ombouw individueel te communiceren . Dit is gedaan door een oplopend plein te creëren . Het hoogste niveau van het plein ligt gelijk met de nokhoogte van de ombouw. Hierdoor kijkt men vanaf het plein over de ombouw heen naar de synagoge en vormt deze geen barrière meer. Op maaiveld niveau communiceert de kleinschalige gevel met de ombouwen is een straat gecreëerd die de historische as, die zich daar bevond, herstelt.
15
M.L.M . van Dijck
Zeebu rgerpad Ingrepen in een Rafelrand Afstudeerrichting Architecture & Urban Design and Planning Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. P.J.v. van Wesemael Prof. dr. ir. B.E.J. de Meulder Dipl.·ing. H.H. Yegenoglu 5.5.5. Rousseau D.P.L.G. Datum afstuderen 25 mei 2010 I»
ia' c:
c
Het Zeeburgerpad is een stukje Amsterdam dat anders is. Het is rommelig, smoezelig en afwijkend, maar er valt ontzet· tend veel te zien, te horen en te ruiken. Voor dit stukje worden verre toekomstplannen gemaakt, waarbij het rafelige karakter verdwijnt. En in de Tussentijd wordt het Zeeburgerpad aan haar lot overgelaten. Afwijkingen en onvolkomenheden geven het Zeeburgerpad een eigen karakter. Juist die eigenhe'id maakt het pad aantrekkelijk. Er wordt gezocht naar de sociale en ruimtelijke kwaliteiten. die de plek haar rafelige karakter geven. Hoe die kwaliteiten vast te houden, maar toch ontwikkeling te laten plaatsvinden in de Tussentijd?
7' C :::J
Trefwoorden
0-
l!) I!)
..,
g-
e: ::s
0-
~
öJ'
n
C
~. 0-
o
::E
0. (1)
16
Associaties rafelrand Zeeburgerpad
Samenvatting
Zeeburgerpad Rafelrand Tussentijd Toe-eigening Buurtcafé
accenten
Gebieden als het Zeeburgerpad. Ze zijn rommelig en afwijkend, maar er valt ontzettend veel te zien, horen en ruiken. Amsterdam kent veel van deze gebieden. Met de ontwikkeling als havenstad. zijn haven en industrie menig maal verhuisd naar nieuwe. grotere en bereikbare gebieden. De daaTbij achtergelaten plekken leveren tijdelijk gebieden op waar het marginale kan en vaak ook mag; rafelranden . Het Zeeburgerpad is een rest van de grote rafelrand die het Oostelijk Havengebied ooit was. Het pad is een smalle landtong in Amsterdam Oost, volledig omgeven door water. Er hangt een geur omheen van vrijheid, onaangepastheid en anarchie. Op voorhand is niet duidelijk wat hier mooi is en wat lelijk. wat hoort en wat niet. Het gebied is echter bovenal nog goed in gebruik. Het dient enerzijds als klein bedrijventerrein en anderzijds biedt het plek voor woonboten en de bijbehorende alledaagse ruimte_ De gemeente werkt aan een toekomstscenario voor het pad, dat over tien tot vijftien jaar in werking moet treden. Daarbij blijft weinig of van het karakter van de plek en ontstaat een nieuw 'schoon' toekomstbeeld. De blik is vooral gericht op de toekomst terwijl het pad in de tussenliggende periode, de Tussentijd, ook van betekenis kan zijn. De Tussentijd is de vaak langdurige tijdspanne waarin gebieden wachten op toekomstig gebruik. Deze periode kan als afgebakende periode tussen sloop en nieuwbouw gezien worden_ Een andere benadering is de Tussentijd als continu gegeven te zien. Initiatieven zijn dan bedoeld om vooruit te lopen op het besluit om een gebied op de schop te. Door in de Tussentijd al ingrepen te plaatsen, ontstaat een soort katalysatorwerking. Het Zeeburgerpad heeft een eigen rafelige charme in de Tussentijd . Juist die eigenheid maakt het pad aantrekkelijk voor hardlopers, wandelaars, fietsers, bewoners en werkenden . Dit afstudeerproject werkt dan ook niet vanuit een probleem, maar vanuit de kansen die het Zeeburgerpad biedt. Er is gezocht
Zeeburgerpad in haar omgeving. Cirkels geven de benoemde pockets aan
0-
o c :E
~
C :::J
0..
m
Pocket Buurtcafé
naar de sociale en ruimtelijke kwaliteiten van de plek. Met behulp van kwalitatieve methoden is onderzoek gedaan naar het alledaagse gebruik van het Zeeburgerpad. Hierbij komen drie gebruikersgroepen na ar voren; bewoners, werkenden en incidentiele gebruikers. Iedere gebruikersgroep neemt op verschillende momenten van dag deel aan de open bare ruimte en eigent zich stukken ervan toe . Vervolgen s is de ruimte va n het pad bestudeerd . Met behulp van typologieën en ritmes wordt duidelijk gemaakt hoe het pad in elkaar steekt. De ruimte wordt daarvoor opgedeeld in drie domeinen : de bebouwing op land, de waterzijde met woonboten en de vrije ruimte tussen beide in . Uit deze analyses komen een aantal plekken die afwijken van de eigen regelmaat van het pad; pockets. Het zijn plekken waar meer ruimte tussen woonboten valt en een blik op het water mogelijk is. Het begin en eind van het Zeeburgerpad en rondom dwarsinfrastructuur Uit de analyses blijkt dat het Zeeburgerpad een eigen logica heeft, met bepaalde kwaliteiten en kansen. De grootste kans zit in het gebruik van de tijd tussen nu en nieuw be stemmingsplan in. Hieruit volgt de ontwerpvraag. Hoe kan het Zeeburgerpad, in de Tussentijd, enerzijds ruimte behouden of zelfs uitbreiden voor alledaags gebruik en anderzijds nieuwe publieke activiteiten met nieuwe gebruikers genereren, zonder dat de karakteri stieke elementen van het pad verloren gaan? In de openbare ruimte en op de benoemde pockets, op vacante plekken, vinden laagdrempelige ingrepen in de Tussentijd plaats. De openbare ruimte krijgt een nieuwe neutrale basislaag. Delen van de openbare ruimte kunnen nog steeds toegeëigend worden door de gebruikers en bewoners van het pad. Vervolgens worden accenten op de basis laag aangebra cht.
17 De pockets bieden ruimte voor pub lieke functies, om het Zeeburgerpad in de Tussentijd en erna meer leven te bieden. Dit in typologieën gebaseerd op aanwezigen. Op de pocket aan het begin van het Zeeburgerpad komt buurtcafé 't Zeeburgerdorp. Een ontmoetingsplek, waarbij samenkomen en het uitzicht als doel gelden . De ruimte rondom het buurtcafé wordt op enigszins gelijke wijze als de openbare ruimte ingericht. Een neutrale basislaag met enkele accenten, waarbij het gebouw als accent overduidelijk is. Het gebouw is een moderne variant van de loods; een hoge, open ruimte met daarin kamers. De kamers hebben gedefinieerde functies, de open restru imte heeft geen bepaald gebruik. Deze ruimte kan, afhankelijk van wie de kamers gebruikt en hoe, meerdere functies op zich nemen . Toe-eigening speelt ook hier een belangrijke rol. Het ensemble van waterkade, het plein en gebouw vormt in zijn totaliteit buurtcafé 't Zeeburgerdorp. Een nieuwe, maar toch bekend voorkomende plek. Samen met het nieuw ingerichte pad en de andere pockets, zorgt het buurtcafé voor extra leven op en aan het Zeeburgerpad.
M.5. Dijk
Wind loaded pneumatic structures Mastertrack Structural Design Graduation committee Prof. dr. Ir. I.G .M. Kerstens Prof. dr. Ir. c.P.w. Geurts Ir. A.P.H.w. Habraken Dr. Ir. H. Hofmeyer Date of graduation 29 juni 2010 W
Summary Pneumatic structures are fle xible and behave in a nonlinear way. A statie approach of wind loading on such a structure can not describe the dynamic effects that wil! occur in real wind. A two dimensional pneumatie structure is modelled in a Finite Element Program. The response under dynamie wind loading is determined using two methods, the frequency·domain method and the time·doma in method. For low air·pressures the !wo methods differ in the first natural frequency. It is recommended not to use the frequency·domain method for this type of pneu· matie structures. For higher air·pressures the results of both methods are in agreement. Keywords Pneumatic structures Wind load Nonlinear Dyn amic Finite Element Program
18
2(,)
IJ I I J
31tJ 41tJ
5 I,)
61tJ
--
[
I
71') 8 (tJ 9 (IJ IOll)
Wil
Representation of vibration in frequency domain
rf" ......
AteaB
. . ..... .
~ ,...
"
\/~ .t /l(
The deformed shape can be divided into three areas
Pneumatic structures Pneumatic structures can be seen as light weight tensile structures. This type of structures is characterized bya minimal use of materials and the use of pre·stress. in pneumatic structures the pre-stress is generated by the internal air·pressure. The most used material for the membrane of pneumatic structures is ETFE, which is a very th in film. Because the material is very th in, in the membrane only stresses caused by tension can be present. The stresses are dependent on the radius of curvature, the internal air·pressure and the thickness of the membrane . Wh en the structure is externally loaded the geometry of the structure and the stresses will change. Because of stress stiffening the calculation of the reaction forces and deflections of a pneumatic structure is complicated. A nonlinear analysis is needed, in which the deformed shape and the varying stresses are taken into account in the equilibrium. Dynamic wind loading Wh en the stiffness k is non·linear the natural frequencies also become non·linear. The dynamic response of a structure can be presented in two ways, in the time·domain and in the frequency·domain . The frequency·domain representation uses the natural frequencies, which is a problem for non·linear systems. Wind loads are generally treated in the frequency· domain using spectral analysis. The loads can be determined using the wind velocity spectrum from the Eurocode 111 and a transfer function . This transfer function is ca lied the aerodynamic admittance and accounts for the correlation of the wind loading over time at a specific point and the correlation of the loading at different points at the area of the structure. The response of the structure can be determined using the load spectrum and a transfer function, in which the structural properties are taken into account. Frequency-domain method Because wind is generally treated in the frequency domain,
F
A
//~\ \
/ 10.
0.1 v~o~t'(
Wind
Ol
liJ
I"
"
"
'''10
lrilmh:r fUfl\.tlun /.( (}.J 1
spectnJm
H
/""\ /
/
(
\
~
+
\ ""'11.1
It)
---- ~
I
lil "Tran~ter tlinction
-
"'-
0.1
16.
u
11 ((ol )
Spectral analysis
RepresentatIon of vlbration in time domain
IJIIplaelment PSD nadt 14
Oisploctmlnt PSO nadt 14 I . E~1
18i:IJ
I
I
I E.oo
Ib!ll
!
I
I
I
k
-
i. .l:
dlm pi"g
,.ti. 0.005
.1:
- j'\ ~ IHl . !
0-
o ...... spoelt.I ...",. d.lIIjlingra_,OO5
c . .pocIraUOIIylIl damping ratiooO,OO5
I~
::E
A C ::J
Cl.
I sa!
m
IE.05 0.0
10
lO
).0
.0
6.0
Froqu'"CYIHlI
ou
10
'0 Ftt~U,ftcy
5_0
IHrI
Spectra for a pneumatIc structure
Spectra for a pneumatic structure
which is for linear problems, a method is developed in which the stiffness of the structure is linearized. The response of the pneumatic structure to the statie part of the wind loading is determined performing a nonlinear statie analysis. The stiffness of the structure is th en linearized and a spectrum analysis is performed for the dynamic part of the wind loading.
Different cross-correlations, counting for the aerodynamic admittance, were researched. They did not have the influence th at was expected. In this research the full correlated loads did not give the most conservative results. Damping has a significant influence on the results, but the amount of damping is difficult to determine. The pneumatic structure has little structural dam ping and the main damping is caused by aerodynam ie forces. It is recommended to do further research to the aerodynamic damping and to develop a method to use this damping in Finite Element analyses, in which the aerodynamic damping ratio is not dependent on the displacements.
Time-domain method A second method is in the time·domain and uses the real nonlinear stiffness of the structure. The wind load is applied as time series in a transient analysis. Static and dynamic wind loading can be analyzed at once. It is however important to carefully determine a time·step for the loading. The time-step must be small enough to take into account the most important natural frequencies. Therefore knowledge about the structural behaviour of the pneumatic structure is needed. Changing geometry The deformation of the pneuma tic structure causes a change in the wind loading. Pressure coefficients are dependent on the geometry of the structure and will therefore change because of large displacements. The pressure coefficients in the Eurocode for curved geometries are based on the height and width of the circle parts. To determine new pressure coefficients for the deformed geometry the pneumatic structure is divided into three areas and for each area new circles are defined. Results, conclusions and recommendations For low internal air-pressures the pressure coeffjcients in area A were reduced with 36% and in area B increased with 6%. This is comparable with a figure from Firt [2], but does not agree with the results from a wind tunnel research of Daw. [3) The difference is possibly caused by the use of different Reynolds numbers. It is therefore recommended to do further research, with different turbulences, to this effect. A number of other variables are researched .
The !wo methods for the dynamic analysis have been compared. The frequency,domain method is preferred, because this method is less time'consuming than the time·domain method and no information is lost from the wind velocity spectrum from Eurocode 1. The results of the two methods have been compared by performing a Discrete Fourier Transform for the results of the time-domain method. Differences can be seen in the response for the natural frequencies. The peak for the time,domain analysis is lower but more spread. For low internal air·pressures the natural frequencies are shifted. For low internal air·pressures, using only the frequency-domain method is therefore not recommended. Reference List (1) Eurocode 1: Belastingen op constructies. Deel 1'4: Algemene belastingen - Wind belasting. 2005. Ref Type: Report [2) Firt, V. (1983) Statics, formfinding and dynamics of air supported membrane structures, Nijhoff, Den Haag. [3) Daw, D. J. The Statie and Dynamic Response of Semi-Circular Cylindrical Structures to Turbulent Cross Winds. 1987. Ontario, The University of Western Ontario. Ref Type: Thesis/Dissertation
19
R.w.A. Gijsberts
A
.,
.
,.
Het Eeuwig Gebouw Een sequentiële verandering van basisschool tot woongebouw Afstudeerrichting Building Technology & Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. I.M. Post Ir. I.P.M. Swagten Dr. 1.C.T. Voorthuis
c
D
Datum afstuderen 25 mei 2010 Samenvatting Bij het ontwerpen van een gebouw met een levensduur van meer dan honderd jaar komt de paradox van het permanente en het veranderlijke aan de orde. Helemaal als de initiële functie een zeer veranderlijke basisschool is. Daarom is het noodzake· lijk om in kaart te brengen waar ruimte voor verandering moet worden gelaten en wat permanent kan zijn. Het permanente is het uitgangspunt en vormt het "kader" voor het veranderlijke , de "generieke ruimte".
BInnenwandsysteem (1)
Trefwoorden Scenarioplanning Kader & generieke ruimte Maatvoeringsysteem Veranderingsstrategie Veroudering
20
BInnenwandsysteem (4)
Oude, historische gebouwen hebben iets fascinerends dat nau· welijks is te verklaren . Het moet iets te maken hebben met het proces van veroudering, de geschiedenis die er is geschreven en de plaats die zulke gebouwen hebben verworven in ons collectieve geheugen . Ze overleven vele generaties en veranderingen in behoeften en moeten daarom in staat zijn om zich succesvol aan te passen aan nieuwe situaties. Door de interesse in zowel het permanente als het veranderlijke is deze opgave geboren. Voor het programma van de basisschool is gekozen omdat een hedendaagse basisschool voortdurend aan allerlei veranderingen onderhevig is. Toch moet er een vertrouwde leeromgeving aan de kinderen worden geboden . Dit vraagt van het gebouw iets herkenbaars, iets blijvends, terwijl tegelijkertijd ruimte voor verandering nodig is. Voor het gebouwontwerp is het daarom noodzakelijk om in kaart te brengen waar ruimte voor verandering moet worden gelaten en wat permanent kan zijn. Het permanente is hierbij het uitgangspunt en vormt het "kader" voor het veranderlijke, de "generieke ruimte". Een gebouw voor de eeuwigheid moet passen in een veranderende omgeving. Daartoe is de omgeving geanalyseerd en zijn toekomstscenario's ontwikkeld om inzicht te krijgen in de externe veranderingen waaraan het gebouw onderhevig is. Onder andere krimp en vergrijzing zijn in het landelijke Herkenbosch aan de orde. Daarnaast is er onderzoek verricht naar de wijze waarop de scholenbouw in Nederland zich heeft ontwikkeld in de laatste twee eeuwen_ Hygiëne en gezondheid blijven een steeds terugkerend belangrijk aspect, de klaslokalen vormen nog steeds de basis, hoewel het gebruik ervan is getransformeerd . Belangrijke ontwikkelingen zijn de verbreding van scholen en de verschuiving van didactische naar didactisch-pedagogische lesmethoden.
De locatie (2)
Ingang gymzaal (J)
21
Dwarsdoorsnede (5)
Door de verschillen in ruimiebehoeFten van verschillende functies (o_a. basisschool en wonen) te onderzoeken en vervolgens deze op elkaar af te stemmen in een maatvoeringsysteem, is een helder onderscheid in kader en generieke ruimte te maken . Aan de hand van deze gegevens is er voor gekozen om in het ontwerp de draagstructuur, de ontsluiting en de gevelllet kader te laten vormen voor de installaties en de ruimtelijke indeling (generieke ruimte). Ms concept is gekozen voor de "straat". Een straat heeft veel raakvlakken met zowel de paradox van het permanente en het veranderlijke als met het programma van de hedendaagse basisschool. Een straat is zeer veranderlijk. Er kunnen voortdu rend functiewisselingen plaatsvinden waarbij de verdieping zich zelfstandig kan ontwikkelen . Uitbreiding is eveneens goed mogelijk. Dil is vertaald naar een veranderingsstrategie (afbeelding 1) waarin uitbreiding (8) en gedeeltelijke functieverandering (C) mogelijk zijn terwijl de samenhang van de basisschool intact blijft. Een uiteindelijke volledige functieverandering tot bijvoorbeeld woongebouw behoort ook tot de mogelijkheden (D). In het schoolontwerp is de straat eell zeer geschikte ruimte voor ontmoeting en spel. De 'etalages' vormen een buffer tussen de gemeenschappelJijke straat en de private ruimten . Deze laatste zijn zeer geschikt als klaslokalen voor didactische lesmethoden, terwijl de 'etalages' flexibel gebruikt kunnen worden , bijvoorbeeld als groepswerkplek. Het gebollw is ingepast in de open plek van een van de voormalige sportvelden, aangrenzend aan een speelveldje (afbeelding 2) . De school komt daardoor vrij te liggen ten opzichte van de omringende woningen en het speelveldje kan dienst doen al s buitenruimte voor de buitenschoolse opvang. De buitenschoolse opvang en de mediatheek zijn rond een binnenplein ontworpen en zijn tevens buiten schooluren toegankelijk. De gymzaal heeft ook een eigen ontsluiting (afbeelding 3) en bakent het schoolplein af, zonder het zicht op de woonbuurt te
ontnemen. Een aanpasbaar binnenwandsysteem (afbeelding 4) moet toekomstige indelingsveranderingen eenvoudig mogelijk maken. De elementen zijn remontabel en door de materiali sering in hout kunnen ze op fraaie wijze verouderen . Het element is opgebouwd aan de hand van het mas sa-veer-massa principe ten behoeve van een goede geluidsisolatie . De spouw die daardoor ontstaat is geschikt om leidingwerk in op te nemen. In het systeem zijn overstroomvoorzieningen opgenomen ten behoeve van het ventilatiesysteem dat werkt op basis van verdringing. Hierbij wordt de schone lucht met lage snelheid in de fokalen dicht bij de vloer ingeblazen en stijgt langs verwarmingsbronnen (gebruikers, apparatuur) op. Vervuilde lucht stroomt over zonder zich met de schone lucht te vermengen en wordt afgezogen in de centrale binnenstraat. Door de combinatie van het binnenwandsysteem met de flexibele infra+ vloer zijn indeling en installaties eenvoudig aanpasbaar. De draagstructuur en de gevel vormen het permanente kader en zijn ook als zodanig gedetailleerd (afbeelding 5). Aan het gebouw is een landelijke, tijdloze uitstraling gegeven, gebaseerd op de karakteristieke boerderijen in de omgeving. Gematerialiseerd in baksteen, zink en lariks is het in staat om op fraaie wijze te verouderen.
R.j .M.M van Ginneken
Singelgrachtpromenade en Appeltjesmarkt Ontwerpend onderzoek naar een filmische openbare ruimte Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. dr. ir. P.j.v. van Wesemael Prof. dipl.-ing. C. Rapp Prof. dr. B.j.F. Colenbrander Datum afstuderen 25 mei 2010
cr o. c ::IE
'"
C ::::l
Cl.
ro
22
trap
Overkoepelende vormentaal Ingrepen Singelgrachtpromenade
Samenvatting De Amsterdamse Singelgrachtzone is de strook van de voormalige stadswallen. Na de ontmanteling hiervan ontstond een lineair 'void' met bijzondere objecten en plekken. De Singelgrachtpromenade is een ontwerpend onderzoek waarbij deze plekken zijn verbonden en bereikbaar gemaakt voor de voetganger. Allerlei kleinschalige ingrepen zijn ontworpen met een overkoepelende vormentaal en materialisering, waardoor een leesbare route is ontstaan met een sequentie van bijzondere ruimtelijke ervaringen. Daarnaast zijn er plekken waar de promenade als katalysator werkt voor grootschaliger herdefiniëring van de openbare ruimte, zoals de Appeltjesmarkt. Door het terugbrengen van de historische stedenbouwkundige havenstructuur en het implementeren van nieuwe markthallen en bruggen ontstaat hier een commercieel voetgangersdomein aan de Singelgrachtpromenade. Trefwoorden Singelgracht promenade Markthallen Filmisch ontwerp Openbare ruimte Appeltjesmarkt
Impressie markthal op een schiereiland
sing. De drie constateringen: ruimtelijke diversiteit, onderbroken routes en functionele verschraling van het water, hebben tot de volgende individuele onderzoeksvraag geleid: Hoe kan de bestaande structuur van de Singelgracht met al zijn filmische potentie voor langzaam verkeer, door verrijking met een nieuwe structuurj ontwerp, een lineaire promenade van het kinesthetisch ontdekken opleveren, waar tevens een functionele opwaardering van het water en de kade plaatsvindt?
Vertrekpunt van het afstudeeratelier Langsdoorsnede Amsterdam was een gezamenlijke cartografische analyse van de Singelgracht strook. Gedurende dit onderzoek bleek het gebied van de voormalige stadswallen nu te zijn verworden tot een lineai e leegte om het stadscentrum met een rijke diversiteit aan losstaande objecten, korrelgrootte, typologieën, morfologische structuren, groene en stedelijke plekken. Deze ruimtelijke diversiteit wordt bij het bewegen langs of over het water als een sequentiële optelling van beelden ervaren, doordat het gebied een langgerekt karakter heeft. Nader onderzoek wees uit dat er veel korte voetgangersroutes langs de centrumzijde van de Singelgracht lopen, maar dat deze routes constant worden onderbroken. De strook heeft dus een potentie tot een lineair voetgangerspark vol ruimtelijke ontdekkingen, maar een doorlopende leesbare route ontbreekt. Het water van de Singelgracht heeft sinds de ontmanteling van de stadswallen bijna al haar functies verloren: de militaire, hygiënische en transportfunctie zijn allen niet meer van toepas-
In een theoretisch essay is vervolgens eerst het filmisch ontwerpen nader onderzocht. Samengevat betekent dit de architectoni sche montage van ruimtelijke elementen, waarbij bewust wordt ingespeeld op de sequentiële beeldenperceptie van de gelaagde omgeving, wanneer hier doorheen bewogen wordt. Uit literatuur van CulIen, Lynch, Vidler en jacobs is een instrumentarium opgesteld van ruimtelijke stijlfiguren . Ze gaan over opwekken van een verlangen tot ruimtelijke exploratie enjof het aanbieden van een ruimtelijk ontdekkingslaag die de beelden diversiteit verrijkt. Een voorbeeld hiervan is het stijlfiguur 'out of scope' waarbij een ruimtelijk element slechts gedeeltelijk wordt getoond aan de observant. Hiermee wordt het verlangen opgewekt om het element in zijn geheel te gaan zien . In totaal zijn er in het onderzoek dertien stijlfiguren beschreven met beelden van bestaande voorbeelden. Met deze stijlfiguren in het achterhoofd is vervolgens de opgave van de Singelgrachtpromenade aangepakt, middels een ontwerpend onderzoek. Omdat de ruimtelijke sequentiële kwaliteit van het gebied al zo sterk is, is hierbij uiteindelijk gekozen voor een reeks kleinschalige ingrepen. Voor deze ingrepe[l is een overkoepelende vormentaal bedacht waarbij twee materialen zich 'vouwen' om bestaande en nieuwe ruimtelijke elementen heen. Deze materialen, houten latten en metalen weefsels, nemen op deze wijze allerlei gedaantes aan: pad, trap, zitmeubel, afdak, steiger etc. Zo ontstaat een leesbare stedelijke route als plotlijn
Route onder een bestaande brug door tot onder waterniveau
Stedenbouwkundig ontwerp Appeltjesmarkt 111
-ur r::
CL ID ID g-
.... r::
::::J CL
!!.
n
r::
~
;:::;:
Impressie binnenkomst in een markthal
Impressie promenade brug over Insteekhaven
langs het (in potentie) reeds aanwezige ruimtelijke verhaal van de Singelgrachtstrook.
gen over de insteekhavens zijn ontworpen om van het gehele gebied een commercieel marktterrein voor de voetganger te maken. De plinten van de oude markthuizen zijn gerevitaliseerd tot nieuwe verswinkels. Waar vroeger de aanvoer van goederen via het water verliep , behoort het water in de stad nu vooral toe aan de pleziervaart en kunnen Amsterdammers met hun bootje naar de markt.
Omdat het binnen de tijdsspanne van het afstuderen onmogelijk was om de gehele promenade te ontwerpen, is de Singelgracht ingedeeld in zones met een bepaalde kwaliteit voor de voetganger of een bepaald probleem . Van deze zones is telkens één voorbeeldlocatie uitgewerkt. Het totaal aan voorbeeldlocaties levert zo een tooibox van de Singe lgrachtpromenade op. Hierbij gaat de promenade bijvoorbeeld onder bruggen door om drukke radiaalwegen te vermijden, worden bestaande routes door groengebieden opgewaardeerd door middel van nieuw meubilair en geprivatiseerde kades gepasseerd doordat het pad daar over het water loopt. Na het ontwerpen van de promenade tooibox zijn een aantal plekken aangewezen waar de komst van de promenade als katalysator werkt voor grootschaliger herdefiniëring van de openbare ruimte. Één voorbeeld hiervan is uitgewerkt: de Appeltjesmarkt. Van 1890 tot 1934 was aan de Singelgracht de Appeltjesmarkt gevestigd. Dit was een groothandelsmarkt waar boeren per boot hun goederen naar toe brachten om ze te verhandelen op de Ikades. Kenmerkend voor het gebied waren de insteekhavens met daartussen schiereilanden waarop lage loodsen stonden. Aan de kop van havens en loodsen werden de nu nog bestaande markthuizen gebouwd, een unieke typologische variant op het grachtenpand met verkooplokalen op de begane grond . Na het verhuizen van de groothandelsmarkt is deze stedenbouwkundige structuur verdwenen door grootschalige ingrepen als de Europarkinggarage. Ten noorden van deze garage bevinden zich echter nog wel een aantal bijzondere markthuizen. De stedenbouwkundige ingrepen in het gebied maken de historische structuur weer leesbaar. Twee insteekhavens worden teruggegraven, waardoor de kadelijn in ere is hersteld. Twee nieuwe markthallen, een markthuis en drie nieuwe brug-
De drie bruggen over de insteekhavens zijn een onderdeel van de Singelgrachtpromenade. Ze zijn opgebouwd uit een staalconstructie van primaire boogliggers en secundaire driehoeken, die vervolgens zijn bekleed met de promenadematerialen . Door de materialen te vouwen zijn zitmeubels en plantenbakken gevormd op de bruggen. Het ontwerp van de markthallen is gebaseerd op ruimtelijke diversiteit en ontdekking. De gelaagde gevels, colonnades , trap treden en de aanpasbare openheid van het gebouw dragen allemaal bij aan een geleideli jke scenische binnenkomst van de hal en een veranderlijke ruimtelijke ervaring. De kolommen en liggers van gelamineerd hout vormen een diepe gevel waarvan de openheid toeneemt als de observant zijn kijkhoek met de gevel vergroot. De kolommen zelf werken als stedenbouwkundige lamellen. De gevelvlakken tussen de kolommen zijn met draaibare kleine lamellen gevuld, waardoor het gebouw zich kan openen en sluiten afhankelijk vafl het weer en de openingstijden . Variaties in licht en schaduw zijn karakteristiek voor de ruimtelijke ervaring in de markthallen . Een aantal opgenomen elementen refereren subtiel naar de traditionele markthaltypologie: de carré-opstelling van marktkramen, de drie constructieve beuken en een centraal pad met een lichtstraat erboven. Het ontwerpend onderzoek heeft aangetoond dat de potentie van de Singelgracht als ruimtelijk rijk voetgangersgebied is waar te maken.
23
L. Göritzlehner
Aan wat vooraf ging Een analoge interventie bij een bestaand gebouw Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. dr. B.j.F. Colenbrander Prof. dipl.·ing. C. Rapp Prof. dr. ir. P.j.V. van Wesemael Datu mafstud eren 29 juni 2010 Samenvatting Na een voorstudie van de Singelgrachtzone in Amsterdam (in atelierverband) en de ana,lyse van vier Militaire gebouwen die zich aan de zuid·oostzijde van het Singelgrachtgebied bevin· den, is er in dit afstudeerproject onderzoek gedaan naar een methode om op analoge wijze een interventie bij een bestaand gebouw te kunnen plegen. Deze methode is in een ontwerp getoetst bij één van de vier Militaire gebouwen, namelijk het Militair Hospitaal, om zo de methode een gezicht te kunnen geven. 0-
o
c ~
A C :::J
Co
'"
Plattegrond Begane grond (1)
Trefwoorden Amsterdam Singelgrachtzone Militair Hospitaa t Herbestemming Analogie
24
Impressie hof aan achterzijde gebouw (4)
het bestaande. Ik raakte geïnteresseerd in de omgang met de militaire gebouwen en besloot te onderzoeken hoe je juist van· uit een bestaand gebouw, op analoge wijze, een interventie zou kunnen plegen.
Vooronderzoek In het atelier Langsdoorsnede is het gebied van de Singelgracht in Amsterdam onderwerp van studie geweest. Na een vooron · derzoek aan de hand van verschillende thema's als historie, morfologie, typologie en infrastructuur, is er door elke student uit het atelier een locatie in het Singelgracht gebied gekozen waarbij een onderzoek is opgesteld. Bij de zoektocht naar een locatie kwam ik ze lf terecht aan de zuid·oostzijde van het gebied, waar vier militaire gebouwen naast elkaar aan de Singelgracht staan. De panden zijn gebouwd tussen 1864 en 1889 en zijn in de loop van de jaren meerdere malen herbestemd waarbij in sommige gevallen een uitbreiding werd gemaakt ofwel een gedeelte gesloopt werd. De wij ze waarop dit gebeurde was bij alle vier de gebouwen ver· schillend, telken s werd er op een andere manier gereageerd op
Theorie Uit het onderzoek kwamen een aantal stappen naar voren die genomen kunnen worden bij het maken van een ontwerp voor een interventie van een bestaand gebouw. Samenvattend kan gezegd worden: wanneer een interventie gepleegd wordt bij een bestaand gebouw zal er begonnen moeten worden met een ana· Iyse om het bestaande beter te begrijpen en de verschillende onderdelen te kunnen identificeren. Aan de hand van de thema 's typologie, constructie en decoratie kan inzicht gekregen worden in de verschillende elementen waaruit het gebouw bestaat. Om vervolgens te komen tot een ontwerp zal er bij de verschillende elementen van het gebouw (vorm, plattegrond, gevel, detail) een keuze gemaakt moeten worden in het wel of niet meenemen van de structuur, gramma· tica en textuur van het bestaande; waar wordt verschil gemaakt en waar juist gelijkheid? Door het verschil tussen bestaand en nieuw op een klein schaalniveau tot stand te brengen roept de interventie op het eerste gezicht geen vragen op, waardoor oud en nieuw vanzelfsprekend naast elkaar kunnen staan, terwijl van dichtbij zichtbaar kan worden hoe het oude geïnterpreteerd wordt naar een nieuw geheel. Door op deze manier met het bestaande om te gaan en oud en nieuw vanzelfsprekend naast elkaar te zetten, kan het bestaande als nieuw bekeken worden . Ontwerp Met deze theoretische bagage is vervolgens een ontwerp ge· maakt voor herbestemming en uitbreiding van één van de Militaire gebouwen aan de Singelgracht in Amsterdani ; het Militair Hospitaal. De keuze voor het Militair Hospitaal komt voort uit een aantal zaken omtrent de huidige situatie van het gebouw. Zo is het complex momenteel gevuld met appartemen·
Impressie voorzijde gebouw (2)
Gevelsnedes bestaand en nieuw ontwerp (3)
CT'
o c :E A C ::J
0..
ro
Ontleding ruimtelijke structuur rond trap (5)
Impressie trap (6)
ten, waarvan de ruimtes niet aansluiten bij de typologie van het gebouw. Om de appartementen toch in het gebouw kwijt te kunnen zijn bij de verbouwing in 1988 de grote ruimtes verdeeld in kleinere kamers, is een gedeelte van het gebouw gesloopt en is de structuur van de gevel aan de achterzijde gewijzigd en wit gestuukt. Verder zijn er op het aohterterrein van het gebouw, aan de Singelgracht, vijf urban villa's ontworpen en ook is er een urban villa naast het gebouw aan de Sarphatistraat geplaatst. De ingrepen die gepleegd zijn hebben er voor gezorgd dat het gebouw nog steeds functioneert, maar het resultaat heeft betrekkelijk weinig te maken met wat het gebouw ooit was. Het enige wat nog over is van het voormalig Militair Hospitaal is de gevel aan de Sarphatistraat, als schil voor een losstaande achterwereld. De gevel functioneert nu slechts nog a~ s decor van wat vroeger de grens van de stad was.
waarboven een vide wordt vormgegeven. Met de vide wordt de verticaliteit van het gebouw zichtbaar en beleefbaar. De vide wordt geplaatst in de bouwstenen waarin ook de entrees zich bevinden. De gangenstructuur wordt hiermee door· broken, maar blijft op de begane grond zichtbaar door het volu· me van de trap. Ook zorgt de vide hier voor daglicht, zowel op de verdiepingen, als op de begane grond waar bij de entree nu, naast de horizontale route, ook de verticale verkeersroute aan gezet wordt (zie afbeelding 5) . De trap is een belangrijk structurerend element voor het gebouw. Om de trap ook qua grammati· ca onderdeel te laten worden van het gebouw, en niet als los element toe te voegen, wordt de trap massief gemaakt en uitgevoerd in baksteen (zie afbeelding 6). Aan de achterzijde van het gebouw worden hoven gecreëerd door de nieuw toegevoegde bouwstenen. De hoven worden zo vormgegeven dat ze onderdeel uitmaken van het gebouw. Er wordt een structuur neergelegd die helderheid kan verschaf· fen bij het gebruik van de hoven en verschillend ingevuld kan worden om zo onderscheid tussen de hoven te maken. Deze structuur, in de vorm van paden, wordt uitgevoerd in bakstenen, aansluitend bij de gevels van het gebouw. Binnen deze structuur ontstaan vervolgens vlakken die op diverse manieren ingevuld kunnen worden. Zo kunnen de verschillende hoven een eigen karakter krijgen .
Bij het ontwerp voor de analoge interventie zijn er steeds vanuit het bestaande uitgangspunten gezocht voor verder ontwerp. Zo is er een uitbreiding gemaakt waarbij het oorspronkelijke systeem va n bouwstenen , welke koud tegen elkaar zijn geplaatst, is voortgezet. Voor deze uitbreiding is een ontwerp voor de gevel gemaakt die gebaseerd is op de oorspronkelijke gevel. In het ontwerp voor de nieuwe gevel is er voor gekozen om de structuur van de toch al sobere gevel, niet verder te abstraheren. De structuur wordt overgenomen, maar de textuur wordt veranderd door de diversiteit ill materiaal en kl'eur te reduceren; de verschillende elementen van de gevel worden nu allemaal uitgevoerd in baksteen en de kozijnen worden gemaakt van messing waarvan de kleur aansluit bij het baksteen. Door diepe voegen toe te passen en alle verschillende onderdelen die de gevel typeren , naar voren, uit de gevel, te laten komen, gaat de gevel leven door schaduwwerking en niet meer alleen door kleur- en materiaalverschil (zie afbeelding 3) . Aan de binnenzijde van het gebouw wordt een grote aanpassing gemaakt in de doorsnede, zowel in het bestaande als in het nieuwe deel. Hierbij wordt een nieuw ontworpen trap geplaatst
Bij het ontwerp voor het Militair Hospitaal is de, vooraf opge· stelde, ontwerpmethode voor een analoge interventie getest. Door in grote mate de structuur van de elementen van het bestaande gebouw mee te nemen en in textuur en grammatica interpretaties te maken van het bestaande, is geprobeerd het nieuwe deel helder en vanzelfsprekend op het oude te laten aansluiten . Met deze interventie heeft het Hospitaal als gebouw weer bestaansrecht gekregen, vanuit het gebouw zelf, en niet enkel vanuit invloeden van buitenaf. Nu het bestaande met iets nieuws is aangevuld, aan dat wat vooraf ging, heeft de schil aan de Sarphatistraat weer inhoud gekregen.
25
L.M . Goossens
Maatpak voor de Weversbuurt Een strategie voor ontwikkeling en behoud langs de Vijzelgracht Afstudeerrichting Architecture
Afstudeercommissie Prof. dr. B.I.F. Colenbrander Prof. dr. ir. P.I.V. van Wesemael Prof. dipl. -ing. C. Rapp
Doatum afstuderen 29 juni 2010
De strategie van bouwstenen
Samenvatting De Vijzelgracht is een deel van de radiaal die vanaf het Centraal Station tot het Weteringcircuit de oude binnenstad van Amsterdam doorkruist. De Vijzelstraat is tijdens de cityvorming verbreed en ingericht met grootschalige gebouwen. De Vijzelgracht heeft die schaalvergroting niet gekend . Echter met de voltooiing van de Noord-Zuidlijn zal dit een stedelijk zwaartepunt worden . De fijnkorreligheid van het aangrenzende Noortse Bosch is in het geding. Een strategie die uit gaat van het wevershuis en het stedebouwkundig plan van Phillip Vingboons uit de 17e eeuw, is een strategie die de ontwi kkeling mogelijk maakt en de karakteristieken van het Noortse Bosch behoudt.
Trefwoorden
26
Vijzelgracht Cityvorming Noord-Zuidlijn Noortse Bosch Wevershuis
Twee geschakelde bouwstenen in de buurt
De stad is nooit af. Een stad is in constante ontwikkeling en past zich voortdurend aan aan de veranderlijke maatschappij die er zich huisvest. De schaalvergroting die ruim honderd jaar geleden zijn intrede deed in de steden leverde een groot contrast op met de fijnmazige oude binnenstad . De architectuur van de afgelopen halve eeuw valt te typeren als een snelle opeenvolging van trends. Het op grote schaal ontkennen van de context levert steden op waarbij de historische weefsels waaruit de stad bestaat samen smelten en individuele weefsels onherkenbaar worden . Een gebouw dat zijn context ontkent kan immers even zo goed in een andere context worden geplaatst. Het weefsel verliest bij deze implementatie de samenhang waarmee het zich van andere weefsels onderscheid . De schaalvergroting heeft eveneens in Amsterdam afgespeeld . Met name het voor het moderne verkeer toegankelijk maken van de binnenstad resulteerde in een gedaanteverandering van formaat. Onder druk van het toegenomen verkeer, de groei van de stad en de voltooiing van het Centraal Station in 1889 waren delen van het Damrak en het Rokin aangewezen voor demping. Tegen het einde van de 1ge eeuw werd bovendien een verbindingsweg van de binnenstad naar de nieuw te verrijzen zuidelijke uitbreidingswijk noodzakelijk. Dit hield een verbreding van de Vijzelstraat en de demping van de Vijzelgracht in. Anders dan de nu meest voorname radiaalstraten als de Leidsegracht en -straat en Utrechtsestraat liep de Vijzelgracht en -straat tot de onmanteling van Amsterdam dood op de stadswallen. De Vijzelgracht en -straat waren in de structuur van de uitleg die aanving in 1657 van relatief ondergeschikt belang. Aan de Vijzelgracht werd tussen 1669 en 1671 het Hospice Wallon of Walenweeshuis gebouwd naar ontwerp van Adriaan Dortsman . De parken aan de Vijzelgracht werden door het stadsbestuur ges chonken aan het Burgerweeshuis, de Gasthuizen en het Leprozenhuis, waarop ze vierhonderd huizen moesten bouwen. Om de economisch zo belangrijke textielindustrie naar Amsterdam te trekken en te stimuleren mochten deze huizen
I.nbedding in bestaande structuur
0-
o c :E
'"
C :::J Cl.
ro
27
Kopgebouwen aan de Vijzelgracht
vervolgens worden verhuurd aan wevers, wolkammers en spinners. De wevershui zen die door Philip Vingboons waren ontworpen weken door het ontbreken van de topgevel afvan de tot dan toe gangbare stijl in de woningbouw. Het waren lange reek· sen dwarshuizen onder één dak en de gevel was vlak. Ruim driehonde~d jaar later is de situatie compleet veranderd . De stadswal,len zijn geslecht, over de genormaliseerde Singelgracht zijn bruggen geslagen die de oude stad met de negentiende- en twintigste·eeuwse wijken in het zuiden verbinden, zijn de Vijzelgracht en de Looierssloot gedempt en de Vijzelstraat verbreed tot 22 meter. In het Noortse Bosch zijn veel wevershuizen verdwenen, de overgebleven kavels gesmaldeeld en in uiteenlopende bouwstijlen opnieuw ingevuld. Er is tevens een nieuwe ontwikkeling op komst die de nodige impact op de radiaal en het daaraan verbonden stedelijk weef· sel zal hebben. Aan de Vijzelgracht zal het metrostation van de Noord-Zuidlijn in gebruik worden genomen en daarmee 27.000 gebruikers per dag te verduren krijgen . De fijnmazige structuur van het karakteristieke Noortse Bosch is inhet geding. Het eerste onderdeel van de stedebouwkundige strategie voor enerzijds het behoud van de karakteristieken van het Noortse Bosch en anderzijds voor de ontwikkeling van de Vijzelgracht als stedelijk zwaartepunt bestaat uit de herintroductie van de typologie van Dortsman. Door de koppen van de bouwblokken aan de Vijzelgracht als daadwerkelijke koppen te benadrukken kan het onderscheid tussen de hoofd en zijstraten worden ver· sterkt en de nieuwe stedelijke hiërarchie worden verduidelijkt. Vier kopgebouwen stellen zic h naast het huidige Mai son Descartes op en vormen een coherente st raatgevel. Het tweede onderde el van de strategie houdt zich bezig met het weefsel achter de kopgebouwen; de Weteringbuurt. De drang tot vernieuwing heeft hier reeds sinds de ontmanteling plaatsgevonden en zal in de toekomst door de gunstige ligging
enkel toenemen. De opgave in deze is om een systeem aan te dragen dat de onvermijdelijke vernieuwing toe laat maar de kara kteristieken van de voormalige arbeiderswijk in tact laat en daar waar mogelijk versterkt. De oplossing is te vinden in de oorspronkelijke opzet van de wijk. Vingboons schakelde individuele pandjes op een dusdanige manier aan elkaar dat vier pandjes tezamen een binnenerf omsloten . Het vernieuwingssysteem borduurt hier op voort en verbindt de structuur van de wevershuisjes met bebouwing dat zich niets van het oorspronkelijke weefsel aantfekt. Het systeem gaat uit van de kleinste bouwsteen van de buurt; het individuele wevers'huis bestaande uit een hoofdvolume dat aan de straat staat en een kleiner volume aan de binnenkant van het bouwblok waarin zich de keuken bevindt. Het hoofdvolume van de nieuwe bouw· steen is even breed als diep en het kleine volume reikt tot het midden van het hoofdvolume. Het kleine volume raakt in tegen· stelling tot het wevershuis de achterste grens van het kavel. De bouwsteen kan door zijn voor die wijk specifieke breedte van 8,17 meter (28,9 voet) in de bouwblokken van Vingboons geplaatst worden. Naargelang de opgave meerdere kavels beslaat zijn door het aaneenschakelen van de bouwstenen verschillende configuraties in het bestaande weefsel mogelijk. De uiteindelijke configuratie van een vernieuwingsopgave is afhankelijk van de opzet van Vingboons en daarmee plaatsspe· cifiek . Vier bouwstenen kunnen bijvoorbeeld de letter '0' vor· men op een bepaalde plek en de letter 'I' indien de opgave een kavel op zou schuiven . Elke configuratie van meerdere bouwstenen leidt tot een samenhangend volume dat in de bestaande structuur is ingebed .
P.j .M. Groenen
Bouwstenen voor productief huisvesten Een evaluatieonderzoek naar de succesfactoren van het activiteitgerelateerde huisvestingsconcept Afstudeerrichting Real Estate Management and Development Afstudeercommissie Dr. j.j.A.M. Smeets Ir. H.A.j.A. Appel-Meulenbroek Ir. ing. 1.1. janssen Ir. E.A.M. ten Dam DI
ur ..... c:
Datum afstuderen 29 juni 2010
0ti) ti)
...
CT
c:
:::J
0-
!!. iU'
n
c
,... (1)
;:;:
28
Samenvatting De kantoorhuisvesting is continu geëvo'l ueerd om nieuwe wijzen van werken optimaal te blijven ondersteunen. Vanuit het onderzoeksveld naar kantoorinnovatie is behoefte aan objectieve, betrouwbare data betreft de relatie tussen het menselijk gedrag en de kantooromgeving. Om beter en hernieuwd inzicht te krijgen in deze relatie is een evaluatieonderzoek uitgevoerd bij vier dienstverlenende organisaties op basis van literatuuronderzoek, observaties en enquêtes. De resultaten tonen aan dat eindgebruikers problemen ervaren in de overgang naar het activiteitgerelateerde huisvestingsconcept, op basis van hun werkproces maar ook vanuit hun referentiekader. Dit kan door huisvestingsmanagers gebruikt worden ter verantwoording van (des-)investeringsmaatregelen in de kantoorhuisvesting_ Trefwoorden Kantoorinnovatie Voorkeursgedrag Productiviteit Het nieuwe werken Activiteitgerelateerd hu isvesti ngsconcept
De wijze en organisatie van het werk(en) in de dienstverlenende sector is de afgelopen decennia ten gevolge van maatschappelijke, economische en bovenal informatie- en communicatietechnologische ontwikkelingen sterk veranderd. De meest ingrijpende ontwikkeling is dat werknemers tegenwoordig onafhankelijk van tijd en plaats kunnen werken . Het activiteitgerelateerde huisvestingsconcept en de managementfilosofie van het nieuwe werken zijn twee exponenten van de genoemde ontwikkelingen. Werknemers krijgen de vrijheid om zelfstandig te kiezen waar, wanneer en hoe zij de werkzaamheden uit willen voeren. Daarbij hebben werknemers op het kantoor de vrijheid om uit meerdere type werkelementen een werkplek te kiezen die op dat moment het beste aansluit op de functionele behoefte vanuit de werkzaamheden alsook op de persoonlijke voorkeur voor bepaalde aspecten van de werkomgeving. Dit kantoorconcept functioneert niet zonder bijpassend gebruiksconcept. Het nieuwe werken is gebaseerd op het menselijk streven naar zelfontplooiing en waardering en kan worden samengevat in drie samenhangende kernwaarden: vertrouwen, verantwoordelijkheid en prestatie. Werknemers worden niet langer op aanwezigheid of bestede tijd beoordeeld, maar op de geleverde prestatie. Het kantoor dient alleen een faciliterende en voorwaardenscheppende rol. Werknemers krijgen daarmee eigen verantwoordelijkheid om te presteren naar vooraf gestelde doelen. De acceptatie en ontwikkeling van het tijd en plaats onafhankelijk werken leidt bij dienstverlenende organisaties tot een daling van de bezettingsgraad in kantoorgebouwen met 40-60%. Vanuit bedrijfseconomisch oogpunt betekent dit een verspilling van kostbare bedrijfsmiddelen. Bovendien voldoet de traditionele multifunctionele werkplek niet langer vanuit de functionele eisen van de werkzaamheden. Gebruikers ervaren een gebrek aan privacy en concentratie, een gemis aan bepaalde voorzie ningen of een gemis aan sociale interactie met collega's. De mediane facilitaire kosten per werkplek bedroegen in 2005 namelijk € 9-791 excl. btw, dat is gelijk aan 17% van de totale bedrijfsvoeringkosten per werknemer. In verband met overheadkosten en een winstmarge moeten de opbrengsten gelijk zijn aan 150% van de bedrijfsvoeringkosten, dat komt neer op een arbeidsproductiviteit van € 86.237 per werknemer_ Gezien deze factor (1 :9) bestaat het taakveld van de huisvestingsmanager of Corporate Real Estate Manager in de eerste plaats uit het voorzien in een productiviteitsondersteunende huisvesting tegen zo laag mogelijke facilitaire kosten per eenheid. In de tweede plaats moet een huisvestingsmanager de arbeidstevredenheid verhogen en een bijdrage leveren aan het versterken en uitdragen van het bedrijfs-imago zowel naar de interne als externe klant. Aldus moet hij opereren in het spanningsveld tussen de vijf prestatiecriteria op basis waarvan het prestatievermogen van een organisatie kan worden bepaald : efficiëntie, effectiviteit, productiviteit, flexibiliteit en creativiteit. Echter, een investering in de huisvesting staat zelden op zichzelf. Dergelijke strategische ingrepen gaan veelal gepaard met veranderingen in de organisatie van het werken en het werken an sich. Dit kan gevolgen hebben voor meerdere prestatiecrite ria waardoor het directe of indirecte effect van een investering in de huisvesting (in brede zin) niet zuiver meetbaar is . Zowel vanuit CRE Managers als vanuit het onderzoeksveld naar kantoorinnovatie is er behoefte aan beter en hernieuwd inzicht in de effecten van kantoorinnovatie. Met name over de vraag hoe werkgevers de meest gunstige condities kunnen creëren voor werknemers zodanig dat zij zowel een optimaal productiviteitsniveau halen alsook tevreden blijven met het werk en de werkomgeving opdat de organisatie hier een strategisch voordeel uit kan halen. Binnen dit kader is de volgende probleemstelling geformuleerd : Hoe kan het inrichtingsconcept voor de kantooromgeving - in fysiek en mentaal opzicht - zo optimaal mogelijk worden afge-
stemd op het voorkeursgedrag van een werknemer bij diens keuze voor een activiteitgerelateerde werkplek? Het onderzoek is opgedeeld in drie taken. Het opstellen van een relatieschema voor de fysieke en psychologische invloedsfacto· ren op het keuzegedrag va n, een werknemer aan de hand van een literatuurstudie. Vervolgens is dit relatieschema getoetst op basis van observaties en enquêtes onder eingebruikers bij vier dienstverlenende organisaties in Nederland. Uit de koppeling van informatie over het daadwerkelijke gebruik van de kantoor· omgeving, het beoogde gebruik volgens het Programma van Eisen voor het huisvestingsconcept en de voorkeur van werknemers voor bepaalde (locatie) eigenschappen van de werkomgeving volgt een advies richting huisvestingsmanagers en onderzoekers over de wijze waarop de informatie over het voorkeursgedrag gebruikt kan worden als input in het besluitvormingsproces omtrent (des-)investeringen in de huisvesting (in brede zin). Het antwoord op de probleemstelling is niet eenduidig. De conclusie luidt dat het succes van een activiteitgerelateerd huisvestingsconcept afhangt van de mate waarin aan vier succesfactoren is voldaan. Ten eerste de participatiegraad van de eindgebruikers in het huisvestingsadviestraject. Waardering voor de werknemer als asset voor de organisatie uit zich in een hoge participatiegraad wat leidt tot een groter draagvlak en minder weerstand, dat resulteert in een hogere arbeidsproductiviteit en -tevredenheid. Ten tweede moet er meer aandacht uitgaan naar het verschil in de huisvestingsbehoefte tussen verschillende werkprocessen en werkstijlen binnen een organisatie. Een generiek huisvestingsconcept is wellicht uit financieel oogpunt gunstig, alleen komt dit de productiviteit niet altijd ten goede. Gezien de verhouding tussen de facilitaire kosten en de gewenste productiviteit (1:9), is de keuze voor een productieve huisvesting vanuit strategisch oogpunt de meest verstandige. Ten derde dient er meer aandacht uit te gaan naar de functionele kwaliteit van de diverse werkelementen. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat functionele aspecten, in tegenstelling tot mentale aspecten, de meeste invloed hebben op de arbeidsproductiviteit. Eindgebruikers klagen echter vaak over een gebrek aan auditieve privacy en de onmogelijkheid om geconcentreerd te kunnen werken door een slechte afwerking van de aansluiting tussen scheidingswanden en de vloer / het plafond van concentratiewerkplekken en overlegruimten. Tot slot, uit het onderzoek blijkt dat de werkelementen in het inrichtingsconcept om tal van redenen vaak verkeerd wordt gebruikt. Dat leidt in theorie tot een verlies aan productiviteit. In het huisvestingsadviestraject dient daarom meer aandacht uit te gaan naar de training en begeleiding van werknemers in het gebruik van de werkomgeving en het leren omgaan met de kenmerken van het nieuwe werken.
I»
ia' c: CL (I) (I)
..,
cc:
:::I
CL
~
or
n
C
m
;:;:
0-
o :E
c
7<" C ::J
0..
m
29
E.W.P. Hemel
Ruimte voor ouderen Onderzoek naar de beleving van de woonomgeving, groengebruik en sociaaL contact onder ouderen Afstudeerrichting Urban Design and Planning & Design and Decision Support Systems Afstudeercommissie Ir. A.w.j. Borgers Dr. ir. A.D.A.M. Kemperman Ir. R.A. Rutgers Datum afstuderen 29juni 2010 Samenvatting Met de toenemende vergrijzing is het zaak te kijken naar hoe de woonomgeving meer ouderenvriendelijk kan worden gemaakt. Uit literatuuronderzoek en kwantitatieve analyses blijkt dat groen en sociaal contact hieraan kunnen bijdragen . Door middel van kwalitatief onderzoek in de vorm van inter· views wordt de relatie tussen de hoeveelheid groen en de hoe· veelheid sociaal contact onderzocht. Uiteindelijk resulteert de studie in een aantal adviezen en richtlijnen voor meer ouderen· vriendelijke wijken. Trefwoorden Gezonde woonomgeving Ouderen Groenvoorzien i ngen Kwantitatief onderzoek Kwalitatief onderzoek 30
Model met de verbanden tussen verschillende aspecten
Vergrijzing is actueler dan ooit. Momenteel is ruim 15°/0 van de bevolking ouder dan 65 jaar, in 2040 zal de vergrijzing zijn hoogtepunt bereiken met een kwart van de bevolking boven de 65 jaar. Hier dient rekening mee te worden gehouden in de woonomgeving. Daarom is de onderzoeksvraag: 'Hoe kan de directe woonomgeving zo ouderenvriendelijk moge· lijk worden ontworpen, met het doel dat ouderen langer in hun oorspronkelijke woonomgeving kunnen en willen blijven wonen, en dat de woonomgeving een positieve bijdrage levert aan de gezondheid, wat inhoudt dat ouderen voldoende kunnen bewe· gen en voldoende sociale relaties kunnen onderhouden?' Uit literatuuronderzoek zijn er zes hoofdnoemers te destilleren met betrekking tot de beleving van de woonomgeving door ouderen : subjectieve beleving (tevredenheid en mening over de buurt), omgevingskenmerken (bv de hoeveelheid groen. onderhoud. voorzieningen). sociaal netwerk (de hoeveelheid contact met buurtgenoten of vrienden). activiteitenpatronen (met welke regelmaat ouderen buiten bewegen). gezondheid (oordeel gezondheid en mate van beperkingen) sociaaldemografische kenmerken (leeftijd. geslacht etc.) Deze aspecten hangen allemaal met elkaar samen (zie afbeel· ding 1) . Uiteindelijk worden de activiteitenpatronen van ouderen beïnvloed door alle vijf de andere aspecten. Vervolgens is door middel van analyses op data uit het WoON· onderzoek Nederland (Woon Onderzoek Nederland 2006, 2007) nagegaan of de verbanden op basis van de literatuur juist zijn. Tevens is onderzocht welke variabelen een positieve invloed hebben op de tevredenheid en de mening over de woonomge· ving, dit zijn de aspecten die er voor zorgen dat ouderen langer in hun woonomgeving willen blijven wonen. De analyses zijn uit· gevoerd met behulp van verschillende technieken: factoranaly· se. kruistabellen en boomdiagrammen. De belangrijkste resulta· ten zijn : Een groenere buurt leidt tot een veel grotere tevredenheid en een veel positievere mening over de woonomgeving. Beter onderhoud van de woonomgeving en groen leidt tot een grotere tevredenheid en een veel positievere mening over de woonomgeving. Meer diepgaand sociaal contact leidt tot een grotere tevre· denheid en een veel positievere mening over de woonom· geving In een groenere buurt is meer diepgaand sociaal contact In een beter onderhouden woonomgeving is meer diepgaand sociaal contact In een mooiere groenomgeving is meer oppervlakkig en diep· gaand sociaal contact In een omgeving met meer diversiteit in groen is meer diep· gaand sociaal contact
l..
, %. .
'.
.\\
31
Groenstructuur van de onderzochte wijken
Uit de analyses blijken een groenere buurt, beter onderhoud van de woonomgeving en meer diepgaand sociaal contact een positieve invloed te hebben op de tevredenheid en de mening over de buurt. Alle veronderstelde verbanden uit het model zijn daadwerkelijk aanwezig. Er blijkt echter ook nog een nieuw verband te zijn dat uit de literatuur niet naar voren is gekomen; namelijk een statistisch verband tussen omgevingskenmerken en sociaal contact. Dit nieuw gevonden verband vraagt om nader onderzoek. Om het nieuw gevonden verband tussen omgevingskenmerken, in het bijzonder verschillende aspecten met betrekking tot groen en het onderhoud van de woonomgeving, verder te onderzoeken zijn diepte-interviews afgenomen in drie wijken in Eindhoven welke zeer verschillen qua noeveelheid groen dat aanwezig is (afbeelding 2). Deze wijken, Hemelrijken (weinig groen), jagershoef (redelijk groen) en Genderdal (zeer groen), zijnr geselecteerd op basis van sociaal demografische kenmerken, waarbij de percentages hoge en lage inkomens en sociale huur nagenoeg gelijk zijn. In de interviews wordt ingegaan op het verband tussen groen in de woonomgeving en de hoeveelheid sociale contacten die bewoners hebben. Er hebben tien respondenten per wijk deelgenomen, het aantal mannen en vrouwen is evenredig per wijk verdeeld en de leeftijd varieert van 63 tot 77 jaar. In bijna alle interviews wordt in de eerste vraag, 'kunt u me een omschrijving geven van uw woonomgeving', al een van de factoren groen of sociaal contact genoemd. De respondenten zijn in alle wijken eigenlijk grofweg in te delen in drie verschillende groepen op het gebied van sociaal contact: mensen die elkaar kennen door het uitlaten van de hond en/of de lange woontijd in de wijk, mensen die elkaar kennen van verenigingen en mensen die niet zoveel sociale contacten hebben en hier ook geen be ilOefte aa~ hebben.
Echter, in alle drie de wijken geven de respondenten aan dat het groen niet wordt gebruikt om af te spreken met andere ouderen uit de buurt. Sociaal contact vindt dus niet méér plaats als er meer groen in een wijk aanwezig is. Het statistische verband dat in het kwantitatief onderzoek aanwezig was lijkt niet onderbouwd te worden in termen van oorzaak-gevolg relaties door de interviews. De onderzoeksvraag die aan het begin van het onderzoek is gesteld wordt uiteindelijk beantwoord door middel van een aantal deelvragen en hypothesen; Een ouderenvriendelijke woonomgeving waar ouderen willen blijven wonen is een omgeving waarin men voldoende sociale contacten heeft en kan onderhouden (dit kan per persoon verschillen) en waarin men kan genieten van een bepaalde kwaliteit van de openbare ruimte. Bij voorkeur is een deel van deze openbare ruimte groen, en is deze in zijn geheel goed onderhouden. Tevens draagt groen eraan bij dat mensen eerder gaan bewegen en actief zijn in de woonomgeving, dus voor de gezondheid is het positief om meer groen in de wijken te brengen. Voor het onderhouden van sociale relaties is het groen minder van belang. Om sociale contacten te stimuleren moet er gezorgd worden voor voldoende gelegenheden waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en activiteiten kunnen ontplooien. De kenmerken van een wijk verschillen vaak zodanig van elkaar, dat per wijk en meestal zelfs per buurt moet worden gekeken wat de beste aanpak is om groen te verbeteren en sociale contacten te bevorderen.
K. Hombrink
Nieuwe ruimtes in het bouwblok
!
Een uitzondering in de stedelijke structuur van de Pijp
j GRACHTENGORDEL
Afstudeerrichting Architecture
DRIEHOEK v. NIFTIIIK
Afstudeercom missie Prof. dr. B.I.F. Colenbrander Prof. dr. ir. P.I.V. van Wesemael Prof. di pl.-ing. C. Rapp
OUDE PIJP
Datum afstuderen
PLAN ZUID
29juni 2010
Samenvatting
Historische doorsnede Amsterdam
Een cartografisch· en literatuuronderzoek naar de ontwikkelings· methodiek van het bouwblok in de binnenstad van Amsterdam. Aansluitend een onderzoek naar de breuklijnen en passtukken in de stedelijke structuur van de Pijp, waaruit de constatering volgt dat juist bij de botsing van ontwikkelingsmethodieken (ruimtelijke) kwaliteiten ontstaan. In deze lijn is een ontwerp· voorstel gedaan voor een passtuk; een bouwblok met een gefragmenteerde en open achterzijde. Met de plaatsing van vier nieuwe volumes wordt het bouwblok verankerd in zijn stedelijke omgeving met behoud van het open karakter. Met de toevoeging worden twee nieuwe stedelijke ruimtes gevormd en wordt de voormalige achterzijde geactiveerd.
Trefwoorden
32
De Pijp, Amsterdam Bouwblok Ontwikkelingsmethodiek Breuklijnen Stedelijke ruimtes
Straatbeeld Hemonylaan, modelfoto
Context De in de 17,e eeuw aangelegde vestingwerken en de omringende singelgracht vormden lange tijd de fysieke scheiding tussen de stad Amsterdam en het omringende polderland. Deze ring rondom het oude centrum is door zijn openheid en waterpartij nog steeds een duidelijk herkenbaar lineair element. Aan de hand van cartografisch onderzoek is onderzocht hoe het bouwblok in verschillende tijdsperiodes en uitleggen steeds weer de belangrijkste bouwsteen van de stedelijke structuur vormt. Hierbij wordt het bouwblok beschouwd als een geheel van geschakelde gebouwen die samen een blok vormen, waarbij het binnengebied afgezonderd is van de openbare ruimte.
Onderzoek Het eerste deel van dit onderzoek richt zich op de ontwikkeling van het bouwblok. Niet alleen het ontwerp en stadsplanning maar ook bijvoorbeeld de economische situatie van een bepaal· de tijdsperiode heeft invloed op de vorming van het bouwblok. De invloed van al deze aspecten op de verschijningsvorm van het bouwblok vormen samen een ontwikkelingsmethodiek. Het onderzoek wordt ingekaderd door een historische doorsne· de van de stad; er wordt een denkbeeldige lijn getrokken door de grachtengordel, de Singelgracht, de Pijp en eindigend in Berlage's Zuid. Met een heldere systematiek is het onderzoek gevormd tot een kleine catalogus, wat een duidelijke vergelij· king van verschillende ontwikkelingsmethodieken mogelijk maakt. Het tweede deel van het onderzoek richt zich op de bot· sing van versohille ll de stedelijke structuren zoals aanwezig in het stadsdeel de Pijp. Op deze breuklijnen van stedelijke structuren komen meerdere ontwikkelingsmethodieken samen. Uitzonderlijke passtukken continueren hier de stedelijke ruimte. Aan de hand van meerdere casestudies wordt aangetoond dat in de stedelijke structuur van de Pijp juist op deze locaties (ruimtelijke) kwaliteiten ontstaan .
r Overlap structuren in de Pijp
Ingreep in het bouwblok 111
-ur I:
a-
/I) /I)
a-
I: :::I
a~
öJ'
n
C
m
;:;:
Overzicht, modelfoto
Ingreep
Als sluitstuk van dit onderzoek wordt een ontwerpvoorstel gedaan voor een dergelijk passtuk ; een bouwblok met een uitzonderlijke gefragmenteerde open gevelzijde, dat ontstaan is op de breuklijn van een voormalige balkhaven gelegen tussen de Hemonylaan en de Stadhouderskade. Onderbouwd met het voorgaande onderzoek, wordt er in het ontwerpvoorstel bewust gekozen om het bouwblok niet 'af' te maken tot een gesloten bouwblok, gelijk aan omringende bouwblokken. In plaats daarvan wordt de specifieke uitzondering ingezet als uitgangspunt voor een arch itectonische ingreep die open ruimte aan de achterzijde van het bouwblok tot nieuwe stedelijke ruimtes vormt. De uitzondering van het open bouwblok blijft zo leesbaar in het straatbeeld en belangrijker, voegt zodoende een nieuwe kwaliteit toe aan zijn omgeving. De ingreep bestaat uit de plaatsing van vier nieuwe volumes binnen de kavelgrenzen van het bouwblok. Met deze toevoeging wordt het bouwblok sterker verankerd in de stedelijke context en ontstaan er lwee nieuwe stedelijke verblijfruimtes, die tevens als buffer dienen tussen de entree en straat. De vier volumes worden z,i jn gekoppeld aan de bestaande bebouwing aan de voorzijde van het kavel. De programmatische invulling van de nieuwe bouwslenen zijn zo een minder formele variatie op de programmatische invulling van het bestaande 'voorhuis'. De nieuwe ingreep activeert hiermee niet alleen de twee nieuwe ruimtes maar ook de voormalige achterzijde van het bouwblok.
33
Ing. P. van 't Hoog
Metrostation Waterlooplein Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. dr. B.J.F Colenbrander Prof. dipl.-ing. C. Rapp Prof. dr. ir. P.J.Y. van Wesemael Datum afstuderen 29 juni 2010
n C
Samenvatting Met mijn ontwerp wil ik een statement maken met betrekking tot de metro in Amsterdam. Door de gevoelige historie van de metro en de actualiteit van de Noord/Zuidlijn, leek het mij een uitdaging om het bestaande metrostation Waterlooplein van een kwaliteitsverbetering te voorzien . Metrostation Waterlooplein heeft letterlijk en figuurlijk als basis gediend voor mijn ontwerp. Bouwkundige elementen uit de metrobuis zijn in de eerste plaats vervangen en in de tweede plaats bij de vernieuwde entrees naar de bovenwereld verlengd . Vervolgens vormt zich daar massa om functiemenging in plaats te laten vinden en zo een logische voortzetting van het metrostation bovengronds te suggereren.
Vogelvlucht over metrostation Waterlooplein
cr
g
~ c ~
~
34
Trefwoorden Amsterdam Metro Ondergronds Stedelijkheid Bedrijfsverzamelgebouw Metrostation Waterlooplein
Aanleiding Het aanloopproject 'Dwarsdoorsnede door Amsterdam' is aanleiding geweest om een deel van Amsterdam in collectief verband morfologisch te onderzoeken. Deze dwarsdoorsnede werd gevormd door de twee autowegen 5112 en de 5116, die binnen de ringweg AlO onze doorsnede vormden. Dit hield in dat we de bebouwing, verkaveling, infrastructuur en groen in cartografische vorm en in verschillende tijdslagen hebben onderzocht naar herkenbare structuren. Dit heeft geresulteerd in kaartmateriaal dat als basis diende voor een individuele afstudeeropgave. Tijdens het proces van de cartografie viel mij al snel de Amsterdamse metro (ook wel' Oostlijn) op, die grotendeels ondergronds door onze doorsnede loopt en voor mij een interessant onderwerp werd . Mede door de continue (voornamelijk negatieve) publiciteit rond de Noord/Zuidlijn, leek het mij een uitdaging om door middel van architectuur de bestaande Oostlijn, en indirect de metro in Amsterdam, in een positief daglicht te zetten. Na een inventarisatie van het volledige, 51 kilometer lange, metronetwerk, met daarbij de nadruk op de Oostlijn, kan gesteld worden dat de huidige staat van de metrostations te wensen overlaat; ze functioneren wel als verkeerstechnische ruimten, maar naar mijn mening is een kwaliteitsverbete fiing noodzakelijk en ik zie zelfs grotere mogelijkheden voor het metrostation, waarmee de metro meer betekenis kan krijgen in de stedelijke omgeving.
Ontwerpopgave Mijn ontwerpopgave heeft betrekking op metrostation Waterlooplein, een 180 meIer lang ondergronds metrostation in het centrum van Amsterdam, dat grotendeels onder bestaande bebouwing doorloopt en ,in mijn optiek de nodi,ge gebreken kent. Mijn onderzoeksvraag heb ik dan ook als vo'lgt geformuleerd: Op wat voor manier is door middel van architectuur de kwaHteit van het metrostation Waterlooplein te verbeteren,
1;-
~~--
Langsdoorsnede over metrostation Waterlooplein
Noordwest entree metrostation Waterlooplein
Zuidoost entree metrostation Waterlooplein
enerzijds ondergronds, anderzijds bovengronds, geïntegreerd als één gebouw? Het uitgangspunt hierbij is dat het bestaande metrostation zich openbaart aan de stad, zodat enerzijds het metrostation meer deel gaat uitmaken van de stedelijkheid bovengronds en anderzijds een relatie krijgt met de metro ondergronds en dat er zo een kruisbestuiving kan plaatsvinden tussen deze twee werelden .
van twee bovengrondse volumes beschouwd worden . Ter plaat· se van de entrees vouwen de gevels zich naar bui ten tot aan de achterkanl van de volumes waar ze zich manifesteren als recht· hoekige gevelvlakken. De volumes sluiten aan op de rooilijnen en bouwhoogten van de omgevingen, maar zijn opzichzelfstaan· de volume s. Dit vertaalt zich vooral ill vorm, de alzijdigheid van het gebouw en de toepassing van travertin als gevelafwerking.
Ontwerp Metrostation Waterlooplein heeft letterlijk en figuurlijk als basis gediend voor mijn ontwerp. Door middel van functiemenging, daglicht en logische routing probeer ik het bestaande metro· station meer kwaliteit te geven . In een aantalontwerpstappen heb ik bouwkundige elementen uit de metrobuis in de eerste plaats vervangen en in de tweede plaats bij de twee vernieuwde entrees naar de bovenwereld verlengd . Vervolgens vormt zich daar massa over de metrobui s heen om functiemenging in plaats te laten vinden en zo een logische voortzetting van het metrostation bovengronds te suggereren .
Het ontwerp is uiteindelijk volledig gebaseerd op een metrosta· tion waar alle bouwkundige elementen vanuit de metrobuis ver· lengd zijn al s exterieur of interieur in een bovengronds ontwerp. Het ontwerp kan als katalysator werken voor het functioneren van enerzijds het metrostation en anderzijds het bedrijfsverza· melgebouw welke complementair zijn aan elkaar. Zodoende is naar mijn mening een ontwerp ontstaan dat op een innovatieve manier met het begrip metro omgaat.
Door de extra functies ook meer bij de omgeving te betrekken , wortelt de metro met haar nieuwe programma zich ook meer in de omgeving. Hierbij is gekozen voor een bedrijfsverzamelge· bouw, mede door de bereikbaarheid met de metro. Dit biedt interessante mogelijkheden voor mijn gebouw door de directe en frequente metroverbinding met bijvoorbeeld het com· merciële centrum de Zuidas. De sculpturale vormen die ik tot nu heb laten ontstaan vanuit de metrobuis, vormen een continue beweging en kennen eigen· lijk geen begin of eind doordat ze ondergronds verbonden zijn middels het metrostation. Op deze manier maak ik de onder· grondse morfologie zichtbaar bovengronds in het stedelijk weefsel. Alle bouwkundige elementen uit de metrobuis zijn li rn eair verlengd en openbaren zich al's volumes aan de bovenwe· reld . De ruimte in de metrobuis kan zodoende als een inverse
35
Ing. M.P.A.M. van Horrik
Rethinking the Salk Institute De synthese tussen louis Kahn's gedachtegoed en parametrisch ontwerpen Afstudeerrichting Architecture
Afstudeercommissie Prof. ir. J. Westra Ir. R.P.G. Brodrück Dr. j.C.T. Voorthuis
Datum afstuderen 29juni 2010
Stedenbouwkundige ontwerp
Samenvatting Het Salk Institute in San Diego is een van Louis Kahn's meest beroemde en bijzondere gebouwen. Het uitbreiden van het Salk Institute is een uitdagende opgave welke een houding ten opzichte van het Salk Institute als icoon en ten opzichte van Kahn's gedachtegoed vereist. Het ontwerp geeft een reactie op Kahn's gedachtegoed en gaat een relatie aan met het bestaande Salk Institute . Dit leidt tot een waardevolle uitbreiding van het Salk Institute met een krachtig eigen karakter.
cr o c :E
7'C"
C
::J
a.
ro
Trefwoorden Salk Institute Louis Kahn Parametrisch ontwerpen Patrick Schumacher Laboratoria
Studieruimte
De houding ten opzichte van het gedachtegoe d van Kahn is onderzocht aan de hand van de relatie tussen Kahn's filosofie over Orde, Vorm en Design en de parametrische ontwerpvisie van Patrick Scnumacher. Parametrisch ontwerpen is een ontwerpmethode welke gebaseerd is op relaties in een structuur. Door met de parameters te variëren wordt de structuur onderzocht. Dit onderzoek heeft laten zien dat de relatie tussen Kahn en parametrisch ontwerpen te duiden is in de ontwerpmethode. De ontwerpmethoden zijn beide onderzoeken naar structuur. De manier waarop de criteria voor deze structuren gedefinieerd worden is echter verschillend . Door beide onderzoeken naar structuur te comb i neren in het olltwerpproces ontstaat er een synthese welke leidt tot een architectuur die alle relevante criteria ofwel parameters in zich heeft. Het ruimtelijk ondervragen van de activiteiten is de belangrijkste input voor deze te onderzoeken structuur. De combinatie van deze onderzoeken naar structuur, de bijzondere kwaliteiten van het landschap van het bestaande Salk Institute en het versterken van de binding van het instituut met de omgeving zijn de belangrijkste uitgangspunten voor het ontwerp. De verbinding met de omgeving komt in het ontwerp tot stand in de beweging welke de gebouwen door het landschap maken . Deze beweging zorgt voor een confrontatie tussen de structuur van Kahn's gebouwen en het landschap. Ter plaatse van deze confrontatie ontstaat er een nieuwe structuur welke de autonomie van Kahn en het landschap ter discussie stelt. Het ontwerp bouwt voort op de bestaande routes in het instituut. Deze routes maken het bewegen door het landschap voelbaar. De straten, steegjes en pleintjes in en rond de gebouwen, zorgen voor een ruimtelijke ontdekking waarin de kwaliteiten van het landschap en de gebouwen zich bloot geven. De subtiele verweving van functionele ruimten, ontmoetingsruimten en circulatieruimten in combinatie met de autonome bergwand zorgt voor een spectaculaire binnenruimte, waar ontspanning en ontmoeting gestimuleerd worden. De onderzoeks-
Uitzicht vanuit Kahn's gebouwen naar de uitbreiding
Entree Zuidblok
-
DI
ij;'
c c.. /1) /1)
...cr
C
::::I
c.. ~
til' (")
c
..... m
;::;:
CT
o c
~
7' C :::J
CL
m
Binnenstraat met ontmoetingsruimte
faciliteiten, congresruimtes en aanvullende functies als de bibliotheek en het restaurant hebben elk een eigen plaats gekregen in de gebouwen, welke recht doet aan het gebruik en de beleving. Deze beleving wordt versterkt door de manier waarop elke ruimte een relatie aangaat met het landschap. De reactie welke het ontwerp geeft op het bestaande Salk Institute is respectvol naar de bijzond.ere bestaande architectuur. Het gebouw maakt een krachtig gebaar en heeft desondanks een heel eigen karakter binnen het geheel. Hierdoor is het een waardevolle uitbreiding voor het Salk Institute.
Terras richting gebouwen Kahn
37
R.J .A. van Keijsteren
Gemeente Boxmeer: van heg naar
huis Afstudeerrichting Architecture
Afstudeercommissie Prof. ir. J. Westra Ir. M.H .P.M. Willems Ir. J.P.M. Swagten
Datum afstuderen 29juni 2010
Samenvatting DI
....ii1' e
0tD tD
i;e
:::J
0-
~
är' (">
c
Iii
Maasheggengebied
Het doel van het ontwerpen van een nieuw gemeentehuis was om richting te geven aan de identiteitsontwikkeling van de gemeente Boxmeer. Hiervoor heb ik ten eerste de typologie van het raadhuis onderzocht en de ontwikkeling hiervan door de eeuwen heen. Ten tweede heb ik onderzoek gedaan naar de identiteit van Boxmeer. Aansluitend heb ik een visie gevormd op Boxmeer en het gemeentehuis. Op basis hiervan heb ik een stedenbouwkundig plan en ontwerp gerealiseerd, waarbij de Maasheggen een prominente rol spelen.
~
0-
g }
§
~
38
Trefwoorden Gemeentehuis Identiteit Transparantie Maasheggen Dorp
Impressie vanuit centrum
De opgave van het afstudeeratelier 'geen box meer' was het ont· werpen van een nieuw gemeentehuis voor Boxmeer. De doel· stelling hierbij was om richting te geven aan de identiteitsontwikkeling van de gemeente. Tevens bood de opgave de mogelijkheid om een visie te vormen op de hedendaagse positie en functie van een gemeentehuis. Om daar een antwoord op te kunnen geven met een ontwerp heb ik allereerst onderzoek gedaan naar de geschiedenis en identiteit van Boxmeer. Hieruit bleek ondermeer dat de ontstaansgeschiedenis nog altijd duidelijk af te lezen is in de stedenbouwkundige structuur, welke gekenmerkt wordt door (historische) lintbebouwing aan de Steenstraat. Het belangrijkste kenmerk van de gemeente is het groene karakter waar een uniek cultuurlandschap , het Maasheggengebied, een prominente rol vervult. Dit gebied bestaat uit op een specifieke manier in elkaar gevlochten heggen waarmee landbouwgrond wordt afgeschermd. Julius Caesar heeft hierover al aantekeningen gemaakt tijdens een van zijn reizen . Uit een analyse van het gemeentehuis (vroeger raadhuis/stadhuis) zijn een aantal interessante aanknopingspunten voor het ontwerp naar voren gekomen. Zo blijkt dat er een aantal karakteristieke elementen zijn die vaak bij een gemeentehuis worden toegepast zoals een toren, bordes/balkon , binnenhof en plein . Tevens heeft de democratisering van de maatschappij invloed gehad op de functies die het gemeentehuis huisvestte . Tegenwoordig wordt er alleen nog bestuurd en bestaat het grootste deel van het gemeentehuis uit een backoffice. Deze backoffice wordt door burgers veelal beschreven ais een traag draaiende administratieve molen en de vaak (eentonige) architectuur draagt hieraan bij. De status van het gemeentehuis is dan ook behoorlijk afgenomen. Een nieuw gemeentehuis moet in mijn ogen de identiteit van de gemeente uitdragen, het is namelijk een uniek gebouwtype spe-
Concept
Locatie
-ur 1\1 C
c.. ti) ti)
...cC
:::J
c.. ~
är'
n
c
lil
Impressie atrium
cifiek voor die gemeente. Het moet dan ook als zodanig duide· lijk herkenbaar en prominent aanwezig zijn. Als openbaar gebouw zijnde moet het pand uiteraard laagdrempelig en uitno· digend zijn voor de inwoners. Zoals eerder vermeld is in het centrum van Boxmeer de oor· sprong duidelijk te herleiden. Deze kenmerkt zich door de lint· structuur van de Steenstraat, gelegen op een zandafzetting van de Maas. Wat hierbij opvalt, is dat de locatie voor de nieuwbouw door een doorgaande weg is afgesneden van ~et cent ~um· gebied. Daarnaast kenmerkt de locatie zich door een amorfe omgeving. Stedenbouwkundig heb ik ten gunste van een betere structuur en routing twee ingrepen uitgevoerd. Hierdoor is de locatie niet langer afgesneden van het centrum en wordt de grens tussen de diverse bestemmingen duidelijker. Het concept voor het ontwerp van de nieuwbouw komt voort uit een analyse van de belangrijkste identiteitsdrager van de gemeente: Het Maasheggengebied! Bijzonder is dat deze heg· gen samen ruimtes afbakenen en een ruimte op zichzelfvor· men. Dit horizontale ruimtelijke kenmerk heb ik vertaald naar een driedimensionale structuur door het 'stapelen' van heggen . Hierdoor ontstaan zowel horizontale als verticale ruimtes die in elkaar overvloeien. Dit concept heb ik vertaald naar een gebouw dat zich kenmerkt door een groot langwerpig atrium met meerdere vides. Deze ruimte vormt letterlijk en figuurlijk het 'hart' van het gebouw. Bovendien verbindt het atrium visueel twee belangrijke histori· sche elementen van Boxmeer: De Steenstraat en het Weijerpark. Aan de Steenstraat wordt het einde van het centrumgebied gemarkeerd. Dit gebeurt met een uit de gevelwand uitstekende volume waarin de raadzaal is gelegen. De indeling van het programma komt voort uit het concept.
39 De publieke functies bevinden zich in de ruimtes tussen de gestapelde volumes, terwijl de overige functies zich in deze volumes bevinden .
Ing. S. de Kok
Made to fit Het kunnen aansluiten van de woning op individuele wensen en behoeften Afstudeerrichting Structural Design & Architecture Afstudeercommissie Dr. ir. S.P.G. Moonen Ir. R. Blok Prof. ir. J. Westra Datum afstuderen 25 mei 2010 Impressie punt Lloydpier (Rotterdam)
cr o
c
:E
'"
C ::l
0-
Samenvatting Het leven is niet een vastomlijnd proces. Dromen en doelen wij· zigen, interesse veranderen en gaandeweg doen zich nieuwe uitd agingen voor. Veranderingen die vooraf niet zijn te plannen, maar wel van invloed zijn op de wensen en behoeften van mensen. Bovendien maakt iedereen een ander proces door, waardoor wensen en behoeften eveneens verschillen. De huidige woningbouw, voornamelijk in gestapelde vorm, is echter niet in staat om die veranderingen en verschillen te faciliteren. Vanuit een combinatie van Constructief Ontwerpen en Architectuur is ontwerpend gezocht naar de mogelijkheden om vanuit de huiqige opzet van de gestapelde woningbouw ruimte te laten aan bewoners om zelf beslissingen te nemen over hun woning.
It>
Trefwoorden Gestapelde woningbouw Drager & inbouw Individuele vrijheid Veranderbaar Doe-het-zelven
Plattegrond van een 'oneven' verdieping
om veranderingen en verschillen in wensen en behoeften te faciliteren . Doordat iedereen het leven op een andere manier doorloopt is de 'vorm' van de woning voor iedereen anders. Naast dat het de plek is waar men zichzelf kan zijn, bij zichzelf kan zijn en van waaruit men zin geeft aan zijn bestaan, is de woning het tastbare resultaat van een individueel proces. Toegespitst op de gestapelde woningbouw luidt de probleemstelling van het afstudeerproject: 'Hoe kunnen individuele wensen en behoeften van bewoners worden erkend en hoe kan de woning daar op worden aangesloten?' . Als doelstelling is hierop geformuleerd: 'Bewoners binnen de gestapelde won ingbouw de vrijheid geven om de woning, onafhankelijk van andere bewo ners, aan te sluiten op hun wensen en behoeften , door bewoners zelf te allen tijde het aantal, de grootte en de organisatie van verblijfsruimten te laten bepalen'.
De laatste jaren is er veel veranderd in de maatschappij. Mede onder invloed van de groei van de technie k en de ontwik keling van het individu is de samenleving als collectief uiteengevallen in een verzameling individuen ; mensen kunnen en willen zelf keuzes maken. Diverse industrieën zijn meegegaan in deze verandering en hebben hun producten toegesneden op individuele wensen en behoeften. De woningbouwindustrie is echter niet geëvolueerd, deze industrie houdt nog steeds vast aan de gestandaardiseerde massaproductIe. Daar binnen deze methodiek geen ruimte wordt gelaten aan het individu is en blijft de woning een massaproduct, met als gevolg dat de woningbouwindustrie de aansluiting mist met de maatschappij. De gestandaardiseerde massaproductie maakt namelijk dat woningen star zijn . Voornamelijk de gestapelde woningbouw is door de strikte compartimentering, complexe ontsluitingssystemen en complexe I'eidingsystemen niet in staat
Op basis van de doelstelling is ten behoeve van het ontwerp een tweetal uitgangspunten geformuleerd. Het gebrek aan individuele vrijheid in de huidige woningbouw is door het verbreken van de relatie met de maatschappij als probleem aan het licht gekomen, echter vanaf de jaren zestig is getracht dit probleem onder de aandacht te brengen . In 1961 stelde John Habraken reeds voor om ruimte te laten aan bewoners door een scheiding aan te brengen in beslissingsbevoegdheden. Bernard Leupen borduurde hier in 2002 op voort door het gebouw onder te verdelen in lagen . Daar in een stapeling woningen meerdere gebouwlagen delen kan door het combine ren of scheiden van lagen een kader worden gecreëerd waarbinnen bewoners zelf beslissingen kunnen nemen. De onderverdeling in beslissingsbevoegdheden vormt hiermee h et eerste uitgangpunt van het ontwerp. Met het creëren van een kader kan binnen de woning ruimte worden gelaten aan bewoners, echter om verschillende wensen en behoeften te kunnen accommoderen is dit alleen niet voldoende. Door bewoners zelf te allen tijde het aantal, de
Plattegrond van een 'basis' woning
Plattegrond van een 'even' verdieping
Impressie gevelbeeld
Impressie van het vergroten van het woonoppervlak
grootte en de organisatie van verblijfsruimten te laten bepalen, dient het woonoppervlak te kunnen worden veranderd. Met h et betrekken van een aangrenzende buitenruimte bij de won ing kunnen bewoners snel en eenvoudig het aantal vierkan· te meters vergroten. Bewoners zijn hierbij niet afhankelijk van andere bewoners, waarmee deze mogelijkheid tot het variëren in woonoppervlak het tweede uitgangspunt vormt.
100 m'. De grenzen van de individuele vrijheid zijn in de stapeling gearticuleerd door een lint, dat in een continue beweging om de woningen heen is gevouwen . In combinatie met het ontbreken van constructieve elementen in de buitenruimte maakt dit lint als kader dat de dynamiek van het wisselende woonoppervlak in het gevelbeeld wordt versterkt. De woningen delen in de stapeling onvoldoende gemeenschappelijke punten en vlakken om zelf in hun stabiliteit te kunnen voorzien . Drie torens van gestapelde woningen zijn hiervoor aaneengeschakeld. Met een gelijkbenige driehoek als basis zijn de torens radiaa f getransleerd langs de zijden van de driehoek, buitenruimten zijn hierdoor niet naast elkaar gelegen op dezelfde laag. De ruimte tussen de drie torens draagt de zorg voor het verbinden van de woningen onderling en de verbinding met het maaiveld.
De hu'idige opzet van het de gestapelde woningbouw vormt het vertrekpunt van het ontwerp. Deze opzet kan als gevolg van de gestandaardiseerde massaproductie worden beschouwd als een samenstelling van identieke torens met gestapelde woningen. Door middel van het ontbinden van deze eenheid in op zichzelf staande torens is ruimte voor de bewoners gecreëerd. Met één toren van gestapelde woningen als basis is deze ruimte als kader van de individuele vrijheid vormgegeven . De woningen delen in een stapeling bijna alle gebouwlagen met elkaar, alleen de laag enscenering wordt niet gedeeld . Als gevolg van de lagen draagconstructie en dienende elemen· ten hebben bewoners deze laag echter wel met elkaar gemeen . Met het clusteren van de dienende elementen en het opnemen van deze functies in de achterwand van de woning in combina· tie van het verplaat sen van de draagconstructie naar de langs· gevels, is de woning veranderd in een vrij indeelbare multifunc· tionele ruimte met aangrenzend een buitenruimte. Bewoners kunnen hierdoor zowel de organisatie al s de grootte en het aantal verblijfsruimten zelf bepalen. Ten behoeve van het kunnen variëren ,in woonoppervlak zijn in de stapeling de woningen vier meter ten opzichte van elkaar verschoven . De buitenruimte is daarmee boven en onder omsloten met een vloer, waardoor met het pla at sen van geveIelementen tussen de boven elkaar gelegen vloeren de buitenruimte sne ~ en eenvoudig bij de woning kan worden betrokken . Met het geheel of gedeeltelijke betrekken van deze ruimte bij de woning kan hiermee het woonoppe rvlak variëren van 71 m 2 tot
Bewoners kunnen met het plaatsen van scheidingswanden zelf de woning indelen . Met het verplaatsen van de zijgevel en het plaatsen van gevelelementen in de langsgevel kunnen bewoners eveneen s zelf het woonoppervlak vergroten door de buitenruimte geheel of gedeeltelijk bij, de woning te betrekken. In maximaal vier stappen van 90ox8100 mm' kan hiermee het woonoppervlak worden vergroot van 71 m' tot respectievelijk 79 m' , 86 m 2 , 93 m' en 100 m 2 • In de buiten ruimten en de langsgevels zijn permanent voorzieningen opgenomen waar bewoners de elementen op aan kunnen sluiten en kunnen borgen. Met behulp van een geïllu streerde handleiding kunnen bewoners hierdoor zelf de benodigde handelingen verri chten. De individuele vrijheid is binnen dit ontwerp voor iedere bewoner gelijk, zowel de eerste als latere bewoners hebben dezelfde vrijheden . Bovendien zijn bewoners niet afhankelijk van derden, waardoor bewoners te allen tijde zelf het aantal, de grootte en de organisatie van verblijfsruimten kunnen bepalen en realiseren.
41
B van Kruijsdijk
Gemeenschappelijk Bevallen Alles onder een dak Afstudeerrichting Building Technology Afstudeercommissie Prof. ir. l.M. Post Prof. ir. B. Molenaar A.l.M. Walraven Arch AvB Datum afstuderen 29juni 2010 Samenvatting Het afstuderen is een onde rzoek naar wat de bevalling is en hoe de verloskundige zorg vormgegeven kan worden in Eindhoven . Hierbij wordt er gekozen voor een wijkgebonden ingreep . Voor Tongelre is een mogelijk locatie 't Karregat van Van Klingeren. Het gebouw wordt herbestemd vanuit het gedachtegoed van Van Klineren en biedt plek aan een spilcentrum in combinatie met een geboortecentrum. Vooral het ontklonteren van de functies staal centraal.
gc:
~
3 g-
42
Dwarsdoorsnede van 't Karregat met de nieuwe Invulling
Trefwoorden Herbestemming Bevallen Spilcentrum Wijkgebonden ingrepen van Klingeren
Mening van functie en contlnu"ileit van de ruimte
"Waarom zou je naar het ziekenhuis gaan als je niet ziek bent?" Dit is de vraag die het project gestart heeft. Terwijl dit juist datgene is wat miljoenen mensen in de hele wereld doen bij de bevalling. De bevalling is een natuurlijk proces. Sinds het begin van de mensheid heeft de bevalling een belangrijke rol gespeeld, met name in het gemeenschapsproces. De bevalling, die in het buitenland per definitie in het ziekenhuis gebeurd, is de enige vorm van preventieve zorg die plaatsvindt in het ziekenhuis. De poliklinische bevalling is hierdoor een merkwaardig fenomeen. Een alternatief op de poliklinische bevalling is het maken van een geboortecentrum. Voor de plaatsing van een geboortecentrum is het naar mijn mening belangrijk dat er niet gekozen wordt voor een bundeling van zoveel mogelijk bevallingen, maar om de gevoelsafstand tot de cliënt te beperken. Hierdoor kan rust en vertrouwen opgewekt worden . Door meerdere satellieten te plaatsen, die op de schaal van stadsdeel kunnen fungeren, wordt de drempel verlaagd, die men voelt ten opzichte van het gebouw. Oe casestudy De visie van de satelliet, het geboortecentrum, vraagt om een zeer plekgebonden ingreep. Om dit te onderzoeken is er voor gekozen een casestudy uit te voeren. "Hoe ziet een geboortecentrum in de stad Eindhoven, specifiek in het stadsdeel Tongelre, eruit?" De visie van het gemeenschappelijk belang van een bevalling, samen met de gedachte dat het geboortecentrum een plek aan het marktplein verdient, zorgen ervoor dat gezocht wordt naar een locatie die het "gemeenschappelijke" karakter laat zien. Om verweving met de wijk te krijgen is het van belang dat er naar een passende oplossing gezocht wordt. 't Karregat is een gebouw specifiek voor Tongelre en heeft ook in het architectonische debat van de jaren 70 een belangrijke rol gespeeld . Het iconische karakter van het gebouw maakt het uitermate geschikt om zijn functie als gemeenschapshui s wederom te vervullen. Een gemeenschapshuis dat juist ook bij uitstek door zijn opvallende verschijning een plek is voor een
Visualisatie van de geboortekamer
0-
o c :E
7'" C ::::l
a.
m
43
Verloskundig object
geboortecentrum. Een herbestemming van 't Karregat is voor Tongelre de meest geschikte plek voor het geboortecentrum . Een alliantie met een gemeenschapshuis zorgt voor samenwerking tussen de verschillende functies. Hierbij kan het kinderdagverblijf zorgen voor opvang van eventuele oudere kinderen, terwij l er in het geboortecentrum bevallen wordt. Het geboortecentrum zorgt voor klandizie voor het kinderdagverblijf. Het ontklonteren, het thema van het mengen van functies, zoals van Klingeren dat gebruikte in zijn ontwerp van 't Karregat, heb ik door het verweven van de verschillende functies in ,het gemeenschapshuis nieuw leven ingeroepen. 't Karregat is ontworpen met het structuralisme in gedachte. Een megastructuur zou ervoor moeten zorgen dat het gebouw zowel in zichzelf, als in de stedenbouw een rol speelt. De paraplukolommen zijn datgene wat van 't Karregat een icoon van de wijk heeft gemaakt. De invulling eronder, ontworpen met flexibiliteit in gedachte, is gemaakt op het "veranderen". Hiermee wilde van Klingeren de gebruike r de mogelijkheid bieden om zelf aan zijn gemeenschapshuis te bouwen . Het experiment van het ontklonteren in een gemeenschapshuis is uiteindelijk niet gelukt. Het toch afbakenen van de ruimte heeft geleid tot een verbouwing in 1979, waardoor het gehele karakter van het gebouw aangetast is. In deze herbestemming is er dan ook voor gekozen het gedachtegoed te hergebruiken en het dak te handhaven . De invulling is hierbij weggehaald en moet plaats maken voor een nieuwe, meer permanente invulling.
Beval object Bij de bevalling heeft de vrouw rust , vertrouwen en acceptatie nodig. Voor de omgeving van de barende is het dan ook van belang dat deze de concentratie hierop ve rgemakkelijkt. Om hierin te faciliteren is er onderzoek gedaan naar de verschille nde houdingen waarin de vrouw kan bevallen. Er is geen één houding waarin elke vrouw goed bevalt. Het is in deze kamer
dus juist van belang dat de vrouw bewust wordt van het gereedschap dat zij heeft om met de pijn om te kunnen gaan. Hiervoor is een verloskundig object ontworpen waarop de vrouw op zoek kan gaan naar de houding waa rop zij op dat moment het liefst de weeën opvangt. Het object za l ervoor zorgen dat de bevalling hierdoor beter, dan wel sneller, verloopt. Het eindprodu ct is een ontwerp dat specifiek voor de wijk Tongelre is gemaakt met daarin een herbestemming van een gebouw dat uitermate geschikt is voor de functie van gemeen schapshuis. Alle aspe cten van het ontwerp zijn ontworpen met de gedachte van de zwangere vrouw in het achterhoofd. Zodat, hoewel het gebouw een gemeenschapshuis is, er specifiek ontworpen is vanuit de zwangere. Het ontwerp van een geboortecentrum houdt dan ook meer in dan alleen het gebouw, de bevalkamer en een object op zich, maar vraagt ook een ontwerp van het centrum van de gemeen schap eromheen .
B.l .e. de Leijer
Het loodrecht op druk belasten van de houtvezel bij discreet ondersteunde balken Afstudeerrichting Construction Technology Afstudeercommissie Prof. dr. ir. A.l.M. lorissen Dr. ir. A.l.M. Leijten Ir. l .e.M. Schoenmakers Datum afstuderen maart 2010
30
co c
::!
7' C
=:J DIl>
44
Voorbeeld verbinding druksterkte loodrecht op de houtvezel (1)
Samenvatting Bij de toetsing van een houtverbinding waarin druk loodrecht op de houtvezel voorkomt, wordt gebruik gemaakt van het spreidingsgedrag van de drukspanningen . De grootte van deze spreiding is bekend voor geheel ondersteunde balken . Echter over de spreiding van balken die niet geheelonder· steund worden is weinig bekend . Dit onderzoek gaat via eindige elementen simulaties en experimentele proeven op zoek naar de grootte van deze spreiding, met als uiteindelijk doel het voorstellen van een meer waarheidsgetrouwe drukspanningtoetsingregeli in de Eurocode 5 normtekst. Trefwoorden Houtconstructies Druksterkte Loodrecht Houtvezel ESPI (Electron ic Speckle Pattern Interferometer)
Proefopstelling in het Van Musschenbroeck laboratorium (3)
Er is geen eenduidige toetsingsmethode voor houten verbindingen met drukspanningen loodrecht op de vezel vastgesteld. Dit blijkt wel uit de veLe publicaties die over dit onderwerp zijn geschreven. Wel is men het er over eens dat de optredende spanning loodrecht op de houtvezel (0',,,,,) gespreid moet worden over een effectieve lengte (I ••). Er is echter geen overeenstemming bereikt over de grootte van deze I••. De ene theorie leidt af dat de lef afhankelijk is van de balkhoogte, terwijl de andere theorie dit juist geheel tegen spreekt. T.A.e.M. Van der Put heeft een analytisch model ontwikkeld aan de hand van de plasticiteitstheorie, waarbij wordt bewezen dat de 0', .. zÎCh spreidt onder een hoek 1:1.5. Voor continu gesteunde balken is bewezen dat deze theorie een betere voorspelling doet voor de werkelijk optredende spreidingen dan bestaande theorieën. Het doel van dit onderzoek is om in kaart te brengen of de opgestelde theorie van Van der Put ook geldig is voor niet continu gesteunde balken. Er wordt hierbij uitgegaan van een standaard driepuntsbuigproef met een bovenbelasting met lengte I.
In het construeren met hout zijn de verbindingen meestal maatgevend bij het bepalen van de dimensies van de algehele constructie. De druksterkte loodrecht op de houtvezel (f",) veroorzaakt vaak kritische situaties in de bruikbaarheidsgrenstoestand. Dit onderzoek gaat in op verbindingen waarbij drukspanningen loodrecht op de houtvezel (0" '0) voorkomen bij balken die niet geheel, of wel discreet, ondersteund zijn (zie afbeelding 1) . De spreiding van deze spanningen, welke wordt gebruikt bij de toetsing van de verbinding, wordt onderzocht aan de hand van een literatuuronderzoek, eindige elementen model en experimenteel onderzoek.
Na het literatuuronderzoek werd een eindige elementenmodel (EEM) ontwikkeld met behulp van het programma Abaqus. Met dit EEM wordt gekeken naar de invloed van de balkhoogte en overspanning van de balk op de spreiding van de 0"'0. Om een realistisch beeld te krijgen van de spanningen en vervormingen wordt het model elastisch-plastisch doorgerekend. De balken worden belast totdat de buigsterkte is bereikt of dat het verschil tussen de zakking van de bovenzijde en de onderzijde 10% van de balkhoogte is. De resultaten van de verscheidene modellen wijzen op een tweesplitsing in de modellenreeks: zo bezwijken de modellen met kleine balkhoogte op buiging, terwijl de modellen met een grotere balkhoogte tot 10% rek belast worden (en dan nog niet bezweken zijn) . Aangezien er bij de experimentele proeven
JsJ
JSJ
7
De indrukkingszone met afmetingen hef en lef (2) I»
1\1
UI'
!
ti
i, c~-H
\-f
c:::
c/I)
\-
H-
/I) ..,
I..!
f-l-
cc:::
:3
c/I)
I
1-<+
t-
r
--LI-
~
l..I-
I
./
j
~~ r ~ I
~I
r ~j
ft
rr
~
-t
., l.
'I
0-
o ::;;
c
'"
C :::J
Lr.
0..
ro
~:=: Het ontwikkelde model geeft een betere voorspelling dan de huidige rekenregels van de Eurocode 5 Annex 1 (4)
alleen maar vervormingen gemeten kunnen worden, wordt bij er in de numerieke fase ook alleen gekeken naar de vervorming van de balk. Vanuit deze vervormingen kan het gedrag van de u"',, voorspelt worden. De vervormingen die ontstaan bij de modellen kunnen onder· verdeeld worden in de doorbuiging en de indrukking van de ba ~ k. In kader van dit onderzoek is het vooral interessant om te kijken naar de zone direct rond de belastinginleiding, ook wel de indrukkingszone genoemd. Deze indrukkingszone bestaat uit ingedrukte vezels en uit vezels die in een S-vorm gebogen zijn door de dwarskracht. Om in kaart te· brengen hoe groot het effect l1iervan is over de balkhoogte, wordt gebruik gemaakt van horizontale en verticale vervormingspaden. Deze paden, welke de vervormingen beschouwen over de genomen horizontale of verticale doorsneden, laten zien waar het effect van de indrukking van de balk overgaat in de doorbuiging van de balk. Via deze manier kunnen de afmetingen van de indrukkingszone bepaald worden. Uit de analyse blijkt dat de afmetingen van de indrukkingszone (I", en h.·" zie afbeelding 2) afhankelijk zijn van de balkhoogte en de overspanning. Hoe groter de balkhoogte en de overspanning, des te groter de afmetingen van de indrukkingszone. Echter worden er wel grenswaarden gevonden voor de afmetingen, te weten de effectieve hoogte (hef) en de effectieve lengte (I .. ,). De lef blijkt maximaal 560mm te bedragen en de hef 14omm. De gevonden spreiding die bij deze afmetingen hoort, ligt rond de geschatte 1:1.5 volgens de theorie van Van der Put. Aan de hand van de resultaten van het EEM wordt een rekenmodel opgesteld, welke kan dienen als basis voor de Eurocode 5 normtekst. In het ontwikkelde Van der Put - De Leijer model is de spreiding van de uc90 afhankelijk van de balkhoogte, maar moet dit wel begrensd worden met de maximale lef en hef waarden: 1,,=1+2·1,5·h ::; 520mm met hef=0.35h
45 Om de resultaten van de EEM-en te controleren worden er diverse proeven uitgevoerd in het Van Musschenbroeck laboratorium van de Technische Universiteit Eindhoven. De werkelijke spreiding van de Uf,,,, wordt onderzocht door het uitvoeren van driepunts-buigproeven (zie afbeelding 3). Met behulp van verplaatsingsmeters en het meetsysteem ESPI worden de krachten en vervormingen in kaart gebracht. Uit de analyse van de kracht-verplaatsingdiagrammen (F/u) blijkt dat de optredende vervormingen veel groter zijn dan in de EEM-en. Dit komt mede doordat in het EEM gebrui gemaakt is van een materiaalmodel waarin geen onderscheid wordt gemaakt tussen druk en trekeigenschappen (er is dus geen mogelijkheid tot scheurvorming). Met behulp van het ESPI-meetsysteem worden de werkelijke horizontale en verticale vervormingspaden geproduceerd en geanalyseerd. Uit deze analyses blijkt dat de hef overeenkomt met de voorspelde hef uit het EEM. De bepaling van de I" blijkt erg lastig via de vervormingspaden. De F/u-diagrammen dienen dan ook op een andere manier te worden geanalyseerd. Met behulp van de 1o%-offset methode wordt teruggerekend naar een bezwijklast waarbij de verbinding 'bezwijkt'. Deze bezwijklast kan worden vergeleken met bezwijklasten die bepaald zijn met andere theorieën. Het Van der Put-De Leijer-model blijkt statistisch gezien de beste voorspelling te geven van de werkelijke spanningsspreiding in vergelijking met de huidige Eurocode 5 annex 1 (zie afbeelding 4). Er kan dus worden geconcludeerd dat de Van der Put-methode ook geldt voor discreet ondersteunde balken, echter met begrenzingen aan de indrukkingszone van h"::;14omm en 1"::;52omm. Er wordt tot slot een voorstel gedaan om het model op te nemen in de Eurocode 5 paragraaf 6.1.5.
W. van der Linden
Rainfall interception by buildings for urban hydrology modeling Mastertrack Physics of the Built Environment
Graduation committee Dr. ir. B.I.E. Blocken Ing. I.F.L. Diepens Prof. dr. ir. M.H. de Wit Dr. ir.-arch. R. Hendrickx Prof. dr. ir.·arch. S. Roels
Date of grad uatlo n 29 lune 2010
-ur I»
c: c.. ~ ~
..,
cc: :::I c.. ~
OJ'
(")
<=
;; ;:;:
Summary Rainfall interception by buildings can play an important role in re lieving the load on the sewer system and the prevention of f1ooding. Especially buildings made of porous building materials are expected to intercept significant quantities of water. This study aims to gain quantitative knowledge on rain· fall interception by buildings. In order to do this measurements as weil as numerical simulations are performed. A comparison is made between the experimental and numerical res l'l lts to validate the numerical model. Subsequently the influence of other climates on rainfall interception is studied.
Keywords
46
Rainfall interception Porous building materials FI'J II·scale measurements HAM·modeling Köppen climate classification The climate on earth is changing. One of the results of th is climate change is an increased amount of precipitation. This means not only more precipitation, but a rise in heavy rain events as weil (IPCC, 2007). During rainfall, part of the water can be intercepted by building surfaces. This intercepted water (rainfall interception) is temporarily stored on these surfaces and eventually evaporates into the atmosphere. This amount of water does not reach the ground and therefore does not contribute to the load on the sewer system or the ground water level if no sewer system is present. Particularly porous materials on building roofs but also in facades are expected to procure significant quantities of rainfall interception. The use of those porous building materials can play an important role in relieving the sewer system and the prevention of f1ooding. Rainfall interception by buildings there· fore becomes more and more important in hydrological mode· ling, particularly in urban areas. In this research rainfall interception by building facades is studied. The study consists of experimental and numerical research. In the experimental part both full·scale and laboratory experiments are considered. For the full·scale experiments measurements on a test facade are executed. The moisture response of different building materials to rainfall is determined in terms of ma ss change and therefore the amount of rainfall interception by these materials is obtained. Furthermore parameters such as wind speed, wind direction, temperature, relative humidity and solar radiation are registered. The difference in rainfall interception by the two porous building materials is demonstrated. For the brick with high porosity (BHP) the rainfall interception yields 100%, while the low porous brick (BLP) accommodates for a minimum of 76.6% during the measurement period. Due to local saturation at the exterior boundary runoff occurred for the latter type of brick. Besides the full·scale measurements an extensive set of laboratory experiments is performed. Several moisture-related
.-
IIU'
-
E" ...."".... BI*' ~~!f~ r..,it-SHP
- '~~,""" 'B L;r
1
OA
-~"" BLP
"
~ ',
DOS
Detail of the experimental results
Comparison experimentai and numerical results Wortd map of K6ppen..Geiger çllm.te el.tsitlcadon
0-
o c
::E
A C
~
0.. CD
Full-scale measurements at the test facade
Köppen climate classification
material properties are determined for the two types of brick.
specify the boundary conditions . With this the influence of different climates on rainfall interception is studied. The simulation results of this climate parameter analysis rave shown that for four of the six climate groups used for the analysis no runoff occurred for the brick with high porosity for the period considered. This means that this type of brick accommodates for 100% rainfall interception in these climates. For the remaining two climate groups the brick with high porosity yields a minimum RI of only 1.9% and 6% in periods of severe rain. increasing to 100% for moderate rain events . Comparison of the rainfall interception by the two bricks results in a rainfall interception of at least 40% by the brick with low porosity based on the rainfall interception by the other type of brick. It is demonstrated however that the model not always succeeds in accurately predicting the runoff. Therefore no hard conclusions can be drawn on the performance regarding rainfall interception by the two porous building materials in other climates
For the numerical part of this study the finite element code HAMFEM is used ûanssen et al.. 2007a). To gain insight into the moisture response of porous building materials to wind·driven rain. one·dimensional heat and moisture transfer simulations are performed using differential balance equations for ma ss and energy. Two types of simLllations are performed. First the numerical model is validated by means of the experimental results. The parameters obtained from the laboratory experiments combined with the micro·meteorological data gathered at the test facade are used as input and boundary conditions for the model. Tne simulation results give the mass change of the materials in time and th is is compared to the mass change obtained hom the full·scale measurements to verify the correct implementation of the model and the capabilily to reproduce trhe measurement results. It is shown that for the brick with high porosity the model accurately predicts the rainfall interception during one rain event. Rainfall interception for another rain event is described less precisely however. For thre other type of brick the model fails to predict runoff because in the simulations the exterior boundary does not reach the capillary moisture content. while in reality local saturation does occur because the wind·driven rain intensity on the facade exceeds the a!Jsorption rate of the brick. The mean deviation between the numerical and experimental results was 35% for BHP and 37% for BLP. This is to a large extent due to the substantialr deviations in the evaporation process. where the model overestimates the mass decrease due to evaporation. This in turn is mostly due to the uncertainty of the heat and moisture transfer coefficients ûanssen et al.. 2007a.b . Abuku et al .• 2009) .
Once the model is validated the second type of simulations is carried out. Meteorological data of several climate groups according to the Köppen climate classification are used to
To obtain more reliable simulation results. further research on heat and moisture transfer coefficients is needed ûanssen et al.. 2007a.b) . This way. more reliable values of the transfer coefficients are obtained and therefore the implementation in the numerical model is more accurate. Besides this. performing full·scale measurements on building roofs as weil would provide useful additional knowledge on rainfall interception by buildings. These building surfaces in general receive more rain than building facades and therefore have potential to intercept large quantities of water and significantly contribute to the prevention of flooding.
47
l.M.w. Luijks
Harmonieuze Ontmoeting Herontwerp van de Heilig Hartkerk te Breda Afstudeerrichting Building Technology
Afstudeercommissie Prof. ir. l .M. Post A.l .M. Walraven Arch . AvB Prof. drs. A.L.L.M Asselbergs
Datum afstuderen 29 juni 2010
Samenvatting
Het gebouw In zijn omgeving
De herbestemming van ke rkgebouwen vormt een actueel en urgent probleem dat vraagt om een nieuw inzicht in de discus· sie over herbeslemming. Door te bepalen welke waarden wij belangrijk vinden om door te geven aan toekomstige generaties, ontstaat de kans om op zoek te gaan naar nieuwe ruimtelijke kwa liteiten die de huidige omgeving verrijken. De waardevolle karakteristieken van de Heilig Hartkerk te Breda zijn vertaa1ld naar een 'siluatiegevoelig' herontwerp dat een permanente meerwaarde vormt voor hedendaags Breda en bijdraagt aan het continueren van culturele waarden in de toekomst.
Trefwoorden Herbestemming Kerkgebouw Profanisering Nieuwe entiteit Waardig, passend en duurzaam Impressie vanaf het terrascafé
De kerk, een baken in het Nederlandse landschap. Toch blijven de banken op zo ndag steeds vaker leeg. Culturele en maatschappelijke ontwikkelingen hebben geleid tot een veranderde omgang met religie, waardoor de traditionele kerken kampen met een forse terugloop van het aantal kerkbezoekers. Gemeentes en parochies fuseren en kerkbesturen stoten overtollige gebouwen af. In de komende 10 jaar komen naar schatting 1200 rooms-katholieke en protestantse kerken (deels) leeg te staan . Sommige krijgen een nieuwe bestemming, maar tientallen kerkgebouwen staan op de nominatie om gesloopt te worden. Mede door het gebrek aan een duidelijke visie over wat er met deze bijzondere ruimten moet gebeuren. Huidige oplossingen blijven vaak beperkt tot het herinrichten van de bestaande ruimte, omdat de symbolische betekenis van het kerkgebouw als 'Huis van God' de mogelijkheden voor herbestemming beperkt. Maar mogen we het kerkgebouw slechts behouden als historisch decor voor tijdelijke nie llwe invullingen? Of moeten we juist op zoek gaan naar een manier om de waardevolle karakteristieken van het kerkgebouw te vertalen naar een herontwerp dat de huidige omgeving verrijkt? Als toekomstig architect ben ik er van overtuigd dat herbestemming moet leiden tot een permanente meerwaarde voor de toekomst. Het gaat daarbij om waardebepaling en waardetoe-e igening. Wat vinden we werkelijk belangrijk om door te gevelJ aan toekomstige generaties en hoe vertalen we dat naar een herontwerp dat de leefbaarheid van de huidige omgeving verbetert? Dat zijn de vragen die in dit afstuderen worden onderzocht aan de hand van een herontwerp voor de Heilig Hartkerk in Breda . Om tot een weloverwogen waardebepaling te komen, wordt het kerkgebouw teruggebracht tot steen en ruimte. Dit gebeurt volgens de drie pijlers vorm, functie en constructie. De vorm bepaalt de uitstra'li ng en beleving van het gebouw. De functie behandelt het gebouw als gebruiksobject voor de
Impressie van het stedelijk plein met arcade en opengewerkte zijbeuk
..ur DI
c:
C. /1) /1)
...,
cc:
:::I
C.
~
öJ'
n
C
;; ;:;: 0-
o c :E
;<:"
C :::J
0.. lil
Impressie op de met ateliers omzoomde beeldentuin
omgeving. De constructie gaat over de maakbaarheid en dege· lijkheid van het gebouw. Zo ontstaat inzicht in de waardevolle karakteristieken, die vervolgens vertaald kunnen worden naar een herontwerp. Daarbij leidt een aanpassing van de vorm tot associaties met ander gebruik. Er ontstaat dus een nieuwe entiteit. Het gebo uw biedt daarvoor de mogelijkheden, maar uiteindelijk bepaalt de omgeving hoe die benut worden. De Heilig Hartkerk wordt toegankelijk en bruikbaar gemaakt als kunstenaarscentrum met stadslogement. Zo ontstaat opnieuw een centrale ontmoetingsruimte voor de omgeving. Als plek waar inspiratie wordt opgedaan en waar ontmoeting leidt tot uitwisseling en samenwerking. Thema's die voorheen ook via de eredienst werden nagestreefd. De karakteristieke driedeling van het kruis in een schip, transept en koor wordt benut om de ruimte opnieuw te organiseren en de oriëntatie van het gebouw in de Baronielaan te versterken. Daarvoor is het middenschip binnenstebuiten gekeerd, zodat het gebouw een verlengstuk wordt van de openbare ruimte. Wat ooit open was wordt dicht, wat dicht was wordt open. Zo ontstaat de associatie met een stedelijk plein, waardoor het gebouw uitnodigt tot bezoek. De ingreep draait niet om het historiseren van de bestaande structuur of om het tonen van vernieuwing, maar om het creëren van één nieuw geheel waarbij heden en verleden in harmonie naast elkaar bestaan. Doordat het herontwerp 'situatiegevoelig' is en voortbouwt op waardevolle karakteristieken uit het verleden, ontstaat een profanisering die waardig en passend is voor zowel het gebouw als zijn omgeving. Er ontstaat tevens een nieuw economisch perspectief dlat zorgt voor de exploitatie en onderhoud van het gebouw. Het resultaat is een degelijk en functioneel heront· werp, dat de huidige situatie aan de Baronielaan verbetert en een permanente meerwaarde vormt voor Breda. Dit zijn cruciale uitgangspunten om tot een gerechtvaardigd en duurzaam eind ~ esultaat te komen dat wordt geaccepteerd door
49 zowel mens als omgeving. Alleen dan kan een herontwerp daad· werkelijk bijdragen aan het continueren van culturele waarden in de toekomst.
'Laat je niet beperken door een betekenis uit het verleden, maar gebruik waardevolle karakteristieken uit dat verleden juist als potentie om vorm te geven aan de toekomst!'
l.C.Mak
Dream Catcher Towards new modes of reciprocity in architecture Mastertrack Architecture Graduation committee Prof. ir. I. Westra Dr. ir. l.G. Wallis de Vries Ir. R.P.G. Brodrück Date of graduation 29 lune 2010
cr
o c:: ~
A"
c::
:l
a.
Summary It seems the absence of a core or heart is something that has haunted Rotterdam since the Second World War. At the same time, Rotterdam is always looking at the future, always building "something new". For the first time, more or less by chance, the tension between these two positions is made visible in a real and very powerful display within the city. The value of this "unintended scenography" should not be underestimated. The dream catcher is a hotel in Rotterdam. It tries to give an answer to the evocative challenge the void in the city poses. The building design engages this void by means of a new balanced mode of reciprocity. Research into broader architectural theory, with central roles for Peter Sloterdijk and Gordon Matta Clark, tries to simultaneously analyze and reveal these kinds of modes.
Urban modet (1)
ct>
50
Keywords Reciprocity Thresholding Involution Patterns Generative Design
Section (4) This project begins (and ends) in Rotterdam. An intriguing site was found in the centre of Rotterdam. The plot for the design of a hotel is part of a larger urban development scheme that is crucial for the future of the city (image 1). The municipality has big plans. The ambitions are sky·high. Recent projects include an indoor market hall, very large apartment buildings, a new train station and possibly even a new central city library. All these buildings wiU be situated on or near the Binnenrolte boulevard. A Masterplan by the firm KCAP tries to keep the area coherent. The fact that on all sides new projects are being built is actually not that unusual in "unhistorical" Rotterdam. However, in th is place there is a very experiential al most corporeal tension between all these activities; between the ambitious projections for the future, and the tangible state of affairs as it presents itself. It reminds somewhat of the sensation when seeing a theatre-show being built up from the coulisses. However this isn't some visiting show. This is the play of the city itself. Nowhere in the city is Rotterdam's flux caught is such a mobile panorama . Certain aspects of designing a building on the chosen location are magnified and elaborated on within theoretical research, with the idea to finally express them in the physical make-up. The project in its most basic form is thus a bringing together of an abstract conception of space and a physical spatial model. The formal research question is: What modes of reciprocity are there within the current architectural field and bevond to engage an urban landscape th at is characterized by a large open area; an urban void? Peter Sloterdijk is a German philosopher. He puts forward the Crystal Palace, borrowed from Dostoevsky, as an applicable metaphor for the state of affairs around globalization.
pu}:,Qjc spherr
:..:...-
Research diagram (2)
Concept (J)
~ C
Q. /I) /I)
....
cc ::s
Q.
!!. ëJ' n
c
.... /I)
;:::;:
Exterlor (5)
Interlor (6)
Sloterdijk's diagnosis is preceded by the earlier work of many 20th century thinkers like Derrida, Deleuze, Foucault, Lefebvre and Baudrillard, and ultimately Heidegger. In architecture and urbanism one finds these kinds of perspectives and models in many (contemporary) musings on the city. A recent example could be the 'capsular civilization' of Lieven the Cauter. Many of the mode Is are analyzed and compared in the thesis .
the thesi s. In the generative program a structuralline or volume is "beamed " through the walls . The pattern on the wall responds by bracing the resulting opening. The goal became more and more to formalize the breaking through the wall as beautifully and interestingly as possible ; to frame the moment as best as possible. The construction becomes fluid.
From Sloterdijk I moved on to Gordon Matta Clark's work . Parallels were drawn to Sloterdijk. Both of them have a rigorous conception of space-use tied to use-value ; one making artwork and urban installations, the other using (academic) philosophical methodology. A conclusion on why their work blends 50 weil could be found in the intricate way they themselves mix semiological statement and phenomenological structure. Where Sloterdijk uses words to invoke phenomenological structures in the mind to a point where they become almost experiential, Matta·Clark's bodily experiences invoke a phenomenal wordiness . Sloterdijk's theory and Gordon Matta ·Clark's works are juxtaposed to other artist and architects in a comparative analysis. The results of the research is also represented by diagrams (image 2). Next a structural concept would have to be invented that could move, respond , frame and brace all the spatial demands wit· hout losing structural integrity. A breakthrough, literally, for the design was realized in a coup Ie of abstract conceptual models (image 3). The physical model consists of three variations of a pattern·ruled structure lined up to each other for comparing purposes. They are part of a much larger collection of iterations of a generative script I made in a program called generative components (Bentley). In this project I have learned to apply many new generative design tools and techniques, including rhino grasshopper. The resulting script files are catalogued in
Finallya choice was made for a mathematical pattern named Delauney triangulation. In a field of points the optimum connections are sought that require the shortest members and also retain the triangular nature as much as possible. With its optimum triangles it is also vaguely linked to common constructional principles. The Delauney solution is a (re)constructive agent. It is capable of mending suboptimal circumstances. It gives the whole structure the ability to get back into shape. From the experiments in the generative program a more or less composed spatial diagram emerged. What became clearly visible in the iterative process of generation and judgment of the patterns was this dynamic of bracing, of structural movement and overlapping th at would not only "make up" the walis, but also the space. The pattern became much more than a surface anomaly; it became the agent of the spatial experience. The pattern renders and maintains the reciprocal relationship (image 4 to 6).
51
Ing. j.M . Menger
12
r-------------------------
10 . . ...--- - - - - - -.. - - - -- - - - - -................ ..
Prestaties sturen met vastgoed Het aantonen en optimaliseren van de toegevoegde waarde van CRE(M) op de prestaties van een onderneming Afstudeerrichting Real Estate Management & Development Afstudeercommissie Ir. ing. 1.1. janssen Ir. H.A.j.A. Appel·Meulenbroek Dr. j.j.A.M. Smeets Ir. B. Feijts Datum afstuderen 25 mei 2010 Samenvatting De scriptie gaat in op de mogelijkheid om de prestaties van een onderneming, financieel en niet financieel, te sturen door mid· del van het vastgoed. Dit gebeurd door het inzichtelijk maken van de toegevoegde waarde die kan ontstaat bij het uitvoeren van vastgoedingrepen. Door de toegevoegde waarde te optima· liseren met een zo specifiek mogelijke vastgoedingreep kan getracht worden de toegevoegde waarde te maximaliseren . Trefwoorden CREM Vastgoed Prestaties Optimaliseren Sturen
52
Kaft
De literatuur is vooral beschrijvend over toegevoegde waarde van vastgoed en bespreekt toegevoegde waarde vooral als een abstract begrip. Naàr aanleiding hiervan is besloten om een beslissingsondersteunend model te ontwikkelen , met als doel om daarmee te kunnen inventariseren welke vastgoedingrepen uitgevoerd kunnen worden om toegevoegde waarde te realiseren met een Corporate Real Estate (CRE) portefeuille. Het onderzoek is opgebouwd uit vier onderdelen. Ten eerste heeft er een oriëntatiefase plaatsgevonden die geresulteerd heeft in een probleemverkenning. Daarna is er een uitgebreide literatuurstudie uitgevoerd op het gebied van CRE(M) en de toegevoegde waarde van CRE(M). De derde fase van het onderzoek is gericht op de modelontwikkeling en het testen van het model. Deze fase is vooral gebaseerd op bevindingen en beperkingen van de onderzochte literatuur. Het laatste gedeelte van het onderzoek richt zich op de afronding van het onderzoek. In deze fase zijn de bevindingen en conclusies beschreven. Als eerste is er in hoofdstuk 2 behandeld wat de term toegevoegde waarde inhoudt en wat de verschillende betekenissen hiervan kunnen zijn. Ook wordt er besproken hoe Corporate Real Estate Management (CREM) werkt. Een definitie van toegevoegde waarde in een CRE(M) context kan niet worden gevonden in de literatuur. Vandaar dat er een definitie is opgesteld: "Toegevoegde waarde in een CRE(M) context is een variabel begrip dat afhangt van de gekozen CRf strategie van dat bedrijf, het bedrijf zelf en het CRE. De naam van de gekozen CRE strategie is de betekenis die dat bedrijf aan de toegevoegde waarde van CRE(M) op het bedrijfsproces en de prestaties van de onderneming geeft." Zoals in de definitie te lezen is, hangt de betekenis van toegevoegde waarde van CRE(M) afvan de CRE strategie. Dit komt doordat de toegevoegde waarde van CRE(M) per bedrijf kan verschillen. Hierdoor is de toegepaste CRE strategie een manier om de toegevoegde waarde voor die onderneming te definiëren. De verschillende CRE strategieën zijn: Minimaliseren kosten, Vergroten innovatie, Vergroten flexibiliteit, Vergroten productiviteit, Vergroten waarde vastgoed, Vergroten medewer· kers- / gebruikerstevredenheid, Promotie marketing en verkoop . In het verleden is reeds het belang aangetoond van het op een lijn brengen van de bedrijfsstrategie en de CRE strategie voor het bereiken van een maximale haalbare toegevoegde waarde . Hoofdstuk 3 behandelt de variabelen die de toegevoegde waarde bepalen, en hoe deze variabelen vervolgens weer beïnvloed kunnen worden. De variabelen waarmee de toegevoegde waarde van CRE(M) kan worden bepaald, zijn opgenomen in een meetinstrument, waarbij ze zijn ingedeeld naar de eerder genoemde CRE strategieën. Op deze manier kan er specifiek naar variabelen gekeken worden die de toegevoegde waarde bepalen voor een specifieke onderneming. Dit hangt dan af van de door dat bedrijf toegepaste CRE strategie . Ook is onderzocht van welke variabelen de toegevoegde waarde uitdrukbaar is in geld. Om weer te geven hoe de eerder genoemde variabelen van toegevoegde waarde beïnvloed kunnen worden, zijn deze "opgesplitst" in verschillende (deel)aspecten . Als de waarde van de
~' .
"-
J
111
UI'
e:
CL. /D /D
..
..,g-
·_----=-1
e: ::s
I
CL.
"'--=-:
...,or
~"'-
. ~-
R
~
----------1__
e:
J~
m
-
----- ···-·--·--··T----·- ·····- - j
1-
I
. - ' - -, I- - "M_ . / \i. ,, ~ . _ .
__
53
Overzichtsflowchart beslissingsondersteunend model
aspecten wordt aangepast, verandert ook de waarde van de variabele, en dus ook de omvang van de toegevoegde waarde. De toegevoegde waarde wordt in h'et model meetbaar gemaakt door het opstellen van een referentiekader, dat gedefinieerd wordt met behulp van de variabelen in het meetinstrument. Ook de hi'l idige staat van de CRE portefeuille wordt gedefinieerd door middel van deze variabelen. Het referentiekader is als het ware een soort eisenpakket, gebaseerd op de driving force en de CRE strategie van het bedrijf. Door de uitkomsten van het referentiekader en de CRE portefeuille met elkaar te vergelijken, wordt duidelijk waar de CRE portefeuille afwijkt van het referen· tiekader. Voor de afwijkende variabelen moet dan besloten wor· den wat er aan gedaan wordt om hier de toegevoegde waarde te optimaliseren. In hoofdstuk 4 wordt gekeken naar de wijze waarop de toegevoegde waarde geoptimaliseerd kan worden. Om iets te kunnen optimaliseren moet het meetbaar zijn en moeten de werkelijke en gewenste waarde n bekend zijn. Pas dan kan er naar een optimum toegewerkt worden. In dit geval worden de gewenste waarden gedefinieerd door middel van het referentiekader dat eerder is opgesteld. Ook moet de toegevoegde waarde beïnvloedbaar zijn, door middel van vast· goedingrepen. Voor het model betekent dit dat de toegevoegde waarde geoptimaliseerd kan worden door vastgoedingrepen te selecteren, die vervolgens nog gespecificeerd worden met behulp van vastgoedkenmerken. Voor deze vastgoedingrepen wordt aanvullend bepaald of de bal en (de toegevoegde waarde) opwegen tegen de kosten van de vastgoedingrepen. Indien dit het geval is, dan is er het advies om de vastgoedingreep uil te voeren. Indien dit niet het geval is, dan kunnen de eisen worden bijgesteld door het referentiekader aan te passen of een andere CRE strategie te kiezen. Of er kan worden besloten om geen vastgoedingreep i'l it te voeren. Het model is bedoeld voor CRE medewerkers om de toegevoeg· de waarde (van CRE(M)) voor de organisatie te kunnen aanto· nen. CRE medewerkers kunnen zo hun beslissingen beter onder· bouwen en het management beter / gemakkelijker overtuigen.
Het model wordt in zijn geheel gepresenteerd in hoofdstuk 5. Het bestaat uit een overzicht van de procedure, waarbij wordt verwezen naar deelprocedures. Deze deelprocedures zijn te vin· den in flowchart A t/m G. Verder wordt er ook gebruik gemaakt van meerdere matrices om het meetinstrument in te vullen en om vastgoedingrepen en ·kenmerken te selecteren. Als laatste is er een fictieve casestudy uitgevoerd om de wer· king van het model te illustreren. Dit is gedaan om duidelijker te maken waarvoor en hoe het model gebruikt dient te worden. Met behulp van het ontwikkelde beslissingsondersteunend model wordt de toegevoegde waarde van CRE(M) inzichtelijk en meetbaar gemaakt door met behulp van het meetinstrument een referentiekader op te stellen en de werkelijke staat van de CRE portefeuille weer te geven. Door de gegevens die uit deze exercitie komen met elkaar te vergelijken, wordt de toegevoeg· de waarde die behaald zou kunnen worden inzichtelijk gemaakt. Het optimaliseren van de toegevoegde waarde gebeurt door in het model een proces in te bouwen dat zich herhaalt om op deze manier zo dicht mogelijk in de buurt te komen bij de voor· gestelde waarde van de variabele in het referentiekader. De voorwaarde is dan natuurlijk dat bij een vastgoedingreep de baten van de toegevoegde waarde opwegen tegen de kosten van de vastgoedingreep.
ing. M.H. Monné
100
i
The Logical Structure The development of an automated design system Afstudeerrichting Structural Design Afstudeercommissie Prof. dr. ir. A.).M. )orissen Prof. dr. ir. B. de Vries Ir. R. Blok
.--.. 0~
0.. l-
Q)
~ ......
c 0
0..
0 "0 Q)
0
"> c ......
0 Datum afstuderen 29juni 2010
111
ur
c
0/I) /I)
..,
cc
~
0-
~
01' n c
m ;::;: CT
o c :E
'" C ::J
0.. ID
54
Samenvatting Het variantenonderzoek is een zeer belangrijke fase in het ont· werp van een gebouw. Hier moet de basis gelegd worden voor een optimaal ontwerp. Twee applicaties zijn ontwikkeld om dit varia ntenonderzoek te automatiseren voor aan de ene kant volledige kolom-ligger draagconstructies en aan de andere kant voor het ontwerp van houte n, portalen. Dit project moet laten zien dat de combinatie van een eenvoudig algoritme en de brute rekenkracht van een computer kan leiden tot hele logische en efficiënte constructievarianten. Trefwoorden Generatief ontwerpen Ontwerpmethodiek Automatisering Kolom-ligger draagconstructies Houten portalen
0
Project voortgang (%)
->
100
Relatie voortgang van een project en de invloed van de ontwerper (1) ~
. ~: ~
-..,.....
~~ !
'
~~,.
I
-~.-~.~~~ ._~
~.~.~
• • • • • • • ~1 • •~ • • • •
~-~
~
~1 ~
~
~~
•... •• ..
.. ~~*
Willekeurige varianten binnen een set parameters (2)
De centrale taak van de constructeur is het ontwerpen van draagconstructies. Hem of haar wordt gevraagd iets te tekenen wat voldoen sterk, stijf en stabiel is, een constructie die past in het architectonisch ontwerp, die niet te log en vooral niet te duur is. Om tot een goed ontwerp te komen is het gebruikelijk om te beginnen met een variantenstudie. De constructeur ontwerpt hierin verschillende opties en analyseert deze. Vervolgens wordt er een ontwerp gekozen dat voldoet aan de uitgangspunten en kan het verdere uitwerken beginnen. Deze eerste fase is cruciaal in het proces. Er kan zelfs gesteld worden dat dit de belangrijkste fase is, aangezien juist in deze fase de grote beslissingen genomen moeten worden. In de opeenvolgende fasen gaat het meer en meer om de details: het ontwerpen gaat langzaam over in uitwerken. De invloed op het geheel van de ontwerper wordt dan ook feitelijk kleiner en kleiner (afb. 1). In dit onderzoek wordt een voorstel gedaan voor een systeem dat constructies kan ontwerpen. De eerste vraag die gesteld moet worden is waarom dit nodig is. Het antwoord hierop begint met de constatering dat het variantenonderzoek zoals hiervoor beschreven niet altijd perfect verloopt. In de praktijk is er ook vaak niet veel tijd voor: een enquête onder een groep constructeurs suggereert dan nog geen 5% van de tijd van een hoofdconstructeur hieraan besteed wordt. Dit is met name het resultaat van tijdsdruk. Voor elk project staat een aantal uur waarin het gedaan moet worden. Wat vaststaat is dat er gerekend en getekend moet worden zodat er uiteindelijk iets bij de gemeente ingeleverd kan worden en het gebouw kan worden gemaakt. De studie naar meerdere varianten en de optimalisatie hiervan is - schijnbaar - minder noodzakelijk en wordt daarom snel tot een (contractueel) minimum
... . . ...... .. • •• ... .. • : . .......... c.t· . •• • •• . , • \:\. ;t • • • .• . ... ......... ..... .....-.........••••• .. . .. . ,..... · ..... •• • tt."... •••• . . . . . ....: ,... ..., .."". ... • • ..•. • .... . .. . . ' • • • • •• • ~
~
.
\
-. -c:
N
E
I
~
.!iiI::
as
Cl)
a. a.
~..
~
••• •
".,"
••••
•••
•
\.
a.
e
...
2(J) ~
••
\.
_
••
• •
•
•
~
'.'\~ ...~ • • 't. ... / • • • •• •
o
.
.. ,... . ~·~.f·· .·.1 ~ ....\.~ .. : .. ~ . ~·i"·· ..... t'~. • .. .,. '. ••.• v. ". . . •• .. \.-: . .., . . .. ..
•
~
....Cl)
# • " ..
...
~~
• I
•
...
ij,~Ol-------1~,M~-----1~,6~7----~-2~----~2~,D~-----2~,66~-----2~,~
Dakbelasting (kN/m 2) 55
Gevonden correlatie op basis van een willekeurig gegenereerde poputatie (J)
beperkt. Terwijl er toch écht de grootste winst is te halen. Dit moet beter kunnen . In dit onderzoek wordt voorgesteld om dit variantenonderzoek deels uit te besteden aan een computer. Deze kan heel snel heel veel varianten bekijken. Veel sneller en veel meer dan een mens dat ooit zou kunnen . Door de steeds lager wordende kosten van rekenkracht komt deze methode langzaam maar zeker binnen het bereik van het gemiddelde ingenieursbureau . Er wordt een applicatie voorgesteld voor het variantenonderzoek van een zeer veel voorkomend type draagconstructie. Dit type draagconstructie bestaat uit kolommen met daarop liggers . Hierop liggen vloerplaten of secundaire liggers met dáárop weer vloerplaten. Dit principe kan weer gestapeld en/of geschakeld worden. De beschreven constructie is een zeer veel voorkomende. Men treft ze aan in fabrieken, loodsen, kantoren, etc. Het zijn doorgaans geen spannende constructies, maar juist de alledaagsheid hiervan vraagt om een doordacht antwoord op wat hier goede keuzes zijn. In het kader van dit project is een applicatie geschreven met de titel 'The Logical Structure' . Dit programma genereert binnen een door de gebruiker aangeven set parameters een groot aantal constructies van het hiervoor beschreven type . Elk van deze gegenereerde constructies (afb. 2) wordt weer op een aantal punten gewaardeerd. De belangrijkste waardering is de prijs van een constructie. Deze wordt aan de hand van richtprijzen berekend, waarbij ook de fundering niet wordt vergeten. Daarnaast zijn er nog zaken als bijvoorbeeld de vrije indeelbaarheid en de milieubelasting die ook automatisch voor elke constructie worden bepaald. Uit de grote hoeveelheid data die gegenereerd wordt moet een 'optimale' variant gefilterd worden . Om deze te vinden moet eerst de definitie van 'optimaal' aangescherpt worden. Dit wordt
gedaan door aan alle mogelijke beoordelingen en parameters een gewicht te hangen. Op deze manier ontstaan objectieve criterea waaran een goede constructie zou moeten voldoen. Vervolgens kan de applicatie alle waarderingen , met bijbehorend gewicht, van elke constructie met elkaar combineren tot één enkel getal tussen de 0 en de 1. Dit wordt de fitheid van de constructie genoemd , waarbij een constructie met een fitheid van 1 de 'optimale' variant is en degene met een fitheid van 0 de minst optimale. Hiernaast kan de data natuurlijk ook worden gebruikt om allerlei verbanden zichtbaar te maken. Een voorbeeld hiervan is gegeven in afbeelding 3. Naast de eerste applicatie is er nog een tweede gemaakt: The Logical Portal Frame. Het focust op het gedetailleerde ontwerp van een houten portaal. Een fundamenteel verschil met de eerste applicatie is het detailniveau. In The Logical Portal Frame wordt de constructie veel gedetailleerder geanalyseerd. De voornaamste sterkte is dat de verbindingen volledig in de analyse betrokken worden. In een periode van een jaar is er veel onderzocht over de achtergronden van het ontwerpen, heeft de auteur geleerd te programmeren en zijn er twee werkende applicaties ontwikkeld. De voornaamste conclusie van dit project schuilt eigenlijk in dit gegeven . Niet alleen is de beschreven methode een zeer bruikbare en kan deze gebruikt worden om snel constructie s te ontwerpen, maar ook het maken van een praktische applicatie is eenvoudig haalbaar. Applicaties als de twee uit dit onderzoek zullen - in de opinie van de auteur - een steeds prominentere rol krijgen in het bouwproces. Niet alleen eenvoudige taken, zoals het delen van twee getallen, kunnen vaak sneller en beter door een computer worden gedaan . Ook voor complexere taken als het ontwerpen van een draagconstructie zal de computer een steeds volwaardiger alternatief blijken voor de mensenlijke ontwerper.
ing. K.J. Moons
Contractor Selection A comparison between procurement systems of clients in oH, gas and petrochemical industry with public clients in the construction industry Mastertrack Construction Technology Graduation committee Prof. Ir. c.s. Kleinman Prof. ir. G.J. Maas Ir. MSc. R. Favié Date of graduation 25 may 2010
co
c
~
7' C :::J
0-
Summary Integrated contracts and performance contracts stimulates early involvement of the contractor. In this way the role of the contrac· tor changes to a more participating team member during a Ion· ger period of the project process. The public elient however, se Ie cts traditionally contractors on lowest price instead of selecting contractors on their capabillÏties related to project success. This research p resents an insight of the procurement process of the oil, gas and pet rochemical industry, by analyzing the results of a comparison between contractor selection criteria and systems in this industry with the selection criteria and systems in construction industry, to deliver improvements on the current selection system for the Dutch infrastructure.
m
Keywords Pro curem ent pro ces s Contractor selection Selection systems Contractor capabilities 5election criteria
I
I
Prequalification questionnaire (1)
By the growing complexity of construction project increases the need for belter collaboration. Integrated contracts and performance contracts become more important. By these contracts stirnulates the elient early involvement of the contractor. In this way the role of the contractor changes in a more participating team member during a longer period of the project process. However, instead of choosing contractors on their capabilities related to project success, a public elient chooses traditionally contractors on lowest priee. In this way, the contractors are forced to lead their organizations by financial efficiency and less on capabilities like qu'ality, planning or safety. This research will emphasize the role of the contractor in the construction process and focuses on the contractor selection by elients in the oil, gas and petrochemical il1dustry. Therefore, aims th is study to deliver an answer to the main question; Which contractor selection systems and criteria are used by elients in the oil, gas and petrochemical industry and public elients in the construction? In order to make the research operational, variables and indicators are determine witl1 a literature review. The variables like quality and planning are related to project success and indicators like quality control systems and planning tools are linked to selection criteria . A review of current procurement systems in oil, gas and petrochemical. il1dustry is given. To validate this review on selection systems and to determine !he documentatio~ assembly, two strategic chosen interviews are made with experts of procurement systems in the oil, gas and petrochemical industry and Dutch infrastructure. The interviews indentify the prequalifica tion phase as the actual position in the tender process where !he contractors are selected on their capabilities.
An improved Contractor selecUon system for the Dutch infrastructure
Selection criteria: -Safety management -Quality management -Overall management -Finance -Coordination capabilities
Project speciflcation.
Section 1
Section 4
Section 2
Section 5
Open tender
tender
Section 3
cra c: :E
"
c:
:::l
a.
57
An Improved contractor selectIon system tor the Dutch Infrastructure (2)
By analyzing the prequalification questionnaires of five clients with a qualitative documentations analysis, 93 different selec· tion criteria ~ave been found. Followed up by categorizing the criteria and compare the criteria hom the theory and from th e document analysis i n a matrix. (fig.l Prequalificatiolil questionnaire) . With the result from the comparison matrix can we conclude th at the two clients from the oil, gas and petrochemical industry, SheH and BP, use the largest number of selection criteria, related to the most important variables ; Safety management, planning capabilities, technical capabilities , quality management and overall management. Rijkswaterstaat, a public client in construction, on the other hand, defines the smallest Iil umber of criteria . This can be partly explained by the fact th at they need to follow European rules for procurement and th at they put a large part of the risks with the contractor. They consider it more important to find a compliant vendor and apply strict rules with regard to BIBOB and NMA regulations. Another interesting aspect is th at Rijkswaterstaat doesn ' t evaluate the safety aspects, which are very thoroughly evaluated by the oil , gas and petrochemical industry. This could be related to the safety standards that are used in the construction industry. Surprisingly, a significant percentage of the selection criteria are qualified by clients, although is not vet described in literature. Most of these criteria are related to the selection process of sub contractors executed by of the ma in contractor i.e. th e contractor's "back door", an element particularly important to Shell. Regarding to the comparison of selection systems between Shell and Rijkswaterstaat, both clients demonstrate similarities with
the integrated phase of selection criteria in combination with a separated bidding phase. Differences in the selection systems are in the handling of subjective judgment of criteria by tender experts. Shell acts by support the selection system with a decision-maki ng model. Rijkswaterstaat acknowledged th is weakness by translating the criteria to minimum requirements, in order to comply with European regulations on transparency. This research intends to deliver improvements on the current select ion system for the Dutch infrastructure. With the ba sis system from the government of Queensland pro pose this study the following system improvements. Because Rijkswaterstaat complies with strict restrictions between selection criteria related to characteristics of a company and criteria related 010 project characteristics, will the following contractor selection variables admitted to th e improved selection system; Safety management, quality management, overall management, finance and co-ordination capabilities. f hese improvements result in more careful selected contractors in order to meet the clients projects goals. (fig.2 An improved contractor selection system for the Dutch infrastructure). Reviewing the criteria of the clients, the contractor can outperform the competition by taking on the key selection criteria as points of 'i mprovement for their own organization. This study has not looked into this and is potential for further examin ation .
G.H.j. Muskens
Invloed liftinzet en liftgebruik op wachttijd bouwplaatspersoneel Afstudeerrichting Construction Technology Afstudeercommissie Prof. ir. C.S. Kleinman Dr. ir. E.w. Vastert Ir. M.M.j. Vissers Datum afstuderen 29juni 2010
öi'
n
Samenvatting Wachttijd van bouwplaatspersoneel is een verspilling van man· uren en een kostenpost voor bouwbedrijven. Wanneer de lift· inzet op de bouwplaats wordt bepaald, dient rekening te wor· den gehouden met huur· of investeringskosten van de liften en kosten verbonden aan wachttijden. In dit afstudeeronderzoek is een methodiek ontwikkeld waarmee de wachttijd van bouw· plaatspersoneel gedurende een willekeurig uitvoeringsproces kan worden berekend.
Invloed uitvoeringsproces op wachttijd
c
ro ;:::;: cr
o ::;:
c
'"
C ::J
0..
ro
S8
Trefwoorden Wachttijd Liftinzet Liftgebruik Bouwplaats Hoogbouw
Uitvoeringsproces, 11ftinzet en liftgebruik Is aan verandering onderhevig
Om het uitvoeringsproces van hoogbouwprojecten soepel te laten verlopen, dient het bouwplaatspersoneel gebruik te kun· nen maken van liften. Bouwbedrijven kunnen drie soorten liften inzetten namelijk tijdelijke liften, permanente liften en jump· liften. Om een weloverwogen keuze te maken dient het bouw· bedrijf een afweging te maken tussen twee verschillende kos· ten . Enerzijds zijn er huur· of investeringskosten voor de liftinzet en anderzijds zijn er kosten verbonden aan wachttijden van bouwplaatspersoneel. Wachttijd is namelijk een verspilling van arbeidstijd . Omdat het personeel tijdens het wachten wordt doorbetaald, is wachttijd een kostenpost. Uit interviews is gebleken dat het bouwbedrijf de liftinzet bepaalt op basis van gevoel en ervaring. Hoewel de huur· of investeringskosten kunnen worden opge· vraagd, is het niet mogelijk om de wachttijd van bouwplaats· personeel te bepalen. Niet alle invloedsfactoren op de wachttijd van bouwplaatspersoneel zijn bekend. Ook is niet bekend hoe de invloedsfactoren gekwantificeerd kunnen worden in wacht· tijd. De afstudeerdoelstelling is daarom als volgt geformuleerd : "Het ontwikkelen van een methodiek waarmee de wachttijd van bouwplaatspersoneel kan worden bepaald." Om meer inzicht te krijgen in wachttijdbepaling, is een uitstap gemaakt naar de liftinzet in kantoor· en woongebouwen . Liftleveranciers kunnen namelijk de wachttijd van kantoorperso· neel en bewoners in de gebruiksfase bepalen. Om inzicht te krijgen in deze materie is een literatuuronderzoek verricht en zijn interviews afgenomen met specialisten op het gebied van liftinzet. Hieruit is gebleken dat de wachttijd kan worden bepaald door middel van kansberekeningen en simuia· tiemodellen. Uit het literatuuronderzoek en interviews zijn tevens de invloed· factoren op de wachttijd van kantoorpersoneel geïnventari·
Invloed liftinzet op wachttijd
Invloed 11ftgebruik op wachttijd
Rond"tijd . a' S+/x1+2(c' N)
rl--~
·j)f(p·,\. ... n"
.,oo+2c{rJ - 1 - Y(e •.", "
.
,,:'
))
J~ 112 ronde tijd
aantalliflen (dl Iijdsver1ies per stopplaats
il
'"
b
= instap- en uilstaptijd per persoon
C
:::
, aantalillt.n
A C
8
:.. aantal personon
Cl.
n
.,. 'Ianlal verdlepingon
PI
~
cr o c
olJarbruggingstijd per verdiepHlQ
:E :::l
ID
kans dal iemand instapt op toestand i
p/ .. kans dal iemand uitstapt op tooSland j
Wachttijd bepaling met behulp van kansberekeningen
Wachttijd gedurende het uitvoeringsproces op basis van iteratie
seerd. Deze invloedsfactoren zijn onderverdeeld in een drietal hoofdcategorieën namelijk gebouw, liftgebruik en I-iftinzet. In principe zijn het gebouwen de liftinzet gedurende de gebruiksfase niet aan veranderingen onderhevig. Hoewel de intensiteit van hetliftgebruik gedurende een werkdag kan fluc· tueren, zal hetliftgebruik van kantoorpersoneel elke werkdag nagenoeg hetzelfde zijn. Onder andere het aantal werkzame personen in een gebouw is bijvoorbeeld vrij constant.
Vervolgens is een methodiek ontwikkeld waarmee de wachttijd van bouwplaatspersoneel kan worden bepaald. De ontwikkelde methodiek werkt op basis van kansberekeningen. Om de wachttijd gedurende alle werkdagen van een uitvoerings· proces te berekenen, dient het programma honderden berekeningen te maken. tO e ontwikkelde methodiek neemt zoveel mogelijk werk uit handen van de gebruiker. Een beperkte hoe· veelheid gegevens over het uitvoeringsproces, hetliftgebrui ~ en de liftinzet moet worden ingevoerd. Vervolgens kan het te ont· wikkelen programma automatisch alle benodigde gegevens verzamelen en de wachttijd gedurende het uitvoeringsproces bere· kenen. Een softwareprogrammeur kan op basis van dit onder· zoek een programma schrijven.
Vervolgens zijn de invloedsfactoren op de wachttijd van bouw· plaatspersoneel onderzocht en onderverdeeld in de categorieën uitvoeringsproces, liftgebruik en liftinzet (zie figuur 1 t/m 3). Ook op de bouwplaats zal de intensiteit van hetliftgebruik gedurende een werkdag fluctueren. Echter, gedurende het uitvoeringsproces neemt het gebouw andere vormen aan. Ook het aantal werkzame personen op de bouwplaats verandert sterk gedurende een uitvoeringsproces. Het bouwbedrijf kan ook hetliftgebruik beïnvloeden door verspreide aanvangstijden in te stellen en/of schaftvoorzieningen op de verdiepingen te plaatsen. Tevens kan de liftinzet gedurende het uitvoeringsproces worden gewijzigd. Kortom, op elke werkdag kunnen de variabelen veranderen. De methoden om de wachttijd van bouwplaatspersoneelte bepalen, zijn ook geschikt voor het bepalen van de wachttijd van bouwplaatspersoneel. Echter, voor bouwplaatspersoneel dient de wachttijd gedurende alle werkdagen van het uitvoe· ringsproces te worden bepaald. Vervolgens is onderzoek verricht naar onbekende variabelen die nodig zijn om de wachttijd van bouwplaatspersoneelte bepa· len. Door middel van observatie is de intensiteit van hetliftgebruik gedurende een werkdag gemeten, de zogenaamde ver· keersintensiteit. Tevens zijn metingen verricht om de in- en uitstaptijd van bouwplaatspersoneel en de openings· en sluiting· stijd van de handmatig bediende liftdeuren te bepalen.
Tot slot is het ontworpen rekenmodel getoetst. Door middel van observatie is de werkelijke wachttijd van bouwplaatsmedewer· kers op het bouwproject 'Statendam' te Rotterdam gemeten. Het verschil tussen de werkelijkheid en de berekeningen is op de eerste dag -1% en op de tweede dag ·6%. Om statistisch de betrouwbaarheid van het rekenmodel aan te tonen, moet een groot aantal metingen op verschillende bouwplaatsen worden verricht.
59
B.P.J,Nie ssen
Herstructurering van het KazerneKwartier Inpassing van een voetbalstadion met een uitgebreid programma in de voormalige militaire kazerne te Venlo Afstudeerrichting Urban Design and Planning
Afstudeercom missie Ir. A.w.]. Borgers Dr. ir. M.B.M. Dehaene Ing. ].P.F.A. Snijders
Datum afstuderen
Ontwerp masterplan KazerneKwartier
29juni 2010
Samenvatting
co
c :!E
7' C :::J
a..
lil
60
Defensie stoot verschillende militaire terreinen af en deze wach· ten op een nieuwe invulling. Zo dient de voormalige militai re kazerne met een historisch rijk verleden nabij het centrum van Venlo te worden geherstructureerd tot een nieuw stedelijk gebied met daarin onder andere een multifunctioneel centrum en een nieuw voetbalstadion voor VVV·Venlo. Een onderzoek is gedaan naar aanvullende functies nabij voetbalstadions en de mogelijkheden daarvoor in Venlo. Dit heeft geleid tot een uitge breid programma van eisen dat vervolgens is vertaald naar een stedebouwkundig masterplan.
Trefwoorden Herstructurering Militaire kazerne Multifunctionaliteit Voetbalstadion Evenem en tenterrei n
Multifunctionele parkeerplaats met een drive-in bioscoop
Defensie stoot vanwege inkrimping van de krijgsmacht militaire terreinen in heel Nederland af, zo ook een kazerne in Venlo. Deze heet de Frederik Hendrik kazerne en deze is gelegen aan de Maas tegenover het centrum van Venlo. De kazerne is reeds ontbonden en in het beheer van de gemeente. Het is een terrein met een rijke en lange historie en bevat tal van monumentale gebouwen. Het terrein wacht nu op een nieuwe invulling. Doel van dit project is dan ook om een zinvolle stedebouwkun dige invulling aan dit terrein te geven. VVV-Venlo had de wens om in Venlo een nieuw voetbalstadion, dat tevens als een multi functionieel centrum kon dienen, te bouwen . Het kazerneterrein bleek hiervoor een geschikte locatie te zijn en dus lag de invul· ling van het terrein met een nieuw voetbalstadion voor de hand. Het doet van dit project was een masterplan voor het kazerne· terrein te ontwikkelen, uitgaande van de bouw van een voetbal· stadion. Als eerste is onderzocht hoe een voetbalstadion in een dergelijke omgeving geplaatst kan worden, we ke aanvullende functies hierbij nodig, mogelijk en gewenst zijn en welke aan· passingen dit vergt van onder andere de huidige infrastructuur. Deze zoe ktocht leidde tot een verkenning van het plangebied en van diverse sportcomplexen (met directe omgeving) in Nederland met als belangrijkste conclusies dat een voetbalstadion altijd enkele basisfuncties nodig heeft zoals vergaderruimten, parkeerfaciliteit en, fanshop, horeca, etc. Verder bleek dat een combinatie met scholing en sport (doordeweekse dagen) en amusement (in de avonduren en weekenden) de beste bijdrage kan leveren aan een goede leefbaarheid en 24-uurs activiteit. Bedrijvigheid en detailhandel zijn ook geschikte functies hiertoe, maar de behoefte aan dergelijke functies in Venlo en de ruimte op het kazerneterrein hiervoor is beperkt. Op basis van de inventarisatie en verkenning is een programma voor het terrein bepaald, bestaande uit een voetbalstadion , multifunctionele schaatshal, bioscoop, vestiging van een Holland Casino, hotel, diverse horeca, een Gilde opleiding van
Vogelvlucht masterplan KazerneKwartier
Kermis op het evenemententerrein
c-
o
c:
::!:
7'
c:
::l
cID
Doorsneden masterplan
het ROe, evenemententerrein en voldoende parkeercapaciteit. Extra toevoegingen tot dit programma zijn een nieuwe voetgangersbrug over de Maas, extra capaciteit voor de rivier de Maas middels een hoogwatergeul, een nieuw NS-station voor Blerick en een drive-in bioscoop op één van de parkeerterreinen _ Voor dit programma is een masterplan ontwikkeld en uitgewerkt dat past binnen de huidige monumentale structuur van de kazerne_ In het masterplan is met diverse toekomstige ontwik kelingen rekening gehouden_ Zo is het de wens van VVV-Venlo om zich te huisvesten in een voetbalstadion met een cap aciteit van 15 _000 toeschouwers, maar het moet mogelijk zijn om dit in de toekomst uit te breiden naar 25_000 toes chouwers _ Hiermee samenhangend zal ook de benodigde parkeercapaciteit toenoemen van 1.500 auto's naar 2_500 auto's _Daartoe is een uitbreidbare parkeergarage in het plan opgenomen_ Het was tevens de wens om een multifunctioneel voetbalstadion (met een dakconstructie) te realiseren_ In dit project is echter een goedkoper alternatief voorgesteld : een multifunctionele schaats-/evenementenhal naast een monofunctioneel voetbalstadion (zonde r dak) _Tot slot is er in het masterplan voorzien in een belangrijk evenemententerrein aan de Maas waar de gemeente op een mooie 'l ocatie tal van evenementen kan organiseren zoa ls een kermis, festivals, circus, etc. Tussen deze evenementen door kan het terrein gebruikt worden als openbaar sportpark waar diverse sporten beoefend kunnen worden_ Het masterplan behelst een realistisch, doch ambitieus plan voor het KazerneKwartier van Venlo _
Nieuw voetbalstadion VVV-Venlo
61
ing. N.A.P. Nijenhuis
De ontwikkeling van een systeem voor de realisatie van drukschotten Afstudeerrichting Construction Technology Afstudeercommissie Prof. dr. ir. l .l .N. Lichtenberg Dr. ir. P.A.l . van Hoof Dr. ir. E.W. Vastert Datum afstuderen 29juni 2010
111
-ur c:: c.. til til
...
c-
c:: :::J c..
!!.. ill'
'c"' m ;:::;:
62
Samenvatting Drukschotten worden in de ruwe afbouwfase gemonteerd . Bij de montage van deze elementen treden diverse knelpunten op. Zo dienen er na realisatie op willekeurige posities installa' ties doorgevoerd te kunnen worden, is het niet mogelijk om de elementen aan de onderzijde te fixeren of op een andere wijze te stabiliseren en worden de drukschotten gemonteerd op het moment dat de gevel nog niet wind· en waterdicht is . Deze uitgangspunten bemoeilijken de realisatie met betrekking tot ondermeer maatnauwkeurigheid, montagesnelheid en kosten. De afstudeeropdracht moet resulteren in een systeem, dat binnen vooraf opgestelde eisen uitgevoerd kan worden en waarbij een optimale montagesnelheid centraal staat. Trefwoorden Drukschotten Ruwe afbouw Montagesnelheid Insta lIatiedoorvoe r Flexibiliteit
Overzicht van een serie drukschotten, welke zijn gemonteerd aan het constructief plafond (t)
Een drukschot is een bouwkundig element dat wordt opgehangen aan de vloeren en/of balken van de betonconstructie (zie figuur 1) . Nadat de drukschotten zijn gemonteerd is het mogelijk om aan de onderzijde scheidingswanden of kozijnen te monteren . In dat gevai krijgt het drukschot een ruimtescheidende de functie . De voornaamste reden voor het toepassen van drukschotten is een verkort interval tussen ruwbouw en afbouw. Vanuit uitvoeringstechnisch oogpunt is het van belang om een efficiënte werkvolgorde van verschillende activiteiten aan te houden. Eén van deze uitvoeringstechnische aspecten (met betrekking tot de werkvolgorde) is het monteren van de wanden vóórdat de installaties worden aangebracht. Een omgekeerde werkvolgorde zou immers het aanbrengen van de wanden rondom de installaties erg arbeidsintensief maken en er zouden zichtbare zaagsneden ontstaan. Een nadeel van scheidingswanden is echter dat ze pas aangebracht kunnen worden als de gevel wind- en waterdicht is. Drukschotten kunnen (mits voorzien van de juiste materialen of bescherming) eerder aangebracht worden . Het gevolg is dat de installaties die erdoor moeten worden gevoerd in het bouwproces naar voren geschoven kunnen worden. Er ontstaat hierdoor een korter interval tussen ruwbouw en afbouw. Een andere reden voor het toepassen van drukschotten is de vrijheid van montage voor de installateur, omdat geen obstakels op de vloer aanwezig zijn . Ook krijgt de opdrachtgever de flexibiliteit om willekeurig wanden / kozijnen onder de drukschotten te plaatsen of juist te verwijderen zonder dat het de installaties aantast. Op Carré is een drukschotsysteem toegepast waarbij een te lange montagetijd en te hoge kosten zijn opgetreden. Daarnaast is gebleken dat de drukschotten met onvoldoende maatnauwkeurigheid zijn gerealiseerd . De beschreven probleemgebieden werden grotendeels veroorzaakt dankzij de doorvoer van een behoorlijke hoeveelheid installaties.
l
GEREALISEERD
REEËL
1, +/- 8mm
1. +/- 5mm
2. +/-14mm
2. +/- 10mm
MONTAGESNELHElD
O,76m1/u
2m1/u
KOSTEN
€250,40/m1
€163,80/m1
MAA TNAUWKEURIGHEID
Tabel met gerealiseerde en reële waarden (2)
Vanuit deze problematiek is een afstudeerdoelstelling opgesteld, die luidt: "Het ontwerpen van een drukschotsysteem waardoor willekeurig installaties gevoerd kunnen worden." Om de eisen in kaart te brengen waaraan het te ontwerpen systeem moet voldoen is het op Ca rré toegepaste systeem onderzocht op basis van de gerealiseerde maatnauwkeurigheid, de montagesnelheid en de kosten. Vervolgens is onderzocht welke waarden met betrekking tot deze factoren reëel zijn. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat voor elk van de factoren een hogere waarde reëel en dus haalbaar is. In bovenstaande tabel zijn de gerealiseerde en reële waarden weergegeven (zie figum 2). Met betrekking tot de maatnauwkeurigheid is onderscheid gemaakt in de afwijking ter plaatse van de aansluiting met een hoek van de betonconstructie (1) en de afwijking op de overige posities (2). Naar aanleiding van het onderzoek zi jn voor het ontwerp uitgangspunten en een programma van eisen opgesteld. De ~itgangspunten zijn afgeleid van de op Carré geldende voorwaarden. Als onderdee l van de uitgangspun1ten is een principe· plattegrond opgesteld. Deze plattegrond fungeert als uitgangs· model voor het ontwerp. In dit uitgangsmodel zijn de meest voorkomende positionele kenmerken opgenomen. De vereiste kwaliteit van het systeem is ingekaderd door het programma van eisen. Hierin zijn de eisen opgenomen waarbin· nen het systeem uitgevoerd moet kunnen worden ten aanzien van de maatnauwkeurigheid', mOntagesr)elheid, kosten, con· structie, bouwfysica en veiligheid. Bij de ontwikkeling van het drukschotsysteem is een trechteraanpak gehanteerd. Hiermee wordt bedoeld dat eerst op abs· tractieniveau is ontwikkeld en vervolgens steeds gespecificeer·
der naar een eindontwerp is toegewerkt. In de ontwerpaanzet is ontwikkeld op basis van een aantalontwerpvariabelen met gerelateerde, optionele systeemkenmerken. lUit de meest kansrijke combinaties van systeemkenmerken zijn een aantal varianten naar voren gekomen. Aan de varianten zijn arbitrair scores toebedeeld, op basis van het programma van eisen. De variant met de hoogste score is uiteindelijk vormgegeven. De geselecteerde variant is vormgegeven in het 'Handboek drukschotten'. Hierin is het ontwikkelde systeem in 4 delen uiteengezet. De producttekeningen, het materiaalgebruik, het materieelgebruik en het proces. Het systeem is gebaseerd op een staalconstructie met kolommen en liggers. De staalkolommen worden aan de vloer opgehangen en aan de onderzijde verbonden door de liggers. Er wordt een constructieve gipsvezelplaat toegepast die aan de bovenkant aan de betonconstructie wordt gefixeerd en aan de onderkant aan de ligger. Op deze wijze ontstaat een als geheel stabiele constructie, waarbij sprake is van een vrije doorvoerbaarheid van de installaties. Er zitten namelijk geen constructieve delen tussen de beplating. De essentie van het systeem is in één zin te omschrijven. Door het toepassen van een minimaal aantal, betrekkelijk eenvoudig te monteren en constructief hoogwaardige materialen, kunnen een relatief snelle montage en lage arbeidskosten gehaald worden. De hogere materiaalkosten die hierdoor ontstaan, worden door de lagere arbeidskosten gecompenseerd.
M.G. Nijhoff
Duurzame gebiedsontwikkel.ing Een structurerend procesmodel voor een duurzame toekomst Afstudeerrichting Real Estate Management and Development
Afstudeercommissie Ir. L.A.M.C. van de Ven Dr. ir. E.L.C. van Egmond· de Wilde De Ligny Drs. R.Th.A. Kooien MBA Drs. A.I.M. Dorrestein
Datum afstuderen 25 111
ur
c
..
Co
tD tD
cC
:::J Co
~
or
n C
;; ;:;:
mei 2010
Samenvatting De laatste jaren is de discussie rond duurzaamheid weer in alle hevigheid opgelaaid en wordt er op verschillende niveaus veel aandacht besteed aan dit onderwerp. Ook ifl de context van gebiedsontwikkeling gaat duurzaamheid een blijvend grotere rol spelen. Vanwege de complexiteit en nieuwheid van duurzaamheid in deze context, levert dit in de gebiedsontwikkelingspraktijk problemen op. Betrokken partijen vinden het lastig duurzaamheid op gebiedsniveau op te pakken en hebben moeite dit integraal te concretiseren. Deze vraag stond dan ook centraal in dit afstudeeronderzoek, dat heeft geleid tot een integrerend model dat helpt duurzaamheid bij gebiedsontwikkelingsprojecten te operationaliseren.
Trefwoorden Duurzaamheid Gebiedsontwikkeling Procesmodel Duurzame gebiedsontwikkeling
Operationaliseren van duurzaamheid In gebiedsontwikkeling De laatste jaren is de discussie rond duurzaamheid weer in alle hevighei d! opgelaaid en wordt er op verschillende niveaus veel aandacht besteed aan dit onderwerp. Ook in de context van gebiedsontwikkeling gaat duurzaamheid een blijvend grotere rol spelen. Vanwege de complexiteit en nieuwheid van duurzaamheid in deze context, levert dit in de gebiedsontwikkelingspraktijk problemen op. Betrokken partijen vinden het lastig duurzaamheid op gebiedsniveau op te pakken en hebben moeite dit integraal te concretiseren. Deze vraag stond dan ook centraal in een recent onderzoek dat heeft geleid tot een integrerend model dat helpt duurzaamheid bij gebiedsontwikkelingsprojecten te operationaliseren. Als eerste de vraag hoe duurzaamheid en gebiedsontwikkelihg geïntegreerd bezien kunnen worden. Duurzaamheid, of duurzame ontwikkeling, veronderstelt een evenwichtige ontwikkeling van ecologische, economische en sociale aspecten. Dit wordt ook wel aangegeven als de drie p's: People, Planet en Prosperity. Deze aspecten moeten met elkaar in balans worde rn gebracht om te kunnen spreken van duurzame ontwikkeling. Het is de kunst om slimme combinaties te vinden tussen aspecten die elkaar versterken. Het vinden van deze balans en het leggen van verbindingen is echter veelal niet gemakkelijk te bereiken en brengt - op elk schaalflivea u - uitdagingen met zich mee. Vaak geldt dat niet alle doelen tegelijk kunnen worden bereikt en er noodzakelijke keuzes moeten worden gemaakt. Dit zogenoemde 'afruilen' van mogelijkheden en stellen van prioriteiten is inherent aan duurzaamheid en brengt dilemma's met zich mee. Duijvestein (2005) heeft indertijd duurzaam bouwen grafisch weergegeven door aan de driehoek van duurzame ontwikkeling ('triple P') de dimensie ruimtelijke kwaliteit (Project) toe te voegen. Dit 'quadruple P' concept kan ook worden gehanteerd bij duurzame gebiedsontwikkeling, met dien verstande dat de
Het hoofdmodel
aspecten People, Planet, Prosperity en Project op een hoger, objectoverstijgend schaalniveau moeten worden geoperationaliseerd. Deze vier p's hebben onderliggende kenmerken. Zo behelst het aspect Planet kenmerken als energie, materialen, water en natuur en landschap. Het People aspect gaat over de leefbaarheid van de wijk, met .kenmerken als sociale veiligheid, participatie, sociale cohesie en gezondheid. Het toevoegen van het begrip duurzaamheid aan gebiedontwikkeling is een logische stap. Het initiatief voor gebiedsontwikkeling komt immers tot stand door een gevoel van urgentie van de betrokken actoren. Dit is ook onlosmakelijk aan duurzaamheid verbonden: door een steeds breder gedragen gevoel van urgentie is de laatste jaren een derde 'groene golf' op komen zetten die duurzaamheid weer op stevig op de agenda gezet. Tevens hebben beide begrippen een tijdscomponent in zich die zich uitstrekt over de lange termijn. Een bijkomend voordeel is dat op gebiedsniveau duurzaam· heidsthema's integraal en in samenhang met het ontwerpproces kunnen worden opgepakt.
Het operationaliseren van duurzaamheid: ModelOGO. Bij duurzame gebiedsontwikkeling is het belangrijk om te realiseren dat het wel degelijk anders is dan reguliere gebiedsontwikkeling. In het algemeen onderscheidt het zich van reguliere gebiedsontwikkeling door de (nog) hogere mate van complexiteit. Dit komt voort uit het feit dat het brede begrip duurzaamheid inhaakt op alle aspecten van gebiedsontwikkeling. Het is dus niet 'het zoveelste aspect', maar vergt een andere attitude jegens zaken als haalbaarheid, actoren, risico's, samenwerking, etcetera. De complexiteit wordt tevens veroorzaakt door de grote variatie in mogelijke maatregelen in duurzame projecten, de moeilijkheid om de effecten van de maatregelen te kwantificeren, de complexe financieringsvraagstukken, en het grote aantal betrokken partijen.
Visievormingsproces
Planontwikkelingsproces
-.---.--._---
-------- .....
.,. .,. .,.
., I I I I
I
I .......... -
::s::
~_-+-_-+-~---J
I I
,
1---:::-::-::-----'
~~--_._ .... _... _... __ .. __ ._._._-~~
L,...-,- .-.- _ _ _ _ _ _
Meet- en toetsingsproces ~
~
.,.
.,
-----
O~IWUlr _ _ _ _ _ _ : FnWy.RL,]~G__
Innovatieproces
I
I I I
., I I
I I I---'---.....L-., I ~--===------'I I
I 0-
o
c ::E
I I
I
A C ::l
0..
ro
L,...,..,. _ _ _ _ _ _ _ _ .........
Schematische weergave van de deelprocessen van het Model DGO
Naast deze grotere complexiteit, zijn er drie kenmerkende aangeduid in het onderzoek die duurzame gebiedsontwikkeling onderscheiden van reguliere gebiedsontwikkeling_ Allereerst neemt het belang van een gezamenlijke visie substantieel toe_ Een heldere en door alle betrokken actoren gedragen duurzaamheidsvisie is een essentiële voorwaarde om een duurzame gebiedsontwikkeling te kunnen realiseren omdat anders discussie kunnen ontstaan over wat verstaan wordt onder duurzaamheid of wordt er te eenzijdig gefocust op energie_ Ten tweede neemt het belang van meten- en toetsen toe_ Hoewel duurzaamheid zich lastig laat kwantificeren, is het van wezenlijk belang dat er een meetinstrument wordt aangewezen waarmee de mate van duurzaamheid kan worden gemonitoord_ Het is van belang zowel de o-situatie in beeld te brengen, de status quo als de verschillende verbeterscenario's_ Ook het daadwerkelijk leveren van bewijslast ten aanzien van het eindresultaat speelt hier een roL Ten derde speelt bij duurzame gebiedsontwikkeling het belang van het integreren van ontwikkelingen en eindbeetden uit de toekomst. Argumenten hiervoor zijn dat nabije technische ontwikkelingen niet geblokkeerd mogen worden door het te kiezen ontwerp en dat de duurzame winst voor een groot deel behaald wordt tijdens de beheer- en gebruiksfase van het gebied_ Hiermee dient dus in de vroege planvormingsfase rekening mee gehouden te worden_ Het model voor duurzame gebiedsontwikkeling (Model DGO) bestaat uit een abstract hoofdmodel en onderliggende deelprocessen die nader worden uitgewerkt. Het model dient als hulmiddel om de genoemde complexiteit te kunnen plaatsen, het proces inzichtelijk te maken en te beheersen en te operationaliseren_ In het hoofdmodel staat het visievormingsproces centraal en wordt de nadruk gelegd op de wisselwerkingen tussen de deelprocessen_ Het hoofdmodel (zie figuur 1) bestaat uit vier deelprocessen: het visievormingsproces, het planontwikkelingsproces, hel meet- en toetsingsproces en het innovatieproces_
Figuur 2 geeft de globale uitwerking van deze deelprocessen weer die in het onderzoek verder uit zijn gewerkt. Naast een aantal experttoetsen, wordt in het onderzoek het model voor duurzame gebiedsontwikkeling (Model DGO) ook gespiegeld aan de gebiedsontwikkelingspraktijk met behulp van zeer actuele praktijkcases_ Conclusie Duurzaamheid moet de kleurende en verbindende factor zijn bij de fysieke, sociaaleconomische en culturele ontwikkeling van het plangebied_ Het Model DGO kan in dit proces een operationaliserend hulpmiddel zijn_ Duurzaamheid leidt tot nieuwe en verrassende uitkomsten, tot nieuwe kansen en perspectieven_ Het vereist wel een andere 'mindset', want te vaak wordt er nog naar het voordeel op korte termijn gekeken en Iheeft men geen oog voor het voordeel op lange termijn_ Als dit voordeel op korte termijn er niet of onvoldoende is, kan dat ertoe leiden dat duurzaamheid op basis daarvan minder inhoud krijgt dan wenselijk en mogelijk is_ Wanneer er in een vroeg stadium een breed gedragen visie op duurzaam eid is opgesteld, is de kans kleiner dat hier in navolgende fasen op wordt ingeleverd_ De maximale duurzaamheidsprestatie is een optimum: haalbaarheid en betaaibaarheid spelen evenzeer een roL Waar dat optimum ligt, is afhankelijk van de kenmerken van een gebied, het programma en de ambities van partijen_ Waar een visie een logisch gevolg is van dit proces, is de kans groot in de uitwerking ervan de uiteenlopende problemen worden omgebogen naar kansen_ De meerwaarde van het Model DGO zit in het aanbieden van structuur in het complexe proces van duurzame gebiedsontwikkeling_ Het gebruik van het model zal verhelderend werken voor de betrokken actoren, bevordert de onderlinge communicatie en kan als kritisch referentiekader fungeren_ Aan de bij een gebiedsontwikkeling betrokken actoren is het dus aan te bevelen om het Model DGO te gaan gebruiken en zo werk te maken van duurzame gebiedson l wikkeling_
J. Radermacher
Slimovernachten Ontwikkeling van een duurzaam gebouwconcept voor de zakelijke hotelmarkt Afstudeerrichting Building Technology Afstudeercommissie Prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg Ir. M. Ham Ir. S.H. Holm Datum afstuderen 23 februari 2010 Samenvatting Slimovernachten is een integrale ontwerpvisie op de ontwikkeling van duurzaam en waardevast hotelvastgoed. Op basis van een traditioneel referentiegebouw wordt een alternatief hotelgebouw ontworpen, dat significant energiezuiniger, lichter en beter functioneel aanpasbaar is. Op deze wijze ontstaat een gebouw dat niet alleen milieuvriendelijker is, maar ook waardevaster.
66
Inleiding De hotellerie staat net als de bouw bekend als een conservatieve, traditionele sector. Zakelijke hotels worden doorgaans gebouwd in opdracht van grote hotelexploitanlen volgens een beproefd concept. Hierdoor nemen hotelgebouwen op de vastgoedmarkt een bijzondere positie in als exploitatiegebonden vastgoed. Sinds enkele jaren verkopen hoteliers hun vaslgoed echter massaal aan beleggers, waardoor de functionele eisen aan hotelvastgoed veranderen. Probleemstelling De bouwsector is in Nederland verantwoordelijk voor 43% van de nationale energieconsumptie, 35% van alle afvalproductie en 25% van alle wegtransport. De noodzaak om de milieubelasting van gebouwen te verkleinen is evident, maar gaat vooralsnog voorbij aan de hotellerie. De genoemde ontwikkeling biedt ech ter kansen voor een conceptuele vernieuwing van hotelvastgoed. Een flexibel hotelconcept kan gehuisvest worden in een licht, slank en energie-efficiënt casco, dat onafhankelijk van de hotelfunctie wordt ontwikkeld. Na verloop van tijd moet het mogelijk zijn 'het casco te verhuren als kantoor- of zelfs woonruimte, om zodoende de restwaarde te verhogen. Methode Op basis van een representatief referentiegebouw is een alternatief ontwerp ontwikkeld. Deze worden met elkaar vergeleken op de relevante duurzaamheidscriteria materiaal, energie en functionele aanpasbaarheid. Ontwerp Het casco kenmerkt zich door een strikte verdeling van functies tussen de bouwdelen, die grotendeels geprefabriceerd worden. Dit maakt een sequenNeel bouwproces mogelijk er] vergemakkelijkt toekomstige aanpassingen in het uiterlijk enjof verkaveling. De constructie bepaalt in hoge mate de gebruiksmogelijkheden van het casco en maakt het grootste deel uit van het gebouwgewicht. Gekozen is voor een staalconstructie met Slimline leidingvloeren. In staal kan een lichte, slanke, demontabele en maatvaste constructie worden gerealiseerd . Binnen het casco is zowel een hotel-, kantoor- als woonfunctie mogelijk. Een optimum tussen indelingsvrijheid en beperking van de overspanningen is gevonden in een standaard stramien van 7200 mm x 16500 mm, waardoor het gebouw smaller en dieper is dan gebruikelijk. Dit levert een compacter gebouw op, wat energie- en materiaalbesparend is. De vloerconstructie biedt ruimte aan de horizontale distributie van het leidingennetwerk. De hoogte van het vloerpakket blijft beperkt, terwijl de leidingen in een arbeidsgang worden aangebracht en bereikbaar blijven voor aanpassingen en onderhoud. De schil is van doorslaggevende invloed op de energetische prestaties van het gebouw. De gevel is bevrijd van zijn dragende functie, waardoor deze kan worden uitgevoerd in lichte, houten sandwichelementen met een zeer hoge warmteweerstand . Drievoudige beglazing is kozijnloos opgenomen in de gevels . Beweegbare luifels weren 's zomers de zon, terwijl de laagstaande winterzon ongehinderd kan bijdragen aan de verwarming. 's Nachts en bij afwezigheid vouwen de luifels zich voor de ramen. Het kamerconcept is functioneel en flexibel. De moderne zakenreiziger reist met weinig bagage en spendeert zo min mogelijk tijd op zijn kamer. Deze leefstijl vergt een kamer die toegesneden is op het gebruik van essentiële functies: een goed bed en dito douche in een rustgevende ambiance. Deze functies worden ondergebracht in een geprefabriceerd wandmeubel, dat volledig naar wens van de exploitant kan worden afgewerkt. Dit levert een efficiënt en overzichtelijk ruimtegebruik op. Resultaten Op de onderzochte duurzaamheidscriteria scoort Slimovernachten significant beter dan het referentiegebouw. De gebouwmassa wordt met maar liefst 60% gereduceerd. Bouwen met minder materialen betekent een beperking van grondstofverbruik, productie-energie, transportkilometers, ruimteverspilling, sloopafval en bouwkosten. Bovendien zijn de gekozen materialen milieuvriendelijker en beter herbruikbaar. Het gebouwvolume wordt efficiënter benut dankzij de slanke constructie met geîntegreerde leidingruimte.
Ook de energiep restaties verbeteren aanzienlijk. De zongerichte oriëntatie en de hoogwaardige gebouwschille iden tot een ruim 65% lagere energiebehoefte voor ruimteverwarming . Bovendien hoeft er geen actieve koeling te worden toegepast om een aangenaam ruimteklimaat te realiseren . In de hotellerie bedragen de totale energiekosten circa 30% van de brutowinst. Een drastisch verlaagd energieverbruik kan dus leiden tot een significante verhoging van het resultaat. Wanneer het einde van de exploitatieperiode van het hotel in zicht komt, kunnen alle relevante bouwdelen worden aangepast of gedemonteerd. De verkaveling en het leidingwerk, bepalend voor de hotelfunctie, zijn niet gebonden aan de constructie. Een stuk ingrijpender is het veranderen van de gevelopbouw, maar het is mogelijk de sandwichpanelen in hun geheel te ver· vangen. Slimovernachten benadert het vraagstuk 'duurzaam bouwen' vanuit het perspectief van de markt. Hiermee wordt gepoogd de voordel'en aan te tonen die deze aanpak biedt voor zowel inves· teerder en exploitant als het milieu en de maatschappij. Niet vergeten mag worden dat alles in de hotellerie draait om de gast. In een flexibel hotelconcept is het uiterlijk en de functiona· liteit van de kamers volledig toegesneden op de wensen van de moderne reiziger. Efficiency levert zo een integrale meerwaarde op voor alle partijen. Voor een bedrijfstak waarin gastvrijheid hoog in het vaandel staat is dat bepaald geen slechte bood· schap om de markt mee te betreden.
Ing. A. Ramezani
Samenwerkende lateien Onderzoek naar het gedrag van de lintvoeg tussen de latei en het metselwerk Afstudeerrichting Structural Design Afstudeercommissie Prof. ir. D.R.w. Martens Dr. ir. A.T. Vermeltfoort Ing. B.G.]. Hagmolen of ten Have Ir. E.M.A. Hoekstra Datum afstuderen 25 mei 2010
f------ovefspanning-----..
Contactlengte (2)
PI
ia'
e c..
ID ID
..,
cr e
::I
a.. ~
iil' n
c
ro ;::;:
68
Samenvatting Dit afstudeeronderzoek richt zich op samenwerkende lateien met een overspanning groter dan 1,5 m. Het probleem in het onderzoek is het onthechten van de latei van het metselwerk waarbij de gevolgen van deze onthechting voor de samenwer· king tussen de latei en het metselwerk zijn onderzocht. Geconcludeerd wordt dat deze onthechting zorgt voor toename van horizontale trekspanningen in het metselwerk in het midden van de overspanning die de kans op het ontstaan van een verti· cale scheur in het metselwerk in het midden van de overspan· ning verhogen . De krachtswerking blijft wel plaats vinden via een drukboog en trekband. Daarnaast is de contactlengte tus· sen de latei en het metselwerk theoretisch bepaald en vergele· ken met de experimentele en de met numerieke simulaties bepaalde contactlengte. Gebleken is dat de waarde van de volgens de methode Davies en Ahmed berekende contactlengte te conservatief is vergeleken met de experimenteel en numeriek bepaalde contactlengte. Hierdoor worden de maximale verticale spanningen bij de opleggingen berekend volgens deze methode overschat. Trefwoorden Steenconstructies Samenwerkende latei Lintvoeg Onthechting Contactlengte
q=30 kN/m'
>1
model A -1- model Al
gescheurd)
(lintvoeg gescheurd)
Hoofddrukspanningen (5)
Het samenwerkende draagprincipe is gebaseerd op de aanname dat de latei de trekkrachten die in de constructie ontstaan opneemt, terwijl het bovenliggende metselwerk de drukkrachten door de boogwerking overbrengt naar de opleggingen. De spatkrachten die ontstaan door de drukboog worden door afschuiving tussen de latei en het metselwerk overgebracht, afbeelding 1. Het probleem in dit onderzoek is het onthechten van metsel· werk van de latei. De doelstelling is om de gevolgen van deze onthechting voor de samenwerking tussen latei en metselwerk te onderzoeken. Daarnaast is getracht meer inzicht te krijgen over de invloed van de contactlengte tussen betonnen latei en metselwerk op de krachtswerking van samenwerkende lateien . De contactlengte wordt beschouwd als de lengte bij de opleg' gingen waar de verticale spanningen hoog zijn vergeleken met het midden van de overspanning waar ze nagenoeg gelijk aan nul zijn, afbeelding 2. In het laboratorium van de TUle zijn 10 proefmuren gemetseld, verdeeld in 5 proefseries van telkens twee dezelfde proefmuren. Er is gevarieerd in de hoogte van de latei en er is onderscheid gemaakt naar de wijze van hechting tussen de latei en het met· selwerk. Er zijn twee proefseries zonder onthechting en drie proefseries met onthechting in de Ilintvoeg tussen de latei en het metselwerk uitgevoerd. De onthechting van de lintvoeg tus· Sèn latei en metselwerk is bewerkstelligd door het aal]brengen van een laag materiaal dat zorgt voor de onthechting waardoor in die laag alleen maar druk wordt doorgegeven en geen trek kan ontstaan. Door middel van een laag DPC·folie is een situatie gecreëerd waarin de lintvoeg een zo laag tnogelijke schuifsterk· te heeft en door middel van een laag papier is getracht een situatie te creëren waarin de schuifsterkte in de lintvoeg zo hoog mogelijk is, maar met een hecht·treksterkte gelijk aan nul. Bij het experimenteel bepalen van de contact lengte tussen de
Hoofdtrekspanningen (4)
Bovenbelasting
+ + + + + + + + + + +++ + +
I»
ül'
c:
0.. /I) /I)
..,
C-
c:
::I
0..
~
or ....mc .... n
0-
o ::E
c
A C :::J
R~ C2:Jf- ~ ~=~: Rv
0-
drukkracht geleverd door metsel-flijmwerk RH = horizontale ontbondene opgenomen door voorgespannen Vebo betonlatei (SA) Rl verticale ontbondene opgenomen door oplegging
=
Samenwerkend draagprinclpe (1)
latei en het metselwerk is het gewenst dat de belasting gelijkmatig verdeeld aangrijpt. Deze situatie wordt vaak nagebootst met vier puntlasten maar dan heeft de lastinleiding invloed op het gedrag van de proefmuur. Om die reden is bekeken hoe een gelijkmatig verdeelde belasting beter nagebootst kan worden, met minder invloed van de lastinleiding. Gekozen is, op basis van literatuuronderzoek, om de belasting op de proefmuren via een met water gevulde slang aan te brengen. Het voordeel is dat de slang zich aan de vervormingtoestand van de samenwerkende latei aanpast tijdens het belasten van de proefmuur. Daarnaast werkt door de hydrostatische druk in iedere vervormingstoestand de belasting gelijkmatig verdeeld op de proefmuur.
In het experimentele onderzoek is de invloed van de onthechting voor de samenwerking tussen latei en metselwerk onderzocht. Daarnaast is de contactlengte tussen latei en metselwerk experimenteel bepaald en vergeleken met de theorie van Davies en Ahmed. Om op een gedetailleerd niveau de invloed van de onthechting van de lintvoeg voor de samenwerking tussen de latei en het metselwerk verder te onderzoeken is een numeriek onderzoek opgezet. Hierbij is gebruik gemaakt van het programma ANSYS waarmee vier proefmuren zijn gemodelleerd en geanalyseerd. Voor het creëren van de invoerfile voor de modellen in ANSYS is een spreadsheet ontwikkeld die de gegevensverwerking automatiseert. Een ander voordeel van deze spreadsheet is dat de para· meters eenvoudig kunnen worden veranderd. (oncl usies/ aan bevel i ngen De onthechting van de lintvoeg tussen de latei en het metselwerk zorgt voor toename van horizontale trekspanningen in het metselwerk in het midden van de overspanning en toename van verticale drukspanningen op de latei nabij de opleggingen, afbeelding 4 en 5. De krachtswerking blijft wel plaats vinden via
een drukboog en trekband. Bij de toenemende boven belasting verhoogt deze toename van horizontale trekspanningen de kans op het ontstaan van een verticale scheur in het metselwerk in het midden van de overspanning. In het midden van de overspanning, tussen de contactgebieden zijn de verticale spanningen nagenoeg gelijk aan nul. De waarde van de theoretisch berekende contactlengte volgens de methode Davies en Ahmed is te conservatief vergeleken met de experimenteel en numeriek bepaalde contactlengtes. Hierdoor worden de maximale verticale spanningen bij de opleggingen berekend volgens deze methode overschat. Uit de vergelijking van de berekende maximale verticale spanningen blijkt dat een goede schatting van de contactlengte resulteert in een nauwkeurige VQorspelling van de maximale verticale spanningen bij de opleggingen. Het ontwikkelen van een ontwerpmethode met de contactlengte zou interessant zijn voor het berekenen van de maximale verticale spanningen bij de opleggingen. Verder onderzoek kan worden gericht op de invloed van de dimensies en uitvoering van de opleggingen op het samenwerken van latei en metselwerk.
m
G.j. Rohaan
Het Oosterpark Vervoeging van een verstedelijkte parkrand Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. dr. B.j.F. Colenbrander Prof. dipl.·ing. C. Rapp Prof. dr. ir. P.j.v. van Wesemael Datum afstuderen 29juni 2010
DI
ia' c CL tD tD
...
cr c ::s
CL
~
ili' n
c .... .... rt>
Samenvatting Het Oosterparkgebied maakt deel uit van de Singelgrachtzone van Amsterdam. De ruimtelijke weerslag van de verscheiden· heid aan functies en typologieën die deze zone typeren, hebben het gebied gefragmenteerd. Vanuit uitvoerige analyse van het gebied wordt een strategie ontwikkeld, die uit gaat van de meer· duidigheid in het gebied en deze probeert te cultiveren. Dit leidt tot een divers palet van programmatische, architectoni· sche of landschapsarchitectonische ingrepen. Aanwezige kwali· teiten worden uitvergroot: het hi'J idige Oosterparkgebied wordt vervoegd .
Huidige situatie
CT
g
~
§
~
70
Trefwoorden Singelgrachtzone Amsterdam Oosterpark Doorontwikkeling Verzameling van ingrepen Parochiaal domein Voorstel
Eeuwen lang werd de stadsgrens van Amsterdam bepaald door de Singelgrachtzone, de voormalige verdedigingslinie van de stad. Toen de stadswallen begin negentiende eeuw geslecht werden, transformeerde de wal in een tussenzone waarin bij· zondere functies en gebouwen gesitueerd werden. Industrie, gevangenissen, scholen of kazernes: een reeks van objecten die qua functie of korrelgrootte niet in de binnenstad geplaatst kon· den worden, vonden hier hun plek. In het huidige weefsel van Amsterdam markeert de Singelgrachtzone de overgang tussen de oude historische binnenstad en de negentiende eeuwse uit· breidingswijken. Met de uitbreiding van de stad werden ook de eerste stadsparken van Amsterdam aangelegd. Het Oosterpark (1892) valt op binnen de ring van parken, door· dat het als enige in de lengterichting aan de Singelgrachtzone gelegen is. De objectenreeks, hier in schaal variërend van arbei· derswoningen tot een monumentaal gebouw als het Koninklijk Instituut voor de Tropen, doorkruist het park aan deze zijde. Dit deel van het Oosterparkgebied is gefragmenteerd door de ruimtelijke weerslag van de verscheidenheid aan functies en typologieën. De aanwezige elementen bestaan naast elkaar zonder interactie onderling. De volgende stap in het gebied is niet zozeer de toevoeging van een nieuwe structuur, maar aanscher· ping of herontdekking van de kwaliteiten die zich al in het gebied bevinden. Deze manifesteren zich in de aanwezigheid van drie zones: een parkdeel in landschapsstijl, een voormalige begraafplaats met een ring van monumentale bebouwing en een clustering van functies die een parochiaal beslag leggen op hun directe omgeving. Het zuidelijke deel van het gebied bestaat uit een park in landschapsstijl. Het oorspronkelijke ontwerp van L.A. Springer behelsde het gehele Oosterparkgebied. De aanwezigheid van de Oosterbegraafplaats in het noorden noopte tot een gefaseerde uitvoering van het ontwerp en uiteindelijk werd slechts het zuidelijk deel gerealiseerd. De ervaring van een landschappelijke
Doorsnede over typische woning
r:r
o c
:E
7' C :J
Cl. III
71
Zicht vanuit park
idylle werd binnen dit deel mogelijk gemaakt doordat circuits en zichtlijnen binnen het op dat moment beschikbare kavel bleven.
kunnen verhogen en dan ook op diverse tijden op de dag. afhankelijk van de functie.
De voormalige begraafp laats is in het begin van de twintigste eeuw bebouwd met een rand van monumentale bebouwing. die in de jaren zest ig werd gecomplementeerd met de toevoeging van hoogbouw in de vorm van het Tropenhotel. Ze huisvesten voornamelijk instanties. De bebouwing is over het algemeen op de weg. de stadszijde. georiënteerd. en de parkzijde wordt als een achterzijde beschouwd . De bebouwing vormt een 'fysieke begrenzing van het gebied. maar de wisselwerking tussen park en gebouw is zeer mager. Door de korrelgrootte van de objecten en het programma dat erin gehuisvest is. kunnen ze een veel grotere mate van openbaarheid verdragen dan in de huidige situatie.
De catalogus van typologieën die in het park kan worden gevon· den. vraagt om een even divers palet van programmatische. architectonische of landschapsarchitectonische oplossingen. Er is dus geen sprake van een topdown ontwerp dat op het gehele gebied wordt toegepast. maar juist een verzameling van ingrepen die de meerduidigheid in het gebied als kwaliteit ziet en probeert te cultiveren . Hierbij wordt uitgegaan van de dr,ie zones met haar specifieke kwaliteiten die zich in het plangebied bevinden. Het plan is een doorontwikkeling. een vervoeging van het huidige Oosterparkgebied. waarbij het gebied wordt opge· schoond en herschikt.
In het westelijk deel van het Oosterpark heeft de combinatie van parkgrenzen. programma en ontsluitingsmogelijkheden een diClhte clustering van onderling zeer verschillende gebouwen tot gevolg gehad. Doordat veel van het mimtegebruik direct gekop· peld is aan de functie. ontstaan hier parochiale ruimtes. Doordat het ruimtegebruik zo innig verbonden is met het pro· gramma. is de relatie met het park wat minder direct. Ze profiteren van de parkomgeving. maar functioneren over het algemeen op zic ~ zelf. Goede voorbeelden binnen het gebied zijn een woonstraat van a'rbeiderswoningen en een speelplaats met clubgebouw. Het idee van het Oosterparkgebied als groen gebied in de stad. waarvan de intentie in de negentiende eeuw werd uitgesproken met het Plan Kalff en het uitgangspunt was voor het huidige gebied. wordt als leidraad genomen . De ontwikkelingen sindsdien hebben de realisatie van een volledig groen gebied zoals in het ontwerp van Springer onmogelijk gemaakt. maar brengen wel de potentie van een programmatische lading voor het gebied met zich mee. Deze zouden het gebruik van het park
Van dit stelsel van ingrepen wordt een casus verder uitgewerkt. Het Laboratorium voor de Gezondheidsleer bevindt zich binnen het masterplan in de overlap tussen de westelijke en oostelijke deelgebieden. Het maakt deel uit van de mOI1Umentale randbe· bouwing van de voormalige begraafplaats. terwijl zijn typische geknikte vorm een informeel hof definieert dat onderdeel uit· maakt van de parochiale domeinen in het westelijk deel. Door hel toevoegen van een volume wordt het microklimaat van het hof afgeschermd van de grootschalige groene ruimte. Hierin bevinden zich atelierwoningen waarbij het onderscheid tussen het parochiale hof en het open bare wordt uitgespeeld in doorsnede en gevel.
K.w.) . Ruijs
Choose the train (reation of a decision support system for high speed train route choice Mastertrack Design and Decision Support Systems Graduation committee Dr. T.A. Arentze Ir. A.w.). Borgers Dr. ir. CG. Chorus Ir. P. Bouman Date of grad uati on 29 juni 2010 Summary Making a choice between alternative train routes travelling the HSL·Zuid (high speed line south . First a forecast model is constructed to predict the number of traveilers and the financial. results exploiting the alternative routes . Than a choice is made between all the 150 possible routes that could be chosen using !wo different two decision support techniques; Analytic Hierarchy Process (AHP) and goal programming. Both techniques are used to choose the best alternative regarding all different actors; not only the exploiting companies and the travelIers are involved, but also poli tics related actors are involved. In th is thesis a comparison is made between the two multi criteria analys'is techniques, regarding all the forecast data, actors and criteria involved .
72
Keywords Decision support systems Goal prograrnming Analytic Hierarchy Process Multi criteria analysis Multi actor group decisions
The company NS Hispeed is allowed to exploit the HSL·Zuid (high speed line south) in the Netherlands for the next 15 years . The routes that the high speed train would follow, were described in the concession between NS Hispeed and tre Dutch state. For one route in this concession, Tlhe Hague-RotterdamBreda -Noorderkempen-Antwerp-Mechelen-Brussels, the different parties didn't know if this route would be the best alternative and if there is possibly another route that would be better for all parties irwolved . This thesis describes the evaluation of all routes that could possibly replace the route The Hague-Breda-Brussels and the current route itself. Because all the possible routes are explored and because not on1ly the companies but also politics related actors are involved in the decision making process, a decision support system is constructed to support the decision for the different parties, called actors. This results into the following problem statement : How can a model-driven decision support system be created for the company NS Hispeed so that the best alternative can be chosen, taking interests of other parties into account? In totallSo alternative routes are evaluated in order to choose the best alternative with respect to all actors. The actors each have their own criteria to evaluate the alternatives. The actors and the criteria are determined and put in a decision structure and the weights of the criteria can be determined by pairwise comparing the actors and criteria in the same levels. In th is thesis, two decision support techniques are used to evaluate the criteria; Analytic Hierarchy Process (AHP) and goal programming. Both of the techniques use the same decision structure and the same weights. The first, AHP, is used because th is multiple criteria method is commonly used in the field of urban planning and the AHP method can be used to structure the decision problem and evaluate the alternatives. Goal programming isn't commonly used in the urban planning field, this method is used because in goal programming the actors first have to define goals, instead of directly evaluate alternatives as with AHP. A sensitivity analysis can be made for both decision support techniques in which can be tested how sensitive the models are. In this sensitivity analysis the weights of the criteria and the actors can be changed and th en can be seen if some criteria have more influence in the ranking than others and if different alternatives appear when the weights of the actors are changed . The forecasting model that is created in this thesis can retrieve the required data for the evaluation of the alternatives. The main task in the forecasting model is to predict the numbers of travelIers of the alternatives. This forecasting model developed in this thesis considers a forecast done for the routes that are stated in the con ces sion as a baseline and predicts the numbers of travelIers for each alternative based on assessments of percentage change relative to the baseline. When all data are retrieved from the forecasting model, the AHP and goal programming techniques are used to evaluate the alternatives. For the AHP, the data out of the forecasting model are standardized and can directly be used to evaluate the alternatives. For the goal programming approach, first the goals have to be determined . Satisfaction curves per actor and criterion have to be made, in order to calculate if the alternatives are satisfying to the goals. When these satisfaction curves are made, the data of the alternatives out of the forecasting model can be used to evaluate the alternatives. Wh en the top 10 ranked alternatives of both decision support techniques are reviewed, there are a lot of similarities. Many alternatives appear in both top lO'S, but the main difference between the techniques is how is dealt with the decision problem . The goal programming approach requires the actors to define their goals before they actually evaluate the alternatives. Both decision support techniques can be used in these kinds of decision problems, but when negotiations are
going on, the goal programming approach can support in the decision making process. This approach forces the actors to define their goals, before they actually make a choice between alternatives. When all actors are satisfied with the goals they have stated, then the choice can be made. Then the actors would negotiate about the goals and not about in what eities the train should stop.
73
P.F. van der Salm
Energiezuinige nieuwbouwwoningen in de sociale woningbouw Geen belemmering voor de corporatiewereld Afstudeerrichting Real Estate Management and Development Afstudeercommissie Ir. L.A.M.e. van de Ven Drs.I.I.A.M. Smeets W. lenting Datum afstuderen 29juni201o AI
ij;' .... C
..
0-
n> n>
~
c
::s
0-
Samenvatting Het beschrijven van de belemmeringen die corporaties hebben bij het ontwikkelen van energiezuinige nieuwbouwwoningen, het aandragen van oplossingen en het stimuleren van vervolg· onderzoek nàar energiezuinigewoningen in Rea l Estate
~
CU'
n
C
~. cr
o c :E
Trefwoorden Duurzaamheid Corporatie Energiezuinigheid Belemmeringen
>'<"
C ::l
a. ([)
74
Zonnepaneel
0-
o
c
::!ö
'"
C :::J
0.. ID
75
Energielabel
Voor ik begon aan het schrijven van mijn afstudeerscriptie was ik al jarenlang geïnteresseerd in de mogelijkheden van alternatieve energietoepassingen. In het schrijven van mijn eigen afstu deeropdracht zag ik dan ook dé kans om mijn studie en vaardigheden te combineren met deze interesse. Vanuit dit startpunt ben ik vervolgens opzoek gegaan naar een bedrijf dat aan projectontwikkeling van energiezuinig onroerend goed deed . Zo ben ik bij Evelop Real Estate terecht gekomen en hier vond ik een inspirerende werkomgeving en een bron van enthousiasme. Met Walther Lenting, mijn begeleider bij Evelop, en Leonie van de Ven, mijn eerste begeleider vanuit de Universiteit ben ik uiteindelijk gekomen tot mijn onderwerp: "Energiezuinige nieuwbouwwoningen in de sociale woningbouw". Bijna vanzelfsprekend werd los Smeets gevraagd om mijn tweede begeleider vanuit de Universiteit te worden. De reden voor mijn onderzoek lag eigenlijk voor de hand, het is dan ook een vraag die nog steeds veel gesteld wordt; Waarom komt duurzaamheid of energieneutraal nog steeds zo langzaam op gang? Om deze vraag te helpen beantwoorden ben ik binnen mijn vakgebied op zoek gegaan naar een aantal antwoorden. Ik vond dat de overheid de grootste aanstichter zou moeten zijn van duurzaamheid maar binnen vastgoed ontwikkeling van overheidsgebouwen zou er een naar mijn men ing te marginaal deel van de gebouwde omgeving worden aangesproken . Omdat ruim één derde van de woningen in Nederland in het bezit van de woningcorporaties is en zij belang hebben bij vastgoed met kwaliteit en een lange levensduur, lijken zij de ideale partij voor energiezuinige nieuwbouw woningen . Daar komt nog bij dat de corporaties een maatschappelijke rol vervullen waar energiezuinigheid goed bij aan zou kunnen sluiten en zij indirect van uit de overheid aanstuurbaar zijn . Het ontwikkelen van energiezuinige woningen wordt bovendien in de toekomst onvermijdelijk, de richting die de overheid is ingeslagen en de verscherping van de eisen in het bouwbesluit die nu al vaststaan, laten zien dat ook in de gebouwde omgeving energiezuinigheid een must wordt.
Toch zijn energiezuinige woningen nog geen standaard bij de ontwikkelingsactiviteiten van corporaties . Woningcorporalies lijken daarvoor te veel belemmeringen te ervaren. Om deze belemmeringen aan te pakken moeten ze eerst blootgelegd worden . Het doel van mijn afstuderen werd dan ook het benoemen van de belemmeringen van corporaties bij het ontwikkelen van energiezuinige nieuwbouwwoningen. Tegenover deze lijst van belemmeringen heb ik ook een lijst van oplossingen gezet en de belemmeringen en oplossingen gecategoriseerd naar oplossingsduur en mogelijke aanpak. De hoop is dankzij mijn afstudeeronderzoek corporaties nog meer richting energiezuinige woningbouw te bewegen en het onderzoek naar duurzame mogelijkheden binnen de gebouwde omgeving verder op gang te helpen.
DAR. Segeren
logistieke centra in de bouwn.ijverheid Afstudeerrichting
Construction Technology Afstudeercommissie
Prof. ir. C.S. Kleinman Ing. C.M. de Bruijn Ir. M.M.J. Vissers Ing. F. Quataert Datum afstuderen
29juni 2010 Render van het bouwproject juBi te Den liaag
Samenvatting
c
Onderzoek naar de aan- en afvoer van materialen naar binnenstedelijke hoogbouwprojecten. Kritische succesfactoren zijn ontwikkeld voor de toepassing van logistieke centra voor dit type bouwprojecten en een beslissingsondersteunend rekenmodel is ontwikkeld voor ervaren (logistiek) uitvoerders, om tijdens de uitvoeringsfase van binnenstedelijke hoogbouwprojecten de aan- en afvoerbewegingen van materialen inzichtelijk te kunnen maken zonder en met logistiek centrum, zodat weloverwogen een keuze gemaakt kan worden voor het al dan niet inrichten van een logistiek centrum, met daarbij projectspecifieke richtlijnen voor de inrichting daarvan.
'"
Trefwoorden
CT
o
::E
C ::J
Cl.
m
Bouwlogistiek Logistieke centra Binnenstedelijke hoogbouwprojecten Prefabriceren Pakketteren
Op het grote binnenstedelijke hoogbouwproject JuBi te Den Haag is logistiek de spil van het bouwproces. Echter het komt nog te vaak voor dat transporten niet op de afgesproken tijd of niet met de afgesproken inhoud aankomen op de bouwplaats. Deze problematiek is in dit afstudeeronderzoek geanalyseerd en een zo is de volgende doelstelling voor het onderzoek gedefinieerd: "Het ontwikkelen van een beslissingsondersteunend model voor ervaren (logistiek) uitvoerders, om tijdens de uitvoeringsfase van binnenstedelijke hoogbouwprojecten de aan- en afvoerbewegingen van materialen inzichtelijk te kunnen maken zonder en met logistiek centrum, zodat weloverwogen een keuze gemaakt kan worden voor het al dan niet inrichten van een logistiek centrum, met daarbij projectspecifieke richtlijnen voor de inrichting daarvan." Logistiek is één van de kernonderwerpen van de opleiding Construction Technologyen is binnen de bouwnijverheid een steeds actueler wordend onderwerp in strijd tegen de faalkosten. Gebleken is dat het aan- en afvoeren van materialen als onderdeel van de totale logistiek nog weinig aandacht heeft gekregen in het wetenschappelijk onderzoek. Met name logistieke centra kunnen van meerwaarde zijn om de aan- en afvoer van materialen naar de bouwplaats beter te beheersen en zo dus het proces te optimaliseren. Om deze redenen is dit onderzoek, met deze doelstelling, uitgevoerd. Het afstudeertraject kan in twee delen opgedeeld worden: de onderzoeksfase en de ontwerpfase. De onderzoeksfase heeft als basis gediend van de ontwerpfase, en is uitgevoerd aan de hand van een vooraf opgesteld afstudeerplan, opgebouwd uit vier delen, namelijk: 1. De knelpunten die invloed hebben op de huidige aan- en afvoerstromen van materiaal op het grote binnenstedelijke utiliteitsbouwproject JuBi. 2. Een vergelijking tussen de bouwnijverheid en de auto-industrie, die aan- en afvoerstromen succesvol organiseert, om leerpunten voor de bouwnijverheid te vinden op het gebied van logistieke centra. 3. Een casestudie op het project JuB!, waarbij een logistiek centrum voor dit project ontwikkeld wordt aan de hand van het voorgaande onderzoek. 4. De financiële haalbaarheid van logistieke centra . Door het proces van aan- en afvoeren van materiaal middels een logistiek centrum te optimaliseren, kunnen de volgende voordelen worden behaald : • Transporten kunnen met veel meer precisie plaatsvinden ; • Een reductie van de transporten vindt plaats; • Het is in een vroeg stadium duidelijk hoeveel aan- en afvoerbewegingen gemiddeld plaats gaan vinden; • Er kunnen duidelijkere afspraken gemaakt worden met leveranciers; • Congestie en andere overlast rondom de bouwplaats neemt af. De toegepaste data-analyse en werkwijze tijdens de casestudie
Tule .
r " .. "
~.41f'.
f1Gdh....
DAR. Segeren 0552150 Technische Universiteit Eindhoven
Faculleil Bouwkunde Maslerttack Conslruclioo Technology
JuBi B.V. Hoek Zwa,t. Weg I Turfmarkl
Poslbus 295
2501 CG Den Haag 0703127700
Logistiek centrum
Bouwplaats binnenstedelijk hoogbouwproject
tlenocltganeaen: BestekstekeninQen Bestek Loqistiek werkplan Lecgenda:
In'loervak IllYOerresUiaar
Ulvoerresuttaat Informatie
0
77
Startscherm van het ontwikkelde rekenmodel
zijn erg belangrijk gebleken bii het onderzoek naar logistieke centra in de bouwnijverheid. De conclusie is dat grote behoefte bestaat aan een hulpmiddel waarmee een aannemer zelfstandig dit onderzoek kan uitvoeren zodat in de toekomst het logistieke proces gecontroleerd en beheerst kan worden . In Microsoft Excel is een hulpmiddel ontwikkeld dat voldoet aan de opgestelde doelstelling. Als gebruiker moet een aantal stap· pen doorlopen worden in het Rekenmodel Logistiek Centrum (RLC), waarmee zelfstandig een aantal bas'isgegevens van een binnenstedelijk hoogbouwproject en vervolgens de activiteiten plus bijbehorende materialen voor de bouw van één representatieve verdieping ingevoerd dienen te worden. Met een druk op de knop wordt vervolgens een aantal berekeningen gemaakt, waarmee de aanvoerdruk op de bouwplaats, de verschillende aantallen aan- en afvoerbewegingen en een aantal richtlijnen voor de inrichting van een mogelijk logistiek centrum berekend worden . Omdat de keuze voor het al dan niet toepassen van een logistiek centrum afhankelijk is van tal van projectspecifieke factoren, is de uitvoer van dit programma beslissingsondersteunend : het rekenmodel zal zelf geen beslissingen maken, de gebruiker dient op basis van zijn of haar eigen ervaring de resultaten uit het rekenmodel te interpreteren en daarop acties te ondernemen. Na het beoordelen van de uitvoer kunnen verschillende acties ondernomen worden: • De keuze voor het al dan niet toepassen van een logistiek centrum kan gemaakt worden. Dit wordt gedaan nadat het rekenmodel voor de eerste keer volledig ingevuld is tijdens het uitvoeringsproces. • Vernieuwde materiaalspecificaties kunnen ingevuld worden. Naarmate het uitvoeringsproces vordert zullen meer materiaalspecificaties duidelijk worden, of er veranderen zelfs nog typen materialen of hoeveelheden. Hierop kan geanticipeerd worden door het model te updaten om te kijken wat voor invloed dit heeft op de resultaten. • Variabele basisgegevens kunnen aangepast worden, om te
zien wat voor invloed dat heeft op de uitvoer van het rekenmodel. Door dit te doen kan de gebruiker een gevoel krijgen bij de invloed die keuzes hebben op de aantallen aan- en afvoerbewegingen van materiaal en kan toegewerkt worden naar een voor het bouwproject haalbare situatie, om zo de aan- en afvoer van materialen te optimaliseren. • De inrichting van een reeds bestaand logistiek centrum kan aangepast worden omdat het rekenmodel andere antwoorden geeft dan verwacht of na aanpassing van de variabelen een nieuwe inrichting van het terrein benodigd is. Aanbevelingen bij het afstudeeronderzoek bestaan enerzijds uit een aantal verbeterpunten voo r het RLC, zodat h et tot een volwaardig programma dat voor alle soorten binnenstedelijke hoogbouwprojecten bruikbaar is ontwikkeld kan worden en anderzijds de aanbeveling voor meer onderzoek naar aan- en afvoerstromen in de bouwnijverheid, omdat een verdere reductie van faalkosten mogelijk is door hier meer onderzoek naar te doen en zo dit proces te optimaliseren . Logistiek wordt een steeds belangrijker onderwerp in de bouwnijverheid en wanneer gekeken wordt naar hoe andere sectoren dit aanpakken dan ontstaat de indruk dat ook in de bouw nog veel procesoptimali satie mogelijk is in de toekomst. Het eind resultaat van het afstuderen is een afstudeerrapport en daarbij het werkende digitale hulpmiddel inclusief een handleiding in de vorm van een folder. Dit hulpmiddel is tevens overhandigd aan de logistiek uitvoerder van Ju Bi B.v., die het in gebruik genomen heeft op het project JuBi om de resterende tijd van het bouwproces hiermee de aan- en afvoer van materialen zo goed mogelijk te kunnen beheersen .
D.Treep
Vernieuwing van de Oosterparkrand Afstudeerrichting Architectuur Afstudeercommissie Prof. dr. B.l.F. Colenbrander Prof. dr. ir. P.l.V. van Wesemael Prof. dipl.·ing. C. Rapp Datum afstuderen 29juni 2010
111
ia:
c
Q.
ID ID
.... cr
C ::I Q.
~
är'
n
c:
iif
cr o c: ~
c: '" :::J CL
m
Samenvatting Het Oosterpark van Amsterdam ligt in de Singelgrachtzone . Dit is het gebied van de vroegere stadswallen die na ontmanteling plaats maakten voor bijzondere bebouwing en openbare ruimtes. De pa'rkrand is onderdeel van de overgangszone tussen de oude stad en de negentiende·eeuwse uitbreidingen. Het is een brede rand met daarin acht grote gebouwen van cul· tuurhistorisch waarde, gerealiseerd tussen 1875 en 1930. Ze hebben ieder een specifieke vorm die niet aansluit op het omringende stedelijk weefsel. De parkrand bezit kwaliteiten, maar de ruimte oogt ook rommelig. Er is weinig sociale controle en de huidige gebouwen voldoen niet meer aan de wensen en eisen van de gebruikers. Een uitgebreide analyse heeft geleid tot een oriënteretld onderzoek met als doel een verbetering van de parkrand. Hierbij wordt dieper ingegaan op de relatie tussen gebouw, het parkgroen en de voorzieningen gelegen aan de rand van het park. Het onderzoek heeft geleid tot een masterplan voor de parkrand dat deels is uitgewerkt op architectonisch niveau. In zowel het masterpla1n als in de architectonische uitwerking worden de wenselijke functi,es, de groenstructuur en de ruimtelijk kwaliteiten meegenomen.
78
Morfologie Oosterpark en omgeving
Aanzichten middelste gebouwcluster
Trefwoorden Amsterdam Singelgracht Stadswallen Verdichting Parkrand
Het Oosterpark van Amsterdam ligt in de Singelgrachtzone. Dit is het gebied van de vroegere stadswallen die na ontmanteling eind negentiende eeuw plaats maakten voor bijzondere bebouwing en openbare ruimtes. De parkrand is een onderdeel van deze zone en vormt de overgang tussen de oude stad en de negentiende-eeuwse uitbreidingen. Het is een brede rand met daarin acht grote gebouwen van cultuurhistorisch waarde, gerealiseerd tussen 1875 en 1930. Ze hebben ieder een specifieke vorm die niet aansluit op het omringende stedelijk weefsel. De gebouwen grenzen aan het groene Oosterpark dat in overwegend Engelse landschapsstijl ontworpen is door land scha psarchitect L.A. Springer. De ruimte tussen dit park en de gebouwen is opgevuld met recreatieve voorzieningen zoals tennisbanen, een skatebaan, een kinderbadje en speeltoestellen. Er is veel ruimte gereserveerd voor het parkeren van auto's en delen van de historische bebouwing liggen verscholen achter hekwerken . Op dit moment oogt de ruimte tussen de gebouwen en het park rommelig en onaantrekkelijk, echter vormen de historische gebouwen een bijzonder stuk erfgoed dat veel ruimtelijke- en beeldkwaliteiten bezit. Een uitgebreide analyse van de parkrand heeft geleid tot een oriënterend onderzoek met als doel een verbetering van de parkrand_ Hierbij wordt dieper ingegaan op de relatie tussen gebouw, het parkgroen en de voorzieningen gelegen aan de rand van het park. Het onderzoek heeft geleid tot een masterplan dat deels is uitgewerkt op arch itectonisch niveau . In zowel het masterplan als in de architectonische uitwerking worden de wenselijke functies, de groenstructuur en de ruimtelijk kwaliteiten meegenomen. Het masterplan voor de parkrand van het Oosterpark benadrukt de al voelbare scheiding tussen het parkontwerp van Springer en de parkrand . Dit wordt gerealiseerd door het aanbrengen van een hoofdstructuur: twee bomenlanen haaks op de Mauritskade die de entree naar het park versterken en een bomen laan die de overgang tussen het parkontwerp en de stedelijke rand versterkt.
Masterplan - drie 'groene' gebouwclusters
Zicht op de parkrand
n C
Zicht op de kinderboerderij en woningen
Zicht op de moestuinen en woningen
De drie clusters die ontstaan door de nieuwe hoofdstructuur worden aangevuld met bebouwing in de vorm van langgerekte stroken. Hierbij wordt het bestaande groen tussen de aanwezige bebouwing versterkt en doorgezet in nieuwe hoven. De stroken volgen de hoofdstructuur en de hoekverdraaiingen van de bestaande bebouwing. Er is gekozen voor een eenduidige stra· tegie die verschillend kan inspelen op de ruimtelijke fragmenten en de unieke vormen van de bestaande bebouwing. De strook komt voort uit de structuur van de aanwezige bebou· wing. Het is een geabstraheerde vorm van de gebouwdelen waaruit het merendeel van de historische bebouwing is samen· gesteld. Een aantal hoven is vrij toegankelijk voor parkbezoe· kers. De hoven krijgen betekenis door de functies die ze hebben, zoals een kinderboerderij, moestuinen, tennisbanen en een speeltuin. De nieuwe bebouwing heeft voornamelijk een woonfunctie. Tevens is een gedeelte gereserveerd voor Hotel Arena en het Tropen Hotel voor uitbreidingsmogelijkheden. De extra woonfunctie aan de parkrand verhoogt de sociale con· trole in de hoven en er wordt hierbij ingespeeld op de exponentiële groei van het aantal inwoners in de binnenstad.
noch de overhand neemt, noch wegvalt in het geheel. De nieuwe toevoegingen bestaan uit drie woongebouwen en een kinderboerderij. De nieL!lwe woongebouwen bezitten in totaal 127 luxe appartementen, gericht op kleine gezinnen, variërend van 107m2 tot 190m2. Er is onderscheid gemaakt in appartemen· ten met twee en drie slaapkamers. Allen met een inpandige buitenruimte gesitueerd op het zuiden of zuidwesten. In het cluster is veel ruimte ingericht als park· groen, gecombineerd met specifieke 'groene' voorzieningen. Dit betreft een openbare voorziening gericht op de parkbezoeker . de kinderboerderij· en een collectieve voorziening voor de bewoners· de volkstuinen.
Bij de architectonische uitwerking van het middelste cluster wordt dieper ingegaan op de relatie tussen gebouw, het park· groen en de voorzieningen. Voor het architectuurbeeld is geko· zen voor een homogene toevoeging dat de drie omliggende monumentale gebouwen met elkaar verbindt. Deze drie onder· wijsgebouwen zijn onderdeel van het stukje historische erfgoed ontstaan na de ontmanteling van de stadswal. Het Amstellyceum en het Ontleedkundig Laboratorium zijn ont· worpen in Overgangsarchitectuur, een architectuurstroming met zowel Neorenaissance als Art Nouveau kenmerken uit 1880· 1900. Het Laboratorium voor de Gezondheidsleer ligt aan het parkontwerp van Springer en is ontworpen in de architectuurstroming Amsterdamse School. Door een gelijkend architectuur· beeld toe te voegen komt het historische erfgoed beter tot zijn recht. Er is gezocht naar een evenwicht waarin de nieuwbouw
Zowel in het middelste cluster als in het gehele masterplan zijn de al aanwezige voorzieningen voor de parkbezoeker gehergroe· peerd en zijn nieuwe voorzieningen toegevoegd. De lang beloof· de nieuwe locatie voor kinderboerderij De Dapperhoeve is een feit. De uitbreidingswensen van de aanwezige partijen kunnen worden gerealiseerd. Het masterplan voor de parkrand is een interessante opwaardering die positieve gevolgen heeft voor het gehele Oosterpark. Het biedt duidelijkheid, sociale controle, vele unieke woonlocaties en past binnen de vraag naar een meer compacte binnenstad van Amsterdam.
79
R.P. van Velzen
Cross-Over Van het verzorg-/verpleeghuis als heterotopie naar typologie Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. B. Molenaar Dr. ir. A.H.l . Bosman Ir. M.w. van der Poll Dr. 1.C.T. Voorthuis Datum afstuderen 29juni 2010 Bestaande situatie in Hasselt
0-
o c :iE ,.,.. C
:::J
0.. ID
80
Samenvatting De oude gevangenis in Hasselt is een gebouw om van te smul len als architect. Het heeft een bijzondere opzet, materialiteit, lichtinval enzovoort. Karakteristieken die bij nieuwbouw totaal ondenkbaar zouder] zijn . Naast historische karakteristieken staan nieuwe maatschappelijke behoeften en levenswijzen voor ouderen die buiten de samenleving dreigen te vallen . Beide het verpleeghuis als de gevangenis zijn in mijn ogen toonbeelden van heterotopieën. Plekken waar een waas omheen hangt. De 'locatie in Hasselt is een heterotopie in tweeërlei aard : ten eerste was deze gereser· veerd voor individuen van afwij king of individuen die buiten de norm vallen, ten tweede is de locatie sinds 2004 in onbruik gevallen als een soort ommuurde ruïne gelegen aan de rand van het centrum van Hasselt. Door het tegen het licht houden van de gevangenis in Hasselt met de principes van het 'Weiterbauen' zoals we zien bij projecten van architectefl als L. Snozzi en C. Scarpa, is getracht tot een nieuw type verpleeg· huis te komen. Een verpleeghuis dat probeert de samenleving juist op een gedoseerde en gecontroleerde manier binnen te halen. Trefwoorden Verpleegzorg Oude gevangenis Weiterbauen Herbestemming Vergrijzing
Medische voorzieningen
Het begrip 'weiterbauen' is het handvat waarmee dit project is aangepakt. Zoals het duitse woord al zegt wordt er een bestaand gebouw verder gebouwd. Hierbij gaat het niet alleen om conserveren en in stand houden maar ook om een nieuwe meer vanzelfsprekende laag aan het gebouw toe te voegen. Of volgens onderstaande definitie: Het blootleggen van een verstopte ontstaan· en gebruiksgeschiedenis, geeft inzicht in de oude opzet. Hiermee kan een opzet worden gemaakt van wat mag verdwijnen en wat toege· voegd kan worden. Doel is het creëren van een nieuwe eenheid tussen delen die overblijven en nieuw toegevoegde delen met behoud van het origineel karakter. Voor de oudere die niet meer in staat is thuis zelfstandig of met hulp te wonen reikt het huis met verpleging. Voor huizen met verpleging betekent dit dat we modellen moeten zien te ontwik· kelen waarin verschillende aspecten samengaan: medische behandelingen en hulp krijgen bij dagelijkse bezigheden zoals wassen, aankleden, eten en naar bed gaan. Op het moment onderscheid men twee archetypen; het verpleeghuis en het ver· zorgingshuis. Een verzorgingshuis biedt zorg en huisvesting als men door ouderdom of ziekte echt niet meer zelfstandig kan wonen en voor zichzelf kan zorgen, ook niet met hulp van naasten, mantelzorg of thuiszorg. Verpleeghuizen zijn bedoeld voor intensieve zorg of zware medische behandelingen, die nodig zijn in een ver gevorderd dementie stadium . Voor terminale patiënten bestaan er hospices waar men tot aan de dood verzorgd kan worden . Dit project is conceptmatig geLien een stapeling van deze ver· schillende typologieën (verpleging, verzorging en hospice). Deze typologieën zijn gebaseerd op een analyse van de oude gevangenis in Hasselt. Deze analyse berust op een methode die de essentie van de oude opzet van het gebouw vat in abstracte diagrammen. Deze diagrammen gaan onderandere over routing
Interieur medische voorzieningen
Concept van gestapelde typologiën
Binnentuin tussen de gebouwoksel
Entree vanuit de Martelarenlaan
en functionele werking. Vervolgens worden deze aspecten tegen het licht gehouden. Er wordt gekeken door welke ingrepen de opzet verbeterd kan worden.
ste twee bouwlagen . De gevangenismuur wordt op verdiept niveau ondermijnt waardoor de aandacht wordt gevestigd op de nieuwe publieke functies ondel het oude complex.
Het centrum van het gebouw is de centrale hal, die als sociaal brandpunt fungeert, maar van waaruit tevens toezicht wordt gehouden . Daaromheen bevinden zich informele ruimten, nis· sen en hoeken, waar de bewoners zich kunnen terugtrekken en even aan het toezicht kunnen ontsnappen. De eisen van het verlenen van 'Care' aan bewoners domineren de huidige architec· tuur van verpleeghuizen en buitenruimten . In plaats van integra· tie en geborgenheid ontstaat daardoor isolement. Het geld dat dit kost zou je ook kunnen investeren in het gebouw, in ontmoetingsplekken, ruimter] waar ook een ander publiek in kan meeparticiperen. Voor een dementerende, die uit een zelfstandige en vrije thuissituatie komt, moet het heel verwarrend zijn om in een strak georganiseerd klassiek ver· pleeghuis terecht te komen, om maar te zwijgen van het achter· laten van de bekende omgeving. Het brandpunt van het cam· plex in Hasselt werkt oriënterend en geruststellend. Door bepaalde openingen te maken die vleugels en hal in con· tact brengen kunnen bewoners immers zien dat zij niet alleen zijn. Deze ruimte krijgt een positieve connotatie doordat het tevens contact (zien en gezien worden) tussen bewoners van verschillende vleuge'l's mogelijk maakt. Daarnaast spelen omgevingsfactoren een belangrijke rol. De keuze voor een oude gevangenis midden in de stad is natuurlijk geen toevallige. Door het gebouw nieuw leven in te blazen blijft het gebouw als identiteitsdrager voor de stad behouden. Het gebouw wordt opnieuw verankerd in een omge· ving waarin een hoop gebeurt. Over het koekerellenpad heen wordt een link gemaakt met een toevoeging aan het oude com· plex. De voet van dit gebouw werkt sorterend ; het is een entree voor verpleegbewoners die op hogere verdiepingen wonen en een entree voor bezoekers van de medische functies in de eer·
81
I ng c.j. Verhagen
Het nieuwe theater Middelburg Afstudeerrichting Structural Design Afstudeercommissie Prof. ir. C.S. Kleinman A.j.M. Walraven arch. Avb Prof. ir. E. Gerretsen Datum afstuderen 25 mei 2010
DI
UI'
c: c.. ti) ti)
...
cr c: ::::I c.. ~
or 'c"'
ro
;:::;:
82
Samenvatting In Middelburg bevindt zich sinds 2004 een bouwput vol met water. De bestemming van de bouwput was een nieuw theater met ondergrondse parkeergarage. Bij het maken van de bouw· put zijn diverse zaken fout gegaan waardoor belendende bebou· wingen verzakt zijn. Men heeft de bouwput destijds vol water gepompt en zo staat hij nu nog. In mijn afstudeerproject heb ik een nieuw theater ontworpen op deze locatie met als gegeven de huidige bouwput welke ik stabiel en waterdicht gemaakt heb.
De locatie
Trefwoorden Theater Integraal ontwerpen Bouwput Wijkcentrum Betonconstructie
Constructief systeem
Aan de noordelijke rand van het historische stadshart van Middelburg (Zeeland) bevind zic'h sinds 2004 een bouwput vol water. De bedoeling was om op deze locatie een theater te bouwen wat alle grote reizende producties kon herbergen. Een dergelijk theater ontbrak in de provincie Zeeland en er was besloten dat Middelburg als hoofdstad van Zeeland de geschiklIe locatie was voor een dergelijk theater. Bij de bouw van de ondergrondse parkeergarage bleek de kelderwand diverse gebreken te vertonen waardoor diverse woningen in de omgeving verzakt en onbewoonbaar verklaard zijn. De gemeente heeft inmiddels besloten de bouw van het theater op deze locatie te staken en hier woningbouw voor in de plaats te bouwen. In mijn afstudeerproject heb ik een integraal ontwerp gemaakt voor een theater op deze locatie wat zowel op lokaal als provinciaal niveau een meerwaarde biedt. Randvoorwaarden zijn het bestaande programma van eisen en' de bouwput in haar huidige vorm. De locatie van Ih et theater bevindt zich aan de Zuidsingel in Middelburg en wordt driezijdig omringd door woningbouw. Een theater bouwen in een woonwijk lijkt op het eerste gezicht vragen om problemen. Een theater is overdag een doods gebouw zonder bedrijvigheid en zonder uitstraling naar de omgeving. 's Avonds is er echter volop drukte en bedrijvigheid met mogelijke overlast naar de omgeving door drukte en rumoer. Om het theater te integreren in de woonwijk is het gecombineerd met een wijkcentrum gericht op ouderen. In het oude centrum van Middelburg wonen relatief veel ouderen. Om deze ouderen I'anger zelfstandig te laten wonen en te voorkomen dat zij vereenzamen zijn er voorzieningen nodig zoals een zorgpost, een ontmoetingsruimte en een bewegingsruimte. Dergelijke voorzieningen worden ondergebracht in het wijkcentrum waardoor het gebouw toch een meerwaarde levert aan haar directe omgeving.
Het ontwerp
cr o c :E
7' C ::J
0-
m
Bouwfyslsch principe
In het theater bevinden zich twee theaterzalen . De grote zaal is een traditionele theaterzaal met twee balkons en beschikt over 900 zitplaatsen. De kleine zaal is een vl akke vloer zaal welke multifunctioneel inzetbaar is. In het ontwerp is aansluiting gezocht bij het fijnmazige gevelbeeld wat de stad Middelburg kenmerkt. Verder grenst het theater aan een park met daarop een monumentale watertoren wat de eyecatcher van het gebied moet blijven. Om hieraan te voldoen is de toneeltoren van de grote zaal vijf meter verdiept in de parkeerkelder geplaatst waar· door de totale gebouwhoogte niet meer dan 23 meter bedraagt. Het gebouw wordt gekenmerkt door een spiraalvormig dak wat begint in het wijkcentrum en eindigt in het dak van de grote zaal. De toneeltoren steekt als spil door het gebouw heen. Vanaf de toneeltoren wikkelt zich een constructieve gevel af welke het gehele gebouw omarmt. De hoofddraagconstructie van het gebouw wordt gevormd door de betonnen gevel. De vloeren zijn uitgevoerd in vlakke plaatvloeren welke over· spannen tussen de constructieve gevel en eventuele tussen steunpunten in de vorm van paddestoelkolommen. De gevel transformeert van een transparante gevel ter pla atse van de publieke functies naar een meer besloten gevel wa arach· ter zich de kleedkamers en kantoren bevinden . Om het constructieve karakter van de gevel zichtbaar te maken is de gevel uitgevoerd in in het werk gestort schoon beton . Naast architectuur en constructie is er nog een derde discipline onmisbaar bij het ontwerpen van een the atergebouw . Deze derde discipline is bouwfysic a en dan met name bouwakoestiek. Omdat het gebouw beschikt over twee theaterzalen en een wijkcentrum welke gelijktijdig gebruikt moeten kunnen worden dienen er hoge eisen gesteld te worden aan de geluids· wering tussen de verschillende ruimten. In het ontwerp zijn de kleine zaal en het wijkcentrum akoestisch gedilateerd van de
rest van het gebouw waardoor geluidstrillingen zich niet voort kunnen planten door de constructie. De kleine zaal is hiertoe uitgevoerd in een doos - in - doos constructie. De buitendoos wordt hierbij gevormd door betonnen wanden en vloeren welke deel uit maken van de constructie van het gebouw. Hierin is een lichte binnendoos geplaatst welke geheel trillingsisolerend ver· bonden is met de buitendoos. Tot slot dient het gebouw op en in de bestaande bouwput ge· plaatst te worden . Er zijn diverse onderzoeken uitgevoerd door gerenommeerde bureaus naar de gebreken aan de bestaande palenwand. Daaruit bleek dat 84m1 wand ern stige gebreken ver· toont welke de stabiliteit in gevaar brengen . Ik heb besloten de gehele bouwput te voorzien van een nieuwe voorzetwand welke de grond· en waterkerende functie van de huidige palenwand overneemt. De voorzetw and wordt uitge· voerd in een voorgespannen betonnen damwand (spanwanden) welke in de natte bouwkuip geplaatst worden. De ruimte tussen de voorzetwand en de bestaande palenwand wordt vervo lgens gevuld met onderwaterbeton. Als het beton verhard is kan de bouwput leeggepompt worden waarna de bouwkuip plaats biedt aan een drielaagse parkeergarage.
K.A.M. Weijers BSc
PLUG-component Ontwikkeling van een gevelcomponent voor de renovatie van rijtjeswoningen Afstudeerrichting Building Technology
Afstudeercommissie Prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg Ir. M. Ham Ir. M.G.D.M. Cox
Datum afstuderen 25 mei 2010
Samenvatting In dit onderzoek is een gevelcomponent ontworpen voor de renovatiemarkt. Het component verbetert de thermische kwali· teit van de gebouwschil en de kwaliteit van het bin nenklimaat van een naoorlogse ~ ijtjeswoning uit de periode 1945-1975 naar het prestatieniveau van een Passiefhuis. Hierdoor wordt minder energieverbruikt voor ruifTIteverwarming en is de luchtkwaliteit beter geworden.
Trefwoorden 0-
o
e
::E
r;-
e
::J
0.. (!)
Prod uctontwikkel ing Gevel Renovatie Rijtjeswoning Passiefhuis
Na de Tweede Wereldoorlog zijn in Nederland veel woningen gebouwd om de woningnood te verkleinen. Deze woningen voldoen tegenwoordig niet meer aan de energetische eisen. Tijdens de periode 1945 tot 1975 werd voor de bouw van deze woningen namelijk geen thermische isolatie toegepast. Naast de energetische kwaliteit is de kwaliteit van het binnenklimaat onvoldoende. Dit is vooral te wijten aan gebrekkige ventilatie. Om deze problemen op te lossen is een gevelcomponent voor de renovatiemarkt ontwikkeld. Het onderzoek is in een aantal fases verdeeld; de strategische fase, creatie fase en de ontwikkelingsfase. Tijdens de strategische fase is een analyse gemaakt van de bestaande componenten en de woningvoorraad. Van bestaande producten, concepten en systemen zijn de voor- en nadelen onderzocht. Er is een referentiewoning gemaakt aan de hand van verschillende bronnen. De eisen die voortkomen uit het vooronderzoek zijn omgevormd tot een Plan van Eisen.vervolgens zijn tijdens de creatie fase verschillende varianten voor de gevelcomponent ontwikkeld. Deze varianten zijn beoordeeld op de aspecten die in het Plan van Eisen genoemd worden; uitvoering, bouwtechniek, bouwfysica, kosten, etc. In de laatste fase, de ontwikkelingsfase, is de gekozen variant verder ontwikkeld en verfijnd. De materialisatie is hierbij een belangrijk onderdeel. Het ontwerp is getoetst door middel van handberekeningen en berekeningen met computerprogramma's. Voor het ontwerp op woningniveau wordt gebruik gemaakt van het Passiefhuisconcept, dat oorspronkelijk uit Duitsland komt. Dit concept richt zich voornamelijk op energiebesparing. Daarom wordt veel aandacht besteedt aan de kwaliteit van de thermische schil, de luchtdichtheid van de woning en energiebesparende bouwkundige maatregelen. De definitie van een Passiefhuis is, een woning die; minder dan 15 kWh/m' bruto per jaar gebruikt voor ruimteverwarming maximaal 120 kWh/m2 voor het totale primaire energiegebruik.
0-
o c :'E
7' C ::J
0..
m
8S
Toepassing van vier PLUG-componenten voor één rijtjeswoning
Er is een analyse gemaakt van verschillende renovatiemethoden . De conclusie van deze analyse is de keuze voor de renova· tie van de gebouwschil. Binnen dit concept van de woningschil· renovatie is de PLUG·component ontwikkeld. Voor de renovatie van één woning zijn vier PLUG·componenten nodig; twee voor de voorgevel en twee voor de achtergevel (zie afbeelding 1). Er is gekozen voor zo groot mogelijke complete componenten, zodat zoveel mogelijk werk in de fabriek gebeurd en zo min mogelijk op de bouwplaats. Hierdoor kan de uitvoeringstijd en daarmee de overlast voor de bewoners gereduceerd worden. Om de hinder voor de bewoners verder te minimaliseren worden aan de binnenzijde van de woning amper aanpassingen gedaan . Alle voorzieningen voor ventilatie dienen in de buiten· gevel aanwezig te zijn. De grootte van de componenten is afhankelijk van de transpor· tafmetingen. Het element is 350 millimeter dik, twee tot drie meter breed en twee verdiepingen hoog (5,8 meter). Het element wordt verticaal georiënteerd tegen de woning geplaatst in verband met de richting van de ventilatiekanalen. Door de verticale plaatsing zijn koppelingen tussen ventilatie· kanalen niet nodig. Voor het verbeteren van de energieprestatie is gekeken naar een oplossing op woningniveau waar het PLUG -component in func· tioneert. De oplossing hierin is de toepassing van de PLUG-com· ponent samen met na·isolatie van begane grondvloer en dak, toepassen van een balansventilatiesysteem en Lage· Temperatuur·Verwarming. Er is een warmteverliesberekening gemaakt om aan te tonen dat LTV ook toegepast kan worden met de bestaande radiatoren. De oplossing op woningniveau is ook ingevoerd in het programma EPW waarmee de EPC wordt berekend. Deze berekening toont aan dat de Passiefhuiseisen gehaald kunnen worden. Bij de berekeningen met EPW en Vabi101 is een Rc-waarde van 8,0 m2K/W aangenomen voor de dichte gevel. Er is aangetoond dat de PLUG-component deze
Rc·waarde halt door warmtedoorgangsberekeningen met het programma Bisco. De huidige kwaliteit van het binnenklimaat van de bestaande woningvoorraad voldoet in veel gevallen niet aan gezondheids· eisen. Daarom is in de PLUG·component een ventilatievoorzie· ning ingebouwd . Uit analyse kwam naar voren dat een balans· ventilatiesysteem met WTW de beste keus is. Voornamelijk in combinatie met een hogere luchtdichtheid en thermische isolatiewaarde van de woningschil. In Passiefhuizen wordt namelijk ook een balansventilatiesysteem toegepast. Om een beter binnenklimaat te realiseren dan gebruikelijk is naar aanleiding van literatuuronderzoek een hoger ventilatiedebiet gekozen . Het Bouwbesluit eist 7 dm3/s per persoon. Het toegepaste ventilatiesysteem voorziet in een ventilatiedebiet van 14 dm3/s per persoon. Gesteld kan worden dat hier· door de luchtkwaliteit beter is dan bij toepassing van een sys· teem op Bouwbesluitniveau . De PLUG·component is ontworpen om zo min mogelijk overlast te veroorzaken voor de bewoners. Met dit uitgangspunt is de ingreep toepasbaar bij bewoning en hoeft de bewoner niet tijde· lijk of permanent te verhuizen. Hierdoor zou het voor woningcor· poraties eenvoudiger kunnen zijn de bewoners mee te krijgen in het renovatieproces. Het renovatieproces duurt vijf dagen. Tijdens het proces kan de bewoner in zijn woning blijven en hoeft alleen de zolder gedeeltelijk vrij te maken. De gevelopeningen zijn slechts gedurende één dag open tijdens dit proces, er staat vijf dagen een steiger in de tuin en er lopen bouwvakkers in en rond de woning . Dit is alle overlast die er is voor de bewoners .
W.A.A. van de Wouw
Beton nen sandwich als licht vloersysteem Afstudeerrichting Structural Design Afstudeercommissie Prof. ir. F. van Herwijnen Prof. dr. ir. A.l.M. lorissen Ir. F.l.M. Luijten Datum afstuderen 27 april 2010
0-
o c :E
'"
c ~ c.. /l)
86
Samenvatting De huidige betonvloeren hebben een relatief hoog eigen gewicht en dragen meer zich zelf dan de daarop aangrijpende belasting. Door een sandwichelement opgebouwd uit betonneil schillen en een kern van XPS toe te passen als licht vloersy· steem kan een vloer worden toegepast, die aanzienlijk lichter is dan de huidige betonvloeren. Uit dit analytisch en experimen· teel onderzoek kan o.a worden gecoflcludeerd dat het mogelijk moet zijn een kantoorruimte te overspannen van 5,4 m met een sandwichvloer opgebouwd uit betonnen schillen met een dikte van 40 mm en een kern van XPS met een dikte van 140 mmo [Het onderzoek beslaat sterkte, stijfheid, dynamica en het gedrag bij brand .
.........
In de samenleving blijven en zeker nu, aandachtspunten als licht en milieuvriendelijk bouwen en het streven naar een zo hoog mogelijke benuttingsgraad (duurzaam bouwen) van grondstoffen populair en belangrijk. Ook dit onderzoek, waarin een antwoord wordt gezocht op de vraag of het mogelijk is een sandwichconstructie opgebouwd uit betonnen schillen en een kern van isolatiemateriaal toe te passen als licht vloersysteem voor de gestapelde utiliteitsbouw, dat voldoet aan de eisen gesteld in het bouwbesluit, kan in bovenstaande categorie worden geplaatst. De huidige betonvloeren hebben een relatief hoog eigen gewicht en dragen meer zich zelf dan de daarop aangrijpende belasting. Door een sandwichelement opgebouwd uit betonnen schillen en een kern van XPS toe te passen als licht vloersysteem kan een vloer worden toegepast, die aanzienlijk lichter is dan de huidige betonvloeren. Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat het mogelijk moet zijn een kantoorruimte te overspannen van 5.4 m met een sandwichvloer opgebouwd uit betonnen schillen met een dikte van 40 mm en een kern van XPS met een dikte van 140 mm, waarbij wordt voldaan aan de sterkte- en stijfheideisen en dynamische eisen . Om te voldoen aan de eisen t.b.V. brandwerendheid moeten extra maatregelen of aanpassingen worden getroffen . Er bestaan een aantal mogelijkheden, besproken in het afstudeeronderzoek, om de brand· werendheid van het systeem te verhogen . De bovenstaande samenstelling van de betonnen sandwich heeft een eigen gewicht van ongeveer 200 kg/m2. Pit gewicht is beduidend minder dan bijvoorbeeld een staalplaat betonvloer (350 kg/m2 voor een zelfde draagcapaciteit) . Vergeet hierbij niet dat bijna de helft van het gewicht van een gebouw in de vloeren zit. Dus de betonnen sandwich levert niet alleen per verdiepingsvloer gewichtsreductie op, ook de verticale hoofddraagconstructie en de fundering kan worden gereduceerd . Voor het hele gebouw is minder materiaal, materieel en transport benodigd wat leidt tot een verlaging van de kosten en de milieubelasting.
t:======-.~'~~.;..,~ ti
.............
............
ti
F-w diagram en F-(J" diagram van proefstuk 11 (KERTO-XPS-KERTO) voor locatie 4
I g\!storl
60
56 50
~
dikke schilth\!orie I
40
t=
I
./"
-'/ /§ 'H'/ .w I
_35
.
L \.ll
45
1,30 25 20
,"
~ V\!f lij Illd
I
,D
15 10
Trefwoorden Sandwichconstructies Beton XPS Dunne en dikke schiltheorie Brand en dynamica
.~ I
• I.' ... " ..... 11 ,..,. .......... ' . . . . . ,.
"L.,.--..--r-r-r , o
---_._--, ,
,
L
,
I , ,
•
I
, , , , , , , ,
,
....., >;0:
123456 7891011 1213141516171819:2021222324 252627282930
w:4l.....
F-w diagram van alle gewapende proefstukken voor locatie 4
Met behulp van analytisch en experimenteel onderzoek wordt het mechanisch gedrag' van een sandwichelement met 'dunne' en 'dikke' sch illen besproken. Tevens wordt analytisch en experimenteel onderzoek verricht naar het dynamisch- en brandgedrag van een sandwichelement opgebouwd uit betonnen schillen en een kern van XPS. Met de vergaarde kennis kan zo worden aangegeven of het mogelijk is om een betonnen sandwich toe te passen als licht vloersysteem voor de gestapelde utiliteitsbouw. Hierbij moet worden opgemerkt dat langeduur-effecten als kruip en eventuele milieu -effecten op de hechtlaag van het gestorte beton op het XPS niet worden meegenomen. Het onderzoek beperkt zich tot statisch bepaalde constructies. Sandwichelementen met 'dikke' schillen gedragen zich anders dan sandwichelementen met 'dunne' schillen. Bij sandwichelementen met 'dikke' schillen gedragen de schillen zich niet langer als flexibele membranen, maar als schillen met een significante eigen buigstijfheid die niet meer kan worden verwaarloosd. Deze eigen buigstijfheid van de schillen heeft effect op de dwarskrachtvervorming van de kern . Zo lang de kern en de schillen aan elkaar gekoppeld zijn worden de schillen gedwongen te vervormen met een kromming gelijk aan die van de kern. Door de significante eigen buigstijfheid van de schillen bieden de schillen weerstand tegen deze dwarskrachtvervorming van de kern en zorgen voor een reductie van de dwarskrachtvervorming en schuifspanning in de kern. Echter gaat dit wel ten koste van het introduceren van bijkomende buigmomenten en dwarskrachten in de schillen wat een verhoging van de normaalspanning en schuifspanning in de schillen als gevolg heeft. De mate waarin de schillen de dwarskrachtvervorming van de kern beïnvloeden hangt af van de verhouding tussen de afschuifstijfheid van de kern en de invloed van de eigen buigstijfheid . Hoe groter de eigen buigstijfheid van de schillen en hoe kleiner de afschuifstijfheid van de kern des te groter is de invloed van de schillen op de dwarskrachtvervorming van de kern .
111
c;r .... c
c-
ID ID
.... tr
C :::J
c~
ö1'
n
C
.....
m ;:::;:
Vlerpunts buigproef beton-XPS-beton
Met behulp van vierpunts buigproeven wordt de dunne schil theorie (Timoshenko sandwichtheorie) en de dikke schiltheorie (Allen) geverifieerd . Om deze verificatie goed uit te kunnen voeren is het van belang om te weten wat de glijdingsmodulus (G) van het kernmateriaal is en wat de elasticiteitsmodulus (E) van de schillen is. Met behulp van afschuifproeven op XPS en vierpunts bu igproeven op sandwichelementen opgebouwd uit XPS en dunne stalen schillen is de glijdingsmodulus van het XPS bep aald. Met de vierpunts buigproeven is een gemiddelde waarde voor G gevonden van 10,23 N/mm2 . De 'dunne' en 'dikke' schiltheorie beschrijven beide een lineair gedrag. Aan de hand van vierpunts buigproeven uitgevoerd op sandwichelementen opgebouwd uit XPS en dunne stalen schillen kan geconcludeerd worden dat de 'dunne' en 'dikke' schiltheorie de spanningen in een sandwichelement en de doorbuiging van een salldwichelement met dunne schillen goed beschrijven . Aan de hand van vierpunts buigproeven uitgevoerd op sandwichelementen opgebouwd uit XPS en 'dikke' schillen van KERTO kan geconcludeerd worden dat de 'dunne' schiltheorie het constructieve gedrag van een sandwi ohelement met dikke schillen niet goed en onveilig beschrijft. De dikke schiltheorie beschrijft het lineaire gedrag van een sandwichelement met 'dikke' schillen redelijk goed, zie afbeelding I. Zo lang de sandwichconstructie zich lineair gedraagt, beschrijft de 'dikke' schiltheorie de doorbuiging goed en de normaalspanning in de schillen niet nauwkeurig genoeg, maar geeft wel veilige waarden voor zover de kracht -spanning relatie van de proefstukken een lineair gedrag vertoont. Vanaf een bepaalde dwarskracht gedraagt de sandwichconstructie zich niet lineair veroorzaakt door het niet lineaire gedrag van het XPS bij dwarskrachtvervorming. Vie rpunts buigproeven zijn uitgevoerd op sandwichelementen opgebouwd uit schillen van beton met een dikte van 40 mm en een kern van XPS met een dikte van 100 mm, zie afbeelding '11.
Hierbij is onderscheid gemaakt in wijze van productie (gestort/verlijmd) en het toepassen van wel/geen wapening. In afbeelding lil is het F-w diagram voor locatie 4 voor alle gewape~de proefstukken weergegeven. Hierin is tevens het F-w ver'l oop volgens de dikke schiltheorie weergegeven, waardoor duidelijk wordt dat bij een aanname van Ebeton = 10000 N/mm2 en GXPS = 10,0 N/mm2 de berekende doorbuiging in het lineaire traject redelijk goed overeenkomt met de praktijk. In het dynamisch onderzoek is van o.a. een betonnen sandwich constructie de modale massa en de eerste eigen frequentie analytisch bepaald en de demping is bepaald aan de hand van een hamertest, waarbij de ve rsnelling van een proefstuk opge legd op twee steunpunten is gemeten. Het onderzoek wijst uit dat het sandwichelement veel minder dempt dan vooraf werd verwacht door de toepassing van isolatiemateriaal. Uit het onderzoek blijkt echter wel dat de betonnen sandwichvloer minimaal kan worden ingedeeld in de klasse voor kantoorvloeren betreft trillingsgevoeligheid. Met behulp van twee brandproeven, waarbij de temperatuur op verschillende locaties in de doorsnede is gemeten en de vervorming van een sandwichelement opgebouwd uit betonnen schillen en XPS is gemeten gedurende een brand volgens de standaard brandkromme wordt duidelijk dat na 5 à 10 minuten het XPS gaat ontbranden en er geen sandwichconstructie meer wordt gewaarborgd. Kijkend naar de huidige praktijk, waarin massieve betonvloeren daar wa ar mogelijk lichter worden gemaakt door het plaatsen van polystyreen blokken, is een belangrijke conclusie uit de proeven dat er rekening moet worden gehouden met een aanzienlijk hogere temperatuur van het beton en wapening ter plaatse van het polystyreen, wat invloed heeft op de materiaaleigenschappen van het beton en staal.
Technische Universiteit
Eindhoven University ofTechnology
I
Inhoud ~~C.AdMaensen,
pag.
BSc
Klimaatonderzoek in een passieve vitrine
6
Experimenten en modellering Ehsan Baharvand BSc How to model a wall solar chimney
8
Complexity and predictability L.E.R. Bartholomé (BBE) Tijdbestendige verdichting
10
Ontwerp van ee~ generiek gebouw in bestaand stedelijk weefsel J.P.A. van Beek Drijvende seniorenwoningen
12
Een onderzoek naar de mogelijkheden van drijvende seniorenwoningen Ing. j.w.G. van den Berkmortel Hoogbouwsysteem in hout
14
Ing. N.C.A. van den Bosch Bewaking van de werkvoorbereidersinzet
16
Ontwikkeling van een hulpmiddel om de werkvoorbereidersinzet op projecten van Heijmans Utiliteitsbouw te kunnen bewaken Ing G.A.M . van den Brand Ruimtelijk en constructief ontwerp voor het Huis voor Cultuur, te Oosterhout.
18
I.c.J. de Brouwer OngeWoon Wonen
20
Gewoon wonen in een ongewone woning
w.w. van der Burg Erfpacht, wie betaalt de prijs?
22
Een onderzoek naar de prijsverschillen van onroerende zaken op erfpacht en op eigen grond K.w.Cheng Van Chinees hofhuis naar highrise
24
Up to new heights A.F.A.M. Cools Potentie & Weerbarstigheid
26
Een onderzoek naar de inzetbaarheid van de eigenschappen van Urban Wastelands T. Coton 'Venlo Town Hall design'
28
Increasing environmental awareness by showing C2C concepts S.M.S.D. ten Dam Het Meester Visserplein Amsterdam
30
Een stedelijk theater I.J. van Deutekom BSc Building in Nakuru
32
Low co st housing improvement for Nakuru Town (Kenya) I.I .H. van Eeuwijk Leren over parkeren
Discreet keuzeonderzoek naar de voorkeuren van bewoners met betrekking tot het parkeren in de directe woonomgeving S. van den Eijnden De wijk vertelt...
Een impulsstrategie voor herbestemming van de openbare buitenruimte in de Bennekel T. Follet Tissage, métissage
Het herbestemmen van plekken ; naar een transformatieve en adaptieve ruimtelijkheid G. Folmer Gelaagde openbaarheid
Een openbare bibliotheek voor Oslo
34
Ing. J.M.G . Gerritsen Trekspanningen loodrecht op de vezel in de bisschopsmuts van volwandige, niet - prismatische, gelam ineerd houten driescharnierspanten I.H. Gotink Risicomanagement en zorgvastgoed Instrumentarium om de risico's in de vastgoedportefeuille van GGZ·instellingen inzichtelijk te maken
42
44
Ing. K.S. Hani a Herbestemming industrieel erfgoed THERMION Authenticiteit & Reversibiliteit I.M . van der Heijden Punctuated equilibrium Een rommelig bedrijventerrein als stedelijk strand S.J .M. van Hoef en S.w.B. van Rijn Tijd voor voorzieningen Een onderzoek naar de timingproblematiek bij de totstandkoming van voorzieningen
50
M.e. Hoogsteder and M. Meulebeek Stimulating Sustainable Brownfield redevelopment A case study of George Town, Penang
52
Ing. JV.F. Houben Computationallnnovation Steering Simulation-assisted performance improvement of innovative buildings and systems
54
J.J .J. Hulsen, B.Sc Safi Sana service blocks in Accra, Ghana Appropriate design and work plan for sanitation compartments Ing. R.e. IIbrink Railscraper Eindhoven Een woon - en overstapmachinemachine G.J .M. Janssen Maaspoort Theater voor de stad
60
Ing. M.R.w.Janssen ScoG SportComplex Groenmarkt
62
W.D . Janssen Windcomfortstudie voor de renovatie van de W-hal op de TUle-campus In opdracht van Dieflst Huisvesting TUle S.S.R. Kadarpeta Successful instruments for energy neutral housing developments Lessons for Eindhoven from the Dan ish and UK Municipalities
66
e. Kalyanapu and Ing G. Bogaert Increasing new venture potentlal Stimulating a new venture start up, done by designing and validating a Business Plan
68
Ing. J.M. Karreman Wonen op de cm 2 Een kans voor starters
70
D.A.P.v.Kinde ren SheItering Revisited New sustainable shelter solutions for disaster relief
72
J.E. klein Gebbink Ontwerp folieconshuctie ondergrondse parkeergarage Artls D.F. de Kok Open(bare) ruimte in het bouwblok Een studie naar collectiviteit in de Jordaan
74
V.l.C. Limpens Zero energy & low co st sheltering Productontwikkeling voor de hulpverleningssector Ties Linders Tussen 8 en 10 Een stadsvilla aan de Weteringschans R.C.G.M. Loonen Climate adaptive building shells - What can we simulate?
80
82
D.J,P.Melgers Re-Thinking Kahn's Salk Institute Een waarneming van het moment
I. Nieuwenhuijsen Urging residents in Eindhoven to save energy
86
O. Peek Encuentros en La Canada Real Interventies in de Madrileense sloppenwijk La Canada Real
88
Ing. R.E.B. Pel Re-integratie Machine De nieuwe generatie jeugdinrichtingen binnen woonkernen
90
Ing. C. Pennavaire Comprehensive modelling of energy use in households An Agent Based case study on potential behavioural and technical measures towards an energy neutral urban environment
92
W.M.P. van der Pluijm The robustness and effectiveness of mechanical ventilation in airtight dwellings A study to the residential application of mechanical ventilation with heat recovery in the Netherlands
94
Ing. M. Reuser The Imperfect Body Zorgcentrum voor een gezonde welvaart te Meerhoven
96
K. Steller Door het Spoor! Een nieuwe bestemming voor het Letten en Wipkinger viaduct in Zurich N.G. Struijcken Voorbereid te werk Ontwikkeling van een hulpmiddel ter verbetering van het kennisdelingsproces van vergaarde kennis tussen de werkvoorbereiders van Heijmans Utiliteitsbouw BV
100
Ing. R.G.M. Swinkels Future Care Kernziekenhuis Maxima medisch centrum als onderdeel van het decentrale zorgmodel
102
L.E. Talsma Buitenveldert De toekomst van een tuinstad in dynamisch Amsterdam-Zuid
104
S.l. van Velzen Feasibility of green house residence concept for renovation
106
Ing. M.P. Verhoeven Uitbreiding NEC stadion
108
R.w. Voort De Geest van de Machine Van Machinekamer naar Materialencentrum
110
F.l. van de Winkel Realizing Industrial Zero Energy Buildings (I-ZEBs) A model for municipalities to accelerate the realization of I-ZEBs
112
T.l.M. Wolters Prototype of astatic dynamic building
114
F.P.C. Adriaensen, BSc
Klimaatonderzoek in een passieve vitrine Experimenten en modellering Afstudeerrichting
Physics of the Built Environment Afstudeercommissie
Prof. dr. ir. M.H. de Wit Dr. ir. H.L. Schellen Or. ir. A.w.M. van Schijndel Datu mafstuderen 31
augustus
2010
Schets
Samenvatting
Een te snelle verandering in het binnenklimaat, te hoge en te lage klimaatwaarden, kan leiden tot beschadigingen en degradatie van de collectie. Het toepassen van vitrines kan in deze situatie een goed alternatief vormen. In dit onderzoek wordt gekeken of met een passieve vitrine een stabiel binnenklimaat gecreëerd kan worden . Dit gebeurd aan de hand van een meetonderzoek en een modelonderzoek. Uiteindelijk moet de studie resulteren in een voorspelling ; welke aanpassingen aan de vitrine leiden tot een stabieler klimaat in de vit rine.
-~-
'"
Trefwoorden
Museaal 'klimaat Passieve vitri rl e Zoninstra'l ing Meetonderzoek Modelonderzoek
6
Ontwerp
Objecten die deel uitmaken van een vaste tentoonstelling staan 24 uur per dag en 365 dagen per jaar bloot aan het binnenklimaat. Onder binnenklimaat wordt, in dit verband, de combinatie verstaan van temperatuur, relatieve vochtigheid, lichtintensiteit en verontreinigingen (stof en schadelijke gassen) in de lucht. Veel tentoongestelde objecten hebben qua temperatuur en relatieve vochtigheid een zo constant mogelijk binnenklimaat nodig. In monumentale gebouwen kan dit constante klimaat niet altijd gewaarborgd worden, omdat de kwaliteit van de gebouwschil (bouwfysisch gezien) vaak te wensen over laat. Het toepassen van vitrines kan in deze situatie een goed alternatief vormen. Vitrines kunnen bij de bescherming van objecten een belangrijke rol spelen. Ze vormen niet alleen een barrière tegen fysiek contact, maar kunnen vocht, stof en schadelijke gassen tegenhouden. Een te snelle verandering in het binnenklimaat, te hoge en te lage klimaatwaarden, kan leiden tot beschadigingen en degradatie van de collectie. Bij de veranderingen in het klimaat moet vooral gedacht worden aan veranderingen in: relatieve vochtigheid, temperatuur, licht en luchtkwaliteit. Deze klimaatveranderingen kunnen ontstaan door verscheidene handelingen en situaties: mensen, het weer, installaties, apparatuur, planten en meubilair. Deze veranderingen hebben in eerste instantie effect op de ruimte, maar kunnen (in)direct weer effect hebben op de vitrine. Een vraag die vaak gesteld is; of de vitrine geventileerd moet worden. Een geheel gesloten vitrine vormt de beste bescherming tegen vocht en schadelijke gassen die hun bron buiten de vitrine hebben. Als objecten of de vitrine zelf een bron vormen, is ventilatie juist gewenst. Aan de hand van een variërend omliggend klimaat wordt in dit onderzoek gekeken of in de vitrine een stabiel klimaat gecreëerd
Realisatie
I»
",, - - \\ i:
I
c
CL. /11 /11 ~ tT
V
!:::
ij;'
~
c ::s
CL. /11
10 U 12 IJ 14 U 16 H
~
UI 19
J:)
JI U IJ ~. rlid.<.Ju:UJJ~ ~t
~~
16 17
1\
I
cr o c ::!
\
I
\
A
~ \~~=----------
l
I
J
,
~
6
,
B
~
I Cl
11
.
n u
H
I~
H. 17 11
I~
iJ 1.1
C
::J
Cl.. (1)
21 IJ Z. I:> .6 H
lljdfJuur [uUJI
Resultaten variant 1; daling van omgevingstemperatuur met 122(
kan worden. Uitgaande van een vitrine die niet ondersteund wordt door klimaatregelende apparatuur. Met deze vitrine worden metingen uitgevoerd om het thermi sche en hygrische gedrag van de vitrine te bepalen bij een veranderd klimaat in de ruimte. Naast dit meetonderzoek wordt een modelonderzoek uitgevoerd waarbij het ingevoerde model gekalibreerd wordt aan de hand van de resultaten van de metingen . Met dit model worden vervolgens aanpassingen doorgevoerd . Aan de hand van deze aanpassingen wordt de invloed op het thermische en hygrische gedrag van de vitrine bekeken. Voor dit onderzoek is een meetvitrine ontworpen, vervaardigd en in gebruik genomen (zie de figuren 1 t/m 3). Met deze vitrine worden metingen uitgevoerd in zowel stationaire als dynamische situaties . Met deze metingen wordt inzicht verkregen in het thermische en hygrische gedrag van de vitrine. Bij de materialisatie van de vitrine is er bewust rekening mee gehouden dat de gebruikte materialen niet·permeabel zijn voor vocht en lucht. Hierdoor heeft de vitrine zelf geen aandeel in het hygrische gedrag. Eventuele onzekerheden, wat betreft materiaaleigenschappen, worden hierdoor vermeden. Door de materialisatie is infiltratie de enige mogelijkheid tot luchtuitwisseling met het omliggend klimaat. Door het klimaat rondom de vitrine te veranderen wordt gekeken wat de invloed hiervan is op het klimaat in de vitrine. De resultaten van de metingen dienen ter kalibratie van het model in de vorm van invoergegevens en uitgangspunten. Zo is de U·waarde van het glas bepaald op 3,8 W/m2K en wordt er in het model gebruik gemaakt van een ZTA-waarde van 0,28. Een ventilatievoud van o,02Sh'1 zorgt ervoor dat luchtuitwisseling kan plaatsvinden tussen de vitrine en de omliggende ruimte . Uit het modelonderzoek zijn goede, bruikbare resultaten voort· gekomen die, in een stationaire situatie, nog geen 1,0% ver· schillen met de gemeten waarden.
7 Bij dynamische situaties volgen de gesimuleerde de gemeten waarden zodanig dat een goed inzicht verkregen is in de kli· maattechnische prestaties van de vitrine bij een wisselend omliggend klimaat (zie figuur 4). Vanuit dit model zijn aanpass· ingen gemaakt die een goed beeld geven met betrekking tot de gevolgen voor de luchttemperatuur, relatieve en absolute lucht· vocht igheid in de vitrine. Er kan in dit modelonderzoek uitge· gaan worden van een gevalideerd model. Bij zowel het meetonderzoek als het modelonderzoek zijn hygrische aspecten van de vitrine zelf buiten beschouwing gelaten. De vitrine die zelf geen invloed heeft op het hygrische klim aat, kan veranderingen in het klimaat opvangen. Mits rekening gehouden wordt met bovengenoemde aspecten en er uitgegaan wordt van thermische veranderingen in het onliggende klimaat. Door toevoeging van thermische massa wordt zowel het thermi· sche als hygrische klimaat in de vitrine constanter. Het verande· ren van het gebruikte materiaal en eventueel toevoeging van bufferend materiaal leidt ook tot een constanter klimaat in de vitrine. De aanwezige objecten worden behouden voor de veran· deringen in het omliggende klimaat door het creëren van een constanter klimaat in de vitrine.
Ehsan Baharvand BSc
How to model a walt solar chimney Complexlty and predictability Afstudeerrichting Building Services
Afstudeercommissie Prof. dr. ir. J.L.M . Hensen Dr. ir. M.G.L.C. Loomans M. Mirsadeghi MSc
Datum afstuderen 31 augustus 2010
Samenvatting I»
ia' c: CL tD tD
.... CT c:
::::J
CL
!!. Q1'
n
c
~ ~
Omdat in praktijk men van zonneschoorsteen gebruik wil maken om natuurlijke ventilatie op te wekken en hiervan het fysische gedrag wil onderzoeken, wordt dit systeem vaak gemodetleerd m.b.v. computer modellen. Echter veel te vaak grijpt men in de praktijk naar veel te complexe computer modellen terwijl het systeem misschien ook met veel simpelere modellen gesimu · leerd kan worden. Deze studie tracht om het meest simpele model - waaruit men nog net betrouwbare resultaten kan krij · gen - te onderzoeken. Deze studie bestaat uit een experimen· teel deel die als referentie gebruikt wordt. Het systeem wordt in verschillende computer modellen nagebootst.
Trefwoorden Wall sollar chimney Natural ventilat ion Modelling complexity Modelling resolution
8
Natural ventilation has gained attention in recent times and it is an interesting method for ventilating buildings. The focus of th is study is therefore the application of the wall solar chimney (yVSC) system which is driven by the solar irradiation and buoyancy forces and which is used to generate natural ventilation in built environment. For the design and research purposes there are different modelling approaches available. However there is stated that in practice often complex modelling approaches ii for instance CFD (Computational Fluid Dynamics) . are used for th is real problems which efficiently can be modelled by much simpier modeis. Focusing on the complexity and the predictability of different modelling approaches th is study aims to develop a basis guideline which helps in selecting an appropriate modelling approach when designing or studying a WSC system. Therefore different modelling approaches· BES, BES+AFN (Airflow Networks) or CFD are used to fulfil th is aim. The main research question with which a lot of designers and research ers are encountering is; lWhat is the appropriate modelling approach which provides reliable predictions on the performance of a WSC system?1 The performance of the WSC system can be described by the following quantities : the incoming solar irradiation, the massflow or the volume rate, the outlet air temperature and the surface temperatures. To be able to answer the question above a real ·sized outdoor located naturally ventilated WSC system with an aspect ratio (Height/Depth) of 44 was used as experimental set·up which was located in Molenhoek the Netherlands. Experiments were performed by the consultancy company Peutz BV. The air·tempe· rature and the air velocity to the chimney were controlled at respectively 21 0 C and 1 mIs. The supplied air to the WSC system was conditioned to a certain temperature using an air·conditio· ning system which was positioned in an adjacent room near the WSC system. The velocity was controlled by an actuating damper which had a velocity sensor at the inlet of the chimneyis shaft. This experimental set-up ii though it wasnit primary aimed to provide such a measured data for the validation of different computer mode Is ii was vet used as the case study. Therefore different models based on BES, BES+AFN, CFD modelling appro· aches were pre·processed. For BES and BES+AFN and CFD respectively the software programs ESP-r and Gambit&Fluent 6.3 were used . Moreover, the measurements at a typical winter dav were used as boundary conditions to different modelling appro· aches . Besides, for the BES+AFN IT!odelling approach 3 different models were generated with different discharge coefficients (Cd=0-42 and Cd=0.6S) and convective heat transfer correlations (Khalifa·Marshali and Alamadari·Hammond) . Also, based on the CFD approach 3 different boundary resolutions were generated, in which for the simplest model· a simple open -ended rectangular cavity of 0.25 m depth and 11 m height . two different turbulence models were compared to each other (low·Reynolds k·epsilon and standard k·omega). According to the simple model in CFD the largest boundary resolution model of 100 meter width by 60 meter height was generated. This represented the environment and this model aimed to show the impact of the choice of the boundary resollHion Or] CFD predictions. Finally, a simple uncertainty analysis was performed by comparing the heating power gain (Pgain = vpcp~T) based on different modelling approaches to the heating power gain based on the measured From a empirical validat ion study and a simple uncertainty (see Pic.) analysis there has been concluded that CFD model with the largest boundary resolution (the cavity plus the environment) and a 10w·Reynolds k·epsilon turbulence model together with implemented convective heat·fluxes from BES+AFN models with a Cd of 0-42 shows the best agreement with the measured data. Nevertheless further study is required in order to develop a basis guideline for the modelling of all the possible WSC system designs. The reason is th at this study encountered significant limitations on the process of measurements, modelling and as a consequence limitations in the validation study. Also, the results are based on only one design of the WSC system and the influences of other design parameters (location, orientation, aspect ratio etc.) arenit part of the study.
2.ooE+04
-flIperiIMnt
1.50!+04
-ESP., Cd.o.65 A~m~rl·H'mmonci • aD Modelllow·Re K·Epslion ([XP. Bel , aD Mode121ow·Re k·ejtSllon (Exp. Be, • CFO Modelllow·Re k'ep$flon (ESP·, Conde) & aD ModelZ low·Re k~lon (ESP., Conv. BC)
-ESP·, CdsO.4Z ~rI-Hammond -ESP·, CdWO ....ZKh,lif,·M,n~1I CFO Model1 ,Und,rd k-omep (EXp. Bel . CFO Model) low·Re k~psllon (Exp. Be) .CFO Mode/I ~undardk-omep (ESP., Corw. Be, .CFD Modef31ow·Re k.. p,lIon (ESP... Conv. Be)
•
•
•
•, DI
~
e
•
0. til til
g-
e
::::I
O.ooE+OO
...,..•
~~~
..,.....,......................__............____..,.....,......................__..........___...-........................_ .........""""
0. til
ai' n
c
r+
ro
Th;s graph shows the calculated and measured heating power gain for different modelllng approaches. The uncertainty band of the measured data is Included here {gray area)
There has been recommended to perform more measurements on an experimental set-up with a free-floating configuration - so without controlled air velocity as it is for current case - and measuring the vertical air velocity to generate a better understanding about the air volume rate inside the chimney. Also it has been emphasized that the outcome of th is study is based Or) one design situati on and therefore it is recommended to model a complete different WSC design to judge the reliability of the recommended approac h. Fi nally, for more research oriented studies (his work expected th at the coupling of BES+AFN and CFD might be a more accurate simulation approach.
9
L.E.R. Bartholomé (BBE)
Tijdbestendige verdichting Ontwerp van een generiek gebouw in bestaand stedelijk weefsel Afstudeerrichting Building Technology
Afstudeercommissie Prof. ir. j.M. Post j.j. Timmers arch. AvB Ir. R. Blok
Datum afstuderen 31 augustus 2010
Dagimpressie
Samenvatting
öl'
n
c:
;;r ;:::;:
co
c: ::;;; A c:
::J
0..
ro
10
Om de ruimtelijke expansie van de steden tegen te gaan is een verdichtingstrategie voor restruimtes ontwikkeld. De strategie gaat uit van de werkwijze van M.e. Escher en de theorie 'Kader en Generieke ruimte' en is toegepast op de projectlocatie aan het Zeeburgerpad te Amsterdam. In het ontwerp op de projectlocatie worden vorm en betekenis toegekend aan zowel het positieve als het negatieve, vertaald in de situatie als massa en leegte. Tevens is er een permafjent gebouwdeel ingezet dat mogelijkheden en vrijheid voor het aan· pasbare gebouwdeel biedt, om de bebouwing tijdsbestendig te maken .
Trefwoorden Aanpasbaargebouwdeel Leegte & massa Permanent gebouwdeel Restruimte Verdichting
Nachtimpressie
De steden in Nederland zijn in de afgelopen eeuw ruimtelijk uitgedijt. Onder invloed van het toegenomen ruimtegebruik van de bevolking zijn de steden explosief geëxpandeerd en plaatselijk vergroeid. Nederland wordt zodoende één grote grijze brei. Dit is inmiddels ten koste gegaan van omliggende natuur· gebieden, het karakteristieke nederzettingpatroon en het ken· merkende en gevarieerde ruimtelijke beeld van stad en natuur. Om de expansie tot een halt te brengen is er middels literatuur· onderzoek en analyse een strategie ontwikkeld om restruimtes in bestaand stedelijk weefsel te verdichten . Als voorbeeldproject is de strategie toegepast op het Zeeburgerpad te Amsterdam, waar meerdere restruimtes voorkomen . Situationeel is de ruimtelijkheid middels de verdichting verbe· terd door deze vorm te geven zoals M.e. Escher dat in zijn teken· wijze bewerkstelligt. M.e. Escher geeft in zijn tekenmethode zowel het positieve als het negatieve vorm en betekenis, welke in de strategie en het ontwerp in massa en leegte (open ruimte) zijn vertaald. Hierdoor is er niet enkel massa toegevoegd en vormgegeven maar is er ook uitgegaan van de open(bare) ruim· te . De open ruimte is uit de massa gesneden. De massa maakt de uitgesneden leegte zichtbaar en omgekeerd. De grondgebonden restruimtes worden ook uit de massa gesne· den en zichtbaar gemaakt met behoud van de open ruimtelijke kwaliteit. De ruimtes worden ingezet als ontsluiting naar de open(bare) ruimte die boven het bestaande dakniveau is uitge· sneden. Deze open(bare) ruimte heeft daarbij een articulerende en differentiërende functie. Zowel onder· als bovenliggende bebouwing kan zich door de separatie afzonderlijk karakterise· ren. De toevoeging van openbare ruimte is vanuit de bestaande situatie eveneens wenselijk omdat hier momenteel een gebrek aan is. Naast het fysiek verdichten gaan de strategie en het ontwerp uit van verdichting in de tijd . Door als instrumentarium de theorie 'Kader en Generieke ruimte ' in te zetten is het mogelijk de bebouwing aan te passen in de tijd . De t~eorie gaat uit van een
Impressie open(bare) ruimte vanaf stijgpunt
Impressie open(bare) ruimte op tweede maaiveld
permanent bouwdeel, welke voor dit project bestaat uit de ontsluiting en constructie, dat mogelijkheden en vrijheden biedt voor het aanpasbare gebouwdeeL Het is door de aanpasbare bebouwing zodoende mogelijk om van woon- en of werkfunctie te veranderen en dit is in zichzelf de meest eenvoudige manier van verdichting_ Er wordt woon- en of werkactiviteit gewaarborgd waardoor er theoretisch minder kans op leegstand is en derhalve bijdraagt aan de verkleining van de 'footprint' van de stad _ De inzet van het permanente gebouwdeel past eveneens bij het karakter van het Zeeburgerpad, dat een vrijstaat is_ Het gebouwdeel biedt, analoog aan de vrijstaat, condities om de bebouwing nu en in de toekomst eigen te maken _ Door het integraal vormgeven van de openbare ruimte middels de inzet van het permanente gebouwdeel is de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd_ Tevens worden er door de inzet van het permanente gebouwdeel mogelijkheden geboden om de bebou wing eigen te maken_ Dit maakt het project een dynamisch en open plan dat verdicht en condities biedt voor de toekomst.
11
l .P.A. van Beek
Drijvende seniorenwoningen Een onderzoek naar de mogelijkheden van drijvende seniorenwoningen als een volwaardig alternatief voor grondgebonden seniorenwoningen Afstudeerrichting Building Technology Afstudeercommissie Prof. dr. ir. l .l.N. Lichtenberg Ir. A.D.e. Pronk Dr. A.F.H.l. den Otter arch. AvB Dr. M. Mohammadi MSc Datum afstuderen 31 augustus 2010
0-
o c :E
7' C ;:)
Cl. <1>
12
De geWoonboot in Amsterdam (1)
Samenvatting De woningmarkt biedt kansen voor het ontwikkelen van drijven· de seniorenwoningen, aangezien hierrnee zowel op de huisves· tingsopgave ten gevolge van de vergrijzing, als op de ontwikke· lingen met betrekking tot de wateropgave in Nederland inge· speeld kan worden . In dit afstudeerproject is onderzocht in hoeverre drijvende seniorenwoningen in Nederland een volwaardig alternatief kunnen vormen voor grondgebonden seniorenwonin· gen in de nieuwbouwsector. De knel· en aandachtspunten die het onderzoek heeft opgeleverd, hebben geleid tot een ontwerp· opgave. Dez.e is uitgewerkt in de vorm van een implementatie· plan en een ontwerp voor een overbruggingselement (uit oog· punt van toegankelijkheid) tussen de vaste wal en de drijvende seniorenwoningen. Trefwoorden Seniorenwoningen Drijvend wonen Vergrijzing Productontwikkel ing Implementatie
Als gevolg van de vergrijzing bestaat er in Nederland een omvangrijke huisvestingsopgave met betrekking tot de doel· groep senioren. Gesteund door het extramuralisatiebeleid van de overheid, is er behoefte aan huisvesting waar deze doelgroep zo lang mogelijk zelfstandig kan blijven wonen, eventueel met ondersteuning op het gebied van zorg· en dienstverlening. Dit sluit tevens aan bij de wens van de senioren zelf. Gedeeltelijk kaf) aan deze behoefte worden voldaan door het aanpassen van bestaande woningen , anderzijds zullen ook nieuwe gescl'likte woningen gebouwd moeten worden. Gelijktijdig heeft Nederland een duidelijke wateropgave, die naast de verwachte stijging van de zeespiegel, vooral te maken heeft met de verhoging van de afvoercapaciteit van water uib het achterland en het afvoeren van rege~water. Naar verwachting zal de regenval door de klimaatverandering vooral in de winters steeds meer toenemen en intenser worden. Omdat het aardop· pervlak door bebouwing steeds meer verhardt, kan regenwater echter steeds moeilijker wegtrekken . Om ons land ook de kome~de jaren veilig en droog te houden, zullen niet alleen de dijken moeten worden verhoogd, maar dient er tevens meer ruimte voor het water gereserveerd te worden om de waterhuis· houding in goede banen te kunnen leiden. Hiervoor kunnen overloopgebieden of retentiebekkens aangelegd worden. In dit afstudeerproject zijn beide ontwikkelingen met elkaar in
Bovenaanzicht ontwikkelde trap met rolstoelliftplateau (2)
verband gebracht. Hierdoor is er een kans op de woningmarkt gesignaleerd voor de ontwikkeling van drijvende seniorenwonin· gen. Op dit moment wordt deze woonvorm echter nog niet als een mogelijk geschikte woonvorm voor senioren beschouwd. Vandaar dat de volgende algemene onderzoeksvraag is gefor· muleerd: In hoeverre kunnen drijvende seniorenwoningen in Ne.derland een volwaardig alternatiefvormen voor grondgebon den seniorenwoningen in de nieuwbouwsector? Deze vraag is in het project zowel bekeken vanuit het oogpunt van de vraagzijde (de senioren) als de aanbodzijde (ontwikkelende en dienstverlenende partijen). Toetsingscriteria zijn opgesteld om te kunnen bepalen wanneer drijvende seniorenwoningen een volwaardig alternatief kunnen vormen. Om de relevante onderzoeksgebieden in kaart te brengen, is een inventarisatie uitgevoerd. Dit is gedaan op basis van een aangepast PBOI-model van Dijkstra. Eerst zijn alle factoren in kaart gebracht die van invloed zijn op het ontwikkelen van seniorenwoningen en ondersteunende dienstverlening tijdens de gebruiksfase in het algemeen en vervolgens is nagegaan met betrekking tot welke factoren er noodzakelijke verschillen bestaan tussen drijvende en grondgebonden seniorenwonin· gen. Ondanks deze verschillen moeten drijvende seniorenwoningen namelijk wel dezelfde functie kunnen vervullen om als volwaardig alternatief te kunnen worden beschouwd. Met betrekking tot een aantal factoren bleek het op basis van de beschikbare kennis niet mogelijk om aan te geven of er noodza· kelijke verschillen bestaan. Door deze factoren met de toet· singscriteria in verband te brengen, is bepaald op welke gebie· den nader onderzoek noodzakelijk was . In de onderzoeksfase is onderzoek verricht naar de mogelijke bouw- en woontechnische kwaliteit van drijvende seniorenwoningen, de invloed van het drijvend zijn van de woningen op de door senioren ervaren gebruikskwaliteit en wooncomfort, de mate waarin verschillende typen waterlocaties in de huidige ste·
I»
ii:' c:
CL /I) /I)
tr
c:
:::J
CL
~
(ij' ("l
e
m
;:;:
cr o e :E r:-
e
::::J
0.. ID
Impressie van de ontwikkelde trap als verbindingselement tussen wal en woning (J)
denbouwkundige context geschikt zijn voor drijvende seniorenwoningen, de financiële aspecten die een rol spelen en de mate waarin de verplaatsbaarheid van dit type woningen als specifiek unique selling point kan worden beschouwd_ Naast een uitgebreid literatuuronderzoek, zijn er semi-gestructureerde interviews gehouden met zowel senioren als met enkele professionals en is er een fictieve casestudie uitgevoerd. Om de casestudy uit te kunnef] voeren is een model ontwikkeld om waterlocaties op geschiktheid voor drijvende seniorenwoningen te kunnen toetsen. Aan het eind van elk deelonderzoek, is aan de hand van de verkregen resultaten geconcludeerd dat drijvende seniorenwoningen de potentie hebben om een volwaardig alternatief voor grondgebonden seniorenwoningen te kunnen vormen, mits er aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan . Elk deelonderzoek n eeft dan ook een aantal relevante bouwtechnische en beleidsmatige knel- en aandachtspunten opgeleverd, die als belangrijke input hebben gediend voor de ontwerpfase. De bouwtechnische knel- en aandachtspunten hadden vooral betrekking op de manier waarop een veilige en geschikte verbinding (uit oogpunt van toegankelijkheid) tussen de drijvende seniorenwoningen en de vaste wal gerealiseerd kan worden, waarbij ook rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld het gebruik van een rolstoel en de fluctuatie van het waterpeil. In de ontwerpfase is onderzocht welk type verbindingselement onder welke voorwaarden voor een waterlocatie een geschikte oplossing kan bieden en is voor één specifieke locatie een conceptontwerp gemaakt voor een nieuw type trap met de mogelijkheid voor het aanbrengen van een rolstoel- en/of traplift (afbeelding 2 en 3). Aan de onderzijde sluit de trap aan op een drijvende steiger en door de scharnierende werking kan de peilfluctuatie worden opgevangen. De beleidsmatig gerelateerde knel- en aandachtspunten waren
daarentegen zeer divers van aard_ Met deze punten in het achterhoofd is een implementatieplan voor drijvende seniorenwoningen opgesteld, waarin een richting wordt aangegeven over de manier waarop deze woningen in de maatschappij geïmplementeerd kunnen worden. Dit is gedaan aan de hand van de GOTIKbeheersaspecten. In het implementatieplan is een centrale rol weggelegd voor een zogenaamde projectregisseur. Uiteindelijk is het concept van drijvende seniorenwoningen getoetst aan de opgeste'lde toetsingscriteria. Op basis van deze resultaten is de conclusie getrokken dat drijvende seniorenwoningen op dit moment nog geen volwaardig alternatief kunnen vormen voor grondgebonden seniorenwoningen. Dit komt vooral omdat waterlocaties op dit moment niet geschikt lijken voor drij· vende seniorenwoningen. Het is niet te verwachten dat voorzie· ningen, die noodzakelijk zijn om senioren met (ernstige) mobili· teitsproblemen en/of een intensieve zorgvraag zelfstandig te kunnen laten blijven wonen (zoals supermarkten, OV-ha ~tes en zorginstellingen), op voldoende korte afstand van de waterlocaties aanwezig zijn. Het concept heeft echter wel potentie om een volwaardig alternatief te kunnen vormen. Er liggen mogelijkheden voor het realiseren van nieuwe waterlocaties en aan de hand van het beoordelingsmodel, dat voor het uitvoeren van de casestudy is opge steld, kan in kaart worden gebracht hoe waterlocaties wel geschikt gemaakt kunnen worden. Door gebruik te maken van de mogelijkheid dat drijvende seniorenwoningen relatief een· voudig verplaatst kunnen worden naar een andere locatie, hoeven zelfs niet alle locaties voor dit type woningen te voldoen aan de hoge eisen met betrekking tot het voorzieningenniveau in de directe omgeving. Het is echter van de specifieke locatieomstandigheden afhanke lijk, of er een geschikte oplossing voor een overbruggingselement (uit oogpunt van toegankelijkheid) tussen de wal en de woningen gerealiseerd kan worden en of de drijvende seniorenwoningen er financieel rendabel ontwikkeld kunnen worden.
13
Ing. 1.w.G. van den Berkmortel
Hoogbouwsysteem in hout Afstudeerrichting Structural Design Afstudeercommissie Prof. dr. ir. A.I.M. lorissen Dr. ir. A.I .M. leijten Dr. ir. I.CD. Hoenderkamp Datum afstuderen 31 augustus 2010 Samenvatting Er is een hoogbouwsysteem in hout ontwikkeld, waarmee zowel kantoren als woongebouwen mee gemaakt kunnen worden. Het systeem bestaat uit een ligger·kolomstructullr met een stramienmaat van 7,2x7,2m. De vloer is een ribbenvloer. Het gebouw wordt gestabiliseerd met geheel houten infillframes. Omdat dit nog nooit eerder is gedaan, is de werking ervan onderzocht. Waaruit blijkt dat houten infillframes niet onderdoen voor de staal-betonnen infillframes.
0-
o t:: :E
'" t:: ::l
a.
14
Trefwoorden Hout Hoogbouw Infillframes Dynamische windbelasting Systeemopbouw
Hout is een van de milieuvriendelijkste bouwmaterialen die er zijn. Omdat het milieu steeds belangrijker wordt, ligt het voor de hand om meer gebouwen in hout uit te voeren . Tot nu toe worden er vooral woningen en laagbouw gemaakt met hout. Maar ook hoogbouw is theoretisch mogelijk in hout. Op die manier kunnen er nog meer houten gebouwen worden gemaakt. Er is een hoogbouwsysteem opgezet op basis van een liggerkolomstructuur. Uit de literatuurstudie is gebleken dat daarmee het beste hoogbouw in houl kan worden gemaakt. Belasting loodrecht op de vezel wordt voorkomen en het biedt de meeste flexibiliteit. Het hoogbouwsysteem wordt gestabiliseerd met geheel houten infillframes. De kolommen en liggers bestaan uit gelamineerd hout en de invulwand wordt gemaakt van een kruislings gelijmd houten paneel, zogenaamde ClT-panelen. Het frame en het paneel worden verbonden met buisverbindingen, omdat deze 8 keer stijver en vier keer sterker zijn dan traditionele stiftvormige verbindingsmiddelen. Omdat dit een nieuw concept is, is dit numeriek onderzocht. Daaruit blijkt dat een geheel houten infillframe goed presteert en kan worden toegepast als stabiliserend element. Doormiddel van optimalisatie resulteert dit in een infillframe gemaakt van twee kruislings verlijmde houten panelen van 12smm dik. Welke met buisverbindingen worden gekoppeld aan de liggers en kolommen . Door toepassing van slobgaten bij de verbindingen worden er alleen krachten evenwijdig aan de liggers en kolommen overgedragen. De maximaalopneembare horizontale puntlast van een infillframe is 400 kNo Het geoptimaliseerde infillframe is te zien in de afbeelding. Om te zorgen voor een zo flexibel mogelijk systeem wordt de stramienmaat 7,2m in twee richtingen. De verdiepingshoogte is 3.4m, zodat er voldoende ruimte is voor de hoge liggers en de vloer. Voor de vloer is gekozen voor een ribbenvloer. Deze vloer voldoet het beste aan de gestelde eisen en wordt verspringend gelegd, de overspanningsrichting van ieder naastliggend vloerveld is anders. De liggers die de vloer dragen worden 240x480mm. Omdat de gevel ook gedragen moet worden door de liggers worden de liggers daar groter: 300xS20mm. De kolommen worden 440x44omm en alles wordt met elkaar verbonden met behulp van stalen verbindingsmiddelen. Het tweede orde effect en de dynamische vergrotingsfactor van de windbelasting blijken beide niet veel invloed te hebben. Ook de veiligheid van het systeem blijkt goed te kunnen worden gewaarborgd met tweede draagwegen. Aan de brandwerendheid van 90 minuten van het systeem is makkelijk te voldoen. De liggers, kolommen en elT-panelen zijn dermate groot dat dit geen problemen oplevert. En door de vloeren te beschermen met een verlaagd plafond en een zwevende dekvloer, voldoen die ook aan de brandwerendheidseis. Het verlaagde plafond en de zwevende dekvloer zijn ook nodig om voldoende geluidswering te creëren. De verbindingen van de liggers en kolommen komen tussen het verlaagde plafond en de zwevende dekvloer te zitten, waardoor die ook worden beschermd tegen de brand. Om de brand snel te blussen worden er door het hele gebouw sprinklers toegepast. De maximale hoogte wat met dit systeem is te behalen, is afhankelijk van de locatie van het gebouw. Het is een standaardsysteem wat overal in Nederland kan worden toegepast en omdat de windbelasting overal anders is, is ook de maximale hoogte overal verschillend . In windgebied drie, bebouwd is de windbelasting het laagste en wordt de maximale hoogte tien lagen, oftewel 34m.
Li
er 240x480mm M
Kolom 440x440mm
CLT-paneel2x 125mm 111
jä: C Cl.
tD
tD .... cC
M
::I Cl.
!!. iil' n
c
6,7\11 7,2m
Het standaard infillframe voor het hoogbouwsysteem
-------~
m
-t
15
Ing. N.C.A. van den Bosch
Bewaking van de werkvoorbereidersinzet Ontwikkeling van een hulpmiddel om de werkvoorbereidersinzet op projecten van Heijmans Utiliteitsbouw te kunnen bewaken Afstudeerrichting
Construction Technology Afstudeercommissie
Prof. ir. C.S . Kleinman Dr. ir. E.w. Vastert Ir. M.M.J. Vissers Ir. M. Bottema Datum afstuderen 31
augustus 2010
Samenvatting
De werkvoorbereidersinzet op projecten van Heijmans Utiliteitsbouw wordt niet goed bewaakt. Oorzaken van deze slechte bewaking zijn in kaart gebracht, waarna een bewakingsmiddel is ontworpen. Dit middel vergelijkt gegevens uit de werkvoorbe· reidersplanning met werke lijke door de werkvoorbereiders aan· geleverde gegevens. Afwijkingen tussen de genoemde gegevens kunnen middels de EVA-grafiek door de projectleider worden gesignaleerd. Met het bewakingsmiddel kan hij bepalen of alles volgens plan verloopt of dat bijsturing van de werkvoorberei· dersinzet is benodigd. Trefwoorden
16
Werkvoorbereidersinzet Bewakingsmiddel Tijdverantwoording Werkvoorbereidersplanning EVA-grafiek
Werking van het bewakingsmiddel (1)
Uit de financiële overzichten (FO's) van 17 door Heijmans Utiliteitsbouw (HU) recent opgeleverde projecten is gebleken dat op 15 van die projecten meer geld aan het UTA·personeel in de uitvoeringsteams (projectleiders, werkvoorbereiders en uit· voerders) is uitgegeven dan in de contractfase is begroot. Middels interviews met de projectleiders van de bekeken pro· jecten zijn de oorzaken van de overschrijdingen achterhaald. Van de vier hoofdoorzaken van deze kostenoverschri jdingen is de oorzaak slechte bewaking van de personeelsinzet aangewezen als het te onderzoeken probleem. Aangezien er daarnaast is gebleken dat de overschrijdingen bij de groep werkvoorbereiding het hoogst zijn en er in 2002 onderzoek is gedaan naar de taken van een werkvoorbereider, is het afstudeerproject gericht op de personeelsgroep werkvoorbereiders. De huidige bewakingsmethodiek bij Heijmans Utiliteitsbouw is in kaart gebracht. Daaruit zijn knelpunten naar voren gekomen, waarvan het niet kunnen vergelijken van de door werkvoorbereiders aan een project bestede en te besteden tijd met de geplande tijd het kernprobleem is gebleken dat de slechte bewaking van de werkvoorbereidersinzet veroorzaakt. Om dergelijke vergelijkingen tussen de tijdsbestedingen te kunnen maken is een hulpmiddel benodigd dat moet voldoen aan verschillende eisen. Zo moeten met het hulpmiddel afwijkingen tussen de door werkvoorbereider(s) aan een project bestede, nog te besteden en geplande tijd kunnen worden gesignaleerd. De doelstelling van het afstudeerproject is daarom de volgende: Het ontwikkelen van een bewakingsmiddel waarmee afwijkingen tussen de door werkvoorbereiders van Heijmans Utiliteitsbouw aan een project bestede en nog te besteden tijd en de voor dat project geplande tijd tijdig kunnen worden gesignaleerd . Om de afwijkingen te kunnen signaleren, moeten de werkelijk bestede tijd, de nog te besteden tijd en de geplande tijd met
..
,
Urenverantwoording EVA.grafiek (E"mod V_tue Analysisl
~------~~--~------~----~--------~--~----------~--~~~~~--~~~--~--------------~
1 Onder- of ove~chr1jdingen van de geplande inzet
Werkelijk: A , B =onderSchrijding, B > A =ov.rschr~dlng PrO\lnose' A , C =onderschrijding, C > A =overschrrjdlng
Î: Vocr- af ]c!llerlopen ilfl d. geplllnda v oor l9U~ 9 WerkeliJk: E , D =voo! open, D > E. =achlertopen
PrO\lnose: F > D =voonopen . D', F =achlenopen
3 EfficilJnte of inelficiAnte inzet wer1cvoorbereiders WerkeliJk: 6 > B =e/licienl. B ' E =inetficlèrll Prognose: G :.. C .:;: efficiént, C ;Jo G :: Inefficiënt
c !
"
, KallnMrwtktn Werk'ftktn
,
CT
-~-
(A) Geplande uren '.IIerkvoor!ler.,dersinz.el
--- (B) Werkeij,k beslede uren -0
"
(Ci Prognose nog te besteden uren weltvooroereidersinzet
---IE) Werkelijke voortgang werkzaamheden .-
IF ) PrO\ll1Ose voortgang werkzaamheden
..0' .. (G) Prognose nO\l te besteden uren werkzaamheden
Met behulp van de EVA-grafiek kan de projectleider de volgende afwijkingen signaleren (zie afbeelding 2) : • Onder- of overschrijdingen van de geplande tijd • Voor- of achterlopen op de geplande voortgang • Efficiëntie- of inefficiëntie van de werkvoorbereidersinzet Als uit de grafiek blijkt dat bijsturing is vereist, kan de projectleider met behulp van het bewakingsmiddel, en door navraag te doen bij de werkvoorbereiding, achterhalen waarom een bepaalde afwijking zich voordoet of zich zou gaan voordoen. Het is dan aan de projectleider zelf om een of meerdere maatregelen door te voeren die ervoor kun nen zorgen dat de geconstateerde afwijking wordt weggenomen, verminderd of in ieder geval niet groter meer wordt. Voor de toetsing van het hulpmiddel is een werkvoorbereiders-
'" ::J
Cl.
17
EVA-grafiek tbv signalering afwijkingen (2)
Het uiteindelijk ontworpen hulpmiddel is een bewakingsmiddel dat de projectleider moet gebruiken om de werkvoorbereidersinzet op zijn project(en) te bewaken. Het middel bestaat daarbij uit (zie afbeelding 1): • een werkvoorbereidersplanning (deze was al voorhanden bij HU, maar is op enkele punten aangepast); • een tijdv erantwoordingssysteem (dat nog niet eerd er op deze manier bij HU is toegepast) ; • een rekenblad (een voor HU nieuw opgezet middel), en • een zogenaamde EVA(Earned Value Analysis)-grafiek (ook dit is een nog niet eerder door HU gebruikt middel).
:€
c: ro
(D) Geplande voortgang werkzaamheden
elkaar worden vergeleken. Daarvoor is vastgesteld dat er een plan moet zijn opgesteld waaraan de werkelijkheid en de prognose kunnen worden getoetst. Om de werkelijke uitvoering en de prognose dan met dat plan te kunnen vergelijken , moeten die tijdsbestedingen door de werkvoorbereider(s) worden verantwoord . Dit gebeurt met behulp van een tijdregistratiesysteem .
o c:
planning opgesteld voor het project Christiaan Huijgens College, te Eindhoven . Die gegevens hebben als basis gediend om de werkelijk bestede en de geschatte nog te besteden uren mee te vergelijken . Daarvoor hebben enkele werkvoorbereiders de door hun bestede uren een aantal weken bijgehouden en is er aan het einde van die periode een prognose gemaakt. Met behulp van het bewakingsmiddel zijn de geplande gegevens daarna met de werkelijke en geprognotiseerde gegevens vergeleken. Hierbij is geconcludeerd, mede op basis van een beoordeling door de projectleider van het betreffende project, dat het bewakingsmiddel aan de in het verslag gestelde eisen voldoet. Door het positieve resultaat dat de toetsing heeft opgeleverd, is de doelstelling van het afstudeerproject bereikt: afwijkingen tussen geplande, bestede en te besteden tijd kunnen met het bewakingsmiddel worden gesignaleerd .
Ing G.A.M . van den Brand
Ruimtelijk en constructief ontwerp voor het Huis voor Cultuur, te Oosterhout Afstudeerrichting Structural Design Afstudeercommissie Prof. dr. ir. D.A. Hordijk Ir. F.j.M. Luijten Ing S.j. de Boer Datum afstuderen 31 augustus 2010
cr o c
:E
c '" :::>
Geveltekeningen van de westgevel en noordgevel
Samenvatting In een masterplan wordt een stedenbouwkundig plan gemaakt voor het Huis voor Cultuur en 40 bijbehorende appartemeAten als integraal onderdeel van de herstructurering van haar omge· ving. Daarna wordt een ruimtelijk ontwerp gemaakt voor het gebouw waarbij geluid een belangrijke rol speelt in het ontwerp. In h et constructief ontwerp wordt vooral aandacht besteed aan de vloerconstructies, kolommen en de kelderbak van de par· keergarage. Het constructief ontwerp en de uitvoeringsmethoden van de bouwkuip worden apart behandeld.
0.. (1)
18
Trefwoorden Architectuur Geluid Bouwkuip Vloerconstructies Kelderbak
Bouwkundige plattegrond van de begane grond
Inleiding In tegenstelling tot naburig gelegen dorp Etten·Leur, vindt in Oosterhout het parkeren bovengronds plaats. Oosterhout blijkt een goede winkelstad maar als het gaat om uitgaan en cultuur trekken veel bewoners naar omliggende steden, zoals Breda . Om in de toekomst te kunnen blijven concurreren met deze ste· den, moet het stadshart van Oosterhout een nieuwe impuls krij · gen. Met de herontwikkeling van de Oosterhoutse wijk Santrijn wil men deze impuls geven en op die manier haar positie ten opzichte van de omliggende dorpen en steden op meerdere punten versterken. Een masterplan voor de herstructurering van het Santrijngebied vormt de aanleiding voor het afstudeerproject. Dit masterplan is deels overgenomen van de gemeente en deels opnieuw ontworpen. Het belangrijkste gebouw binnen het masterplan vormt het onderwerp van dit ontwerpproject. Dit luidt als volgt : Ontwerp voor het Huis voor Cultuur met 40 appartementen en een 3·laag· se ondergrondse parkeergarage als integraal onderdeel van de herstructurering van het Santrijngebied te Oosterhout. Het Huis voor Cultuur is een verzamelgebouw voor 4 culturele instellingen : Een theater, een bibliotheek, een filmhuis en een opleidingscentrum voor kunsten. Ruimtelijk ontwerp Aan de hand van een bestaand Programma van Eisen (van de gemeente Oosterhout) is een ruimtelijk ontwerp gemaakt voor het gebouw. De bouwkundige plattegronden, geveltekeningen en doorsneden zijn uitgewerkt tot VO·niveau. De beeldkwaliteit van de gevels is in het masterplan vastgelegd. Onder andere het materiaalgebruik en de bouwstijl van de appartementen en van het Huis voor Cultuur staan in het beeldkwaliteitplan omschre· ven. Geluid is een belangrijk onderwerp bij het ontwerpen van een
Principe doorsnede van de bouwkuip en kelderbak In uitvoering
.... I»
UI .... I:
Q. ti) ti)
aI: ~
Q.
~
run I: ·22.0 · ~4 .0
·260
.2:<, .]1.7
;;:
;::;:
c-
0 I:
::E
7<" C :::J
a.. ([)
Uitvoer Scia Engineer. Verticale vervorming van een keldervtoer
culIuurgebouw. Hierbij wordl onderscheid gemaakt t ussen akoestiek en geluidisolatie. De vorm van de theaterzalen en de bouwkundige afwerking van ruimtes zijn van ilw loed op de akoestiek. Geluidisolatie heeft betrekking op de scheidingsconstructies. Met behulp van een computerprogramma (BASlab) zijn de geluidsisolatiewaarden van de ontworpen scheidingsconstruc ties getoetst. De plaats van alle constructieve elementen zoals kolommen en dragende wanden zij,n in het ruimtelijk ontwerp vastgelegd . Het is hierbij belangrijk dat de parkeergarage en alle bovenlig· gende plattegronden goed op elkaar zijn afgestemd.
Constructief ontwerp In het constructief ontwerp worden de maatgevende constructie· ve elementen middels handberekening en computerberekenin· gen getoetst op sterkte en stabiliteit. Hierbij wordt veel aan · dacht besteed aan de vloeren van het gebouw. Aan de hand van EEM·berekeningen in SelA Engineer wordt de wapening in de vloeren ontworpen . Verder zijn er constructieberekeningen gemaakt voor de bouwkuip, de kelderbak en enkele betonnen kolommen. De stabiliteit van het gebouw wordt op hoofdlijnen behandeld . Hier zijn geen berekeningen voor gemaakt.
19
l.C.i . de Brouwer
OngeWoon Wonen Gewoon wonen in een ongewone woning Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. i . Westra Ir. i .H.M. van Weil Ir. i .P.M. Swagten Datum afstuderen augustus 2010
31
Samenvatting Het ontwerpen van een woonhuis en stedelijk weefsel aan de hand van een ontwerpprincipe dat wordt gevormd door een dra· ger en een inbouw. Waarbij de drager ontstaat door middel van 'Folding Architecture'. Om uiteindelijk tot een spannendere ruimtelijke beleving en indeling van het archetypische woonhuis te komen . Dat tevens leidt tot een gevarieerdere ruimtelijke inpassing en benadering van ditzelfde woonhuis in het daarvoor ontworpen stedelijk weefsel.
g c:
~
§ ~
20
Impressie inpassing stedelijk weefsel 01
Trefwoorden Woningbouw Folding Architecture Drager Inbouw Ruimtelijke indeling
Impressie Inpassing stedelijk weefsel
0.2
Massa woningbouw, het is een bekend fenomeen. In Nederland worden in een razend tempo complete vinex·wijken, in de mees· te gevallen buiten de stadsgrenzen, uit de grond gestampt. Wanneer we slimmer en effectiever met onze ruimten in de stad zouden omgaan, zouden we juist kunnen voorkomen dat we Nederland in een razend tempo vol bouwen. Om op een slimme manier met de geboden ruimte om te kun· nen gaan is het verstandig te kijken naar de opzet van deze zogehete vinex·wijken. In deze wijken is een verscheidenheid aan typen te herkennen, echter zijn al deze woningen in basis met elkaar verenigbaar. De archetypische woning lijkt ontwor· pen te worden door een bouwkavel te nemen, een rechthoek te trekken,de hal met toilet te plaatsen met de woonkamer en keu· ken nabij . De trap naar boven komt vervolgens uit op een over· loop met daar weer drie slaapkamers en een badkamer aan gelegen. Vervolgens wordt de gevel opgetrokken en waar daglicht- en luchttoetreding nodig is, worden gevelopeningen gemaakt. Geheel volgens de NEN 2057. Deze constatering heeft mij in het aanlooptraject dusdanig geprikkeld dat ik mijn afstudeerproject hier aan wil wijden . Een woning te ontwerpen waarbij juist uitgegaan wordt van het ruimtelijke aspect.
NIET: Plattegrond tekenen -) ruimten vormen MAAR: ruimten vormen -) plattegrond tekenen Maar hoe is het zo gekomen dat de woning is zoals ze is en zo weinig door de jaren heen ontwikkeld. Welke factoren zijn van invloed geweest op de woning in zijn huidige staat, maat en indeling. Daarbij is de plaatsing van de woning in een wijk van belang, deze wijk is immers van invloed op de woning. Hoe de woning bijvoorbeeld wordt ontsloten, hoe de ligging ten opzichte van de overige woningen is en hoe de bezonning is. De wijk waar mijn ontwerp is gelegen is de wijk Orthen-Links in
Doorsneden ontworpen woonhuis
Impressie ruimtelijke indeling woonhuis
02
-
DI
iir c
0IO
10
.... c:r C :::l
0-
IO
il1' n
C
ro 0-
o c
::;: T C
:::>
a.
iD
Impressie ruimtelijke indeling woonhuis
21
01
's-Hertogenbosch. Een wijk die op de agenda staat om geherstructureerd te worden. De wijk Orthen-Links, kenmerkt zi,ch door aanwezigheid van het archetypische woonhuis als hierboven staat beschreven. Uit studie naar dit type woonhuis blijkt dat de veranderingen binnen de woningbouw nooit van een dergelijke aard zijn geweest om de indeling of beleving van de woning op zijn kop te kunnen zetten. Tevens kent de gevel van de massa woningbouw als gevolg weining vernieuwing en verandering. De studie ond ersteunt de beweegredenen en keuze voor een ander ontwerpprincipe als uitgangspunt voor het ontwerpen van een woonhuis. Het onderstaande citaat vertaald in mijn ogen hoe dit ontwerpprincipe er uit zou moeten zien.
"The interior is aetion and reaetion of its own exterior, and thus hos need of it." [Kei lehi Irie] Dit citaat maakte bij mij tevens nieuwsgierig naar 'Folding Architecture' . Maar wat houdt 'Folding Architecture' nu precies ir] . Om antwoord op deze vraag te geven heb ik me laten leiden door Sophia Vyzovity
"Fo/ding as a generative proeess in arehitectural design is essentially experimental: agnostie, non-linear and bottom up." Vergelijkbaar met haar benadering heb ik mijn ontwerpproces naar 'Folding Architecture' in een drietal transformatie studies opgedee'ld. Om de uitgangspunten voor een architectonisch ontwerp niet alleen aan de hand van stransformatie studies te verantwoorden, heb ik tevens gezocht naar een passende theoretische onderbouwing. Kader en generieke ruimte van B. Leupen is hier leidend voor geweest. Hier wordt ingegaan op de flexibiliteit in de bouw. In de ogen van Leupen is flexibiliteit de keuzevrijheid binnen een gedefinieerd kader. Het kader bepaalt de mate van vrijheid die aan flexibiliteit wordt toegekend. het kader is de beperking op de vrijheid. Binnen de woningbouw kan het kader bijvoorbeeld bestaan uit de constructie van het
gebouw of de manier waarop het gebouw ontsloten wordt, oftewel 'de drager'. Het uiteindelijke architectonische ontwerp zal illustratief zijn van het gegeven dat een woning niet alleen tot stand hoeft te komen door het tekenen van een plattegrond. Maar dat de woning en zijn indeling, oftewel 'de inbouw', ook tot stand kunnen komen door ruimtelijke kwaliteit verkregen door het ontwerpen vanuit een volume, oftewel 'de drager'. Om zo het standaard denken, te doorbreken en te laten zien dat er meer ruimtelijke kwaliteiten uit de leef- en woonomgeving te halen vallen. Daarbij maak ik onderscheidt tussen de woning en de inpassing van de woning in het stedelijke weefsel. De inpassing in het stedelijk weefsel en het ontwerpconcept dat hier aan ten grondslagen ligt is het toepassen van een grid . Voor de inpassing van de architectuur in het stedenbouwkundige ontwerp is het begrip Rhizome leidend geweest. Rhizome is een ondergrondse beweging die omhoog kan komen in het stedelijk weefsel. Wanneer deze beweging omhoog is gekomen, wordt deze omgezet in 'Folding ArC'hitecttJre'. Aan de hand van het ontwerp van het kader of liever gezegd 'de drager' en de manier waarop deze in het stedenbouwkundige weefsel staat, zal een ruimtelijke invulling gemaakt worden. Deze ruimteHjke indeling is afhankelijk van de toekomstige bewoner. Om deze de vrijheid te geven bij de inrichting van hun worning is er een onderscheidt gemaakt tussen 'drager' en 'inbouw'. Nu krijgen de toekomstige bewoners inspraak in de plaatsing van bepaalde functionele ruimten en de ligging van deze ruimten ten opzicht van elkaar en overige woonruimten . Ruimten waaruH 'de inbouw' is opgebouwd. Dit alles heeft uiteindelijk geleidt tot een architectonisch ontwerp dat verwoven is in de stedenbouwkundige situatie, waarbij de indeling en interieur van de woningen op een verassende manier zijf") vormgegeven en tot stand zijn gekomen.
W.w. van der Burg
Erfpacht, wie betaalt de prijs? Een onderzoek naar de prijsverschillen van onroerende zaken op erfpacht en op eigen grond Afstudeerrichting Real Estate Ma'1agernent and Development
Afstudeercommissie Dr. j.IAM. Smeets Mr. W.j.H. Wenselaa r Prof. dr. A.C. Hordijk
Datum afstuderen 31 augustus 2010 Samenvatting De verschillen tussen erfpacht en eigen grond zijn groot en heb· ben juridische en economische gevolgen. Dit verschil in grond· eigendom veronderstelt een verschil in transactieprijs tussen vergelijkbare onroerende zaken. Het theoretisch prijsverschil wordt voor het geldende Haagse recht van erfpacht berekend en vervolgens vergeleken met NVM·transacties uit de periode 1997.2009. Het onderzoek moet een indicatie geven van de effi· ciëntie van de woningmarkt. CT
Trefwoorden
e
Recht van erfpacht Eigen grond Prijs, waarde, worth Woningmarkt Markt efficiëntie
o
~
r:-
e
:J
CL l1l
22
Er zijn vele factoren die de prijs van een onroerende zaak beïnvloeden. De grondeigendomsituatie is daar een van. In dit onderzoek is het veronderstelde prijsverschil per m 2 tussen ver· gelijkbare onroerende zaken op erfpacht en op eigen grond onderzocht. Dit prijsverschil is te verwachten als twee onroeren· de zaken op de grondeigendomsituatie na identiek zijn. Het verwachte prijsverschil is onderbouwd met behulp van begripsdefinities en toelichtingen op erfpacht, waardebegrippen en waarderingsmethoden. Doordat de eigenaar van een onroerende zaak op eigen gron d de grond in eigendom heeft, komt een eventuele grondwaarde· stijging bij verkoop hem volledig toe. Bij erfpacht is de vorm van erfpacht bepalend of eventuele grondwaardestijgingen aan de e ~ fpachter of aan de erfverpachter toekomen. Bij voortdurende erfpacht rechten is dit niet het geval. Bij elke herziening wordt de grondwaardestijging gedeeltelilj k of volledig bij de erfpachter in het herziene erfpacht contract verwerkt. De erfpachter betaalt de grondwaardestijging aan de erfver· pachter. In geval van eeuwigdurende erfpacht rechten vinden er geen herzieningen plaats en komt de grondwaardestijging wel aan de erfpachter toe. De waardebegrippen prijs, waarde, worth maken het spannings· ve Îd van de vastgoedmarkt inzichtelijk. In een ideale situatie hebben deze begrippen een sterk verband. In werkelijkheid blijkt echter dat deze relatie nog wel eens uit het oog wordt ver· loren en is het verschil tussen prijs en waarde soms te groot. Het financieel resultaat van het kopen en houden van een onroerende zaak over een vastgestelde periode wordt in dit onderzoek uitgedrukt als de gebruikswaarde. Gesteld mag wor· den dat gelijke opstall en, onafhankelijk van de grondeigendom· situatie, gelijke gebruikswaarden hebben . Met behulp van waarderingsmethoden wordt de waarde bepaald van opstallen en de waarde va n de grond en opstallen samen. De vergelijkingsmethode is geschikt om de waarde van vergelijkbare onroerende zaken te bepalen. In deze methode is het namelijk mogelijk om de verschillen, in dit geval de grondei· gendomsituatie, tussen onroerende zaken in de waarde te ver· werken . Op basis van de herbouwkostenmethode en de bouw· kostenmethode is het reëel te stellen dat de waarde van verge· lijkbare opstallen gelijk aan elkaar zijn, onafhankelijk of deze op eigen grond of erfpacht gelegen zijn. Uitgangspunten van dit onderzoek naar aanleiding van de begripsdefinities, waardebe· grippen en waarderingsmethoden zijn: De prijs moet in relatie staan tot de waarde van de onderlig· gende onroerende z"aak; Vergelijkbare opstallen hebben dezelfde waarde en gebruikswaarde, onafhankelijk van de grondeigendom situatie; Vorm van grondeigendom heeft invloed op de financiële las· ten en recht op toekomstige grondwaardestijging, wat een verschil in prijs veronderstelt. Vervolgens is met een Discounted Cash Flow model (DCF·model) aangetoond dat een prijsverschil nodig is om voor beide onroerende zaken, op erfpacht en op eigen grond , een gelijk finan· cieel resultaat te behalen . De in dit onderzoek berekende theoretische prijsverschillen geven een prijsverschil van 11% tussen onroerende zaken op eigen grond en op afgekochte erfpacht. Het prijsverschil tussen onroerende zaken op eigen grond en een niet afgekocht erfpachtcontract is 23 %. Deze verschillen zijn berekend met marktconforme verwachtingen en rekening hou· dend met de geldende erfpacht voorwaarden in Den Haag. Uit het onderzoek blijkt dat voor de onderzochte typen appartementen (benedenwoningen, bovenwoningen en portiekflats, N=11.747) in Den Haag, de transactieprijs per m 2 voor onroerende zaken op erfpacht hoger ligt dan voor onroerende zaken op eigen grond. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat ondanks dat op basis van waardebegrippen, waarderingsmethoden en juridi sche feiten er een verschi l in transactieprijs van vergelijkbare opstallen op erfpacht en op eigen grond te verwachten zou zijn, het verwachte verschil niet in de markttransacties wordt waargenomen . Sterker nog, waar de verwachting was dat onroerende zaken op erfpacht lagere m 2 prijzen zouden hebben, liggen deze
m' prijzen zelfs hoger. Opvallend genoeg heeft de vorm van grondeigendom geen enkele significante aanwijsbare invloed op de hoogte van de transactieprijs per IT]'. Er is wel een samenhang tussen de grondeigendomsituatie en de transactieprijs, maar een causaal verband ontbreekt. Locatie en bouwperiode zijn sterkere prijsbepalende factoren. Ten slotte wordt op basis van de verschillende groeifactoren duidelijk dat de prijsontwik keling van onroerende zaken op erfpacht over het algemeen lager is dan de prijsontwikkeling van onroerende zaken op eigen grond . De uitkomsten van het onderzoek tonen aan dat de vastgoedmarkt een inefficiënte markt is waarin vrij beschikbare informatie niet in de prijs wordt opgenomen . In Den Haag zijn in veel gevallen de financiële lasten voor onroerende zaken op erfpacht hoger dan de financiële lasten voor onroerende zaken op eigen grond . Dit staat niet in verhouding tot de juridische eigendom en de gebruikswaarde van deze onroerende zaken . Ook komt het niet overeen met de vergoeding die de gemeente vraagt voor de erfpacht grond. Het antwoord op de titelvraag "Erfpacht, wie betaalt de prijs?" is tweeledig. Enerzijds betaalt de erfpachter de prijs van erfpacht zelf, doordat de grondeigendomsituatie niet verrekend wordt in de koopprijs. In het geval dat onroerende zaken op erfpacht een hogere prijs per m' hebben dan vergelijkbare onroerende zaken op eigen grond kan dat leiden tot wel 3X slechtere financiële resultaten zo blijkt uit theoretische voorbeeldberekeningen. Anderzijds betaalt de gemeente Den Haag de prijs van erfpacht. Zij heeft de grond in verhouding te goedkoop uitgegeven in eeuwigdurende erfpachtcontracten, terwijl de prijs in de markt hoger ligt.
.... Cl)
;::;:
cr o c: ~
'"
c:
:::J
0.. Cl)
23
K.w.Cheng
Van Chinees hofhuis naar highrise Up to new heights Afstudeerrichting Building Technology & Architecture
Afstudeercommissie Prof. ir. l.M. Post l.A.C. Hofman arch. AvB Dipl.-ing. H.H.Yegenoglu
Datum afstuderen 31 augustus 2010
Samenvatting DI
ur
c:
C-
ID ID
....
I:T
c:
::::I C-
ID
Het Chinese hofhuis Siheyuan is het meest kenmerkende woningtype in Beijing en is een represe ntatie van de oude Chinese architectuur, cultuur en historie in China. Helaas is deze typologie snel aan het verdwijnen in het stedelijke landschap van Beijing en wordt deze op grote schaal vervangen door Westerse highrise. In het afstuderen wordt er een nieuw ontwerp ontworpen, in de vorm van een hoogbouwontwerp, waarin de meest belangrijke kwaliteiten van het oude Chinese hofhuis worden meegenomen, die naast de huidige moderne als toekomstige context van waarden kunnen zijn.
0-
o c
::E ;><"
C :::J
0.. <1l
24
Trefwoorden Chinese hofhuis Siheyuan Highrise Beijing
Het nieuwe Chinese hoogbouwontwerp
Als alternatiefvoor de verdwijning van het Beijingse stedelijke hofhuis, de Siheyuan, is dit ontwerp gekomen Het ontwerp staat in het oostelijke district Xuawu, binnen de tweede ring van Beijing. Dit is een gebied waarin het oude hofhuis typologie aan het verdwijnen is en vervangen wordt door Westers highrise. Deze verandering gaat gepaard met de verdwijning van de Chinese architectuur, cultuur en historie van het oude Chinese hofhuis. Het nieuwe ontwerp bestaat uit moderne Chinese woontorens, waarin het Chinese hof is opgenomen. Hierin kan het hof deel uitmaken van een hedendaags ontwerp dat zowel in het huidige als in de toekomstige Chinese context een betekenis heeft. Het hof vormt voor de Chinese bewoner een belangrijk rustpunt in het stedelijk drukke leven, net als in het verleden. Door zijn specifieke kwaliteiten zoals rust, natuur en intimiteit geeft het hof de stadsbewoner een plek waar hij zich tijdelijk terug kan trekken en zich weer opladen voor het hectische leven van het dagelijkse bestaan. Het hof is verplaatst op een nieuwe hoogte waarbij naast het uitzicht op het moderne stadsleven buiten, ook ruimte is voor bezinning en samenhorigheid in het hof. Het ontwerp geeft bovendien de mogelijkheid om een divers en rijk stedelijk karakter op het maaiveld niveau te creëren. Het karakter is vrij en open is door zijn extraverte programma en tevens veranderbaar is door zijn unieke façade naar de stad toe. Het ontwerp symboliseert tevens een ontwikkeling van oude essentiële Chinese tradities naar moderne tijden. Het toont dat de oude culturele waarden en moderne gedachte kunnen samengaan. Dus naast emotionele banden, samenhorigheid en zorgverlening is er ook ruimte voor vrijheid, individualiteit en extraversie. Gepaard met geabstraheerde Chinese architecturale elementen, vormt het geheel een compleet ontwerp dat een uitstra l ing is van alle kenmerken van China.
Woonvariant A: Het gezinstype
Het centrale hof op plint niveau
Kleine semi - openbare hoven In plint
Doorsnede van woonvariant A
Verder biedt het nieuwe Chinese moderne hoogbouwontwerp in de toekomst nog nieuwe mogelijkheden voor transformaties in de vorm van woonvarianten. Hierdoor kan de levenshoudbaarheid van het gebouw groter worden en kan het toekomstige veranderingen aan. De woontypologie van de hoogbouw biedt voor iedere levensfase een uitkomst en de ruimte om naar elkaar toe te naderen , net als in het oude Chinese hofhuis. De verschillende hoogbouwhoven voor de versch illende generaties spelen hierin een belangrijke rol.
2S
A.F.A.M. Cools
Potentie & Weerbarstigheid
2&000
11.500
Een onderzoek naar de inzetbaarheid van de eigenschappen van Urban Wastelands in het vinden van een alternatieve herstructureringslogica t.b.v. het tegengaan van geforceerde herstructurering en een versmallend publiek domein Afstudeerrichting Urban Design and Planning Afstudeercommissie Dr. ir. CH . Doevendans Dr. ir. M.B.M. Dehaene Ing. j.P.F.A. Snijders
111
Y!
e c..
ID ID
.... ge c..
::::I
!!. ëil'
n e
;:;: ct>
26
Datum afstuderen 31 augustus 2010 Samenvatting De generieke high-tech/high·budget formules met grote hoeveelheden hoogwaardig programma waarmee gemeentes en ontwikkelaars Urban Wastelands herstructureren leidt in het kader van stadsontwikkeling tot het opgebruiken van ontwikkelingspotentie en parasitaire ontwikkelingen . Daarnaast versterkt het beheersbaarheidaspect reeds aanwezige sociologische pro· cessen die leiden tot een versmallend publiek domein. In het afstuderen wordt betoogd dat door het gebruiken, in plaats van normaliseren, van de aanwezige potenties en weerbarstigheden openingen ontstaan voor een andere herstructure· ringslogica . Hierin ontstaat flexibiliteit en ruimte voor een meer graduele, ontspannen herstructurering. Daarnaast ontstaan er door het wegnemen van hoge investeringen en belangen moge· lijkheden voor een breder en experimenteler publiek domein. Trefwoorden Urban Wastelands Publiek Domein Herstructu rering Potentie Weerbarstigheid
Urban Wastelands in de vorm van oude industriële complexen zijn met de nog altijd voortdurende deïndustrialisatie van het Westen een relevante stedelijke opgave. De omvang en (op)gebruikte staat van de terreinen maken het opnieuw inschri jven van de gebieden in het stedelijk weefsel een uitdagende opgave. De naderende bevolkingskrimp ver· groot deze opgave nog eens doordat de economische en pro· grammatische druk tot herontwikkeling (zeker in kleinere ste· den) ontbreekt en de overheid in de toekomst verplicht een ver· dere (financiële) liberalisering door zal moeten maken.
20.500
1993 1998 2003 2008 2013 2018 1988 Gevolgen van geforceerde herstructurering op de woningvoorraad (Scheldekwartier, Vlissingen)
2023
-, 1 Strategie 3 ruimtes: agorale ruimte, parochiale ruimte en kreukelzone
Ondanks de hoge investeringen die noodzakelijk zijn om de weerbarstigheden die de Wastelands bezitten in de vorm van bijvoorbeeld vervuiling ofvervallen monumenten te normalise· ren en de veranderende economische, programmatische en demografische context, zien gemeentes en marktpartijen het ontwikkelen van de gebieden als grote kans. Globalisering en decentralisatie van de overheid hebben ertoe geleid dat gemeentes meer hun eigen inkomsten moeten zien te vergaren . Nieuwe prestigieuze stadsdelen dragen bij aan de city·branding strijd om bewoners, bezoekers en bedrijven aan te trekken. Voor marktpartijen zijn deze projecten vanwege hun omvang potentieel lucratieve ondernemingen. Het herontwikkelen van de Wastelands brengt echter ook hoge investeringen en grote risico's met zich mee. Vanuit een tweetal case-studies ontstaat een beeld van de manier waarop de Wastelands ontwikkel.d worden. Er is sprake van generieke ontwikkel formules waarin gemeente en markpartijen dezelfde belangen hebben; hoogwaardigheid, veel pro· gramma, snelle doorlooptijd en een hoge mate van beheersbaarheid in zowel ontwikkel· als exploitatiefase. Grote hoeveelheden programma in een hoogwaardig segment betekent enerzijds voor de gemeente meer inkomsten en draagt bij aan de voornoemde city·branding, terwijl het anderzijds voor de marktpartijen past binnen het optimaliseren van het rende· ment. De snelle doorlooptijd is politiek handig om de daad· kracht van het zittende bestuur te tonen en houdt tegelijkertijd de kosten onder controle van proces en investeringen. Een hoge mate van beheersbaarheid vertaalt zich in het toepassen van generieke formules die enerzijds kosten en opbrengsten in de ontwikkelfase voorspelbaar maken en anderzijds vastgoed· en gebruikerswaarde in de exploitatiefase beter beheersbaar maken. Het realiseren van veel programma, in korte tijd en in een hoog· waardig segment is nadelig voor een gebalanceerde stadsontwikkeling. De stad wordt in korte tijd overvoerd met programma,
Inrichtingselementen worden gebruikt als middel om toegankelijkheid en gedrag te beheersen
Totaalkaart van potenties en weerbarstigheden op het KVL terrein
Aansluiting van KVL terrein op structuur en geschiedenis van Oisterwijk
ScenariobuIlding In de parochiale ruimte
waar soms in eerste instantie al geen behoefte aan be staat. De nieuwe ontwikkeling verbruikt het complete ontwikkelingspo· tentieel van een stad en neemt daarmee de flexibiliteit en aan· pasbaarheid weg. Daarnaast bestaat er het gevaar van een parasitaire ontwikke· ling waarbij het nieuwe, aantrekkelijkere stadsdeel bedrijvig· heid en voorzieningen wegtrekt uit oudere, zwakke stadsdelen, en deze daarmee (ve rder) verschraalt.
dat jui st deze Wasteland s eigenschappen be zitten die een ope· ning zouden kunnen genereren voor een ander soort ontwikke· ling.
Aan de hand van een literatuurstudie omtrent het publiek domein en een aantal voorbeelden wordt verder aangetoond dat de generieke ontwikkelformule van veel hoogwaardig pro· gramma in een korte tijd niet alleen gevolgen voor de stadsont· wikkeling, maar ook sociale implicaties heeft. Vanwege de hoge investeringen en risico's wordt er in een hoogwaardig segment gebouwd waardoor al in de ontwikkelingsfase een sociaal·eco· nomische selectie optreedt. Alleen reeds gevestigde franchises en bewoners met een brede beurs kunnen zich een plek veroor· loven in het prestigieuze nieuwe stadsdeel. Zowel vanuit de gebruikers, ontwikkelaars als gemeente wordt er echter ook in de exploitatiefase alles aan gedaan om gebruikers· en vast· goedwaarde te behouden, verpaupering tegen te gaan en de representativiteit te behouden van deze duur betaalde nieuwe plek. Openbare ruimte wordt geprivatiseerd en gecontroleerd teneinde gedrag te homogeniseren, conflicten te vermijden en ongewenste subjecten en activiteiten te verwijderen. De hoge investeringen leveren vanuit de belangen en risicobe· heersing dus een omgeving op die slecht s voor een relatief smal deel van gebruikers, activiteiten en gedragingen toegankelijk is, waardoor een versmalling van het publiek domein optreedt. De huidige manier van herstructureren wordt als geforceerd en gemiste kans gezien; de stadsontwikkeling wordt op slot gezet, er wordt functioneel weinig toegevoegd en het publiek domein wordt verschraald. Stadsontwikkeling verwordt op deze manier slechts tot vastgoedoperatie. In het afstuderen wordt betoogd
Aan de hand van een reëele praktijkopgave in de vorm van het voormalige Koninklijke Verenigde leder (KVl) terrein in Oisterwijk wordt handen en voeten gegeven aan het scala van potentieel interessante potenties en weerbarstigheden van de Wastelands en hun inzetbaarheid in het vinden van een alterna· tieve herstructureringslogica. De locatiespecifieke programmati· sche, demografische, economische en sociaal·ruimtelijke con· text worden gecombineerd met de aanwezig potenties en weer· barstigheden van het KVl terrein. Op deze manier worden ener· zijds de verschillende behoeftes vanuit het dorp en de gewenste hernieuwde po sitionering va n het KVl terrein bepaald . Anderzijds dient het scala aan potenties en weerbarstigheden van het terrein als analysemethode om tot een alternatieve her· structureringslogica te komen. Deze twee schaalniveaus zijn met elkaar gecombineerd en leveren een synthese op waarbij het terrein met een minimum aan investeringen een bepaalde een· traliteit in het dorp gegeven wordt. Er ontstaan drie verschillen· de ruimtes met elk hun eigen rol : de agorale ruimte, de parochiale ruimte en de kreukelzone. De agorale ruimte neemt de functie van wijkoverstijgend publiek domein op zich en schrijft het terrein opnieuw in het dorp in. De parochiale ru imte bestaat uit een aantalluwtes achter de agorale ruimte en geeft kansen aan minder voor de hand liggende groepen. De kreukel· zone is het alibi om niet het gehele terrein te bebouwen . Het inzetten van de potenties en weerbarstigheden leidt tot een scenario waarin hoge investeringen en daarmee risico's voorko· men worden . Dit verlaagt de behoefte tot beheersing en gene· reert zo openingen voor een breder en potentieel experimenteler publiek domein . Tegelijkertijd wordt de ontwikkelingsdruk ver· laagd, wa ardoor de locatiespecifieke context in plaats van het sluitend zijn van de begroting leidend wordt.
27
T. Coton
'Venlo Town Hall design' Increasing environmental awareness by showing C2C concepts Mastertrack Architecture & Building Technology
Graduation committee Prof. ir. ).M. Post ).). Timmers arch. AvB Dr. ir. P.A. Erkelens
Date of graduation 31 August 2010
Summary
n C
cr
o
c
:!:
'"
C ::J
0..
m
28
Train view
Venlo is a town in expansion. lts new masterplan of 2005 is going to provide new spaces to live and promote the town as the first city Cradle to Cradle in the world. The city asked different studios to design propositions for its new Town Hall, and asked the help of Michael' Braungaert, one of the writer of C2C, to explain them the different issues involved. This design takes into account the expansion of the town and its direct effect on carbon dioxide emissions. Because of its new status and The Floriade in 2012, millions of people will visit the city and influence its health. The design proposes to clean inside and outside aif from C02 and generate electricity as weil as heating for the building. The C02 'waste' is re-integrated in a complete cyele to serve the energy needs of the building. Because it is a Town Hall and therefore a public building, it is possible to visit the complete installatiof] of the process . This process is created to be seen from far and by night to assure the iconic role of increasing environmental awareness.
Keywords Cradle to Cradle Carbon dioxide Capture Aigaes Design Communicative Design Venlo
Entrance
This project started all because of a sudden interest in Cradle to Cradle. After reading the book it seemed important to me to participate to this new design-attitude and try to integrate it in the design. C2C is a sustainable concept invented by William Mac Donough and Michael Braungaert and published in their book Cradle to Cradle in 2002. According to their vision, human industry should change through ecological and intelligent design. Their concept is to identify two cyeles, namely biological and technical, to introduce each existing product in a cyele and 'erase the concept' of waste. Venlo is a town situated in the southeastern of Netherlands. It is an important traffic connection of commercial exchanges between Rotterdam and the Ruhr. Nowadays the city is developing through a new masterplan and aims to be the first city Cradle to Cradle in the world. In 2012 the town will host The Floriade, World Horticulture Fair, and uses this occasion to promote itself to the world as the first 'Cradie to Cradle City in the World' . The Problem The project ofThe Floriade is to build a greenpark and an innovative and distinctive greenfield business park ca lied Greenpark Venlo. The City is also working on its masterplan, which is divided into two projects, Maaswaard and Maasboulevaard. Those projects extend the city to the Maas and add functions to the old masterplan such as a Town Hall, housing, apartments, offices and parkings. Venlo has already an important status in commerce exchanges and the extension of it plus the development of Cradle to Cradle together with The Floriade will bring millions of visitors . The city will therefore be responsible of enhancing pollution by emitting more carbon dioxide in the air.
Overview
Cafetaria
..... m
rl-.
Offices
Algae system
Nevertheless nowadays C2C is concentrated on processes and products and is only known by engineers, designers and architects. Therefore the spread of its message is for now mostly inexistent. How could it be possible to generate an Architecture that helps to provide Environmental Awareness to the public as weil as give a solution to the raising of Carbon Dioxide emissions?
Design - Use of the C02 waste The building uses algaes to remove the C02 emissions. The biomass produced by the algaes is th en transformed inside the building through different processes to create biofuel and biogas. The process follows a 'promenade' throughout the building and is visible from far in order to draw people.
Definition of the Project As a first answer the design is a City Hall as it is the first public building in the City. It is by definition the place where everything happens in front of everybody, citizens as weil as strangers. The aim of the project is to design a building which can increase environmental awareness by showing C2C concepts. As here the problem lies in C02 emissions, the C2C concept is directly linked with its surrounding and the aim of re-introducing C02 in a cyele . The project develops the complete cyele from beginning to end and provides a solution on how to generate energy by using C02. Research and Theory The theory studies 3 main directions: t/ Questioning C2C - What is waste. 2/ Communication - How to perceive a message in the city. 3/ Definition - What makes a building a public building. Design - How to perceive a message in the city The building was developed in !wo phases. The first one to build the shape regarding its surroundings : a lower level public and opened with perspectives on the Maas to cross the site. A second level build up as a flat large space integrates itself with the level of surrounding individual housing. The third level develops towers which deal with the large scale of the city and creates an urban gate for the new Maasboulevard.
29
S.M.S.D. ten Dam
Het Meester Visserplein Amsterdam Een stedelijk theater Afstudeerrichting
Arch itectu re Afstudeercommissie
Prof. dr. B.j.F. Colenbrander Prof. dipl.·ing. C. Rapp Ir. ~. Broesi Datum afstuderen 31
augustus 2010
Samenvatting
c
Het Mr. Visserplein in Amsterdam kenmerkt zic~ vandaag als een chaotische stedelijke ruimte die meer dienst doet als transi· tieruimte dan als verblijfsruimte. Voor deze belangrijke plek in Amsterdam is met behulp van uitvoerig morfologisch en histo· risch onderzoek een herontwerp gemaakt. Het ontwerp ambieert een verschuiving van de huidige positie van het plein als stedelijk verkeersknooppunt naar een prominente openbare ruimte voor de Amsterdamse binnenstad. Om dit doel te bereiken zijn de drie monumenten rond het plein door middel van analoge aanhechting architectonisch en functioneel versterkt en heeft het plein een nieuwe functie als stedelijk openluchttheater gekregen.
C ::l
Trefwoorden
cr o
::E ,... 0.. (1)
30
Morfologie Analogie Monumenten Pleinen Openluchttheater
Introductie
Dit project maakt deel uit van het afstudeeratelier 'pe dwars· doorsnede door Amsterdam', onderdeel van een serie van afstu· deerateliers, waarbij telkens een gedeelte van Amsterdam wordt onderzocht met behulp van cartografische analyses. De dwars· doorsnede loopt van noord naar zuid en vindt zi'jn ankerpunt met de binnenstand ter hoogte van het Meester Lodewijk Ernst Visserplein. Het Mr. Visserplein vormt van oudsher een belang· rijk knooppunt in de ruimtelijke structuur van de stad en ver· bindt de oostelijke stadsdelen met het historische centrum. Met de verkeersdoorbraken van de jaren '60 werd het als ver· keersplein opgenomen in de schaalvergroting van de Wibaut·as en het IJtunneltracé, maar verloor zijn functie door de aanleg van d.e ringweg AlO. Nu is het tijd om opnieuw na te denken over de functie en verschijningsvorm van dit plein, op het raak· vlak van de oude en de vernieuwde stad . Visie
De continue ontwikkeling van de stad is van belang om de stad leefbaar te houden, meegroeiend met de eisen en wensen van zijn inwoners. Het is belangrijk dat bijzondere stedelijke en architectonische elementen in dit groeiproces behouden blijven, deze elementen zijn de sporen van de verschillende periodes uit de geschiedenis en vormen het karakter van de stad . Een te rigide beleid voor behoud leidt er echter toe dat deze ele· menten hun actieve rol in het stedelijk weefsel kwijt raken en veranderen in rekwisieten . Met een ontwerp dat analoge aan· hechting aan het bestaande als uitgangspunt heeft blijven het monument en de nieuwbouw zich beiden in het historisch conti· nuüm bevinden en zal het monument zijn actieve rol in de stad niet verliezen . De bebouwing rond het Mr. Visserplein is een ver· zameling van verschillende typologieën, die na een turbulent verleden, zich nu in een positie bevinden waarin ze onwennig tegenover elkaar staan geplaatst. Uit historisch en morfologisch
Overzicht Mr. Visserplein
Zicht vanaf het Waterlooplein
onderzoek is duidelijk geworden dat zij zijn gebouwd in een ste· delijke context die inmiddels is verdwenen. Als gevolg hiervan zijn de resterende gebouwen niet gericht op het plein, maar op omliggende straten. Desondanks is er nu ter plaatse van het Mr. Visserplein een interessante situatie ontstaan ; De publieke ruimte van het verkeersknooppunt is geplaatst in het middel· punt van openbare functies ondergebracht in gebouwen met een monumentale uitstraling. Deze ruimte die is ontstaan heb ik verder willen ontwikkelen, omdat ik denk dat hierdoor het Mr. Visserplein veel potentie heeft om bij de binnenstad van Amsterdam te horen, wanneer de ontstane leegte wordt ingericht om er te verblijven. Het plein wat dan ontstaat, kan als entree tot de binnenstad gaan functioneren . Het ontwerp
Het stedebouwkundig ontwerp resulteert in de toevoeging van drie bouwvolumes die aansluiten op de drie monumenten die aan het plein grenzen: de Mozes en Aäronkerk, de Portugees· Israëlitische Synagoge en het voormalige armenhuis, waar nu de Academie van Bouwkunst is gevestigd. Deze gebouwen behoren tot de symbolen van de stad . Met een extra toevoeging in deze categorie zou er aan het plein een slecht leesbare situatie ont· staan. Met de toevoeging van een uitbreiding met een onderge· schikte gevel kunnen de bestaande iconen juist versterkt wor· den. De gevel van de uitbreiding aan het plein vraagt echter wel om elementen van meer overdrachtelijke betekenis om een front te kunnen vormen richting het plein. Uitbreiding Academie van Bouwkunst
De uitbreiding van de Academie sluit, zowel letterlijk als architectonisch, direct aan op het voormalige armenhuis. Aan het Waterlooplein, neemt de nieuwe gevel het patroon van de bestaande gevel in geabstraheerde vorm over. De uitstraling die van een zijvleugel, waardoor de aandacht op de gevel van het bestaande monument wordt gevestigd .
Zicht vanuit het Mozes en Aärontheater op het plein
Interieur Mozes en Aärontheater
Het Mr. Vlsserplein, zicht van bovenaf
Zicht vanaf het Jonas Daniël Meijerplein
Richting het Mr. Visserplein verandert het patroon geleidelijk aan de hand van de achterliggende functies. Wanneer de gevel voor de tweede keer de hoek om is gegaan heeft het patroon een uitgekristalliseerde vorm aangenomen. Hier zijn de bestaande en de getransformeerde architectuur naast elkaar zichtbaar.
de nokhoogte van de ombouw. Hierdoor kijkt men vanaf het plein over de ombouw heen naar de synagoge en vormt deze geen barrière meer. Op maaiveld niveau communiceert de kleinschalige gevel met de ombouwen is een straat gecreëerd die de historische as, die zich daar bevond, herstelt.
Het Mozes en Aärontheater Ook de uitbreiding van het Mozes en Aärontheater neemt naast de prominente voorgevel van de kerk een ondergeschikte houding aan. De zijgevel van het nieuwe podium kadert de kerkgevel weer in zoals voor de doorbraak het geval was. De uitbreiding wordt direct naast de kerk geplaatst, maar een kleine afstand is geboden om het monument zijn ruimte te gunnen. Richting het plein neemt het gebouw de prominentie van de kerk over, waardoor het naar het plein toe een dominante rol vertolkt. De huidige functie van de kerk als theater wordt uitgebreid met een tweede zaal die ook als openluchtpodium kan dienen. Dit kan door de glazen gevel richting het plein open te schuiven. Het plein krijgt dan de functie van tribune. Het podium dient overdag ook als publieke ruimte, een stedelijke loggia. De rollen van podium en tribune zijn dan omgedraaid: het podium wordt de huiskamer vanuit waar men naar het plein en de stad kijkt. Het plein Het hoofdgebouw van het Synagoge huisvest de hoofdfunctie en is toegerust met een architectuur die dit uitdraagt in uitstraling en schaal, passend aan een plein. De lagere ombouw, met nevenfuncties, heeft een kleinschalige uitstraling en belemmert een direct relatie van het hoofdgebouw met de omgeving. Het nieuwe plein gaat met deze tweeledigheid van het complex een relatie aan door met het hoofdgebouwen de ombouw individueel te communiceren. Dit is gedaan door een oplopend plein te creëren. Het hoogste niveau van het plein ligt gelijk met
31
I.j. van Deutekom
Building in Nakuru Een onderzoek naar de timingproblematiek bij de totstandkoming van voorzieningen op grootschalige uitbreidingslocaties in Nederland Afstudeerrichting Building Technology
Afstudeercommissie Prof. dr. ir. j.j.N. Lichtenberg Ir. A.D.e. Pronk Dr. ir. P.A. Erkelens
Datum afstuderen 31 augustus 2010
Wijk in Nakuru
Samenvatting
n C
ro
CT
o c ::;;
7' C :::J
0.. Cl)
32
Nakuru stad heeft grote behoefte aan goedkope woningen van redelijke kwaliteit. Voor goedkope woningen wordt er vaak gegrepen naar de oplossing van lemen muren en een dak van golfplaten. Deze bouwmethode zorgt voor woningen die niet voldoen aan de kwaliteitseisen. Een alternatief voor de muren bestaat al in de vorm van 'stabilized earth blocks'. Voor het dak is er nog geen toepasbare oplossing. In dit project is er een ontwerp gemaakt voor een alternatieve dakoplossing, bestaande uit een boogconstructie van 'stabilized earth' tegels . Hierbij zijn de kosten verge lijkbaar met die van het golfplaten dak, maar de kwaliteit ligt beduidend hoger.
Trefwoorden Roofing Stabilized soil Kenya Low budget Community based
Het testen van de drie lagen boog
Binnen de faculteiten zijn er verschillende "kant en klare" afstu deeropdrachten, maar ik koos er voor om een eigen projectvoorstel te doen . Dit onder andere om het project te richten op ontwikkelingsproblematiek en praktijkervaring op te doen binnen een bedrijf of organisatie. Via mijn begeleiders ben ik in contact gekomen met Solid House Foumdation (SHF). SHF is een Habitat organisatie onder andere actief in Kenia. Momenteel zijn ze bezig met een "strategie housing vision" voor Nakuru waar grote behoefte is aan nieuwe goedkope woningen. Nakuru is de 4e grootste stad van Kenia en is nog steeds sterk groeiend . Kenia heeft een populatiegroei van 2,7% per jaar, voor Nakuru is dit zelfs 5,6%. Deze sterke groei is te verklaren door migratie van het platteland naar de stad, geboorte en uitbreiding van de stadsgrenzen . Deze groei zorgt er voor dat er behoefte is aan nieuwe wonin gen. Naast de behoefte vanuit nieuwe inwoners ,i s er vanuit de huidige bewoners ook een vraag naar betere woningen . De kwaliteit van de woningen is om verschillende redenen erg laag. Zo heeft huisvesting niet de hoogste prioriteit (er zijn er relatief grote bedragen nodig voor het verbeteren van een woning) en de gebruikte materialen zijn veelal van een lage kwaliteit. Dit was een mooi uitgangspunt voor een project op het gebied van de verbetering van deze woningen. Het project ging dan ook om het verbeteren van het woningontwerp voor goedkope wo· ningen. Het gebruik van plaatseli'jk verkrijgbare materialen was hierbij een belangrijk aspect aangezien dit niet alleen de directe aanschafkosten drukt (als die er al waren), maar ook de arbeid die er mee gemoeid gaat zal de locale economie stimuleren . In eerste instantie lag mijn focus op het verbeteren van de buitenmuren. Om een beter beeld te krijgen van de verschillende bouwmethoden en mogelijke verbeterpunten heb ik een vergelijking (zowel financieel als kwalitatief) gemaakt tussen de drie
De drie testbogen
Productie van de tegels
cr o c
::E
'"
C
::l
0..
m
33
Render van dakopb"ouw
belangrijkste bouwmethoden, namelijk "Quarry stone house", "Improved mud house" (de traditionele lemen woning opgeschaaid naar een kwaliteit vergelijkbaar met de andere twee bouwmethoden), "Interlocking stabilized soil block house (ISSB huis)". Het ISSB huis bleek bij deze kwaliteit de laagste kosten met zich mee te brengen tegenover een goede kwaliteit en locale productie. Bij het verder ingaan op deze bouwmethode bleken er nog een aantal verbeterpunten te zijn. Na het uitwerken van deze punten heb ik contact opgenomen met Makiga (de producent van de machines waarmee ISSB gemaakt worden). De waargenomen problemen bleken al min of meer opgelost te zijn, maar introductie op de markt was nog niet op een afdoende wijze gedaan . Aangezien ik niet veel verbeteringen meer aan kon brengen in de productiewijze of kwaliteit van deze blokken heb ik er voor gekoze n om me op een ander probleem te storten. Namelijk het verbeteren van de dakoplossing. In goedkope woningen (en soms zelfs in de duurdere woningen) wordt er gebruik gemaakt van golfplaten. De nadelen van deze golfplaten zijn de korte levensduur (van 5 jaar), de grote warmteontwikkeling in de onderliggende ruimte en geluidsoverlast bij regen . Ook de hoger wordende kosten van de houten onderconstructie maken het interessant om naar een alternatieve oplossing te kijken. In eerste instantie zocht ik de oplossing in volledig overspannende dubbel gekromde platen die van relatief goedkope materialen vervaardigd kunnen worden . Uiteindelijk is dit concept verworpen op basis van het te hoge gewicht van de platen. Bij verder literatuuronderzoek kwam ik het principe van "Timbrel vaulting" tegen. Dit is een eeuwenoude constructiemethode waarbij er gebruik gemaakt wordt van Terracotta tegeltjes en gips om , zonder gebruik te maken van een bekisting, grote overspanningen te bereiken met relatief slanke constructies. Aangezien de gebruikte materialen niet aansloten op de in Kenia gebruikelijk materialen was het nodig om de methode te
vertalen naar de Keniaanse bouwcultuur. Dit resulteerde in een gelaagde constructie opgebouwd uit lagen van tegels van gestabiliseerde aarde en cement. Om te testen of deze constructiemethode ook echt toepasbaar was in Kenia is er een test uitgevoerd waarbij drie bogen van verschillende dikte (2.3 en 4 lagen tegels) gebouwd zijn. De bogen waren op ware grote met een overspanning van 4 meter. De test diende om te kijken of de bouwmethode haalbaar was indien uitgevoerd door beperkt geschoolde arbeidskrachten onder supervisie van een deskundige. Verder diende de test om een eerste indruk te krijgen van de sterkte van de constructie. De bogen zijn dan ook belast tot bezwijking plaatsvond. De test moest plaatsvinden in een tijdsbestek dat te beperkt was voor goed e uitharding van zowel tegels als de bindende mortel. Toch kan er gesproken worden van een succes aangezien het bouwen voor het overgrote deel door de plaatselijke bevolking gedaan is en zeer goed uit te voeren bleek. Ook de sterkte test geeft zeer positieve resultaten (de slechte omstandigheden in het achterhoofd houdend) . Ook zijn er bij de test verschillende verbeterpunten naar voren gekomen voor zowel de test zelf als de uiteindelijke bouwmethode. Er kan gesteld worden dat er zeer veel potentie in de construc tiemethode zit, maar verdere tests zijn nodig om een beter beeld te krijgen van de eigenschappen van de constructie .
J.J.H . van Eeuwijk
leren over parkeren Discreet keuzeonderzoek naar de voorkeuren van bewoners met betrekking tot het parkeren in de directe woonomgeving Afstudeerrichting Design and Decision Support Systems & Urban Design and Planning Afstudeercommissie Ir. A.w.J. Borgers Dr. ir. A.D.A.M. Kemperman Ir. R.A. Rutgers Datum afstuderen augustus 2010
31
Samenvatting De inpassing van de parkeersituatie speelt een rol bij de waardering van de bewoners voor hun woonomgeving. Met behulp van discreet keuzeonderzoek is geprobeerd voor een aantal aspecten van de parkeersituatie te bepalen wat hun afzonderlijke invloed is op de bewonerswaardering. Dit is gedaan door op een uitgekiende manier respondenten woonomgevingen met elkaar te laten vergelijken waarin de parkeersituatie telkens systematisch verschilt. Met het gemeten keuzegedrag kunnen uitspraken worden gedaan over de waardering voor de parkeersituatie in woonomgevingen en de relatieve invloeden van de gekozen ontwerpaspecten.
34
Trefwoorden Parkeren Auto Woonomgeving Discreet keuzemodel Bewonerswaardering
De auto vervult het belangrijkste deel van de mobiliteitsbehoeften van de Nederlandse samenleving en is daarom niet weg te denken uit het dagelijks leven. De alsmaar toenemende populariteit van de auto heeft er in de loop der tijd toe geleid dat deze ook een steeds prominentere plaats in is gaan nemen in de woonomgeving. Naast mobiliteit vormt een leefbare en kwalitatief hoogwaardige woonomgeving ook een belangrijke maatschappelijke behoefte. Een combinatie maken van bereikbaarheid met verkeersveiligheid en een straatbeeld dat niet wordt overheerst door de auto is voor ontwerpers een bekend dilemma. Veel onderzoek naar mobiliteit richt zich op verplaatsingen en de daarvoor vereiste faciliteiten, terwijl ontwerpers zich vooral bezighouden met de rUimtelijke inpassing van die infrastructuur en welke invloed deze heeft op de kwaliteit van de woonomgeving. Eén van die faciliteiten is parkeerruimte . De benodigde ruimte voor parkeerplaatsen is in verband met het dynamische karakter van parkeren lastig in een ontwerp op te nemen. De benadering van parkeerruimte als integraal onderdeel van de woonomgeving kent nog weinig navolging in de wetenschap of als basis voor parkeerbeleid. Door te kiezen voor een onderzoeksbenadering gebaseerd op zowel de ruimtelijke als de functionele facetten van parkeren kunnen uitspraken gedaan worden over de rol die de ontworpen parkeersituatie als geheel in de woonomgeving speelt. De onderzoeksvraag die hierbij is geformuleerd is: welke aspecten zijn bepalend voor en wat is de directe invloed van een aantal van deze aspecten op de waardering van bewoners voor parkeeroplossingen in hun directe woonomgeving? Het doel is om deze aspecten en hun invloeden expliciet te maken. Gekozen is om de onderzoeksvraag als een discreet keuzeprobleem te benaderen. Hiervoor is een set met woonomgevingen waarin steeds slechts de parkeereigenschappen systematisch verschillen ontworpen. Bewoners krijgen steeds keuzetaken met daarin twee woonomgevingen in beeld en woord voorgelegd en worden gevraagd een voorkeur voor één van beide uit te spreken_ Als onderzoeksgebied en tevens basis voor de set van alternatieve ontwerpen is de wijk Het Zand in Tilburg gebruikt. De parkeereigenschappen die voor het ontwerp zijn gebruikt zijn afstand tot de parkeerplaats, parkeervorm, zicht/bewaking en de verkeersvrije straat. Deze vier variabelen zijn te combineren tot 17 realistische alternatieven, die via een algoritme tot keuzetaken voor de respondenten zijn gecombineerd. Parameters die de invloed van de parkeereigenschappen op de woonvoorkeuren weergeven kunnen vervolgens worden geschat met behulp van een multinomiaallogit model (MNL) en de door de respondenten in de keuzetaken aangegeven voorkeuren. De enquête, bestaande uit een aantal keuzetaken en aanvullende vragen en stellingen om de steekproef op representativiteit te kunnen controleren, is uiteindelijk door 85 respondenten volledig ingevuld . Verondersteld wordt dat de steekproef representatief is voor de bewoners van eengezinswoningen in het als onderzoeksgebied gebruikte deel van Het Zand . Uit het keuzegedrag van de steekproef kon worden opgemaakt dat de variabelen afstand, zicht en bewaking de belangrijkste rol spelen binnen de waardering voor een parkeeroplossing in de directe woonomgeving. Men parkeert het liefst dicht bij de woning, met zicht op de auto vanuit de woning of camerabewaking op de parkeerplaats. Uit de vergelijking van de totaalwaarderingen voor de verschillende alternatieven is gebleken dat de combinatie van parkeren op een gemeenschappelijke parkeerplaats circa een halve minuut lopen van de woning met camerabewaking hoger wordt gewaardeerd dan parkeren op een gemeenschappelijke parkeerplaats voor de deur zonder enig zicht op de auto. De relatie tussen afstand en waardering voor de woonomgevi ng bleek niet-lineair te zijn. Hoe groter de afstand tot de parkeerplaats, hoe sterker de waardering afneemt. De invloed van enige loopafstand (een halve minuut lopen) is minder ingrijpend dan grotere afstand (een minuut lopen).
Aan de hand van de aanvullende stellingen en vragen kon een aantal contrasteffecten worden vastgesteld tussen subgroepen van de steekproef. Zo hechten mannen meer waarde aan direct zicht op de auto, terwijl vrouwen camerabewaking hoger waar· deren. Oudere bewoners kiezen vaker voor een parkeerplaats dicht bij de woning en voor een verkeersvrije straat. Verwacht werd dat gezinnen met kinderen jonger dan 15 een verkeersvrije straat hoog zouden waarderen, maar dit bleek juist omgekeerd. Vermoedelijk speelt hierbij het gebruiksaspect van de auto een belangrijkere rol voor de ouders dan een verkeers· vrije woonomgeving. Op basis van een aantal stellingen kon een groep autoliefhebbers worden geïdentificeerd die in keuzegedrag verschilt van de overige respondenten. Autoliefhebbers blijken meer waarde te hechten aan dichtbij parkeren en viljden alternatieve parkeeroplossingen minder vaak acceptabel. Deze groep is echter niet identificeerbaar aan de hand van demografische kenmerken . Hoogopgeleiden blijken bijna net zoveel waarde aan camera be waking te hechten als aan direct zicht op de auto. Het lijkt er ook op dat zij zich meer bewust zijn van de inrichting van hun woonomgeving: ze zijn minder gevoelig voor de afstand tot de parkeerplaats, waarderen een autovrije straat hoger en wijzen een woonomgeving sneller af als deze niet aan hlln eisen voldoet.
DI
ür c
Cl. ti) ti)
...c:r c
~
Cl.
~
Ervan u ~tgaande dat deze conclusies te generaliseren zijn naar vergelijkbare naoorlogse woonwijken kunnen ontwerpers aan de hand van gevonden invloeden van de onderzochte variabelen proberen de huidige situatie aan te passen tot een hoger gewaardeerd alternatief. Een andere mogelijkheid is een nieuw ontwerp te maken op basis van de uitgangspunten die uit de conclusies zijn gedestilleerd. Deze conclusies luiden als volgt: bewoners parkeren het liefst zo dicht mogelijk bij de woning en als het kan zodanig dat ze zicht op hun auto hebben. Clustering van de parkeerplaatsen in de straat tot een centrale parkeerplaats is een goed alternatief als langs de straat parkeren in het zicht niet mogelijk is, waarbij camerabewaking een verder positief effect heeft op de bewonerswaardering. Als bij een dergelijke clustering de noodzaak voor een doorgaande straat wegvalt, kan de waardering voor de woonomgeving door het verkeersvrij maken van de straat verder worden verhoogd. Voor aanpassingen voor specifieke groepen bewoners in delen van een wijk kunnen de conclusies met betrekking tot de contrasteffecten worden gebruikt.
iil' () c
ro
35
S. van den Eijnden
De wijk vertelt ... .~
Een impulsstrategie voor herbestemming van de openbare buitenruimte in de 8ennekel Afstudeerrichting Architecture
_, •
..........................................
I· ~· ~:·: :·l-: ·: :· :· :· · •
Afstudeercommissie Dr. ir. A.H.j. Bosman Dr. j. Boomgaard Dipl.·ing. H.H. Yegenoglu
..............................
_~ fIJ'te
k~
i .y. k;f* i .y.
•
k~
Datum afstuderen 31
augustus
2010
Pictogrammen per locatie
Samenvatting
0-
o c
::E ;;<:"
C :::J
0.. ID
Voor de wijk de Bennekel heb ik een impulsstrategie ontwikkeld die erop gericht is middels kleine aanpassingen aan de buitenruimte een impuls te geven aan de wijkbeleving om zo de leef· baarheid te vergroten door uit te gaan van de sociale, culturele of landschappelijke waarden van de wijk. De buitenruimten die hiervoor in aanmerking kwamen heb ik gekoppeld aan een route zodat alle plekken voor iedereen beleefbaar kunnen worden gemaakt. Deze route loopt dwars op de wijkstructuur en kan zo een nieuwe dimensie toevoegen. Van alle 40 ptekken heb ik er uiteindelijk drie uitgekozen die ik verder uitgewerkt heb. De eerste locatie is een binnenterrein achter de woningen waar middels een andere vorm van privacy· regulering bewoners ertoe zou worden verleid om van het enor· me terrein gebruik te gaan maken. De tweede locatie was een leegstaand kavel aan de Hoogstraat, hier kwam het Wijkatelier als schakel tussen stad en wijk. De derde en laatste locatie ligt aan de Kloostertuin en vormt een fysieke verbinding met het Franz Lehrarplein. Door de twee gebouwen visueel te koppelen en nieuwe functies toe te voegen worden het plein en de tuin met elkaar verbonden in de hoop dat ook de prachtige klooster· tuin deel uit zou kunnen gaan maken van de wijk.
Trefwoorden Wijkvernieuwing Impulsstrategie Openbare ruimte Privacyregulering Krachtwijk
Wanneer wordt gesproken over wijkvernieuwing wordt er al gauw gedacht aan de sloophamer. Woonhuizen, straten, plei· nen, alles wat ooit zo bekend was voor de bewoners gaat tegen de vlakte en niets lijkt meer op wat het was. Lokale karakteristieken gaan verloren en sociale netwerken verdwijnen als sneeuw voor de zon. juist in een wijk met sociale en economi· sche achterstanden vormen deze specifieke kenmerken het houvast en de basis voor hun leven. juist deze mensen in deze wijken zijn aangewezen op cj e directe leefomgeving qua werk, scholen, winkels, recreatie, etc. Door in plaats van sloop, nieuwbouw en een' nieuwe van bovenaf opgelegde identiteit juist de plaatselijke sociale, culturele en landschappelijke waar· den naar boven te halen en te versterken, kan een bestaande wijk een nieuwe impuls krijgen en ontsnappen aan de verloede· ring die de tijd en omstandigheden hebben ingezet. Voor de krachtwijk d'e Bennekel in Eindhoven ben ik gaan zoe·
Zicht vanuit de woning op het heringerichte binnenterrein
ken naar deze bestaande, al dan niet verborgen karakteristie· ken en kwaliteiten van de wijk om deze vervolgens om te kun· nen zetten naar een werkbaar plan. Alle kenmerken zijn onderverdeeld in drie onderwerpen, te weten: het ontstaan van het huidige landschap, de bewoners van nu en de culturele ontwik· kelingen door de jaren heen. Vervolgens heb ik deze bevindingen vertaalt naar 40 plekken in de wijk. Plekken die 'Ieeg staan, ongebruikt zijn of gewoon een zetje nodig hebben. Elke plek heeft van deze drie onderwerpen een specifiek pictogram meegekregen, waardoor in één oogopslag duidelijk wordt wat de sociale, culturele en landschappelijke waarde is van de plek en op welk gebied er nog verbeterd kan worden. Op de ene plek is namelijk het landschap belangrijk, op de andere plek juist de bewoner. Zie een voorbeeld van deze pictogrammen op afbeelding 1. Tenslotte ben ik gaan zoeken naar een manier om de plekken fysiek met elkaar te verbinden, zodat elke plek ook een grotere draagkracht kan krijgen omdat er meer mensen gebruik van kunnen maken. Middels een route die dwars de irluidige wijk· structuur doorkruist, worden bestaande d'oorsteekjes, gangetjes, parklaantjes en plantsoenen ingezet om de plekken te ver· binden. Korte, veilige verbindingen van plek naar plek zodat het voor iedereen mogelijk wordt om de verschillende plekken te bereiken. Het speel· en leefgebied van bewoners kan op die manier aanzienlijk worden vergroot. Om een en ander te verdui· delijken heb ik drie plekken op de route uitgekozen om verder lU it te werken. Zie afbeelding 2. Wandelend door de Bennekel tref je in het hart van de wijk een gezellige, levendige straat. Spelende kinderen, stoeltjes aan de voordeur, kratje pils erbij en een gezellige drukte. Mensen in de straat zoeken de nabijheid van buren, familie en vrienden en eenieder vecht voor een toegeëigend stukje grond aan de gevel. lDat terwijl er aan de achterzijde van de woning een zee van ruimte ligt. Onbespeeld en verlaten. Mijn doel was hier om de
<,'····,·' v., ~ ................................. ~... .~ ..~../>. ~. ~ <~ .< .••.
l................ ..
oI,l" . ..... . ........., ...................,
. . ....
~
_
:
:
.
I
" .1 •••••••••••
:
f: ................ _.~ ....)
t·····: ~... :t................. ~ •• ••-f. . ...... . . . . . .. . : • • :
...............;
f
0°:
~
.....................
Slingerende route met drie nader uit te werken plekken
Concept van het binnenterrein I»
ur .... e Cl. /1) /1)
..,
er-
e
:::s
Cl.
!.
or
n
e
.-+ (1)
;:;: 0-
o :E
e
'"
e
:::J
a. (1)
Het wijkateUer neemt de bezoeker mee de wijk in
Entree kloostertuin
situatie om te keren. Het straatleven verplaatsen naar de achter· zijde waardoor er voor iedereen meer ruimte zou ontstaan. Onbegonnen werk wanneer er daar niets te doen zou zijn. Er moet iets zijn om te bekijken en in de gaten te houden . Door nu de wandelroute achterlangs te laten lopen, de tuinen vrij zicht te geven op het binnenterrein, de privacy aan de ach· tergevel goed te reguleren en de invulling van de stroken in samenwerking met bewoners in te vullen, wordt de kans ver· groot dat het leven zich inderdaad zal gaan verplaatsen . Ik ben me er echter terdege van bewust dat hierin niets gefolr· ceerd kan worden en dat het uiteindelijk aan de mensen zelf is waar ze het liefste gaan zitten of spelen. Maar door de ruimte beter te verdelen en aantrekkelijker in te richten, is er meer ruimte om te spelen, voetballen, zitten, kijken, kletsen en te eten. Kortom: meer ruimte om te leven. Zie afbeelding 3 en 4. De tweede locatie is gelegen op een leegstaand kavel aan de Hoogstraat. Dit kavel vormt een fysieke verbinding tussen de stad en de wijk. De Hoogstraat is namelijk één van de stadsont· sluitingswegen en van oorsprong een belangrijke handelsroute voor de stad Endehoven in de middeleeuwen. Dit kavel, gelegen aan de Hoogstraat en uitkomend in de wijk, kan een belangrijke spil vormen op de route om ook mensen van buiten de wijk als bezoekers naar de route en de plekken te lokken. Ik heb er dan ook voor gekozen om van deze locatie een poort naar de wijk te maken, een entree die eenieder welkom heet in de Bennekel. Je wordt als bezoeker middels een galerijgevel naar binnen geloodst en meegenomen op reis. Aan de wanden hangt infor· matie over de wijk, de plekken en de route, er kan kunst ten· toongesteld worden en er kunnen workshops gegeven worden. Belangrijk is ook dat het gebouw in zichzelf ook de route huis· vest. Zie afbeelding 5. Via het atelier kun je namelijk vanaf de Hoogstraat naar de wijk en daar de route verder volgen .
de kloostermuur, gelegen aan het centrale Franz Lehrarplein . Onbekend bij buurtbewoners, terwijl er zowel vanuit de instan· ties uit het kloostergebouw als vanuit de wijk wensen zijn om meer openheid naar elkaar te geven en mensen uit de buurt meer mogelijkheden te geven om van de tuin gebruik te maken. Ik ben gaan zoeken naar een manier om zowel het klooster als de kloostertuin fysiek en visueel te koppelen aan het Franz Lehrarplein zodat er een grotere toegankelijkheid zou kunnen ontstaan. De rustige tuin en het gezellig drukke plein kunnen op die manier een balans vormen met elkaar. Om dit te verwezenlijken heb ik een ontwerp gemaakt voor het kleine plaatsje achter de Rabobank. Door de twee gebouwen beide een kleine aanvulling te geven die niets afdoet aan de huidige Uitstraling, kan er een visuele verbinding teweeg gebraèht worden tussen het Rabobank gebouw aan het plein en het oude schoolgebouw aan de kloostertuin. De nieuwe invulling zet een richting in gang naar de tuin. Via de lichte glazen aanbouwtjes word je als het ware de weg gewezen naar de tuin. Zie afbeelding 6. Een lichte ophoging naar het oude schoolgebouw verzwaar'i de monumentale waarde en laat je als bezoeker ervaren dat je een andere, rustigere ruimte betreedt. Ook de toegevoegde functies (een terras en expOSitie) hebben als doel de bezoeker even een moment van rust te gunnen.
Midden in de wijk, tenslotte, ligt een prachtige kloostertuin als een oase van rust en ruimte . Hoge bomen, dichte struiken, bloemen, groenten en fruit worden omzoomd door het klooster en
Door het opnieuw waarderen van bestaande open rui(T1te in de wijk en deze een eigen, specifieke invulling te geven die gericht is op de bewoners en waar de nadruk komt te liggen op het eigen (bestaande) karakter en de eigen (bestaande) herkenbaarheid van de wijk, kunnen de beleving en het gebruik van de wijk sterk toenemen. Mensen zullen zich meer betrokken voelen, een grotere verantwoordelijkheid dragen en zich beter thuis voelen in de omgeving waar men woont, speelt, winkelt, sport en ontmoet. Verschillende plekken met verschillende invullin· gen sluiten elkaar niet uit, maar vullen elkaar aan. Nergens iets hetzelfde, maar door de uniforme kaders toch een eenheid binnen het grotere geheel van de wijk .
37
T. Follet
Tissage, métissage Het herbestemmen van plekken; naar een transformatieve en adaptieve ruimtelijkheid Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. I. Westra Dr. ir. M.B.M. Dehaene Ir. l.I.P.M. van Hoof Datum afstuderen 31 augustus 2010
0-
o c
:z:
c '" ::J
0.. III
Samenvatting De sluipende privatisering van de ruimte kan het beste worden omschreven als eer eetstoornis. Door voortdurend ruimte te onttrekken wordt de wereld steeds meer gesloten. 'Tissage, Métissage' is een voorstel voor een radicaal andere grondlilouding jegens de ruimte. Een houding waarin niet alleen (ruimte) genomen kan worden maar waarin ook (ruimte) gegeven wordt. Concreet wil de opgave vanuit het milieu ruimte organiseren door leven toe te laten. Daarbij wordt niet het gedemarqueerde punt, maar de gebeurtenis als organiserend principe genomen. Ruimte krijgt vo rm door toe te voegen. Ruimte krijgt vorm door te doen. Trefwoorden Differentiëren Fenologie Nabijheid Tactiek Vloeibaarheid
Het interieur van de eetruimte In de private woning
in de bouw bepleit waarin "we [... ] niet nog meer [moeten] willen bouwen - we moeten transformeren." (Stroink, De stelling van Rudy Stroink: Nederlandse bouw is nog steeds in de greep van het naoorlogse optimisme, 2009)
"Het leven is constantie en veranderingen" (rel), aldus Sigfried Giedeon. Maar is dat wel zo? Kunnen we niet stellen dat het leven, en daarmee de ruimte (sinds Darwin), niet enkel uit veranderingen bestaat? Veranderingen die zich soms binnen een dusdanige tijdschaal voltrekken dat wij mensen ze moeilijker ervaren? Met andere woorden: is de eroderende kracht van de tijd uiteindelijk niet alles bepalend? Hoe dan ook, transformaties in door de ruimte zijn de modus operandi van onze geleefde omgeving. Het herbestemmen van gebouwen is in de West-Europese situatie meer dan ooit een actueel thema. Nooit eerder is er zo veel aandach t geweest voor het herbestemmen van gebouwen. Niet alleen staan/komen er steeds meer gebouwen leeg/vrij (van industrieel erfgoed tot wederopbouwarchitectl!Jur), er bestaat ook een almaar stijgende ruimtedruk. Hierdoor dient er zuiniger met de beschikbare ruimte omgegaan te worden als gevolg waarva n de ruimte intensiever en/of meerduidig gebruikt wordt. Bovendien staan er aanzienlijke demografische veranderingen te gebe uren. Ook de op handen zijnde bevolkingskrimp geeft mogelijkheden tot een aangepaste inrichting van de ruimte. Evenwel lijkt het er op dat de huidige bouwwereld zich nog niet bezig houdt met deze problematiek en nog steeds vast zit in een verlopen vooruitgangsdenken dat er voornamelij k op gericht is de korte termijnbehoeFten te bevredigen. Illustratief is de door bouwkundig ingenieur Rudy Stroink in het NRC Handelsblad van zaterdag 15/11/2009 geponeerde stelling dat de "Nederlandse bouw nog steeds in de greep [is] van het naoorlogse optimisme" waarna hij een mentaliteitsverandering
Analoog aan het herbestemmen van bouwwerken is het herbestemmen van plekken ook altijd al aan de orde geweest. Doch de gebruikte methoden en de gehanteerde motieven zijn daarbij meestal veel minder expliciet geweest. Het lijkt voor de hand liggend aan te nemen dat het meer vanzelfsprekende karakter van de plekherbestemming daaraan ten grondslag ligt. Plekken worden immers per definitie herbestemd. In tegenstelling tot bouwwerken die of hergebruikt of gesloopt kunnen worden lijken plekken een intuïtieve logica te kennen die slechts een optie mogelijk maakt; hergebruik. En dus wordt het in de regel gezien als een non-issue. luist de aangenomen vanzelfsprekendheid van de automatische plekherbestemming maakt de daad van hergebruik/herinrichting potentieel destructief en de er aan overgeleverde ruimte kwetsbaar. In de praktijk komt dit vaak tot uiting. Het onderhavige karakter van de automatische plekherbestemming leidt tot hetgeen ik hier zal samenvatten als ruimtelijke degradaties. Dit zijn 'ontwikkelingen' van de ruimte waarbij aanwezige kwaliteiten verloren gaan. Een ruimtelijke degradatie die de afgelopen decennia heeft plaats genomen is de voortdurende kolonisatie van de ruimte. Drijvende kracht achter dit proces is een ongebreidelde privatisering van de ruimte. De ruimtelijke consumptie neemt plaats, dat wil zeggen onttrekt ruimte, in de context van het heersende neoliberale wereldbeeld. Daarin worden 'dingen' gezien als voorhanden bruikbare zaken - klaar om te exploiteren. In een paradigma dat efficiëntie als hoogste doel kent, loont het om dingen (ruimte, grondstoffen, arbeid) te nemen zonder dat men er zich om bekommert ook te geven.
Panorama over het rivierenlandschap van de Seine tussen Manies en Limay
Het woonvolume gezien vanaf het noorden
r::r
o c :iE
"
C :::J CL
m
Uitzicht vanaf de eerste verdieping van de private woning over de rivier
Dit afstudeerproject zal zich expliciet richten op de gevoeligheden die gepaard gaan met het (her-)bestemmen van plekken. De problematiek van de plekherbestemming zal aan de hand van een ruimtelijke thematiek eerst globaal en lokaal worden onderzocht, waarb ij ook stelling zal worden genomen in hoe om te gaan met het herbestemmen van plekken. Daarnaast zullen er voor en op specifieke plekken ontwerpen worden gemaakt. Laat mij voorop stellen dat het project er niet op gericht is exis· tentiële vragen te stellen . Vragen als: "wat is de Genius Loci?" lijken (zeker in het korte tijdsbestek van het afstudeertraject) niet a'ileen problematis ch, maar ook bijzonder onvruchtbaar. Wat·is·vragen hebben mijns inziens in het algemeen vooral een restrictief karakter. Daarentegen is er juist besloten een positie· ve houding aan te nemen - één die ook veel productiever lijkt waarin niet gezocht wordt naar een statische enkelvoudige waarheid, maar naar dynamische meervoudige mogelijkheden. De vragen die in de loop van het onderzoek zijn gesteld zijn dan ook niet van de wat·is formule, maar van de hoe·kan of waartoe· kan formule - wat kan er met een bepaalde plek wanneer deze ...? Het eerste doel van het project is het tot in detail uitwerken van een gesitueerd bouwwerk. Daarbij wordt in het bijzonder aan · dacht besteed aan de lokale condities van de ingreep. Dit eerste doel heeft een in hoofdzaak lokaal karakter dat vanuit het onderwerp in wisselwerking treedt met de opgave. Het tweede doel is de contextuele inbedding in de hierboven geschetste drievoudige problematiek. In 'Tissage, Métissage' wordt onderzocht hoe de ruimte kan worden georganiseerd opdat deze niet slechts wordt genomen, maar hoe er ook iets aan terug gegeven kan worden . Uiteindelijk is het doel groter dan een bouwwerk. Doel is het vieren van een open, verleidelijke en meervoudige ruimtelijkheid die wordt gekenmerkt door een prettige relaxte ambiguïteit. Een bescheiden bouwwerk op een zuidelijk georiënteerde hel·
39 ling in Limay (Frankrijk) is één val] de voorgestelde ingrepen. Over twee volumes is een woning met chambres d' hötes (gastenkamers) ontwikkeld. Dit bouwwerk dat als spil op de site werkt, bestaat uit twee afzonderlijke volumes van 3 en 4 verdie· pingen. Deze zijn parallel en aangrenzend aan het pad gesitu· eerd. Het westelijke volume herbergt het woonhuis van de eige· naren, het ooste ~ ijke volume de gastenkamers. De volumes zijn respectievelijk in hoofdzaak opgetrokken uit de combinaties schoon beton/natuursteen en massief hout/houten geveldelen. De interne logica kenmerkt zich door een split·level structuur van kamers met een vloeibare ontsluiting. Het bouwwerk als geheel ligt verzonken in het landschap zodat een gezamenlijk souterrain ontstaat. De twee delen hebben hun respectievelijke voordeuren aan een gezamenlijk erf dat feitelijk een plaatselilke verbreding van het pad betreft. Het woonhuis heeft de eetruimte en de keuken op de entreeverdieping. Daaronder bevinden zich een slaapkamer met badkamer en aparte wc en een extra r~imte aan een verzonken hof. Op de verdieping bestaat de leefruimte uit twee door een trap verbon· den delen. De vier gastenkamers met elk een eigen natte cel lig· gen verspreid over drie bouwlagen in het andere volume. Daar tussendoor bevinden zich een viertal gemeenschappelijke ruim· ten, elk op een andere verdieping die door gasten vrij gebruikt kunnen worden. Door de positionering en articulatie van de bouwdelen op de site worden ook een aanta l verschillende buitenruimte georganiseerd. Aan de noordzijde van het houten volume ontstaat door terrasvorming het al eerder aangehaalde erf dat de publie· ke ruimte van het pad doortrekt tot in het private domein. Aan de zuidzijde is een balkon gelegen dat een uitzicht biedt op de Seine. Ook ten oosten van de gastenkamers en ten westen en ten zuiden van de woning bevinden zich terrassen die direct verbonden zijn met het interieur.
G. Folmer
Gelaagde openbaarheid Een openbare bibliotheek voor Oslo Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. I. Westra Ir. R.P.G . Brodrück Dr. I.CT. Voorthuis Datum afstuderen 31 augustus 2010 Samenvatting Dit ontwerpend onderzoek behandelt de ontwerpopgave van een nieuwe bibliotheek voor Oslo. Vanuit analyses van verschil· lende bibliotheken voorafgaand aan het ontwerpproces is een bepaald idee ontstaan over wat een bibliotheek specifiek maakt ten opzichte van andere functies. Voor een belangrijk deel bestaat deze specificiteit uit de rust die er heerst en de moge· lijkheid collectief in stilte bezig zijn. De constatering dat een aantal recent gerealiseerde bibliotheken dit specifieke karakter aan het verliezen is door de toevoeging van nieuwe gebruiksvor· men, als bijvoorbeeld een café, heeft geleid tot een onderzoeks· vraag waarbij zowel de nieuwe vormen van gebruik als de tradi· tionele gebruiksvorm ondervraagd worden . Dit project heeft als doel om de ontwikkeling van de bibliotheek niet in één bepaalde richting te laten doorslaan, maar juist te zorgen voor een symbiose tussen zowel de bibliotheek als rustige ruimte en de bibliotheek als ontmoetingsplek. Door deze aanpak ontstaat een gelaagdheid in het ontwerp, wat verschillende vormen van gebruik mogelijk maakt.
be doorsnede toont de gelaagdheid van het ontwerp
De routing fungeert tevens als verblijfsruimte
Trefwoorden Bibliotheek Publieke ruimte Gelaagdheid Cultuur Media
Het instituut bibliotheek verkeert in een crisis, informatie is nu in principe overal beschikbaar waardoor één van de belangrijkste pijlers onder het bestaan van de bibliotheek wordt weggeslagen, namelijk het bieden van toegang tot informatie voor iedereen. Als reactie hierop ontwikkelt een deel van de bibliot· heken zich in de richting van het warenhuis, hier worden com merciële onderdelen aan het programma toegevoegd om te kunnen overleven. De gebruiker van de bibliotheek dreigt in deze bibliotheken te veranderen in een consument. Technologische en maatschappelijke ontwikkelingen leiden ertoe dat nieuwe vormen van gebruik hun intrede doen binnen de bibliotheek. In het programma zoals dat in het prijsvraagdocument voor de nieuwe bibliotheek van Oslo is opgesteld , zijn tal van functies opgenomen die ertoe moeten leiden dat de bibliotheek een bredere inbedding in de samenleving zal krijgen en meer zal gaan fungeren als ontmoetingsplek. Er worden horeca functies, bioscoopzalen, congresruimtes en dergelijke aan het programma toegevoegd om deze sociale agenda te bewerkstelligen. Het oorspronkelijke gebruik van de bibliotheek bestaat voornamelijk uit het verzamelen van informatie en de opbouw van een collectie, met als doel kennis te bewaren en over te brengen. De rol die de bibliotheek voor de gebruiker daarin speelt is te vergelijken met dat van een filter, de bibliotheek selecteert, kwalificeert en maakt beschikbaar. Het gebouw heeft hierbij voornamelijk de functie van het bieden van een rustige omgeving waar studie voor de gebruiker mogelijk gemaakt wordt. De ervaring leert dat de nieuwe vorm van gebruik, waarin de bibliotheek als ontmoetingsplek fungeert, moeilijk verenigbaar is met de traditionele vorm van gebruik waarbij de bibliotheek als een luwte in de stad fungeert. In dit afstudeerproject wordt onderzocht op welke manier nieu-
Plateau voor ontmoeting, met een buitenruimte aan het fjord
DI
ur c
0.. ti) ti)
~
C
::I 0..
!!.. ai' n
c
ro
;:::;:
41
De leeszaal werkt als een luwte in de stad
we vormen van gebruik van de bibliotheek, gecombineerd kunnen worden met de oorspronkelijke gebruiksvorm, zodanig dat de simultane aanwezigheid van beide een meerwaarde oplevert voor het geheel. De belangrijkste invloedsfactor op het ontwerp wordt gevormd door het gebruik van de bibliotheek. De overige factoren zijn vrijwel altijd een resultante van mijn opvatting over het gebruik van de bibliotheek. Om een bibliotheek te kunnen realiseren die een groot aantal mogelijkheden biedt voor de gebruiker, zowel op het vlak van ontmoeting als op het vlak van lezen en studeren is gezocht naar een ruimtelijk antwoord op de onderzoeksvraag. Dit is gevonden in de vorm van een positieve en negatieve ruimte, waarbij de ruimte voor studie de inverse is van de ruimte voor ontmoeting. Door elkaars nabijheid versterken ze elkaar. Door de ruimtes op een bepaalde manier te schakeren ontstaan ruimtes met verschillende kwaliteiten op het gebied van licht en schaduwen privacy en openheid. Het programma is opgedeeld in drie clusters, voor personeel, voor studie, en voor ontmoeting. Per cluster zijn de ruimtes verticaal geordend, hierdoor ontstaat letterlijk een gelaagdheid in het ontwerp. Op iedere laag zal zowel ruimte voor personeel, ruimte voor studie, en ruimte voor ontmoeting aanwezig zijn (afbeelding 1). De term gelaagdheid moet echter ook op een andere manier worden opgevat. Het doelt tevens op de kwaliteiten van de ruimtes zelf, er is niet geprobeerd één sfeer te realiseren voor het gehele gebouw. Door het gebruik van verschillende materialen, de inzet van daglicht en verschillen in vorm en oriëntatie van de ruimtes ontstaan plekken met ieder een eigen karakter. Het grote aantal verschillende ruimtes moet ertoe leiden dat voor iedere type gebruiker de meest geschikte ruimte in het gebouw aanwezig is. Alleen op deze manier ontstaat een bibliotheek die daadwerkelijk als verblijfsplaats kan functioneren.
Voor het creëren van een ontmoetingsplek is met name de vormgeving van de routing van belang. Het is de routing die ervoor zorgt dat mensen elkaar tegenkomen op onverwachte momenten. In het ontwerp is de routing dusdanig vormgegeven dat deze alle lagen verbindt en tevens kan dienen als verblijfsruimte, de trap wordt zaal en verbreedt zich bijvoorbeeld tot een plateau met een buitenruimte.(afbeelding 2 en 3) Als tegenhanger van de bibliotheek als ontmoetingsplek is er de bibliotheek als rustige ruimte of luwte. Juist in een tijd waar veel afleiding en veel informatie beschikbaar is neemt het belang van een dergelijke ruimte toe. In het ontwerp is deze luwte gecreëerd door een meer besloten ruimte te creëren vanwaar men zicht heeft over de fjorden en de stad. (afbeelding 4) In het ontwerp voor deze bibliotheek is het belang van zowel nieuwe, als traditionele gebruiksvormen in acht genomen. Daarbij zijn de middelen ingezet die architectuur biedt om het gebruik te beïnvloeden. Het gaat daarbij onder andere om materiaalgebruik, gebruik van daglicht, het thematiseren van zichten, de inbedding in de situatie en de opzet van de routing. Door op een groot aantal aspecten keuzes te maken zijn ruimtes ontstaan met verschillende mogelijkheden. Zowel de luwte als de ontmoetingsruimte zijn verblijfsplaatsen geworden met ieder een eigen karakter. Door de nabijheid van elkaar ontstaat een bibliotheek die in evenwicht is en waar de gebruiker keuzemogelijkheden heeft.
Ing. l.M.G. Gerritsen
Trekspanningen loodrecht op de vezel in de bisschopsmuts van volwandige, niet - prismatische, gelamineerd houten driescharnierspanten Afstudeerrichting Structural Design Afstudeercommissie Prof. dr. ir. A.J.M. lorissen Dr. ir. W.l . Raven Dr. ir. M.C. M. Bakker Dr. ir. H. Hofmeyer Datum afstuderen 31 augustus 2010
42
Samenvatting In de bisschopsmuts van geknikte driescharnierspanten treden bij een openbuigend moment trekspanningen loodrecht op de vezel op. Bestaande benaderingsrichtlijnen ter bepaling van de maximale gmotte van deze spanningen maken gebruik van een fictieve buigstraal. waarna gebruik wordt gemaakt van de beschikbare formules voor gebogen liggers of van zadeldaklig· gers met gekromde onderrand . 'In deze studie is met simulaties in ANSYS aangetoond dat deze methoden niet alleen, te optimistisch zijn en tot te lage spanningen leiden, maar bovendien geheel voorbij gaan aan de optredende piekspanningen ter plaatse van de aansluiting van de basis op spantbeen en spantregel, welke in verband met het brosse bezwijken van hout op trek gevaarlijk zouden kunnen zijn. Trefwoorden Dri escharnierspanten Bisschopsmuts Gelamineerd hout Aangesnederl rand Trekspanningen loodrecht op de vezel
Inleiding Voor de overkapping van bouwwerken als maneges, werkplaat· sen en stallen wordt regelmatig gebruik gemaakt van niet·pris· matische, volwandige, geknikte, gelamineerd houten drieschar· nierspanten, waarbij spantbeen en spantregel verbonden zijn door een tussen blok, welke bisschopsmuts wordt genoemd. Deze bisschopsmuts is door middel van volle doorsnede vingerlassen met spant been en spantregel verbonden, en heeft als doel om de hoek met de vezel van de vingerlas met de spantde · len te halveren. De zijde van spantbeen en spantregel waar de vezel onder een hoek wordt afgezaagd wordt aangesneden rand genoemd. De onderzijde van de bisschopsmuts wordt de basis D genoemd, de grootste hoogte van de aansluitende staven h, en de hoek van de aangesneden rand yr respectievelijk yb. Probleemstelling Bij een belastingcombinatie met windzuiging treedt in de geknikte hoek van het driescharnierspant een openbuigend moment op dat maatgevend kan zijn voor de dimensionering, in verband met de trekspanningen loodrecht op de vezel welke hierbij ontstaan, waar hout zeer slecht tegen bestand is. Deze spanningen zijn schematisch af te leiden met het ontbinden van de buigdruk· en buigtrekresultanten. Ter bepaling van de grootte van de maximale trekspanning loodrecht op de vezel in de geknikte hoek met ingelijmde bisschopsmuts zijn twee benaderingsrichtlijnen beschikbaar, één voor een driescharnierspant, en één voor een zadeldakligger met ingelijmde bisschopsmuts. Beide methoden maken gebruik van een fictieve buigstraal R', om vervolgens de spanningen te bepalen met rekenregels voor een gekromde ligger respectievelijk een zadeldakligger met gekromde onderrand, volgens EN1995-1 -1.
Doelstelling In het afstudeeronderzoek wordt door middel van simulaties met het eindige elementen pakket ANSYS van tweedimensionale, fysisch en geometrisch lineaire plane stress modellen geprobeerd meer inzicht te krijgen in de grootte van de maximaal optredende trekspanning loodrecht op de vezel. De vingerlassen zijn in de studie buiten beschouwing gelaten, hiervoor zou een driedimensionaal model benodigd zijn. Resultaten Uit de simulatie in ANSYS van driescharnierspanten met dakhellingen van 15°, 20° en 25°, een overspanning van 20 m, een verhouding van de goothoogte en de overspanning, Hg/L, van 0.15, 0.20 en 0 . 25, en een verhouding van de basis en de hoogte, D/h, van 0 . 20, 0.35, 0.50 en 0.65, blijkt dat de beide benaderingsmethoden te optimistisch zijn, en bovendien geheel voorbijgaan aan de, ter plaatse van de aansluiting van de basis op de aansluitende staven, optredende piekspanningen, welke vanwege het feit dat hout op trek bros bezwijkt gevaarlijk zouden kunnen zijn. Met behulp van simulaties van vrij opgelegde, op zuivere buiging belaste prismatische en niet-prismatische zadeldakliggers met ingelijmde bisschopsmuts zijn in deze studie vormfactoren ter bepaling van de maximale trekspanning loodrecht op de vezel en de maximale buigtrekspanning over pad 1-1 zoals aangegeven in Afbeelding 1, en de maximale piektrekspanning loodrecht op de vezel vastgesteld, welke optreden ter plaatse van de aansluiting van de basis op de aansluitende staven . Voor de trekspanningen loodrecht op de vezel met vormfactor kp is de maximaal optredende trekspanning loodrecht op de vezel dan te bepalen met : . Hierin is Md het rekenmoment in de geknikte hoek, b de breedte van de staven, en h de maatgevende hoogte van de staven, zoals aangegeven in Afbeelding 1. Bij een toename van de dakhelling (;( neemt de grootte van de vormfactor af. De aangesneden rand blijkt een gunstige invloed te hebben, toename van de grootte van de hoek Y leidt eveneens tot een lagere vormfactor. In Afbeelding 1 is de vormfactor kp aangegeven, geldend voor de maximale trekspanning loodrecht op de vezel die optreedt over het midden van de bisschop sm uts volgens pad 1-1, voor een dakhelling van (;(=20°, een verhouding van de basis en de hoogte D/h van 0.05 tot 1. 0,
065
kp
o
0.45
o0 0.35
0,30 025
0.20 0.t5
010
o
0-
o
c
:::
'"
000
c
0,05 0.1 OJS 0,2 0,25 0.3 0.35 0,4 045 0,5
ss
:::J
0, 065 0,1 0.15 08 085 0
095
0..
ro
DIh Vormfaclor kp voor ()(=20 0 en y=oo,So en 10° bij variatie in O/h
en een voor be,ide aansluitende staven aangehouden identieke aangesneden rand y van 0°, 5° en 10°. Met behulp van interpolatie van de gevonden resultaten voor de beschouwde dakhellingen 15°, 20° en 25° als van de hoeken van de aangesneden rand 0°, 5° en 10° zijn vervolgens de optredende spanningen in driescharnierspanten te benaderen. In de studie is tevens een factor kp,2 bepaald. Deze factor geeft op soortgelijke wijze een idee over de grootte van de maximale piektrekspanning loodrecht op de vezel, welke optreedt ter plaatse van de aansluiting van de basis van de bisschopsmuts op spantbeen en spantregel, al dient bij deze piekspanning in gedachte te worden gehouden dat deze bij verfijning van het elementennet nog in grootte toeneemt. Afbeelding 1 zou tot de conclusie kunnen leiden dat piekspanningen alleen bij kleine D/h-verhoudingen optreden, hetgeen onjuist is .
Conclusie Met de vormfactoren bepaald met vrij opgelegde, op zuivere buiging belaste, zadeldakliggers met ingelijmde bisschopsmuts en staven met identieke hoeken van de aangesneden randen zijn de optredende trekspanningen loodrecht op de veze l in driescharnierspanten goed te benaderen. Onderzoek naar de invloed van een normaalkracht alsmede naar een verschil in hoek van de aangesneden rand zou tot nog betere resultaten kunnen leiden. Een bezwijkmoment is met deze studie niet aan te geven. Niet alleen is de vingerlasverbinding buiten beschouwing gelaten, met name de sterkte van een geknikte h oek belast door trekspanningen loodrecht op de vezel is onbekend, en veroedelijk veel groter dan aangenomen. De tot nu toe gebruikte benaderingsmethoden ter bepaling van de maximale trekspanning loodrecht op de vezel, waarbij gebruik wordt gemaakt van fictieve kromtestralen, zijn te optimistisch en leiden tot te lage waarden, en gaan bovendien v00rbij aan de piekspanningen die optreden ter plaatse van de aansluiting van de basis op de spantdelen.
43
I.H. Gotink Totaalsc:ore per object op bIsts 'HI'l het .....attI ntIC'O's- per ~St
Risicomanagement en zorgvastgoed Instrumentarium om de risico's in de vastgoedportefeuille van GGZ-instellingen inzichtelijk te maken Afstudeerrichting Real Estate Management and Development
Ob"""'l~§~~~
.Ob)o
'1
ObJ-.n:
ObjtlCtQ
Ol J"
Vetlro Laag Middel
. f1oog • Fot ..1
ObJO
Afstudeercom missie Dr. J.J.A.M. Smeets Ir. l.A.M .e. van de Ven Ir. O.B. Peters - van Dommelen Datum afstuderen 29juni 2010 Samenvatting De gewijzigde wetgeving en het nieuwe speelveld in de zorg vragen om een andere kijk op vastgoed. Nu zorginstellingen zelf verantwoordelijk worden moeten zij grip krijgen op hun vastgoed, waarbij inzicht verkrijgen in de risico's essentieel is. Het ontwikkelde risicomanagement-instrument maakt de risico's zichtbaar op objectniveau in de huidige vastgoed portefeuille bij instellingen in de geestelijke gezondheidszorg. Het geeft inzicht in de staat van de huidige objecten en vormt input voor het strategisch vastgoedmanagement.
••
I~
~
-Q
:i=~~
c
:E
7<"" C :::J
0-
m
44
-tOO'l>
Totaalscore per object (2) Totaalscore per risico op portefeuilleniveau op basis oIan htt
~ ob)ttltl'l.
Ptt' l'ISk:OkIInt
"ellig Laag Middel
• HOog • Fot",,1
0-
o
"(
Trefwoorden Risico Risicomanagement Vastgoed Zorginstellingen Geestelijke gezondheidszorg Totaalscore per risico op portefeuilleniveau ()
Dit onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van de gewijzigde wetgeving in de zorgsector, waarin een omslag plaatsvindt van centrale aanbodsturing naar gereguleerde marktwerking. In deze nieuwe situatie worden zorginstellingen zelf verantwoordelijk voor hun investeringsbeslissingen en kunnen ze niet langer rekenen op een vergoeding van de totale werkelijke kosten voor huisvesting. De instellingen moeten grip krijgen op hun vastgoedportefeuille, waarbij het inzichtelijk maken van de risi co's een van de eerste stappen is. Het doel van het onderzoek is daarom om een risicomanagement-instrument te ontwikkelen die de risico's inzichtelijk maakt in de huidige vastgoed portefeuille teneinde de instelling in de geestelijke gezondheidszorg advies te kunnen geven over risicomanagement in de huidige vastgoedportefeuille en een handvat te bieden voor strategisch vastgoedmanagement. Het risicomanagement-instrument is opgesteld aan de hand van de stappen in het risicomanagementproces, zoals weergegeven in figuur 1. Het identificeren van de risico's en het vaststellen van de factoren die de risicoattitude beïnvloeden is gedaan aan de hand van een analyse van de politieke, economische, sociaal-culturele en demografische en technologische ontwikkelingen in combinatie met een analyse van de marktontwikkelingen, die de objecten in de huidige vastgoedportefeuille bedreigen . Door middel van een uitgebreide literatuurstudie en interviews is een lijst met geïdentificeerde risico's opgesteld en zijn de factoren geïdentificeerd die de risicoattitude bepalen. Deze referentielijst en factoren vormen de basis voor het risicomanagement-instrument, waarmee de risicowaardering en beheersing kan worden gedaan.
Voor het waarderen van de risico's zijn diverse kwantitatieve methoden ontwikkeld, die het gevolg van een risico uitdrukken in geld. In de zorgmarkt is de opbrengstenkant echter nog niet
..",.
-
Monitoring
......... .
...
Interne omgeving (risicoattitude )
.
.
Informatie & Communicatie
•...
. Doelstellingen formuleren
... Risicobeheersing
-.
Risico-identificatie
•
...
., reduceren
~ restrisico
~
/
overdragen /
~
111
...ur
--..
accepteren
e::
0-
strategie
!
Risicowaardering Kans, gevolg en beïnvloedbaarheid
••
verml]oen
ID ID
.... cr e::
:::J
0-
ID
(l1' n C
ro
Risicorespons
~
accepteren, reduceren, overdragen en vermijden . . .
Risicomanagementproces (1)
duidelijk genoeg in beeld_ Managers zijn niet in staat om een getal te koppelen aan de grootte van een risico en er zijn geen data beschikbaar voor de vastgoedportefeuille in deze nieuwe opbrengstenstructuur. Door een gebrek aan beschikbare gegevens en het feit dat zorginstellingen nog aan het begin van het ontwikkelingsproces van risicomanagement staan, kunnen de risico's alleen kwalitatief gewaardeerd worden. De kwalitatieve waardering vindt plaats met behulp van het kwadrantenmodel door het toekennen van een kans en een gevolg per risico op een schaal van klein, matig, groot en zeer groot. Daarnaast wordt de beïnvloedbaarheid bepaald op een schaal van slecht, gemiddeld en goed. De kans, gevolg en beïnvloedbaarheid leiden samen tot het ontstaan van een indeling in vijf risico klassen, namelijk veilig, laag, middel, hoog en fataal. De grootste veranderingen in het speelveld ontstaan door de veranderingen in de wetgeving voor sturing en financiering van de zorg. De belangrijkste maatregelen zijn: de introductie van integrale prestatiebekostiging, de invoering van de normatieve huisvestingscomponent en het feit dat instellingen zelf verantwoordelijk worden voor hun investeringsbeslissingen. De gevolgen voor het vastgoed betreffen prikkels om efficiënter met het vastgoed om te gaan, een verandering van de positie van het vastgoed binnen de organisatie en een verandering in de vraag naar en de functie van vastgoed _In deze nieuwe situatie kent het vastgoed een tweede doelstelling_ Naast ondersteuning van het primaire proces vanuit de zorgmarkt wordt het rendementsprofiel van het vastgoed van belang vanuit de vastgoedmarkt. Er moet een bredere kijk op vastgoed ontstaan, waarbij niet langer alleen gekeken wordt naar vierkante meters en bouwbudget. Factoren als imago, efficiëntie, concurrentie, effectiviteit, flexibiliteit en opbrengsten en kosten gedurende de gehele levensduur worden van belang_ Zorginstellingen zijn nog zoekende in het nieuwe speelveld en geconcludeerd kan worden dat dit instrument een aanvulling is
45 in Ih et proces voor GGZ-instellingen om grip te krijgen op hun vastgoed portefeuille . Met behulp van dit risicomanagementinstrument worden de grootste risico's in de portefeuille en de meest risicovolle objecten inzichtelijk gemaakt, zie de totaaIIscores uit de test bij Emergis in figuur 2 . Op basis van de risicoscores kunnen responsstrategieën gekoppeld worden aan de objecten en risico's. Om de responsstrategie per object te bepalen, zijn echter meerdere analyses nodig dan alleen de risicoscore. De risicoscore van het object vormt echter zeker input voor de portefeuillestrategie en vastgoedstrategie van de GGZinstelling. Het geeft een eerste inzicht in de staat van de objecten, waarbij rekening gehouden is met het nieuwe speelveld voor zorginstell ingen als gevolg van de gewijzigde wetgeving . Daarnaast geeft het richting aan de omslag van traditioneel huisvestingsbeheer naar strategisch vastgoedmanagement in de zorg.
Ing. K.S . Hania
Herbestemming i1 ndustrieel erfgoed THERMION Authenticiteit & Reversibiliteit Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. J. Westra Ir. M.H.P.M Willems Ir. M. Ham Datum afstuderen 31 augustu s 2010
Zuidgevel
111
-ur c::
0.. tD tD
..,
cc::
:::s
0.. tD
0-
o c :E
'"
Samenvatting Het behouden van ons industrieel erfgoed is een grote uitdaging. Dit afstude erproject heeft geresulteerd in een herbestemmingmethode deze gebouwen en omgeving meer laagdrempel ig te benaderen. Dit door authenticiteit te waarborgen. Autheniticiteit met een definitie van 'echtheid van het origineel '. De benodigde to evoeging voor de nieuwe functie wordt uitgevoerd als een 'vervangbare toevoeging', reversibiliteit. Door het conserveren van de authenticiteit en het flexibel en aanpasbaar maken van de reversibiliteit is de herbestemmingmethode toe te passen op elk bestaand gebouw. Van monumentale gebouwen tot protiekflats.
C :::J
c-
ID
Trefwoorden Herbestemmingmethode Authenticiteit Reversibilit eit Jongerenc ultuur Passiefhui sc oncept
Hangplek
THERMION is een verzameling gebouwen, een cultureel erfgoed uit de regio Nijmegen met een geschiedenis van voor en na de Tweede Wereldoorlog. Centrale vraag was; hoe ga ik om met deze bestaande gebouwen in hun omgeving. Ik heb daarom drie vraagstellingen geformuleerd. Eerste vraagstelling: "Kan een methode aantonen dat gebouwen efficiënter te behouden zijn en een herbestemming kunnen krijgen?" De tweede vraagstelling; "Hoe kan THERMION worden ingepast in een nieuwe woonwijk en welke functie past daar het beste bij?" De derde vraagstelling; "Hoe realiseer ik standaardisering van energiezuinige ingrepen in het ontwerp proces?" THERMION is een voormalig fabriekscomplex wat radiolampen maakte. In 1957 werd Philips eigenaar, zij produceerden ha lfgeleiders, of wel chips. De vooroorlogse bouwwerken bestaan uit het ketelhu is, de noordoostvleugel en verschillende overblijfselen uit 1937. Het naoorlogse bouwwerk is het fabrieksgebouw uit de perioden 1947 en 1951. De fabriek is tegen- en over de vooroorlogse overblijfselen heen gebouwd . Hierdoor bestaat er een connectie. Stedenbouwkundig wordt THERM ION opgeslokt door de stadswijk De Waalsprong in Nijmegen. Het complex wordt weggedrukt door de oprukkende stad . Mijn onderzoek leverde op dat THERMION in het stedelijk gebied in de lengte richting meer ruimte zou moeten krijgen. De historisch aanblik van de gebouwen is hierdoor gewaarborgd en de functionaliteit van de fabriek blijft gehandhaafd . De herbestemmingmethode heet: 'Authenticiteit' vs. 'Reversibiliteit' . Authenticiteit is de 'echtheid van het origineel' . Deze definitie heb ik toegepast op THERMION. Na historisch onderzoek, vooral ter plaatse, heb ik originele architectuur gevonden uit de jaartallen 1937 en 1951. THERMION wordt teruggebracht naar zijn authenticiteit.
Langs Doorsnede A-A
n C r+
m
r+
CT
o c ::!
'"
C :J
Langs Doorsnede B-B
Dwarsdoorsnede C-C
47
Doorsneden
Reversibiliteit is vervangbaarheid. Alle nieuwbouw toevoegingen kunnen zonder schade te veroorzaken aan de bestaande gebouwen volledig verwijderd worden. Het resultaat is de Herbestemmingmethode: Authenticiteit -- Reversibiliteit = Conserveren -- Flexibiliteit & Aanpasbaarheid. Door deze methode blijven de bestaande gebouwen gewaarborgd voor lange tijd en is een functionele toevoeging blijvend vervangbaar. Het functieonderzoek is een zoektocht naar de meest geschikte invulling voor THERM ION. Duidelijk werd dat jongeren hier 'hun' plek moeten krijgen. Jongeren zijn van een vergeten generatie. In de nieuwe stadswijk De Waalsprong ontstaat over 10 á 15 jaar een puberexplosie. Door mijn onderzoek naar jongerencultuur heeft THERMION een centrale functie gekregen met als hoofdthema 'ontmoeten'. Met de hoofdfuncties Muziek en Sport zijn de twee grootste en meest brede interessegebieden van jongeren samengevoegd. De functies zijn uitgewerkt in een ontwerp. De architectuur en bouwtechniek zijn uitgewerkt in een complex van bestaande gebouwen, kassen bouw (als historische referentie) en geprefabriceerde systeembouw. De Kassen beschermen de aantastingen van na 1951; de Littekens. De grootste Kas is de Connector van gefragmenteerde gebouwen en de functies Muziek en Sport. Om reversibiliteit na te streven zijn de ruimtes opgebouwd uit prefab bouwsystemen. In de bestaande gebouwen zijn dit de Units en in de Kassen de Blokken. Dit zijn puur functionele ruimtes bedoeld voor concertzaaltjes, muziekstudio's, kleedkamers en kantoren. De overgebleven ruimtes zijn Hangplekken. Dit zijn vrij-indeelbare ruimtes om te ontspannen. De buitenomgeving is ingericht als multifunctioneel Sportveld, een Muziektu in en het Zuidplein. Het Zuidplein heeft een historische zuidgevel met onder andere uit rondbogen. Een passie van mij is energiezuinig ontwerpen, geïnspireerd door Michiel Ham en architect Jon Kristinsson. Dit komt tot uit-
D-
m
drukking in het 'Passiefhuis' ontwerpen. Een methode van isoleren, kierdicht maken en het hergebruik van de warmte. In THERMION wordt dit zo toegepast dat de Units en Blokken de 'Passiefhuis' volumes zijn; de warmte generatoren. Samen met de Kassen wordt er klimaattechnisch controle gehouden over het hele complex. Zo ook bij de (koude) Hangplekken; ruimtes die klimaatafhankelijk zijn van weersinvloeden. Is het gelukt mijn doelstellingen te verwezenlijken? Dit project biedt een oplossing om bestaande bouwwerken meer laagdrempelig te benaderen. Minder werk aan bestaande gebouwen, toe· voegingen zijn vervangbaar, het gebruik is flexibel & aanpasbaar en energiezuinig. Architectuur is voor mij 'vernieuwing'. De best passende oplossing (onder)zoeken met als doel een innovatief ontwerp creëren. Dit afstudeerproject is vernieuwend en biedt een verhelderende visie op bestaande gebouwen, zoals het industrieel erfgoed in Nederland. Authentieke gebouwen die evolueren door reversibiliteit.
I.M. van der Heijden
Punctuated equilibrium Een rommelig bedrijventerrein als stedelijk strand Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. dr. B.J.F. Colenbrander Dr. J.CT. Voorthuis Datum afstuderen 31 augustus 2010
DI
ur .... c
c.. /I) /I)
....
cr
C ::I
c.. ~
....,
"'"c:
;;' ;::;:
g
c: ~
Samenvatting De transitie naar een postindustriële, compacte stad wordt in Amsterdam bewerkstelligd door de herovering van industriële eilanden rondom het 1). Nieuwendammerham is een blinde vlek in het hart van deze archipelago. Het rafelige industriegebied bleek onafwendbaar hedendaags en generiek vanwege de losse verhouding tussen werken/wonen/ontspannen. Het gebied zal door de massa ontdekt worden, maar tegelijkertijd zijn er factoren die de 'gangbare' projectontwikkelaarspraktijk beperken .
Zonering van open ruimte
Trefwoorden Enclave Juxtapositie Urban beach
A
c:
::I Cl..
re
48
De hal als lichtbox
De transitie naar een postindustriële, compacte stad wordt in Amsterdam paradoxaal genoeg bewerkstelligd door de herovering van industriële eilanden rondom het IJ. En passant wordt 'Noord' van satellietstad boven het IJ getransformeerd tot onderdeel van het stedelijk netwerk. Nieuwendammerham is een blinde vlek in het hart van deze archipelago. Het gebied intrigeert omdat het een aantal opmerkelijke vrijheden heeft verkregen . Er is géén bestemmingsplan, architectuur lijkt indifferent en de morfologie het resultaat van traag werkende krachten . Na het wegebben van de scheepsbouwgerelateerde industrie, bood de geïsoleerde positie ruimte aan uiteenlopende initiatieven met een veel lagere viscositeit. De globale netwerkeconomie mani festeert zich in hippe film- en modebedrijven ; loodsen kregen een nieuwe bestemming als erotische club, theater of restaurant; 'wonen' is er de verborgen agenda, een eenzame woonboot heeft een chemische fabriek als buurman; er vestigden zich talloze garagebedrijven en een (zo op het oog) omvangrijk 'grijs' circuit. Die postindustriële nieuwkomers clusterden zich in heterogene structuren waarbij de grens tussen wonen/werken/levensstijl diffuus werd. Door deze juxtapositie van krachten is Nieuwendammerham ook te lezen als prototypische moderne stad. In 1972 introduceerden de wetenschappers Stephen Gould en Niles Eldredge een elementaire toevoeging op het graduele Darwinisme: punctuated equilibrium . Zij stelden dat de evolutie zich niet gelijkmatig voltrekt, maar met horten en stoten. Lange tijd gebeurt er niets. totdat een klimaatverandering of komeetinslag het toneel waarop de evolutie zich voltrekt ingrijpend verandert. Mijn ontwerpopgave anticipeert op een dergelijke sprong. De kentering wordt ingezet met het (voorziene) vertrek van twee industriële kolossen, Stork en Draka. Bijna een derde van het
Het 'zich terugtrekken' als essentie van (stedelijk) wonen DI
ur .... c:
c..
ID ID
cr
c: ::::I
c..
ID
CT
o c
:E
A C ::::I
Cl.
ro
Bovenwereld voor incrowd
hele gebied valt daarmee vrij . De vraag is hoe de aangetroffen nieuwe stedelijkheid geprojecteerd kan worden op het 5torkfDrakagebied, waarbij gebruik wordt gemaakt van elemen· ten die in het gebied verankerd liggen. De interventie bestaat uit ruimtelijke en programmatische her· vormingen op vier schaalniveaus. Het achterliggende idee is dat een stedelijke aanjager een ruimtelijke verbinding kan creëren en lokale merkwaardigheden zoals vermenging en bijstelling aanmoedigt. De stedelijke velden worden opnieuw gedefinieerd volgens de historische kanaalstructuur. Het binnenterrein dat daarbij ontstaat is benaderd als fysiek gegeven in relatie tot de stedelijke structuur én in de symbolische betekenis van open ruimte. Deze open ruimte is samengesteld, anoniem en heeft geen vaststaand doel. Dit gebrek aan een convergentiepunt wordt speerpunt. Het nieuwe plein wordt gedefinieerd door het te verzinken en te laten aflopen naar het IJ. Dit brengt zonering. De rand wordt in de eerste plaats toegewezen aan het bedrijfsleven rondom . Het binnengebied fungeert als onderlegger en eindigt in een urban beach. Basis van de inrichting is hergebruik van bestaan· de elementen. De bestrating krijgt een patroon dat refereert aan vroegere bebouwing en functies . Het bestaande kantoorgebouw komt daarbij op een verhoogde plint te staan: een privé·terras aan het Ij. Het nieuwe volume aan het 11 fungeert 's avonds als lichtbox en als hoofdverlichting van het plein. Deze nieuwe hal herstelt de historisch gesloten IJrand. Toegang tot het IJ is weer privilege. Krachten in de omgeving maken de functies heel divers: café, restaurant, vergader· f presentatie· ruimte, kleedruimte voor strand bezoekers, entreegebouw naar het daklandschap, ... Vanwege de factor 'tijd' wisselt het programma ook nog naar gelang het uur van de dag, de dag van de week en periode van het jaar. Een simpele stapeling van func· ties is dan niet ideaal. Het idee van 'incrowd' is doorgetrokken
49 naar binnen. In eerste opzicht lijkt het volume te bestaan uit een enkele ruimte. Dan blijkt dat een bovenwereld bestaat. Over het uitgestrekte daklandschap van de voormalige Draka· hallen wordt een aantal woningen uitgestrooid. Het desolate karakter van de omgeving maakt de individuele woning tot ultie· me schuilplaats. Tegelijkertijd is În de woning de focus naar bui · ten gericht.
S.J.M . van Hoef en S.w.B. van Rijn
Tijd voor voorzieningen Een onderzoek naar de timingproblematiek bij de totstandkoming van voorzieningen
Afstudeerrichting Real Estate Management and Development Afstudeercommissie Dr. J.J.A.M . Smeets Ir. ing. 1.1. Janssen Ir. D.w.G. Havermans Ir. T. Walvius Datum afstuderen 31 augustus 2010 Samenvatting Bij de ontwikkeling van grootschalige uitbreidingslocaties komen definitieve voorzieningen gefaseerd en vertraagd tot stand. Tijdelijk voorzieningen worden toegepast om tegemoet te komen aan de behoeften van bewoners . Het voorzieningenaan· bod blijkt echter geen pullfactor voor bewoners om naar een wijk te verhuizen. Bij ontevredenheid over het tijdelijke winkelaanbod zullen ze echter wel uitwijken naar omliggende winkelgebieden of zelfs overwegen te verhuizen. Bewoners hechten veel waarde aan de hoeveelheid en variatie aan tijdelijke winkelvoorzieningen. Om de tevredenheid te verhogen dient de ontwik'kelaar een regiefunctie te krijgen bij de totstandkoming van het tijdelijke winkelaanbod.
50
Trefwoorden Timing Uitbreid i ngs locati es Vertraging Vin ex Voorzieningen
In 1993 heeft de Rijksoverheid in de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra grootschalige uitbreidingslocaties aangewezen ten behoeve van verstedelijking en woningconcentratie. Door de omvang van deze bouwopgave en de complexiteit van verdeeld grondbezit waren lagere overheden bij de uitvoering van dit beleid genoodzaakt samen te werken met marktpartijen. Ontwikkelende partijen staan voor de keuze tussen enerzijds de voorzieningen in een vroeg stadium bouwen om zodoende bewoners aan te trekken en anderzijds de voorzieningen in een later stadium realiseren als het draagvlak groot genoeg is. In de praktijk wordt normaliter gekozen voor het laatste. Ondanks de publiek-private samenwerkingsverbanden hebben de ontwikkelingen van definitieve centrumplannen vertraging opgelopen. Hierdoor dienen bewoners langer gebruik te maken van tijdelijke voorzieningen. Op locaties waar dit het geval is ligt de tevredenheid over winkelvoorzieningen beduidend lager dan op locaties met definitieve voorzieningen. Deze combinatie van fasering en vertraging wordt in dit onderzoek timingproblematiek genoemd. Dit onderzoek richt zich op de tevredenheid van bewoners over het gefaseerd en vertraagd tot stand komen van het voorzieningenaanbod. Dit leidt tot de volgende probleemstelling: Welke invloed heeft de timingproblematiek bij de totstandkoming van voorzieningen op grootschalige uitbreidingslocaties in Nederland op de waardering door bewoners van deze wijken en hoe kan dit verbeterd worden? Op basis van de literatuurstudie en de deskresearch zijn drie casestudies geselecteerd, te weten Meerhoven in Eindhoven, De Groote Wielen in 's-Hertogenbosch en De Volgerlanden in Hendrik-Ido-Ambacht. Om de tevredenheid van bewoners over de totstandkoming van voorzieningen in kaart te brengen zijn de bewoners van deze drie wijken geënquêteerd. Om oplossingsrichtingen ten behoeve van de timingproblematiek te kunnen bieden, zijn tien publieke en private partijen geïnterviewd die bij de ontwikkeling van de drie onderzoeks-Iocaties betrokken zijn. Uit deze interviews blijkt dat er diverse oorzaken ten grondslag liggen aan de opgelopen vertraging. Door de opgelopen vertraging is het belang van de tijdelijke voorzieningen toegenomen. De samenwerking tussen de betrokken partijen blijkt niet direct voor vertraging te zorgen bij de ontwikkeling van het definitieve centrum, maar is wel problematisch voor de totstandkoming van het tijdelijke winkelcentrum. Door het lage draagvlak bij aan vang, de hoge investeringskosten en de beperkte gebruiksduur zijn de voorzieningen vanuit winstoogpunt niet interessant voor private partijen . Ze dienen echter wel een maatschappelijk doel. De tijdelijke winkelvoorzieningen komen namelijk tegemoet aan de behoeften van de eerste bewoners. Om deze reden nemen de publieke partijen initiatief bij de ontwikkeling van een tijdelijke winkelvoorziening. De exploitatie van winkelvoorzieningen behoort echter niet tot de kerntaak van gemeentes. Dit wordt daardoor overgelaten aan de supermarkt van het tijdelijk winkelcentrum. Hierdoor ontstaat een complexe driehoeksverhouding tussen de ontwikkelaar, de gemeente en supermarkt, waarbij commerciële en maatschappelijke belangen elkaar kruisen. Uit de enquêtes blijkt dat het toekomstige voorzieningenaanbod geen pullfactor is voor bewoners bij hun keuze om naar een uitbreidingswijk te verhuizen. Kenmerken van de woning en de woonomgeving blijken een grotere rol te hebben gespeeld bij de verhuisoverwegingen. Desondanks speelt de tevredenheid over tijdelijke voorzieningen een grote rol in de overwegingen van bewoners om te kiezen voor bepaalde winkelvoorzieningen. In wijken met een lage tevredenheid ligt de bezoekfrequentie van het tijdelijke centrum lager dan in wijken met een hoge tevredenheid . Het voorzieningenaanbod, of juist het gebrek er aan, blijkt bovendien een belangrijke rol te spelen bij de overwegingen van bewoners om te verhuizen uit de wijk . Om dit te voorkomen zullen de ontwikkelende partijen moeten sturen op een hoge tevredenheid .Bewoners zijn vooral ontevreden over de hoeveelheid en de variatie aan tijdelijke winkelvoorzieningen . De tijdelijke winkelvoorzieningen blijken de grootste bij-
drage te leveren aan de totale tevredenheid over het voorzieningenaanbod. De woonduur blijkt verassenderwijs geen invloed te hebben op de tevredenheid over de tijdelijke winkelvoorzieningen. Bewoners hechten vooral waarde aan de kwantitatieve aspecten, zoals hoeveelheid en variatie, van een tijdelijk winkelcentrum en in mindere mate aan kwalitatieve en bereikbaarheidsaspecten. Kwalitatieve aspecten hebben betrekking op zaken zoals vormgeving en veillgneid. De beeldverwachting speelt daarnaast ook een rol in de tevredenheid over het tijdelijke centrum. Met de input van de bewoners kan de gemeente de ontwikkelingen sturen. Zij dient dit te doen door de ontwikkelaar randvoorwaarden te stellen. Door de ontwikkeling van zowel het tijdelijk als het definitief winkelcentrum te koppelen aan het aan l al opgeleverde woningen, stuurt de gemeente op de behoefte van bewoners naar voldoende kwantiteit aan winkels. Om te voorkomen dat de maatschappelijke en commerciële belangen elkaar bij de realisatie van het tijdelijk winkelcentmm kruisen, moet de ontwikkelaar verantwoordelijk zijn voor zowel het tijdelijke als het definitieve winkelcentrum. De bouw van het tijdelijke winkelcentrum dient bovendien onderdeel uit te gaa n maken van de aanbestedingsopdracht. Hierin moeten ontwikkelaars zich dan onderscheiden, hetgeen de kwaliteit van een tijdelijk winkelcentrum ten goede komt. De complexiteit in de rolverdeling wordt terugbracht doordat er slechl s één onderhandelingspartner ontstaat voor de gemeente, namelijk de ontwikkelaar. De ontwikkelaar vervult hierdoor de regiefunctie en vormt het aanspreekpunt voor alle betrokken partijen. Doordat de ontwikkelaar in een vroeg stadium huurders zoekt voor het tijdel ijk centrum, kan door middel van het eerste recht van aanbieding het definitieve centrum voorverhuurd worden. Hierdoor wordt het risico van de verh uurbaarheid beperkt, waardoor de afzet eerder gegarandeerd kan worden. Door de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van het tijdelijk cenlrum onder te brengen bij de ontwikkelaar ontstaat een scheiding tussen commerciële en maatschappelijke belangen. De invloed van de timingproblematiek uit zich voor bewoners in de gebruiksduur van tijdelijke voorzieningen. De gebruiksduur blijkt echter nauwelijks effect te hebben op de tevredenheid over het voorzieningenaanbod. De fysieke aspecten van met name het tijdelijke winkelaanbod blijken wel een aanzienlijk bijdrage te leveren aan de totale bewonerstevredenheid. De gemeente is echter door de gehanteerde rolverdeling niet bij machte bij te sturen naar aanleiding van de ontevredenheid. Om de ontwikkeling van het tijdelijk voorzieningenaanbod beter te laten verlopen dient het tijdelijk centrum te worden geïntegreerd in de aanbestedingsopdracht. Op die manier wordt de ontwikkelaar verantwoordelijk voor zowel het tijdelijke als het definitieve centrum.
111
ur .... c:
c.. tD
tD .....
tT
c: c..
:::J
~
il1' n
c
-ro
51
Mastertrack Construction Management and Engineering
On 7 )uly 2008, Melaka and Penang received the UNESCO World Heritage Site status. They are designaled under the name "Historic Cities of the Straits of Malacca". The Historic City of George Town, covers a 109.38-heclare site wh at is regarded as the core zone and a surrounding buffer zone of lSo.04-hectare. The inscription into the UNESCO World Heritage List has certain consequences for the built environment, where buildings listed as heritage are exposed 10 strict regulations. These restrictions are based on the maintenance of the three Outstanding Universal Values (OUV's) th at ensure the prescription into the UNESCO World Heritage List.
Graduation committee Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Dr. A.F.H.). den Otter arch. AvB Or. Han, Q
Governmental Organizations are having difficulties coping with the challenge on how to stimulate initiatives in Sustainable Brownfield redevelopment in the heritage core zone of Penang. The research main question has a direct link to this challenge.
Date of graduation 31 Augustus 2010
Main question: How can Governmental Organizations in Penang stimulate the sustainable redevelopment of George Town's heritage related Brownfield sites?
M.e. Hoogsteder and M. Meulebeek
Stimulating Sustainable Brownfield redevelopment A case study of George Town. Penang
Summary Recommending Local Governmenl in Penang, Malaysia , how to stimulate sustainable (heritage related) Brownfield redevelopment. A case study on the three most important stakeholders is conducted in order to identify the most commonly faced c~allenges. These challenges are converted to recommendations on how to improve the redevelopment process. Keywords Process analysis George Town Stakeholders Brownfield Heritage
52
The first step to the identification of faced challenges revolves around the definition of Brownfields and sustainability. Brownfields are classified as previously developed land and/or buildings that are not in CIment use in an urban area and may be partially occupied, vacant and/or derelict. Sustainabilily, which revolves around three pillars: economical, social and environmental. Each have a direct link with heritage; in this research, sustainability will be referred to as preservation of heritage. To classify the need for Brownf,ield redevelopment in the heritage core zone of Penang, a Visual Brownfield Analysis has been performed. A total of 42 Brownfields have been identified in th is analysis, which amounts to a total of 5.5 percent of the total core zone area. The need for redevelopment is evident since 27 Brownfields are in dilapidated state. This analysis identifies the three most influentiallandowners in Brownfield redevelopment : the Khoo Kongsi, MAINPP (Waqf) and Private parties. Since initiation mostly occurs via the owner of the property, the focus lies on these three landowners. A case study, revolving around the identification of challenges faced by the three mayor land owners, has been performed. Via interviews with influential partie s in three Private redevelopments and important persons within the organizations of MAINPP and Khoo Kongsi , a list of faced challenges has been acknowledged. Not exclusively, challenges faced by these three parties decrease initiatives in sustainable Brownfield redevelopment. Environmental factors are identified via PEST analys is, where political, economical, socio-cultural and technical aspects are recognized. Notabie are the main issues of these four aspects, respectively the compliance to the existing enforcement is an existing challenge next to deficienl amount of awareness under owners/developers of heritage buildings, the financial incapability of the property owners for redevelopment, the existence of autonomous Endowment Boards and Chinese clans who own significant amount of properties in the heritage core zone, and Ihe difficulties between the implementations of energy-efficient systems and the preservation of the original heritage value. Financial incapability of property owners, extra costs of redevelopment of a heritage building and less development-freedom due to constraints imposed by the heritage guidelines, are direct causes for the unattractiveness of the redevelopment of a heritage building. Incentives, made available by State and Local Government, usually don't level with the extra costs, which make them rather ineffective. In order to recognize other possibilities for stimulation of sustainable Brownfield redevelopment initiations, a stakeholder
analysis has been performed to identify the behavior of the involved stakeholders. The most important stakeholders in such a process are the Local Government, the Owner/Project Developer and the Architect. Challenges faced by these are rather diverse, though they can be categorized into three groups: preservation, regulatory and financial. The most important challenges from these groups are enumerated below: Awareness on heritage and its value amongst residents and property owners is lacking; Local Plan, Special Area Plan and heritage guidelines not gazetted; The long procedure time for the One Stop Centre; Heritage guidelines and fire department (Bomba) guidelines conflict; MPPP incentives are fairly ineffective. To overcome these challenges and stimulate Sustainable Brownfield redevelopment initiatives, the following recommendations have been drawn-up: Certificates for buildings and architects for successful heritage redevelopments More awareness via education on heritage Gazetting of Local Plan, Special Area Plan and heritage guidelines Usage of GIS at the One Stop Centre for planning application Easier application checklists for planning application Creation and implementation of Bomba heritage-specific guidelines Up to date heritage guidelines, on the topic of original material use Monetary incentives for Sustainable Brownfield redevelopment By implementing these recommendations, the challenges faced by Private parties will be reduced, which will ultimately lead to stimulation of Private initiatives in the Sustainable redevelopment of George Town's heritage related Brownfield sites.
53
Ing. J.v.F. Houben
Computationallnnovation Steering Simulation-assisted performance improvement of innovative buildings and systems Mastertrack Building Services Graduation committee Prof. dr. ir. J.L.M . Hensen Dr. dipl. ·ing. M. Trcka Ing. W. van der Zanden Date of graduation 3 1 augustu s 2010
-ur
111
e
0ID ID
...
CT
e
:s
0-
~
iii'
n
c:
~. CT
o :E
c:
c: '" :::J
0.. (1)
54
Summary In th ls research, a part of a procedure meant for supportlng the design innovation process with building performance simulation has been developed. By making use of utility functions, uncertainty- , sensitivity- and risk- and opportunity analysis, effective performance information can be provided to a design team. This information can be used in the complex design making that is usually present in design innovation . The procedure and developed software prototype are illustrated by means of a case study. Villa Flora, an innovative office building is used for this purpose. Moreover, directions for future research and practical application are given . Keywords Openbare ruimte Alledaags IJ-oevers Amsterdam Het Stenen Hoofd Accupunctuur
The developed CIS procedure
Nowadays modern building designers are confronted more and more with the challenge to reduce the energy demand and corresponding environmental footprint of buildings. As governmental regulations and international policies are gelling stricter, a growing number of zero energy buildings, renewable energy systems and innovative technologies emerge . Consequently, the design process, tools and work forms must change, in order to arrive at a more sustainable built environment. Performance-based building is one of the interesting design philosophies that gives all building design disciplines more flexibility and thus a better opportunity to create more environmental-friendly buildings and energy systems. Design tools, in particula r Building Performance Simulation (BPS) are considered promising options to support the design of innovative buildings and systems. Traditional/y, BPS tools are only applied for code compliance evaluation in the detailed design phase. Recent research has made aware that introduction of BPS tools in the early stages of the design process is useful, especially wh en supported with methods for sensitivity analysis, uncertainty analysis, risk analysis and optimization . The design of innovative b ildings and systems has a very uncertain nature and demands for such methods. Nevertheless, literature study reveals that the application of these techn iques for simulation analysis of innovative bui'l dings and systems is stil/ very limited today. Design tools that are capable of supporting the design process of innovative buildings and energy systems are highly desired. The problem statement, just described , is depicted in Figure 1. The aim of this research is to develop a part of a procedure, suitable for the practical implementation and use of sensitivity, uncertainty and risk analysis, in order to computationally
~~~~~~~
t.R/~. O~unitv
DI
UI' e
C.
ID ID
.... cr
e
~
c. ~
ar ("'>
c .... ....m
Problem statement
support the innovation process with BPS. The procedure is called Computationallnnovation Steering (CIS) and consists out of a variety of technique s, including sensitivity analysis, uncertainty analysis, risk analysis and methods from decision theory. CIS is derived in the phases (i) definition, (ii) simulation and (iii) decision. The structure of CIS is further visualized in Figure 2. Combined with BPS tools, the goal of CIS is to provide more useful design information throughout the innovation process. By means of a literature study the theoretical background of CIS was developed. After that, a software prototype was built with the simulation tools TRNSYS, Simlab and Matlab. The functiona· lity of the prototype has been evaluated with a case study: the original design concept of an innovative office, called 'Villa Flora', was selected for th is purpose.The focus of the case study lies on the Heating, Ventilation and Air·Conditioning (HVAC) system of Villa Flora . A number of innovative technologies are incorporated in it, such as Fine Wire Heat Exchangers (Fiwihex) for pre·heating and -cooling indoor air, Concrete core conditio· ning and the Breathing Window, a decentralized ventilation system with very efficient heat recovery characteristics. The results of the case study have shown that control of the supply water temperature of bath the Fiwihex and concrete care conditioning systems, significantly improves the performance of these technologies . Control on basis of the ambient temperature delivers the best performance, when considering performance indicators for thermal comfort and thermal systems performance. The general conclusion of this research is that application of the developed CIS prototype procedure results in useful information th at can support the complex decision·making that is usually present in the process of design innovation.
55 Sensitivity analysis enables the designer to reduce the option space and focus on the most important design parameters. Uncertainty and risk';opportunity analysis offer the design team the possibility to make design decisions (i) based on multiple criteria. (ii) by considering multiple design solutions and (jii) on basis of both quantitative (simulation results) and qualitative (relationships describing user preferences) information. The definition of the required performance, the elicitation of utility functions and the derivation of input distributions for the uncertainty analysis are found to be the most difficult, but important steps in CIS. Incorporation of optimization techniques and expert knowledge can be promising ways to streamline this complicated step and further extend the CIS procedure.
J.J.J . Hulsen,
B.Sc.
Safi Sana service blocks in Accra, Ghana Appropriate design and work plan for sanitation compartments Mastertrack Mastertrack Construction Technology Graduation committee Prof. ir. C.S. Kleinman Dr. ir. EW. Vastert [Jr. ir. P.A. Erkelens A. van den Beukei Current sanitation facilities in slums around Accra
Date of graduation 31 August 2010 Summary Quantity and quality of currently available public sanitation facilities in slum areas around Accra, Ghana aren't sufficient enough. For a generic sketch design are locally different constructio n materials and methods investigated and is defined which are most appropriate to apply. This has resulted in a final design of a service block for the Safi Sana sanitation project. To make local construction of these service blocks in a slum environment possible is the final design further elaborated into a work plan.
56
Keywords Development aid Sanitation Design Building materials Work plan
ObservatIon of casting concrete columns
Quantity of currently available public sanitation blocks in slum areas of the city Accra, the capitalof Ghana, is less and the quality is even very low (see image 1). The company Safi Sana (Ghana) Limited, in collaboration with the Dutch Aqua for All foundation, want to improve this situation by realising many service blocks with toilets, bucket wash, and sell of drink water. In their development is the primary problem that for those proposed service blo cks a weil considered generic design, with the choice of construction materials and a developed building process, is missing and desired to realise these public sanitation facilities in the slums of Accra, Ghana . Main objective of th is graduation project is to develop and communicate a generic design and work plan with most appropriate construct ion materials and building process for the realisation of service blocks in Accra, Ghana based on the vision of Safi Sana and local conditions and needs. To improve public sanitation facilities is firstly a research to the local building culture, aimed to design, materiais, construction works and circumstances, accomplished in Accra for 3.5 months. Results of this extended local research forms the base for the analyses and finally the results of design and work plan in this graduation project. Vision of the Safi Sana project and local conditions and needs are important factors for the realisation, design and construction, of th e multifunctional service blocks. Both are investigated by observations and interviews and afterwards analysed . Combined it has led to fourteen criteria which form basic requirements and a regulation for the development of design and work plan for the Safi Sana service blocks. Starting point for the building development of public sanitation blocks is the generic design. This consists of a concept with independent compartments th at can be placed on such a way, to create a site specific service block that contains all desired
Final design of a compartment
facilities. Every compartment covers a surface of 3.00m x 8.00m and can host up to 4 male and 4 female customers at on ce. Locally are 39 different construction materials and methods investigated by visiting construction sites, markets, producers and sellers of materials around Accra (see image 2). These available construction materials and methods are compared and assessed with help of the defined criteria. Results of the different assessments are the use of a steel roof construction covered with cellulose bitumen corrugated sheets. All walls aren't load bearing and constructed of hollow sand· cement blocks, made smooth with a 12mm thick plaster finish. These walls and concrete columns are placed on areinforced concrete column base, strip foundation and slab. In side elevations are steel frames with burglar proofing applied for the wall openings, but in the facade, front and back elevations, are painted design blocks more useable. These steel frames forms together with the concrete columns and foundation a framed structure for the stability of a compartment. All surfaces, in· and outside, are finished with a paint coating at the end. Dimensions of these materials are finally used to adapt measurements of the different building elements to get the final design of a compartment. Compartment's final design is after analysing it, developed into a concept and final work plan. Work plan is proposed for the client and foreman of the contractor and it's a manual that step by step described on which way a service block should be constructed locally in a slum environment. Final work plan exist of sheets which all describe only one construction activity completely with guidelines, 3·D images and all necessary materiais, equipment, labour and information. Concept work plan is a common plan with time schedules and budget estimations and makes generally clear how a complete compartment should be constructed. Most important aspects are to use as many as possible labourers for construction works
57 and transportation and all building activities should be completely finished before following activities may start. Lifecycle costs to realise a single compartment with 6 cubicles is 11400GH~, and is for a service block with two linked compartments and 12 cubicles 19800GH~ (1 GH~ = 0.56 euro on 24. 06.2010). Conclusions of this graduation project are the final design of a compartment and developed work plan and both are very appropriate for the Safi Sana project and local conditions and needs (see image 3). Most remarkable aspects are the construction costs which are just 48% from the current proposed service blocks. Required construction time is with 90 days short. Finally shall designed compartments be fit on almost all required construction sites in a slum. Hereby must they be linked or when sites are smaller can single compartments be placed opposite, perpendicular on or beside each other.
Ing. R.e. Ilbrink
Railscraper Eindhoven Een woon- en overstapmachinemachine Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. J. Westra Ir. M.H.P.M. Willems Prof. ir. H.H. Snijder Datum afstuderen 31 augustus 2010
111
it e::
Cl.
tD tD
0-
e::
:>
Cl.
tD
Samenvatting Om de twee stadshelften van Eindhoven beter te verbinden worden stationsplein noord en zuid samengevoegd tot een nieuw plein met busstation. De nieuwe kenmerkende stationskap van het kopstation ontstaat door woningen en kantoren boven het spoor te bouwen. Per laag wordt deze stationskap geheel prefab in staal en zonder ondersteuningsconstructie opgebouwd, waardoor het treinverkeer tijdens de bouw vrijwel ongestoord door kan gaan. Meervoudig ruimtegebruik brengt hier eindelijk een architectonische kwaliteit met zich mee.
Het verbindende stationsplein met busstation en kopstation, gezien vanaf de zuidzijde (1)
Trefwoorden Railscraper Woonmachine Overstapmachine Meervoudig ruimtegebruik Station Eindhoven
58
Situatie (2)
Veel mensen reizen met de auto, de fiets of het openbaar vervoer. Uit onderzoek van het CPB blijkt dat de reistijd met het openbaar vervoer vaak dubbel zo lang is als met de auto. Dit komt niet zozeer door de treinreis zelf, maar doordat er tijd nodig is om van en naar het station te gaan. Wanneer je in het station zou wonen , zou je de trein kunnen pakken alsof je de auto uit de garage pakt. De hoge bevolkingsdichtheid in Nederland vraagt om creatieve oplossingen van grondgebruik. Spoorgebieden nemen veel ruimte in beslag en bevinden zich vaak dicht bij de binnen stede fil. Door dit meervoudig te gebruiken is veel ruimte te creëren. Voorbeelden hiervan zijn buitenlandse kopstations als het Gare Montpamasse in Parijs. Bij vrijwel alle gerealiseerde projecten wordt het station in een betonnen tunnelbak gestopt om hier boven vrijuit verder te kunnen bouwen . Er ontstaat geen stationsarchitectuur en van identiteit voor een gebouw dat juist een visitekaartje van de stad zou moeten zijn is geen sprake. Eindhoven Ook in Eindhoven neemt het spoor veel ruimte in beslag. Het dijklichaam verdeelt Eindhoven in tweeën. De poging van de gemeente Eindhoven met hun visie 'verbinden en verblijven' slaagt er naar mijn mening niet in om echt te verbind en. Daarnaa st past de huidige stationskap van Baileybruggen, niet bij de uitstraling van Brainport. De stad die zegt voorop te lopen in technologie, die niet de se stad van Nederland genoemd wil worden, maar liever de 3e kennis- en innovatieregio van Europa, heeft meer nodig, een station met Europese allure. Masterplan Om een goede verbinding te maken worden stationsplein noord en zuid samengevoegd tot één stationsplein met busstation . Er is geen voor- en achterzijde meer, Eindhoven wordt een kop station waar de sporen in troggen boven het stationsplein lopen . Om een kenmerkende en i ndrukwekkende stationshal te
maken, zal de nieuwe stationshal worden opgebouwd als een ribbenkast. Refererend naar de traditionele stationskappen waar de grote overspanning, repetitie en lichtinval voor iedere kap een eigen identiteit met zich meebrengt. Hier zal de hal ech ter ontstaan uit de bebouwing, uit de functie in de massa die boven het spoor wordt gebouwd. Ontwerp Deze stationshal is geen 'standaard' rechte ribbenkast. Hij zal verdraaien naar de kop, om reizigers vanzelf naar de goede zijde van het station te leiden (zie afbeelding 2). Tussen de ribben zal voldoende licht de hal in komefl, om een prettige ruimte te maken. Verschillende functies in het gebouw vragen ook om verschillende vormen . De zuidzijde met woningen zal minder steil zijn dan de noordzijde met kantoren, een hotel en recreatieve functies . Zo kunnen dakterrassen gecreëerd worden op de daken van de onderliggende lagen en is er optimaallichtinval in de statï'onshal. Door deze asymmetrische doorsnede kan men zich goed oriënteren en krijgt de hal een kenmerkende vorm. Via de corridors , die op iedere laag dwars door de ribben van het gebouw lopen, vindt de ontsluiting plaats. Om de 4 ribben bevindt zich een trappenhuis en een lift, die langs het gebouw naar boven en beneden glijdt. Constructie en bouwmethode Bouwen boven stations vraagt om specifieke bouwmethodes. In Eindhoven is het geen optie om een tijdelijk station aan te leggen, dus het treinverkeer zal zonder grote problemen door moeten kunnen gaan. Er is gezocht naar een constructie die ontstaat uit het gegeven dat de kap een functie, een massa heeft. Voor de noordzijde is de constructie gebaseerd op het 'boek stapel probleem'. Met deze formule is door het eigen gewicht van een laag een oneindig overstek te maken, zonder dat er een ondersteuning nodig is. Voor de flauwere zuidzijde wordt tijdens de bouw gebruik gemaakt van een kabelconstructie aan de achterzijde, gebaseerd op sculpturen van Santiago Calatrava.
~
~
----,
-,._ - -
. ; . ,i
~ --"'
Constructie en bouwmethode (J)
Exploded view prefab bouwlaag (5)
0-
o
<= ~
7'
<=
:::J
Cl.. 11)
Zicht op stationshal vanuit woning (4)
Het nieuwe station Eindhoven (6)
Door iedere laag geheel prefab op een bouwplaats direct naast het station te maken, kan het gebouw worden opgebouwd zonder dat er een grote ondersteuningsconstructie nodig is (zie afbeelding 3). Nadat de noord- en zuidzijde in de nok door de ruggengraat aan elkaar gekoppeld worden, kunnen de 9 kabels per rib weer verwijderd worden.
avonds vanuit de stationshal de woningen in te kijken. De prefab units zijn opgebouwd uit een staalskelet van kokers, om stabiliteit in alle richtingen van het profiel te krijgen. Deze zijn zo licht mogelijk met staalframes en sandwichpanelen ingevuld, net als trein stellen (zie afbeelding 5). Licht bouwen is materiaal besparing en dus duurzaamheid pur sang. Hierdoor is het mogelijk de units compleet per bouwlaag prefab op te bouwen met behulp van een enkele kraan.
Het wonen Vanuit de woningen is er goed zicht op de stationshal vanuit het actieve woongedeelte (zie afbeelding 4). In deze ruimte wordt gewerkt, gekookt, gegeten en er bevindt zich een tribune op de schuine halgevel die multifunctioneel gebruikt kan worden. Bijvoorbeeld om te zitten, te liggen, als tribune tijdens het WK of simpelweg als boekenplank of om je verzameling whiskyflessen op te zetten. Op de bovenste laag in de woning bevindt zich het passieve woongedeelte. Hier kan je zitten, baden en slapen en ben je volledig afgezonderd van de drukke wereld. Bouwtechniek en bouwfysica Om trillingen in de bebouwing te voorkomen worden deze ten eerste bij de bron weg gehaald door het ballastloze spoor op een massaveersysteem te plaatsen , Vervolgens worden bij de oplegging van de prefab stalen units op de betonnen voeten rubbers aangebracht om de doorgedrongen kleinere trillingen weg te halen . Doordat de hal een asymmetrische vorm heeft ontstaan er geen brandpunten van gel'uidstrillingen op oorhoogte in de hal waar· door ruis zou kunnen ontstaan. Voor de geluidsreductie naar de wOlling is een dove gevel toegepast met een spouw van 180mm . De hulpconstructie hiervoor is een spoorprofiel, een echte railstaaf. In de sponning van de dubbele glasruit zijn stroken LED verlichting aangebracht waardoor de hal 's avonds verlicht wordt op elke gewenste manier. Door een reflecterende pixelprint op de binnenste ruit aan te brengen, reflecteert het licht altijd de hal in en is het door het tegenlicht niet mogelijk 's
Conclusie Het ontwerp dat mede door de constructie en bouwmethode is ontstaan laat zien dat er meer mogelijk is bij meervoudig ruimtegebruik dan alleen het wegstoppen van het spoor in een betonnen tunnelbak. In het verleden werd het stationsgebouw ontworpen door een architect en de kap door een ingenieur. Door te 'archineeren' ontstaat een station met een eigen bij Eindhoven passende identiteit. Het is een nieuwe stationstypologie, dat veel meer is dan een station alleen (zie afbeelding 6). Brainport Eindhoven krijgt nu echt zijn gezicht.
59
G.l.M. lanssen
Maaspoort 2.0 Theater voor de stad Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. l. Westra Ir. R.P.G. Brodruck Ir. L.C.l. van Luxemburg Datum afstuderen 31 augustus 2010 Samenvatting Door grootschalige commerciële ontwikkelingen in de stad Venlo vormt het huidige theater een dode plek in het stadshart. Nieuwbouw van een autonoom theater aan de oever van de Maas en sloop van hel huidige theater zorgen voor een beter functioneren van de openbare ruimte. Het theater krijgt een meer prominente plek waardoor het als visitekaartje gaat wer· ken. De unieke plaatsing zorgt voor ruimtelijke verplichtingen. Een compacte footprint, alzijdigheid en transparantie maken het gebouw van toegevoegde waarde is voor de stad. 0-
g
;t 5
::t
Situatie
Trefwoorden Theaterarch itectuur Schaalsprong Transparantie Autonomie Aanpasbaarheid
bestaan uitbreidingsplannen voor het huidige theater. Er zijn zelfs partijen die pleiten voor volledige nieuwbouw omdat het huidige theater een barrière vormt in de binnenstad . Voor dit project is met betrokken partijen een aantal varianten bespro· ken en middels eigen onderzoek is afgewogen welke optie het beste is voor de stad. Hieruit is de opgave voortgekomen voor nieuwbouw van een Theater aan de oever van de Maas. Bij deze opgave is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: Op welke wijze kan een grootschalige ontwikkeling zoals een theater van toegevoegde waarde zijn in de nabijheid van een fij· nmazige historische binnenstad? Deze onderzoeksvraag is geformuleerd op basis van problemen met het huidige theater (De Maaspoort) en met het oog op kan· sen die er liggen voor eventuele nieuwbouw. De beantwoording van deze vraag geschiedt middels het ontwerp en is niet gekop· peld aan een zwaar architectuurtheoretisch betoog. In het voor· onderzoek lag de nadruk vooral op de relatie tussen theater en stad en intern de relatie tussen artiest en publiek.
Dit afstudeerproject is de uitwerking van een zelf geformuleerde opgave. Het oorspronkelijke plan was deelname aan een inter· nationale prijsvraag, maar bij gebrek aan inspirerende lopende prijsvragen is deze opgave geformuleerd . In de stad Venlo
De lineaire strokenbebouwing aan de Maaskade maakt op één plek plaats voor dit nieuwe autonome theatergebouw. Hierdoor ontstaat een gedifferentieerd beeld. De bijzondere ligging kop· pelt het theater los van de rest van de binnenstad, wat program· matisch gezien een duidelijke situatie oplevert en waarbij het stadshart niet verstoord wordt. Het huidige theater midden in het stadshart maakt plaats voor winkels, hotel en appartemen· ten. Het gebouw moet een visitekaartje voor de stad worden, zichtbaar vanaf de belangrijke invalswegen. Belangrijkste publieke programmaonderdelen zijn; een grote zaal (lijst· theater), een kleine zaal (vlakke vloer zaal), de nodige foyer· ruimtes en een theaterrestaurant. De schaalsprong wordt gemaakt door ruimte te geven. Er wordt een plein gecreëerd rondom het theater. Bovendien krijgt het
Exterieur aan de stadszijde
De twee transparante zalen samengevoegd
Backstage trap zichtbaar vanuit foyer kleine zaal
Ontwerp gezien vanaf de Maasbrug: theater voor de stad
gebouw een andere oriëntatie, vormentaal en materialisatie waardoor het als autonoom object ervaren wordt. Het theater dient de omgeving niet te overschreeuwen . De plaatsing maakt alzijdigheid noodzakelijk. Een compacte footprint is ook vereist om te zorgen dat het theater ervaren wordt als een los object aan-de oever.
publieke domein om een visuele relatie tussen artiest en publiek te bewerkstelligen.
De basis voor het concept is de vorm van een traditionele theaterzaal met haar toneeltoren, zijtoneel en orkestbak. Dit is de belangrijkste functie en zeer bepa-Iend voor de vorm en de organisatie van het gebouw. De kleine zaal is geplaatst op de grote zaal op dusdanige wijze dat deze ook samengevoegd kan worden met de grote zaal. De tribune van de kleine zaal gaat dan functioneren als balkon voor de grote zaal. Hierdoor ont· staat een grote zaal die geschikt is voor internationale theater· producties. Dit is één van de ambities van het huidige theater· bestuur. De stapeling van de zalen zorgt tevens voor de noodza· kelijke compacte footprint. Het vierkante volume van het theater is bepaald door de maximale afmetingen van de zalen. Het ove· rige programma is om de zalen heen gevouwen en de transpa· rante zalen vormen het hart van het gebouw. In de gevel is dui· delijk de publieke routing zichtbaar. De entree van het theater ligt op kadeniveau, een niveau lager dan het boulevardniveau waarop de openbare ruimte in de rest van de stad zich bevindt. Om de compacte footprint te bena· drukken zijn ingrepen gedaan in het vierkante volume. Hierbij wordt de interne publieke routing geaccentueerd, de entree ver· duidelijkt en ontstaat er een dakterras. In de gevel' is duidelijk het onderscheid zichtbaar tussen de publieke ruimtes (glas en kolommen) en gesloten ruimtes zoals kleedruimtes en backstage (geperforeerde aluminium beplating) . De publieke functies vormen een aaneengesloten ruimte die om de zalen heen draait. Op deze route liggen achtereenvolgens de foyer van de grote zaal, de toegangen tot de zalen, de foyer van de kleine zaal en het restaurant. Ook de artiestenfoyer bevindt zich in het
De zalen zijn zoals gezegd samen te voegen tot één grote zaal. Deze zaal heeft een capaciteit van 1050 zitplaatsen. Dit samenvoegen gebeurt door de vloer van de kleine zaal met daaronder de lichttechniek van de grote zaal volledig weg te schuiven. Om de ervaring van een wand van toeschouwers vanaf het toneel te behouden komt er een nieuw stuk tribune tevoorschijn . Ook zijn de transparante zalen te verduisteren voor een meer traditioneel gebruik en zijn de tribunes weg te schuiven. De transparantie levert naast het blootleggen van de interne organisatie op dat het uitzicht op de Maasboulevard en de Maasbrug gebruikt kan worden als achtergrond bij bijvoorbeeld een concert in de grote zaal. Ook zorgt het ervoor dat bezoekers van de stad het theater niet als dode plek ervaren maar alle bedrijvigheid waarneem· baar is. Zo liggen de loading docks in het zicht en kan vanaf de boulevard gezien worden hoe een decor opgebouwd wordt of hoe er gerepeteerd wordt op het toneel. Een ander belangrijk deel van het ontwerp omvat de backstage functies. Een lange trap verbindt de verschillende backstage niveaus met elkaar. Deze trap begint bij de loadingdocks op boulevard niveau (artiestenentree) en loopt door tot in de artie· stenfoyer. Deze gesloten functies worden intern juist blootge· legd terwijl in het exterieur van het gebouw een harde scheiding bestaat tussen publieke en gesloten functies. De bezoeker wordt uitgenodigd het openbare gebouw te betreden om de vol· ledige werking van het theater te ervaren.
Er is goed gekeken naar de negatieve eigenschappen van het huidige theater en er is gezorgd dat dit ontwerp op deze vlakken juist positief opvalt. De huidige Maaspoort is op vele niveaus overtroffen. Het stadstheater is letterlijk voor de stad komen lig· gen en door de transparantie zal het gebouw ook het nodige theater opleveren voor de stad .
Ing. M.R.w. janssen
ScoG SportComplex Groenmarkt Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. j. Westra Ir. j.j.P.M. van Hoof Ir. R. Blok Datum afstuderen 31 augustus 2010 Samenvatting Met het bestaande onderstation als uitgangspunt zorgt SCoG (SportComplex Groenmarkt) voor een sportfaciliteit voor de breedtesport in de Amsterdamse binnenstad . Door het gebruik van de bestaande constructies en ruimten in combinatie met nieuwe constructies hieraan op of in worden er voor zowel openbare sporten als sporten in club- of competitieverband nieuwe faciliteiten gecreeerd. Gezocht is naar een contrast tussen oud en nieuw: waar het oude zwaar en gesloten is, zijn de nieuwe onderdelen juist licht en transparant. Men mag zien dat er gesport wordt in de binnenstad van Amsterdam.
SCoG in vogelvucht
CT
g
~
§
CL
m
62
Trefwoorden Herbestemming Onderstation Sport Verbi ndingsbruggen Transparantie tegenover geslotenheid Impressie nieuwe trafostraat
Voorafgaande aan deze afstudeeropgave is een onderzoek gedaan naar herbestemde gebouwen in een atelier genaamd HERarchitectuur. Dit atelier bestond uit 12 studenten en werd begeleid door Sjef van Hoof en jan Westra . In dit atelier heeft iedere student 3 of 4 herbestemde gebouwen grof geanaliseerd en 1 gebouw diepgaand. De resultaten van dit onderzoek zijn te vinden in de rapporten : HERarchitectuur: deel1: Onderzoek deel 2: Diepgaande analyse Na dit onderzoek heeft elke student zelf een gebouw gekozen om her te bestemmen . Ik heb gekozen voor het onderstation op de Groenmarkt te Amsterdam. De reden voor deze keuze komt voort uit een onderzoek naar de Singelgracht. Tijdens dit onderzoek viel mij op dat dit een achtergesteld stukje Amstehdam is dat zich op een top locatie bevindt. Door het gebouw dat hierop staat te herbestemmen krijgt dit stuk Amsterdam een nieuwe impuls en heeft het de mogelijkheid om een ware hotspot van Amsterdam te worden. Voorafgaande aan het ontwerp is de probleemstelling in een viertal deelvragen uiteen gezet: 1. Waarom is dit gebied dat zich op zo n toplocatie bevindt nog niet herontwikkeld? 2. Welke functies heeft het gebied rondom de Groenmarkt nodig? 3. Wat zijn de kwaliteiten van het Onderstation waarmee verder gewerkt kan worden? 4. Welke stijlfiguren kunnen worden toegepast in het nieuwe ontwerp? De uiteindelijke doelstelling is om aan de hand van de onderzocht informatie een nieuw ontwerp te presenteren waarmee
Impressie nieuwe zuidgevel
langsdoorsnede
0-
o
c
:E
7' C
::s 0.. ro
Impressie gang en lamellen Squashal
Maquette impressie SCoG
het bewijs wordt geleverd dat het wel degelijk de moeite waard is om het onderstation her te bestemmen.
Extrusie. Periferie en Prothese wordt het nieuwe verweven met het oude en ontstaat er een gebouw waarin openbaar en prive met of tegen elkaar kunnen sporten.
Door de jaren heen heeft dit gebied verschillende functies gehad zoals verdedigingswal, gasfabriek en groentemarkt. Door de gasfabrie k is de grond in het gebied ernstig verontreinigd waardoor de investeringskosten voor het saneren hiervan zo hoog zijn dat het weinig rendabel is hier iets te bouwen . Dit is dan ook de reden dat het de Groenmarkt vandaag de dag nog altijd grotendeels gebruikt wordt als parkeerplaats. Dit terwijl aan de overzijde van de Doorvaart PQ de grootste parkeergarage van Amsterdam is gesitueerd. Hier moet iets aan gebeuren . Uit een functieanalyse van Amsterd am is gebleken dat de gemiddelde bewoner van de binnenstad niet erg tevreden is over de sportfaciliteiten in de binnenstad. Men wijkt uit naar andere stadsdelen om hun sport uit te oefenen . Dit terwijl juist de bewoners van de binnenstad alles binnen handbereik willen hebben. SCoG is het antwoord op de vraag naar meer sportfaciliteiten in de binnenstad . Met het onde rstation als uitgangspunt zorgt SCoG, wat staat voor SportComplex Groenmarkt, voor een sportfa ciliteit die de breedtesport in het centrum van Amsterdam een grote opleving brengt. Door het gebruik van de bestaande constructie en ruimtes die het gebouw biedt in combinatie met nieuwe constructies hier aan op of in worden er voor zowel openbare sporten als sporten in club- of competitieverband nieuwe faciliteiten gecreeerd . Met toepassing van de stijlfiguren optopping. Chrysilis. Facelift.
Gezocht is naar een contrast tussen oud en nieuw. Waar het oude zwaar en gesloten is, zijn de nieuwe onderdelen juist licht en transparant. Men mag zien dat er gesport wordt in de binnenstad van Amsterdam.
W.D. janssen
Windcomfortstudie voor de renovatie van de W-hal op de TUle-campus In opdracht van Dienst Huisvesting TUle Afstudeerrichting
Physics of the Built Environment Afstudeercommissie
Dr. ir. B.j.E. Blocken Prof. dr. ir. M.H. de Wit Ir. T.A.j . van Hooff Ing. j.F.l. Diepens
De gerenoveerde W-hat biedt door een overdekt ptein ruimte aan de Groene Loper. De pijlen geven de locatie.van de Ingangen (1)
Datum afstuderen
31 augustus 2010 0
Samenvatting
cr
o c
~
'"
C ::J Cl. CD
In het kader van het masterplan Campus 2020 wordt de W·hal gerenoveerd. Het gebouw krijgt een hoogbouw en zal tevens ruimte gaan bieden aan de toekomstige Groene Loper in de vorm van een overdekt plein. Dienst Huisvesting vraagt zich af hoe het windklimaat in en rond de W·hal zal zijn na renovatie. Er is een CFD·model gemaakt van het complete TU/e·terrein en enkele gebouwen uit de omgeving. Dit model is gevalideerd met wind metingen op het TU/e·terrein. Vervolgens is aan de hand van de Nederlandse windhindernorm (NEN 8100, 2006) het windcomfort in en rond de W·hal beoordeeld . De geplande zuidingang van het plein is problematisch voor het windklimaat ter plaatse. Er zijn verschillende varianten van de zuidingang doorgerekend en hieruit blijkt, dat op het gehele plein de beste kwaliteitsklasse voor windcomfort wordt bereikt als de ingang twee traveeën richting het oosten wordt ver· plaatst. Trefwoorden
Campus 2020 Computational Fluid Dynamics (CFD) NEN 8100 Windhinder Windmetingen
g ó)
c
z
w ~
~
~ ~
.~
;ij ~
'" A
Berekende kwaliteitskiassen van het windklimaat volgens NEN 8100 (A=goed, D=slecht) (4)
Dienst Huisvesting van de Technische Universiteit Eindhoven (TUle) heeft het masterplan Campus 2020 ontwikkeld. Er wordt gestreefd naar een compactere campus en als gevolg hiervan worden een aantal gebouwen aan de noordkant van het terrein gesloopt of afgestoten. Verder zullen alle faculteiten worden gehuisvest rondom een nog aan te leggen groen, autovrij gebied, de zogenaamde 'Groene Loper'. De nieuwe W·hal neemt een centrale plaats in op deze nieuwe compacte campus en zal onder andere de Centrale Bibliotheek, het Notebook Service Center en de faculteit Wiskunde & Informatica herber· gen. Hiertoe wordt het gebouw uitgebreid met een hoogbouw. Daarnaast zal de nieuwe W·hal ruimte bieden aan de toekomstige Groene Loper (zie figuur 1). Er zullen gedeeltes van de gevels aan de oost-, west· en zuidzijde worden geopend zodat een groot overdekt plein ontstaat met een oppervlak van 60 x 74.4 m2 (vijf bij zes dakvlakken). Op dit plein is plaats voor terrasjes en daarnaast is hier de ingang van het gebouw. Het is de vraag of op het overdekte plein een prettig windkli maat zal heersen . Op een aantal plekken op het TUle-terrein is namelijk geregeld sprake van windhinder. Dit is onder andere het geval rond het Hoofdgebouw, dat vlakbij de W-halligt. Het onderzoek heeft als doel om het windcomfort in en rond de gerenoveerde W·hal in kaart te brengen en, indien nodig, sug' gesties voor verbetering aan te dragen en door te rekenen. Daarnaast is ook het windklimaat bij de ingang van Vertigo en bij de hoofdingang van het Hoofdgebouw onderzocht. Om het windcomfort op de interessegebieden te kunnen beoor· delen is een CFD·model van het gehele TUle-terrein gemaakt (zie figuur 2). CFD staat voor Computational Fluid Dynamics en is het genereren van numerieke oplossingen voor stromingvraagstukken. Het rekenraster bestaat uit ongeveer 7,6 miljoen cellen en is verfijnd ter plekke van interessegebieden , zoals de trap van Vertigo en de kolommen voor het Hoofdgebouw.
P (U.. >5 mis)
Kwall,ei1skl.ss. Doorlopen
Actlvhel'e" Sranleren
Langdurig zillen
A
Goed
Goed
Goed
2.5-5
B
Goed
Goed
Matig
5-10
C
Gced
Matig
Siechl
(% van het aantal uren per jaar) <
Het rekenraster met gerenoveerde W-hal (2)
2,5
10-20
0
Maüg
Slechl
S iechl
> 20
E
Siechl
Slachl
Slecl'l(
Kwaliteitskiassen windklimaat volgens NEN 8100 (J)
....
I» UI C
Q.
0
~ ~
tr
c
::::I Q.
8 ~w
c
z
i'"
11
ct>
;,.,' 6
Om het windcomfort in en rond de W-hal en bij de ingangen van Vertigo en het Hoofdgebouw te kunnen beoordelen is gebruik gemaakt van de Nederlandse norm voor wind hinder en windgevaar in de gebouwde omgeving (NEN 8100, 2006) . Aan de hand van de kans dat uurgemiddelde windsnelheden boven een drempelwa arde van S mis uitkomen wordt bepaald tot welke kwaliteitsklasse een gebied behoort. Deze kwaliteitskiassen lopen van A (goed) tot E (slecht) en geven een beoorde ling van het wind klimaat voor de activiteiten doorlopen, slenteren en langdurig zitten (zie figuur 3) . De overschrijdingskans wordt bepaald door versterkingsfactoren bij 12 windrichtingen te koppelen aan de uurlijkse windstatistiek van Eindhoven. Het model reproduceert op een goede manier de bekende windcomfortprobleempunten voor de hoofdingangen van Vertigo en het Hoofdgebouw (zie figuur 4). Tussen de kolommen bij de ingang van het Hoofdgebouw geldt kwaliteitsklasse D; dit betekent dat het gebied matig geschikt is om doorheen te lopen en
0
c
"
7<' C :J
~
A
Eerst is er een CFD-model gemaakt van het TUle-terrein met de huidige W-hal. Om dit model te kunnen valideren zijn windmetingen op het TUle-terrein uitgevoerd . Deze metingen van de windsnelheid en windrichting worden gerelateerd aan metingen op een referentiepositie, die zo min mogelijk wordt geblokkeerd door omliggende gebouwen . De verhouding tussen de windsnelheid op een meetpositie en de windsnelheid op de referentiepositie wordt de versterkingsfactor genoemd . De gesimuleerde versterkingsfactoren en windrichtingen zijn vergeleken met de gemeten waardes en komen vrij goed overeen . Deze vergelijking is de validatie van het model. Daarnaast is geverifieerd of de juiste rasterfijnheid is gebruikt voor de simulaties. Hiervoor is een rastersensitiviteitsstudie uitgevoerd waarbij een grover en een fijner raster zijn vergeleken met het basisraster. Hieruit bleek dat het basisraster een goed compromis was tussen rekentijd en nauwkeurigheid van de simulati eresultaten .
c:r
~~
l
Rekenresultaten van de windstroming rond hoofdgebouwen W-hal (s)
!!01' n C ,....
Het verplaatsen van de zuidgevel zorgt voor een goed windklimaat op het gehele plein (6)
een slecht windklimaat heeft voor de activiteiten slenteren en langdurig zitten. Voor de ingang van Vertigo valt vooral op dat er een groot verschil is in windsnelheden in een klein gebied. Kwaliteitsklasse A en D liggen dicht bij elkaar aan de voet van de trap, die leidt tot de ingang van het gebouw. De grote windsnelheden voor de ingang zorgen er ook voor dat fietsen die niet in de rekken voor het gebouw worden geplaatst grote kans lopen om te vallen. Verder blijkt uit het onderzoek dat de aanpassingen aan de W-hal geen negatief effect hebben op het wind klimaat in de omgeving. Het oude dak van de W-hal fungeert als plateau onder de nieuwe hoogbouw zodat er geen wind hinder op loopniveau ont staat (figuur sa). Daarnaast was het de vraag of het slechte wind klimaat onder het Hoofdgebouw effect zou hebben op het wind klimaat op het overdekte plein. Dit blijkt niet het geval te zijn en wordt goed geïllustreerd door figuur Sb. Er zijn echter wel problemen met het huidige ontwerp van de zuidingang (zie figuur 4) . Deze sluit precies aan op de weg tussen de gebouwen Matrix en Helix en is problematisch bij harde zuidwestenwind. Het zuidwesten is de meest voorkomende windrichting in Eindhoven, waarbij ook de hardste windsnelheden voorkomen. Uit het onderzoek blijkt dat het twee traveeën (24,8 m) verplaatsen van de zuidingang ric~ ting het oosten ervoor zorgt dat het windklimaat op het plein ter plaatse van de zuidingang sterk verbeterd (zie figuur 6). Op het hele overdekte plein geldt nu de beste kwaliteitsklasse. Het verplaatsen van de zuidingang is een belangrijke verbetering var] het ontwerp met betrekking tot het windcomfort.
0-
ct>
S.S.R. Kadarpeta Goal
Successful instruments for energy
M.l :fI cn!Cna
fNERCiV rFf:1C1ENCY
1
Mastertrack Construction Management and Engineering
Sub
Cf!~(jfi.)
Date of graduation August 2010
0-
o :E
c
'"
C :l
a.
([)
66
Summary Under the context of EU's energy 2020 vision at the locallevel, Eindhoven Municipality has set its ambition to develop energy neutral homes by 2020. Ineffective implementation process and lack of regulating and support instruments to promote relevant stakeholder participation have affected the realization of energy neutral housing developments. Desk research on the experien· ces of UK & Danish municipalities was conducted followed by an online survey and scenario analysis to find the necessary instruments for Eindhoven scenario and the need for a new supporting and encouraging role for municipality are found out.
.m_ IItft~WAlI.
''''''" '._JII'
..
-.
il""\ilqlfU~H I\')
OIIIt·fltom.-r..
~""'.,.." _'0l1Jl1
.
~Ulrtj"llI'
..... .........-.
Graduation committee Prof. dr. ir. B. de Vries Dr. Qi Han
31
•
MPOOlNfU1IlN
neutral housing developments Lessons for Eindhoven from the Danish and UK Municipalities
. _MIU._
I
Regulatory (R) & Support (5) instruments found from research on UK & Denmark
E. EffIciency
0 .309
Building code Obl igöt1on Companies Mandatory Epe/E.label Colldboralio n Manufdc.turers
Easements Financial Support
0 .2.80
Ren Hea t Incentive
Reduced VAT/ Stamp duty Feed in Tadffs Domesllc 8re~n loan,~ R. technololY
0 .225
COf1101 unitv generatIon Mic ro-Ben lechnolo8V Electronk mon itorIng
Grid Inde pendent
Keywords Energy neutral housing Regulation & Support instruments Municipalities, Analytical Hierarchy Process (AHP) Development process
Carbon reductlon
0.186
0 ,259 0 .254 0 .182 O.lS1 0 .154 0 ,2 75 0,268 0,242 0,215 0 .338 0 .268 0 .2 10 0 .184
Plilnl1in permi t s
0. 262 0,247 0,182 0.166
Mee; 8.. Ol"mo n<.trAor'on
0 .14:\
8uildlng code Obligdtlon energy $upplle ..Oblugdtion h ou seholds
Prloritized instruments found for Eindhoven scenario using AHP
Introduction The households represent 63% of total energy consumption of the European Union building sector. The member states are have set energy targets for the year 2020 to reduce the green house gases, increase use of renewable energy sources and improve the energy efficiency in the housing/building sector. At the locallevel potentialof municipalities to promote energy efficient housing developments through municipal planning practices is large and also have proven great interest i n doing 50. In the same context Eindhoven municipality has expre ssed its vision to go energy neutral in the built environment, specially housing sector, by 20 2 0 . Problem Proven technology to realize energy neutral housing develop · ments is available, but practical realization of energy efficient housing developments in Eindhoven municipality has not been achieved vet. This is currently not happening in the building sector due to a deadlock in supply and demand . The construction companies do not offer developers to build energy efficient buildings as they cannot identify sufficient demand from consu· mers and th us developers complain about the reluctance of construction companies to come up with viabie solutions. This lack of acceptance for energy efficient homes or buildings is attributed to th e improper regulations and appropriat e forms of support for the stakeholders involved in housing sector & the end use customers. Lack of structured process and organization to be followed by the Eindhoven municipality in order promote collaboration & communication between vario us stakeholders has affected energy neutral housing projects. Further, the need for municipality to play an innovative role to promote good collaboration between the stakehold ers has been identified. 50 a key question arises, wh at kind of regulatory & support instruments are needed to regulate the interests of stakeholders towards energy neutral housing developments and wh at role
DI
ia' e::
c.. ~ ~
.....
0-
e::
:::J
c.. ~ Q;'
n
e
;;
;:::;:
cr
o
e :\! r:e :::J
0.. (1)
Blixembosch Noord Oost energy neutral houslng development
should Eindhoven municipality play to promote collaboration among stakeholders and realize energy neutral housing developments? Research Desk research showed thaI Danish & UK municipalities have successfully promoted stakeholder participation in energy efficient and carbon neutral housing developments by employing strict regulatory and support instruments (figure 1) using local planning, organization, collaboration and implementation process_ These preferred instruments for Eindhoven scenario are found out by conducting an online survey among the relevant local stakeholder groups. The survey results are analyzed using Analytical Hierarchy Process and the prioritized instruments for Eindhoven scenario (figure 2) are found along with the preferences of different stakehol.der groups. Using the preferences of different stakeholder groups and the successful role played by Danish municipalities to effectively promote energy efficient housing projects, a scenario analysis on Blixembosch Noord Oost development is conducted to find the role required to be adoptedjplayed by Eindhoven municipality. Conciusions Eindhoven needs to focus primarily on instruments promoting energy efficiency (0.309), financial support (0.280), renewable energy generation (0.225) and carbon reduction (0_186) in the ordered priority. These instruments in combination with a proactive, long term and participatory role are required to be ad opted by the Eindhoven municipality to successfully promote stakeholder collaboration & participation in energy neutral housing developments.
C. Kalyanapu and Ing G. Bogaert
Increasing new venture potential Stimulating a new venture start up. done by designing and validating a Business Plan Mastertrack Construction Management and Engineering Graduation committee Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Prof. dr. ir l.H.J. Verhoef Or. ir. E.G .J. Blokhuis Date of graduation 31 August 2010
cr o ::;;
c
'"
C
:::l
a.
100 80 60
I Startup 2002
40
• Startup 1998
20
I
0
Startup 1994
Startup 1994
o
1.5 3.5 5.5
7.5
9.5 11.5
Failure of high te eh startups in the Nethertands
Summary Amongst all New High·Tech Startups there is a high fai/ure rate and the rates of failing is even higher if company enters a new market with a new product. The failure factors were identified and studied which were categorized into Internal and external factors . It was also concluded that external factors can't be controlled by the company, 50 a hypothesis was formulated i.e. "having a good internal foundation will reduce the influence of extemal factors and increases the success chances". Ultimately the study results in formulating a new improved Business plan design w'hich includes a BFM . The BFM model includes a selec· ti on of strategy, asset management, business model and resour· ce & process management. This design is validated by presenting it in front of a panel of experts to prove the hypothesis.
m
68
Keywords Assets management Business Flow Model (BFM) Business Plan Value Disciplines Business Model
Business Flow Model
Introduction During the development of a business plan, further named as BP, for the course of Entrepreneurship the idea grew to seriously start a company out of th is business plan. Two things where wished for by the entrepreneurs; a financially feasible company and it shouldn't have big burden on the environment. The best choice would be to enter a new market having great potential with a unique new product. The product Solar Flex is such a product. Important to consider when starting up a company in a high tech sector is thai many of the companies entering a new market with a new product have a high chance of failing. It's clear from figure 1 that there is a high percentage of failure for new start-ups; therefore BK wants to investigate the reasons why new ventures fail. By identifying the problems and solutions BK can increase its own chances of succeeding and survi· ving. Problems Entering a new market with a new product is proven to be a challenging task. The problem is that there is a high percentage, namely 42%, of the companies that stopped due to various reasons in the first three and a half year. In the first explora· tions, it was identified that a company fails due to various Internal and external factors and some important elements for a company successj fai/ure where identified to be: Strategy, Assets combined with strategy, product, material assets (money). Management, Degree of competition, economic fac· tors, Political and legal factors. In order to give a solution for this problem the above mentioned key elements should be managed. A member of the graduation committee suggested th at the Business Flow Model (BFM) as shown in figure 2 would be a good tooi to configure the assets and therefore the core of a business. By controlling the core of
Stl1ltesk Outlook (dIVision (dlMission (d)Goals
ExtemaI Analys~
Intemal Analysls lalProfile (alValue Proposition (clProduct Design OlOrganizatlon &
(b)Market Study & (ilCompetation Risks
ManJtlem8nt
Business Flow Mo.' (e)Strategy (f)Asset Configuration (glBusiness Model (hlResource & Process
Management
RoadMap
!
Flnandals
I
(klFinancial Estlmates & jj Requirements _ Business Plan Design
the business and thus the above mentioned key elements, failures rates might be reduced.
Research Desk research clearly showed th at the failures of new high tech startup companies are heavily influenced by th ree core elements namely assets, Business model and Value discipline/ strategy. External factors also have effect on companies future but almost all these external factors can't be managed or controlled by the company (competition, economical factors etc.). The formulated hypothesis claimed .. Making a sound internal foundation (A good business plan) for high tech start-ups can cover the externa l risks and increase its success chances .". A detailed literature study was conducted on the key elements which are also the elements of a BFM and aBP. With the results of this study a design was made. Included in the design of the BP were the Risks involved for new startups . The new improved BP was then validated with a panel of experts and Iheir f eedback and comments suggested th at Indeed the Hypothesis is valid.
Conclusion It's clear from the graduation research that failure reasons of high tech starlup can be categorized internally and externally. Even though there are several reasons for the failure of hightech startups, having a good Internal foundation will reduce the influence of external factors and increase Ihe success chances. fhis hypothesis was proved by designing a Business Plan and validating it, which suggested that the role of a BFM is vital and a key component in aBP. This means that having a good BFM will make sure that all t~e necessary key elements are identified on forehand . This knowledge will show whether it is required to take steps to improve the companies BFM, th is will in turn result in increasing the success chances of the company.
I
Ing. ).M. Karreman
Wonen op de cm 2 Een kans voor starters Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. J. West ra Ir. M.H .P.M. Willems Dr. ).C.T. Voorthuis Datum afstuderen 31 augustus 2010
I»
ii! c Q.
m
...crm C ::J
Q.
~
äl' n
c
;; ;:;:
Samenvatting 'Wonen op de cm" laat zien dat door de lege restplekken in de steden op te vullen met woningen voor starters, er snel en met grote aantallen iets gedaan kan worden aan het grote tekort aan starterswoningen. Door een nieuwe vorm van verdichting te introduceren, micro verdichting, kan aan een deel van de vraag naar starterswoningen worden voldaan. De behoeften van de starters en de dualiteiten van het bewonen leveren drie verschillende concepten op, die vertaald zijn in drie ontwerpen. Er blijft uileindelijk meer ruimte over voor natuur en starters hebben een kans een passende woning te vinden.
Kteine plekken 'over' in bestaande wijk In Maastricht
0-
o
c
~
'"
C
::::J
a.
m
Trefwoorden Starters Restplekken Micro verdichten Dualiteiten Beperkte ruimte Woning 1 "Kast met Woonruimte"
70 Inleiding De Nederlandse woningbouw, gedirigeerd door de overheid en uitgevoerd door projectontwikkelaars, levert een te lage woning· productie. Zij proberen met grootschalige projecten meer wonin· gen te produceren. Hun interesse ligt bij grote aantallen wonin· gen die projectmatig gebouwd kunnen worden. Deze grote projecten worden gerealiseerd op plaatsen waar ver· ouderde woningen worden vervangen of in nieuw te ontwikkelen wijken . Bij deze ontwikkelingen verliest men één ding uit het oog. Men kijkt niet naar kleine plekken die 'over' zijn in de reeds bestaande wijken. In dele wijken zijn restplekken die niet geschikt zijn voor projectmatige ontwikkelingen. Er zijn zelfs plekken die niet geschikt zijn voor particuliere woningbouw. Wellicht zijn deze plekken wel geschikt voor een nieuwe vorm van verdichten. Micro verdichting Als men denkt aan bouwen met hoge dichtheid wordt er meteen gedacht aan woontorens of rijtjeshuizen. Dit zijn woningtypes die niet openstaan voor veel invloed van de bewoner. Bij rijen woningen waar dat wel het geval is, zoals bij Borneo Sporenburg in Amsterdam en Kleine Rieteiland in IJburg, blijkt vaak het budget enorm te zijn. Daarnaast is het voor het slagen van een dergelijk project van belang dat een compleet nieuwe straat of deel van een wijk op deze manier wordt ontwikkeld. Hierdoor is het niet mogelijk dit toe te passen in de al bestaan· de wijken . Dit zou alleen mogelijk zijn door een groot deel van de wijk af te breken om plaats te maken voor nieuwe rijen wOJilingen. Als je echter op kleine schaal naar plekken gaat zoeken in de bestaande wijken, dan blijken er wel degelijk mogelijkheden te zijn. In wijken zijn door herstructurering, herbestemming en aanpassing van de infrastructuur veel restplekken ontstaan. Deze plekken zijn uitermate geschikt om kleine woningen op te bouwen. Je zou het 'micro verdichting' kunnen noemen; verdichting van de bestaande wijk op kleine schaal. Op deze plekken kan de inspraak én invloed van de opdrachtge-
ver weer een grotere rol krijgen. Hij kan samen met een architect voor een beperkt budget een woning ontwikkelen waardoor de architect en opdrachtgever (weer) met elkaar in contact komen. De opdrachtgever krijgt de woning die hij wil en de architect kan met zijn creativiteit laten zien wat de mogelijkheden zijn . Deze restplekken zijn bijzonder geschikt voor starterswoningen . Starters hebben hun eigen specifieke behoeftes en kijken op een eigen manier naar hun woonomgeving. De behoefte aan ruimte zal bij hen minder sterk zijn dan de voorkeur voor een bepaalde locatie. Bereikbaarheid speelt daarbij een grote rol. Bij het ontwerpen van kleine woningen komen de dualiteiten van het bewonen sterk naar voren. Deze dualiteiten heb ik gebruikt om de woningen vorm te geven. Micro verdichting zorgt voor hogere dichtheid, intensiever gebruik van de grond en kans op behoud van groen aan de rand van de steden. Men kan dit toepassen naast de reeds bestaande methoden van verdichting. 'Wonen op de cm2' geeft starters de kans om een woning naar hun wens en hun smaak te ontwikkelen. De ontwerpen Ik heb drie woningen ontworpen. Elk voor één soort restplek : een vrijliggende plek, een tussengelegen plek en een hoekplek. Elk ontwerp heeft een andere bewoner in de vorm van andere starters. De behoeftes van de starters en de dualiteiten van het bewonen leveren drie verschillende concepten op. De kleine restplekken en de concepten leiden tot 'wonen op de cm" . De woningen maken door slimmigheden optimaal gebruik van de beperkte ruimte. Dit heeft geleid tot de volgende drie ontwerpen: 'Kast met woonruimte', 'Maatpak in vitrine' en 'Confronterende huid' . Kast met Woonruimte De woning bestaat uit twee delen: de kast (het functionele, het
f
C QI
~t
.., .-QI .., .-
M
la ::J Q
+ +-..
111
GJ
t!
..,RI111
N
E
U
GJ '1:J Q.
0
C
(IJ
c 0
~
Restplekken met kansen door middel van micro verdichting
Restplekken, starters en de dualiteiten van het bewonen leiden tot 'Wonen op de cm2'
Woning 2 'Maatpak in Vitrine'
Woning 3 ' Confronterende Omhulling'
geborgene) en de woonruimte (het onbepaalde en het contact met de buitenwereld) . In de kast zitten de voorzieningen. Door functioneel indelen van de kast wil ik zo optimaal mogelijk van de ruimte gebruik maken . Door in de kast een beweegbaar deel te maken kun je de ruimte van de kast meerdere malen gebruiken . De woonruimte neemt de vorm van de kavel aan. Door de woonruimte en de kast zodanig te koppelen dat er handige ruimtes omheen ontstaan, worden de kast en woonruimte één geheel. Daarnaast vormen zich boven en onder de woonruimte twee buiten ruimten .
het ware op de stoep woont. Dit onbehaaglijke gevoel is niet nodig aangezien het op korte afstand passerende verkeer alleen zijn eigen spiegelbeeld ziet wanneer men naar binnen probeert te gluren.
Maatpak in Vitrine Deze woning bestaat uit een langgerekt rechthoekig volume dat tussen de bestaande gebouwen geplaatst kan worden. Door dit volume op poten te plaatsen is de begane grond nog te gebruiken voor de originele functie die het had. Het volume wordt hierdoor ook losgemaakt van het maaiveld en het idee om je daar terug te kunnen trekken wordt hierdoor versterkt. De boom die op de restplek staat, steekt door de woning heen en wordt onderdeel van de woning. Een lange zijde van het volume is geheel van glas en zorgt voor het nodige licht in de woning. De glazen wand is tevens een multimedia scherm die de bewoner van alle gemakken kan voorzien . Deze vitrine geeft een blik op de drukke kruising waarbij de restplek is gelegen. Het is bekijken en bekeken worden . Confronterende Omhulling Het concept van deze woning komt voort uit twee aspecten die goed met elkaar samen gaan. Aan de behoefte aan geborgenheid kan voldaan worden door een huid te maken die bescherming biedt tegen het geluid en drukte op de locatie. De huid volgt de lijnen van de restplek waarop het gebouwd is. De hoek van het volume dat aan het drukke kruispunt grenst, is uitgevoerd in spiegelglas. Deze hoek zoekt in tegenstelling tot de huid juist de confrontatie met zijn omgeving. Vanuit de woonkamer krijgt men het idee dat men erg in het zicht zit en men als
Conclusie 'Wonen op de cm" laat zien dat door de lege restplekken in de steden op te vullen met woningen voor starters er snel en met grote aantallen iets gedaan kan worden aan het grote tekort aan starterswoningen. Voor een stad als Maastricht zou dit betekenen dat er 1000 nieuwe starterswoningen kunnen worden ontwikkeld. Als men op landelijk niveau kijkt, levert dit 95000 nieuwe woningen op, geschikt voor starters zonder dat de bestaande wijken hoeven te worden uitgebreid . Er blijft meer ruimte over voor natuur en starters hebben een kans een passende woning te vinden .
71
D.A.P. van Kinderen
Sheltering Revisited New sustainable shelter solutions tor disaster relief Afstudeerrichting Building Technology Afstudeercommissie Prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg Ir. A.D.e. Pronk Dr. ir. P.A. Erkelens Ir. M.G .O.M . Cox Datum afstuderen 31 augustus 2010
CT
o c :E
A C :::J
0(1)
72
Samenvatting Het opvangen van vluchtelingen door westerse hulporganisaties wordt gedaan in zogenaamde tentenkampen . Het ontwerp van de tenten is gedateerd en voldoet niet aan de minimum eisen die aan een shelter mogen worden gesteld . Met dit afstudeeronderzoek wordt gekeken naar de mogelijkheden die het materiaal karton kan bieden voor het ontwikkelen van een nieuw type shelter. Er wordt in het bijzonder gekeken naar een toepassing in een tropisch klimaat, waar extreme opwarming door de zon en een hoge luchtvochtigheidsgraad het gebruik van karton als constructiemateriaal bemoeilijken.
...._-
• • """"Ol _ _
(I) ..._ _..
Trefwoorden Shelter Karton Vluchteling Rode Kru is Tropen Opbouw eerste prototype (1)
Het opvangen van vluchtelingen door westerse hulporganisaties wordt gedaan in zogenaamde tentenkampen. Het ontwerp van de tenten is gedateerd en voldoet niet aan de minimum eisen die aan een shelter mogen worden gesteld. Vaak ontstaan door extreme weersomstandigheden onleefbare situaties in de kampen, die kunnen leiden tot het verspreiden van ziektes of zelfs overlijden. Vanuit westerse hulporganisaties zoals het Nederlandse Rode Kruis is er vraag naar nieuwe shelterontwerpen. In samenwerking met het toonaangevende Shelter Centre Geneva is een standaard eisenpakket opgesteld waaraan een shelterontwerp minimaal moet voldoen, de zogenaamde Shelter Standards. Hierin zijn eisen beschreven ten aanzien van het gewicht. volume. constructie, veiligheid, kostprijs etc. In dit afstudeerproject wordt onderzocht of de toepassing van karton als hoofdconstructiemateriaal oplossingen kan bieden voor de bestaande problemen . Met name golfkarton biedt in deze toepassing een aantal voordelen t.o.v. traditionele materialen. Het is een lichtgewicht materiaal. heeft een lage kostprijs. is wereldwijd verkrijgbaar, is eenvoudig te produceren en te bewerken en heeft een milieuvriendelijk karakter door de hernieuwbare grondstof (hout) en de mogelijkheid tot recycling. Doel van het afstudeerproject is het ontwikkelen van een prototype shelter uit golfkarton voor toepassing in een tropisch klimaat. De Shelter Standards, NEN-normen en het Nederlands Bouwbesluit zullen hiervoor als referentiekader dienen. Na de ontwikkeling en bouw van het prototype zal dit onderworpen worden aan een aantal bouwfysische en constructieve tests. Omdat er ontworpen wordt voor een tropisch klimaat zal de invloed van vocht op het materiaal getest moeten worden. Dit wordt gedaan met een serie ventilatiemetingen in de shelter. Ook wordt gekeken of met het materiaal een voldoende sterke constructie voor de shelter gemaakt kan worden . De constructie-
73
Handleiding voor de vluchteling (herziend ontwerp) (2)
ve eigenschappen van de kartonnen onderdelen worden aan de hand van een reeks laboratoriumtests vastgesteld. Op basis van de conclusies uit de testresultaten zal het ontwerp herzien en doorontwikkeld worden. Het prototype is een zeshoekige shelter bestaande uit een dak· en wandpakket uit golfkarton en een tropisch dak uit kunststof zeildoek (zie figuur 1) . Het dak· en wandpakket hebben een geventileerde spouw, welke uitkomt bij een schoorsteen in de nok. De shelter wordt volledig geventileerd volgens het principe van natuurlijke ventilatie. De panelen zijn inwendig verstevigd met kartonnen dwarsribben voor de stijfheid. Deze dwarsribben zijn scharnierend, zodat het geheel plat gevouwen vervoerd kan worden. De kartonnen panelen zijn niet voorzien van een coating om ze te beschermen tegen de negatieve invloed van voc t. De kartonnen panelen worden onderling verbonden met hoogwaardige brede tape, waarmee eventuele maatafwijkingen opgevangen worden. Het dakzeil functioneert als een tropisch dak en vormt tevens, middels ankerlijnen, de verankering van de shelter aan de grond. Uit de ventilatiemetingen op het prototype is gebleken dat de ventilatiestroom door de spouw een negatieve invloed heeft op de totale ventilatiestroom door de shelter. Ook treedt het stack· effect in zowel de binnenruimte als de spouw slechts in beperk· te mate op . De totale ventilatiestroom uit natuurlijke ventilatie is onvoldoende om het in de shelter geproduceerde vocht af te voeren en aantasting van het materiaal door vocht te voorko· men. Uit de constructieve laboratoriumtests op de kartonnen panelen is gebleken dat de panelen voldoende sterkte hebben . De stijf· heid van alle panelen is echter onvoldoende, bij alle tests is de doorbuiging onacceptabel groot. Ook is gebleken dat golfkarton slecht bestand is tegen duurbelastingen en onderhevig is aan kruip . Door de inhomogeniteit van het materiaal is het moeilijk
te bepalen wat de kruipfactor van het materiaal is. Op basis van deze conclusies is het ontwerp van het prototype herzien. In het herziende ontwerp is gebruik gemaakt van slan· kere panelen met een dichter inwendig raster van dwarsribben , waardoor een grotere stijfheid is behaald. Ook is er gekozen voor een ander ventilatieprincipe. De spouw in de panelen is niet langer geventileerd en er is een tweede deuropening toegevoegd aan de shelter. Hierdoor ontstaat een natuurlijke zuiging tussen de loef· en lijzijde van de shelter, waardoor grote hoe· veelheden lucht door de binnenruimte gevoerd kunnen worden. Deze ventilatiestroom is regelbaar door verstelbare ventilatier· oosters in de deurpanelen . Naast de verbeteringen op bouwfysisch en constructief gebied is het herziende ontwerp qua opbouwen onderdelen sterk ver· eenvoudigd ten opzichte van het eerste prototype . Dit maakt het mogelijk dat vluchteling zelf aan de hand van een eenvoudige handleiding met pictogrammen de shelter op kan bouwen (zie afbeelding 2). Ook is de kostprijs van de shelter teruggedrongen doordat er minder productiestappen nodig zijn voor de verwerking van het golfkarton tot shelteronderdelen.
J.E. klein Gebbink
Ontwerp folieconstructie ondergrondse parkeergarage Artis Afstudeerrichting Structural Design Afstudeercommissie Dr. ir. S.P.G. Moonen Ir. R. Blok Ir. G.w. Schalkwijk Datum afstuderen 31 augustus 2010
0D
Samenvatting Onderzoek naar de mogelijkheden, beperkingen en risico's van folieconstructies. Bij deze bouwkuipmethode wordt een folie aangebracht in de grond, zodat een droge bouwkuip gerealiseerd kan worden. Een ballastlaag boven op de folie houdt deze in evenwicht met de opwaartse druk van het grondwater. Aan de hand van een functioneel en constructief ontwerp, is een dergelijke folieconstructie nader onderzocht. Dit betreft een ondergrondse parkeergarage bij de Amsterdamse dierentuin Artis. Om beter inzicht te krijgen in het gedrag van de grond en de bouwkuip is het ontwerp geanalyseerd met behulp van de Eindige Elementen Methode in Plaxis.
Folieconstructie in gesloten bouwkuip (1)
C
~
'"
C ::J
0.. (1)
74
Trefwoorden Folieconstructie Ondergronds bouwen Bouwkuip Parkeergarage EEM (Eindige Elementen Methode) EEM-modelln Plaxls (3)
Gezien het stijgende ruimtegebrek in de stedelijke omgeving, is ondergronds bouwen niet meer weg te denken uit de samenleving. Om ondergrondse bouwwerken te realiseren zijn er diverse bouwmethoden mogelijk voor een bouwkuip. Een van deze bouwmethoden is een folieconstructie. Bij een folieconstructie wordt onder de grond een folie aangebracht, waarop een ballastlaag wordt geplaatst (zie afbeelding 1). De folie heeft enkel een waterkerende functie, terwijl de ballastlaag zorgt draagt voor het verticale evenwicht. De zwaartekracht van de ballastlaag is hierbij groter dan de opwaartse waterdruk onder de folie. Hierdoor kan het grondwaterniveau binnen de bouwkuip worden verlaagd tot het polderpeil. Taluds of grondkeringen dienen het horizontale evenwicht veilig te stellen. In de infrastructuur zijn folieconstructies reeds een bekende bouwmethode. Ze worden voornamelijk toegepast bij verdiepte (spoor)wegen. In gesloten bouwkuipen wordt een folieconstructie slechts incidenteel toegepast. Hierbij gaat het voornamelijk om kleine bouwkuipen. Om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn van folieconstructies voor grote bouwkuipen, is studie gedaan naar de beperkingen, risico's en mogelijkheden van deze bouwkuipconstructie. Om beter zicht te krijgen op de problemen die zich aandienen bij het toepassen van folieconstructies in grote bouwkuip, is een concreet ontwerp gemaakt. Dit betreft een ondergrondse parkeergarage bij Artis te Amsterdam. De parkeergarage moet ruimte bieden voor 650 parkeerplaatsen, waarvan er 80 tevens kunnen dienen als parkeergelegenheid voor 20 touringcarbussen. Het definitieve ontwerp (zie afbeelding 2) is 225 meter lang en 54 meter breed en heeft 2 parkeerlagen. De bouwkuip wordt gerealiseerd door het toepassen van diepwanden van 30 meter diep. Tussen de diepwanden bevindt zich
b,O m 30m
mv. lOm gws :: NAP 'Ó,Om
~
-Urn
",
•
•
t ',
·1 .Om
•
•
.",. \
,,:.
.:
"
•
_.
~
1j.
•
'..~.
•
'.
•
•
• ...,
••
•
' ,.
:
t
. '. ...
• • ~ •
l
:
.
• '
' :
•
- ••
~ ~
I
' .'
••'
"
•
"
.; '.'
1
•
I' ~
•
..-:
•
,"
J.
•
.'
•
• •
,,,,'
.....
... .
I
.. ....
~
t • " •••
,
: - ...
~. '
.
•• ,
'.
ü
'
•
•
•
..... ol
•
·'29.0 m cr o c ::;!
'" ::s
c
C.
ro
Doorsnede parkeergarage (2)
75
een stempelconstructie. De folie heeft een aanlegdiepte van 14 meter ·NAP. Hierop ligt een ballastlaag van 8 meter dik. Het pol· derpeil bevindt zich op een niveau van 6,5 meter -NAP.
grote bouwkuipen, maar zijn van toepassing op alle foliecon· structies in gesloten bouwkuipen. Bij grootschalige bouwkuipen is echter de invloed van de factoren en de risico's veel groter.
Tijdens het ontwerpen van de bouwkuip is tevens rekening gehouden met de belendingen. Aangrenzend aan de noordzijde van het terrein ligt een gracht, het entrepotdok. En aan de zuidzijde zijn enkele gebouwen op paalfunderingen gesitueerd. Verzakkingen van zowel de kademuur als de belendende bebouwing dienen beperkt te blijven, zodat er geen schade ontstaat. De constructie is daarom geanalyseerd met behulp van de EEM (Eindige Elementen Methode). Hiervoor is het programma Plaxis gebruikt. Hiervoor is eerst een bodemprofiel samengesteld aan de hand van sonderingen. De volgende stap was het modelleren van het Plaxis model (zie afbeelding 3), waarbij het van belang is de werkelijkheid zo goed mogelijk te benaderen. Foutieve invoer zal namelijk geen betrouwbare resultaten leveren. Het model ondergaat tevens verschillende bouwfasen.
Voor het ontwerp van de ondergrondse parkeergarage bij Artis is gebleken dat het toepassen van een folieconstructie technisch haalbaar is. Maar de beperkte kostenbesparing weegt in dit geval niet op tegen de aanwezige risico's.
De EEM·berekening leidt tot een grote hoeveelheid output. Deze output dient in de eerste plaats tot het controleren van de betrouwbaarheid van het model. Ten tweede wordt de output gebruikt om vervormingen en spanningen in het model waar te nemen en te controleren. Naar aanleiding van de EEM·bereke· ningen zijn aanpassingen gedaan aan het ontwerp en bouwkui· pelementen gedimensioneerd. Het grootste voordeel van een folieconstructie zijn de lage kos· ten. Dit voordeel is echter enkel van toepassing indien diverse factoren, zoals grondwaterstand en bodemprofiel, gunstig zijn. De nadelen schuilen voornamelijk in de grote risico's die slecht inzichtelijk en moeilijk te beperken zijn. De folie wordt namelijk onder water geplaatst en controle op de uitvoering is daardoor moeilijk. Deze voor- en nadelen gelden niet zozeer voor relatief
D.F. de Kok
Open(bare) ruimte in het bouwblok Een studie naar collectiviteit in de Jordaan Afstudeerrichting Architecture Afstudeercom missie Prof. dr. ir. P.J.v. van Wesemael Prof. dr. B.J.F. Colenbrander Prof. dipl.·ing. C. Rapp Datum afstuderen augustus 2010
31
Samenvatting In de Jordaan zijn tal van uitzonderingen waarneembaar waarbij de openbare ruimte de contouren van het bouwblok doorbreekt en het binnenterrein onderdeel lijkt te worden van het publieke domein. Naast een onderzoek naar deze ruimtes bestaat het project uit twee interventies op de schaal van het bouwblok waarbij het uitgangspunt wordt gevormd door deze bijzondere vorm van openbare ruimte in het bouwblok. De eerste ingreep bestaat uit het realiseren van een aantal ate· lierwoningen voor creatieve bedrijvigheid, de tweede ingreep omvat woningen voor ouderen rondom een hofje . Voor beide projecten geldt dat de overgang van openbare naar private ruimtes nadrukkelijk is vormgegeven . Trefwoorden Binnenstedelijke ingrepen Bouwblok Semi-openbare ruimte Collectiviteit Jordaan
Situatie bouwblokken in de Jordaan
Maquettefoto interventie Elandsstraat
Door het in kaart brengen van de morfologie tekent de vorm van de stad zich af en worden de verhoudingen tussen bebouwde en onbebouwde ruimte zichtbaar. De contramal van de morfologie levert een kaart op waarbij niet de massa, maar de ruimte van de stad is getekend . Aan de open ruimte in een stad kunnen verschillende gradaties van openbaarheid worden toegekend . Het resultaat is een min of meer regelmatig netwerk van straten, pleinen en grachten die tezamen de openbare ruimte vormen. Het private domein bevindt zich in de regel aan de bin nenkant van het bouwblok en wordt van de straat gescheiden door een rand van bebouwing. In de Amsterdamse Jordaan zijn tal van uitzonderingen waarneembaar waarbij de openbare ruimte de contouren van het bouwblok doorbreekt en het binnenterrein onderdeel lijkt te worden van het publieke domein. Deze uitzonderingen vormen de aanleiding voor mijn onderzoek. Dit onderzoek heeft zich gericht op de open ruimte in het bouwblok en de mate waarin deze ruimte openbaar is . Strikt genomen maakt deze ruimte geen onderdeel uit van het publieke domein, maar ligt door zijn toegankelijkheid wel in het verlengde daarvan. De opgestelde catalogus vormt het bewijs dat dit verschijnsel in de Amsterdamse Jordaan op grote schaal voorkomt. Het bestaan van semi·openbare ruimtes in het bouwblok vormt een specifieke eigenschap van de plek die verklaard kan worden vanuit de ontstaansgeschiedenis en stedebouwkundige structuur. Het cartografisch onderzoek toont de diversiteit van deze ruimtes die het resultaat zijn van de ruimtelijke neerslag van maatschappelijke ontwikkelingen. Bovendien biedt het onderzoek een handvat voor nieuwe interventies die dit thema als uitgangspunt nemen. Naast een onderzoek naar deze ruimtes bestaat het project uit twee interventies op de schaal van het bouwblok waarbij het uitgangspunt wordt gevormd door deze bijzondere vorm van openbare ruimte in het bouwblok. De eerste ingreep bestaat uit
Exploded views van architectonische ingrepen
0-
o c:
:iE
7'C"
c:
:J
a.
11>
Maquettefoto interventie Rozenst[aat
het realiseren van een aantal atelierwoningen voor kunstenaars of andere creatieve bedrijvigheid met een gezamenlijke exposi· tieruimte. De tweede ingreep omv at woningen voor ouderen rondom een hofje met een gemeensch app elijke ruimte en zorg· functies. Voor beide projecten geldt dat de ov ergang van open· bare naar private ruimtes nadrukkelijk is vormgegeven . De verschillende ruimtes hebben ieder hun eigen aanzicht en materialisering. De architectonische ingrepen op het niveau van het bouwblok hebben geresulteerd in twee ontwerpen met een gelaagdheid in openbare ruimtes. Bij het programma voor deze ontwerpen is een belangrijke rol weggelegd voor de coll ectiviteit van de gebruikers. De ruimtelijke sequenti e in de project en laat een gefilterde openbaarheid zien waarbij elke ruimte afzonderlijk is gematerialiseerd. Het aanzicht van de open ruimte is geen ach· terkant of resultante van de buitenkant, maar hee ft ee n eigen identiteit die past bij de op enbare sfeer van de betreffende ruimte. Door het bewust ontwerpen van de aankl eding van de open ruimte ligt de nadruk van dit project niet zoze er op het architectonische object maar op het interieur van het bouwblok.
77
V.j.c. Limpens
Zero energy & low cost sheltering Productontwikkeling voor de hulpverleningssector Afstudeerrichting Building Technology Afstudeercommissie Prof. dr. ir. j.j.N. Lichtenberg Dr. ir. P.A. Erkelens Ir. M.G.O.M. Cox Drs. E.R.P. Brouwer Datum afstuderen 31 augustus 2010
0-
o c :E
'"
C :::J
Cl.
m
Kwaliteitsverschil voorbeeldshelter, door het Rode Kruis en zelfbouwshelter, door getroffenen
Samenvatting Bij het aanbieden van noodonderkomens in koude klimaten doen zich een aantal bouwtechnisci;)e en bouwfysische problemen voor waar de hulporganisaties geen antwoord op hebben. In dit onderzoek wordt een oplossimg aangereikt voor de drie grootste pmblemen: isolatie, ventilatie en golfplaatbevestiging. Het onderzoek is een niveau hoger getild door te stellen dat het interieur van een noodonderkomen 's nachts 20 graden warmer blijft dan de buitentemperatuur, zuiver en alleen op de warmteafgifte van de slapende bewoners. Op dèze manier is geen additionele (verbrandings)verwarming benodigd. Daarbij komt de zeer belangrijke randvoorwaarde dat een noodonderkomen slechts 400-500 € mag kosten. Trefwoorden Transitionele sheltering Metabolische energievoorziening Bouwfysica Prod uctontwikkeli ng Nulenergie
Isolatie,
1:1
modellen Isolatiemateriaal
Met behulp van een literatuurstudie zijn de randvoorwaarden en uitgangspunten bepaald. Hierin zijn de lokale klimaatomstandigheden en de wensenlijst van het Shelter Centre meegenomen. Het Shelter Centre is een samenwerkingsverband van diverse hulporganisaties onder leiding van de UNHCR. De eisen zijn opgesteld om fabrikanten een programma van eisen te geven. Het probleem hierbij is echter dat een meerderheid van eisen niet genormeerd of gedefinieerd is in getallen, maar in woorden als "voldoende" of "goed". Hierdoor kunnen de eisen naar eigen interpretatie en eigen voordeel toegepast worden waardoor het ontwerp nooit de vraag tegemoet zal komen. Het afstudeeronderzoek bestaat uit drie onderzoeken: het verbeteren van de isolatie en ventilatie van een shelter met minimale ingrepen en het ontwikkelen van een perforatieloze bevestigingsmethode voor golfplaten. Hierbij moet er natuurlijk rekening worden gehouden met transport, kosten en de eenvoud van de oplossing. Het is tevens de opzet om de shelter energetisch geheel zelfvoorzienend te maken, dit alles zonder actieve, dure installaties. De combinatie van nulenergie en extreem lage kosten maken het tot een zeer interessant en reëel project.
Overal ter wereld waar vluchtelingen zijn komen vrijwel dezelfde problemen voor. Vaak worden goedkope, eenvoudige en tijdelijke constructies ontwikkeld om wind en regen buiten te houden, daarnaast wordt voornamelijk getracht aan culturele aspecten te voldoen. Aan isolatie en ventilatie wordt daarentegen nauwelijks aandacht geschonken, terwijl deze zaken van levensbelang zijn. Ook schort het vaak aan behoorlijke bouwtechnische kennis.
Dit begint met goede isolatie. Op de (commerciële) markt zijn genoeg producenten van isolerende materialen te vinden. Nadelen van deze materialen zijn de vrij hoge prijs, een groot transportvolume en meestal zijn deze materialen niet in rampgebieden fabriceerbaar. Er moet dus een materiaal gevonden of ontwikkeld worden dat vooral goedkoop is, een klein volume heeft tijdens transport en dat eventueel lokaal te fabriceren is. Deze voorwaarden-zijn een aanvulling op de gewenste warmteweerstand. Materiaaltesten tonen aan dat isolatie op basis van reflectie een zekere potentie bezit om toegepast te worden op het gebied van sheltering. Uiteindelijk is gebleken dat het principe van reflecte-
Kwaliteitsverschil voorbeeld shelter. door het Rode Kruis en zelfbouwsheller. door getroffenen
-
111
iiI'
e
c-
ID ID
i;-
e
:::J
c-
!!.
or
n
C
;:::;: ro CT
o c ::E
'"
C :J
Cl.
ro
Ventilatie.
1:1
model kunststof warmtewisselaar
rende isolatie goed kan werken zolang er enkele regels consequent worden nagekomen . Zo kan er per laag van 20mm een theoretische R-waarde behaald worden van ca . 0.55-0.70 m2K/W. terwijl de kosten uitzonderlijk laag zijn in vergelijking tot materialen met dezelfde prestaties. De transportdikte bedraagt nog geen 1Omm. Zoals eerder beschreven is ventilatie het tweede onderdeel van het onderzoek. Ventilatie hangt samen met isolatie doordat ventileren vaak gepaard gaat met veel warmteverlies: lucht van 10 0 ( die vermengd wordt met eenzelfde hoeveelheid lucht van 10°(. wordt uiteindelijk ongeveer o°e. Als de slaapcabine van 2x4x2m (16m3) één keer geheel geventileerd wordt. betekent dit een zeer groot warmteverlies. Daarbij ervan uitgaande dat iedere persoon 3.5L/s aan frisse lucht nodig heeft wordt de ruimte ieder uur bijna 4X in zijn geheel ververst. Na één uur is de temperatuur. geheel te wijten aan de ventilatie, al snel onder het vriespunt. Een oplossing hiervoor ligt voor de hand : een WTW-unit (warmteterugwin-unit) kan een rendement halen van 90-95% (slechts 5 tot 10% van de warmte gaat verloren bij ventileren). Nadeel van een WTW-unit is dat deze te duur is: alleen al het aluminium hart van de WTW-unit kost ruim € 800. Dit terwijl de te ontwikkelen shelter voor ongeveer € 400 gebouwd moet kunnen worden. Door andere materialisatie toe te passen kan de uiteindelijke prijs naar € 10 tot € 20 verlaagd worden. Daarnaast maakt deze ventilatie-unit geen gebruik van ventilatoren, maar van de natuurlijke over-/onderdruk tussen de loef- en lijzijde van de shelter. Het laatste deelonderzoek, de golfplaatbevestiging, bestaat uit een brainstormsessie met studenten over verschillende bevestigingsmethoden . Hulporganisaties delen ijzeren golfplaten uit aan mensen die (deels) dakloos zijn geworden. Met deze golfplaten kan men bijvoorbeeld zelf het beschadigde dak repare-
Golfplaatbevestiging,
1:1
model golfplaatanker
ren of zelf een tijdelijk noodonderkomen bouwen . Het is de bedoeling dat de verstrekte materialen hergebruikt kunnen worden en bij golfplaten is dit alleen mogelijk als er geen gaten van oude bevestigingen in de golfplaat zitten. De golfplaten worden in rampgebieden normaliter bevestigd met spijkers die door de plaat heen worden geslagen . Het probleem hierbij is meerledig: enerzijds kan een normale spijker niet in een stalen balk of bamboe (splijt) geslagen worden en anderzijds beschadigt men de golfplaat waardoor de toleranties in de verbinding te ruim worden. Onder invloed van wind gaat de golfplaat trillen en dit maakt het gat in de plaat groter (slijtage) waardoor het gat uiteindelijk groter wordt dan de kop van de spijker, al dan niet met ring. Daarnaast zijn er veel meer spijkers nodig dan wanneer men schroeven zou gebruiken . De opdracht van dit deel bestaat uit het ontwikkelen van een profiel of clip waarmee golfplaten aan een constructie van hout. bamboe of staal bevestigd kunnen worden, zonder dat hiervoor gaten in de golfplaat gemaakt hoeven te worden. Uiteindelijk is er een 1:1 schaalmodel gemaakt van een mogelijke oplossing. Het onderzoek is gebeurd in opdracht van het Nederlandse Rode Kruis. Het resultaat van het totale onderzoek bestaat uit een analyse van de hulpverlening, bestaande ad hoc en productieshelters, en oplossingen voor de drie overgebleven grootste bouwkundige problemen die optreden bij het verlenen van noodhuisvesting. Tevens is aangetoond dat het mogelijk is tegen zeer lage kosten shelters aan te bieden die zeer weinig tot geen additionele verwarming nodig hebben
79
Ties Linders
Tussen 8 en
10
Een stadsvilla aan de Weter! ngschans Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. dr. B.j.F. Colenbrander Prof. dr. ir. P.j.v. van Wesemael Prof. di pl.-ing. C. Rapp Datum afstuderen 31 augustus 2010 Samenvatting Met een vooronderzoek naar de Singelgrachtzone in Amsterdam, werd met be~ulp van een zorgvuldige analyse van typologie, historie en morfologie de stad in kaart gebracht. Midden in edeze zone bevindt zich een reeks villa's, tegenover het Rijksmuseum, waarbij tussen nummer 8 en nummer 10 nog een leeg kavel ligt. Het project probeert op een passende, onderzoekende wijze een antwoord te vinden om op deze plek een kleinschalig hotel te ontwerpen. Trefwoorden Amsterdam Typologie Villa Negentiende eeuw Interieur
80
Historische luchtfoto van de locatie
.:1
•
• I
.I'ilJ
De reeks
Het afstudeeratelier 'Langsdoorsnede Amsterdam ' heeft zich het afgelopen jaar bezig gehouden met het bestuderen van en het ontwerpen aan de stad Amsterdam. Over de lijn van de oude stadswallen is er een gezamelijk onderzoek uitgevoerd welke uitgebreid de karakteristieken van de 'doorsnede' in kaart brengt. Het amalgaan van typo iogiën dat voorkomt in de Singelgrachtzone is zorgvuldig geinventariseerd en uitgetekend. Het was bij de selectie van de gebouwen dat de eerste aanzet tot de afstudeeropgave ontstond. De vier stadsvilla's op de Weteringschans, tegenover het Rijksmuseum, waren al deel van de selectie. De twee kantoren aan de overzijde van de Spiegelgracht echter niet. De twee kantoren zijn niet direct aantrekkelijke gebouwen. Het was ten tijde van de bouw een nieuwbouwproject dat veel los maakte bij de Amsterdammers . AI snel kregen de kantoren de bijnamen Peper en Zout en luiden tezamen het begin van de 'nieuwe lelijkheid' in. De architect Frans van Gooi kreeg het zwaar te verduren. Rond 1979 was het project -toen in aanbouw- in weekbladen en kranten een geliefd onderwerp voor columnisten. Vooral Gerrit Komrij wist de boel op te jutten en verzamelde een groep van 1200 mensen in Paradiso om te protesteren tegen het project. De opgave waar Van Gooi voor stond is een klassieke opgave in de architectuur. AI jaren breken architecten zich het hoofd hoe zich te verhouden tussen de reeds bestaande stad . En het is ook deze kwestie die de afstudeeropgave karakteriseert. Bij een van de bezoeken aan Amsterdam en de Weteringschans viel de leegte tussen nummer 6-8 en 10 op. Toen viel het in elkaar: met het ontwerpen van een nieuwe villa naast Paradiso, kunnen de twee kantoorvilla's blijven bestaan en kan de continuïteit van de reeks gewaarborgd blijven. Er ontstaat een nieuwe stap in de reeks: de vier villa's uit de negentiende eeuw, Peper en Zout uit de jaren '80 en het afstuderen heden. Het is een bijna identieke opgave zoals Van Gooi toendertijd op te lossen had.
De hal
Een hotelkamer 111
-ur e::
Q.
/D /D
.... g-
e::
:::s Q.
/D
0-
o c :!
'"
C :J
cID
De salon
Het ontwerp heeft zijn oorsprong in de plattegrond. Bij het bestuderen van de documentatie van negentiende-eeuwse vil· la's viel het op dat de tekeningen vaak alleen bestaan uit een gevel (opstand) en een plattegrond van de bel-etage. De platte· grond ordent meestal de verschillende onderdelen van het wonen als aparte kamers aan elkaar. De dispositie van verschillende ruimtes rondom een hal of een gang, opende voor mij een nieuw spectrum aan ruimtelijkheden. Bij het bekijken van andere villa's viel het op hoe architectonisch een rechthoekige ruimie met twee ramen kan zijn. Het interieur kreeg vaak zijn karakter door de bekleding. Behang, vele gordijnen, dikke tapijten zorgden voor een typisch sfeer van burgerlijk wonen . Het interieur va het hotel is zorgvuldig ontworpen als een tijdelijk huis voor de hotelgasten. Nobele, duurzame materialisering als hout, natuursteen, en metaal proberen een tijdloze, huiselijke sfeer te creëeren. De volumetrie van het huis kenmerkt zich aan de straatzijde door twee beuken. Anders dan de villa's van Van Gooi, richten de gevels zich haaks op de straat. Aan de Weteringschans ontstaat een representatieve straatwand. Aan ramen en de beuken is al indirect zichtbaar wat er zich binnen afspeelt; daar waar de overige villa's bestaan uit een heldere stapeling van verdiepingen en bijbehorende ramenverdeling, is dat hier niet het geval. De split-level verdieping manifesteert zich aan de straat door een verspringen van de raampartijen . In plaats van een grid van ramen, is er meer gezicht naar een gevel die zich als een 'gezicht' naar de stad wendt. Het baksteen van de gevel voegt zich in de materialisatie van zijn buren . Het hotel, dat voor de gast bemiddelt tussen de intimiteit van de kamer en de stad daarbuiten, is daarmee het sluitstuk in de puzzel aan de even zijde van de Weteringschans.
Het restaurant
81
R.C.G.M . loonen
Climate adaptive build'ing shells What can we simulate? Afstudeerrichting Building services
~
\.\", ~
--.
---
Afstudeercommissie Prof. dr. ir J.l.M. Hensen Dr. dipl-ing. M. Trcka D. Cóstola, MSc. Datum afstuderen augustus 2010
31
-
DI
ij;'
c
0ft)
ft) .... r:T
C
::::s 0-
!!. iJ' n
c
ro ~
0-
o c :E
7" C ::J
a.
82
Samenvatting In tegenstelling tot conventionele gevels hebben adaptieve gevels wel de mogelijkheid om gedrag en eigenschappen te veranderen in de tijd. Traditionele ontwerpmethoden blijken onvoldoende geschikt om de ontwikkeling van dit type gevels te ondersteunen. Met behulp van gebouwsimulatie blijkt het wel mogelijk om onderbouwde ontwerpbeslissingen te maken. De potentiële rol van gebouwsimulatie is eerst algemeen geanalyseerd en vervolgens geïllustreerd aan de hand van de case study Smart Energy Glass. Hoewel de gebouwsimulatie-tools nog voor verbetering vatbaar zijn, vormen ze een onmisbaar gereedschap om het beloftevolle concept van adaptieve gevels voor zowel energie als comfort niet langer onbenut te laten. Trefwoorden Gebouwsimulatie Adaptieve gevels Smart Energy Glass Comfortbeleving Energieprestatie
De rol van gevels in energiehuishouding en comfortbeleving (Knaack, 2008) (l)
Smart Energy Glass (4)
Gevels bevinden zich op het grensvlak tussen binnen en buiten, en spelen daarom een belangrijke rol in de energiehuishouding van een gebouw (figuur 1) . De conventionele gevel heeft echter een voornamelijk beschermende functie met vaste eigenschap pen en kan daardoor niet inspelen op de constant veranderende gebouwomgeving (weer, dag/nacht cycli, seizoenen) en comfortbehoeften. Adaptieve gevels daarentegen hebben wel de mogelijkheid om hun gedrag of eigenschappen te veranderen in de tijd. Door op slimme wijze in te spelen op de buitencondities kan de mogelijkheid worden aangegrepen om energie te besparen. Door daarnaast ook te anticiperen op de wisselende gebruikersbehoeften kan tegelijkertijd een zo gunstig mogelijk binnenklimaat gewaarborgd blijven. Een systematische analyse van huidige concepten heeft geleid tot een overzicht en classificatie van een honderdtal adaptieve gevels. Er kan echter geconstateerd worden dat ondanks het veelbelovende concept de toepassing in de praktijk vooralsnog beperkt is. Het succesvol ontwerpen en regelen van adaptieve gevels blijkt een complexe opgave. Prestaties worden bepaald door dynamische invloeden uit verschillende fysische domeinen (figuur 2). Daarnaast dient een adaptieve gevel op verstandige wijze om te kunnen gaan met de concurrerende of mogelijk zelfs conflicterende belangen tussen thermisch en visueel comfort enerzijds, en de bijbehorende energievraag anderzijds (figuur 3). Traditionele ontwerpmethoden blijken onvoldoende geschikt om dit inzicht te verschaffen . In dit onderzoek is ingegaan op de rol die gebouwsimulatie kan spelen in de verdere ontwikkeling van adaptieve façades . De tools lenen zich uitstekend voor dit doel doordat ze inzicht verschaffen in de dynamische interacties tussen buitenklimaat, het gebouwen zijn gebruikers. Door de mogelijkheid van het beantwoorden van "wat-als" vra· gen is het mogelijk gebouwprestaties te voorspellen onder ver· schillende scenario's, om op deze manier te komen tot goed
Optical
Air·Row
tO'IJ ACTle:~E ~ve(, ~~\q
M~ Of>
Verschillende combinaties van fysische domeinen spelen een rol (2)
Vt 'lfNIi\WEI\l ,.
Comfortaspecten van adaptieve gevels mogen niet worden onderschat (NBNV, 2003) (J) 111
ia.'
c Cl. ro ro
...cr
C ::::I
Cl.
~
iU' n
c
ro
;:;:
cr o c
::E
7<' C
:::> Cl.
m
Overzicht van de experimentele opstelling (5)
Smart Energy Glass geïnstalleerd in de testgevel van Vertlgo (6)
onderbouwde ontwerpbeslissingen. Op basis van een analyse van de huidige mogelijkheden en behoeften kan worden opge· maakt dat er in de tools nog wel ruimte voor verbetering bestaat. Zowel de flexibil iteit die de gebruiker heeft voor het realistisch modelleren van adaptief gedrag in de gevel, als de koppeling tussen invloeden uit verschillende fysische domeinen verdienen nog verdere aandacht. De in dit onderzoek ontwikkel· de algemene aanpak voor modeleren en simuleren van adaptieve gevels kan als startpunt dienen voor verder onderzoek in deze richting.
De algemene conclusie van dit onderzoek is dat adaptieve gevels kunnen bijdragen aan het bereiken van de steeds scherpere energiedoelstellingen, zonder dat daarbij getornd hoeft te worden aan comfortbeleving. Gebouwsimulatie vormt een onmisbaar gereedschap om dit latente potentieel niet langer onbenut te laten .
De mogelijkheden van gebouwsimulatie in relatie tot adaptieve gevels zijn daarna geïllustreerd aan de hand van de case study Smart Energy Glass (figuur 4); een innovatief type beglazing dat op dit moment wordt ontwikkeld aan de faculteit scheikunde (TU/e). Het glas is schakelbaar in drie standen : licht, donker en diffuus. Hierbij wordt een deel van het invallende zonlicht afge· vangen en omgezet in elektriciteit. Op basis van laboratoriumexperimenten met samples (figuur 5) en een literatuuronderzoek is een beschrijving van het fysische gedrag afgeleid . Hieruit is vervolgens een simulatiemodel ontwikkeld waarin TRNSYS wordt gecombineerd met DAYSIM . Dit model is achtereenvolgens verder verfijnd en gevalideerd met behulp van een experimentele studie met prototype geïnstalleerd in de testgevel van Vertigo en blootgesteld aan het buitenklimaat (figuur 6). De prestaties van het concept zijn in kaart gebracht op basis van integrale simulaties voor verwarming, koeling, daglicht en elektriciteit in verschillende situaties. Hieruit blijkt dat de crux is gelegen in de uitdaging om adaptief gedrag zodanig te regelen dat energiegebruik tot een minimum beperkt blijft maar tegelijkertijd behoud van acceptabel comfort gewaarborgd is. Aansluitend zijn richtingen geformuleerd voor verdere dooront· wikkeling die het welslagen van het concept Smart Energy Glass kunnen bevorderen. Hierdoor heeft gebouwsimulatie zich eveneens bewezen als effectief gereedschap in het ondersteunen van innovatieprocessen.
D.I.P. Melgers
Re-Thinking Kahn's Salk Institute Een waarneming van het moment Afstudeerrichting Architecture
Afstudeercommissie Prof. ir. ). Westra Ir. R.P.G. Brodrück Dr. I.CT. Voorthuis
Datum afstuderen 31 augustus 2010
Samenvatting DI
ti!'
e:
CL.
11) 11)
i;e: ::::I
CL.
~
o:r (")
c'
m
;:;: 0-
o c
:\!
r:-
Trefwoorden
:J
Salk Institute Louis I. Kahn Symmetrie Waarneming Gebruik van de ruimte
c
0-
m
Bovenaanzicht en doorsnede concept uitbreiding Salk Instltute
VanUit een analyse van het Salk Institute zijn een tweetal aspecten zichtbaar gemaakt die inzicht geven in dit instituut en in de gebruiksmogelijkheden hiervan. Een aspect dat inzicht geeft in de vorm en structuur van de verschillende bouwelementen en een aspect waarin mijn waarneming van het zonlicht inzicht geeft in de gebruiksmogelijkheden van dit instituut. Vanuit deze analyse is een concept ontwikkelt voor een uitbreiding waarin het delen en het niet-delen van informatie centraal staat. Een concept dat is vormgegeven in een berggebouw, waarin openheid en geslotenheid de uiteindelijke verschijningsvorm va~ dit gebouw heeft bepaalt.
Open ruimte vanuit entree oostzijde
van de ruimte beter zichtbaar wordt en of de ze aanvulling kan dienen als uitgangspunt in het ontwerpproces.
Het meedoen met qe prijsvraag" Re-Thinking Kahn's Salk Institute", is het begin geweest van het ontdekken van een andere manier van denken over architectuur. Eigenlijk niet het denken over architectuur, maar het waarnemen van architectuur en het daarover nadenken. En wellicht zou deze ontdekking ook tijdens een ander ontwerpproces naar voren zijn gekomen . Maar door het "over-denken" van deze architectuur, o!1tworpen door Louis Kahn, werd voor mij zichtbaar dat een formele beschrijving van een gebouw slechts inzicht geeft in de vorm en structuur van de verschillende bouwelementen. Dit inzicht is slechts éé~ aspect van wat het gebouw aan haar gebruiker te bieden heeft. Tijdens het waarnemen van dit gebouw werd voor mij een heel ander aspect zichtbaar. Het aspect waarbij de mogelijkheden van het gebruik van de verschillende ruimten zijn waar te nemen. Deze twee aspecten , die van de formele beschrijving en van mijn waarneming, vertonen bij dit gebouw grote verschillen en lijken in een bepaald opzicht tegenstrijdig aan elkaar. Het verschil en de schijnbare tegenstrijdigheid tussen beide, is de aanleiding geweest voor een analyse over hoe de formele architectuurbeschrijving, die zich toch voornamelijk concentreert op vorm , structuur en programmatische relaties, kan worden aangevuld tot een meer compleet geheel waarin het gebruik
Het Salk Institute is een biologi sch instituut, waarin de visie van de oprichter lonas Salk en de ontwerpe r Louis Kahn is verwerkt. Zij wilden een omgeving creëren waarin de beste wetenschappers vanuit verschillende richtingen kunnen samenwerken. In het masterplan heeft Kahn twee identieke laboratorium gebouwen ontworpen die over een middenas zijn gespiegeld, wat is voorgegeven in een waterstroom in het midden van een tussenliggend plein. Door de dominante symmetrie van deze opstelling vormen de losse onderdelen gezamenlijk een façade voor de zichtlijn richting de zee. Het beeld dat hierdoor ont staat, het "Kahn moment", is alleen vanaf de verhoging bij de entree zichtbaar. De dominante symmetrie, maar ook de driedeling van de verschillende onderdelen uit het ontwerp, worden in de architectuur literatuur veelvuldig beschreven . Het " Kahn moment" heb ik tijdens een bezoek aan dit instituut kunnen waarnemen. Tijdens deze waarneming speelde de symmetrie uit de formele beschrijving echter geen rol. In het ruimtelijke gebruik van de omgeving en haar gebouw, is een duidelijk verschil te ervaren tussen beide laboratorium gebouwen . Dit verschil ontstaat door het waarnemen van het effect dat het "niet-symmetrische" aspect zonlicht heeft op beide gebouwen. Het zonlicht en de schaduwvlakken die door de bouwdelen ontstaan, veroorzaken een "rustig" zuidgebouw en een "dynamisch" noordgebouw. Door de afwisseling van zonlicht, schaduwen de combinatie van beide, ontstaan verschillende mogelijkheden voor het gebruik van de ruimten binnen dit instituut. De analyse heeft het inzicht opgeleverd dat de beschrijving uit de architectuur literatuur een formeel maar eenzijdig aspect weergeeft, terwijl een gebouw in haar dagelijkse gebruik vele andere waardevolle aspecten kan tonen . Deze aspecten kunnen worden waargenom en tijdens een bezoek aan of het gebruik van
Gebruiksmogelijkheden van ruimten door zonlicht en schaduwpatronen
Ontstaan verschillende ruimten door variatie In licht en afmeting
Overgang tussen open ruimte en gesloten massa
Overzicht uitbreiding Salk Institute vanuit westzijde
eeJ] gebouw in haar omgeving. Wanneer de waarneming wordt beschreven kan hietmee de beschrijving worden aangevuld tot een meer compleet geheel. Dit is echter wel een persoonlijke aanvulling omdat er door iedereen anders wordt waargenomen .
In het concept van de uitbreiding van de conferentie faciliteiten, aangevuld met hotel faciliteiten, woongelegenheid voor werknemers , een bibliotheek, restaurant en sport voorziening, staat het "delen", maar ook het "niet-delen" van informatie centraal. Voor het delen van informatie wordt aan de zee zijde een open ruimte in de berg gecreëerd. In de massa van de berg rondom deze open ruimte liggen de functies waarbij het niet-delen van informatie centraal staat. De trap die door het binnengebied van het bestaande Salk Institute naa~ de zee loopt, doorkruist hier de uitbreiding en vormt de relatie tussen het bestaande en het nieuwe. Een uitbreiding van het bestaande met een eigen identiteit waarbij de gezamenlijke trap leidt naar een open ruimte waar wetenschappers vanuit verschillende richtingen kunnen samenwerken en informatie met elkaar kunnen delen .
De verschillende aspecten uit de beschrijving en de gebruiksmogelijkFieden van de ruimten die ontstaan door het effect dat zonlicht heeft op de bouwdelen, hebben als uitgangspunt gediend binnen het ontwerpproces van de gevraagde uitbreiding van het Salk Institute. Het programma beschreven in de prijsvraag betreft een uitbreiding van laboratorium functies, conferentie faciliteiten en accommodaties voor de gebruikers. De uitbreiding van de laboratorium functies zijn aan de oostzijde van het terrein gesitueerd waardoor de entree van het instituut wordt verplaatst en het "Kahn moment" weer als moment zichtbaar wordt. Het binnengebied tussen de Kahn gebouwen en de zee is toegevoegd aan het instituut door de "middenas" van de bestaande structuur door te zetten in een trap naar het begin van de zee. !'leze trap zorgt ervoor dat men letterlijk in dit gebied kan zijn en de relatie kan waarnemen tussen de verschillende onderdelen van net instituut. Dit binnengebied wordt gekenmerkt door lage begroeiing, een tweetal breuklijnen en een natuurlijke ophoging (berg) die het binnengebied afsluit van een directe toegang naar de zee. Gezien deze kenmerken en de grondsamenstelling van het binnengebied, is de locatie rondom de berg het meest geschikt voor de uitbreiding van de overige functies. Door de keuze van deze locatie vormt de uitbreiding een natuurlijke verbinding tussen het bestaande Salk Institute, het binnengebied en de zee, maar ook een verbinding tussen het verleden, het heden en de toekomst.
Voor de uitwerking van de open ruimte, de gesloten massa en de overgang hiertussen, heeft mijn waarnemi[1g van het zonlicht in het bestaande Salk Institute als uitgangspunt gediend . De mogelijkheden die ontstaan voor het gebruik van de 'ruimten gerelateerd aan zonlicht, schaduwen een combinatie hiervan, zijn ingezet om ruimten te creëren waar gebruikers elkaar kunnen ontmoeten, niet-ontmoeten, informatie delen en niet-delen . Deze mogelijkheden zijn echter niet letterlijk over genomen vanuit de analyse omdat de waarneming van dit gebouw anders zal zijn dan van het bestaande Salk Institute en het gedrag van de toekomstige gebruikers niet kan worden voorspeld. In de uitwerking ligt de nadruk op het creëren ván mogelijkheden, bijvoorbeeld door verschil in licht en schaduw aan te brengen in bepaalde ruimten. Hierdoor heeft de gebruiker de vrije keuze om andere te ontmoeten of juist niet te ontmoeten, waardoor er makkelijker of misschien wel eerder een omgeving ontstaat waarin mensen kunnen samenwerken aan oplossingen voor vraagstukken uit het heden en de toekomst. Een omgeving waarin de visie van Salk en Kahn wordt vormgegeven en de wetenschap kan worden geplaatst in de context van het grotere geheel ten opzichte van de toekomst van de mensheid .
85
I. Nieuwenhuijsen
Urging residents in Eindhoven to save energy Mastertrack Construction Management and Engineering
Graduation committee Prof. dr. Ir. B. de Vries Dr. Ir. E.G.J. Blokhuis Drs. M. Gloudemans Ir. I. de Vrieze
Date of graduation 31 August 2010
-
DI
ijl'
e:
CID
ID .., g-
e:
::I CID
or
n
c
ro ;::;:
Summary This graduation project is about the investigation about how residents can be urged to save energy. There are two different types of energy saving behaviors: investment behavior and curtailment behavior. There are certain intervention strategies to urge people to change their energy saving behavior. With I!J se of the latent class model three segments of people are distinguished with different preferences and dislikes for the intervention strategies. Therefore, the municipality of Eindhoven should focus their strategy to urge residents to save energy on these different segments.
Importance intervention strategies
1,5
0.5 0 {),5
·1 ·1,5
Keywords
·2
Existing housing stock Energy saving behavior Intervention strategies Policyefficiency Target groups
86
-2,5
.,c
.0
" E .2.E 11 Segment 1 U Segment 2 11 Segment 3
1
Preferences intervention strategies per segment
The municipality of Eindhoven wants to become energy-neutral in 2035-2045. In a roadmap is described that the reduction of energy consumption in the existing housing stock contributes for 25% to the energy neutral strategy. Despite of all efforts currently taken, the energy saving rate is stilll very low. In short, reducing the energy deman<~ is a problem because there is no clarity in !;lOW residents can be I!Hged to save energy. The ~e
are seven main intervention strategies identified in the literature: information; demonstration; free products; feedback; commitment with goal; rewards alil d financial support. To enable the assessment of the intervention strategies a survey is executed to get data about residents' preferences for specific intervention st rategies. The survey consists of a choice experiment to assess the main intervention strategies and questions related to the other f actors i nl the energy saving behavior model. Conjoint choice experiments are based on the assumption that preferences can be defined by presenting alternatives according to certain 'profilles'. These profiles consist of certain attributes, in this case the intervention strategies. The choice behavior of the respondents for the intervention strategies can be analyzed with help of the random utility theory. This theory assurnes that the utility for a profile consists of a systematic component and a random error component. The multinomiallogit model elaborates the random utility theory and is the most widely applied model to predict the probability that a choice alternative will be chosen. With help of the latent cia ss model, the difference in preferences for intervention strategies of the respondents can be investigated. This model enables the assessment whether or not different groups of residents can be distinguished that prefer differenl intervention strategies. Since the research is about saving energy in households, the survey is distributed to a sarnple of all households in
25
15 5
-5
-15 -25 OJ
.~ VI
..0
~
Q.
0
0
,~
~
.c
~
VI
L-
~
10-
ç
0
~
I...;c 1 0U
.- co
~O .cV
.0 w
C:C:
...... com .... 00
..... U
Vla
CIII
0V! E~ OJ
OJ
111
::J
0
.c Q)
~
0
~
OJVI
-C .0 CO
~O C
Q)
>-
"0 VI
.0 ::J
(J')
lo-
)(
....m
QO
:> 0
>
"Q)
c:
~ 0
)(
....m W
~
E QJ
a:
~
,Q
cu'l 0"0 VI,_ 0
L-.c COQ) Cl VI
E ::J
0°
uI
.;c"C
... -
.;cw
.- 0 ~.c
j>
-QJ C 11\
..... C
-e QJ
Segment 1
Segment 2 •
Segment 3
QJ
e~
E
E
E
0
•
::J
... :>
u
C
~ 0E u
Preferences subtypes intervention strategles per segment
Eindhoven. The questionnaire is presented online to people since this methad is administrative and cost efficient. People that were selected in the sample received apostal invitation letter. It was not possible to send the people in the sample an email with a direct li,nk to the survey on the internet. Therefore, people had to fill in ~he link on the internet. In total 1-480 postal invitations to participate in the research were send to people in Eindhoven . Since the response of the first sample was about 10%, a request for participation in this research was send byemail to 99 acquaintances in Eindhoven. These emails contained a direct link to the surveys. In total170 reactions were valid to use in the choice experiment. The output of the survey indicated that three segments of respondents can be distinguished. Segment one covers abolilt 65% of the total respond'ents. Segment two covers about 15% and segment three covers about 20%. In figure 1 the preferen· ces and dislikes of people in the segments for the seven main intervention strategies are pictured. In figure 2 the preferences and dislikes of the segments for subtypes of intervention strategies are pictured . Figure 1 indicates that segment one (financially focused people) is highly sensitive for rewards . However, the sh ort·lived effect of rewards should be taken into account when people are urged using th is method . Subsidies are very good financial incentive to wge people in segment one to invest in the energetic quality of their houses. Providing people in segment one free products is another good intervention strategy for th is group . This method influence both knowledge and motivation of people. USLially, these products are small test examples of different energy saving behavior categories . Feedback is an additional intervention strategy th at can be used to urge people in segment one to invest in energy efficiency. Feedback is especially useful for people in segment one when similar househaids are compared on their energy use. The ideas for smart
metering in Eindhoven are very useful when bath the actual use of households and the comparison to similar households can be provided . 15% of the people in Eindhoven have a high knowledge level about energy problems. These people are aware of their own energy use but experience a lack of knowledge about their opportunities to save energy. These people are highly sensitive for information . The best methods to provide people in this segment information are trough websites, publicity on TV and radio and workshops . What should be taken into account with using websites is to adjust the information to the target group. People in segment two are also sensitive for demonstration of energy saving. Demonstration by neighbors and acqua intances and a model house with presented measures are good incentives . Providing feedback to households is also a good incentive for people in segment two. They prefer feedback on the actual energy use of households, their use of appliances and their energy behavior. Averagely people in segment tree are older than in the other segments. People in th is segment averagely dislike almast all intervention strategies and do not want to be bothered with save energy. They prefer high room temperatures and they expect a 1055 of comfort to save energy. In addition it is toa much effort for them to save energy. However, hOll sing corporations are perfect stakeholders to help these people to be more energy efficient. Therefore, municipalities should focus to increase the energetic quality of houses of these people.
O. Peek
Encuentros en La Canada Real Interventies in de Madrileense sloppenwijk La Canada Real Afstudeerrichting Building Technology & Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. j. M. Post j.j. Timmers arch. AvB Dr. ir. M.B.M. Dehaene
\
Oatu mafstuderen 31 augustus 2010
DI
iä: c c. /I) /I)
..,
cC
::I
C.
~
W'
n
c
CD
;:;:
Samenvatting La Canada Real is een sloppenwijk in Madrid die zich de afgelo· pen vijftig jaar heeft ontwikkeld tot een bestendige woonomge· ving, die door bewoners eigenhandig is opgebouwd, zonder hulp of tussenkomst van architecten, planners en overheid. De zelforganisatie van het gebied heeft ook een keerzijde. Men voorziet in eerste instantie in woonruimte voor het eigen gezin en overstijgende voorzieningen zoals infrastructuur en publieke voorzieningen ontbreken in La Canada Real. In dit afstudeerplan zijn oplossingen gezocht voor de problemen die zich voordoen in de Madrileense sloppenwijk en is onderzocht welke rol een architect/bouwkundige kan vervullen in het vertJeteren van de leefomstandigheden in La Canada Real.
Plan gebied in La Caiiada Real
T'~IlID .. 1 " "--.J I
•
I
Trefwoorden Zelforganisatie Top·down en bottom· up Openbare ruimte Infrastructuur
88
Waterhuishouding
Schema ontwerp: twee richtingen
De wereldwijde verstedelijking, die gepaard gaat met een enor· me bevolkingstoename, zorgt ervoor dat steden op het moment explosief toenemen in omvang en populatie. De groei van de populatie is het grootst onder de armste groepen van de bevol· king. Het woningaanbod in steden kan dikwijls niet snel genoeg meegroeien met de toenemende vraag. Daarnaast is het zo dat veel mensen in armoede leven en het inkomen vaak niet toerei· kend is voor de goedkoopste woonvoorzieningen in de desbe· treffende stad. Het gebrek aan betaalbare woonruimte leidt ertoe dat mensen zijn aangewezen op sloppenwijken, waar men zelf op illegale wijze een woning construeert. Een derde van de wereldbevolking woont in een sloppenwijk. Tot voorkort leek het probleem van sloppenwijken zich op afstand af te spelen, in ontwikkelingslanden ver buiten de gren· zen van Europa. Mijn verontwaardiging was dan ook groot bij het zien van een uitzending van het actualiteitenprogramma Netwerk over de grootste sloppenwijk van Europa; La Canada Real in Madrid. Dit liet mij niet ongemoeid en ik besloot mij daarom in deze afstudeeropgave te focussen op deze Madrileense sloppenwijk. Weliswaar is de omvang van het probleem in Europa marginaal vergeleken met de rest van de wereld. Maar het feit is dat van de Europese bevolking 6% in sloppenwijken woont, dat komt neer op 33 miljoen mensen. De hulp van buitenaf is dan ook hard nodig. Architecten kunnen een belangrijke rol vervullen in de sociale problematiek van sloppenwijken. Middels deze afstu· deeropgave wordt het onderbelichte probleem van sloppenwij· ken in Europa onder de aandacht gebracht en zal worden gezocht naar de rol die de architect/bouwkundige kan vervullen in het verbeteren van leefomstandigheden in sloppenwijken. La Canada Real is een sloppenwijk die al vanaf de zestiger jaren bestaat. In de afgelopen vijftig jaar heeft de wijk zich kunnen ontwikkelen tot een bestendige woonomgeving die door bewo· ners eigenhandig is opgebouwd, zonder hulp of tussenkomst
Ontwerp
I
I
.. Doorsnede ter plaatse van instituties
Doorsnede ter plaatse van commercie
van architecten, planners en overheid. La Canada Real heeft op informele wijze een zeer hoog niveau van consolidatie weten te bereiken en heeft de fase van tijdelijkheid ver achter zich liggen. De zelforganisatie van het gebied heeft echter ook een keerzijde . Men voorziet in eerste instantie in woonruimte voor het eigen gezin en overstijgende voorzieningen zoals infrastructuur en publieke voorzieningen ontbreken in La Canada Rea!. Bij het plegen van interventies in een sloppenwijk dient een architect een duidelijke balans te vinden tussen ingrepen van bovenaf (top-down) en initiatieven vanuit de bevolking (bottom up).
ken over een va stgelegd programma en de ruimte voor commerciële activiteiten kan vrij toegeëigend worden . Het gebouw wordt omkaderd doo r infrastructuur voor de waterhuishouding. Voor de realisatie van het gebouw zal gebruik worden gemaakt van een bottom-up benadering. De plaat selijke bevolking participeert in het realisatieproces en zal zich hierdoor betrokken voelen bij het project. Deze methode stimuleert bovendien de werkgelegenheid en kan ingezet worden om lokale arbeidskrachten op te leiden_
Ir) dit afstudeerplan is een strategie ontwikkeld voor het plegen van interventies in La Canada Rea!. Hierin is gekeken tot waar de zelforganisatie reikt en waar hulp van bovenaf noodzake lijk is. Vervolgens is een ontwerp gemaakt dat past binnen deze strategie . De strategie is ontstaan vanuit een fascinatie voor de zelforganisatie van La Canada Real en de ingrepen die worden voorgesteld komen voort uit bestaande patronen van zelforgani satie. De ingreep behelst een ontwikkeling die is opgedeeld in twee richtingen . Een parallelle ontwikkeling in het verlengde van de lintbebouwing en een ontwikkeling dwars hierop, wat het lint op bepaalde punten opent en zo de wijk doorlaatbaar maakt. De parallelle verbinding is geba seerd op bestaande activiteiten van informele handel en commercie die zich bevinden aan de hoofdstraat, terwijl de dwarsrichting is geïnspireerd op de aanwezige instituties die in een rustiger omgeving buiten de lintbebouwing zijn gelegen . De ingrepen worden gekoppeld door nieuwe routes door het gebied . In het ontwerp van het gebouw zijn de twee richtingen uit de strategie doorgevoerd. Er valt in het gebouw onderscheid te maken tussen een deel met instituties, die voortkomen uit de dwarsontwikkeling in de wijk, en er is fU'imte voor commerciële activiteiten die een voorzetting zijn van huidige activiteiten die zich parallel aan de hoofdstraat afspelen_ De instituties beschik-
Ing. R.E.B. Pel
Re-integratie Machine De nieuwe generatie jeugdinrichtingen binnen woonkernen Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. j. West ra Ir. M.H.P.M. Willems Ir j.A. Lörzing Datum afstuderen 31 augustus 2010 Samenvatting De huidige bebouwing voor gesloten jeugdzorg ·ook wel jeugd· inrichtingen genoemd· zijn introverte gebouwen die veelal ach· teraf op bedrijventerreinen zijn gesitueerd en worden omgeven door hoge hekken of muren . Het herintegratiebeleid van justitie voor jonge delinquenten is de laatste jaren gefocust op meer integratie tussen de samenleving en deze jonge cliënten . De re-integratie machine is het resultaat van een zoektocht naar een optimale woonvorm voor jonge delinquenten binnen het stedelijk weefsel, waarbij termen als fragmentatie, geïntegreerde beveiliging, openheid, ruimtelijkheid en vriendelijkheid een centrale rol innemen.
Façade met geïntegreerde beveiliging welke zorg draagt voor het maken of juist voorkomen van zichtlijnen
Trefwoorden jeugd i nrichting Stedelijke detentie Overgangsgebied Integratie Woonmachine Ontsluiting door middel van de telefoonpaaltypologie
De re-integratie machine geeft een eigentijds en verfrissend beeld over hoe om te gaan met bebouwing voor gesloten jeugdzorg in relatie met de positiewijziging binnen de samenleving, zoals deze momenteel gaande is. We gaan terug naar de 18de eeuw. jeugdinrichtingen zijn een relatief nieuw fenomeen in detentieland (zeker de beperkt beveiligde inrichtingen) in vergelijking met (volwassen) gevangenissen. De vraag hoe omgegaan moet worden met jongeren in detentie is voortdurend aan verandering/verbetering onderhevig. Professionals zijn het erover eens dat deze groep kwetsbare jongeren niet -zoals nu- achteraf op bedrijventerreinen moeten herintegreren, maar dat voor deze herintegratie juist de aanwezigheid van de samenleving van wezenlijk belang is. Dit leidde in het noorden van het land in combinatie met de definitieve scheiding (begin 2010) tussen civielrechtelijke en strafrechtelijke jongeren tot het uitwerken van een nieuwe gesloten (strafrechtelijke)jeugdinrichting in Heerenveen die zou moeten voldoen aan de huidige tijdgeest qua delinquentenopvang. Private jeugdzorgorganisaties voeren in de ontwikkeling van vernieuwende huisvesting de hoofdrol. jeugdzorgorganisatie Het Poortje met reeds twee vestigingen in Groningen en Veenhuizen wil in Heerenveen een nieuwe vestiging openen die vernieuwend is qua positionering binnen de samenleving. Hierdoor zouden cliënten zich minder buitengesloten voelen wat het herintegratiebeleid positief zal beïnvloeden. Hiervoor is het dus van belang dat de jeugdinrichting zich openstelt naar de woonwijk en dat de woonwijk op zijn beurt zó wordt ingericht dat dit mogelijk wordt. In het ontwerp zoals die er nu ligt (van IAA architecten) gebeurt dit mijn inziens te weinig. Wanneer men wil komen met een juiste vorm van huisvesting voor jonge delinquenten binnen woonkernen, is er een
111
-ur e:
CL /D /D
ae:
:::I
CL
!!. iil'
'c"'
ro
cr o c
::E
'"
C :::I
Cl. ID
91
Visualisatie van de nieuwe basistypologie voor stedelijke detentie
totaal andere kijk op jeugdinrichtingen nodig. Höhensinn archi tecture heeft in Wenen een aantal zeer interessante projecten uitgevoerd waar glas de hoofdrol vormt. In Nederland is het verschijnsel in verzachting van detentiegebouwen (nog) niet aanwezig en dat is opmerkelijk als je kijkt naar de veranderingen in het herintegratiebeleid van justitie voor jonge delinquenten. Daarom luidt de probleemstelling: "hoe kan een introvert gebouw voor gesloten jeugdzorg worden ingepast in een (licht)verstedelijkt (woon)gebied". Om hier antwoord op te krijgen zal een definitie moeten worden geleverd voor het begrip 'inpassing'. Inpassen, is het toevoegen van een object -in dit geval een jeugdinrichting- waarop de omringende bebouwing kan worden aangesloten of waarbij het object aansluiting zoekt bij de omringende bebouwing. Door deze maatregel ontstaat voor beiden (het object en de omringende bebouwing) geen nadelige hinder. Om gehoor te geven aan deze definitie zijn een aantal zaken van belang die zeker terug moeten keren in het concept. Als eerste zullen de angstgevoelens bij omwonenden moeten worden weggenomen wat ten dele veroorzaakt wordt door de omheiningsmuren en prikkeldraad _Ten tweede zullen nadelige elementen moeten worden geëlimineerd, te weten lawaai-, licht- en verkeersoverlast. En ten derde zal de inrichting moeten worden gefragmenteerd om enclavevorming binnen de woonkern te voorkomen. Hiervoor moeten twee bestaande gevangenistypologieën (open lay-out typologie en de telefoonpaaltypologie) letterlijk op elkaar gelegd worden, waardoor de individuele krachten van deze twee typologieën kunnen worden gebundeld tot één nieuwe typologie (afbeelding 1) _ De telefoonpaaltypologie vormt in deze de ontsluitingslaag en bevindt zich onder het maaiveld. Hierop -dus op maaiveld niveau- rust de open lay-out typologie
met zijn losse bebouwing. Door deze koppeling is het mogelijk omheiningsmuren of hekken als overbodig aan te merken wat enerzijds zorgt voor een verkleind grondoppervlak dat ten dienste staat van de jeugdinrichting (restgroen wordt teruggegeven aan de samenleving), anderzijds worden overbodige angstgevoelens bij omwonenden hierdoor weggenomen. In plaats van de omheinin gsmuren wordt gebruik gemaakt van locatiefactoren (zoals weteringen), de programmatische opdeling en de geïntegreerde beveiliging in de bebouwing zelf (afbeelding 2). Blijft nog één punt open staan die van het wegnemen van de nadelige effecten op de woonwijk. Dit kan worden opgelost door de jeugdinrichting op te splitsen in drie delen, verblijven, facilitair en entree. Waarbij de twee delen facilitair en entree in deze een rol spelen. Door ze de vorm van een haak te geven vormen ze een barrière voor geluid en licht richting de woonwijk. De verkeersoverlast wordt buiten de wijk gehouden door het entree gebouw tussen het parkeren en de woonwijk in te plaatsen, waarbij de parkeerplaats direct wordt ontsloten naar de rondweg. Hierdoor ontstaat een wijkvriendelijk maar toch gesloten jeugdinrichting die door zijn ge'integreerde beveiliging en verdiepte ontsluitingslaag (afbeelding 3) gefragmenteerd is komen te liggen binnen de woonkern. Het introverte karakter is aanzienlijk verminderd door de geïntegreerde beveiliging die taken als zonwering en blindering in zich hebben. Het facilitaire deel is zelf behoorlijk extrovert te noemen.
Ing. C. Pennavaire
Comprehensive modelling of energy use in households An Agent Based case study on potential behavioural and technical measures towards an energy neutral urban environment Mastertrack Construction Management and Engineering
Graduation committee Prof. dr. ir. B. de Vries Dr. ir. E.G.J. Blokhuis Ir. arch . A. Wijnen
Date of graduation 31 August 2010
Summary
cr
o
c
~
~
c =>
a. ct>
By making use of the Agent Based Simulation software platform of Netlogo, a computer model has been constructed that simulates the energy use in households. Individual occupants are given a unique lifestyle that determines their home presence, and their day-to-day activities and determines the energy use of its household . The dwellings in the model are complemented with technical characteristics th at are based on the dwelling type and year of construction . Furthermore, the dwellings have the ability to produce energy with photovoltaics and share excess produced energy between neighbouring dwellings. By making use of a case study, the effects of changes in occupant behaviour, dwelling characteristics, energy production and energy sharing settings are tested quantitatively.
j -- '
-.1,:i_1
Ftowchart of Net Logo model
92 Keywords Energy use Agent Based Simulation Occupant behaviour Dwelling characteristics Decentral energy production Energy sharing
The research argues that everyday behaviour and lifestyle of occupants, dwelling characteristics , decentralised energy production methods and the sharing of excess produced energy have a significant influence on the energy use of households_ Hence they form a serious energy saving potential to transform existing districts into an energy zero urban environment. As this research is part of the KENWIB initiative, it gives insight into concrete measures that can be taken to transform existing urban districts towards energy zero urban districts. The research furthermore emphasises the strengths of using an Agent Based Simulation approach as a method . Especially for susta inable issues in which multiple fields of science are involved the ABS method has the ability to combine these into a clear and logica I manner. Ultimately the model serves as a tooi that gives insight into the effects different variables can have on the energy use in households and in districts. Hence, it can serve as a good basis for future research. By making use of the Agent Based Simulation software platform of Netlogo, a computer model has been constructed that reacts to weather influences such as temperature and sunshine from the KNMI. The model simulates the energy use in households and the total energy use in a district on an hourly resolution scale. This high resolution scale is important, since alternative energy product ion methods such as wind turbine s, water power and photovoltaics show a high fluctuation rate between supply and demand of energy. Through a unique approach , in which individual occupants are given a lifestyle that determines their home presence, and their day-to-day activities, a true micro-macro relationship exists th at determines the energy use of households. The dwellings in the model are complemented with technical characteristics, taken from SenterNovem and are based on the dwelling type and year of construction. Furthermore, the dwellings have the ability to
25000
20000
.~ '0000
~
'"
5000
pO'"e1<-n.,
nat
2" Tkap-wonrng [)wt;! I"IQ ~W
tl2l.,owtt': - 5 """ (s7}U·~ ~ 50%
(alllhwmotllat · '"C
•
!aBJ Na:
40m2. na· -"-rng
•
,MI U·,OI)/: sa%
lil! (.el N
t:
~,
........: . lrMt ·1ew(
•
i_ ) U-•...cf.: SO~
•
~i U-Itoor !:.O'M
(.10) PIls: 40m2, W-: d4trd-ie
Graph of absolute reduction in energy use per dwelling type %
_Ion In toto. _ _ u.. In dIItr1ct
0%
•
(12: shc;w..-: • 5 :'nÓ"l (.7) U-gJ...:. 50'4
•
(dj !hermoltat - 1'C 1.&1 PV.: -100n2. ~-Vlar.:ng
•
(V.) u-.oot
509\ (10) I~.; 40m2. lta.: ...........
Graph of percentage reductlon in energy use In district wlth 3389 dwelllngs
produce energy with photovoltaics and share excess produced energy between neighbouring dwellings in their street or district. A data set of 3389 dwellings and 8161 occupants from the district of de Kruiskamp in 's-Hertogenbosch, serves as a case study. By performing multiple simulations, the effects of changes in occupant behaviour, dwelling characteristics, decentral energy production and energy sharing settings can be tested quantitatively on both household and district level. The simulations contain adjustable settings for an occupant's temperature preference and its shower time length . For the U-values of a dweIling's facade, floor, roof and windows. The model also shows wh at the addition of 40m2 of photovoltaics on every dwelling in the model can mean for the energy use of a household and of a district. By allowing dwellings to share excess energy with one another, the effect of a simple energy sharing network becomes clear. Findings from the research include that changing occupant behaviour, such as setting the indoor temperature of a dwelling 1Q( lower throughout a whole year can reduce the energy use of households by 6-10%, depending on the dwelling type_ On a district level, the reduction on energy use by turning down ones thermostat can be more than 9% . Furthermore changing dwelling characteristics such as the U-value of the facade, floor or windoware found to cause a reduction between 4-22% in the energy use of households and cause a reduction of 14-15% in the energy use on a district level. Also , producing energy decentralised through photovoltaics can reduce the energy use of a household by 7 - 19% or with almost 10% on a district level. Sharing excess energy between dwelling in the same street can mean an additional reduction of 1,8%, but the sharing of excess energy on a district level only shows an additional reduction of 0,05%.
•
(.~ U-f~ {. 1~
50"
PV.: 40m2.
sn.e: district· LeqI
•
{sB! U...()oor: 509<.
93
W.M.P. van der Pluijm
The robustness and effeetiveness of mechanical ventilation in airtight dwellings A study to the residential application of mechanical ventilation with heat recovery in the Netherlands Afstudeerrichting Phyisics of the Built Environment Afstudeercommissie Prof. dr. ir. J.L.M. Hensen Ir. G. Boxem Dr. ir. M.G.L.C. Loomans Datum afstuderen 31 augustus 2010 Samenvatting Onderzoek naar de robuustheid en effectivJteit van balansventilaltie in luchtdichte woningen. De nadruk ligt op luchtdichte nieuwbouw/renovatie omdat door de steeds beter wordende kierdichting van woningen minder verse lucht via kieren en spleten in onze woningen terecht komt. Het onderzoek omvat de beoordeling van de prestatie van balansventilatie op het gebied van effectiviteit en robuustheid. Met andere woorden, hoe efficiënt brengt wordt verse lucht op de plaatsen bezorgd waar deze nodig is en wat is er nodig om het systeerTJ te ontregelen? Voor het onderzoe~ zijn twee testwoningen in Roosendaal gebruikt en een proefopstelling in het laboratorium.
94
Trefwoorden Mechanische ventilatie met warmteterugwinning Ventilatie efficiëntie Bewonersgedrag Metingen Luchtdichte woningen
Over the past few decades the governmental energy performance requirements for buildings have led to better thermal insulation and to an enhanced air tightness of building envelopes. These performance requirements and the necessity to provide a healthy and comfortable indoor environment induced the development and growing residential application of rTJechanical ventilation with heat recovery (MVHR). Several studies however, show arelation between a poor indoor air quality, health concerned complaints and the presence of MVHR (Duijm and Meijer 2002 ; Dongen and Vos 2007; Duijm et al. 2007; Soldaat 2007 and Leidelmeijer et al. 2009). Low ventilation capacities, installation noise and the perception of draf! and dry air are mentioned as recurring problems. As possible causes an erroneous design and configuration of the system and poor maintenance are mentioned. On the other hand several foreign studies show that the residential application of MVHR in e.g. Germany, Sweden ete. does result in satisfied users and a healthy and comfortable indoor environment. Differences in how MVHR is applied in the Netherlands and in other countries cannot easily be found; vet, financial aspects and the way how quality control is organized in the Netheriands are thought to contribute to the problems. The combination of these aspects leads to the following central research question: To wh at extent can mechanical ventilation with heat recovery be considered to be a robust and effective ventilation strategy for the ventilation of airtight dwellings in the Netherlands, given the fact th at quality control procedures in the Dutch construction sector are not weil regulated? Based on the problems with MVHR mentioned in literature and the requirements of a ventilation system based on the definitions of robustness and effectiveness, the following aspects of MVHR are addressed in order to assess the robustness and effectiveness of ventilation : • IAQ: Ventilation capacity i.r.t. noise nuisance, maintenance and the occupancy levels; • IAQ: Air flow patterns and ventilation efficiency - air distribution in a room; • IAQ and thermal comfort: Relative humidity and air velocities in the living zone. For this study measurements in two mechanically ventilated test dwellings in Roosendaal are done. Of the two test dwellings one is occupied, enabling the assessment of MVHR in operation. The other one is unoccupied and used for several experiments. Additionally measurements in a laboratory mockup of a typical sleeping room are done, enabling to test several variations in room-geometry and system-properties. To assess indoor air quality and evaluate air flow rates over a long period of time, C02 concentrations are measured in the living room and main sleeping room of the occupied test dwelling (from September 2009 to April 2010). Additionally the air flow rates are measured on location several times per supply and exhaust valve using an airflow meter. Sound pressure levels are measured by N. van Hout and the use of the capacity level switch is logged over a period of one month. Contamination of the air filters is visually inspected and the effect of occupancy levels on the effectiveness of ventilation is assessed using a numerical model. To assess the ventilation efficiency the age of air concept and the methods as described by Mundt et al. (2004). Sandberg (1981) and Sandberg and Sjöberg (1983) are used. The variables for ventilation efficiency are measured using the tracer step-down method . In laboratory a variant study is done to assess ventilation efficiency under varying circum· stances. Air flow rates, the positioning of valves, the type of valves, supply air temperatures and geometry aspects are varied. On location ventilation efficiency is measured in the living room of the unoccupied dweIling. Relative humidity is measured in the occupied dwelling over the same period and in the same rooms as the C02 concentrations. Air velocities in the living zone are measured in the sleeping room of the unoccupied dweil ing. Therefore the air flow rates are va ried in three steps up to 60m3/h through one supply valve. As assessment
criteria the Building Codes, ASHRAE standard 55-2004 and guidelines by the RIVM (Dusseldorp et al. 2004) are used. Criteria for maximum allowable sound pressure levels are formulated by Franke Architekten and Aramis AlleeWonen, resp. the renovation architect and the housing corporation that owns the two case study dwellings. Based on the analyzed literature, the performed measurements and feedback of the system's users, the measured variants in lab and observations in the test dwellings the following answer to the central research question is formulated : For the test dwellings it is proved that it is possible to provide the required amount of fresh air without exceeding the noise criteria (LI;A ~ 27dB in the sleeping room and ~ 30dB in the living room). In both the test dwellings however, the measured air flow rates did initially not comply with the Building Codes or ventilation design and installation noise levels exceeded the preset criteria until the system was reconfigured/modified. Ventilation behavior proved to be a responsive varia bie, incented under influence of noise nuisance, a low relative humidity or the inappropriate design and configuration of air flow rates . Deviations from average ventilation behavior can affect the effectiveness of ventilation to a great extent. Ventilation effi· ciency does not seem to be a problem for MVHR ventilated dwellings. Based on th is study it can be concluded that, despite the fact th at it is not caused by fundamental technical shortcomings of the ventilation system itself, it is not self evident th at every newly insta lied system complies with all applicable performance requirements. Expertise in the design and implementation stages and adequate installation qualification procedures are considered to be indispensible for MVHR to be successful. Hence, if quality con trol and qualification procedures are weil regulated, MVHR can be used as a robust and effective ventilation system.
III
it c: c.. n>
...n>cc:
::I
c..
~
äl' c n
ro
;:;: 0-
o
c
~
'"
C
::J
0.. ft)
95
Ing. M. Reuser
- -- ----====
The imperfect body Zorgcentrum voor een gezonde welvaart te Meerhoven Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. B. Molenaar Dr. ir. A.H.l. Bosman Ir. MW. van der Poll Dipl.-ing. H.H. Yegenoglu Datum afstuderen 31 augustus 2010 Interieur van het zorgcentrum als een stad met straten en pleinen
Samenvatting Mijn afstudeerproject moet gezien worden als een casestudy, waarin ik een ontwerp heb gemaakt voor "een zorgcentrum voor een gezonde welvaart" . Met dit ontwerp geef ik antwoord over hoe de architectuur zich zou kunnen uiten bij het genoemde scenario, de decentralisatie van het ziekenhuis en specifiek in de vorm van een nieuwe programmasamenstelling, waar publieke functies gecombineerd worden met onderdelen van het ziekenhuis. 0-
o
c
~
'"
C :J
0..
ro
Trefwoorden Zorgcentrum Welvaartziekten Acceptatie Decentralisatie Meerhoven
Doorsnede hoofdentree bij nacht
De zorg, met het ziekenhuis als uithangbord, is een orgaan van de maatschappij . Net zoals de maatschappij de rolbepalende factor van de ontwikkeling naar het huidige zorgsysteem is geweest, zal het bepalend zijn voor de verschuiving naar een nieuw zorgsysteem . Een systeem dat door de privatisering van de zorg z'n intrede heeft gedaan . Er komen hierdoor nieuwe aanbieders op de markt en zij zullen hun diensten aanbieden met nieuwe ziekenhuisconcepten . De focus komt op preventie te liggen en één van de speerpunten is de zogenaamde 'healing environment', waar de vormgeving ingezet kan worden als instrument om het genezingsproces te stimuleren. Het is aannemelijk dat dit zal leiden tot nieuwe ziekenhuistypologieën cq . gebouwvormen, waarbij vanuit de vastgoedontwikkeling zorgfuncties gecombineerd gaan worden met andere nietzorggerelateerde collectieve voorzieningen of zich afscheiden van het ziekenhuis. Zorgverzekeraars zullen steeds meer gaan werken met preventieve maatregelen, omdat op dit vlak veel winst valt te behalen . De consument heeft steeds meer behoefte aan een gezonde leefstijl. Men kan spreken van een nieuwe markt: er is een vraag vanuit de consument en aanbod vanuit de zorgaanbieder naar een gezonde leefstijl. Eén van de aspecten waarin deze markt zich zal gaan tonen is in de fysieke leefomgeving van de consument, onder andere in de verschijningsvorm van nieuwe typen zorggebouwen en verbijzonderde sportaccommodaties . Hieruit is het idee ontstaan om een zorgcentrum te ontwerpen dat zich preventief en medisch zal richten op een gezonde ieefstijl. Op medisch gebied zal men in dit centrum terecht kunnen voor de behandeling van welvaartziekten. Met de term welvaartziekten, wordt in hoofdlijnen obesitas, hart- en vaatziekten en diabetes bedoeld. Kortom, ziekten waarbij een gezonde leefstijl preventief werkt. Het hart van Meerrijk, het centrum van de jonge Vinex-wijk Meerhoven, is hierbij als locatie gekozen. De gezamenlijke iden-
Schakel tussen de bosrijke natuurstrook en het stedelijke centrum van Meerhoven
Ontvangstruimte
0'
o
c
:E
~
C
::J D-
m
Voorgevel
GeveldetaIl
titeit van de verschillende programmacomponenten in het gebouw zijn verkregen uit het gegeven, dat het gebouw naast een concentratie van collectieve functies ook als een ontmoetingsplek zal werken voor de wijkbewoners uit de verschillende buurten. Hiermee wordt de sociale cohesie van de wijk versterkt.
en de onbelemmerde zichtlijnen bieden de gebruiker contact met buiten. Hierdoor wordt het interieur van de ziekenhuisomgeving meer als een kleine stad met straten en pleinen ervaren dan als een gebouw met gangen.
Mensen die zich laten behandelen in een obesitaskliniek maken een proces door. Dit proces kan in drie fasen worden beschreven: confrontatie, acceptatie en motivatie. Het concept voor het ontwerp van het zorgcentrum is het stimuleren en versterken van dit proces door middel van architectuur. Bij deze conceptuele werking is voor confrontatie ontmoeting belangrijk, voor acceptatie de dialoog en voor motivatie is dit dynamiek. Deze middelen worden ingezet om de gebruikers van het gebouw, zowel actief als preventief, gezonder te maken. Het gebouwvolume van het zorgcentrum vormt zich naar z'n directe context, waarbij het aan het centrale plein in het centrum van Meerrijk ligt en het de schakel vormt tussen het stedelijke centrum van Meerhoven en een bosrijke natuurstrook. De toepassing van Accoya-hout rondom de fragmenten versterkt de overgang; het bevat het ritme van de omringende straten en pleinen en de natuurlijke uitstraling van de natuurstrook. Daarbij verbeeldt de belijning in het hout op subtiele wijze de horizontale- en verticale beweging van de mensen in het zorgcentrum . Het zorgcentrum moet daarbij zorgen voor de samensmelting van de wijkbewoners met de patiënten. Het gebouw is zodanig gefragmenteerd dat het contactopper· vlak tussen de fragmenten maximaal is, waardoor de ontmoeting tussen beiden groepen wordt gestimuleerd. Aan de binnenzijde van de fragmenten is het onder andere patiënt gerichte programma gehuisvest. Raamopeningen zorgen voor een spel van transparantie en geborgenheid. Achter de uniforme schil rondom de fragmenten bevindt zich een veilige en vertrouwde omgeving voor de patiënten. De daglichttoetreding van bovenaf
Het ontwerp geeft een laagdrempelig gebouw weer, met een belangrijke sociale functie, die een brug moet slaan tussen zorg en samenleving.
97
K. Steller
Door het Spoor! Een nieuwe bestemming voor het Letten en Wipkinger viaduct in Zurich Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Dr. ir. A.H.I. Bosman Dr. ir. M.B.M. Dehaene Ir.I.I.P.M. van Hoof Datum afstuderen 31 augustus 2010
Overzicht van het dubbele viaduct in Zurich-West in de huidige staat. Omkaderd het plangebied
Samenvatting Het ontwerp is een reactie op een plan om het monumentale Letten en Wipkinger viaduct in Zurich een nieuwe functie te geven van EM2N . Zij kiezen voor een strategie die zich richt op en onder het viaduct zelf en gaal uit van eenvormig ontwerp voor het hele 750 meter lange viaduct. Het afstudeerontwerp richt zich, in plaats van ruimte onder of parallel aan het viaduct, op de ruimte loodrecht. Hierdoor ontstaat een gevarieerd ontwerp dat reageert op de ruimte die het viaduct doorkruist. Het viaduct kan doordoor gaan fungeren als een element dat ruimte verbind in plaats van enkel een barrière in het gebied. Trefwoorden Herstructureri ng Treinviadukt Zurich -west Markt Bottem-up-strategie Het eenvormige ontwerp van EM2N voor het viaduct
Dit afstudeerproject is ontstaan uit fascinatie voor een object en locatie in de stad . De complexiteit van het stadsdeel Kreis 5 in Zurich en het dubbele viaduct heeft er voor gezorgd dat er in eerste instantie een analyse van beiden is gemaakt. Hierbij is het uitgangspunt dus de locatie, het Wipkinger en Lettenviaduct in het stadsdeel Kreis 5, en de knelpunten die daar uit de stedebouwkundige analyse volgen. Er is dus gekozen om op voorhand niet vanuit een bepaalde architectuur of techniek het ontwerp te benaderen. Deze open en pragmatische benadering van het project zorgde in eerste instantie voor een sprong in het diepe, waarbij alle opties werden opgehouden en alles mogelijk was. Om meer houvast te krijgen op een ontwerpbenadering is er gekozen om dit project te koppelen aan een reeds in 2004 uitgeschreven prijsvraag voor het Wipkinger en Letten viaduct. De strategie voor dit ontwerp is opgehangen aan een analyse van de prijsvraag, de inzendingen en de uiteindelijke winnaar, EM2N architecten uit Zurich. Uit deze analyse blijkt dat een alternatieve strategie wenselijk is om tot een goed ontwerp te komen. Het uiteindelijke product is een ontwerp wat zich niet zozeer richt op het viaduct als object maar meer is uitgegaan van haar directe omgeving. Stadsdeel Kreis 5 in Zurich is eind vorige eeuw ten onder gegaan aan haar eigen succes. De periode van industriële groei van eind 1ge eeuw zorgde voor veel werk en sterke groei van de wijk. Het spoortraject had grote invloed op deze groei. De bouw van het Wipkinger en Letten viaduct op de plaats, waar eerder een aardenwal het geplaatst, zorgde voor verdere uitbreiding van de wijk. Zo kon de grens aan de westkant van de wijk worden overschreden . Toch is het viaduct altijd een duidelijke grens in de wijk gebleven. De industrie had aan de westkant van het viaduct een schaalsprong gemaakt, waardoor de morfologie en de infrastructuur hier anders is geconstrueerd als aan de oostkant. Aan de oostkant van het viaduct is er fijnere morfologie ontstaan en meer functiemenging . Toen uiteindelijk de industrie grotendeels verdween ofwerd verplaatst, kwam de wijk in grote
Overzicht van het ontwerp. Een nieuwe volume omkaderd een ruimte die doorloopt onder het viaduct door
Zicht hoe oe ruimte onoer het viaduct doorloopt. Het viaduct is hierdoor geen barrière meer maar een element in de ruimte
Zicht bij entree van het marktplein
Zicht in het restaurant in het gebouw. Het gebouw is een mix van wonen, ontspanning, horeca en winkels
problemen en raakte in verval. In de jaren negentig van de 20e eeuw leefde Kreis 5 weer op, doordat er een grootschalig trans· formatieproces in gang werd gebracht; 'vom Industrie· zum Trendquartier' . Hoewel er gentrification heeft plaatsgevonden , zijn toch nog veel van de originele bewoners te vinden. Voornamelijk in de woongemeenschappen direct ten oosten van het viaduct. De barrière van het viaduct wordt op dit moment gebruikt om de confrontatie tus sen de twee delen te vermijden. Door de wi sse· lende hoogte s van het tweetal viaducten en sterk wisselende omstandigheden van de delen van de wijk die het viaduct door· kru ist zou het viaduct voor elk segment een andere betekeni s kunnen krijgen . De ingrepen die aan en om het viaduct gedaan worden zullen met respect voor het monumentale viaduct moe· ten worden uitgevoerd. Uit analyse blijkt dat de barrièrewerking van een viaduct door de stad wordt bijna overal ter wereld als ongewenst ervaren, toch wordt er vaak voor een volledige opvul· ling van de bogen gekozen. De grote uitdaging ligt echter in een aanpak waar dit niet noodzakelijk is. Vooral voor Kreis 5 is het een interessant idee om een plek te creëren waar de barrière wordt afgebroken en de confrontatie tussen oost en west wordt aangegaan. Opvallend en het grootste bezwaar tegen de vraagstelling van de prijsvraag voor het viaduct, is dat er de Ih erontwikkeling van het viaduct teveel als een op opzichzelfstaand proces wordt gezien . Dit terwijl er vooral aan de west kant van het viaduct al veel geherstructureerd is en wordt. E. is geredeneerd vanuit een beweging die op of parallel aan het viaduct loopt. Dit terwijl het viaduct vijf totaal verschillende gebieden doorkruist. Deze segmenten zIjn ontstaan aan het eind van de 1ge eeuw vlak na de bouw van het viaduct toen de het bestaande straten · patroon onder het viaduct werd doorgetrokken. Sindsdien is nieuwe bebouwing tussen deze wegen in geplaatst. Om te bewijzen hoe een strategie zou werken die z.jch richt op de ruimte loodrecht op het viaduct, gaat het ontwerp over één van de segmenten van het viadllct. De eisen en het programma
uit de prijsvraag zal worden aangehouden . Er wordt dus niet gekozen voor een uniform masterplan. Het ontwerp omsluit een binnenruimte waarbij het viaduct als middelpunt en beeldmerk fungeert. De grootste bouwkundige ingreep ligt daarbij dus niet in het viaduct zelf maar in een nieuw bouwblok naast het viaduct. Het geeft een nieuwe beteke· nis aan de het oude gesloten bouwblok de RontgenhoF, alsmede is het een aanvulling op het winkelgebied in het westelijk gele· gen Steinfeld en Mullerareal. De ingrepen aan de constructie zijn minimaal doordat er niet is gekozen voor een invulling van de bogen . Het plein wordt om sloten door het nieuwe bouwblok en het bestaande bouwblok aan de overzijde van het viaduct. Het doel van het plein is om de ruimtes aan beide zijdes van het viaduct met elkaar te verbinden . Het viaduct komt midden op het plein te staan als het pronkstuk en beeldmerk van de ruimte. De transformatie van de oude houtzagerij in de wohnsiedlung heeft een belangrijke functie als vaste attractor aan die zijde van het viaduct naast de winkels en voorzieningen in het nieuw te realiseren bouwblok. Dit gebouw zal functioneren als een permanent deel van de markt en tevens als centraal punt om stands en plekken op de tijdelijke buiten markt te kunnen huren . De oplossing is specifiek voor dit segment. In de andere segmenten gelden andere condities. Een vervolgstap zou zijn om een dergelijke ontwerpstrategie ook toe te passen op de overige segmenten, dit levert vervolgens een reeks aan verschil· lende ontwerpen op, die bijeengehouden worden door het Letten en Wipkingerviaduct.
99
N.G. Struijcken
"
Dlitash!e~ .~, ,.. I.. _~
'-'.
m::.
~!
Voorbereid te werk Ontwikkeling van een hulpmiddel ter verbetering van het kennisdelingsproces van vergaarde kennis tussen de werkvoorbereiders van Heijmans Utiliteitsbouw BV Afstudeerrichting Construction Technology
Prof. ir. C.S. Kleinman Ir. M.M.j. Vissers Ing. C.M. de Bruijn Ir. S. Borremans Ir. S. SteiJvers 111
ur ..... C
ct!) t!)
....
cC
:::J
ct!)
Q1'
n
C
;::+ ([)
r-+
0-
o
c ::;;: c
'" "
Cl. ([)
100
~
t::~
.-- --"'--'
~:::':;-'''':'-:::: ' .
-.-
~
_ r:a
Voorbeeld datasheet: Onderwaterbeton
Datum afstuderen 31 augustus 2010
_
__ :::,-;:::-- ...-:';::::''''... --_... ._.. __.... ....-_. .. ----_ ..,.-_... .
Afstudeercommissie
..
Dat'-'lSfleet
•
1 I "
!.',
-=:!I
~
Samenvatting Tijdens de stage bij Heijmans Utiliteitsbouw BV blijkt de behoefte van de werkvoorbereiders tot het delen van technische en procesmatige kennis, opgedaan bij eerdere projecten, niet aan te sluiten bij de functies van de huidige beschikbare communicatie-instrumenten. Om dit tegemoet te komen is een laagdrempelig databasesysteem ontworpen waar men digitale documenten kan plaatsen bij zeer specifieke technische onderwerpen via een invulblad. Door gebruik te maken van beschikbare informatie binnen Heijmans kan de kennis gekoppeld worden aan de verantwoordelijke werkvoorbereider (de specialist), het uitvoeringsteam, het project en de leveranciers of onderaannemers verbonden aan het onderwerp. Zo zijn werkvoorbereiders in staat zowel de benodigde opgeslagen kennis te vinden als de interne ervaringsdeskundige op dat terrein.
Trefwoorden Kennisdeling Werkvoorbereiding Uitvoeri ngstech n iek Hulpmiddel Database
Betrokken specialist
Voorafgaand aan hel afstudeertraject is het Masterproject Participerend Observeren verricht bij Heijmans Utiliteitsbouw BV waarbij op twee bouw locaties in Den Bosch, project Zuidwal en Helicon, het werkvoorbereidingproces inzichtelijk is gemaakt. Er bleek hier geen mogelijkheid voor werkvoorbereiders te zijn om nieuw opgedane informatie te delen, waardoor informatie en ervaringen voor collega's binnen hel bedrijf moeilijk berei~baar waren. Het gevolg hiervan is dat onderzoekstrajecten onnodig lang werden doorlopen en herhaaldelijk werden uitgevoerd. De werkvoorbereiders hadden een aantal communicatieinstrumenten tot hun beschikking op locatie, echter uit de aanleiding van het afstudeertraject kwam naar voren dat zich hier problemen voordeden met betrekking tot actualiteil, overzichtelijkheid en volledigheid. Met de conclusies uit de ana~yse kan de volgende probleemomschrijving opgesteld worden; Locatiegebonden werkvoorbereiders bij Heijmans Utiliteitsbouw BV delen vergaarde kennis onderling niet op een structurele manier. Met de probleemomschrijving in acht genomen is de volgende doelstelling opgesteld. De doelstelling van het afstudeerproject is het ontwikkelen van een hulpmiddel dat locatiegebonden werkvoorbereiders van Heijmans Utiliteitsbouw BV in staat stelt om vergaarde kennis op een structurele manier vast te leggen en binnen de organisatie te kunnen delen. Om de probleemstellingen en onderzoeksvragen te beantwoorden is gekozen voor twee dataverzamelingsmethoden, namelijk interviewen/enquêteren en literatuuronderzoek. Er is een grote groep werkvoorbereiders benaderd door middel van de enquêtes en vervolgens is door middel van interviews het onderwerp binlilen de organisatie dieper besproken. Na net verwerken van de interviews zijn de probleemstellingen beantwoord.
,- ---_
.........
_----_
..
_-
Welkom bij de Heijmans Werkvoorbereiders database Deze database is ontworpen om de werkvoorbere iders elkaars specialistische kennis en ervaringen te laten delen of om
collega's t e vinden met soortgelijke problematiek. Klik hier voor een uitgebreide toelichting op de werking.
3:.1 [ Zoek Datasheets
Naa r projecten in het Heljmans Proleet Referentie
Naar leveranciers in het Heijman s Leverancier
Naar 5pecia li"Sten in de Heijmans Personen- en
Systeem (PRS)
Systeem (LS)
Bedrijvengids (PBG)
o Toon dit venster b'j het opstarten Startpagina werkvoorbereidersdatabase
Uit de onderzoeksfase volgde dat de werkvoorbereiders bereid zijn om kennis te borgen en met collega's te delen. Echter wei nig van de informatie die wordt gebruikt bij het realiseren van een project volgt uit de kennis en ervaringen van andere werkvoorbereiders of vanuit Heijmans. De momenten of middelen om kennis te borgen, zoals het werkvoorbereidersoverleg, evalu· aties of archiveren, zijn te ongestructureerd of onvolledig om de kenni s doelgericht te laten terugvloeien in de organisatie. Daarnaast geven de werkvoorbereid ers aan, voor het beoefenen van de functie, juist behoefte te hebben aan specifieke technische en procesmatige kennis . Deze kennis wordt niet verschaft vanuit de organisatie, maar is wel aanwezig binnen de organisa· tie , deze is namelij k in bezit van de werkvoorbereiders die dage· lijks aan de projecten werken . Het is dus van belang dat de werkvoorbereiders elkaar in de behoefte aan kennis kunnen voorzien. De behoefte van de werkvoorbereiders tot het delen van technische en procesmatige kennis opgedaan bij eerdere projecten sluit niet aan bij de functie s van de huidige beschikbare communicatie-instrumenten . Er is nu voor de werkvoorbereiders geen systeem beschikbaar waar ze technische of procesmatige kennis, opgedaan door andere werkvoorbereiders, kunnen plaatsen, delen of halen . De beste wijze tot het delen van kennis splitst zich volgens de werkvoorbereiders in twee mogelijkheden , - het delen via een databasesysteem (waar data centraal staan); - het delen via speci alisten (waar contactinformatie en kennisgebieden centraal staan) . Aan de hand van de conclusies van de onderzoeksfase is een programma van eisen opgesteld welke als basis dient voor het te ontwerpen hulpmiddel. Het te ontwerpen hulpmiddel moet een laagdrempelig databasesysteem zijn waar men checklisten, aandachtspunten, schema's, plattegronden, tekeningen of con-
Geef adresliist ~[ Geef tel~foon~k weer
101
Ing. R.G.M . Swinkels
The Curing Theatre
\
\
,
.
- --
Design for a core hospital Afstudeerrichting Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. B. Molenaar Dr. ir. A.H.l. Bosman Ir. M.w. van der Poll Prof. ir. P.G.5. Rutten Datum afstuderen 31 augustus 2010 Locatie Veldhoven 111
ii! c c.. ti) ti)
a-c
:= c.. ~
ni' n
c
;:::;
Samenvatting De zorg is een afspiegeling van de samenleving. Momenteel staan we op het punt van een nieuwe technologische revolutie binrlen de sector. Een revolutie die nieuwe zorgconcepten mogelijk maakt. Het onderzochte concept "decentralisering van het ziekenhuis" is er hier een van . Dit heeft zich vertaalt in een "core" ziekenhuis waarbinnen het programma tot 20% van het huidige is uitgekleed. Hierdoor is een flexibel en efficiënt ont· werp ontstaan.
ft>
;:::;:
Trefwoorden Kernziekenhuis Ecodesign Modulaire zorgunits High Tech architectuur Decentraal zorgmodel
102
Noord gevel
Zorginstelling en met name het huidige ziekenhuis zijn institu· ten die hun vorm hebben ontleend aan de wensen van de samenleving. Deze instituten hebben hierdoor vanaf hun ont· staan ook diverse architectonische verschijningsvormen gekend . Denk hierbij aan het pallet van Griekse tempels, Romeinse veld· hospitalen, middeleeuwse kloosters, publieke ziekenhuizen uit de verlichting, de breitfuss architype uit de jaren 60 tot aan de hedendaagse gespecialiseerde academische ziekenhuizen. De komende decennia staat er wederom een kanteling plaats te vinden door de alsmaar sneller veranderende samenleving. Veranderingen die gedreven zijn door demografische samenstel· ling, technologische ontwikkeling en privatisering van de sector. Deze factoren hebben ervoor gezorgd dat de zorgsector sinds 2003 nieuwe verschijningsvormen en zorgconcepten heeft onderzocht. Het afstudeeratelier Unzippedo1 houdt zich met één van deze nieuwe modellen bezig: het decentrale zorgmodel. Dit decentrale zorgmodel probeert het huidige ziekenhuis als groot 'Iog ' en multifunctioneel instituut te ontrafelen. Het doel is een model te genereren waarbij alle electieve (planbare) zorg uit het ziekenhuis word gehaald en in het bestaande stedelijk weef· sel wordt opgenomen. Hiermee hoopt men het autonome gedrag van het huidige ziekenhuis in de periferie van de stad een halt toe te roepen . Tevens zijn er mogelijkheden door deze schaalverkleining om de zorg ,waar gewenst, architectonisch meer op de gebruiker af te stemmen en efficiënter in te richten . Deze 'ontrafeling'van het huidige ziekenhuis genereert echter de vraag naar zijn bestaansrecht. Hoe zal het ziekenhuis in de toekomst functioneren en welke verschijningsvorm kunnen we verwachten binnen dit decentrale zorgmodel? Om op bovenstaande vragen antwoord te kunnen geven is in het vooronderzoek ingegaan op de historie en toekomstige ont· wikkelingen van het ziekenhuis. Opvallend hierbij zijn de poli· tieke opvatting in relatie tot de zorg en technologische novitei· ten . Wanneer men naar de politieke agenda van de zorg kijkt
Impressie
Zuid gevel
....
111
11\
C 0t!) t!)
i:T c
:::s
0-
!!.
or n C
f
iif ~
0-
e c
:E
'"
C :::J
0..
ro
1°3
Doorsnede
ziet men dat de privatisering steeds meer terrein wint. Dit in combinatie met het verkleinen van specialistische vrijheden door de overheid heeft geresulteerd tot in een tendens waarbij electieve zorg uit het ziekenhuis zich verplaatst naar particulie· ren initiatieven. Uiteraard is dit niet alleen gedreven door de politiek dan wel door technologische ontwikkelingen . Deze zelfde technologische ontwikkelingen hebben er jaren toe geleidt dat op moment van oplevering een ziekenhuis eigenlijk alweer achterhaald was. Gezien het exponentieel groeigedrag van de technologie zal deze constatering allen maar evidenter worden. In het onderzoek word een nieuwe zorgketen voorgesteld . Hierin neemt het aantal zorglijnen toe tot 4. De keten laat in het ziekenhuis alleen nog multiproblematiek en acute zorg toe. Om architectonische kracht te bereiken is een extreme opge· zocht en zijn alle andere functie s elders ondergebracht, reste· rende het Kernzie kenhuis. Het programma van het kernziekenhuis heden ten dage is hier· mee vastgesteld . Zij het niet dat toekomstige (technologische) ontwikkelingen dit programma wel eens volledig zouden kunnen doen veranderen. Zo zou men bijvoorbeeld kunnen denken aan diagnosestelling of behandeling op afstand of, zoals al gebeurt (Da Vinci operatierobot) , opereren op afstand. De toekomst is hierin moeilijk te voorspellen. Zekerheid is dat bij acute zorg de patiënt hoogstwaarschijnlijk getransporteerd dient te worden naar het kernziekenhuis voor fysieke ingrepen. Distributie is dan ook de le pijler in het ontwerp. De locatie (huidige Maxima Medisch Centrum te Veldhoven) aan de snel· weg en centrumring is dus een geschikte gezien de regionale en landelijke bereikbaarheid. Directe verbinding hiermee is dus van cruciaal belang. In het ontwerp is het gebouw tevens ingezet om de natuurlijke ecologische structuur te versterken en verduidelijken. Deze 2e ontwerppijler komt voort uit een persoonlijke overtuiging dat de
gebouwde omgeving meer in harmonie moet staan met zijn natuurlijke omgeving. Het gebouw brengt een stukje ecologische structuur terug op de locatie waar het tevens aansluit bij de toe· kom stige groenvisie van de gemeente Veldhoven. In lijn met deze ideologie is getracht het energieverbruik en de C02 uit· stoot van de grootverbruiker te minimaliseren middel s 'slim ' bouwkundig onlwerpen en een eigen vergistinginstallatie welke biologisch afval uit het kernziekenhuis en de omgeving omzet in energie. Een 3e pijler is de technologische onlwikkeling. Medische behandelingen en diagnosestelling eisen heden ten dage nog veel gebouwspecifieke eisen . Hier tegenover staan de generieke bouwdelen (denk aan kantoren , kantine, lichte verpleging ed .) door strikte afscheiding hierin is het mogelijk met 2 bouwsyste· men te werken waardoor het gebouw zi ch veel flexibeler kan gedragen. De technologische vleugels bestaan uit een stalen frame waarbinnen geprefabriceerde modulaire zorgunits geplaatst en verplaatst kunnen worden. Hierdoor is uitwisseling, vernieuwing, programmaverandering en toekomstbestendigheid gewaarborgd. De generieke vleugel is er een waarbij vrije indeel· baarheid flexibiliteit waarbord . Deze vleugel zou in theorie zelfs herbestemd kunnen worden tot woonfunctie. vaste technologie als actieve vloeren, dubbele huid façade, zonnepanelen, gebruik van thermiek ed . worden hier ingezet om het gebouw behaaglijk te maken. Betreft de uitstraling is het kernziekenhuis een vertaling van de hoogtechnologie. Het gedraagt zich als een regionaal tot lande· lijk opererend instituut waarbij behaaglij kheid van patiënten onderdoet voor effectiviteit. Het is het domein van de artsen waarbinnen de patiënt ' te gast' is. Deze houding is binnen het decentrale model mogelijk gezien chronische en electieve zorg zich juist als maatpak tot een bepaalde patiëntgroep kan rich· ten.
L.E. Talsma
Buitenveldert De toekomst van een tuinstad in dynamisch Amsterdam-Zuid Afstudeerrichting Urban Design and Planning
Afstudeercommissie Dr. ir. CH. Doevendans Dr. ir. M.B.M. Dehaene Drs. J.G.A. van Zoest
Datum afstuderen 31 augustus 2 010
Samenvatting Amsterdam·Zuid is één van de meest dynamische gebieden van de stad. Het cen·trummilieu breidt zich in zuidwaartse richting uit en de Zuidas ontwikkelt zich tot een toplocatie voor wonen, werken en verblijven. Buitenveldert is een succesvolle woon· wijk in Amsterdam·Zuid die de omgeving in hoog tempo ziet ver· anderen. Dit project onderzoekt het toekomstperspectief van de woonwijk binnen het dynamische Am-sterdam-Zuid. Aan de hand van een analyse naar de ruimtelijke kenmerken, kwaliteiten en aandachtspunten van het gebied is een visie voor Buitenveldert ontwikkeld.
Beeld van Buitenveldert, met de oprukkende bebouwing van de Zuidas op de achtergrond
- ', -_ ..
,
l ui.Jol- ...
.tI" , '·
_ hoge dynamiek ~11",
' OO"'1"
• .4
'
0-
o c
::?:
?<"
C :::J
0.. ID
104
Trefwoorden Stedenbouw Dynamiek Verstedelijking Transformatie Verdichting
....
~loiI"W'Jdt!' l
...- lage dynamiek ,~
,
wiJn,,\!
Het verschil in dynamiek tussen Buitenveldert en Zuidas
Dit afstudeerproject onderzoekt het toekomstperspectief van de succesvolle woon-wijk Buitenveldert binnen Amsterdam-Zuid, het gebied waar de komende decennia grote veranderingen plaatsvinden. Amsterdam-Zuid is het gebied grenzend aan de zuidkant van het centrum van Am-sterdam. Het bestaat onder meer uit Plan Zuid van Berlage en Buitenveldert, voort-gekomen uit het AUP van Van Eesteren. Het gebied wordt onder bewoners en ge-bruikers hoog gewaardeerd, zowel qua woon- als leefomgeving. Amsterdam-Zuid ondergaat de komende decennia grote veranderingen. De stedelij-ke uitrol van het centrummilieu breidt zich zuidwaarts uit en de komst van de Zuidas verandert een gedeelte van het gebied tot internationale toplocatie. Ook in de woonwijk Buitenveldert zijn veranderingen gaande. Verschillende autonome lokale projec-ten dragen bij aan een mate van verstedelijking van de wijk. De wijk Buitenveldert en haar gebruiker staan in dit project centraal. Onderzocht is hoe de wijk zich de komende decennia moet gaan profileren binnen het aan verande-ring onderhevige Amsterdam-Zuid Aan de hand van een analyse naar de ruimtelijke kenmerken, kwaliteiten en aandachtspunten van de wijk is hiervoor een visie ontwik-keld. De ruimtelijke structuur van Buitenveldert is op een aantal punten geanalyseerd. Daarbij is gekeken naar de stedenbouwkundige opzet van de wijk, de aanwezige woningvoorraad, voorzieningen en openbare ruimte, de verbinding met de stad en de bewoners. De wijk heeft kent aantal kwaliteiten; Buitenveldert is een ruim opgezette groene wijk waarin prettig wordt geleefd. Opvallend is het huidige verschil in karakter tussen Buitenveldert-Noord en -Zuid. Waar het noordelijke gedeelte van de wijk over meer stedelijke eigenschappen beschikt, door de aanwezige woningtypologie en grootstedelijke voorzieningen en een hogere woningdichtheid, lijkt de wijk in het zui-den in
VerdichtIngswijze van een bebouwingsstempel 111
ur .... c CL
tD tD
.... qc :::s
CL
!!. äj' n C
ro
;:;:
De drie pijlers van de visie voor Bultenveldert
bepaalde mate nog over het oorspron kelijke tuinstad karakter te beschikken . De wijk kent tevens een aantal aandachtspunten . Zo is de inrichting en het gebruik van het centraal gelegen Gijsbrecht van Aemstelpark voor verbetering vatbaar en is de bevolking in de wijk aan het vergrijzen. In de visie voor Buitenveldert zijn de conclusies uit de analyse van de wijk, in combi -natie met de heersende dynamiek in Amsterdam·Zuid, verta ald naar een ontwikke·lingsscenario voor Buitenveldert. Onderscheid is gemaakt in dynamiek: van de hoge dynamiek in de aangrenzende Zuidas tot de lage dynamiek in Buitenveldert·Zuid. Het scenario kent drie pijlers: aanpassing woningvoorraad, creëren van een groene dra·ger en connectie met de stad. Aan de hand van een drietal ruimtelijke interventies is dit verder toegelicht. De interventies bestaan uit het verdichten van Buitenveldert-Noord, het intensiveren van het gebruik van het Gijsbrecht van Aemstelpark en het verbeteren van de aansluiting van de wijk op het openbaar vervoersnetwerk van de stad. Het verdichten van Buitenveldert-Noord speelt in op de veranderende vraag naar woningen door huidige bewoners van de wijk en het op termijn vestigen van andere, meer op de stad gerichte doelgroepen in de wijk . Via het transformeren van diverse bebouwingsstempels worden verschillende typen woningen aan de wijk toegevoegd , waardoor een gedifferentieerd woonmilieu ontstaat. Het Gijsbrecht van Aemstelpark gaat fungeren als een groene drager tussen bewo-ners, wijk en buitengebied . Door het toevoegen van parkgerelateerd programma en het verbeteren van de langzaam verkeersrouting, krijgt het park de kans om de belangrijkste groene openbare ruimte van Buitenveldert te worden. Door het verbeteren van de aansluiting van de wijk op de stad is ingespeeld op de verandering van de wijk en het woon milieu op de lange termijn. De nieuwkomers hechten grote waarde aan goede openb aar vervoersverbindingen met de stad. Te-vens vra-
1°5 gen de groeiende grootstedelijke voorzieningen in de wijk en het buitenge·bied om een betere bereikbaarheid voor mensen van buiten de wijk . Het onderzoek is afgerond met een reflectie op de visie. Hierin is de vraag gesteld wat de interventies betekenen voor de gebruiker van Buitenveldert. Op deze manier vindt terugkoppeling plaats naar het eerder ingenomen standpunt: Buitenvelder! en haar gebruiker als invalshoek voor het onderzoek . In de reflectie is onderscheid ge-maakt tussen de gevolgen van de visie voor de korte en lange termijn en daarmee de gevolgen voor de huidige gebruiker en de toekomstige gebruiker van de wijk. De conclusie dat de visie een ingrijpend voorstel is voor de huidige gebruiker, maar dat het voorstel aansluit bij de koers die door Amsterdam -Zuid de komende decennia wordt gevaren.
S.l. van Velzen
Feasibility of greenhouse residence concept for renovation Mastertrack Physics of the Built Environment Graduation committee Prof. dr. ir. j.L.M. Hensen Dr. Ir. M.G .L.C. Loomans O. Cóstola MSc Date of graduation 31 August 2010 Summary This study exam jnes the feasibility of the greenhouse residence concept (Outch: kaswoning) for renovation of afreestanding 1970·ties dweiling. The feasibility in terms of energy demand and indoor climate of greenhouse residence renovation, passive house renovation and Senternovem renovation (extra insulation) are simulated with lES virtual environment. Furtherrnore, the number of hours per year that the green house can be used con· sidering comfort inside is simulated. Keywords Greenhouse Renovation Passive house Energy demand reduction Indoor c1imate 2
106
Greenhouse options: complete cover, north, south, east and west attached greenhous (1) Building sustainably continues to gain importance and momentum , not only for new buildings but for renovation as weil. Ouring the coming decades the renovation of about 6.5 million residences in the Netherlands is planned. Several concepts have over time been developed and used to reduce the environmental impact of a building. Amongst these, a relatively new concept is the greenhouse residence concept (Outch : kaswoning). This concept is the combination of a house and a greenhouse. 50 far the greenhouse residence concept has been exclusively used for newly built residences, but the question is whether th is is a feasible alternative for renovation as weil. This study evaluates afreestanding residence from the seventies of the previous century to examine this because there is enough space for the greenhouse. The main question of my graduation research is : Is the green house residence concept a feasible option for renovation of afreestanding 1970-ties residence? In this study feasibility in terms of energy demand reduction of the dwelling, indoor c1imate of the dwelling and number of usa bie hours of the green house is considered . Other aspe cts concerning the feasibility of a greenhouse for renovation are not taken into account. To answer this question several case studies have been simulated with lES Virtual Environment. First, a newly built residence is modeled and the model is calibrated. Subsequently, the properties of th is model are adapted to those of aseventies residence. This model forms the basis for the simulations of th ree renovation options : green house residence renovation, passive house renovation and Senternovem renovation (extra insulation) . Five green house options were modeled to examine the effect of a green house attached to or covering aseventies dwelling
3
DI
ii!'
c
C. /I) /I)
..,
rJ
c :::s c. ~
W'
n
c
ro
CT
o c
~
'"
C
:::l
0-
n>
4
1°7 (annual heating energy demand 1970-ties dwelling: 23.6 MWh/year). These greenhouse options are displayed in figure 1. A green house completely covering the seventies home reduces the energy demand of the dwelling by 37%. However, it also increases the weighted overheating hours (GTO) of the dwelling by 14 times to approximately 1250 hours. The other four options consist of a greenhouse attached to respectively the north, east, south and west façade of the dweIling. These options reduce the energy demand of the dwelling by 5% to 17%. Furthermore, the GTO of the home increases for the east, south and west oriented greenhouse. In addition to that, a combination of a greenhouse and extra insulation for the home was examined. This improved greenhouse residence consists of a greenhouse attached to the south façade of aseventies residence . The north, east and west façade are provided with extra insulation. Furthermore shading is applied to the roof of the greenhouse and the south façade. These renovation measures result in 47% reduction in energy demand of the seventies residence. The weighted overheating hours of the house still increases by these measures. Passive house renovation of the seventies residence has been modeled as weil. Th is option is characterized by extremely high insulation values in combination with low infiltration (0-4 h'l) and a heat recovery system. The result is a very low energy demand and a relatively stabie indoor temperature with relatively low peaks. Therefore the GTO of the dwelling turns out to be low compared to the other renovation options but higher than the 70ties residence. However, renovating a 40'year old house according to the passive house standards is not easily done. Technically speaking it is difficult to reach passive house infiitration values for renovation . Senternovem renovation consists of adding extra insulation material as described by Senternovem . The energy demand of
the dwelling is reduced by 37%. Nevertheless, the GTO of the dwelling is almost doubled by these measures. So the conclusion is that the detached seventies house which is renovated according to the passive house concept performs best on both energy demand and weighted overheating hours. The annual heating energy demand of the passive house is 3.2 times lower than of the improved greenhouse residence, whereas the GTO is 2.1 times lower due to less solar heat gain and relatively stabie indoor temperature. The difference in performance of the Senternovem renovated dwelling and the green house renovated dwelling in terms of energy demand is relatively smalI, with the main difference in indoor climate. In terms of indoor climate the Senternovem renovated dwelling (164 GTO hours) performs 33% better than the green house renovated dwelling (243 GTO hours). The most important advantage of the greenhouse renovation method compared to the other renovation options is the extra square meters provided by the green house. This space is regarded as semi·outdoor space and it can be used for approxi· mately 600 hours a year whereas the outdoor space in the Netherlands can be used for only 120 hours a year. Renovating afreestanding seventies residence by simply cove· ring the dwelling with a greenhouse leads to a reduction of the energy demand but also a high number of weighted overheating hours of the dweIling. A greenhouse attached to the dwelling results in only a small reduction of the energy demand. A combination of a greenhouse attached to the dwelling and extra insulation of the other walls is necessary to reduce the energy demand significantly. Still, the performance in terms of energy demand and indoor climate of green house residence renovation is less than that of the passive house renovation. Nevertheless, the extra floor area can make green house renovation an attractive option for the individual owner of a freestanding seventies residence.
Ing. M.P. Verhoeven
Uitbreiding NEe stadion Afstudeerrichting Structural Design
Afstudeercommissie Dr. ir. S.P.G. Moonen Ir. F.J.M. Luijten Ing. G. Schouten
Datum afstuderen 31 augustus 2010
Samenvatting
III
ür
e::
c.
ID ID
ge::
:::l
c. ~
ëJ' n
~ (J) ;:;: 0-
o ::E
c
'"
C :::J
0..
NEe heeft al jaren de plannen om het stadion uit te breiden. Er is gebleken dat een per direct een capaciteit nodig is van 20.000 plaatsen dat in de toekomst kan uitgroeien tot 30.000 plaatsen. Maar door de ligging van het bestaande stadion in het Goffert park komen er bij zo'n dergelijke uitbreiding allerlei problemen kijken. Voor mijn afstudeerproject ben ik de mogelijkheden gaan onderzoeken naar de uitbreiding van het stadion om hiervoor een ontwerp te ontwikkelen met als doelstelling: Een ontwerp te ontwikkelen voo ~ de uitbreiding van het NEe stadion met als streven de gewenste 30.000 plaatsen te halen. In het ontwikkelde ontwerp zijn er uiteindelijk 28.000 normale zitplaatsen en 250 luxe plaatsen. De doelstelling van 30.000 is hierdoor niet helemaal gehaald maar door het uitgebreide onderzoek dat verricht is bleek dat dit vrijwel het maximaal haalbare is met de grenzen die van toepassing zijn.
Vogelvlucht
(J)
Trefwoorden
108
Stad ion uitbreid i ng Goffertpark Onderzoek Binnering Buitenring Natuurlijke vormen
Rondgang
NEe heeft al jaren de plannen om het stadion uit te breiden en heeft een grondig onderzoek laten verrichten naar het te verwachten aantal toeschouwers in de toekomst. Hieruit is gebleken dat een stadion van 20.000 plaatsen zijn volledige capaciteit benut zal worden binnen een korte periode. En in de toekomst zijn er zelfs doorgroei mogelijkheden voor een stadion met 30.000 plaatsen. Maar door de ligging van het bestaande stadion komen er bij zo'n dergelijke uitbreiding allerlei problemen kijken. Voor mijn afstudeerproject ben ik de mogelijkheden gaan onderzoeken naar de uitbreiding van het stadion om hiervoor een ontwerp te ontwikkelen met als doelstelling: Een ontwerp te ontwikkelen voor de uitbreiding van het NEe stadion met als streven de gewenste 30.000 plaatsen te halen. Doordat het stadion in het Goffert park ligt zijn er grenzen aan de maximale hoogte die in het bestemmingsplan zijn vastgelegd. De huidige grens ligt nu op 10 meter boven het maaiveld, maar dit zal in het bouwbesluit aangepast worden naar een grens van 20 meter. Dit is een belangrijk gegeven omdat er niet net zo hoog gebouwd mag worden tot het gewenste aantal plaatsen bereikt is. Om het gewenste aantal van 30.000 plaatsen te bereiken zal er dus een andere oplossing moeten komen dan het stadion alleen maar aan de bovenzijde te verhogen. In mijn onderzoek ben ik daarom gaan bekijken wat de mogelijkheden zijn bij het doortrekken van de bestaande tribune aan de onderzijde. Uit dit onderzoek bleek dat er hiervoor wel degelijk mogelijkheden zijn, waardoor er tussen de 2500 en 3000 extra plaatsen te creëren zijn. Door deze uitbreiding creëer je niet alleen meer plaatsen, maar de beleving van de wedstrijd zal groter worden doordat direct de tribune direct aan het veld grenst, zoals in vele Engelse stadions. Vervolgens is er voor de uitbreiding aan de bovenzijde onderzocht wat de best oplossing is om zoveel mogelijk plaatsen te
Zijgevel
Dak
1°9
Gallerlj
creëren maar tevens ook een architectonisch fraai ontwerp te ontwikkelen dat de sfeer van het park versterkt. De vormgeving van het dak en gevel zijn ontstaan uit de natuur· lijke ronde vormen van de omringende natuur in samenspel met de functies in het stadion en de intimidatie van de tegenstan· der. Door de keuze van een doorlopende tribune voor de 2e ring, die vrijwel even stijl loopt als de bestaande tribune, ont· staat er één groot tribunevlak . Het dak krijgt vervolgens een naar beneden gebogen vorm zodat deze samen met de tribune en de toeschouwers op het veld wordt gericht zodat de tegen· stander geïntimideerd wordt door de massale groep toeschou· wers en geluid dat richting het veld gaat. De keuze voor het doortrekken van de bestaande tribune is ook genomen omdat hierdoor het meest aantal tribune plaatsen te creëren zijn. In het hoofdgebouw van het huidige stadion zitten de kantoren, restaurant, spelershome, gaanderij, kleedkamers en andere faciliteiten gesitueerd. Deze zal in de nieuwe situatie groten· deels afgebroken worden waardoor het nieuwe hoofdgebouw geïntegreerd wordt langs de gehele langszijde ter plaatse van de hoofdtribune. In het nieuwe stadion zullen er onder de hoofdtribune aan de langszijde van het stadion drie niveaus komen waar de nieuwe indeling van het hoofdgebouw komt. Op de begane grond komen alle ruimtes voor het personeel, spelers, materiaal, restaurant en facilitaire ruimten. Op niveau 2 komt de gaanderij, vergaderruimten en de facilitaire voorzienin· gen . En het 3e niveau bevat de skyboxen. Vanuit NEC bestaat de wens om gezamenlijke sponsorboxen te creëren, hierdoor zijn er aan de zijde van het speelveld privé sponsorboxen geplaatst die gekoppeld worden aan een gezamenlijke lounge ruimte op dezelfde verdieping. Ter plaatse van de overige tribunes komen er parkeerplaatsen op de begane grond en een rondgang ter hoogte van het 3e niveau . Vanuit deze rondgang is er uitzicht op het prachtige Goffert park. De doelstelling was het ontwikkelen van een ontwerp voor de
uitbreiding van het NEC stadion dat plaats biedt aan 30.000 toe· schouwers. Er zijn uiteindelijk 28.000 normale zitplaatsen en 250 luxe plaatsen (bij de skyboxen). Er zijn in totaal 26 privé skyboxen en 1 grote gezamenlijke lounge. De privé skyboxen zijn 4 bij 8 meter waar ook 5 tot 10 mensen in kunnen verblijven om de wedstrijd te zien, hierdoor kunnen er in totaal 260 mensen in de skyboxen, De doelstelling van 30 .000 is hierdoor niet hele· maal gehaald maar door het uitgebreide onderzoek dat verricht is bleek dat dit vrijwel het maximaal haalbare is gezien de gren· zen die van toepassing zijn ,
R.W. Voort
De Geest van de Machine Van Machinekamer naar Materialencentrum Afstudeerrichting Building Technology & Architecture Afstudeercommissie Prof. ir. I.M. Post Ir. ).P.M. Swagten Ir. M.H.P.M . Willems Datum afstuderen 31 augustus 2010
-ur I»
e:
c..
ID ID
i;-
e:
:::I
c.. ~
ar n
Samenvatting Dit is een onderzoek naar de invloed van de Geest van de Machine bij de herbestemming van industrieel erfgoed. Een machine is een kinetisch apparaat dat al naar gelang de individuele behoeften te transformeren is. Niet alleen het aanpassingsvermogen van de machine, maar ook de verschijningsvorm en de dynamiek van de machine staat centraal bij de transformatie van Machinekamer naar Materialencentrum.
Inwendige transformatie Machinekamer (1)
e
;;' ;:::;: 0-
o :E
e
r:-
e
:::J
0.. ro
110
Trefwoorden Herbestemming Industrieel erfgoed Machine Aanpasbaarheid Materialencentrum
Uitwendige transformatie Machinekamer (4)
Herbestemming van gebouwen is een zeer actueel thema. In boeken en tijdschriften staan vaak voorbeelden van gebou· wen die een functieverandering hebben ondergaan. Men is zich bewust geworden van de cultuurhistorische waarde van gebouwen en er is toenemende aandacht voor de economi· sche en milieuconsequenties. Echter bijna geen enkel gebouw is goed aanpasbaar. Ze worden daar niet op ontworpen . Toch passen alle gebouwen zich con· stant aan, omdat de functie, het gebruik en de behoeften aan verandering onderhevig zijn. Waar architectuur er naar streeft om duurzaam te zijn, is een gebouw steeds in beweging. Kan de theorie zo worden herzien dat het overeenkomt met de praktijk? De oplossing wordt gezocht in de architectuur als machine. Een machine is een kinetisch apparaat dat al naar gelang de individuele behoeften te transformeren is. Casestudy is de Machinekamer op Strijp 5 in Eindhoven. Strijp 5 is een industriële enclave binnen de Ring van Eindhoven, dat groot geworden is door de ontwikkeling van Philips. Het is een functioneel gestructureerd industriecomplex dat door de de· industrialisatie langzaam leeg is komen te staan. Het ervaren van de bijzondere historie, van de essentie van het gebied, zou de basis moeten vormen voor de actuele transformatie van het plangebied. De Machinekamer is een tempel der techniek. Het introverte gebouw bestaat uit een souterrain plus verdieping. Het heeft drie beuken en is symmetrisch opgebouwd net als een kerk. Door de overdaad aan ruimte en licht en decoratieve elementen zoals de vloer van zwart'wit geblokte keramische tegels verkrijgt de ruimte grandeur. De Machinekamer voorzag de omliggende gebouwen van elektriciteit en warmte en was daarmee de motor die Strijp 5 in beweging hield. Door de overstap naar het elektri· citeitsnet is zijn functie overbodig geworden en maakt nu plaats
Aanpasbare ruimte (2)
Auditorium plus vide ()
r::r o :E
c
7'
c:
:::J
a.
ro
Contrast tussen oud, en nieuwbouw (5)
Aanpasbare gevel (6)
voor een materialencentrum . Een inspiratie- en kenniscentrum, ontmoetingsplek en werkplaats op het gebied' van nieuwe materialen en bestemd voor ontwerpers, ondernemers, studenten, kunstenaars en ambachtslieden .
materialen in de gevel tentoongesteld. Een kader van UNP zorgt ervoor dat de geveldelen flexibel in te vullen zijn. Deze geveIelementen kunnen ook al naar gelang de achterliggende functie aangepast worden (zie afbeelding 6).
Het ontwerp bestaat enerzijds uit een inwendige transformatie en anderzijds uit een nieuwbouw. Eerste stap was het verwijderen van de aanwezige machines. De machines worden vervangen door zeecontainers met soortgelijke glimmende meta len oppervlakken (zie afbeelding 1). Hierin worden de materialen tentoongesteld, zodat de materialen niet alleen 2D, maar ook 3D te beleven zijn. Ook is het mogelijk zo de materialen naar beurzen te transporteren. Door de ruimte tussen de containers te variëren kan de ruimte aangepast worden aan het gebruik. Zo kan dezelfde ruimte geschikt gemaakt worden voor zowel workshops en brainstormsessies als studieplekken, filmplekken en diverse aanverwante evenementen zoals modeshows en proeverijen (zie afbeelding 2) . Het verwijderen van de machines laat zijn sporen achter. De turbine vormde het hart van het gebouw. Door het verwijderen van deze ontstaat er een vide van waaruit het gehele gebouw te overzien is. De fundatie van de overige machines blijft bestaan. Hier komen nieuwe functies in door het maken van uitsneden. De kelder waar de opvangbak voor condenswater stond wordt getransformeerd tot auditorium en vormt vanwege zijn hoogte een ruimtelijke verbijzondering. Door het toevoegen van een mezzanine wordt de ruimte beter benut en olltstaan er meer zichtlijnen van waaruit men de machinekamer kan overzien (zie afbeelding 3).
Resultaat is een gebouw dat ontwerpen is als machine. Een gebouw dat aanpasbaar is aan de behoeftes van de gebruiker. Een gebouw dat interactief is met zijn omgeving en kan reageren op interne en externe omstandigheden . Een gebouw dat constant in beweging is en waarbij in de verschijningsvorm gebruik wordt gemaakt van industriële materialen en technieken.
De nieuwbouw is daar gepositioneerd waar vroeger het iKetelhuis verbonden was met de Machinekamer. De hoogbouw vormt een symbolische verwijzing naar de schoorstenen van het Ketelhuis. De extroverte toren vormt een contrast met de introverte oudbouw (zie afbeelding 4 en 5). De nieuwbouw vormt het uithangbord van het materialencentrum. Hier worden verschillende
111
F.l. van de Winkel
Realizing Industrial Zero Energy Buildings (I-ZEBs) A model for municipalities to accelerate the realization of I-ZEBs Mastertrack
Conslruclors We would build ... but Ihe developers do nol ask for \hem
Occuplers
Developers We would ask ... but investors won·t pay for Ihem
We would lika 10 have more suslainable buildings ... bul there is litlle choice
Construction Management and Engineering
Inveslol1l We would fund ... but \here is no demand
Graduation committee Prof. dr. ir. W.F. Schaefer Dr. A.F.H.I. den Otter arch. AvB Dr. Q. Han Drs. G.w.P. Wagemakers
Viclous '(ircle of Blame' as one of Ihe barriers
Date of graduation
-
31 August 2010
..,
Summary
DI
ur
C
c.. ti) ti)
cC
:::J
c.. ~
iiJ' (">
c
m
;:;:
An energy transition towards a modern, sustainable energy household is inevitable to be able to deal with the (potential) energy· and climate crisis. In the built environment this transition can be done by realizing Zero Energy Buildings (ZEBs). Unfortunately the policies to promote ZEBs are in general not effective enough. In th is research a model is created that shows how municipalities can improve the execution of their energy· and climate policy in such a way it accelerates the realization of ZEBs, with the focus on industrial buildings (I·ZEBs). The model shows that a good collaboration among the relevant actors plays a key role.
Keywords 112
Zero energy Municipality Policy Industrial company Collaboration
Introduction Last October 2009, the Club of Rome visited Amsterdam for their annual meeting, called the Global Assembly. During this meeting experts have shown the stronglink between the climate crisis, energy crisis and economic crisis. To be able to solve the energy· and climate crisis, an energy transition towards a modern, sustainable energy household based on the Trias Energetica is inevitable. In 20Ól, the Dutch government already stated in their 4th nat ion environmental policy plan (NMP4) that this transition is required. The last Few years many plans, programs and covenants have been set up, of which the built envifonment is one of the main targets of the government. In this built environment, which was responsible For almost one third of the total energy consumption in 2006, the government has the ambition to realize zero energy new estate. Despite the advantages of an energy transition and the years of energy· and climate policies which the Dutch government is working on, there are still many barriers, criticism and misted opportunities that prevent real breakthroughs in the field of an energy transition towards zero energy estate (see figure 1). These barriers indicate that the policies to promote sustainable development in general are not eFfective enough. To be able to realize this energy transition toward Zero Energy Buildings, good cooperation and understanding between public and private parties is desirabie. Especially municipalities are being able to make these necessary connections. Therefore, the goal ofthis research is to advice municipalities how they can improve the execution of their energy· and climate policy in such a way it accelerates the realization of Zero Energy Buildings. The focus in th is research will be on industrial build· ings because they have many opportunities other buildings don't have, like the high investment potentialoF this sector and the possibility of re·using residual heat of industrial processes in their built environment.
Method Desk research First, an elaborated literature study has been conducted. With this literature study an understanding has been created about wh at policy and Industrial Zero Energy Buildings (I·ZEBs) are, how I·ZEBs can be realized and how they can be impie· mented in the market in the fastest way. Case studies Second, by making usage of semi·structured questions, inter· views have been conducted in the Following six municipalities: Tilburg, 's Hertogenbosch, Eindhoven, Waalwijk, Boxtel and Geldrop·Mierio. All these municipalities have high ambitions For the environmental· and energy topic. In mostly every municipali· tv, two municipal officials and two industrial entrepreneurs have been interviewed.
," ...................
...............
~
(' (~::\ ~!~~;";c) ~ \ ment ) \ Affairs J \. ! Leade~ ~
'·,'_~'~.:~/i~b~·r~ii~; 'Ë~-';;;~~~ S'
(~~;~:") \ managers Investigator
(~:~~')
Investigating subsidy whishes and barriers ot l·lEBs tor indo companles
\1
\~anager~/
:
fTrîvestigator
························i···· ..'
".. ............
Bringing in, directing and controlling the municipal account managers
............................,
,/
/
Collecting and transterring data lolhe BOM
Sub model about the topic 'Subsidy for I-ZEBs'
By interviewing the municipal officials, of whom one responsibie for the energy- and climate policy and one of Economic Affairs, understanding has been created about their current municipal energy- and climate policy and their relationship wi th the local entrepreneurs. By interviewing the industrial entrepre neurs, understanding has been created about their reflection on Ihe municipal energy- and climate policy, and their advantages, barriers and opportumities concerning I-ZEBs.
Preconditions & analysis All the created understandings from the Desk research and Case studies have been combined around related content. This resulted in 15 statements from the mun icipal's perspective in wh at they should do to improve their current energy- and climate policy execution to accelerate the realization of I-ZEBs. These statements are the preconditions for the model th at need to be fulfilled by the model. Be cause of a lacking coherence between these statements, first the statements had to be analyzed to be able to have a proper starting point for designing the model. This analysis is done by asking for every statement repeatedly the "how"-question. By doing so, eventually this resulted in a specific target for every statement where to focus on in designing the model.
Design & conclusion Based on the analysis, it was possible to design a model that takes all 15 statements into account. This model consists of the following three parts: The actors, a Collaborative environment and 8 topics. In the Collaborative environment, the actors con jointly work towards a common goal, which is to accelerate the realization of I-ZEBs. The relevant actors do th at by picking up one of the 8 pre· scribed topics, which are: (I) Municipal energy· & climate policy planning, (2) Municipal energy- & climate policy execution, (3) Subsidy for I-ZEBs, (4) Promotion of I·ZEBs, (5) Persua sion to realize I·ZEBs, (6) Participation in realizing I·ZEBs, (7) Encouraging sustainable regeneration of business parks, (8) Realization of a Municipal Sustainable Energy Company (MSEC). These topics are all related to the municipal energy- and climate policy execution and accelerate in their own specific way the realization of I-ZEBs. For every specific topic, this Collaborative environment setting is displayed in separate sub modeis. These sub models show which specific actors participate and wh at roles and tasks they have in order of time (see figure 2). It can be concluded th at by picking up these 8 topics by the relevant actors via a Collaborative environment, indeed the ener· gy. and climate policy execution of the municipality is being improved in such a way it accelerates the realization of I-ZEBs .
113
T.J.M. Wolters
Prototype of a statie dynamic building Mastertrack Architecture & Design and Decision Support Systems rtO ~ ,'W W.... 1
Graduation committee Prof. dr. ir. B. de Vries Prof. ir. J. Westra Ir. M.H.P.M. Willems Ir. A. van der Zee Date of graduation 31 August 2010
I",,,·
A technical drawing of an element of the prototype
I»
ur Ë
:;~
g-
iS. ~
Summary Our built environment displays a possible unwanted difference towards the society with jn; the buil l environment is statie while our society is dynamic. To successfully keep u ~ with a constant changing environment it is necessary for a building, to change and interact.
n C
0-
o
Both main issues, a dynamically structured building and intelligent behavior, have been investigated through the development of a physical prototype using Rapid Prototyping.
c
~
7' C :::J
c-
m
114
The structure of the build prototype provides the necessary stability, strength and movement freedom in order to behave dynamically. The added hard· and software regulates the behavior and movement related to input from the prototypes' surrounding. Keywords Prototype Dynamic Interactive Ardui~o
3D-print
The parts of the final prototype_ (f.Lt.r. A 3D printed element, an Arduino micro-controller, aservo, conductlve wire, capacltators and resistors)
Cause Our built environment displays a major and possible unwanted difference towards the society dwelling within; the built environment is statie and steady while our society is dynamic and unsettled, changing constantly at an seemingly endless exponential perspective. Innovative structural engineered buildings carry the potential to take this gap away, through reflecting the dynamics present in our society; a dynamic building. To successfully keep up with the constant changing environment it is necessary for such a building, to be able to interact and behave intelligent during the exploitation period. The structure of the build prototype provides the necessary stability, strength and movement freedom in order to behave dynamical iy. The added hard- and software regulates the behavior and movement related to input from the prototypes' surrounding. The prototype gravitates itself in order to maximize the received light and reacts to being touched. Both applied examples of the possibly different added sensors and their behavior. Method Both main issues, a dynamically structured building and intelligent behavior, have been investigated through the development of a physical prototype. The method used for the development process is called "Rapid Prototyping". Conc105ions Constructing dynamically and intelligently behaving structures results in a more natural environment in which society and built environment reflect each other's behavior. This coming together of currently separated fields creates possibilities. Clear examples are the elimination of wind tunnels in between large apartment buildings due to a moving facade, automatically appearing sound barriers, maximizing solar energy with asolar
~ YouTub~ • ArI:.h itecturai dyn....I1<•••
-----
I
L ._ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _....
Video bewel keil
Video bewerken
"antekeningen
!\udioSwap
Zoeken
Bladeren
Upload en
Onderschri~en of ondeltiteling
vlokjear12"
fmelden
Inzicht
Architectural dynamic prototype video 2 vlokje~r12 8 video's § Abonneren 2010. Jf3 ROmeo
Pan~ion
COfocept Y7~ \'",,1 c.ó.eI.~n
Arc 119clural dynaml': protol vpe Vlued
I,,,
](J~
v.. kjo9t12 USlI'Ig Ih e TapPJnglie ad 27 let!" t
61!t1
~~r(t)
UCO Ro Olies 171
I)t . . . .
UCOO6O
Colorful lhln9 to
Robot vlokje.u '2' This vi deo
dispta~
, a set 0130 printed element, palt of my graduation projec ."
on aantal keren bekeken
A video displaying the prototype's behavior; the reaction towards light and being touched
tracking shape, roofs shaking snow off themselves, and shrinking bl1ilding footprints after an office has been closed . The major advantage is the more continuous functioning dyna · mic built environment in which trends and fast changing needs of the society are taken care of quicker and more accurately than in our current statie and slow developing environment. The influence of a dynamic building to the use of the interior and building materials are the most challenging to overcome, however not inconceivable. Numerous architects, contractors, project developers and universities are currently developing new kinds of technologies in this sphere of work . Aedas, M.LT., O-RAMBRA, Kas Oosterhuis, Christian Derrikx, and David fisher are some examples.
CT
QWe90m eU8SS
o c ::€.
'"
C :::J
0..
ro
115