M AT R IX
JA ARGANG 10 ZOMER / 2003
K WA RTA A LB L A D VA N D E T E C H N I S C H E U N I V E R S I T E I T E I N D H OV E N
Experiment energiezuinige lamp in ruimte N I E U W C YC LOTRON OP G E LE V E R D SA M E NW E RK I NG I N D U ST R IA L D E S I G N M E T DE S IG N AC AD E MY STU DE NTE N ONT WI KKE LE N 'H IG H-TECH' FOTO STU DIO
T U/ e - C O N G R E S T I P
Colofon
The Future Site
Datum:
Van 21 tot en met 24 september 2003.
Technische Universiteit Eindhoven Communicatie Service Centrum Postbus 513 5600 MB Eindhoven homepage: http://www.tue.nl e-mail:
[email protected]
Plaats:
TU/e-auditorium. Inhoud:
Het 20e ISARC-congres (International Symposium on Automation and Robotics in Construction) biedt onderzoekers en ontwerpers de mogelijkheid de ontwikkelingen te volgen op het gebied van computer-integrated building processes en mechanised construction systems. De TU/e organiseert één dag (dinsdag 23 september) over IFD-bouwen (industrieel, flexibel en demontabel bouwen) in Japan, Amerika en Europa, speciaal voor de Nederlandse doelgroep.
Hoofdredactie Drs. Han Konings Telefoon (040) 247 33 30/ 247 29 61 Telefax (040) 245 60 33 Informatie over adverteren H&J Uitgevers Telefoon (010) 451 55 10 Telefax (010) 451 53 80
Doelgroep:
Bouwkundigen, architecten, onderzoekers, ontwerpers en ondernemers in een bouwkundige en civiele omgeving.
Medewerkers aan dit nummer Cora van den Berg Chris van de Graaf Joep Huiskamp Chantal Louwers Corine Legdeur Paula van de Riet Enith Vlooswijk
Organisatie:
Faculteit Bouwkunde (capaciteitsgroep Uitvoeringstechniek) en Congress Office TU/e. Meer informatie:
www.isarc2003.bwk.tue.nl. Inschrijving via de website. Inschrijven voor één dag is mogelijk.
Foto’s en illustraties Rita van Biesbergen Vincent van den Hoogen OGC Bart van Overbeeke Rob Stork Basisvormgeving Proforma, grafisch ontwerp & advies, bno
ingenieur-in-spe
Vormgeving Onnink Grafische Comm. bv, Oudenbosch Druk E.M. de Jong, Baarle-Nassau
Bart Walhout (25)
Toekomstig beroep: of een beleidsfunctie bij een overheid die technologie-onderzoek doet of promoveren.
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
Redactieadviesgroep Mr.drs. B.C. Donders Drs. W.F. Gaasendam Prof.dr.ir. G.M.W. Kroesen Ir. J. Schlangen Prof.dr.ir. H.C.A. van Tilborg Prof.dr. L.H.J. Verhoef Matrix wordt gemaakt door het Communicatie Service Centrum van de TU/e en verschijnt vier keer per jaar. Het blad wordt (na schriftelijk verzoek) kosteloos toegezonden aan TU/e-ingenieurs en aan een scala van andere, externe relaties.
Tweedejaars verkorte opleiding Techniek & Maatschappij. Heeft HBO elektronica gedaan op de Rens & Rens Hogeschool. Heeft daarvoor op Voetius Scholen Gemeenschap in Goes gezeten.
Leukste moment van het afgelopen jaar: Het schrijven van een paper over de inrichting van de bad- en wasgelegenheid na de Tweede Wereldooorlog. Beste TU/e docent: Ir. Jean Ritzerfeld van digitale signaalbewerking. Hij heeft een goede lesmethode.
Gehele of gedeeltelijke overname van artikelen uit Matrix is alleen toegestaan na overleg met de redactie en met bronvermelding. Voor het gebruik van de foto’s of andere illustraties is toestemming van de maker nodig.
Wat wil je graag veranderen: Ik vind dat de flexibiliteit in de keuzevakken wel wat beter kan. Favoriete muziek: Pink Floyd.
Het eerstvolgende nummer van Matrix verschijnt in juni 2003.
Belangrijkste in je omgeving: Mijn vriendin, binnenkort mijn echtgenote.
ISSN 1380-247X
2 M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
BELEID
P R O D U C T I E I S O T O P E N VA N G R O O T B E L A N G BIJ OPSPOREN LEVENSBEDREIGENDE ZIEKTES
Nieuw cyclotron modernste ter wereld De oudste nog werkende deeltjesversneller en de modernste deeltjesversneller ter wereld zijn momenteel allebei op de campus van de TU/e te vinden. Half mei is het nieuwe cyclotron in gebruik genomen en werd de nieuwbouw en de gerenoveerde oude accommodatie aan de Dorgelolaan opgeleverd. Een investering van ruim 26 miljoen euro was hiermee gemoeid: zes miljoen euro voor cyclotron en singletron, vijftien miljoen voor de gebouwen en zes miljoen euro voor de farmaceutische productiefaciliteit.
4
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
product dat bij Parkinsonpatiënten de lange termijn respons op medicatie voorspelt. Amersham hoopt een van de radiodiagnostica die met behulp van dit cyclotron worden gemaakt in te zetten bij de zogenaamde ‘differentiaaldiagnose’ van dementie. De ziekte van Alzheimer en Lewy body dementie (DLB) veroorzaken dezelfde symptomen. Sommige medicijnen voor Alzheimerpatiënten verergeren het ziektebeeld van mensen met Lewy body dementie, terwijl andere medicijnen juist bij DLB patiënten goed aanslaan. Het is dus van belang om te weten met welke ziekte men te maken heeft. ‘Het schijnt dat de symp-
Unieke samenwerking met Amersham Health
F OTO ’ S : B A RT VA N OV E R B E E K E
Een unieke samenwerking, zo noemt directeur van Acctec BV prof.dr. Martien de Voigt de relatie van de TU/e holding AccTec BV die gaat over de exploitatie van cyclotron en singletron en de Nederlandse vestiging van het radiofarmaceutisch bedrijf Amersham Health. Onderzoek en commercie gedijen broederlijk naast elkaar. Amersham betaalt in tien jaar driekwart van de investering die is gedaan voor het nieuwe cyclotron en de bijbehorende gemoderniseerde faciliteiten. Amersham Health is gevestigd in het Cyclotron gebouw aan de Dorgelolaan en heeft zo’n honderd mensen in dienst (80 fte). Het bedrijf maakt een groeifase door met de productie van de radiotracer om de ziekte van Parkinson op te sporen. De afzet pakt hoger uit dan werd verwacht. Dit jaar nog komen dertig mensen erbij, vertelt directeur Witsenboer. Nu er ook fysiek plaats voor hen is om te werken, kan beter aan de Europese vraag naar het product voldaan worden. De capaciteitsproblemen die er met het oude cyclotron waren, zijn de wereld uit. Voor de afzienbare toekomst hoeft het bedrijf zich daar geen zorgen om te maken. De huidige vestiging van Amersham Health op de campus van TU/e komt voort uit het TU/e studentenbedrijfje Cygne. In 1981 richtten een groep afstudeerders en promovendi samen met emeritus professor Henk Hagendoorn en professor Jeroen de Goeij de stichting Cygne (Cyclotronische toepassingen in de Geneeskunde Nederland) op, dat in 1985 een BV werd. De studenten werden de latere directeuren, en drie van de oorspronkelijke vijf zijn nog steeds betrokken bij het bedrijf. Cygne wist een deel van de markt voor radiofarmaceutica in Europa in handen te krijgen. De Europese klantenkring breidt nog verder uit wanneer Cygne samengaat met multinational Amersham Health in 1996. Momenteel kan Amersham Health zich wat betreft de radiofarmaceutica marktleider in Europa noemen. De Eindhovense vestiging van het bedrijf timmert meer dan ooit aan de weg en ontwikkelt nieuwe producten. Er gaan binnenkort klinische proeven van start om de bruikbaarheid van de radiotracer voor het onderscheiden Lewy body disease te kunnen aantonen. Als alles goed gaat, hoopt Amersham hiermee op vrij korte termijn op de markt te komen.
tomen van Alzheimer in 15 tot 20 procent van de gevallen symptomen van DLB blijken te zijn’, vertelt Amersham Health directeur ir. Ton Witsenboer. Amersham heeft vijf radiofarmaca gepatenteerd die worden toegepast in ziekenhuizen door heel Europa. Voorrecht
Onderzoeksgroepen van Biomedische Technologie en van Katalyse werkten met het oude cyclotron en gaan nu met de singletron en met de vierde bundellijn van het nieuwe cyclotron werken. Zij houden zich, zoals gezegd, bezig met fundamenteel onderzoek. Bijvoorbeeld naar de biologische elementenhuishouding tijdens een hartinfarct. Een andere onderzoeksgroep is bezig met de eigenschappen van polymeren die gebruikt zullen worden in de tv-schermen van de toekomst. De onderzoeksgroep Fysica en Toepassingen van
M
A
T
R
I
X
/
4
/
2
0
0
2
5
BELEID
Versnellers werkt aan de ontwikkeling van elektronenkanonnen en nieuwe methoden om versnelde elektronenstraling op te wekken in het laboratorium. ‘Als fysicus heb ik het voorrecht het diepst in de materie te kijken, en het is werkelijk prachtig de geheimzinnige wereld van het allerkleinste in aanraking te brengen met het medisch onderzoek en het functioneren van de mens’, vindt De Voigt.
‘Dit hypermoderne cyclotron vertegenwoordigt een groot potentieel voor de toekomst’, aldus hoogleraar prof.dr. Martien de Voigt, die na het opleveren van dit project met pensioen gaat, maar nog wel één dag in de week aan het werk blijft. ‘Dit is het beste wat er te koop is, en ook al hebben we nu niet alle capaciteit of beveiliging nodig, het dekt ook toekomstige behoeften’. Het nieuwe cyclotron heeft tien keer zoveel capaciteit als het oude en het gebouw biedt de wetenschappers veel meer plaats om hun werk te doen. Het cyclotron wordt voor een kwart gebruikt (één bundellijn) voor wetenschappelijk onderzoek, en voor driekwart (drie bundellijnen) voor de commerciële productie van zwak radioactieve stoffen voor ziekenhuizen in heel Europa. Daarbij is de Nederlandse vestiging van Amersham Health betrokken. Amersham betaalde zelf de nieuwe farmaceutische faciliteit en zal in tien jaar ook driekwart van de overige investering aan de TU/e vergoeden.
Protonenmicroscoop
Medische toepassingen
Maar onderzoek en commerciële productontwikkeling liggen niet altijd zo ver uiteen. Fundamenteel onderzoek verricht met behulp van het cyclotron heeft in ieder geval geleid tot belangrijke medische en technische toepassingen. Zo werd gebruik gemaakt van nieuwe inzichten in de biochemie en farmacologie van hersenaandoeningen en hun behandeling. Amersham Health ontwikkelde een radioactief diagnosticum waarmee de ziekte van Parkinson in een vroeg stadium herkend kan worden. Ook heeft het bedrijf succes met een ander
4
M
A
T
R
I
X
/
2
/
Wat doet een deeltjesversneller of cyclotron nu precies? Een cyclotron versnelt protonen tot 27% van de lichtsnelheid, ofwel 100.000 km per seconde, in een ronddraaiende beweging. Zo dringen de protonen diep in de atoomkern en smelten samen met de kern. Een nieuwe, radioactieve kern ontstaat en een zogenaamde isotoop is geboren. Isotopen worden in de gezondheidszorg gebruikt als een soort labels, ofwel ‘radiotracers’, waarmee tumoren en andere afwijkingen nauwkeurig vastgesteld kunnen worden. De steriele radioactieve diagnostische stoffen die Amersham maakt, hebben halfwaardetijden van twee tot dertien uur. Producten moeten snel naar de plaats van bestemming gebracht worden, anders verliezen ze hun radioactiviteit en dus hun waarde. Zo verliest Jodium 123, dat gebruikt wordt voor de nauwkeurige diagnose van de ziekte van Parkinson, elke 13,2 uur de helft van zijn radioactiviteit. Voor een ziekenhuis in Athene moet bijvoorbeeld tien keer de benodigde hoeveelheid worden aangemaakt, wil er na 24 uur op de plaats van bestemming genoeg van de werkzame stof over zijn om mee te werken. In het gerenoveerde deel van het Cyclotrongebouw is ook een zogenaamde singletron geïnstalleerd. Dit is een lineaire
2
0
0
2
versneller die met 10% van de lichtsnelheid 30.000 miljoen kilometer per seconde haalt en toegepast wordt voor nucleaire analyses en productie of modificatie van innovatieve materialen. Het apparaat met de microbundel wordt ook wel een ‘protonenmicroscoop’ genoemd omdat hiermee verschillende elementen in individuele cellen te onderscheiden zijn. Zo worden in het biomedisch hartonderzoek de veranderingen van concentraties natrium, kalium, calcium en andere elementen in kaart gebracht met een precisie van een micrometer en een gevoeligheid van een microgram op een gram. Dit geeft medici een beter inzicht in de ontwikkeling van een infarct en mogelijk herstel van de hartspier. Interdisciplinair onderzoek
In het technologisch onderzoek wordt de elementsamenstelling van complexe en zeer dunne multilagen vastgesteld met een diepteprecisie van enkele nanometers ofwel een duizendste micrometer. Deze precieze samenstelling bepaalt de functie, helderheid en lichtverstrooiing van ‘displays’ zoals tv-schermen. Isotopen als labels aan moleculen worden ook gebruikt door TU/e-onderzoeksgroepen om chemische of biomedische processen te volgen zonder die te verstoren. Dit betreft de ontwikkeling van nieuwe katalysatoren of het aantonen van een werkend metabolisme in levende weefsels. ‘Het interdisciplinaire karakter van het onderzoek wordt benadrukt doordat de versnellerfaciliteit met de analysemethoden behoren tot de faculteit Technische Natuurkunde, terwijl de toepassingen chemisch en biomedisch van aard zijn,’ aldus de Voigt. Een cyclotron produceert een dodelijke dosis straling als de versneller aanstaat. De ruimte is hermetisch afgesloten
en voorzien van 2,5 meter dikke muren. Een waterdicht beveiligingssysteem zorgt dat nooit iemand per ongeluk in de ruimte verzeild kan raken en dat er geen radioactiviteit ontsnapt. ‘Maar let wel, het is geen kernreactor. Een cyclotron kun je aan en uit zetten met een druk op de knop. Als het uitstaat, dan produceert het geen straling,’ legt De Voigt uit. Renovatie en nieuwbouw
Het ontwerp van het nieuwe en gerenoveerde Cyclotron gebouw is van de hand van architect en oud-TU/er ir. Erik Knippers. Hij koos om renovatie en nieuwbouw samen te voegen en kwam tot één indrukwekkend nieuw pand. Knippers keuzes in materialen en constructie zijn ingegeven door de zware veiligheidseisen op zowel radiologisch als farmaceutisch gebied. Een bijkomende technische
moeilijkheid voor het cyclotrongebouw is dat er met zowel farmacologische als radiologische veiligheidsmaatregelen rekening moet worden gehouden. Zo wordt in het lab van begin tot eind steriel gewerkt (aseptisch) omdat achteraf niets meer met hitte gesteriliseerd kan worden. Daarvoor moet met overdruk de niet steriele lucht worden buiten gehouden. Voor het cyclotron geldt het omgekeerde, onderdruk moet eventuele radioactiviteit juist binnen houden. Om dit euvel op te lossen is er in de gangen een soort bufferzone gemaakt en voldoet de luchtdruk in het lab en in de cyclotronruimte aan de regels. Mede door de dikke muren van de cyclotronruimte, kan er geen straling naar buiten ontsnappen. Het nieuwe cyclotron zal minder onderhoud vragen dan de oude en is, hoewel krachtiger, ook kleiner. ‘De infrastructuur van het Cyclotron gebouw
is optimaal voor onze bedrijfsvoering. We zijn oprecht trots op het resultaat,’ aldus Ton Witsenboer. Veertig jaar betrouwbaarheid
Na veertig jaar trouwe dienst wordt een nieuwe eigenaar gezocht voor de oude faciliteit, mogelijk in Oost Europa. Veertig jaar geleden schonk Philips een prototype cyclotron aan de universiteit. Het apparaat werkt nog perfect, maar was om verschillende redenen aan vernieuwing toe. Capaciteit en onderhoudsvraagstukken speelden daarbij een rol. Ton Witsenboer: ‘Wij hebben het oude cyclotron 22 jaar gebruikt voor de productie van radio-isotopen voor de gezondheidszorg. Welgeteld één keer konden wij niet leveren door een storing in de apparatuur. Zulke betrouwbaarheid is heel bijzonder en wordt nergens ter wereld geëvenaard’.
TU/e in de pers TU/e in de pers berichten uit landelijke en regionale bladen ‘IK BEN BLIJ DAT ER OP DIT MO-
‘ER ZIJN ZIEKENHUIZEN DIE
ALS IN DE JAREN VIJFTIG. MAAR
MENT IN ONS LAND WEER VAN
TIENTALLEN PROCENTEN EFFI-
DINGEN DIE EEN LES LEUK
ALLES GEROEPEN WORDT OVER
CIËNTER WERKEN DAN ANDERE.’
MAKEN, ZOALS NIEUWE ONT-
HET THEMA KENNISECONOMIE.’
‘ALS ER DOOR DE BEKENDHIED
KOMEN NIET AAN BOD.’
Prof.dr. RUTGER VAN SANTEN, rector magnificus van de TU/e in het artikel ‘Kabaal in het lokaal’ van NRC HANDELSBLAD van 21 maart 2003.
F O T O : R I TA V A N B I E S B E R G E N
Ing. AMANDUS LUNDQVIST, bestuursvoorzitter van de TU/ e, in het artikel ‘Het omzetten van kennis in bedrijfsmatigheid staat voorop’ in LINK van april 2003.
WIKKELINGEN IN INNOVATIE
Prof.dr. JAN CARPAY, hoogleraar beleid en organisatie gezondheidszorg in het artikel ‘Noodwet nodig voor de zorg’ in TROUW van 4 april 2003.
RONDOM MIJN BENOEMING ÉÉN
Prof. dr. Jan Carpay.
EXTRA STUDENT INTEKENT, IS ‘DE CAPACITEIT VAN EEN COM-
‘DOOR EEN VERSCHUIVING NAAR
‘HET KLIMAAT VOOR EXACTE STU-
PUTERCHOP VERDUBBELT ELKE
MEER CONTRACT-ONDERZOEK
DIES IS NIET UITNODIGEND GE-
ANDERHALF À TWEE JAAR. VAN OP-
KOMT HET MEER RISKANTE, UIT-
NOEG. JONGEREN VERWACHTEN
DAGENDE ONDERZOEK AAN DE
DAT ZE BIJVOORBEELD MET EEN
UNIVERSITEITEN IN DE KNEL.’
RECHTENSTUDIE SNELLER CAR-
LAADBARE BATTERIJEN MET HOOGUIT 5 TOT 7 PROCENT PER JAAR.’
Prof. dr. PETER NOTTEN, TU/e-hoogleraar elektrochemische opslag, in het artikel ‘Batterij achilleshiel van gsm en laptop’ in DE VOLKSKRANT van 24 april 2003.
DAT TOCH MOOI.’
Prof.ir. GIOK-DJAN KHOE, hoogleraar telecommunicatie, in het artikel ‘Eervolle benoeming Ieee (Institute of electrical and electronics engineers – red.) van Eindhovense prof’ in COMPUTABLE van 9 mei 2003.
‘HET BÈTA-ONDERWIJS OP HET VWO IS NOG NET ZO INGERICHT
RIÈRE MAKEN.’
Dr.ir. BAS DE RON, universitair docent faculteit Elektrotechniek, sectie elektromagnetisme in het artikel ‘Sturen van straling’ in DE VOLKSKRANT van 15 maart 2003.
M
A
T
R
Prof. dr. THEO BEMELMANS, Decaan van de faculteit Technologie Management, in het artikel ‘Eindhoven moet wereldtop zijn’ van het EINDHOVENS DAGBLAD van 13 mei 2003.
I
X
/
2
/
2
0
0
3
9
IN GESPREK
LEO COOLEN ALGEMEEN DIRECTEUR NWO
F OTO ’ S : B A RT VA N OV E R B E E K E
‘Dwarse onderzoekers zijn voor ons van grote waarde’ Toepassingsgericht, multidisciplinair en uit verschillende middelen betaald onderzoek. Het staat niet meer gelijk aan vloeken in de kerk. Maar het vraagt nog wel veel missiewerk om het onderzoeksveld ervan te overtuigen dat wetenschappelijk werk plaatsvindt binnen een samenleving die vroeg of laat moet profiteren van gedane arbeid. Deze taak is weggelegd voor de algemeen directeur van NWO prof.ir. Leo Coolen. ‘We willen kennis maatschappelijk bruikbaar maken. Een verandering die tegenkrachten oproept. Maar daaraan zie je dat je daadwerkelijk iets verandert.’
Toepassingsgericht, multidisciplinair en uit verschillende middelen betaald onderzoek. Het staat niet meer gelijk aan vloeken in de kerk. Maar het vraagt nog wel veel missiewerk om het onderzoeksveld ervan te overtuigen dat wetenschappelijk werk plaatsvindt binnen een samenleving die vroeg of laat moet profiteren van gedane arbeid. Deze taak is weggelegd voor de algemeen directeur van NWO prof.ir. Leo Coolen. ‘We willen kennis maatschap-
8
M
A
T
R
I
X
/
1
/
2
0
0
3
pelijk bruikbaar maken. Een verandering die tegenkrachten oproept. Maar daaraan zie je dat je daadwerkelijk iets verandert.’ Het woord missie neemt hij niet graag in de mond. Als jongen uit het katholieke zuiden krijgt hij hier een nare bijsmaak van . Liever spreekt hij van strategie. En die strategie is helder voor de TU/e-alumnus die in 1974 cum
laude afstudeerde aan de faculteit Elektrotechniek. ‘We willen in Nederland iets bereiken met de wetenschap. Het eerste is het zorgen dat wetenschappelijk onderzoek op voldoende hoog niveau blijft en dat het vernieuwend is. Hoe geef je kansen aan vernieuwende en dwarse inzichten? Die dwarse onderzoeker wordt hier regelmatig besproken. Het is een slimme man of vrouw die bewezen heeft voldoende kwaliteit te kunnen leveren. Deze onderzoeker heeft een idee waarvan anderen zeggen: ja maar, dit kan niet of dit doel is veel te ver weg. Deze mensen zijn van grote waarde. Onze mechanismen zijn erop gericht dat we dit bijzondere onderzoek kunnen identificeren en een kans geven.’ Bij individuele subsidies als die van de Vernieuwingsimpuls ‘Veni Vidi Vici’, is NWO erop gericht mensen die goeie ideeën hebben en die hebben bewezen over de nodige sociale, intellectuele en mentale bagage te beschikken, naar boven te halen, zegt Coolen. Maar voor NWO is het moeilijk om te beoordelen of een onderzoeker aan deze eisen voldoet. ‘Hulp van de universiteiten is daarbij essentieel. Wij zorgen voor budgetten en hoogwaardige procedures. De uiteindelijke beoordeling ligt bij de wetenschappers zelf. Wij zijn in dat opzicht ook maar een ‘kantoor’.’ Het tweede terrein waarop Coolen bezig is, is de maatschappelijke betekenis van onderzoek dat door NWO wordt betaald. ‘We willen de opgedane kennis maatschappelijk bruikbaar maken. Daar zet NWO sinds enige tijd nadrukkelijker op in. Die verandering roept tegenkrachten op. Daaraan zie je dat je daadwerkelijk iets verandert.’ De tegenkrachten zijn soms hardnekkig. ‘In het veld ligt het moeilijk. Daar vindt men dat er andere partijen zijn, zoals het ministerie van Economische Zaken en het bedrijfsleven, die al genoeg sturing geven aan het onderzoek. Deze mensen vinden dat wij ons voornamelijk moeten richten op het borgen van het wetenschappelijk niveau en vernieuwing. Dat is onze rol en dat blijft zo, maar we moeten ook de opgebouwde kennis verder dragen. Neem
een organisatie als STW (de Technologiestichting STW houdt zich bezig met het stimuleren van excellent technisch wetenschappelijk onderzoek aan de Nederlandse universitaire onderzoeksinstellingen, en het bevorderen van de toepassing van de resultaten van het onderzoek door derden –red.). Die krijgt voeding van NWO en EZ. Daar zie je dat de utilisatie als onderscheidend punt is opgenomen. Dat wil niet zeggen dat we garanderen dat opgedane kennis bruikbaar wordt voor de samenleving, maar als het nuttig kan zijn, willen we het snel gebruiken.’ Eindgebruiker
Deze manier van kijken is misschien niet bij alle onderzoeksgebieden van NWO even vanzelfsprekend, maar Coolen vindt wel dat alle onderzoekers oog moeten hebben voor de maatschappelijke waarde van hun onderzoek. ‘In de medische, exacte en chemische wetenschappen ligt dat meer voor de hand, maar de uitdaging is om dat ook voor de alfa- en gammawetenschappen te doen. En dat doen we dan ook. Je kunt daarbij niet zeggen: dit is een product met een bepaalde omzet. Het is meer een idee of inzicht dat zich kan vertalen naar organisaties op het gebied van bijvoorbeeld cultuur, normen en waarden of opleiding.’ Toch gaat NWO nog verder dan het stellen van eisen aan de maatschappelijke waarde van een onderzoek. ‘Wij gaan actief op zoek naar een mogelijke eindgebruiker. Bij STW zie je dat er een soort gebruikerscommissie wordt samengesteld. Zo’n commissie weet wat er speelt en wat de vragen uit het veld zijn. Hiermee stimuleer je de transformatie van kennis naar toepassing. We willen dat bedrijven vroegtijdig op de hoogte zijn van welke onderzoeken er lopen, zodat ze de resultaten daarvan snel kunnen toepassen. De vraag is of die bedrijven dan niet de richting van het onderzoek willen bepalen. Ja, dat willen ze en dat is hun goed recht. Wíj moeten zorgen dat we hier evenwichtig mee omgaan.’
M
A
T
R
I
X
/
1
/
2
0
0
3
9
IN GESPREK
gebied heeft zijn eigen cultuur, hartslag, planning en investeringsniveaus.’ Een belangrijke taak die NWO voor zichzelf heeft weggelegd is het stimuleren van onderzoek waarbij verschillende vakgebieden zijn betrokken. ‘Het was vaak zo dat een nieuwe vinding binnen één discipline werd gedaan. Nu zie je dat mensen van verschillende disciplines tot hele mooie dingen kunnen komen. Neem het Nationaal Regieorgaan Genomics (stimuleert en coördineert fundamenteel onderzoek aan universiteiten en onderzoeksinstituten op het gebied van het ontrafelen van het samenspel van genen, RNA, eiwitten en metabolieten bij het functioneren van cellen, organismen en soorten in hun omgeving –red.). Dat is een groot programma gefinancierd door verschillende ministeries. In de uitvoering werken wetenschappers vanuit verschillende disciplines samen, en ook het bedrijfsleven participeert. Het onderzoek heeft een grote chemische component, maar er komt veel informatieverwerking bij kijken, evenals natuurkunde en ethiek.’ Spiegelen Inwerken
Drie maanden geleden werd Coolen aangesteld als directeur van NWO, de Nederlandse Vereniging voor Wetenschappelijk Onderzoek. Deze vereniging heeft als doel het stimuleren van toponderzoek aan Nederlandse universiteiten en instellingen. Hiertoe heeft ze een jaarbudget van 440 miljoen euro, waarmee ze ruim vierduizend onderzoeksplaatsen kan financieren. Het grootste deel van de inkomsten komt van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, maar ook Economische Zaken en Landbouw dragen steeds vaker bij wanneer een onderzoeksgebied binnen hun portefeuille valt. De laatste vijfentwintig jaar was Coolen (1949) verbonden aan PTT en KPN. Contacten met NWO waren er dankzij zijn voorzitterschap van het Centrum voor Wiskunde en Informatica, een onderzoeksinstituut van NWO. Ook was hij lid van de bestuursraad van STW, de Raad voor Technische Wetenschappen van de Koninklijk Nederlandse Academie van Wetenschappen. Voorts is deze bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Maastricht bij het ministerie van EZ lid van de stuurgroep voor Innovatiegerichte Onderzoeksprogramma’s (IOP’s) en voorzitter van de Adviescommissie ICT-doorbraakprojecten. En nu dus Algemeen Directeur van NWO. Wat doet een directeur van NWO? ‘Als ik zo naar mijn agenda kijk, is dat deze eerste maanden veel inwerken, omdat NWO vrij complex is. We bestrijken heel veel gebieden. Alfa, bèta, gamma, het hele spectrum. Elk
1 0
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
Ook bij NWO is bekend dat Nederlandse bedrijven steeds vaker overwegen hun research en developmentafdelingen over te brengen naar het buitenland. Coolen ziet voor NWO een rol weggelegd het onderzoeksklimaat zo te stimuleren dat bedrijven zich niet gedwongen voelen te vertrekken. ‘Het is de taak van NWO de politiek, de maatschappij en de bedrijven te wijzen op de gevolgen van het vertrek van onderzoek uit Nederland. We moeten de oorzaken daarvan achterhalen en proberen deze weg te nemen. Wij zoeken contact met andere partijen zoals TNO, VSNU en werkgeversvereniging VNO-NCW om gezamenlijk een vuist te maken. Als bedrijven gedwongen zijn uit Nederland te vertrekken omdat hier onvoldoende wetenschappelijke basis is, dan heeft NWO iets niet goed gedaan. Het is onontkoombaar dat er soms een bedrijf vertrekt, maar er zal ook eens iets naar hier moeten komen.’ Coolen vindt dat deze internationalisering een andere mentaliteit vraagt van wetenschappers in Nederland. ‘We moeten af van de opstelling dat we ons hier aan elkaar spiegelen. We moeten meer internationaal georiënteerd zijn en ons spiegelen aan de besten in de wereld.’ Toch is het niet alleen de mentaliteit die moet verbeteren. ‘We willen extra middelen voor onderzoek, omdat we internationaal toch aan de onderkant raken van wat verstandig is. NWO moet nu heel veel kwalitatief hoogwaardig onderzoek afwijzen. Dat is heel jammer, want er is veel potentie in Nederland.’
bedrijfsleven nieuws DSM IN ZEE MET ROEIER TU/E Roeier ir. Dirk Lippits wordt de komende jaren F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
dubbel gesteund door DSM. Het chemieconcern is niet alleen Lippits’ werkgever tijdens diens net gestarte promotie aan de faculteit Scheikundige Technologie, maar is tevens zijn sponsor op sportief gebied. Lippits, die afgelopen najaar zijn ingenieursopleiding aan de TU/e afrondde, wist DSM te interesseren voor zijn afstudeeronderzoek. Hiervoor heeft hij zich gebogen over een methode om moeilijk te verwerken, sluitvaste materialen
Systems Institute. Het project legt zich toe op
Een technostarter is een ondernemer met min-
verwerkbaar te maken en deze te kunnen gebrui-
het efficiënt omgaan met systeem brede afhan-
stens een hbo-niveau die een nieuw high-tech
ken voor medische applicaties, zoals knie- en
kelijkheden (crosscutting aspects) in complexe
bedrijf opricht. Een groot deel van zijn bezighe-
heupprotheses. Zijn promotieonderzoek borduurt
embedded software systemen. Met crosscutting
den moet bestaan uit onderzoeks- en ontwik-
hierop voort.
aspects worden de module-overstijgende aspec-
kelingsactiviteiten. Unipartners selecteerde met
Lippits wist DSM ook enthousiast te krijgen voor
ten bedoeld die door het hele systeem lopen en
behulp van de Kamer van Koophandel een eerste
zijn sportieve aspiraties in de skiff. Het gevolg
die elkaar wederzijds beinvloeden. De vele cros-
groep; na een enquête blijkt dat 86 bedrijven die
is een sponsorovereenkomst tot en met de
scutting aspects maken het modulair ontwerpen
sinds 1998 zijn opgericht, aan de definitie van
Olympische Spelen in 2004.
van embedded systemen complex. Voor dit project
technostarter voldoen.
worden ASML-systemen als case genomen.
BEDRIJF IN GAMESERVERS Het computerspel Unreal Tournament wordt op
Het project dat per september van start zal gaan
Voor het studentenonderzoek is bij duizend
heeft een looptijd van 4 jaar, er zullen vanuit de
studenten, de helft TU/e en de helft Fontys, een
verschillende partijen in die vier jaar ongeveer 36
korte enquête afgenomen. 51 procent van de TU/
fte bij betrokken zijn.
e-studenten geeft aan zeker niet van plan te zijn
internet gespeeld en is momenteel erg populair.
binnen drie jaar na het afstuderen een bedrijf te
TU/e-student Huub van den Broek speelt het spel vaak en zag mogelijkheden in een bedrijf dat
beginnen dat binnen de technostarterdefinitie valt. Van de Fontysstudenten heeft 55,5 procent
TE WEINIG TECHNOSTARTERS
ruimte op internet biedt aan mensen die het nodig
die mening. Slechts 1,7 procent van de TU/e-stu-
hebben om spellen te kunnen spelen. Samen met
Hoeveel technostarters heeft de regio Zuid-Oost
denten en 2,7 procent van de Fontysstudenten is
zijn broer en een vriend startte hij begin dit jaar
Brabant en hoeveel Eindhovense studenten
zeker wel van plan een technostarter te worden.
Elite, een bedrijf dat zich momenteel voornamelijk
hebben de ambitie een eigen bedrijf op te star-
Te weinig startkapitaal en een te groot risico
richt op gameservers.
ten. Dit was de vraag die Syntens neerlegde
worden als belangrijkste drempels van een
De studenten hebben met een paar klanten getest
bij Unipartners, een academisch adviesbureau
eigen onderneming gezien. Ook het gebrek an
en hebben de server inmiddels naar Amsterdam
gerund door studenten. Syntens begeleidt onder-
goede ideeën en te weinig kennis over de op-
verplaatst. Zij zijn van plan hun bedrijf in de toe-
nemingen in het midden en kleinbedrijf.
startprocedure werden vaak genoemd.
komst uit te breiden met andere internetservices, zoals het maken van websites. Ook willen ze in de toekomst ruimte gaan bieden voor andere spellen dan Unreal Tournament. Voor meer informatie: www.eliteservers.nl.
Ondernemerswedstrijd voor studenten NEW VENTURE
EMBEDDED SYSTEMS INSTITUTE TIMMERT AAN DE WEG Recent heeft het Embedded Systems Institute weer een nieuw project binnengehaald: Ideals (Idiom Design for Embedded Applications on Large Scale). Het project wordt als zogenaamde ICT-doorbraakproject gesubsidieerd door het Ministerie van Economische zaken. In totaal is 1,75 miljoen euro aan subsidie toegekend. Partners in het project zijn het Embedded Systems Institute, ASML, Universiteit Twente, het CWI en de faculteit Wiskunde en Informatica van de TU/e. Het project wordt uitgevoerd onder regie van het Embedded
De wedstrijd New Venture bestaat uit drie rondes: productidee, haalbaarheidstest en ondernemingsplan. Twee natuurkundestudenten en een elektrostudent zijn door de tweede ronde gekomen met hun haalbaarheidstest. Elektrostudent Rico van de Vin deed een haalbaarheidstest voor de zogenaamde PD-Online. Dat is een diagnostisch instrument waarmee gedeeltelijke ontladingen in vermogenskabels kunnen worden gemeten en gelokaliseerd. De kabel kan hierbij in bedrijf blijven. Het instrument kan autonoom werken, metingen interpreteren en conclusies aan de gebruiker kenbaar maken. Ook Arjan Hamelinck en Joost Kost zijn door de tweede ronde. Zij deden een haalbaarheidstest met een zogenaamde Constant Speed Power Take Off (CS-PTO). In vrachtwagens worden door middel van Power Take Off’s (PTO’s) secundaire systemen aangedreven door de hoofdmotor. Het nadeel van deze PTO’s is dat hun toerental, en daarmee hun vermogen, afhankelijk is van het toerental van de dieselmotor. Door middel van een continue variabele transmissie unit met nieuw ontwikkelde software is een PTO ontwikkeld die elk gewenst constant toerental garandeert. Dit tweetal gaat ook door naar de derde ronde waarin een ondernemingsplan centraal staat.
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
1 1
ONDERWIJS
Bouwen met ballonnen Dubbelgekromde vlakken, vrije ongedefinieerde vormen, opgeblazen ballonnen. Begeleid door drie kunstenaars zijn studenten Bouwkunde dit voorjaar gestart met het project ‘Kunst-expopaviljoen, ontwerpen met vrije vormen en materialen’. Ze onderzoeken de blowing structure methode, een nieuwe methode voor het maken van vrije vormen. Eén van de ontwerpen van de studenten en kunstenaars moet daadwerkelijk gebouwd worden en dienst doen als expositiepaviljoen voor kunst.
Architectuur gaat steeds meer op kunst lijken. Vrije en gebogen vormen krijgen meer aandacht. Denk aan het Guggenheim-museum van Ghery in Bilbao uit 1997 of het Mezz popcentrum in Breda. In de twintigste eeuw werden al nieuwe dubbelgekromde constructies ontwikkeld. De vrije vormen werden in het verleden nog gedragen door de wetten van de mechanica. De architect Gaudí (18521926) bijvoorbeeld, of de constructeur Heinz Isler (1926), berekenden de mechanica van bouwelementen en kwamen zo op allerlei afwijkende bouwvormen. Bepaalde boogvormen waren niet alleen mooi, maar vooral efficiënt en stevig. Het gebruik van krommingen, ofwel nietorthogonaal bouwen, kwam voort uit het idee dat het effectief was.
1 2
M
A
T
R
I
X
/
2
De vrije vormen in de huidige architectuur zijn niet altijd meer gebaseerd op de mechanica. ‘De opkomst van de computer speelde hierbij een rol’, zegt Arno Pronk, docent Bouwtechnisch Ontwerpen (BTO) en leider van het project. ‘Vanaf de jaren negentig hebben ook ontwerpers de computer ontdekt voor hun werk. Daarmee bleken ze meer te kunnen dan met de tekenplank. Gekromde vlakken, bewegende gebouwen, alles was ineens mogelijk. Er ontstond een trend dat gebouwen steeds meer gingen lijken op de computergemaakte plaatjes, in plaats van andersom. Het resultaat was een mix, een stroom van allerlei dingen door elkaar, geleend vanuit andere disciplines. De architect werd steeds meer kunstenaar. Maar de bouwtechniek kon het niet altijd volgen.
/
2
0
0
3
De gladde plaatjes op de computer waren in de bouwpraktijk vaak niet realiseerbaar. Bouwtechniek en ontwerp kwamen in een spagaat terecht. Voor de universiteit ligt hier een gat om in te springen. Hoe brengen we ontwerp en bouwtechniek dichter bij elkaar? En hoe maken we dit soort vrije gebouwen?’ Panty’s en ballonnen
Een handige methode kan zijn de blowing structure methode. ‘Het principe hiervan bestaat al meer dan een halve eeuw’, legt Pronk uit. ‘Frei Otto en Heinz Isler experimenteerden er al mee. Isler blies ballonnen op en spoot er water overheen. Zodra dat water bevroor, ontstonden er een soort iglo’s. Ook heeft hij koepels gemaakt met een doorsnee van zeven meter. Zo kun je modellen maken van panty’s, ballonnen en ijzerdraad en die verstijven met polymeren, kunststof. Er ontstaan dan een oneindige hoeveelheid aan vormen.’ Vorig jaar is met deze methode een overkapping voor een openluchttheater in Soest ontworpen. ‘De tentconstructie had een boog nodig die als zeillat de tent moest opspannen. De boog moest stijf zijn, twaalf meter lang en heel licht, zodat hij als het ware zweeft in de constructie.
F OTO : O G C
De vorm van de boog was ingewikkeld, in het midden dikker dan aan de uiteinden. De oplossing was een opblaasbare mal te maken, die te omwikkelen met glasvezel, en dat vervolgens te impregneren met polymeren. Zo is er een stijve constructie verkregen die maar tweehonderd kilo weegt, maar wel zo sterk is als staal.’ Om deze methode op grotere schaal toe te passen heeft Pronk het ingebracht in het onderwijsprogramma voor derde- en vierdejaars studenten Bouwkunde van verschillende richtingen. Het project ‘Kunst-expopaviljoen, ontwerpen met vrije vormen en materialen’ is dit voorjaar van start gegaan. Pronk heeft, in samenwerking met de stichting Kunst en Openbare Ruimte (SKOR), contact gezocht met drie kunstenaars, Ronald Cornelissen, Jurgen Bey en Gabriel Lester. ‘Zij maken alledrie op kleine schaal een model, een opgeblazen vorm in de gewenste vorm, al dan niet met stijve elementen erin’, legt hij uit. ‘De studenten gaan deze ballon puntje voor puntje analyseren en uitvergroten. Ze moeten uitzoeken hoe de vorm zich
gedraagt en hoe een huid erover heen kan worden gespannen. Dat betekent vormen knippen volgens bepaalde snijpatronen, de huid in elkaar naaien en die over de ballon heentrekken. Vervolgens moeten ze bekijken wat ermee gebeurt als de vorm stijf is, dus de schaalwerking, de stevigheid van het object, berekenen. Welk materiaal kunnen ze het beste toepassen? Hoe dik moet het zijn? Hoe zal het object zich gedragen onder een dik pak sneeuw? Noem maar op.’ Uiteindelijk is het de bedoeling dat er daadwerkelijk een gebouw komt. Er zijn bepaalde eisen aan gesteld. Zo mag het niet groter zijn dan negen bij viereneenhalve meter en een kleine vier meter hoog. Er moeten maximaal zestien mensen in kunnen. Zeilmakerij Buitink zal de huid van het object maken, en Polycell de polyester koepels die op de huid worden aangebracht.
‘Het idee achter de samenwerking met de kunstenaars is dat het hier om hele vervreemdende vormen gaat’, zegt Pronk. ‘Het zijn vormen die dicht bij de interesses van kunstenaars liggen. Kijk maar naar Andy Warhol, die meermalen gebruik heeft gemaakt van opblaasbare constructies. Ook is het goed om de vormen te laten bedenken door mensen die iets verder van de bouwkunde afstaan. Als zíj iets bedenken dat realiseerbaar is, dan moet iedere architect ermee kunnen werken.’ Pronk heeft samen met SKOR de drie kunstenaars benaderd op basis van hun werk. ‘Zo heeft Jurgen Bey bijvoorbeeld krimpfolie over een Rietveld-stoel getrokken. Cornelissen maakt grote ruimtes met een bijzonder materiaalgebruik zoals objecten van karton en papier-maché of stenen van papier. En Lester werkt met transformatie van ruimtes door middel van licht.’ De kunstenaars zijn in de eerste sessie voorgesteld aan de studenten. Deze mochten aangeven met welke kunstenaar ze het liefst wilden werken. Er zijn drie groepen
Andy Warhol
Op dit moment zijn de drie kunstenaars bezig met het maken van een ontwerp.
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
1 3
ONDERWIJS
van zo’n vier studenten ontstaan, van verschillende disciplines binnen Bouwkunde. Vooral ontwerpende studenten hebben zich ingeschreven. ‘Ze zijn heel conceptueel bezig’, signaleert Pronk. ‘Ze hebben het bijvoorbeeld over het verschil tussen kunst en architectuur. Je ziet dat ze een legitimatie willen geven voor de vorm die ze maken. Ik bied ze een techniek aan; als ontwerpers vragen ze zich vervolgens af waaróm ze die methode gebruiken. Een legitimatie geven aan een vorm is heel normaal, en is tegelijkertijd het probleem van ontwerpen. De studenten gaan op zoek naar een antwoord daarop. Dat kost de nodige tijd.’ In juni worden de drie uiteindelijke ideeën gepresenteerd. ‘Een jury bepaalt welk
idee wordt uitgevoerd. De productie vindt plaats bij de Koepel op het Dubopark, aan de rand van het TU/e-terrein. De uiteindelijke plek is vóór Vertigo in het gras.’ Wereldtentoonstelling
Het bouwwerk moet een paviljoen worden voor de tentoonstelling van kunst. In de winter komt er een lichtkunstwerk in te hangen. Door het lichtdoorlatende karakter van de huid is dit van buiten waarneembaar. In de zomer kan er andere kunst in te zien zijn. Toevallig of niet had het Philips-paviljoen op de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1958 dezelfde functie. ‘De architect Corbusier heeft daar voor zijn doen een wild tentachtig ding neergezet met dubbel-
gekromde vlakken’, zegt Pronk. ‘Ook daar werd licht en kunst geëxposeerd. Ik werd daarop geattendeerd toen ik al lang en breed met dit project aan de gang was.’ Aan de uitvoering zullen de twaalf studenten niet meer toekomen. ‘Hopelijk komt er daarvoor een vervolgproject. Zulke projecten passen binnen de traditie van BTO. Zo is er een project geweest over gekromde betonconstructies en is de Skatebowl gemaakt. Het gaat erom de studenten te laten nadenken over het hele traject, van ontwerp tot en met uitvoering. Vaak gaat een onderzoeker er vervolgens mee verder, zoals bij de Skatebowl. Zo willen we een wisselwerking tussen onderwijs, bedrijfsleven en onderzoek stimuleren’, aldus Pronk.
vier vragen aan Prof.dr. Bert de With intro WETENSCHAPPELIJK DIRECTEUR VAN MAT TER
1 4
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
Waaruit bestaan grofweg genomen de toepassingen vanuit een functioneel onderzoeksactiviteiten van MATTeR? gezichtspunt, waarbij de aandacht voor Binnen het brede terrein van de materizeer tevreden met de nieuwe huisstijl die de structurele aspecten niet verwaarloosd aalwetenschappen en -technologie gaat in wordt. samen met ontwerpbureau Keja Donia deAmsterdam aandacht vaak naar het gedrag van werduitontwikkeld. Het beeldmonolithische materialen. Meer en meervan Waarop richten zich de toekomstige merk heeft volgens hem het voordeel echter wordt een in combinade eenvoud. ‘Hetmateriaal is hoogwaardige grafische ontwikkelingen? tievormgeving. met een ander materialen Hetofisandere doorzichtig, je hoeft er Recent heeft de onderzoekschool zich gebruikt. aanhoeft brandstofcellen, geheroriënteerd en daarbij zijn drie centraniets aanDenk uit tehierbij leggen, niet te puzdisplays, et is cetera. activiteiten richten le thema's naar voren gekomen. Het eerste zelen, het geen De esoterisch symbool. Di zich name op dede combinatie van matethema betreft ‘functioneel materiaalgezeermet tevreden met nieuwe huisstijl die het voordeel van de eenvoud. rialen waarbij de aandacht primair uitgaatin drag’. De aandacht gaat hierbij primair uit ‘Het samen met ontwerpbureau Keja Donia is hoogwaardige grafische metaalen anorganische films op polymenaar die eigenschappen en verschijnselen naar wetenschap en technologie van oxi- vormgeving. Amsterdam werd ontwikkeld. Het beeldren, metaalfilms op anorganische materiaHet is doorzichdie bepaald des en andere anorganische materialen in tig,len merk heeftworden volgensdoor hemde hetovergang voordeelvan van en deerverbinding je hoeft niets aan tussen uit te anorganische het niveau naar het microscodemoleculaire eenvoud. ‘Het is hoogwaardige grafische toepassingen zoals displays. Naast elek- leggen, materialen onderling. hoeft niet te puzzelen, pische/mesoscopische niveau en waarbij vormgeving. Het is doorzichtig, je hoeft er trische geleiding en de manipulatie daar- het is geen esoterisch symexperimenten modelvorming hand in van wordt er ook gekeken naar optische bool. niets aan uit en te leggen, hoeft niet te puzzeDiiszeer metMATTeR de Wat hettevreden belang van voor de hand nuesoterisch toe hebben tien promolen, gaan. het is Tot geen symbool. Di zeer effecten. Het tweede thema beslaat ‘nano- nieuwe Nederlandse kenniseconomie? huisstijl die samen met vendi hun proefschrift verdedigd zijnsamen er composieten’. Hierbij staat de controle tevreden met de nieuwe huisstijlendie Het direct afmeetbare belang ontwerpbureau Keja Donia in van een circa post-docs actief metvijf ontwerpbureau Kejageweest. Donia in Amster- op nanoschaal voor microtoepassingen organisatie als ontwikkeld. MATTeR is altijd moeilijk Amsterdam werd dam werd ontwikkeld. Het beeldmerk heeft voorop. Wederom concreet: micro-extrusie Hetprecies aan te geven. Voor de korte termijn beeldmerk heeft volgens Waar ligt hem het zwaartepunt het en -spuitgieten. Met name dit thema wordt hem volgens het voordeel binnen van de eenvoud. kun zeggen dat het onderzoek hetjevoordeel vannaast de eenonderzoek? op ‘Het het aangegeven terrein er uitgebreide ‘Het is hoogwaardige grafische vormgeving. getrokken door TNO. Het derde thema voud. is hoogwaardige MATTeR wil vooral een zijn waar Het is doorzichtig, je platform hoeft er niets aan uit bouwt voort op de bestaande, sterke wisMATTeR is een samenwerkingsverband binnen materiaalwetenschap -technologie te leggen, hoeft niet en te puzzelen, het voor is geen selwerking tussen een aantal onderzoede TU/e, waarin de faculteiten Scheikundige multimateriaalproblemen bestudeerd esoterisch symbool. Di zeer tevredenen met de kers op het gebied van wat zo mooi heet: Technologie, Wiskunde en Informatica en Technische Natuurkunde participeren. Daarnaast aan toekomstige nieuwe huisstijlingenieurs die samenovergedragen met ontwerpbu- ‘structural integrity’. Centraal hierbij staat bestaat er een sterke samenwerking met TNO, gewordt. Daarbij wordt geprobeerd deze hechting en levensduur van materialen aan reau Keja Donia in Amsterdam werd ontformaliseerd in het Materials Technology Centre multimateriaalaanpak te richten op nieuwe wikkeld. Het beeldmerk heeft volgens hem elkaar. Concreet moet gedacht worden aan (MTC).
onderwijs nieuws DRIE TU’S BUNDELEN MASTERS
Wetenschap & Technologie’ pleiten de drie TU’s voor brede, flexibele bacheloropleidingen en een gezamenlijke graduate school voor masteropleidingen. Dit initiatief moet het onderwijs aan de drie technische universiteiten aantrekkelijker maken. Stuurgroepvoorzitter drs.
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
In het onlangs verschenen ‘Sectorplan
Loek Hermans presenteerde het plan onlangs aan demissionair staatssecretaris drs. Annette Nijs van Onderwijs. Bachelorstudenten van de drie TU’s moeten in de toekomst makkelijk de
VIER NIEUWE MASTERS IN DE MAAK
HAVISTEN OP DE TU/E Volgens cijfers van de VSNU (Vereniging van
overstap kunnen maken naar alle masteropleidingen die de drie instellingen aanbieden.
Vanaf september 2003 wil de TU/e vier
Samenwerkende Nederlandse Universiteiten)
Eventuele tekortkomingen in kennis moeten
nieuwe interfacultaire opleidingen aanbie-
sneuvelen de meeste overstappers die vanuit
worden weggewerkt. Om zo’n flexibele door-
den. Deze vier opleidingen zullen starten
het hbo met een propedeusediploma instro-
stroom mogelijk te maken, zijn brede en flexi-
als afstudeerrichting – of track – en zullen
men in een universiteit al vaak in het eerste
bele bacheloropleidingen nodig die zich voor-
snel omgezet moeten worden in zelfstan-
jaar en doet zestig procent van hen langer dan
namelijk richten op regionale instromers. Op
dige masteropleidingen, die na afronding
drie jaar over de propedeuse. Met de presta-
de TU/e werken de faculteiten Scheikundige
van verschillende bacheloropleidingen
ties van hbo-instromers aan de TU/e valt het
Technologie, Technische Natuurkunde,
te kiezen zijn. De vier nieuwe program-
nogal mee. De studierichtingen van de TU/e
Werktuigbouwkunde en Biomedische
ma’s die de TU/e gaat aanbieden zijn:
worden door de studenten als vrij zwaar erva-
Technologie aan zo’n brede bacheloropleiding.
Sustainable Energy Technology, Systems &
ren. Als studenten er vooraf niet van overtuigd
In september 2004 moeten die opleidingen
Control, Embedded Systems en Information
zijn dat ze het echt aankunnen, zullen zij er
van start gaan. De drie TU’s hebben ook afge-
Security Technology. Totdat deze nieuwe
niet zo snel aan beginnen. Bij meer algemene
sproken om in het collegejaar 2004-2005 hun
opleidingen erkend zijn als zelfstandige
studierichtingen van algemene universiteiten
masteropleidingen onder te brengen in een
masters, hebben ze de status van afstu-
ligt dat waarschijnlijk heel anders. Cijfers
gezamenlijke graduateschool: ‘3TU Graduate
deerrichting.
van het studenten service centrum van de
School’. De masteropleidingen in Twente,
Als ze na verloop van tijd – de TU/e hoopt
TU/e bevestigen dit beeld. In 2000, 2001 en
Eindhoven en Delft die veel op elkaar lijken,
binnen twee jaar – erkend worden als
2002 ging het om respectievelijk 22, 19 en 49
worden samengevoegd tot één master, met aan
master hoeven studenten alleen formeel te
inschrijvingen van hbo-studenten. Van de 49
iedere TU specifieke specialisaties.
worden overgeschreven; aan de inhoud van
studenten van 2002 zijn er slechts 12 direct na
het onderwijsprogramma verandert niets.
het behalen van hun P-diploma doorgestroomd
Ook alle andere masteropleidingen starten
naar de TU/e. De rest van de studenten zit vaak
in september 2003. Daarom heeft de TU/e
al in het afrondende deel van de hbo-studie en
recent een voorlichtingsmiddag georgani-
schrijft zich alvast in aan de TU/e met een ne-
Het TU/e-project ‘Het Studiehuis overbrugd’
seerd om studenten te informeren over de
veninschrijving aan het hbo om daar intussen
heeft 36.500 euro subsidie ontvangen van de
nieuwe masteropleidingen.
af te studeren.
HET STUDIEHUIS OVERBRUGD
Stichting Weten, de instelling voor publiekscommunicatie over wetenschap en techniek. Het project is erop gericht vwo-leerlingen te
Visitatie Technische bedrijfskunde
interesseren voor technische opleidingen. De TU/e wil scholieren motiveren voor een exacte studie. Er loopt een aantal initiatieven, zoals de ontwikkeling van een profiellaboratorium bij Biomedische Technologie, Werktuigbouwkunde, Scheikunde en Elektrotechniek, waar scholieren praktische vaardigheden kunnen opdoen. De opleidingen Wiskunde, Informatica en Natuurkunde verzorgen masterclasses meer gericht op de inhoudelijke kant. Meer informatie over de aansluitingsprojecten van de TU/e is te vinden op www.osc.tue.nl/aansluiting.
Recent is de opleiding Technische Bedrijfskunde gevisiteerd. Het definitieve rapport hierover verschijnt aan het einde van 2003, als alle opleidingen Bedrijfskunde gevisiteerd zijn, maar de commissie geeft na afloop van de visitatie een mondelinge rapportage over haar bevindingen. De opleiding Technische Bedrijfskunde zou meer aandacht moeten besteden aan de studenten die een verkorte of deeltijdopleiding volgen. Andere punten van kritiek die de commissie genoemd heeft hebben betrekking op het te lage propedeuserendement en de beperkte aandacht voor maatschappijvakken. Ook vindt de commissie dat eerstejaars studenten intensiever begeleid moeten worden. De visitatiecommissie is verder onder andere positief over de ernst en de diepgan van de opleiding, de interactie tussen onderwijs en onderzoek binnen de opleidingen en de betrokkenheid van studenten.
M
M A
TA
RT
IR
XI
/X
/1
2/
/
2 2 00
00
3 1
1 75
De ruimte in met de HID-lamp
1 6
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
Energiezuinige HID-lampen bestuderen in de ruimte, zonder last van zwaartekracht. Dat gaat de Nederlandse astronaut André Kuipers volgend jaar doen in het internationale ruimtestation ISS. Het experiment is een samenwerking tussen de faculteit Technische Natuurkunde van de TU/e en Philips. De Gemeenschappelijke Technische Dienst van de universiteit en de Bedrijfsgroep Laboratoriumautomatisering Natuurkunde spelen een grote rol. ‘Het is uniek dat dit in eigen huis gebeurt.’
F OTO ’ S : B A RT VA N OV E R B E E K E
Als het om experimenten in de ruimte gaat, zijn het altijd de gespecialiseerde bedrijven, zoals Dutch Space (voorheen Fokker Space) en Daimler Aerospace, die de hardware maken. Volgend jaar is het aan de TU/e om een onderzoeksproject te ‘lanceren’. De European Space Agency (ESA) heeft het groene licht gegeven voor onderzoek naar een HID-lamp door Gerrit Kroesen, hoogleraar van de groep Elementaire Processen in Gasontladingen (EPG) van Technische Natuurkunde (TN). In het voorjaar van 2004 verblijft de astronaut André Kuipers acht dagen in het internationale ruimtestation ISS, en zal daar onder meer experimenten uitvoeren voor dit onderzoek. Om voor deze ‘eer’ in aanmerking te komen moest het onderzoek aan een aantal criteria voldoen. ‘Het moest een wetenschappelijke urgentie hebben, haalbaar zijn én een maatschappelijk belang dienen’, zegt Gerrit Kroesen. ‘Vooral op dat laatste scoorden wij hoog.’ De faculteit TN werkt al jaren intensief samen met Philips Lighting aan de HIDlamp (High-Intensity-Discharge). Dat is een zeer zuinige lamp die werkt op gasontlading. De HID-lamp zet veertig procent van het elektrisch vermogen om in licht. Bij een doorsnee gloeilamp is dat ongeveer vier procent. De lampen zijn al in gebruik op kleine schaal, onder meer te koop bij Philips. Ze worden gebruikt voor etalageverlichting, het belichten van gebouwen of koplampen van auto’s. Maar voor grootschalig gebruik anderszins zijn ze nog niet geschikt, onder meer vanwege een te grote instabiliteit. ‘De ontwikkeling van de HID-lamp wordt gehinderd door bepaalde verschijnselen in de lamp’, legt Kroesen uit. ‘In de dwarsrichting treedt er ontmenging op: componenten in de kern van de lamp bewegen anders dan componenten aan de rand. Dat leidt bij verticaal branden weer tot effecten in de lengterichting. Die hebben te maken
met de zwaartekracht. Als een HID-lamp in verticale positie brandt, ontstaat er een hele sterke convectie, dat is het opstijgen van warme lucht. Het midden van de lamp wordt heel warm, zo’n 5000 graden Celsius, terwijl de wand 1000 graden is. Daardoor leidt de dwars-ontmenging tot een lengte-ontmenging: de lamp heeft op elke positie in de lengte een andere kleur. Verder treedt er nog een ingewikkeld verschijnsel op met de naam ‘helische instabiliteit’. Het plasmakanaal, normaalgesproken in één rechte lijn, krijgt een spiraalvorm en gaat ronddraaien. Met als gevolg dat de lamp gaat flikkeren, wat natuurlijk niet de bedoeling is.’ Als plasmafysicus is Kroesen geïnteresseerd in dit verschijnsel. ‘Ik wil hier mijn vinger achter krijgen. Dat kan alleen als de convectie niet in de weg zit, als je dus de zwaartekracht kunt uitschakelen. Door het experiment in de ruimte willen we de processen beter begrijpen. Daar kunnen we dan weer modellen van maken voor verder
M
A
T
R
onderzoek. Zodat er op den duur betere lampen ontwikkeld kunnen worden.’ Friese staartklok
Kroesen werkt aan de proefopstelling samen met vijf afstudeerders van zijn groep. De hardware is tot stand gekomen dankzij de ondersteuning door de Gemeenschappelijke Technische Dienst (GTD) en de Bedrijfsgroep Laboratoriumautomatisering Natuurkunde (BLN). De BLN heeft vooral data-acquisitie gedaan, zodat de metingen van de computer goed verricht en opgeslagen kunnen worden. De GTD heeft het hele mechanische en elektrische stuk ontwikkeld. ‘Het is de eerste keer dat deze twee diensten zo nauw hebben samengewerkt’, zegt Kroesen. ‘Er zitten mánjaren aan werk in. Bij de GTD hebben tien tot vijftien mensen er drie maanden lang fulltime aan gewerkt, bij de BLN waren dat er drie.’ Het is een heel complex apparaat geworden. ‘Het bestaat uit twintig lampen in een
I
X
/
2
/
2
0
0
3
1 7
ONDERZOEK
enorm van elkaar, tot en met de spanning uit het stopcontact. En dus ook wat betreft veiligheidsvoorschriften.’ Inmiddels zijn de GTD en BLN op gebied van ruimtevaart voldoende bijgepraat. ‘Nu moeten we de zaak nog certificeren voor de ruimtevaart. Een bedrijf in Eindhoven, Thales Cryogenics, is bevoegd voor certificering van de vibrationele testen. En het bedrijf Netronics in Geldrop doet de certificering op elektronicagebied. Beide bedrijven werken vaker voor de ESA.’
draaibare carrousel, met een camera, een laser en nog veel meer. Normaalgesproken is er voor zo’n opstelling een compleet laboratorium nodig. Nu gaat het de ruimte in en mag het dus niet groter zijn dan een doos. Er komt een koepel omheen om alles luchtdicht te houden. Alles is zeer specifiek vervaardigd, met allerlei creatieve oplossingen bedacht door de medewerkers. Zo is er een messing mechanisme ingezet om de carrousel te draaien, ontleend aan het aandrijfprincipe van een Friese staartklok. Heel eenvoudig, maar uiterst nauwkeurig.’ De kennis op gebied van ruimtevaart moesten de medewerkers zich eigen maken. ‘De technische kennis voor een dergelijk experiment was al in huis. Er is veel ervaring met plasma, metingen, mechanische constructie en het optimaliseren daarvan. Maar het ruimtevaartaspect is heel ingewikkeld. Je hebt dan bijvoorbeeld te maken met trillingsbestendigheid. Het apparaat moet de lancering van de raket doorstaan, wat met veel trillen gepaard gaat. Je moet nadenken hoe je het in het ruimtestation hangt, waar de stroom vandaan komt, hoe de warmte afgevoerd wordt. Dan zijn er nog allerhande veiligheidsvoorschriften. De ESA hamert daar enorm op. Er mag tijdens het experiment niets fout gaan, want dan komt het leven van de astronauten in gevaar. Via bedrijven als Fokker en via de ESA en de NASA hebben we de benodigde informatie achterhaald. Je moet aan alles voldoen, voor de béide delen van het ruimtestation. Dat bestaat namelijk uit een Russisch deel en een Amerikaans deel. Die verschillen
1 8
M
A
T
R
I
X
/
2
Vrije val
De complexiteit van de opstelling is de reden waarom andere gespecialiseerde bedrijven zich er niet aan hebben gewaagd. ‘Er moest in korte tijd veel werk verricht worden waarvoor zeer specifieke expertise nodig was’, zegt Kroesen. ‘Bedrijven kunnen daar vaak niet zomaar op inspringen. Als TU/e hebben we de specifieke apparatuur en kennis, de input vanuit verschillende disciplines en diensten én een aantal briljante denkers binnen die diensten. We zijn meteen van start gegaan toen we groen licht kregen van de ESA.’ Oorspronkelijk was de vlucht van Kuipers dit najaar gepland. Maar door het neerstorten van de Columbia-shuttle werd dat uitgesteld. ‘Een tragedie natuurlijk, maar het heeft ons een half jaar langer de tijd gegeven om alles voor te bereiden.’ Dit voorjaar hebben Kroesen en zijn mensen uitgeprobeerd of de testlampen wel geschikt zijn voor het experiment in de ruimte. ‘We zijn met de afstudeerders en medewerkers van de GTD, de BLN en Philips naar Bordeaux afgereisd. Daar hebben we een aantal paraboolvluchten gemaakt, in een speciaal vliegtuig van de ESA. Dat maakt dan vanaf grote hoogte een vrije val gedurende twin-
/
2
0
0
3
tig seconden. Die twintig seconden treedt er microzwaartekracht, gewichtloosheid op. We hebben drie dagen lang dagelijks 31 parabolen gemaakt. Tegelijkertijd voerden we testen uit, zodat we iets meer te weten zijn gekomen over het gedrag van de lamp en de prestaties van de apparatuur.’ Die apparatuur heeft de vuurproef voorbeeldig doorstaan. Alles bleek te werken. Maar het gedrag van de lamp was in bepaalde opzichten anders dan de groep gedacht had. ‘We hadden de instabiliteit verwacht tijdens de microzwaartekracht, maar die trad juist op tijdens de hyperzwaartekracht, als het vliegtuig weer optrekt. Gelukkig zijn we daar achter gekomen. Anders hadden we Kuipers met de verkeerde lampen de ruimte ingestuurd. We zijn nu aan het uitzoeken wat voor lampen het precies moeten worden. In het najaar gaan we weer een aantal paraboolvluchten doen. Ik wil niet het risico lopen dat het in de ruimte kan misgaan.’ De paraboolvluchten zijn niet helemaal vergelijkbaar met het ruimtestation. ‘Daar is de situatie stabieler’, legt Kroesen uit. ‘Gelukkig maar. Tijdens de paraboolvluchten hadden we maar twintig seconden. Maar als in het ruimtestation één van de twintig lampen aan gaat, begint het experiment pas na tien minuten, als het goed en wel gestabiliseerd is. Zo komen alle lampen in de carrousel aan de beurt voor een test op een specifiek onderdeel. André Kuipers blijft acht dagen in de ruimte, en zal één of twee dagen met dit experiment bezig zijn. Hij moet bijvoorbeeld de laser regelen en de meetgegevens bijhouden. Op basis daarvan moet hij beoordelen of het experiment aan een lamp afgesloten kan worden of nog even moet doorgaan. Deze zomer krijgt hij daarvoor een afrondende training. Hij heeft
ook meegedraaid tijdens de paraboolvluchten. Hij is dus al behoorlijk op de hoogte.’ Voor het zover is moet er nog veel gebeuren. Zo moet er nog een keuze gemaakt worden in welk deel van het ruimtestation het experiment wordt uitgevoerd, het Amerikaanse of het Russische. ‘Beide hebben voor- en nadelen, bijvoorbeeld over de manier waarop warmte afgevoerd wordt. In het Russische deel wordt er gekoeld aan de lucht, in het Amerikaanse aan een koude plaat. Maar daar is het de vraag hoe we het experiment aan de plaat moeten bevestigen. Groot voordeel van het Amerikaanse deel is
de directe link met de aarde, zodat we live kunnen zien wat er gebeurt en instructies kunnen doorgeven. Maar de Russen zijn over het algemeen veel makkelijker om mee te werken. Bij de NASA gaat het er allemaal erg rigide aan toe.’ In november moet het werk klaar zijn. Dat het gaat lukken is zeker, daar is Kroesen van overtuigd. ‘Ik heb al een paar keer horen zeggen dat dit één van de meest ingewikkelde experimenten in een ruimtestation is tot nu toe. Waar de gespecialiseerde industrie het laat afweten, gaan wij met onze interne diensten de uitdaging wel aan. Bedrijven, ook
in het buitenland, hebben al laten weten de diensten in de toekomst vaker te zullen benaderen als het om experimenten in de ruimte gaat. Het is te hopen dat er ook meer maatschappelijk relevante testen komen. De meeste onderzoeken in de ruimte zijn bedoeld voor de ruimte zelf, bijvoorbeeld over het welzijn van de astronauten. Een soort ‘inteelt’ noem ik dat. Dit is één van de weinige experimenten met een maatschappelijk belang. Dat is precies wat de ESA wil promoten. Vandaar dat wij deze kans hebben gekregen.’
0p stage ervaringen van een TU/e-student in het buitenland
Een stageplaats op industrieafval Jeroen Huijbers, (?)jaars student bij de faculteit Scheikundige Technologie, verblijft in Noorwegen voor een stage bij Hydro Porsgrunn Industrial Park, een bedrijf dat gevestigd is op de grootste industriële site die in dit Scandinavische land te vinden is. De site waar ik drie maanden stage loop, is gebouwd op een kunstmatig eiland van ongeveer anderhalve vierkante kilometer, dat de afgelopen tachtig jaar is ontstaan door het storten van industrieafval in de zee. De voornaamste producten die in Porsgrunn door Hydro worden geproduceerd, zijn NPK- en CN-kunstmest, magnesium legeringen en PVC. Negentig procent hiervan is bestemd voor de export. In de fabrieken en ondersteunende afdelingen werken ongeveer 2600 mensen. Ik werk in het researchcentrum en maak deel uit van de afdeling ‘Production and Technology’ van Hydro Agri. Dit is een business unit die wereldwijd ongeveer zes procent van alle kunstmest produceert. Daarmee is het ook ’s werelds grootste producent. Mijn af-
3 6
M
A
T
R
deling houdt zich bezig met procesverbetering en productontwikkeling. Wanneer er in de productie problemen zijn, moeten wij die zo snel mogelijk oplossen, zodat de productiecapaciteit en de specificaties van het product gewaarborgd blijven. Ruimte voor innovatie is betrekkelijk klein, omdat alle producten deel uitmaken van de bulkchemie, waarin de marges zeer klein zijn. Een echt researchcentrum is het naar mijn mening dus niet, omdat fundamenteel en toegepast onderzoek bijna niet voorkomt. Het biedt mij echter wel de mogelijkheid meer te zien van het productieproces en de problemen die zich daarin voordoen. Mijn inbreng wordt ook zeer gewaardeerd. Maar natuurlijk heb ik ook een hoofdopdracht voor mijn stage. Ik ben hier in Noorwegen om
I
X
/
4
/
2
0
0
2
een oplossing te vinden om een verontreiniging, namelijk fluoride, uit een productiestroom van calcium nitraat (CN) te halen. Het is toegepast onderzoek en heeft al enkele veelbelovende resultaten opgeleverd. De operators zien ook wel wat in mijn ideeën. Dat is op zich al een goed teken en een flinke stap in de goede richting. Het is namelijk niet zo makkelijk om de operators en fabrieksverantwoordelijken een oplossing die jij bedacht hebt, ook echt te laten implanteren. In Noorwegen is er, door verschillende wetten, bijna geen sprake van machtsverschillen in de bedrijfsorganisatie. Iedereen kan zich dus, tot op bepaalde hoogte, tegen beslissingen verzetten. Een leuk voorbeeld van deze ‘macht’ is dat de operators in de fabriek van mening zijn, dat het toevoegen van salpeterzuur aan de productiestroom een positief effect heeft. Maar sinds een half jaar ervaart men verderop in de productie grote problemen met de daardoor ontstane hoge zuurgraad. Vanuit onze afdeling
M
A
T
R
is voorgesteld om simpelweg minder zuur toe te voegen aan de productstroom, maar dit gaat in tegen de ervaring van de operators en fabrieksverantwoordelijken. Daarom worden er nu experimenten uitgevoerd waarbij nog meer zuur wordt toegevoegd om zodoende aan te tonen dat meer zuur slecht is voor het productieproces en dat minder zuur toevoegen geen negatieve gevolgen zal hebben. Op zich wel grappig, maar het kost veel tijd en geld. Deze en nog veel meer ervaringen doe ik hier op en het geeft mij een beter beeld van de chemische industrie en de problemen die zich hierin voordoen. Ook een volstrekt andere wereld dan de universiteit, want resultaten moeten hier goedkoop en snel tot stand worden gebracht. Ervaringen die ik kan gebruiken wanneer ik een baan vind in de chemische industrie in Nederland.
I
X
/
2
/
2
0
0
3
1 7
SAMENWERKING
G E D E E L D E M AT E R I A L E N B I B L I O T H E E K N I E U W S T E PROJECT INDUSTRIAL DESIGN EN DESIGN ACADEMY
‘In designvak ontkom je niet aan samenwerking’ ‘Eindhoven heeft een naam hoog te houden in de design wereld. Met twee top designopleidingen in één stad kunnen we naar buiten toe beter samen een krachtig imago opbouwen’, stelt Simone de Waart, intermediator de Design Academy.
Niet alle organisaties die willen samenwerken, nemen de moeite om iemand aan te stellen om te zorgen dat er ook daadwerkelijk iets van de mooie voornemens terechtkomt. De jonge TU/e faculteit Industrial Design (ID) en de internationaal bekende Design Academy Eindhoven hebben dat wel gedaan. Ontwerper Simone de Waart is vanaf september 2002 elke week één dag op de TU/e en één dag op de Design Academy bezig met haar taak als intermediator. Ze doceert ID het vak materials in design en werkt op haar eigen bureau Loods 5 Ontwerpers. De ontwerper is voor deze functie gevraagd onder meer vanwege het feit dat ze een van de initiatiefnemers voor het Design Platform Eindhoven was, en een groot netwerk in het vakgebied heeft opgebouwd. ‘Industrial Design en de Design Academy hebben elkaar veel te bieden vanuit hun specifieke benadering van design. Het is niet de bedoeling dat de twee instellingen op elkaar gaan lijken. Ze hebben ieder een eigen cultuur en plek binnen het vakgebied. Maar samenwerking heeft alleen zin tussen twee verschillende partijen op basis van respect. Zie het maar als een soort huwelijk tussen strategische partners die elkaar nodig hebben, versterken en aanvullen.’
2 6
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
Blauw licht
Een groep stelde voor dat kleding in de toekomst schoongemaakt zou kunnen worden met een speciaal blauw licht in de kast en met speciaal geheugenmetaal zichzelf weer zou strijken en opvouwen. Anderen bedachten een ‘slow motion economy’ met een fiets monorail (fiets naar de monorail op je speciale overdekte fiets, click je fiets in het systeem en word verder vervoerd naar je bestemming). Een andere groep dacht onder begeleiding van een coach van Philips na over de gezondheidszorg in China, waar er weinig moderne infrastructuur bestaat. De groep adviseerde de multinational uit te gaan van de kleinschalige gezondheidszorg die naar de mensen toegaat. Deze zou verbeterd kunnen worden met mobiele laboratoria en empirisch onderzoek naar traditionele Chinese gezondheidszorg, vond men. Uit een enquête achteraf bleek vrij unaniem dat zo’n soort conferentie voor herhaling vatbaar is. Zij het dat de meeste deelnemers één week te kort vonden voor lezingen én workshops waar bruikbare ideeën uit moesten komen. ‘Zo’n gezamenlijke conferentieweek was
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
Design, voor zowel de TU/e faculteit Industrial Design als
De samenwerking moet tot uiting komen in gezamenlijke projecten, workshops, gebruik van faciliteiten, en onderzoek. ‘Ik kan natuurlijk nooit zeggen dat mijn werk gedaan is, het is een proces. Ik ben er om gelegenheid te scheppen en initiatief te nemen, de betrokkenen moeten het verder invullen’, merkt De Waart op. Het eerste grote project waarin de studenten en docenten van de twee instellingen met elkaar samenwerkten was een conferentie en werkweek over Sustainability in Design in april. Reacties van de deelnemers varieerden van confronterend tot inspirerend. Verschillende studenten hadden het zelfs over een cultuurschok. ‘TU/e’ers zijn wat meer zakelijk ingesteld en Design Academy mensen meer kunstzinnig. Het was een soort cultuurschok. We kwamen wel dichter bij elkaar na de discussies die we hebben gevoerd’, zei TU/e ID student Sal Bosman. ‘TU/e Industrial Design studenten zijn geneigd om alles op hun laptop te doen. Design Academy studenten gaan eerder tekenen, met materialen aan de slag en modellen maken’, beaamt De Waart. Na een conferentiedag van afwisselende lezingen gingen tien groepen studenten met de nieuw verworven ideeën over duurzame, milieuvriendelijke producten aan de slag in workshops. Na vier dagen praten en bouwen aan modellen, werden de resultaten gepresenteerd.
een goede start van het proces’, meent De Waart. ‘Studenten hebben even kunnen proeven hoe het is om te werken in een multidisciplinair team, met mensen van verschillende niveaus en met verschillende invalshoeken. In dit vak ontkom je niet aan samenwerking.’ De TU/e faculteit Industrial Design besloot samen met de Design Academy onlangs een materialenbibliotheek op te richten die material sense zal worden genoemd. Een faciliteit op de TU/e voor gebruik door de studenten en medewerkers van beide opleidingen. Maar het is volgens De Waart ook een initiatief dat veel betekenis zal hebben voor toekomstige projecten. Het is de bedoeling dat met de materialen geëxperimenteerd kan worden en dat steeds nieuwe gegevens aan de bibliotheek toegevoegd worden. Een technische benadering van materiaal past goed in de manier van werken van de TU/e faculteit ID, die bijvoorbeeld bezig is met intelligente materialen. Maar ook bij de Design Academy richting ‘Het Atelier’ wordt nagedacht over materiaal, men is daar meer bezig met de beleving van een materiaal, of het gevoel dat het zou kunnen geven. Bij uitstek dus een onderwerp om gezamenlijk aan te pakken. In materiaalontwikkeling komen belevingswaarden en technologische ontwikkelingen samen. Simone de Waart start nu aan een materialenbibliotheek in een ruimte van de TU/e. Een lokaal dat vol moet komen te staan met speciale archiefkasten waarin voorbeelden van alle denkbare materialen die interessant zijn voor ontwerpers, ondergebracht in verschillende verzamelingen. ‘Het is belangrijk dat materialen fysiek aanwezig zijn. Dat je alles kunt vastpakken, voelen, ruiken en bekijken. Het moet een fysieke verzameling worden. We hopen in te spe-
len op de nieuwsgierigheid van studenten en ook nieuwe ontdekkingen te zien.’ Een gewone database moet eveneens deel uitmaken van de materialenbibliotheek. Daarin wil De Waart technische specificaties van elk product opnemen, maar ook informatie aanbieden over de gevoelswaarde. Bijvoorbeeld als een materiaal een zachte uitstraling heeft maar hard is, of andersom. In de materialenbibliotheek moet ruimte zijn voor wisselende exposities van nieuwe of opmerkelijke materialen. ‘Ik stel me een laboratorium voor waar ook plaats is om te experimenteren’, vervolgt de ontwerper. De Waart heeft als materialenexpert nogal wat zendingswerk te verrichten als het gaat om het tastbaar en praktijkgericht maken van een ontwerp in een vroeg stadium. ‘Kijk, je kunt wel alles modelleren op je laptop, maar het is heel anders als je een product daadwerkelijk in je handen hebt. Dat moment komt nu vaak pas aan het eind van het ontwerpproces. Ik probeer studenten te laten zien dat ze ook geïnspireerd kunnen raken door de eigenschappen van een materiaal aan het begin het proces. Soms kunnen neveneffecten of combinaties van materialen juist centraal komen te staan. Daar is ook binnen bedrijven behoefte aan. Die dingen moeten ontwerpers leren zien’. Een onlangs afgesloten project met TNO, de unit ‘entertainment’ van ID en de afdeling ‘well-being’ van de Design Academy is volgens De Waart een goed voorbeeld van samenwerking binnen beide onderwijsprogramma’s. De onderzoekers en studenten werken aan een manier om rechtstreeks vanuit een CAD-tekening een product te maken,ofwel rapid manufacturing, in dit geval voor kinderen. Een van de producten waar ze aan werken is een wereldbol met uitneembare landen als een soort puzzelonderdelen, waarbij ieder element is uniek. Samenwerking moet er ook komen tussen beide instellingen en aankomend ontwerpers. De onderzoeksgroep ‘user centered engineering’ van Industrial Design werkt aan het ontwerp van de ideale digitale werkomgeving. De Waart: ‘Op de Design Academy kijkt men naar dit onderwerp vanuit het kantoor van de industrial designer. Op de TU/e meer vanuit de mens als computergebruiker. Masterstudenten van de Design Academy doen een deel van het onderzoek en Industrial Design gaat er mee verder. Ze vullen elkaar aan, zo kun je echt iets voor elkaar betekenen.’
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
2 1
DE VONK
P R O F . D R . I R . A R T H U R VA N R O E R M U N D ( 5 2 ) HOOGLERAAR MIXED SIGNALS MICROELECTRONICS
‘Je opgedane kennis móet je overdragen’ Van een afstand bezien lijkt Arthur van Roermund’s leven zich beurtelings af te spelen in Delft en Eindhoven. Hij werd in de eerste stad geboren, studeerde er elektrotechniek en was er vanaf 1992 zes jaar hoogleraar. Daarvoor werkte hij zeventien jaar als onderzoeker op het Natlab in Eindhoven. Drie en een half jaar geleden maakte hij de overstap naar een leerstoel bij de TU/e-faculteit Elektrotechniek. Sinds kort beheert hij ook de portefeuille onderzoek van zijn faculteit. F OTO : V I N C E N T VA N D E N H O O G E N
2 2
‘Ik kom uit een echte ingenieursfamilie. Mijn vader was directeur van de Topografische Dienst in Delft. Op de HBS werd het duidelijk dat ik goed was in de bètavakken. Een onderzoekende natuur heb ik altijd gehad. Thuis haalde ik radio’s en tv’s uit elkaar. Ik snapte niks van die buizen en heb wel eens opdonder gehad van twintig kilovolt toen ik een beeldbuis lostrok. Of dat een Philips-tv was kan ik
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
me niet meer herinneren. Als klein kind deed ik de raarste dingen om uit te zoeken hoe iets werkte. Bijvoorbeeld aan een batterij likken: dat proefde zout! Dus duwde ik vervolgens een lampje in een pak zout om te kijken of dat aanging. De bekende elektronicadozen van Philips hadden ook een grote aantrekkingskracht op mij. Elektronica had toen nog een gezicht, nu is het een black box. Na mijn
examen werd het dus de studie elektrotechniek. De elektrotechniek heeft veel veranderingen doorgemaakt. Wat is er allemaal niet gebeurd sinds de transistoren van de jaren vijftig? De laatste tien jaar is de research echt geëxplodeerd en het vakgebied is nu enorm complex. Ik heb eerlijk gezegd geen goed beeld van de drijfveren van de huidige generatie studenten. Wat ik wel weet, is dat het geen studie is voor calculerende studenten die met minimale effort hun punten binnen proberen te halen. Ik merk dat de gedreven studenten weer aangetrokken worden door de fysische uitdagingen van het vak. Ze willen precies weten hoe het nou zit. Ik werk graag met jonge mensen. Binnen Philips was het Natlab de meest jonge omgeving. Wat mij naast de research ook drijft is het overbrengen van kennis. Onderwijs geven geeft me een kick. Uiteindelijk, het klinkt heel banaal, kom ik onder de groene zoden te liggen. En wat heb je dan aan al die opgedane kennis, als je die niet aan anderen hebt overgedragen?’ Academische vorming
‘Wij moeten in onze groep het onderzoek bewust focusseren. We moeten het in het onderzoek hebben van de verdieping, niet van de verbreding. Maar ik wil wel voorkomen dat onze studenten met oogkleppen naar de werkelijkheid kijken. Ik vind het belangrijk dat een elektrotechnisch ingenieur ook echt academicus is. Daarom ben ik voorstander van een goede academische vorming voor studenten. Een academicus die zijn plaats in de gemeenschap waar wil maken, hoort vanuit zijn vakgebied een brede kijk te hebben op alle aspecten van het leven. Een academicus moet kunnen relativeren. Er zijn nog teveel wetenschappers die denken alles te kunnen verklaren en bewijzen. Ik kan daar
niet goed tegen. Wie kritisch doorvraagt stuit in elke wetenschap op een aantal keiharde aannames die niet te bewijzen zijn. En dat zouden wetenschappers zich wat meer moeten realiseren. Daarnaast moet je niet-rationele processen niet veronachtzamen: we noemen ze niet-rationeel omdat we niet precies weten hoe ze verlopen. In wezen zijn gedachten en gevoelens gebaseerd op rationele processen, maar dan op een hoger niveau. Alle systemen in de natuur zijn gebaseerd op het efficiënt reduceren en bewerken van data tot relevante gegevens. Deels is dit te vergelijken met wat we in de techniek fuzzy logic noemen. Bovendien bestaan alle basisoperaties in de natuur, of het nu gaat om de hersenen of de fysiologie van planten, in wezen uit parallelle processen. Ieder voor zich zijn ze vrij onnauwkeurig, maar juist door hun samenhang krijgen ze nauwkeurigheid.’ Philips Natlab
‘In mijn zeventien jaar bij Philips Natlab ben ik vaak geswitcht van onderzoeksthema: van analoge elektronica naar programmeerbare digitale videoprocessoren, videobeeldbewerking, architectuurontwerp voor tv en ‘multiwindowtelevisie’. Na al die jaren ben ik hier aan de TU/e uiteindelijk weer teruggekomen bij mijn eerste onderzoeksonderwerp. De ‘fysische laag’ van de elektrotechniek. In de beginjaren was dat fysische niveau in de elektrotechniek dominant. Later speelde het onderzoek zich meer af op het niveau van het circuit en de systeembouw. Alles werd complexer. De vraag hoe die complexiteit beheerst moest worden, werd steeds belangrijker. Ooit was de basiselektronica analoog. Maar digitaal, met zijn abstracte nullen en enen, is steeds meer opgerukt, omdat het het functionele ontwerp kan ontkoppelen van de fysica. De fysische
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
2 3
DE VONK
voor het primaire proces. Mijn echte motivatie haal ik uit het onderzoek. Maar ik vind het ook leuk om taken aan elkaar te koppelen. Een hoogleraarfunctie is nog zowat de enige functie, waarbinnen je management, leiderschap, wetenschap en techniek kunt combineren.’ Overlap
F OTO : V I N C E N T VA N D E N H O O G E N
blokken - de elektronica zelf dus - zijn eigenlijk nog steeds analoog, en waren tot voor kort relatief eenvoudig en door anderen te maken. In de term digitale elektronica schuilt dus eigenlijk een contradictie. Tegenwoordig kunnen grote processoren giga-operaties per seconde uitvoeren, maar al die digitale informatie moet wel worden aan- en afgevoerd, van en naar de chip. De fysische laag, de analoge kant van de zaak dus, wordt nu door de extreem hoge eisen, weer opnieuw de dominante factor.’ Delft en Eindhoven
‘Rond 1992 vroeg de TU Delft of ik de stap naar de universitaire onderzoekswereld wilde zetten. Ik merkte dat er in de tussentijd veel was veranderd. Veel mensen in het bedrijfsleven hebben nog een beeld van de universiteit dat gebaseerd is op de eigen ervaringen uit de jaren zestig en zeventig. Overgedemocratiseerd, ingeslapen, enzovoorts. Eerlijk gezegd vind ik dat het er aan de universiteit vaak veel enerverender aan toegaat dan ik als onderzoeker binnen het bedrijfsleven heb meegemaakt. Ik woonde sinds 1975 al in de regio Eindhoven. Toen ik in Delft ging werken, reed ik zeven jaar lang iedere dag op en neer. We wilden wachten tot onze vier kinderen hun school hadden afgemaakt. Daarna was het de bedoeling dat we zouden gaan verhuizen. Maar toen kwam de leerstoel aan de TU/e vrij. Daardoor werd ik gedwongen om mijn zaken nog eens op een rijtje te zetten. Ik wilde op dat moment eigenlijk niet weg. Maar nog achttien jaar in Delft blijven? Ik ben blij dat ik de stap gezet heb om in Eindhoven weer iets nieuws te beginnen. Binnen de faculteit is hier de afgelopen jaren veel veranderd. Er zijn meer jonge mensen binnengekomen. De sfeer is goed en er is een visie op de richting die we moeten volgen. Ik ben sinds kort bestuurslid onderzoek van de faculteit. Besturen zie ik als een afgeleide taak, omdat het nodig is
2 4
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
Ik ken nu twee technische universiteiten van binnen. Ik geloof niet dat we de drie zusterinstellingen tot één TU kunnen omvormen. Er is alleen al het praktische punt van de afstand. Het is niet zinvol om voor een uurtje college in Delft een hele dag aan reizen kwijt te zijn. Natuurlijk zijn er zaken die je samen kunt doen, maar dan hoef je nog niet te fuseren. Ik kan me wel iets voorstellen bij een discussie over profileren. Ieder heeft zijn eigen sterktes. En het is ook niet meer te doen om in je eentje een nieuwe ICtechnologie op te zetten. Bedrijven kunnen dat al niet meer aan. Maar voor honderd procent complementair zijn, werkt ook niet. Een zekere overlap is nodig, ook omdat je studenten regionaal instromen. Wat die instroom betreft vind ik de ontwikkelingen in het VWO behoorlijk beangstigend. We hebben de laatste jaren al een beweging zien ontstaan die zich afkeerde van techniek en de harde bètastudies. En dan liggen er nu weer plannen om het aandeel van wiskunde en natuurkunde in de VWO-profielen terug te schroeven. Ik ben bang dat zowel de kwaliteit als de kwantiteit zwaar achteruit zal gaan. Dat is een grote fout in het regelsysteem dat in Nederland door de Haagse politiek wordt aangestuurd. Want met een tekort aan goed opgeleide mensen zakt de economie in. Ik vrees dat er mensen verantwoordelijk zijn voor dat regelsysteem die zelf niet snappen hoe het werkt. Bovendien hebben ze geen benul van de indicatoren en geen idee van de belangen van het bedrijfsleven. En ik ben echt niet iemand die alleen zweert bij techniek; andere zaken zijn ook belangrijk. Maar de balans hangt nu wel erg scheef.’ Muziek
‘Ik vind teveel dingen leuk, dat is mijn probleem. Ik kan me geweldig ontspannen bij muziek. Maar ik heb geen tijd voor actieve muziekbeoefening. Wanneer je als persoon je energie teveel verspreidt, gaat dat ten koste van de kwaliteit. Dat concentreren van energie is ook nodig voor een onderzoeksgroep. Je moet niet teveel zijpaden inslaan, ook al zijn er nog zoveel interessante onderwerpen. Als wetenschapper vind ik het bijvoorbeeld een interessante vraag hoe het komt dat muziek zo’n enorme invloed op mensen kan hebben. De één wordt er rustig van, de ander raakt er door bezeten. Hoe werkt dat in de hersenen? Het halen van een bepaald niveau in een onderzoeksgebied vraagt om concentratie. Ook hier geldt: als je je energie te veel verspreidt, dan haal je nergens de gewenste kwaliteit. En juist van het er bovenuit stijgen krijg je een kick. Ik ben pas naar een conferentie geweest in Amerika. Dat betekent dat ik me een week lang ongestoord heb kunnen concentreren op nieuwe ontwikkelingen in mijn vakgebied. Je komt weer op ideeën en dat zorgt voor de nodige adrenaline. Kicks zijn ontzettend belangrijk!’
Cum Laude genieten Culinair genieten op academisch niveau. Dat is wat u op de eerste etage van het hoofdgebouw van de TU/e mag verwachten. In de sfeervolle ambiance van de University Club kunt u rekenen op de meest smakelijke culinaire hoogstandjes. Voor een informele lunch met collegae, een zakelijk diner met relaties of gewoon voor een goed glas en een even goed gesprek. Kom uw smaak eens op de proef stellen in de University Club.
U bent van maandag t/m vrijdag van 09.00 uur tot 21.00 uur van harte welkom. Voor speciale gelegenheden openen wij op uw verzoek ook in het weekend de deuren.
Den Dolech 2 5612 AZ Eindhoven • Telefoon 040 - 2475550 • Fax 040 - 2475551
ONTWERPEN
ontwerper in opleiding
Wilmet van Dijk om het probleem goed af te bakenen. Inmiddels werk ik aan het wiskundig model dat de basis vormt voor een te ontwikkelen beslissingsondersteunend computermodel. Het model biedt managers niet alleen inzicht in de toekomstige ontwikkeling van het personeelsbestand, maar zal ook berekenen hoeveel nieuw personeel op welke plek in Nederland geworven moet worden. Daarnaast is het een stochastisch model (in tegenstelling tot veelal gebruikte deterministische modellen) wat veel inzicht geeft in de onzekerheden op langere termijn.
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
In september 2001 is ir. Wilmet van Dijk (24) na afronding van de opleiding Technische Bedrijfskunde aan de Universiteit Twente aan de postdoctorale opleiding Logistics Management Systems begonnen. Deze opleiding heeft Van Dijk gekozen omdat zij zich nog niet helemaal klaar voelde voor de arbeidsmarkt. Vanaf maart 2003 is Van Dijk bij NS Reizigers bezig met haar opdracht: het opzetten van een lange termijn capaciteitsplanning voor rijdend personeel. Van Dijk: ‘ Ik heb de eerste weken vooral veel mensen uit verschillende disciplines geïnterviewd
2 7
ONTWERPEN
Studenten ontwikkelen
‘high-tech’ fotostudio Door een duikongeluk liep John Geven dertien jaar geleden een dwarslaesie op, waardoor hij in een rolstoel terechtkwam. In fotograferen vond hij een nieuwe uitdaging in zijn leven. Een grote wens van hem, een eigen fotostudio, vergt behoorlijk wat aanpassingen. TU/estudenten van diverse faculteiten werken sinds een jaar in projectvorm aan de realisatie van de fotostudio.
‘Toen ik plannen had om spullen aan te schaffen voor mijn eigen fotostudio, kwam ik in contact met iemand die bij Philips werkt’, vertelt Geven, als hem gevraagd wordt hoe hij met de universiteit in contact gekomen is. ‘Die man dacht dat er aan de TU/e wel mensen geïnteresseerd zouden zijn in zo’n soort project. Ik werd in eerste instantie doorverwezen naar Bouwkunde, maar die faculteit dacht dat het niet bij Bouwkunde paste. Toen heb ik zelf decaan Jan Janssen van Biomedische
2 8
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
Technologie benaderd, die ik kende omdat hij bij me in het dorp woont. Janssen zag het wel zitten om er studenten mee aan de slag te laten gaan.’ Het werd uiteindelijk een interfacultair project dat openstaat voor studenten van alle faculteiten. Verschillende groepjes studenten werken achtereenvolgens aan de vele deelproblemen. Ten tijde van het interview was de zesde groep bezig met het project ‘TU/e-students put high-tech in a photo studio’. Sindsdien hebben zich nog twee groepen bij dit project aangesloten. Tot dusverre hebben studenten van de faculteiten Werktuigbouwkunde en Biomedische Technologie (BMT) aan dit project meegedaan, maar nu doen tevens twee wiskundestudenten mee. Ook het team van begeleiders is interfacultair: ir. Rens Kodde en dr.ir. René van de Molengraft zijn beiden universitair docent bij Werktuigbouwkunde en dr.ir. Ivonne Lammerts is wetenschappelijk medewerker bij BMT. Lammerts vertelt welke algemene opdracht aan dit project is meegegeven: ‘Ontwerp een hoogwaardige en ergonomische fotostudio, rekening houdend met de lichamelijke beperkingen van John en uitgaande van zijn eisen en wensen als opdrachtgever. Dit met het doel dat John straks op professionele wijze foto’s kan maken van objecten en modellen’. De beperkingen waar Geven mee te maken heeft als hij wil fotograferen, zijn bijvoorbeeld het afstellen
van de lampen en schermen, het bedienen van de camera en het instellen van de positie van de camera. Dit kan hij niet handmatig. Lammerts voegt daaraan toe dat Geven ondanks zijn beperkte handfunctionaliteit goed overweg kan met een computer. ‘Daarom zou het mooi zijn als hij alles vanachter zijn computer kan uitvoeren. Vijf verschillende lampen en een digitale camera moeten door John, aangestuurd vanuit de computer, kunnen worden gepositioneerd en georiënteerd. Dit willen we realiseren met behulp van een mens-machine interface. Het wordt een complex systeem dat in verschillende richtingen moet kunnen bewegen en draaien. Veiligheid is hierbij een belangrijk aspect, de objecten mogen niet tegen elkaar of tegen de te fotograferen objecten of modellen botsen.’ Tastbaar project
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
Om dit uiteindelijk te bereiken, houdt iedere groep zich bezig met een deelaspect van het project. Eerdere groepen hebben zich bijvoorbeeld beziggehouden met de camera, schermen, lampen en het lampenpositioneringssysteem. Om de camera door de ruimte te kunnen laten bewegen, heeft de opdrachtgever zelf een onderstel van een rolstoel kunnen regelen. De zesde groep heeft zich beziggehouden met de ontwikkeling van een soort ‘robotarm’ die de camera met dit onderstel moet verbinden. Omdat Geven zijn studio wil gebruiken voor product- en modelfotografie moet de camera vanuit alle posities tussen het plafond en de vloer kunnen fotograferen. Ten tijde van het interview liep groep zes net tegen het einde van de vijf weken aan die de groep aan het project mocht besteden. ‘De meeste projecten bij W duren vijf weken, maar dat is voor dit project eigenlijk te kort’, zegt Martijn Verdonck, student Werktuigbouwkunde. Daarom heeft hij, samen met medestudenten Erik Tabak en Matthijs Dolsma, er nog vijf weken aan vast mogen plakken. ‘Hierdoor kunnen we het gedeelte waar we ons mee hebben beziggehouden, de constructie tussen het onderstel en de camera, verder uitdiepen.’
Verdonck is enthousiast over het project omdat het zo tastbaar is: ‘Vaak bestaan projecten uit fictieve opdrachten of zit er veel rekenwerk aan vast. Het leuke aan dit project is ook dat je regelmatig contact heb met de opdrachtgever’. Geven komt iedere vrijdag met zijn vader naar de TU/e voor een bijeenkomst met de studenten en hun begeleiders. Dan worden de ideeën of resultaten van de studenten besproken en wordt in overleg met Geven besloten waarmee ze doorgaan. De studenten zien het als een groot voordeel dat zij nu nog een projectperiode langer aan de fotostudio mogen doorwerken. ‘Bij een nieuwe groep duurt het wel een maand voordat de studenten ingewerkt zijn. Wij kunnen onze opgedane kennis en ideeën nu ook echt uitwerken’, aldus Dolsma. ‘Aan het einde van de volgende vijf weken hopen we een heus werkend prototype klaar te hebben. Daarmee kan John dan thuis in de fotostudio wat testfoto’s maken zodat het prototype daarna verbeterd kan worden.’ Of dit prototype er aan het eind van de projectperiode staat, hangt volgens de studenten vooral af van de levertijden van de verschillende onderdelen. Sinds een aantal maanden is er ook een student-assistent met het project bezig, Werktuigbouwkunde-student Klaas van der Molen. Hij houdt zich bezig met het lampen-positioneringssysteem. Lammerts: ‘Niet ieder onderdeel van het project is even makkelijk in projectvorm te gieten, zeker niet als het gaat om de realisatie van een ontwerp of om het ontwikkelen van een stuk software. Klaas verzorgt de aansturing van de lampen en ontwikkelt een stuk software, zodat John straks alle lampen vanachter de computer kan positoneren en roteren’. Het belangrijkste doel van het project is het verwezenlijken van de droom van John Geven; een compleet computergestuurd systeem voor zijn fotostudio. De studenten hoeven geen verslag te maken, maar presenteren hun resultaten mondeling aan de opdrachtgever en zetten deze tevens op een website die door Geven zelf is opgezet (http://www.bmt.tue.nl/fotostudio/).
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
2 9
onderzoek nieuws RECLAMEDETECTIE Recent is ir. Egbert Jaspers bij de TU/e gepromoveerd op zijn proefschrift ‘Architectuurontwerp van videobewerkingssystemen op een chip’. Videobewerking en chiparchitectuur zijn en blijven twee aparte disciplines die redelijk onafF OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
hankelijk van elkaar ontwikkeld worden, terwijl ze beide belangrijk zijn voor het eindresultaat. Jaspers pleit in zijn proefschrift voor een betere samenwerking tussen deze twee disciplines. Jaspers start in 1993 bij de groep Videoprocessing and Visual Perception bij het Natlab. In de loop van de tijd ging hij zich steeds meer toeleggen op het grensvlak van applicaties en architectuur. Een voorbeeld is ‘Picture in Picture’, een videobeeld met een klein tweede videobeeldje op het hoofdbeeld), waarbij de
integraal moet gebeuren met het bouwen van de
teren. Dat heeft grotendeels te maken met de
vraag rijst hoe je dit soort bewerkingen op een
architectuur. Het algoritme heeft invloed op hoe
kosten. Het doel is een systeem te maken dat zo
chip moet afbeelden. Een van de belangrijkste
de architectuur moet worden gebouwd en de ar-
goedkoop mogelijk is bij een zo hoog mogelijke
conclusies hierbij was dat het vertalen van de
chitectuur heeft invloed op welk algoritme moet
performance. Dat kan alleen door algoritme en
gewenste functie door middel van een algoritme
worden gebruikt om de functie te implemen-
architectuur beter op elkaar af te stemmen.
NIEUW LEEFGEBIED IN EGYPTE
verspreiden, wil de overheid juist in het zuiden een nieuwe leefgemeenschap realiseren. De
De Egyptenaar Usama El Fiky, AIO bij de ca-
Egyptische overheid heeft geregeld dat El Fiky
paciteitsgrope architectuur van de faculteit
in Nederland kan promoveren. Tot nu toe heeft
Bouwkunde ontwerpt voor zijn promotieonder-
El Fiky voornamelijk informatie verzameld die hij
zoek een huisvestingsbeleid voor een nieuwe
nodig heeft voor zijn project. Hij zal in zijn pro-
regio in Egypte. Het nieuwe leefgebied zou in het
motieonderzoek verder enquêtes en workshops
zuiden van Egypte gecreëerd moeten worden.
organiseren om te testen of zijn prototype in de
Het noorden van Egypte is zeer dichtbevolkt. Het
smaak valt. Als het prototype af is, zit zijn werk
is moeilijk om er aan woonruimte of een baan te
erop. Dat zal over ongeveer drie jaar zijn.
komen. Om de inwoners meer over het land te
Gesteld ‘Tegenwoordig bepaalt het inkomen van de vrouw de auto die men rijdt en het huis waar men in woont.’ (Stelling bij het proefschrift ‘Olefin Expoxidations Catalyzed bij MicelleIncorporated Homogeneous Catalysts’ van Joost Heijnen) ‘Wetenschap zou pas echt vrij zijn zonder de hegemonie van de tijdschriften.’ (Stelling bij het proefschrift ‘Depolarization Wave and Mechanics in the Paced Heart’ van Roy Kerckhoffs)
3 0
M
A
T
R
I
X
/
2
/
‘Het besluit om stellingen bij een proefschrift aan de TU/e optioneel te maken doet weinig recht aan de kwaliteit van eerder geformuleerde stellingen.’ (Stelling bij het proefschrift ‘Modelling of a Fluorescent Lamp Plasma’ van Bart Hartgers)
‘De rol van cryptografen in recente Hollywoodfilms (‘The Recruit’ en ‘Die Another Day’) is bevorderlijk voor de aanwas van wiskundigen in Nederland.’ (Stelling bij het proefschrift ‘Speeding Up Subgroup Cryptosystems’ van Martijn Stam)
‘De uitspraak ‘geen tijd’ is een eufemisme voor ‘geen prioriteit’.’ (Stelling bij het proefschrift ‘Self-Managing Teamwork and Psychological Well-Being’ van Heleen van Mierlo)
‘Alleen een echte monarchist schrijft met een kroontjespen.’ (Stelling bij het proefschrift ‘Tactical Design of Production-Distribution Networks’ van Sanne Smits)
2
0
0
3
BANDENTESTMACHINE NAAR EINDHOVEN De bandentestmachine van de TU Delft komt in juni naar de TU/e. Prof.dr. Henk Nijmeijer van de faculteit Werktuigbouwkunde zal het apparaat gaan inzetten bij zijn onderzoek naar bandmodulering en band en geluid. De bank, de enige in Nederland en misschien ook de enige in zijn soort in de wereld is in het verleden veel gebruikt door onder meer bandenfabrikanten. TNO Wegtransport was regelmatig te vinden in de ruimte en het feit dat Wegtransport naar Helmond verhuist is een voordeel. Nijmeijer verwacht dat een deel van de commerciële activiteiten die in Delft gedaan werden, nu naar Eindhoven verhuizen. Nijmeijer verwacht dat het onderzoek zich de komende tijd op ‘band en geluid’ zal richten. Het gaat hierbij om het geleuid binnen en buiten de auto als gevolg van het contact tussen weg en band. Er is grote vraag naar geluidsarme banden
Veni-beurzen voor drie TU/e’ers
en de verwachting is dat op dit gebied nog veel vooruitgang geboekt kan worden.
Drie jonge TU/e’ers zijn in de prijzen gevallen bij de Veni-beurzen die de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) te verdelen heeft. Dr.ir. Emiel Hensen van de faculteit Scheikundige Technologie krijgt voor zijn project met de titel ‘Selective alkane craking to lower olefins by small-pore zeolites’, over een periode van drie jaar een bedrag van tweehonderdduizend euro van NWO en de TU/e. Hij onderzoekt een alternatieve route voor het maken van olefines, de grondstoffen voor bijna alle plastics. De gebruikte methode waarbij aardoliemoleculen onder een temperatuur van duizend graden Celsius tot etheen en propeen gekraakt worden is zeer energie-intensief en dus milieubelastend. Hensen werkt aan een alternatieve, meer duurzame route om aan etheen en propeen te komen, via katalysatoren. Hensen kijkt specifiek naar zeoliet-katalysatoren. Dr.ir. Martijn Willemsen promoveerde vorig jaar aan de faculteit Technologie Management met een proefschrift over keuzegedrag en weging van positieve
TU/E HOOG OP EU-RANGLIJST
en negatieve aspecten daarin. In dit onderzoek liet hij zien dat bij het maken van keuzes de negatieve aspecten van een optie meer gewicht krijgen in het
De TU/e staat op een gedeeld ederde plaats als
keuzeproces en dat de mate waarin negatieve aspecten zwaarder worden gewo-
het gaat om de wetenschappelijke impact van
gen sterk afhangt van de methode waarop de voorkeur wordt gemeten. Met de
zijn publicaties. Dat blijkt uit een EU-onderzoek
Veni-beurs borduurt Willemsen hierop voort. Hij concentreert zich op de vraag of
naar de kwaliteit van het wetenschappelijk
mensen in keuze-situaties de voorkeur geven aan positieve of negatieve beschrij-
onderwijs en onderzoek in Europa. De TU/e
vingen.
scoort even hoog als de Technische Universiteit
Ook dr.ir. Joachim Gudmundsson van de faculteit Wiskunde en Informatica is in
München en hoeft slechts de Engelse univer-
de prijzen gevallen. Hij is werkzaam op het gebied van computationele geome-
siteiten Oxford en Cambridge boven zich te
trie. Zijn onderzoek gaat over het zoeken naar de meest functionele keuzes in
dulden. Nederland staat in totaal met zes uni-
het verbeteren van netwerken. Netwerken voor bijvoorbeeld autoverkeer, treinen
versiteiten in de ‘top-2-‘ en is daarmee Europees
of telecommunicatie zijn kwetsbaar als een deel ervan plat gaat. Bestemmingen
topscorer. De impact van universiteiten is de
worden niet direct gevonden, maar via een omweg. De vraag is dan welke route
mate waarin wetenschappelijke publicaties over
het meest voordelig is en hoeveel tijdsverlies optreedt. Maar ook speelt de vraag
wetenschappelijk onderzoek dat aan een univer-
of er een extra verbinding moeten worden aangelegd om maximaal voordeel te
siteit is verricht, wordt geciteerd in ‘leidende we-
halen uit de investering. Er bestaan op dit moment nauwelijk computerprogram-
tenschappelijke publicaties’ vergeleken met het
ma’s die in staat zijn antwoord te geven op dergelijke vragen. Gudmundsson ont-
gemiddelde van alle universiteiten ter wereld.
vangt een Veni-beurs van tweehonderdduizend euro om er de komende drie jaren
Als dat gemiddelde op 1 wordt gesteld, scoren
onderzoek naar te doen.
de TU/e en München 1,40. Cambridge en Oxford scoren respectievelijk 1,55 en 1,48.
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
3 1
ONDERZOEK
Wat heeft het openingsgedrag van voedselblikjes te maken met het modelleren van een vlam? Niets, behalve dat twee recente onderzoeken hiernaar behoren tot de beste TU/e-studies van het afgelopen jaar. Tijdens de dies natalis eind april werd het werk van de beste afstudeerders, ontwerpers en gepromoveerden van de TU/e gehonoreerd met een prijs.
Markiyan Kychma MTD won de UFE-prijs van vijfduizend euro met een project over reclameblokdetectie in opdracht van het Philips Digital System Lab. De prijs is ingesteld door de Stichting Universiteitsfonds Eindhoven en gaat jaarlijks naar de beste ontwerper van het Stan Ackermans Instituut. De digitale opname-apparatuur die Philips ontwikkelt, zoals DVD- en HD-recorders, zal in de toekomst wellicht zijn uitgerust met een systeem dat reclameblokken herkent. Na opname van de gewenste programma's
moet de gebruiker kunnen kiezen wat er gebeurt met de reclameblokken die het programma doorkruisen: versneld weergeven, handmatig overslaan of automatisch weglaten. Het systeem moet toepasbaar zijn op alle zendkanalen en mag de reclameblokken nooit verwisselen met programma's en andere informatie. De algoritmen die hiervoor reeds door Philips Research zijn ontwikkeld, heeft Kychma omgezet in bruikbaardere prototypes. ‘De aangeleverde algoritmes waren bijvoorbeeld niet geschikt voor de beperkte capaciteit van een DVD-processor, dus moest ik ze herschrijven’, legt Kychma uit. ‘Daarnaast onderzocht ik de gebruiksmogelijkheden van het systeem.’ Momenteel ziet het systeem van elke twintig uur opgenomen materiaal nog vijf minuten programma aan voor reclame. Technische informatie over deze algoritmes kan Kychma wegens een embargo vooralsnog niet geven. Geen wonder, want volgens kleinschalig onderzoek naar de beoordeling van het product door potentiële gebruikers zou een volmaakt werkend systeem als warme broodjes over de toonbank gaan. De tweede prijs, de Océ-prijs van 2.500 euro, ging naar ir. Wilbert Mestrom MTD voor zijn ontwerp van een
Jaarlijkse prijzenregen voor uitmuntend onderzoek
3 2
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
ultrasone rheometer in opdracht van Océ. Het betreft een methode om de stoltijden van dunne inktfilms op milliseconden nauwkeurig in kaart te brengen. Het grote temperatuurverschil tussen de opgewarmde inkt in een print- of kopieermachine, en de drager waarop de inkt terechtkomt - bijvoorbeeld papier - kan zorgen voor onderkoeling van de inkt. Deze onderkoeling kan het stollen van de inkt aanzienlijk vertragen, wat zijn weerslag heeft op de afdruksnelheid en de kwaliteit van een print. Ook de samenstelling van de inkt, een complex mengsel van harsen, wassoorten en kleurstoffen, beïnvloedt dit proces. Mestrom simuleerde het printproces door een dunne verwarmde inktfilm aan te brengen op een kwartsoppervlak op kamertemperatuur. Vervolgens stuurde hij hoogfrequente golfpakketjes naar de snel afkoelende film. De teruggekaatste golven detecteerde hij over een bepaald tijdsverloop, waardoor hij het stolproces nauwkeurig kon volgen. ‘Een dergelijke methode bestond al voor stationaire metingen’, licht Mestrom zijn ontwerp toe, ‘maar daarmee kun je alleen tijdsonafhankelijk gedrag meten. Om dynamische metingen te doen, moeten de data supersnel verwerkt worden, wat het zo complex maakt.’ Inmiddels is de meetmethode van Mestrom geautomatiseerd en binnen Océ in gebruik genomen. Het voordeel van de methode is dat deze niet alleen bruikbaar is voor inktfilms, maar ook voor tonerdeeltjes, siliconenrubbers en andere media. Mignot-afstudeerprijzen
De Mignot-afstudeerprijzen worden jaarlijks uitgereikt voor de beste afstudeerverslagen van innoverend onderzoek aan de TU/e. Dit jaar ontving ir. Peter Prinsen de eerste prijs van vijfduizend euro voor zijn theoretische studie over de vorm van nematische druppels vloeibaar kristal in een isotrope fase. Langgerekte deeltjes in oplossing, zoals bepaalde virussen of stijve polymeren, onder-
gaan bij een voldoende hoge concentratie een spontane overgang van een ongeordende, isotrope fase, naar een geordende fase, waarin de deeltjes min of meer in dezelfde richting wijzen. In de geordende fase is sprake van nematisch vloeibaar kristal. Dit kristal heeft elastische eigenschappen zoals een vaste stof, maar stroomt als een vloeistof. De overgang van de isotrope naar de nematische fase vindt plaats door de vorming van nematische druppels in de isotrope omgeving. Prinsen, die zowel afstudeerde aan de faculteit Technische Natuurkunde als bij de opleiding Toegepaste Wiskunde, bepaalde de vorm en de inwendige structuur van deze druppels aan de hand van hun vrije energie. De elastische eigenschappen van het materiaal, de oppervlaktespanning en de druppelgrootte blijken hierbij bepalend te zijn. Met behulp van de onderzoeksresultaten zijn de eigenschappen van vloeibaar kristal te bepalen, welke belangrijk zijn voor toepassingen zoals bijvoorbeeld in LCD-displays. Verder worden de resultaten gebruikt voor onderzoek naar de nucleatie en de groei van de druppels. De tweede prijs van 2.500 euro won ir. Sebastiaan Boers voor zijn afstudeerverslag over de optimalisatie van het openingsgedrag van voedselblikjes. Het betreft het soort blikjes dat je opent door met één vinger het lipje naar achteren te trekken. Hoeveel kracht hiervoor nodig is en hoe soepel dit gaat, is voornamelijk afhankelijk van de diepte en de vorm van de groef waarover het blikdeksel openscheurt. Boers, die afstudeerde aan de faculteit Werktuigbouwkunde, onderzocht in opdracht van het staalbedrijf Corus hoe dit openingsgedrag te verbeteren is. ‘Je kunt de groef natuurlijk dieper maken waardoor het blik makkelijker te openen wordt, maar tijdens de sterilisatie of het transport kunnen de blikjes dan sneller kapot gaan’, aldus Boers. Met een opstelling simuleerde hij zowel het maken van de groef als de sterilisatie en het opentrekken van het blik. Zo ontdekte hij dat de diepte van de kerf meer invloed heeft op het openingsgedrag, dan op het faalrisico tijdens de sterilisatie. Boers herhaalde de simulaties met stukken blik waarin hij een groef aanbracht met een aangepaste, halfparabolische vorm. Deze groefsoort laat meer diepte toe zonder dat het blik bij sterilisatie scheurt. Numerieke simulaties bevestigden dit resultaat. Boers’ onderzoek is tevens interessant voor fabrikanten van andere metalen producten. A SML-prijzen
De ASML-prijzen gaan jaarlijks naar het beste proefschrift op het gebied van toepassingsgericht onderzoek en naar de beste dissertatie over fundamenteel onderzoek. In deze laatste categorie valt het promotieonderzoek van dr.ir. Jeroen van Oijen, die bij de faculteit Werktuigbouwkunde een nieuwe methode ontwikkelde om voorspellingen van verbrandingsprocessen snel uit te voeren. Het complexe geheel aan chemische reacties binnen een vlam modelleerde hij door het verbrandingsproces te beschrijven aan de hand van de voortgang van de verbranding. De driedimensionale vlam
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
3 3
stelde hij voor als een optelsom van eendimensionale vlammen, die elk afzonderlijk met de voortgangsvariabele te beschrijven zijn. Mogelijke fouten in het model, veroorzaakt door bijvoorbeeld vlamkromming en onvolledige vermenging van zuurstof en brandstof in werkelijke vlammen, minimaliseerde hij door de methode aan te passen. Experimentele metingen bevestigden zijn rekenresultaten. ‘De aanname dat een vlam is opgebouwd uit eendimensionale vlakken bestond al, maar ik heb hem op verbeterde wijze toegepast’, vertelt Van Oijen. ‘Daardoor is met mijn model een realistische verbrandingsinstallatie tientallen keren sneller door te rekenen dan eerst.’ Dit laatste is van bijzonder belang voor het ontwerp van nieuwe, schone en zuinige verbrandingssystemen. De ASML-prijs voor toegepast onderzoek ging naar dr. Xavier Rozanska. Zijn quantumtheoretisch onderzoek naar katalytische ontzwavelingsreacties van koolwaterstofverbindingen door zeolieten leverde een
zeer gedetailleerd beeld op van het hele reactieproces. Het uitgangspunt van een dergelijk quantumtheoretisch onderzoek vormen de elektronen die tijdens de reactie door de moleculen bewegen. Middels computerberekeningen bracht Rozanska moeilijk meetbare, kortdurende toestanden van de koolwaterstofverbindingen in beeld. Tevens toonde hij aan hoe de vorm en de omvang van de zeolietholtes, waarin de katalysereacties plaatsvinden, het reactieproces beïnvloeden. Eerder gebruikte clustermodellen gaven slechts zicht op het specifieke deel van de zeoliet waar de reactie aan het atoom plaatsvindt. Rozanska's studie betreft één van de eerste toepassingen van quantumchemische methoden op de studie van zwavelbevattende koolwaterstofverbindingen met zeoliet, en is binnen het vakgebied dan ook baanbrekend. De bestudeerde reacties zijn van belang voor de productie van schone, zwavelvrije benzines en dieselbrandstoffen in de toekomst.
ontwerpen nieuws PHILIBIRDS Vier studenten van de TU/e-faculteit Bouwkunde
worden. De opdracht luidde dat de universiteit
en vier studenten van de Design Academy heb-
een kavel beschikbaar stelt op haar terrein voor
ben onlangs een masterclass gevolgd bij het
het realiseren van een studentenhuisvesting
Japanse architectenbureau Klein Dytham. Klein
voor ongeveer vijfhonderd personen. Willem
Dytham had daarvoor een tijdelijk kantoor in-
Lucassen, Isabelle Prohn, Marloes Kursten en
gericht bij het Architectuur Centrum Eindhoven
Joris Hoogstede wonnen de wedstrijd met hun
(ACE). In de masterclass moesten de studenten
idee met een ontwerp dat is opgebouwd uit een
dat pal achter de Witte Dame in Eindhoven ligt, beter onder de aandacht van de Eindhovense bevolking konden brengen. Het resulteerde in een loper van roze schuimrubberen tegels die bezoekers naar het plein moesten lokken. Op het Lichtplein zelf waren vogelgeluiden van de
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
bedenken hoe zij het vijf jaar oude Lichtplein,
groot frame met daarin vijfhonderd bewegende studentenkamers. De kamers zijn als zelfstandige ‘dozen’ opgehangen in het frame en kunnen bewegen. De kamers kunnen twee meter uit de gevel schuiven waardoor er meer licht in de kamer komt en de gemeenschappelijke ruimte vergroot wordt. Hiermee is nadruk gelegd op het
zogeheten ‘Philibirds’ te beluisteren, een creatie
sociale karakter van het gebouw en de bewoners
van geluidskunstenaar Horst Rickels. Bezoekers
en kunnen bewoners op alle niveaus contact met
reageerden positief op de loper en de Philibirds.
worpen. De totale kosten voor de bouw en instal-
elkaar hebben. De jury waardeerde het geestig
Het ACE hoopt dat andere organisaties ook initi-
latie worden op 1,2 miljoen geschat, waardoor
ontwerp en de goede uitwerking.
atieven gaan ondernemen om het Lichtplein wat
het kunstwerk waarschijnlijk wel een utopie zal
meer leven in te blazen.
blijven. Als project voor de TU/e was het voor de studenten echter zeer uitdagend, door de samenwerking met andere faculteiten en een kunste-
UTOPISCH KUNSTWERK
naar. Ondertussen is een nieuwe groep studenten bezig met het vervolg op het eerste project.
Philippe José Tonnard, die zichzelf een fundamenteel kunstenaar noemt, houdt zich bezig met wat hij ‘utopische bouwwerken’ noemt. De techniek
STUDENTENHUISVESTING OP TU/E
speelt daarin een belangrijke rol. Zo ook in zijn meest recente project, waarvan Icecubator een
‘Ontwerp een studentenhuisvesting op de TU/e’
onderdeel is. De Icecubator, een soort ijsmachine,
was de opdracht van het 24-uursproject van
wil Tonnard een plek geven in een woestijn in de
bouwkundige studievereniging Cheops. Binnen
Verenigde Arabische Emiraten. Deze Icecubator
vierentwintig uur moesten in groepjes van vier
moet bestaan uit een lange paal die in het mid-
plannen, ontwerpen en een presentatie gemaakt
den aan de buitenkant is voorzien van een ijslaag. Om de paal zover te koelen dat deze aan de buitenkant bevriest, moet gebruik gemaakt worden van een natuurlijke energiebron, de zon. Voor de technische problematiek schakelde Tonnard de
Masterclass bij Japans architectenbureau
TU/e in. Het werd een interfacultair project waarbij zes studenten van de faculteiten Technische
GEMOTORISEERDE SCHOOL VOOR STRAATKINDEREN
Natuurkunde, Werktuigbouwkunde, Wiskunde en Scheikundige Technologie samenwerkten. De studenten verdeelden de aanpak van de opdracht in vijf – aan elkaar gerelateerde- onderdelen: de watervoorziening, koeling, energieopwekking, constructie en duurzaamheid. Voor de aanvoer van water doen de studenten een beroep op de wind, die lucht met waterdamp langs de Icecubator laat stromen. Om dat water te veranderen in een ijslaag, is een koelinstallatie bedacht met ammoniak als koudemiddel. De buis wordt verder deels gevuld met een glycol-middel. Om het koelsysteem van energie te voorzien, wordt gebruikt gemaakt van zonnecellen en een accu. Voor de afvoer van het water is een buizensysteem ont-
Arnoud Raskin, van oorsprong een Belgische ontwerper, is in Genk afgestudeerd met een door hem gemaakte mobiele school voor straatkinderen. Zeven jaar later is hij nog steeds bezig met de ontwikkeling van betere mobiele scholen die gebruikt kunnen worden voor het lesgeven van straatkinderen. Een groep studenten van de faculteit Industrial Design heeft zich hier de afgelopen weken ook mee beziggehouden. De huidige school bestaat uit een telescopisch systeem van schuifborden. Alle studiematerialen zitten aan het bord vast. Dat is omdat er anders grote kans is dat de kinderen de materialen stelen. De groep ID-studenten kon uit drie opdrachten kiezen: de huidige school behouden en nieuwe leersystemen ontwikkelen, de huidige school behouden maar motoriseren of een nieuwe gemotoriseerde school ontwikkelen. De groep koos voor de laatste optie. Het ontwerp is uiteindelijk een gemotoriseerde driewieler geworden waarbij twee straatwerkers boven op de achterwielen kunnen zitten en een chauffeur voorop. Meer informatie over de mobiele school van de opdrachtgever: www.mobileschool.org.
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
2 5
LOOPBA A N
F OTO ’ S : B A RT VA N OV E R B E E K E
Ingenieur
in levensbehoeften Ze werkt op één van de grootste scheepssloperijen ter wereld. In dit Indiase Alang riskeren zo’n twintigduizend mensen onder barre omstandigheden hun leven om kolossale zeeschepen te reduceren tot handzame pakketjes staal. TU/e-alumnus Marie-Odile Zanders helpt bij de verbetering van de leef- en werkomstandigheden van de arbeiders. De rest van de tijd zet ze zich in bij een Indiaas ingenieursbureau voor de aanleg van wegen, water en riool in dorpen en krottenwijken. Vechtend tegen cynisme en de gevaren incalculerend. ‘Toen ik anderhalf jaar geleden voor het eerst in Alang kwam, wilde ik meteen weg. Maar het fascineerde ook. Het is de hel op aarde. Maar het gebeurt echt. En je bent er zelf bij. Ik vroeg me af wat ik daar zou hebben toe te voegen. Ons doel in Alang is om levensomstandigheden, veiligheid en het milieu te verbeteren. De situatie is erg slecht en er
3 6
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
vallen veel doden. Op het strand snijden de arbeiders het schip in staalplaten die verder op het land tot nog kleinere stukken worden gemaakt. Op hetzelfde moment slijpen en snijden ze op werkplaatsen op het strand van maar dertig meter breed. Daar komen natuurlijk veel ongelukken van. We besloten ons op heel concrete zaken te richten. We zijn
miljoen mensen geholpen. Ik wilde graag voor ze werken, maar ik kon niet alleen voor het Indiaas bureau werken, omdat de lonen tien keer zo laag liggen als in Nederland. Toen ik met het project van Rijkswaterstaat in Alang in contact kwam, kon ik die twee combineren.’
begonnen een veiligheidsplan te maken met aanbevelingen zoals: geen open vuur maken op werkplaatsen. We hebben twaalf mensen getraind om arbeiders te instrueren veiliger te werken. In de slums, waar de arbeiders wonen, zijn we bezig met de aanleg van infrastructuur en water en riool. Er zijn ruim honderdtachtig plekken waar schepen met de hand worden gesloopt. Per jaar worden er driehonderd afgebroken. Twintig jaar geleden was Alang een gewoon vissersdorpje. Nu is het een hele industrie. Als een schip aankomt in de haven gaat hij met volle kracht het strand op. Na sloop blijven maar twee trucks afval over. De rest wordt omgesmolten en hergebruikt. Het meubilair wordt op de markt verkocht, ook de proviand van over de hele wereld is daar te krijgen. Natuurlijk zijn er de zware metalen, het asbest en hele vieze oliën. Het werkt gebeurt onbeschermd en de olie loopt gewoon de zee in. Ook zijn er op het schip ontploffingen door gassen. Vorige week was er nog een grote explosie waarbij een aantal doden viel. Ik heb besloten niet meer op een schip te gaan.’ ‘Op de TU/e heb ik Internationaal Technologische Ontwikkelingskunde gedaan aan de faculteit TM. Ik ben afgestudeerd in Tanzania. Daarna heb ik bijna twee jaar op de communicatieafdeling van de TU/e als studievoorlichter gewerkt. Ik wilde altijd al naar het buitenland. Als kind droomde ik van ontdekkingsreizen. Ik kreeg een gesubsidieerde baan om naar het buitenland te gaan. Ik ben bij het toenmalige Iwaco (nu Royal Haskoning) aan een ruraal water en sanitairproject gaan werken op een assistent-deskundige plek. Dit zijn speciaal door de Nederlandse overheid gesubsidieerde banen om jonge ingenieurs werkervaring te geven. Ik deed dit in dorpen in de buurt van Alang. In die tijd kwam ik in contact met een lokaal ingenieursbureau dat in dorpen en krottenwijken met water en sanitaire voorzieningen bezig is. Dat is precies waar mijn hart ligt. De groep ingenieurs is heel innovatief. Ze hebben nu een
‘Bij het Indiase ingenieursbureau leggen we in de meest onderontwikkelde dorpen en krottenwijken infrastructuren aan als wegen, individuele water- en rioleringsvoorzieningen en waterzuiveringsinstallaties. Dat dit gebeurt door een ingenieursbureau is bijzonder. Meestal zijn het sociale organisaties die hier werken. Dat is vreemd, want in gebieden waar je juist technische innovatie nodig hebt, ontbreekt het dus vaak hieraan. Heel lang is er in het ‘putten-slaanwereldje’ gedacht dat ze mensen alleen maar water moeten geven om levens te verbeteren. Dat je mensen opscheept met een bron die een heel groot risico vormt voor malaria, daar werd niet over nagedacht. Water zonder drainage geeft grote plassen. Dat is een kwestie van logisch nadenken. Wij leggen dus geen water aan zonder riolering en zonder wegen. Dit bewustzijn leeft pas een jaar of vijf. Er is weinig technische professionaliteit in het ontwikkelingswereldje. Dat is ongelofelijk. Het is tegenwoordig ‘in’ om naar een dorp te gaan en te vragen of ze liever een weg willen of een watertoevoer. Dat is toch geen vraag?! Ze willen natuurlijk beide. Wij doen het daarom allemaal en dankzij de manier waarop wij werken kunnen dat voor ongeveer vijfhonderd gulden per huis. Ik reken nog in guldens, ik ben al vier jaar weg uit Nederland.’ ‘Het gebied waar ik werk is op sommige momenten gevaarlijk. Tijdens de aardbeving in mijn staat Gujarat ben ik niet geëvacueerd. Ook toen de oorlogsspanning vorig jaar tussen Pakistan en India opliep, ben ik gebleven. In maart 2002 braken rellen uit in de streek waar ik woon. Het waren gevechten tussen moslims en Hindoes. Er was een trein met Hindoe-pelgrims in brand gestoken en toen begon het moorden wat in totaal tweeduizend mensen het leven heeft gekost. Ik heb mensen in brand zien staan. Iemand zei tegen me: als je van je buurman af wil moet je het nu doen. In mijn straat is een moslim gestenigd en in de buurt brandde restaurants af. Ik besefte dat ook ik tot een minderheid behoor. Dat was heel bedreigend. Toen ben ik een maand weggegaan. Terugkijkend kan ik zeggen dat dit werk is wat ik écht wil doen. De problemen zijn hier enorm, maar de vorderingen die hierin kunt maken zijn daardoor ook veel groter. In Nederland zou ik nooit op deze schaal hebben gewerkt of me met zoveel verschillende kanten van een project hebben kunnen bezighouden. Mijn werk verbetert het leven van vele mensen, maar ik doe het natuurlijk uiteindelijk wel voor mezelf. Ik ben geen missionaris. Ik wilde als klein meisje ontdekkingsreiziger worden, geen moeder Theresa.’
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
3 7
ALUM NI
Met een klein groepje mensen zorgen ze ervoor dat de alumnivereniging van de TU/e-opleiding Informatica een actieve vereniging is. Maar voorzitter ir. Johan Kapteyn (30) en secretaris ir. Peter Luijkx (33) hebben dan ook redenen te over om van VIE (Vereniging Informatica-ingenieurs Eindhoven) een levendige club te maken. ‘Je hebt met VIE een netwerk en je hebt de kans om studiegenoten nog een paar keer per jaar te zien.’
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
‘We willen ook gewoon
leuke dingen doen met VIE’ VIE is volgens de bestuursleden een degelijke vereniging die er de afgelopen jaren telkens in slaagt om een veelheid aan activiteiten te organiseren. Toch is er de laatste twee jaar wel wat veranderd. Luijkx, die zijn eigen detacheringbedrijf Arithmos Groep BV in Den Haag heeft, zegt hierover: ‘Toen ik bij VIE kwam was de club net zo actief als nu, alleen was het economisch klimaat toen beter. Veel mensen die nu binnen VIE actief zijn, hebben een eigen bedrijf, dus nu het economisch slecht gaat moeten ze meer tijd in hun onderneming steken.
3 8
M
A
T
R
I
X
/
2
/
Dat gaat natuurlijk ten koste van de vereniging. Ook hadden we in het verleden veel grotere budgetten tot onze beschikking. Sponsors waren gemakkelijk te vinden. Dat kost nu meer tijd en het levert ook minder op. We waren een rijke vereniging en dat is sinds twee jaar anders. We zijn niet arm, maar moeten wel steeds iets inleveren.’ Kapteyn, die na zijn afstuderen in 1999 in Den Haag bij TPG Post ging werken: ‘Het gevolg is dat activiteiten minder groots zijn georganiseerd, of dat leden zelf iets meer moeten bijdragen in de
2
0
0
3
kosten. Dat, gecombineerd met het feit dat we minder aanwas van nieuwe leden hebben, maakt dat de vereniging een beetje in de knel komt.’ Maar het economisch klimaat kan er ook voor zorgen dat leden de banden met de vereniging juist aanhalen. Luijkx: ‘Ik denk dat als het economisch nog slechter gaat, mensen meer zullen komen om te netwerken. In het verleden is het netwerk van VIE ook gebruikt om te proberen een baan te vinden. Vanuit het netwerk kun je ook referenties opgeven.’ VIEtaal
privacy staat dit niet toe en we willen niet dat leden buiten ons om worden benaderd.’ Harde kern
Ondanks teruglopende inkomsten slagen de heren er nog altijd in hun leden interessante activiteiten aan te bieden. Zo was er vorig jaar een lezingencyclus over Prince 2, een projectmanagementmethodiek. Daarvoor kwamen zo veel aanmeldingen binnen dat het over drie avonden werd uitgesmeerd. Deze activiteit werd georganiseerd samen met WIRE, de alumnivereniging van de TU/e-opleiding Wiskunde. Ook de nieuwjaarsborrel is al jaren succesvol. ‘Dat hebben we het afgelopen jaar slim aangepakt’, zegt Luijkx. ‘We hebben in een Eindhovens café een dvd-speler van onze hoofdsponsor Philips verloot. Ik weet niet of er daardoor meer mensen zijn gekomen, maar het maakt het wel aantrekkelijk om even binnen te wippen.’ Een belangrijk ijzer in het vuur is het verenigingsblad VIEtaal. Luijkx: ‘Het komt zes keer per jaar uit. In het verleden op papier, maar sinds vorig jaar is het alleen nog digitaal beschikbaar. Mensen kunnen het via e-mail of de website
VIE heeft bijna vijfhonderd leden, waarvan een klein aantal naar de drie of vier jaarlijkse activiteiten komt. Dat is ‘een harde kern’ van ongeveer twintig mensen. Al zijn dat er volgens de bestuursleden meer wanneer een heel bijzonder evenement op de planning staat. Dit jaar viert de alumnivereniging haar derde lustrum. Het oudste lid van de jonge vereniging is dan ook nog geen vijftig. Extra aandacht is er wel voor het vijftienjarig bestaan van de club, al is nog niet duidelijk hoe het gevierd gaat worden. Net als andere alumniverenigingen heeft ook VIE moeite een groot bestand van actieve leden op te bouwen. Kapteyn: ‘De meeste mensen willen best wel een keer komen, of helpen met een activiteit, maar ze willen niet in het bestuur.’ Luijkx, die in 1995 afstudeerde aan de TU/e, weet waarom het lastig is veel mensen op regelmatige basis bij een vereniging te betrekken: ‘Ik zit bij diverse andere clubs en daar zie je het ook. Activiteiten zijn altijd lastig, omdat mensen het druk hebben. Eigenlijk is er geen tijd om buiten het normale leven om nog leuke dingen te doen. Bij mijn hockeyclub zijn heel veel leuke toernooien, maar naar een aantal kan ik gewoon niet. Bij golf is dat het hetzelfde. Ik moet veel afzeggen, omdat ik het te druk heb.’ Ondanks de moeite die moet worden gedaan om van VIE een bruisende vereniging te maken, is het voor de bestuursleden de moeite waard zich in te zetten voor de alumniclub. En er zijn een hoop activiteiten waar ze naar uitkijken. ‘Binnenkort willen we gaan wadlopen. Het heeft niks met informatica te maken, maar het is wel heel leuk. En dat willen we ook met VIE’, zegt Luijkx.
lezen. In het blad staan nieuwe ontwikkelingen op het gebied van informatica, er zijn aankondigingen in van lezingen, verslagen van activiteiten, advertenties van de sponsors, VIE-nieuws, nieuws over de TU/e en een puzzel. Het is gewoon een leuk blad.’ Ook is er een jaarboek waarmee de leden op hun wenken worden bediend. In het boek komen speciale onderwerpen aan bod waarvan de redactie en mensen uit de sector denken dat het trends zullen worden binnen het vakgebied. Luijkx: ‘Daar hebben we nog bijna nooit naast gezeten.’ In het jaarboek staan ook alle namen en adressen van de leden. Die kunnen gebruikt worden als leden ergens nieuw gaan werken en ze willen vooraf wat informatie over het bedrijf. ‘Je zoekt iemand die bij jouw nieuwe bedrijf werkt en die bel je op’, zegt Luijkx. ‘Dat gebeurt zeker. Ik heb zelf ook gebruik gemaakt van de lijst. Die adressen geven we overigens niet aan sponsors. De wet op de
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
3 9
ALUM NI
De TU/e Postgraduate School - die tot voor een jaar terug bekend stond onder de naam Euforce - viert in de maand juni haar vijfjarig jubileum. Volgens programmadirecteur prof. dr. Piet Cijsouw heeft het postacademisch onderwijs aan de Eindhovense universiteit haar bestaansrecht inmiddels wel bewezen.
De TU/e Postgraduate School is meer dan ooit overtuigd van haar betekenis voor de universiteit en de maatschappij. ‘Een universiteit moet zich niet alleen met onderzoek en onderwijs bezighouden, maar heeft ook een maatschappelijke taak’, vindt programmadirecteur prof.dr. Piet Cijsouw. In dit geval het aanbieden van postacademisch onderwijs dat aansluit bij sociale en economische ontwikkelingen. Niet in de laatste plaats vanwege de groeiende behoefte bin-
nen het hogere kader van het bedrijfsleven om zich permanent bij te blijven scholen. Men voelt zich verantwoordelijk voor de eigen ‘employability’ op de langere termijn. Volgens Cijsouw krijgen bijna alle nieuwe masters van de TU/e Postgraduate School al tijdens hun opleiding, of kort na de afronding daarvan een nieuwe, betere baan. Soms bij het bedrijf waar ze al in dienst waren, maar ook vaak bij een nieuwe werkgever. ‘Zo’n nieuwe werkgever neemt
de financiële verplichting van de pas afgeronde opleiding vaak op de koop toe’, vertelt Cijsouw. De programmadirecteur beschrijft twee soorten cursisten. De eerste groep moet vaak jaren zeuren bij de werkgever om een opleiding te mogen doen. Deze werknemers vechten voor zichzelf en vertrekken vrijwel allemaal naar een ander bedrijf als ze hun doel bereikt hebben. De tweede groep bestaat uit mensen die door hun personeelsafdeling zijn herkend als ‘high potential’. Zij worden gevraagd om een opleiding te volgen en de werkgever belooft ze een betere positie en een beter carrièreperspectief. Volgens Cijsouw zijn dit de mensen die werkzaam blijven bij het bedrijf en die door het bedrijfsbelang ook meer gemotiveerd zijn. Bedrijven trekken meestal ook direct profijt van iemand die een masterstitel behaalt bij de TU/e Postgraduate School. De opleidingen zijn bedoeld om de studenten de kennis te leveren waar ze in hun beroepspraktijk
TU/e Postgraduate School
viert eerste lustrum
3 8
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
behoefte aan hebben en die ze ook direct kunnen toepassen. Volgens Cijsouw is de opleiding Intellectual Property Management daar een goed voorbeeld van. De kosten van die opleiding worden vaak direct terugverdiend door het praktijkgerichte eindproject. Bij dat project is het de bedoeling dat de cursist bestaande kennis binnen zijn bedrijf ‘productief’ maakt. Klantenbestand
FOTO : BA RT VA N OVE R B E E K E
De TU/e Postgraduate School richtte zich in het begin vooral op alumni van de TU/e. Onder die groep bleek echter maar beperkte belangstelling te bestaan voor een parttime terugkeer naar de alma mater. Degenen die voornamelijk van de toegespitste, praktische programma’s gebruikmaken, zijn mensen die doorgroeien naar (een hoger) managementniveau binnen een bedrijf en merken dat ze op sommige punten de benodigde bagage missen. ‘Ons huidige klantenbestand is voor zeker tachtig procent afkomstig uit het hoger beroepsonderwijs’, vertelt marketing- en communicatiemanager Peet Breuer. ‘We moeten het vooral hebben van mensen die al een tijd werkzaam zijn in hun vak en die meer leidinggevend willen worden.’ Een postacademische deeltijdopleiding vergt
heel wat inspanning. Het behalen van een mastertitel in twee jaar tijd naast een fulltime baan en wellicht de verantwoordelijkheid voor een gezin, is geen geringe opgave. Bij de TU/e Postgraduate School werkt men met modules, die bestaan uit een aantal opeenvolgende cursusdagen en weken van zelfstudie. Omdat dit een groot beslag legt op de tijd en energie van werknemers en ook voor werkgevers financieel zwaar kan zijn, zijn korte cursussen populair. Bedrijven hebben regelmatig behoefte aan korte ‘ in-company’-cursussen om mensen een techniek aan te leren, of hen de werking van bepaalde systemen bij te brengen. Dat is volgens Cijsouw een grote markt. Bedrijven als Philips, Paste en Cap Gemini Ernst & Young maken regelmatig gebruik van deze mogelijkheid.
jaar. ‘Toen het economisch goed ging, hadden mensen geen tijd om zich bij te scholen. Nu het zo uitzonderlijk slecht gaat, hebben de bedrijven er eigenlijk geen geld voor over’, zegt Cijsouw. Ekkelenkamp: ‘Ik zie goede mogelijkheden voor de toekomst, de huidige extreem negatieve conjuncturele ontwikkelingen daargelaten. We willen ook graag dat de universiteit zich meer realiseert dat wij er zijn. We zouden elkaar meer kunnen voeden door gezamenlijke acties en ook samen reclame kunnen maken. Er zijn ook goede perspectieven om samen te werken op het gebied van duaal onderwijs; het combineren van leren en werken.’ K ADER
Op 15 juni 1998 werd de TU/e-Postgraduate School (toen nog onder de naam Euforce) opgericht. Euforce begon met de toen al bestaande opleiding tot Master of Business Marketing en de nieuw opgestarte masteropleiding Industrial Statistics and Quality Engineering. Een opleiding in Informatiebeveiliging en Vastgoedmanagement, beide éénjarig, werden al snel toegevoegd. Deze twee opleidingen zijn later uitgegroeid tot volledige masteropleidingen met een duur van twee jaar. De training Interactiemanagement, die ongeveer een half jaar doorstroomtijd heeft, is in een vroeg stadium aan het pakket toegevoegd, en nu staat men voor een uitbreiding met nog eens drie grote masteropleidingen, te weten een MBA-opleiding en opleidingen in respectievelijk Logistics and Supply Chain Management en Intellectual Property Management. Naast deze grote opleidingen zijn er vele losse cursussen geweest, zijn er deelopleidingen ingesteld en worden er frequent modules uit grote
Kostenbewustzijn
De TU/e Postgraduate School is nu al weer twee jaar uit de rode cijfers, volgens algemeen directeur ir. Gerrit Ekkelenkamp. Onder meer door een realistischere boekhouding. ‘We hebben er even over gedaan om allerlei kosten zichtbaar te maken, die in een reguliere universitaire omgeving niet opvallen’, zegt hij. Ekkelenkamp komt uit het bedrijfsleven. ‘Het was wel even schrikken in het begin. Het kostenbewustzijn op de universiteit was nihil. Zaken als marketing was men gewend er even bij te doen. Bij het contractresearch aan de universiteit worstelt men nu vaak met dezelfde problemen waar wij tegenaan liepen. Je kunt geschatte kosten rustig met een factor twee vermenigvuldigen als je tot een realistisch bedrag wilt komen. Een opleiding ontwikkelen kost nu eenmaal veel tijd en moeite.’ Naar verwachting wordt 2003 een moeilijk
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
3 9
service nieuws niet meer af te staan. De TU/e was in totaal ver-
met de universiteiten van Delft en Twente, de
tegenwoordigd met 30 teams, in totaal waren
ontwikkeling van nieuwe masteropleidingen
De 31ste editie van de Batavierenrace, de jaar-
er 184 deelnemende teams. Het winnende team
en daarmee samenhangend de nieuwe impul-
lijks terugkerende estafetteloop van Nijmegen
bestond uit zeven vrouwelijke en achttien man-
sen op de gebieden ‘nanoscience & techno-
naar Enschede, is dit jaar in het universiteits-
nelijke lopers.
logy’, ‘automotive engineering’ en ‘life scien-
TU/E WINT BATAVIERENRACE
klassement voor het eerst gewonnen door de
ces’. Verder staat internationalisering hoog op
TU/e. Het traject van 175 km werd door het
de agenda waarbij de TU/e met een beperkt
winnende team afgelegd in 10:33:25, met 20
DRIE GEBOUWEN TU/E GENOMINEERD
seconden voorsprong op het Groningse team RUG/Vitalis. Rik van Laarhoven, de laatste loper
aantal Europese universiteiten de banden wil aanhalen en wordt er gewerkt aan de naamsbekendheid bij buitenlandse studenten. Ook
van het TU/e-team vernam twee kilometer voor
Drie gebouwen op het TU/e-terrein zijn genomi-
kennisvalorisatie, zorgen dat nieuwe kennis
de finish dat een voorsprong van 20 seconden
neerd voor de tweejaarlijkse architectuurprijs
daadwerkelijk gebruikt gaat worden voor het
ten opzichte van het Groningse team was op-
ingesteld door de Gemeente Eindhoven, de
realiseren van nieuwe bedrijvigheid is een
gebouwd; het gaf hem de kracht de voorsprong
zogenaamde Dirk Roosenburgprijs. Het nieuwe
agendapunt. Als laatste wordt de versterking
gebouw van Bouwkunde Vertigo (architecten-
voor de academische vorming genoemd (zie
bureau Diederen Dirrix van Wylick Architecten,
artikel in Matrix winter 2002).
Spectrum (voorheen het Technologiegebouw) van Rudy Uytenhaak Architectenbureau en Kennispoort (waar o.a. de Kamer van Koophandel gevestigd is) van architectenbu-
WOONTORENS BIJ TU/ETERREIN
reau K. van Velsen met het limbopad zijn genomineerd door de Welstandscommissie van de
Woningstichting Wooninc. Heeft plannen voor
gemeente Eindhoven. Welke architect de prijs
het bouwen van nieuwe studentenhuisvesting
wint, wordt bepaald door de jury. De inwoners
vlakbij het TU/e-terrein. Het concept betreft
van Eindhoven kunnen laten weten naar welk
twee woontorens van ongeveer twintig ver-
gebouw hun voorkeur uitgaat. Op de website
diepingen. Naast studentenkamers maken
van de gemeente kunnen zij vanaf begin juni
kleinere appartementen voor samenwonenden
stemmen op hun favoriete gebouw of architect.
en grotere appartementen voor wetenschappelijk medewerkers deel uit van het plan. Andere voorzieningen waaraan wordt gedacht
BESTUURSAGENDA 2003
zijn onder andere een restaurant, wasserette en koffiecorner. Of het plan kan doorgaan
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
Naast de financiele gezondmaking van de TU/e
weet Wooninc. nog niet. De grond is van de
die de afgelopen tijd veel aandacht gekregen
gemeente en die toetst op dit moment de
heeft is het noodzakelijk verder te kijken naar
haalbaarheid van het plan. De woningstichting
de toekomstige ontwikkelingen en is een
Wooninc. heeft de financiële middelen voor
langetermijnvisie noodzakelijk. In het kader
het plan beschikbaar en wil graag bouwen.
hiervan heeft het college van bestuur recent de
Wie geïnteresseerd is in het project, kan kij-
Bestuurlijke Agenda voor 2003 gepresenteerd.
ken op www.wooninc.nl.
Daarin staan de volgende onderwerpen centraal: focussering van de onderzoeks- en ontwerpgebieden en de nauwere samenwerking
DE WILT NAAR TELEMATICA INSTITUUT Dr.ir. Henk de Wilt, oud-voorzitter van het college van bestuur van de TU/e is benoemd tot
in de prijzen
voorzitter van de Raad van Commissarissen van het Telematica Instituut in Enschede. De Raad van Commissarissen is belast met het
Prof.dr.Dick de Bruijn, gepensioneerd wiskundige van de TU/e ontvangt op 30 juni de Lifetime Achievement Award van de Nederlandse Vereniging voor Theoretische Informatica.
toezicht houden op de uitvoering van de doelstelling van het instituut, uitgevoerd door het dagelijks bestuur. Het Telematica Instituut is een krachtenbundeling van het bedrijfsleven,
Prof.dr.ir. Jeroen de Goeij van de faculteit Technische Natuurkunde heeft de George Hevesy Medal Award gekregen. Hij is de eerste Nederlandse wetenschapper aan wie deze prestigieuze onderscheiding is toegekend. De Goeij kreeg de award voor zijn vernieuwende onderzoek op het terrein van de nucleaire analytische chemie.
4 2
M
A
T
R
I
X
/
2
/
2
0
0
3
kennisinstellingen en de overheid. De kerntaak van het instituut is het maken van een snelle vertaling van fundamenteel onderzoek naar marktgerichte toepassingen op het gebied van telematica.
Arthur van Roermund
Ik zweer niet bij techniek alleen
Technische Universiteit Eindhoven Den Dolech 2 Postbus 513 5600 MB Eindhoven Telefoon (040) 247 91 11 Telefax (040) 244 51 87 e-mail:
[email protected] Internet: http://www.tue.nl