Kwaliteitsvollere scheidingsregelingen & facilitatief werken in bemiddeling Auteur: Rachid Baitar i.s.m. Prof P. Rober en Prof. A. Buysse
Inleiding: Met jaarlijks meer dan 15 000 echtscheidingen in Vlaanderen kan het regelen van scheidingsconflicten zonder meer een maatschappelijke realiteit genoemd worden. Sommige koppels zullen moeten onderhandelen over de verblijfsregeling van kinderen, andere koppels hebben misschien enkel een huis dat verdeeld moet worden, conflicten over een gezamenlijk financieel vermogen zijn ook niet ondenkbaar, … Hoe het ook zij, de beslissing om te scheiden brengt vaak nieuwe keuzes en soms ook conflicten met zich mee. Professionelen spelen doorgaans een belangrijke rol in het komen tot regelingen tussen scheidende personen. Een traditioneel aanspreekpunt blijft ongetwijfeld de advocaat. Sinds de Bemiddelingswet van 2005 wordt er echter ook in toenemende mate promotie gevoerd voor samenkomsten met een bemiddelaar als alternatief of als aanvulling. De kernidee van deze ontwikkeling is dat in vergelijking met advocaten bemiddelaars (1) onpartijdiger zijn, (2) psychologisch beter geschoold en dus empatischer, minder oordelend en authentieker tussenkomen, (3) meer het proces structureren, belangengericht en informerend te werk gaan. Deze verschillende elementen maken deel uit van wat in de internationale literatuur facilitatieve of „elicitive‟ bemiddeling genoemd wordt. Interventies van de professional zijn hierbij eerder gericht op het beheren van het proces dan op het geven van adviezen of beslissingen over de inhoud. De onderliggende assumptie is immers dat de scheidende personen onder begeleiding van een gezamenlijke bemiddelaar(s) zelf in staat zijn om creatieve regelingen op maat te ontwikkelen. Tegenover dit facilitatieve model staat het traditioneel antagonistisch conflictmodel in de rechtspraak, waarbij twee partijen elkaar bestrijden. Iedere partij neemt hierbij een eigen advocaat bij de hand die gericht is op het maken van inhoudelijke suggesties, het geven van advies over wat de beste oplossing is en het voorspellen van eventuele juridische gevolgen van beslissingen. Kortom, de professional handelt primair directief vanuit zijn rol als inhoudelijk expert. Deze tweedeling tussen de facilitatieve bemiddelaar enerzijds en de antagonistische advocaat anderzijds is zeer populair onder professionals en onderzoekers. Zo is er de laatste drie decennia uitvoerig vergelijkend onderzoek gedaan tussen bemiddeling enerzijds en juridische onderhandelingen anderzijds. De (soms impliciete) basisveronderstelling bij dit onderzoek is dat bemiddeling per definitie meer facilitatief van aard is en juridische onderhandelingen minder processtructurerend, informatie en belangengericht zijn. De advocaat wordt verder even routinematig verondersteld een formele en partijdige
professional te zijn in vergelijking met de aanpak van de onpartijdige bemiddelaar die meer informeel en empatisch zou tussenkomen. Bestaand onderzoek versterkt deze assumpties door herhaaldelijk te bevestigen dat bemiddeling meer tijds- en kostenefficiënt is, tot hogere tevredenheid leidt en het conflictniveau verlaagt tussen scheidende personen. Bemiddelaars zouden ook vaker dan advocaten in staat zijn om scheidingsconflicten in regelingen te vertalen en meer duurzame regelingen tot stand brengen. Recent Amerikaans onderzoek toont zelfs aan dat scheidingsregelingen meer creatief en op maat zijn na bemiddeling. Verschillende gezaghebbende overzichtswerken van de onderzoeksliteratuur ter zake nuanceren echter eensgezind dit euforisch optimisme voor bemiddeling in onderzoek. Een aantal fundamentele tekortkomingen zouden volgens deze wetenschappers voorgenoemde conclusies immers voorbarig maken. In eerste instantie wordt er vaak onderzoek gedaan met te kleine steekproeven die de veralgemening van resultaten niet toelaten. Toekomstig onderzoek zal dus pas een grote meerwaarde hebben als de bemiddelingsgroepen en onderhandelingsgroepen representatief zijn voor wat advocaten en bemiddelaars effectief doen. Een tweede minpunt voor bestaand onderzoek is dat er vaak geen duidelijke vergelijkingsgroepen worden gebruikt. Een klassiek voorbeeld hierbij is onderzoek dat succesvolle bemiddeling vergelijkt met juridische onderhandelingen die nog lopen, mislukt zijn of via de rechter beslist zijn. De positieve resultaten van bemiddeling zijn dan te wijten aan een verschil in groepssamenstelling eerder dan een verschil in aanpak van professionals. Toekomstig onderzoek zal dus betere inclusie criteria moeten hanteren voor de samenstelling van de twee onderzoeksgroepen. Een derde tekortkoming in bestaand onderzoek is de expliciete of impliciete assumptie dat bemiddelaars steeds facilitatief werken en advocaten altijd niet-facilitatief directief tussenkomen. Hoewel dergelijke professionele stereotypes wellicht enige theoretische grond hebben en mee aan de basis liggen voor de opkomst van bemiddeling, vormt ze zonder twijfel een oversimplificatie van wat advocaten en bemiddelaars effectief in de praktijk brengen. Leonard Riskin beschreef voor het eerst systematisch de praktijk van de traditionele facilitatieve bemiddelaar als tegenpool voor de evaluatieve of directieve bemiddelaar. Wanneer de bemiddelaar minder de focus op informeren (wat cliënten belangrijk vinden) en beheren van het proces legt, maar in plaats hiervan de focus vooral richt op zijn rol als expert-adviseur, de standpunten van cliënten en inhoudelijke materie dan is er volgens Riskin geen sprake van elicitief [of] facilitatief werken, maar van evaluatief directief werken in bemiddeling. Recent is er ook empirische evidentie gevonden voor dit onderscheid tussen meer evaluatieve en facilitatieve werkstijlen. Zo voerden onder andere Charkoudian, De Ritis, Buck and Wilson een kwalitatieve observatiestudie uit naar de strategieën en interventies die facilitatieve en evaluatieve bemiddelaars hanteren. Concreet werden voorafgaand en volgend op 70 bemiddelingssessies interviews afgenomen om de bemiddelaars voorafgaand aan de bemiddeling in te delen in facilitatieve en evaluatieve bemiddelaars. Vervolgens werd via observatie de effectief gebruikte werkstijl geïdentificeerd. Resultaten gaven zoals verwacht aan dat facilitatieve bemiddelaars hoofdzakelijk facilitatieve strategieën hanteerden en directieve bemiddelaars hoofdzakelijk directieve strategieën. Samengenomen wijzen deze theoretische en empirische conclusies erop dat de bemiddelingspraktijk niet per definitie te vereenzelvigen is met een facilitatieve belangengerichte aanpak. Ook voor de praktijk van de advocaat horen we analoge geluiden die de assumptie van een strikte identificatie van advocaten met directief werken nuanceert. Onderzoek toont immers aan dat advocaten soms ook cliënten helpen om irrationele
standpunten via een belangengerichte aanpak in realistische proporties te vertalen. Hoewel competitie en strijd de traditionele aanpak van advocaten blijven karakteriseren, duiken er steeds meer initiatieven op die advocaten stimuleren om de voorgenoemde facilitatieve principes in hun werkrelatie met de cliënt te integreren. De Canadese onderzoekster Julie Macfarlane spreekt bijgevolg over het tijdperk van „de nieuwe advocaat‟ (The New Lawyer). De werkrelatie tussen advocaat en cliënt komt centraal te staan met een grotere aandacht voor wat cliënten zelf belangrijk vinden en nieuwe strategieën om cliënten actief in de onderhandelingen mee te laten participeren. De opkomst van „collaborative lawyering‟ in de Angelsaksische landen en Nederland is hier een klassiek voorbeeld van. Bij collaborative lawyering heeft iedere cliënt zijn eigen advocaat, maar worden de onderhandelingen met elkaar in een belangengericht coöperatief proces gevoerd. Dit betekent dus dat de bovengenoemde facilitatieve principes die eigen zijn aan de bemiddeling worden geïntegreerd in onderhandelingen dmet advocaten. Bovendien verbinden alle betrokkenen zich ertoe dat wanneer de onderhandelingen zouden worden stopgezet, de advocaten in kwestie niet zelf het conflict voor de rechtbank zullen brengen. Zo wil men de authentieke betrokkenheid van de advocaten maximaal verzekeren. Deze ontwikkelingen tonen dus aan dat facilitatief werken zich enerzijds zowel als een eigenstandig beroep (met name bemiddelaar) dan wel als sociale beweging in traditionele beroepen (met name de nieuwe advocaat of collaborative lawyering) kan manifesteren. Dit betekent dus voor toekomstig onderzoek dat wie bemiddeling met juridische onderhandelingen zinvol wil vergelijken, rekening moet houden met hoe facilitatief de verschillende betrokken professionals te werk gaan. De onderliggende assumptie wordt immers dat het niet het onderscheid bemiddelaar-advocaat is, maar wel de mate van facilitatief werken dat het resultaat en effecten van bemiddeling en onderhandelingen zal bepalen. Een logische maatstaf voor de effecten van samenkomsten met professionals zijn hierbij de bekomen regelingen. Zo hebben verschillende onderzoekers via objectieve kenmerken de bekomen regelingen onderzocht op tijdsduur, kosten en duurzaamheid. Bemiddeling bleek over het algemeen sneller tot regelingen te leiden, goedkoper te zijn wanneer er effectief regelingen bekomen werden en in de eerste twee jaar ook minder nieuwe gerechtelijke procedures te bewerkstelligen. Veel minder onderzocht is hoe de bekomen regelingen door de scheidende personen zelf ervaren worden. Zo vond men dat bij personen die nog geen scheidingsregeling hadden de tevredenheid tussen de 30 en 60 % ligt, terwijl voor personen met wél een regeling deze tevredenheid tussen de 60 en 80% ligt. Hoewel dergelijke tevredenheid hoger is dan de 30 tot 50% tevredenheid die personen in juridische onderhandelingen rapporteren, is het helemaal niet duidelijk wat “tevreden zijn” precies betekent voor deze personen. Is het tevreden zijn met de kwaliteit van de scheidingsregeling, eerder met wat de professional doet of de doorlopen procedure? Kortom, toekomstig onderzoek naar de subjectieve beleving van scheidende personen zal duidelijk moeten concretiseren wat er bedoeld wordt.
Onderzoeksvraag In deze studie hebben we onderzocht of facilitatief werken tijdens samenkomsten met een professional een invloed heeft op hoe gescheiden personen de kwaliteit van scheidingsregelingen beleven. Concreet vroegen we ons af: (1) of de mate van informerend, belangen- en procesgericht werken samenhangt met de gerapporteerde kwaliteit van scheidingsregelingen? (2) of de mate van onpartijdigheid of authenticiteit, aanvaarding en empathie samenhangen met de gerapporteerde kwaliteit van scheidingsregelingen?
Om deze relatie tussen de mate van facilitatief werken en kwaliteit van regelingen beter te kunnen onderzoeken, hebben we echter ook rekening gehouden met een reeks andere kenmerken die deze relatie zouden kunnen beïnvloeden. In de eerste plaats hielden we rekening met kenmerken die reeds bestonden voor de echtscheiding, namelijk geslacht (is er een verschil tussen mannen en vrouwen?), kwaliteit van huwelijksrelatie (hebben meer of minder intense conflicten tijdens het huwelijk een impact op de kwaliteit van scheidingsregelingen?) en wie er beslist heeft om te scheiden (is er een verschil als je zelf, de ex-partner of samen beslist hebt om te scheiden?). Ook hielden we rekening met kenmerken die eigen zijn aan de doorlopen weg om te scheiden. Specifiek hielden we naast het type professional (namelijk advocaat of bemiddelaar) en zijn werkstijl (meer of minder facilitatief werken) ook rekening met de aard van de doorlopen scheidingsprocedure. Koppels kunnen immers scheiden op basis van wederzijdse toestemming (zgn. EOTprocedure) of op basis van de onherstelbare ontwrichting (zgn. EOO-procedure). We voegen dus al deze variabelen toe in de statistische analyses om zeker te zijn dat de relaties die we rapporteren niet door deze laatste variabelen verklaard kunnen worden. Belangrijk is verder dat het hier in alle analyses steeds om de beleving van de ex-gehuwden zelf draait. De kwaliteit van regelingen wordt door de subjectieve percepties van de exgehuwden bepaald, met name hoe fair, concreet, op maat en volledig deze de regeling vinden.
Beschrijving Project Het IPOS-project beoogt scheidingstrajecten te optimaliseren met als doel de levenskwaliteit van gezinnen tijdens en na een scheiding te verhogen. Hiervoor worden gedurende vier jaar personen in scheiding, hun kinderen en scheidingsdeskundigen bevraagd en opgevolgd aan de hand van gestandaardiseerde vragenlijsten.
Steekproef Tussen 17 maart 2008 en 16 maart 2009 werd in de rechtbanken te Antwerpen, Mechelen, Gent en Kortrijk aan alle personen in scheiding via folders met antwoordkaarten gevraagd om deel te nemen aan het IPOS project. Van de 8896 kaarten kwamen er 3924 (44%) terug met bereidheid tot deelname, waarvan uiteindelijk 1850 (20.8%) volwassen de vragenlijst volledig invulden. De IPOS vragenlijst bestond uit twee delen; een basisdeel dat iedereen invulde en een bijkomend, verdiepend deel over een bepaald topic, dat ad random aan de deelnemers werd toegewezen. Voor deze studie betekent dit concreet dat we de analyses ook splitsen in twee delen. Voor de eerste steekproef ligt de focus op de rol van de kenmerken belangengericht, informeren en processtructurerend werken door de professional. Voor een subset van deze personen evalueren we verder ook de rol van de grondhoudingen van de professional en met name hoe empatisch, aanvaardend en authentiek de professional enerzijds is en hoe onpartijdig de professional anderzijds is. Zoals besproken in de inleiding van deze factsheet is het verder belangrijk dat onderzoek gebruik maakt van eenduidige inclusiecriteria. De volwassenen in deze analyses betroffen bijgevolg enkel die personen die allen voldoen aan de vijf inclusiecriteria van deze studie, namelijk (1) ex-gehuwd(e) zijn, (2) vragenlijst volledig ingevuld hebben, (3), een scheidingsregeling bekomen hebben, (4) met behulp van een scheidingsprofessional, die (5) advocaat (juridische onderhandelingen) of bemiddelaar (bemiddeling) is. Dit resulteerde respectievelijk in data van 469 personen voor de basisanalyse en hieruit vervolgens 117 personen voor de tweede analyse. Tabel 1 (zie bijlage) geeft een overzicht van de
voornaamste kenmerken van beide steekproeven in functie van echtscheiding op basis van onderlinge overeenstemming (EOT) en echtscheiding op basis van de onherstelbare ontwrichting (EOO). Resultaten Deel 1: belangengericht, informerend en processtructurerend werken Steekproefomschrijving Deze steekproef bestaat uit 469 ex-gehuwden, waarvan 43.50% gescheiden mannen en 56.50 % gescheiden vrouwen. De gemiddelde leeftijd is 43.72 jaar, waarvan de oudste persoon een leeftijd van 76 jaar heeft en de jongste een leeftijd van 21 jaar. Van al deze personen zijn 80.17 % gescheiden via de EOT-procedure en 19. 83 %gescheiden via een EOO-procedure. In onze steekproef kregen 29.64 % hulp van een bemiddelaar bij het opstellen van een echtscheidingsregeling. De overige 70.36% deden hiervoor een beroep op advocaten. Verder kregen 34.57% hulp van een bemiddelaar en 65.43 % deed beroep op een advocaat voor het komen tot regelingen in een EOT-procedure. Binnen de EOOprocedure zijn de verhoudingen nog scherper. Slechts 9.67% kreeg assistentie van een bemiddelaar en een duidelijke meerderheid van 90.33% hield samenkomsten met een advocaat. We zien ook enkele verschillen in het aantal personen dat al dan niet samen met de ex-partner de beslissing genomen heeft om te scheiden. We zien specifiek dat 49.25% aangeeft zelf de beslissing genomen te hebben om te scheiden. Verder geeft 18.99 % aan dat het een gezamenlijke beslissing betreft en 31.77% duidt de ex-partner aan als eerste beslisser. Voor al deze deelnemers is ook de frequentie, intensiteit en mate van oplossen van conflicten tijdens het huwelijk vastgesteld. Specifiek hadden ex-gehuwden gemiddeld een 3.33 op een 5-punten schaal en vertoonden dus een gemiddeld tot eerder hoog conflictniveau tijdens het huwelijk. Verder werd het facilitatief werken door de professional door de ex-gehuwden gemiddeld geëvalueerd als 5.22 op een 7-punten schaal. Dit betekent dus dat de ex-gehuwden concreet eerder wel akkoord waren dat de scheidingsprofessional informerend, belangengericht, en processtructurerend te werk ging. De ex-gehuwden gaven tot slot aan dat de kwaliteit van de regelingen gemiddeld 5.05 op een 7-punten schaal bedroeg en dus waren ze eerder wel akkoord dat de regelingen fair, op maat, concreet en volledig waren. Voor een meer gedetailleerd overzicht verwijzen we naar Tabel 1 in de bijlage. Resultaten Deel 1 Voor de analyses is gebruik gemaakt van een meervoudige lineaire regressie. We wilden hierbij nagaan wat het verband is tussen de gerapporteerde kwaliteit van scheidingsregelingen enerzijds en facilitatief werken anderzijds. Met facilitatief werken doelen we hierbij enkel op de kenmerken belangengericht, informerend en processtructurerend werken. We controleren verder ook steeds voor de mogelijke invloed van andere variabelen. Uit de analyses blijkt dat de kwaliteit van de scheidingsregeling samenhangt met welke professional een scheidende persoon een samenkomst heeft. Specifiek zien we dat via bemiddeling gemiddeld een hogere kwaliteit van regelingen gerapporteerd wordt dan wie via juridische onderhandelingen zijn/haar scheiding regelt. Ook zien we dat wat er gebeurt tijdens deze samenkomsten, namelijk de mate van facilitatief werken ook een invloed heeft op de kwaliteit van regelingen. Hoe meer er belangengericht, informerend en processtructurerend gewerkt wordt, hoe beter de kwaliteit
van regelingen volgens de ervaring van scheidende personen. De data geven verder ook aan dat de kwaliteit van regelingen ook samenhangen met de kwaliteit van de huwelijksrelatie. Hoe meer onopgeloste, intense en frequente conflicten tijdens het huwelijk, hoe lager de gerapporteerde beleving inzake kwaliteit van regelingen. Interessant is verder ook dat de kwaliteit van regelingen niet lijkt samen te hangen met wie er beslist heeft om te scheiden, of er een EOO of EOT-procedure gevolgd is. Tot slot blijkt ook de ervaren kwaliteit van regelingen bij mannen niet significant te verschillen van de kwaliteit van regeling bij vrouwen. Voor een gedetailleerd overzicht van standaarddeviaties en significantie-niveaus verwijzen we naar Tabel 2 in de bijlage. Deel 2: de facilitatieve kenmerken onpartijdigheid aanvaarding, authenticiteit van de professional anderzijds
enerzijds
en
empathie,
Steekproefomschrijving De analyses inzake de authenticiteit, empathie, aanvaarding en onpartijdigheid van de professional worden uitgevoerd op een subset van 24.95 % (n=117) van de eerder genoemde representatieve steekproef van 469 personen. Deze steekproef omvat 41.88 % mannen en (58.12 % vrouwen. De gemiddelde leeftijd is 44.58 jaar, waarvan de jongste persoon 25 jaar is en de oudste persoon 67 jaar. Voor 78.63% is de scheiding geregeld via een EOT-procedure en voor 21.37% gebeurt dit via een EOO-procedure. Ook heeft 23.08% samenkomsten met een bemiddelaar en 76.92% kreeg hulp van een advocaat bij het opstellen van de scheidingsregeling. Verder geven 50.43% aan zelf beslist te hebben, 18.80 % geven aan dat de scheiding een gezamenlijke beslissing was en 30.78% rapporteert dat de ex partner de beslissing genomen had. Wat de grondhoudingen empathie, aanvaarding, authenticiteit en onpartijdigheid van de professional betreft, zijn alle items vastgesteld op een 4-puntenschaal met 1 niet van toepassing en 4 uitermate van toepassing op de beleving van de ex-gehuwden. De exgehuwden scoren gemiddeld 2.44, wat betekent dat ex-gehuwden de deskundigen een beetje tot veel als authentiek, empatisch en aanvaardend ervaren hebben. De factor onpartijdigheid heeft een gemiddelde van 3.60 en dus worden deskundigen in het algemeen als veel tot uitermate onpartijdig ervaren. De beleving van regeling is verder vastgesteld door 4 items op een 7-punten schaal met 1 helemaal niet akkoord en 7 helemaal akkoord. Onze steekproef van ex-gehuwden scoren hierop gemiddeld 5.13. De kwaliteit van regelingen worden dus eerder wel als fair, concreet, op maat en volledig ervaren door de ex-gehuwden. Voor een meer gedetailleerd overzicht verwijzen we naar Tabel 1 in de bijlage. Resultaten Deel 2: Uit de analyses blijkt er een significante samenhang te bestaan tussen de persoonlijke kwaliteiten van de professional en de kwaliteit van de regelingen. Hoe meer aanvaarding, empathie en authenticiteit van de professional men ervaren heeft, hoe positiever men de scheidingsregeling ervaart. Er is verder ook een samenhang vastgesteld met de ervaren onpartijdigheid van de professional. Hoe onpartijdiger de professional, hoe positiever de regeling beleefd werd. Het type professional doet er ook toe. Meer specifiek scoren juridische onderhandelingen wat de kwaliteit van de scheidingsregeling betreft minder goed dan bemiddelingen. Alle andere variabelen, namelijk conflict niveau tijdens het huwelijk, EOO versus EOT-traject, geslacht van de ex-gehuwde, of wie de beslissing tot scheiding genomen heeft hangt niet significant samen met hoe ex-gehuwden de kwaliteit van hun regeling evalueren. Voor een gedetailleerd overzicht van bijbehorende standaarddeviaties en significantieniveaus verwijzen we naar Tabel 3 in de bijlage.
Besluit Volgens deze analyses doet bemiddeling het beter dan juridische onderhandeling wat de kwaliteit van de scheidingsregeling betreft tenminste zoals die door de scheidende mensen zelf ervaren wordt. In het bijzonder is de werkstijl van de bemiddelaar en de advocaat relevant. Wie de professional ervaart als iemand die (1) informerend, processtructurerend en belangengericht tussenkomt, (2) zich onpartijdig of (3) authentiek, empatisch en aanvaardend opstelt, zal ook zijn scheidingsregeling als meer fair, concreet, op maat en volledig ervaren. De kwaliteit van de scheidingsregeling wordt verder ook bepaald door het conflictniveau tijdens de huwelijksrelatie. Hoe intensiever en hoe meer conflicten tijdens het huwelijk, hoe negatiever de scheidingsregeling ervaren wordt. Mogelijke implicaties Uit de resultaten van deze studie blijkt dat scheidingsprofessionals competenties dienen te ontwikkelen die primair gericht zijn op het bewerkstelligen van een goede werkrelatie met ex-gehuwden. We denken hierbij ondermeer aan: *eerder focus op luisteren en rekening houden met wat ex-gehuwden belangrijk vinden (dan eenzijdig standpunten verdedigen) *Eerder informeren en uitleggen (dan adviseren of opleggen) *Eerder focus op procesinterventies (dan inhoudelijke interventies) *Eerder onpartijdig tussenkomen (dan eenzijdig partijdig) *Eerder empatisch, aanvaardend en authentiek tussenkomen (dan formeel en afstandelijk) De bovengenoemde elementen samen met de vastgestelde invloed van huwelijksconflicten impliceert ook: * procesmatig werken met conflicten (met wortels in het huwelijk) Deze resultaten hebben ook implicaties voor opleiders en de opleiding van advocaten en bemiddelaars. Vooreerst lijkt het zeer zinvol als scheidingsprofessionals tijdens hun basisopleiding al een training kunnen krijgen in de elicitieve aanpak van echtscheidingen. Dit betekent dus dat er niet enkel aandacht is voor “hoe best kennis over te dragen van professional naar cliënt” en het aanleren van technieken en vaardigheden, maar ook hoe kennis te ontdekken en te creëren tijdens samenkomsten met ex-gehuwden. Hierbij vertrekt men dus van een participatiegedachtegoed, waarbij professional en cliënt(-en) actief betrokken zijn. Wat scheidingsregelingen betreft komt bemiddeling ook naar voor als een zinvol alternatief naast juridisch onderhandelen. Het beleid ter zake zou dan ook gericht moeten zijn op een verdere uitbouw en ondersteuning van deze dienstverlening. Naast de klassieke rol van de advocaat zien we immers dat ook andere professionals als bijv. de advocaat-bemiddelaar, notaris-bemiddelaar en hulpverlener-bemiddelaar een belangrijke bijdrage kunnen leveren om het scheidingstraject van ex-gehuwden te optimaliseren.
Bijlagen: Tabel 1: Overzicht kenmerken van de basissteekproef en de steekproef subset Steekproef
Steekproef 1
steekproef 2
Traject
EOT
EOT
Percentage personen (aantal personen);
80% (376) 20% (93) 79 (92) 21 (25)
% vrouwen (aantal vrouwen)
56%
57%
60%
52%
Gemiddeld conflict niveau tijdens huwelijk 3.29
3.51
3.13
3.71
% samenbeslissers
19%
17%
20%
16%
% ex-beslisser
31%
35%
32%
28%
% zelf-beslisser
50%
47%
49%
56%
% bij bemiddelaars (bij advocaten)
35%
10%
26%
12%
Gemiddelde kwaliteit van regelingen
5.13
4.72
5.24
4.70
EOO
Tabel 2: De rol van belangengericht, informerend en processtructurerend werken Estimate
Std. Error
Pr(>|t|)
Info/proces/belang
0.37
0.05
0.00
***
advocaat (bemiddelaar)
-0.33
0.13
0.01
**
EOO (EOT)
-0.19
0.14
0.20
Huwelijksconflicten
-0.13
0.06
0.02
Vrouw (man)
-0.09
0.12
0.47
Beslisser
*
(0.52)
Samen-beslissers
-0.13
0.15
0.38
Ex-beslisser
0.05
0.13
0.70
Noot: continue onafhankelijke variabelen zijn gecentreerd rond hun gemiddelde.
EOO
Afhankelijke = beleving regeling F-waarde = 10.994, df=7 en 461, p<0.001 Adj. R-kwadraat = 0.13
Tabel 3: rol van de grondhoudingen empathie, aanvaarding, authenticiteit en onpartijdigheid Estimate
Std. Error
Pr(>|t|)
Empathie/aanvaard/authenticiteit
0.47
0.17
0.01
**
Onpartijdigheid
0.33
0.16
0.05
*
advocaat (bemiddelaar)
-0.61
0.28
0.03
*
EOO (EOT)
-0.11
0.29
0.72
Huwelijksconflicten
-0.13
0.11
0.23
Vrouw (man)
-0.03
0.25
0.90
Beslisser
(0.854)
Samen-beslissers
-0.17
0.31
0.58
Ex-beslisser
-0.02
0.27
0.94
.
Noot: continue onafhankelijke variabelen zijn gecentreerd rond hun gemiddelde. Afhankelijke = beleving regeling F-waarde = 4.645, df=8 en 108, p<0.001 Adj. R-kwadraat = 0.20