16o4
Wetenschap
Bemiddeling in strafzaken in Maastricht De eerste onderzoeksresultaten Jacques Claessen en Gwenny Zeles1 Terwijl herstelrecht theoretisch steeds meer vorm krijgt en onder zowel wetenschappers, praktijkmensen als leken steeds meer bekendheid geniet, blijft Nederland wat betreft herstelgerichte praktijken in het strafrecht achterlopen in vergelijking met het buitenland; alleen in Maastricht is momenteel sprake van een gevestigde strafrechtelijke bemiddelingspraktijk. De vraag is hoe dit komt. Uit bestaand (internationaal) onderzoek kan immers de conclusie worden getrokken dat genoemde praktijken tot even goede of zelfs betere resultaten leiden dan wanneer wordt gekozen voor een regulier strafrechtelijk traject. Ook op basis van de in dit artikel besproken cijfers over de bemiddelingspraktijk in Maastricht lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat deze solide functioneert.
1. Inleiding In Nederland kennen we bemiddeling (mediation) al geruime tijd in het burgerlijke en administratieve recht als middel om mensen – met professionele hulp – zoveel mogelijk zelfstandig hun conflicten op te laten lossen. Sinds enige tijd treffen we bemiddeling ook aan in het strafrecht, zij het stapje voor stapje. Nederland loopt op dit punt duidelijk achter bij landen als België, Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk.2 Art. 10 van het EU-kaderbesluit inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure van 15 maart 2001 heeft in EU-lidstaten een belangrijke rol gespeeld om tot invoering van strafrechtelijke bemiddeling over te gaan; inmiddels is dit kaderbesluit in 2012 vervangen door de EU-richtlijn tot vaststelling van minimumnormen voor slachtoffers, waarin eveneens aandacht wordt besteed aan bemiddeling in strafzaken. Opvallend is dat Europa mediation als een recht van het slachtoffer bestempelt. Dat is niet erg zolang wordt onderkend dat bemiddeling niet enkel voor slachtoffers is bedoeld maar ook voor daders en gemeenschap. In Nederland heeft genoemd EU-kaderbesluit uiteindelijk geleid tot de Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces die op 1 januari 2011 in werking is getreden. Deze wet had een afzonderlijke titel in het Wetboek van Strafvordering – ‘Het slachtoffer’ – tot gevolg met daarin opgenomen verscheidene slachtofferrechten. Sommige hiervan bestonden reeds en werden nu bij elkaar gebracht en gecodificeerd, andere waren nieuw. Nieuw was art. 51h Sv dat bepaalde dat bij Algemene Maatregel van Bestuur nadere regels konden worden gesteld betreffende bemiddeling. Vooralsnog bleef deze wetsbepaling een dode letter. Per 1 januari 2012 is zij gewijzigd en uitgebreid en lijkt zij ruimschoots de weg
1766
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 05-07-2013 – AFL. 27
vrij te maken voor bemiddeling in strafzaken.3 Inmiddels is het Amsterdamse pilotproject ‘Mediation naast rechtspraak’ uit 2010/11 afgerond en geëvalueerd en zullen binnenkort bij vijf rechtbanken eveneens pilotprojecten met bemiddeling in strafzaken worden gestart.4 Onder bemiddeling wordt verstaan ‘het proces (…) dat wordt georganiseerd en begeleid door een daarvoor gekwalificeerde bemiddelaar – de mediator – nadat door een slachtoffer aangifte is gedaan bij de politie en voordat de strafrechter jegens de dader (verdachte) tot onherroepelijke vonniswijzing komt’.5 Genoemd EU-kaderbesluit definieert mediation in strafzaken als volgt: ‘het zoeken naar een via onderhandelingen tot stand gebrachte schikking vóór of tijdens de strafprocedure, tussen het slachtoffer en degene die het strafbare feit heeft gepleegd, door bemiddeling van een bevoegde persoon’.6 Uit deze definitie volgt dat bemiddeling meer is dan enkel een therapeutisch slachtoffer-dadergesprek. Bedoeld wordt dat slachtoffer en dader het recht hebben om na misdaad gezamenlijk tot een schikking te komen waarmee de zaak volledig is afgedaan ofwel waarmee de rechter rekening houdt in zijn vonnis. Bemiddeling kan op verschillende manieren met strafrecht samenhangen:7 zij kan deel uitmaken van de strafrechtelijke procedure of plaatsvinden als alternatief daarvoor. In het eerste geval kan de zaak tijdens het opsporingsonderzoek of het onderzoek ter terechtzitting worden verwezen naar de bemiddelaar, waarna het Openbaar Ministerie respectievelijk de zittingsrechter rekening houdt met het positieve resultaat van bemiddeling bij zijn vervolgings- onderscheidenlijk sanctioneringsbeslissing.8 In het tweede geval leidt een geslaagde bemiddeling ertoe dat strafrechtelijk ingrijpen geheel achterwege blijft (diversion/rechtsomlegging).9
Opmerking verdient dat bemiddeling geen neutrale techniek is. Zij is een (oer)vorm van herstelrecht (restorative justice). Zehr definieert herstelrecht als ‘a process to involve, to the extent possible, those who have a stake in a specific offense to collectively identify and address harms, needs and obligations in order to heal and put things as right as possible’.10 In de kern gaat het om een vorm van rechtdoen door het herstellen van de schade – in de ruimste zin van het woord – die door een misdaad is ontstaan. In plaats van de dader intentioneel leed toe te brengen, zoals primair in het strafrecht gebeurt, ligt de focus binnen herstelrecht op wedergoedmaking door de dader jegens slachtoffer en gemeenschap. Herstel brengt wel leed met zich voor de dader maar het betreft anders dan bij straf geen intentionele leedtoevoeging.11 Nu kan worden gesteld dat reeds sprake is van straf zodra een sanctie wordt afgedwongen.12 Bij herstelrecht ligt de focus evenwel op het zoveel mogelijk vrijwillig aanvaarden van herstelsancties, door daders – in het kader van mediation, circles of conferences – te stimuleren hun verantwoordelijkheid te nemen voor hun misdaad. Er wordt niet alleen aandacht besteed aan de door de misdaad ontstane harms bij slachtoffers en de obligations van daders ter herstel van deze schade maar ook aan de needs van slachtoffers én daders. Besteed je geen aandacht aan de behoeften van daders, dan is de kans groot dat zij nieuwe slachtoffers zullen maken. Naast deze pragmatische idee gaat achter herstelrecht een mens- en wereldbeeld schuil waarin verbondenheid centraal staat, wat gepaard gaat met de normatieve idee van ‘niet-schaden, maar helpen’.13
Besteed je geen aandacht aan de behoeften van daders, dan is de kans groot dat zij nieuwe slachtoffers zullen maken 2. Bemiddeling in strafzaken in Maastricht Bij het parket Maastricht wordt sinds 1999 bemiddeld in strafzaken.14 Sinds kort wordt bemiddeling ook aangebo-
den in het kader van het ZSM-project.15 Evenals in Amsterdam gaat het in Maastricht om bemiddeling in een zo vroeg mogelijk stadium in de strafprocedure. Het zijn doorgaans parketsecretarissen die de door hen geschikt geachte zaken verwijzen naar de bemiddelaar. Deze gaat vervolgens na of slachtoffer en dader16 bereid zijn met elkaar rond de tafel te zitten; vrijwilligheid is een belangrijke voorwaarde voor deelname aan bemiddeling. Selectiecriteria die in Maastricht in het kader van bemiddeling worden gebezigd, zijn – naast het bestaan van (im)materiële schade: de dader bekent schuld; hij wil verantwoordelijkheid nemen door een bijdrage te leveren aan schadeherstel; hij staat in een bepaalde relatie tot het slachtoffer (bijvoorbeeld als partner, buur of collega). Genoemde criteria zijn echter niet in steen gebeiteld. Zo worden ook deels ontkennende daders die ‘openstaan’ voor een gesprek, toegelaten tot bemiddeling. En met daders die het slachtoffer vóór de misdaad niet kenden, wordt eveneens bemiddeld. Feit is evenwel dat zaken waarin dader en slachtoffer elkaar wel kennen, in Maastricht een belangrijke plaats innemen, nu conflictoplossing hier vaak van groot belang is. Immers, men moet weer met elkaar verder, tenzij men uit elkaar gaat, verhuist of een andere baan neemt. Er wordt bij de selectie niet enkel naar de dader gekeken. Zo vormen ernstige trauma’s, een eenzijdige focus op wraak of disproportionele wensen aan de kant van het slachtoffer eveneens contra-indicaties; secundaire victimisatie dient te worden voorkomen. Of bemiddeling een reële optie is, is grotendeels een casuïstische aangelegenheid die een empathische beoordelaar vergt. Wordt een zaak door parketsecretaris en bemiddelaar geschikt geacht en zijn slachtoffer en dader bereid om deel te nemen, dan vindt een gezamenlijk gesprek plaats; in de regel gaat het om één gesprek dat een aantal uren duurt. Doorgaans nemen advocaten en familieleden hieraan geen deel. In Maastricht geldt dat, wanneer een bemiddelingsgesprek resulteert in een overeenkomst, strafrechtelijke vervolging achterwege blijft; er is dan sprake van een voorwaardelijk sepot waarbij naleving van de overeenkomst de voorwaarde is. Bij niet-nakoming binnen een bepaalde termijn of bij recidive binnen twee jaar wordt alsnog gedagvaard; deze voorwaarden worden expliciet in de overeenkomst opgenomen. Strafbare feiten waarvoor een transactie/strafbeschikking mogelijk is en zaken die normaliter
Auteurs
3. Ook zonder art. 51h Sv staat niets in de
10. H. Zehr, The Little Book of Restorative
perspectief, Nijmegen: Wolf Legal Publis-
1. Mr. dr. Jacques Claessen en drs. Gwenny
wet aan strafrechtelijke bemiddeling in de
Justice, Intercourse, Good Books 2002.
hers 2010.
Zeles LLM zijn als strafjurist respectievelijk
weg.
11. L. Walgrave, ‘Herstelrecht en de wet’,
14. Daarvoor reeds in het kader van de
rechtspsychologe verbonden aan de Univer-
4. Dierx & Van Hoek 2012, p. 187-196.
in: B. van Stokkom, (red.), Straf en herstel.
projecten Dading en Justitie in de Buurt. J.
siteit Maastricht. De auteurs danken Jorg
5. Dierx & Van Hoek 2012, p. 30.
Ethische reflecties over sanctiedoeleinden,
Claessen, ‘Bemiddeling in strafzaken: toe-
Leever en Nancy Ramackers voor het verza-
6. Dierx & Van Hoek 2012, p. 30.
Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2004,
komst voor zowel daders als slachtoffers’,
melen van de data.
7. Bemiddeling kan ook geheel losstaan van
p. 69-89.
Nieuwsbrief Strafrecht, 2012 p. 1258-1262.
strafrecht.
12. J. Claessen, (2012), ‘Pleidooi voor een
15. Zie over het ZSM-project: http://www.
Noten
8. Negatieve bemiddelingsuitkomsten
ruimer strafbegrip of een strafrecht zonder
om.nl/onderwerpen/zsm/.
2. J. Dierx en A. van Hoek (red.), Mediation
mogen geen invloed hebben op de uit-
straffixatie’, Tijdschrift voor Herstelrecht, 4,
16. Hoewel in deze fase van het strafproces
in strafzaken. De praktische toepassing van
komst van de strafzaak. Het Openbaar
p. 37-49; J. Blad, (2012), ‘Het sanctiecon-
officieel sprake is van verdachten, wordt in
restorative justice en herstelrecht, Den
Ministerie kan ook rekening houden met
cept van het herstelrecht’, Sancties, 2012/4,
deze bijdrage gesproken van daders, omdat
Haag: Sdu 2012, p. 149-174; P.J.P Tak,
het positieve bemiddelingsresultaat in het
p. 232-250.
het veelal gaat om bekennende verdachten
Slachtoffer-dader mediation in het straf-
kader van een strafbeschikking.
13. J. Claessen, Misdaad en straf. Een her-
en voorts wordt gesproken over slachtoffer-
recht, Deventer: Kluwer 2013, p. 6-7.
9. Dierx & Van Hoek 2012, p. 36.
bezinning op het strafrecht vanuit mystiek
daderbemiddeling.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 05-07-2013 – AFL. 27
1767
Wetenschap
door de politierechter worden afgehandeld, komen in principe in aanmerking; het betreft derhalve ‘lichtere’ zaken. Het komt in Maastricht overigens steeds vaker voor dat niet de parketsecretaris een zaak naar de bemiddelaar doorverwijst maar de zittingsrechter c.q. politierechter. Eigenlijk is de zaak dan al een station te ver maar ook in deze procesfase is er ruimte voor bemiddeling: de rechter schorst het onderzoek ter terechtzitting en stelt de zaak in handen van de bemiddelaar. Na verloop van tijd komt de zaak terug op zitting en wanneer de bemiddeling succesvol is verlopen, houdt de rechter hiermee rekening in zijn vonnis. Hij kan besluiten de dader slechts een voorwaardelijke straf op te leggen of een schuldigverklaring zonder strafoplegging uit te spreken. Ook komt het voor dat de rechter het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaart. De vraag is of dat strikt juridisch gezien de juiste einduitspraak is; nu het Maastrichtse model gericht is op voorkoming van vervolging misschien wel.
Het uiteindelijke doel van de bemiddeling is het sluiten van een gezamenlijk gedragen overeenkomst ter herstel van de door de misdaad aangerichte schade 1768
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 05-07-2013 – AFL. 27
Het uiteindelijke doel van de bemiddeling is het sluiten van een gezamenlijk gedragen overeenkomst ter herstel van de door de misdaad aangerichte schade. Soms worden de vorderingen tegen elkaar weggestreept, wanneer dader- en slachtofferrol inwisselbaar zijn. Maar dit is vanzelfsprekend lang niet altijd het geval. Partijen kunnen met elkaar overeenkomen dat de dader werkelijk herstel pleegt (denk aan het verwijderen van graffiti of het repareren van een tuinhek), dat hij vanuit zijn beroep/hobby symbolisch iets goedmaakt jegens het slachtoffer (een mooi voorbeeld is de automobilist die een lid van een wielervereniging aanreed en bij wijze van herstel een fotoreportage voor de website van die vereniging maakte) of dat hij de schade financieel vergoedt. Ook komt het voor dat het slachtoffer geen prijs stelt op schadevergoeding. Partijen kunnen dan overeenkomen dat de dader een bepaald geldbedrag doneert aan Slachtofferhulp Nederland of aan een andere stichting. Ook kunnen partijen aanvullende afspraken maken, bijvoorbeeld dat de dader een training agressiebeheersing of sociale vaardigheden gaat doen of dat hij zich laat behandelen voor zijn drugs- en/of alcoholverslaving. Indien dit het geval is, wordt de officier van justitie als partij bij de overeenkomst betrokken. Een en ander geeft al aan dat het bij bemiddeling niet enkel om schadevergoeding draait maar ook om recidivevoorkoming. Deze kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd doordat de dader wordt geconfronteerd met het verhaal, de negatieve emoties en het leed van het slachtoffer. Daardoor ziet hij in dat hij verkeerd heeft gehandeld en dat het in de toekomst anders moet, eventueel met behulp van trainingen/therapie. Het gesprek kan tot gevoelens van schuld en schaamte leiden, evenals tot uitingen van spijt en berouw. Voor het slachtoffer kan bemiddeling derhalve tot meer leiden dan enkel schadevergoeding. Hij kan tevens zijn verhaal kwijt, hij kan de dader vragen stellen, hem van aangezicht tot aangezicht duidelijk maken wat diens misdaad met hem heeft gedaan. Naarmate het gesprek vordert, kunnen zijn angst en woede verminderen; soms maken ze plaats voor een stukje begrip en soms zelfs voor vergeving en elkaar het beste toewensen. Slachtoffers kunnen gaan inzien dat hun daders geen monsters zijn maar – evenals zijzelf – mensen met tekortkomingen. Bemiddeling kan ook leiden tot de bereidheid samen een nieuwe start te maken, tot herstel van relaties, tot verzoening. Kortom: bij bemiddeling draait het vaak om meer dan enkel schadevergoeding, het gaat om conflictoplossing, grotendeels door middel van ‘emotiearbeid’. Dat bemiddeling veel potentie heeft en veel ruimte biedt aan conflictpartijen, betekent overigens niet dat slachtoffers en daders hiervan gebruik móéten maken; vrijwilligheid en authenticiteit staan voorop. Afspraken over schadevergoeding en een zekere neutralisatie van het conflict kunnen voor partijen zeer wel voldoende zijn om het verleden af te sluiten.
3. De eerste onderzoeksresultaten In het kader van ons inventariserende onderzoek naar bemiddeling in strafzaken in Maastricht is gekeken naar de periode 2000-2010. Gekozen is voor deze tijdsafbakening, nu het Openbaar Ministerie in Maastricht eerst halverwege 1999 is begonnen met het documenteren van
de bemiddelingen; voor elke bemiddeling bestaat sindsdien een apart dossier. Halverwege 2011 is de bemiddelingspraktijk gestopt en begin 2012 is zij opnieuw opgestart. De jaren 1999, 2011 en 2012 zijn derhalve onvolledig en geven geen goed beeld voor wat betreft het gemiddeld aantal bemiddelingen per jaar. Om die reden zijn genoemde jaren in ons onderzoek buiten beschouwing gelaten. Op alle dossiers uit de periode 2000-2010 zijn ten behoeve van de data-analyse twee selectiecriteria toegepast. Ten eerste moest de uitkomst van de bemiddeling bekend zijn (is er een door partijen ondertekende overeenkomst?). Het viel voorts op dat, zodra de geboortedatum van de verdachte onbekend was, ook andere informatie over de verdachte en het slachtoffer ontbrak. Om die reden vormt een bekende geboortedatum van de verdachte het tweede selectiecriterium. Van een achttal zaken zaten twee bemiddelingen onder hetzelfde dossiernummer. In die gevallen bleek de eerste bemiddeling niet geslaagd. De tweede bemiddeling, i.e. een tweede gesprek over hetzelfde misdrijf, bleek wel geslaagd. Die acht zaken zijn behandeld als één geslaagde bemiddeling. Wat betreft de periode 2000-2010 is na telling van de dossiers gebleken dat 1474 bemiddelingen hebben plaatsgevonden; het betreft gemiddeld 134 bemiddelingen per jaar. In 2000 heeft het kleinste aantal bemiddelingen plaatsgevonden (79), in 2006 het grootste aantal (196). In figuur 1 is het aantal bemiddelingen uiteengezet in een staafdiagram. Ter zake van de verhouding tussen het aantal bemiddelingen en het totaal aantal door het Openbaar Ministerie afgehandelde strafzaken kan het volgende worden opgemerkt. In 2012 zijn door het Maastrichtse parket de strafzaken van 2381 daders afgedaan met een voorwaardelijk sepot, transactie of strafbeschikking. Zo bezien gaat het bij een gemiddelde van 134 bemiddelingen per jaar om ruim 5,5% van alle strafzaken. Wanneer de onvoorwaardelijke sepots (1320) erbij worden opgeteld, gaat het om ruim 3,5%. Hierbij dient echter wel te worden aangetekend dat een gering aantal zaken niet door het Openbaar Ministerie maar door de Maastrichtse zittingsrechter naar de bemiddelaar wordt verwezen. 200
Aantal
150 100 50 0
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
jaar van overeenkomst Figuur 1. Aantal bemiddelingen per jaar
Opgemerkt dient te worden dat het aantal bemiddelingen niet gelijk staat aan het aantal strafzaken. Zo zijn er zaken waarbij meerdere daders betrokken zijn. Ten aanzien van iedere dader met wie is bemiddeld, is een apart dossier aangelegd. In de meeste zaken is evenwel sprake van één dader. In totaal is met 1474 daders bemiddeld, waarvan iets meer dan 80% een man is. Deze 1474 daders zijn verdeeld over 1274 zaken. Het gaat in de periode 2000-2010 derhalve om ruim 115 strafzaken per jaar waarin is bemiddeld. Wat de slachtoffers betreft dient onderscheid te worden gemaakt tussen natuurlijke personen en
rechtspersonen. Bij de meeste bemiddelingen is sprake van één natuurlijke persoon als slachtoffer. In totaal gaat het om 1506 natuurlijke personen verdeeld over 1322 bemiddelingen. Hiervan zijn 42% man en 52,5% vrouw; van 5,5% van de slachtoffers blijkt het geslacht niet uit de dossiers. Bij 64 bemiddelingen is sprake van één of meer rechtspersonen als slachtoffer.17 Vervolgens is onderzocht hoeveel bemiddelingen succesvol zijn geweest, i.e. tot een door partijen ondertekende overeenkomst hebben geleid. Uit figuur 2 volgt dat 1024 van de 1474 bemiddelingen succesvol zijn geweest (69,5%). Let wel: tot de categorie niet-succesvolle bemiddelingen behoren ook de daders en slachtoffers die medewerking aan bemiddeling hebben geweigerd voorafgaand aan het bemiddelingsgesprek. Het zou interessant zijn te onderzoeken hoeveel gesprekken al dan niet succesvol zijn verlopen – m.a.w. hoeveel bemiddelingen na de ‘voorronde’ zijn uitgemond in een ondertekende overeenkomst. Dit percentage ligt hoogstwaarschijnlijk een stuk hoger dan genoemde 69,5%, aangezien dader en slachtoffer in deze gevallen reeds hebben aangegeven positief te staan tegenover bemiddeling. Wat hier ook van zij, in dit onderzoek wordt op basis van de eerste data enkel gekeken naar het slagingspercentage van begin (i.e. het telefoontje van de bemiddelaar naar dader en slachtoffer om te informeren of zij belangstelling hebben voor bemiddeling) tot eind (i.e. de door dader en slachtoffer ondertekende bemiddelingsovereenkomst). Het laagste slagingspercentage is 57,6% in 2010, het hoogste 81% in 2004. Het aantal geslaagde bemiddelingen ligt ieder jaar hoger dan het aantal niet-geslaagde bemiddelingen. Hieruit blijkt dat er een breed draagvlak is voor bemiddeling; het grootste deel van zowel slachtoffers als daders stemt in met afhandeling van hun zaak met behulp van een bemiddelingsgesprek. Jaar van Succesvol Niet Totaal Percentage overeenkomst succesvol geslaagd 2000
46
33
79
58,2
2001
64
42
106
60,4
2002
85
30
115
73,9
2003
76
29
105
72,4
2004
119
28
147
81,0
2005
113
36
149
75,8
2006
142
54
196
72,4
2007
104
51
155
67,1
2008
85
44
129
64,9
2009
122
53
175
65,9
2010
68
50
118
57,6
1024
450
1474
69,5
Totaal
Figuur 2. Succesvolle en niet-succesvolle bemiddelingen
Eveneens is bezien welke delicten voor bemiddeling in aanmerking kwamen en hoe vaak dit gebeurde. Aangezien het zeer veel verschillende delicten betrof, is gekozen voor een clustering van een aantal gelijksoortige delicten
17. Bij 31 bemiddelingen is geen sprake
gen zijn slachtoffergegevens onbekend.
van een slachtoffer en bij 57 bemiddelin-
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 05-07-2013 – AFL. 27
1769
Wetenschap
onder één noemer. Zo vallen onder de categorie mishandeling niet alleen eenvoudige mishandeling maar ook: eenvoudige mishandeling met voorbedachte raad/van een ambtenaar in functie/in vereniging/van een echtgenoot/ met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg en (poging tot) zware mishandeling. En zo vallen onder de categorie diefstal niet alleen (poging tot) diefstal maar ook: diefstal in vereniging/middels braak, verbreking of inklimming óf een valse sleutel/tijdens de nacht. Uit figuur 3 kan worden afgeleid dat hoofdzakelijk is bemiddeld in mishandelingszaken: 816 keer oftewel in 55,4% van alle bemiddelingen. Daarna volgen op afstand bedreiging en vernieling (elk < 15%). Tot slot dienen nog diefstal, openlijke geweldpleging, belediging/smaad en belaging te worden genoemd (elk < 5%). Type zaak
Aantal zaken Percentage
mishandeling poging tot doodslag openlijke geweldpleging baldadigheid bedreiging vernieling diefstal verduistering oplichting belaging belediging en smaad valsheid in geschrifte huisvredebreuk brandstichting valse aangifte doorrijden na ongeval dierenmishandeling verkrachting aanranding schennis van de eerbaarheid overig
816 9 49 7 181 176 61 13 2 38 43 4 15 10 3 4 9 1 10 3 20
55,4 0,6 3,3 0,5 12,3 11,9 4,1 0,9 0,1 2,6 2,9 0,3 1,0 0,7 0,2 0,3 0,6 0,1 0,7 0,2 1,4
Totaal
1474
100,0
Figuur 3. Aantal bemiddelingen per delictscategorie
Berekend is vervolgens per delictscategorie hoeveel bemiddelingen succesvol respectievelijk niet-succesvol zijn geweest (zie figuur 4). In geval van mishandeling blijken 584 bemiddelingen te zijn geslaagd; dit is in 71,6% van alle gevallen. Bij zowel bedreiging als vernieling gaat het om een slagingspercentage van ruim boven de 60%. Bij diefstal, openlijke geweldpleging en belaging ligt dit percentage hoger, namelijk tussen de 70 en 80%. Bij belediging/smaad daarentegen slaagt ongeveer de helft van alle bemiddelingen. Opvallend is het slagingspercentage van 100% in zaken betreffende baldadigheid en brandstichting – ook al betreft het hier slechts een klein aantal bemiddelingen. Wat betreft de niet-succesvolle bemiddelingen is bezien wat de reden hiervoor is geweest. Uit de aanwezige gegevens komt het volgende beeld naar voren. In 40,2% van de gevallen is het de dader die zijn medewerking aan bemiddeling weigerde. In 35,6% van de gevallen wilde het slachtoffer niet meewerken. In 7,8% voelden zowel dader als slachtoffer niets voor bemiddeling. In 10,9% is sprake van een andere reden, waaronder het overlijden van verdachte, valse aangifte of het ontbreken van schade. In
1770
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 05-07-2013 – AFL. 27
Succesvol Type zaak
Niet-succesvol
Aantal
%
Aantal
%
584
71,6
232
28,4
poging tot doodslag
4
44,4
5
55,6
openlijke geweldpleging
37
75,5
12
24,5
baldadigheid
7
100
0
0
bedreiging
115
63,5
66
36,5
mishandeling
vernieling
112
63,6
64
36,4
diefstal
48
78,7
13
21,3
verduistering
8
61,5
5
38,5
oplichting
0
0
2
100
belaging
28
73,7
10
26,3
belediging en smaad
21
48,8
22
51,2
valsheid in geschrifte
3
75
1
25
huisvredebreuk
10
66,7
5
33,3
brandstichting
10
100
0
0
valse aangifte
3
100
0
0
doorrijden na ongeval
2
50
2
50
dierenmishandeling
6
66,7
3
33,3
verkrachting
1
100
0
0
aanranding
7
70
3
30
schennis van de eerbaarheid
2
66,7
1
33,3
Overig
16
80
4
20
Totaal
1024
69,5
450
30,5
Figuur 4. Succesvolle en niet succesvolle bemiddelingen per delictscategorie
5,6% van de gevallen is de reden onbekend. Uit de dossiers blijkt dat wat betreft het afdoeningstraject van de zaken waarin niet-succesvol is bemiddeld, onderscheid kan worden gemaakt tussen zaken die door het Openbaar Ministerie zijn afgedaan en zaken die bij de rechter zijn terechtgekomen. In de zaken die bij het Openbaar Ministerie zijn gebleven, kwam het tot een transactie, een technisch sepot of een beleidssepot. De meerderheid van de zaken waarin bemiddeling niet-succesvol was, kwam bij de rechter terecht. In deze zaken werd de verdachte in het merendeel van de gevallen veroordeeld; in de overige gevallen was sprake van nietontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, (gedeeltelijke) vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging. Deze gegevens – met name de sepots en vrijspraken – verdienen nader onderzoek. Hierbij kan dan tevens aandacht worden besteed aan de verhouding tussen strafrechtelijke bemiddeling en de onschuldpresumptie. Voorts is gekeken naar de leeftijd van de daders ten tijde van het plegen van het delict. Aangezien bemiddeling doorgaans snel volgt na het plegen van het delict, mag ervan worden uitgegaan dat onderstaande leeftijden overeenkomen met de leeftijd van de daders op het moment van bemiddeling. De jongste dader was 12 jaar, de oudste 79 jaar; de gemiddelde leeftijd bedraagt ruim 36 jaar (zie figuur 5). Wanneer de leeftijd van alle daders in een grafiek wordt geplaatst (zie figuur 6), dan valt op dat de meeste daders rond de 20 en 40 jaar waren. Met daders van rond de 30 jaar is aanzienlijk minder bemiddeld; de curve kent een opmerkelijke kuil tussen 20 en 40 jaar. Vraag is: waar-
om wordt met daders rond de 30 jaar relatief weinig bemiddeld? Plegen ze minder – voor bemiddeling in aanmerking komende – delicten dan 20- en 40-jarigen? Ook deze gegevens dienen nader te worden onderzocht.
Leeftijd ten tijde van het delict Aantal Mini- Maxi- Gemid- Standaard mum mum delde deviatie Succesvol
1024
12
79
35,41
14,11
Niet-succesvol
450
13
77
37,74
14,51
Totaal
1474
12
79
36,12
14,27
Figuur 5. Leeftijd van de dader ten tijde van het delict 120
Aantal
100 80 60 40 20 0
20
40
60
leeftijd ten tijde van het delict
80
Figuur 6. Leeftijd van de dader ten tijde van het delict in grafiek
Wat opvalt is dat de gemiddelde leeftijd bij succesvolle bemiddelingen lager ligt dan bij niet-succesvolle bemiddelingen. Dit verschil is significant (t = 2.896, p = .004). Blijkbaar leidt bemiddeling bij jeugdigen eerder tot succes dan bij ouderen. Dit resultaat verdient eveneens nader onderzoek, nu in deze vergelijking met andere factoren, waaronder het type delict waarbij is bemiddeld en de recidive voorafgaand aan dit delict, geen rekening is gehouden. Gezien de grote hoeveelheid bemiddelingen mag niettemin waarde worden gehecht aan bovenstaand onderzoeksresultaat. Tot slot is in 221 gevallen de recidive van de daders bekeken voorafgaand aan het strafbare feit waarvoor bemiddeling werd aangeboden; het betreft derhalve de recidive naar het verleden. In 103 zaken was sprake van een first offender, in 74 zaken had de dader reeds één tot vier keer een strafbaar feit begaan en in 44 zaken had hij inmiddels meer dan vier keer een strafbaar feit begaan. Kortom: in 46,6% van de zaken was geen sprake van voorafgaande recidive op het moment dat bemiddeling werd aangeboden. Bij 70,9% van de first offenders was sprake van een succesvolle bemiddeling. Bij de recidivisten die één tot vier strafbare feiten hadden gepleegd vóór het delict dat het Openbaar Ministerie via bemiddeling trachtte af te doen, slaagde de bemiddeling in 66,2% van de gevallen en bij de recidivisten die vier keer of vaker een strafbaar feit hadden begaan, verliep 50% van de bemiddelingen positief. Hoe vaker de dader in het verleden met justitie te maken heeft gehad, des te kleiner is de kans op een succesvolle bemiddeling, zo lijkt het. Dit is geen opzienbarende uitkomst en het zou dan ook interessanter zijn de recidive na bemiddeling – naar de toekomst toe – te onderzoeken en deze gematcht te vergelijken met de recidive na een reguliere strafrechtelijke afdoening. De bemiddelingspraktijk in Maastricht kan hiertoe de benodigde data leveren.
Op basis van de eerste onderzoeksresultaten lijkt geconcludeerd te mogen worden dat genoemde praktijk – hoewel zij wellicht op verscheidene punten kan worden verbeterd en geoptimaliseerd – solide functioneert: bijna 70% van alle bemiddelingen kent een positief resultaat. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de meeste zaken reeds in de ‘voorronde’ afvallen, hetzij bij de parketsecretaris, hetzij bij de bemiddelaar die contact opneemt met de conflictpartijen. Van de zaken die uiteindelijk in de bemiddelingskamer terechtkomen, slaagt hoogstwaarschijnlijk een hoger percentage. Dit verdient evenwel nader onderzoek, evenals het antwoord op de vraag hoeveel overeenkomsten uiteindelijk al dan niet worden nageleefd. Vooral misdrijven die tegen de fysieke integriteit van de persoon zijn gericht, i.e. mishandelingsvarianten, worden in Maastricht geschikt geacht voor bemiddeling en met een slagingspercentage van 71,6% is dit niet zonder reden. De behoefte aan bemiddeling blijkt bij dergelijke delicten groot.18 Ook bij openlijke geweldpleging, belaging en diefstal blijkt bemiddeling goed te werken. Het slagingspercentage ligt bij deze delicten tussen de 70 en 80%. Bij bedreiging en vernieling ligt dit percentage lager maar nog altijd ruimschoots boven de 60%. Terecht wordt door parketsecretarissen gekeken naar de context van het geval; zo zijn de acht gevallen waarin het Openbaar Ministerie zware mishandeling ten laste had kunnen leggen, alle succesvol geëindigd met bemiddeling. Hetzelfde geldt voor de tien brandstichtingen en de tien aanrandingen waarvan 100% onderscheidenlijk 70% met bemiddeling is afgedaan.
De kans op succesvolle bemiddeling is het grootst bij first offenders en jeugdigen Voorts blijken in Maastricht niet alleen first offenders en jeugdigen voor bemiddeling in aanmerking te komen. Terecht lijkt ons, aangezien ook volwassenen en ook mensen die vaker met justitie te maken hebben gehad, in staat moeten worden geacht tot wedergoedmaking en gedragsverbetering. Wel lijkt uit dit onderzoek te mogen worden afgeleid dat de kans op succesvolle bemiddeling het grootst is bij first offenders en jeugdigen. Er blijft echter veel over om te onderzoeken. We hopen met deze bijdrage dan ook instanties te prikkelen om grootschaliger en diepgaander onderzoek naar deze praktijk financieel mogelijk te maken.
4. Uitleiding Terwijl herstelrecht theoretisch gezien steeds meer vorm krijgt en onder wetenschappers, praktijkmensen en leken steeds bekender wordt, blijft Nederland wat betreft herstelgerichte praktijken in het strafrecht achterlopen in vergelijking met het buitenland; enkel in Maastricht is
18. Dierx & Van Hoek 2012, p. 243-244.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 05-07-2013 – AFL. 27
1771
Wetenschap
momenteel sprake van een gevestigde strafrechtelijke bemiddelingspraktijk. De vraag is hoe dit komt. Immers, uit bestaand (internationaal) onderzoek mag de conclusie worden getrokken dat genoemde praktijken tot even goede of zelfs betere resultaten leiden dan wanneer wordt gekozen voor een regulier strafrechtelijk traject. Zo blijken de meeste daders en slachtoffers die aan bemiddeling hebben deelgenomen, hierover tevreden. Bemiddeling kan voor zowel slachtoffers als daders een meerwaarde hebben als het gaat om positieve psychologische effecten; ze gaan als het ware samen door het conflict heen, wat in het strafrecht niet het geval is. Ook het gevoel van procedurele rechtvaardigheid is bij deelnemers aan bemiddeling groter dan bij participanten in een standaard strafrechtelijke afdoening.19 Terwijl slachtoffers en daders in het strafrecht primair toeschouwer/object in eigen zaak zijn, zijn zij bij bemiddeling de bepalende actoren. Met herstelrecht wordt derhalve voorzien in de behoefte van een aantal daders en slachtoffers om actief deel te nemen aan de oplossing van hún conflict. Voorts lijkt bemiddeling op het punt van effectiviteit c.q. recidivevoorkoming beter, in ieder geval niet slechter, te scoren dan de standaardstrafaanpak.20 Het lijkt erop dat confrontatie met het slachtoffer en actieve verantwoordelijkheid een sterke(re) resocialiserende werking hebben. Daarnaast lijkt herstel van positieve verbondenheid met slachtoffer en gemeenschap belangrijk ter voorkoming van toekomstige criminaliteit.21 Tenslotte leidt bemiddeling tot kostenbesparingen.22 Vanzelfsprekend dient te worden onderkend dat niet alle strafbare feiten en niet alle daders en slachtoffers voor bemiddeling in aanmerking komen – al zijn harde criteria nauwelijks te geven en is veel afhankelijk van het concrete geval. En natuurlijk wordt herstelrecht soms te rooskleurig voorgesteld, bijvoorbeeld wanneer vergeten wordt dat slachtoffers en daders die voor bemiddeling kiezen, bij aanvang reeds een voorkeur hebben hiervoor en dat de kans op tevredenheid en succes dientengevolge groter is; om appel-peervergelijkingen te voorkomen zijn gematchte vergelijkingen nodig. Hoe dan ook, het feit dat er slachtoffers en daders zijn die voor bemiddeling kiezen wanneer zij de keuze hebben, is voldoende reden om hiervoor ruimte te bieden, mede opdat een reguliere strafrechtelijke afdoening opnieuw ultimum remedium wordt. Nu kan worden gesteld dat gemiddeld 134 bemiddelingen per jaar weinig is en dat mediation in strafzaken om die reden slechts een randverschijnsel is – oftewel ‘klein bier’ – zoals onze oud-collega Gerard de Jonge het nog niet zo lang geleden noemde.23 Toch vinden wij ca. 5,5% van alle door het Openbaar Ministerie afgehandelde zaken niet weinig. Bovendien geldt dat ook in Maastricht lang niet alle advocaten, OM- en ZM’ers (voldoende) bekend zijn met bemiddeling in strafzaken – laat staan alle slachtoffers en daders. Voorts wordt ‘onderzoek’ of bemiddeling in een bepaald geval een reële optie
is, (nog) niet als ‘plicht’ gezien. Wellicht dat meer bekenden vertrouwdheid met herstelrecht tot meer beminde toepassing van bemiddeling in strafzaken zal leiden. Andere Europese en ook Angelsaksische landen laten in ieder geval zien dat bloeiende bemiddelingspraktijken in het strafrecht wel degelijk tot de mogelijkheid behoren.
Spierballentaal lijkt het vooralsnog te winnen van common sense De filosofie achter herstelrecht sluit overigens goed aan bij maatschappelijke ontwikkelingen als democratisering, responsabilisering en horizontalisering: burgers willen meer zeggenschap en actieve participatie, eveneens in aangelegenheden die voorheen louter verticaal (overheidburger) van aard waren.24 Tevens sluit zij aan bij de toegenomen aandacht voor de positie van het slachtoffer in het strafrecht. Er zijn evenwel ook tendensen die herstelrecht de wind uit de zeilen nemen. Hierbij dient te worden gedacht aan de afgenomen tolerantie, de roep om strengere straffen en de verwording van het strafrecht tot primum remedium in de strijd tegen de misdaad. Ook de illusie dat herstelrecht iets softs zou zijn, staat aan een serieuze ontwikkeling van herstelgerichte praktijken in het strafrecht in de weg. Spierballentaal lijkt het vooralsnog te winnen van common sense. Echter wanneer de politiek daadwerkelijk wordt gedreven door slachtofferbelangen en efficiency-overwegingen in termen van recidivevoorkoming en kostenbesparing, dan kan deze niet blind blijven voor de relatief positieve resultaten van bemiddeling in strafzaken. Laten we hopen dat de vijf ‘beloofde’ mediation-pilots er snel komen en dat daarna dan eindelijk een landelijke bemiddelingspraktijk in strafzaken à la Maastricht van de grond komt. Want zoals ooit werd gezegd: ‘Wat in Limburg werkt, zal in de rest van Nederland ook best werken’.25 Het is ‘gewoon’ een kwestie van willen, durven en doen! Tot slot: recentelijk is een initiatiefwetsvoorstel ingediend ter implementatie van bemiddeling in civiele en administratieve zaken.26 Waarom niet ook in strafzaken – mits vrijwilligheid van partijen als voorwaarde behouden blijft? Met Napoleon kwam ons publieke strafrecht tot volle wasdom. Met Napoleon kwam evenwel ook de vredesrechter als conciliateur om – waar mogelijk – ‘lichtere’ civiele én strafrechtelijke conflicten op bemiddelingsachtige wijze op te lossen. Laten we de idee van de vredesrechter opnieuw leven inblazen – ook, ja juist in ons guur geworden strafrecht.
19. Dierx & Van Hoek 2012, p. 114.
voor Herstelrecht, 2011 4, p. 3-5. Zie voor
24. Dierx & Van Hoek 2012, p. 117-120.
ning-wetsvoorstel-mediation-creeert-win-
20. Dierx & Van Hoek 2012, p. 115.
een kritische reactie: G. van den Heuvel,
25. B.A.M. van Stokkom, ,‘Wat in Limburg
win-situatie; http://www.internetconsulta-
21. Claessen 2010.
‘Wat is er mis met restorative justice?’, in:
werkt, zal in de rest van Nederland ook best
tie.nl/mediation.
22. Dierx & Van Hoek 2012, p. 116.
J. Claessen en D. de Vocht, Humaan straf-
werken’, Tijdschrift voor Herstelrecht, 2010
23. G. de Jonge, ‘Dading, dát was het
werk. Liber amicorum Gerard de Jonge,
1, p. 7-8.
concept, twintig jaar geleden’, Tijdschrift
Nijmegen: WLP 2012, p. 173-182.
26. http://www.vvd.nl/blog/153/indie-
1772
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 05-07-2013 – AFL. 27