Kwalificaties voor competentiegericht beroepsonderwijs Kwalificaties ontwikkelen in een samenhangende structuur voor het middelbaar beroepsonderwijs
Opgesteld door Colo, vereniging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven Stuurgroep Competentiegericht Beroepsonderwijs april 2006
Kwalificaties voor competentiegericht onderwijs
Inhoudsopgave Ten geleide
4
1. Winstpunten van het format
6
2. Kwaliteitskader kwalificaties MBO
10
3. Besturing en toezicht gedurende experimenten tot september 2008
11
4. Nadere uitwerking kwalificaties MBO
14
Bijlagen bij deze notitie: 1.
Kwaliteitskader kwalificatiestructuur a. Format kwalificatiedossiers MBO april 2006 b. Toetsingskader kwalificatiedossiers MBO april 2006
2.
Inhoudelijke toelichting kwalificatiedossiers april 2006
f p3
Kwalificaties voor competentiegericht onderwijs f p4
Ten geleide Het is zowel een maatschappelijk als individueel belang dat deelnemers aan het beroepsonderwijs zich zo optimaal mogelijk voorbereiden op beroepsuitoefening en deelname aan het maatschappelijk verkeer. De maatschappelijke en economische ontwikkelingen vragen om mensen die mentaal weerbaar zijn, die zelf verantwoordelijk nemen, flexibel zijn en actief participeren in de arbeidsmarkt en het maatschappelijk verkeer. Het middelbaar beroepsonderwijs, waarin onderwijsinstellingen en bedrijfsleven beiden zeggenschap en inbreng hebben, heeft de uitdaging aangenomen om het beroepsonderwijs dynamischer te maken en goed af te stemmen op de vragen vanuit beroepsuitoefening en maatschappij. Het hoeft geen betoog dat daarmee de handschoen met veel ambitie is opgepakt. Deelnemers, opleiders in scholen/bedrijven en managers en bestuurders moeten allemaal hun expertise actualiseren en verbeteren. Primair is echter dat zij de noodzaak van verandering inzien en wíllen veranderen. De laatste jaren is er wat dat betreft al veel gebeurd in het middelbaar beroepsonderwijs. Soms is het goed de geboekte progressie te benadrukken in plaats van de nog niet gerealiseerde wensen. Om de vernieuwing te stimuleren en te regisseren is op verzoek van het ministerie van OCW een Stuurgroep Competentiegericht Beroepsonderwijs ingesteld (hierna: Stuurgroep). De Stuurgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de Bve Raad1, Paepon en Colo besluit over alle zaken die voor de verdere ontwikkeling van competentiegericht beroepsonderwijs (kwalificaties en uitvoering experimenten) relevant zijn. De Stuurgroep doet voorstellen aan, en adviseert de ministers van OCW en LNV. De Stuurgroep laat voorstellen en besluiten voorbereiden door het gemeenschappelijk procesmanagement, bestaande uit de procesmanager herontwerp kwalificatiestructuur en de procesmanager herontwerp mbo. Vanaf september 2008 wordt competentiegericht beroepsonderwijs volledig ingevoerd in het middelbaar beroepsonderwijs. De verzamelnaam voor de nieuwe aanpak is “competentiegericht beroepsonderwijs”. Hiermee wordt de intentie weergegeven om in het beroepsonderwijs gericht te werken aan het ontwikkelen van vermogens van mensen die hen in staat stellen om als beroepsbeoefenaar in een bewegelijke arbeidsmarkt en in een continu veranderende maatschappelijke omgeving te functioneren. Belangrijk daarbij is dat er evenwicht is tussen specifieke beroepsuitoefening in het hier en nu en het vermogen om als beroepsbeoefenaar mee te bewegen met veranderingen op de arbeidsmarkt. Tevens is het van groot belang dat zowel de vakmatige als de persoonlijke competenties voldoende aandacht krijgen in opleidingen. En van groot belang is ook dat er voldoende aandacht is voor het opdoen van kennis. De Stuurgroep merkt met nadruk op dat competentiegericht beroepsonderwijs zich op geen enkele wijze verdraagt met vrijblijvendheid of eenzijdige aandacht voor louter persoonlijke competenties. Het gaat om de ontwikkeling van competente vakmensen en dat impliceert ook grondige aandacht voor de kennis die de competenties schragen. De ontwikkeling van kwalificaties voor competentiegericht beroepsonderwijs moet uiteraard passen in de visie en doelstellingen daarvan. De ontwikkeling van competentiegerichte kwalificaties en kwalificatiestructuur wordt door de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven uitgevoerd en aangestuurd door het procesmanagement herontwerp kwalificatiestructuur. De opgeleverde producten worden getoetst 1
De Bve Raad vertegenwoordigt in de Stuurgroep het bestuur van de AOC Raad
Kwalificaties voor competentiegericht onderwijs f p5
(op basis van een ontwikkeld toetsingskader) door een door Colo ingesteld en zelfstandig en onafhankelijk functionerend Coördinatiepunt. De Stuurgroep beoordeelt of de instrumenten die gehanteerd worden om competentiegerichte kwalificaties en structuur te realiseren, passen in visie en doelstellingen van competentiegericht beroepsonderwijs en op voldoende draagvlak van partijen kunnen rekenen. De Stuurgroep heeft in mei 2004 op advies van het procesmanagement herontwerp kwalificatiestructuur ingestemd om aan de hand van het ontwikkelde format (leidraad voor ontwikkeling van kwalificatiedossiers) zoals opgenomen in “Tijdens verbouwing geopend” kwalificatiedossiers te laten ontwikkelen. Medio 2005 heeft het procesmanagement de Stuurgroep geïnformeerd over de forse en omvangrijke kritiek op het opgeleverde werk en voorgesteld om op basis van de opgedane ervaringen, de analyse van de kwalificatiedossiers en de kritieken het format grondig aan te passen. In augustus 2005 zijn daartoe concrete voorstellen gedaan in wat kortweg het “verbeterd format” is gaan heten. De Stuurgroep was unaniem van mening dat met de voorstellen van het procesmanagement herontwerp kwalificatiestructuur goed gebruik gemaakt was van de analyse van opgeleverde producten en terdege rekening gehouden was met de kritieken. De Stuurgroep was positief over het gebruik van het verbeterd format en gaf opdracht om, op basis van een voorlopig besluit van de Stuurgroep om het verbeterd format te gaan hanteren, draagvlak bij partijen te verwerven. Van augustus 2005 tot en met maart 2006 is gewerkt aan inhoudelijke “fine tuning” van het format en is er intensief gecommuniceerd met alle betrokken partijen. Aanvankelijk is er door veel instanties en personen gereserveerd gereageerd op het format. Gaandeweg is, na intensief informeren van, en communiceren met instanties en personen beduidend meer waardering en draagvlak gekomen voor dit format. Nog niet iedereen is overtuigd van de meerwaarde van het verbeterd format. Vooral het verplicht moeten werken met een vaste competentielijst (voorheen niet opgelegd) en het direct na oplevering van de eerste producten weer moeten aanpassen van kwalificatiedossiers wordt niet overal in dank aanvaard. De Stuurgroep is van mening dat het verbeterd format een substantiële, inhoudelijke verbetering betekent en beduidend beter voldoet aan gestelde eisen. Daarom heeft de Stuurgroep op 6 april besloten in te stemmen met het gebruik van de instrumenten (format en toetsingskader – beiden als bijlage opgenomen) voor de ontwikkeling van kwalificatiedossiers. De komende maanden zal gericht verder gewerkt worden aan de communicatie over de opzet en uitwerking van het format en zullen er concrete voorbeelden van kwalificatiedossiers beschikbaar komen. Met het vaststellen van het format is een volgende belangrijke stap gezet op weg naar competentiegericht beroepsonderwijs. Namens de Stuurgroep
Margo Vliegenthart voorzitter
Kwalificaties voor competentiegericht onderwijs f p6
1. Winstpunten van het format 1.1 Winstpunten Er is een aantal verbeteringen te benoemen ten opzichte van het vorige format.
1.1.1 Duidelijk en eenduidig interpreteren van begrippen Uit het in 2005 opgeleverde werk blijkt zonneklaar dat de kenniscentra geworsteld hebben met het interpreteren en ordenen van begrippen. De knoop, ontstaan door de vele begrippen en de ruimte voor interpretatie, is thans ontward. In het verbeterd format zijn de begrippen eenduidiger geformuleerd, is de onderlinge samenhang goed gedefinieerd en zijn ze logischer te gebruiken.
1.1.2 Een gestandaardiseerde lijst van competenties hanteren De competenties in de huidige kwalificatiedossiers zijn op zeer uiteenlopend abstractieniveau geformuleerd met een zeer uiteenlopend taalgebruik. In het verbeterd format zijn de “labels” die worden gebruikt om competenties die nodig zijn om beroepstaken uit te voeren, gestandaardiseerd en beperkt tot een vaste lijst die onderdeel uitmaakt van een gestandaardiseerde vocabulaire. Daarmee wordt bereikt dat elk kenniscentrum op hetzelfde abstractieniveau de competenties formuleert en dat competenties in dezelfde taal worden geformuleerd. En dat biedt grote voordelen bij het flexibel opleiden, bij het erkennen van eerder verworven competenties, bij verdere professionalisering in een beroep en bij het switchen van beroep.
1.1.3 Onderscheid maken tussen hoofdlijnen en nadere uitwerking In het bestaand format worden te veel aspecten en begrippen tegelijk in één beschrijvingsmodel samengebracht. In het verbeterd format is een onderscheid aangebracht tussen een deel waarin kerntaken en de daarbij behorende werkprocessen gematched worden met de daarvoor benodigde competenties en een apart deel waarin de uitwerking hiervan is opgenomen.
1.1.4 Afstemmen van de inhoud op onderscheiden gebruikers De kwalificatiedossiers worden bij de overheid, in het onderwijs, in beroepsopleidingen en in bedrijven door uiteenlopende professionals gebruikt. Die krijgen in het bestaande format alle informatie, ongeacht het gebruik ervan. In het verbeterd format is de informatie afgestemd op uiteenlopende doelgroepen: beleidsmakers, ontwikkelaars, docenten, praktijkopleiders, personeelsfunctionarissen, managers. De kwalificatiedossier zijn uitnodigend voor gebruik als prestatiestandaarden in zowel beroepsonderwijs als bedrijfsleven.
1.1.5 Leer- en burgerschapcompetenties niet meer invlechten in kwalificatiedossiers De leer-, loopbaan en burgerschapscompetenties worden niet ingevlochten in de kwalifica-
Kwalificaties voor competentiegericht onderwijs f p7
tiedossiers. Deze worden in een apart document opgenomen dat formeel gezien integraal onderdeel is van elk kwalificatiedossier. De onderwijsinstelling is zelf verantwoordelijk voor de invulling ervan en verantwoordt wat zij aan deze competentieontwikkeling gedaan heeft in het kader van een bepaalde kwalificatie.
1.1.6 Vakmanschap als uiting van inhoudelijke en persoonlijke bekwaamheden In de beroepsuitoefening zijn zowel inhoudelijke/vakmatige als persoonlijke/communicatieve competenties van belang. In het verbeterd format komen beiden goed aan bod. Modern vakmanschap vraagt nadrukkelijk om inhoudelijke en persoonlijke competenties.
1.1.7 Balans tussen vrijheid en gebondenheid Naast de mentale stap van het denkkader voor het ontwikkelen van eindtermen naar een denkkader voor competentiegericht opleiden, is het vinden van de balans tussen globaal geformuleerde eisen en gedetailleerde eisen en de daarmee verbonden vrijheidsgraden voor opleidingen de moeilijkste opgave geweest. Met het verbeterd format is een zinvolle en werkbare oplossing gevonden. Er is een knip gemaakt tussen de beschrijving van het beroep in hoofdlijnen (deel B) en het specifieker uitwerken van het gedrag en de benodigde kennis en vaardigheden (deel C). Deel B is een verplicht deel. De uitwerking daarvan in deel C biedt een goede service aan ontwikkelaars/docenten/praktijkopleiders voor opzet en uitwerking van opleidingen. Als er in een regio voor een sector/deelsector/bedrijf aanleiding is om andere invullingen te geven, dan kan dat. Uiteraard moeten andere keuzes die gemaakt worden in deel C ook een uitwerking van deel B zijn. Op deze wijze kunnen scholen in samenwerking met bedrijven in de regio de inhoud op hun situatie afstemmen zonder dat de essentie van het bij de beroepsuitoefening behorende diploma aangetast wordt. De gekozen opzet strookt goed met principes van competentiegericht opleiden.
1.2 Het proces Van diverse kanten is de vraag gesteld of het nodig is om zo kort na het introduceren van een methodiek (huidige format) tot wijzigingen over te gaan. Het antwoord kan niet anders luiden dan: “Ja, het is noodzakelijk”. Vanuit onderwijs, inspectie, KCE, ACOA, sociale partners is begin 2005 veel kritiek geformuleerd op de destijds opgeleverde kwalificatiedossiers voor de proeftuinen en de experimenten. De kritiek was terecht. Het gebruik van het toenmalige format en de gekozen werkwijze hadden geleid tot producten die te zeer uiteenlopend zijn in het gebruik van begrippen, het abstractieniveau van competenties en de uitwerkingen. Geconstateerd werd dat de individuele producten nog vaak het denkkader van eindtermen weerspiegelden en dat vergelijk van producten tussen kenniscentra nauwelijks mogelijk was. Op 24 augustus 2005 heeft het Gemeenschappelijk procesmanagement de opzet van een verbeterd format en de aanpak van verandering gepresenteerd aan de Stuurgroep. De Stuurgroep ondersteunde de opzet en aanpak. De Stuurgroep verzocht de procesmanagers om het verbeterd format in een aantal pilots uit te voeren en stakeholders intensief te informeren en te consulteren.
Kwalificaties voor competentiegericht onderwijs f p8
Door het procesmanagement is daarna bewust gekozen voor een veranderingsproces waarbij ontwikkelen in de praktijk kan en moet leiden tot aanpassing en bijstelling alvorens zaken voor een langere periode vast te stellen. Deze wijze van werken en de ontwikkelde producten hebben in die zin veel opgeleverd. De ervaringen en de analyse van opgeleverde producten zijn volop gebruikt om het verbeterd format te ontwikkelen. Van belang is verder dat het vele werk dat al verricht is niet weggegooid hoeft te worden. Bij het ontwikkelen van producten volgens het verbeterd format kan het vele materiaal dat al is opgeleverd goed gebruikt worden. Er worden geen nieuwe beroepen/functies beschreven en er worden geen nieuwe beroeps(competentie)profielen gebruikt. Kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven werken aan het verbeteren van het format en de methodiek voor het ontwikkelen van kwalificatiedossiers. Dat doen zij in samenwerking met een professionele en internationaal opererende organisatie (SHL). Deze organisatie heeft ingestemd met het gebruiken van hun methodiek als basis voor een “tailor made” model voor het middelbaar beroepsonderwijs, het Competentiemodel Kenniscentra Beroepsonderwijs
Bedrijfslevenpowered by SHL. In paritaire commissies is overleg gevoerd over de voorgestelde veranderingen door bespreking van concrete voorbeelden conform het verbeterde format. In de meeste gevallen worden de verbeteringen door de paritaire commissies gesteund. De verbeteringen hebben nog niet bij alle betrokken partijen geleid tot tevredenheid. Gezien het grote aantal betrokken partijen is dat ook niet verwonderlijk. De Stuurgroep spant zich in om draagvlak te verwerven, ook daar waar dat nog onvoldoende is.
1.3 Extra werk en ondersteuning Het gaan werken met het verbeterd format levert noodzakelijke en belangrijke winstpunten. Nadeel is dat kort na een forse inspanning van veel mensen uit bedrijven, scholen en kenniscentra er weer werk geleverd moet worden. Dat is niet te vermijden. Daarbij is het goed nogmaals te memoreren dat eerdere inspanning en opgeleverde producten volledig benut kunnen worden om de verbeterde kwalificatiedossiers te maken. De medewerkers van de kenniscentra zullen er bovendien alles aan doen om zoveel mogelijk werk voor te bereiden en de paritaire commissies te voorzien van goed uitgewerkte producten. In maart hebben alle kenniscentra een volgens het verbeterd format ontwikkeld kwalificatiedossier besproken in de paritaire commissie.
Kwalificaties voor competentiegericht onderwijs f p9
De volgende pilotdossiers komen in mei beschikbaar voor publicatie. 1.
Aequor
Medewerker natuur en leefomgeving
2.
Ecabo
Particulier digitaal rechercheur
3.
Fundeon
Dakdekken
4.
Innovam
Autotechniek
5.
Kenniscentrum GOC
Printmedia
6.
Kenniscentrum Handel
Verkoper
7.
Kenteq
Installatietechniek
8.
KOC
Schoonheidsspecialist
9.
Lift group
Productiecoördinator
10. LOB HTV
Ondernemer horeca/bakkerij
11. OVDB
Sport- en bewegingsbegeleider
12. Savantis
Medewerker stukadoren
13. SH&M
Medewerker parketspeciaalzaken
14. SVGB
Optiek
15. SVO
Medewerker versdetailhandel
16. Vapro
Laborant
17. VOC
Autospuiter
18. VTL
Chauffeur goederenvervoer
19. Ecabo/KC Handel
Commercieel medewerker
1.4 Draagvlak Het procesmanagement kwalificatiestructuur heeft na besluitvorming in de Stuurgroep op 24 augustus 2005 een traject uitgezet waarin communicatie en het creëren van commitment centraal staat. In de eerste fase (november en december 2005) stond met name het informeren over de voorgenomen veranderingen in de kwalificatiestructuur centraal. In deze informatiefase is gecommuniceerd op alle niveaus: bestuurlijk, tactisch en operationeel. De volgende groepen stakeholders zijn in deze fase door middel van presentaties en gesprekken geïnformeerd: - Brancheorganisaties (o.a. Bve Raad, AOCRaad, Paepon) - Kenniscentra en onderwijsinstellingen (ROC’s, AOC’s, vakinstellingen) - Sectorale en nationale Sociale Partners - Toezichthouders (KCE, Inspectie) - Stakeholders uit de beroepskolom (o.a. Schoolmanagers_VO, Platforms VMBO, HBO-raad, HPBO, directies VO en HO, herontwerp MBO) - Ministeries (OCW, LNV) In de tweede fase van het traject is aan stakeholders steun gevraagd voor de ingezette koers. Dit is met name gebeurd via het informeren en bevragen van de paritaire commissies, o.a. door bespreking van concrete voorbeelden van kwalificatiedossiers conform het nieuwe format: deze commissies vormen het structurele platform waar overleg gevoerd over kwalificaties en kwalificatiedossiers, keuzes gemaakt worden en stakeholders uit onderwijs en bedrijfsleven hun invloed uitoefenen.
Kwalificaties voor competentiegericht onderwijs f p10
2. Kwaliteitskader Kwalificaties MBO Het kwaliteitskader bestaat uit het format kwalificatiedossier2, het brondocument leren, loopbaan en burgerschap3, het referentiedocument voor (moderne) vreemde talen en nederlands en het toetsingskader4. De Stuurgroep adviseert de ministers van OCW en LNV het door Colo aangeleverde kwaliteitskader voor de experimenteerperiode in het MBO vast te stellen. De Stuurgroep stelt tevens voor deze informatie als input te gebruiken voor vernieuwde wet en regelgeving.
2.1 Format kwalificatiedossier Het format is de formele vormgeving van de kwalificatiedossiers ten behoeve van vaststelling. Het wordt gehanteerd door de ontwikkelaars van kwalificatiedossiers en wordt vergezeld van formatieve instructies in een begeleidend document. De neerslag van inhoudelijke en bestuurlijke afspraken is als standaardtekst in het format zelf opgenomen.
2.2 Brondocument Het brondocument leren, loopbaan en burgerschap bevat de verwachte competenties van gediplomeerde MBO-ers ten aanzien van hun functioneren als werknemer en burger in de maatschappij. De onderwijsinstelling bepaalt de didactische vormgeving. Curriculum- en examenontwikkelaars gebruiken het document bij het ontwerpen van opleidingstrajecten. De ministers van OCW/LNV stellen het document vast.
2.3 Referentiedocument talen Het referentiedocument (Moderne) Vreemde Talen en Nederlands wordt door ontwikkelaars van kwalificatiedossiers gebruikt om het taalcompetentieniveau in de beroepsuitoefening vast te stellen. Curriculum- en examenontwikkelaars gebruiken dit document ook bij het ontwerpen van opleidingstrajecten.
2.4 Toetsingskader In het toetsingskader staan de kwaliteitseisen die basis zijn voor de normering die het Coördinatiepunt hanteert bij de eindcontrole. Deze kwaliteitseisen betreffen herkenbaarheid, uitvoerbaarheid, transparantie, flexibiliteit en duurzaamheid, zowel op stelselniveau als op het niveau van individuele kwaliteitsdossiers. Het toetsingskader wordt ook door de paritaire commissie gehanteerd bij haar advies aan het bestuur van het kenniscentrum. Gedurende de experimenteerperiode stelt de Stuurgroep jaarlijks de normering voor de beoordeling vast.
2 3 4
In bijlage 1 is het format opgenomen. Het format is onderdeel van het kwaliteitskader Kwalificatie MBO Het brondocument leren, loopbaan en burgerschap wordt aangepast aan het format en medio 2006 opgeleverd In bijlage 1 is het toetsingskader opgenomen. Het toetsingskader is onderdeel van het kwaliteitskader Kwalificaties MBO
Kwalificaties voor competentiegericht onderwijs
3. Besturing en toezicht gedurende experimenten tot september 2008 3.1 Verantwoordelijkheden actoren De Stuurgroep Competentiegericht beroepsonderwijs bestaande uit vertegenwoordigers van de BveRaad, Paepon en Colo besluit over alle zaken die voor de verder ontwikkeling van de kwalificatiestructuur en het herontwerp beroepsonderwijs relevant zijn op basis van voorstellen daartoe van het Gemeenschappelijk Procesmanagement. De Stuurgroep adviseert cq doet voorstellen aan de betrokken ministers. Gedurende de experimenteerperiode van het herontwerp heeft het Gemeenschappelijk
Procesmanagement herontwerp kwalificatiestructuur/MBO een aantal bij Regeling5 vastgelegde taken en verantwoordelijkheden. De Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven hebben de wettelijke taak de minister van OCW en LNV kwalificatiedossiers aan te bieden die binnen het vastgestelde kwaliteitskader aan het toetsingskader voldoen.
Paritaire commissies adviseren de besturen van kenniscentra op basis van het vastgestelde toetsingskader over de kwalificatiedossiers. Het Coördinatiepunt Kwalificaties Beroepsonderwijs doet de eindcontrole van de dossiers op basis van een normering van het toetsingskader, en verleent goedkeuring van de daarvoor in aanmerking komende dossiers. De Inspectie houdt toezicht op de kwaliteit van de prestaties van de kenniscentra en het Coördinatiepunt.
3.2 Totstandkoming kwalificatiedossiers - Beroepscompetentieprofielen worden onder verantwoordelijkheid van de branches opgesteld. Kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven ontwerpen kwalificatiedossiers op basis van deze beroepscompetentieprofielen. - De kwalificatiedossiers worden besproken in de paritaire commissies. Deze commissies beoordelen de dossiers en stellen onder andere vast of de dossiers voldoen aan de eisen vanuit de wettelijke beroepsvereisten, de eisen die de branches respectievelijk beroepsgroepen daaraan mogen stellen en of de dossiers uitvoerbaar zijn voor het onderwijs. Een en ander met inachtneming van formatvereisten en bestuurlijk/inhoudelijke afspraken zoals verwoord in de instructie en het toetsingskader. - De besturen van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven besluiten, geadviseerd door de genoemde commissies, de kwalificatiedossiers voor te leggen aan de minister. Alvorens dit te doen, worden de dossiers ter eindcontrole voorgelegd aan het Coördinatiepunt. In het bestuur van het kenniscentrum geldt een stemverhouding van 50%-50% (onderwijs/ georganiseerd bedrijfsleven) bij de besluitvorming over de kwalificatiedossiers zoals ook de paritaire commissies die kennen. - Het Coördinatiepunt toetst op basis van de normering van het toetsingskader in de 5
Zie o.a. Regeling experimenten herontwerp kwalificatiestructuur mbo 2006-2007 (Staatscourant 2 februari 2006)
f p11
Kwalificaties voor competentiegericht onderwijs f p12
eindcontrole of de kwalificatiedossiers die de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven aanleveren voldoen aan de in het toetsingskader opgenomen criteria. - Aan het slot van de bovengeschetste goedkeuringsprocedure biedt het bestuur van het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven het kwalificatiedossier aan de minister van OCW/ LNV aan. Dit aanbieden gaat gepaard met een positief advies van het Coördinatiepunt. - De minister stelt vervolgens vast dat het dossier compleet is aangeleverd en stelt deel B van het dossier vast. - Inspectie en KCE hanteren het door de minister vastgestelde deel B in hun toezichthoudende rol.
3.3 Sluitend kwaliteitssysteem Het kwalificeringproces is een ketenproces waarbij bedrijfsleven, kenniscentra, onderwijs- en exameninstellingen de voornaamste betrokkenen zijn. Het kwalificeringtraject loopt van de arbeidsmarkt via de kwalificatiestructuur naar onderwijs en examinering en mondt uit in toegang tot de arbeidsmarkt of vervolgonderwijs voor de deelnemer. Dit ketenproces komt tot stand door organisaties, die elk als hoofd- of medeverantwoordelijke betrokken zijn bij uitvoering van een of meer onderdelen van de keten. De standaarden voor kwalificeren en examineren dienen naar het oordeel van de Stuurgroep te leiden tot een sluitend kwaliteitssysteem. Dat zal de waarde van het diploma borgen en het vertrouwen van deelnemers en bedrijven in de diploma’s vergroten. De Stuurgroep hecht aan een goede aansluiting tussen standaarden voor kwalificeren en standaarden voor examineren. De verantwoordelijkheid voor de standaarden examinering is op dit moment wettelijk belegd bij KCE. De Stuurgroep zal initiatieven ondernemen om bij te dragen aan deze goede aansluiting. De ex ante toetsing van de standaarden examinering door de paritaire commissies kan grote meerwaarde hebben in de aansluiting van kwalificeren en examineren en de transparantie daarbij.
3.4 Initiatieven voor een nieuw diploma Innovaties in de wereld van arbeid en loopbaanontwikkeling verlopen niet altijd langs gebaande formele paden. Dat betekent dat bij bedrijven en bij onderwijsinstellingen, op basis van behoeften op de arbeidsmarkt, de wens kan ontstaan voor nieuwe uitstromen in een bestaand kwalificatiedossier dan wel voor nieuwe combinaties uit bestaande dossiers of voor een nieuw kwalificatiedossier. De Stuurgroep stelt dat bij gebleken arbeidsmarktbehoefte, nationaal, sectoraal of regionaal, bedrijfsleven en onderwijs initiatieven kunnen ondernemen en deze voor advies voorleggen aan paritaire commissie, waarna de daarvoor geldende procedure wordt gevolgd.
3.5 Advies Stuurgroep over rol ACOA De benoemingsbeschikking van de leden van ACOA loopt per september 2006 af. De functies van ACOA zijn in de vernieuwde praktijk overgenomen door verschillende actoren. Materieel gezien is de eindcontrole op kwalificatiedossiers van ACOA overgegaan op het Coördinatiepunt. Kwalificatiedossiers worden uitsluitend ter vaststelling aan de ministers aangeboden na goedkeuring door het Coördinatiepunt na overleg met ACOA. De adviesfunctie van ACOA aan besturen van kenniscentra wordt vervangen door die van de paritaire commissies die deze adviestaak over kwalificatiedossiers op basis van het vastgestelde
Kwalificaties voor competentiegericht onderwijs f p13
toetsingskader vervullen. De toezichthoudende taak op kwaliteit en vaststellingprocedures is overgenomen door de Inspectie, die sinds kort ook op de wettelijke taken van kenniscentra toezicht houdt. De Stuurgroep adviseert gedurende de experimenteerperiode de minister over de kwalificatiestructuur als geheel. De Stuurgroep adviseert daarom de minister om gedurende de experimenteerperiode ACOA bij de vaststellingsprocedure van de dossiers niet meer te betrekken. De Stuurgroep ziet in de structurele situatie ook geen rol of taak meer voor een apart adviesorgaan met betrekking tot de ontwikkeling of vaststelling van kwalificatiedossiers.
Kwalificaties voor competentiegericht onderwijs f p14
4. Nadere uitwerking kwalificaties MBO Het format kent vier delen, gericht op verschillende doelgroepen. De delen hangen samen, maar hebben ieder een verschillende functie. - In deel A geeft het kenniscentrum informatie over het beroep/cluster van beroepen voor een algemeen geïnteresseerd publiek. - Deel B beschrijft de relevante en herkenbare aspecten van de beroepsuitoefening in de vorm van kerntaken en werkprocessen. De competenties die nodig zijn om de werkprocessen succesvol te kunnen uitvoeren worden als gedragslabels benoemd waarmee het beeld van de gevraagde vakbekwaamheid van de beginnen beroepsbeoefenaar is gecompleteerd. Deel B bevat ook de algemene en specifieke informatie die wettelijk vereist is (o.a. niveau, typering, wettelijke beroepsvereisten). Tevens is ook de beschrijving van trends en innovatie in de beroepsuitoefening in deel B opgenomen. - Deel C is de inhoudelijke en methodologische uitwerking van deel B waarmee de uitvoerbaarheid van deel B wordt aangetoond. Dit deel fungeert als servicedocument voor curriculum- en examenontwikkelaars en voor het onderwijs. - Deel D bevat de verantwoording van de gemaakte keuzes en de agenda voor het onderhoud en innovatie van het dossier.
4.1 Delen B en C nader beschouwd De combinatie van bij de kerntaken van het beroep behorende werkprocessen en de daarbij benodigde competenties biedt een goed en duidelijk beeld van de beroepsuitoefening en de eisen die gesteld worden aan een (beginnend) beroepsbeoefenaar. Daarom is dit de kern van deel B, het onderdeel van het dossier dat vastgesteld wordt door de minister. Toezicht door KCE en Inspectie wordt hierop gebaseerd. Deel C is in opzet een servicedocument dat uitwerking geeft aan de in deel B vastgelegde combinaties van werkprocessen en relevante competenties van de beroepsbeoefenaar om succesvol te kunnen handelen. Deze combinaties zijn in deel B formeel vastgelegd in de vorm van proces-competentie-matrices waarin de relevante combinaties van competentie en werkproces zijn uitgekruist. In deel C worden deze combinaties voorbeeldmatig uitgewerkt waarbij per werkproces per relevante competentie door middel van een prestatie-indicator wordt aangegeven hoe je kunt zien dat een beroepsbeoefenaar succesvol is in het aanwenden van die competentie, daarbij gebruik makend van relevante vakkennis en vaardigheden. Er zijn varianten op het gemaakte deel C denkbaar, mits inhoud én methodologische koppeling naar B behouden blijven. Wat de inhoud betreft zijn alle uitwerkingen gebaseerd op de kerntaken en proces-competentie-matrices in deel B en leiden de varianten altijd tot de in deel B
Kwalificaties voor competentiegericht onderwijs f p15
gespecificeerde diploma’s. Methodologisch gezien benutten alle uitwerkingen het zelfde competentiemodel en blijft de consistentie van deel C en deel B behouden. Bij wijze van voorbeeld: het in deel B onderbouwde niveau van beroepsuitoefening wordt in elk denkbaar deel C op relevante en consistente wijze uitgewerkt. Daarmee behouden diploma’s herkenbaarheid in de sector, maar met de mogelijkheid regionale invullingen te realiseren
4.2 Het Competentiemodel Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven Bij het ontwerp van de kwalificatiedossiers wordt gebruik gemaakt van een competentiemodel met 25 competenties. Het Competentiemodel Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfslevenpowered by SHL is een in alle lagen op het MBO toegesneden standaardset, gebaseerd op het competentieraamwerk van SHL. De nieuwe kwalificatiedossiers zijn door het gebruik van deze standaard competentietaal onderling goed vergelijkbaar.
4.3 Eisen aan de kwalificatiestructuur De aan de kwalificatiestructuur gestelde eisen worden als volgt gerealiseerd: - Transparantie ontstaat in deel B door het aanduiden van competenties met gedragslabels die uit een vaste en relatief korte lijst worden gekozen; - Herkenbaarheid wordt gerealiseerd door de beschrijving van de kerntaken van een beroep in termen van werkprocessen en beroepshandelingen; - Alleen deel B wordt vastgesteld door de minister in verband met Duurzaamheid; - De Flexibiliteit voor het onderwijs wordt geborgd door inrichting en status van deel C dat in meerdere varianten kan bestaan; - Het originele deel C laat één concrete uitwerking zien en garandeert daarmee
Uitvoerbaarheid.
4.4 Overige kenmerken Een kwalificatiedossier kan meerdere verwante uitstromen bevatten die evenzoveel diploma’s vertegenwoordigen. Uitgangspunt bij het vaststellen van de uitvoerbaarheid is dat deze in maximaal 80% van de nominale opleidingsduur is te realiseren. Een kwalificatiedossier beschrijft alleen wat de eisen zijn waaraan een beginnend beroepsbeoefenaar moet voldoen. Onderwijsinstellingen zijn verantwoordelijk voor programmering, inrichting en examinering. Zij zijn verantwordelijk voor het hoe...
4.5 Het toetsingskader Het Coördinatiepunt toetst op basis van een vooraf vastgesteld toetsingskader in de eindcontrole of de kwalificatiedossiers die de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven aanleveren, voldoen aan de vooraf vastgestelde format vereisten, criteria voor interne en externe consistentie en aan de gemaakte bestuurlijk/inhoudelijke afspraken. Het toetsingskader is opgesteld in termen van knock out criteria (d.w.z. aan het criterium is voldaan of niet voldaan). Het Coördinatiepunt gebruikt voor de toetsing een normering die in de experimenten periode jaarlijks wordt bijgesteld op basis van input van de stakeholders uit onderwijs, sociale partners en de toezichthouders.
Kwalificaties voor competentiegericht onderwijs f p16
Kwalificaties voor competentiegericht onderwijs
Bijlage 1A
Format Kwalificaties MBO april 2006
f p17
Format Kwalificaties MBO f
Format Kwalificaties MBO
vereniging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven
< Naam of logo kenniscentrum (-centra) beroepsonderwijs bedrijfsleven>
Landelijke Kwalificaties MBO
Sector: Branche: Beroepengroep: Versie 2006-2007
f p1
Format Kwalificaties MBO f p2
Format Kwalificaties MBO
Inhoudsopgave Inleiding
4
Deel A: Beeld van de beroepengroep
5
Deel B: De kwalificaties
6
1.
Inleiding
6
2.
Algemene informatie
6
2.1 Colofon
6
2.2 Formele vereisten
7
2.3 Typering Beroepengroep
8
2.4 Loopbaanperspectief
9
2.5 Trends en innovaties
10
3.
Overzicht van het kwalificatiedossier
11
4.
Beschrijving van de uitstromen
12
4.1
13
Beschrijving van de kerntaken
15
5.1 Kerntaak 1
15
5.2 Kerntaak 2
16
Totaal overzicht proces-competentie-matrices
17
6.1 Proces-competentie-matrix
18
6.2 Proces-competentie-matrix
19
5.
6.
Deel C: Uitwerking van de kwalificaties
20
1.
Inleiding
20
2.1
20
2.2
26
Certificeerbare eenheden
27
3.1 Nadere specificatie
27
3.2 Nadere specificatie
29
3.
Deel D: Verantwoording
31
1.
Inleiding
31
2.
Proces- en inhoudsinformatie
31
2.1 Betrokkenen
31
2.2 Verwantschap
31
2.3 Vertaling beroepscompetentieprofielen in kwalificatiedossier
31
2.4 Discussiepunten
31
Ontwikkel- en onderhoudsperspectief
32
3.
f p3
Format Kwalificaties MBO f p4
Inleiding Voor u ligt het kwalificatiedossier . Dit dossier bestaat uit een aantal onderdelen. In deel A wordt voor alle geïnteresseerden een korte omschrijving gegeven van de beroepengroep en de taken die de beroepsbeoefenaar zoal uitvoert en de competenties die hij/zij daarbij nodig heeft. In deel B, de kwalificaties, worden op hoofdlijnen de diploma-eisen beschreven. Deze eisen geven samen weer wat de gediplomeerde moet kunnen als hij/zij op de arbeidsmarkt start. Deze diploma-eisen worden vastgesteld door de minister van OCW/LNV en vormen daarmee de wettelijke basis voor de instellingen om het onderwijs vorm te geven en voor de inspectie en KCE voor het toezicht hierop. In deel C wordt een uitwerking gegeven aan hetgeen in deel B is gesteld. Deel C is zowel inhoudelijk als methodologisch aan deel B gekoppeld, er is een 1-1 relatie tussen respectievelijk de kerntaken, de proces-competentie-matrices en de daarin opgenomen werkprocessen, de certificeerbare eenheden met deze entiteiten in deel C. Deel C is vastgesteld door het bestuur van het kenniscentrum op advies van de paritaire commissie. In deel D wordt verantwoording afgelegd over de totstandkoming van dit kwalificatiedossier. Ook vindt u hier de verwijzingen naar het voor dit dossier relevante bronnenmateriaal. Hieronder vindt u de grafische weergave van de relaties tussen de verschillende elementen van dit kwalificatiedossier.
dossier
beeld van beroep
alg./spec. informatie
typering
trends/ innovatie
uitstroom (diploma)
kerntaak
diploma eisen
proces competentie matrix Deel A
verantwoording
certificeerb. eisen
vaste lijst competenties
Deel B
Deel D werk proces
resultaat
competentie
gedrags componenten heeft 0 of meerdere
Deel C
vakkennis vaardigheden prestatie indicator
Format Kwalificaties MBO
Deel A: Beeld van de beroepengroep Informatie over het beroep/cluster van beroepen.
f p5
Format Kwalificaties MBO f p6
Deel B: De kwalificaties 1. Inleiding Voor u ligt Deel B van het kwalificatiedossier . In dit deel worden op hoofdlijnen de diploma-eisen beschreven voor: (i)
(ii) (iii) (iv)
2. Algemene informatie 2.1 Colofon Onder regie van Ontwikkeld door Verantwoording
Vastgesteld door: Op Te
Format Kwalificaties MBO
2.2 Formele vereisten Diploma(s) In- en doorstroomrechten Certificeerbare eenheden
Omschrijving
Wettelijke beroepsvereisten
O nee O ja
Branche vereisten
O nee O ja
Bron- en referentiedocumenten
-
-
-
In dit kwalificatiedossier is gebruik gemaakt van het referentiedocument (Moderne) Vreemde talen en Nederlands. Onlosmakelijk met dit kwalificatiedossier verbonden is het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap. De kwalificatie-eisen die in dit brondocument worden beschreven vormen samen met de diplomavereisten in dit kwalificatiedossier de wettelijke basis voor het onderwijs .Het brondocument is te vinden op www.coordinatiepunt.nl De volgende BCP’s vormen de basis voor dit dossier: - -
f p7
Format Kwalificaties MBO f p8
2.3 Typering Beroepengroep
Format Kwalificaties MBO
2.4 Loopbaanperspectief
f p9
Format Kwalificaties MBO f p10
2.5 Trends en innovaties Hieronder worden enkele, voor de in dit kwalificatiedossier beschreven beroepen relevante ontwikkelingen beschreven. Het gaat hierbij om ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de beroepspraktijkvorming, ontwikkelingen in wetgeving en overheidsregulering en ontwikkelingen in de beroepsuitoefening zelf (b.v. technologische veranderingen of marktontwikkelingen in de sector). Deze ontwikkelingen worden beschreven om instellingen daarmee de mogelijkheid te bieden in de opleiding al rekening te houden met toekomstige veranderingen in de beroepsuitoefening.
Arbeidsmarkt en Beroepspraktijkvorming
Wetgeving en regelgeving
Ontwikkelingen in de beroepsuitoefening
Format Kwalificaties MBO
f p11
3. Overzicht van het kwalificatiedossier Een kwalificatiedossier kan één of meerdere uitstromen bevatten. Met behulp van onderstaande matrix wordt, door te markeren welke kerntaken en werkprocessen de verschillende uitstromen gemeen hebben, duidelijk gemaakt waar de verwantschap tussen de verschillende uitstromen zich bevindt en waar uitstromen van elkaar verschillen. Indien een dossier slechts 1 uitstroom bevat, wordt in deze matrix alleen het overzicht gegeven van de kerntaken en werkprocessen die bij deze uitstroom horen. Uitstroom Kerntaak
Werkproces < titel nr.> .1 .2 .3 ...
.1 .2 .3 ...
Format Kwalificaties MBO f p12
4. Beschrijving van de uitstromen In dit hoofdstuk worden de verschillende uitstromen van dit kwalificatiedossier nader omschreven. De uitstromen welke deel uit maken van dit dossier zijn: (i)
(ii) (iii) (iv)
Format Kwalificaties MBO
f p13
4.1 Algemene informatie Context van de uitstroom Typerende beroepshouding Niveau van beroepsuitoefening
O O O O
niveau niveau niveau niveau
1 2 3 4
Rol en verantwoordelijkheden Complexiteit Wettelijke beroepsvereisten
O nee O ja, …
Branche vereisten
O nee O ja, …
Nederlands en (Moderne)
Standaard is in onderstaande matrix uitgewerkt wat voor de startend beroeps-
Vreemde Talen
beoefenaar de eisen zijn voor de beheersing van het Nederlands. De (Moderne) Vreemde Taal of Talen zijn voor zover relevant voor de beroepsuitoefening uitgewerkt. Nederlands Begrijpen Luisteren
Spreken Lezen
Productie
Schrijven Interactie
C2 C1 B2 B1 A2 A1 (Moderne) Vreemde Taal … Begrijpen Luisteren C2 C1 B2 B1 A2 A1
Spreken Lezen
Productie
Schrijven Interactie
Format Kwalificaties MBO f p14
(Moderne) Vreemde Taal … Begrijpen Luisteren C2 C1 B2 B1 A2 A1
Spreken Lezen
Productie
Schrijven Interactie
Format Kwalificaties MBO f p15
5. Beschrijving van de kerntaken In dit hoofdstuk zijn de verschillende kerntaken in dit kwalificatiedossier beschreven.
5.1 Kerntaak 1 Kerntaak 1 Beschrijving kerntaak:
Toelichting:
Werkprocessen bij kerntaak 1
Format Kwalificaties MBO f p16
5.2 Kerntaak 2 Kerntaak 2 Beschrijving kerntaak:
Toelichting:
Werkprocessen bij kerntaak 2
Format Kwalificaties MBO f p17
6. Totaal overzicht proces-competentie-matrices In de proces-competentie-matrix wordt aangegeven welke competenties aangewend worden bij de uitvoering van de werkprocessen van een kerntaak. De kruisjes in de tabellen zijn wit op zwart gemarkeerd indien deze bij alle uitstromen van toepassing zijn.
A
Beslissen en activiteiten initiëren
…
B
Aansturen
Werkprocessen
DA C
Begeleiden
EB Kerntaak 1
6.1 Proces-competentie-matrix
Samenwerken en Aansturen overleggen Beslissen en activiteiten Aandacht initiëren en begrip tonen
1.6
C F
Ethisch en integer handelen Begeleiden
EH DG
Samenwerken Overtuigen en en beïnvloeden overleggen Relaties bouwen en netwerken Aandacht en begrip tonen
1.5
Presenteren Ethisch en integer handelen
KH JG
Vakdeskundigheid Overtuigen en beïnvloeden toepassen Relaties bouwen en Formuleren netwerken en rapporteren
1.4
Vakdeskundigheid Onderzoeken toepassen Analyseren Formuleren en rapporteren Materialen en middelen inzetten Presenteren
O R
verwachtingen van de Creëren en innoveren ‘klant’ richten Onderzoeken Plannen en organiseren Analyseren Leren Materialen en middelen Creëren inzetten en innoveren
1.3
P SQ T R U
Omgaan met verandering en aanpassen verwachtingen van de Instructies en procedures ‘klant’ richten opvolgen Plannen en organiseren Kwaliteit leveren Leren
1.2
V
Met druk en tegenslag omgaan
1.1
Y X W
Gedrevenheid en ambitie tonen
OL P M Q N
Ondernemend en commercieel handelen
I L J M KN
Bedrijfsmatig handelen
FI
Competenties Competenties
Format Kwalificaties MBO f p18
R
verwachtingen van de ‘klant’ richten
Q
Plannen en organiseren
P
Leren
O
Creëren en innoveren
N
Onderzoeken
M
Analyseren
L
Materialen en middelen inzetten
K
Vakdeskundigheid toepassen
J
Formuleren en rapporteren
I
Presenteren
H
Overtuigen en beïnvloeden
G
Relaties bouwen en netwerken
F
Ethisch en integer handelen
E
Samenwerken en overleggen
D
Aandacht en begrip tonen
C
Begeleiden
B
Aansturen
A
Beslissen en activiteiten initiëren
…
S
Kwaliteit leveren
2.6
T
Instructies en procedures opvolgen
2.5
U
Omgaan met verandering en aanpassen
2.4
V
Met druk en tegenslag omgaan
2.3
W
Gedrevenheid en ambitie tonen
2.2
X
Ondernemend en commercieel handelen
2.1
Y
Bedrijfsmatig handelen
Werkprocessen
Kerntaak el > 2
6.2 Proces-competentie-matrix
Competenties
Format Kwalificaties MBO f p19
Format Kwalificaties MBO f p20
Deel C: Uitwerking van de kwalificaties 1. Inleiding Deel C is vastgesteld door het bestuur van het kenniscentrum, op advies van de paritaire commissie beroepsonderwijs en bedrijfsleven. Het (beroeps)onderwijs en bedrijfsleven hebben in gezamenlijkheid besloten dat de nadere uitwerking van deel C het onderwijs een goede basis biedt om een beroepsopleiding op te bouwen. In dit deel van het kwalificatiedossier wordt de informatie uit deel B gespecificeerd, voor elke uitstroom. In de proces-competentie-matrices wordt specifiek per uitstroom aangegeven welke competenties aangewend worden bij de uitvoering van de onderscheiden werkprocessen. In de detaillering van de matrices wordt verantwoord waarom en hoe deze competenties van toepassing zijn.
2.1 Kerntaak 1 ,
W
Gedrevenheid en ambitie tonen
V
Met druk en tegenslag omgaan
U
Omgaan met verandering en aanpassen
T
Instructies en procedures opvolgen
S
Kwaliteit leveren
R
Op de behoeften en verwachtingen van de ‘klant’ richten Plannen en organiseren Leren Creëren en innoveren Onderzoeken
L
Materialen en middelen inzetten
K
Vakdeskundigheid toepassen
J
Formuleren en rapporteren
H I
Analyseren
Presenteren
F
Ethisch en integer handelen
E
Samenwerken en overleggen Aandacht en begrip tonen Begeleiden Aansturen
Werkprocessen essen 1. 1 1. 2 1. 3 1. 4 1. 5 1. 6 …
Beslissen en activiteiten initiëren
Betekenis van de kerntaak voor deze uitstroom
G
Relaties bouwen en netwerken
B C D
Overtuigen en beïnvloeden
f p21
In deze matrix is per kerntaak aangegeven welke competenties aangewend worden bij de uitvoering van de werkprocessen voor deze uitstroom. Dit is zichtbaar door middel van een kruisje in de matrix.
Y X
Ondernemend en commercieel handelen
M N O P Q
Bedrijfsmatig handelen
A Kerntaak 1 >
Proces-competentie-matrix
Competenties
Format Kwalificaties MBO
Competentie
Gewenst resultaat:
Kerntaak 1 1.2 werkproces Omschrijving:
Competentie
Gewenst resultaat:
Kerntaak 1 1.1 werkproces Omschrijving:
Component(en)
Component(en)
Prestatie-Indicator
Prestatie-Indicator
Detaillering proces-competentie-matrix
Vakkennis en vaardigheden
Vakkennis en vaardigheden
In de detaillering van de matrices wordt duidelijk dat een bepaalde competentie van toepassing is, en wordt beschreven hoe die competenties worden aangewend ten behoeve van het resultaat van het werkproces. Per competentie kunnen meerdere componenten van toepassing zijn. Waar van toepassing, zijn kennis en vaardigheden vermeld welke nodig zijn voor competent gedrag, eventueel aangevuld met referenties (naar concrete geldende normen).
Detaillering proces-competentie-matrices Format Kwalificaties MBO f p22
Format Kwalificaties MBO f p23
Kerntaak 2 ,
P
Leren
O
Creëren en innoveren
N
Onderzoeken
M
Analyseren
L
Materialen en middelen inzetten
K
Vakdeskundigheid toepassen
J
Formuleren en rapporteren
I
Presenteren
H
Overtuigen en beïnvloeden
G
Relaties bouwen en netwerken
F
Ethisch en integer handelen
E
Samenwerken en overleggen
D
Aandacht en begrip tonen
C
Begeleiden
B
Aansturen
A
Beslissen en activiteiten initiëren
In deze matrix is per kerntaak aangegeven welke competenties aangewend worden bij de uitvoering van de werkprocessen voor deze uitstroom. Dit is zichtbaar door middel van een kruisje in de matrix.
Q
Plannen en organiseren
Betekenis van de kerntaak voor deze uitstroom
R
verwachtingen van de ‘klant’ richten
…
S
Kwaliteit leveren
2.6
T
Instructies en procedures opvolgen
2.5
U
Omgaan met verandering en aanpassen
2.4
V
Met druk en tegenslag omgaan
2.3
W
Gedrevenheid en ambitie tonen
2.2
X
Ondernemend en commercieel handelen
2.1
Y
Bedrijfsmatig handelen
Werkprocessen rocessen
Kerntaak ak 2 >
Proces-competentie-matrix
Competenties
Format Kwalificaties MBO f p24
Competentie
Gewenst resultaat:
Kerntaak 2 2.2 werkproces Omschrijving:
Competentie
Gewenst resultaat:
Kerntaak 2 2.1 werkproces Omschrijving:
Component(en)
Component(en)
Detaillering proces-competentie-matrix
Prestatie-Indicator
Prestatie-Indicator
Vakkennis en vaardigheden
Vakkennis en vaardigheden
Format Kwalificaties MBO f p25
Format Kwalificaties MBO f p26
2.2
Format Kwalificaties MBO f p27
3. Certificeerbare eenheden In dit hoofdstuk worden de certificeerbare eenheden van dit kwalificatiedossier nader omschreven. De certificeerbare eenheden welke deel uit maken van dit dossier zijn: (i)
< titel 1>
(ii) < titel 2> (iii) < titel 3> (iv) < titel 4>
3.1 Nadere specificatie Certificeerbare eenheid 1 Beroepsinhoud en voorkomende functiebenaming(en)
P
Leren
O
Creëren en innoveren
N
Onderzoeken
M
Analyseren
L
Materialen en middelen inzetten
K
Vakdeskundigheid toepassen
J
Formuleren en rapporteren
I
Presenteren
H
Overtuigen en beïnvloeden
G
Relaties bouwen en netwerken
F
Ethisch en integer handelen
E
Samenwerken en overleggen
D
Aandacht en begrip tonen
C
Begeleiden
B
Aansturen
A
Beslissen en activiteiten initiëren
In deze matrix wordt per kerntaak aangegeven welke competenties aangewend worden bij de uitvoering van de werkprocessen voor deze certificeerbare eenheid. Dit wordt zichtbaar door middel van een kruisje in de matrix.
Q
Plannen en organiseren
Betekenis van de kerntaak voor deze certificeerbare eenheid
R
verwachtingen van de ‘klant’ richten
…
S
Kwaliteit leveren
1.6
T
Instructies en procedures opvolgen
1.5
U
Omgaan met verandering en aanpassen
1.4
V
Met druk en tegenslag omgaan
1.3
W
Gedrevenheid en ambitie tonen
1.2
X
Ondernemend en commercieel handelen
1.1
Y
Bedrijfsmatig handelen
Werkprocessen
Kerntaak 1
Proces-competentie-matrix
Competenties
Format Kwalificaties MBO f p28
Format Kwalificaties MBO f p29
3.2 Nadere specificatie Certificeerbare eenheid 2 Beroepsinhoud en voorkomende functiebenaming(en)
P
Leren
O
Creëren en innoveren
N
Onderzoeken
M
Analyseren
L
Materialen en middelen inzetten
K
Vakdeskundigheid toepassen
J
Formuleren en rapporteren
I
Presenteren
H
Overtuigen en beïnvloeden
G
Relaties bouwen en netwerken
F
Ethisch en integer handelen
E
Samenwerken en overleggen
D
Aandacht en begrip tonen
C
Begeleiden
B
Aansturen
A
Beslissen en activiteiten initiëren
In deze matrix wordt per kerntaak aangegeven welke competenties aangewend worden bij de uitvoering van de werkprocessen voor deze certificeerbare eenheid. Dit wordt zichtbaar door middel van een kruisje in de matrix.
Q
Plannen en organiseren
Betekenis van deze kerntaak voor deze certificeerbare eenheid
R
verwachtingen van de ‘klant’ richten
…
S
Kwaliteit leveren
1.6
T
Instructies en procedures opvolgen
1.5
U
Omgaan met verandering en aanpassen
1.4
V
Met druk en tegenslag omgaan
1.3
W
Gedrevenheid en ambitie tonen
1.2
X
Ondernemend en commercieel handelen
1.1
Y
Bedrijfsmatig handelen
Werkprocessen en
Kerntaak titel >1
Proces-competentie-matrix < titel 2>
Competenties
Format Kwalificaties MBO f p30
Format Kwalificaties MBO f p31
Deel D: Verantwoording 1. Inleiding De verantwoording bij het kwalificatiedossier heeft tot doel de ontwikkeling van het kwalificatiedossier toe te lichten en te verantwoorden. Het is een verantwoording van de stappen die zijn gezet bij het opstellen van het kwalificatiedossier zodat voor derden de procesgang transparant is. Het is een toelichting op de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de kwalificaties, zodat voor gebruikers inzichtelijk is wat wel en niet in het kwalificatiedossier is opgenomen en waarom die keuzes zijn gemaakt. Het is een vooruitblik op het ontwikkelingsperspectief van de kwalificaties in het licht van de dynamiek op de arbeidsmarkt en de dynamiek in de relaties tussen opleidingsinstellingen en behoeften van het bedrijfsleven. Het Verantwoordingsdocument is van en voor de gebruikers. De verantwoording helpt het beroepsonderwijs keuzes te maken bij de inrichting van het onderwijs, de inhoud van de beroepspraktijkvorming en de examinering. Voor het bedrijfsleven wordt inzichtelijk gemaakt wat de relatie is tussen hun ‘eigen’ beroepscompetentieprofiel en het uiteindelijke kwalificatiedossier. Daarbij zijn twee vertaalslagen aan de orde: - de selectie van één, respectievelijk het verwant verklaren van meerdere beroepscompetentieprofielen - de vertaling van vakvolwassen beroepsbeoefenaar naar beginnend beroepsbeoefenaar met inachtneming van de wettelijke beroepsvereisten De verantwoording bestaat uit twee delen: - Proces- en inhoudsinformatie - Ontwikkel- en onderhoudsinformatie In Proces- en inhoudsinformatie staat reflectie op het ontwikkelingsproces van het kwalificatiedossier centraal. Belangrijke thema’s zijn wie in welke hoedanigheid betrokken is geweest bij de ontwikkeling van het kwalificatiedossier en welke onderwerpen en discussies aan de orde waren. In de Ontwikkel- en onderhoudsinformatie geven de betrokken partijen aan welke agenda voor de toekomst uit het overleg en de discussiepunten tussen alle partijen tijdens het tot stand komen van het kwalificatiedossier naar voren zijn gekomen.
2. Proces- en inhoudsinformatie 2.1 Betrokkenen 2.2 Verwantschap 2.3 Vertaling beroepscompetentieprofielen in kwalificatiedossier 2.4 Discussiepunten
Format Kwalificaties MBO f p32
3. Ontwikkel- en onderhoudsperspectief In de onderstaande ontwikkelagenda is aangegeven wat in de paritaire commissie is afgesproken over: - de termijn waarop het kwalificatiedossier opnieuw bekeken wordt; - de items bij het onderhoud van het kwalificatiedossier in elk geval aan de orde zullen komen; - de wijze waarop informatie uit het kwaliteitszorgsysteem van het kenniscentrum over de tevredenheid van gebruikers van het dossier bij de onderhoudsbeurt betrokken wordt. Onderwerp
Actie
Wie
Wanneer
Format Kwalificaties MBO f p33
Bijlage 1B
Toetsingskader Kwalificaties MBO april 2006
Toetsingskader Kwalificaties MBO f p34
I. Vormvereisten Kwaliteitseis 1: Het kwalificatiedossier voldoet aan de vormvereisten. Aandachtsgebied 1.1.
De formats zijn gebruikt voor het samenstellen van het kwalificatiedossier.
Criteria 1.1. 1.1.1.
Het format voor het kwalificatiedossier is gebruikt.
1.1.2.
De afgesproken standaardteksten en typeringen van het format zijn toegepast in het kwalificatiedossier.
1.1.3.
De lay-out en vormgeving van het kwalificatiedossier zijn conform het format.
1.1.4.
Het kwalificatiedossier is met bijbehorende gelegitimeerde beroepscompetentieprofiel(en) aangeleverd.
1.1.5.
De wettelijke- en branchevereisten zijn integraal onderdeel van het kwalificatiedossier.
Toetsingskader Kwalificaties MBO f p35
II. Inhoudelijke vereisten Kwaliteitseis 2: De kwalificatiedossiers zijn relevant voor de arbeidsmarkt, voor de samenleving en voor vervolgonderwijs Aandachtsgebieden 2.1.
Er is werkgelegenheid voor de beroepsbeoefenaar op de arbeidsmarkt.
2.2.
De competenties voor Leren, Loopbaan en Burgerschap1 zijn integraal onderdeel van het kwalificatiedossier.
2.3.
Het kwalificatiedossier bevat informatie over in- en doorstroommogelijkheden
Criteria 2.1. 2.1.1.
Er zijn gegevens over de omvang van de werkgelegenheid beschikbaar.
2.1.2.
Er zijn gegevens over de omvang van het aantal beroepspraktijkvormingsplaatsen beschikbaar.
2.2. 2.2.1.
In het kwalificatiedossier wordt verwezen naar het brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap.
2.3. 2.3.1.
De instroommogelijkheden voor opleidingen die van het kwalificatiedossier zijn afgeleid, zijn conform de wettelijke eisen vermeld.
2.3.2
Het kwalificatiedossier bevat informatie over doorstroommogelijkheden naar opleidingen binnen het mbo en naar het hoger beroepsonderwijs en vervolgopleidingen buiten het initieel beroepsonderwijs.
1 Deze competenties zijn niet geïntegreerd of ingevlochten in het dossier, maar opgenomen in een apart brondocument dat formeel gezien integraal onderdeel is van elk kwalificatiedossier.
Toetsingskader Kwalificaties MBO f p36
Kwaliteitseis 3: De kwalificatiedossiers zijn uitvoerbaar, flexibel en duurzaam in de onderwijs- en examenpraktijk. Aandachtsgebieden 3.1.
Onderwijsinstellingen en bedrijven kunnen op basis van het kwalificatiedossier competentiegerichte leertrajecten en bijbehorende examens realiseren.
3.2.
Onderwijsinstellingen hebben ruimte om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen gedurende de looptijd van het kwalificatiedossier.
3.3.
Het kwalificatiedossier is tenminste 4 jaar geldig.
Criteria 3.1. 3.1.1.
Het kenniscentrum kan verantwoorden dat het kwalificatiedossier onderdeel is van klant-tevredenheidsonderzoek bij onderwijsinstellingen en -bedrijven.
3.1.2
De uitvoerbaarheid van het kwalificatiedossier is gegarandeerd met inachtneming van de wettelijke beroepsvereisten.
3.2. 3.2.1.
Het kwalificatiedossier bevat een inventarisatie van trends en ontwikkelingen.
3.3. 3.3.1.
Het kwalificatiedossier bevat een onderhouds- en ontwikkelagenda voor tenminste 4 jaar waarop relevante aandachtspunten zijn vermeld.
Toetsingskader Kwalificaties MBO f p37
Kwaliteitseis 4: De kwalificatiedossiers vormen met elkaar een ontkokerd, transparant geheel, dat gekenmerkt is door een eenduidige opbouw, waarbij beroepsbeoefening die vergelijkbaar is ook vergelijkbaar is geformuleerd. Aandachtsgebieden 4.1.
Het kwalificatiedossier voldoet aan de eisen van verwantschap en niveau van beroepsuitoefening.
4.2.
De constructie en onderbouwing van de competentiematrix zijn correct.
4.3.
De referentiedocumenten voor de kwalificatiedossiers zijn correct gebruikt.
Criteria 4.1. 4.1.1.
De positie van het kwalificatiedossier binnen het stelsel van kwalificatiedossiers is beschreven.
4.1.2.
Beroepscompetentieprofielen die overlap vertonen, zijn in het kwalificatiedossier in samenhang verwerkt.
4.1.3.
De aanduiding van het niveau van de beroepsuitoefening is van een toereikende argumentatie voorzien.
4.2. 4.2.1.
In het kwalificatiedossier zijn de kerntaken voor één of meer uitstromen consistent uitgewerkt.
4.2.2.
In het kwalificatiedossier zijn de werkprocessen voor één of meer uitstromen consistent uitgewerkt.
Toetsingskader Kwalificaties MBO f p38
4.2.3.
Voor het kwalificatiedossier is gebruik gemaakt van het overeengekomen competentiekader.
4.2.4.
De proces-competentie-matrix in Deel B van het kwalificatiedossier is onderbouwd in Deel C van het kwalificatiedossier.
4.3. 4.3.1.
Het Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ is toegepast.
Toetsingskader Kwalificaties MBO f p39
III. Procesvereisten Kwaliteitseis 5: De kwalificatiedossiers zijn het resultaat van overleg en dialoog tussen de partijen onder regie van de betrokken kenniscentra. Aandachtsgebieden 5.1.
Overleg in de paritaire commissie heeft geleid tot een advies aan het bestuur van het kenniscentrum.
5.2.
Het VMBO en het HBO zijn betrokken bij de ontwikkeling van het kwalificatiedossier.
5.3
Het beheer van het kwalificatiedossier is geregeld.
Criteria 5.1. 5.1.1.
De betrokkenen bij het overleg en besluitvorming over het kwalificatiedossier zijn beschreven.
5.1.2.
Een reflectie op het keuzeproces in het werk- en beroepenveld om van beroepscompetentieprofiel(en) naar het kwalificatiedossier te komen is in het kwalificatiedossier opgenomen.
5.1.3.
De belangrijkste discussiepunten in het overleg binnen de paritaire commissie (s) zijn in reflectieve zin beschreven.
5.2 5.2.1.
De belangrijkste discussiepunten met het VMBO en het HBO zijn beschreven.
5.3. 5.3.1.
Een reflectie op de totstandkoming van het ontwikkel- en onderhoudstraject voor het kwalificatiedossier is in het kwalificatiedossier opgenomen.
5.3.2.
Een gedeeld kwalificatiedossier is met een getekende samenwerkingsovereenkomst tussen de betrokken kenniscentra aangeleverd.
Toetsingskader Kwalificaties MBO f p40
Kwalificaties voor competentiegericht onderwijs
Bijlage 2
Inhoudelijke toelichting kwalificatiedossiers april 2006
f p41
Inhoudelijke toelichting Kwalificaties MBO f
Inhoudelijke toelichting Kwalificaties MBO
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
2
2.
Onderwerpen
3
2.1 Delen kwalificatiedossiers gericht op doelgroepen
3
2.2 Kerntaken, werkprocessen en competenties
4
2.3 Positie van vakkennis en vaardigheden
4
2.4 Onderscheid hoofdlijnen en uitwerking
5
2.5 Competentiemodel kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven
6
2.6 Vervallen begrippen
6
2.7 Verwantschap in de kwalificatiestructuur
6
2.8 Naam van het kwalificatiedossier
7
2.9 Crebo
7
2.10 Verdeling van verantwoordelijkheden
7
2.11 Vrijheid voor (regionale) inkleuring
7
2.12 Vergelijkbaarheid van kwalificatiedossiers
8
2.13 Niveau van beroepsuitoefening
9
2.14 Vreemde Talen & Nederlands
9
2.15 Wettelijke beroepsvereisten
10
2.16 Trends en innovatie
10
2.17 Certificeerbare eenheden
10
2.18 In- en doorstroom
10
2.19 Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap
11
2.20 Vaststelling van kwalificatiedossiers
12
2.21 Ontwikkeling en toetsing
12
2.22 Digitale terbeschikkingstelling
13
Competentiemodel Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfslevenpowered by SHL 14
f p1
Inhoudelijke toelichting Kwalificaties MBO f p2
1. Inleiding Voor u ligt de inhoudelijke toelichting op de verbeteringen in de kwalificatiestructuur zoals die zijn bekrachtigd in de Stuurgroep Competentiegericht Beroepsonderwijs op 6 april 2006. In deze toelichting vindt u kort de hoofdlijnen van de verbetering en wordt ingegaan op enkele specifieke onderwerpen. Deze inhoudelijke toelichting horen bij de notitie “Kwalificatie ontwikkelen in een samenhangende structuur voor het middelbaar beroepsonderwijs april 2006”, het “Format Kwalificatiedossiers MBO april 2006” en het “Toetsingskader kwalificatiedossiers MBO april 2006”.
Inhoudelijke toelichting Kwalificaties MBO f p3
2. Onderwerpen 2.1 Delen kwalificatiedossiers gericht op doelgroepen Het format bevat vier delen gericht op verschillende doelgroepen. De delen hangen samen, maar hebben ieder een verschillende functie. - Deel A geeft informatie over het beroep/cluster van beroepen. - Deel B geeft de beschrijving van kerntaken & werkprocessen en de daarbij relevante competenties in de proces-competentie-matrices. Deel B bevat ook de algemene en specifieke informatie die wettelijk vereist is (o.a. niveau, typering, wettelijke beroepsvereisten). - In deel C is de uitwerking van de proces-competentie-matrices opgenomen. Deel C is bedoeld als bewijs van uitvoerbaarheid van deel B en geldt als naslagwerk voor curriculumen examenontwikkelaars. - Deel D bevat de verantwoording van de gemaakte keuzes en de agenda voor het onderhoud en innovatie van het dossier. De informatie in de delen is geschreven voor de volgende doelgroepen: - A: een breed publiek - B: overheid, toezicht, HRM functionarissen, management onderwijs en bedrijven - C: ontwerpers, makers en uitvoerders van onderwijs - D: alle gebruikers, geïnteresseerd in de verantwoording Hieronder vindt u de grafische weergave van een kwalificatiedossier: dossier
beeld van beroep
alg./spec. informatie
typering
trends/ innovatie
uitstroom (diploma)
kerntaak
diploma eisen
proces competentie matrix Deel A
verantwoording
certificeerb. eisen
vaste lijst competenties
Deel B
Deel D werk proces
resultaat
competentie
gedrags componenten heeft 0 of meerdere
Deel C
vakkennis vaardigheden prestatie indicator
Inhoudelijke toelichting Kwalificaties MBO f p4
2.2 Kerntaken, werkprocessen en competenties In het format staan drie begrippen centraal: Kerntaken, de daar onderliggende Werkprocessen van het beroep en de Competenties die noodzakelijk zijn bij de uitvoering hiervan. Een werkproces is een afgebakend geheel van beroepsactiviteiten binnen een kerntaak. Het werkproces kent een begin en een eind, heeft een resultaat en wordt als kenmerkend herkend in de beroepspraktijk. De kerntaak betreft een substantieel deel van de beroepsuitoefening naar omvang en/of belang en is kenmerkend voor het beroep. Een kwalificatiedossier kent een beperkt aantal kerntaken (in de regel twee tot drie, slechts bij gemotiveerde uitzondering meer dan vier). De onderliggende werkprocessen en de relevante competenties worden per kerntaak verzameld in de zogenoemde proces-competentie-matrix. In deze matrix wordt door middel van kruisjes zichtbaar gemaakt wélke competenties relevant zijn bij de uitvoering van de onderscheiden werkprocessen. Schematisch:
Deel B Competentie Werkproces
Competentie
Competentie
X
X
X
X
Werkproces Werkproces
Competentie
X
Werkproces
X X
2.3 Positie van vakkennis en vaardigheden De nadruk in het gekozen competentiemodel ligt op het handelen in de beroepspraktijk. Handelen is gestoeld op kennis en vaardigheden. De ervaring leert dat informatie over de handelingsgerichtheid alleen onvoldoende is voor de onderwijsontwikkelaars om de benodigde vakkennis en vaardigheden te doorgronden. Daarvoor is ook informatie noodzakelijk over de kennis en vaardigheden waarop het handelen is gebaseerd. Daarom is er voor gekozen vakkennis en vaardigheden expliciet in het model op te nemen en ook te verbinden met de prestaties die moeten worden geleverd in het beroep. In deel C wordt per werkproces beschreven: - het resultaat van het werkproces - de relevante competentie(s) om het resultaat te bereiken - de benodigde vakkennis en vaardigheden daarbij - de prestatie-indicatoren die normatief beschrijven hoe competenties worden aangewend en vakkennis en vaardigheden worden ingezet bij het succesvol handelen van de (beginnend) beroepsbeoefenaar.
Inhoudelijke toelichting Kwalificaties MBO f p5
Schematisch:
Deel C Werkproces
Resultaat
Competentie
Prestatie-indicator
vakkennis vaardigheden
Competentie
Prestatie-indicator
vakkennis vaardigheden
Competentie
Prestatie-indicator
vakkennis vaardigheden
Competentie
Prestatie-indicator
vakkennis vaardigheden
Omdat vakkennis en vaardigheden aan verandering onderhevig zijn en in de uitvoeringspraktijk binnen een beroep kan verschillen zijn deze elementen opgenomen in het (meer flexibele) deel C.
2.4 Onderscheid hoofdlijnen en uitwerking Om consistentie aan te brengen in het competentiemodel is ervoor gekozen om, op basis van de proces-competentie-matrices consequent aan te geven wélk gedrag zichtbaar is als een bepaalde competentie wordt aangewend (bijvoorbeeld “wat zie je nou eigenlijk als een verkoper de competentie Overtuigen en beïnvloeden aanwendt bij het verkoopgesprek?”). Door deze keuze gaan de zogenaamde kruispunten in de competentiematrix ook echt leven en vormen ze een bruikbare handreiking voor het ontwikkelen van curricula en examens. Om de gedragsbeschrijving doelgericht te laten zijn is het van belang het zichtbare gedrag te verbinden aan een concrete prestatie die in het beroep geleverd moet worden. De inhoudelijke relatie tussen de proces-competentie-matrix in deel B en de uitwerking ervan in Deel C wordt hieronder schematisch aangegeven. Deel B
Deel C Competentie
Werkproces
Werkproces
Competentie
Competentie
X
Werkproces Werkproces
Competentie
X X X
X
Werkproces
Resultaat
Competentie
Prestatie-indicator
vakkennis vaardigheden
X
Competentie
Prestatie-indicator
vakkennis vaardigheden
X
Competentie
Prestatie-indicator
vakkennis vaardigheden
Competentie
Prestatie-indicator
vakkennis vaardigheden
De combinatie van taken/werkprocessen en competenties biedt een goed beeld van de beroepsuitoefening en de eisen die gesteld kunnen worden aan een beginnende beroepsbeoefenaar. In deel B worden de competenties vastgelegd evenals de concrete situaties in termen van werkproces/beroepshandelingen. Deel C laat één concrete uitwerking zien. Er zijn meerdere uitwerkingen mogelijk. Bijvoorbeeld als het resultaat van het werkproces verandert of de vakkennis wijzigt.
Inhoudelijke toelichting Kwalificaties MBO f p6
2.5 Competentiemodel kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven De twee begrippen kerntaak en competentie zijn nauwkeurig en goed te onderscheiden gedefinieerd. In de kwalificatiedossiers wordt gebruik gemaakt van een competentiemodel. Dit competentiemodel biedt gestandaardiseerde taalelementen waaruit gekozen kan worden bij de beschrijving van de beroepsvereisten in de kwalificatiedossiers. Deze standaard competentietaal zorgt ervoor dat er: - geen vermenging mogelijk is van kerntaken en competenties - kwalificatiedossiers op de competentiedimensie gemakkelijk met elkaar te vergelijken zijn Het competentieraamwerk dat is geselecteerd wordt geleverd door SHL, een internationaal (40+ landen) vertegenwoordigde leverancier. Met SHL is een “tailor made” competentiemodel Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven ontwikkeld met behoud van de opzet en methodiek van het model. In de bijlage zijn de competenties in het Competentiemodel Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfslevenpowered by SHL beschreven.
2.6 Vervallen begrippen Het Competentiemodel Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfslevenpowered by SHL en het verbeterd format kenmerken zich door eenvoud. Een aantal elementen, die in het verleden onderdeel uitmaakten van het kwalificatiedossier, is komen te vervallen: • Het typeren van verschillende soorten competenties zoals dat in het verleden gebruikelijk was is verlaten. Er wordt niet meer gesproken van “beroeps-competenties”, “sociaal-communicatieve competenties”, “bestuurlijk-organisatorische competenties”, et cetera. Er wordt gebruik gemaakt van één set generieke competenties en taalelementen waarbij de competentie betekenis krijgt in de specifieke context van het beroep. De noodzaak tot vakinhoudelijke toevoegingen aan de competentie zélf komt daarmee te vervallen. • In het model worden op consequente wijze de kruispunten in de proces-competentie-matrix beschreven. De verdere uitwerking van de kruispunten in Deel C kent een opbouw waarin wordt gesproken over competenties, prestatie-indicatoren en vakkennis en vaardigheden. Het begrip beheersingscriterium is daarmee overbodig geworden en komt te vervallen. • Voorheen werd onderscheid gemaakt tussen kernopgaven, kerntaken en competenties. In de uitwerking was niet altijd duidelijk op grond waarvan bepaalde elementen uit de beroepsuitoefening beschreven moesten worden als kernopgave of als kerntaak. In het verbeterd format wordt de beroepsuitoefening in kerntaken beschreven. Als bouwsteen van het format is de kernopgave komen te vervallen. De inhoudelijke onderdelen – zoals keuzes en dilemma’s bij de beroepsbeoefening - kunnen gemakkelijk elders in het verbeterd format worden benoemd.
2.7 Verwantschap in de kwalificatiestructuur Er wordt gesproken over “verwantschap” als er sprake is van overeenkomsten in de beroepsuitoefening. Die overeenkomst kan de vorm hebben van gelijke beroepsuitoefening,
overlap, of vergelijkbare beroepsuitoefening. Het waarom van de overeenkomst kan verschillend zijn. Verwantschap kan voortkomen uit beroepsbeoefening binnen één branche maar ook over branches heen. In het laatste geval gaat het om beroepsuitoefening die branchedoorsnijdend is, een voorbeeld daarvan is logistiek en ondernemen. Branchedoorsnijdende verwantschap ontstaat ook in vergelijkbaarheid van type beroepen, voorbeelden daarvan zijn de assistent-functies en de middenkaderfunctionarissen. Verwantschap kan binnen een kwalificatiedossier voorkomen en tussen kwalificatiedossiers.
Inhoudelijke toelichting Kwalificaties MBO f p7
2.8 Naam van het kwalificatiedossier: beroepengroep De naam van een kwalificatiedossier is een gekozen term voor een aantal verwante beroepen - een beroepengroep - die in een dossier zijn samengenomen. Zo is de naam van het kwalificatiedossier “Optiek” een aanduiding van een aantal beroepen in de Optiekbranche die zijn verenigd in het kwalificatiedossier. De naam “Optiek” is in dit geval niet meer de aanduiding van het beroep, maar de aanduiding van de beroepengroep, een verzameling van beroepen.
2.9 Crebo De mogelijkheid van meerdere uitstromen in een kwalificatiedossier maakt ook dat de huidige één op één relatie tussen kwalificatieprofiel, Crebo-code, opleiding en diploma ter discussie komt te staan. De Stuurgroep Competentiegericht onderwijs zal over de relatie tussen kwalificatiestructuur en registratie en bekostiging van opleidingen in een later stadium aan de minister voorstellen doen.
2.10 Verdeling van verantwoordelijkheden Het nieuwe instrumentarium gaat zoals gezegd uit van een kwalificatiedossier dat is opgebouwd uit vier delen. Deze vier delen, aangeboden aan de minister van OCW vormen samen het kwalificatiedossier en kunnen niet los van elkaar worden gezien. In deel B worden o.a. de kerntaken en de daaraan verbonden proces-competentie-matrices in samenhang beschreven. Deel B wordt door de minister vastgesteld. Werkprocessen en competenties staan wel in de matrices genoemd, maar worden niet uitgewerkt. Dat gebeurt in deel C. De belangrijkste elementen in B zijn de kerntaakbeschrijvingen en de matrices. In deel C worden werkprocessen met de te realiseren resultaten beschreven en worden de competenties in relatie tot de werkprocessen in waarneembaar gedrag beschreven. Deze uitwerking is inhoudelijk en methodologisch gebonden aan deel B. Het is dus niet mogelijk dat bij nieuwe (regionale) delen C kerntaken weggelaten, werkprocessen overslagen of kruispunten bijgemaakt of weggelaten worden. In deel C kunnen instellingen en/of bedrijven in de regio, op basis van waargenomen beroepsuitoefening een regionale uitwerking geven aan de procescompetentie-matrices. De instelling legt verantwoording af over de wijze waarop uitwerking is gegeven in curricula en examens aan KCE en Inspectie.
2.11 Vrijheid voor (regionale) inkleuring Een kwalificatiedossier kan uit meerdere verwante uitstromen bestaan; een deelnemer kan dus verschillende diploma’ s halen binnen een kwalificatiedossier. In de kwalificatiedossiers wordt uitsluitend beschreven wat een beginnend beroepsbeoefenaar vermag. Het is aan de onderwijsinstellingen en bedrijven om de weg daarheen, liefst in samenspraak met de deelnemer, te bepalen. Met het “verbeterd format” is een zinvolle en werkbare oplossing gevonden voor de spanning die er bestaat tussen het algemeen en gedetailleerd beschrijven van de beroepsuitoefening In het “verbeterd format “ is een knip gemaakt tussen het beroep in hoofdlijnen beschrijven (deel B) en het specifieker uitwerken van het gedrag en de benodigde kennis en vaardigheden (deel C). De uitwerking in deel C biedt een goed handvat voor ontwikkelaars/docenten/ praktijkopleiders voor opzet en uitwerking van opleidingen, maar als er in een regio voor een
Inhoudelijke toelichting Kwalificaties MBO f p8
sector/deelsector/bedrijf aanleiding is om op onderdelen een regionale invulling te geven, dan kan dat. Uiteraard moeten keuzes die gemaakt worden in deel C ook een uitwerking van deel B zijn, en moeten keuzes verantwoord worden. Op deze wijze kunnen scholen in samenwerking met bedrijven in de regio de opleiding op hun situatie afstemmen zonder dat de essentie van de beroepsuitoefening aangetast wordt. De gekozen opzet strookt goed met principes van competentiegericht opleiden.
2.12 Vergelijkbaarheid van kwalificatiedossiers In kwalificatiedossiers zijn prestatie-eisen geformuleerd voor het diploma. Om een aantal redenen is vergelijkbaarheid van kwalificatieprofielen gewenst: - Instellingen zijn op zoek naar een effectieve en efficiënte organisatie van hun opleidingenaanbod. Vergelijkbare kwalificatiedossiers bieden instellingen de mogelijkheid om delen uit de kwalificatiedossiers in één opleidingsmodule terug te laten komen. Vergelijkbaarheid biedt de mogelijkheid deze keuze te kúnnen maken. - Instellingen kunnen intern leren van elkaars vertaalslag van kwalificatiedossiers naar opleidingen. Meer transparantie leidt tot meer vergelijkbare leerprocessen binnen de instellingen. - Door te werken met een standaardset van competenties kan het onderwijs beter naar de onderwijsdeelnemer kijken en met hem/haar werken aan zijn/haar persoonlijke ontwikkeling die voor de beroepsbeoefening nodig is. De verwantschap of vergelijkbaarheid van uitstromen komt in het kwalificatiedossier op een tweetal manieren naar voren: 1. Vergelijkbaarheid van uitstromen doordat ze geclusterd zijn in één kwalificatiedossier. Deze clustering vindt plaats op basis van verwantschap in de betreffende beroepen. De verwantschap is goed zichtbaar gemaakt in beroepscompetentieprofielen. 2. Vergelijkbaarheid doordat gebruik gemaakt wordt van één gemeenschappelijk competentiemodel. Deze vergelijkbaarheid op basis van de competenties is anders van aard aangezien het dan gaat om de vermogens die je van mensen verwacht. In hoeverre dat ook tot de conclusie leidt dat de opleidingen gezamenlijk vorm gegeven kunnen worden is natuurlijk afhankelijk van de verschillen tussen de beroepen zelf.
Inhoudelijke toelichting Kwalificaties MBO f p9
2.13 Niveau van beroepsuitoefening Nu gebruik gemaakt wordt van een competentiemodel en proces-competentie-matrices was het ook zinvol opnieuw te kijken naar de wijze waarop in kwalificatiedossiers het niveau van beroepsuitoefening wordt bepaald. In het format komt de onderbouwing van het niveau van beroepsuitoefening op een aantal plaatsen in het dossier voor:
Hoofdlijnen - Deel B: niveau-”aanduiding” met onderbouwing a.d.h.v. Complexiteit en Rol & Verantwoordelijkheid
Detail - In deel B kán een hoger niveau zichtbaar zijn door: - een extra toegevoegde kerntaak, en/of - een extra uit te voeren werkproces, en/of - een andere/extra aangekruiste competentie. - In deel C kán een hoger niveau zichtbaar zijn door: - een andere/extra beschreven zichtbaar gedrag - een andere/extra beschrijving van noodzakelijke vakkennis en vaardigheden - een andere/extra prestatie-indicator
Op dit moment ontbreekt nog een duidelijke en uniforme taal ter onderbouwing van het gekozen niveau van beroepsuitoefening. In deel D van het kwalificatiedossier zal op termijn worden verantwoord welke relatie er is tussen de niveauaanduiding op hoofdlijnen in deel B en de uitwerking in meer detail in deel B en C. Voor de langere termijn wordt gezocht naar een consistente en gemeenschappelijk te gebruiken taal voor de onderbouwing van niveau. Hierbij zal ook inhoud worden geven aan de vertaling van het European Qualification Framework (EQF) naar de MBO-kwalificatiestructuur.
2.14 Vreemde Talen & Nederlands Ten aanzien van de (moderne) Vreemde Talen en Nederlands speelt een aantal zaken: 1) In het Brondocument leren, loopbaan en burgerschap wordt gesteld dat iedere MBO-er naast het Nederlands (twee) Moderne Vreemde talen dient te beheersen. Deze eisen die aan alle EU-burgers gesteld worden zijn geformuleerd in het kader van de Lissabondoelstellingen die regeringsleiders in 2000 met elkaar hebben vastgelegd. In het Brondocument leren, loopbaan en burgerschap wordt dus tot nu toe geen onderscheid gemaakt tussen verschillende MBO-kwalificatieniveaus. Het is nog niet duidelijk welke eisen vanuit OCW gesteld gaan worden aan deelnemers in het MBO met betrekking tot de moderne vreemde talen. Medio 2006 verschijnt het nieuwe brondocument. 2) In de kwalificatiedossiers wordt gebruikt gemaakt van een standaard voor beschrijving van niveaus van taalbeheersing: de richtlijnen en matrices uit het Common European Framework for Languages (CEF), die voor Nederland vertaald zijn in het referentiedocument Talen. In het referentiedocument Talen in de kwalificatieprofielen is een relativering van de eis van twee vreemde talen voor niveaus 1 en 2 opgenomen. 3) Het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap gaat niet over de eisen aan de beheersing van vreemde talen, wanneer deze relevant zijn voor de beroepsuitoefening. Deze eisen maken deel uit van de beschrijving van kerntaken en uitstromen in het kwalificatiedossier.
Inhoudelijke toelichting Kwalificaties MBO f p10
4) Onduidelijkheid bestaat over de vraag wat precies Vreemde Talen zijn en in hoeverre het gaat om de feitelijke taalbeheersing van de leerling of het aanbieden van taalonderwijs door een ROC. In het te ontwerpen Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap (zie 2.19) zal het gewenste niveau van taalbeheersing worden beschreven dat is gekoppeld aan burgerschap. Het is aan de school om de mogelijke overlap tussen de eisen aan taalbeheersing in het brondocument en de eisen aan vreemde talen vanuit de beroepsuitoefening te bepalen.
2.15 Wettelijke beroepsvereisten In deel B van de kwalificatiedossiers wordt, indien van toepassing aangegeven, dat er een of meerdere wettelijke beroepsvereisten zijn en wordt ook de herkomst aangegeven. Wettelijke beroepsvereisten worden vermeld bij de formele eisen. Het opnemen van de verwijzing in deel B naar de wettelijke vastgestelde beroepsvereisten maakt ze onlosmakelijk verbonden met het kwalificatiedossier, wat betekent dat een instelling zich verantwoordt over de plaats ervan in het opleidingscurriculum en de examens.
2.16 Trends en innovatie Deel B van het kwalificatiedossier bevat ook informatie over Trends en Ontwikkelingen in het beroep of de sector. Het gaat hierbij om ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, ontwikkelingen in wetgeving en overheidsregulering en ontwikkelingen in de beroepsuitoefening zelf (b.v. technologische veranderingen of marktontwikkelingen in de sector). Deze ontwikkelingen worden beschreven om instellingen daarmee de mogelijkheid te bieden in de opleiding al rekening te houden met toekomstige veranderingen in de beroepsuitoefening.
2.17 Certificeerbare eenheden Binnen een kwalificatiedossier kan een deel van de werkzaamheden in een bepaald beroep als certificeerbare eenheid worden onderscheiden, wanneer dat deel arbeidsmarktrelevantie heeft. Arbeidsmarktrelevantie wil zeggen dat iemand er betaald werk mee kan krijgen. Vaak zullen voor dit deel van het beroep ook aparte functiebenamingen bestaan. Aan een certificeerbare eenheid is een certificaat verbonden. Het certificaat is een op de arbeidsmarkt herkend en erkend bewijsstuk dat de betreffende persoon in staat is een afgebakend en samenhangend deel van een (of meerdere) kerntaken uit te voeren en beschikt over de daarvoor noodzakelijke competenties. Certificeerbare eenheden zijn van belang om in te spelen op vragen van de arbeidsmarkt en om deelprestaties te kunnen belonen. Ook EVC-activiteiten kunnen aanleiding zijn tot het verstrekken van certificeerbare eenheden. De certificeerbare eenheden worden genoemd in deel B en uitgewerkt in deel C.
2.18 In- en doorstroom Voor zowel de instroom vanuit het vmbo als de doorstroom naar het hbo gelden bij het opstellen van de kwalificatiedossiers de wettelijke kaders. Dit betekent dat de eisen zoals die zijn geformuleerd in het kwalificatiedossier in- of doorstroom niet mogen belemmeren. In de kwalificatiedossiers wordt daarnaast ook aangegeven welke specifieke loopbaanmogelijkheden de gediplomeerde heeft en welke doorstroommogelijkheden er zijn die passen bij het betreffende diploma.
Inhoudelijke toelichting Kwalificaties MBO f p11
Daarnaast zal mogelijk de leercompetentie, die nu al deel uitmaakt van het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap mogelijk uitgebreid moet worden met aspecten die van belang zijn voor de doorstroming van niveau 1 tot en met HBO in de beroepskolom.
2.19 Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap Het huidige brondocument Leren en Burgerschap wordt medio 2006 vervangen door het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap. Dit om een aantal redenen: 1) Ervaringen in de proeftuinen leren dat de wijze waarop instellingen vorm en inhoud geven aan de leer- en burgerschapcompetenties behoorlijk uiteenlopen. Onderwijskundige en pedagogisch-didactische uitgangspunten van de instelling zijn daarbij leidend. In de huidige kwalificatiestructuur wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde methodiek van ‘Schering en Inslag’, dat wil zeggen in de kwalificatiedossiers wordt al aangegeven welke overlap/ verwantschap er is tussen beroepscompetenties enerzijds en leer- en burgerschapscompetenties anderzijds. In feite wordt daarmee in de kwalificatiestructuur al voorgesorteerd op een didactische keuze. Dit laatste was voor de stuurgroep aanleiding de eis van “schering en inslag” niet meer in de kwalificatiedossiers neer te leggen maar te laten waar het hoort, namelijk in het onderwijs. De leer- en burgerschapscompetenties zijn geformuleerd en worden náást de kwalificatieprofielen door de scholen gebruikt om deelnemers in deze competenties te bekwamen. De school verantwoordt op welke wijze de deelnemers in deze competenties opgeleid zijn. 2) De inhoudelijke vernieuwingen van de kwalificatiestructuur hebben ook gevolgen voor het huidige brondocument. Het biedt kansen om de begripsverwarring, die ook in het brondocument aanwezig is, op te lossen en het biedt de mogelijkheid om nog eens kritisch te kijken naar eerder gemaakte keuzen. 3) Gebleken is dat ook algemene aspecten van het functioneren als beroepsbeoefenaar mee dienen te worden genomen in het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap. Het betreft hier om eisen aan het functioneren als beroepsbeoefenaar in algemene zin. Daarbij gaat het om eisen die voor iedere beroepsbeoefenaar gelden. Denk aan feedback geven en ontvangen, omgaan met dilemma’s en ethische vragen en loopbaanontwikkeling. Zaken die specifiek zijn voor de beroepsuitoefening maken deel uit van de beschrijving in het kwalificatiedossier. 4) Zoals er generieke eisen zijn voor het functioneren als beroepsbeoefenaar, zijn er ook generieke eisen, wanneer het gaat om doorstroming in de beroepskolom. Dit betekent vooral dat de leercompetentie, die nu al deel uitmaakt van het brondocument Leren en Burgerschap mogelijk uitgebreid moet worden met aspecten die van belang zijn voor de doorstroming van niveau 1 tot en met Hbo in de beroepskolom. In de kwalificatiedossiers die 1 februari 2007 zullen worden vastgesteld door de minister (en daarmee de basis zijn voor experimenten 2007/2008) zal worden verwezen naar dit aangepaste brondocument. Tot die tijd blijft het huidige document gelden.
Inhoudelijke toelichting Kwalificaties MBO f p12
2.20 Vaststelling van kwalificatiedossiers De totstandkoming en vaststelling van kwalificatiedossiers verloopt over het algemeen op de volgende wijze: - Beroepscompetentieprofielen worden onder verantwoordelijkheid van de branches opgesteld. - Kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven ontwerpen kwalificatiedossiers op basis van deze beroepscompetentieprofielen. - De kwalificatiedossiers worden besproken in de paritaire commissies. De genoemde commissies beoordelen de dossiers en stellen onder andere vast of de dossiers voldoen aan de eisen vanuit de wettelijke beroepsvereisten, de eisen die de branches respectievelijk beroepsgroepen daaraan mogen stellen en of de dossiers uitvoerbaar zijn voor het onderwijs. Een en ander met inachtneming van formatvereisten en bestuurlijk/inhoudelijke afspraken zoals verwoordt in de instructie en het toetsingskader. - De besturen van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven besluiten, geadviseerd door de genoemde commissies, de kwalificatiedossiers voor te leggen aan de minister. Alvorens dit te doen, worden de dossiers ter eindcontrole voorgelegd aan het Coördinatiepunt. In het bestuur van het kenniscentrum geldt een stemverhouding van 50%-50% (onderwijs/ georganiseerd bedrijfsleven) bij de besluitvorming over de kwalificatiedossiers zoals ook de paritaire commissies die kennen. - Het Coördinatiepunt toetst op basis van de normering van het toetsingskader in de eindcontrole of de kwalificatiedossiers die de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven aanleveren voldoen. - Aan het slot van de bovengeschetste goedkeuringsprocedure biedt het bestuur van het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven het kwalificatiedossier aan de minister van OCW/ LNV aan. Dit aanbieden gaat gepaard met een positief advies van het Coördinatiepunt. - De minister stelt vervolgens vast dat het dossier compleet is aangeleverd en stelt deel B van het dossier vast. - Inspectie en KCE hanteren het door de minister vastgestelde deel B in hun toezichthoudende rol.
2.21 Ontwikkeling en toetsing Om te komen tot een grotere transparantie in de kwalificatiestructuur is niet alleen ingezet op de verdere aanscherping en verbetering van het instrumentarium zelf. Ook is het vigerende proces van ontwikkeling en toetsing kritisch beoordeeld. Besloten is de toetsing en begeleiding rondom een aantal belangrijke beslismomenten vorm te geven en daardoor éérder in het ontwikkelproces van kwalificatiedossier de vinger aan de pols te houden. Het proces van ontwikkeling en toetsing is als volgt vormgegeven: 1. Ingangscontrole - relevantie voor de arbeidsmarkt - verwantschap en overlap - witte vlekken 2. Toets I - Vaststellen beroepsuitoefening - Bepaling uitstroomniveau
Inhoudelijke toelichting Kwalificaties MBO f p13
- Decompositie in kerntaken - Decompositie in werkprocessen 3. Toets II - Plaatsing en onderbouwing kruispunten 4. Toets III - Beschrijving van prestatie, zichtbaar gedrag en kennis/vaardigheden - Dossier compleet maken 5. Eindcontrole
2.22 Digitale terbeschikkingstelling De gebruikersvriendelijkheid van een “papieren” naslaggids, zeker als deze op onderdelen veel gelijke of bijna gelijke informatie bevat, is per definitie beperkt. Daarom wordt er in opdracht van het Procesmanagement Kwalificatiestructuur gewerkt aan de digitale ontsluiting van kwalificatiedossiers op componentniveau. Het onderscheid tussen delen B en C zal in de digitale omgeving in zekere zin virtueel worden: onderdelen van deel C worden op wens van de gebruiker direct beschikbaar vanuit deel B. In lijn met de programma’s Educatieve Contentketen resp. e-Portfolio van Kennisnet biedt de digitale ontsluiting een breed scala aan toekomstige gebruiksmogelijkheden, waaronder de verbinding aan digitale educatieve content en aan digitale portfolio’s In dit traject wordt tevens de infrastructuur gelegd voor een digitaal hergebruik van informatie in de gehele kwalificeringketen. Kijk voor meer informatie op www.kwalificatiesmbo.nl (vanaf 1 juni 2006) en www.coordinatiepunt.nl.
Inhoudelijke toelichting Kwalificaties MBO f p14
Bijlage 1 Competentiemodel Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven powered by SHL
Factoren Leiden en beslissen Ondersteunen en samenwerken Interacteren, beïnvloeden, presenteren Analyseren en interpreteren
Competenties1 A.
Beslissen en activiteiten initiëren
B.
Aansturen
C.
Begeleiden
D.
Aandacht en begrip tonen
E.
Samenwerken en overleggen
F.
Ethisch en integer handelen
G.
Relaties bouwen en netwerken
H.
Overtuigen en beïnvloeden
I.
Presenteren
J.
Formuleren en rapporteren
K.
Vakdeskundigheid toepassen
L.
Materialen en middelen inzetten
M. Analyseren Creëren en leren
N.
Onderzoeken
O. Creëren en innoveren P.
Leren
Q. Plannen en organiseren Organiseren en uitvoeren Aanpassen en aankunnen Ondernemen en presteren
R.
Op de behoeften en verwachtingen van de ‘klant’ richten
S.
Kwaliteit leveren
T.
Instructies en procedures opvolgen
U.
Omgaan met verandering en aanpassen
V.
Met druk en tegenslag omgaan
W. Gedrevenheid en ambitie tonen X.
Ondernemend en commercieel handelen
Y.
Bedrijfsmatig handelen
Dit is de volledige lijst competenties, beschikbaar voor de kwalificatiedossiers. De rangschikking is niet naar belang, maar conform de ordening in het model van SHL, gebaseerd op de acht in de eerste kolom genoemde Factoren.
1
colofon april 2006 Tekst Colo, vereniging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven f Ontwerp Room for ID’s, Nieuwegein f Colo, Postbus 7259, 2701 AG Zoetermeer f T (079) 329 40 00 f F (079) 351 54 78 f E [email protected] f I www.colo.nl