Kroonjuwelen van het vmbo Axis-projecten die voorbeelden zijn van innovatie en geestdrift
Woord vooraf Het belangrijkste thema van het herontwerp vmbo is wat Axis betreft het centraal stellen van de leerling, in plaats van de leerling benaderen als ‘object van onderwijskundig handelen’. Wij zijn van mening dat het onderscheid tussen avo-vakken en de beroepsgerichte vakken de ultieme uitdrukking is van deze verkeerde leerlingbenadering en dat het onderscheid feitelijk artificieel is.
Het herontwerp vmbo is goed op weg en met een zekere bescheidenheid kunnen we stellen: op de goede weg. Deze brochure toont kroonjuwelen van het vmbo, Axis projecten die voorbeelden zijn van innovatie en geestdrift. De brochure bevat een bewerking van aantal eerder gepubliceerde artikelen over Axis-projecten en twee interviews met beleidsmakers en schoolleiders. We wensen u veel leesplezier.
Deze brochure is een uitgave van: Stichting Axis Nationaal platform voor natuur en techniek in onderwijs en arbeidmarkt
[email protected] www.kennisbanktechniek.nl Tekst: Brechje Hollaardt, Hypertekst Met dank aan Frans Weeber Foto’s : Jos Poeder, Delft; Bas Versteeg, Leiden
Keuzeproces Veel leerlingen in het vmbo moeten rond hun veertiende jaar een keuze maken voor een van de afdelingen in het vmbo. De indeling van de leerlingen binnen afdelingen is het uitgangspunt voor de organisatie van het onderwijs en het toewijzen van lessen aan de docenten. Niet het leerproces van kiezen. Terwijl van veel jongeren op die leeftijd niet kan worden verwacht dat zij dan al een zeer specifieke en weloverwogen keuze kunnen maken. Wat is immers het referentiekader waarbinnen die keuze moet plaatsvinden? Het ligt veel meer voor de hand om jongeren die dan nog geen specifieke keuze kunnen maken de ruimte te bieden voor (praktijk)oriëntatie en bredere opleidingen. Wellicht schuilt hierin wel het aantrekkelijke van de theoretische leerweg en het avo-onderwijs; jongeren ervaren dit niet als een smalle keus.
Veranderend VMBO In het beroepsonderwijs is veel gaande en dat geldt in het bijzonder ook het vmbo. Schooljaar 2002 – 2003, waarin de eerste groep leerlingen een examen vmbo doet, vormt de afsluiting van de invoering van het vmbo. In de loop van dit schooljaar verschenen tal van artikelen over het vmbo die, in onze visie vaak te negatief van toon en inhoud zijn. Natuurlijk is er reden voor een kritische blik: er zijn problemen in het vmbo en het aantal leerlingen in de techniek daalt helaas nog steeds gestaag. Maar we moeten ook willen kijken naar de achterkant van dit gelijk. De Axis-projecten scoren goed. De programma’s leiden tot een substantiële vermindering van vroegtijdige uitval; meer leerlingen doorlopen een volledig programma binnen het vmbo. Een groeiende groep leerlingen komt in aanraking met techniek, er is steeds meer samenwerking tussen het mbo en vmbo en de relaties met het bedrijfsleven worden versterkt. Axis-scholen tonen aan dat in die samenwerking veel mogelijk is. Er ontstaat ruimte voor de inrichting van een meer op de doelgroep afgestemd onderwijsprogramma waarin regionale inkleuring mogelijk is.
Inrichting leerproces Bij Axis projecten ‘overkomt’ het onderwijs de leerling niet. Hij of zij maakt er zelf actief deel van uit en is als het ware partij in het proces van onderwijskundige verandering. Het keuzeproces moet worden gezien als het domein van het eigen handelen van de leerling. Daarom is het een onderdeel van het leerproces en dus van het onderwijsprogramma. Het keuzeproces biedt tal van aanknopingspunten voor de inrichting van het onderwijsprogramma Leerlingen hebben oriëntaties nodig bij hun zoektocht, de ontdekkingstocht naar wat ze willen en kunnen. In het ontdekken van hun eigen mogelijkheden en beperkingen schuilt het creatieve proces van het zich ontwikkelen in relatie tot de hen omringende wereld.
De leerling centraal Vernieuwing is een veelomvattend, soms zeer complex proces. Vaak ontstaat vernieuwing in de schoot van de scholen zelf, omdat pasklare oplossingen ontbreken. Deze scholen zijn eigenaar van de eigen ontwikkeling. Voor elke vmbo-school schuilt daarin zowel de uitdaging als de beperking. Je moet het immers als schoolleider met de school en met het team zelf doen.
juni 2003
2
3
Circa zestig vmbo-scholen herontwerpen hun techniekopleidingen met hulp van Platform Axis. De techniekopleidingen worden verbreed of gecombineerd met andere opleidingen. Veel van deze scholen ontwikkelen een ander onderwijsprogramma, integreren vakken of simuleren bedrijfssituaties in open werkplekken. Sommige realiseren een geheel nieuw didactisch concept. De deelnemende scholen zien de belangstelling voor techniek groeien bij hun leerlingen. Veel docenten en leerlingen beleven meer plezier aan de nieuwe vakken. Maar hoe pak je herontwerpen aan?
Bij de inrichting van de zoektocht moet ons inziens worden aangesloten bij wat een leerling al kan en weet. En niet - zoals maar al te vaak gebeurt – bij het afschatten van kennis en vaardigheden in het vaststellen van wat nog niet wordt gekend en beheerst. De inrichting van zo’n leerproces leidt ook tot de inrichting van een andere fysieke leeromgeving. Een aansprekend programma in een aansprekende leeromgeving gekoppeld aan het uitdagen van leerlingen om zelf deel te nemen aan de inrichting van het eigen leerproces, kan zeer succesvol zijn. Dat tonen Axis-projecten aan.
Nieuwe opleidingsprogramma’s
Zelf verantwoordelijkheid Deze hoopgevende, zeer inspirerende, ontwikkelingen wijzen op een mogelijke trendbreuk. Soms zijn ze van beperkte schaal, in enkele gevallen hebben ze een meer substantiële omvang. In het schooljaar 2003-2004 zijn circa 120 vmbo-scholen in de Axis netwerken actief betrokken bij het herontwerp, dat is 20% van alle vmbo scholen in Nederland. Het betreft veelal ontwikkelingen op scholen die hun eigen verantwoordelijkheid hebben genomen, die hebben besloten dat tegenover en naast regelgeving ook zelfverantwoordelijkheid staat. Deze scholen hebben met trots en zelfvertrouwen gekozen om van het vmbo een succes te maken met een uitdagende en vernieuwende inhoud. Zij delen de opvatting dat vmbo-leerlingen het beste onderwijs verdienen en dat vmbo-docenten trots kunnen zijn op hun werk.
Techniekbreed
Een paar jaar geleden ontstonden bij diverse vmbo-scholen ideeën om hun techniekopleidingen te veranderen. Axis pikte deze ideeën op en ontwikkelde met de scholen plannen voor het herontwerpen van de techniekopleidingen. Zo kwamen er vijfr Axis-programmalijnen: Techniekbreed, Intersectoraal, Ict-route, Anders leren en Science. Vanuit het Ministerie van Onderwijs kwam er geld beschikbaar voor het uitwerken en concretiseren van de programmalijnen. Ook schiep het ministerie randvoorwaarden waarbinnen de scholen konden experimenteren met nieuwe programma’s.
“Goed voor de leerling” De ‘techniekbrede’ scholen gingen ervan uit dat veel leerlingen gebaat zouden zijn bij een brede techniekopleiding, zonder vroege specialisatie in een bepaalde richting. In de bestaande situatie is het opleidingstraject immers al vroegtijdig dichtgetimmerd: leerlingen kiezen een afdeling, de vakken staan vast, evenals de manier waarop ze worden aangeboden. De deelnemende scholen wilden zorgen voor een opleiding die leerlingen tot het eind breed zouden kunnen volgen. Een opleiding die leerlingen laat kennismaken met verschillende richtingen en hen erváren wat het beste bij hen past. Dat is vooral interessant voor de leerling die nog niet weet wat hij wil. De leerling die wel weet wat hij wil, zou zich tussentijds kunnen specialiseren. Tweeëntwintig techniekbrede Axis-scholen hebben inmiddels ervaring met het ontwikkelen van programma’s die diverse aspecten aanbieden van techniek, zoals besturings-, proces- en ontwerptechniek. Techniekbreed bestaat in allerlei varianten. Sommige scholen bieden na de basisvorming twee jaar lang een breed programma. Andere scholen hebben een brede opleiding tot in het derde jaar, waarin leerlingen kennismaken met verschillende richtingen. Ze kunnen zich vervolgens in het vierde jaar specialiseren en examen doen in de gekozen richting. De techniekbrede scholen hebben vrijstelling van de examens gekregen. Met de vervolgopleidingen zijn afspraken gemaakt over de instroom van de techniekbrede leerlingen.
“De instroom nam af” Directe aanleiding voor de herontwerpactiviteiten was in veel gevallen de daling van het aantal leerlingen op de techniekopleidingen. De scholen wilden de opleidingen weer interessant maken voor grote groepen leerlingen. Verschillende onderzoeken en gesprekken met deskundigen wezen uit dat de opleidingen breder opgezet zouden moeten worden: met flexibelere programma’s, meer keuzemogelijkheden en beter aansluitend op voorkeuren van jongeren. Ook in didactisch opzicht zou er het nodige kunnen veranderen, zoals competentiegericht onderwijs en vakkengeïntegreerd onderwijs met een flinke ict-component. Hieronder worden de vijf programmalijnen kort beschreven. Verderop in deze brochure leest u per programmalijn wat de ervaringen zijn van de deelnemende scholen.
Willem van Oosterom, directeur Axis
4
5
Intersectoraal
Anders leren
“Dichter bij de beroepspraktijk”
“Leerling ervaart het belang van leren”
Drie Axis-scholen troffen voorbereidingen voor opleidingen op het grensvlak van techniek en één of twee andere sectoren. De bestaande indeling in de sectoren ‘techniek’, ‘zorg & welzijn’, ‘landbouw’ en ‘economie’ was volgens hen aan vernieuwing toe, gezien de beroepspraktijk die vaak ligt op het grensvlak van sectoren. Daarnaast vond men dat men af moest van de focus op de productiekant van techniek: slechts dertig procent van het werk in de techniek heeft te maken heeft met productie. Voor de rest gaat het vooral om dienstverlening en financieel beheer. Leerlingen hebben daarom meer aan onderwijs waarbij ze ook competenties ontwikkelen op die gebieden. Uit de pilots kwamen intersectorale programma’s voort als ‘techniek & welzijn’ en ‘techniek, handel en dienstverlening’.
Competentiegericht onderwijs en ‘eigentijdse’ methodieken zijn geïntroduceerd in de vierde programmalijn ‘Anders leren’. In allerlei projecten experimenteren scholen met moderne, soms multimediale leeromgevingen. Gemeenschappelijk is het uitgangpunt van de Axisscholen: ‘Anders leren’ is voor leerlingen betekenisvol leren. Het gaat er dan ook om dat leerlingen het belang zien van de dingen die ze leren. Voor techniekonderwijs, waarbij het vaak gaat om deelbewerkingen, blijkt dit heel belangrijk. In sommige projecten ‘Anders leren’ worden uitdagende, krachtige leeromgevingen gecreëerd met nieuwe technologieën. De leerlingen leren er zelfstandig mee te werken. Andere projecten zijn specifiek gericht op zwakkere leerlingen. Daarbij wordt bijvoorbeeld geprobeerd om beroepsgerichte en algemeen vormende vakken te integreren in betekenisvolle, praktische vakken. In de projecten wordt ook ervaring opgedaan met een nieuwe rol van de docent, namelijk als begeleider of coach.
Ict-route
“Doorstroom naar ROC gegarandeerd”
Science
“Geïntegreerde programmalijn”
Vijfentwintig Axis-scholen zijn begonnen met het ontwerpen van de ict-route, ook een opleidingsprogramma met een intersectoraal karakter. De ict-route moet het leerlingen mogelijk maken later verder te gaan in zowel de ‘harde’ ict als in een combinatie van ict met bijvoorbeeld zorg & welzijn of economie. De deelnemende scholen werkten een didactisch model uit (competentiegericht onderwijs), zetten een programmalijn op, ontwikkelden leermiddelen en maakten examens. De scholen hebben van het Ministerie van Onderwijs enkele jaren vrijstelling gekregen van de reguliere examens om het project in alle rust uit te voeren. De scholen werken nauw samen en komen regelmatig bij elkaar om organisatorische en inhoudelijke zaken te bespreken. Elke school heeft een convenant met een ROC gesloten, zodat de leerlingen breed kunnen instromen in het vervolgonderwijs. Alle scholen zijn al gestart met een ict-klas.
De ambitie van Science was het integreren van avo-vakken en beroepsgerichte vakken tot complete contextrijke programma’s. Daarbij zouden wis-, natuur- en scheikunde in een natuurlijke wisselwerking deel uitmaken van de beroepsgerichte programma's en omgekeerd de beroepsgerichte programma's worden ingebed in de avo-vakken. De invulling van de programmalijn Science is verschoven van een apart programma met eigen projecten naar een geïntegreerd onderdeel van de vier andere programmalijnen.
6
7
PROGRAMMALIJN TECHNIEK BREED
Omgekeerde leercyclus en thematisch onderwijs Thematisch en realistisch
‘Techniek Breed’ is de verzamelnaam voor 22 uiteenlopende schoolprojecten die binnen de sector techniek één breed programma maken dat de afdelingsprogramma’s overstijgt. De tanende belangstelling voor technische opleidingen, die in veel gevallen leidde tot een onderbezetting van afdelingen, vormde veelal de aanleiding voor de projecten. Daarnaast wilden de techniekbrede scholen beter inspelen op de vraag naar breed inzetbare werknemers die kunnen werken in teamverband.
“Leerlingen knappen woning op” Leerlingen die een techniekbrede opleiding volgen, worden veel meer verantwoordelijk voor hun eigen leerproces. Ze worden gestimuleerd om in groepjes met elkaar samen te werken. Veel scholen zoeken naar zo realistisch mogelijke leersituaties en werken thematisch, bijvoorbeeld rond thema’s als ‘wonen en milieu’ of ‘wonen en zorg’. Zo gaf een school een groep leerlingen de opdracht een uitgeleefde woning op te knappen. Ze moesten daarvoor in onderling overleg een plan maken en dat met elkaar uitvoeren. Ook moesten ze met de bewoners praten en proberen hun wensen te vertalen naar de echte uitvoering van de renovatie. In feite zijn leerlingen dus bezig met de harde en de zachte kanten van techniek. En zo is de realiteit buiten de school ook, want er is een steeds grotere nadruk op dienstverlening, ook als het om de techniek gaat.
De deelnemende scholen ontvingen financiële ondersteuning voor het ontwikkelen van de nieuwe opleidingen. Ze konden afwijken van de inrichting van het onderwijs voor wat betreft het beroepsgerichte vak. Voor de nieuwe leerroutes mochten de scholen hun leerlingen laten deelnemen aan een centraal examen dat is toegespitst op het nieuw ontwikkelde programma. Herontwerpen: een heel proces De meeste techniekbrede scholen wilden de verschillende afdelingsprogramma’s herschikken. Het Merewade College in Gorinchem bijvoorbeeld, pakte het als volgt aan. Bij het herontwerpen van de technische opleidingen is men gestart met het vergelijken van alle beroepsgerichte vakken. Door het uitfilteren van de overlap kon het programma met 25% worden ingekrompen. De resterende tijd voor de nieuwe programma’s werd gevonden via de benutting van de vrije ruimte. Maar herontwerpen houdt natuurlijk veel meer in. De scholen zijn in hun herontwerpproces begonnen met de vraag wat de programma’s zouden moeten inhouden. Daarna hebben ze zich gebogen over de vraag hoe ze leerlingen willen laten leren en hoe er getoetst zal gaan worden. Ook werd een geheel nieuwe pedagogischdidactische aanpak uitgedacht.
Levenscyclus product
“Leerlingen praten met klanten” Het Merewade College wilde het leren op een heel andere manier organiseren. Een aantal vaklokalen werd verbouwd tot een grote ruimte met een leerwerkplekkenstructuur. Het leerproces wordt vormgegeven vanuit de levenscyclus van een product. Leerlingen gaan in groepjes van vijf aan de slag met een concrete opdracht voor een echte opdrachtgever. Ze moeten in een gesprek de wensen van de klant inventariseren, een ontwerp maken en een offerte opstellen. Na de echte productie presenteren de leerlingen het product aan de klant.
9
Toekomstige werknemers
Een verplicht convenant met ROC
“Bedrijven willen flexibele werknemers”
“Goede samenwerking met ROC’s”
Een aantal vmbo-scholen heeft voor het herontwerpen van de programma’s contact gezocht met bedrijven in de regio om hun behoeften te inventariseren ten aanzien van toekomstige werknemers. Het Merewade College nodigde vertegenwoordigers van aantal bedrijven uit op school. Zij kregen vijf verschillende profielen van werknemers voorgelegd en konden aangeven welk soort medewerker het best zou passen bij het bedrijf en de werkzaamheden. Dat bleek een flexibel inzetbare werknemer met een brede bagage. Tot dezelfde conclusie kwamen ook andere scholen. Bedrijven gaven aan dat ze blij zouden zijn met technisch geschoold personeel dat ook verstand heeft van handel, verkoop en automatisering.
Techniekbrede scholen zijn verplicht om met scholen voor middelbaar beroepsonderwijs een convenant te sluiten over de instroom van leerlingen. Hiervoor moesten zij eerst contact leggen met de ROC’s. Over het algemeen waren vmbo-scholen positief over de gesprekken met de ROC’s, al klaagden enkele scholen over een ondoordringbaarheid bij de ROC’s. De ongelijke schaal of grootte van de scholen was hier vooral debet aan. Een vmbo-school die op strategisch niveau overeenstemming heeft bereikt met het College van Bestuur van een ROC, moet daarna nog verder praten op het ‘praktische niveau’: de directie van de unit van het ROC en de mensen die direct verantwoordelijk zijn voor de dagelijkse lespraktijk. Voor een kleine vmbo-school, die samenwerkt met drie ROC’s is dat geen geringe opgave. Als de contacten eenmaal waren gelegd, bleek men zeer tevreden over de samenwerking. Er zijn ROC’s die machines en apparatuur beschikbaar stellen, waardoor de vmbo-scholen geen hoge investeringen hoeven te doen. Vanuit sommige ROC’s helpt men zelfs de vmbo-opleiding te ontwikkelen.
Branchegrenzen vervagen
“Installateurs werken met elektronica” Scholengemeenschap Pantarijn in Wageningen stond voor de keuze de afdeling installatietechniek te sluiten of iets heel anders te doen met de opleiding. Men zocht hierover contact met technische bedrijven, die in het begin sceptisch tegenover het herontwerpen van de opleiding stonden. Later dachten zij mee over een nieuwe opzet van een techniekopleiding, die veel elementen zou moeten bevatten uit andere branches. Een logische keuze, want de grenzen tussen de verschillende branches zijn niet meer zo scherp. Zo moeten installateurs tegenwoordig veel werken met elektronica en leerlingen komen er gewoon niet meer met alleen een scholing in de installatietechniek. Ook het Reitdiep College in Groningen merkte aanvankelijk reserves bij andere partijen ten aanzien van zijn nieuwe sectorale techniekopleiding en het thematische onderwijs. Zo moest de school het ROC overtuigen van het nut van een breed techniekprogramma. Maar inmiddels is het ROC overstag gegaan en erg geïnteresseerd in het onderwijs van het Reitdiep College.
Daarbij blijft het niet, want docenten moesten ook léren om op een andere manier les te geven. In veel gevallen kregen zij een meer begeleidende rol. Scholen zetten interne scholingsactiviteiten op, waarbij docenten elkaar schoolden. Het Merewade College kreeg bij de scholing van de docenten ondersteuning van Fontys Hogescholen.
thematische projecten als woonzorg, de machinefabriek en het recreatiepark. Elk thema wordt intersectoraal benaderd, waarbij gekeken wordt naar de technische, economische en verzorgende aspecten. Veelal wordt in het onderwijs gebruik gemaakt van digitale leermiddelen. Inmiddels is Technologie in de gemengde leerweg uitgebreid met 27 volgscholen.
Alhoewel het te vroeg is voor harde uitspraken over de belangstelling op de lange termijn en de levensvatbaarheid van de brede opleidingen, zijn de eerste signalen hoopgevend. De deelnemende scholen hebben niet te klagen over de belangstelling voor de verschillende opleidingen. Leerlingen en ouders zijn enthousiast. Ouders zijn vooral tevreden over het feit dat hun kinderen zich niet meteen vastleggen op een bepaalde keuze. Binnen een breed programma kunnen leerlingen een keer verkeerd kiezen, zonder dat ze meteen een jaar moeten overdoen. Opvallend is dat sommige technische programmaonderdelen goed scoren bij meisjes, bijvoorbeeld het werken met een CAD-programma.
Ingrijpend
“Veel belangstelling voor techniekbrede opleidingen” Het herontwerpen van opleidingen tot techniekbrede opleidingen is ingrijpend voor scholen. Het kostte de deelnemende scholen veel tijd en energie. Voor de nieuwe aanpak waren er immers noch methodes, noch een programma. De scholen stelden zelf een programma samen, vaak door losse materialen samen te voegen.
Technologie in de gemengde leerweg
“Intersectorale projecten” • 980 leerlingen doen technologie in de gemengde leerweg • 38 scholen bieden technologie in de gemengde leerweg Elf scholen startten het techniekbrede project ‘Technologie in de gemengde leerweg’ dat probeert vorm te geven aan een oriëntatie op technologie die midden in de samenleving staat. Het initiatief werd enigszins uit nood geboren: de gemengde leerweg moet een beroepsgericht vak aanbieden en dat kan theoretisch in 30 tot 60 varianten. Maar voor een school is dat organisatorisch onmogelijk en bovendien is het weinig vernieuwend. Gekozen is voor een brede oriëntatie op alle sectoren in het derde leerjaar en een keuze voor een van de sectoren bij de overgang naar klas 4. Leerlingen doen
10
11
PROGRAMMALIJN INTERSECTORAAL
Voorbereidend, oriënterend leren specifieke mbo-opleiding. Het Vechtdal College constateerde dat veel uitval op de ROC’s te maken heeft met een verkeerd beroepsbeeld bij leerlingen. Daarom wilde de school zijn vmbo-leerlingen de mogelijkheid bieden om over de sectoren heen te kijken en met verschillende aspecten in aanraking te komen. Ook De Zeven Linden en het Katholiek Drents College bieden een intersectoraal programma met een oriënterend karakter. Pas bij de overgang naar het mbo hoeven leerlingen te kiezen voor een specifieke beroepsopleiding.
• 22 meisjes en 23 jongens doen Techniek, Handel en Dienstverlening • 11 leerlingen kader, 24 basisberoeps en 10 basisberoepslwoo bij Techniek, Handel en Dienstverlening Langs de programmalijn ‘Intersectoraal’ worden opleidingen ontwikkeld die op het grensvlak liggen van techniek en één of twee andere sectoren. Drie scholen doen pilots met intersectorale opleidingen. Zij vinden de bestaande indeling in de sectoren techniek’, ‘zorg & welzijn’, ‘landbouw’ en ‘economie’ te nauw. De scholen menen bovendien dat hun leerlingen via intersectorale opleidingen beter worden voorbereid op een keuze voor een opleiding in het mbo.
Regionale arbeidsmarkt
“Programma’s passen bij regionale arbeidsmarkt”
Techniek rukt op in tal van andere sectoren, zoals de verzorging en economie. Daarnaast zijn technische beroepen inhoudelijk sterk veranderd. Vaak is er sprake van een mix van activiteiten: naast de harde techniek gaat het bijvoorbeeld ook om economische aspecten en een goede omgang met klanten. De focus op de productiekant tijdens de opleiding sluit daarom niet meer aan op de beroepspraktijk. Intersectorale opleidingen passen volgens de pilotscholen beter bij de bredere competenties die leerlingen moeten ontwikkelen.
Het Katholiek Drents College heeft voor de opzet van de intersectorale programma’s gekeken naar de omgeving van de school, met name de regionale arbeidsmarkt. De werkgelegenheid bleek vooral te liggen in dienstverlening en in de recreatieve sector. Daarop aansluitend zijn de thema’s van het programma bepaald, zoals de school als bedrijf, het verpleeg-/verzorgingstehuis, horeca, beveiliging, recreatie-/vakantiepark en de dierentuin. Met ingang van het nieuwe cursusjaar start de school ook met de intersectorale programma’s Techniek Breed en T-plus (theoretische leerweg met een beroepsoriënterend vak). Het Katholiek Drents College sloot een convenant met het ROC, het Drenthe College, waarmee gegarandeerd is dat leerlingen met het intersectorale programma Techniek & Welzijn breed kunnen instromen in het ROC. Daarnaast is in samenwerking met het Vechtdal College een programma Techniek Breed in voorbereiding, waaraan de leerlingen vanaf augustus 2003 kunnen deelnemen.
Bewust kiezen in mbo
“Doe een oriënterende opleiding” De drie intersectorale Axis-scholen - De Zeven Linden in Dedemsvaart, het Vechtdal College in Hardenberg en het Katholiek Drents College in Emmen - beogen hun leerlingen door een intersectoraal programma beter voor te bereiden op een keuze voor een
13
soort intersectorale afdeling Techniek en Informatica, speciaal voor meisjes. Het was een heel succesvolle afdeling met een goede mix van techniek en economische componenten. Helaas paste deze opleiding niet in de nieuwe structuur van het vmbo. Door Axis kon De Zeven Linden in 2001 een nieuw intersectoraal programma opzetten.
Intersectoraal in alle leerwegen
“Ook leerlingen van theoretische leerweg zijn erg enthousiast”
“Docenten ontwikkelen programma”
Het Vechtdal College heeft principieel gekozen voor een verbreding van de beroepsgerichte programma’s en voor het aanbieden van deze programma’s in alle leerwegen. Ook de leerlingen van de theoretische leerweg krijgen, naast de zes avo-vakken, een intersectoraal beroepsgericht programma. Deze leerweg, die Theoretisch-plus (T+) wordt genoemd, kent twee uitstroomdifferentiaties: Techniek & Welzijn, en Welzijn, Informatietechnologie & Economie. Op de vestiging in Hardenberg nemen er 80 leerlingen aan deel en in Ommen 55. Het enthousiasme bij de leerlingen is groot. Het programma blijkt door het extra vak niet te zwaar geworden: slechts één leerling heeft één avo-vak laten vallen, wat formeel mag.
Een groep van vijf docenten (techniek, economie en handvaardigheid) ging aan de slag met de ontwikkeling van het programma. Deze ontwikkelgroep heeft intensief over de muren van de sectoren heen gekeken. Men groeide toe naar een nieuwe onderwijsvorm, naar betekenisvol leren. Het bleek niet eens zo moeilijk dat vorm te geven. Binnen het techniekbrede concept is het intersectorale programma Techniek, Handel & Dienstverlening (THD) ontstaan. THD omvat kerndoelen zoals telecommunicatie, telematica en commerciële dienstverlening. De docenten hebben de eindtermen ondergebracht in thema’s. Binnen elk thema komen aspecten van techniek, handel en presentatie aan de orde. De technisch kant van het programma zit voornamelijk in de toepassing van ict. Het programma heeft tot en met het vierde leerjaar een oriënterend karakter.
Op de vestigingen in Dedemsvaart en Ommen kunnen de leerlingen van de kader- en basisberoepsgerichte leerweg kiezen voor het intersectorale programma Welzijn, Informatietechnologie & Economie. Het Vechtdal College werkt veel samen met twee ROC’s: het Deltion College en het Alfa College. Docenten van de ROC’s zitten met docenten van het vmbo om de tafel om bijvoorbeeld de competenties te beschrijven die de basis vormen van de programma’s en om te overleggen over de pedagogisch-didactische aanpak.
Didactiek op de helling
“Leitextmethode en probleemgestuurd onderwijs”
“Leerlingen werken met zelfsturende opdrachten”
Het gaat bij de intersectorale programma’s niet alleen om een andere vakinhoud, maar ook om een pedagogisch-didactische aanpak die aansluit bij de beroepskolom. Het Vechtdal College biedt het onderwijs thematisch aan, uitgaand van reële praktijksituaties en simulatieopdrachten. Dat gebeurt niet alleen op school, maar ook in de vorm van stages. De school gebruikt de leitextmethode die goed aansluit bij het probleemgestuurd onderwijs op het mbo. De leerlingen werken actief en zelfstandig aan de hand van een stappenplan. Het uitgangspunt is dat de leerlingen zich allerlei vaardigheden zoveel mogelijk in samenhang eigen maken. Zo is er binnen het programma T+ het thema Jeugdhonk. De leerlingen krijgen de opdracht een feest te organiseren in het jongerencentrum in Ommen. Ze moeten daarvoor overleg voeren met de leiding van het jeugdhonk, reclame maken met behulp van aanplakbiljetten, een begroting opstellen, de catering verzorgen en zorg dragen voor een goede communicatie met de ouders. Daarnaast komen er allerlei technische aspecten aan de orde, zoals de veiligheid, de muziek en de verlichting.
Ook op het Katholiek Drents College is de didactiek grondig op de helling gegaan. Voor Techniek & Welzijn is een werkplekkenstructuur ingericht. Als de leerlingen ’s ochtends binnenkomen worden ze aan een balie geregistreerd en nemen hun opdrachten en materialen in ontvangst. Ze werken individueel of in kleine groepjes aan hun zelfsturende opdrachten. Daarin zitten alle vaardigheden die zijn terug te vinden in de preambule van de examenprogramma’s. Elk thema is onderverdeeld in modules. Bij het thema ‘De school als bedrijf’ komen onder andere aan de orde interieurverzorging, het berekenen van kosten van nieuw meubilair voor de kantine en ergonomische aspecten van de inrichting. Daarnaast ontwerpen leerlingen een eigen kluisdeur en lopen ze stage in de keuken van de school. Voor docenten betekent de nieuwe didactiek dat ze met name fungeren als begeleider die de ook de voortgang van het leerproces controleert. Ze geven geen frontale instructie meer.
“Sterke aantrekkingskracht op meisjes” Het programma THD werd ontwikkeld in samenwerking met het ROC. Zo werd een brede doorstroom naar het ROC voor leerlingen gegarandeerd. De beroepsopleiding gaf aan dat het vmbo-programma een accent moet leggen op het ontwikkelen van een goede beroepshouding bij leerlingen, zodat het ROC daarna verder kan met het bijbrengen van specifieke vakkennis en –vaardigheden. THD blijkt met name op meisjes een sterke aantrekkingskracht te hebben. De school ervaart dat meisjes zich wel degelijk interesseren voor technische aspecten, zolang deze maar zijn ingebed in zinvolle thema’s.
Techniek, Handel en Dienstverlening
“Nieuw leven blazen in oud ideaal” De mogelijkheid om een intersectoraal Axis-project aan te vragen, bood de Van der Capellen scholengemeenschap, locatie De Zeven Linden in Dedemsvaart de gelegenheid om een oud ideaal nieuw leven in te blazen. De school had in de jaren tachtig al een
14
15
PROGRAMMALIJN ICT-ROUTE
Competentiegericht projectonderwijs alleen de technische kanten, maar met name de toepassingen van ict aan de orde komen.
• 36% meisjes • 77% had anders niet-technisch gekozen • 60% via KBL en TL/GL
Improviseren
“Klassen kwamen snel vol”
De Ict-route is uniek project: het is een intersectoraal programma, een combinatie van afdelingsprogramma’s uit verschillende sectoren, met een flinke ict-component. Vijfentwintig Axis-scholen nemen deel aan de herontwerpprojecten van de ictroute. Sterker nog: zij ontwikkelen zélf het programma, de leermiddelen, eindtermen en examens. Elke school heeft een convenant met een ROC gesloten met afspraken over de instroom van de vmbo-leerlingen in het vervolgonderwijs. De Ict-route is het eerste intersectorale programma in het vmbo. In augustus 2001 startten zeven vmbo-scholen met de ontwikkeling ervan. Ze gingen niet aan de slag aan de hand van een programma of eindtermen, maar ontwikkelen die zelf. Er werd gewerkt vanuit een heel nieuw didactisch model, gebaseerd op het ontwikkelen van competenties.
Zes weken voor de grote vakantie kregen de scholen het groene licht voor het project. Er werden financiële middelen beschikbaar gesteld en de scholen kregen een vrijstelling van de examens tot 2006. Binnen een zeer kort tijdsbestek moesten de scholen van de Ict-route leerlingen werven voor een ict-klas. Elke school slaagde daarin en kon starten met een klas in 3-vmbo. In de eerste paar weken na de vakantie moest er geïmproviseerd worden. Alhoewel iedere school wat plannen en materialen in de kast had liggen, was er nog geen sprake van een doordacht opleidingsprogramma. Ontwikkeling van de ICT-route De zeven initiatiefscholen zetten daarom zo snel mogelijk een organisatiestructuur op zodat het ontwikkelwerk kon beginnen. De schooldirecteuren vormden gezamenlijk een stuurgroep en er werd een projectleider aangesteld. Er werden regionale bijeenkomsten georganiseerd waar docenten samen het ontwikkelwerk ter hand te namen.
Brede leerroute als uitgangspunt
“Het gaat om toepassingen van ict”
“Route met elementen uit de vier sectoren”
Een subsidieaanvraag van scholen voor de Ict-route riep in eerste instantie enige twijfel op bij Axis. Zou er wel voldoende interesse voor zijn bij leerlingen? Belangrijker nog was de vraag of een dergelijke leerroute niet zou leiden tot een versmalling van de doorstroommogelijkheden naar het mbo. Want stel dat leerlingen een technische opleiding zouden volgen die alleen is gericht op hard- en software. Dan zou enkel de doorstroming naar een ict-afdeling van een ROC tot de mogelijkheden behoren. De initiatiefscholen besloten daarom een brede leerroute als uitgangspunt te nemen, waarbij niet
Het eerste uitgangspunt bij de ontwikkeling van de Ict-route was dat de opleiding elementen zou moeten bevatten uit de vier sectoren. Door deze brede insteek was het onmogelijk om eindtermen te formuleren, gebaseerd op bepaalde beroepsprofielen. De scholen werden min of meer gedwongen om te denken vanuit brede competenties. Om die te achterhalen heeft men geanalyseerd wat er
17
Projectonderwijs
gemeenschappelijk is aan alle vmbo-opleidingen. Men besloot een competentiematrix te ontwikkelen, waarbij de wisselwerking tussen de mens, de techniek en zijn omgeving als uitgangspunt werd genomen. Verder dacht men na over de koppeling van het programma aan concrete situaties.
“Leerlingen geven elkaar feedback” Aan de hand van de matrix met competenties en sectoren kon het opleidingsprogramma worden ingevuld. Als didactische werkvorm kozen de scholen voor projectonderwijs. Een bewuste keuze: het gaat immers altijd om ict-gebruik binnen een bepaalde context. De leerlingen moeten samenwerken, elkaar feedback geven en leren problemen op te lossen. De projecten zijn zo gekozen dat er in toenemende mate een beroep wordt gedaan op de zelfsturing van de leerlingen. Ze moeten aan het begin van een project altijd een plan maken en indien nodig in de loop van de tijd het plan en zichzelf bijsturen. Er worden ondersteunende leerlijnen ontwikkeld in de vorm van cursussen en trainingen. De leerling die bij een project ontdekt dat hij of zij bepaalde vaardigheden nog niet beheerst, kan zich er in bekwamen via extra cursussen of trainingen. Bijvoorbeeld in het schrijven van een brief, het maken van het plan of het ontwerpen van een website.
“Vertalen, besturen en maken” In de competentiematrix werd een onderscheid aangebracht tussen beroepsmatige en algemene competenties. Onder beroepsmatige competenties vallen activiteiten die onder de noemers ‘vertalen’, ‘besturen’ en ‘maken’ zijn geschaard. Bij vertalen staat de mens centraal. Techniek wordt vertaald in de richting van de mens of de omgeving. Het inrichten van een helpdesk is daarvan een goed voorbeeld. Maar ook het verkopen en presenteren van bestaande technieken, dienstverlening en klachtenbeheer vallen eronder. Bij besturen staat de omgeving centraal. De omgeving wordt bestuurd en aangepast. Vaak gaat het om oplossen van problemen, bijvoorbeeld op het terrein van energievoorziening, vervoer of omzet. Techniek kan daarbij een rol spelen, maar dat is niet altijd nodig. Bij maken staat de techniek centraal. Klanteisen worden bijvoorbeeld omgezet in ontwerpeisen voor een computer, een netwerk of software.
Examens De deelnemende scholen hebben in samenwerking met de Ecabo (kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven) en de SLO een concept-examenprogramma opgesteld. De kwaliteit van de examens waarborgt de Citogroep. Het concept zal nog op een aantal punten worden aangepast, zoals ten aanzien van de beschrijving van de eindtermen die nog teveel nadruk leggen op technische vaardigheden en de harde kant van ict.
“Competenties voor alle vakken” De algemene competenties zijn afgeleid van de algemene onderwijsdoelen die gelden voor alle vakken en beroepsgerichte programma’s in het vmbo. Het gaat om het systematisch aanpakken van problemen, het werken in een taakgerichte groep, het communiceren met elkaar en met anderen, het ontwikkelen van een werkattitude en het creëren van een werksfeer.
scholen. Daardoor nam het opzetten van een nieuw project op een school slechts twee maanden in beslag. Vroeger was dit tijdrovend: allerlei zaken moesten worden geregeld via leerplanorganisaties waarbij heel veel partijen betrokken waren.
“Leerlingen, docenten en ouders zijn heel enthousiast” Tot nu toe is de opleiding in de ontwikkelingsfase al een succes. In 2002 hebben achttien nieuwe scholen zich bij het project aangesloten en regelmatig melden zich nieuwe scholen die ook een ict-route willen starten. Met dit project werd er een enorme bron van energie bij docenten aangeboord, die aangaven er behoefte te aan hebben om uit de ingeslepen routines te komen. Dat kon via de ictroute, waardoor docenten vanuit een heel ander concept gingen denken. Ook ouders reageren positief. Maar het grootste succes is het enthousiasme van de leerlingen. Leerlingen vinden de projectmatige manier van werken erg prettig. Alle 150 leerlingen die in 2001 in een ict-klas zaten, zijn doorgegaan naar klas 4. Aan het eind van het schooljaar stromen zij door naar het ROC.
Groot succes
“Nieuw project binnen twee maanden opgezet” De organisatiestructuur waarin de pilotscholen de Ict-route ontwikkelden, bleek zeer efficiënt. Een blauwdruk van een goed project in Friesland, kon direct worden gebruikt door de overige
18
19
PROGRAMMALIJN ANDERS LEREN
Betekenisvol leren met eigentijdse didactiek “School ontwikkelt zelfsturende opdrachten”
Diverse Axis-scholen experimenteren met moderne leeromgevingen, bijvoorbeeld een werkplekkenstructuur en multimediale leeromgevingen. Ook wordt de inhoud van de onderwijsprogramma’s verbreed. Die veranderingen vragen ook om een andere didactiek, waaraan scholen werken in het project ‘Anders Leren’. Centraal bij Anders Leren staat: betekenisvol leren. Docenten krijgen in dit onderwijs een nieuwe rol als begeleider of coach van de leerlingen.
Voor de praktijkgerichte manier waarop leerlingen werken, ontwikkelde het Marne College zelfsturende opdrachten voor de bouwafdelingen, metaal- en voertuigentechniek en transport en logistiek. Ook voor buitenschoolse opdrachten voor stages werden zelfsturende opdrachten ontwikkeld. De school wil namelijk borgen dat de binnensschoolse en buitenschoolse opdrachten goed op elkaar zijn afgestemd. De opdrachten worden getest en beproefd. De buitenschoolse opdrachten zijn voor de leerlingen via internet beschikbaar. De leermeester in het bedrijf en de docenten op school kunnen via internet met elkaar communiceren over de uitvoering van de opdrachten. Het Marne College wil daarnaast een compleet digitaal voortgangssysteem opzetten, waarin de ontwikkeling van elke leerling wordt opgeslagen en gevolgd.
Een aantal scholen vroeg zich af waar techniekleerlingen uiteindelijk terechtkomen. Ze onderzochten dit en kwamen tot een opmerkelijke conclusie. Slechts 30% van de leerlingen komt te werken in een productsituatie; 70% procent gaat zich bezig houden met ontwerpen, verkopen, plannen of service verlenen. Dit gegeven stimuleerde een aantal scholen om hun technische opleidingen flink te herzien. Werkplekkenstructuur Het Marne College in Bolsward heeft zijn school grondig verbouwd en ingericht volgens de werkplekkenstructuur met een flinke financiële bijdrage van het regionale bedrijfsleven. De lokalen zijn voorzien van balies voor magazijnbeheer, planning en controle. Daarnaast ontwerpt de school een aantal algemene basiswerkplekken voor de technische opleidingen. Deze zijn vooral gericht op informatie- en communicatietechnologie en op tekenen, planning, voorraadbeheer, schakelen en robotica. De basiswerkplekken zijn werkplekken waar leerlingen vaardigheden kunnen ontwikkelen die iedereen nodig heeft.
Fabriekshal
“Er is een service-unit en staan vergadertafels voor leerlingen” Het Merewade College in Gorinchem heeft voor zijn geïntegreerde, techniekbrede, opleiding motorvoertuigen-, elektro- en materiaaltechniek (MEVO) een kleine fabriekshal opgezet met werkeilanden waar machines staan en balies voor materiaaluitgifte en de planning van de opdrachten. Er is een service-unit met 24 computers en tafels om aan te vergaderen. Die computers spelen een essentiële rol, want ze worden gebruikt voor veel onderdelen van het leerproces zoals administreren, communiceren en ontwerpen. In de service-unit zit ook de bedrijfsleiding, gevormd door de docenten.
21
“Elke ochtend werkplanning doornemen”
Van klantgesprek tot productie en onderhoud In het onderwijs wordt uitgegaan van de levensfasen van een product. In de klantfase gaan de leerlingen in gesprek met de klant om een idee te krijgen wat deze precies wil. Die wens moeten ze vertalen in een concreet product. Ze maken er een ontwerp voor, berekenen de kosten en brengen een offerte uit. Het globale ontwerp zetten de leerlingen om in werktekeningen, het materiaal wordt ingekocht en de feitelijke productie kan beginnen. Uiteindelijk presenteren ze het product aan de klant en ze zorgen eventueel ook voor het onderhoud.
De leerlingen hebben een grote invloed op de vormgeving van hun eigen leerproces. Elke ochtend begint met een gesprek met een van de docenten. Tijdens dat gesprek komt de werkplanning aan de orde. Daarbij schrijft de docent heel bewust niets voor, maar stelt vragen over wat er moet gebeuren, wie dat doen en hoe. Karakteristiek van de opleiding is vooral dat de leerling op weg naar de eindstreep zelf de leervragen stelt. Als er bijvoorbeeld voor een bepaalde opdracht moet worden gelast, dan zal de leerling op dat moment vragen om een lastraining. Op deze wijze ervaren ze dat de kennis en vaardigheden een bepaalde betekenis hebben. De docenten houden bij of hun leerlingen alle vaardigheden in voldoende mate beheersen. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van een logboek waarin alle procedures worden beschreven. Uiteindelijk blijkt aan het eind van de opleiding of een leerling zich alle vereiste kennis en vaardigheden heeft eigen gemaakt.
“Avo-vakken worden geïntegreerd” In het onderwijsproces zijn de traditionele avo-vakken zoveel mogelijk geïntegreerd. Zo komt de inhoud van het vak Nederlands aan de orde als de leerlingen met de klant praten, een offerte opstellen en hun opdrachtformulieren invullen. In de ontwerpfase passen de leerlingen kennis en vaardigheden toe uit de wiskunde. Aspecten van handel komen aan de orde als de kostprijs berekend moet worden. Ook aan het ontwikkelen van zakelijk instinct bij leerlingen, ontbreekt het onderwijs niet. De leerlingen hebben echte klanten. In het begin waren dat vooral docenten die iets nodig hadden, maar het klantenbestand verschuift meer en meer richting bedrijfsleven. Voor de inkoop van onderdelen nemen de leerlingen zelf contact op met bedrijven. De kunst is om zo scherp mogelijk in te kopen en eventueel kortingen te bedingen. De ambachtelijke vaardigheden die kenmerkend zijn voor het traditionele techniekonderwijs, worden aangeleerd tijdens de feitelijke productie, zoals lassen, schilderen en slijpen.
maken de vmbo-leerlingen tekeningen met behulp van CAD/CAMsoftware. Hun ontwerp wordt naar het ROC gemaild waar het wordt geladen in de CNC-machine. Deze freesmachine maakt vervolgens het product. Omdat rond de machine webcam’s opgesteld staan, kunnen de leerlingen de freesmachine op afstand bedienen, zodat ze de productie op hun eigen beeldscherm nauwgezet kunnen volgen. Het product wordt hen ten slotte per post toegestuurd. Het is dus een budgetvriendelijk gebruik van de moderne techniek. Docenten vinden de toepassing van videoconferencing een echte en verfrissende vernieuwing. Voor leerlingen werkt het gebruik van deze moderne ictmogelijkheden enorm motiverend.
Satellietproject
“Leerlingen besturen CNC-freesmachines via videoconferencing” De inrichting van een werkplekkenstructuur is een kostbare aangelegenheid, ook al gaat het vaak om redelijk eenvoudige hulpmiddelen en machines. In het project ‘Satelliet’, waarbij de Fontys Hogescholen zijn betrokken, wordt gewerkt aan een aantrekkelijke en betaalbare oplossing. In pilots wordt geëxperimenteerd om leerlingen via videoconferencing te leren om dure CNC-freesmachines op afstand te bedienen. Aan de pilots nemen verschillende vmbo-satellietscholen deel die zijn gekoppeld aan ROC’s in Cuijk, Utrecht en Stadskanaal. Op hun eigen school
22
23
SCHOOLLEIDERS
AAN HET WOORD Chris Keuken van het Merewade College in Gorinchem moest met zijn school constateren dat bepaalde techniekopleidingen niet levensvatbaar waren. “Daarom besloten we de opleidingen metaal, elektro en motorvoertuigen samen te voegen tot de opleiding MEVO. Tegelijkertijd zagen we allerlei initiatieven in de regio met nieuwe onderwijsvormen, zoals de opleiding TechnoDesign van het ROC Da Vinci College. We concludeerden dat er een modernisering nodig was voor onze opleidingen, ook gezien de wensen bij het regionale bedrijfsleven. Op deze zaken wilden wij inhaken. Met het Gemini College in Ridderkerk en een ingenieursbureau vormden we een maatschap, Revival Technisch Onderwijs, die nieuwe onderwijsvormen ontwikkelt voor het vmbo. Axis heeft ons daarbij ondersteund met het programma ‘Techniek-breed’ en ‘Anders Leren’.”
Hoe gaat het herontwerpen van een vmbo-opleiding in z’n werk? Wat betekent dit voor de school, de docenten en de leerlingen? Vier vertegenwoordigers van Axis-scholen ontmoeten elkaar en vertellen over hun ervaringen. Aan het woord zijn Roeland Baaten van De Zeven Linden in Dedemsvaart, Chris Keuken van het Merewade College in Gorinchem, Geert-Jan Snijders van het Corbulo College in Voorburg en Wim Peters, van Stichting vmbo Zuidoost Brabant.
Wat was de aanleiding van het contact met Axis? Roeland Baaten van De Zeven Linden in Dedemsvaart trapt af: “Al voor het vmbo bestond had onze school opleidingen met een intersectoraal karakter. Onder andere een subafdeling elektro speciaal voor meisjes. Die opleidingen liepen goed, we hadden voldoende leerlingen om de klassen mee te vullen. Toen kwam het moment dat het Ministerie van OCenW besloot dat er voor het vmbo sectorale opleidingen ontwikkeld moesten worden. Daar was ik faliekant tegen. Het betekende dat we met onze opleidingen moesten stoppen. Zoiets is funest voor je school. Gelukkig vonden we gehoor bij Axis en konden we als Axis-school meedoen aan het project intersectoraal.”
Wim Peters had binnen de Stichting vmbo Zuidoost Brabant – een samenwerkingsverband van tien vmbo-scholen in die regio - te maken met de situatie dat het vbo – en vooral de technische opleidingen - rake klappen opliep. “Een van die scholen - het Penta College te Eindhoven – moest om die reden zelfs worden gesloten. Ook op ander scholen dreigden vooral de technische opleidingen een minimaal bestaan te krijgen. Binnen de Stichting vroegen de tien scholen zich af of ze zich niet gezamenlijk moesten richten op het aantrekkelijk maken van het vmbo. Eén van de mogelijkheden werd gezien in een ICT-opleiding. We zagen dat ROC’s, waaronder ROC Eindhoven, startten met een ICT-Lyceum. Zou dat niet iets zijn voor onze vbo’s? Hierover zochten we contact met Axis. Axis gaf aan dat de Stichting samen met ‘Vakmanschap Amsterdam’ een haalbaarheidsonderzoek moesten laten uitvoeren naar een ‘ICT-route’. Vervolgens kregen we toestemming voor een experiment. Uiteindelijk zijn zeven experimentscholen gestart met een breed, intersectoraal ICT-programma. Voor al deze scholen gold dat ze onrendabele techniekafdelingen hadden.”
Geert-Jan Snijders van het Corbulo College in Voorburg vertelt dat zijn school op sterven na dood was. “Tien jaar lang verkeerden we in een verschrikkelijke situatie. We hadden oude gebouwen die de naam school eigenlijk niet mochten dragen. Er waren slechts tweehonderd leerlingen. Maar onze school mocht een nieuw gebouw krijgen. De nieuwbouw betekende een kans voor onderwijsvernieuwingen en die hebben we gegrepen! De afdelingen die eerst in aparte gebouwen zaten, kwamen bij elkaar. We zochten onder andere hulp bij Axis om onze krachten te bundelen voor breed techniekonderwijs. Niet veel later ontstond het project ‘Techniek-breed’.”
25
Hoe krijg je de rest van de school, het hele team, mee?
Daarover ben ik heel enthousiast. Je moet ervoor zorgen dat de randvoorwaarden waarbinnen mensen werken, in orde zijn. Dan gaat het lopen, bruisen zelfs!”
Voor Geert-Jan Snijders bleek dat niet moeilijk. “In het team hebben we heel eerlijk en open de, toen erbarmelijke, situatie aan de kaak gesteld: waar zijn we met zijn allen mee bezig; als je naar de school en jezelf kijkt: ben je dan tevreden? Het antwoord was ‘nee’. Met een kleine aanjaaggroep van docenten zijn we gestart met het herontwerpen van opleidingen. Vertrekpunt was het onderwijs aantrekkelijk te maken voor leerlingen. Als je daarmee bezig bent als school, word je zelf ook aantrekkelijk. Voor allerlei partners: leerlingen, leraren, ouders, bedrijfsleven, lerarenopleidingen. Axis heeft bij ons een vuurtje aangewakkerd. Er bleek een enorme innerlijke kracht op school. Betreffende docenten spraken zich uit vóór het worden van een modelschool van Axis. Zij wilden de school weer status geven en meedoen met de ‘move’ in Nederland. Wilden ervoor zorgen dat er leuk en modern onderwijs zou worden gegeven. De organisatie binnen de school is aan het veranderen: weinig plenaire vergaderingen meer, veel projectgroepen voor de ontwikkeling en implementatie van een project. Onze docenten werken binnen Technotalent samen met student-mentoren van de Haagse Hogeschool.”
Wim Peters stelt dat het aanboren van het ‘ontwikkelpotentieel’ op school vaak niet iets van korte adem is. “Er moet een aanleiding en behoefte zijn op een school om je in te zetten voor aantrekkelijker onderwijs. Als een school bedreigd wordt in zijn bestaansrecht doordat er te weinig leerlingen zijn, dan heb je heel snel ontwikkelpotentieel bij elkaar. Die scholen móeten en willen dan ook wel iets. Maar op een school die altijd wel aardig draait, kost het best wat moeite om iets nieuws op gang te brengen. Verder is mijn ervaring dat je docenten duidelijk moet maken dat ze het comfortabeler krijgen met het vernieuwde onderwijs. Dan krijg je ze ook sneller mee.” Chris Keuken vertelt dat de samenvoeging van techniekopleidingen met verschillende inhouden, een behoorlijke organisatie vergde. “We zijn het land in getrokken om te kijken hoe dit elders wordt gedaan. Daar zagen we voorbeelden van een werkplekkenstructuur (WPS). Vervolgens hebben we WPS opgezet voor de nieuwe opleiding MEVO. Het hele ambachtelijke programma is in kaart gebracht en vertaald in diverse opdrachten voor leerlingen. Het feit dat we al met WPS werkten en de organisatie daarop hadden ingericht, maakte het eenvoudiger voor MEVO-docenten om weer met een nieuw traject te beginnen: Revival Technisch Onderwijs met onder andere bedrijfssimulaties en gestandaardiseerde trainingen. Leraren van andere afdelingen blijken erg geïnteresseerd in onze onderwijsopzet, ook de medewerkers van ‘consumptief’ willen aan de slag met RTO, zonder T.”
Ook Roeland Baaten besprak de situatie met het hele docententeam. “Op zich had de school wel ambities, maar we dreigden verzeild te raken in een politiekambtelijke cultuur: ‘we willen veel, maar zien wel wie het moet doen’. Dit was met name voelbaar bij de ontwikkeling van het lwoo. Leraren waren het spoor bijster: eerst moet er een vbo komen, dan weer lwoo. Ze wilden vooral ontzettend veel stukken hebben, aan de hand waarvan ze het lwoo konden vormgeven. Op zich begrijpelijk. Ik besloot dat dit doorbroken moest worden en ging aan de slag met het mobiliseren van de docenten. Tijdens een brede brainstorm bespraken we zaken als: waar staan we nu en waar willen we naartoe? Vanuit ons állen zijn we gekomen tot werkbare uitgangspunten. Ten eerste een zo breed mogelijk onderwijsaanbod en ten tweede: vernieuwend onderwijs. Er bleek veel inspiratie en ontwikkelgeest.
Geert-Jan Snijders: “De situatie is totaal anders dan twee jaar geleden: toen waren we op sterven na dood met krap 200 leerlingen, nu we hebben een wachtlijst voor leerlingen en docenten. Ook het niveau van de instroom is drastisch veranderd: van 80% bl-instroom en een gemiddelde cito-score van 516 naar nu gemiddeld 525/528 en bijna 75% kader-gemengd en/of theoretisch niveau. We hebben nu minstens één groep die ook een brugklas had kunnen zijn op een mavo-havo school. De docenten staan in de rij om mee te mogen doen met onze Axis-projecten, met Technotalent in de onderbouw, Actionlabs, etc. Onze school heeft in Voorburg een hele goede plek gekregen als volwaardig alternatief voor de Tweede Fase-scholen. Mensen vragen of er niet nog zo’n school kan worden neergezet in Voorburg. Want ook die zit morgen ook vol.”
Chris Keuken: “Onze school krijgt heel duidelijk meer aanmeldingen voor de opleiding MEVO. De beleving van de kinderen is natuurlijk de succesfactor. Ook onze docenten hebben veel plezier in hun werk. Leraren uit andere sectoren zijn erg nieuwsgierig naar en enthousiast over onze werkwijze. Vandaar dat we een uitrolplan hebben gemaakt om over een periode van acht tot tien jaar de hele school te herontwerpen. We beginnen met de sectoren die wat betreft aanpak dicht bij de opleiding MEVO liggen, bijvoorbeeld ‘bouwbreed’ en ‘consumptief’. Later gaan we aan de slag met ‘economie’ en ‘zorg & welzijn’. Het tempo van de uitrol op school laten we een beetje afhangen van het enthousiasme van de docenten.” Wim Peters: “Inmiddels zijn er 27 scholen met een ict-route, de meeste met één of twee klassen, enkele hebben er vier of vijf. In totaal gaat het om zo’n duizend leerlingen. Het succes hangt niet zozeer af van ict, maar de vorm waarin het onderwijs wordt gegoten. Leerlingen krijgen reële problemen voorgelegd – ontwikkel een website voor een bestaand bedrijf - en krijgen de ruimte om zelf dat probleem op te lossen. En dat blijkt heel erg motiverend te werken”
Wat is er bereikt? Roeland Baaten: “We hebben nu 45 leerlingen, twee groepen, op de intersectorale opleiding Techniek Handel Dienstverlening. Het merendeel is ‘basisberoeps’, negen leerlingen zijn lwoo-leerlingen. We evalueren het programma regelmatig met de leerlingen; ze werken erg enthousiast.”
26
27
DE
VISIE VAN BELEIDSMAKERS
Krijgen en nemen scholen voldoende ruimte om te herontwerpen? Welke aspecten hierbij spelen een rol? Werkt het beleid hierbij stimulerend of remmend? Hans Kok, die veertig scholen vanuit Axis begeleidt bij hun herontwerpprojecten, legt deze vragen voor aan Hein de Jager van de projectorganisatie vmbo, Hans Corstjens, programmamanager ‘Convenant Ontketend Beroepsonderwijs Rotterdam’ en Willem van Oosterom, directeur van Axis.
voorbij gegaan aan het feit dat het onderwijs maar een beperkte invloed heeft op keuzeprocessen van jongeren. Zij laten zich vooral leiden door vrienden en familie. Ik wil benadrukken dat scholen die een aantrekkelijker technisch vmbo willen realiseren, eerst een goede analyse moeten maken van hun situatie. Ze moeten niet alleen focussen op een ander technisch programma, maar ook nagaan of er niet over de hele linie op school veranderingen doorgevoerd moeten worden. Scholen moeten rekening houden met zaken als goede inventaris en toerusting. Scholen in grote steden zouden bovendien moeten werken met een wijkgebonden aanpak, werken aan ‘wortels in de wijk’ samen met club- en buurthuizen.”
Hoe kan het vmbo aantrekkelijker worden gemaakt voor leerlingen? Hein de Jager heeft een duidelijk standpunt: “Het vmbo wordt voor leerlingen een stuk aantrekkelijker als ze het gevoel hebben dat ze in het mbo nog voor allerlei richtingen kunnen kiezen in plaats van dat ze het gevoel hebben in een koker terecht te komen. De huidige keuzemogelijkheden in het vmbo lijken dat moeilijker te maken. Er is bijvoorbeeld maar één leerweg naar niveau 2 en drie leerwegen naar niveau 3 en niveau 4 van het mbo. Mogelijk kunnen we eens nadenken over een combinatie van de kaderberoepsgerichte, de gemengde en de theoretische leerweg. De huidige Axisprogramma’s zoals ‘natuurlijk leren’, ‘technologie in de gemengde leerweg’, de ‘ict-route’ worden door veel leerlingen als aantrekkelijk ervaren. Deze sluiten aan bij op de voorkeur van jongeren en helpen bij het maken van een goede keuze voor het vervolgonderwijs. Geleidelijk aan zie je ook dat scholen in toenemende mate belangstelling krijgen voor deze programma’s. Daarnaast zijn veel scholen bezig om binnen de afdelingsprogramma’s en de intrasectorale programma’s te moderniseren in de richting van werkplekstructuren en de integratie theorie en praktijk.”
Willem van Oosterom vindt dat Corstjens de onderwijsrol in keuzeprocessen onderschat. “De analyse van Axis is namelijk dat veel jongeren niet kiezen voor techniek omdat ze bij aanvang van de studie direct moeten kiezen uit een groot aantal technische opleidingen. Dat bevestigt het fuikbeeld dat jongeren van techniek hebben en laat ze bovendien niet zien dat techniek ook verweven is met gezondheidszorg, handel, enzovoorts. De projecten van Axis laten bovendien zien dat als het onderwijs jongeren helpt goed te kiezen, de voortijdige uitval dan drastisch minder wordt.”
Welke aspecten beïnvloeden innovatieprocessen? Hans Corstjens gaat in op de bekostiging en regels ten aanzien van het aanbieden van programma’s. “De bekostigingssystematiek zit vreemd in elkaar. Een zestienjarige leerling van een ROC wordt op een andere manier gefinancierd en bekostigd dan een leeftijdsgenoot van het vmbo of het voortgezet onderwijs. De leerling van het vmbo heeft vaak een bekostiging van bijna tweemaal zoveel als de leerling van een ROC. Waarom? Deze eigenaardige situatie is terug te voeren op het beleid van de jaren tachtig en negentig, waarbij het onderwijs gehorizontaliseerd is en er per horizon een set van regels is neergelegd voor de bekostiging, rechtspositie, kwaliteit, examens,
Hans Corstjens vindt dat de rol van scholen in het keuzeproces van leerlingen niet overschat moet worden. “Discussies over het aantrekkelijker maken van het onderwijs voor leerlingen, gaan vaak over het bieden van betere keuzemogelijkheden. Daarbij wordt er
29
overgangen te realiseren tussen vmbo en mbo en tussen mbo en hbo. De leerling moet centraal staan bij het denken over het herontwerpen van het onderwijs! Het beroepsonderwijs moet jongeren meer dan nu in staat stellen om tot een gemotiveerde keuze te komen. In de vmbo-projecten van Axis – de ict-route, techniekbreed en intersectoraal - blijkt dat dit mogelijk is en dat het de voortijdige uitval indamt.”
et cetera. Zo is het ook vreemd dat niveau 1 en 2 opleidingen enkel kunnen worden verzorgd door een ROC, en niet door een vmboschool. Een vmbo school kan zijn leerlingen ook geen programma laten volgen op een ROC, aangezien dit financieel-technisch in strijd is met de regels. Vanuit de leerling gezien is dat natuurlijk heel raar; het is niet van deze tijd. Discussies hierover moeten we veel meer promoten richting politiek en beleid. Juist op deze punten zijn er vaak belemmeringen voor scholen om te innoveren of samen te werken.”
In hoeverre laten schoolleiders zich beïnvloeden door wet- en regelgeving?
Hein de Jager gaat in op de overgang van vmbo naar mbo en de examens. “De leerling die na een beroepsopleiding vmbo naar het ROC gaat begint vaak helemaal opnieuw. Alsof het er niet toe doet wat hij/zij al heeft geleerd op het vmbo. Ik vind dat een leerling die de goede voorbereiding heeft gehad op het vmbo, versneld een aansluitend mbo-traject zou moeten kunnen afleggen. Vmbo en mbo moeten veel meer met elkaar samen doen. Wil je echt toe naar interessante leerlijnen, doorlopende leerlijnen van klas 3 vmbo ten met het ROC – bij wijze van spreken zonder dat de leerling dit merktdan zou het vmbo met het ROC de afspraak moeten maken dat leerlingen op natuurlijke wijze doorstromen. Dan krijgen de centrale examens ook een andere positie. Een meetpunt in een doorlopend leertraject van de leerling. Niet op het zelfde tijdstip voor alle leerlingen examen Nederlands. Als je de beroepspedagogiek vernieuwt, interessante programma’s maakt en een goede aansluiting realiseert op het vervolgonderwijs, moet je de wijze van examineren mogelijk aanpassen. Ook zie je in toenemende mate scholen aan de slag gaan met onder andere portfolio’s. Beleidsmakers moeten daarom nadenken over de rol van het vmbo-examen en de wijze van examineren.”
Hans Corstjens vindt dat schoolleiders zich niet bij voorbaat moeten laten afremmen door onzekerheden ten aanzien van de weten regelgeving. “Daar gaat het in beginsel ook niet om bij discussies van schoolleiders over herontwerp. De schoolleiders in Rotterdam ontbreekt het zeker niet aan moed om de grenzen van de ruimte van de wet- en regelgeving te verkennen. Het probleem heeft veel meer te maken met onzekerheid over welke innovaties het beste zijn voor de leerlingen. Er is een verschil in opvattingen over hoe leerlingen in elkaar zitten en hoe het onderwijs daarop moet inspelen. De ene schoolleider wil herontwerpen, waarbij er vanuit wordt gegaan dat sommige groepen leerlingen smalle opleidingen wensen. Dit type schoolleider wil een innovatieve doorprogrammering realiseren vanuit het vmbo naar het ROC in niveau 1 en 2. Het andere type schoolleider vindt dat men het vmbo niet moet beschouwen als beroepsonderwijs: dat begint pas bij het ROC. Deze wil daarom een herontwerp van het onderwijs, met als insteek een breed programmaaanbod. In alle twee voorbeelden ontstaat de discussie ten aanzien van wet- en regelgeving en over de huidige kwalificatiestructuur. Ook op dat punt is er sprake van terughoudendheid bij de overheid.”
Willem van Oosterom zegt dat in de discussie over de beroepskolom vaak sterke nadruk gelegd wordt op de verbetering van de aansluiting en op een flexibele overgang. “Natuurlijk is dat belangrijk, maar er is meer nodig. Het vertrekpunt zou moeten zijn: hoe kan het beroepsonderwijs jongeren tot gemotiveerde keuzes brengen en, als je ze gemotiveerd hebt, hoe houd je ze dan vast? Wij zijn van mening dat je daartoe dieper moet kijken naar de inhoud van de programma’s en naar manieren om voor jongeren veel flexibelere
Hein de Jager vertelt dat schoolleiders over een aantal zaken onzeker zijn. “Die onzekerheid zit in de wet- en regelgeving, in de examinering en in draagvlak binnen de eigen school. Er zijn scholen die discussie voeren over het invoeren van bijvoorbeeld techniekbreed, zich daarbij tegelijkertijd afvragend wat te doen met de leerlingen die de smallere route willen volgen van een vak. Scholen kiezen dan in sommige gevallen voor een zogenaamd
30
‘techniekplein’, een aanbiedingsvariant waarbij leerlingen zowel de smalle als de brede variant kunnen volgen. Vaak doen scholen dit binnen een zogenoemde regionale variant. Een variant waarbij scholen in regionaal verband nadenken en plannen maken over een gezamenlijk regionaal aanbod. Vaak zie daarbij ook keuzes voor de eerder genoemde Axis-trajecten. Daarbij constateer ik dat er een steeds groter draagvlak ontstaat voor de technologie variant binnen de gemengde leerweg waarbij scholen ook vaak de keuze maken voor een combinatie van de gemengde leerweg en de theoretische leerweg. Dus moeten we ruimte bieden voor regionale arrangementen.” Willem van Oosterom haakt in op de regionale arrangementen: “Het opleggen van blauwdrukken aan scholen voor veranderingen door het departement van OCenW, werkt niet. Ik ben er ervan overtuigd dat onderwijsinnovaties van ‘onderop’, vanuit de regio’s, moeten komen. Als schoolleiders en docenten zelf de vrijheid krijgen om regiospecifieke inkleuringen te geven aan de onderwijsprogramma’s, ontstaat er een dynamiek op scholen! Scholen zouden hiervoor regionale arrangementen moeten aangaan: een structureel overleg met de relevante regionale partijen, zoals het bedrijfsleven en andere opleidingen. Het uitdragen van de successen hierin, zal leiden tot een ‘uitwaaieringseffect’ in andere regio’s.” Hij verwijst naar de intersectorale ict-route in het vmbo. “Omdat deze zo’n succes is nieuwe groepen kiezen voor techniek, er is minder uitval, enzovoorts - willen steeds meer scholen aanhaken. Maar dan moet het ministerie wel meer ruimte bieden in de regelgeving en via premies ook laten blijken dat het aanhaken bij goede innovaties wordt gewaardeerd.”
Op de Kennisbank Techniek website van Axis vindt u meer informatie over het Axis Herontwerp vmbo-programma en andere programma’s en initiatieven. www.kennisbanktechniek.nl
31
Brassersplein 1 2612 CT Delft Postbus 5105 2600 GC Delft T 015-219 14 61 F 015-219 14 84 www.kennisbanktechniek.nl