Krachtige burgers Beleidsnota Wet maatschappelijke ondersteuning Tiel
Definitief 24 mei 2013 gemeente T i e l
Inhoud Vooraf aan het Wmo beleidsnota ‘Krachtige burgers’
5
Samenvatting Wmo beleidsnota ‘Krachtige burgers’
6
1
Inleiding
9
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Visie Aanleiding, noodzaak en betekenis Gevolgde werkwijze Tussentijdse beleidsnotities Werken in proeftuinen: de Tielse Wmo als voortdurend proces Uitvoeringsprogramma’s
9 9 10 11 12 12
2
Doelstelling en opgaven
15
2.1 Doelstelling 2.2 Opgaven
15 15
3
Achtergronden en ontwikkelingen
17
3.1 3.2 3.3 3.4
Benchmark Wmo Rekenkameronderzoek De Kanteling en Welzijn Nieuwe Stijl Stelselwijzigingen
17 17 18 19
4
Leidende principes
23
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10
De kracht van de burger en diens netwerken Eén huishouden – één plan – één regisseur Oog voor diversiteit Wijkgericht werken en de nulde, eerste en tweede lijn Het belang van preventie De Wmo en lokaal gezondheidsbeleid Verbinding met andere beleidsthema´s De Wmo en de relatie met de zorgverzekeraar Dienstverlening, sturing en het Tielse model voor regievoering Regionaal samenwerken- lokaal borgen
23 24 24 24 26 27 27 29 30 30
5
Onze inwoners
31
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Vier groepen inwoners Maatschappelijk actieve burgers Burgers met een ondersteuningsvraag Kwetsbare inwoners Jeugd (min 9 maanden t/m 23 jaar)
31 32 35 37 39
6
Randvoorwaarden, rapportage en verantwoording
41
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6
Doorontwikkeling WWZ-Loket Onderzoek naar beoordelingsystematiek Persoonsvolgend budget Experiment nieuw verantwoordingsmode Verantwoording Communicatie
41 41 42 42 44 44 3
7
Financiën
45
7.1 7.2 7.3 7.4
Globale cijfers Eenmalige middelen voor extra inzet Koppeling effecten en activiteiten/producten Herindeling begrotingsprogramma’s
45 46 47 47
4
Vooraf aan het Wmo-beleidsnota ‘Krachtige burgers’ 1. Inleiding Dit Wmo-beleidsplan is tot stand gekomen in een interactief traject met burgers van Tiel, met partners in het Sociaal Domein, met de Wmo-raad en met medewerkers van de gemeente Tiel. Daartoe zijn op verschillende momenten in verschillende samenstellingen bijeenkomsten georganiseerd. Verder is de Raadscommissie Samenleving tussentijds geïnformeerd in twee beeldvormende avonden. Ook is de allochtonen adviesraad geïnformeerd. Bij dit Wmo-beleidsplan is rekening gehouden met de decentralisaties in het Sociaal Domein, en ook met de noodzakelijke Kanteling van Wmo beleid en de bakens van Welzijn Nieuwe Stijl. Het onderzoeksrapport van de Rekenkamer is nadrukkelijk betrokken bij de opstelling van het Wmo beleidsplan. De gemeente Tiel wil iedereen hartelijk bedanken voor de bijdragen en discussies die dit beleidsplan tot een goed document hebben gemaakt.
2. Ontwikkeling Wmo beleidsplan Drie voorafgaande notities In het Wmo-proces dat heeft geleid tot het Wmo beleidsplan, zijn achtereenvolgens de volgende drie notities vastgesteld: • De visie op de samenleving is op 16 januari 2013 door de raad vastgesteld. De visie vormt de basis van het Wmo-beleidsplan. In de Visie heeft de gemeente ervoor gekozen het Wmo-gedachtegoed, samen met de principes van de Kanteling, de uitgangspunten van Welzijn Nieuwe Stijl en de implicaties van de decentralisaties en de daarmee gepaard gaande bezuinigingen als vertrekpunt te nemen voor het herijken van haar relatie met de Tielse burger. • De afbakening van het Wmo-beleidsplan is door de raad vastgesteld op 17 april 2013. De afbakening heeft als funct ie beter te kunnen sturen op resultaten. De afbakening heeft betrekking op de reikwijdte van het Tielse Wmo-beleid in relatie tot andere beleidsdomeinen en op de samenhang tussen de negen Wmo-prestatievelden. In het nieuwe Wmo-beleidsplan worden de negen prestatievelden losgelaten. In plaats daarvan worden er vier groepen inwoners onderscheiden: 1. 2. 3. 4.
Maatschappelijk actieve inwoners (prestatievelden 1 en 4) Inwoners met een ondersteuningsvraag(prestatievelden 3, 5 en 6) Kwetsbare inwoners ( prestatievelden 7, 8 en 9) Jeugd van – 9 maanden tot en met 23 jaar ( prestatieveld 2)
• De notitie dienstverlening en sturing in het sociale domein is door het college vastgesteld op 12 maart 2013. In de notitie wordt de samenhang tussen beleid en uitvoering beschreven. Dienstverlening heeft betrekking op de relatie van de gemeente met haar inwoners, sturing heeft betrekking op de relatie met de uitvoerende maatschappelijke partners in het sociale domein. Deze drie documenten vormen het fundament voor dit Wmo-beleidsplan.
5
Samenvatting Wmo beleidsnota “Krachtige burgers” 1. Inleiding Krachtige burgers is de titel van de Wmo-beleidsnota van de gemeente Tiel bedoeld voor de periode 2013 - 2016. De nota biedt het kader en leidende principes voor de doorontwikkeling van het Tielse Wmo-beleid tegen de achtergrond van de stelselwijzigingen en bezuinigingen in het sociale domein.
2. Doelstelling van het Tielse Wmo-beleid Met de uitvoering van haar Wmo-beleid levert de gemeente Tiel een effectieve en kostenefficiënte bijdrage aan de zelfredzaamheid en maatschappelijke deelname van haar inwoners, ongeacht hun leefsituatie, leeftijd of beperkingen in hun functioneren. De gemeente bevordert dat haar inwoners bereid zijn tot maatschappelijke inzet voor (anderen in) hun omgeving. De gemeente streeft naar een duurzaam en toekomstbestendig systeem van maatschappelijke ondersteuning - met behoud van al het goede dat we tot stand hebben gebracht in het Tielse sociale domein en met blijvende aandacht voor onze inwoners met een ondersteuningsvraag en de kwetsbare groepen in onze gemeente.
3. Opgaven en leidende principes van het Wmo-beleid De doelstelling is in de Visie op de samenleving vertaald in opgaven voor de gemeente om nader uit te werken en op een aantal 'leidende principes'. Deze opgaven en principes komen neer op het bevorderen van de eigen kracht van onze inwoners, waarbij de gemeente faciliteert. De dienstverlening wordt op maat georganiseerd, met oog voor diversiteit, veelal op wijkniveau en uitgaand van het principe één huishouden, één plan en één casusregisseur. De dienstverlening is gericht op preventie en integraliteit, waarbij oplossingen eerst worden gezocht in de nulde lijn en pas in laatste instantie in de tweede lijn. Het Wmo-beleid wordt gestalte gegeven in samenspraak en in co-creatie met onze burgers en partners. Daarbij wordt uitgegaan van vertrouwen in onze burgers en onze partners. Er is verbinding met het Wmo-beleid en andere verwante beleidsterreinen, zoals veiligheid, wonen en zorg en werk en inkomen. Voor de verdere ontwikkeling van het Wmo beleid zal samenwerking met zorgverzekeraars worden gezocht. Het Wmo-beleid is verbonden met ontwikkelingen in regio Rivierenland. Regionaal samenwerken en lokaal borgen is het devies. Uiteraard moet dit alles geschieden binnen de daarvoor gestelde financiële kaders.
4. Onze inwoners De gemeente kiest ervoor het Wmo-beleid de komende periode in te richten en uit te voeren aan de hand van vier te onderscheiden inwonersgroepen. Deze indeling en de beoogde inspanning ziet er als volgt uit: 1. Maatschappelijk actieve inwoners • Faciliterend optreden en belemmeringen voor zelfredzaamheid en participatie zoveel mogelijk weg nemen, • Daarbij extra inspanningen verrichten voor degenen die bijdragen (ruimte voor initiatieven van burgers) en voor degenen die zorgen (zorgvrijwilligers en mantelzorgers), • Ten behoeve van verdere ontwikkeling van vrijwilligerswerk onderzoek verrichten naar de vraag of het aanbod van vrijwilligerswerk voldoet, • Investeren in samenwerking met de Tielse scholen op voortzetting van de maatschappelijke stage.
6
2. Inwoners met een ondersteuningsvraag • Op basis van een integrale inschatting (op levensdomeinen) van de ondersteuningsvraag zo nodig optreden, gericht op het zo zelfstandig en zelfredzaam mogelijk mee kunnen doen aan de samenleving, met gebruikmaking van eigen kracht. Extra in te zetten • In elk geval in 2014 voor de gemeente Tiel en haar partners intervisie op de kwaliteit van ondersteuning organiseren (in samenspraak met partners en hun klanten). • Initiatieven in samenwerking met organisaties en inwoners in Tiel beter in kaart brengen en waar mogelijk verbeteren onder meer door deze beter te verbinden, te beginnen met het ouderenwerk. 3. Kwetsbare inwoners • Onverminderd zorg dragen voor een vangnet, • Investeren in een aanpak die zelfredzaamheid en participatie bevordert, Extra in te zetten • Bundelen van ‘achter de voordeur’-initiatieven en daarmee ook vroeg-signalering volgens principe één klant één plan- één hulpverlener inrichten, • Budgetbegeleiding en schuldhulpverlening op maat, • Aanwezige dagopvang en dagbesteding in Tiel (in relatie tot regio) in kaart brengen en toetsen op de beoogde transformatie naar meer zelfredzaamheid en participatie. • Uitvoerende organisaties opdracht geven zich in te zetten voor verbinding tussen omwonenden en bewoners van voorzieningen in de wijk. • Bevorderen van contact tussen omwonenden en bewoners van voorzieningen in de wijk. 4. Jeugd -9 maanden t/m 23 jaar • Jeugd wordt volgens de vastgestelde afbakening van het Wmo beleid ondergebracht in de afzonderlijke beleidsnotitie jeugdbeleid die verbonden is met het Wmo beleid.
5. Randvoorwaarden en extra ontwikkelopgaven Om het Wmo- beleidsplan daadwerkelijk te kunnen uitvoeren moet een aantal producten worden vernieuwd of ontwikkeld. In het beleidsplan worden de volgende zaken genoemd: • Doorontwikkeling loket WWZ De afgelopen jaren is de werkwijze van de Kanteling staande praktijk geworden in het loket WWZ. Bij inwoners met een ondersteuningsvraag wordt gekeken naar wat zij zelf, met ondersteuning van het eigen netwerk, eerst kunnen regelen om zelfredzaam mee te doen aan de samenleving. De gemeente wil integrale cliëntondersteuning nu verder doorontwikkelen en beter kijken hoe de cliënt gebruik kan maken van wijkgericht en collectief georganiseerd aanbod in plaats van individuele vormen van ondersteuning. Professioneel geboden individuele ondersteuning komt dan na de ondersteuning die de inwoner zelf in zijn netwerk vindt, en na de ondersteuning die collectief in de wijk kan worden georganiseerd • Uitwerking beoordelingsystematiek De gemeente krijgt met de decentralisatie van de AWBZ te maken met cliënten die begeleiding en/of verzorging nodig hebben. Zij heeft zelf niet alle kennis in huis om te bepalen welke ondersteuning adequaat is. In de dienstverleningsnotitie wordt voorgesteld te onderzoeken hoe hiervoor een goed systeem kan worden ingericht. Een denkrichting is het betrekken van meerdere maatschappelijke partners in een lokaal systeem van collegiale consultatie. Dat heeft voor- en nadelen. Deze moeten nog verder in kaart worden gebracht. • Ontwikkeling van Persoonsvolgend budget De gemeente zal onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om in het kader van de Wmo inwoners een persoonsvolgend budget toe te kennen waarmee zij grotere zeggenschap krijgen over de door hen benodigde ondersteuning; bijvoorbeeld doordat zij met zo’n budget zelf kunnen kiezen voor een leverancier of een bepaalde vorm van ondersteuning. Daarbij moet ook goed worden gekeken naar wat de mogelijkheden en beperkingen zijn die door ‘Den Haag’ aan zo’n persoonsvolgend budget worden verbonden. Daarover is nu nog veel onduidelijk. 7
• Experiment nieuw verantwoordingsmodel In de Notitie Dienstverlening en sturing wordt de doorontwikkeling geschetst van de subsidie- of inkooprelatie tussen gemeente en maatschappelijke partners. Onderdeel daarvan is een nieuwe verantwoordingssystematiek, gebaseerd op een zogenaamd subjectief expertoordeel. In de subsidierelatie met Mozaïek wordt al geëxperimenteerd met een dergelijke wijze van verantwoording. • Aanpassen diverse (deel)verordeningen De Wmo-verordening moet worden aangepast, wellicht ook een aantal subsidieverordeningen. • Werken in Proeftuinen In proeftuinen wordt op beheersbare schaal geëxperimenteerd met projecten waarbij de inwoners zelf de regie in handen krijgen om een vraagstuk op te lossen. Bij de oplossing kan gemeentelijke ondersteuning uit verschillende beleids- en uitvoeringspraktijken nodig zijn (Wmo als voortdurend proces).
6. Financiën Het Wmo-budget bestaat met name uit inkomsten uit het Gemeentefonds. Deze zijn losgekoppeld van de uitgaven. De Rekenkamer is van mening dat ‘dit een keuze is die past bij de geest van de wet: namelijk dat de gemeente de vrijheid moet hebben om naar eigen inzicht en behoeften beoogde effecten te formuleren en daar de middelen voor aan te wenden.’ Zij stelt echter dat wanneer College en Raad meer willen kunnen sturen op de doelmatigheid en financiering van de uitvoering van de Wmo, een koppeling tussen beleidseffecten en activiteiten/producten wenselijk is. De gemeente kiest ervoor om in 2014 in een experiment te onderzoeken of deze koppeling afdoende tot stand kan worden gebracht door middel van rapportage aan de hand van de effectindicatoren die in hoofdstuk 5 van deze nota worden genoemd. Ambtelijk is de afgelopen maanden gewerkt aan een inventarisatie van de huidige activiteiten, producten en diensten die een bijdrage leveren aan de uitvoering van het Tielse Wmo-beleid. Van deze inventarisatie is een ‘Foto’ gemaakt (zie bijlage). De foto maakt globaal inzichtelijk hoe de uitgaven in het kader van de Wmo in 2012 zijn verdeeld over de vier inwonersgroepen (actieve burgers, burgers met een ondersteuningsvraag, kwetsbare groepen en jeugd; zie hoofdstuk 5). De foto vormt vertrekpunt voor het Wmo-uitvoeringsprogramma 2014.
7. Een doorkijkje naar het uitvoeringsprogramma 2013-2016 Naast het Wmo-beleidsplan komt een vierjarig uitvoeringsprogramma te liggen (2013 -2016). Daarbij is 2013 als overgangsjaar gemarkeerd. Dit Wmo-uitvoeringsprogramma wordt op basis van genoemde uitgangspunten ontwikkeld. Voornemens en taken voor de gemeente worden per doelgroep concreet uitgewerkt. Het uitvoeringsprogramma wordt opgesteld langs drie lijnen: herijking van het bestaande aanbod binnen de prestatievelden van de Wmo, extra inzet per inwonersgroep en randvoorwaardelijke ontwikkelingen. Jaarlijks wordt in een plan op basis van het uitvoeringsprogramma aangegeven: • Welke activiteiten in het kader van de Wmo worden uitgevoerd, • Welke resultaten daarmee worden beoogd, • Welke partners de uitvoering ter hand nemen, • Welke middelen per activiteit worden toegekend, • Welke activiteiten in samenwerking met de regio worden uitgevoerd, • Welke aanpassingen zijn gedaan t.o.v. eerdere voornemens. Het Wmo-uitvoeringsprogramma wordt vóór 1 januari 2014 door de Raad inclusief de beoogde extra inzet en financiële consequenties vastgesteld. Uitgangspunt daarbij is dat deze extra inzet binnen het huidige Wmobudget wordt gefinancierd. De gemeente continueert de interactie met haar inwoners –breder dan alleen de WmoRaad- en partners bij de verdere uitwerking van het Wmo-beleid naar uitvoering in de komende jaren. Zij doet dit volgens de principes van co-creatie. Voor de totstandkoming van het uitvoerings-programma zal omwille van optimale wisselwerking tussen beleid en uitvoering nog meer de samenspraak met uitvoering worden gezocht, zowel intern als extern. 8
1 Inleiding 1.1 Visie Kijken we naar Tiel, dan zien we een bruisende stad met ambitie. Waar het gaat om de kracht van het sociale domein, zien we volop kansen voor onze samenleving, maar ook de nodige aandachtspunten. Zo begint de Visie op de samenleving die door de gemeenteraad op 16 januari 2013 is vastgesteld. Het is een brede visie, die betrekking heeft op het gehele sociale domein en zelfs op het domein van de economie en de ruimtelijke ordening. De gemeente heeft te maken met een snel veranderende samenleving. Naast demografische en sociaaleconomische ontwikkelingen zoals ontgroening en vergrijzing van de bevolking en flexibilisering en internationalisering van de arbeidsmarkt is er immers sprake van een transformatie van de Nederlandse verzorgingsstaat. Gecombineerd met de last van bezuinigingen dwingen deze ontwikkelingen de gemeente tot een herijking van haar verhouding met de burger en de uitvoerende organisaties die zorg en ondersteuning bieden. Mensen krijgen een steeds grotere eigen verantwoordelijkheid voor zaken als hun welzijn, inkomen, gezondheid en oude dag. Alleen wie het op eigen kracht niet redt kan nog een beroep doen op ondersteuning van de gemeente. Die veranderende verhouding tussen burger, gemeente en uitvoerende partijen wordt in de Visie op de samenleving met onderstaand plaatje gevisualiseerd.
Overheid
Burger
Netwerk
Burger
Uitvoerder
Uitvoerder
Overheid
De gemeente wil faciliterend en stimulerend optreden waar ze kansen ziet tot versterking van de gemeenschap, wanneer de samenleving dat van haar vraagt, en waar nodig overal waar mensen vanuit hun eigen verantwoordelijkheid inzet tonen voor elkaar en werken aan hun zelfredzaamheid, samenredzaamheid en participatie. Vanuit die grondtoon heeft de gemeente gewerkt aan voorliggende Beleidsnota Wmo. In deze nota zet de gemeente haar beleidskeuzes uiteen op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning voor de periode 2013 - 2016.
1.2 Aanleiding, noodzaak en betekenis De gemeente is wettelijk verplicht eens per vier jaar een Wmo-nota op te stellen (artikel 3 Wmo). Tiel heeft haar eerste nota opgesteld bij de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2007. De looptijd van de eerste nota is nu verstreken. Het beleid van de afgelopen jaren is op verschillende momenten geëvalueerd. Met name het Rekenkameronderzoek geeft aanknopingspunten voor herijking van ons beleid. Doorontwikkeling van het Tielse Wmo-beleid vindt plaats tegen het licht van ingrijpende stelselwijzigingen: de transitie van de Jeugdzorg, de invoering van de Participatiewet en met name de decentralisatie van de begeleiding en de persoonlijke verzorging uit de Awbz. Taken verschuiven van het Rijk en de provincie naar de gemeenten. Bovendien heeft de gemeente te maken met de extramuralisering in de zorg waardoor mensen langer zelfstandig (moeten) blijven wonen. De stelselwijzigingen gaan vergezeld van bezuinigingen in het sociale domein. Op landelijk niveau krijgen gemeenten 10 miljard euro minder voor de uitvoering van taken die voorheen door het Rijk en de provincie werden uitgevoerd. Daar staat tegenover dat er ongeveer 8 miljard euro extra naar gemeenten komt. Het sociale domein vormt in financiële zin straks de grootste pijler binnen de gemeente.
9
1.3 Gevolgde werkwijze 1.3.1 Interactief traject De Wmo-nota is gebaseerd op de uitkomsten uit een interactief traject dat de gemeente het afgelopen halfjaar heeft doorlopen. In bijeenkomsten en werksessies met de Wmo-raad en maatschappelijke partners heeft de gemeente belangrijke keuzes gemaakt voor haar beleid op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning. Ter voorbereiding op deze bijeenkomsten zijn door de gemeente Tiel oriënterende 1-op-1 gesprekken gevoerd met welzijnsorganisatie Mozaïek, STMR, Dynamiek, en medewerkers van de afdeling Werk Inkomen en Zorg, Onderwijs en Welzijn en Stadsontwikkeling. Het gaat om de volgende bijeenkomsten1: - 9 september 2012 Tijdens een beeldvormende bijeenkomst voor de gemeenteraad van Tiel wordt toelichting gegeven op het proces en beoogd resultaat van het Wmo beleid. Tevens wordt in de context van het Wmo beleidsplan in wording aandacht besteed aan de op handen zijnde transities jeugdzorg, AWBZ, Participatiewet en Passend Onderwijs. De Wmo-raad is hierbij vertegenwoordigd. - 8 oktober 2012 Op een brede ambtelijke bijeenkomst met 25 deelnemers worden uitgangspunten besproken voor een Tielse visie op de samenleving. In de discussie wordt het Wmo-perspectief verbonden aan de doelstellingen van werk en inkomen en van zorg voor de jeugd. - 25 oktober 2012 De gemeente organiseert een bijeenkomst over haar visie op het sociale domein. De bijeenkomst wordt druk bezocht door ongeveer 90 deelnemers uit verschillende organisaties. De inwoners van Tiel zijn vertegenwoordigd door de Wmo-raad. - 11 december 2012 De gemeente belegt een tweede brede bijeenkomst rondom het thema ‘Krachtige burgers’ met circa 35 uit de ambtelijke organisatie. Doel van deze bijeenkomst is te komen tot een concrete uitwerking van de uitgangspunten uit de visie en het voorbereiden van een co-creatiemiddag met leden van de Wmo-raad en partners in januari. - 17 januari 2013 De gemeente nodigt vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en leden van de Wmo-raad uit voor een co-creatiemiddag over de relatie burger - professional - gemeente. De middag resulteert in nadere input voor de afbakeningsnotitie en het dienstverleningsconcept. - 13 maart 2013 Tijdens een beeldvormende bijeenkomst voor de gemeenteraad wordt het voorstel voor afbakening van het Wmo beleid toegelicht. Tevens wordt de relatie tussen de organisatieontwikkeling en ontwikkelingen in het sociaal domein (waaronder Wmo beleid) toegelicht. De Wmo-raad is bij deze bijeenkomst vertegenwoordigd. - 1e helft maart 2013 De gemeente neemt bij 14 partners interviews af ten behoeve van nadere uitwerking van het voorstel voor dienstverlening en sturing in het sociaal domein. Betrokkenen is tevens gevraagd om voorbeelden van ‘de kanteling’ uit de praktijk te verzamelen ten behoeve van illustratie van het Wmo beleid.
_______________ 1
Programma’s van de bijeenkomsten, verslagen en deelnemerslijsten zijn als bijlage bij deze nota opgenomen.
10
- 21 mei 2013 De regiegroep Wonen Welzijn en Zorg te Tiel wordt geconsulteerd over het concept Wmo beleidsplan. De regiegroep bestaat uit bestuurders van woningcorporaties SVT en SCW, zorgorganisaties stichting Thuiszorg en Maatschappelijk Werk Rivierenland, Eerstelijn Centrum Tiel, stichting Zorgcentra de Betuwe, stichting Zorgcentra Rivierenland, MEE Gelderse Poort, Pro Persona, RIBW en welzijnsorganisatie Mozaïek. Opdracht van de regiegroep is op wijkniveau zo lang mogelijk zelfstandig wonen voor mensen met een beperking te realiseren. 1.3.2 Betrokkenheid Wmo-raad De Wmo-raad is actief betrokken bij het traject van beleidsontwikkeling: als deelnemer aan de genoemde bijeenkomsten, maar ook in haar formele rol als adviesorgaan voor het college van B&W. De Wmo-raad heeft op verzoek van het college advies uitgebracht over • de visie op de samenleving • het voorstel voor sturing en dienstverlening in het sociaal domein • onderhavig beleidsplan Wmo. Daarnaast heeft de Wmo-raad meegedacht over de invulling van het communicatieplan. De Wmo-raad heeft ten behoeve van onderbouwing van haar advies op het Wmo beleidsplan inwoners geraadpleegd door middel van een enquête. 1.3.3 Interne afstemming Bij de totstandkoming van het Wmo-beleidsplan is door de coördinerende afdeling Onderwijs en Welzijn nauw samengewerkt en afgestemd met de afdelingen Werk, Inkomen en Zorg, Integrale Veiligheid, Juridische zaken, Financiën en Communicatie.
1.4 Tussentijdse beleidsnotities De opbrengsten uit het interactieve traject zijn meegenomen in een drietal notities die door College en Raad de afgelopen maanden zijn vastgesteld. In deze notities zijn kaders geschetst voor het Wmo-beleid. Het gaat om: - Visie op de samenleving vastgesteld door de Raad op 16 januari 2013 De visie vormt de kern van het Wmo-beleidsplan.In de Visie heeft de gemeente ervoor gekozen het Wmogedachtegoed, samen met de principes van de Kanteling, Welzijn Nieuwe Stijl en de implicaties van de decentralisaties en daarmee gepaard gaande bezuinigingen als vertrekpunt te nemen voor het herijken van haar relatie met de Tielse burger. - Voorstel tot afbakening van het Wmo-beleidsplan 2013-2016 vastgesteld door de Raad op 17 april 2013 De afbakening is door de gemeenteraad gemarkeerd als een noodzakelijke stap richting het Wmo-beleidsplan. De afbakening heeft als functie om met aangescherpte doelstellingen beter te kunnen sturen op resultaten. De afbakening heeft betrekking op de reikwijdte van het Tielse Wmo-beleid in relatie tot andere beleidsdomeinen en op de samenhang tussen de Wmo-prestatievelden. In de Afbakeningsnotitie worden vier te onderscheiden groepen inwoners benoemd: actieve inwoners, inwoners met een ondersteuningsvraag, kwetsbare inwoners en jeugd (-9 mnd t/m 23 jaar). - Notitie Dienstverlening en sturing in het sociale domein vastgesteld door het College op 12 maart 2013 In de notitie wordt de samenhang tussen beleid en uitvoering beschreven en een bijdrage geleverd aan de interne organisatieontwikkeling van de gemeente. Dienstverlening in het sociaal domein heeft betrekking op de relatie van de gemeente met haar inwoners; sturing heeft betrekking op de relatie met de uitvoerende maatschappelijke partners in het sociale domein. Dienstverlening en sturing zijn twee kanten van dezelfde medaille. Goede dienstverlening staat of valt immers met goede sturing.
11
1.5 Werken in Proeftuinen: De Tielse Wmo als voortdurend proces Het interactief traject is met de oplevering van voorliggende beleidsnota niet ten einde gekomen. Het Tielse Wmo-beleid is continu in ontwikkeling vanuit de vraag hoe de inzet van onze inwoners voor (anderen in) hun omgeving het beste kan worden versterkt en gefaciliteerd, en hoe maatschappelijke ondersteuning – zoals waar nodig gefaciliteerd door de gemeente- optimaal bijdraagt aan hun zelfredzaamheid en participatie. De gemeente kiest daarbij voor co-creatie. Co-creatie staat voor doorontwikkeling van het Wmo-beleid in samenspraak en interactie met de inwoners en maatschappelijke partners in Tiel. Het is een werkwijze waarbij stakeholders actief meedenken over en meewerken aan onze maatschappelijke opgaven. Via co-creatie zoekt de gemeente verbinding met de initiatieven die inwoners onderling en samen met de maatschappelijke partners ondernemen in het sociale domein. Co-creatie is meer dan een vrijblijvende gedachtenuitwisseling; het is een productief alternatief voor de oude relatie tussen burger en overheid van u-vraagt-wij-draaien. Co-creatie leidt tot een inspanning van alle actoren gezamenlijk. Voordat de inwoner de overheid een vraag stelt, is de vraag beantwoord 'wat heb ik zelf bijgedragen om de vraag te beantwoorden. De vraag ‘wat is nodig’ gaat aldus vergezeld van de vraag ‘en wat kunt u daaraan zelf bijdragen?’ Dat past bij de richting die Tiel kiest en in ons Dienstverleningsconcept wordt beschreven: we benaderen inwoners als wijkbewoner, en als ‘partner’ van de gemeente. Dat is een ander perspectief dan de inwoner als klant. Co-creatie vindt plaats in wisselende contexten en samenwerkingsverbanden. Tiel kiest daarbij voor het model van Proeftuinen. Een Proeftuin wordt de ene keer bijvoorbeeld doorlopen in een wijk of een buurt waar een bepaald maatschappelijk vraagstuk speelt, zoals vereenzaming of onveiligheid. De andere keer neemt een bepaalde groep inwoners, bijvoorbeeld een groep jongeren of ouderen, het initiatief om te werken aan sociale cohesie - bijvoorbeeld in de wijk of de buurt - door gezamenlijke activiteiten te organiseren. Burgers hebben in de Proeftuinen de regie. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat professionele uitvoerders het definiëren van vraagstukken overnemen (ook bij het formuleren ervan zijn betrokken inwoners actieve deelnemers), of inwoners hun verantwoordelijkheid uit handen nemen. Andersom is het natuurlijk wel zo dat we met inwoners kijken welke professionele ondersteuning nodig is om hun eigen inzet te faciliteren. Dat kan bijvoorbeeld door inwoners te bewegen te gaan onderzoeken hoe zij willen werken aan samenredzaamheid en het creëren van de voorwaarden voor de zelfredzaamheid en maatschappelijke deelname van mensen uit hun eigen wijk. Professionele ondersteuning is dan gericht op het bieden van ‘technische’ en ‘praktische’ hulp bij het samenwerken van bewoners onderling – bijvoorbeeld bij het werven van mensen die in een werkgroepje samen aan de slag willen; en het ondersteunen van zo’n werkgroepje bij het tot uitvoering brengen van de plannen. Bij co-creatie heeft de gemeente primair een randvoorwaardelijke rol: zij organiseert de condities waaronder inwoners met ondersteuning van de maatschappelijke partners zelf invulling geven aan hun zelf- en samenredzaamheid. Overigens is het wel zo dat deze randvoorwaardelijke rol integraal ingevuld moet worden. De vragen die bij deze manier van werken opkomen, kunnen het sociaal domein immers overstijgen. Denk bijvoorbeeld aan de manier waarop groenonderhoud kan plaatsvinden, met als subdoelen, veiligheid en sociale cohesie. Het experimenteren met Proeftuinen moet een katalysator voor integraal werken worden.
12
1.6 Uitvoeringsprogramma´s Naast het Wmo-beleidsplan komt een vierjarig uitvoeringsprogramma te liggen (2013 -2016). Het jaar 2013 geldt als overgangsjaar. Het uitvoeringsprogramma wordt, na vaststelling van de Wmo-nota door de Raad in juli 2013, opgesteld en in het najaar ter informatie aan de Raad toegezonden. Het uitvoeringsprogramma wordt opgesteld langs drie sporen: 1. Ambtelijk is de afgelopen maanden gewerkt aan een inventarisatie van de activiteiten die nu het aanbod aan maatschappelijke ondersteuning vormen in Tiel. Het gaat dus om een ‘foto’ van de huidige uitvoering van ons beleid. De gemeente zal een groot deel van deze activiteiten de komende jaren continueren (zie bijlage). 2. In deze nota benoemen wij voor vier groepen welke extra inzet (‘accenten’) de komende jaren nodig is (zie hoofdstuk 5). De specifieke inzet omvat 7 activiteiten:
Voor onze maatschappelijk actieve burgers: 1 Ruimte voor de burger 2 Zorgen voor de mensen die zorgen 3 Vrijwillige inzet en maatschappelijke stages Voor onze burgers met een ondersteuningsvraag: 4 Intervisie op kwaliteit van ondersteuning 5 Ouderenwerk Voor onze kwetsbare burgers: 6 Wijkgericht werken in ‘Eropaf ‘en dagopvang Voor onze jeugd: 7 Investeren in de voorkant
3. Tot slot zet de gemeente een aantal randvoorwaardelijke ontwikkelingen in gang om effectiviteit van ons beleid te vergroten en de sturing daarop verbeteren (zie hoofdstuk 6). Jaarlijks wordt in een plan op basis van het uitvoeringsprogramma aangegeven: • Welke activiteiten in het kader van de Wmo worden uitgevoerd, • Welke resultaten daarmee worden beoogd, • Welke partners de uitvoering ter hand nemen, • Welke middelen per activiteit worden toegekend, • Welke activiteiten in samenwerking met de regio worden uitgevoerd, • Welke aanpassingen zijn gedaan t.o.v. eerdere voornemens. Verder beschrijven de jaarplannen de afspraken met partners over: • De wijze waarop burgers zijn betrokken, • De uitwerking van de indicatoren, • De wijze van rapportage en verantwoording, • De verbinding met andere thema’s, met name werk en inkomen en jeugd, • De randvoorwaarden die door de gemeente worden geregeld.
13
2 Doelstelling en opgaven 2.1 Doelstelling Tiel kiest als doelstelling bij de lokale doorontwikkeling van het Wmo-beleid: Met haar Wmo-beleid levert de gemeente Tiel een effectieve en kostenefficiënte bijdrage aan de zelfredzaamheid en maatschappelijke deelname van haar inwoners, ongeacht hun leefsituatie, leeftijd of beperkingen in hun functioneren. De gemeente bevordert dat haar inwoners bereid zijn tot inzet voor (anderen in) hun omgeving. De gemeente streeft naar een duurzaam en toekomstbestendig systeem van maatschappelijke ondersteuning - met behoud van al het goede dat tot stand is gebracht in het Tielse sociale domein en met blijvende aandacht voor onze inwoners met een ondersteuningsvraag en de kwetsbare groepen in onze gemeente. De beweging die wij willen inzetten is burgers uit een situatie van kwetsbaar, leven met beperkingen of behoefte aan ondersteuning naar een situatie krijgen van meedoen op eigen kracht en actief bijdragen aan de samenredzaamheid in onze gemeente. De activiteiten die voortvloeien uit de doelstellingen per groep in de paragrafen 5.2 tot en met 5.5 leveren een bijdrage aan realisatie van deze overkoepelende doelstelling.
2.2 Opgaven De doelstelling is in de Visie op de samenleving vertaald in zes opgaven: 1. Eigen kracht en ‘samenredzaamheid’ van onze inwoners faciliteren Samen met onze inwoners betekenis en invulling geven aan begrippen als wederkerigheid, het eigen netwerk en de eigen kracht van burgers. De draagkracht van het informele netwerk kent zijn beperkingen, bijvoorbeeld in duur of intensiteit. En sommige van onze inwoners hebben een zorgvraag, maar mijden de zorgverlening. Faciliteren betekent niet persé financieren. Het kan juist ook zijn: tijd erin steken, maatregelen treffen of faciliteiten verlenen anders dan geld die bevorderen of ondersteunen. 2. Dienstverlening wordt zoveel mogelijk in de wijk georganiseerd Laagdrempelige, eenvoudige of kortdurende vormen van ondersteuning zijn zo integraal mogelijk en voor de burger zo toegankelijk mogelijk georganiseerd, bij voorkeur in de wijk. 3. Bouwen aan vertrouwen De gemeente Tiel wil de samenwerking met haar maatschappelijke partners scherper definiëren. Onze relatie met de uitvoerders in het sociale domein is er één van opdrachtgever- en opdrachtnemerschap, maar tegelijk ook één van partnerschap. 4. Preventie Inspanningen zijn er zo veel mogelijk op gericht een afname van de ondersteuningsvraag te bewerkstelligen, door probleemontwikkeling te voorkomen en anderzijds door te behouden en bevorderen wat goed gaat. Overigens zien we faciliteren van actieve inwoners ook als een vorm van preventie. Ontwikkelde netwerken en krachtige burgers kunnen immers problemen helpen voorkomen. 5. Integraliteit Integraliteit betekent dat je in je benadering en werkwijze een brede blik hebt op alle leefdomeinen van burgers en dat we dit vragen van onze partners, maar ook aan onszelf. Een integrale werkwijze realiseren we door de beleidsterreinen binnen het Sociaal Domein met elkaar te verbinden én met de flankerende beleidsterreinen daarbuiten. Ook dient het beleid en de uitvoering goed op elkaar te worden afgestemd, zowel binnen de gemeentelijke organisatie zelf als daarbuiten. Er zal tevens afstemming plaatsvinden tussen formele - en informele netwerken, dat wil zeggen tussen vrijwilligers en professionals. 15
6. Financieel De uitgaven aan de maatschappelijke ondersteuning, maatschappelijke ontwikkeling en maatschappelijke zorg en hulpverlening moeten passen binnen de gemeentelijke begroting. De budgetten die hierbinnen omgaan moeten op programmatisch niveau worden gekoppeld om samenhang en integraliteit te bevorderen.
16
3 Achtergronden en ontwikkelingen Lokale en landelijke ontwikkelingen maken herijking van het Tielse Wmo-beleid actueel. Naast de in de inleiding geschetste demografische en sociaal-economische ontwikkelingen zijn de volgende ontwikkelingen en inzichten met name van belang: • De gemeente heeft inzicht in hoe zij ‘het doet’ vergeleken met andere gemeenten dankzij de jaarlijks door de SGBO uitgevoerde landelijk Benchmark Wmo. • De Tielse Rekenkamer heeft geconcludeerd dat het Wmo-beleid sinds de invoering van de wet in 2007 afdoende doeltreffend is geweest en de financiering op orde is. • Bij de uitvoering van de Wmo wordt in toenemende mate gewerkt volgens de principes van de Kanteling en Welzijn Nieuwe Stijl. • Het Rijk bereidt ingrijpende stelselwijzigingen voor met betrekking tot het sociale domein. Het gaat om decentralisatie van delen van de AWBZ, de nieuwe Participatiewet en een nieuwe Jeugdwet. Er komen bezuinigingen in de landelijke middelen voor de Wmo. • Regionaal wordt gewerkt aan een regionale infrastructuur Werk en inkomen. • Regionaal worden de transities in hun aard en omvang in kaart gebracht en vertaald naar regionale en lokale aanpak. In de paragrafen hieronder geven we het belang aan van deze ontwikkelingen voor het Tielse Wmo-beleid. Daarmee bieden dit en het volgende hoofdstuk het kader voorde maatschappelijke ondersteuning in de komende periode en de jaarlijkse Wmo-uitvoeringsprogramma’s.
3.1 Benchmark Wmo De benchmark Wmo die jaarlijks landelijk door SGBO wordt uitgevoerd geeft een indicatie waar Tiel staat ten opzichte van andere gemeenten in het totale Wmo-beleid. Een overall beeld wordt uitgedrukt in de Wmo-thermometer. De Wmo-thermometer laat zien dat de Tielse score over het geheel hoger dan landelijk gemiddeld2. Alleen op het onderdeel leefbaarheid (prestatieveld 1) laat de benchmark voor Tiel een benedengemiddelde score zien. De Wmo-thermometer is gebaseerd op scores op de thema’s: participatie, leefbaarheid en sociale samenhang, jeugd, toegang tot en levering van individuele ondersteuning, mantelzorg, vrijwilligerswerk, wonen, zorg en toegankelijkheid en opvang.
3.2 Rekenkameronderzoek De Tielse Rekenkamer heeft in 2012 onderzocht hoe doeltreffend het Wmo-beleid is geweest in de periode 2007 - 2012 en of de financiering van de uitvoering op orde is3. De gemeenteraad hecht er belang aan dat dit onderzoek wordt meegenomen in de doorontwikkeling van de Wmo. De Rekenkamer heeft geen grote overschrijdingen vastgesteld. Wel adviseert de Rekenkamer meer gebruik te maken van de expertise van de afdeling Financiën om tot goede indicatoren te komen. Voor wat betreft de vraag naar de financiering concludeert de Rekenkamer dat het niet eenvoudig is een integraal en uitputtend beeld te geven van de uitgaven en inkomsten binnen de gemeente Tiel. Dat komt doordat de Wmo-activiteiten zeer divers zijn en niet 1-op-1 in de financiële administratie terugkomen. De Rekenkamer is van mening dat wanneer College en Raad meer willen kunnen sturen op de doelmatigheid en financiering van de uitvoering van de Wmo, een koppeling tussen beleidseffecten en activiteiten/producten wenselijk is.
_______________ 2
Benchmarkt Wmo 2012 – Basisbenchmark – Rapport gemeente Tiel 17
De Rekenkamer stelt ook dat de centrale concepten ‘meedoen’ en ‘welzijn’ nauwelijks zijn uitgewerkt of gedefinieerd. Dat moet wel gaan gebeuren om sturing goed mogelijk te maken: wat wil je met je inzet in het kader van de Wmo eigenlijk bereiken? De Wmo is immers geen ‘verzekeringswet’, maar een ‘participatiewet’. De Wmo geeft de burger geen aanspraak op een voorziening. De burger kan volgens de Wmo wel aanspraak maken op compensatie van zijn beperkingen. (compensatieplicht Wmo). Bij de doorontwikkeling van het Tielse Wmo-beleid zijn de conclusies en aanbevelingen uit het Rekenkamerrapport op de volgende manier meegenomen: 1. De afbakening van het Wmo-beleid (zie de Afbakeningsnotitie, vastgesteld op 17 april 2013) biedt handvatten om de Wmo-activiteiten financieel zichtbaar te maken in de gemeentebegroting. Zie verder hoofdstuk 7. 2. De gemeente heeft een overkoepelende doelstelling voor haar Wmo geformuleerd (hoofdstuk 2) en daaraan deeldoelstellingen en indicatoren verbonden die de relatie tussen inzet en effecten van beleid inzichtelijker maken (hoofdstuk 5). 3. Meedoen en welzijn worden gedefinieerd aan de hand van vier groepen inwoners. De invulling en uitwerking van deze begrippen wordt voortdurend getoetst in co-creatie met onze inwoners en maatschappelijke partners (zie hoofdstuk 1).
3.3 De Kanteling en Welzijn Nieuwe Stijl De gemeente wil de maatschappelijke opgaven in Tiel zoveel als mogelijk samen met burgers bepalen en oplossen, op basis van hun bereidheid tot inzet voor elkaar; door het bevorderen van de betrokkenheid van onze inwoners bij hun omgeving. Dat gebeurt onder andere door te werken vanuit de principes van de Kanteling en Welzijn Nieuwe Stijl. De Kanteling is een concept dat door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is ontwikkeld ten behoeve van de doorontwikkeling van de Wmo. De essentie van de Kanteling is dat niet het ‘recht’ van een zorgvrager op een voorziening centraal staat, maar diens ‘behoefte’ aan compensatie in het functioneren. Dat betekent dus dat het Loket WWZ niet langer handelt vanuit ‘u vraagt – wij draaien’, maar vanuit de vraag ‘hoe kunnen we u het beste ondersteunen om te zorgen dat u zo zelfredzaam mogelijk bent en blijft?’ De ene keer kan het antwoord dan zijn dat een woningaanpassing nodig is, de andere keer dat het informele netwerk van familie, vrienden en buren wat meer wordt aangesproken. Het Tielse Loket Wonen, Welzijn en Zorg (uitvoering gemeente Tiel) en de CJG wijkteams werken al volgens de principes van de Kanteling. Het Loket en de jeugd- en gezinswerkers van het CJG hanteren het keukentafelgesprek om bij mensen thuis de situatie goed in kaart te krijgen. Dan wordt niet alleen gekeken naar de ondersteuningsvraag en –behoefte, maar ook naar de mogelijkheden van de inwoner om dingen zelf op te lossen, al dan niet met ondersteuning vanuit het eigen netwerk. Daarbij wordt gekeken naar alle leefdomeinen in onderlinge samenhang (zie kader).Het is dus een integrale diagnose bij het bepalen van de ondersteuningsbehoefte van onze inwoners. Dat wil zeggen dat er wordt gekeken naar de samenhang in de ondersteuning door professionals en het informele netwerk van familie, vrienden, buren en vrijwilligers. Hiermee wordt aanzienlijk op de kosten van de individuele Wmo-voorzieningen bespaard en worden inwoners meegenomen in het gedachtegoed van deze Wmo-nota. Deze defacto staande praktijk is nu beleidsmatig verankerd in ons dienstverleningsconcept4.
_______________ 4
Zie de notitie ‘Dienstverlening en sturing in het sociale domein’, 3 april 2013. Is op 12 maart door het College aangenomen.
18
Leefdomeinen5 Bij integrale cliëntondersteuning wordt de situatie van de cliënt op volgende leefdomeinen in onderlinge samenhang beoordeeld: -
Wonen Huishouden voeren Ontmoeten Meedoen Werken Opgroeien Rondkomen Leren Zorgen
3.3.2 Welzijn Nieuwe Stijl Landelijk wordt door het ministerie van VWS de herpositionering van het welzijnswerk gestimuleerd onder de noemer Welzijn Nieuwe Stijl. Tiel ziet Welzijn Nieuwe Stijl als een onderbouwing van de door haar beoogde manier van werken: samen met burgers en organisaties bepalen welke maatschappelijke problemen aangepakt moeten worden, en vervolgens de gewenste maatschappelijke effecten benoemen. Richting wordt daarbij geboden door acht bakens. De bakens zijn tot stand gekomen op grond van ervaringen uit diverse pilots overal in het land en gesprekken met deskundigen uit het veld, beroepsorganisaties, wethouders, gemeenteambtenaren, onderzoekers, cliëntorganisaties en directeuren van welzijnsorganisaties. Voor Tiel in haar rol als opdrachtgever zijn deze bakens relevant bij de kwaliteitsontwikkeling van het welzijnswerk als belangrijke drager van het Wmo-beleid.
De acht bakens van Welzijn Nieuwe Stijl6 1. Gericht op de vraag achter de vraag: Richt je samen met de cliënt op de werkelijke vraag in plaats van dat het aanbod de vraag stuurt. 2. Gebaseerd op de eigen kracht van de burger: Ga eerst na wat de burger zelf kan (met hulp van de directe omgeving) en bepaal daarna of verdere ondersteuning nodig is. 3. Direct er op af: Benader ook mensen die niet om ondersteuning kunnen, durven of willen vragen. 4. Formeel en informeel in optimale verhouding: Zoek naar de ideale verhouding voor de toekomst tussen formele hulp (en afhankelijkheid daarvan) en ondersteuning vanuit het sociale netwerk van de burger. 5. Doordachte balans van collectief en individueel: Ga uit van het stepped-care principe: doe collectief wat collectief kan, en bied individuele hulp als dit nodig is. 6. Integraal werken: Werk samen met de keten (en netwerk) partners om tot een samenhangend en volledig pakket van ondersteuning te komen, waarin de regie duidelijk is geregeld. 7. Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht: Definieer duidelijke doelen voor de korte en lange termijn en ga na hoe die te halen. 8. Gebaseerd op ruimte voor de professional: Creëer ruimte voor de goed opgeleide professional om te werken en te handelen volgens zijn of haar kennis, ervaring en vaardigheden.
_______________ 5
Vergelijk bijvoorbeeld de zelfredzaamheidsmatrix die is ontwikkeld door de GGD Amsterdam Een uitgebreide toelichting op de acht bakens van Welzijn Nieuwe Stijl vindt u op www.invoeringwmo.nl/onderwerpen/bakens-welzijn-nieuwe-stijl 7 Daarnaast is de voorgenomen Wet op Passend onderwijs van belang, die echter voor gemeenten van indirecte betekenis zal zijn. Zij worden verplicht met scholen af te stemmen over de ondersteuning van kwetsbare leerlingen, maar hebben geen zeggenschap over de scholen. 6
19
3.4 Stelselwijzigingen Gemeenten hebben de komende jaren te maken met drie zogenaamde transities, of decentralisaties7. Het gaat om: • De decentralisatie van belangrijke delen uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (extramurale begeleiding en Persoonlijke Verzorging); • De invoering van de nieuwe Participatiewet als opvolger van de huidige WWB, Wajong, WSW en andere wetgeving rondom werk en inkomen; • De nieuwe Jeugdwet waarmee de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg van de provincies wordt overgeheveld naar gemeenten (die dat in regionaal verband moeten oppakken). Straks zijn gemeenten dus integraal verantwoordelijk voor het meedoen van hun burgers aan de samenleving, voor hun arbeidsparticipatie en inkomensondersteuning en voor de zorg voor de jeugd. Landelijk wordt daarom gepleit voor afstemming tussen de transities. In Tiel wordt de paraplu voor de afstemming tussen deze gemeentelijke taken en verantwoordelijkheden gevormd door de in januari vastgestelde Visie op de samenleving. Hieronder geven we voor ieder van bovengenoemde stelselwijzigingen in kort bestek de essentie weer, en gaan we in op de verbinding met ons Wmo-beleid8. Geen van de wetten is al vastgesteld of ingevoerd. De gevolgen voor Tiel van de drie stelselwijzigingen zijn in februari 2013 doorgerekend door bureau Hiemstra en De Vries en worden momenteel regionaal in kaart gebracht9. 3.4.1 De Wmo in Tiel en de decentralisatie AWBZ De decentralisatie van de AWBZ is voorzien per 1 januari 2015 en heeft directe gevolgen voor de Wmo en dus voor de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten. De Wmo wordt met de overheveling van de functies Extramurale begeleiding en Persoonlijke verzorging aanzienlijk uitgebreid. Het gaat om de begeleiding en verzorging van specifieke groepen, waaronder dementerende ouderen, mensen met een psychiatrische achtergrond, mensen met niet aangeboren hersenletsel, en mensen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of met beperkingen in: sociale redzaamheid, bewegen en verplaatsen, psychisch functioneren, geheugen en oriëntatie en/of probleemgedrag. Uit de laatste rapportage van het CIZ (d.d. 1-1-2013) wordt aangegeven dat er in Tiel 575 mensen zijn met een indicatie voor extramurale begeleiding. Hiervan maken er 125 gebruik van een PGB, 430 mensen ontvangen zorg in natura en 15 mensen ontvangen beide. Opvallend hierbij is de grote groep mensen die een indicatie hebben op basis van psychiatrische beperkingen en of een verstandelijke beperking. Beide groepen betreft 215 personen. Het is aan de gemeente om te bepalen hoe zij de begeleiding en persoonlijke verzorging in de toekomst wil vormgeven. Veronderstelling is dat de decentralisatie een verhoogde druk legt op hetgeen er nu al aan Wmo-aanbod bestaat en wat daarbij nog niet wordt ontwikkeld. Van zorgorganisaties wordt verwacht dat deze een slag zullen maken in de extramuralisatie van hun dienstverlening. Gemeenten krijgen minder geld dan er vanuit de AWBZ aan begeleiding en persoonlijke verzorging werd uitgegeven. Het kabinet beoogt op macroniveau een kostenreductie te realiseren van 25%10. Hoe dit precies voor individuele gemeenten uitpakt, is nog maar de vraag. Tiel krijgt naar verwachting ruim 3.3 miljoen euro minder budget dan er op dit moment via de AWBZ aan deze functie in Tiel aan deze functie wordt besteed. Mogelijke uitgangspunten bij de eigen beleidsontwikkeling rondom de extramurale begeleiding en persoonlijke verzorging zijn: • Budgetneutraal • Burger centraal • Eigen kracht centraal • Samenwerking gericht op participatie en zelfredzaamheid _______________ 8
Voor al deze kabinetsplannen geldt overigens op moment van schrijven van dit beleidsplan dat deze nog onderwerp zijn van politiek debat. Zie bijvoorbeeld het Sociaal Akkoord dat op 11 april 2013 door de sociale partners is gesloten; de discussie over de omvang en reikwijdte van voorgenomen decentralisatie en bezuinigingen op de Awbz; of de kritiek van gemeenten en de VNG op de decentralisatiebrief van minister Plasterk van 19 februari 2013. 9 Impactanalyse drie decentralisaties voor de regio Rivierenland. Hiemstra & De Vries, februari 2013. In deze rapportage vindt u ook een uitgebreide toelichting op de inhoud van de voorgenomen wetswijzigingen. 10 Overigens is veel nog niet bekend. Het wachten is nu met name op de brief van staatssecretaris Van Rijn aan de Tweede Kamer om hier meer duidelijkheid over te krijgen. 20
De gemeente is begonnen om de implicaties van de decentralisatie AWBZ in kaart te brengen. Zij doet dat in regionaal verband. De gemeente heeft onder andere de volgende relevante vraagstukken benoemd: • • • • • • •
Wat komt precies over? Wie zijn de cliënten en wat zijn hun kenmerken? Wat is het huidige ondersteuningsaanbod? Wat zijn de belangrijkste partners en zorgaanbieders? Wat is het bijbehorende financiele plaatje? Waar ontstaan risico’s en knelpunten wanneer het huidige aanbod wordt beëindigd? Hoe is het vervoer van cliënten van en naar voorzieningen geregeld?
3.4.2 De Wmo in Tiel, de Participatiewet en de RIW Het Kabinet was voornemens de Participatiewet per 1 januari 2014 van kracht te laten worden. Nu door de sociale partners op 11 april 2013 een Sociaal Akkoord is gesloten, is sprake van uitstel met een jaar. In de Participatiewet wordt alle wetgeving op het terrein van werk en inkomen samengebracht, zoals de WWB, de WSW en de Wajong. In de plannen heeft de wet grote gevolgen voor de sociale werkbedrijven. Ook de omvang van de gemeentelijke re-integratiebudgetten wordt geminimaliseerd. Hoe de Participatiewet zal worden ingevoerd is op dit moment onduidelijk. Wel is duidelijk dat er veel dwarsverbanden zijn tussen de doelstellingen van de Participatiewet en die van de Wmo. Beide wetten hebben ‘meedoen’ of ‘participatie’ immers als belangrijkste doel. Bovendien zijn burgers die gebruik maken van de voorzieningen en regelingen van beide wetten deels dezelfden. Meer in het algemeen geldt dat werk en inkomen, schuldhulpverlening en armoedebestrijding essentiële voorwaarden zijn voor het welslagen van het Tielse Wmo-beleid. Andersom geldt dit in gelijke mate: een zekere mate van welbevinden en zelfredzaamheid zijn randvoorwaardelijk voor arbeidsmarktdeelname. In de regio Rivierenland is gekozen voor de inrichting van een Regionale Infrastructuur Werk (RIW). In de inhoudelijke plannen van de RIW is de overlap tussen de cliënten van de afdeling Werk, Inkomen en Zorg en van de Wmo expliciet genoemd. Een belangrijk punt dat de komende maanden lokaal en regionaal wordt uitgewerkt, betreft de relatie tussen arbeidsmarktgerichte activering en maatschappelijke vrijwillige inzet. Voor mensen op grote afstand van de arbeidsmarkt zijn met de juiste ondersteuning goede mogelijkheden te creëren om maatschappelijk actief te worden, bijvoorbeeld als vrijwilliger in de eigen buurt. Omgekeerd kan vrijwillige inzet een opstap naar regulier werk betekenen, voor zowel uitkeringsgerechtigden, als voor mensen zonder uitkering. Tiel heeft met die benadering al veel belovende ervaringen opgedaan via Dynamiek. Het ligt in de bedoeling om nadere afstemming tussen RIW en Loket WWZ op dit punt te maken (hoofdstuk 6). 3.4.3 De Wmo in Tiel en de nieuwe wet op de Jeugdzorg In 2015 wordt de Jeugdzorg gedecentraliseerd naar gemeenten. De wet ligt op moment van schrijven (april 2013) bij de Raad van State. Het gaat om alle onderdelen van de Jeugdzorg. Er komt één wettelijk kader (Jeugdwet) en één financieringssysteem. Met deze wijziging wil de landelijke overheid de druk op gespecialiseerde zorg terugdringen en de verkokering opheffen. De gemeenten krijgen hiermee de kans om een integrale aanpak van de jeugdhulp te organiseren. Er vindt een bestuurlijke en organisatorische transitie plaats en een zorginhoudelijke transformatie. Dit is een operatie die niet alleen grote verschuivingen geeft van geld, maar ook van professionals, van taken en van cultuur, gedrag, omgang en samenwerkingsrelaties. De gemeenten hebben hierin de regierol. Binnen het nieuwe stelsel van de Jeugdzorg wordt de opdracht gegeven, dat elke gemeente een herkenbare en laagdrempelige plek moet hebben van waaruit een aantal basisfuncties van ondersteuning en zorg wordt aangeboden (het CJG). De gemeenten krijgen de vrijheid om de organisatorische inbedding van het zorgaanbod en het CJG in het bredere netwerk zelf uit te werken. De ondersteuning dient voortaan zoveel mogelijk in de eigen omgeving van het kind en het gezin geboden te worden (thuis, school, kinderopvang, in de buurt). De doorontwikkeling van de CJG’s zal gaan naar minder individuele interventies op basis van risicotaxaties, meer versterking van zelfredzaamheid en sociale netwerken en een betere preventieve inzet van ervaren generalisten in een vroeg stadium. Dit is een complexe opgave vanwege het grote aantal organisaties dat op een of andere manier een rol speelt 21
bij de zorg voor, en het opvoeden en opgroeien van onze jeugd. Naast alles binnen het CJG gaat het dan om uiteenlopende instellingen op het terrein van bijvoorbeeld jeugdhulpverlening, jeugdbescherming, jeugdreclassering, spoedeisende zorg, Kindertelefoon, het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, geïndiceerde jeugdzorg zoals dagbehandeling, pleegzorg en residentiële zorg, de jeugd-GGZ, de jeugd-LVB, maar ook het onderwijs, de kinderopvang, vrije tijd en sport, de politie en het Veiligheidshuis. De (transitie en transformatie van de) Jeugdzorg is ook bestuurlijk een complexe opgave die een eigen benadering verdient,met voldoende aandacht voor regionale samenwerking en afspraken met de uitvoerende organisaties. En tot slot is de opgave van zorg voor de jeugd inhoudelijk complex: naast lokaal jeugdbeleid gaat het om de ambulante jeugdzorg, de intramurale jeugdzorg, de jeugd-GGZ, de zorg voor lichtverstandelijke gehandicapte jongeren en de jeugdbescherming en jeugdreclassering. Er ligt een relatie met de Jeugdzorg in prestatieveld 2 van de Wmo. Prestatieveld 2 verplicht gemeenten tot het voeren van jeugdbeleid. Dat beleid komt in Tiel onder meer tot uitdrukking in het Centrum voor Jeugd en gezin (CJG) en de aanwezigheid van een coördinator van zorg in Tiel. De coördinator van zorg houdt zich bezig met de afstemming tussen partijen die actief zijn op het terrein van het lokale jeugdbeleid (0 – 23). Het CJG is een laagdrempelige voorziening waar ouders en kinderen terecht kunnen met vragen over opvoeden en opgroeien. Gegeven de complexiteit van de zorg voor de jeugd kiest Tiel ervoor haar jeugdbeleid los van het Wmo-beleid te ontwikkelen: er komt een aparte nota met een eigen beleids- en politiek verantwoordelijke11. Het Wmo-beleidsplan blijft beperkt tot een beschrijving in hoofdstuk 5 van de dwarsverbanden tussen de brede maatschappelijke ondersteuning en de specifieke inzet voor de jeugd.
_______________ 11
Ook de Wet op het passend onderwijs wordt uitgewerkt binnen het beleidsplan Jeugd.
22
4 Leidende principes In dit hoofdstuk worden de leidende principes geformuleerd voor ons Wmo-beleid. Deze principes hebben betrekking op alle niveau’s van maatschappelijke ondersteuning: van de individuele inwoner tot de regionale samenwerking. Onderstaande tabel maakt dit zichtbaar. Op het niveau van de... Burger
Hanteren wij als principe... De kracht van de burger en diens netwerken Wijkgericht en de nulde, eerste en tweede lijn
Wijk Eén huishouden - één plan - één regisseur Oog voor diversiteit Het belang van preventie Gemeente
In relatie met gezondheidsbeleid en zorgverzekeraar Verbinding met andere beleidsthema’s Het Tielse model voor dienstverlening en sturing
Regio
Regionaal samenwerken en lokaal borgen
4.1 De kracht van de burger en diens netwerken In de visie van de gemeente zijn de inwoners van Tiel zelfredzaam en zelfstandig. Zij participeren op eigen kracht in de samenleving. Indien nodig doen zij een beroep op anderen in hun directe omgeving om dit voor elkaar te krijgen. Mensen zijn bereid tot inzet voor elkaar. Tiel kent een samenleving die gericht is op ‘samenredzaamheid’ en burgerschap. Dat noemen wij het sociale netwerk. De aanwezigheid van een eigen sociaal netwerk bepaalt dus in hoge mate of mensen het voor elkaar krijgen om de voorwaarden voor hun zelfredzaamheid en zelfstandigheid georganiseerd te krijgen. Het ontbreken van een eigen sociaal netwerk is een belangrijke factor bij het toekennen van professionele ondersteuning. De gemeente biedt dus een vangnet aan mensen die én niet zelfredzaam of zelfstandig zijn, niet participeren in de samenleving of op de arbeidsmarkt én geen netwerk hebben dat hen afdoende kan ondersteunen om deze problemen op te lossen. Dat vangnet organiseren wij samen met onze maatschappelijke partners.
Bureaucratie Regels Rechten
Netwerken Co-creatie compensatie
Zorgen voor de cliënt Uit handen nemen Professionals
Zorgen dat de cliënt Handen op de rug Eigen netwerk
23
De gemeente wil toe naar een relatie tussen inwoners en professionele aanbieders van ondersteuning die is gebaseerd op het idee dat de burger dankzij zijn sociale netwerk zelfredzaam is. Professionele ondersteuning is daarop aanvullend: de professional neemt de burger diens verantwoordelijkheid niet uit handen, maar zoekt aansluiting bij het informele netwerk van familie, vrienden, buren, vrijwilligers en mantelzorgers. De professional helpt ´met de handen op de rug´: het gaat om de beweging van zorgen voor de cliënt naar zorgen dat de cliënt zelf verantwoordelijkheid kan nemen voor zijn zelfredzaamheid en participatie. Deze beweging wordt in de Tielse Visie op de samenleving in het plaatje verbeeld.
4.2 Eén huishouden – één plan – één regisseur Het principe van één huishouden, één plan en één regisseur is voor Tiel het uitgangspunt voor alle beleidsthema’s binnen het sociale domein. Het is onze ambitie een einde te maken aan de praktijk waarbij vele hulpverleners langs elkaar heen werken bij de ondersteuning van één gezin. Tiel vindt dat de ondersteuning integraal moet worden georganiseerd en dat er lokaal samenhang moet komen tussen beleid rondom werk en inkomen, maatschappelijke ondersteuning en (jeugd)hulpverlening.
4.3 Oog voor diversiteit In de uitvoering van het Wmo beleid hebben we aandacht voor de diversiteit van onze inwoners. In de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s wordt daarom precies aangegeven op welke groepen bewoners iedere activiteit zich richt. Daarbij wordt rekening gehouden met verschillen in sekse, leeftijd, etnische herkomst, religieuze achtergrond, sociaal economische klasse, voor zover die factoren bepalend zijn voor de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. Belangrijk is evenwel dat we binnen het Wmo-beleid geen doelgroepenbeleid voeren. Een interventie of activiteit is nooit bedoeld of gericht op het ‘apart zetten’ van een specifieke groep binnen de samenleving, maar juist includerend; dat wil zeggen: gericht op het versterken van de verbinding tussen mensen. Het Tielse Wmo-beleid gaat uit van de bereidheid van mensen tot inzet voor elkaar en het zelforganiserend vermogen van de samenleving. Daarbij past niet dat bepaalde groepen mensen ‘op elkaar zijn aangewezen’ omdat zij bepaalde kenmerken delen; integendeel: daarbij past dat mensen gebruik maken van elkaars kracht en dat wordt bevorderd dat mensen elkaar daarop aanspreken. Ieder kan vanuit zijn eigen capaciteiten en kwaliteiten een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid en maatschappelijke deelname van anderen in zijn omgeving. Waar we aandacht hebben voor de onderlinge verschillen, daar doen we dat vanuit de vraag wat nodig is om die verschillen te overbruggen – om die verschillen weg te nemen zodat daardoor geen barrières ontstaan in het organiseren van samenredzaamheid. In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma wordt specifieke aandacht voor specifieke groepen altijd expliciet gemotiveerd vanuit het wegnemen van zulke (potentiële) barrières.
4.4 Wijkgericht werken en de nulde, eerste en tweede lijn
24
In de Visie op de samenleving wordt het model van de nulde, eerste en tweede lijn geïntroduceerd. De nuldelijn bestaat uit ondersteuning die burgers in hoge mate zelf onderling regelen. De tweedelijn bestaat uit specialistische zorg. De eerstelijn zit daar tussenin en is gericht op ondersteuning en verwijzing naar zorg. Nulde, eerste en tweede lijn in de wijk De nulde lijn, dat is waar het grootste deel van onze inwoners ‘met en voor elkaar’ de samenleving maken. Daar is een basisinfrastructuur van voorzieningen voor nodig en die is in onze gemeente redelijk op orde. Vanuit haar Wmo-doelstelling legt de gemeente het accent vooral op het faciliteren van de eigen kracht van onze inwoners, hun ‘samenredzaamheid’ en aandacht voor elkaar. In hoofdstuk 5 worden hier nadere voorstellen voor gedaan. Het accent ligt op een wijkgerichte benadering, en op collectieve vormen van maatschappelijke ondersteuning. Een belangrijke rol is weggelegd voor het welzijnswerk als verbindende factor tussen inwoners onderling. Ook zelfhulp is in deze een factor van betekenis. Bij de eerste lijn gaat het om eenvoudige, vaak éénmalige, vormen van maatschappelijke ondersteuning. Denk bijvoorbeeld aan maatschappelijk werk, schuldhulpverlening, huisartsenzorg en een traplift voor in de woning. Maar ook aandacht voor de jeugd in de wijk of voor de participatie en zelfredzaamheid van mensen met een ondersteuningsbehoefte (zoals ouderen of mensen met een fysieke of mentale beperking) is onderdeel van de eerste lijn. De opdracht aan de professionele uitvoerders in de eerste lijn is zoveel als mogelijk voorkomen dat mensen een beroep moeten doen op specialistische hulpverlening en zoveel als mogelijk te bevorderen dat mensen onderling tot passende oplossingen komen voor hun ondersteuningsvragen. De gemeente heeft in haar notitie over dienstverlening en sturing de netwerkregisseur geïntroduceerd, die als een oliemannetje de verbinding in de gaten houdt tussen de informele en formele ondersteuningsnetwerken. Het is de bedoeling dat deze functionaris meehelpt om de beweging van de eerste naar de nulde lijn te maken en de noodzaak van doorstromen van de eerste naar de tweede lijn te beperken. Bij de tweede lijn gaat het om specialistische zorg voor een kleine groep mensen met vaak complexe en langdurige problemen. Denk aan multiproblem gezinnen die worstelen met een combinatie van problemen op het terrein van bijvoorbeeld onderwijs, werk, inkomen, gezondheid en maatschappelijke deelname. Of aan cliënten uit de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg met verslavingsproblematiek voor wie dakloosheid dreigt en die zorgmijdend gedrag vertonen. De gemeente Tiel wil zoveel als mogelijk de beweging bevorderen naar de nuldelijn; dus bevorderen dat mensen op eigen kracht en met steun van elkaar hun zelfredzaamheid en samenredzaamheid en participatie regelen. Zo wil de gemeente het noodzakelijke beroep op specialistische zorg en hulpverlening verbonden aan de Wmo-uitgaven zoveel als mogelijk beperken. De professionals in eerstelijn hebben daarin een belangrijke spilfunctie. Door gerichte ondersteuning kunnen zij vaak het verschil maken tussen groeiende zelfredzaamheid of grotere afhankelijkheid. De sleutel voor succes ligt daarbij in de wijk, waar burgers een beroep kunnen doen op elkaar of op collectieve voorzieningen in hun directe nabijheid. Vandaar dat Tiel nu al op verschillende plekken werkt aan een wijkgerichte aanpak voor het sociale domein. We noemen hier de ervaringen in de WWZ (wonen, welzijn en zorg)- gebieden en met de gebiedsteams Jeugd en Gezin binnen het CJG. Daarnaast wordt de samenhang tussen de nulde, eerste en tweedelijn bevorderd via afstemming met het zorgkantoor en de zorgverzekeraar.
25
4.5 Het belang van preventie De gemeente Tiel hecht groot belang aan preventie. De gemeente wil dat mensen zo lang mogelijk mee kunnen doen in de samenleving; preventie speelt daarin een belangrijke rol. Voorkomen is éénvoudiger en immers beter dan genezen. Het gaat bij preventie om de beweging van ´risicovol´ en ´(potentieel) kwetsbaar´ naar ‘weerbaar’ en ‘versterking van het zelfoplossend vermogen’. De gemeente wil: • De vitaliteit van haar burgers bevorderen. • Voorkomen dat het minder goed gaat met mensen, of mensen nu actief zijn of al in een kwetsbare positie zitten. • Bij mensen waar geen progressie te verwachten is, de situatie beheersen. Onder preventie worden interventies verstaan die eraan bijdragen dat ondersteunings- en zorgvragen zoveel als mogelijk worden voorkomen of uitgesteld zodat een beroep op (veelal dure) professionele ondersteuning wordt voorkomen en zo lang mogelijk wordt uitgesteld. Het is gericht op het beïnvloeden van het gedrag van mensen en is van invloed op het persoonlijk welbevinden. Bij preventie gaat het ook om het verder helpen van inwoners. Zeker in een gemeente als Tiel, met een groot aantal inwoners met een lage SES (sociaal economische status) is het belangrijk te investeren in talentontwikkeling en eigen kracht. Het vergroot kansen en versterkt het gevoel van eigenwaarde. De gemeente Tiel wil in haar preventieve aanpak integraal (op wijkniveau en levensdomeinen) werken en hierbij de verbinding leggen met de nulde, eerste en tweedelijn. Dat laatste ook vanuit de vraag aan wie de ‘voordelen’ van preventie ten goede komen; dat is namelijk niet altijd dezelfde partij die de kosten van preventie draagt. Bij inwoners die individuele ondersteuning ontvangen vanuit de eerste en tweede lijn moet steeds worden gekeken of die ondersteuning ook in collectieve arrangementen kan worden geregeld; met name door hen te verbinden aan de informele netwerken in de wijk. Het gaat erom deze mensen niet te beschouwen als clienten die hulp of zorg nodig hebben, maar als burgers die actief kunnen, en willen, bijdragen aan de kracht en samenredzaamheid van de wijk. Dus niet de vraag ‘wat heeft u nodig’ is dominant, maar de vraag ‘wat kunt u en wat wilt u betekenen voor (anderen in) uw omgeving (en welke ondersteuning heeft u daarbij nodig van professionals of van andere inwoners uit uw buurt)? Dit betekent dat organisaties die werkzaam zijn in de eerste en tweedelijn goede contacten moeten onderhouden met bijvoorbeeld het welzijnswerk, dat juist is gericht op het versterken van de netwerken in de wijk. Daar zullen afspraken over worden gemaakt met onze uitvoeringspartners. Preventie is een breed begrip. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen brede en specifieke preventie; preventie voor brede doelgroepen en preventie gericht op specifieke doelgroepen. • Onder brede preventie verstaan wij activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van een prettige, veilige en gezonde samenleving. Brede preventie richt zich op alle inwoners en bestaat uit bijvoorbeeld activiteiten die sociale samenhang in wijken en buurten stimuleren, zodat mensen minder snel vereenzamen of op talentontwikkeling onder jongeren door de inzet van vrijwillige maatjes waardoor het risico op uitval op school en de arbeidsmarkt wordt verkleind. Het faciliteren van actieve inwoners valt derhalve onder het begrip brede preventie. • Specifieke preventie heeft betrekking op het terugdringen, verkleinen en beheersen van gesignaleerde risico’s. Specifieke preventie is dus gericht op bepaalde, reeds geïdentificeerde groepen en individuen die risico’s lopen in termen van verlies van zelfredzaamheid, gezondheid, non-participatie of opvoeden en opgroeien (ook in relatie tot schooluitval, overlast of criminaliteit). Bij specifieke preventie kan gedacht worden aan interventies als informatie en advies over opvoeden en opgroeien via het CJG, of alarmsystemen (domotica) bij zelfstandig wonende ouderen (wonen-zorg) en vroegsignalering van betalingsachterstanden ter voorkoming van schuldenproblematiek.
26
4.6 Wmo in relatie tot lokaal gezondheidsbeleid In het kader van de Wet Publieke Gezondheid (Wpg) heeft de gemeente Tiel de wettelijke plicht om gezondheidsbeleid te formuleren. Vanaf 2003 heeft de gemeente haar gezondheidsbeleid gericht op het voorkomen van zowel psychische als lichamelijke ongezondheid. De doelstellingen zijn gericht op het vergroten van de toegankelijkheid van basisvoorzieningen (in relatie tot sociaal economische gezondheidsverschillen) en het verkleinen van gezondheidsverschillen. De gemeente Tiel staat in haar gezondheidsbeleid een aanpak voor ogen vanuit verschillende levensdomeinen en dus met diverse partijen. Het Tielse gezondheidsbeleid is de doorvertaling van afspraken die in regionaal verband zijn gemaakt. Speerpunten van het regionale gezondheidsbeleid zijn: meer bewegen, minder roken, tegengaan overgewicht en voorkomen depressieve klachten. De gemeente wil bovendien inzetten op een aanpak van sociaal economische gezondheidsverschillen op wijkniveau en de versterking van de eerste lijn. Bij de uitvoering van de preventieactiviteiten wordt de verbinding met welzijn gezocht. Zorg en welzijn zijn in de Wmo onverbrekelijk met elkaar verbonden. Welzijn is het geheel aan voorliggende, collectieve, laagdrempelige en algemene maatschappelijke voorzieningen, waarmee de gemeente beoogt aanspraken op en gebruik van individuele, dure en meer zorggerelateerde ondersteuning te voorkomen of in ieder geval uit te stellen.
4.7 Verbinding met andere beleidsthema´s Preventie verloopt veelal op het snijvlak tussen de Wmo en andere beleidsthema’s. Het sociale domein is breder dan het gemeentelijke beleid. Op het terrein van veiligheid, gezondheid en onderwijs raken onze bevoegdheden en verantwoordelijkheden die van anderen. De ambities en taken van de gemeente overlappen met onder meer die van de eerstelijnsgezondheidszorg, de scholen en politie en justitie. Onderstaande figuur laat zien hoe het gemeentelijk beleid overlap heeft met de taken van onze partners.
Gemeente taken en verantwoordelijkheden overlappen met die van maatschappelijke partners.
Samenwerking vindt in veel gevallen plaats vanuit de gedeelde doelstelling van preventie: - Met de scholen werken we bijvoorbeeld samen aan het voorkomen van schooluitval en- verzuim en het signaleren van jeugdproblematiek. - Met artsen en andere professionals in de eerstelijnsgezondheidszorg aan het voorkomen van gezondheidsproblemen. - Met politie en justitie aan het voorkomen van criminaliteit en overlast en het bevorderen van de veiligheid in onze gemeente, met name door afstemming rondom curatie en repressie. Met woningcorporaties en zorgaanbieders werkt de gemeente samen aan de verbinding tussen wonen en zorg zodat mensen langer zelfstandig kunnen blijven wonen. - Met verschillende vrijwillige en professionele organisatie werkt de gemeente samen in het voorkomen van financiële problemen bij personen en gezinnen en bevordering van het ook financieel zelfredzaam zijn van de inwoner. Ook kan nog gedacht worden aan de relatie vanuit de Wmo met de fysieke leefomgeving. Het gezamenlijk onderhouden van de openbare ruimte kan bijvoorbeeld een bijdrage leveren aan het tegengaan van sociaal isolement of vereenzaming. Dat werken we in deze nota niet nader uit. Wel zullen we dit meenemen in de doorontwikkeling van de Er-op-af-methode gericht op kwetsbare groepen en hun inzet in de wijk. 27
4.7.1 Wmo in relatie tot schuldhulpverlening Er is een duidelijke verbinding tussen onze inzet op de Wmo en onze inzet op het terugdringen van schulden, maar schuldhulpverlening valt niet onder de Wmo maar onder het beleid van Werk en inkomen. De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is per 01-07-2012 in werking getreden. Op 17 april 2013 heeft de gemeenteraad het meerjarig beleidsplan Schuldhulpverlening in Tiel 2013-2016 vastgesteld. Preventie, bevordering van de zelf- en samenredzaamheid, zorg voor gezinnen met minderjarige kinderen en integrale schuldhulpverlening zijn belangrijke onderdelen van het beleidsplan. Financiële problemen belemmeren sociale participatie. Schuldhulpverlening is ook gericht op het behoud en bevorderen van die participatie. Gemeente Tiel wil dat er goed ingezet wordt op schuldhulpverlening om te voorkomen dat mensen afglijden naar grotere kwetsbaarheid. De preventie is gericht op het voorkomen van krijgen van schulden, op zelfredzaamheid en eigen kracht (het ontwikkelen van vaardigheden), maar tevens op het laagdrempelig maken van de toegang tot schuldhulpverlening, zodat ondersteuning voor iedereen vindbaar is. Als een schuld eenmaal is ontstaan, dan valt het niet mee om er weer vanaf te komen. Schuldhulpverlening is daarom ook van belang voor de participatie van inwoners met schuldenproblematiek aan de maatschappij. In de Tielse aanpak van schuldhulpverlening wordt ingezet op een schuldhuldverleningsstructuur waarin inwoners met behulp van iemand uit hun informele netwerk of van vrijwillige of professionele organisaties, financieel zelfredzaam blijven of dat weer worden. 4.7.2 Wmo in relatie tot het veiligheidsbeleid (pagina 26) Hoewel het een zelfstandig beleidsterrein is, heeft veiligheid aanknopingspunten met de Wmo vanuit het perspectief van leefbaarheid en optimale benutting van de eigen kracht en inzet van de burger (Wmo-prestatieveld 1). Concreet is de verbinding vanuit het veiligheidsbeleid met de doelstellingen van de Wmo zichtbaar in initiatieven als de Veiliger wijkteams, Buurtbemiddeling, Buurtpreventieprojecten en het Veiligheidshuis: - De Veiliger wijkteams (VWT’s) werken wijkgericht en zijn erop gericht inwoners te stimuleren om hun woonomgeving veiliger en leefbaarder te maken. Dit gebeurt samen met partners als de politie, het jongerenwerk en de woningcorporaties. Het kan daarbij gaan om het tegengaan van overlast of criminaliteitsproblemen in de wijk. Het oplossen van zulke problemen gebeurt door professionals en in samenspraak met de bewoners zelf. Zo worden ouderen door de Veiliger wijkteams bijvoorbeeld geïnformeerd over maatregelen om de eigen veiligheid te waarborgen. Er wordt daarbij een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de bewoner, maar deze wordt daarin ondersteund met informatie over hoe alert te blijven en bijvoorbeeld woninginbraken te voorkomen. - Ook worden problematische jongerengroepen vanuit de Veiliger Wijkteams in beeld gebracht en aangepakt. De aanpak richt zich op een groeps-, domeins- en persoonsgerichte aanpak met maatregelen op zowel preventie, handhaving en repressie als op zorggebied (i.s.m. CJG). De aanpak wordt integraal opgezet met zowel de partners van het Veiliger Wijk Team, de betrokkenen in de wijk ( denk aan wijkverenigingen, scholen, ouders etc.) als partners in het veiligheidshuis. Iedere aanpak vergt maatwerk wat vastgelegd wordt in een integraal plan van aanpak. - Tielse risicojongeren, veelplegers en ex-gedetineerden vormen specifieke aandachtsgroepen binnen het Veiligheidshuis. De inzet is erop gericht hen te ondersteunen bij terugkeer in de samenleving met aandacht voor alle leefgebieden in een zogenaamde WRAP-around aanpak. De zorgcomponent in de aanpak is gericht op terugkeer in de samenleving en gebeurt samen met de partners in het Veiligheidshuis waaronder OM, Reclassering, Iriszorg, WSG, Patch, Humanitas en de politie. De aanpak gericht op jongeren gaat veelal gepaard met sociale en gedragsproblemen, waaronder vaak LVG(=?)-jongeren. De kamer Huiselijk geweld binnen het veiligheidshuis is eveneens van belang in het Wmo beleid. Hier bestaat een intensieve relatie tussen het domein Veiligheid en Openbare Geestelijke Gezondheidszorg en Maatschappelijke Opvang. 4.7.3 De Wmo in relatie tot wonen en zorg Hoewel huisvesting niet onder de Wmo valt, zien we toch een duidelijke verbinding tussen onze inzet op de Wmo en het Tielse woonbeleid. Door het Rijk wordt gewerkt aan verdere extramuralisering onder de noemer ‘scheiden wonen en zorg.’ Hoewel 28
de plannen nog met de nodige vraagtekens zijn omgeven, lijkt het duidelijk dat veel mensen die nu nog aanspraak kunnen maken op een plekje in een of andere vorm van beschermd wonen (beschut wonen, verzorgingsof verpleegtehuizen) dat straks niet meer kunnen. Zij zullen zelfstandig blijven wonen en daartoe vaak een beroep doen op ondersteuning van de gemeente, bijvoorbeeld in de vorm van woningaanpassingen, vervoersvoorzieningen of hulp bij het huishouden. Deze ontwikkelingen maken een visie op wonen in relatie tot zorg noodzakelijk, zodat goed wonen in Tiel ook in de komende jaren voor iedereen mogelijk is. De gemeente is nu begonnen aan het ontwikkelen van deze visie. Uitgangspunt is behoud en verbetering van de kwaliteit van de woonvoorraad zodat mensen met een ondersteuningsvraag of kwetsbare inwoners toch zelfstandig kunnen blijven wonen. Ook wordt overwogen of moet worden geïnvesteerd in de terugkeer naar normaal/kleinschalig wonen (met begeleiding) van mensen die hebben gewoond in een zorgvoorziening. Wonen moet daarbij gekoppeld zijn aan andere welzijns- en zorgproducten die gezamenlijk beogen de kwaliteit van leven en dus van participatie te verbeteren. Hoewel accent ligt op inwoners met een ondersteuningsvraag en kwetsbare inwoners, zal ook inzet worden gepleegd naar actieve burgers met als doelstelling bevorderen van zo lang mogelijk zelfstandig wonen en voorkomen van uitval (voorkomen/uitstellen dat mensen een ondersteuningsvraag krijgen en/of kwetsbaar worden). De Tielse woonvisie die nu wordt opgesteld moet goed aansluiten bij dit Wmo-beleidsplan. In de Tielse woonvisie worden drie beleidsvoornemens uitgewerkt: 1. Bevorderen van 'zo lang mogelijk zelfstandig wonen'; 2. Voorkomen van uitval, stroomlijnen preventie en vroeg-signalering; 3. Behoud van evenwicht, ondersteuning en vangnet.
4.8 De Wmo en de zorgverzekeraar De gemeente zet met haar Wmo-beleid, naast samenwerking tussen de publieke en private sector en de verbinding met de ontwikkelingen in de eerstelijnsgezondheidszorg, in op samenwerking met de preferente zorgverzekeraar. Zeker waar het gaat om preventie erkennen gemeenten en zorgverzekeraars het belang van integraal beleid. Zorgverzekeraars wijzen op het multifactoriële karakter van gezondheidsproblemen, waardoor eenzijdige preventieactiviteiten weinig resultaat boeken. Gemeenten benadrukken de integrale aanpak van sociaal economische gezondheidsverschillen, waarbij eenzijdige activiteiten eveneens tekort schieten. Om op duurzame wijze tot een verbetering van de volksgezondheid te komen, is een integrale analyse van de gezondheidsproblemen, het beschikbare aanbod én een gezamenlijk plan van aanpak wenselijk. Het loont om gezamenlijk in gezondheidsbeleid te investeren, omdat beide partijen profiteren van de gezondheidswinst die dat oplevert. Net als gemeenten zien ook zorgverzekeraars ontwikkelingen in de samenleving, zoals de toename van ouderen en chronisch zieken, het krapper wordende arbeidspotentieel en veranderende levensstijlen, als redenen om de samenwerking op te zoeken. Zij ervaren een zekere urgentie dat veranderingen nodig zijn om de zorg op de langere termijn betaalbaar te houden. Ook worden zij gestimuleerd elkaar op te zoeken door de stelselwijzigingen en de voorgenomen opheffing van de zorgkantoren waardoor gemeenten rechtstreeks met verzekeraars om tafel zullen moeten gaan als het gaat om het lokale zorgaanbod. De gemeente wil onderzoeken hoe zij de maatschappelijke ondersteuning verder in samenspraak met de preferente zorgverzekeraar kan inrichten, vanuit een wijkgerichte aanpak. Met zorg in de wijk worden stapje/voor/stapje goede ervaringen opgedaan in Tiel; denk aan het project De Wilglaan en de Aanschuiftafel. De gemeente heeft het voornemen om met de preferente zorgverzekeraar te komen tot afspraken over de verbinding tussen welzijn, maatschappelijke ondersteuning en tweedelijnszorg. Dat zal waarschijnlijk in regionaal perspectief moeten worden uitgewerkt.
29
4.9 Dienstverlening, sturing en het Tielse model voor regievoering Op 12 maart 2013 heeft het College de notitie over dienstverlening en sturing vastgesteld. De notitie is leidend voor de uitvoering van de Wmo. Dienstverlening en sturing worden gezien als twee kanten van dezelfde medaille. Dienstverlening heeft betrekking op de relatie van de gemeente met onze inwoners in hun rollen als burger, wijkbewoner of cliënt. Sturing heeft betrekking op de relatie van de gemeente als opdrachtgever, financier en regisseur met onze uitvoerende maatschappelijke partners in het sociale domein. Goede dienstverlening staat of valt immers met goede sturing. De notitie benadrukt de samenhang tussen beleid en uitvoering en levert in die zin ook een belangrijke bijdrage aan de interne organisatieontwikkeling van de gemeente. De notitie laat zien hoe de gemeente wil voorkomen dat burgers van het kastje naar de muur worden gestuurd of steeds opnieuw hun verhaal moeten doen. De notitie laat ook zien hoe de gemeente wil bevorderen dat diensten van verschillende partijen op elkaar aansluiten en elkaar versterken. En de notitie gaat in op de samenhang tussen professionele ondersteuning en de maatschappelijke inzet van (collectieven) van inwoners: samen met hen versterken we de burgerkracht in Tiel binnen alle levensdomeinen. De gemeente Tiel volgt de regionale nota –een vervolg op de vastgestelde regionale visie op het sociaal domein (de samenredzame samenleving). Daarin is verder vorm gegeven aan de uitgangspunten zoals ook Tiel deze heeft geformuleerd in haar visie op de samenleving en i.h.b. in het dienstverlening- en sturingsconcept. Uitgangspunt is dat met inwoners en partners de ontwikkelopgave voor het sociaal domein vanuit de eigen rol gezamenlijk wordt vorm gegeven. En dit geldt ook voor de evaluatie van beleid en uitvoering op de regieniveaus zoals genoemd in de vastgestelde nota dienstverlening en sturing in het sociaal domein. Die regieniveaus zijn: systeemregie, netwerk/veldwerkregie en casuïstische regie. Voor de regionale notitie zie hiervoor bijlage 2.
4.10 Regionaal samenwerken- lokaal borgen In de Regio Rivierenland werkt Tiel samen aan de transitie van de Jeugdzorg, de decentralisatie van de AWBZ-taken en de Regionale Infrastructuur Werk en Inkomen (RIW). Voor de maatschappelijke opvang van daklozen en verslaafden en het OGGz-beleid is Tiel in regionaal verband aangewezen op centrumgemeente Nijmegen. (Nijmeegse regiovisie Oggz 2013). Regionale samenwerking is soms een wettelijke verplichting (zoals in het geval van de maatschappelijke opvang), maar wordt vaak ook ingegeven door de schaalgrootte van onze gemeente. Het is niet altijd efficiënt om alle voorzieningen exclusief lokaal in te kopen. Daarvoor zijn de aantallen gebruikers dan te klein. Denk bijvoorbeeld aan specifieke vormen van jeugdhulpverlening of opvang van slachtoffers van huiselijk geweld. Ook over voorzieningen waarvan we vinden dat die wél lokaal nodig zijn maken we vaak in regionaal verband afspraken, omdat de meeste uitvoerende instellingen op regionale schaal opereren. Toch neemt dat alles niet weg dat onze gemeente haar eigen maatschappelijke vraagstukken kent en haar inwoners oplossingen wil bieden die passen bij onze lokale situatie. In het sociale domein hanteren wij daarom het motto ‘regionaal organiseren kan - lokaal borgen moet’. Daarmee bedoelen wij dat iedere voorziening moet aansluiten op de Tielse sociale infrastructuur. Dat is het geval als uitvoerende professionals onze lokale sociale kaart kennen en gebruiken. Als zij actief afstemmen en samenwerken met de andere maatschappelijke partners in onze gemeente. En als zij voor onze inwoners goed zichtbaar, bereikbaar en benaderbaar zijn.
30
5 Onze inwoners Op 1 januari 2013 had de gemeente Tiel ruim 41.748 inwoners. 26 procent van de bevolking is jonger dan 20 jaar en 13 procent ouder dan 65 jaar. Van de bewoners is 78 procent van autochtone, en 22 procent van allochtone afkomst. De sociaaleconomische status van de Tielse burgers ligt aanmerkelijk lager dan elders in het land. Onderzoek laat een relatie tussen sociaaleconomische status en zelfredzaamheid zien. Mensen uit een lagere economische klasse hebben meer gezondheidsrisico´s en beschikken over minder eigen middelen om vorm te geven aan hun leven. Daarmee is de kans groter dat zij gebruik moeten maken van een vorm van maatschappelijke onder\steuning – vanuit het eigen netwerk of door professionele organisaties. Andersom werkt chronische psychische en lichamelijke problematiek een neerwaartse beweging op de sociaal-economische ladder teweeg, die lage SES tot gevolg kan hebben en die genoemde problematiek in stand houdt dan wel bevordert (cirkel of neerwaartse spiraal). Uit de bijeenkomsten komt overigens ook een beeld naar voren van actieve betrokken inwoners die veel inzet plegen in hun omgeving (het een –lage SES- hoeft het ander –actieve burgers- overigens niet uit te sluiten). Dat beeld is bij iedereen wel op het netvlies. Het is evenwel goed om ons te realiseren dat veel van wat er in Tiel gebeurt zich onttrekt aan de waarneming als gemeente en een eigen vruchtbaar leven leidt.
5.1 Vier groepen inwoners De gemeente kiest ervoor het Wmo-beleid de komende periode in te richten en uit te voeren aan de hand van vier te onderscheiden groepen inwoners. Hiertoe heeft de gemeenteraad in april 2013 besloten12. Het gaat om: 1. 2. 3. 4.
Maatschappelijk actieve inwoners, Inwoners met een ondersteuningsvraag ter bevordering van hun zelfredzaamheid, Kwetsbare inwoners, Jeugdigen van min 9 maanden tot en met 23 jaar.
De vier groepen inwoners zijn te onderscheiden naar het vermogen en de bereidheid tot inzet voor elkaar, de mate van zelfredzaamheid en participatie, en de behoefte aan specifieke, specialistische vormen van ondersteuning. Voor alle groepen geldt dat preventie een belangrijk onderdeel is van ons Wmo-beleid. Hierbij past natuurlijk de opmerking dat geen enkele inwoner van Tiel in een hokje past. Iedereen is uniek. Bovendien behoren veel van onze inwoners tot meerdere groepen; zo kun je maatschappelijk actief zijn, bijvoorbeeld als vrijwilliger en tegelijkertijd ondersteuning bij zelfredzaamheid nodig hebben, bijvoorbeeld in de vorm van een woningaanpassing. Het een sluit het ander niet uit. De indeling dient om de beleidsmatige samenhang tussen doelstellingen, inzet en resultaten van het Tielse Wmo-beleid de komende periode beter inzichtelijk maken. De jaarlijkse Wmo-uitvoeringsprogramma’s worden dus uitgewerkt aan de hand van deze vier te onderscheiden groepen. We verbinden onze inspanningen in het kader van de Wmo aan het motto van ‘voor wat hoort wat’. We verwachten dat onze inwoners bereid zijn tot het nemen van verantwoordelijkheid voor hun zelfredzaamheid en participatie en tot inzet voor elkaar, binnen wat redelijkerwijze mogelijk is. ‘Voor wat hoort wat’ is in onderstaande paragrafen als doelstelling voor ieder van de vier groepen uitgewerkt. Daarbij worden de groepen nader beschreven en op grond van een korte analyse de benodigde of gewenste extra inzet per groep gegeven. Ook staan indicatoren benoemd aan de hand waarvan resultaten van beleid worden afgemeten. De verdere uitwerking van de activiteiten gebeurt in de jaarlijkse Wmo-uitvoeringsprogramma’s. ______________ 12
Zie Voorstel voor afbakening van het Wmo-beleid 31
5.2 Maatschappelijk actieve inwoners De gemeente Tiel ziet graag dat al haar burgers maatschappelijk actief zijn. Veel van onze inwoners zetten zich bij tijd en wijle in voor de eigen buurt of voor anderen in hun omgeving, bijvoorbeeld vanuit hun rol als vrijwilliger of mantelzorger. Hun inzet en hun ervaring vindt de gemeente erg belangrijk. 5.2.1 Om wie gaat het? Tot de maatschappelijk actieve inwoners rekenen wij iedereen die bijdraagt aan de sociale samenhang in en de leefbaarheid van Tiel of in Tielse wijken of buurten. Ieder op zijn eigen manier, met zijn eigen talent. Dat kan ´in de eigen straat´ of ´in de eigen wijk´. Het kan ook via deelname aan een van de vele verenigingen die Tiel op het terrein van vrije tijd, sport, cultuur en maatschappij rijk is. Of op vele andere manieren. Als voorleesvader of nablijfmoeder. Als raadslid of organisator van buurtactiviteiten. Als chauffeur voor de buurman die slecht ter been is. Of als huiswerkbegeleider of mentor van een scholier. Maatschappelijk actieve burgers zijn ook de mensen die zich als vrijwilliger of mantelzorger inzetten voor anderen in hun omgeving. Eénmalig of structureel. Gevraagd of ongevraagd. Omdat ze het graag doen, of omdat het moet. Ons uitgangspunt is dat alle inwoners van Tiel actief meedoen en als dat lastig is zoveel mogelijk gemotiveerd worden om de beweging te maken naar actief burgerschap. De meeste bewoners hebben bij hun maatschappelijke inzet geen ondersteuning nodig. Zij kunnen uitstekend op eigen kracht iets betekenen voor hun omgeving. En anders weten veel mensen wel weer anderen te vinden om samen voor hun omgeving ‘in beweging te komen’. Maatschappelijke inzet is bij uitstek iets dat ‘thuishoort’ bij onze inwoners zelf. Het beeld dat door betrokkenen bij het Wmo proces wordt opgeworpen is dat er veel inzet is onder de Tielse inwoners. Toch blijft de gemeente niet afzijdig. Tiel vindt het belangrijk om inwoners te faciliteren bij hun inzet. Het gaat erom dat mensen die wat willen betekenen voor een ander of hun omgeving, hierbij geen of zo weinig mogelijk hindernissen ondervinden. De gemeente is er om zulke eventuele barrières – in goed overleg met de burgers uit de weg te ruimen. Daarbij hebben wij voor twee groepen met name aandacht: vrijwilligers en mantelzorgers.
Vrijwilligers Vrijwilligers verrichten onbetaalde werkzaamheden. Soms staat er een (onkosten)vergoeding tegenover. De inzet van vrijwilligers is nodig en wordt door de gemeente zeer gewaardeerd. Zij kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van de buurt – zowel in fysieke als in sociale zin (het is fijn wonen in ‘een schone, hele en veilige wijk met prettige en zorgzame buren’). Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen vrijwilligers die zich via verenigingen voor activiteiten in de buurt of de stad inzetten en vrijwilligers die zich inzetten voor mensen in kwetsbare situaties, bijvoorbeeld voor mensen met een ernstige ziekte of beperking of voor mantelzorgers die overbelast dreigen te raken. We spreken in dat geval over ‘zorgvrijwilligers’. Ongeveer een kwart van alle Nederlanders doet vrijwilligerswerk. Uit het gezondheidsonderzoek van de GGD blijkt dat in Tiel 23% van de inwoners vrijwilligerswerk doet, iets meer vrouwen (26%)dan mannen (20%)13.
Mantelzorgers Mantelzorg is de zorg voor chronisch zieken, hulpbehoevenden of gehandicapten door naasten: familieleden, vrienden, kennissen en buren. De reeds persoonlijke band tussen de mantelzorger en zijn naaste is kenmerkend. Daarnaast is mantelzorg vaak langdurige zorg die onbetaald is. Uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau blijkt dat in 2007 3,5 miljoen mensen in Nederland hulp gaven aan zieken en gehandicapten; 1,7 miljoen mensen helpen in relatief ernstige zorgsituaties14. Een veelgebruikte methode om het aantal mantelzorgers te schatten, is afkomstig uit het SCP rapport 'Mantelzorg in getallen’ uit 2001. Uit dit rapport kan opgemaakt worden dat jaarlijks 19% van de bevolking boven de 18 jaar
_______________ 13
GGD gezondheidsonderzoek volwassenen, 2009 SCP, Mantelzorg. Een overzicht van de steun van en aan mantelzorgers in 2007, februari 2009
14
32
mantelzorg verleent. De 19% slaat op het aantal mantelzorgers dat langer dan drie maanden of meer dan 8 uur per week mantelzorg heeft verleend. Op basis van deze methode wordt het aantal mantelzorgers in Tiel geschat op ongeveer 5900. Wanneer de percentages van het SCP vertaald worden naar de Tielse situatie betekent dit dat binnen onderstaande categorieën de volgende aantallen mensen mantelzorg verlenen: Man
Vrouw
Totaal
Totaal 75 +
178
59
237
Totaal 65-74
355
177
532
Totaal 55-64
473
533
1006
Totaal 45-54
710
1184
1894
Totaal 35-44
355
888
1243
Totaal 18-34
355
592
947
Totaal
2426
3433
5859
De meeste mantelzorgers vinden het vanzelfsprekend om te zorgen voor hun naaste, maar vinden het moeilijk om de zorg te combineren met een betaalde baan of vinden het lastig om de zorg tijdelijk over te dragen. Mantelzorgers lopen daardoor het risico om overbelast te raken. In Nederland voelt ongeveer 8% van de mantelzorgers zich door de zorg overbelast of zwaar overbelast. In Tiel ervaart 14% de zorg als (tamelijk of zeer) zwaar belastend en minder dan 1% procent zegt de zorg eigenlijk niet meer vol te kunnen houden15. Belasting is overigens niet uitsluitend in termen van tijd uit te drukken. Het gaat bij belasting van mantelzorgers ook om de emotionele belasting die inherent is aan de relatie met degene die van de mantelzorger steun ondervindt. Die relatie kenmerkt zich door nabijheid die gezien de ongelijkheid in de relatie niet per definitie tot vrijheid leidt. Mantelzorgers hebben om die reden dan ook zelf vaak ondersteuning nodig onder meer in de vorm van begrip van hulpverleners, betrokkenheid in het begeleidingsplan dat t.b.v. de ondersteuningsvrager wordt opgesteld en lotgenotencontact. 5.2.2 Doelstelling maatschappelijk actieve burgers De gemeente verwacht dat inwoners zich inzetten voor (anderen in) hun omgeving. De Wmo-ondersteuning richt zich op het faciliteren en bevorderen van die inzet16.
Indicatoren Realisatie van de doelstelling wordt afgemeten aan onderstaande indicatoren: 1. x inwoners kunnen een voorbeeld geven van de wijze waarop zij in 2014 door de gemeente zijn gefaciliteerd bij hun inzet voor de eigen buurt. 2. x mantelzorgers die in 2014 een beroep op mantelzorgondersteuning hebben gedaan geven aan zich daar door gesterkt te voelen bij het geven van zorg aan een naaste. 3. x medewerkers van uitvoerende organisaties kunnen x voorbeelden geven van inwoners die dankzij hun ondersteuning zich hebben ingezet voor hun omgeving. 5.2.3 Analyse van wat extra nodig is De meeste inwoners van Tiel voelen zich betrokken bij hun leefomgeving en ondernemen activiteiten die betrokkenheid en deelname faciliteren en stimuleren. De gemeente waardeert deze inzet. Toch zien wij ook een aantal aandachtspunten. 1. In de eerste plaats groeit de komende jaren de behoefte aan mensen die zich als vrijwilliger willen inzetten als gevolg van de bezuinigingen in het sociale domein en de decentralisatie van de AWBZ.
_______________ 15 GGD gezondheidsonderzoek volwassenen, 2009 16 Onze inzet voor maatschappelijk actieve burgers heeft betrekking op de Wmo-prestatievelden 1 en 4 33
2. In de tweede plaats groeit het risico dat mantelzorgers overbelast raken als gevolg van de bezuinigingen en stelselwijzigingen. Mensen kunnen in de nabije toekomst immers minder een beroep doen op professionele zorg en ondersteuning en moeten daarvoor vaker te rade gaan bij elkaar. 3. In de derde plaats zien wij dat de groep die zich in Tiel maatschappelijk inzet weliswaar groot is, maar ook veelal uit dezelfde mensen bestaat. Er zijn nog veel Tielenaren voor wie vrijwillige inzet geen vanzelfsprekendheid is. Naar onze overtuiging niet omdat zij niet ´willen´, maar vooral omdat zij niet ´weten´. Er liggen kansen om de ´vijver´ van maatschappelijk actieve burgers te vergroten. Naar aanleiding van deze aandachtspunten kiezen wij voor de volgende extra inzet ter ondersteuning van onze maatschappelijk actieve burgers.
1. Ruimte voor de burger De gemeente wil ruimte en vrijheid bieden voor Wmo-gerelateerde burgerinitiatieven en daarom de bureaucratie terugdringen. Er mogen geen barrières zijn die de inzet van mensen voor elkaar bemoeilijken. Inwoners van Tiel kennen hun buurt en wijk het beste en zetten zich, zonder de ondersteuning van de gemeente, al in voor de leefbaarheid en sociale cohesie. Wij zullen zulke activiteiten faciliteren wanneer dat noodzakelijk is. De gemeente constateert dat van de middelen bedoeld om de maatschappelijke inzet van onze inwoners te bevorderen en faciliteren maar een klein deel rechtstreeks aan hen ten goede komt. Een groot deel wordt besteed aan professionele organisaties die daarmee onze inwoners weer ondersteunen in hun inzet. De gemeente heeft onvoldoende zicht op de kwalitatieve resultaten van de inzet van deze middelen. Gezien het voornemen om meer regie meer te beleggen bij inwoners zelf en hen te betrekken bij ontwikkeling en evaluatie is het wenselijk om hier meer zicht op te krijgen17. Tiel zal onderzoeken hoe we een groter deel van deze middelen direct ten goede kunnen laten komen aan de eigen initiatieven van onze inwoners. De volgende dilemma’s zijn daarbij in kaart gebracht: - Hoe kunnen we als gemeente sturen op beoogde resultaten wanneer we een groter deel van het Wmo-budget rechtstreeks ter beschikking stellen aan burgers ten behoeve van hun initiatieven voor de wijk en de buurt? - Hoe voorkomen we dat we topdown sturen op deze initiatieven? - Niet in elke wijk is dezelfde mate van sociale cohesie aanwezig. Hoe voorkomen we dat sommige groepen of wijken een onevenredig groot deel van een eventueel vrij budget gebruiken ten koste van andere groepen en wijken? En hoe stimuleren we dat juist in de wijken waar de maatschappelijke opgaven het grootst zijn onze financiële inzet ook het hoogste rendement behaalt? Het onderzoek dat licht moet werpen op deze (en mogelijk nog andere dilemma’s) wil de gemeente conform de principes van co-creatie in samenspraak met haar burgers en maatschappelijke partners oppakken en uitvoeren. Tiel ziet hierin een meerwaarde voor bestaande wijkorganisaties. Wij beschouwen onze inwoners dus uitdrukkelijk als partner bij het vinden van een werkend model voor directe financiering van Wmogerelateerde burgerinitiatieven. Co-creatie is tegelijkertijd een methode om het contact tussen burgers onderling te versterken en de buurtparticipatie en kennis over doelgroepen in wijken te bevorderen. Overigens heeft de gemeentelijke regiegroep Wonen, Welzijn en Zorg al de opdracht op zich genomen om op basis van wijkprofielen (gezondheidstoestand, leefbaarheid en leefstijlen) te komen tot een aanpak per wijk waarbij naast kwetsbare burgers, ook actieve burgers worden betrokken.
2. Zorgen voor de mensen die zorgen De gemeente wil dat mantelzorgers niet overbelast raken in hun zorg voor een naaste. De gemeente wil extra aandacht voor mantelzorgondersteuning. Wij kiezen ervoor om ‘te zorgen voor mensen die zorgen’ en borging van mantelzorg door:
_______________ 17 De verhouding van het budget dat naar professionele organisaties gaat en rechtstreeks naar burgers in prestatieveld 1 is respectievelijk 77% - 23%. Voor prestatieveld 4 is dit 85%-15%.
34
- Beleid rondom de netwerkbenadering van mantelzorgers. Het is belangrijk dat mantelzorgers een beroep durven doen op anderen in hun omgeving om hun zorg en hun zorgen mee te delen (tegengaan vraagverlegenheid). Het is ook belangrijk dat de omgeving zich niet afkeert van de mantelzorger (tegengaan van de verlegenheid om hulp te bieden). - Bevorderen integraal kijken naar zorgvragen van de cliënt en diens mantelzorger. Nu nog is het aanbod aan mantelzorgondersteuning gescheiden georganiseerd van de directe zorgverlening. We willen dat professionals die zorg verlenen aan een cliënt ook de situatie van de mantelzorger bespreken om te bekijken of voor hem of haar steun wenselijk is. - In vergelijking met andere gemeenten kent Tiel al een stevige basis van vrijwilligers. Het is belangrijk om te koesteren wat we al hebben. Toch is er ook in onze gemeente behoefte aan mensen die zich willen inzetten voor anderen die aandacht en zorg nodig hebben. De zogenaamde zorgvrijwilligers. Zij kunnen een belangrijke rol spelen bij het voorkomen van overbelasting van mantelzorgers. De inzet van zorgvrijwilligers is dan een vorm van respijtzorg. Tiel gaat activiteiten stimuleren waarmee we onze inwoners aanmoedigen zorgvrijwilliger te worden.
3. Vrijwillige inzet en maatschappelijke stages Er wordt tegenwoordig over twee typen vrijwilligers gesproken: de ‘klassieke vrijwilliger’ en de ‘nieuwe vrijwilliger’. De klassieke vrijwilliger is iemand die voor dezelfde organisatie vaak jarenlang een bepaalde taak uitvoert. Zijn of haar motivatie is verbonden aan sociale aspecten en hij of zij blijft daarom lang bij de organisatie betrokken. De andere categorie wil zich via het vrijwilligerswerk ook persoonlijk ontwikkelen (loopbaanperspectief), hopt vaker van de ene naar de volgende vrijwilligersorganisatie (snuffelen) of wil alleen maar korte, in de tijd afgebakende klussen uitvoeren. Hij of zij verbindt zich dus minder aan de organisatie dan aan de opgave en kan worden gekarakteriseerd als de flexwerker in het vrijwilligerslegioen. De gemeente wil onderzoeken of het vrijwilligerswerk dat in Tiel ´in de aanbieding is´ voldoende variëteit biedt om beide typen vrijwilligers te bedienen, en of organisaties die veel van vrijwilligers gebruik maken mogelijk op een andere manier tegen hun vrijwilligersbeleid moeten aankijken. Ook wil de gemeente in kaart krijgen waar mogelijk tekort is aan vrijwilligers en het noodzakelijk is om de werving van nieuwe vrijwilligers te stimuleren. De maatschappelijke stage is een goede manier om jongeren te interesseren voor vrijwilligerswerk en hen te actief in te zetten voor hun omgeving. De wettelijke opdracht van de maatschappelijke stage is momenteel onduidelijk, maar de scholen in Tiel willen hier graag mee verder. De gemeente zal in samenwerking met scholen inzetten op voortzetting van de maatschappelijke stage.
5.3 Inwoners met een ondersteuningsvraag 5.3.1 Om wie gaat het? Het gaat om alle burgers die dankzij collectieve en individuele voorzieningen en verstrekkingen hun eigen leven zelfredzaam kunnen leiden18. Tot onze burgers met een ondersteuningsvraag rekenen wij: - Mensen met een (fysieke) beperking - Mensen met een chronisch psychisch probleem - Mensen met een psychosociaal probleem De volgende cijfers geven een globaal beeld van de omvang van de groep burgers met een ondersteuningsvraag. In 2010 maakt 8 procent van onze inwoners gebruik van Wmo-hulpmiddelen en krijgt 3,3 procent hulp bij het huishouden. Dat zijn respectievelijk zo’n 3.300 en 1.235 personen19.
_______________ 18 19
Onze inzet voor burgers met een ondersteuningsvraag heeft betrekking op de Wmo-prestatievelden 3, 5 en 6. Bron: Benchmark Wmo 2011 (SGBO) 35
5.3.2 Doelstelling inwoners met een ondersteuningsvraag De gemeente wil dat mensen met een ondersteuningsvraag zo zelfstandig en zelfredzaam mogelijk kunnen meedoen aan de samenleving en verwacht dat mensen daarbij zoveel mogelijk gebruik maken van hun informele netwerk. De gemeente faciliteert, wanneer dat nodig is, op alle leefdomeinen aanvullende ondersteuning.
Toelichting Wanneer iemand een ondersteuningsvraag heeft, wordt besproken wat diegene nodig heeft om zijn of haar eigen leven te kunnen leiden (naast eventuele specialistische hulpverlening of medische zorg). Vaak gaat het over praktische ondersteuningsvragen aan het loket WWZ, zoals een woningaanpassing of een scootmobiel. Bij het loket WWZ wordt door de consulenten met de ondersteuningsvrager besproken wat hij of zij in het eigen netwerk aan ondersteuning kan vinden, en indachtig ´voor wat hoort wat´ wordt ook gevraagd wat de ondersteuningsvrager nog voor een ander kan doen, zijn of haar talenten kan inzetten of nog als vrijwilliger voor de Tielse samenleving aan de slag wil gaan. Indicatoren Realisatie van de doelstelling wordt afgemeten aan onderstaande indicatoren: 1. x inwoners die zich melden bij het Loket WWZ kunnen aangeven hoe zij na een keukentafelgesprek met een Wmo-consulent binnen hun eigen netwerk ondersteuning hebben geregeld. 2. Wmo-consulenten kunnen x voorbeelden geven van gesprekken die ertoe hebben geleid dat cliënten ondersteuning hebben gevonden in hun eigen netwerk en zich daardoor zelfredzamer voelen. 3. x inwoners die zich melden bij het loket WWZ kunnen aangeven dat zij voldoende gecompenseerd zijn in hun ondersteuningsvraag, als dan niet door ondersteuning uit eigen netwerk. 5.3.3 Analyse van wat extra nodig is Ons Wmo-beleid kent een goed en adequaat aanbod aan voorzieningen en ondersteuning waarmee we mensen in staat stellen om zelfstandig en zelfredzaam te kunnen deelnemen aan de samenleving. Toch zien wij ook een aantal aandachtspunten waar het gaat om burgers met een ondersteuningsvraag: - De gemeente wil dat uitvoerende organisaties werken volgens de principes van de Kanteling. Voor lang niet alle organisaties in Tiel, inclusief de gemeente zelf, is dit eenvoudig. - Het ouderenwerk is belangrijk maar versnipperd. Om integrale cliëntondersteuning zo goed mogelijk te kunnen uitvoeren, zullen tussen verschillende organisaties verbindingen gelegd moeten worden. Naar aanleiding van deze aandachtspunten kiezen wij voor de volgende extra inzet ten behoeve van onze burgers met een ondersteuningsvraag.
1. Intervisie op de kwaliteit van ondersteuning Werken volgens de principes van de Kanteling betekent dat professionals de zorg en verantwoordelijkheid van onze inwoners niet overnemen. Zij stimuleren hun cliënten om zoveel als mogelijk op eigen kracht en in samenspraak met het informele netwerk hun zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving te regelen. Veel professionals in de uitvoering zijn ‘van oudsher’ gewend om te zorgen voor hun cliënten. Daar zijn zij voor opgeleid. Het is dan niet eenvoudig om de zorg los te laten. De gemeente wil de kanteling in denken en doen bij professionals faciliteren door in samenspraak met haar maatschappelijke partners in 2014 een intervisietraject uit te voeren. Het idee is om samen met cliënten in een reeks bijeenkomsten te bespreken met welke dilemma’s uitvoerende professionals worden geconfronteerd bij het toepassen van de Kanteling in hun handelen. Overigens moet de gemeente zelf ook kantelen in de manier waarop zij zich richt op de burger en de partners. De principes daarvoor staan beschreven in de reeds aangehaalde notitie Sturing en dienstverlening in het sociale domein. Deze notitie wordt meegenomen in de verdere organisatieontwikkeling van de gemeente. 2. Ouderenwerk Op dit moment zijn diverse initiatieven in Tiel gericht op ouderen, zoals de uitvoering van de coördinatie van het ouderenwerk (Mozaïek), de ouderenadviseur (Mozaïek), een project voor het zelfstandig laten wonen van ouderen en mensen met een beperking (Dynamiek). Ook zijn er plannen voor een wijkteam gericht op ouderen (Eerstelijnscentrum Tiel). De gemeente constateert dat de samenhang tussen de projecten verbeterd kan worden. 36
De gemeente wil de onderling toegevoegde waarde van deze projecten en initiatieven (a) beter in kaart krijgen en (b) waar mogelijk en nodig verbeteren. Dat wil zij doen in een co-creatietraject met de oudere inwoners van Tiel. Samen met de ouderen wil de gemeente de activiteiten en projecten beoordelen en benoemen waar punten voor verbetering zijn. Organisaties wordt gevraagd hieraan mee te werken. Daarbij wil de gemeente samen met inwoners onderzoeken of de benadering van ouderen breder toepasbaar is op ook andere groepen met een ondersteuningsvraag in Tiel.
5.4 Kwetsbare inwoners 5.4.1 Om wie gaat het? De gemeente beseft dat het niet voor iedereen vanzelfsprekend is om mee te doen aan de samenleving of om op eigen kracht een zelfredzaam leven te leiden. Er zijn burgers die specialistische hulpverlening nodig hebben bij het oplossen van vaak complexe problemen. Mensen die te maken hebben met diverse problemen op het gebied van én inkomen, én huisvesting én gezondheid. De problemen werken op elkaar in en maken het bijna onmogelijk voor de persoon in kwestie om zijn situatie zelf duurzaam te verbeteren. Mensen die hiermee te maken hebben noemen wij kwetsbare burgers. Eén kenmerk dat bijna alle kwetsbare burgers met elkaar delen is een kwetsbaar netwerk: ze hebben weinig mensen in hun directe omgeving die hen afdoende kunnen ondersteunen om uit de problemen te komen en te blijven. Externe, professionele hulp is bijna altijd onvermijdelijk. Tot de groep kwetsbare burgers rekenen wij 20: - Cliënten in de Maatschappelijke opvang, waaronder de cliënten in de vrouwenopvang en slachtoffers van huiselijk geweld - Cliënten in de openbare geestelijke gezondheidszorg, waaronder verslaafde -, zorgmijdende – en dak- en thuisloze mensen - Ex-gedetineerde mensen. Op het terrein van de OGGz en Maatschappelijke opvang worden in de Regio Rivierenland tal van voorzieningen aangeboden, waaronder het Meldpunt Bijzondere Zorg, Dagopvang Iriszorg, beschermde woonvorm, tussenvoorziening. Verder zijn er diverse interventies ontwikkeld voor OGGz (waaronder bemoeizorg, interventieteam, trajectbegeleiding). Onderstaande tabel geeft een beeld van het aantal geregistreerde cliënten op het gebied van de OGGz, de Maatschappelijke opvang en de verslavingszorg21. Zorg in 2011
Aantal
Aantal Dagopvang dak- en thuislozen uit Tiel
79
Meldpunt Bijzondere Zorg uit Tiel
55
Casussen huiselijk gewelduit Tiel (gemeld via Meldpunt Bijz. Zorg)
54
Verslaafden alcohol en drugs uit Tiel
282
5.4.2 Doelstelling kwetsbare groepen De gemeente wil dat de meest kwetsbare groepen niet worden uitgesloten van deelname aan de samenleving. De gemeente biedt daarom goede en passende hulpverlening. Voor kwetsbare mensen moet er altijd een vangnet zijn, bij v oorkeur bestaande uit zowel formeel als informeel netwerk. De specialistische zorg moet zo kort mogelijk zijn en is gericht op activering en het versterken van de eigen kracht.
_______________ 20 21
Onze inzet voor kwetsbare groepen heeft betrekking op de Wmo-prestatievelden 7, 8 en 9. Bron: Meldpunt Bijzondere Zorg (GGD Regio Rivierenland) en Iriszorg, 2011. 37
Toelichting Samen met (regionale) partners wil de gemeente dat activiteiten en programma’s gericht zijn op - het beheersen van de situatie, - het voorkomen van verdere kwetsbaarheid - en het bevorderen naar activering waar mogelijk Indicatoren Realisatie van de doelstelling wordt afgemeten aan onderstaande indicatoren: 1. x cliënten die in 2014 specialistische hulpverlening hebben ontvangen, kunnen aangeven hoe daardoor hun gevoel van eigenwaarde is versterkt. 2. Hulpverleners kunnen x voorbeelden geven van cliënten waarvan de kwetsbaarheid in 2014 is verminderd doordat zij zich zijn gaan inzetten voor hun eigen wijk. Kwetsbaarheid definiëren we voorlopig als het ontbreken van een goed sociaal netwerk waarop mensen met een ondersteuningsvraag kunnen terugvallen. Een nadere uitwerking van deze definitie is een opgave voor de komende tijd. 5.4.3 Analyse van wat extra nodig is Tiel heeft in regionaal verband een goed aanbod aan ondersteuning van en hulpverlening voor kwetsbare inwoners. De ondersteuning bestaat veelal uit specialistische zorg en is gericht op het wegnemen van de oorzaken van kwetsbaarheid, of op het compenseren van de gevolgen als de oorzaken niet kunnen worden weggenomen. Toch zijn er de volgende aandachtspunten: - Omdat verschillende partijen ‘achter de voordeur’ komen, vindt de gemeente het noodzakelijk dat deze partijen samenwerken en er integraal gesignaleerd wordt. Samenwerking in de signalering voorkomt overlast en bereikt zorgmijders beter. Bovendien past het in de integrale werkwijze van één plan en één casusregisseur. - Schuldenproblematiek komt vaak voor bij kwetsbare burgers. Tiel wil gezamenlijk met regiogemeenten investeren in budgetbegeleiding en schuldhulpverlening. - Met het oog op de decentralisatie wil de gemeente een beter beeld krijgen van wat er aan dagopvang en dagbesteding in de gemeente Tiel aanwezig is, en wat er regionaal en lokaal is georganiseerd. Bovendien wil de gemeente Tiel bestaande dagopvang en dagbesteding tegen het licht van de beoogde transformatie naar meer zelfredzaam en participatief houden. Naar aanleiding van deze aandachtspunten kiezen wij voor de volgende extra inzet ten behoeve van onze kwetsbare groepen.
De Er-op-af-methode en dagopvang in de wijk Met de huidige er-op-af-methoden houden we kwetsbare inwoners en zorgmijders in het vizier. Nadrukkelijker wordt komende tijd ingezet op het bevorderen van zelfredzaamheid. Dat sluit aan bij de wens van de gemeenteraad om vangnetfuncties te behouden èn te stimuleren tot aanwenden van eigen invloed. De extra inzet richt zich op: • Beter benutten van het eigen sociaal netwerk van de kwetsbare inwoners • Bundelen inzet vroegsignalering achter de voordeur (in navolging van principe één huishouden-één planéén casusregisseur. • Extra investering in budgetbegeleiding en schuldhulpverlening op maat. • In beeld brengen dagopvang en dagbesteding (lokaal in relatie tot regionaal en beide functies tegen het licht van de beoogde transformatie houden/bijstellen waar nodig. • Bevorderen contact bewoners voorzieningen en omwonenden. De gemeente wil graag dat de uitvoerende partijen zich op een creatieve manier inzetten voor contact tussen omwonenden en bewoners van voorzieningen in de wijk. Nadrukkelijker dan tot nog toe zal aan deze bewoners worden gevraagd zich in te zetten voor de wijk waar de voorziening is gevestigd. Niet om te sanctioneren, maar om hen te activeren waar mogelijk. Dit zorgt voor wederkerigheid tussen de voorziening en de buurt en bevordert de acceptatie en participatie van kwetsbare burgers. 38
Dit past goed in de verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen de Regio Rivierenland en Tiel. De uitvoering van de OGGz en de Maatschappelijke opvang wordt regionaal en in beleidsmatige afstemming met centrumgemeente Nijmegen georganiseerd, maar de gemeente gaat over de lokale inbeddingscomponent van deze groepen in de Tielse samenleving.
5.5 Jeugd (min 9 maanden t/m 23 jaar) De gemeente Tiel voert integraal jeugdbeleid. Dit beleid omvat straks meer dan het preventief jeugdbeleid en de werkzaamheden van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Ook bijvoorbeeld de jeugdzorg en het justitieel- en veiligheidsbeleid maken hier vanaf 2015 onderdeel van uit door de invoering van de nieuwe jeugdwet. Omdat de jeugd een breed beleidsterrein omvat en integraliteit noodzakelijk is, kiest Tiel ervoor alle thema’s die het Jeugdbeleid raken op te nemen in een integrale nota Jeugd. In voorliggend Wmo-beleidsplanwordt alleen op hoofdlijnen een aantal zaken toegelicht22. Leeftijd
Aantal inwoners
0-4 jaar
1.833
4-12 jaar
4.163
12-18 jaar
3.326
18-23 jaar
2.524
Type zorg Jeugdzorg vrijwillige melding bij Bureau Jeugdzorg Jeugdzorg onvrijwillig kader, meldingen door professionals bij Bureau Jeugdzorg Aantal cliënten in vrijwillige hulpverlening jeugdzorg
Aantal 263 73 146
Aantal cliënten jeugd met recht op AWBZ zorg
70
Aantal cliënten jeugdbescherming
83
Aantal cliënten jeugdreclassering
30
5.4.2 Doelstelling Jeugd (min 9 maanden tot en met 23 jaar) De gemeente verwacht dat kinderen en jongeren de mogelijkheden krijgen en benutten om op te groeien in een kansrijke, veilige omgeving. De gemeente regelt daarbij ondersteuning als dat nodig is. Indicatoren waaraan realisatie van de doelstelling wordt afgemeten worden opgenomen in de Jeugdnota. 5.4.3 Analyse van wat extra nodig is Een groot deel van het jeugdbeleid maakt deel uit van een wettelijk verplicht basisaanbod JGZ. Denk daarbij aan interventies zoals screening, monitoring, informatie en advies rondom de gezondheid van de jeugd en de signalering en toeleiding van risicogroepen. Daarnaast vinden als onderdeel van het jeugdbeleid activiteiten plaats gericht op opvoedondersteuning, jongerenparticipatie en het versterken van netwerken (‘pedagogische civil society’). Bovendien kent de gemeente een procesleider die de samenhang tussen activiteiten en interventies op het terrein van opvoeden en opgroeien bewaakt.
_______________ 22
Onze inzet voor de jeugd heeft betrekking op Wmo-prestatieveld 2.
39
Vanuit Wmo-perspectief zijn er de volgende aandachtspunten: - Signalering kan beter worden georganiseerd. Dit zal onder meer in samenwerking met huisartsen en de JGZ worden opgepakt. De ervaring is dat hun signalering vaak een te medische/ fysieke insteek heeft. Ook wordt ingezet op de signaleringsfunctie van het onderwijs en wordt een koppeling gemaakt met de integrale aanpak die de gemeente voor ogen heeft. - De opvoedingsondersteuning is momenteel niet gericht op middellange trajecten. Er zit een hiaat tussen korte en lange trajecten. De geboden ondersteuning is nu of heel licht of heel zwaar. - Op het terrein van Jeugd is er met de pilot gebiedsteams Jeugd en Gezin van het CJG veel ervaring opgedaan. Deze ervaringen worden doorvertaald naar andere thema’s en doelgroepen binnen de Wmo waarbij rekening wordt gehouden met de verdere ontwikkeling van de integrale en collectieve aanpak (één gezin, één plan, één casusregisseur) en het integraal wijkgericht werken.
Investeren in de voorkant Naar aanleiding van deze aandachtspunten kiezen wij binnen het Tielse Wmo-beleid voor extra inzet gericht op ondersteuning bij opvoeden en opgroeien. De gemeente zal extra inzetten op opvoedondersteuning en de coördinatie van zorg met als doel versterking van de jeugdpreventie. Door te investeren ‘aan de voorkant’ wil de gemeente onnodige instroom in de tweedelijnszorg en kosten van Wmo beperken. Er moet meer maatwerk zijn binnen de trajectvoering en een scherpere beoordeling van de ondersteuning die nodig is. We zetten daarbij ook in op het vergroten van informele netwerken.
40
6 Randvoorwaarden, rapportage, verantwoording 6.1 Doorontwikkeling loket WWZ De afgelopen jaren is de werkwijze van de Kanteling staande praktijk geworden in het loket WWZ. Bij inwoners met een ondersteuningsvraag wordt gekeken naar wat zij zelf, met ondersteuning van het eigen netwerk, eerst kunnen regelen om zelfredzaam mee te doen aan de samenleving. De gemeente wil integrale cliëntondersteuning nu verder doorontwikkelen en beter kijken hoe de cliënt gebruik kan maken van wijkgericht en collectief georganiseerd aanbod in plaats van individuele vormen van ondersteuning. Professioneel geboden individuele ondersteuning komt dan na de ondersteuning die de inwoner zelf in zijn netwerk vindt, en na de ondersteuning die collectief in de wijk kan worden georganiseerd. Bij deze doorontwikkeling wordt gekeken naar afstemming tussen het Loket WWZ en de RIW. De RIW ondersteunt mensen bij hun arbeidsmarktreintegratie. De gemeente Tiel wil deze ondersteuning zoveel als mogelijk verbinden aan de ondersteuning gericht op maatschappelijke deelname. Het gaat altijd om een afweging tussen de mogelijkheden tot deelname aan de arbeidsmarkt en de mogelijkheden tot maatschappelijk deelname en eventueel benodigde ondersteuning. In eerste instantie kan zo’n afweging worden gemaakt door afstemming tussen de RIW en het Loket WWZ. Uiteindelijk ligt één breed Tiels Loket ligt voor de hand, waarin de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt tot arbeidsmarktparticipatie en maatschappelijke participatie integraal worden afgewogen. Aandachtspunten die het College voor 2014 zal oppakken zijn de volgende: - Het is mogelijk om werkzoekende burgers via vrijwilligerswerk te activeren, maar het doen van vrijwilligerswerk mag de acceptatie van betaald werk niet in de weg staan. - Vanuit de Participatiewet zijn raakvlakken tussen RIW, beschut werk en dagbesteding in het kader van de AWBZ. De gemeente wil onderzoeken of bepaalde vormen van dagbesteding en bepaalde activeringstrajecten overlappend zijn en efficiënter kunnen worden ingekocht. Daarbij moet wel oog zijn voor de zorg- en gezondheidsaspecten van cliënten in de dagbesteding. - De verbinding tussen casus- , proces- en systeemregie. Die moet voldoende sterk zijn. We willen niet dat de casusregie ‘losgezongen’ raakt van de gemeentelijke regie. We onderzoeken hoe die verbinding te maken is via de RIW en of de casusregie ook vanuit het loket WWZ kan worden gevoerd. Aandacht voor koppeling met de casusregie voor jeugd en gezinnen binnen het CJG en ook de casusregie vanuit MBZ en Veiligheidshuis. - De samenwerking tussen de gemeentelijke uitvoering en beleidsafdelingen is momenteel gering. Ingezet wordt op structureel overleg tussen Werk Inkomen en Zorg, Wonen, Welzijn, Jeugd en Onderwijs. Ook dit is bij het streven naar integraliteit een aandachtspunt. Dit sluit aan bij de organisatieontwikkeling. - De relatie tot de initiatieven van onder andere het Eerstelijnscentrum Tiel (ECT) om tot effectieve samenwerking te komen waar het gaat om multidisciplinaire zorg aan mensen met meerdere chronische aandoeningen23. - Afstemming met patiëntenorganisaties en zorgverzekeraars kunnen voor wat betreft de groepen uit de AWBZ beter. - Om integrale cliëntondersteuning zo goed mogelijk te kunnen uitvoeren zullen verschillende verordeningen moeten worden herzien.
6.2 Onderzoek naar beoordelingsystematiek De gemeente krijgt met de decentralisatie van de AWBZ te maken met cliënten die begeleiding en/of verzorging nodig hebben. Zij heeft zelf niet alle kennis in huis om te bepalen welke ondersteuning adequaat is. In de dienstverleningsnotitie wordt voorgesteld te onderzoeken hoe hiervoor een goed systeem kan worden ingericht. Een denkrichting is het betrekken van meerdere maatschappelijke partners in een lokaal systeem van collegiale consultatie. Dat wordt wel zorgtoeleiding genoemd. Dat heeft voor- en nadelen. Deze moeten nog verder in kaart worden gebracht. _______________ 23 Het ECT heeft samen met Ziekenhuis Rivierenland Tiel, Stichting Thuiszorg en Maatschappelijk Werk Rivierenland STMR, Mozaiek Welzijnsdiensten, Stichting Zorgcentra Rivierenland en de GGD Rivierenland een Convant gesloten ´Alle ketenzorg onder een paraplu´.
41
Een voorbeeld dat mogelijk kan worden nagevolgd is hoe het in Tiel bij de jeugdzorg zal worden opgepakt. Voor bijna alle vormen van jeugdzorg gaat de indicatiestelling verdwijnen. De jeugd- en gezinswerkers in de wijkteams gaan zelf toeleiden naar zorg en houden een vinger aan de pols. Hiermee geven we ruimte aan de professionals en verminderen we de bureaucratie. Toezicht vanuit de gemeente zal waarschijnlijk worden belegd bij de procesmanager Jeugd-preventienetwerken van het CJG. Het College zal onderzoeken of de principes van een gezamenlijke beoordeling op het terrein van de Wmo passend zijn en medio 2014 met voorstellen naar de Raad komen. Hierbij worden in ieder geval twee aandachtspunten meegenomen: • De gemeente streeft, naast een goede beoordeling van wat de inwoner nodig heeft, ook naar kostenbeheersing en uitvoering van de Wmo met een lager budget dan nu binnen de Awbz. Het is daarom van belang dat de gemeente een belangrijke rol speelt in de beoordeling. • Rechtspositie van clienten. De gemeente overlegt hierover met haar partners in het verband van de Regiegroep WWZ, in het bijzonder MEE waarvan de subsidie in 2015 naar de gemeenten wordt gedecentraliseerd.
6.3 Persoonsvolgend budget De gemeente zal onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om in het kader van de Wmo inwoners een persoonsvolgend budget toe te kennen waarmee zij grotere zeggenschap krijgen over de door hen benodigde ondersteuning; bijvoorbeeld doordat zij met zo’n budget zelf kunnen kiezen voor een leverancier of een bepaalde vorm van ondersteuning. Daarbij moet ook goed worden gekeken naar wat de mogelijkheden en beperkingen zijn die door ‘Den Haag’ aan zo’n persoonsvolgend budget worden verbonden. Daarover is nu nog veel onduidelijk.
6.4 Experiment nieuw verantwoordingsmodel In de Notitie Dienstverlening en sturing wordt de doorontwikkeling geschetst van de subsidie- of inkooprelatie tussen gemeente en maatschappelijke partners. Onderdeel daarvan is een nieuwe verantwoordingssystematiek, gebaseerd op een zogenaamd subjectief expertoordeel. In de subsidierelatie met Mozaiek wordt al geexperimenteerd met een dergelijke wijze van verantwoording. Naast de meer principiële keuze om licht te sturen spelen bij de inrichting van een nieuwe systematiek van monitoring, sturing en regievoering tal van technische vraagstukken een rol. In de uitwerking van een nieuw model zal de gemeente deze meenemen. Het gaat dan om zaken als: sturings- en budgetsystematiek, contracten facturatieadministratie, dossierregistratie en cliëntvolgsysteem, kernregistratie risicosignalering (VIR) en een datawarehouse. De gemeente sluit zoveel als mogelijk aan op regionale ontwikkelingen op dit terrein. 6.4.1 Objectieve systeemeisen, zakelijkheid en professionaliteit Overigens zijn naast het subjectieve expertoordeel in de notitie Dienstverlening en sturing ook systeemeisen benoemd waarmee de kwaliteit, doelmatigheid en rechtmatigheid van de dienstverlening kan worden beoordeeld. Het gaat om: • Normen en criteria voor de kwaliteit van dienstverlening en bedrijfsvoering. • Budgettaire kaders in termen van doelmatigheid en rechtmatigheid. Rechtmatigheid en andere wettelijke waarborgen zoals vastgelegd in de Wmo en de komende Jeugdwet; denk met name aan compensatiebeginsel in de Wmo. • In-, door- en uitstroomcriteria (waar dat meerwaarde heeft) • Klachtenregistratie, -definiëring en –afhandeling De subsidie- of inkooprelatiemet uitvoerders wordt verder bepaald door zakelijkheid en professionaliteit, in de notitie Dienstverlening gedefinieerd als afspraken over • de te leveren prestatie • de kwaliteit van dienstverlening en bedrijfsvoering • de wijze van verantwoording • de mate van vrijheid. 42
6.4.2 Effectindicatoren De gemeente wil het jaar 2014 gebruiken om te experimenteren met de nieuwe verantwoordingssystematiek. Zij wil daarbij gebruik maken van eenvoudige effectindicatoren als vertrekpunt voor het subjectief expertoordeel. Deze indicatoren hebben betrekking op klanttevredenheid en medewerkerstevredenheid. • Klanttevredenheid is gedefinieerd als een eigen oordeel van de cliënt over de mate waarin ondersteuning heeft bijgedragen, danwel bijdraagt aan diens zelfredzaamheid en participatie. • Medewerkerstevredenheid als een oordeel van de uitvoerende professionals over de mate waarin zij in staat zijn om een bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid en participatie van onze inwoners. In hoofdstuk 5 worden de volgende effectindicatoren voorgesteld: 1. x inwoners kunnen een voorbeeld geven van de wijze waarop zij in 2014 door de gemeente zijn gefaciliteerd bij hun inzet voor de eigen buurt. 2. x mantelzorgers die in 2014 een beroep op mantelzorgondersteuning hebben gedaan geven aan zij zich daar door gesterkt voelen bij de zorg voor een naaste. 3. x medewerkers van uitvoerende organisaties kunnen x voorbeelden geven vanburgers die dankzij hun ondersteuning zich hebben ingezet voor hun omgeving. 4. x inwoners die zich melden bij het WWZ loket kunnen aangeven hoe zij na een keukentafelgesprek met een Wmo-consulent binnen hun eigen netwerk ondersteuning hebben geregeld. 5. x Wmo-consulenten kunnen x voorbeelden geven van gesprekken die ertoe hebben geleid dat inwoners ondersteuning hebben gevonden in hun eigen netwerk en zich daardoor zelfredzamer voelen. 6. x inwoners die zich melden bij het loket WWZ kunnen aangeven dat zij voldoende gecompenseerd zijn in hun ondersteuningsvraag, al dan niet door ondersteuning uit eigen netwerk. 7. x inwoners die in 2014 specialistische hulpverlening hebben ontvangen, kunnen aangeven hoe daardoor hun gevoel van eigenwaarde is versterkt. 8. x hulpverleners kunnen x voorbeelden geven van inwoners waarvan de kwetsbaarheid in 2014 is verminderd door deelname aan een activeringstraject. 6.4.3 Aanpak Over de wijze waarop maatschappelijke partners rapporteren over de effectiviteit van hun interventies gaat de gemeente met hen in overleg. Zomer en najaar 2013 worden gebruikt om samen afspraken te maken over de te volgen werkwijze. Er wordt een werkgroep ingesteld waaraan wordt deelgenomen door de gemeente en vertegenwoordigers van haar partners. De werkgroep krijgt tot taak werkbare afspraken te maken over de wijze van rapportage. Daarbij gelden vooralsnog de volgende aandachts- en uitgangspunten: • Door de gemeente gesubsidieerde of gefinancierde organisaties maken de effectiviteit van hun interventies inzichtelijk aan de hand van genoemde effectindicatoren. • De indicatoren worden in samenspraak met de uitvoerende partijen nader uitgewerkt. • De Wmo-raad wordt om advies gevraagd. • De indicatoren worden ter kennisname voorgelegd aan de Raad. • De verplichting tot rapportage conform deze indicatoren is onderdeel van het subsidie- of inkoopcontract van de gemeente met uitvoerders voor het jaar 2014. • Bij de verantwoording aan de Raad over het gevoerde beleid in 2014 wordt in 2015 gebruik gemaakt van de effectindicatoren. • Het gaat in eerste instantie om een experiment met een looptijd van 1-2 jaar. • In de werkgroep worden afspraken gemaakt over monitoring van het experiment gedurende het jaar 2014. Gedacht wordt aan tussentijdse intervisiebijeenkomsten. • Het doel van de gemeente is om de burger zoveel mogelijk zelfredzaam te maken. Hierdoor zal hulpverlening in principe een tijdelijk karakter moeten hebben. Dit kan botsen met het doel van de uitvoerder, want deze heeft er belang bij om zoveel mogelijk omzet te houden. Als de uitvoerder dus goed doet wat de gemeente wil wordt hij daarvoor 'gestraft' in vorm van omzetverlies. De vraag is hoe de juiste (financiële) prikkels kunnen worden ingebouwd in de afspraken die met uitvoerder worden gemaakt. • De gemeente vindt het belangrijk dat er niet een heel 'circus' van meten en verantwoording ontstaat dat in geen verhouding staat tot de kosten van de dienstverlening zelf. 43
6.5 Verantwoording In de Wmo is verantwoording horizontaal geregeld. De gemeente ontvangt middelen voor uitvoering van de Wmo van het Rijk(verticaal), maar is wettelijk verplicht zich over de besteding te verantwoorden naar haar eigen inwoners, in casu de gemeenteraad (‘horizontaal’). De gemeente hoeft zich niet aan Rijk te verantwoorden. In de verantwoording moet de inspanning zichtbaar worden die door de gemeente op de negen Wmo-prestatievelden is geleverd. Prestatievelden in de Wmo 1. Het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van wijken en buurten. 2. Op preventie gerichte ondersteuning bieden aan jongeren met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden. 3. Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning. 4. Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. 5. Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem. 6. Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer. 7. Maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en huiselijk geweld. 8. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen. 9. Het bevorderen van verslavingsbeleid. De negen prestatievelden zijn ongelijksoortig van aard, moeilijk onderling vergelijkbaar en niet allemaal even eenvoudig kwantificeerbaar. Mede om die reden was de afgelopen jaren de samenhang tussen inzet en resultaten van beleid niet goed zichtbaar, zoals een van de conclusies van het Rekenkamerrapport luidt. De keuze om het Wmo-beleid de komende periode uit te voeren aan de hand van vier te onderscheiden groepen inwoners maakt de samenhang tussen doelstellingen, inzet en resultaten van het Tielse Wmo-beleid de komende periode beter inzichtelijk. Daarmee lopen we ook vooruit op een mogelijke aanpassing van de prestatievelden als gevolg van de decentralisatie Awbz. Rapportage aan de Raad gebeurt over het Wmo-uitvoeringsprogramma, en in ieder geval over 2014 aan de hand van in deze nota genoemde de effectindicatoren.
6.6 Communicatie Tiel heeft communicatiedoelstellingen bij de uitvoering van de Wmo gedefineerd en een communicatieplan opgesteld om deze doelstellingen te realiseren. In het plan zijn diverse doelgroepen benoemd, zoals burgers en partners in de stad. Het communicatieplan is terug te vinden in de bijlage bij dit beleidsplan. De doelstellingen zijn: - Doelgroepen weten wat er nieuw Wmo-beleid komt, wat dat beleid inhoudt en wat dat voor hen betekent. - Doelgroepen zijn op de hoogte van de veranderingen in de samenleving, met name in de zorg. Zij weten dat van inwoners meer eigen inzet wordt verwacht. - Doelgroepen zijn bereid om mee te werken aan het beleid en staan positief tegenover de veranderingen. - Doelgroepen denken mee over het nieuwe beleid en de verandering en staan het niet in de weg.
44
7 Financiën 7.1 Globale cijfers Het Rekenkameronderzoek laat zien dat het lastig is de volledige omvang van de Wmo-inkomsten en -uitgaven in kaart te brengen. Dat komt doordat ‘de Wmo-activiteiten zeer divers zijn en niet één op één in de financiële administratie terugkomen.’ Globaal is het financiële beeld van de uitvoering van de Wmo in Tiel als volgt: • Tiel krijgt voor haar Wmo-beleid jaarlijks circa 3.2 miljoen euro uit het Gemeentefonds (bron: Rekenkamerrapportage). • Binnen programma 8 (Maatschappelijke voorzieningen) zijn verstrekkingen Wmo, Sociaal Cultureel Werk en Lokaal gezondheidsbeleid de grootste posten (zie tabel). Programma 8–Maatschappelijke voorzieningen 2012 8.1
Maatschappelijke ondersteuning
186.928
8.2
Prestatievelden Wmo
137.723
8.3
Verstrekkingen Wmo
5.237.265
8.4
Ouderen en gehandicapten
8.5
Allochtonen
8.6
Jeugd
8.7
Sociaal Cultureel Werk
1.244.946
8.9
Lokaal gezondheidsbeleid
1.934.147
8.10
OOGZ/Maatschappelijke opvang
1.084 35.907 683.955
147.749
Bron: Rekenkamerrapportage ‘De samenleving centraal’, april 2012
• Uit benchmarkgegevens blijkt dat de uitgaven voor de Wmo per inwoner in Tiel lager waren dan in andere, vergelijkbare gemeenten. • Naast inkomsten vanuit het Rijk zijn er nog inkomsten vanuit het provinciale programma Zelfredzaam waarin Tiel participeert • Uit de Impactanalyse drie decentralisaties voor de regio Rivierenland (Hiemstra en de Vries, februari 2013) blijkt dat het budget dat de gemeente Tiel krijgt voor de individuele Wmo-voorzieningen en de functies Awbz oploopt van ruim 3 miljoen euro naar ruim 18 miljoen euro. Alhoewel het absolute budget stijgt, is in deze stijging een bezuiniging van 5,5 miljoen euro verwerkt: o Door de ingevoerde bezuiniging op de huishoudelijke hulp voor midden- en hoge inkomens krijgt Tiel naar verwachting ongeveer 2,5 miljoen minder Wmo-budget dan nu het geval is. o Door de bezuiniging op de Awbz krijgt Tiel naar verwachting ruim 3,3 miljoen minder budget dan er op dit moment aan de functies Extramurale begeleiding en Persoonlijke verzorging wordt besteed.
45
Verwacht budget vanaf 2015
Bezuiniging Rijksoverheid
Kortingspercentage
Individuele Wmovoorzieningen en de functies Awbz
€ 18.000.000
-/- € 5.500.000
23%
Huishoudelijk hulp
€
800.000
-/- € 2.500.000
76%
Extramurale begeleiding en persoonlijke verzorging
€ 18.000.000
-/- € 3.300.000
15%
Totaal
€ 39.800.000
-/- € 11.300.000
22%
7.2 Eenmalige middelen voor extra inzet De budgetten worden nu grotendeels besteed aan individuele voorzieningen zoals hulp bij het huishouden en woningaanpassingen. De in dit beleidsplan beoogde ontwikkeling zet in op preventie en het versterken van de eigen kracht en maatschappelijke inzet van onze inwoners. Dit impliceert een ombuiging van de budgetten, van individuele voorzieningen naar collectieve maatschappelijke ondersteuning. Hoe dat begrotingstechnisch, financieel en uitvoeringstechnisch precies moet vergt nog het nodige onderzoek. Zo kan worden overwogen om de drempel voor voorzieningen hoger te maken en wellicht is het mogelijk om het openeinde karakter te beperken. Dit onderzoek kost de nodige tijd, die met eenmalige middelen overbrugd moet worden. De voorgestelde extra inzet ten behoeve van het Wmo-beleidsplan zal plaats moeten vinden binnen het daarvoor beschikbare budget. Dat budget bestaat uit huidig Wmo budget en transitiemiddelen. In de nabije toekomst aangevuld met middelen voor Awbz. Een eerste inschatting vindt u in onderstaande tabel. Het Wmo-uitvoeringsprogramma dat in het najaar van 2013 aan de Raad wordt voorgelegd biedt nadere financiële uitwerking.
46
Globale indicatie extra inzet
€
1
Maatschappelijk actieve burgers
a
Ruimte voor de burger
40.000
b
Zorgen voor de mensen die zorgen
25.000
c
Vrijwillige inzet en maatschappelijke stages
15.000
2
Burgers met een ondersteuningsvraag
a
Intervisie op kwaliteit van ondersteuning
b
Ouderenwerk
3
Kwetsbare burgers
a
Wijkgericht werken in Eropaf en dagopvang
4
Jeugd (zie nota jeugdbeleid)
a
Investeren in de voorkant
5.000 25.000 25.000 25.000
Randvoorwaarden 8
Doorontwikkeling WWZ Loket
20.000
9
Onderzoek indicatiestelling
15.000
10
Experiment nieuw verantwoordingsmodel
15.000 Totaal (indicatief)
210.000
7.3 Koppeling effecten en activiteiten/producten Het Wmo-budget bestaat met name uit inkomsten uit het Gemeentefonds. Deze zijn losgekoppeld van de uitgaven. De Rekenkamer is van mening dat ‘dit een keuze is die past bij de geest van de wet: namelijk dat de gemeente de vrijheid moet hebben om naar eigen inzicht en behoeften beoogde effecten te formuleren en daar de middelen voor aan te wenden.’ Zij stelt echter dat wanneer College en Raad meer willen kunnen sturen op de doelmatigheid en financiering van de uitvoering van de Wmo, een koppeling tussen beleidseffecten en activiteiten/producten wenselijk is. De gemeente kiest ervoor om in 2014 in een experiment te onderzoeken of deze koppeling afdoende tot stand kan worden gebracht door middel van rapportage aan de hand van de effectindicatoren die in hoofdstuk 5 van deze nota worden genoemd.
7.4 Herindeling programmabegroting Ambtelijk is de afgelopen maanden gewerkt aan een inventarisatie van de huidige activiteiten, producten en diensten die een bijdrage leveren aan de uitvoering van het Tielse Wmo-beleid. Van deze inventarisatie is een ‘Foto’ gemaakt (zie bijlage). De foto maakt globaal inzichtelijk hoe de uitgaven in het kader van de Wmo in 2012 zijn verdeeld over de vier inwonersgroepen (actieve burgers, burgers met een ondersteuningsvraag, kwetsbare groepen en jeugd; zie hoofdstuk 5). De foto vormt vertrekpunt voor het Wmo-uitvoeringsprogramma 2014. De gemeente overweegt een herindeling van de begrotingsprogramma’s om deze meer in lijn te brengen met de veranderende opgaven in het sociale domein. Daarmee gepaard gaat het in opdracht van de Raad herzien van de bestaande programmadoelen voor programma 7 en 8. Volgens besluit van de Raad (d.d.?) worden de programmadoelen opgesteld conform de uitgangspunten van het Wmo beleid dat 17 juli 2013 wordt vastgesteld. Dat is een complexe operatie waarmee in 2014 kan worden gestart. Dit is conform de afspraak dat de programma-indeling aan het begin van iedere raadsperiode wordt geëvalueerd. Het voorstel is in de tussentijd vier producten toe te voegen aan Programma 8 waarvan de budgetten overeenkomen met de indeling die in de Foto wordt gehanteerd. Zo ontstaat eenduidigheid tussen inhoud en financiering van het Wmo-beleid. Ambtelijk worden nu voorbereidingen getroffen voor deze gelijkschakeling. De afdeling Onderwijs en welzijn werkt daartoe nauw samen met Financien en Juridische zaken. 47
Een belangrijk aandachtspunt is het voornemen van Tiel om financieel nauw te gaan samenwerken met Culemborg en Geldermalsen. In dat verband wordt momenteel nagedacht over het samenvoegen van de administraties. Een gelijkluidende productindeling ligt dan voor de hand.
48
Colofon Gemeente Tiel Achterweg 2 Postbus 6325, 4000 HH Tiel Tel: (0344) 637 111 Fax: (0344) 637 299 e-mail:
[email protected] internet: www.tiel.nl Aan deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend. Druk: Repro gemeente Tiel Mei 2013