1 Kosten van huisvesting en duurzame productiemiddelen Kennisvragen paragraaf 1.1 en 1.2 1. Wat bestudeert de bedrijfseconomie?
2. We onderscheiden bij uitgaven kosten en verspillingen. Wat is het verschil tussen kosten en verspillingen?
3. Met welk onderzoek houdt het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (EIM) zich bezig?
4. Geef de indeling naar kostensoorten die het EIM hanteert.
Opgaven paragraaf 1.3 Opgave 1 Stel een graafmachine wordt aangeschaft voor € 400.000,– . Men schat dat, na 8 jaar gebruik van deze machine, de inruilwaarde (restwaarde) nog € 40.000,– zal bedragen.
WB BE-1.indd 7
Kosten van huisvesting en duurzame productiemiddelen 7
23-7-2010 16:32:40
a. b. c. d.
Welk bedrag moet er elk jaar worden afgeschreven? Hoeveel procent van de aanschafwaarde bedraagt deze afschrijving? Wat verstaan we onder de boekwaarde? Bereken de boekwaarde na vier jaar.
a.
b.
c.
d.
Opgave 2 Stel een machine wordt aangeschaft voor € 600.000,– . Men schat dat, na 10 jaar gebruik van deze machine, de inruilwaarde (restwaarde) nog € 30.000,– zal bedragen. a. b. c. d.
Welk bedrag moet er elk jaar worden afgeschreven? Hoeveel procent van de aanschafwaarde bedraagt deze afschrijving? Wat verstaan we onder de boekwaarde? Bereken de boekwaarde na vier jaar.
a.
b.
c.
d.
Opgave 3 Een bedrijfsauto wordt aangeschaft voor € 24.000,– . Na 10 jaar bedraagt de restwaarde € 2.000,– . a. Bereken de jaarlijkse afschrijving in euro’s. b. Bereken de jaarlijkse afschrijving in procenten van de aanschafwaarde. 8 Hoofdstuk 1
WB BE-1.indd 8
23-7-2010 16:32:40
a.
b.
Opgave 4 Een kassa wordt aangeschaft voor € 8.000,– . Na 8 jaar bedraagt de restwaarde € 500,– . a. Bereken de jaarlijkse afschrijving in euro’s. b. Bereken de jaarlijkse afschrijving in procenten van de aanschafwaarde. a.
b.
Opgave 5 Een bedrijfsauto wordt aangeschaft voor € 34.000,– . De economische levensduur wordt geschat op 10 jaar. De restwaarde wordt geschat op € 2.000,– . Er wordt afgeschreven met een vast percentage van de aanschafwaarde. a. Welk bedrag wordt er jaarlijks afgeschreven? b. Hoeveel procent wordt er jaarlijks afgeschreven? c. Bereken de boekwaarde na 4 jaar. a.
b. c.
Opgave 6 Een vorkheftruck wordt aangeschaft voor € 135.000,– . De economische levensduur wordt geschat op 8 jaar. De restwaarde wordt geschat op € 8.000,– . Er wordt afgeschreven met een vast percentage van de aanschafwaarde. a. Welk bedrag wordt er jaarlijks afgeschreven? b. Hoeveel procent wordt er jaarlijks afgeschreven? c. Bereken de boekwaarde na 3 jaar. a.
WB BE-1.indd 9
Kosten van huisvesting en duurzame productiemiddelen 9
23-7-2010 16:32:40
b. c.
Opgave 7 Op een inventaris van € 16.000,– wordt per jaar 12,5% van de boekwaarde afgeschreven. Bereken de boekwaarde na 3 jaar.
Opgave 8 Op een touringcar van € 800.000,– wordt per jaar 15% van de boekwaarde afgeschreven. Bereken de boekwaarde na 2 jaar.
Opgave 9 Een machine wordt aangeschaft voor € 140.000,– . De restwaarde is nihil. Door een misverstand schrijft men jaarlijks 10% van de boekwaarde af, in plaats van jaarlijks 10% van de aanschafwaarde af te schrijven. Deze vergissing wordt aan het einde van het derde jaar ontdekt. Hoeveel is aan het einde van het derde jaar te weinig afgeschreven?
10 Hoofdstuk 1
WB BE-1.indd 10
23-7-2010 16:32:40
Opgave 10 Een bedrijfsauto wordt aangeschaft voor € 60.000,– . De restwaarde is € 5.000,– . Door een misverstand schrijft men jaarlijks 12% van de boekwaarde af, in plaats van jaarlijks 10% van de aanschafwaarde af te schrijven. Deze vergissing wordt aan het einde van het tweede jaar ontdekt. Hoeveel is aan het einde van het tweede jaar te weinig afgeschreven?
Opgave 11 Op 1 mei 2008 is een kasregister aangeschaft voor € 5.000,–. Per jaar wordt 10% van de aanschafprijs afgeschreven. a. Bereken de afschrijving van 1 mei 2008 t/m 31 december 2008. b. Bereken de boekwaarde van het kasregister op 31 december 2009. a.
b.
Opgave 12 Ondernemer Adri Dorssers te Arnhem beschikt over een toonbank. Uit de administratie blijkt dat de toonbank op 1 januari 2009 een boekwaarde heeft van € 5.600,– . De restwaarde is bij aanschaf vastgesteld op € 600,– en de levensduur is vastgesteld op 6 jaar. Op deze toonbank is vijfmaal op jaarbasis afgeschreven. btw mag bij deze vraag buiten beschouwing worden gelaten. a. Wat was de aanschafwaarde van deze toonbank? b. Bereken de afschrijving in procenten van de aanschafwaarde. a.
b.
Opgave 13 Detaillist Sibon maakt gebruik van een bedrijfsauto. Uit de administratie blijkt dat de bedrijfsauto op 1 januari 2010 een boekwaarde heeft van € 4.000,– . De restwaarde
WB BE-1.indd 11
Kosten van huisvesting en duurzame productiemiddelen 11
23-7-2010 16:32:40
is bij aanschaf vastgesteld op € 1.000,– en de levensduur van de bedrijfsauto is vastgesteld op 8 jaar. Op deze bedrijfsauto is zeven keer op jaarbasis afgeschreven. btw mag bij deze vraag buiten beschouwing worden gelaten. a. Wat was de aanschafwaarde van deze bedrijfsauto? b. Bereken de afschrijving in procenten van de aanschafwaarde. a.
b.
Opgave 14 Uit de administratie van een supermarkt blijkt een keuken een boekwaarde te hebben van € 6.699,– . Op deze keuken is driemaal afgeschreven. Er wordt jaarlijks 12,5% van de boekwaarde afgeschreven. btw kan buiten beschouwing blijven. Bereken de oorspronkelijke aanschafwaarde van deze keuken.
Opgave 15 Uit de administratie van een drogisterij blijkt dat de boekwaarde van een personal computer € 320,– is. Op deze pc is tweemaal afgeschreven. Er wordt jaarlijks 20% van de boekwaarde afgeschreven. btw kan buiten beschouwing blijven. Bereken de oorspronkelijke aanschafwaarde van deze pc.
Opgave 16 Een slagerij beschikt over een weegschaal met een boekwaarde € 2.610,– . Op deze weegschaal is viermaal afgeschreven. Er wordt jaarlijks 15% van de boekwaarde afgeschreven. btw kan buiten beschouwing blijven. 12 Hoofdstuk 1
WB BE-1.indd 12
23-7-2010 16:32:40
Bereken de oorspronkelijke aanschafwaarde van deze weegschaal.
Opgave 17 De aanschafwaarde van een machine inclusief bijkomende kosten bedraagt € 160.000,– . De residuwaarde wordt geschat op € 10.000,– en de rentekosten bedragen 6% van het gemiddeld geïnvesteerd vermogen. De machine heeft een technische levensduur van 5 jaar. De complementaire kosten met betrekking tot de machine bedragen achtereenvolgens per jaar: € 12.000,– , € 28.000,– , € 48.000,– , € 80.000,– en € 120.000,– . De productie bedraagt in het eerste jaar 24.000 stuks en in de volgende jaren respectievelijk 20.000, 18.000, 12.000 en 6.000 stuks. a. Bepaal de economische levensduur van de machine. b. Stel het afschrijvingsplan op. a.
WB BE-1.indd 13
Kosten van huisvesting en duurzame productiemiddelen 13
23-7-2010 16:32:40
b.
Opgave 18 De aanschafwaarde van een machine inclusief bijkomende kosten bedraagt € 120.000,– . De residuwaarde wordt geschat op € 20.000,– en de rentekosten bedragen 5,5% van het gemiddeld geïnvesteerd vermogen. De machine heeft een technische levensduur van 5 jaar. De complementaire kosten met betrekking tot de machine bedragen achtereenvolgens per jaar: € 10.000,– , € 24.000,– , € 40.000,– , € 60.000,– en € 100.000,– . De productie bedraagt in het eerste jaar 25.000 stuks en in de volgende jaren respectievelijk 22.000, 17.000, 13.000 en 5.000 stuks. a. Bepaal de economische levensduur van de machine. b. Stel het afschrijvingsplan op. a.
14 Hoofdstuk 1
WB BE-1.indd 14
23-7-2010 16:32:41
b.
Opgave 19 De aanschafwaarde van een machine inclusief bijkomende kosten bedraagt € 100.000,– . De residuwaarde wordt geschat op € 10.000,– en de rentekosten bedragen 5% van het gemiddeld geïnvesteerd vermogen. De machine heeft een technische levensduur van 5 jaar. De complementaire kosten met betrekking tot de machine bedragen achtereenvolgens per jaar: € 7.000,– , € 15.000,– , € 27.000,– , € 30.000,– en € 52.000,– . De productie bedraagt in het eerste jaar 13.000 stuks en in de volgende jaren respectievelijk 12.000, 10.000, 7.000 en 4.000 stuks. a. Bepaal de economische levensduur van de machine. b. Stel het afschrijvingsplan op. a.
WB BE-1.indd 15
Kosten van huisvesting en duurzame productiemiddelen 15
23-7-2010 16:32:41
b.
Opgave 20 Groothandelaar Lodewijks heeft een vorkheftruck aangeschaft voor € 12.000,–. Bedrijfseconomisch wordt in 6 jaar afgeschreven en fiscaal in 8 jaar. Er wordt afgeschreven met een vast percentage van de aanschafwaarde of vervangingswaarde. De restwaarde is nihil en met rentekosten hoeft geen rekening te worden gehouden. Aan het eind van het 3e jaar stijgt de vervangingswaarde van de vorkheftruck naar € 15.000,– . a. Waardoor wordt het verschil verklaard tussen bedrijfseconomische en fiscale afschrijving? b. Bereken de fiscale afschrijving gedurende de fiscale levensduur. c. Bereken de bedrijfseconomische afschrijving gedurende de bedrijfseconomische levensduur. d. Verwerk de ontbrekende bedragen in de tabel. a.
b. c.
16 Hoofdstuk 1
WB BE-1.indd 16
23-7-2010 16:32:41
d.
Jaar 1
Aanschafwaarde €
Vervangingswaarde €
Bedrijfseconomische afschrijving €
Fiscale afschrijving €
2 3 4 5 6 7 8 Opgave 21 Parfumerie New York heeft een nieuwe personal computer gekocht. De aanschafwaarde bedraagt € 6.000,– . Fiscale afschrijving: 4 jaar met een restwaarde van € 800,– . Bedrijfseconomische afschrijving: levensduur 3 jaar, vervangingswaarde € 5.000,– ; geen restwaarde. a. Bereken de fiscale afschrijving gedurende de fiscale levensduur. b. Bereken de calculatorische afschrijving gedurende de bedrijfseconomische levensduur. c. Stel een tabel samen met daarin aanschafwaarde, vervangingswaarde, calculatorische afschrijvingen, fiscale afschrijvingen en afschrijvingsverschil. a.
b.
c.
Opgave 22 Garagist Kamminga te Nieuwkerk heeft een autowasserette geïnstalleerd. De totale aanschafwaarde bedraagt € 84.000,– . Er wordt afgeschreven met een vast percentage van de aanschafwaarde. De fiscale levensduur bedraagt 10 jaar met een restwaarde van € 0,– . De bedrijfseconomische levensduur wordt geschat op 7 jaar. De vervangingswaarde is € 91.000,– . Restwaarde nihil. a. Bereken de fiscale afschrijving gedurende de fiscale levensduur.
WB BE-1.indd 17
Kosten van huisvesting en duurzame productiemiddelen 17
23-7-2010 16:32:41
b. Bereken de calculatorische afschrijving gedurende de bedrijfseconomische levensduur. c. Stel een tabel samen met daarin aanschafwaarde, vervangingswaarde, calculatorische afschrijvingen, fiscale afschrijvingen, prijsverschil en levensduurverschil. a.
b.
c. Prijsverschil:
Levensduurverschil:
Tabel:
Opgave 23 Van een duurzaam productiemiddel zijn de volgende gegevens bekend: Aanschafwaarde: € 500.000,– . Technische levensduur: 5 jaar. Interestkosten: 7% van het gemiddeld gedurende de levensduur geïnvesteerd ver mogen. De productie, de restwaarde en de complementaire kosten zijn weergegeven in onderstaande tabel: Jaar 1 2 3 4 5
Productie in stuks 50.000 46.000 40.000 34.000 25.000
€
Restwaarde Complementaire kosten 300.000,— € 150.000,— 180.000,— 180.000,— 90.000,— 230.000,— 45.000,— 270.000,— 20.000,— 310.000,—
18 Hoofdstuk 1
WB BE-1.indd 18
23-7-2010 16:32:41
Bepaal de economische levensduur en de kostprijs per stuk.
Opgave 24 Een machine wordt op 1 januari 2010 aangeschaft voor € 500.000,– . Onmiddellijk na het aanschaffingsmoment stijgt op 2 januari 2010 de vervangingswaarde tot € 540.000,– . Voor bedrijfseconomische vermogens- en winstbepaling wordt de machine gewaardeerd en afgeschreven op basis van vervangingswaarde. De economische levensduur van de machine is 5 jaar en de vermoedelijke restwaarde is nihil.
WB BE-1.indd 19
Kosten van huisvesting en duurzame productiemiddelen 19
23-7-2010 16:32:41
De onderneming verwacht dat door de voortgaande technologische ontwikkeling de machine snel zal verouderen. Om die reden wil ze het zwaartepunt van de afschrijvingen in de eerste gebruiksjaren leggen. Ze besluit daarom in vijf jaar af te schrijven in de verhouding 5 : 4 : 3 : 2 : 1. Fiscaal wordt de aanschafprijs van de machine lineair (vast percentage van de aanschafprijs) in 5 jaar afgeschreven tot de restwaarde van € 0,–. a. Bepaal de bedrijfseconomische afschrijvingsbedragen voor de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014. b. Bepaal de fiscale afschrijvingsbedragen voor de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014. a.
b.
Opgaven paragraaf 1.4 Opgave 25 Een snijmachine met een aanschafwaarde van € 6.500,– heeft na 15 jaar nog een waarde van € 500,– . De rentekosten bedragen 8% over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen. Bereken de jaarlijkse rentekosten.
Opgave 26 Een bedrijfsauto met een aanschafwaarde van € 35.000,– heeft na 10 jaar nog een waarde van € 2.000,– . De rentekosten bedragen 7% over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen. Bereken de jaarlijkse rentekosten.
Opgave 27 Detaillist Femjan schaft op 1 januari 2009 nieuwe kassa’s aan ter waarde van € 130.000,– . De levensduur bedraagt 10 jaar en de restwaarde wordt geschat op € 10.000,– . De afschrijvingskosten worden maandelijks geboekt. De rentekosten worden berekend over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen. 20 Hoofdstuk 1
WB BE-1.indd 20
23-7-2010 16:32:41
a. b. c. d.
Welk bedrag moet er jaarlijks worden afgeschreven? Welk bedrag wordt er maandelijks afgeschreven? Wat is de boekwaarde van de kassa’s op 1 april 2009? Stel de rentekosten bedragen 6%. Hoeveel bedragen dan de afschrijvings- en rentekosten samen over 2009? e. Hoeveel procent bedraagt de afschrijving per jaar? a.
b. c.
d.
e.
Opgave 28 Ondernemer Kleintjens schaft op 1 januari 2009 nieuwe machines aan ter waarde van € 400.000,– . De levensduur bedraagt 5 jaar en de restwaarde wordt geschat op € 50.000,– . De afschrijvingskosten worden maandelijks geboekt. De rentekosten worden berekend over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen. a. b. c. d.
Welk bedrag moet er jaarlijks worden afgeschreven? Welk bedrag wordt er maandelijks afgeschreven? Wat is de boekwaarde van de machines op 1 juni 2009? Stel de rentekosten bedragen 7%. Hoeveel bedragen dan de afschrijvings- en rentekosten samen over 2009? e. Hoeveel procent bedraagt de afschrijving per jaar? a.
WB BE-1.indd 21
Kosten van huisvesting en duurzame productiemiddelen 21
23-7-2010 16:32:41
b. c.
d.
e.
Opgave 29 Een sorteermachine wordt aangeschaft voor € 40.000,– . De geplande gebruiksduur is 6 jaar en de restwaarde bedraagt € 4.000,– . Rentepercentage 6%. De rente wordt elk jaar berekend over de boekwaarde. Bereken de rentekosten over het vierde jaar.
Opgave 30 Een kopieerapparaat wordt aangeschaft voor € 14.000,– . De geplande gebruiksduur is 8 jaar en de restwaarde bedraagt € 2.000,– . Rentepercentage 8%. De rente wordt elk jaar berekend over de boekwaarde. Bereken de rentekosten over het derde jaar.
22 Hoofdstuk 1
WB BE-1.indd 22
23-7-2010 16:32:42
Opgave 31 Ondernemer Rentoi wil een nieuwe sorteermachine kopen. De machine heeft een aanschafwaarde van € 18.000,– met een restwaarde van € 2.000,– . Er wordt afgeschreven over 4 jaar met een vast percentage van de aanschafwaarde. De rekenrente bedraagt 8% over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen. De complementaire kosten bedragen het eerste jaar € 300,– en stijgen elk jaar met 20%. a. b. c. d. e.
Bereken het jaarlijkse afschrijvingsbedrag. Stel het afschrijvingsplan op. Bereken de jaarlijkse rentekosten. Bereken de complementaire kosten van jaar 1 t/m 4. Stel een overzicht samen van de gemaakte kosten van jaar 1 t/m 4.
a. b.
c.
d.
e.
Opgave 32 Ondernemer Schampers wil een nieuwe graafmachine kopen. De machine heeft een aanschafwaarde van € 120.000,– met een restwaarde van € 8.000,– . Er wordt afgeschreven over 4 jaar met een vast percentage van de aanschafwaarde.
WB BE-1.indd 23
Kosten van huisvesting en duurzame productiemiddelen 23
23-7-2010 16:32:42
De rekenrente bedraagt 8% over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen. De complementaire kosten bedragen het eerste jaar € 400,– en stijgen elk jaar met 15%. a. b. c. d. e.
Bereken het jaarlijkse afschrijvingsbedrag. Stel het afschrijvingsplan op. Bereken de jaarlijkse rentekosten. Bereken de complementaire kosten van jaar 1 t/m 4. Stel een overzicht samen van de gemaakte kosten van jaar 1 t/m 4.
a. b.
c.
d.
e.
Opgave 33 Een machine heeft een aanschafprijs van € 175.000,– . De restwaarde bedraagt € 25.000,– . De economische levensduur bedraagt 6 jaar, de technische levensduur is 8 jaar. De afschrijving vindt plaats met een vast percentage van de aanschafprijs. Rente 8% over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen. De complementaire kosten zijn het eerste jaar nihil, het tweede en het derde jaar € 2.000,– per jaar, en het vierde t/m het zesde jaar € 5.000,– . a. Wat verstaan we onder de economische levensduur? b. Bereken de totale kosten van de machine voor het eerste jaar. c. Bereken de totale kosten van de machine voor het vierde jaar. 24 Hoofdstuk 1
WB BE-1.indd 24
23-7-2010 16:32:42
a.
b.
c.
Opgave 34 Een vrachtauto heeft een aanschafprijs van € 320.000,– . De restwaarde bedraagt € 40.000,– . De economische levensduur bedraagt 5 jaar, de technische levensduur is 7 jaar. De afschrijving vindt plaats met een vast percentage van de aanschafprijs. Rente 8% over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen. De complementaire kosten zijn het eerste jaar € 2.000,–, het tweede en het derde jaar € 4.000,– per jaar, en het vierde t/m het zevende jaar € 8.000,– . a. Wat verstaan we onder de technische levensduur? b. Bereken de totale kosten van de machine voor het eerste jaar. c. Bereken de totale kosten van de machine voor het derde jaar. a.
b.
c.
Opgave 35 Een transportbedrijf koopt een vrachtwagen voor € 160.000,– . De economische levensduur is 7 jaar. Restwaarde van de auto is € 20.000,– . Er wordt afgeschreven volgens een vast percentage van de aanschafwaarde.
WB BE-1.indd 25
Kosten van huisvesting en duurzame productiemiddelen 25
23-7-2010 16:32:42
a. Bereken de jaarlijkse afschrijving. b. Bereken het afschrijvingspercentage. c. Stel het afschrijvingsplan op. a. b. c.
Opgave 36 Een horecaondernemer koopt een afwasmachine voor € 8.000,– . De economische levensduur is 5 jaar. Restwaarde van de machine is nihil. Er wordt afgeschreven volgens een vast percentage van de aanschafwaarde. a. Bereken de jaarlijkse afschrijving. b. Bereken het afschrijvingspercentage. c. Stel het afschrijvingsplan op. a. b. c.
Kennisvragen paragraaf 1.5 en 1.6 1. Noem twee grootheden waaraan de kosten van huisvesting kunnen worden gekoppeld.
26 Hoofdstuk 1
WB BE-1.indd 26
23-7-2010 16:32:42
2. Waarom hoef je over grond die bestemd is voor de vestigingsplaats van het winkelpand niet af te schrijven?
3. Het houden van voorraden brengt drie soorten kosten met zich mee. Welke?
4. Waar vallen de ruimtekosten in feite onder?
5. Over de voorraad moeten rentekosten worden berekend. Waarover worden deze kosten berekend?
6. Risico loopt de ondernemer over tal van zaken. Zo loopt hij ook prijsrisico. Wat verstaan we onder prijsrisico?
Opgaven paragraaf 1.5 en 1.6 Opgave 37 Ondernemer Jaris heeft een modezaak in het centrum van Almere met een verkoopvloeroppervlakte van 350 m2. De huurprijs bedraagt € 400,– per m2 per jaar. Bereken de huisvestingskosten per jaar.
Opgave 38 De bruto-omzet van Karel Muysers over 2009 bedraagt € 892.500,– . De huisvestingskosten bedragen 3% over de omzet. Bereken het bedrag van de huisvestingskosten over 2009.
Opgave 39 Mane Elriti exploiteert een delicatessenzaak in het centrum van Roosendaal. Over 2009 heeft zij de volgende gegevens verzameld: Gas, water, licht € 34.200,— Advertenties 8.500,— Huur winkelpand 54.000,— Assurantiekosten 5.200,— Schoonmaakkosten 3.500,— Afschrijvingskosten inventaris 2.700,—
WB BE-1.indd 27
Kosten van huisvesting en duurzame productiemiddelen 27
23-7-2010 16:32:42
Demodage Overige huisvestingskosten
500,— 2.900,—
Bereken over 2009 de huisvestingskosten voor onderneemster Elriti.
Opgave 40 De omzet van DHZ Janssen BV te Zaltbommel bedraagt € 720.000,– . De percentages voor de verschillende exploitatiekosten zijn de volgende: Afschrijvingen 8% Rentekosten 6% Huisvestings- en voorraadkosten 10% Personeelskosten 16% Overige kosten 6% Bereken van elk van de kostensoorten de bedragen in euro’s.
28 Hoofdstuk 1
WB BE-1.indd 28
23-7-2010 16:32:42