2013 Korte verhalen
Elisa Minnaar 13-5-2013 1
Inhoud OOST-WEST ................................................................... 4 DE BIECHT ................................................................... 13 DE KLEREN VAN DE KLOKKENLUIDER .............. 15 HET MISVERSTAND .................................................. 20 HET HUIS MET DE RONDE RAMEN ...................... 22 DE GEBETEN HOND .................................................. 26 FAMILIEGEHEIM ........................................................ 29 MEN NEME... ............................................................... 34 KLOOSTERGEHEIMEN .............................................. 38 DAG VADER ................................................................ 42 DE MAN MET TWEE GEZICHTEN ........................... 49 DE BARON IS DOOD .................................................. 52 NIETS ............................................................................ 56 WRAAK ........................................................................ 61 DE HOOFDPRIJS ......................................................... 67 TIJDEN VERANDEREN .............................................. 73 VOORPRET?? ............................................................... 79 MODDER ...................................................................... 87 HET KERSTCADEAU ................................................ 92 EEN STERK VERHAAL .............................................. 97 DE STRAAT................................................................ 100 DE HEKS VAN KATTENDAMME. .......................... 103 2
”REÏNCARNATIE” .................................................... 108 BIJVOEDING .............................................................. 111 MIJN DAGBOEK, ....................................................... 113 LEONTIEN .................................................................. 118 AVONTUREN OP DE LAGERE SCHOOL .............. 123 REÜNIE MET HET VERLEDEN............................... 127 EEN WONDER. ......................................................... 133 LANG GEWACHT..... ............................................... 135 GROTE MEID ............................................................. 137 KLEINE MAN ............................................................. 141 DE SCHOENENWALS............................................... 146
3
OOST-WEST Ik heb een veelbewogen leven achter de rug, dat kan je wel zeggen. Mijn bestaan begon in een bontatelier. Eerst waren er dierenvachten, daarvan maakten de meisjes een prachtige bontjas, en dat was ik. Wat was ik trots op mezelf. Ik had een grote opstaande kraag gekregen en een paar mouwen die van boven wijd waren en naar onder smal toeliepen. Toen alles naar wens was, de voering en de knopen enz., werd ik op een hangertje gehangen voor de verkoop, en niet lang daarna hing ik in een winkel op een rek met nog meer bontjassen, maar, zonder hoogmoedig te zijn, ik was de mooiste. Van tijd tot tijd kwamen er klanten en pasten ons en op een onvergetelijke dag hoorde ik “oh, wat een mooie mantel, die neem ik!”. Het was liefde op het eerste gezicht, en dat was wederzijds. 4
Ze streek met haar zachte hand over mijn haren en op dat moment wist ik dat ik goed voor haar zou zorgen en haar verwarmen. Ik noemde haar in gedachten Mijn Vriendin. We hadden een heerlijke tijd samen; ik mocht ’s winters overal mee naar toe. We deelden vreugde, bij bruiloften en verjaardagen, en verdriet op begrafenissen. ’s Zomers werd ik netjes gelucht en opgeborgen. Ik had een goed leven. Eens, het was weer winter, mocht ik mee naar haar nieuwe baan. Mijn Vriendin zat in spanning, dat voelde ik, over het werk dat ze ging doen en over de collega’s die ze zou ontmoeten. Op kantoor werd ik in een kast op de gang gehangen en Mijn Vriendin ging aan het werk. Ik zal daar een uurtje gehangen hebben, toen de kast voorzichtig opengedaan werd. Een ruwe hand rukte mij van het hangertje ik werd in een vuilniszak gepropt en hard lopend verliet de onverlaat het gebouw. Een paar straten verder duwde hij mij in de kofferbak van z’n auto en reed hard weg. Wat was ik geschrokken! En wat had ik medelijden met Mijn Vriendin! 5
Ik stelde me voor hoe ze zou reageren: ongeloof, verdriet, woede, tranen…..en ik kon niets doen. We hadden heel lang gereden en eindelijk stopten we in een oude loods. Ik werd hardhandig uit de kofferbak getild en op de grond gegooid. Er lagen nog meer kledingstukken, maar ook hier was ik de mooiste. Hoe lang we daar in die koude ruimte gelegen hebben, weet ik niet meer, maar zelfs ik was niet in staat om mezelf te verwarmen. Af en toe werd er iets verkocht en op een dag stapte er een vrouwspersoon binnen die een mantel zocht voor niet teveel geld. Ze zag mij liggen, en, arme ik, ze nam me mee. Ze woonde in Rotterdam op Katendrecht in een groot huis met veel ramen. Achter die ramen etaleerde ze haar “meisjes”. De vele klanten mochten haar Mimi noemen, hoewel haar echte naam gewoon Mien was. De meisjes noemden haar Madam. Ik had het niet naar m’n zin, dat kan ik nu wel zeggen.. Mimi droeg me dikwijls, maar als ze thuis kwam liet ze mij van haar schouders gewoon op de grond glijden.
6
De meisjes moesten me dan maar oprapen. Ik voelde me vernederd en verlangde terug naar Mijn Vriendin… Ik heb heel wat jaartjes doorgebracht in het Huis van Plezier, maar werd er niet vrolijker op. M’n haren werden dof en ik stonk naar goedkope parfum. Moest ik hier nou voor de rest van m’n leven blijven? Op een dag zei Mimi: “Ik zal eens wat kleren uitzoeken die weg kunnen; ze worden straks opgehaald voor Polen”. Ze graaide in haar kasten en veel afgedragen bloesjes en rokken werden in een zak gepropt. En toen hoorde ik haar mompelen “nou, die bontjas kan ook wel mee, die kan ik toch niet meer aan. Het lijkt wel of hij gekrompen is”. Ze deed net of ze niet wist dat ze twintig kilo aangekomen was.. Ik trilde van spanning; wat zou ik nu weer beleven? Slechter dan hier zou ik het niet krijgen, vond ik. Ze vouwde me op en deed me in een zak, tezamen met de rest. We werden op de stoeprand geplaatst en na verloop van tijd kwam er een
7
truck met aanhanger; dat was ons vervoermiddel naar Polen. Over de reis kan ik kort zijn: dat was een verschrikking. Op de Autobahnen in Duitsland was het druk en het stonk er naar benzine. Maar het ergste waren de wegen in Polen. Die waren zo slecht dat ik door elkaar gerammeld werd; en zo jong was ik ook niet meer. We reden ver door, tot helemaal in het zuiden aan de voet van de Karpaten. In een klein dorpje werd de aanhanger uitgeladen. We werden neergelegd in een schoollokaal en de volgende morgen mocht de bevolking komen kijken of er iets voor ze bij was. Het waren arme mensen. Ze waren blij als ze iets vonden wat ze konden gebruiken. Een jonge vrouw drentelde wat rond en toen ze mij zag zei ze: ”ik zou eigenlijk die bontjas wel willen, maar ik kan er niet zoveel voor betalen want ik ben pas begonnen met een klein eethuisje en heb nog niet zoveel verdiend”.
8
Ze kreeg te horen dat ze er niets voor hoefde te geven, omdat de kleding geschonken was door mensen uit Holland. Zielsgelukkig nam ze me mee. Ik was blij want het was een lief vrouwtje en ik wist zeker dat ze goed voor me zou zorgen. En geloof me maar: dat deed ze. Ze repareerde mijn kapotte voering, zette m'n knopen vast en hing me net zo lang te luchten tot alle parfumgeurtjes verdwenen waren. Hè, ik voelde me een stuk beter, ja, zelfs jeugdiger. We hadden een mooie tijd samen. Het kon behoorlijk koud zijn in de winter, maar ik verwarmde haar, net zoals ik Mijn Vriendin verwarmd had. Ach ja, Mijn Vriendin…wat was dat lang geleden.. Het eethuisje van Magdalenka floreerde goed. Alles wat er te doen was deed ze zelf, inkopen, koken, bedienen, een praatje maken met de gasten. Die gasten kwamen voornamelijk van de camping die een paar kilometer verderop lag en zij zorgden dan ook voor de mond-tot-mondreclame.
9
Na een jaar was Magdalenka uit de schulden en kon ze aan uitbreiding gaan denken. Op een middag was haar moeder op bezoek en hoorde ik haar zeggen "ik heb nu zoveel verdiend dat ik wel een nieuwe jas zou willen kopen. Eigenlijk vind ik het zonde om die bontjas weg te doen, want ik ben eraan gehecht, maar aan de andere kant...." Haar moeder opperde "je zou er een kussen van kunnen maken, dan hou je er toch nog iets aan over als herinnering aan je arme tijd. Zal ik het voor je doen?" Ze nam me mee, tornde m’n rug voorzichtig uit elkaar en maakte een fraai kussen van me. Magdalenka vond me prachtig en ik werd op een bank in het restaurant gelegd. Ik voelde me prettig en lag daar heel geriefelijk mooi te zijn. Op een warme zomerdag kwam er een grote groep kampeerders binnen om een hapje te eten. Er waren maar net plaatsen genoeg. Twee mensen moesten zelfs tijdelijk op mijn bank plaatsnemen. Het was een ouder echtpaar. Ik hoorde de vrouw zeggen “wat een mooi kussen” en ze aaide m’n haren. 10
Er ging een rilling door me heen; wie had mij heel vroeger ook zo gestreeld? Er kwamen veel herinneringen op me af en opeens wist ik het: Mijn Vriendin! Het leek alsof m’n haren extra glans kregen. Ik wist het heel zeker het was Mijn Vriendin. Ze maakte een praatje met Magdalenka over het eten, de campings in Polen en…over mij. Dat ze vroeger een bontjas gehad had die net zulke haren had als Magdalenka’s kussen, maar jammer genoeg gestolen was. Het verdriet en de woede die ze gevoeld had, de politie die ook alleen maar kon aanhoren…. Magdalenka vertelde dat ik ook eens een bontjas geweest was en geschonken was door mensen uit Holland. Ze beschreef mij nauwkeurig: grote opstaande kraag, wijde mouwen, smal toelopend. Mijn Vriendin en Magdalenka moesten toen wel tot de conclusie komen dat dit erg toevallig was en toen zei Magdalenka iets waar ik haar tot op de dag van vandaag dankbaar voor ben: “Neemt u het kussen maar mee naar Holland. Het is van u.”
11
Ik lig nu op de bank van Mijn Vriendin tussen de andere kussens en overdenk mijn stormachtige leven. Eerst was ik bontjas….nu kussen….. Ik ben nog steeds de mooiste, maar belangrijker nog: ik ben weer thuis!
12
DE BIECHT Jaren heb ik mijn misstappen verzwegen, en als men er al iets van wist, werd er niet over gerept om mij niet in verlegenheid te brengen. Nee, het gaat niet over jaloezie, hebzucht of liegen en bedriegen; er zijn zoveel mensen die dat doen dat ik deze onderwerpen niet eens wil noemen. Ik wil mijn zonden ook geen zonden noemen, maar bij voorbeeld misdragingen of misstappen. Ik heb, om maar iets te noemen, poten onder stoelen weggezaagd en kinderen met het badwater weggegooid. Ook heb ik in het verleden stokken gezocht om honden mee te slaan. Klokken heb ik stiekem onder mijn arm meegenomen, omdat ze thuis toch anders tikken... Dit zijn om zo te zeggen mijn kleine biechten. 13
Het ergste heb ik voor het laatst bewaard omdat ik mij zo verschrikkelijk schaam. Maar het moet er een keer uit omdat ik zo niet verder wil leven. Tegen jullie durf ik het te vertellen omdat we toch min of meer anoniem zijn onder elkaar. Nou vooruit dan maar. Ik heb namelijk veel schade berokkend bij vrienden, familie en buren. Overal waar ik op bezoek ging, ging van alles kapot en dat alleen maar omdat ik de gewoonte had om met de deur in huis te vallen... Hè, dat is een opluchting. Het hoge woord is eruit. Niet verder vertellen hoor.
14
DE KLEREN VAN DE KLOKKENLUIDER
EEN DRENTSE LEGENDE
Deze legende speelt zich af in een gehucht, Oranje geheten, rond het jaar 1711. De inwoners van Oranje waren overwegend keuterboertjes. Ze hadden niet veel te verteren. Te weinig om van te leven, teveel om dood te gaan, zegt men dan. In die tijd hadden de mensen nog geen achternaam, maar werden door de omringende dorpelingen aangeduid naar hun woonplaats, dus Van Oranje, in dit geval. Het mooie is dat er nog steeds nazaten van de Oranjes in ons land wonen, geen keuterboertjes weliswaar, maar zo blijft toch de naam in stand. Heel bijzonder was het dat dit kleine dorp een geweldig grote kerk bezat, eeuwen oud, maar van een uitzonderlijke schoonheid, vooral van binnen.
15
Prachtig gebrandschilderde ramen, glanzend gepolitoerd hout en de beelden versierd met vonken spattende juwelen. De reden waarom juist in dit dorp zo'n kathedraal stond, is een ander verhaal. Het kerkbestuur had een klokkenluider in dienst genomen. Zijn taak was de gelovigen met klokgebeier op te roepen tot de samenkomst, maar ook tot huwelijksinzegeningen en rouwdiensten. Er was één groot probleem: de klokkenluider, Willem was zijn naam, was zo arm dat hij maar één broek en één buis had. Dat betekende dat hij iedere week één dag niet kon luiden, want dan waren zijn kleren in de was en moest hij noodgedwongen in bed blijven. Goede raad was duur. Hoe moest dit opgelost worden? Een vervangende klokkenluider was er niet. Op een avond werd er aangeklopt bij Willem van Oranje. Het was de penningmeester van de kerk. Hij overhandigde Willem een zak geld met de
16
mededeling dat een goedbedoelend kerklid dit geschonken had om kleding te kopen voor Willem. Hij moest daar maar een fluwelen broek en buis voor kopen, zodat hij niet iedere keer hoefde te verzuimen. De penningmeester vertelde er niet bij dat hij het geld uit de collectezakken van de kerk gepikt had. Na een paar minuten nam hij dan ook snel afscheid, bang om zijn mond voorbij te praten. Willem kocht een mooi stel kleren en de eerste keer dat de klok geluid moest worden hing hij in vol ornaat aan de touwen te trekken. Plotseling....een oorverdovend kabaal....aanzwellend gerommel ... het touw van de grote klok scheurde met rafels af en de klok viel met een donderende klap op het hoofd van Willem. De gemeenschap was verbijsterd en kwam unaniem tot de conclusie dat dit ongeluk te wijten moest zijn aan Willems nieuwe kleren. Hij was daar vast niet eerlijk aan gekomen. Desondanks werd hij met zijn fluwelen kleren aan in een mooie kist opgebaard. De volgende dag zou hij begraven worden. 17
Die nacht sloop de penningmeester naar de opbaarruimte van de kerk, wrikte de kist open en ontdeed het lijk van de mooie kleding. Haastig sloot hij de kist weer en ging heimelijk met het pakketje onder de arm naar huis. De figuur achter de dikke boom bewoog zich niet, maar merkte alles op. De volgende dag al vroeg galoppeerde de penningmeester op zijn paard door de bossen richting Assen, waar hij de mooie kleding afleverde bij een lommerd. Het geld stortte hij weer bij de collectebussen en zuchtte van opluchting. Dit was goed afgelopen, hij was er zonder kleerscheuren vanaf gekomen. Willem werd stijlvol en met respect begraven. Het hele dorp was uitgelopen en stond ontroerd langs de weg naar 't kerkhof. De pastoor leidde de dienst en maakte meteen bekend dat een plaquette met een mooie tekst ter nagedachtenis van Willem om zeven uur die avond onthuld zou worden.
18
's Avonds was het dan zover, iedereen was aanwezig, en na de gezongen mis was het grote ogenblik aangebroken. Wat zou erop staan?
Hier ligt Willem van Oranje klokkenluider van onze kerk hij leefde een leven zonder franje is gestorven tijdens 't werk. Schitterend vonden de gemeenteleden het, werkelijk ontroerend. Maar...wat was dat? Er stond in krabbelschrift nog iets onder...De pastoor boog zich naar voren en las hakkelend
Hij ligt nu in gewijde grond helaas wel in zijn blote kont.
19
HET MISVERSTAND Zoals elke zomer trokken we er ook nu weer met de caravan op uit. Deze keer langs het IJzeren Gordijn, de grens tussen Westen Oost-Duitsland. We hadden een mooie camping gevonden tegen "de muur". De eigenaar nam ons zondags wel eens mee voor een tochtje langs de wachttorens en dat vonden we best Interessant, maar ook een beetje griezelig. We zagen soldaten staan met verrekijkers en het geweer in de aanslag. De natuur was er prachtig, dat herinner ik me nog goed. Na een dag of tien besloten we verder te trekken richting het zuiden. Ons uiteindelijke doel was het Altmühltal. We vertelden dat tegen onze campingbeheerder. Hij raadde ons aan eerst het Fichtelgebergte te bezoeken. "So schön, so schön". 20
"Wat let ons", zeiden wij, "we hebben alle tijd van de wereld, dus waarom niet". We vonden een camping in een klein dorp, Brand genaamd. Het stond niet eens op de kaart, maar we waren blij dat we na een vermoeiende reis iets gevonden hadden. Er stonden voornamelijk stacaravans die niet bewoond werden op dat moment. Zoals we gewend waren, belden we altijd naar onze zoon thuis om ons nieuwe adres door te geven. Mijn man is nogal rechtstreeks, dus toen hij 's avonds belde ging het gesprek zo: "Hallo jongen, op het ogenblik staan we in Brand". ???? Doodse stilte aan de andere kant van de lijn. Toen een grote kreet: "Wat Zeg Je? Is Er Iets Ergs? Zeg Het Dan Meteen Maar. Hoe is Het Met Jullie Zelf?" Stomverbaasd, even later hard lachend, vertelden we dat het dorpje Brand heette, dus dat er geen vuur aan te pas kwam. We hebben het later nog vaak opgehaald. 21
HET HUIS MET DE RONDE RAMEN Na een lange sterrenloze nacht waren eindelijk in de eerste morgenschemering de havenlichten te zien. De lichten van de thuishaven. Het zou niet lang meer duren of de reis was ten einde. Thomas zuchtte. Hij had een dubbel gevoel: enerzijds was hij dolblij dat hij zijn Anne weer in de armen kon sluiten na een reis van anderhalf jaar, aan de andere kant voelde hij zich gedeprimeerd. Het was zijn laatste reis geweest als kapitein van dit mooie cruiseschip. Eigenlijk had hij al met pensioen moeten zijn, maar de directeur van de rederij had hem gevraagd deze serie reizen nog te doen; er was nog geen goede opvolger gevonden en gezien de energie die Thomas uitstraalde zou het prachtig zijn als hij deze taak nog eenmaal op zich zou nemen. Het waren vier cruises geworden in de Caribbean.
22
Ze waren tot volle tevredenheid van passagiers en bemanning verlopen en nu... was het dus echt afgelopen. Hij bracht na de laatste cruise het schip mee naar Nederland voor het jaarlijks onderhoud op de scheepswerf in de buurt. Anne stond met bonkend hart op de kade te wachten. Over enkele ogenblikken zou Thomas van boord gaan. Anderhalf jaar was eigenlijk veel te lang, maar voor deze keer was het goed uitgekomen. Ze had een grote verrassing voor hem bedacht. Toen ze de laatste keer afscheid namen had ze de hunkering in zijn ogen gelezen. Hij mocht nog eenmaal de oceanen op. Anne wist dat zij z'n grote liefde was, maar de zee...de allergrootste. Ze hadden geen kinderen, wel een dikke bankrekening en toen Anne dat overdacht was er een plannetje bij haar opgeborreld. Toen Thomas vertrokken was had ze een architect benaderd en uitgelegd wat haar bedoeling was. 23
Ze had een groot stuk grond gekocht aan de voet van de duinenrand en daar was de afgelopen periode een schitterende woning voor hen gebouwd. Het was een huis geworden in de vorm van een schip, de boeg naar de zee gekeerd en alle ramen uitgevoerd als patrijspoorten. Het huis voldeed precies aan haar verwachtingen. Het was gelukkig op tijd gereed en ingericht en nu... Daar kwam Thomas. Na veel omhelzingen en vreugdetranen hield Anne een taxi aan en noemde het adres: Duinweg 2. Thomas keek verbaasd. "Woont daar iemand die ik moet kennen of is het een hotel?" Anne lachte. "Je kent de eigenaar heel goed en z'n vrouw ook". Na een poosje waren ze er en stapten uit. Thomas hield de adem in. Wat een prachtig huis. "Wie woont hier nou... ik kan me niet herinneren...". "Kom maar mee" antwoordde Anne zachtjes. Ze greep z'n hand en ze liepen samen op het huis af.
24
"Hier moet je even wachten. Er is namelijk iets te onthullen, en dat moet jij doen". Er hing een doek langs de voorgevel. "Trek maar aan het koord, Thomas, dan begrijp je alles". Het doek gleed langzaam naar beneden... Met ontroering las hij de naam op het houten bord "Het Havenlicht".
25
DE GEBETEN HOND Hèhè, die taak was ook weer volbracht. 't Leek erop dat als hij die rothond uit moest laten, het altijd regende. Waarom waren ze ooit aan een hond begonnen? Eerst was het wel leuk, zo'n puppy, maar allengs, naarmate hij groter werd, kreeg Job er steeds meer hekel aan. Hij vond dat de hond hem af en toe gemeen aankeek, alsof hij dacht: “Jou pak ik wel een keer”. Jet was helemaal gek van die hond, maar uitlaten,... nee, dat moest hij maar doen. Als hij 's avonds voor de laatste keer met dat kreng uitging, lag zij al lekker in bed. Leuk hoor. Al mopperend trok Job z'n natte schoenen uit en ging nog even in de kamer zitten. De verlichting was half uit, dat had Jet alvast gedaan. Wat vreemd, anders ging de hond direct naar z'n mand. Nu kwam hij op z’n gemak tegenover de baas zitten. 26
Zo makker, nou zullen we eerst eens een babbeltje met elkaar maken. Dat wordt hoog tijd. Job keek geschrokken om zich heen in het schemerlicht. Van wie was die stem? Hij zag niemand. Z'n hart bonsde in z'n keel. Dat kon toch niet waar zijn? Een hond kan niet praten, dus denk niet zo stom.
Ja, daar heb je niet van terug hè. Ik heb me al die tijd ingehouden, maar nou is de maat vol en loopt de emmer over. Ik mag wel zeggen dat ik het zat ben, spuugzat, om zo door jou behandeld te worden. Altijd maar een snauw en een grauw. Nooit eens een aai over m'n kop. Ik ben ook niet van steen hoor. Wij, honden, behoren aandacht en liefde te krijgen. Waar hebben jullie mij anders voor uit het asiel gehaald? Job was met stomheid geslagen en mompelde dat hij het niet zo slecht bedoeld had en dat hij ook wel 's de pest in had en dat het altijd maar regende.
27
Dat zijn dooddoeners makker; ik ga nou een afspraak met je maken. Dat betekent dat je me van nu af aan liefderijk behandelt, me op tijd uitlaat en af en toe wat aandacht geeft. Zo niet, dan kan mijn bek nog veel verder open en maak ik je te schande bij al je vrienden en buren. Dan zal ik precies vertellen wat je uithaalt met mij, dat je me af en toe een rothond noemt, me die wurgketting omdoet, alsof ik niet zou gehoorzamen, dat je me soms in m'n ribben schopt als ik niet vlug genoeg doorloop en dat je ronduit een hekel aan me hebt. Zal je eens zien wat die mensen van jou denken. Als je precies doet wat ik je opgedragen heb zal ik mijn bek niet meer opendoen om te praten, maar alleen om te eten. Lekker eten welteverstaan. Deal? Job knikte schuldbewust en beloofde dat hij een andere koers zou gaan varen. Jet begreep er niets van.. Job was opeens zo vriendelijk tegen de hond, opvallend vriendelijk. "Wat ben je veranderd joh". "Och" zei Job "er zijn honden waar je gewoon even aan moet wennen". Hij dacht even dat de hond hem een knipoog gaf.
28
FAMILIEGEHEIM 1935 "Julia, ik vind dat je te dik wordt. Dat past niet voor een lieve prinses, weet je. Probeer wat af te vallen want als je te zijner tijd je moeder opvolgt als koningin is dat geen gezicht, zo'n propje". Haar verloofde sprak het woord Koningin uit alsof hij een lekker gebakje proefde en nog even nagenoot. Julia kreeg het benauwd, ze wist niet hoe ze zich hier uit moest praten. Ze wilde er zo spoedig mogelijk, liefst vandaag nog, een paar maanden tussenuit gaan, zogenaamd op vakantie, bij iemand die ze kon vertrouwen. Ja zeker, ze had verkeerd gedaan om zich helemaal te geven aan haar grote liefde, maar het was gebeurd.
29
Met hem kon en mocht ze niet trouwen, maar liefde laat zich niet dwingen. De gevolgen werden nu zichtbaar. Nog een maand of vijf en dan zou ze moeder worden. Een en twintig jaar, niet getrouwd en dan al moeder, op een manier die niet paste bij haar koninklijke status. Iedereen zou op haar neerkijken. Waarom eigenlijk? Omdat ze een prinses was? De mannelijke leden van vorstenhuizen konden hun gang gaan met liefjes en maîtresses, maar oh wee als je toevallig een vrouw was. Dan waren de roddels niet van de lucht. Ze besloot bij haar nicht te gaan logeren, daar kwam ze graag en die zou haar zeker bijstaan tot alles achter de rug was. Bovendien kon ze goed zwijgen. In maart 1936 schonk Julia het leven aan een welgeschapen dochter. Ze noemde haar Emma Elisa. Niemand wist het en zou het ook nooit te weten komen. Topgeheim in de familie.
30
Ze trouwde heel netjes en slank in 1937. -------1957 Morgen word ik 21 jaar en dan zal het gebeuren! Ik weet alleen dat ik geadopteerd ben direct na m'n geboorte. Mijn adoptieouders waren kinderloos en na heel veel serieuze gesprekken kregen ze toestemming om mij te adopteren en in hun armen te sluiten. Ze noemden mij Elisa en gaven me zelfs hun eigen achternaam. Ze houden zo onnoemelijk veel van me dat iedereen denkt dat ik hun eigen kind ben. Betere ouders had ik me nooit kunnen wensen. Toen ik een jaar of vijftien was ging ik meer nadenken over mijn adoptie en kwamen ook de vragen. Wie waren mijn biologische ouders en waarom hadden ze mij afgestaan? Ik kreeg steevast ten antwoord "Als je meerderjarig wordt mogen we je meer vertellen, tot zo lang blijft dit een familiegeheim. Vraag niet verder, we hebben een belofte gedaan".
31
En dan ga je zitten fantaseren. Misschien ben ik wel afkomstig uit een crimineel gezin dat de ouderlijke macht ontnomen is, of misschien kom ik uit een zigeunerfamilie. Ik verzon de prachtigste en ontroerendste verhalen rondom mijn persoontje. En ieder verhaal eindigde met "ik leefde nog lang en gelukkig". Ik was blij met de mooie cadeautjes die mijn ouders voor me kochten. Als ik een nieuwe fiets nodig had, was hij er bij wijze van spreken al voordat ik erom gevraagd had en als ik vond dat mijn kamer opgeknapt moest worden, stonden de steigers als het ware al opgesteld. Ook mag ik de duurste opleiding volgen aan de beste universiteit. Ik heb dat nooit begrepen en vraag me dan ook vaak af waar ze het van betalen, want mijn vader is een eenvoudige fabrieksarbeider. Er wordt gewoon nooit over gepraat en ik heb dat altijd geaccepteerd.
32
Mijn ouders hebben er nooit een geheim van gemaakt dat ze zich vereerd voelden mij te mogen opvoeden, maar hoe de vork precies in de steel zit, hebben ze me nooit verteld. Dat krijg ik morgen dus te horen. Ik ben zo nieuwsgierig...
33
MEN NEME... Maandenlang heb ik de woning bespioneerd. Ik weet intussen alles van de bewoners, hun manier van leven, de uitstapjes die ze zich veroorloven, hun werktijden, hun vrijetijdsbesteding, enfin er is niet veel wat ik niet weet. Dagelijks houd ik het huis in de gaten. Ik ben niet zomaar een inbreker, nee, ik ben heel kieskeurig. Ik ga geen woning kraken voor een half lege portemonnee of een kinderspaarpot. Dat is beneden mijn waardigheid en tast mijn beroepseer aan. Ik ben meer een gerichte inbreker. Ik vergewis me er eerst van of er voor mij speciale bezittingen zijn te halen, wat ze waard zijn en of ze gemakkelijk op de markt te brengen zijn. Van deze familie weet ik dat ze een sublieme postzegelverzameling bezitten, waarvan er maar weinig op de wereld zijn. Ik weet er al een afnemer voor ook en dat is van groot belang.
34
Die verzameling vertegenwoordigt een waarde van enkele honderdduizenden euro's, en dat is nu mijn professie. Waardevolle en unieke zaken. Pats, boem, in één klap rijk. Het grote geld ligt voor het oprapen. Deze dag is het zover. Ik weet hoe laat de bewoners thuiskomen, ik heb exact anderhalf uur de tijd. Van te voren heb ik bedacht waar zo'n collectie opgeborgen kan zijn. Ze hebben uiteraard een kluis en waar bevindt die zich? Waarschijnlijk achter één van de schilderijen in de huiskamer. Het huis binnenkomen is voor mij een fluitje van een cent. Zogezegd beroepservaring. Het eerste wat ik ga doen is een vluchtweg creëren door de schuifpui naar de achtertuin open te zetten. Dat doe ik altijd voor het geval ze eerder thuis zouden komen, want je weet maar nooit. Je moet op alles voorbereid zijn. Een kwestie van routine.
35
Er hangen veel schilderijen. Ik haal ze één voor één van de muur, maar vreemd genoeg is er niets te vinden. Dat is een tegenvaller. Meestal gok ik goed... Dan maar naar de slaapkamer, vervolgens naar de logeerkamers. Nergens. Een zolder of een kelder is er niet. Ik sta perplex en krijg het opeens Spaans benauwd. In de keuken? Natuurlijk niet, daar staan een paar kookboeken, dus daar heb ik niets aan. Bureaus, nachtkastjes, boekenkasten, alles bekijk ik. Tussen de boeken, achter de boeken, niets...helemaal niets... Hoe kan dat nou? Ik had me zo goed voorbereid. Verrek, de tijd is om, ik moet weg. Met lege handen vertrek ik. Rotlui, rotpostzegels!! ------De bewoners komen thuis. Josje stapt als eerste naar binnen terwijl Joost de auto in de garage zet.
36
"Joost, niet schrikken, we hebben inbrekers gehad. De schuifpui staat open en alle schilderijen zijn van de muur gehaald. We moeten direct de politie bellen en tot zolang nergens aankomen. Wie weet wat er allemaal weg is...". Joost loopt meteen naar de keuken. "Gelukkig, mijn postzegelverzameling staat er nog. Daar waren ze natuurlijk op uit. Goeie ingeving van jou om die albums te laten kaften als kookboeken. Veel veiliger dan in een kluis. Wat zullen die lui een rare postzegel getrokken hebben toen ze niets vonden. Díe postzegel is vandaag voor mij het meeste waard".
37
KLOOSTERGEHEIMEN
Het vesperklokje klept. Langzaam schuifelt broeder Martinus door de kloostergang. Het lopen valt hem steeds zwaarder, maar hij zou de gebedsdienst nooit overslaan. Hij voelt zich zo thuis in het klooster. Een veilige haven, al sinds hij hier binnenkwam, zo'n vijftig jaar geleden al weer. De aanleiding om in het klooster in te treden was een droevige gebeurtenis, die hij nooit zou kunnen vergeten, laat staan verwerken, en waar hij nog dagelijks verdriet over heeft. Erover praten doet hij nooit. Nee, hij heeft geen spijt dat hij het klooster inging, maar z'n leven had zo heel anders kunnen verlopen... -------
38
Het leven lachte de jonge Martijn toe. Hij studeerde gemakkelijk, had veel vrienden, later ook vriendinnen, en genoot van alles wat op zijn pad kwam. Toen kwam hij haar tegen. Ze heette Maria. Ze hielden zielsveel van elkaar, waren voor elkaar geschapen vond iedereen, maar het lot beschikte anders. Zes jaar hadden ze verkering, en toen... plotseling... verdween ze. Zomaar...weg... Niemand wist waar Maria gebleven was. Als van de aardbodem verdwenen. Martijn was radeloos. Na een jaar zoeken en speuren gaf hij het op. Hij was ziek van verdriet en uiteindelijk besloot hij het klooster in te gaan. -----De abt houdt hem staande: "Broeder Martinus, ik moet iets met je bespreken. Er komt morgen weer iemand bij ons in retraite voor een weekje en ik zou willen dat jij hem onder je hoede neemt, hem wat wegwijs maakt en een beetje aandacht geeft als hij daarom vraagt".
39
Martinus vindt het wel fijn weer eens een nieuw gezicht te zien en allerlei wetenswaardigheden over de buitenwereld te horen. De volgende morgen wordt broeder Martinus voorgesteld aan de tijdelijke gast. Die vertelt dat hij Martijn heet en erop staat dat de broeder hem met zijn voornaam aanspreekt. Martinus krijgt een schok! Die ogen! Aan wie doen die hem denken? Herinneringen buitelen over elkaar heen. Dat kan toch niet? En dan die naam! Is dat toeval? Ze kunnen wonderwel met elkaar overweg. Martijn vertelt voornamelijk over zijn jeugd. Hij was ruim vijftig jaar geleden geboren en werd opgevoed door zijn moeder. Zijn vader had hij nooit gekend. Die wist niet eens van zijn bestaan af, als hij nog leefde. Z'n moeder had veel verteld over haar verloofde, zijn vader, waar ze zoveel van had gehouden. Ze was gevlucht zodra ze ontdekte dat ze zwanger was. Ze had dat gedaan uit liefde voor haar verloofde, omdat ze hem die schande wilde besparen. 40
Juist om haar grote liefde voor hem had ze hun zoontje zijn naam gegeven, Martijn. Later bouwde ze een nieuw leven op, samen met hem. Vorig jaar was ze na een kort ziekbed overleden. Martijn besluit zijn verhaal: "Haar overlijden en ook de drukte op m'n werk, werd me allemaal een beetje teveel en daarom vond ik dat ik een poosje in retraite moest gaan in een klooster". "Waarom juist dit klooster? “vraagt Martinus. Martijn kan dat niet verklaren. "Het voelde heel sterk, alsof ik tot iets of iemand aangetrokken werd". ------Het vesperklokje klept. "Kom", zegt Martinus, "laten we naar de gebedsdienst gaan om God te danken voor deze dag".
41
DAG VADER Dit was de moeilijkste dag van m'n leven. Toen mijn moeder overleden was, stond ik voor de zware taak om haar spullen op te ruimen. Ik was net meerderjarig geworden toen mijn vader verongelukte en drie jaar later overleed mijn moeder. Alle spullen van mijn vader had ze zuinig bewaard, die kwamen nu ook weer in mijn bezit. Zo moeilijk, het waren schatten, allebei. De secretaire hield ik voor 't laatst. Daar mocht ik nooit aankomen. Ik voelde het bijna als heiligschennis. Heel veel brieven, rouwkaarten, uitnodigingen; mijn moeder bewaarde echt alles. Een brief in mijn moeders handschrift, gericht aan mij! Wat zou ze me nog willen zeggen? Dat zij en papa zoveel van me gehouden hebben? Maar dat wist ik toch al lang.
42
Liefste Lora. Als je deze brief leest ben ik er niet meer. Lees hem zeer aandachtig door, want dit is de waarheid. De vader waar jij zo van hield was niet je echte vader... Ik stond perplex, m'n adem stokte, de grond zakte onder m'n voeten weg. Mijn papa waar ik zo'n goeie band mee had, niet mijn vader? Het vervolg van de brief maakte me duidelijk dat mijn "echte" vader een medestudent was geweest van mijn moeder. Ze waren zo verliefd en hadden grootse plannen voor de toekomst. Hij studeerde destijds wijsbegeerte, maar moest na zijn studie terug naar zijn land om "zijn volk te dienen". Terug naar Laos. Zijn naam was Thonglora Akha. Nu begreep ik ook waarom ik Lora heet. Mijn moeder had hem nooit verteld dat ze zwanger was, er was verder geen contact meer geweest. Zes maanden na zijn vertrek was ik geboren.
43
Na het verwerken van wat deze brief betekende, de drukte van spullen opruimen, huis verkopen en mijn eigen verhuizing, kreeg ik een sterke drang om op zoek te gaan naar mijn vader. Eerst benaderde ik de autoriteiten in Laos, maar daar kreeg ik te horen dat zij geen informatie aan derden mochten geven, dus besloot ik zelf naar Laos te reizen. Ik wilde via Thailand en was van plan in het noorden de Mekong over te steken naar Laos. Daar zou ik verdere informatie inwinnen. Na een vermoeiende en warme reis stond ik aan de oever van de Mekong. Nu moest ik aan de overkant zien te komen. Er kwam een oude man op mij toelopen. "Heeft u hulp nodig?" vroeg hij in gebrekkig Engels. "U bent buitenlandse en weet misschien niet zo goed raad". Hij droeg het feloranje gewaad van de boeddhistische monniken. Ik was verrast dat ik zomaar door een monnik aangesproken werd, want het is bekend dat hun filosofie hen verbiedt met vrouwen te praten of ze zelfs maar aan te raken.
44
Ik vertelde hem dat ik op zoek was naar iemand die ik nog nooit gezien had, maar waarvan ik wèl de naam kende. Ik zei er niet bij dat ik m'n vader zocht. Toen ik de naam van Thonglora Akha noemde, kwam er een afwijzende blik in zijn ogen. Hij nam mij onderzoekend op en vroeg zacht "Wat wilt u van hem? Hij heeft de rust gevonden, laat dat zo". "Is hij dood?" schrok ik. "Nee, dat niet gelukkig, maar hij heeft zich teruggetrokken uit dit wereldse leven om zich geheel te wijden aan Boeddha". Toen ik vertelde dat ik hem zeer dringend wilde zien, antwoordde de monnik dat hij mij wel naar Thonglora Akha wilde brengen, alleen...hij had een andere naam gekregen. Zijn nieuwe naam betekende zoveel als Gezant van Boeddha. We spraken een tijdstip af voor de volgende dag op dezelfde plaats, en toen ik daar arriveerde lag er al een longtailboot klaar. 45
We staken de rivier schuin over en nadat we uitgestapt waren bevonden we ons meteen in de jungle. Dit was dus Laos. "We moeten nog anderhalf uur lopen" zei de monnik, "dan zijn we er". We worstelden ons door het oerwoud; het was snikheet en wolken muggen zwermden om m'n hoofd. Eindelijk kwamen we bij een grot met een lage opening aan de voorkant. "Hier verblijft Gezant van Boeddha" zei de monnik eerbiedig. We kropen de grot in, daalden een uitgehouwen trap af en bevonden ons toen in een groot gewelf, verlicht door kaarsen. "Ik wacht hier op u, gaat u die gang daar maar in en loop tot het einde, daar zult u hem vinden. Hij spreekt tegen niemand, dus vraag hem niets". De gang was aardedonker, ik liep op de tast. Het zweet brak me uit en ik was misselijk van alle spanning en emoties. Aan het eind van de gang zag ik een lichtpuntje gloren; ik kwam in een kleine, door kaarsen verlichte ruimte en daar, in de hoek, op een kleedje, zat in lotushouding een kluizenaar. 46
Hij had z'n ogen gesloten. Zijn hoofd was net zo kaal als dat van de monnik, ook had hij een oranje gewaad aan, met een deken daar omheen geslagen. Op de grond stonden schaaltjes met offeranden, zoals lotusknoppen, fruit, kleefrijst en smeulende wierookstokjes. Ik knielde, zoals de monnik mij bevolen had en keek voorzichtig naar dat mooie devote gezicht. Hij opende zijn ogen en keek mij onderzoekend, maar vriendelijk aan. Die ogen! Dat waren mijn ogen! Zag hij het ook? Ik voelde een diepe ontroering in mij opkomen en zei als in trance "Dag vader". Hij fluisterde "What's your name?" "Lora" zei ik zachtjes. Hij knikte begrijpend, streelde m'n haar en zegende me.... Het jaar daarop, op dezelfde datum, ging ik weer naar Laos. Ik zocht en vond de oude monnik, die mij vertelde dat de Gezant van Boeddha kort na mijn bezoek overleden was. Zijn laatste woorden waren "Bless Lora".
47
Over deze mysterieuze woorden werd nog steeds gesproken en gegist. Met veel ceremonieel hadden pelgrims, monniken en autoriteiten hem de laatste eer bewezen. De kist met zijn stoffelijk overschot was op een vlot geplaatst met de gebruikelijke offeranden. Er werd een vuur op het vlot ontstoken; daarna werd het voorzichtig in de Mekong-rivier neergelaten en zo werd het met de stroom meegenomen. Gezant van Boeddha was de lange reis naar zijn voorvaderen begonnen... 's Avonds wandelde ik nog even naar de rivieroever en stond een poos in gedachten. Als in trance hoorde ik mezelf zeggen: "Dag vader".
48
DE MAN MET TWEE GEZICHTEN Hij hoorde het geluid van voetstappen en een snelle ademhaling. Zijn hart bonsde tegen zijn ribbenkast en hij probeerde door de mist heen te zien wie er op hem af kwam...
Niet bang zijn, maar kordaat je omdraaien en gezag uitstralen dacht hij.
Hij voelde zich een angsthaas, keek teveel films. Toch draaide hij zich abrupt om en wat hij toen zag... Z'n adem stokte bij het zien van dat lugubere gezicht. Het had geen huidkleur, maar was grijs, helemaal grijs, en die blik waarmee de man hem aankeek... "Je geld of je leven" hoorde hij sissen "en een beetje gauw". Hij vermande zich en schamperde: "Is dit een overval? Ben jij een echte crimineel? Ik zal je zeggen makker, dat je er helemaal niet op lijkt zelfs. Een beetje crimineel draagt tegenwoordig een bivakmuts en geen rubberen gezichtsmasker zoals jij. 49
Je moet er Google maar eens op naslaan". De man met het masker bleef bedremmeld staan en na een paar tellen van diep nadenken trok hij het masker van z'n gezicht. "U hebt gelijk, ik ben geen crimineel. Ik zal u vertellen hoe ik hiertoe gekomen ben. Ik woon verderop in een pas opgeleverde flat en we hielden onlangs open huis. Van het één kwam het ander en na wat pesterijen heb ik met m'n zwager een weddenschap afgesloten om een krat pils, dat ik een overval zou durven doen op een oudere heer. Vandaar dat masker. Maar als ik nu met hangende pootjes thuiskom zal ik wat te horen krijgen. Wilt u mij 100 Euro lenen, dan heb ik mijn gezicht gered - m'n echte gezicht - en breng ik u morgen dat geld met een bosje bloemen voor uw vrouw weer terug. Doet u het? Mijn naam is Cees van Dalen en ik woon dus in die nieuwe flat om de hoek op nr. 11. Geef me uw adres ook even". 50
"Nou, oké, ik vind het eigenlijk wel een goeie mop, maar asjeblieft, doe dat nooit weer want je zou iemand een hartverlamming bezorgen". "Hartstikke fijn, tot morgenavond hoor". De "crimineel" liep terug met z'n tweede gezicht onder z'n arm en sloeg de hoek om. Bij de nieuwe flat stapte hij in z'n auto en reed snel weg. Als hij het verkeer meehad kon hij in een half uurtje thuis zijn. "Hallo schat, het is weer gelukt hoor. Dit is de zesde deze week hè. We schieten al op. Nog een paar en dan kan jij je plasmascherm kopen".
51
DE BARON IS DOOD Op die morgen lag de baron onderaan de trap van de wijnkelder. Dood. Morsdood. De zon scheen uitbundig boven de Zuid-Afrikaanse landerijen en uitgestrekte wijngaarden. Hier en daar sluimerde een statig landhuis, half verscholen tussen de paarse Jacaranda bomen. Die landhuizen stamden uit het glorierijke verleden van de twintiger en dertiger jaren van de twintigste eeuw en werden in de volksmond Verenpaleizen genoemd. Die benaming was te danken aan het feit dat er in die tijd goud verdiend werd met de handel in struisvogelveren. De eigenaars van die "paleizen" waren dus geen echte baronnen, maar veren-baronnen.
52
Toen de oude glorie een beetje taande - de hele wereld was ongeveer van struisvogelveren voorzien, bovendien waren ze niet meer zo in de mode - schakelden de verenbaronnen over op de wijnbouw. En met succes. Intussen zijn sommige wijnsoorten beroemd, zoals Kaapse Pracht en Droë Steen. Het aardige is dat de bevolking de eigenaren nog steeds aanduidt met de oude bijnaam. Verdriet alom. De baron was zo geliefd, zowel bij z'n eigen personeel als in heel Stellenbos en wijde omgeving. Een aimabele man, die voor iedereen een vriendelijk woord had, dikwijls geld doneerde voor goede doelen en daar nooit een woord van dank over wilde horen. Al snel was de politie ter plaatse met een onderzoeksteam, de patholoog-anatoom, de vingerafdrukkenexperts enzovoort. De weduwe van de baron was radeloos en nauwelijks aanspreekbaar.. Hoe kon dit gebeuren?
53
Zo kort waren ze nog maar getrouwd, zo intens gelukkig, ondanks het grote leeftijdsverschil, en nu... Dit was nu al de derde keer dat ze haar echtgenoot verloor door een noodlottig ongeluk. Ze had haar man verzocht een fles wijn uit de kelder te halen, wat zo vaak gebeurde, en nu was hij gevallen? Gestruikeld? of... Voorlopig leek het een ongeluk volgens de politie. Enige maanden later. "Mogen we even binnenkomen, mevrouw? We willen het dossier afsluiten en hebben nog een paar belangrijke opmerkingen. Ten eerste, het ongeluk van uw man was toch geen ongeluk. Er is iemand bij ons gekomen om getuigenis af te leggen. Hij voelde zich bezwaard en had last van z'n geweten. Wilde zogezegd schoon schip maken. Het is iemand van uw eigen personeel, die getuige was van de moord op uw man.
54
U heeft hem een groot bedrag geschonken als zwijggeld maar hij had teveel respect voor zijn baas om dat te kunnen volhouden. Het geld heeft hij bij ons gedeponeerd. Voorts hebben we ontdekt dat het gehele vermogen van de baron overgemaakt is naar een bank op de Bahama's en dat er bovendien ook nog eens twee vliegtickets op de luchthaven van Kaapstad klaarliggen voor morgenochtend, ook naar de Bahama's. Het eerste ticket staat op uw naam; het tweede staat op naam van uw nieuwe vriend, een bekende van de politie. Hij is inmiddels ook aangehouden. Als u rustig met ons meegaat hebben we geen handboeien nodig."
55
Er zijn mensen waarvan wordt gezegd dat ze een kwartier kunnen spreken over bij voorbeeld een lucifer. Dat zijn diegenen die altijd het hoogste woord voeren, soms over niets. Ik ga de uitdaging aan om een echt verhaal te schrijven over niets.
NIETS Als kind woonde ik een paar jaar bij m'n grootouders aan de dijk. Aan die dijk stonden nog meer huisjes, en her en der verspreid in de omgeving een paar keuterboerderijen. In één van die boerderijen woonden Arie en Niesje. De buren zeiden altijd Aai en Nies, in het dialect van het dorp. Ik was tien jaar en dacht dat Nies een verbastering was van Niets, dus als ik haar naam noemde, had ik het over Niets. 56
Mijn grootmoeder gniffelde daarover, maar verbeterde me nooit. Later begreep ik waarom. Niets was inderdaad niets. Het was een verschrikkelijk lange, magere vrouw, netjes gezegd. Ik zou ook kunnen zeggen: een gratenbaal of een aangeklede bezemsteel, of een vogelverschrikker, kortom vel over been.
En die benen waren dun! Haar zwarte wollen kousen slobberden er omheen in dikke rimpels. Mijn kinderogen zagen in haar een echte heks die ieder ogenblik weg kon vliegen op haar bezem. 57
Als iemand tegen haar sprak keek ze heel verschrikt, alsof ze zich schuldig voelde dat ze op deze wereld was. 's Zondags mocht ik altijd met opa mee naar de kerk. Daaraan vooraf ging een heel ritueel. Hij moest namelijk een wit gesteven overhemd aan en dat was niet leuk voor iemand die altijd in een broek en kiel op het land werkte. Dat was nog niet het ergste, want daar overheen kwam dan nog een "wit hart". Dat was een stijf wit front dat van achteren in de nek vastgemaakt werd; daar overheen kwam dan nog een zwarte stropdas. Wat een kwelling!
Hij stond gelaten zijn pijp te roken tot mijn grootmoeder hem aangekleed had. Terwijl wachtte ik geduldig en keek uit het raam naar de kerkgangers die al langs liepen op de dijk. En ja hoor, degenen waar ik op wachtte kwamen aangelopen.
58
Eerst kwam Arie, een korte vierkante bazige man, in het zwarte pak, pet op het hoofd, en, of het nu goed of slecht weer was, steevast een zwarte paraplu in de hand. Exact vier stappen daarachter: Niets. Ze liep niet gewoon, nee, ze wapperde min of meer. Haar dunne benen met platte zwarte schoenen snelden achter haar man aan, maar ze haalde hem nooit in. Dat schouwspel was iedere zondag hetzelfde. Ze liep een beetje gebogen, als een heel dun boompje dat te lang in de storm gestaan had, terwijl haar lange zwarte mantel om haar benen fladderde. In haar samengeknepen hand droeg ze een zwarte handtas. Ik kon wel raden wat daar in zat: een Bijbeltje, een paar kerkcenten, een rol pepermunt, een witte zakdoek en een flesje eau de cologne. "Arie en Niets zijn er al" riep ik en dan wist opa dat hij zich haasten moest. Eén dochter hadden ze, Arie en Niets; ze heette Zwaantje. Ze leek op haar moeder, dus een lelijk eendje. Of ze later een echte zwaan is
59
geworden, weet ik niet; het zat er niet in, denk ik. Dit verhaal moest ik eens vertellen. Het verhaal over Niets.
60
WRAAK "Lieve Maria, als we 'ns een feestje gaven voor een klein aantal genodigden; wat vind je daarvan? Ik wil graag herdenken dat ik vijf jaar geleden door jou bevrijd ben uit m'n kerker op Slot Loevestein. Deze mijlpaal mag niet zomaar voorbij gaan". Hugo de Groot was in 1621 op 38-jarige leeftijd tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld; en dat alleen omdat hij een aanhanger was van Van Oldenbarnevelt en de remonstranten. Zijn vrouw lachte wat en dacht aan wat zich toen had afgespeeld. Ze had haar man in een boekenkist verborgen en toen al haar vrouwelijke charmes in de strijd geworpen. Heel lief had ze aan één van de dienstknechten gevraagd die zware kist voor haar naar buiten te transporteren en zo lukte de ontsnapping. In de Nederlanden en ver daarbuiten sloeg het bericht over de ontsnapping in als een bom; een bevriende dichter bezong zelfs de heldendaad. 61
Maria van Reijgersberch had de dichtregels die op haar sloegen, van buiten geleerd:
Een vrouw belacht al die haar persen en laat hen op de tanden knersen één vrouw is duizend mannen t'erg oh, eeuwige eer van Reijgersberch!"...
Na de vlucht vestigde het echtpaar zich in Parijs en voelde zich er weldra thuis. Toch waren ze blij dat ze nog steeds een woning in de Nederlanden hadden, en af en toe, als het heimwee hen te machtig werd, reisden ze incognito naar hun patriciërshuis, waar ze, net als nu, hun vrienden en familie konden ontvangen. Het feestje werd een succes, en toen de laatste gast naar huis gegaan was, stonden Maria en Hugo nog even in de tuin van de prachtige zomeravond te genieten. Ze dachten terug aan vijf jaar geleden en moesten erom lachen dat ze uit nostalgie de bewuste boekenkist bewaard hadden. Die stond nu te pronken in de grote hal van hun woning. Het jaar daarop reisde het echtpaar De Groot weer naar de Nederlanden. 62
Maria vond dat haar echtgenoot er de laatste tijd niet zo goed uitzag en was blij dat hij wat rust kon nemen. Hij was ook zo vaak van huis de laatste tijd. Vooral 's avonds bleef hij lang weg, soms wel tot diep in de nacht. Ongerust vroeg ze zich af of hij zich misschien aangesloten had bij één van de vele protestgroeperingen... Toen ze zich 's avonds voor het houtvuur geïnstalleerd hadden zei Hugo "Maria, misschien is het je opgevallen dat ik de laatste tijd nogal vaak van huis was in Parijs. Ik wil nu open kaart spelen en je de reden vertellen." Maria maakte een gebaar, maar hij vervolgde snel "Nee, laat me uitspreken. Het valt me al zwaar genoeg om je verdriet te moeten doen, maar het feit is dat ik in Parijs een nieuwe geliefde heb gevonden. Ik ga dus eind van de week terug en jij kunt hier blijven wonen. Dan lopen we ook niet het risico dat we elkaar tegenkomen. Het spijt me voor jou, maar zo liggen de zaken. Ik hoop van harte dat je me een beetje kunt begrijpen. Natuurlijk zal het je financieel nergens aan ontbreken". 63
Maria was met stomheid geslagen; ze had het gevoel dat ze flauw ging vallen. Overkwam haar hetzelfde als sommige lieden van het lagere volk? Dat kon toch niet? Had hij niet zijn vrije leven aan haar te danken? Dat had ze toch uit liefde gedaan. En dan nu dit! Haar ruilen voor een Parijse slet? Haar, Maria van Reijgersberch, gewoon aan de kant zetten? "Ik kan op dit moment niets zeggen, Hugo, ik heb vreselijke migraine gekregen en ga naar bed. Morgen spreken we verder". 's Nachts lag Maria te woelen in bed. Er spookten allerlei gedachten door haar hoofd. Ze voelde zich vernederd en haar hart schreeuwde om wraak. Plotseling kwam er een plan bij haar op, zo absurd, zo ongerijmd, dat ze ervan schrok, maar tegen de ochtend had ze het allemaal uitgedacht; dit plan moest uitgevoerd worden, en wel vandaag! De meid had vrij, dus waren alleen de dienstknecht en de koetsier aanwezig.
64
Al jaren had Hugo de gewoonte om vóór het opstaan eerst een glas Elixer te drinken; hij voelde zich daar wèl bij en zou nooit overslaan. Maria reikte het hem altijd aan, en zo zou het vandaag ook gebeuren.. Ze maakte het met meer zorg dan anders klaar, voegde er nog iets speciaals aan toe en bracht het hem. Het slaapmiddel dat ze toegevoegd had, deed snel zijn werk en Maria wist dat hij zeker zes uren in een diepe slaap zou blijven. Nu kwam het zwaarste deel van haar plan. Ze had gezien dat de dienstknecht buiten stond te praten met de koetsier; dat kwam haar goed uit. Een half uur zwoegde ze zich buiten adem en toen...was het karwei geklaard. Onwillekeurig dacht ze aan de dichtregel "Eén vrouw is duizend mannen t'erg...". Ze trok aan het schellekoord. De dienstknecht kwam even later binnen. "Goedemorgen mevrouw, u had gescheld? Zal ik het ontbijt binnen brengen?" "Dat is goed, Hendrik, maar alleen voor mij, want mijnheer slaapt nog.
65
Daarna wil ik graag dat je een boodschap voor me gaat doen, nogal ver vrees ik. Ik heb nog steeds wat boeken liggen die ik geleend had en die moeten nu eens een keertje terug. Ik heb ze in onze boekenkist verpakt en die staat in de hal zoals je weet. Je hoeft de kist alleen maar af te geven". "Goed mevrouw, ik zal de koetsier opdracht geven het paard in te spannen. Ik kan dan met een kwartiertje vertrekken. Waar moeten de boeken afgeleverd worden?" Maria's ogen glansden koortsachtig toen ze antwoordde: "Ik heb er een briefje opgeplakt: MET DANK RETOUR Adres: SLOT LOEVESTEIN.
66
DE HOOFDPRIJS Mijn tante Jannie was een apart mens, ik kan niet anders zeggen. Als meisje uit een groot gezin was zij "single" gebleven; vroeger heette dat gewoon een oude vrijster. Tot haar 61ste jaar, en toen gebeurde het. Hier volgt het verhaal dat al jaren in onze familie verteld wordt. Op een dag stond er een artikel in de krant over een bekende uitgeverij die honderd jaar bestond en die daarom de abonnees opriep tot het inzenden van een grote wens. De leukste of origineelste zou vervuld worden. Twintig woorden mocht je gebruiken. In een opwelling reageerde Jannie:
Ik heb geen twintig woorden nodig hooguit tien of twaalf misschien ik zou zo graag de voetsporen van de Verschrikkelijke Sneeuwman willen zien
En jawel hoor, ze won de hoofdprijs!
67
Maar... Jannie was nog nooit met vakantie geweest, had dus ook nog nooit gevlogen, was zelfs niet in het bezit van een paspoort. Ze was maar een eenvoudige medewerkster van de plaatselijke stomerij. Alles werd geregeld door de uitgeverij, maar omdat het om niet zo'n jonge dame ging durfde Toon, de onderdirecteur, de verantwoording niet op zich te nemen om haar alleen te laten gaan, dus wierp hij zich op als begeleider. Hij bezat kind noch kraai, dus kon hij er gemakkelijk even tussenuit.. Er werd eerst een uitrusting voor haar gekocht. Warme kleding en bergschoenen. Jannie dacht dat ze wel genoeg had aan een vestje, voor als het 's avonds wat fris werd, maar Toon verzekerde haar dat er wel wat meer bij kwam kijken als je naar de eeuwige sneeuw gaat.
Toen het vliegtuig opsteeg raakte Jannie even in paniek en gaf Toon een stevige arm. 68
Hij kneep eens in haar hand en zei "Hoe heet je eigenlijk, ik hoef toch niet de hele reis mevrouw te zeggen? Oh, ik weet al wat, ik noem je Mascotte". Jannie lachte en zei dat ze dat eigenlijk een veel leukere naam vond dan haar eigen, dus zei Toon luchtig "dat is dan geregeld". Na een rustige vlucht landden ze keurig op tijd op de luchthaven in Tibet. Een busje bracht het reisgezelschap naar het hotel, waar vandaan ze de volgende morgen zouden vertrekken. De volgende dag stond iedereen al vroeg te wachten. "Wie zijn die mannen?" vroeg Jannie, "die gaan toch niet met ons mee?" "Nou en of", was het antwoord "dat zijn de sherpa's, de dragers". "Dragers"?" schrok Jannie "ik loop zelf wel hoor, ik heb toch niet voor niets bergschoenen gekocht". Toon schaterde het uit en vertelde dat het om de bagage ging, waarna het gezelschap vertrok.
69
Aan de voet van de Himalaya begon het echte klimwerk. Het was pittig koud maar zolang ze onder de boomgrens bleven was het goed te doen; het pad was steil maar begaanbaar. Toon hield Jannie nauwlettend in de gaten. Eigenlijk was het vertederend zoals ze genoot van alles wat ze beleefde. Doordat ze nogal eens in de rondte liep te kijken, struikelde ze af en toe bijna. Daarom zei Toon "Geef me maar een hand, Mascotte, als je dan valt kan ik je oprapen". Voordat de schemering inviel, beduidden de sherpa's dat ze een goede plek gevonden hadden om te overnachten. De tenten werden opgezet, de slaapzakken uitgedeeld en na een eenvoudig maal sliep Jannie die nacht als de spreekwoordelijke marmot. De volgende morgen was Toon een paar gymnastiekoefeningen aan het doen om z'n stijve spieren aan te moedigen, toen hij plotseling een kreet slaakte.
70
"Wat is er Toon, heb je je bezeerd? riep Jannie. "Het is m'n oude hernia" kreunde Toon, "Jaren heb ik er geen last meer van gehad. Dit betekent voor mij het einde van de reis. Ga jij maar door met het gezelschap, Mascotte, ik blijf hier tot jullie terugkomen. Ik vraag wel of ze een tent, wat voedsel en water achterlaten". De gids moet wel extra op jou letten. "Oh nee, daar komt niets van in Toontje, ik blijf bij jou; samen uit, samen thuis". Ze liep naar de gids om te overleggen, maar die wist een betere oplossing. Hij riep de reddingsbrigade op en nog geen half uur later arriveerde een helikopter.. Toon werd aan boord gehesen. Net toen ze zouden opstijgen kwam Jannie aanhollen. "Wat dacht je, dat je er zo tussenuit kon knijpen? Nee mannetje, zo gemakkelijk kom je niet van me af. Ik wil ook opgehesen worden". Ondanks de vele protesten kreeg ze haar zin. Het hotel werd gewaarschuwd, zodat de rest van hun bagage naar het vliegveld gebracht kon worden.
71
Thuisgekomen wilde Toon zo snel mogelijk naar de dokter. Jannie vergezelde hem en besliste meteen maar dat hij met haar mee naar huis zou gaan. Zij kon hem dan mooi verzorgen. De dokter was het daar helemaal mee eens. 's Avonds zaten ze nog volop na te praten over hun korte avontuur, toen Jannie opmerkte "en zo zijn de rollen omgedraaid, Toon, nu zorg ik voor jou". Toon was voor het eerst van z'n leven om woorden verlegen. Hij mompelde "Mascotte, wat moeten we nou als ik weer beter ben? Zullen we onze kennismaking voortzetten, want eigenlijk weet ik heel precies dat ik je niet meer wil missen". Jannie was compleet overdonderd en hakkelde: "Toontje, nu heb ik toch nog mijn Verschrikkelijke Sneeuwman gevonden".
72
TIJDEN VERANDEREN Zomer 1935.
Het is nog donker als ik wakker word. Ik lig wat te draaien in m'n bed. Zou ik voorzichtig roepen of ik er al uit mag? Het is immers feest vandaag. Heel groot feest. Vandaag mag ik m'n nieuwe kleertjes aan en m'n nieuwe lakschoentjes. Ik ben vijf jaar en weet al heel goed dat bij een feest een nieuwe jurk hoort. Vandaag zijn opa en opoe veertig jaar getrouwd en de hele familie komt naar het dorpje waar ze wonen, wij dus ook. De ooms en tantes en ook mijn moeder zijn er opgegroeid en hebben daar ook op school gezeten. Het ouderlijk huis is nog onveranderd. In mijn kinderlijke fantasie vind ik dat dit een nog groter feest wordt dan Koninginnedag, en ik popel om op te staan.
73
Eindelijk wordt het licht en mag ik er uit. M'n nieuwe kleren mag ik nog niet aan want stel je voor dat ik er op zou morsen, dat zou een ramp zijn. Om 10 uur is het zover. De nieuwe jurk wordt tevoorschijn gehaald en eerst nog even geïnspecteerd; dan mag ik hem aan. Hij is zalmkleurig met allemaal strookjes en strikjes. Wat voel ik me een dame. Nu in m'n haar nog een mooie strik en dan gaan we op weg. We moeten een hele reis maken. Eerst met de bus, dan met de boot en dan weer met de bus. Het is prachtig weer en ik geniet van het tochtje. We komen bij het huisje van opoe en opa. Het is er al een hele drukte. Ooms en tantes en natuurlijk een heleboel nichtjes en neefjes. Wat leuk. Ik wil wel meteen gaan spelen met ze, maar dat kan niet, want ik heb nieuwe kleren aan. Als iedereen zit krijgen de kinderen een glaasje ranja. Dat is pas echt feest!
74
Later, na de koffie, drinken de tantes "boerenjongens" of lepelen een advocaatje; de ooms krijgen een klein glaasje met iets wat op water lijkt, of een groot glas met door opa gebrouwen gerstebier. Iedereen zit te praten en te lachen. Er worden dikke sigaren gerookt. Het bruidspaar ziet er prachtig uit. Opa draagt z'n kerkpak met zwarte stropdas en wit front en opoe heeft een zwarte jurk aan met grijze bloemetjes. Haar zilveren haren met het knotje glinsteren. Ze is een kromgegroeid vrouwtje. Ze zijn al heel erg oud, denk ik, misschien al zestig jaar! 's Middags voeren de oudere nichtjes en neefjes toneelstukjes op en zingen de grote mensen liedjes van blaadjes die uitgedeeld zijn. Iedereen heeft dolle pret. Maar...dan komt het Grote Moment. Ik mag een versje voordragen waar ik heel lang op geoefend heb.
75
Ik krijg een mandje aan m'n arm met daarin een paar mooie bruidsuikers. Dat mandje heeft mijn moeder gehaakt en daarna gesteven met suikerwater. Dan word ik met een zwaai bovenop een stoel gezet. Zomaar, met m'n schoenen aan...die mooie glanzende lakschoenen... En ik begin. Ik ben zo doordrongen van dit plechtige moment, dat ik het versje niet opzeg, niet voordraag, maar de-cla-meer. Het is doodstil. Iedereen luistert aandachtig. Zelfs de kanarie in de kooi houdt z'n kopje scheef. Wat voel ik me belangrijk! Als het uit is word ik op de grond gezet en bied ik de bruidsuikers aan opa en opoe. Er klinkt applaus en hoerageroep. Wat een onvergetelijke dag en wat was ik mooi! Voorjaar 1998. Het is nog donker als ik wakker word. Hoe laat zou het zijn? Eigenlijk nog te vroeg om op te staan, hoewel het wel een speciale dag is vandaag. Ik voel me al een beetje een feestvarken. We zijn vandaag 40 jaar getrouwd. De bruidegom ligt naast me nog zachtjes te ronken. 76
M'n gedachten gaan uit naar 1935, toen ik naar het feest van m'n grootouders mocht. Wat een verschil met nu. Toen was het een feestje "tussen de schuifdeuren"; nu gaan we met de kinderen en kleinkinderen naar een bungalow op een recreatiepark, compleet met "tropisch zwemparadijs". Ik mijmer verder. Opoe had een zwarte jurk aan met grijze bloemetjes; ik heb voor deze gelegenheid een nieuw badpak gekocht... Ik denk aan het versje dat ik geleerd had en zo mooi "op toon" opzei. Ook helemaal uit de tijd. Dat hoor je niet meer tegenwoordig. Al die ouderwetse dingen... Toch jammer... "Nou meid, zeur niet", zeg ik tegen mezelf, "Ga een beetje met je tijd mee. De kleinkinderen genieten ook graag, maar op hun manier". Als we later aan de koffie zitten, gaat de telefoon. Het is m'n oudste kleinzoon, net vijf jaar geworden.
77
"Hoi oma, jij bent vandaag de bruid hè, ik heb een heel groot geheim, maar ik wil het zo graag alvast tegen je zeggen. Mama is even naar boven en dan zeg ik het toch maar. Ik heb een versje geleerd voor jou en opa en dat mag ik vanavond opzeggen als we in het huisje zijn. En weet je, oma, papa heeft beloofd dat ik dan op een stoel mag staan, want dat mag altijd als je nieuwe schoenen hebt. Vind je dat leuk, oma?" ... "Oma, ben je er nog? Je zegt niks, Oma!!" ... "Eh, ja lieverd, ik heb het gehoord. Fijn dat je nieuwe schoenen hebt. Nou, tot vanmiddag dan hoor. Daaag". "Doei!!" Hè, ik geloof dat ik oud word. M'n ogen tranen zo...
78
VOORPRET?? Nog vier dagen en dan was het zover. Mijn man en ik hadden een rondreis door Indonesië geboekt en waren als kleine kinderen vol spanning. Wat zouden we allemaal beleven, hoe warm waren de tropen, wat zouden we te eten krijgen, hoe zouden de inwoners tegen ons aankijken... Allemaal vragen die we onszelf en elkaar al honderd keer gesteld hadden. Het werd onze eerste verre reis. Bij de reis behoorden ook diverse uitstapjes per bus of per boot, per fietstaxi, met de ossenkar of met de benenwagen (in de steden). Eén excursie trok me uitermate aan; een bezoek aan de vulkaan de Bromo op Java. Daarover vertelde de meester op school al vroeger. Het was fascinerend dat we die nu echt zouden aanschouwen.
79
Die trip zou na middernacht starten, want je ging niet alleen voor de geweldige krater maar ook voor de zeldzaam mooie zonsopgang, mits het helder weer was natuurlijk. In de bibliotheek zocht ik alles wat maar enigszins te maken had met deze reis en verslond de beschrijvingen, die nog interessanter werden door de bijgevoegde foto's. Tot mijn blijdschap ontdekte ik in één van de naslagwerken een volledige beschrijving van de tocht naar de Bromo en, onderuitgezakt op de bank, begon ik te lezen. Maar wat ik toen ontdekte... Ik voelde me tegelijkertijd warm en koud worden, trok wit weg, kreeg maagkrampen, werd misselijk en brak in tranen uit. M'n hele reis naar de knoppen! Op dat moment ging de bel. Leny, m'n beste vriendin kwam binnen. "Hallo vakantieganger", heb je je koffers al gepakt? Ik kom je even goeie reis wensen", "Ik ga niet" huilde ik. "Het kan niet doorgaan". "Wat zeg je nou? Gaat de reis niet door? Zijn er niet voldoende deelnemers?" 80
"Nee, dat is het niet" snikte ik "maar die trip naar de Bromo...." "Nou, wat is daar dan mee, moet je die soms op de fiets doen?" probeerde Leny mij wat op te vrolijken. "We gaan eerst met een bus", legde ik bibberend uit, en dan...moeten we overstappen..." "Nou, wat, praat nou 's door". "Dan gaan we verder op een PAARD!!, en je weet hoe panisch ik ben voor paarden, en nou is die hele reis verpest. Ik wou dat ik dat rotboek niet gelezen had", en weer stroomden de tranen. Leny schoot in de lach. "Meid, stel je niet aan. 't Zijn vast heel makke paarden, die neem je zo onder je arm. Maak je niet dik". 'Nee, dat zijn het niet" piepte ik, ik weet zeker dat het net zulke grote paarden zijn als je wel eens in het bos tegenkomt op die ruiterpaden. Die kijken je altijd aan alsof ze denken: pak ik je nu of op de terugweg. Je weet wel, met die wijd opengesperde neusgaten".
81
Leny keek me peinzend aan, "Als je wilt kan ik je misschien van je angst afhelpen, maar daar moet je wel iets voor doen. Wil je 't proberen?" "Ja" zuchtte ik, "maar of het je lukken zal? Hoe ga je dat doen? Je gaat me toch geen hobbelpaard aansmeren hè, om op te oefenen?" "Dat zal je wel zien, morgen kan ik niet maar overmorgen kom ik terug en breng wat mee. Wacht maar af..." Die nacht kon ik niet slapen. In mijn gedachten werd het paard als maar groter en vuriger. het steigerde alle kanten op. Ik lag te woelen en dreef tegen de ochtend bijna m'n bed uit. Alle voorpret was in één klap verdwenen. Ik begon mezelf verwijten te maken: hoe kon ik zo stom zijn om juist die reis uit te kiezen, welke oma klimt nou nog op een paard. Hadden we niet beter naar de Veluwe kunnen gaan. Hoewel, daar lopen ook paarden. Na twee dagen, tegen koffietijd, belde Leny weer aan en stapte vrolijk fluitend binnen.
82
"Ziezo, angsthaas, ik heb iets meegebracht wat jou genezen zal van je tobberijen, zodat je echt kunt genieten van je vakantie, asjeblieft" en ze overhandigde mij een flink vel papier. "Ik heb een gedicht voor je gemaakt waarin ik je behoorlijk te kakken zet en de opdracht is om dat gedicht driemaal per dag hardop te lezen en...netjes op toon hoor. Misschien dat je dan begrijpt hoe je overdrijft met die angst van je. Begin maar meteen met voorlezen, ik luister. Ze ging er gemakkelijk voor zitten. Ik las:
De Durfal
De reisleider had een tocht georganiseerd naar de beroemde Bromovulkaan en oma zei gedecideerd daar doen we aan mee, kom op, we gaan. Eerst ging het gezelschap met de bus tot halverwege, volgens de kaart daarna overstappen en dus... zat oma voor 't eerst van haar leven te paard.
83
Het bestijgen viel al niet zo mee omzichtig is ze er tegenop gekropen maar oma was niet bang, welnee, tot dat het paard begon te lopen! Paniekerig rukte ze aan z'n manen ze klemde haar knieën stijf tegen z'n buik oma was bijna in tranen en krijste...naar oud-Javaans gebruik: Oh mensen help, hij gaat bewegen oh asjeblieft, waar zit de rem? man, ik kan hier echt niet tegen maar toen verhief opa z'n stem: Mens zit toch niet te jeremiëren je gedraagt je zo ongegeneerd je ziet alleen maar leeuwen en beren ik waarschuw je, straks maakt hij rechtsomkeert. Oma kneep haar mond stijf dicht en ook allebei haar ogen en zo is het paard, vervuld van zijn plicht, met haar bergopwaarts getogen.
84
Langzaam naderde de stoet de top tot aan de rand van de krater oma kreunde; oh wat een mop, 'k moet ook nog terug, maar dat komt later. Het uitzicht was wonderschoon en alle ellende meer dan waard dan zegt oma op montere toon kom, 'k stap maar weer eens op m'n paard. Terug in 't hotel heeft ze hele verhalen en voelt zich weer zo fris als een hoen en het paard?? dat staat in z'n stal te balen en verlangt nog maar één ding: direct met pensioen. o-o-oIk moest natuurlijk lachen om dat gekke gedicht en beloofde Leny plechtig om het driemaal per dag hardop te lezen... Op toon. De reis was indrukwekkend, de natuur overweldigend en de hitte behoorlijk, maar we konden er goed tegen.
85
Eindelijk arriveerden we in het hotel, van waaruit we de tocht naar de Bromo zouden ondernemen. Ik was redelijk met de gedachte verzoend dat ik paard zou rijden, maar was er intussen wel achter gekomen niet de enige te zijn die dat voor het eerst zou doen, en dat gaf extra moed. Tijdens het diner aan de vooravond van De Tocht nam de reisleider het woord en deelde ons mee dat de rit helaas niet door kon gaan vanwege de ondoordringbare mist die om de Bromo hing. Huichelachtig riep ik "Hè, wat jammer nou!!"
86
Mud, mud, glorious mud. (The Hippopotamus Song)
MODDER Om exact zeven uur vertrok onze touringcar vanaf het Tobameer op Sumatra richting Padang, waar we in het vliegtuig zouden stappen naar Makassar op Sulawesi. We zouden de afstand in drie etappes doen en begonnen nu aan de eerste. Op weg naar Sipirok keek onze chauffeur al bedenkelijk. Hij had vernomen dat er een aardverschuiving was geweest en hij wist niet of we de voorgenomen route konden rijden. Omrijden kon niet, want dat zou zeker 85 km extra kosten. De stemming zat er goed in, we hadden een prettig gezelschap en onze reisleider had een prachtige zangstem, waar hij ons af en toe graag van liet genieten.
87
We genoten van het boeiende uitzicht, de apen die speels van tak naar tak slingerden, de sawah's, de bananen- en koffieplantages. Plotseling stopte de bus. We moesten allemaal uitstappen en wat we toen zagen... De weg was weg om het maar eenvoudig te zeggen. De aardverschuiving had een groot deel, wel zo'n 200 m meegenomen en veranderd in een enorm diep gat. Dat gat was weer voor een deel opgevuld met de omlaag stromende modder van de omringende heuvels en daar middenin, op het diepste punt, stond een vrachtwagen die niet voor- of achteruit kon. Later hoorden we van omstanders dat de chauffeur van die vrachtwagen had gedacht als ik nu maar met een flinke vaart naar beneden rijd en met dezelfde vaart weer naar boven, dan haal ik het wel. Nee dus. Hij zat muurvast en niemand kon er langs. Onze bus natuurlijk evenmin. De wacht was op een takelwagen en dat kon wel even duren. De afstanden zijn er nogal groot.
88
Onze gids belde met zijn mobiele telefoon het hotel en maakte de afspraak dat hun chauffeur ons met het hotelbusje af zou halen. Dat betekende dat we door de modder naar de andere kant van de kuil moesten lopen met onze handbagage. We trokken onze schoenen uit, knoopten de veters aan elkaar en hingen de schoenen om de nek. En toen begon het geploeter. Eerst ging het nog wel, maar hoe verder we liepen, des te dieper kwamen we in de modder, zo ongeveer tot halverwege de kuiten. Maar het ergste was, en dat kon je niet zien, dat er in de modder scherpe stenen lagen. En dat deed pijn! Ik kermde af en toe "au, au, m'n voeten, help! en dan riep mijn man "je wilde toch avontuur? Doorlopen dan en niet zeuren". We hebben het gehaald. Er stond een chauffeur met busje te wachten met nog een extra auto, ook van het hotel. Omdat ik de oudste was werd ik alvast - als een moddervorstin - daarmee naar het hotel gereden. Mijn man kwam later met de hotelbus, hij wilde nog even blijven filmen.
89
Het was zo'n twintig minuten rijden. We stopten voor de marmeren trap naar de hoofdingang. Daar stond ik met m'n modderbenen, nog steeds op m'n blote voeten en de schoenen om m'n nek! Intussen zat m'n handbagage ook onder de viezigheid. Wat voelde ik me ongelukkig. Er kwam een jonge vrouw naar beneden. Zij bleek de manager en heette me welkom. Ik moest meekomen het hotel in en toen ik op m'n vieze benen wees, lachte ze en zei dat dat helemaal niet erg was. We kwamen in een grote lounge met prachte kroonluchters en leren banken met djatihouten leuningen. De mensen keken, en keken, en daar stond ik dan. Ik vroeg maar gauw naar de ladies room. Ja hoor, helemaal achterin vond ik wat ik zocht: het damestoilet. Er waren drie wc’s en...een mandibak. Een vierkante stenen bak van ongeveer 1.20 meter hoog, vol water. Ik dacht niet langer na en als een eersteklas atlete van het Chinees Staatscircus zwaaide ik eerst m'n ene been omhoog en over de rand in het koele water, dat meteen donkerbruin werd. 90
Daarna volgde het andere been. Na verloop van tijd was ik weer toonbaar. Ik verliet de toiletruimte, met achterlating van een mandibak met bruin water (een doodzonde hoorde ik later), een bruine tegelvloer die eerst wit was, en een paar handdoeken die, laten we zeggen, een sopje verdiend hadden. Toen de rest van het gezelschap met het busje arriveerde, stonden er teilen met water, door de hotelboys neergezet, in de tuin. Ik denk dat ze toch wel geschrokken waren van de puinhoop die ik achtergelaten had. Nog steeds, als we horen over een aardverschuiving ergens in de wereld, kijken we elkaar aan en grijnzen stiekem.
91
HET KERSTCADEAU "Heb je alles klaargelegd, Dirk? Straks komt Hennie en je weet hoe weinig tijd ze heeft. Ze moet alles zo voor 't pakken hebben." Lien lag in haar bed voor het raam aanwijzingen te geven, alsof het vandaag voor 't eerst was dat Hennie zou komen. Ze was al meer dan tien jaar aan bed gekluisterd door reuma en Hennie was driemaal per week haar vast hulp van de Thuiszorg. Ze konden het goed met elkaar vinden en Lien en Dirk verheugden zich elke keer weer op het moment dat ze met een vrolijk "goeiemorgen" de kamer inkwam. Er werd een fiets buiten tegen de muur gezet en even later stapte Hennie binnen. "Goeiemorgen, daar ben ik weer. Ik zie dat alles al klaar staat; geweldig hoor. Gaat alles hier verder naar wens?" Handig begon ze Lien te wassen. Terwijl praatte ze wat met Dirk.
92
Meestal ging het gesprek over vroeger, over het werk op het land, eerst met de paarden, later met de tractor. Dirk vertelde ook graag over z'n grote hobby, figuurzagen. Hij had vroeger heel wat mooie dingen gemaakt, zoals lampenkapjes, die dan gevoerd werden met groen of roze zijde. Als ze brandden schenen ze zo mooi door... Ook had hij pijpenrekken gemaakt en krantenbakken. Maar dat was nu alles verleden tijd. Zijn ogen gingen wat achteruit en z'n handen waren niet meer zo vast. Hennie had die verhalen in de loop van de tijd al ettelijke malen aangehoord, maar ze luisterde geduldig. Ze hoopte dat ze nog lang voor die oudjes mocht zorgen, hoewel er geruchten gingen over veranderingen in de Thuiszorg. Het was begin december toen Hennie op een maandagmorgen binnenkwam, maar zonder haar gebruikelijke "goeiemorgen". Ze plofte op de stoel en zei "Ik zal het maar meteen zeggen, ik ben over een paar weken voor 't laatst hier".
93
"Kind, hoe komt dat nou?" riep Lien, "toch geen narigheid? Ben je ziek?" Hennie vertelde dat er bij de Thuiszorg personeel uit moest en dat zij en haar collega's het werk moesten opvangen. Het rooster was helemaal omgegooid en na de kerst zou hier dus een ander komen. Lien en Dirk waren verbijsterd. Dat kon toch niet? Hennie was van hun. Ze beschouwden haar bijna als een kleindochter. En hoe moest dat dan met Kerstmis? Dirk zou, zoals ieder jaar, een boom kopen en optuigen, want daar moest het cadeautje voor Hennie onder. Hun hoofd stond er nu helemaal niet naar. Ze zouden het wel zo geven en verder geen poespas en al helemaal geen boom. In de weken die volgden dachten ze steeds maar aan het naderend afscheid, hoe kon dat nou toch? Dirk trok zich af en toe terug in het schuurtje en als Lien vroeg wat hij daar toch deed, zei hij een beetje schutterig "oh, wat opruimen enzo". 94
Een week vóór kerst kwam Hennie voor het laatst. Ze bracht een groot boeket bloemen mee. Lien vond dat zo lief dat ze onmiddellijk zei "Zo, en nu ga je eerst zitten, tijd of geen tijd, we drinken gezellig koffie". Dirk verdween naar de schuur en kwam even later terug met een pakje in z'n hand. "Dit is voor jou, Hennie, voor je kerst. Het is symbolisch bedoeld hoor". Verrast pakte ze het cadeautje uit. "Oh, wat prachtig!" riep ze, terwijl ze naar het kunstwerkje keek. Dirk had een mooie klok voor haar gemaakt, helemaal uitgezaagd met verschillende figuren. De klok had hij lichtblauw geschilderd en de cijfers en wijzers zilver. Hennie bekeek de klok eens goed en zei toen weifelend "Ik vind hem zo prachtig, maar...eh...er klopt iets niet. Er staan geen twaalf uren op, maar dertien. Is dit een vergissing of... "Dirk vergist zich niet", zei Lien, "als hij dat gedaan heeft zal hij daar wel een bedoeling mee hebben. 95
"Ik zei toch dat het symbolisch was" mompelde Dirk. "Je hebt het zo druk, dat ik je een extra uurtje gegeven heb". En toen ging Hennie een licht op. Ze zei "Ik ga die klok een heel mooi plaatsje geven in m'n kamer, en ik had zo gedacht, als ik op koopavond mijn boodschappen gedaan heb, kom ik dat extra uurtje hier koffiedrinken. Is dat goed?" Lien zuchtte van opluchting, maar Dirk stond op om weg te gaan. "Wat ga je doen, Dirk?" riep Lien. Hij draaide zich om. "Ik ga een grote kerstboom kopen".
96
EEN STERK VERHAAL Ik heb heel wat meegemaakt in mijn leven, maar wat me een paar maanden geleden overkwam ... In een enthousiaste bui deed ik mee aan een verhalenwedstrijd. Laat ik nou de hoofdprijs winnen! Tot zover niets bijzonders, maar wat was die hoofdprijs? Een ballonvaart van een paar uur. Als je nou weet dat ik als de dood ben voor ballonvaren, begrijp je ook dat ik niet blij was. Mijn nieuwsgierigheid won het toch van m'n angst en ja hoor, op een prachtige dag stapte ik met nog een paar mensen in het mandje van die kolossale ballon. We stegen op en, warempel, ik begon het leuk te vinden; sterker nog, ik werd overmoedig. 97
Nou moet je weten dat ik gek ben op uitsteeksels, zoals knopjes, schuifjes, schroefjes, losse rafeltjes, kortom, dingen die er zijn om aan te zitten. Zo'n schuifje zat dus aan de gastoevoer. Ik frommelde wat en...als een pijl schoten we de hoogte in. De eigenaar van de ballon gaf een kreet en wilde de schuif weer terugstellen,. maar dat lukte niet. Hij zat muurvast. Hoger en hoger stegen we, totdat we de aarde als een klein stipje onder ons zagen. Uiteindelijk kwamen we in een straalstroom terecht en als een speer werden we meegezogen. En benauwd dat we het hadden... Ik probeerde nogmaals aan het schuifje te frommelen en het bewoog gelukkig. We daalden snel, sneller, snelst....plotseling een bons.... Tot mijn verbijstering zag ik een metalen punt door de bodem van de mand steken die mij vaag bekend voorkwam.
98
Toen we voorzichtig over de rand gluurden zagen we tot onze schrik dat we op de punt van de Eiffeltoren geland waren. Na een paar seconden zag het zwart van de mensen beneden ons. Ik zweette peentjes en zag dit avontuur eindigen op "Père Lachaise" *. Wat had ik een spijt van mijn onbezonnenheid. Na een angstig uurtje hangen werden we gered door de "pompier" * en konden we met enige vertraging weer naar huis. Dit was een avontuur om nooit te vergeten, maar ik heb me wèl voorgenomen: ik doe nooit meer mee aan verhalenwedstrijden. * pompier = de brandweer * "Père Lachaise"= de grootste begraafplaats van Parijs waar veel beroemdheden rusten.
99
DE STRAAT O nee, daar komt ze alweer! Ja, onze straat is een heel bijzondere. In de eerste plaats maar klein, er staan welgeteld tien huizen, gegroepeerd rond een vijver. Heel mooi. De bewoners zijn divers, zoals meestal, maar de verbindende factor is Letty, mijn buurvrouw. Die weet namelijk alles, en als ik zeg alles dan bedoel ik ook alles, van iedereen. Zij is een wandelende Telegraaf, Story, Google en Wikipedia. Geloof mij maar, er ontgaat haar niets. Iedere morgen rond een uur of half tien belt ze aan met de laatste nieuwtjes, voorzien van commentaar, al dan niet toepasselijk. "Goeiemorgen buuf, daar ben ik weer. Zal ik je nou eens wat vertellen? Die mensen aan de overkant, je weet wel, met die vervelende kinderen, die hebben een nieuwe keuken besteld en hun tuin gaat ook op de schop. Waar doen ze het van hè? 100
Zo breed zullen ze het toch niet hebben. Die man heeft ook maar een gewoon baantje. Zou zij er wat bij doen? Eigenlijk zou ik niet weten wat, want zo snugger ziet ze er ook niet uit. Misschien wel als escort. Je weet het niet tegenwoordig hè? Ik heb ook gehoord dat die man van nr. 9 ontslagen is. Waarom weet ik niet, maar het zou zomaar kunnen dat het bedrijf failliet is. Of misschien heeft hij wel gestolen ofzo. Had jij gisteren visite? Was dat familie van je?" "Nee Letty, dat waren kennissen die we op één van onze reizen ontmoet hebben. Leuke mensen. We hebben het over de reis gehad en foto's bekeken. Gezellig hoor". "Wonen ze hier in de buurt? Nee zeker hè. Ik dacht anders zouden ze wel vaker geweest zijn". "Nee, ze hadden een hele reis voor ons gemaakt, zo'n kleine twee uur rijden met de auto. Maar nu ga ik je wegsturen, want ik moet nog in huis werken".
101
"Je gaat zeker je ramen zemen, want dat is al zo lang geleden. Waar zei je ook al weer dat die mensen vandaan kwamen?" "Heel ver weg, dag Letty". Ik sluit de voordeur achter haar en zie door het raampje dat ze naar de overburen loopt. Ja, we hebben een fijne straat. Je kent elkaar zo langzamerhand door en door. Het voordeel is dat je geen krantenabonnement nodig hebt.
102
DE HEKS VAN KATTENDAMME. In Kattendamme gonst het van de geruchten. Het is immers weer augustus. Net als voorgaande jaren loopt de spanning op. In dit slaperige dorpje aan het water gebeurt niet zoveel, alleen in augustus zijn de bewoners op hun hoede. Niemand ziet haar komen; opeens is ze er gewoon. Het is een angstaanjagende verschijning met zwarte priemende oogjes en lange zilverwitte haren. Als ze je met haar knokige vinger aanwijst word je ziek of ten minste verkouden, zo gaat het verhaal. En de vrouwen die pruimenjam maken, weten heel zeker dat het de schuld van de heks is als de jam overkookt of niet dik wordt. Ze dwaalt door de Dorpsstraat, van de muziektent tot aan de dijk, daarna weer terug en niets ontgaat haar.
103
Ook de vissers moeten het soms ontgelden. Daar weet Erik den Bels over mee te praten. "Allee zunne, ge krijgt er het zuur van, het lijkt den duvel wel". Den Bels kwam ieder jaar naar Kattendamme om te vissen, maar als de heks er was, was de vangst maar magertjes. De vis beet gewoon niet. Op een ochtend..., de zon stond al hoog aan de hemel..., was ze daar dan. Er ging een schok door het dorp. Bij sommigen klopte het hart in de keel. Wat moesten ze nu weer allemaal ondergaan? Was er dan niemand die dat akelige creatuur weg kon krijgen? Het eerste slachtoffer was Piet. Hij liep met een kist appels te sjouwen die hij naar de veiling moest brengen. De heks keek hem scherp aan en van schrik liet Piet toen de kist uit z'n handen vallen, zodat alle appels over de grond rolden. Allemaal butsen, dus ongeschikt voor de veiling... Hendrik, één van de jaarlijks terugkerende zomergasten, hield ervan om op de strekdam bij het Sas z'n hengeltje uit te gooien.
104
Hij ging bij voorkeur op het uiterste puntje van de dam zitten, door niemand gestoord. Zo ook op deze warme augustusdag... Hij zat wat te mijmeren, toen hij plotseling een koude windvlaag in z'n nek voelde. Hij keek om en vanuit z'n ooghoek zag hij haar staan. Zonder een woord te zeggen wees zij naar zijn dobber, en wat hij toen zag... In plaats van een lekker visje, spartelde er een grote meeuw in het snoer. Hendrik moest alle moeite doen om het arme dier te bevrijden. Toen hij iets lelijks tegen de heks wilde zeggen, zag hij dat ze verdwenen was.
"Psssst, vanavond is er vergadering in de achterkamer van het café over je-weet-wel" fluisterden de dorpelingen elkaar toe. "Om 8 uur beginnen we, want dit moet nu maar eens ophouden".
105
Iedereen was aanwezig. De oudste inwoner van het dorp had zichzelf tot voorzitter benoemd. Hij controleerde of alle gordijnen en deuren goed gesloten waren en opende de vergadering. "Jullie weten allemaal waarvoor we hier zijn, dus kunnen we meteen aan de rondvraag beginnen. We hebben trouwens maar één vraag en dat is - hoe komen we van die heks af? Wie verzint er iets en wie voert het uit?" Er volgde wat heen-en-weer-gepraat, maar niemand wilde of durfde actie ondernemen. Toen nam Hendrik het woord, eigenlijk omdat hij nog woest was over die meeuw. "Ik heb er eens over nagedacht en denk dat ik iets gevonden heb. Ik zeg verder niets want Muren Hebben Oren. Wacht dus maar rustig af, maar volg me niet als ik ga vissen". De voorzitter slaakte een zucht van verlichting en sloot de vergadering. De volgende avond tegen schemering liep Hendrik door de Dorpsstraat met z'n hengel.
106
Hij ging weer eens proberen een visje te verschalken. Hij installeerde zich op z'n geliefde plekje op de punt van de strekdam en koesterde zich in de late zonnestralen. Na een uurtje voelde hij weer die koude luchtstroom. Zonder aarzelen maakte bij een koprol achterover en greep de heks bij de magere benen. De rest was een koud kunstje. De glooiing was glibberig... Met een ijselijke gil, die tot in Kattendamme te horen was, verdween de heks onder water. Na die avond keerde de rust voor goed terug in Kattendamme. Van de heks werd nooit meer iets vernomen. En toch...als je over de strekdam loopt en in het water kijkt, is het net of het groene water bij de punt een andere kleur heeft. Zilverachtig, zou je zeggen.
107
”REÏNCARNATIE” 1990 Terug in de tijd...och, kon ik dat maar. Hoewel, met die nieuwe uitvinding ga ik het toch proberen. Ik kies voor de tijd vlak voor m'n laatste reïncarnatie: 1898 Oh, wat ben ik beroemd sinds gisteren. De hele stad spreekt over mij. Maar ik zal me eerst voorstellen. Mijn naam is Ziza. Nee, ik ben geen man of vrouw, maar een heel mooi en knap en intelligent circuspaard. Ik haalde toch al de voorpagina van de krant met mijn spectaculaire optredens in de piste, maar sinds eergisteren... Dat zit zo. Eergisteren werd namelijk prinses Wilhelmina gekroond tot Koningin der Nederlanden.
108
't Is wat, 18 jaar en dan al koningin. Ik had medelijden met haar toen ik het hoorde vertellen, maar wat er toen gebeurde... Later hoorde ik hoe het gegaan was. Na de kroning werd haar gevraagd of ze een wens had op haar feestdag en wat denk je dat ze zei? Iedereen verwachtte dat ze om een mooi juweel zou vragen of iets bijzonders als aandenken, maar nee hoor. Haar antwoord was: "Het allerliefst wil ik een rit maken op de rug van dat mooie circuspaard Ziza. Natuurlijk in de hofstad, mijn mooie Den Haag". Nou, de hofhouding en de mensen van de regering moesten even slikken, maar toen staken ze de koppen bij elkaar en maakten een afspraak. Gisteren ging het gebeuren. Eerst moest de nodige organisatie tot stand gebracht worden wat betreft de afzettingen op staat en de beveiliging, maar toen was het zover. Ik werd grondig geroskamd en opgetut. Zelfs m'n tanden werden gepoetst. Daarna werd ik naar het paleis vervoerd en na veel ceremonieel werd Wilhelmina op mijn rug gehesen. 109
Haar rokken werden zorgvuldig over mij gedrapeerd en daar gingen we. Overal was muziek, en als ik muziek hoor, dat is mijn professie, wil ik dansen en pirouettes draaien, maar dat kon nu niet; ik heb me weten te beheersen. Er werd gejuicht en gezongen en met vlaggetjes gezwaaid. Prachtig, prachtig. Ik ben er nog ontroerd van. Na afloop kreeg ik van Wilhelmina een kusje. Goed dat m'n tanden schoon waren... 1990 Vreemd dat je in een vorig leven iets anders geweest kan zijn. Iets anders, maar toch weer niet want als ik in de spiegel kijk zie ik net zulke witte haren als Ziza had en, eerlijk is eerlijk, ik eet graag rauwe wortels.
Ik maakte een reisje in de tijd kroop in de huid van Ziza ben blij dat ik weer terug ben heet weer gewoon Elisa
110
BIJVOEDING Natuurlijk speelt mijn verhaal zich af in de periode '40 - '45; daar hebben veel senioren immers herinneringen aan. Ik was pas weer verhuisd naar mijn geboorteplaats Vlaardingen, na afwezigheid van zo'n anderhalf jaar. Ik had mijn moeder verloren en inmiddels een nieuwe moeder gekregen. Die verhuizing hield in dat in naar m'n zoveelste nieuwe school moest en ook zou proberen vriendinnetjes te vinden. Dat valt niet mee als je verlegen bent. Maar...het lukte. Meer door de toenadering van een aardig meisje dan door mij, dat durf ik gerust te zeggen. Ze heette Ditje en was een gezellig dikkertje. Geen wonder, haar vader was bakker. Ze bleek maar vijf huizen bij mij vandaan te wonen. We werden "dikke" vriendinnen en deelden alle geheimpjes met elkaar.
111
Op een dag liepen we samen naar school, toen ze me plotseling heel geheimzinnig meetrok in een portiek, terwijl ze fluisterde: "Ik heb iets meegebracht" . Meegebracht? Wat dan? "Ga een beetje voor me staan, een ander hoeft het niet te zien" zei ze en ze trok met een geraffineerd gebaar haar rok een beetje op. Boven haar knieën begon haar directoire, compleet met elastiek in de pijpen. Ze stak haar hand in één van de pijpen en...tara!!!... Er verschenen vier koekjes. Voor ieder twee. Dat was een traktatie, zeker in de Hongerwinter. Haar vader had altijd afgewogen zakjes koek klaarstaan voor als er klanten kwamen met extra bonnen (en veel geld). Daar had Ditje er maar een paar uitgehaald. Voortaan als we naar school liepen toverde ze altijd wel iets uit haar broekspijpen, dan weer een halve boterham, dan een paar tomaten, maar het allerlekkerste bleven toch de koekjes.
112
MIJN DAGBOEK,
volgens de planeet Aarde anno 3012. Wat is het heerlijk om al je gedachten en gevoelens in een elektronisch dagboek te kunnen vastleggen voor het nageslacht. Er is zoveel te vertellen, alleen al omdat ik een bijzonder leven heb. Ik ben namelijk na mijn vader de eerste afstammeling van een aardbewoner en zijn Marsiaanse vrouw, mijn grootmoeder dus. Dat zit zo. Vroeger, zo omstreeks het aardse jaartal 2050, leefde een Hoogleraar I.P. * die er een merkwaardige hobby op na hield. Hij was idolaat van alles wat met ruimtevaart te maken had. Hij spendeerde al z'n tijd en geld aan alle mogelijke informatie en leefde zich zodanig in dat hij later besloot om zelf een reis naar Mars te maken. Jaren spaarde hij daarvoor, want in die tijd stond alles nog in de kinderschoenen. Ik las zelfs dat ze toen op die planeet nog per trein reisden.
113
Toen ik een afbeelding van zo'n monster zag kon ik me niet indenken dat dat comfortabel zou zijn, maar ja, als je niet anders hebt... Toentertijd was een reis met die ouderwetse langzame satelliet nog heel duur, maar eindelijk had mijn opa geld genoeg gespaard en boekte hij een reisje naar Mars. Hij genoot intens van alles wat erbij kwam kijken en natuurlijk helemaal van de trip zelf. Op Mars aangekomen, zo gaat het verhaal, kreeg hij het sterke gevoel van thuiskomen; zoiets als "hoi, daar ben ik weer". Dat kon natuurlijk niet, maar dat gevoel trof hem als een mokerslag. Hij had geboekt voor een maand, maar het werden er vier, want hij liep een lief Marsmeisje tegen het lijf en...het was wederzijds liefde op het eerste gezicht, zoals de aardbewoners dat noemen. Wat waren ze verliefd. 114
Hele verhalen doen in onze familie nog steeds de ronde, van geknakte antennetjes tot achtvoudige omarmingen. Hij leerde onze taal en sprak het binnen zeer korte tijd vloeiend. Opa wilde niet meer terug, maar hij moest wel, want de dure plicht riep hem. Hij moest weer aan het werk op de universiteit. Ze beloofden elkaar eeuwig trouw en opa vertrok. Lang hield hij het niet uit op de aarde, want Mars trok hem met alle kracht. Dat was de magnetische invloed van mijn oma, maar dat wist hij toen nog niet. Het sparen ging hem niet vlug genoeg, dus verzon hij een list en reisde uiteindelijk als verstekeling mee met een groep toeristen die op vakantie naar Mars ging. Ze trouwden op de Marsiaanse manier: samen touwtjespringend, zeven keer rond een dikke boom, daarna gaven ze elkaar drie smakzoenen in de nek en drie stokslagen op de billen, dat alles met de middelste rechterhand. Dat is ons ritueel. Voor opa werd een uitzondering gemaakt, gewoon met de rechterhand. 115
Ze kregen twee zonen, Flits en Metro genaamd. Het vreemde is dat die zonen, waarvan Flits mijn vader is, er gewoon uitzien als Marsianen, zonder uitzonderingen. Wij, bij voorbeeld, hebben zes armen, de aardbewoners maar twee. Maar op de één of andere manier is het DNA van ons toch meer dominant, zodat de nakomelingen weer gewoon zes armen krijgen. Zo ging het ook met de twee antennes op onze hoofden. Die antennes zorgen voor magnetisch krachten, zoals van mijn oma indertijd. Het sterke verlangen werd in magnetisme omgezet en daardoor gebeurde het dat mijn opa sneller naar een oplossing zocht om terug te keren naar Mars. Ze hebben tot hun laatste snik zielsveel van elkaar gehouden en die liefde doorgegeven aan mijn ouders en ook aan mij. Ik ben dankbaar voor zulke grootouders, al was opa dan een aardbewoner. Hij kon zó mooi vertellen over hoe de Aarde er uitziet en hoe de mensen leven... 116
Hè, ik ben blij dat ik dit nu eindelijk opgetekend heb in mijn dagboek. ik heb het verhaal een speciale naam gegeven: Romantiek in de Ruimte. Misschien geef ik het wel eens uit. Ik weet wel dat ik veel op mijn opa lijk. Ik heb namelijk een onbedwingbare behoefte en nieuwsgierigheid om naar de planeet Aarde op vakantie te gaan. Wie weet ontmoet ik een tweearmige aardbewoner op wie ik verliefd word, want één ding is zeker: Waar je ook woont of verblijft, hier of heel ver weg, liefde is overal hetzelfde en van alle tijden * Ingewikkelde Problemen
117
LEONTIEN Ik prijs me gelukkig dat ik toestemming heb gekregen van mijn vriendin, die ik op de universiteit heb leren kennen, om haar levensverhaal te vertellen. Ze maakte zoveel mee. Haar naam is Leontien en haar bestaan begon eigenlijk heel triest. Ze was namelijk te vondeling gelegd direct na haar geboorte. Wie haar ouders waren was niet bekend en toen ze nog klein was stond ze daar ook niet zo bij stil. Het was een opvallend meisje met fluweeldonkere ogen en gitzwarte krulletjes. Het echtpaar dat haar met liefde adopteerde deed werkelijk alles om haar het gevoel te geven dat ze zo gewenst was; ze hadden zelf al twee kinderen, maar ruimte en liefde genoeg voor nog één. 118
Toch, toen Leontien eenmaal in de pubertijd belandde vertoonde ze trekken die haar pleegouders zorgen baarden. Ze werd veel te vrijpostig, op het brutale af, gedroeg zich tegenover buren en vrienden agressief en opdringerig, zodat het klachten regende. Straffen hielp niet. Haar excuus was altijd "Het zit waarschijnlijk in mijn genen". Op een dag, ze was net achttien geworden, was ze verdwenen. Haar pleegmoeder vond een kort briefje met de mededeling dat ze haar ouders ging zoeken, omdat ze "van binnen" voelde dat ze van zigeuners moest afstammen. Ondanks zoektochten bleef Leontien onvindbaar. Haar pleegouders waren radeloos van verdriet en zochten de schuld bij zichzelf. -----Nu stap ik over op haar eigen verhaal, zoals ze me dat vertelde toen ze jaren later opeens voor de deur stond.
119
Na weken van, zeg maar gerust, ontberingen kwam ik soms liftend, dan weer als verstekeling in trucks, in Roemenië aan, in een kustplaats aan de Zwarte Zee, Mamaia geheten, en, geloof het of niet, het voelde aan alsof ik thuiskwam. Op het strand waar veel toeristen kwamen liepen vrouwen met zwarte modder in emmertjes. Tegen betaling gaven ze je een massage. Die modder scheen heilzaam te werken en er werd dan ook veelvuldig gebruik van gemaakt. Het was een lachwekkend gezicht, al die zwartgemaakte mensen op het warme zand. Ik besloot om voorlopig daar te blijven en vond al bijna direct een baantje in één van de vele staatshotels aan de boulevard. Dat zijn hotels waar de toeristen logeren. Ze waren heel blij met me omdat ik diverse talen kon spreken. Het salaris was niet bijster hoog, maar ik had wel gratis kost en inwoning.
120
Mijn vrije tijd bracht ik op het strand door en knoopte een praatje aan met de "massagevrouwen". Ik begon altijd te zeggen dat ik mijn moeder zocht en toen...gebeurde een wondertje. Eén van de vrouwen keek mij indringend aan en begon plotseling hartverscheurend te huilen. Ze omhelsde me en stamelde dat haar kind haar ontnomen was. Ze was zwanger geworden op 14-jarige leeftijd en trok met haar Roma-familie rond in een woonwagen. Juist in die tijd werd haar baby geboren en zonder haar medeweten te vondeling gelegd.. Ze had nooit meer iets vernomen. Het kindje had altijd in haar hart gewoond en nu...ze kon het niet bevatten. Toen ik haar goed aankeek herkende ik bepaalde kenmerken, zoals de ogen en de mond, maar vooral de houding. Zij was ontegenzeggelijk mijn moeder. ------Twee jaar bleef Leontien in Mamaia, waarna ze terugkeerde naar haar pleegouders.
121
Ze had inmiddels laten weten wat ze beleefd had. Haar pleegouders waren zielsblij toen ze haar eindelijk weer in de armen konden sluiten. Leontien heeft haar studie later afgemaakt en heeft nu een eigen praktijk fysiotherapie. Tweemaal per jaar gaat ze naar Mamaia. Ze heeft een goede band met haar moeder, die nog steeds haar eigen fysiomassages uitoefent op het strand. Ik ben blij dat ik dit wonderbaarlijke verhaal heb mogen vertellen. Zomaar een verhaal van een klein vondelingetje.
122
AVONTUREN OP DE LAGERE SCHOOL Avonturen op de lagere school. Welke lagere school? Ik heb er wel vijf van binnen gezien door de vele tijdelijke verhuizingen wegens mijn moeders ziekte. Dàn gingen we een paar maanden bij een tante wonen, dàn een poosje bij mijn grootouders, nog weer later een langere tijd bij mijn andere grootouders, en steeds moest ik dan daar ook naar school. Aangezien ik vreselijk verlegen was, viel dat niet mee. Ik vond het verschrikkelijk. Het "Avontuur" waar ik over wil vertellen speelt in 1938. Ik was net een paar weken acht jaar, toen mijn vader vertelde dat mijn moeder geopereerd moest worden. Ze had een hersentumor en er was een professor in Amterdam gevonden die de operatie aandurfde. Later hoorde ik dat zij de eerste patiënt was in Nederland waarbij zo'n operatie werd uitgevoerd.
123
Het betekende dat mijn vader en ik bij de jongste zus van mijn moeder zouden intrekken. Ik was dol op mijn tante Gon en vond het prachtig. Ze hadden pas een baby, en als je zelf geen zusjes of broertjes hebt is dat natuurlijk iets geweldigs. En zo trokken wij van Vlaardingen naar Rotterdam-Hillegersberg. De school waar ik ingeschreven werd heette de Da Costaschool. In september was ik naar de derde klas gegaan, en op de school waar ik nu kwam, gingen de leerlingen in april naar de vierde klas. Dat scheelde dus een half jaar. De meester vond dat ik best meteen in de vierde klas mee zou kunnen. Hij beloofde me dat hij mij wel zou helpen met bij voorbeeld de sommen die ik nog niet gehad had. Na een paar dagen wennen, moest ik na schooltijd nog een half uurtje nablijven en legde hij mij uit wat ik nog niet begreep.
124
Ik zie hem nog staan schrijven op het bord; ik stond vlak achter hem, en dat ging zo: kilometerhectometer-decameter-meter-decimetercentimeter-millimeter. Tussen iedere twee woorden zette hij een boogje. Bij het derde boogje ging het faliekant mis. Wat ik wèl wist en hij niet, dat was dat ik zo verschrikkelijk heel erg moest plassen. Ik durfde dat niet te zeggen, daar was veel te verlegen voor. Daar klonk opeens een klaterende waterval op de vloer. Benauwd dat ik het had...ik wist niet waar ik moest kijken. En wat zei de meester? "Och meiske, dat is helemaal niet erg hoor, ga maar gauw naar de wc., ik ruim het wel even op”, en daar draafde hij al naar het werkhok voor een emmer water en een dweil. Ik mocht meteen naar huis, met een schouderklopje.
125
Na vijf maanden gingen we terug naar ons huis in Vlaardingen en mocht ik weer naar m'n eigen school en vriendinnetjes. Het was inmiddels september, dus...meteen in de vierde klas. Dat was gemakkelijk. De eerste de beste dag zei de meester: "Ik ga jullie nieuwe sommen uitleggen" en hij schreef op het bord: kilometer-hectometerdecameter....enz.
126
REÜNIE MET HET VERLEDEN Het was warm toen de trein arriveerde aan het station waar ik uit moest stappen. Geen bus te bekennen natuurlijk. Ik besloot, ondanks de hitte, dan maar te gaan lopen. Vorige maand had ik toevallig in de krant een uitnodiging gelezen voor een reünie van m'n oude school, en zonder verder na te denken had ik me aangemeld. Het was tientallen jaren geleden dat ik m'n geboorteplaats verlaten had, en eigenlijk was ik erg benieuwd of ik nog bepaalde plekjes zou herkennen. De reünie zou 's middags plaatsvinden, dus had ik nog een paar uurtjes de tijd om eens rond te kijken. Ik besloot om eerst naar m'n ouderlijk huis te lopen, tenminste, als het nog bestond. Ik had geen flauw idee. Het was weliswaar aan de andere kant van de stad, maar als ik iets in m'n hoofd heb...
127
Al wandelend kwamen veel herinneringen boven, juist aan de periode dat we in dit huis woonden. Ik zal toen een jaar of acht geweest zijn. Het was geen gemakkelijke tijd, want mijn moeder was ernstig ziek. Ze lag bijna altijd op bed, en dat betekende geen vriendinnetjes mee naar huis om te spelen, altijd rustig zijn. Ik moest ook voor mezelf zorgen, aankleden, compleet met strik in 't haar, wat helemaal niet meeviel. Ik herinnerde me opeens dat ik die strik er weer 's niet goed in kon krijgen en toen ten einde raad maar een lok van m'n haar afknipte. Wat liep ik voor gek en...wat waren m'n ouders boos. Toch bewaarde ik vooral warme herinneringen aan die tijd. M'n vader musiceerde graag en als m'n moeder een goeie dag had, zat hij achter het orgel of speelde op de viool. Ik vond dat prachtig en probeerde mee te zingen. Soms kwamen er familieleden op bezoek die ook hun muziekinstrumenten meebrachten: dwarsfluit en viool. Ja, dat was gezellig.
128
"Dichter und Bauer" speelden ze, het "Largo van Händel", koralen van Bach... Ik wist het nog precies. Al peinzend was ik aan 't eind van het stadje gekomen en, ja, tot m'n opluchting zag ik dat het huis er nog stond. De oprijlaan was nog net zoals ik me hem herinnerde. Ik liep een eindje richting het huis... Het viel me op dat er veel fietsen tegen de bomen stonden, ook een enkele auto. Zeker een verjaardag, dacht ik. Wat voor familie zou er nu in wonen? Misschien een gezin met veel kinderen; de woning was immers groot genoeg. Toen ik het huis naderde, ontwaarde ik een bordje naast de voordeur, en, nieuwsgierig als ik ben, stevende ik erop af. Ik was dicht genoeg genaderd om het te kunnen lezen, toen plotseling de voordeur openzwaaide en een jongeman naar buiten kwam.
129
Hij keek naar me en riep: "Moet u hier zijn, dan laat ik de deur voor u open, dat is gemakkelijker". Wat er allemaal in m'n hoofd omging weet ik niet meer, maar ik stapte gewoon de hal binnen, alsof ik er nog woonde... Ja, de hal was nog dezelfde, alleen heel anders ingericht. Er stonden een bankje en een paar stoelen, een tafeltje met tijdschriften. Er hingen allerlei posters aan de muren; de meeste hadden betrekking op concerten en recitals. Zeker een muziekliefhebber, dacht ik. Ook toevallig. Op dat moment hoorde ik een viool spelen. Ik hield m'n adem in en sloot m'n ogen. Leunend tegen de muur onderging ik de muziek. Het "Largo van Händel"! Was dat wel toeval? De muziek klonk luider; er was een deur opengegaan en een mannenstem zei: "Wat is er mevrouw, voelt u zich wel goed? Wie wilt u spreken? Maar ga eerst maar 's zitten. Het zal de warmte wel zijn die u parten speelt." 130
We namen allebei plaats en ik voelde dat ik wel het één en ander uit te leggen had. Ik had moeite om te beginnen. Hè, die tranen ook. Maar toen ik op dreef was vertelde ik hem de reden van m'n bezoek. Dat het niet mijn gewoonte was om zomaar bij wildvreemden binnen te dringen, maar dat ik min of meer gedwongen was door m'n vele herinneringen aan m'n kindertijd, die ik hier doorgebracht had. Ik stelde mij voor, en toen hij zijn naam noemde, vertelde hij er meteen bij dat hij de directeur was van de muziekschool die in dit huis gevestigd was. Ze bestonden nu zo’n jaar of twaalf en de lessen werden door steeds meer leerlingen bezocht. Hij nodigde me uit om eens rond te kijken en nam me eerst mee naar de lesruimte. Toen ik er woonde waren dat twee kamers-en-suite met glas-in-lood schuifdeuren, maar daar was nu één grote zaal van gemaakt.
131
Er stonden allerlei instrumenten met muziektafeltjes; Ik ontdekte zelfs een echt pijporgel! De leerlinge die het Largo op de viool gespeeld had, was gestopt toen we binnenkwamen. Ik vroeg of ze dat laatste stukje nog eens wilde spelen... Heel veel later liep ik verdwaasd weer buiten, m'n hoofd vol herinneringen. Als in trance liep ik rechtstreeks naar het station, en toen ik al lang weer in de trein zat, kwam ik erachter dat ik de hele schoolreünie vergeten was. Ik had genoeg gehad aan mijn eigen reünie. De reünie met mijn kindertijd.
132
EEN WONDER. Op de afgesproken tijd meldde ik me bij de receptie van het ziekenhuis. "Heeft u een afspraak?" "Ja, voor professor Dubbeltom, ik moest me hier melden". "Goed, neemt u plaats, u wordt zo gehaald". Een poosje geleden las ik in "The Lancet", het vakblad voor de medische wetenschap dat er een wondertje uitgevonden was, namelijk een systeem dat mensen corrigeert op hun gedrag, zoals een navigatiesysteem voor de auto. "Ga terug om je excuus aan te bieden" of "Kom je beloftes na", enz. Ik had me meteen opgegeven en die dag zou een minuscuul chipje in mijn hoofd geïmplanteerd worden. Ik werd door een lief zustertje meegenomen naar m'n kamer voor twee dagen, en de nodige voorbereidingen begonnen; allereerst werd m'n hoofd gedeeltelijk kaal geschoren en ontsmet. Daarna naar de operatiezaal waar de professor al stond te wachten. 133
Ik kreeg narcose toegediend en verder weet ik niets, totdat ik wakker werd in m'n bed. De zuster vertelde dat de dokter 's middags langs zou komen, hij had het één en ander te vertellen. 's Middags kwam professor Dubbeltom met zijn gevolg en keek me heel ernstig aan. "Mevrouwtje, ik moet u mededelen dat de chip niet is geïmplanteerd. De reden is dat u al een systeem in uw hoofd heeft zitten dat nog splinternieuw is. Dus als u dat eerst eens ging gebruiken... Beschaamd sloeg ik mijn ogen neer. Ik had mijn eigen wonder verzwegen. Het systeem in mijn hoofd heeft zelfs een naam. Het is mijn geweten.
134
LANG GEWACHT..... Mijn vroegste herinnering is er één van heel lang wachten. We weten allemaal dat het vroeger in de meeste gezinnen geen vetpot was; zo ook bij ons niet. Ieder dubbeltje moest een paar keer omgedraaid worden, en voor onnodige aankopen moest je al helemaal niet aankomen. Ik zal een jaar of drie, vier geweest zijn. Het was zomer. Ik had buiten gefietst op m'n driewielertje en kwam met een adembenemend verhaal thuis: mijn buurmeisje Nelly had kaplaarzen gekregen. Zulke mooie, glimmend zwart! "Krijg ik ook kaplaarzen?" Mijn vader beloofde "Als het herfst wordt krijg jij ook kaplaarzen", Dat was wat!! Maar...wanneer werd het herfst? Duurde dat nog lang? Die zomer duurde voor mij ongeveer drie jaar. 135
Regelmatig vroeg ik "Is het al bijna herfst?" En steevast kwam het antwoord: "Nee, nog niet, geduld maar". Toen, op een dag, was het zover: "Nog vijf nachtjes slapen, dan is het herfst". Op een zaterdag gingen we naar de schoenenwinkel en kreeg ik mijn langverwachte kaplaarzen. Wat was ik blij. Als het nu maar wilde gaan regenen. In mijn beleving duurde dat ook nog heel lang, maar eindelijk kon ik naar buiten met m'n laarsjes aan. In de stromende regen liep ik te stralen van blijdschap. Nee, vroeger was alles niet beter, maar je was wèl intens blij als je iets kreeg, zeker als je er zó lang op had moeten wachten.
136
GROTE MEID "Heidi, ga je zaterdag mee naar de alm? Ik ga Linda wegbrengen". Hoera! Ja natuurlijk gaat Heidi met Vati mee. Dat heeft ze vorig jaar ook gedaan. Ze moest wel lang lopen, wel drie uur achter elkaar. Toen ze bijna niet meer kon, heeft Vati haar het laatste kwartier op z'n rug gedragen. Het zou nu wel beter gaan, want ze is nu al negen jaar. Alle koeien van de keuterboeren uit het Zwitserse dorpje werden de laatste dagen al naar boven gebracht, naar de alm met mals gras. Daar zullen ze een paar maanden blijven onder de hoede van een paar herdersjongens. De moeder van Heidi is ernstig ziek en haar vader had zo lang mogelijk gewacht om de koe naar de alm te brengen, maar nu moet het toch gebeuren. Er is niemand meer aan wie hij nog kan vragen om Linda mee te nemen. Hij durft eigenlijk z'n vrouw niet alleen te laten. "Hoe moet dat nou" zucht hij.
137
Heidi hoopt dat haar vader een oplossing vindt, maar dan zal die snel gevonden moeten worden, want het is al donderdag. Nog twee daagjes dus. Dan rijpt er een plan in haar hoofd en, zonder iets te zeggen, werkt ze haar ideetje in gedachten uit. De volgende morgen, het is eigenlijk nog nacht, staat Heidi heimelijk op, pakt haar rugzak die ze de avond ervoor gevuld heeft met broodjes en een fles water, en verlaat heel stilletjes haar kamertje. Ze sluipt naar de stal, doet een touw om de horens van Linda en spreekt haar geruststellend toe. Dan lopen ze over het erf naar de weg die naar het bergpad leidt. Ze kent de weg goed, maar het is nog wel donker. Haar hart bonkt van de spanning. Wat zullen Vati en Mutti zeggen? Eigenlijk had ze een briefje neer moeten leggen, maar dan zou het geen verrassing meer zijn voor Vati. Nu kan hij bij Mutti blijven en voor haar zorgen. Ze kan het best, ze is toch al negen? Heidi loopt nu al een uur op het bergpad. Het wordt licht en dat voelt beter. 138
Het pad is wel breed genoeg, maar met een koe lopen is toch niet gemakkelijk. Ze laat het touw nu maar los, dan kan Linda onderweg af en toe wat grazen. Het wordt warm en Heidi gaat even zitten om wat te drinken. Dan gaat ze gauw verder, want het is nog een heel eind. Het laatste uur is het moeilijkst. De zwaarste klim zit aan het eind. Als ze eindelijk aankomt bij de alm laat ze zich doodmoe in het gras vallen. Ze heeft het gehaald! De herdersjongens kijken verbaasd naar dat kleine meisje. "Is ze helemaal alleen? Waar is haar vader?" Ze vertelt alles en zegt dat ze zo snel mogelijk weer terug moet. Eén van de jongens heeft een brommer boven staan. Die is voor noodgevallen, en ook om de levensmiddelen af en toe aan te vullen. Hij zegt "Ik breng je wel naar beneden", maar nee hoor, ze gaat terug lopen, want "Dat doet Vati ook altijd"... Intussen is het hele dorp in rep en roer, Heidi is verdwenen, en dat nog wel nu haar moeder zo ziek is. Vader loopt radeloos heen en weer, maar dan krijgt hij een ingeving. 139
Hij loopt naar de stal. Linda is ook weg. Nu gaat hem een licht op. Eerst voelt hij ongerustheid, dan boosheid en daarna... Wat een pracht van een meid. Wat is hij trots op haar. Hij loopt een eindje in de richting van het bergpad. Ze moet nu toch gauw komen, straks wordt het donker. Als het gaat regenen wordt hij ongerust, maar dan ziet hij haar in de verte aankomen. Ze wankelt van vermoeidheid en uitputting, maar haar ogen stralen als ze Vati ziet. "Ik heb Linda naar boven gebracht" stamelt ze. Hij knuffelt haar stevig en fluistert: "Mijn grote, grote dochter..." Hij draagt haar op z'n rug naar de boerderij, naar Mutti. Onderweg staan de dorpelingen te lachen. Ze klappen in de handen. "Mutti", zegt vader, "hier komt onze grote dochter. Ben je niet trots op zo'n flinke meid?"
140
KLEINE MAN Kleine man, wat zit je toch naar me te kijken? Verbaast het je nog steeds dat je na die hele lange reis hier terecht bent gekomen? Je zit stil voor je uit te staren, je knieën opgetrokken, je armen er omheen geslagen. De rode hoed achteloos op je hoofd. Waar denk je aan? Aan het bergdorpje waar je vandaan komt? Je huidskleur is dezelfde als die van de bewoners van dat kleine bergdorp. Van de vrouwen met hun mooie hoofdtooien en hun zwarte tanden door de sirih-wortels die ze pruimen. En van de kinderen die om de toeristen heen drommen. Kleine bruine blote jongetjes met brutale lachende ogen. Het is een heel andere wereld waar jij vandaan komt, kleine man, een wereld die wij niet kennen, maar die we zo graag wilden leren kennen. Waar het altijd erg warm is en de natuur overweldigend. 141
Alles groeit er uitbundig, maar de mensen zijn er zo arm, hoewel ze dat zelf niet zo beseffen. Ze verlangen geen luxe zoals wij, Europeanen. Wèl hebben ze geleerd dat de toeristen kleinigheidjes voor ze meebrengen, zoals zeepjes en kleine flesjes shampoo of snoepjes voor de kinderen. Ja, de kinderen.... ook die hebben niet veel. Geen duur speelgoed zoals onze kinderen. Ik zag een meisje met een stokje in de hand en met een touwtje daaraan vastgebonden, een vogeltje. Een levend vogeltje. Het was prachtig blauw, en als het kind het stokje bewoog, fladderde het arme diertje een beetje. Wat hadden we er veel voor over om naar jouw kampong te reizen. Tot waar we konden komen gingen we met onze touringcar, maar toen werd het moeilijker. We moesten overstappen in pickups waar we met z'n achten in pasten en daar gingen we, hoog de bergen in, helemaal tot aan de grens met Birma.
142
Eerst was de weg nog goed begaanbaar; veel bochten, dat wel, maar uiteindelijk hield ook die weg op en draaiden we een pad in waar je alleen maar kon komen in de droge tijd. We hobbelden nog een poosje voort, daarna gingen we lopend verder. Het waren geen straten die naar de hutjes leidden, maar smalle geitenpaadjes. We werden begeleid door de kinderen, de honden en een paar zwarte varkens. Als er een steile afdaling kwam of een onbegaanbaar stukje waar het pad verdwenen was, gaven de kinderen ons een hand. Jammer dat we elkaar niet konden verstaan, maar met een knikje of een lachje begrepen we elkaar ook. Toen we de kampong binnenliepen kwamen van alle kanten de vrouwen naar ons toe. Ze droegen metalen hoofdtooien, zwarte jasjes en veelkleurige banden om de benen. Enkelen droegen een baby in een doek op de rug. Ze hadden een tafel buiten staan, gemaakt van een paar stukken ruw hout, met wat eigengemaakte kralen armbandjes, die ze te koop aanboden. 143
En daar ontdekte ik jou, kleine man... Je keek me zo indringend aan, en ik was meteen verkocht; ik wist één ding zeker: jou wilde ik meenemen naar Holland als herinnering aan jouw prachtige land. Het moet een ware kunstenaar geweest zijn, die jou maakte. Bij ons zouden ze dat "primitief" noemen, maar voor mij is dit echte kunst, om uit één blok Tamarindehout zo'n wondermooi schepseltje te snijden. De prijs was belachelijk laag, maar ik moest het spel meespelen en afdingen. Ik pakte je heel voorzichtig aan en stopte je in m'n rugzak. Nadien hebben we nog meer bergstammen bezocht. Allemaal hadden ze hun eigen specifieke kleding en hoofdtooien. Ook verkochten ze hun zelfgemaakte souvenirs, zoals geweven kleedjes en bontgekleurde mutsjes. We waren zelfs bij de "Langnekken" of, zoals ze ook wel genoemd worden de “Giraffevrouwen”, met veel ringen om de hals, zodat het lijkt alsof die uitgerekt is.
144
Het was eigenlijk een zielig gezicht. Jonge meisjes, die vanaf hun derde jaar er elk jaar een ring bij krijgen... Alleen de meisjes die bij volle maan geboren waren, zo werd ons verteld. In jouw dorpje hebben we de langste tijd doorgebracht. We hadden zo graag ook met de mannen kennis gemaakt, maar die waren op de velden aan het werk. Onze gids vertelde dat de mannen elke dag uren door de jungle moesten lopen om bij hun akkers te komen. De jungle begon aan de rand van de kampong, maar daar konden geen velden aangelegd worden omdat daar, juist in de nabijheid van de leefgemeenschap, de zielen van de voorouders huizen, en hun rust mag niet verstoord worden. Je hebt de hele reis, duizenden kilometers, in m'n rugzak meegemaakt, en toen we eindelijk weer thuis waren, heb ik je een mooi plaatsje gegeven op de vensterbank. Kleine man, blijf nog maar lang bij ons.
145
DE SCHOENENWALS "Hé, maatje, doezel je nog een beetje? Je was zeker moe geworden van al dat rennen hè? Ja, we worden al een dagje ouder en dat merk je best. Al hebben we dan een wereldberoemd merk op onze zijkant staan, de jaren gaan toch tellen. Zelfs onze veters rafelen al. Bovendien was het natuurlijk een nepmerk, gekocht op de markt in Thailand voor een zacht prijsje in Baths, maar dat mocht de pret niet drukken; met Nike sla je altijd een goed figuur, en dat wilde Miepie wel. Hé, word nou 's es wakker, je laat me maar alleen kletsen". "Wat zit je toch te mompelen, Nike, je weet toch dat we allemaal een beetje slaperig zijn. Het is nogal lekker ook om de hele dag in die bedompte kast te staan. Neem ons nou, wij zijn wat je noemt sportschoenen. Nou, hoe vaak gaat Miepie sporten? Ze maakt wel afspraken, maar komt ze meestal niet na. 146
Straks zijn we uit de mode en worden we bij het grof vuil gezet. Is dat een leuk vooruitzicht? Dan kun je maar beter hard rennen en moe zijn". "Jullie hebben me wakker gemaakt met je gekwek en gezeur. Als er twee reden tot zeuren hebben dan zijn wij dat wel. Wij zijn zó uniek, van ons bestaat er geen tweede paar. En weet je waarom? Wij zijn een zogenaamde "miskoop". Miepie was weer eens aan het shoppen, ze moest en zou geld uitgeven. En ja hoor, ze zag ons, en was meteen verkocht. We hebben ook wel een bijzondere uitstraling, dat wel, met onze wiebelhakken. Maar ja, je moet er wel op kunnen lopen natuurlijk en dat kan Miepie niet. Nog geen meter. Zelfs als visiteschoenen deugen we daarom niet. Dus wat moeten we nu? Eeuwig hier nieuw blijven staan?" "Ach, wat een ondankbare schoenen zijn jullie toch! Wij zijn veel zieliger. Wij hebben éénmaal rondgelopen, en wel op Miepie's trouwdag. Wij zijn haar bruidsschoenen. Nou, het wordt tijd dat ze weer eens gaat trouwen want we worden stijf van het staan. 147
We worden juist zo graag bewonderd omdat we zo mooi zijn, wit satijn met een strik op de neus. Waar vind je dat tegenwoordig nog? Ze zeggen dat als het goed is, je maar éénmaal in het wit trouwt. Nou, daar ben je dan mooi mee. Daar staan we dan". "Jullie hebben tenminste allemaal nog wat te vertellen, maar moet je ons zien, lelijker kan het niet. Wij zijn van die grote, vormeloze, Spaanse sloffen. Wel met een bontrandje, maar dat is dan ook alles. We worden alleen maar in de winter gedragen, dus staan we ons meer dan een half jaar te vervelen. Het is natuurlijk wel fijn dat we Miepie's voeten warm kunnen houden, maar echt dankbaar is ze ons niet hoor. Soms trapt ze onze achterkant helemaal naar beneden omdat ze niet de moeite neemt ons fatsoenlijk aan te trekken". "Wij staan op de bovenste plank van de schoenenkast omdat wij ook alleen in de winter gedragen worden.
148
We wonen hier met z'n vieren omdat we min of meer familie van elkaar zijn. Lage laarsjes en lange laarzen. We hebben het heus niet hoog in de bol hoor, maar staan liever wat hoger. De lucht is hier zuiverder en dat vinden we heerlijk omdat we echte kou-liefhebbers zijn". "En wij dan, denk je dat wij niet van sneeuw houden? Wij zijn notabene snowboots. Dat is Engels voor sneeuwlaarzen. O zo, 't is maar dat jullie dat weten. Wij zijn voor het ruigere werk als Miepie met wintersportvakantie gaat. Reken maar dat we dan meegaan. Jodelahietie!" "Weet je wat we eigenlijk zouden moeten doen? Laten wij als joggingschoenen het voortouw nemen. We stellen voor dat we met z'n allen de saaiheid doorbreken en een feestje gaan bouwen. Miepie is toch niet thuis, dus kunnen we fijn onze energie kwijt. Wat dachten jullie van een dansje? Ieder paar schoenen kiest een dans die bij hen past.
149
Wij, bijvoorbeeld, zouden kunnen beginnen met de Jogging-Jive, daarna volgen de bezoekschoenen met de Visite-Veleta, dan het "miskoop"-koppel met de Wiebel-Wals, gevolgd door de huwelijksschoenen met de BruidsBolero. Wie is er dan aan de beurt? Laat 's kijken; oh, dat zijn de warme laarsjes. Doen jullie iets met z'n vieren? Dat zou dan een HerfstHiphop kunnen worden. Als laatste komen dan de snowboots met natuurlijk de Winter-Wals". "Hé, hé, je vergeet ons! Al zijn we niet mooi, we willen wel meedoen hoor!" "Oh jé, de Spaanse sloffen! Natuurlijk doen jullie ook mee. We waren je niet vergeten hoor, maar jullie mogen de dansjes afsluiten met de Grote Pantoffelparade op het ritme van de Flamenco. Hoe vind je dat? Nou, poets allemaal je neus glimmend, daar gaan we". En zo gebeurde het dat alle schoenen en pantoffels een reuze feest beleefden. Ze genoten ervan. Jammer dat Miepie het niet kon zien. Zij maakte op die dag een strandwandeling... op blote voeten. 150