2013 Korte verhalen 2
Elisa Minnaar 1-6-2013
1
Inhoudsopgave DROOM OF NACHTMERRIE? ................................. 3 NIEUWE BUREN ....................................................... 5 MIJN SUPERPLANT .................................................. 7 HET DORPSSCHANDAAL ....................................... 9 KNOBBEL................................................................. 12 GEEN WEG TERUG ................................................ 14 WEERZIEN ............................................................... 19 OVERSTAPJE OP EEN ZIJSPOOR ......................... 26 PARDON MADAME ............................................ 32 WATER ................................................................. 40 MOEDER GAAT OP STAP.................................. 43 NIETS TE BELEVEN ........................................... 46
2
DROOM OF NACHTMERRIE? "Goedemorgen, met Elisa". "Hoi Elisa, met Paul van Uitgeverij "Fantasia". Ik bel je even over je Kleinkinderarchiefje en kan je een mooie mededeling doen. Er zijn namelijk al tweeduizend voorintekeningen binnen, dat betekent dat we jouw bundel achter elkaar en met een sneltreinvaart gaan drukken. Leuk hè?" "Ja, ik ben wel een beetje overdonderd, moet ik zeggen. Het zijn maar van die gewone gedichtjes. Je zou toch zeggen..." "Nou, wen er alvast maar aan. En dan nog eens wat... Als de verkoop zo goed blijft lopen als tot nu toe, dan voorzie ik dat de bundel binnen niet al te lange tijd ook wel vertaald zal gaan worden in het Frans, Duits en Engels en wellicht zelfs in het Papiamento". "Ja, ho eens even, dat kan ik niet bijbenen hoor".
3
"Dus Elisa, de goudmijn is ontdekt en dat betekent dan weer dat jij als een razende aan het dichten moet gaan, zodat we binnen een paar maanden bundel nr. twee uit kunnen gaan geven. Lopen wij even binnen! Mijn voorstel is dat je twee gedichten per dag maakt, dan kan de tweede bundel met zo'n anderhalve maand wel gereed zijn. Daarna kan je als je wilt op de Bahama's gaan wonen". "Wat???? Maar dat kan ik helemaal niet. Ik doe niet meer mee, ik hou ermee op". "Nee, Elisa, je zit nu in het schuitje en moet meevaren, of je wilt of niet. Kom op zeg, doe niet zo flauw. Je rijmt er maar op los hoor..." -o-o-o"Hé meisje, waar zit je met je gedachten? Kan er nog een kop koffie overschieten voor je bloedeigen man?" "Ik zat even in m'n luchtkasteeltje, maar ben gelukkig weer op de begane grond en jij krijgt je koffie hoor, met koek".
4
NIEUWE BUREN In stilte hing ik de vlag uit. Mijn buren zijn vorige week verhuisd! Haatdragend ben ik niet maar ik was zo blij. Jarenlang heb ik alles van ze verdragen. Keiharde muziek, niet alleen uit hun radio maar vooral van de twee zonen die zo nodig op muziekles moesten. De één speelt, nou ja, oefent, trompet, de ander denkt dat hij gitaar kan spelen.
En dan liefst met alle ramen en deuren open in de zomer. Ik was het spuugzat. Ja, ik weet wel dat ze me een zure oude vrijster noemden, maar daar zat ik niet mee. Ieder mens moet in zijn waarde gelaten worden, maar daar hadden ze lak aan. De liefde kan nu eenmaal niet van dezelfde kant komen.
5
Nee, ik ben blij dat die asocialen vertrokken zijn, met alle instrumenten die daarbij horen. Straks komen de nieuwe buren. Ik ken ze nog niet, maar reken maar dat ik van achter de vitrage de zaak in de gaten ga houden. Als de verhuiswagen de straat inrijdt zit ik klaar achter de geraniums. O, daar zal je 'm hebben. De deuren zwaaien open en daar komen de eerste meubelstukken. Netjes hoor, het zijn vast keurige mensen. Eén zoon hebben ze, heb ik begrepen. Zal ook wel een nette beleefde jongen zijn. Enfin, afwachten maar. Genoeg gezien. Ik ga stofzuigen. Inmiddels worden de laatste stukken de verhuiswagen uitgedragen... een opgevoerde brommer... een drumstel...
6
MIJN SUPERPLANT Omdat ik dit jaar een kroonjaar vierde had defamilie "gelapt" om mij een duur cadeau te geven. Een bijzonder cadeau, zoalsbleek uit de geheimzinnige blikken van de gulle gevers. Bij het uitpakken was ik stomverbaasd. Een kleine plant kwam tevoorschijn. Een kleine plant met daarbij een grote beschrijving. Hoe te behandelen, strikt aan de regels houden, altijd zuiver water gebruiken, 's Nachts tussen twee en drie uur de schemerlamp op de bloemen laten schijnen, enfin, een "kasplantje" als je het mocht geloven. Die schemerlamp hebben we trouwens na een paardagen op de timer gezet, anders was het niet vol te houden. De Latijnse naam van de pant is Europronihil en de gemakkelijke naam: Geldboompje. M'n ogen straalden toen ik dat las; ik zag visioenen van grote oogsten in de nabije toekomst. 7
Nadat ik de gehele handleiding gelezen had moest ik die eerst even tot me door laten dringen. Het is namelijk zo dat de plant slappe stengels heeft die beslist niet mogen doorbuigen, dat hij bloempjes geeft zo groot als een dubbeltje- dat hij bij het verstrijken der jaren bloemen geeft zo groot als een halve euro en na vier jaar z'n blad gaat veranderen van ovaal naar langwerpig. Ongeveer de vormen grootte van het honderd-eurobiljet.
Op de laatste bladzij staat voor mij de belangrijkste mededeling: de oogsttijd. Die is precies om middernacht tussen 31 maart en 1 april, ieder jaar weer. Ben zo benieuwd...hoewel...nu ik dit zo opschrijf...krijg ik een vreemd gevoel over me. Alsof er iets niet klopt.
8
HET DORPSSCHANDAAL De geschiedenis speelt zich zo'n dertig jaargeleden af. We waren pas getrouwd en mijn man werd gestationeerd in een dorpje in het zuiden van het land. In dorpen kent iedereen iedereen, dus toen er "vreemdelingen" kwamen wonen bekeken ze die met argusogen. Dat waren ze niet gewend en dus moest eerst de kat uit de boom gekeken worden. Bovendien, zo'n rare excentrieke man. Mijn man was namelijk een dwerg en dat fenomeen kenden ze helemaal niet. Hij werd zelfs openlijk uitgelachen. Naarmate de tijd verstreek accepteerde men ons wel, mede doordat mijn man veel openbare functies bekleedde en ook vrijwilligerswerk deed. Op een dag was het dorp in rep en roer. Stientje van de bakker was zwanger en wilde niet zeggen van welke jongen. Nou waren er diverse knapen die ervoor aangezien werden, maar Stientje hield de kaken stijf op elkaar. 9
Er was Rinus, met dat vuurrode haar en Gerrit met z'n horrelvoeten... Het was algemeen bekend dat ze beiden achter Stientje aanliepen en hun uiterste best deden bij haar in het gevlij te komen. Enfin, de tijd zou het leren. De roddels en speculaties waren niet van de lucht en Stientje kwam nogal eens bij mij om haar hart te luchten. Ze had het zo moeilijk, temeer daar haar ouders haar ook niet echt steunden. Ik was uiteraard nieuwsgierig wie de toekomstige vader was, maar besloot niets te vragen. Als ze het wilde vertellen dan moest ze dat uit vrije wil doen. Ik hielp haar zoveel als ik kon, zorgde dat er een baby-uitzet kwam en besprak een verloskundige voor haar. De dag brak aan dat de baby kwam. Het was een lief jongetje met zijn blonde haartjes en mooie kleine voetjes. De grote vraag bleef: wie was de vader? Er waren geen bijzondere kenmerken. 10
Totdat ik op kraambezoek kwam en iets herkende. Ik heb niets gezegd want, nogmaals, de tijd zou het leren. Binnen drie weken had ik de scheiding aangevraagd en was ik verhuisd naar een ander deel van het land.
11
KNOBBEL Raar woord eigenlijk, knobbel. Ik moet dan als eerste denken aan een teen met een heel dikke rode knobbel erop. Ik hou daar niet van. Vind het een onesthetisch gezicht. Ik zou daarom nooit pedicure willen worden. Het tweede waaraan ik denk is een stuk apetijtelijker. Iemand kan een knobbel hebben voor talen of voor wiskunde. Ze vertellen dat nooit zelf, maar laten dat door iemand anders mededelen, waarbij ze dan een bescheiden lachje tevoorschijn toveren. Een beetje beschaamt, zij kunnen er tenslotte ook niets aan doen dat ze zo knap zijn. Ik heb ook een knobbel. Hè hè, het hoge woord is eruit. Eindelijk. Die knobbel heb ik namelijk al m'n hele leven. Vroeger durfde ik er nooit over te praten maar nu ik oud(er) ben heb ik niet zo'n gêne meer. Het zit zo.
12
Waar ik ook ben, in een vreemde stad of in mijn eigenwoonplaats, ik loop ALTIJD verkeerd. Als ik een winkel uitkom weet ik nooit of ik links- of rechtsaf moet slaan. Of als we een boswandeling maken, draai ik geheid de verkeerde kant op. Steeds maar weer moet ik tot de orde geroepen worden; ik heb dan ook de hoop opgegeven, en ik niet alleen. Mijn hele naaste familie weet niet anders dan dat Elisa verdwaalt als ze niet vastgegrepen wordt. Mijn knobbel heeft wel een dure naam, nl. desoriëntatieknobbel. Op die benaming, lees titel, ben ik geweldig trots. Je hebt er geen bul voor nodig en klinkt razend intelligent. Vroeger werd ik er altijd om uitgelachen en wist dan met mijn houding geen raad. Maar nu...nu ben ik de lachende derde. Hoi, hoi, het is de leeftijd. Toch?? Heerlijk dat je aan de kapstok van de ouderdom zoveel kunt ophangen.
13
GEEN WEG TERUG Over een uur is het zover. Dan gaat ze voorgoed ons huis uit. Ik drentel maar wat in de keuken en weet me met m'n verdriet geen raad. Ze mag niet merken dat ik het uit zou willen schreeuwen van ellende en machteloosheid. Waarom kan ik niet langer voor haar zorgen? Dat heb ik het laatste halfjaar toch steeds gedaan. Ja, ik geef toe dat de dokter wel een beetje gelijk had; ik ben ten slotte ook al tachtig. Maar begrijpt hij dan niet dat we in die 50 jaar huwelijk zo naar elkaar toe gegroeid zijn dat we niet zonder elkaar kunnen? Het ging ook zo plotseling allemaal. Op een ochtend kon ze opeens niet meer lopen. Ik heb haar overal mee geholpen, maar het ging zo snel bergafwaarts dat er niets anders opzat dan op de wachtlijst plaatsen voor het verpleeghuis. En nu gaat ze dus. Een weg terug is er niet. Ik moet me goed houden en niet huilen. Dat doe ik vanavond wel als ik alleen ben. Alleen... 14
Ik zal maar een kopje thee binnenbrengen en vrolijk doen. --Over een uur is het zover. Dan ga ik hier voorgoed weg. Waarom moet ons dat overkomen? We hebben het toch goed samen, al zo lang. Altijd lief en leed gedeeld. Gelachen en zorgen gehad, financieel, maar ook over de kinderen. Toen ze de deur uit waren hadden we elkaar nog. We hadden het gezellig. Nu kan ik niet meer lopen en vindt de dokter het niet verantwoord dat Jan me nog verzorgt. Ja, een beetje gelijk heeft hij wel. Toen Jan gisteren met kopjes naar de keuken liep, struikelde hij bijna. Ik moet er niet aan denken dat dat met een pan heet water zou kunnen gebeuren. Ik zal hem niet laten merken dat ik verdriet heb. Dit is zo definitief en daarom doet het zo'n pijn. Er is geen weg terug. Het hele leven bestaat uit mijlpalen. Je huwelijk, de geboorte van de kinderen, je pensionering. Iedere keer sluit je een periode af die nooit meer terugkomt.. 15
Nu is er weer zo'n mijlpaal. Een heel ingrijpende. Ik zal proberen me goed te houden voor Jan. Huilen doe ik vanavond wel, hoewel veel privacy heb je niet in een verpleeghuis. Hij zal veel op bezoek komen zegt hij, maar hoe lang zal hij dat volhouden, steeds maar door weer en wind. Als hij maar gezond blijft en goed voor zichzelf zorgt. --"Zo Sjaantje, een kopje thee. Zit je goed daar voor het raam? Zijn er nog mensen op straat?" "Ja, ik zag net die nieuwe mevrouw van de overkant alweer met een boodschappentas voorbij gaan. Die loopt wat heen en weer. Zeker nog spullen kopen voor haar nieuwe huis. Je hebt ook zoveel nodig als je pas verhuisd bent. Ik weet nog goed dat wij naar een nieuw huis gingen. We durfden geen schilderijtje op te hangen, zo bang waren we om het behang te beschadigen. Weet je dat ook nog? Het is al wel lang geleden, zeker zo'n veertig jaar. We zijn nog wel eens een paar keer verhuisd, maar toen waren we gemakkelijker geworden hè. Dat word je vanzelf als je een groot gezin hebt". 16
"Ik hoorde vanmorgen op de radio dat de benzine ook weer duurder wordt. Dat houdt ook maar niet op". "Voor ons geeft dat niet Jan. Wij hebben toch geen auto meer, maar voor de jongelui vind ik dat wel erg, die hebben toch al zulke hoge kosten. Wat hebben wij genoten hè jongen, met onze ouwe auto. We karden toch maar overal heen toen de kinderen nog klein waren. We moesten er wel een veer voor laten, maar dat hadden we er graag voor over. De kinderen vonden het ook fijn, al zaten ze opgepropt op de achterbank. Ze zaten ook wel 's te klieren als ze 't zat werden. En dan moest ik een grote mond opzetten om ze tot de orde te roepen. Kijk, daar komt die mevrouw weer met een volle tas. Wat zou ze nou weer gekocht hebben? Misschien wel spijkers om een schilderijtje op te hangen. Haha". --Wat houdt Sjaan zich goed. Ik hoop dat ik het ook volhoud. Nog een paar minuten, dan is het zover. Haar koffertje staat al in de gang. Ik heb er een briefje in gestopt. 17
"Welterusten" staat erop. Dan lijkt het net of ik toch nog een beetje bij haar ben. Gelukkig is het verpleeghuis niet zo ver weg; ik kan dus iedere dag wel even op bezoek. Op bezoek bij m'n eigen vrouw... Het belangrijkste is nu dat ik probeer gezond te blijven, anders zit ze voor niks te wachten. --"Er wordt gebeld Jan, doe maar open. Het is tijd om te gaan".
18
WEERZIEN Het begon al donker te worden toen ik van kantoor naar huis fietste. Ik trapte stevig door want ik wilde het gezellig maken voordat mijn man thuiskwam. Schemerlampjes aan en alvast de open haard aansteken. Hè, nou begon het ook nog te regenen. Dat betekende thuis eerst droge kleren aantrekken. Nou ja. De afstand was net lang genoeg om drijfnat te worden. Snel zette ik mijn fiets in de garage en ging naar binnen. Ik werd overdreven toegejuicht door m'n honden die dachten dat ik zojuist een zachte landing gemaakt had vanaf de maan ofzo. In de hal deed ik mijn jas uit en zag toen de post liggen. Zou ik die eerst bekijken of eerst iets droogs aantrekken? Mijn nieuwsgierigheid won het en ik raapte de post op. Er was een brief bij waarvan ik de herkomst niet kon raden. Die was dus het eerst aan de beurt. Er stond een postbusnummer achter op de envelop. Het zei me niets. Wel was hij speciaal aan mij geadresseerd. Dat maakte het nog spannender. 19
Rits, rits, scheurde ik hem met mijn vinger open en las hem vluchtig door. Van louter verbazing en ongeloof plofte ik op de bank. Ik hield een uitnodiging in mijn handen van een oud-collega, die ik voor het laatst gezien had op mijn huwelijksreceptie, zo'n vijfentwintig jaar geleden. Klaas van Dijk... Ik staarde in gedachten voor me uit en de herinneringen stormden door m'n hoofd. Ik begon bij m'n eerste kantoor - een scheepswerf - als jongste bediende, doorliep daarna verschillende afdelingen en kwam toen terecht op een plek waar ik het bijzonder naar m'n zin had. Ik moest reparatierapporten notuleren en uitwerken, onder anderen ook voor Klaas van Dijk. Klaas werd altijd een beetje in de maling genomen door de andere collega's. Het was een beer van een vent. Hij sprak enigszins dialect en hij liep wat onbehouwen; bovendien had hij een glazen oog wat hem een kinderlijk-verwonderde blik gaf.
20
Hij had een broodmagere vrouw, Zwaantje, die hem ongeveer ieder jaar een kind schonk. Plotseling schoot ik in de lach. Ik dacht opeens aan een geboortekaartje dat op kantoor verscheen. De tekst bleek nog steeds in m'n geheugen gegrift te staan: Lachen, brullen, gieren, nou zijn we met z'n vieren. Wat hadden we daar toen een lol om gehad onder elkaar. Klaas had me in lunchtijd ook eens meegenomen aan boord van een Grieks schip, onder het motto: Meissie, dan weet je waar je werk
vandaan komt.
We kregen toen een lunch aangeboden van de kapitein en kwamen daardoor veel te laat terug op kantoor. Wat een herinneringen maakte zo'n uitnodiging los. Intussen was mijn man thuisgekomen en zei verwonderd: "Wat zit jij daar nou in je natte kleren, wat is er?" Ik las de uitnodiging voor: "Hierbij delen wij u mede dat de heer Klaas van Dijk op 1 december wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd afscheid neemt van ons bedrijf. 21
Wij nodigen u van harte uit voor de receptie op diezelfde datum, van 1700 - 19.00 uur aan boord van het partyschip in de Leuvehaven te Rotterdam. Het is een grote wens van de heer Van Dijk ook oud-collega's te ontmoeten. Zij worden dan ook speciaal uitgenodigd." "Ga je er naar toe?" vroeg mijn man. "Ik weet het nog niet" aarzelde ik. "Ik ben bang dat ik hem niet meer ken, en hij mij misschien ook niet. Ik geloof dat ik er tegenop zie". De dagen daarna spookte de uitnodiging steeds door m'n hoofd, maar uiteindelijk nam ik het kordate besluit: ik ga. Ik vroeg een vrije dag aan voor de 1e december en met een grote bos bloemen in de ene hand en een fles spiritualiën in de andere, begaf ik mij per trein naar Rotterdam.
Op het centraal station nam ik de metro naar de Leuvehaven. Vandaar moest ik nog zo'n tien minuten lopen.
22
Gedurende die tien minuten doorliep ik alle denkbare scenario's hoe de ontmoeting zou kunnen verlopen: "Hallo, wie bent u? Oh, goh, wat bent u veranderd" (lees oud geworden), of "Ha,
ben je er ook? Sorry, ik ben je naam vergeten, ben jij Janny of Coby?, of "Dag, moet ik u kennen?". Ik kreeg het er benauwd van. Bij de boot aangekomen nam ik even een paar minuten om van het uitzicht te genieten. Een haven biedt altijd een fascinerende sfeer met al die lichtjes aan de schepen, de hijskranen en drijvende bokken.
Het partyschip lag afgemeerd aan de kade en de loopplank lag uit. Nou, één twee drie, naar binnen dan maar met m'n hazenhart. In de garderobe, waar ik me ontdeed van m'n jas, werd ik aangeklampt door een leuke jonge vrouw. Ze vroeg mij of ik het gastenboek wilde tekenen. Ja hoor, dat wilde ik wel. Ik zette m'n naam en toen ze die las zei ze "U moet een oud-collega van mijn vader zijn, is dat zo?"
23
"Ja" bevestigde ik en tegelijkertijd flitste door m'n hoofd het rijmpje van het geboortekaartje: "Lachen, brullen, gieren; nou zijn we met z.n vieren". Ik voelde een slappe lach opkomen. Daar stond nummer vier dus, want haar drie voorgangers waren jongens. Gauw bedacht ik een praatje om mezelf in de hand te houden en zei: "Ik ben bang dat ik je vader niet zal herkennen", waarop ze me bij de arm pakte en meenam, langs het overdekte gangboord, naar de receptiezaal op het achterdek. Temidden van veel feestelijk geklede gasten zag ik hem staan. Ik kreeg een brok in m'n keel. Klaas... wat ben je oud geworden... je haar is grijs...de beer staat een beetje gebogen... Plotseling keek hij al pratende mijn richting uit, staarde me strak aan, liet z’n gasten achter zich, deed twee stappen en bleef toen als een grotesk standbeeld staan met z'n armen wijd. Ik zag twee dikke tranen over z'n wangen rollen, terwijl hij mompelde "Meissie, je bent geen spat veranderd".
24
Ik liep op hem toe, legde snel de meegebrachte geschenken op de grond en vloog hem om z'n nek. Dat brak de spanning en we schoten allebei in de lach. Het ijs was gebroken. Er werden stoelen aangedragen. Z'n vrouw kwam er ook bij zitten; ze heette nog steeds Zwaantje en ze was nog steeds even mager. We hebben heel wat bijgepraat na afloop van de receptie en veel herinneringen opgehaald. Ik zei dat hij een knappe dochter had. "Ja" antwoordde hij trots "dat is nummer vier". Dat wist ik dus al. Op de lange thuisreis overdacht ik mijn belevenissen van die dag en kwam tot de conclusie dat ik een tevreden gevoel had. Ik had op deze 1e december iemand heel blij gemaakt.
25
OVERSTAPJE OP EEN ZIJSPOOR Dit zou een echte doe-vakantie worden, had Paula zich voorgenomen. Lekker wandelen, fietsen, uitwaaien op de Zeeuwse stranden, musea bezoeken, enfin alles wat maar actief was. Zij en Dick waren allebei aan vakantie toe na een jaar hard werken. Als het weer een beetje meezat gingen ze er fijn van genieten. 26
Na aankomst in het dorpje dat ze uitgezocht hadden haalde Paula eerst een recreatiekrant bij het VVV en kwam al gauw tot de conclusie dat als ze alle evenementen en activiteiten af moesten lopen, ze aan een maand nog niet genoeg hadden. Er moesten dus wel keuzes gemaakt worden. Over één ding waren ze het al gauw eens. Een ritje met het museumstoomtreintje van Goes naar Borssele. Heerlijk nostalgisch!! Een paar dagen later togen Paula en Dick naar het station en kochten een kaartje voor de stoomtrein. De fietsen mochten mee. Na veel gepuf en gesis zette de loc zich in beweging. "Wat enig" riep Paula "dat de mensen echt zo reisden vroeger, onvoorstelbaar". “Ja”, antwoordde Dick "en nu zitten wij nog 1ste klas, comfortabel in het pluche, maar de meeste mensen zaten op de houten banken. Moet je kijken, allemaal fruitbomen, zover je kunt zien. 27
Wat een prachtig gezicht. We zijn hier wel in de mooiste tijd; het fruit is rijp. Dat treffen we zeg". Paula gaf geen antwoord. Ze moest opeens denken aan andere treinreizen die ze gemaakt hadden. Allemaal bijzondere die ze nooit zou vergeten. Bij voorbeeld de Blue Bell in Engeland. Ook een stoomtreintje dat door enthousiaste vrijwilligers onderhouden werd, net als deze trein. Het koperwerk van het seinhuis blonk je tegen en de loc zag er uit of hij zo uit de showroom kwam, prachtig opgepoetst. Maar...toen de tijd van vertrek aangebroken was gebeurde er niets: de "stationschef" was z'n fluitje kwijt. ("Good heavens, where's my whistle"!?) Paula grinnikte bij de herinnering. Haar gedachten dwaalden verder. Naar de tandradbaan van de Jungfrau in Zwitserland. Ze kochten een kaartje, maar vonden dat zo prijzig dat ze maar besloten tot halverwege te gaan tot aan de Kleine Scheidegg. Ze schrokken toen ze hoorden dat ze voor hun hond ook nog een kinderkaartje moesten kopen. 28
Kordaat had Paula toen geroepen ""Dan zàl onze hond ook voor 't raam zitten!". Ze herinnerde zich ook nog als de dag van gisteren hoe Dick en zij op een camping in ParisSud kampeerden en elke dag met de trein naar 't centrum van Parijs reden. Onderweg moesten ze overstappen op de metro. Ze hadden een weekabonnement met pasfoto. Op de allerlaatste dag, toen ze terug zouden rijden naar Paris-Sud liet Paula haar abonnement bij het tourniquet vallen. Het verdween precies door een vloerrooster... Tijdens de hele terugrit had ze hevig zitten duimen dat er geen controle zou komen; ze was zwartrijdster. Paula moest ineens denken aan het uitstapje dat ze gemaakt hadden met de trein van west- naar voormalig Oost-Berlijn. Een half jaar ervoor was de muur gevallen en het verschil tussen west en oost was schrijnend.
29
Aan de ene zijde de imposante rijke bankgebouwen, pleinen, warenhuizen - kortom de welvaart - en daar tegenover de grauwe woonkazernes, aangetast door betonrot of gewoon niet onderhouden en verworden tot halve ruïnes, de straten met kuilen en de winkels die de naam winkels niet verdienden, met lege schappen en dode spinnen en vliegen in de etalages. Ja, en dan de nachtelijke rit van Chiang Mai naar Bangkok in Thailand. Dat was ook een treinrit die ze nooit zou vergeten. Duizend km door het laagland, "de wetlands" en langs vele kampongs. Twee stewards toverden in razend snel tempo de banken om tot een onder- en bovenbed. De maan stond bol en rond aan een wolkenloze hemel. Paula had geen oog dichtgedaan; ze wilde het voorbij glijdende landschap in zich opnemen van achter de gordijntjes. Geradbraakt kwamen ze 's morgens aan.Twaalf uren hadden ze er over gedaan. Maar sprookjesachtig was het wel.
30
Onwillekeurig dacht ze aan de daarop volgende reis. Een rit die zo'n indruk op haar gemaakt had.... De beruchte Birma-spoorlijn. Het was opvallend dat de anders zo spraakzame reisgenoten nu allemaal heel stil zaten te kijken. Iedereen herdacht op z'n eigen manier de vele doden, omgekomen tijdens de aanleg van deze spoorlijn. De trein reed op dit traject stapvoets... "Eindstation Hoedekenskerke, gemeente Borssele. Alle passagiers uitstappen! Om kwart voor vier vanmiddag vertrekken we naar Goes!". Paula schrok op uit haar mijmeringen. "Waar zat je?" plaagde Dick, "we zijn met vakantie hoor en gaan een mooie fietstocht maken. Mijmer vanmiddag maar verder, als we weer mee terugrijden". "Ja, ik zat ver weg, eigenlijk op een zijspoor, maar ben nu weer terug. Kom op, dan gaan we de fietsen halen". Ze pakten hun fiets uit de wagon en toen ze wegreden zwaaide de machinist hen na. "Veej plezier en goed uutkieken eej!". 31
PARDON MADAME "Hè, laten we er nou heengaan, Rick,het is zo'n mooi kasteel aan de buitenkant. Moet je zien hoe het daar ligt in de verte. Morgen trekken we verder en dan komt het er ook niet van. Toe nou". Floortje had gelezen dat het kasteel te bezichtigen was en had er echt haar zinnen op gezet om daar eens op haar gemak rond te kijken. Ze waren op terugreis na vijf weken rondtoeren door Frankrijk met een caravanclub. Ze waren als laatste etappe van de Franse en Spaanse Pyreneeën afgezakt tot halverwege Frankrijk. Wat hadden ze genoten van de natuur, de hogebergen, de cols, de dorpjes in Baskenland en niet te vergeten het bezoek aan Lourdes. Dat vooral had grote indruk op beiden gemaakt. Ze maakten op het plein voor de kathedraal een dienst mee, die speciaal opgedragen werd aan de zieken en gehandicapten. 's Avonds hadden ze boven bij de kerk staan kijken naar de onderliggende straten waar een lichtjesprocessie gehouden werd voor en door de gelovigen. 32
Na nog een kort bezoek aan het mondaine Biarritz was de koek nu bijna op. Ze waren op een xamping aangekomen in St. Astier, waarna het gezelschap ieder op eigen gelegenheid naar huis zou gaan. "Ja jongetje, dit is echt onze laatste kans om het slot te bezichtigen. Zal ik eens informeren tot hoe laat het open is?" "Dat is best", antwoordde Rick, "maar ik denk dat het te laat is om daar nog naar toe te lopen. Het is nu al half vijf. 't Zal wel om vijf uur dicht gaan. Die gidsen willen ook naar huis. Maar je kunt het proberen". Floortje liep het eerste het beste winkeltje binnen en vroeg in haar beste Frans: "Weet u tot hoe laat het kasteel te bezichtigen is?" "Ja",kreeg ze tot haar blijdschap te horen "tot zes uur; dat weet ik toevallig omdat mijn zoon daar gids is". "Oh, merci monsieur, gelukkig dat ik hier toevallig naar binnen kwam. We gaan er direct naar toe".
33
Bijna dansend liep ze naar Rick, die buiten stond te wachten in de nog steeds warme zonnestralen. "Nou, je had het mooi mis hoor, het kasteel is tot zes uur open voor bezichtiging. Niks vroeg naar huis, die mensen weten tenminste wat een toerist toekomt. Kom maar mee, we gaan direct; het is ongeveer twintig minuten lopen". "Oké", gaf Rick toe, "Jij hebt gewonnen, we gaan". "Kijk, dat vind ik nou sportief van je, Ricky, dat je dat eerlijk toegeeft". En gearmd gingen ze op weg. Al lopend kwamen ze er achter dat het toch nog steeds behoorlijk warm was; de weg liep bovendien een beetje op, zodat ze wat gas terug moesten nemen, maar na een klein half uur zagen ze het kasteel voor zich. Er was een brede slotgracht omheen. "Ik heb gelezen dat hier op zomeravonden een lichtspel opgevoerd wordt met muziek. Geloof maar dat dat prachtig is. Wist je eigenlijk wel dat dit slot al sinds de 14e eeuw bestaat?"
34
"Jij hebt je beter voorbereid dan ik, laten we maar meteen kaartjes kopen". Dat deden ze. En daarna liepen ze de lange oprijlaan op, de slotbrug over tot bij de ingang en toen.... "Welke ingang zullen we nemen, er zijn er twee, aan weerskanten één", vroeg Floortje. Rick hakte de knoop door "We beginnen rechts; is die deur op slot dan nemen we de andere, simpel genoeg". Ze liepen het bordes op, draaiden aan de massieve metalen knop van de houten deur en met veel gepiep en gesteun zwaaide deze open. Ze stapten een beetje beschroomd naar binnen en kwamen in een immens grote hal met boven hun hoofd een kristallen luchter en in de hoek een monumentale gebogen trap. "Wat mooi..." zuchtte Floortje, "heb jij wel eens zoiets gezien?". "Nee, natuurlijk niet" gromde Rick "Onze flat is iets kleiner. Ik vind het trouwens vreemd dat we de enigen zijn. Ik hoor geen voetstappen of stemmen vananderen. Het is hier doodstil, abnormaal hoor". 35
Links was een deur, en ze besloten daar maar eens te beginnen. Voorzichtig keken ze om een hoekje en zagen een mooi ingerichte salon met pluchen banken, een open haard, werkelijk schitterende schilderijen en boven de schouw een enorme spiegel in bronzen lijst. Op de vloer lag glanzend parket; in het midden een oud perzisch kleed met rafelige franjes. Ze keken wat rond en gingen eventjes op één van de banken zitten. "Nou ben jij de kasteelheer, Ricky, en ik de gravin, wat vind je daarvan?" "Ik vind daar niks van", fluisterde Rick, "Ik vertrouw het niet. Kijk maar es wat er op tafel staat". Hij wees naar de asbak, waarin een stuk sigaar lagte smeulen. "Laten we maar weggaan want hier klopt iets niet". "Ja, dat had je gedacht, we gaan naar boven. Ik denk dat de gids daar al is met een gezelschap. Kom op, ik ga wel eerst. Als het niet goed is, merken we dat vanzelf".
36
Floortje liep zo statig mogelijk de trap op en Rick volgde gelaten. "Als jij ook iets in je hoofd hebt praat niemand dat eruit". Ze kwamen op een galerij die aan één kant verder ging als gang. Het was er vrij licht, doordat aan de linkerkant een paar grote ramen zaten. "Ik vind het hier maar kaal, helemaal niet sjiek"zei Floor een beetje sip. "Dat had ik me anders voorgesteld. Moet je kijken, daar staan allemaal dekenkisten langs de muur onder de ramen. Wat zou daar inzitten? Durf jij een deksel op te lichten?" "Nou we misschien toch in overtreding zijn kan dat er ook nog wel bij" vond Rick, en tilde een deksel op. Ze proestten het uit, deels van de zenuwen, deels van opluchting. Er zat heel gewoon brandhout in voor de open haard. "Wat had jij eigenlijk verwacht? Een lijk misschien?" "Ik weet het niet, misschien oud speelgoed ofzo, maar laten we maar doorlopen naar het eind van de gang; even kijken wat daar om de hoek is". 37
Halverwege de gang was een deur aan de rechterkant en opeens....hoorden ze een monotone stem Ze hielden abrupt stil en keken elkaar aan.Dat moest de gids zijn. "Doe jij zachtjes de deur open, dan kunnen wij ons misschien zo bij het gezelschap aansluiten zonder de anderen te storen", zei Floor. "Weet je dat ik altijd zulke snertkarweitjes op moet knappen" siste Rick "Als je niks leukers weet te bedenken ...". Floor haalde de schouders op: "Ja, we gaan ook dagelijks naar kastelen, enfin dan doe ik dat wel". Ze opende de deur op een kiertje, en wat ze toen zagen...! De adem stokte ze in de keel. De stem kwam niet van een gids, maar van een spreker op T.V. Tegenover het verouderde toestel stond een ijzeren ledikant met daarin,rechtop zittend, een oude dame met een wit mutsje op het grijs krullend haar en een lichtblauw bedjasje om de schouders.
38
Ze zat zo aandachtig te luisteren en te kijken, datze niets in de gaten had. Ze wisten niet hoe snel ze de deur moesten sluiten. Ze holden terug naar de uitgang en eenmaal buiten vielen ze in elkaars armen van het lachen. "Dat was dus de echte gravin" schaterde Rick, "je lijkt niets op haar. Overigens hadden we dus de linker ingang moeten hebben". "Wat ben jij een pientere jongen" hikte Floortje, "Ik beloof je dat, als ik nog eens een kaateel ga bezoeken, jij mee mag als gids".
39
WATER Het is al weer heel wat jaartjes geleden dat we 40 jaar getrouwd waren. We wilden dit evenement leuk vieren en deden dat met de kinderen en kleinkinderen in een bungalowtje op een zogenaamd pretpark. Er was van alles te doen, maar...er was ook een zwembad. Wat zeg ik, een zwembad? Nee, zoiets heet een Tropisch Zwemparadijs. Nou ben ik niet zo'n waterrat; ik kan wel zwemmen,maar gewoon recht toe recht aan. Ik ben wèl bang om met m'n hoofd onder water tegaan. Nooit zou ik dat doen, want dan overleefde ik het niet, was mijn gevoel. Na de eerste verkenning bij de speeltuin en de boerderijdieren kwam de onvermijdelijke vraag van Lars, onze oudste kleinzoon van net 5 jaar: "Gaan we naar het zwembad, oma?" "Nee, na het eten, dat beloof ik je" stelde ik nog even uit. En ja, na het eten moest ik er aan geloven. Een prachtig zwemparadijs, dat wel, met neppalmen,nep-apen en zelfs nep-oerwoud geluiden. 40
Het water was heerlijk warm en ik begon net een beetje te wennen toen ik aan m'n arm getrokken werd: "Oma, ga je mee op de grote glijbaan, dan moeten we daar de trap op en dan suis je zo naar beneden. Ik ben al een keer met papa geweest. Leuk joh." Oh hemel, ik zag de bui hangen, maar ik moest m'n oma-reputatie natuurlijk hooghouden, dus zei ik vol bravour: "Ja natuurlijk ga ik mee", maar in m'n achterhoofd zat ik al een vluchtplan te bedenken.Als ik bovenaan die trap sta en ik durf niet, dan ga ik gewoon terug.Zij zijn dan toch al naar beneden, dus dat zien ze niet. We liepen achter elkaar de ijzeren trap op en werkelijk, het zweet brak me uit. Ik keek stiekem om en zag toen tot mijn grote schrik dat er een hele drom achter mij de trap opkwam. Ik Kon Niet Terug!! Diep ademhalen en dan, ogen dicht, toch maar die glijbaan af. Eerst ga je met een gewoon gangetje tot een scherpe bocht. Dat ging goed. Iedereen voor mij suisde de bocht om, ik natuurlijk niet, ik bleef tegen de zijkant plakken. 41
Wat moest ik doen? Ik probeerde me half achterover liggend van de kant af te duwen maar dat lukte niet. Verward keek ik om en zag dat ik de hele meute achter mij ophield. Ik was een soort stootblok geworden. Opeens kwam er een blote mannenvoet tegen mijn schouder aan, die mij met enkele rukken van de kant af duwde en ja, daar ging ik. Met een sneltreinvaart schoot ik de bocht om en denderde naar beneden. Ik kon nog net denken: Als ik beneden kom moet ik m'n benen spreiden, anders ga ik met m'n hoofd onder water. Dat deed ik dus, maar...ik vergat mijn mond dicht te doen. Ik werd gelanceerd in een poel, dacht dat ik doorschoot naar het middelpunt der aarde en kreeg het halve zwembad in mijn mond. Hoe lang ik heb staan proesten en kokhalzen en trillen op mijn benen weet ik niet meer, maar opeens kwam Lars aangespetterd met een grijns van oor tot oor "Leuk hè, oma, gaan we nog een keer?". 42
MOEDER GAAT OP STAP Deze reis maakten we voor de tweede keer, zij het met een paar nieuwe excursies. Voor de rest was het een blij weerzien van vele hoogtepunten. Java-Bali-Lombok. We startten op Java en, na eerst een beetje acclimatiseren en pelan pelan (rustig aan doen vanwege de hitte) waren we op die dag op weg naar de beroemde Borobudur. Tien jaar daarvoor had ik hem beklommen en in die tijd was ik ook precies tien jaar ouder geworden, bovendien inmiddels in het bezit van een knieprothese, die ik het niet wilde aandoen om de talloze hoge treden te beklimmen. Dus kondigde ik aan: "Ik ga deze keer niet mee naar boven, maar vermaak me best hier in de buurt. Moeder gaat alleen opstap." En zo gebeurde. Mijn man wilde graag foto's maken en vertrok met de groep naar boven. Ik wandelde wat rond, en rond, en rond, keek nieuwsgierig om iedere hoek, werd afgeleid door heel veel leuke en mooie taferelen en toen plotseling...was moeder de weg kwijt. 43
Niet zomaar kwijt, nee, helemaal kwijt. Ik herkende niets meer, zag zelfs de Borobudur niet meer en voelde me alleen maar verschrikkelijk moe. M'n knie ging pijn doen en nergens kon ik zitten. Ik liep maar door en door maar wist helemaal niet of dat de juiste richting was. Zag ik maar iemand om de weg te vragen. Plotseling zag ik een hotel met fauteuils op het terras. Daar moest en zou ik even uitrusten en misschien kon men mij daar ook informatie verschaffen waar ik heen moest. Meteen kwam er een security-beambte op mij af, vroeg wie ik was en waar ik naar toe ging. Ja, wist ik dat maar... In m'n beste Engels vertelde ik m'n wederwaardigheden en hij begreep waar ik zijn moest: op de parkeerplaats waar de touringcar met Hollanders stond. Nou, dat was een eind lopen hoor. Hij zei: "Wacht u maar even, dan breng ik u naar de bus".
44
Grote dank welde op in m'n hart. Met m'n westerse brein was ik in de veronderstelling dat hij zijn auto even ging halen, maar dat had je gedacht. Een luid geknetter...en daar kwam hij.. op de brommer. "Klimt u maar achterop", en daar ging ik in de korte broek achterop. Stepjes voor m'n voeten waren er niet, dus die bengelden ergens. Ik had m'n ene arm om z'n middel geslagen, met m'n andere hand drukte ik m'n zonnehoed op m'n hoofd. Met een levensbedreigende vaart voegden we ons in het luid toeterende verkeer. Peentjes zweette ik, en dat niet alleen van de tropenzon. Eindelijk zag ik onze bus en kon ik afstappen. Wat was ik opgelucht. Onze gids gaf me te kennen dat hij niet blij was, de assistentgids echode hem na en toen mijn man bij terugkeer het hele verhaal hoorde kreeg ik nogmaals de wind van voren, zo in de trant van "je had wel dit of je had wel dat...", maar de laatste zin heb ik alleen maar onthouden: "òf we blijven voortaan thuis,òf je gaat aan de halsband mee"..
45
NIETS TE BELEVEN Met onze trouwe caravan achter ons aan arriveerden we eindelijk op een camping. We waren wel een beetje moe want een reis van zo'n 800 km gaat je niet in je kouwe kleren zitten, zeker niet bij een temperatuur van 33 graden. De camping lag aan de rand van een grote poesta en zag er op het eerste gezicht redelijk schoon uit. "Zo, tot hier en niet verder" grijnsde Huib. "Voorlopig zitten we hier goed". Ik moest lachen, want we zijn echte trekkers; dat wil zeggen dat we ergens nooit langer zitten dan een dag of drie, vier. maar ja, als je moe bent ben je ervan overtuigd dat je de eerste twee weken geen puf hebt om verder te gaan. "Dat zien we wel", zei ik voorzichtig. "Laten we eerst maar eens zien dat we de caravan mooi neerzetten en dan aan eten denken. Ik heb hier vlakbij een czarda gezien, en die wil ik best wel 's van binnen bekijken, want aan koken met die hitte moet ik even niet denken".
46
De czarda's in Hongarije zijn erg in trek. Je kunt er lekker eten en de sfeer is uitermate gemoedelijk. Meestal staan er paarden "geparkeerd", terwijl de ruiters aan de maaltijd zitten. We vonden een mooi plekje onder de bomen voor ons huisje op wielen en weldra hadden we ons geïnstalleerd. Intussen was het een uur of zes geworden en eerlijk: we rammelden. "Laten we maar gauw gaan" zei Huib, "hopelijk hebben ze iets lekkers voor ons op de kaart staan". We hadden nog net genoeg energie om erheen te lopen. Onderweg keken we over de poesta en zagen tientallen ooievaars hun voedsel zoeken. Waarschijnlijk hadden ze jongen, want we hadden onderweg in de dorpen nogal veel bewoonde nesten op palen gezien. De kleine kopjes staken soms boven de rand van het nest uit. De czarda was beeldschoon, zowel van buiten als van binnen.
47
Er was veel hout en koperwerk te zien en de twee dienstertjes waren prachtig gekleed in veelkleurige lange rokken met wit-kanten blouses. We besloten om binnen te gaan zitten; daar was het koeler. Ik moest even de ingelijste foto's bekijken die aan de muren hingen en was stomverbaasd daarop de Engelse koninklijke familie aan te treffen. De waard vertelde ons trots dat ze onlangs bij hem geluncht hadden. We zochten een lekker maaltje uit, en terwijl we in de koelte bijkwamen keek ik eens rond. Ik had verderop aan een tafeltje landgenoten horen praten en keek heel voorzichtig over m'n schouder. Ik zag vier mannen van middelbare leeftijd zitten. Wat een bekend gezicht had die ene. Waar had ik dat meer gezien? Plotseling ging er een schok door me heen. Was dat niet...? Ja, zonder twijfel. Dat moest Sjoerd zijn! Hoe lang was dat geleden dat we elkaar voor 't laatst gezien hadden?
48
Zeker wel dertig jaar. Hij leek sprekend op zijn vader zoals die er toen uit zag. De herinneringen buitelden door m'n hoofd. Gelukkig kwam de waard een praatje maken; hij sprak wat Engels en wilde dat graag laten horen. Weldra zaten de mannen in een geanimeerd gesprek. "Ik ga even buiten kijken hoor, bij de paarden. Het diner is toch nog niet klaar". Bij de afrastering kwamen twee veulens schoorvoetend naar me toe en terwijl ik ze over hun neus aaide liet ik m'n gedachten de vrije loop. Sjoerd! Wat een mensen leven geleden! Een zachte stem klonk achter me: "Liesbeth, droom ik of ben je het echt? Ik dacht je te herkennen". We keken elkaar aan en de jaren vielen weg... Sjoerd vertelde dat hij met een paar vrienden op vakantie was en in een hotelletje bij de czarda logeerde.
49
Ik vroeg hem naar zijn vrouw, maar hij antwoordde ernstig "Ik ben niet getrouwd, Lies, en je begrijpt wel waarom. Ik heb jou nooit kunnen vergeten". Ik vond de situatie pijnlijk worden en zei dat ik naar binnen moest voor het diner. "Ik wou je graag één ding vragen, Liesbeth, wat was nou toch de reden dat je het zo plotseling uitmaakte? Dat heb ik nooit begrepen en daarover heb ik me suf gepiekerd. Ik heb wel eens gedacht dat je stiefmoeder er achter zat. Was dat zo?""Ja" zei ik zacht, "dat was zo". "Maar wat had ze dan tegen me? Was ik niet beleefd genoeg, of was het milieu waaruit ik kwam, niet goed genoeg? Ik heb dat nooit kunnen begrijpen. Zeg het asjeblieft". Ik haalde luchtig m'n schouders op: "Dat weet ik niet meer hoor, dat is al zo lang geleden. maar nu ga ik echt naar binnen". "Zien we elkaar morgenavond weer, dan kunnen we verder praten", drong Sjoerd aan.
50
De woorden van m'n stiefmoeder klonken nog altijd na in m'n geheugen, maar die zou hij nooit te weten komen. Liever een leugen om bestwil, dan hem nodeloos kwetsen. We waren een jaar of twintig toen we "verkering" kregen, zoals dat toen heette, en omdat hij van buiten de stad kwam, was het niet meer dan normaal dat ik hem mee naar huis nam voor de maaltijd. Na een aantal maanden vroeg m'n stiefmoeder "Blijf je die jongen nog lang meebrengen?" Argeloos antwoordde ik "Ja, natuurlijk, ik vind hem aardig en hij mij ook". "Nou", was het antwoord "ik zou er maar gauw een eind aan maken, want jij kan wel iets beters krijgen. Hij is zo lelijk, allemachtig wat is die vent lelijk! 't Lijkt wel een aap". Die avond huilde ik mezelf in slaap en wist toen al dat ik het uit zou maken. Ze duldde geen tegenspraak. Toen ik de czarda weer binnenkwam zaten de mannen nog druk te praten.
51
Ze hadden een wegenkaart voor zich liggen en Huib riep mij al direct toe dat ik nu eens moest komen kijken. De waard had een dorpje aangewezen, zo'n 70 km verderop, waar zijn broer een schitterende camping had met...een thermalbad! Daar hadden we het al de hele reis over gehad. Dat leek ons toch zo zalig. Geneeskrachtig warm water en de zon boven je... Ik greep m'n kans. Dit was de oplossing om Sjoerd niet meer te hoeven ontmoeten. "Oh, Huib, laten we dat doen! We vertrekken meteen morgenochtend een beetje bijtijds, dan is het nog lekker koel om te rijden. Ja. doen we dat?" De volgende morgen om acht uur reden we de camping af, onbekende verten tegemoet. "Goed dat we deze beslissing genomen hebben" zei Huib, "de poesta is prachtig, maar verder is er eigenlijk niet veel te beleven, vind je niet?" "Nee", zei ik opgelucht, "er is hier niet veel te beleven".
52