jaargang 13 • maart 2013 • nummer 1
Gezinsmanager ambtenaar van het jaar Op 17 januari 2013 werd Katherine Diaz in de Nieuwe Kerk in Den Haag verkozen tot jonge ambtenaar van het jaar. Katherine is gezinsmanager bij Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam en is bezig met een onderzoek om de maatschappelijke relevantie van de jeugdzorg inzichtelijk te maken en te vergroten. Bij de uitreiking zei juryvoorzitter Mei Li Vos: “We waren diep onder de indruk van je verhaal. Je promoveert maar staat ook met je voeten in de modder. Als iemand kan uitleggen waarom we een publieke dienst hebben en belasting betalen, dan ben jij dat.” Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam is trots op Katherine als ambassadeur van de organisatie. In het blad ‘Trots’ van Bureau Jeugdzorg, dat binnenkort verschijnt, staat een uitgebreid interview met Katherine Diaz.
Dagbehandeling OC Middelveld breidt uit De dagbehandeling van het Leger des Heils Goodwillcentra Amsterdam breidt binnenkort uit met een praktijkgerichte Naschoolse Dagbehandeling voor jongeren van 12 tot 15 jaar met een licht verstandelijke beperking. Sommige jongeren die op het punt staan om naar een middelbare school te gaan, of daar net zijn begonnen, zijn daar nog niet helemaal klaar voor. Naschoolse dagbehandeling 12+ biedt individuele behandeling, groeps- en gezinsbehandeling. De jongere komt na schooltijd op de groep voor het aanleren van vaardigheden en het verminderen van gedrags- en/of emotionele problematiek. Naast de groepsbehandeling krijgt de jongere een coach die hem helpt de aangeleerde vaardigheden om te zetten naar de alledaagse praktijk door ambulante behandeling. Meer informatie:
[email protected]
Lijn5 deelt lvb-expertise Andries Schilperoord, GZ-psycholoog bij Lijn5, is per september 2012 lvb-consulent bij Spirit. Medewerkers kunnen bij hem terecht met vragen over vastgelopen behandeltrajecten en vermoedens van lvb-problematiek. Hij luistert en adviseert, leest het dossier mee, kan met het gezin praten en doet eventueel aanvullende diagnostiek. Ook als er sprake is van een doorverwijzing, zorgt hij samen met het Zorgloket van Lijn5 voor een snelle schakel; door bijvoorbeeld te helpen met het correct aanvragen van een passende CIZindicatie. Lijn5 heeft jarenlange ervaring in de behandeling van kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking (lvb) en gedragsproblemen. Deze kennis wil ze graag delen met andere instellingen, omdat er nog veel onbekendheid is rondom het herkennen en behandelen van jongeren met een licht verstandelijke beperking. Meer informatie: www.ln5.nl
Jejujo-land biedt ‘groene zorg’ Buurtpraktijkteam proeft de sfeer
2 3 4
De smartphone en de computer zijn niet meer weg te denken. We bankieren met de telefoon, we plannen onze vakantie met de telefoon en communiceren zo ongeveer 24 uur per dag met twitter, facebook, ping en whats’app. In slechts enkele jaren bouwden we samen een digitale werkelijkheid. Opvoedvragen? Even googlen. Of kijken wat ze er op het forum over zeggen. Het is niet meer dan logisch dat de jeugdzorg, de jeugd-ggz en de lvb-zorg aansluiten op deze digitale werkelijkheid. Jong aan de Amstel verkent de mogelijkheden en onmogelijkheden van de digitale hulpverlening.
Lees verder op blz. 5 Doo r : Ma rt i n G e rrit sen
Altra College splitst in praktijkdeel en mavo
‘Een diploma, hartstikke belangrijk’ Het roer bij het Altra College ging begin van het schooljaar drastisch om. Boden vier locaties in Amsterdam tot verleden jaar nog alle vormen van onderwijs, nu is er in de bovenbouw een duidelijke splitsing tussen praktijkonderwijs en mavo. Een gesprek met Nienke Pol, manager Konijnenstraat, en de vijftienjarige Joshua van groep 3b.
centreren. Je gaat dan eerder rondlopen.” Voor de docenten biedt de nieuwe werkwijze het voordeel dat ze zich beter kunnen richten op een type leerling. De doeners van het praktijkonderwijs vragen nu eenmaal een andere aanpak dan de leerlingen die leren voor een staatsexamen. “We proberen de manier van lesgeven ook verder te verbeteren”, zegt Nienke Pol. “Zo werken we nu volgens het GIP-model waardoor we instructie en begeleiding beter kunnen afstemmen op de verschillen in de klas.”
Passend onderwijs
“H
et is nu veel rustiger”, zegt Joshua. Hij is leerling van een van de mavo-groepen. “Dat komt omdat we nu allemaal moeten leren. Verleden jaar zaten we samen met praktijkleerlingen in de groep. Zij vonden het leren soms moeilijk. Ja, dan ga je rotzooien. Dan krijg je drukte. Nu is iedereen serieuzer. Ik leer ook meer omdat ik me beter kan focussen. De sfeer op school is ook anders. Die was verleden jaar iets meer van de straat, zeg maar. Je moest hier je mannetje staan.”
De nieuwe werkwijze biedt ook perspectief op de invoering van het passend onderwijs. Nienke Pol: “Het speciaal onderwijs is nu nog vaak een eindstation. Door leerlingen op niveau te houden kan er een symbiose ontstaan tussen het speciaal en regulier onderwijs, waarbij leerlingen slechts tijdelijk bij ons verblijven. Als het op de reguliere school niet goed gaat, kunnen ze bij ons een traject doorlopen en vervolgens weer terug naar hun oude school. Je moet ons ook meer gaan zien als gewone school, waarbij we wat meer kijken naar het gedrag.” Dat gedrag blijft natuurlijk een belangrijk aandachtspunt. Ook in de nieuwe opzet. Het Altra College blijft speciaal onderwijs. Kinderen komen
Pedagogisch klimaat
“De nieuwe situatie is inderdaad een duidelijke breuk met het verleden”, vertelt Nienke Pol. “De nadruk in het speciaal onderwijs lag van oudsher op een goed pedagogisch klimaat. Kinderen komen niet voor niets bij ons. We keken vooral naar het gedrag. Hoe kunnen we daaraan werken en hoe helpen we jongeren verder in de samenleving? Het halen van een diploma was daaraan ondergeschikt. Maar de maatschappij veranderde. Tegenwoordig is het halen van een diploma hartstikke belangrijk. Daar vraagt ieder kind en iedere ouder om. Bovendien zorgt een diploma ervoor dat leerlingen gemotiveerder werken en dat heeft weer zijn weerslag op hun gedrag.”
er omdat er gedragsproblemen zijn. “Meer aandacht voor de didactische kant betekent wel een verzwaring van de taak van docenten, want ze willen ook aandacht blijven houden voor de pedagogische kant”, zegt Nienke. “Daar staat tegenover dat we nu een team van Altra Jeugdzorg in huis hebben die ons ondersteunt als het gaat om de pedagogische kant. Op die manier kunnen we de leerlingen toch optimaal begeleiden.”
Optimistisch
Het is uiteraard nog te vroeg om te kijken of de nieuwe werkwijze vruchten afwerpt. Pas over anderhalf jaar zullen de eerste leerlingen hun diploma halen die op de nieuwe manier les krijgen. Nienke en Joshua zijn in elk geval optimistisch. “Natuurlijk haal ik het”, zegt Joshua. “Ik ga over. Zelfs na een achterstand die ik dit jaar opliep omdat het thuis niet helemaal goed ging. Die achterstand heb ik helemaal ingehaald. Dat kon met de hulp van school en door zelf hard te leren. Vroeger zou dat moeilijker gaan. Nu niet. Ik ga ook mijn diploma halen. Zeker. Want ik wil autotechniek doen op het ROC. En dan niet de basis, ik wil doorgaan voor niveau 3. Dan krijg ik tenminste leuk werk waar ik ook nog genoeg mee verdien. En als ik daar aan denk, gaat het leren een stuk makkelijker.”
Vakleerkrachten
Concreet betekende de verandering dat het Altra College Centrum een mavo-afdeling werd, terwijl drie andere locaties in Amsterdam-Noord, West en Zuidoost meer praktijkgericht werden. Daarnaast biedt afdeling Bleichrodt onderwijs op havovwo-niveau. Op de Konijnenstraat verdwenen de praktijklokalen en kwamen meer vakleerkrachten. In de onderbouw hadden de leerlingen nog les van één mentor, nu krijgen ze telkens andere docenten. “Dat is inderdaad anders”, beaamt Joshua. “Verleden jaar had ik één juf. Nu heb ik verschillende. Ik vind dat wel fijn. Als je de hele dag bij een juf in de klas zit, verveelt dat op het eind een beetje. Dan Nienke Pol en Joshua: de doeners van het praktijkonderwijs vragen een andere aanpak dan de leerlingen die ben je niet meer zo gemotiveerd om je te conleren voor een staatsexamen.
1
FOTO: sak e r ij pk em a
In 2012 heeft Spirit 140 nieuwe pleeggezinnen geaccepteerd. Niet eerder mocht Spirit in een jaar tijd zo veel nieuwe bestandspleeggezinnen verwelkomen. Het totaal aantal pleeggezinnen waar Spirit mee werkt komt daarmee op 1480. Dat zijn zowel gezinnen die een kind uit de eigen familie of het eigen netwerk opvangen, als bestandspleeggezinnen die een voor hen onbekend kind opvangen. Meer informatie: www.spirit.nl
Changemakers maken seksualiteit bespreekbaar
F OTO: dreamstime
Spirit telt bijna 1500 pleegouders
THEMA: digitale hulpverlening
inhOuD
KORT
‘Jong aan de Amstel’ is een gezamenlijke uitgave van veertien instellingen voor de jeugdzorg, de kinder- en jeugdpsychiatrie, speciaal onderwijs en hulp voor licht verstandelijk beperkten in de stadsregio Amsterdam: Altra, Arkin, De Bascule, Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, GGZ inGeest, HVO Querido, Leger des Heils, Lijn5, MEE Amstel en Zaan, MOC ’t Kabouterhuis, REC BovenAmstel, Spirit, De Waag en de William Schrikker Groep. ‘Jong aan de Amstel’ verschijnt vier keer per jaar. De digitale nieuwsbrief ‘Jong Digitaal’ verschijnt elf keer per jaar. De artikelen in dit blad vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de organisaties. Evenmin kunnen aan de inhoud van dit blad rechten worden ontleend. Overname artikelen Overname van artikelen uit ‘Jong aan de Amstel’ is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. Hoofdredactie Martin Gerritsen/TekstBeeld.Eu Kernredactie Sarah Zagt (Spirit), Maureen Veurman (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam), Bertie van der Linden (Altra), Clara Vollaard (De Bascule) Redactie Jody Beltman (Arkin), Iris Clarkson (MEE Amstel en Zaan), Hiske Dibbets (De Waag), Elvira Draijer (William Schrikker Groep), Marc Onnen (HVO Querido), Tom Pijpers (REC BovenAmstel), Paul Proost (Leger des Heils), Daphne Wolthuis (Lijn5), Moniek Zijm (MOC ’t Kabouterhuis) Vaste medewerkers Tamara Franke, Anja Geldermans, Samar Haddad, Maartje Hagar Treep, Brigitte den Hartog, Suzan Hilhorst, Rob van der Hout, Evelien Hoekstra, Sake Rijpkema, Adelheid van Rossum, Wim Stevenhagen en Florence Tonk Redactieadres Jong aan de Amstel Postbus 38, 1540 AA Koog aan de Zaan. e-mail:
[email protected] website: www.jongaandeamstel.nl Ontwerp en DTP Marjolein Lensink Productie Heijnis & Schipper Drukkerij bv, Zaandijk
Contactgegevens Altra
Rode Kruisstraat 32, 1025 KN Amsterdam 020 - 634 91 91 •
[email protected] • www.altra.nl
De Bascule
Doo r : Sa m a r H a ddad
Changemakers maken seksualiteit bespreekbaar Jongeren seksueel en relationeel weerbaarder maken en genderongelijkheid bespreekbaar maken. Dat zijn de doelen van de campagne ‘WE CAN Young’. Betrokken jongeren, de zogeheten ‘changemakers’, bedenken een actie om leeftijdsgenoten hiervan bewust te maken. Noah en Philine, allebei vijftien, maakten een filmpje en vertellen waarom ze ‘changemaker’ zijn geworden.
Zijdelings
M
ag een jongen huilen? Mag een meisje kort haar hebben? Is het eerlijk dat mannen meer verdienen dan vrouwen? Dit soort vragen krijgen kijkers voorgeschoteld in het filmpje van Noah en Philine. “Hiermee willen we andere jongeren aan het denken zetten over ongelijkheden tussen mannen en vrouwen, en laten zien dat ze ook in actie kunnen komen”, vertelt Philine. De twee gymnasiasten wilden voor hun maatschappelijke stage iets doen voor de campagne ‘WE CAN Young’. Noah: “We horen allemaal gelijke kansen te hebben. In Amsterdam heb je bijvoorbeeld veel verschillende culturen, dus kom je ongelijkheid - denk ik - wel tegen. En in de politiek zie je bijvoorbeeld weinig vrouwen. Ik vind het belangrijk dat daar wat aan wordt gedaan.” Philine: “Genderongelijkheid vind ik onlogisch. Iedereen moet gelijkwaardig zijn; of je nu een man of een vrouw bent.”
Noah en Philine maken in hun eigen leven gelukkig amper genderongelijkheid of seksueel grensoverschrijdend gedrag mee. Ze horen en lezen er zijdelings over, zegt Philine: “Soms hoor je bijvoorbeeld dat jongens naaktfoto’s van meisjes op het internet hebben gezet terwijl die meisjes dat niet in de gaten hebben. Dan vraag je je af waarom die jongeren dat doen? Wat willen ze er mee bereiken?” Noah: “Het kan zijn dat die
Leeftijdgnoten
‘WE CAN Young’ is onderdeel van de wereldwijde bewustwordingscampagne ‘WE CAN’, die genderongelijkheid en geweld tegen vrouwen wil stoppen. Het seksespecifiek expertisecentrum van Spirit voert de campagne voor en door jongeren uit. Myrna Cleef van Spirit: “We denken dat jongeren hun leeftijdsgenoten veel beter kunnen aanspreken dan volwassenen. En ze weten ook beter op welke manier ze dat moeten doen.” In de hoofdstad richt de campagne zich op het seksueel en relationeel weerbaar maken van jongeren. Uit onderzoek blijkt namelijk dat seksueel overschrijdend gedrag nog steeds voorkomt onder de jeugd. Zo heeft 4 procent van de jongens en 17 procent van de meisjes tussen 12 en 25 wel eens tegen de zin in een seksuele handeling meegemaakt. Ruim 7 procent van de meisjes en 2 procent van de jongens heeft wel eens ongewild seks gehad. Ook keurt een groot deel van de jongeren openlijke homoseksualiteit af.
Academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie IJsbaanpad 6, 1076 CV Amsterdam • 020 - 890 19 00
[email protected] • www.debascule.com
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam 020 - 3059 359 •
[email protected] • www.bjaa.nl
GGZ inGeest - Jeugd en Jongerenpsychiatrie Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam 020 - 788 56 00 • www.ggzingeest.nl
HVO Querido
Wibautstraat 133d, 1097 DN Amsterdam 020 - 561 90 90 •
[email protected] • www.hvoquerido.nl
Jellinek Jeugd
2e Constantijn Huygensstraat 39, 1054 CP Amsterdam 020 - 590 59 99 • www.jellinek.nl
Leger des Heils - Goodwillcentra Amsterdam Rode Kruisstraat 24, 1025 KN Amsterdam 020 - 630 11 11 •
[email protected] www.legerdesheils-goodwillcentra.nl
Lijn5
Postbus 43, 1970 AA IJmuiden 088 - 513 13 13 •
[email protected] • www.ln5.nl
MEE Amstel en Zaan
Derkinderenstraat 10-18, 1062 DB Amsterdam 020 - 512 72 72 •
[email protected] • www.meeaz.nl
MOC ’t Kabouterhuis
Amsteldijk 136, 1079 LK Amsterdam • 020 – 644 53 51
[email protected] • www.kabouterhuis.nl
PuntP Jeugd
Domselaerstraat 128, 1093 MB Amsterdam 020 - 590 85 60 • www.puntp.nl
REC BovenAmstel
Stationsplein 63, 1012 AB Amsterdam • 020 - 555 83 33
[email protected] • www.recbovenamstel.nl
Spirit
Fred. Roeskestraat 73, 1076 EC Amsterdam 020 - 5400 500 •
[email protected] • www.spirit.nl
De Waag - Amsterdam
Zeeburgerpad 12-b, 1018 AJ Amsterdam 020 - 462 63 33 •
[email protected]
Doo r : Ma a rtj e H agar Treep
Een netje om het leven van een jongere met autisme Mensen met een lichte stoornis in het autistisch spectrum (ASS) kunnen grotendeels zonder hulp leven. Maar zodra hun leven ingrijpend verandert, kunnen ze uit balans raken. MEE Amstel en Zaan biedt daarom op initiatief van het Convenant Autisme Amsterdam levensloopbegeleiding. Een ‘levensloopcoach’ houdt een vinger aan de pols tijdens de belangrijke fase op weg naar volwassenheid.
Luisteren
“W
e bouwen als het ware een netje om hen heen”, legt levensloopcoach Hanna Gugler-Rupp uit. “We laten dus niet eerst de kar vastlopen om deze dan weer vlot te trekken. Ik probeer de overgangen in het leven van deze jongeren behapbaar te maken. Dat geldt zeker voor de overgang naar volwassenheid. Als ze jong zijn, houden hun ouders hen in de gaten. Maar op een gegeven moment willen de jongeren zelf de regie.” Ze willen of kunnen dan soms niet meer terugvallen op het eigen netwerk. Externe hulpverlening is dan wenselijk. Volgens Hanna is de vertrouwensrelatie met één vaste begeleider cruciaal, zeker voor jongeren met ASS. “Een vaste begeleider weet op de juiste manier vragen te stellen. De jongeren zijn bovendien opener tegenover iemand die ze kennen en vertrouwen.”
De jongere en de coach spreken elkaar gemiddeld eens in de drie weken. De coach biedt een luisterend oor en maakt ze wegwijs in de samenleving, met zelfredzaamheid als uiteindelijk doel. De coach betrekt daarom ook de eigen omgeving bij de ondersteuning. Hanna spreekt met de jongeren ook over persoonlijke aangelegenheden, zoals samenwonen of een kinderwens. Dat zijn zaken die het leven van alle jongeren ingrijpend veranderen, maar zeker ook voor deze groep. “De wederkerigheid en het onderhouden van contacten is lastig voor hen.”
Drijfzand
“De veranderingen waar jongeren met ASS tegenaan lopen zijn meestal ‘voorzien’”, vertelt Hanna. Zoals het afronden van school of het
William Schrikker Groep
Postbus 12685, 1100 AR Amsterdam 020 - 740 00 00 •
[email protected] • www.wsg.nu
jongeren zich niet bewust zijn van de gevolgen van hun daden. Maar omdat ik er zelf niet mee te maken heb, kan ik het niet goed begrijpen.” De twee willen ook na hun maatschappelijke stage het gesprek blijven aangaan in eigen kring. “Dát is de bedoeling van ‘changemaker’ zijn”, zegt Myrna. De ideeën uitdragen aan je vrienden, broers, zussen, familie, de buren. Op die manier bereik je veel mensen.” Meer informatie: www.wecanyoung.nl
Illustratie: wim stevenhagen FOTO: sake rijpkema
COLOFON
2
starten met een nieuwe studie of baan. “Dit kost vaak moeite. Als de druk op de ketel te hoog wordt, komen deze jongeren op drijfzand te staan. Ze hebben namelijk vaak moeite met het nemen van eigen initiatief en het structureren van hun leven. Ik help ze het overzicht te houden.” Niet alle veranderingen zijn te voorzien. Een sterfgeval in de familie, een verbroken relatie of een ongeplande zwangerschap kunnen het leven van een ASS-jongere volledig uit evenwicht brengen. De begeleiding wordt dan intensiever. Hanna: “In elke situatie in hun leven proberen we een vangnet te zijn. We staan echt naast hen.”
MEE Amstel en Zaan biedt deze levensloopbegeleiding op initiatief van het Convenant Autisme Amsterdam. De begeleiding is bedoeld voor jongeren met een lichte stoornis in het autistisch spectrum, die tussen de 15 en 23 jaar oud zijn en beschikken over een IQ boven de 85. Meer informatie: www.meeaz.nl
Doo r : Ta m a r a F r a n k e
KORT
Jejujo-land biedt ‘groene zorg’
‘Ik vind de dieren heel leuk, maar ik vind klusjes doen stom’
Trots in Beeld Special
“Het is fantastisch wat de rust en ruimte van het buitenleven met deze kinderen doet.” Midden in de Beemster, nog geen half uur van Amsterdam, ligt de grote stolpboerderij van Tine en Merik. Dit is Jejujo-land. Een kleinschalige zorginstelling voor kinderen en jongeren met een psychiatrische problematiek.
G
uido (12) en John (10) komen net uit school. “Mogen we wat lekkers pakken?” Dat is het vaste ritueel, iedereen die uit school komt krijgt wat lekkers en wat te drinken en daarna is het tijd voor de klusjes. Samen lopen ze naar buiten en gaan de paardenbak schoonmaken. Guido heeft last van gedragsstoornissen en woont ruim een jaar in Jejujo-land. “Eerst woonde ik thuis in Amsterdam, daar was het altijd druk en had ik geen eigen kamer. Hier wel. Ik ga soms op mijn kamer met Playmobil spelen, dat is mijn lievelingsspeelgoed. En hier is lekker veel ruimte en altijd iemand om mee te spelen. Dat is fijn”, vertelt hij vrolijk.
ADHD vaak gemist bij delinquente mannen
“Vroeger vond ik het heel moeilijk om met anderen te praten”, vertelt Guido. “Dat gaat nu beter. En ik kan hier pianospelen, dat vind ik leuk.” Hij staat spontaan op en geeft een concert. De kinderen, die willen, kunnen een keer per week gitaarles krijgen. Spelen op de piano leren ze van elkaar. En alle kinderen kunnen paardrijles krijgen. Guido ook. Hij is dol op alle dieren. “Daarom vind ik het niet vervelend om klusjes te doen, de dieren zijn zo leuk. Het leukste vind ik het schoonmaken van het konijnenhok. Dingen als tafeldekken vind ik wel vervelend, daar heb ik nooit zin in. Dan ga ik soms ook mopperen. Met elkaar eten is wel leuk, maar soms heel druk.” John geeft onmiddellijk toe dat hij dan meestal een van die drukke kinderen is. Ook John komt uit Amsterdam, hij is een druk en aanwezig
Onderzoek van de Waag heeft aangetoond dat men ADHD vaak niet onderkend in de voorgeschiedenis van mannen met delinquent gedrag. Dit staat haaks op de algemeen heersende opinie dat de diagnose ADHD veel te vaak wordt gesteld en dat het gaat om mensen die best op hun pootjes terechtkomen. Hulpverlening, politie en justitie moeten alert zijn op het feit dat ADHD vaak niet wordt gesignaleerd bij mannen met delinquent gedrag. De buitenwereld wordt vaak op een verkeerd spoor gezet indien er sprake is van antisociaal gedrag. Ten onrechte wordt in dat geval niet verder gedacht over de oorzaak van het probleem, in sommige gevallen ADHD. Als ADHD eerder wordt onderkend, kunnen wellicht delinquent gedrag en andere problemen voorkomen worden. Meer informatie: www.dewaagnederland.nl
“Iedereen draagt zijn steentje bij en leert daardoor ook verantwoordelijk te zijn voor zijn omgeving.” naast het huis een grote boomgaard. Er zijn pony’s, paarden, kippen, een minivarken, twee hangbuikzwijnen, geiten, twee konijnen, vijf honden en drie katten, een ware beestenboel. “De dieren hebben een geweldig effect op de kinderen. Juist omdat ze dan zelf ergens voor moeten zorgen in plaats van dat er voor hen wordt gezorgd.” Een vast ritueel van de dag zijn de klusjes die iedereen moet doen, die betreffen allemaal de verzorging van de dieren, zoals eten geven, water verschonen, maar ook de stallen uitmesten en het konijnenhok schoonmaken. “Niet alle kinderen vinden het even leuk om deze klusjes te doen, maar iedereen draagt zijn steentje bij en leert daardoor ook verantwoordelijk te zijn voor zijn omgeving. Wel vinden alle kinderen de dieren leuk. Soms zijn ze er in het begin bang voor, maar die angst verdwijnt altijd na verloop van tijd.”
mannetje en woont anderhalf jaar in Jejujo-land. “Ik vind de dieren heel leuk, maar ik vind klusjes doen stom! Er zijn hier veel regels, dat is soms stom, maar ook wel prettig. En het is fijn dat hier veel kinderen zijn. Eerst vond ik de honden eng, nu niet meer”, zegt hij terwijl hij met een van de honden op de bank ligt te knuffelen. “Daarom mogen de honden op de bank”, vertelt Tine. “Een hond die totaal ontspannen op zijn rug naast je ligt, daar gaat iets rustgevends van uit. Dat merk je aan al deze kinderen. En knuffelen is sowieso goed. Paarden zijn nog veel sensibeler. Een onrustig kind komt helemaal tot rust op de rug van een paard. Die absorbeert als het ware alle onrust. Erg mooi om te zien.”
Rust, ruimte en regelmaat
Het buitenleven speelt een centrale rol in het dagelijks leven op de boerderij. Maar ook een gestructureerde dagindeling en stabiliteit zijn belangrijk. “Zo kunnen kinderen zich veilig voelen en echt iets opbouwen”, vertelt Tine. “Het is een open deur, maar rust, ruimte en regelmaat is goed voor alle kinderen, maar zeker voor deze groep. Er zijn hier minder prikkels dan midden in de stad. En kinderen kunnen hier veilig buiten spelen, ruimte zat.” Achter de boerderij staan een grote schuur en stallen, met daarachter een paardenbak en
“Hier is lekker veel ruimte en altijd iemand om mee te spelen. Dat is fijn.”
Onze droom
Jejujo-land is genoemd naar de drie eigen kinderen en ontstaan vanuit de wens om kinderen met een psychiatrische problematiek een veilig en warm thuis te bieden. “Onze kinderen hebben alle drie een vorm van autisme. De zorginstellingen waar wij als ouders mee te maken kregen, stonden ver af van wat wij onze kinderen het liefst zouden bieden, zoals de warmte van een gezinssituatie en voldoende aandacht”, zegt Merik. “Totdat we bij een zorgboerderij in Groningen kwamen en onze kinderen daar, na lang wachten, een plekje kregen in de weekendopvang. Dat was geweldig. We wisten meteen dit is het! Dit willen wij zelf gaan bieden. Aan onze eigen kinderen en andere. In 2008 vonden we deze boerderij en zijn we begonnen. Het is hard werken, maar we genieten nog iedere dag. Dit is echt een droom die is uitgekomen.”
Jejujo-land biedt zorg op maat aan kinderen en jongeren met een psychiatrische problematiek van 9 tot 16 jaar met een intelligentie boven de 80. Bij ieder kind kijkt Jejujo-land wat de ontwikkelingspunten zijn. Ze vertaalt die naar begeleidingsdoelen in het zorgplan waaraan het kind werkt tijdens zijn verblijf op de zorginstelling.
FOTO : r ob va n d er h ou t
Pianospelen
F OTO: rob van der hout
Groene zorg
Uniek aan Jejujo-land is de ‘groene zorg’. Dit wil zeggen dat Tine en Merik samen met hun team van hulpverleners professionele hulp bieden. De therapeutische werking van een huiselijke sfeer en het buitenleven vormt hierbij een belangrijk uitgangspunt. Jejujo-land biedt kortdurend verblijf in de vorm van logeren in het weekend en de vakanties en langdurig verblijf in 24-uursopvang. Aan de straatkant, over een slootje, ligt de grote stolpboerderij. De boerderij is volledig verbouwd en aangepast aan de eisen van een moderne zorginstelling . “De afgelopen jaren hebben we de 24-uursopvang uitgebreid”, vertelt Merik. Deze opvang is bedoeld voor kinderen die niet meer thuis kunnen wonen. De jongste is tien jaar, de oudste zestien. Inmiddels vormt deze opvang een groot deel van Jejujoland. Sinds januari 2013 heeft Jejujo-land een samenwerkingsverband met Spirit.
De derde special van het blad ‘Trots in Beeld’ van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam gaat over de nieuwste innovaties op het gebied van gezinsmanagement. Onderzoeker Arnout Bunders laat in deze special gezinsmanagers aan het woord over de drie manieren waarop Bureau Jeugdzorg het gezinsmanagement verder door ontwikkelt. Die drie manieren zijn: het Generiek Gezinsgerichte Werken, het wijkgericht werken en de beweging om niet langer óver, maar mét het gezin te praten. De special van ‘Trots in Beeld’ is te downloaden via www.bjaa.nl
Meer informatie: www.jejujo-land.nl
3
Move2Learn ingediend bij Erkenningscommissie Onlangs diende Spirit de training ‘Move2Learn’ in bij de Erkenningscommissie Jeugdinterventies. Move2Learn is een training in sociaal-cognitieve vaardigheden voor jongeren. Als de training wordt erkend, komt deze in de Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut. In deze training zijn de reguliere onderdelen van de sova-training gehandhaafd, zoals leren opkomen voor jezelf, aangeven van grenzen, het belang van positieve vriendschappen, afspraken maken en je eraan houden, en het geven en ontvangen van kritiek. Daarnaast is een aantal verbeteringen doorgevoerd. Meer informatie: www.spirit.nl
Altra ondersteunt basisscholen In 2012 vroeg stadsdeel Noord aan Altra om een basisschool te ondersteunen naar aanleiding van een incident, waardoor er een onveilig leerklimaat was ontstaan. Altra ondersteunde deze school met een integrale aanpak waarbij ze de klas, de leerkracht, de ouders en de omgeving betrok. Het aanbod in de klas kwam vraaggericht tot stand. Pedagogische medewerkers pasten methodes toe vanuit het bestaande aanbod van Altra. De doelstelling van Altra is onderwijs en zorg verbinden. Deze manier van hulpverlenen sluit daar naadloos bij aan. Het project leverde goede resultaten op. Zo goed dat Altra nog vier soortgelijke verzoeken in Noord binnenkreeg. Meer informatie: Simona Samura (020-555 83 33).
Spirit komt met nieuwe woonvoorzieningen In 2012 keek Spirit via een doelgroepanalyse welke zorgbehoefte kinderen, jongeren en hun gezin hebben. Veel kinderen en jongeren willen veilig en zo gewoon mogelijk leven. Ze willen weten bij wie ze horen, waar ze wonen, en met welk perspectief. Ze hebben echter vaak veel meegemaakt, op veel verschillende plekken gewoond en zijn door verschillende personen opgevoed. Zij en hun familie hebben daarom vaak extra hulp, ondersteuning of behandeling nodig. Spirit startte in 2012 met de ombouw van een deel van het verblijfsaanbod naar vormen die hierbij beter aansluiten. Meer informatie: www.spirit.nl
Intensievere samenwerking Spirit en de Bascule In 2012 onderzochten Spirit en de Bascule de mogelijkheid van een intensieve samenwerking of fusie. Op grond daarvan besloten beide organisaties op veel gebieden intensiever te gaan samenwerken. Een jongere wordt vaak geholpen ofwel vanuit jeugdzorg, ofwel vanuit jeugd-GGZ. Door de intensieve samenwerking kan een snelle, weloverwogen keuze worden gemaakt welke hulp de jongere nodig heeft. Bovendien hebben veel cliënten van Spirit en de Bascule zowel jeugdzorg als psychiatrische zorg nodig. Meer informatie: www.spirit.nl
HVO-Querido verkort Traject Begeleid wonen Het Traject Begeleid wonen in een kleine wooneenheid (KWE) van HVO- Querido is verkort. Voorheen duurde het traject maximaal 18 maanden. Vanaf 1 januari 2013 zijn de trajecten verkort naar 12 maanden. Dit komt enerzijds door de korting waarmee HVO-Querido te maken heeft, anderzijds kwam HVO Querido tijdens het herschrijven en theoretisch onderbouwen van het programma tot de conclusie dat het programma verkort moest worden. Alle jongeren beginnen nu met een zeer intensieve fase die in de loop van het programma in intensiteit afneemt en na 12 maanden wordt afgesloten. Meer informatie: Marc Onnen (020-561 90 90)
THEMANUMMERS ‘Jong aan de Amstel’ behandelt elk nummer een thema. Hierin belicht ze het onderwerp vanuit verschillende hoeken en geeft daarbij een overzicht van het hulpaanbod van de jeugdzorg op dit terrein. Tot nu toe kwamen de volgende thema’s aan bod: 2003/4 Basisonderwijs december 2003 2004/1 Jeugdpsychiatrie* maart 2004 2004/2 Voortgezet onderwijs juni 2004 2004/3 Crisishulp* november 2004 2005/1 Huiselijk geweld maart 2005 2005/2 Jeugdgezondheidszorg juni 2005 2005/3 Lokaal jeugdbeleid oktober 2005 2005/4 Speciaal onderwijs (primair)* december 2005 2006/1 Armoede maart 2006 2006/2 Meidenhulpverlening juni 2006 2006/3 L icht verstandelijk gehandicapten oktober 2006 2006/4 Voortgezet speciaal onderwijs december 2006 2007/1 Hulp aan huis maart 2007 2007/2 Veiligheid juni 2007 2007/3 Autisme* oktober 2007 2007/4 Gezondheid en sport december 2007 2008/1 De harde kern* maart 2008 2008/2 Drang en dwang juni 2008 2008/3 Volwassenenpsychiatrie oktober 2008 2008/4 Preventie december 2008 2009/1 Multiprobleemgezinnen maart 2009 2009/2 Pleegzorg juni 2009 2009/3 Jonge moeders oktober 2009 2009/4 Vroegtijdige signalering* december 2009 2010/1 Licht verstandelijk beperkten maart 2010 2010/2 Passend basisonderwijs juni 2010 2010/3 Jeugdzorg in een strafrechtelijk kader oktober 2010 2010/4 Opvoedondersteuning december 2010 2011/1 Alcohol en drugs maart 2011 2011/2 Vrije tijd, sport en cultuur juni 2011 2011/3 Multiprobleemgezinnen oktober 2011 2011/4 Seksueel misbruik december 2011 2012/1 Samenwerken met ouders maart 2012 2012/2 Passend onderwijs juni 2012 2012/3 Netwerkondersteuning oktober 2012 2012/4 Transitie november 2012 2012/5 18-plus december 2012 2013/1 Digitale hulpverlening maart 2013 Oude nummers van ‘Jong aan de Amstel’ zijn op te vragen via:
[email protected]. Alle nummers zijn als pdf te downloaden via www.jongaandeamstel.nl * = niet meer voorradig, alleen nog digitaal
Doo r : m a rt i n g e rrit sen
‘We proeven de sfeer. Zo zien we welke oplossing past’ De beste score van Amsterdam op de veiligheidsindex en buurtbewoners die zich weer op hun gemak voelen. De resultaten van het Buurtpraktijkteam op het Columbusplein spreken. In anderhalf jaar tijd veranderde het plein van een ‘no go area’ tot een bruisende plaats. Enrico Kruydenhof, jeugdreclasseringsmedewerker en lid van het Buurtpraktijkteam, onthult het geheim.
geen vat op de jongens. Ze opereerden in steeds wisselende groepen. Als ze op pad gingen, keken ze op dat moment wie ze nodig hadden. Jij neemt de koevoet mee, jij staat op de uitkijk en jij regelt de auto. Ze sloegen hun slag en dat was direct het einde van de groep in die samenstelling. Op het moment dat de politie de daders in het vizier had, wisten de jongens al niet eens meer waar het over ging en met wie ze destijds waren. Er was geen lik-op-stukaanpak.”
Direct actie
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, Spirit, de politie, het Veiligheidshuis, het Stadsdeel, Streetcornerwork, ABC Alliantie en Bureau Leerplicht sloegen de handen ineen. Het Buurtpraktijkteam zat erbovenop, kon door de korte lijnen direct actie ondernemen. Enrico: “We koppelen de aanpak op de straat met de aanpak achter de voordeur. Als wij zien dat twee jongens op straat met elkaar op de vuist gaan, kunnen we de politie inschakelen, maar we kunnen ook een huisbezoek brengen om te kijken wat er aan de hand is.” Daarnaast werd de leefbaarheid van het plein vergroot. Een ondernemer gaf een schaakspel voor het plein en het Buurtpraktijkteam organiseerde een buurtfeest. Die aanpak had succes, zoals blijkt uit de Veiligheidsindex en
“J
e moet ‘feeling’ hebben met de buurt”, stelt Enrico. “Ons gebouw staat dan ook midden op het plein. We werken niet vanachter het bureau. We spreken de jongens aan, staan met de koffiekar bij de school en zien zo zaken die je achter je bureau nooit ontdekt.”
Gekaapt
Het Buurtpraktijkteam is in april 2011 opgericht. Zonder uitgekristalliseerd plan, targets en budgetten, bekende stadsdeelvoorzitter Martien Kuitenbrouwer destijds. De nood was hoog. “Het Columbusplein was gekaapt door een groep jongeren”, vertelt Enrico. “Buurtbewoners voelden zich er niet veilig en de politie kreeg
de reacties van de bewoners. Dat succes komt doordat medewerkers veel uren voor dit team zijn vrijgesteld en dat het team zich richt op een klein gebied; nog geen vierkante kilometer. “Deels komt het succes natuurlijk ook doordat de jongeren ouder worden, een vriendin krijgen en van straat verdwijnen”, nuanceert Enrico. “Deels komt het ook omdat ze naar een andere wijk gaan, omdat ze het vervelend vinden dat wij ze op de huid zitten. Maar we zien wel degelijk dat ook onze aanpak effect heeft bij jongeren en dat ze na een interventie van ons niet meer negatief opvallen. Even belangrijk is dat deze groep geen aansluiting meer vindt bij ‘meelopers’.”
Uitrol
Inmiddels is een tweede Buurtpraktijkteam actief op het Karel Doormanplein. Een derde start in de Gulden Winckelbuurt. “Maar,” stelt Enrico, “je kunt deze aanpak niet zomaar verder uitrollen. Je moet kijken wat er in praktijk speelt en welke organisaties actief zijn. Zo hebben we in de Gulden Winckelbuurt te maken met kinderen van acht tot en met veertien jaar die agressief zijn, zich asociaal gedragen, laat op straat lopen en zich niet laten corrigeren door ouderen. Dat vraagt een andere aanpak dan op het Columbusplein.
Doo r : m a rt i n g e rrit sen
Samen Doen: snel schakelen, slagvaardig optreden Eigen kracht. Korte lijnen. Slagvaardig optreden. Dat zijn de kernbegrippen van de Samen Doen Teams. Een gesprek met Ismael Motia, vanuit Altra betrokken bij Samen Doen in Amsterdam-West, en schoolmaatschappelijk werker Sanghita Mehciz.
“E
en van mijn leerlingen moest naar het speciaal onderwijs”, vertelt Sanghita. “Daarvoor moest vervoer komen, maar dat kon niet binnen de wettelijke kaders. De moeder kon het kind ook niet brengen, want ze had een angststoornis. Als schoolmaatschappelijk werker rest je dan weinig anders dan vechten tegen de regelgeving. Maar dat heeft geen zin.
Ik legde de zaak toen neer bij Samen Doen Team West. Al snel bleek dat MEE de moeder ook kende, omdat ze een verstandelijke beperking had. Het team besprak de zaak en omdat alle betrokkenen bij elkaar aan tafel zaten – ook de leerplichtambtenaar en DWI – konden ze DMO snel overtuigen om voor deze leerling een uitzondering te maken. Het vervoer is nu
geregeld en dat was zonder Samen Doen nooit gelukt.”
Afspraak
“Samen Doen is ontstaan vanuit het Stadsdeel. Organisaties als Altra, Spirit, MEE, Bureau Jeugdzorg, de Madi en DWI, werken in deze teams samen”, vertelt Ismael. “We hadden vaak met dezelfde cliënten te maken, maar iedere organisatie bekeek maar een deel van hun problemen. Nu we met alle instanties aan tafel zitten is het duidelijk wie wat doet, wie de regie heeft en wat er nodig is. Het grote voordeel is dat iedere organisatie zijn eigen kennis en expertise in huis heeft. We kunnen daardoor snel de juiste hulp inzetten.” Uitgangspunt van Samen Doen is overigens dat mensen in hun ‘Eigen Kracht’ worden gezet, zoals Ismael dat noemt. “We nemen de zorg niet over. Pas vroeg een buurvrouw van een van onze cliënten of ik haar kon helpen omdat ze schulden had. Ik vroeg of ze geen mensen kende die haar konden helpen. Zo bleek dat haar zus werkte bij een woningcorporatie. Kon zij dit niet eens met haar zus bespreken? Dat deed ze en wij hebben vervolgens niets hoeven doen.” Natuurlijk is niet elke zaak zo simpel, maar eigen kracht blijft het uitgangspunt. Als dat niet helpt, kan de ondersteuner wellicht wat in gang zetten met enkele gesprekken. En als dat ook niet helpt, dan is er altijd de gespecialiseerde zorg vanuit de organisaties achter de hand.
Laagdrempelig
F OTO : sa k e r ij pk ema
KORT
Ismael Motia: “Nu we met alle instanties aan tafel zitten is het duidelijk wie wat doet, wie de regie heeft en wat er nodig is.”
4
De Samen Doen Teams zijn inmiddels actief in verschillende Amsterdamse stadsdelen. Het is een laagdrempelige vorm van hulp. Mensen kunnen er terecht zonder indicatie. Ismael: “Door korte lijntjes is de informatie snel beschikbaar. We kunnen snel schakelen. Mensen hebben vaak allerlei problemen. Schulden, opvoedproblemen, obesitas … Al snel heb je te maken met heel veel hulpverleners. Die zitten nu samen aan tafel. En al die mensen weten vaak wat de eigen organisatie voor hulp in huis heeft. Zo kunnen wij gebruik maken van elkaars mogelijkheden. Samen kijken we hoe we dit gezin het best kunnen helpen.”
THEMA:
digitale hulpverlening
Aansluiten op een nieuwe werkelijkheid
F OTO: dreamstime
De smartphone en de computer zijn niet meer weg te denken. We bankieren met de telefoon, we plannen onze vakantie met de telefoon en communiceren zo ongeveer 24 uur per dag met twitter, facebook, ping en whats’app. In slechts enkele jaren bouwden we samen een digitale werkelijkheid. Opvoedvragen? Even googlen. Of kijken wat ze er op het forum over zeggen. Het is niet meer dan logisch dat de jeugdzorg, de jeugd-ggz en de lvb-zorg aansluiten op deze digitale werkelijkheid. Ze ontwikkelen online-hulpmodules, gebruiken social media om te communiceren en zetten digitale hulpmiddelen in om de reguliere hulp te ondersteunen. Dat levert direct een hoop vragen op. Bij welke problemen heeft digitale hulpverlening al dan niet effect? Een ‘appje’ is natuurlijk niet de oplossing voor jongeren die een plein terroriseren. En hoe weet je tijdens een chatsessie of je te maken hebt met een Een ove van het rzicht veertienjarige met problemen of een zestigjarige die zich stierlijk verveelt? Hoe bereik je mensen digitale h u l p a die vanwege een verstandelijke beperking niet goed kunnen omgaan met digitale hulpmiddelen? anbo vindt u d op Of gezinnen die een computer of smartphone simpelweg niet kunnen betalen? Jong aan de www. Amstel verkent in dit thema de mogelijkheden en onmogelijkheden van de digitale hulpverlening. jongaand
eam hulpaan stel.nl/ bod
Door: brigitte den hartog
Niels Zwikker van het Nederlands Jeugd Instituut
‘Online is de hulpverlening puurder’ L
andelijk wordt online-hulpverlening steeds meer ingezet. Vaak nog als pilot maar de digitale hulp staat niet meer in de kinderschoenen. De toe name is te verklaren door de laagdrempeligheid, mede door de anonimiteit, van deze hulpverleningsvariant. Daarnaast zorgt de techniek ervoor dat de hulp niet aan tijd en plaats gebonden is. De GGZ boekt inmiddels positieve resultaten. Niels Zwikker, senior medewerker bij het Nederlands Jeugd Instituut (NJI), licht het succes toe: “De goede resultaten binnen deze branche komen vooral omdat ze werken met duidelijk omschreven behandelingen. Deze zijn goed te vertalen naar online-protocollen. Niet alle ziektebeelden lenen zich voor onlinehulp maar psychologische hulp online bij angsten, depressies en verslavingsproblemen wordt bijvoorbeeld al vergoed door de verzekeraar.”
Anoniem
Binnen de jeugdzorg onderscheidt hij grofweg twee groepen die onlinehulp krijgen. De eerste groep zijn mensen die anoniem hulp zoeken, via de kindertelefoon of een van de andere vele websites. De tweede – verreweg de grootste – groep betreft gezinnen die ook reguliere hulpverlening ontvangen. Niels: “De tendens binnen de jeugdzorg is dat ze online tools inzetten bij bestaande hulpverlening. Cliënten kunnen dossiers inzien, vragenlijsten invullen en krijgen via digitale middelen eenvoudiger contact met
de hulpverlener.” De ervaringen van beide groepen cliënten tot nu toe zijn positief. Ze vinden het contact net zo gewoon als face-to-face en vooral bij jongeren sluit onlinehulp aan bij hun belevingswereld. “Door de tussenkomst van een beeldscherm wordt het schaamtegevoel bij een cliënt minder en is hij meer open. Tevens moet een professional meer vragen stellen om te achterhalen wat de werkelijke situatie is. Dit maakt de hulpverlening puurder en de cliënt komt zoveel meer in zijn recht”, meent Niels. Veel organisaties starten nu allerlei initiatieven online. Het NJI wil organisaties stimuleren om bij elkaar aan te sluiten. Een goed voorbeeld hiervan is het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). “Het CJG heeft geprobeerd online-hulpverlening te ontwikkelen maar de animo bleef laag. Zij zochten aansluiting bij OudersOnline, omdat deze website een goede vraagbaakfunctie heeft en over een groot forum beschikt.” Niels: “Op het forum zie je dat Mama22 of PapaBear anoniem vragen stellen. Mensen voelen zich heel vrij, maar het is lastig om onderzoek te doen. Of de hulp echt gewerkt heeft, weten we dus niet.”
tevreden zijn, maar de behandelingen minder vaak af maken. “Dit is vooral bij anonieme hulpverlening lastig. Ook al is de cliënt tevreden dan nog kan hij ineens zonder melding niet meer terugkomen. De hulpverlener weet dan niet of de hulp voldoende was. Ook weet de hulpverlener vaak niet of de cliënt nog een andere vorm van hulp krijgt.” Het belangrijkste probleem is dat vaak onvoldoende is uitgewerkt hoe hulpverleners om moeten gaan met crisissituaties. Als er tijdens een
chatsessie een aankondiging van suïcide wordt gedaan, dan is vaak niet bekend welke stappen ze kunnen zetten. “Juridisch is hierbij vaak geen verschil met de reguliere aanpak van crisisgevallen, maar het digitale karakter maakt het zetten van deze stappen minder makkelijk.”
Gamification
De ontwikkelingen binnen de digitale hulpverlening gaan volop door. Als voorbeeld noemt Niels mobiele
Knelpunt
Hier benoemt de deskundige direct de keerzijde van online-hulpverlening. De resultaten tot nu toe zijn bemoedigend, maar er is een aantal knelpunten. Binnen de GGZ is inmiddels onderzoek gedaan naar langdurige onlinebehandeling. Een van de bevindingen daarbij is dat cliënten
e-health. “Denk hierbij aan sensoren op een telefoon of een app. Er zijn al veel populaire moodapps met smileys en dergelijke.” Een andere ontwikkeling is ‘gamification’. “Werkzame elementen uit games worden vertaald naar hulpverlening. Ontwikkelaars zijn actief om games te maken waarin het hulpaanbod in spelvorm wordt gegoten. Via een game kan een cliënt bijvoorbeeld zichzelf veel makkelijker trainen om om te gaan met zijn angsten.”
FOTO: sa k e r i jpk em a
De digitale hulpverlening kent een stormachtige groei. De gemeente Amsterdam wil dan ook dat de jeugdzorg hier meer gebruik van gaat maken. Maar is onlinehulp inderdaad het wondermiddel? Wat zijn de ervaringen tot nu toe? En, welke aandachtspunten zijn er? Een gesprek met drs. Niels Zwikker, gespecialiseerd in online-hulpverlening.
Niels Zwikker: “Cliënten zijn tevreden, maar maken de behandelingen minder vaak af.”
5
THEMA:
digitale hulpverlening
Door: milli gerritsen
Kindertelefoon, de moeder aller chatdiensten “Kinderen vinden chatten prettiger dan bellen”, zegt Erik Ott, manager Kindertelefoon Amsterdam en Flevoland. “De drempel ligt veel lager.” Milli Gerritsen nam een kijkje.
S
anne Voogt zit achter de computer. Ze werkt sinds een half jaar als vrijwilligster bij de Kindertelefoon. Zij chat twee keer per week. “Ik word gepest en ik weet niet wat ik moet doen”, chat ‘anoniempje.’ “Wat vind je daarvan?”, vraagt Sanne. “Wat zou je eraan kunnen doen dat het pesten ophoudt?” “Open vragen stellen is
belangrijk”, vertelt Sanne. “Zo kunnen de kinderen zelf een oplossing zoeken. Vaak weten ze die wel, maar ze hebben hulp nodig bij het zoeken van de goede oplossing. Daarom vraag je hoe het kind er zelf over denkt.”
altijd vol”, zegt Sanne. “We chatten namelijk met 24 tot 30 vrijwilligers per dag, verspreid over heel Nederland. Hier in Amsterdam zitten we met twee of drie vrijwilligers. Zodra een chatter ‘online’ komt, klik ik die aan zodat ik kan chatten. Een chat duurt meestal Pionieren niet langer dan dertig minuten, maar “We begonnen in 2003 met chatten”, het is aan het kind om het gesprek te vertelt Erik. “Niemand deed dat toen. beëindigen.” Wij waren zelfs de eerste in Europa. “Een groot deel van de chats zijn seriWe zijn gaan pionieren en werden zo euze gesprekken”, gaat Sanne verder. een beetje ‘de moeder aller chatdien“Maar ik heb ook wel eens een gesprek sten’.” Kinderen chatten via de website. dat niet serieus is. Dat merk ik vrijwel Ze klikken daar op een button en kometeen. De chatter is dan bijvoorbeeld men zo in een wachtrij van maximaal heel open, terwijl een serieuze chattien kinderen. “Die wachtrij is lang niet ter zichzelf niet meteen blootgeeft.
Ook merk ik het aan de combinatie van de leeftijd die een chatter opgeeft en de manier van praten. Nu chat ik bijvoorbeeld met een meisje dat zegt dat ze zestien is, maar haar spreektaal is die van een jonger iemand. Haar vragen komen ook niet overeen met elkaar. Alle gesprekken behandel ik wel serieus. Ik kan het namelijk nooit zeker weten of iemand een grapje uithaalt.” Het is soms lastig vast te stellen met wie je chat, beaamt Erik. “We kunnen wel een indicatie maken of uit hun gesprekken herleiden hoe oud ze zijn. Vertelt iemand dat hij in de tweede klas van de middelbare school zit, dan kan je schatten op iemand
van veertien jaar. Maar er zit ook vaak ongein tussen omdat kinderen gewoon nieuwsgierig zijn.”
Direct contact
“Soms krijgen we aanwijzingen dat direct contact nodig is”, zegt Sanne. “Ik heb het zelf nog nooit meegemaakt, maar het gebeurt wel eens dat een kind bang is zijn anonimiteit op te geven. Dan kunnen we niets doen. Gelukkig lukt het meestal wel contact te leggen. We bellen dan eerst het kind en vervolgens leggen we contact met bijvoorbeeld de jeugdzorg in de buurt waar het kind woont.” Meer informatie: www.kindertelefoon.nl
Door: florence tonk
‘Eigenlijk geef ik een training online-weerbaarheid’ “Dat moet je dus niet doen. Geen foto van jezelf in bikini op internet zetten.” Veel jongeren met een licht verstandelijke beperking zijn dol op hun smartphone en op hun leven online. Maar hoe bewaken zij hun grenzen op facebook en twitter? Hoe maak je hen weerbaar op de social media? MEE Amstel en Zaan heeft voor hen een speciale training. ngrid de Ruiter is coördinator cursussen en groepen bij MEE. Zij zette een training ‘social media’ op, speciaal voor jongeren met lvb. De training is kort en praktisch: drie bijeenkomsten voor de jongeren zelf, en een met de ouders of begeleiders erbij. “Dat laatste is belangrijk”, zegt De Ruiter. “Wat jongeren doen en meemaken online moet thuis een gespreksonderwerp zijn. De kracht zit ’m ook in het herhalen. Dus net zoals je vraagt wat iemand die dag op school heeft gedaan, kan een ouder of begeleider vragen naar wat ze die dag op facebook hebben gedaan.”
Grenzen
Grenzen bewaken is een belangrijk thema voor jongeren met lvb. En gevaren loeren ook online. “Eigenlijk geeft ik een training in online-weerbaarheid”, zegt De Ruiter. “Soms zien ze het gevaar echt niet en dan moet je net wat directiever zijn. Dan zeg je bijvoorbeeld: ‘Dat moet je dus niet doen. Geen foto van jezelf in bikini op internet zetten.’ Toch benadrukken we juist ook de leuke kanten van social media, we willen niet alleen maar met het vingertje wijzen.” De Ruiter vindt het opvallend dat de
jongeren vaak al veel weten: “De jongeren weten bijvoorbeeld al hoe ze hun facebookpagina kunnen beveiligen. Alleen handelen ze er niet altijd naar. Of ze doen stoer: ‘Het maakt mij niet uit wie mijn foto’s kan zien!’ Dat maakt dus wel iets uit, leg ik dan uit.” De training is heel praktisch. De jongeren doen ter plekke oefeningen. Dit kan omdat er acht splinternieuwe laptops aanwezig zijn, een prijs die MEE won met het concept van deze training in een ‘social contest’ van Hewlett Packard. MEE doet meer pilots met trainingen social media. Trainers en hulpverleners delen hun ervaringen en op die manier kunnen deze methodes en draaiboeken bijdragen aan structureel nieuw aanbod.
FOTO: sake rijpke ma
I
Aansluiten
Social media en internet zijn niet altijd eenvoudig voor deze jongeren. Betekent dit dan ook dat digitale hulpverlening niet aan deze groep is besteed? De Ruiter: “Ik denk dat het per persoon verschilt. Lezen en schrijven is niet altijd even makkelijk voor deze groep. Sommigen vinden het fijn om met een hulpverlener te mailen. Er is dan wat
Ingrid de Ruiter: “Wat jongeren doen en meemaken online moet thuis een gespreksonderwerp zijn.” afstand, de lichaamstaal ontbreekt, er is weinig dat hen kan afleiden. We willen soms cliënten te veel in bepaalde categorieën stoppen, terwijl je onder-
ling ook veel variatie ziet. Ik denk dat het goed is als je meerdere middelen kunt aanbieden: wat past bij deze persoon en deze vraag?”
In april start weer een training. Meer informatie: www.meeaz.nl, 020-512 72 72 of
[email protected]
Door: florence tonk
‘Digitale hulp moet toegevoegde waarde hebben’ “Bij een multiprobleemgezin met acht kinderen die een portiek terroriseren is het de vraag of digitale hulpverlening gaat werken.” Dat stelt Jacko van der Meulen, directeur bij Altra. “Kijk eerst waar het wel en waar het niet werkt.”
A
ltra volgt de ontwikkelingen op gebied van ICT en hulpverlening op de voet. “We hebben ons er de laatste tijd veel in verdiept,” zegt Van der Meulen, “onder andere door te kijken wat collega-organisaties elders
in het land doen. Wat werkt er bij hen wel en wat werkt er niet? Zo keken we bijvoorbeeld naar TripiO; Opvoedings Ondersteuning Online volgens de uitgangspunten van TripleP. Helaas blijkt daarbij dat veel ouders niet methodetrouw zijn als zij gebruik maken van digitale hulpverlening. Vaak loggen ze al na twee weken niet meer in op het systeem.” En daarmee komt Van der Meulen aan zijn punt. Investeren in digitale hulpverlening kost veel geld. Daarom is het belangrijk dat er ‘practice based’-oplossingen komen die daadwerkelijk bijdragen aan het verbeteren
van de hulpverlening. Oplossingen die ook daadwerkelijk voor cliënten van toegevoegde waarde zijn.
Kleine pilot
Van der Meulen: “In de praktijk zien we dat er veel energie uitgaat naar de vraag welke systemen men wil en hoe deze er uit moeten zien. Wij willen eerst eens goed kijken wat de behoefte is van de doelgroepen met wie wij werken. Vervolgens willen we weten welke bestaande systemen daar het beste bij passen. Dan testen we dat eerst in een kleine pilot, zodat we zeker weten dat het goed aansluit bij
6
onze klanten en hulpverleners. Het liefst werken we hierbij samen met andere jeugdhulpaanbieders, want samen staan we sterk. Laten we vooral niet allemaal voor onszelf het ‘app-je’ uitvinden.”
Discipline en motivatie
“Voordat die pilots hebben plaats gevonden, is Altra voorzichtig met grote investeringen in digitale hulpverlening,” gaat Van der Meulen verder. Dat komt ook omdat Altra veel multiprobleemgezinnen begeleidt. “Dan gaat het om gezinnen met veelal een matige taalbeheersing en zonder
computer in huis. Je kunt je afvragen of cliënten die vaak niet eens de post openmaken, wel de discipline en motivatie zullen hebben voor digitale hulpverlening. En bij een multi probleemgezin met acht kinderen die een portiek terroriseren is het ook de vraag of digitale hulpverlening gaat werken.” Dat wil niet zeggen dat Altra digitale hulpverlening afwijst, benadrukt van der Meulen. “Juist niet, er zijn veel kansen en mogelijkheden met reeds bestaande toepassingen. Zoals Blogboek. Voor ouders met gewone opvoedvragen, valt op gebied van digitale hulpverlening veel te winnen.”
THEMA:
digitale hulpverlening
Door: Martin Gerritsen
‘Met de computer krijg je geen ruzie’ “Gewoon”, antwoordt de tienjarige Noa op de vraag hoe ze het vindt om een therapie op de computer te volgen. Het is voor haar inderdaad net zo gewoon als een computerspelletje. Maar in dit geval gaat het om ‘Doepressie’, een onlinecursus voor depressieve adolescenten. Een gesprek met Noa en klinisch psycholoog en psychotherapeut Johan van Dijk. “Persoonlijk contact blijft nodig.”
B
ehendig klikt Noa door het programma. Tot ze komt bij het overzicht van de activiteiten waardoor ze zich beter voelt. Voetballen? Ze kijkt een beetje verwijtend naar Johan. Ze heeft niets met voetbal. “Volleybal en buiten spelen. Dat zijn dingen waar ik me beter van voel.” Johan legt uit dat hij de antwoorden voor de demonstratie heeft aangepast om de privacy van Noa te beschermen.
Finetuning
Noa startte een half jaar geleden met ‘Doepressie’, maar de eerste vijf bijeenkomsten waren nog ‘face to face’. Vervolgens begon ze met het onlineprogramma. Ze maakt nu elke week opdrachten thuis, maar heeft ook nog gesprekken met Johan. “Persoonlijk contact blijft nodig”, legt Van Dijk uit. “Online mis je de ‘finetuning’. We hebben veel contact via e-mail, maar de grote slagen maken we toch in het ‘face tot face’-contact.” Belangrijk voordeel van de onlinehulp is dat patiënten veel meer contactmomenten hebben, dat ze in hun eigen tijd en hun eigen tempo aan de opdrachten kunnen werken en dat ze geen reiskosten hoeven te maken. De regie ligt bij de patiënt. Deze bepaalt zelf wanneer hij of zij de oefeningen doet. Noa weet nog een voordeel: “Eerlijk gezegd vind ik het ook fijner. Ik kan mijn gevoel makkelijker opschrijven dan dat ik het bij Johan onder woorden moet brengen. Ik schrijf gewoon makkelijker. En als ik schrijf, denk ik er ook niet bij na dat Johan het straks leest. Als ik dat zou doen, zou het niet helpen.”
Snel klikt Noa door het programma heen. “Kijk, hier leggen ze eerst uit wat een depressie is. Daarna lees je wat je kunt doen om je beter te voelen. Bij ‘Meten is weten’ moet je je stemming een cijfer geven, maar je hebt er ook oefeningen. Kijk, hier heb je uitspraken die mij kunnen helpen om me beter te voelen. Ik moet ze naar het vakje ‘helpt mij wel’ of ‘helpt mij niet’ slepen. Wat helpt mij om een activiteit te doen die ik leuk vind? Geen smoes verzinnen? Tijd voor vrijmaken? Met iemand afspreken?” “Ik doe de opdrachten meestal ’s avonds aan de keukentafel als mijn kleine zusje naar bed is. Dan is het wat rustiger in huis. Dan kan ik er lekker voor zitten. Het lijkt misschien een beetje op huiswerk, maar het is wel leuk huiswerk want ik voel me er beter door. Het helpt me, omdat ik gewoon over mijn gevoel kan praten. Dat kan thuis niet altijd. Dan krijg ik soms ruzie. Met de computer krijg je geen ruzie.”
F OTO: sake rijp kema
Oefeningen
Noa bekijkt samen met Johan van Dijk de opdrachten in Doepressie: “Ik doe de opdrachten meestal ’s avonds aan de keukentafel als mijn kleine zusje naar bed is.”
Evidenced based
Martine Duurkoop, manager bij de divisie Gezondheidszorg van de Bascule, zit in de projectgroep e-health, waarin verschillende academische kinderpsychiatrische centra samenwerken bij het ontwikkelen van online-hulpvormen. Op dit moment houden ze zich vooral bezig met een behandelprotocol voor online-interventies
7
voor angst en depressie. In beide gevallen gaat het om een blended vorm, dat wil zeggen een combinatie van online-hulp en persoonlijk contact. De interventies zijn gebaseerd op evidenced based-programma’s. Maar of de blended-varianten net zo effectief zijn moet door middel van wetenschappelijk onderzoek vastgesteld worden.
THEMA:
digitale hulpverlening Door: martin gerritsen
Ingeborg Wispelwey, Jeugd Maatschappelijk Werker bij Spirit
Lekker gekookt. #knap De social media hebben in de hulpverlening een duidelijke meerwaarde, meent Jeugd Maatschappelijk Werker Ingeborg Wispelwey. “Je kunt er echte interventies mee plegen.”
FOTO: sake rijpkema
“I
DE CLIENT
Intensieve aanpak
Mohammed, 17 jaar, cliënt van Ingeborg Wispelwey
Door: martin gerritsen
‘Ik zet nooit wat over jeugdzorg op de ping’ “Ik kom net van school. In Noord. Daar doe ik een opleiding voor Groenvoorziening. Dat is best wel moeilijk, want ik moet veel dingen uit m’n hoofd kennen. Gelukkig hebben we veel praktijk. Zoals vandaag. Vandaag ben ik wezen snoeien.” “Mijn telefoon heb ik altijd bij me. Een Blackberry 8250. Ik doe er van alles mee. Facebook, twitter, whats’app, msn en natuurlijk spelletjes. Pingen doe ik het meest. Ik heb zo’n negentig mensen in mijn pinglijst. Dat zijn alleen echte vrienden. Andere mensen whats’app ik. Dat is een op een. Mensen van instanties zet ik al helemaal niet in mijn lijst. Zeker niet. Als ik te laat voor school ben, ping ik Ingeborg wel eens met de vraag of zij het wil doorgeven. Ik heb niet zoveel op met instanties. We hebben thuis al zo veel hulpverleners gehad. Wat heb je er aan? Ze moeten acht uur aan je besteden, zitten op de bank en kijken op hun horloge of die acht uur voorbij zijn. Echt, zo denk ik erover. Ik moet niets van ze hebben.”
Zo’n vrouw
“Ingeborg is anders. Zij is er wel echt voor ons. Ik weet nog dat ze voor het eerst bij ons thuis kwam.
k heb een Blackberry. Klaarblijkelijk een 8250, want ik heb dezelfde als Mohammed. Ik gebruik hem overal voor. Voor bellen natuurlijk, maar ook voor twitter, facebook, pingen, yammer en e-mail. Sommige zaken hou ik goed gescheiden. Zo is facebook voor mij privé. Ik heb wel een paar collega’s als ‘vriend’, maar die zie ik ook buiten het werk. Twitter gebruik ik weer voor mijn werk. Zo volg ik collega’s bij bijvoorbeeld Spirit, Bureau Jeugdzorg en de politie. Maar ook Mohammed en zijn moeder.” “Met twitter reageer ik vooral op collega’s. Zaken die gezinnen aangaan, regel ik met whats’app of per telefoon. Maar soms twitter ik bewust over het gezin. Zo heb ik wel eens getwitterd dat de moeder lekker heeft gekookt met de hashtag ‘knap’. Op die manier geef ik positieve feedback. Toen de magnetron was ontploft, heb ik via twitter gevraagd of iemand nog een magnetron over had. Zo kwamen we aan een tweedehands magnetron.” “Ik overleg altijd wel met het gezin als ik iets over hen op twitter zet. Daar ben ik heel transparant in. Daarom vind ik het ook goed dat ze zien dat ik contacten heb met politie en justitie. Zeker in Nieuw-West waar cliënten het contact tussen hulpverlener en politie niet altijd vertrouwen. Door alles open en eerlijk te doen, maak ik het werken eenvoudiger. ‘Je weet dat ik ‘vrienden’ bij de politie heb.’ Aan de andere kant zal ik zaken als overlast nooit via twitter melden. Dat doe ik met een privébericht.”
Twee jaar geleden. Zat er ineens zo’n vrouw. Ze kwam voor m’n moeder. Ze komt nu drie keer per week bij ons. Ze helpt mijn moeder ook. Ze is er echt voor ons. Dat zie je. Haar vertrouw ik ook. Ze is de enige van de jeugdzorg met wie ik ping.” “Maar ik zet nooit wat over jeugdzorg op de ping. De andere mensen in mijn lijst hoeven niet te weten dat ik met jeugdzorg en de politie heb te maken. Dat houd ik voor me. Alleen die keer dat ik medewerkers van Spirit een training sociale media gaf … Daarvan heb ik een foto op twitter gezet. Daar was ik ook trots op. Ik vond het ook niet moeilijk. Ik weet wel hoe je met zo’n telefoon moet spelen.”
Foto
“Soms gaat het wel eens mis. Ik had een foto op ping gezet en kreeg gelijk van m’n moeder te horen dat die foto weg moest. Over die foto zwijg ik. Het was inderdaad niet slim om die naar alle mensen in de lijst te sturen. Ingeborg heeft ’m ook gezien. Ik heb hem er toen ook afgehaald. Je weet nooit wat ze met zo’n foto doen. Komt-ie ineens terecht in mijn dossier. Dat wil ik niet.”
8
“In feite ben ik geen reguliere Jeugd Maatschappelijk Werker. Ik werk namelijk voor 34 uur en alleen in dit gezin. Het gaat om een alleenstaande moeder met tien kinderen van wie er nog vijf thuis wonen. Ze hebben al heel lang begeleiding van verschillende instanties, maar er zat te weinig progressie in. Vandaar dat is gekozen voor een intensieve aanpak, waarbij ik de moeder ondersteun in haar opvoedingstaken. Ik kom drie keer per week op huisbezoek en voer de regie over alle betrokken hulpverleners. Het gaat dus om een hele intensieve inzet van hulp, soms tot stofzuigen aan toe.”
Interventie “Sociale media hebben een duidelijke meerwaarde in het contact met cliënten. Als ik bijvoorbeeld lees dat Mohammed een weekend in Nieuw-West is, dan ping ik hem een foto van de Esso. Dat is een beruchte hangplek daar. Als ik die foto ping, weet hij dat ik hem volg. Ik werk sowieso veel met beelden bij Mohammed. Dan begrijpt hij in een oogopslag wat ik bedoel. Ik heb een heel assortiment plaatjes. Dus niet alleen van de Esso, maar bijvoorbeeld ook van een agent die voor een celdeur staat. Maar ik heb ook plaatjes met de tekst ‘Ik ben trots op jou’. Op die manier pleeg je met de sociale media echt interventies. Natuurlijk ben ik op die manier ook wel eens buiten werktijd met het gezin bezig, maar ik heb ook geen negen-tot-vijfbaan. In feite hoort het bij deze baan dat ik een gezin intensief volg. Maar op vakantie gaat de telefoon uit.”