KOOL BLOCH GAVAMI ADVOCATEN
6 oktober | 2009
Lezing door Manuel Bloch over de zaak Demjanjuk aan de Universiteit van Amsterdam Een korte geschiedenis van de zaak John (Ivan) Demjanjuk Amerika In de jaren zeventig van de vorige eeuw start de Amerikaanse overheid een onderzoek naar personen die in de jaren veertig en vijftig vanuit Europa naar Amerika waren geëmigreerd en die aldaar onder valse voorwendselen een verblijfsvergunning en (later) de Amerikaanse nationaliteit hadden verworven. Er wordt in dat onderzoek mede gebruik gemaakt van informatie afkomstig vanuit de toenmalige Sovjet‐Unie. Die informatie betreft mede lijsten met namen van Wachmänner die in dienst van de SS in de diverse door de Russen bevrijdde concentratie‐ en vernietigingskampen hadden gewerkt, ook wel Trawniki genoemd, naar het SS‐opleidingskamp in de plaats Trawniki (in het district Lublin in het toenmalige Generalgouvernement). Maar ook wordt gebruik gemaakt van afgelegde verklaringen ten tijde van het immigratieverzoek. Zoals de verklaringen van Ivan Demjanjuk in de periode 1948‐1951 te Duitsland afgelegd tegenover de Amerikaanse autoriteiten: te 3 maart 1948 verklaart hij in de periode april 1937‐1943 in Sobibor‐Chelm, Polen, te hebben gewoond; te 22 oktober 1950 verklaart hij van 1936 tot september 1943 als zelfstandig boer in Sobibor, Polen, te hebben gewerkt; te 27 december 1951 verklaart hij van 1934 tot 1943 in Sobibor, Polen, te hebben gewoond. Het noemen van de plaatsnaam Sobibor had in de genoemde periode wegens grote onbekendheid met de Aktion Reinhard kampen nog geen belemmerende werking op de toelating van immigranten tot Amerika. In de jaren zeventig daarentegen was de wereld bekend geworden met de Nazi‐misdrijven in de vernietigingskampen Sobibor, Treblinka en Belzec. En zo start vanuit Amerika vanaf de jaren zeventig een tweeledig juridisch onderzoek tegen Demjanjuk. Ten eerste een bestuursrechtelijk denaturalisatie onderzoek wegens het foutief invullen van immigratieformulieren. Indien Demjanjuk hierop had vermeld dat hij als Wachmann in een vernietigingskamp had dienst gedaan was hij nimmer tot Amerika toegelaten. Ten tweede een daaruit voortvloeiend voorbereidend strafrechtelijk onderzoek naar de betrokkenheid van Demjanjuk bij de misdrijven door de Nazi’s te Sobibor begaan. Tijdens het Amerikaanse vooronderzoek gebeurt er iets vreemds. Terwijl de Amerikaanse onderzoekers menen dat Demjanjuk vermoedelijk een Trawniki Wachmann te Sobibor was, herkennen verscheidene getuigen (overlevenden uit vernietigingskamp Treblinka) in de foto’s van Demjanjuk Ivan de Verschrikkelijke uit Treblinka, een kampbewaarder met een gruwelijke conduitestaat. De Amerikaanse bestuursrechter (United States District Court, Northern District of Ohio) komt te 23 juni 1981 tot de denaturalisatie van Demjanjuk. Volgens de ‘District Court’ is gebleken dat Demjanjuk bij zijn visumaanvraag niet de waarheid heeft verklaard. Demjanjuk wordt te 27 februari 1986 naar Israel uitgeleverd teneinde daar voor misdrijven te Treblinka begaan terecht te staan (de aanklacht aldaar dateert van 16 februari 1987). Israël Na een langdurig proces dat wereldwijd grote aandacht genereert, wordt Demjanjuk door de Jerusalem District Court te 25 juni 1988 ter dood veroordeeld. Door de rechters wordt grote bewijsrechtelijke waarde toegekend aan de herkenning van Demjanjuk door een aantal slachtoffers. In de appèlfase komen nieuwe (archief)stukken in het geding die zich voorheen niet in het strafdossier bevonden. Zoals de verklaringen van Trawniki Wachmänner uit Treblinka die stellen dat Ivan Marchenko Ivan de Verschrikkelijke was en genoemde Marchenko, niet zijnde Demjanjuk, van de foto herkennen. Maar ook historische documenten waaruit de loop van Demjanjuk in de oorlogsjaren goed afgeleid kan worden en waaruit zou blijken dat Demjanjuk in 1943 niet te Treblinka is geweest (zie hierna). En dus wordt Demjanjuk door de Israeli Supreme Court te 29 juli 1993 vrijgesproken nu niet ‘beyond reasonable doubt’ kan worden vastgesteld dat hij Ivan de Verschrikkelijke uit Treblinka was. Alhoewel de Israeli Supreme Court dit niet zo stelt zou geconcludeerd kunnen worden dat de getuigen die circa veertig jaar na dato Demjanjuk meenden te herkennen als Ivan de Verschrikkelijke er naast zaten. (Wagenaar heeft in ‘De herkenning van Iwan’ uitgelegd op welke punten hij van oordeel is dat tijdens die confrontaties kunstfouten zijn gemaakt). Een verzoek van het Israëlische Openbaar Ministerie om Demjanjuk dan in verband met zijn activiteiten te Sobibor te mogen vervolgen, wordt door de Israeli Supreme Court om meerdere redenen van de hand gewezen. Een van die redenen is dat Amerika Demjanjuk slechts voor misdrijven in Treblinka begaan had uitgeleverd (het specialiteitsbeginsel in uitleveringszaken). Maar ook opportuniteitsredenen spelen een rol. Na een procedure die jaren heeft geduurd vindt het hoogste Israëlische rechtscollege een nieuwe procedure onwenselijk. “The matter is closed – but not complete”, aldus de Israeli Supreme Court in de slotoverweging van het arrest van 29 juli 1993.
1
KOOL BLOCH GAVAMI ADVOCATEN
6 oktober | 2009
Lezing door Manuel Bloch over de zaak Demjanjuk aan de Universiteit van Amsterdam Amerika En dus wordt Demjanjuk teruggeleverd naar Amerika, zijn denaturalisatie aldaar (te 20 februari 1998) ongedaan gemaakt, en een nieuwe denaturalisatie procedure gestart, nu in verband met de betrokkenheid van Demjanjuk bij misdrijven in 1943 begaan te Sobibor. Dit leidt tot de hernieuwde denaturalisatie van Demjanjuk te 21 februari 2002 en zijn uitlevering naar Duitsland te 2009, alwaar het inhoudelijke proces tegen hem naar verwachting 30 november aanstaande zal starten. De huidige strafzaak tegen Demjanjuk te München De hierna volgende opmerkingen over het aanstaande proces tegen Demjanjuk worden door mij op afstand gemaakt. Ik ben geen deskundige op het gebied van het Duitse strafrecht en beschik ook niet over het strafdossier. Terughoudendheid is dus op zijn plaats. Ook omdat de uitkomst van grote processen als deze zich in de regel moeilijk laat voorspellen. Dat gezegd hebbende kunnen toch, op afstand, enige interessante punten in deze zaak worden aangestipt. De (Nederlandse) Nebenkläger Het Nederlandse WvSv is niet bekend met de positie van het slachtoffer (of diens nabestaande(n)) als mede‐aanklager in de rechtszaal. Wel kennen wij het slachtoffer als getuige, als benadeelde partij en sinds kort ook als procespartij met spreekrecht. De positie van slachtoffer als mede‐aanklager gaat aanmerkelijk verder. Zo mag de mede‐aanklager (al dan niet bij monde van zijn raadsman) getuigen oproepen en ondervragen. En de mede‐aanklager mag ook een straf eisen. Een mooi voorbeeld daarvan is het pleidooi dat Jules Schelvis uitsprak te Hagen in het tweede proces tegen Karl Frenzl (SS’er te Sobibor) te 1985, waarbij hij om een levenslange gevangenisstraf vroeg (en kreeg). Ne bis in idem De verdediging van Demjanjuk schijnt met een beroep op het ‘ne bis in idem’ beginsel te willen bepleiten dat Demjanjuk al eerder voor dezelfde feiten heeft terecht gestaan, namelijk te Israël in de periode 1987‐1993. Aanvaarding van dit verweer zou moeten leiden tot niet‐ ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te München. Nu Demjanjuk echter te Israël terecht stond voor feiten begaan te Treblinka, en niet te Sobibor, lijkt dit verweer op het eerste gezicht weinig kans van slagen te maken. De Israëli Supreme Court heeft, zoals hiervoor al is genoemd, een daartoe strekkend verzoek van het Israëlische Openbaar Ministerie tot vervolging van Demjanjuk terzake zijn aanwezigheid te Sobibor afgewezen. Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat de vervolging te Israël slechts feiten te Treblinka begaan betrof (en niet Sobibor). Wel moet worden opgemerkt dat de Israeli Supreme Court te 18 augustus 1993 in een op het oog wat tegenstrijdige overweging ook het ‘ne bis in idem’ beginsel noemt, maar de vraag is of de Duitse rechter gebonden is aan de Israëlische (onduidelijke) interpretatie van dit beginsel. De tekst van §51 Strafgezetzbuch lijkt in een andere richting te wijzen. Aanklacht: Beihilfe zum Mord Demjanjuk staat te München als voormalig Oekraïener in Duitse SS‐dienst naar Duits strafrecht terecht voor medeplichtigheid bij moord in de periode maart‐juli 1943 op Pools (Generalgouvernement) grondgebied. In die periode arriveerden tussen 30 maart 1943 en 20 juli 1943 vijftien treinen uit Westerbork met daarin 29.579 (waaruit een getal van minstens 27.900 wordt gedestilleerd) vooral Nederlandse maar ook Duitse (1939) Joden. De reden dat juist deze transporten in de aanklacht staan vermeld, terwijl in die periode nog andere transporten uit andere landen in Sobibor arriveerden, heeft te maken met de in Westerbork bewaard gebleven documentatie betreffende de in totaal 19 transporten naar Sobibor. En deze documentatie is naar de mening van het Staatsanwaltschaft te München van belang voor de bewijsvoering. Demjanjuk wordt, zoals gezegd, Beihilfe zum Mord tenlastegelegd. Deze tenlastelegging is niet ongebruikelijk bij de vervolging in Duitsland van een lagere in (SS‐)rang (lager dan Trawniki Wachmann bestond niet) in een concentratie‐ dan wel vernietigingskamp. De huidige aanklacht is in de lijn van eerdere soortgelijke vervolgingen waarbij het lagere (SS‐)kamppersoneel indien er geen Excesstaten waren begaan (blijven binnen de opdracht, geen eigen initiatief maar slechts uitvoerder van bevelen) medeplichtigheid werd tenlastegelegd. De zwaardere kwalificatie (Mit)Täterschaft wordt bij strafvervolgingen in Duitsland grof gezegd (want in de praktijk is de lijn tussen (mede)plegen en medeplichtigheid niet altijd eenvoudig te trekken) voorbehouden voor de planners (Hitler, Himmler, Heydrich, Wirth,
2
KOOL BLOCH GAVAMI ADVOCATEN
6 oktober | 2009
Lezing door Manuel Bloch over de zaak Demjanjuk aan de Universiteit van Amsterdam Globocnik (SSPF District Lublin, Generalgouvernement)) en hogere uitvoerders (Stangl, Wagner, Frenzl) van de Holocaust, alsmede voor diegenen die in individuele gevallen op eigen initiatief en buiten de hun gegeven opdracht mensen eigenhandig hebben omgebracht. De voormalige directeur (en Oberstaatsanwalt) van de Zentrale Stelle te Ludwigsburg, Adalbert Rückerl, merkt nog op dat er voor Duitse rechters ook rechtspolitieke redenen waren om te komen tot een veroordeling terzake Beihilfe. In geval van een veroordeling voor Täterschaft was de rechter namelijk in beginsel verplicht een levenslange gevangenisstraf op te leggen. De bewijsconstructie De bewijsconstructie in deze zaak, zoals die door het Openbaar Ministerie te München wordt bepleit, is vanuit strafprocessueel perspectief zeer interessant. Die is namelijk in belangrijke mate gefundeerd op schriftelijke stukken afkomstig uit diverse archieven in diverse landen (in Europa). De zaak kent verder, en dat mag anno 2009 niet verbazen, geen nog in leven zijnde ooggetuigen die specifiek over de rol van Demjanjuk te Sobibor kunnen verklaren. Schriftelijke stukken De Trawniki Dienstausweis van Demjanjuk speelt al vanaf de jaren zeventig een belangrijke rol in de tegen hem lopende rechtszaken. Hierop staat onder meer zijn naam, geboortedatum, foto en Trawniki registratienummer 1393, alsmede een litteken op de rug (dit litteken is ook in deze procedure waargenomen door een medisch deskundige). En nog belangrijker: dat hij als Trawniki op 27 maart 1943 abkommandiert werd naar Sobibor. Demjanjuk heeft steeds beweerd dat dit document niet authentiek is. Het zou door de KGB zijn vervalst. Deze stelling is tot op heden door geen enkel daarover oordelend rechtscollege te Amerika of Israël overgenomen. Uit de eerder genoemde stukken (Trawniki Dienstausweis, transportlijsten, dienstroosters, bewijzen van wapenoverhandiging, personeelsformulieren en stukken betreffende disciplinaire maatregelen) afkomstig uit archiefonderzoek kan het volgende worden afgeleid omtrent de verblijfplaatsen van Demjanjuk in de periode 1942‐1944 (zie Houwink ten Cate en Judge Matia): 19 juli 1942 – 22 september 1942: SS‐opleidingskamp Trawniki; 22 september 1942 – 18 januari 1943: landgoed Okszow; 18 januari 1943 – eind maart 1943: Lublin‐Majdanek; 26 maart 1943 – 1 oktober 1943: Sobibor; 8 oktober 1943 – medio december 1944: Flossenbürg. Als we kijken naar de overplaatsingslijst van 26 maart 1943 van SS‐opleidingskamp Trawniki naar Sonderkommando Sobibor zien we daarop onder meer het volgende: Met nummer 30 staat op die lijst I. Demjanjuk, geboren 3 april 1920, registratienummer 1393. Met nummer 22 staat op die lijst I. Danilchenko, geboren 26 april 1923, registratienummer 1016. Met nummer 33 staat op die lijst A. Nagorny, geboren 20 december 1918, registratienummer 1428. Met nummer 17 staat op die lijst I. Iwtschenko, geboren 16 juni 1912, registratienummer onduidelijk. En zo ontstaat uit al de hiervoor genoemde documenten een duidelijk verhaal. Dat Demjanjuk bijvoorbeeld omstreeks 20 januari 1943 disciplinair was gestraft wegens het zonder permissie verlaten van concentratiekamp Lublin‐Majdanek. Dat Demjanjuk bijvoorbeeld te 3 oktober 1944 bunkerdienst had in concentratiekamp Flossenbürg. Danilchenko De getuige Danilchenko verklaart (2 maart 1949, 7 maart 1949 en 21 november 1979) samen met Demjanjuk te Sobibor, Flossenburg en Regensburg als Wachmann dienst te hebben gedaan. Volgens de onderzoeksjournaliste Gitta Sereny (in: The Healing Wound) is Danilchenko in 1985 overleden. Danilchenko verklaart dat hij gezien heeft dat Demjanjuk mensen richting de gaskamer heeft gedreven. Hij verklaart dat alle Wachmänner te Sobibor zich met deze activiteit bezig hielden. Bij de verklaringen van Danilchenko valt nog meer op. Zo verklaart hij dat hij en Demjanjuk tot omstreeks maart of april 1944 te Sobibor dienst hebben gedaan. Maar dit is onmogelijk, nu vernietigingskamp Sobibor kort na de opstand van 14 oktober 1943 door de Nazi’s met de grond is gelijk gemaakt. En zo verklaart hij in de ene verklaring tegelijk met Demjanjuk te Sobibor aangekomen te zijn (de overplaatsingslijst van 26 maart 1943 wijst ook in deze richting), terwijl hij in een andere verklaring stelt dat Demjanjuk al te Sobibor werkte toe hij daar arriveerde. De zittingsrechter te München zal dienen te beoordelen in hoeverre de verklaringen van Danilchenko betrouwbaar zijn (en mitsdien bruikbaar zijn voor het bewijs).
3
KOOL BLOCH GAVAMI ADVOCATEN
6 oktober | 2009
Lezing door Manuel Bloch over de zaak Demjanjuk aan de Universiteit van Amsterdam Los van de betrouwbaarheid speelt de ‘technische’ bruikbaarheid voor het bewijs, nu Danilchenko niet kan worden ondervraagd. Het ondervragingsrecht ex artikel 6 EVRM is een elementair recht van de verdediging in strafzaken. Maar deze getuige, de enige die kan verklaren over de aanwezigheid van Demjanjuk te Sobibor, is al lang geleden overleden. Kunnen zijn verklaringen dan toch voor het bewijs (van Beihilfe zum Mord) worden gebruikt? Vaste jurisprudentie van het EHRM in bewijskwesties zoals de onderhavige is dat bewijsmiddelen die ‘incompleet’ zijn (een niet gehoorde getuige) niet per definitie van het bewijs worden uitgesloten. Kernvraag is of dit bewijsmiddel voldoende wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen (in casu onder andere alle schriftelijke bescheiden betreffende Demjanjuk en Danilchenko). En of de bewijsconstructie in zijn geheel (EHRM: ‘as a whole’), alle bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, ‘fair’ is in de zin van artikel 6 EVRM. Het belang van de verklaringen van Danilchenko is volgens mij vooral gelegen in het feit dat deze Demjanjuk in Sobibor plaatsen, en dat deze verklaringen hierin niet op zichzelf staan, maar worden ondersteund door ander (schriftelijk) bewijsmateriaal. De inconsistenties in zijn verklaringen lijken niet van dien aard te zijn, dat daarmee zijn verklaringen in zijn geheel onbruikbaar worden. Maar nogmaals: het is aan de Duitse rechter om zich over de betrouwbaarheid en de bruikbaarheid van de bewijsmiddelen uit te laten. Ook de zich in het dossier bevindende verklaringen van de getuigen Nagorny en Ivchenko spelen in ondersteunende zin een rol. (Nagorny 22 september 2008 en 23 maart 2009: heeft Demjanjuk te Flossenbürg leren kennen. Ivchenko 18 september 1979: Demjanjuk was een Trawniki Wachmann). Bewezenverklaring en kwalificatie Is dan nog van belang wat Demjanjuk te Sobibor precies gedaan heeft, of is alleen al zijn aantoonbare aanwezigheid aldaar voldoende voor een bewezenverklaring en veroordeling terzake Beihilfe zum Mord ? Volgens het Openbaar Ministerie te München is het antwoord op deze vraag tweeledig. Ten eerste wordt bepleit dat alle Trawniki zich te Sobibor (en Belzec en Treblinka) met alle hiervoor genoemde activiteiten (wachtlopen, uitladen treinen, opjagen naar de gaskamers, neerschieten van mensen die zich gedurende dit proces verzetten) bezig hielden. Ten tweede (subsidiair) wordt bepleit dat ook indien Demjanjuk ‘slechts’ zou hebben deelgenomen aan de externe bewaking van het kamp, dit nog altijd tot een bewezenverklaring van Beihilfe zum Mord zou dienen te leiden. De vraag is of er tegen deze redenering heel veel is in te brengen. Strafuitsluitingsgronden In bijna ieder Duits proces terzake misdrijven begaan in concentratie‐ en vernietigingskampen wordt door verdachten (bijna altijd tevergeefs) een beroep gedaan op de strafuitsluitingsgronden Befehlsnotstand, Putativ Notstand en Handeln auf Befehl (§47 Militärstrafgesetzbuch). Ik bespreek hier vooral de Befehlsnotstand. Kern van het beroep op een Befehlsnotstand is dat de verdachte stelt dat hij niet anders kon dan gehoor geven aan het hem gegeven bevel. Zoniet, dan zou hem de doodstraf of plaatsing in een concentratiekamp staan te wachten. Er is in al die jaren, ondanks uitgebreid onderzoek, geen enkel geval bekend geworden waarin inderdaad op bevelsweigering een zware straf (doodstraf, plaatsing concentratiekamp) volgde. Wel zijn sommige verdachten tijdens processen terzake misdrijven begaan in concentratie‐ en vernietigingskampen, meestal SS’ers in een lagere rang, vrijgesproken op de strafuitsluitingsgrond Putativ Notstand, te vergelijken met de Nederlandse strafuitsluitingsgrond putatief overmacht. Putatief betekent ingebeeld. De inbeelding van deze verdachten was dat indien zij zich zouden onttrekken aan de hen gegeven opdracht dit zware sancties tot gevolg zou hebben. Indien deze verdachten zich verder niet aan Excesstaten hadden bezondigd (lees: binnen de hun gegeven opdracht waren gebleven), en konden aantonen dat zij zich (zonder succes) hadden ingezet een andere functie buiten een concentratie‐ of vernietigingskamp te verkrijgen, werd nog wel eens afgezien van straf op de voornoemde grond. Overigens zou de verdediging van Demjanjuk hier nog kunnen stellen dat de mogelijkheid tot overplaatsing naar bijvoorbeeld het oostfront een Trawniki Wachmann niet gegeven was. Daar staat tegenover dat het Staatsanwaltschaft te München, daartoe ondersteund door de deskundige Dieter Pohl, stelt dat ongeveer eenderde van de in Trawniki opgeleide Wachmänner deserteerde, en dat dus die mogelijkheid voor Demjanjuk wel openstond. Verklaringen Demjanjuk Dit brengt mij bij een volgend punt, namelijk de verklaringen van Demjanjuk zelf.
4
KOOL BLOCH GAVAMI ADVOCATEN
6 oktober | 2009
Lezing door Manuel Bloch over de zaak Demjanjuk aan de Universiteit van Amsterdam Een beroep op een van de hiervoor genoemde strafuitsluitingsgronden lijkt slechts kans van slagen te maken indien een verdachte toegeeft dat hij op de plaats delict was (maar stelt dat hij niet anders kon dan de hem gegeven opdracht opvolgen). En daarover openheid van zaken verschaft. Demjanjuk heeft echter altijd ontkend als Wachmann in een concentratie‐ of vernietigingskamp gewerkt te hebben. Een geslaagd beroep op een strafuitsluitingsgrond lijkt daarmee een moeilijk verhaal te worden. Over de genoemde ontkenning van Demjanjuk is nog wel het een en ander op te merken. In de loop der jaren heeft Demjanjuk te Amerika en Israël vele verklaringen afgelegd. Maar het begint allemaal bij zijn hiervoor al genoemde aanvragen om afgifte van een ‘Immigration Visa’ waarin hij: te 3 maart 1948 verklaart dat hij in de periode april 1937‐1943 in Sobibor‐Chelm, Polen, heeft gewoond; te 22 oktober 1950 verklaart dat hij van 1936 tot september 1943 als zelfstandig boer in Sobibor, Polen, had gewerkt; te 27 december 1951 verklaart dat hij van 1934 tot 1943 in Sobibor, Polen, had gewoond. Op 20 april 1978 verklaart Demjanjuk hierover tegenover de Amerikaanse autoriteiten dat de persoon die de formulieren invulde met de naam Sobibor op de proppen kwam. Op 20 februari 1980 verklaart Demjanjuk tegenover de Amerikaanse autoriteiten op de vraag waarom hij de periode 1937‐1943 heeft genoemd, dat een andere ‘displaced person’ hem deze naam had voorgesteld. En op 7 februari 1984 verklaart Demjanjuk tegenover de Amerikaanse autoriteiten dat hij de plaatsnaam Sobibor zelfstandig zonder vreemde hulp op een landkaart had gevonden. Het wisselen van verklaringen op deze wijze zal in het algemeen, het behoeft geen betoog, door strafrechters kritisch worden bekeken. Stellingen Stelling I: Demjanjuk heeft thans de pech dat hij er in een eerder stadium van verdacht werd Ivan de Verschrikkelijke uit Treblinka te zijn geweest. Zonder de vervolging in die zaak zou hij thans waarschijnlijk niet terecht staan. Stelling II: Demjanjuk heeft geluk gehad. Indien hij te 1986 niet was uitgeleverd naar Israël, dan was hij waarschijnlijk naar de toenmalige Sovjet‐Unie uitgeleverd. Zulks geschiedde in dezelfde periode met Trawniki Wachmann Federenko (Wachmann in Treblinka), die aldaar te 1987 ter dood werd veroordeeld en geëxecuteerd. Stelling III: In het verleden zijn relatief ‘kleine vissen’ zoals Demjanjuk in het westen ten onrechte niet vervolgd of, indien zij wel werden vervolgd, vrijgesproken. Zo kwam het Landgericht Bonn te 23 juli 1965 in het proces terzake vernietigingskamp Chelmno tot het oordeel dat aan drie verdachten, deel uitmakende van de Wachmannschaft aldaar, als letzte Glieder der Befehlskette, geen straf diende te worden opgelegd. Trawniki (Gruppen en Zug)Wachmann Franz Swidersky daarentegen werd in 1971 te Düsseldorf tot zeven jaar gevangenisstraf veroordeeld terzake Beihilfe zum Mord in Arbeitslager Treblinka. Het betreft hier de enige mij bekende zaak tegen een Trawniki Wachmann in het westen. Stelling IV: Uit de zaken Malloth, Scheungraber en Boere blijkt dat de Duitse justitie ten onrechte oude en zieke verdachten vervolgt. Zie de levenslange gevangenisstraf in de zaak Anton Malloth (Bundesgerichtshof 21 februari 2002). Deze verdachte stond op 89‐jarige leeftijd terecht (te München). Als Wachhabender en Aufseher werd hij veroordeeld voor twee moorden begaan in de Gestapo‐gevangenis Kleine Festung, gelegen bij concentratiekamp Theresienstadt. Overigens werd in deze zaak voor het bewijs (na 58 jaar) mede gebruik gemaakt van meerdere ooggetuigen, waaronder een getuige met een fotografisch geheugen. Zie de levenslange gevangenisstraf in de zaak tegen Josef Scheungraber (Landgericht München II augustus 2009). Deze verdachte werd op 90‐jarige leeftijd veroordeeld voor tienvoudige moord. Zie de voor november aanstaande te Duitsland gepland staande rechtszaak tegen de 88‐jarige Heinrich Boere terzake drievoudige moord (te Nederland). Bij deze drie zaken valt de leeftijd op van deze verdachte cq. veroordeelden. Allen werden dan wel worden als Verhandlungsfähig beschouwd, zelfs indien zij (zoals Malloth) ernstig ziek zijn. Bronnen: 1. Wolfgang Benz und Barbara Distel, Der Ort des Terrors, Geschichte der nationalsozialistischen Konzentrationslager, Band 8, München 2008
5
KOOL BLOCH GAVAMI ADVOCATEN
6 oktober | 2009
Lezing door Manuel Bloch over de zaak Demjanjuk aan de Universiteit van Amsterdam 2. 3. 4. 5. 6. 7.
8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34.
35. 36. 37.
Peter Black, Die Trawniki‐Männer und die “Aktion Reinhardt”, in: Aktion Reinhardt, Der Völkermord an den Juden im Generalgouvernement 1941‐1944, Herausgegeben von Bogdan Musial, Osnabrück 2004 Thomas Blatt, From the ashes of Sobibor, Evanston Illinois 1997 Bundesgerichtshof 1 StR 538/01 Urteil vom 21. Februar 2002 (LG München I) Elie Cohen, De 19 treinen naar Sobibor, Amsterdam 1979 District Court of Jerusalem, Criminal Case (Jerusalem) 373/86, The State of Israel vs. Ivan (John) Demjanjuk, 18 April 1988 The Demjanjuk case, Factual and legal details, Jerusalem 28 July 1993 http://www.mfa.gov.il/MFA/Anti‐ semitism%20and%20the%20Holocaust/Documents%20and%20communiques/THE%20DEMJANJUK%20CASE‐ %20FACTUAL%20AND%20LEGAL%20DETAILS%20‐%2028 Dov Freiberg, To survive Sobibor, Jerusalem 1988 Kerstin Freudiger, Die juristische Aufarbeitung von NS‐Verbrechen, Tübingen 2002 Johannes Houwink ten Cate, De werkzaamheden van Wachmann Iwan Demjanjuk (1940‐1952), 19 januari 2009 Informatiebureau van het Nederlandsche Roode Kruis, Sobibor, Den Haag 1947 Barbara Just‐Dahlman und Helmut Just, Die Gehilfen: NS‐Verbrechen und die Justiz nach 1945, Frankfurt am Main 1988 Konstantin Kuchenbauer, Die Zentrale Stelle der Landesjustizverwaltungen und die Verfolgung nationalsozialistischer Verbrechen, Neue Juristische Wochenschrift 1‐2/2009, p. 14 e.v. Asher Landau, The Demjanjuk appeal, Jerusalem 29 July 1993 http://www.mfa.gov.il/MFA/Anti‐ Semitism%20and%20the%20Holocaust/Documents%20and%20communiques/THE%20DEMJANJUK%20APPEAL‐ %20SUMMARY%20BY%20ASHER%20FELIX%20LANDA Landgericht Düsseldorf 15.10.1971, 8 Ks 4/70, Lfd. Nr. 761 Dick de Mildt, In the name of the people: Perpretators of genocide in the reflection of their post‐war prosecution in West Germany, Den Haag 1996 Ingo Müller, Furchtbare Juristen, Die unbewältigte Vergangenheit unserer Justiz, München 1989 The Nizkor Project, Operation Reinhard: Ukrainian & Russian Wachmans – Sobibor, http://www.nizkor.org/ftp.cgi/people/d/danilchenko.ignat.t Miriam Novich, Sobibor, Martyrdom and Revolt, New York 1980 Adalbert Rückerl, NS‐Verbrechen vor Gericht, Versuch einer Vergangenheitsbewältigung, Heidelberg 1982 Adalbert Rückerl, NS‐Vernichtungslager im Spiegel deutscher Strafprozesse, Belzec, Sobibor, Treblinka, Chelmno, München 1977 Adalbert Rückerl, Die Strafverfolgung von NS‐Verbrechen 1945‐1978, Eine Dokumentation, Heidelberg 1979 Jules Schelvis, Binnen de poorten, Een verslag van twee jaar Duitse vernietigings‐ en concentratiekampen, Amsterdam 2007 Jules Schelvis, Pleidooi 22 augustus 1985 uitgesproken voor het Landgericht Hagen in de strafzaak tegen Karl Frenzl Jules Schelvis, Vernietigingskamp Sobibor, Amsterdam 2004 Tom Segev, ‘Der Fall ist abgeschlossen, aber unvollendet’, Der Prozess gegen John Demjanjuk in Jerusalem, Bulletin des Fritz Bauer Instituts, Herbst 2009 Gitta Sereny, De duisternis tegemoet, Bekentenissen van Franz Stangl, Commandant van Treblinka, Utrecht 2001 Gitta Sereny, The case of John Demjanjuk, in: The healing wound, Experiences and refelections on Germany 1938‐2001, New York 2001, p. 309‐357 Yoram Sheftel, Showtrial, The conspiracy to convict John Demjanjuk as ‘Ivan the Terrible’, London 1995 Stanislaw Smajzner, Extracts from the tragedy of a jewish teenager, http://www.holocaustresearchproject.org/ar/sobibor/smajzner.html Supreme Court Criminal Appeal 347/88, 1375‐25, Ivan (John) Demjanjuk v. The State of Israel Verdict, Jerusalem July 1993 Tom Teicholz, The trial of Iwan the Terrible, State of Israel vs. John Demjanjuk, New York 1990 United States District Court 21 February 2002, Northern District of Ohio, Eastern Division, Judge Matia, Findings of Fact, http://www.usdoj.gov/opa/finding_of_fact.pdf Unofficial summary of decision, Decision of Israel Supreme Court on petition concerning John (Ivan) Demjanjuk, 18 August 1993 http://www.mfa.gov.il/MFA/Government/Law/Legal%20Issues%20and%20Rulings/ISRAEL%20SUPREME%20COURT%20DECISION %20ON%20DEMJANUK%20PETITION Willem Wagenaar, Het herkennen van Iwan, De identificatie van de dader door ooggetuigen van een misdrijf, Lisse 1989 Willem Wagenaar, De verschrikkelijke twijfel over John Demjanjuk, NRC Handelsblad 13 april 1991 Irmtrud Wojak, Fritz Bauer, 1903‐1968, Eine Biographie, München 2009
6