Uitgave van KNMG en VvAA, onder redactie van Medisch Contact
Komt een Pakistaan bij de dokter Diagnosticeren in het museum Een dermatoloog met een drankprobleem
1
februari 2011
Colofon
februari 2011 nummer 1
Hoe overbrug je een cultuurverschil?
Redactie: Ben Crul, Evert Pronk, Joost Visser, hoofdredactie Cathri van de Haar, Kees Klaver, Lieke de Kwant, Chris Linssen, eindredactie Bibian Harmsen, vormgeving en beeldredactie Eva Nyst, Simone Paauw, Shannon Plaxton, webredactie Sophie Broersen, Robert Crommentuyn, Heleen Croonen, Henk Maassen, journalisten Mirjan van Beuge, Sandra van Kooten, Monique Tieleman, Anneke Wintraaken, secretariaat
8
Straks, als je dokter bent, is 20 procent van je patiënten allochtoon. Dat betekent dat je moet kunnen omgaan met taalproblemen en cultuurverschillen. Marion Vlemminx, Fleur van den Heijkant, Charlotte Kruydenberg, Nalini Radhakishun en Rens Teeuwen
Aan dit nummer werkten verder mee: Manon Eikens, Annette van Ginkel, Alice Hamersma Fleur van den Heijkant, Charlotte Kruydenberg, Hans van Maanen, Marloes de Moor, Laura Navarro, Naomi Querido, Nalini Radhakishun, Rens Teeuwen, Linda van Tilburg, Marion Vlemminx Redactieraad: Janneke Bins, Wendelien van der Gaag, Robin de Groot, Judith Hanemaayer, Louise Konijn, Charlotte Kruydenberg, Alexandra de Rotte, Mink Schinkelshoek, Joyce Struik, Tom Witteveen (studenten), Stephanie Gerke Meijsen, Selma Jacobs, Maaike Wijnen (VvAA), Sander Hofman, Sophie Querido (KNMG) Redactieadres: Mercatorlaan 1200, postbus 20052, 3502 LB Utrecht. tel: 030 2823 384 E-mail:
[email protected]; www. artsinspe.nl Druk: Senefelder Misset; oplage 17.000 Uitgever: Elsevier Gezondheidszorg, onderdeel van Reed Business Advertentieverkoop: Ad-Jan Bos, 020 5159 772,
[email protected]; Marcel de Roode, 020 5159 768, marcel.de.roode@ reedbusiness.nl ISSN: 1871-3181 Jaargang: 7 De redactie is onafhankelijk en werkt op basis van het redactiestatuut van Medisch Contact. De artikelen die worden afgesloten met de logo’s van de KNMG, het studentenplatform en VvAA verschijnen onder directe verantwoordelijkheid van hun besturen. Het is niet toegestaan om, zonder voorafgaande toestemming van de redactie, gepubliceerde artikelen of gedeelten daarvan over te nemen, te (doen) publiceren of anderszins openbaar te maken of te verveelvoudigen. Arts in Spe thuis ontvangen? Kijk op www. artsinspe.nl en word gratis studentlid van de KNMG.
cover: Claudia Otten met dank aan Rens Zonneveld en Tarik Nazir
Grensoverschrijdend studeren
Een peer-reviewed mijnenveld
De mogelijkheden om een deel van je opleiding in het buitenland te volgen, zijn flink verruimd. Maar hoe nuttig is het eigenlijk om een halfjaartje in Spanje, drie maanden in Egypte of een paar weken in Sudan te studeren? Marloes de Moor
is een verraderlijk mijnenveld. Zonder goede gids is er geen doorkomen aan. Gelukkig zijn er ook manieren om te voorkomen dat je op het verkeerde been wordt gezet. Hans van Maanen
12
Dokteren in het museum
16
Kijken naar kunst scherpt je blik. En dat helpt je weer bij het diagnosticeren. Dat is het idee achter kunst-kijk-cursussen waar studenten oefenen in het kijken – niet naar een patiënt, maar naar een schilderij. Sophie Broersen
Doelgericht vak met analytische uitdagingen
20 Wat kno populair maakt, is de breedte
in zowel behandelingen als patiënten. Amandelen verwijderen bij kinderen, huidtumoren weg halen, tot operaties in het hoofd-halsgebied. En regelmatig moet je met spoed naar de ic. Naomi Querido
4 Arts in Spe februari 2011
24 De medisch-wetenschappelijke literatuur
‘Ik, een keurige mevrouw, een dokter, verslaafd?’
28 Maar liefst één op de tien dokters heeft een alcoholprobleem. Een dermatoloog n.p. vertelt hoe het misging, hoe ze weer opkrabbelde, terugviel en uiteindelijk na ruim twintig verslaafde jaren hulp vond. Linda van Tilburg
Future Leaders Health op reis!
31
Tien Nederlandse geneeskundestudenten zijn afgereisd naar Tanzania om te gaan samenwerken met tien Tanzaniaanse studenten. Het Future Leaders Health-programma is nu echt van start gegaan. Annette van Ginkel
34
Rubrieken Hoofdredactioneel
6
Kort kort kort
6
Agenda
7
Zoekplaatje
10
Leukste bijbaan
11
Column
15
Weg
33
Kwik
12
39
36 ‘Ik kende de horrorverhalen’
34 In hun eerste jaar doen veel studenten de verpleegstage. Vaak is dat een indrukwekkende ervaring, zoals voor Eva die in een verpleeghuis terechtkwam: ‘Wow, sommige mensen kunnen best weinig!’ Shannon Plaxton
16 24
Koch: ‘Met fantasie kun je een uitvinding doen’
36 Van Jiskefet-maker Herman Koch ver-
31 28
scheen onlangs het tweede boek. Over een dokter die een moord pleegt. Arts in Spe ging er met Koch over praten. Heleen Croonen
Een ‘vergeten’ biopt
38 Een chirurg verwijst een patiënt met
buikklachten naar de internist. Deze verricht een coloscopie waarbij een biopt wordt genomen. Het gaat mis als de bevindingen niet aan alle betrokkenen worden doorgegeven. Alice Hamersma en Manon Eikens:
20
Arts in Spe februari 2011 5
ort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-k
hoofdredactioneel
Goed kijken loont
Student medeverantwoordelijk voor kwaliteitszorg
Het grote gevaar van al het onderzoek dat artsen aanvragen, is dat ze vergeten om eerst zelf eens goed te kijken en te luisteren. Neem daarom vooral geen voorbeeld aan wat ik te veel ervaren artsen helaas regelmatig zie doen: nauwelijks verder kijken dan hun beeldscherm, het papiertje met labuitslagen of de status. Dan mis je de essentiële informatie die je door de patiënt zelf op een presenteerblaadje krijgt aangereikt. Niet (aan)kijken of luisteren vind ik overigens ook knap onbeschoft, maar dat terzijde. Vanaf het eerste moment dat je de patiënt in het vizier krijgt, is het al opletten geblazen. Uiterlijk, opstaan, loop, omgeving, begeleiding et cetera. Dat heb ik altijd de gein van ons vak gevonden: de diagnostische puzzel met een paar simpele, grote stukken snel op tafel proberen te krijgen om later creatief met de kleinere stukken het beeld te completeren. Niet drie puzzeldozen tegelijk leeggooien, maar eerst bewust observeren. Alsof je meedoet in de serie Crime Scene Investigation. Daar wordt ook goed rondgekeken en gecombineerd. Op vakantie in niet-westerse landen kijk ik vaak mijn ogen uit – een doktersafwijking en ongeneeslijk. Maar ook dichtbij huis zijn er mogelijkheden genoeg om goed te leren kijken, zoals ‘dokteren’ in het museum. Dit wordt beschreven in het verhaal van Sophie Broersen op pagina 16. En je hoeft er zelfs niet daadwerkelijk voor naar een museum; het kan ook van achter je laptop. Via Google Art. Met superhoge resolutie zijn zelfs topstukken te bestuderen. Als je dat als het ware met een patiënt zou doen, valt er veel te besparen op (duur) diagnostisch onderzoek. Dat is lonend voor de patiënt, de premiebetaler en minister Edith Schippers. Ben Crul, arts en hoofdredacteur
[email protected]
www.twitter.com/bencrulMC
Beautiful Biutiful ‘Hooguit een paar maanden’, zegt de dokter zonder ook maar een sprankje medeleven. Een crimineel met prostaatkanker. En met twee kinderen. En een ex-vrouw met een bipolaire stoornis. In Biutiful volgen we de laatste maanden van Uxbal, die door zijn paranormale gaven en zijn ziekte eerder in contact komt met de dood dan hem lief is. De relevantie van de tentamenvraag over koolstofmonoxide-intoxicatie wordt voor eens en altijd duidelijk. De relevantie van goed acteerwerk ook: onder deze film kom je niet uit. RH
6 Arts in Spe februari 2011
In het geneeskundecurriculum is momenteel te weinig aandacht voor de veiligheid van patiëntenzorg. Dit schrijft Anne-Martine Storm van Leeuwen naar aanleiding van een enquête van de Radboud Universiteit te Nijmegen. De studenten geneeskunde evalueerden een vak over kwaliteit in de gezondheidszorg. Volgens Storm van Leeuwen zijn begrippen als ‘patiëntveiligheid’ en ‘kwaliteit in de gezondheidszorg’ voor studenten relatief nieuw en is voor kwaliteitswaarborging betere kennis nodig van de complexiteit van het gezondheidszorgstelsel vandaag de dag. Hier ligt een taak voor de onderwijsinstellingen, aldus Storm van Leeuwen. RH
Beste coschap De Onderwijs- en Opleidingsregio (OOR) Utrecht heeft onlangs de beste coschappen gelauwerd. De vijf winnaars kregen een bos bloemen en een ingelijst certificaat. De vier winnaars voor de beste coschappen zijn het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein/Utrecht met het coschap interne geneeskunde 1, het Beatrixziekenhuis Gorinchem met het coschap neurologie, het Havenziekenhuis Rotterdam met het coschap interne geneeskunde 2, en Gelre ziekenhuizen in Apeldoorn met de SEH-stage chirurgie. ‘Een coschap moet je de mogelijkheid bieden zoveel mogelijk zelf te doen en te zien,’ zegt Paul Veenboer, zesdejaarsstudent geneeskunde aan de Universiteit Utrecht en voorzitter van de jury. ‘Maar dan wel met adequate begeleiding.’ Met deze criteria heeft de jury de evaluatieformulieren – die iedere coassistent na een coschap digitaal moet invullen – geanalyseerd en de winnaars bepaald. ‘De importantie van deze prijs is niet te onderschatten’, zegt Veenboer. ‘Winnaars worden opgenomen in de lokale Wall of Fame in het UMC-Utrecht, en het circuleert zeker onder coassistenten welke coschappen de beste zijn. De winnende opleiders waarderen het enorm.’ SPL
kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-
Langstudeerders betalen boete Ondanks het studentenprotest in Den Haag gaan de onderwijsbezuinigingen door. Staatssecretaris Halbe Zijlstra (Onderwijs) heeft 1 februari een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd. Op 21 januari hadden duizenden studenten zich op het Malieveld in Den Haag verzameld om te protesteren tegen de overheidsplannen. Als het aan Zijlstra ligt, betalen studenten die meer dan een jaar vertraging oplopen tijdens de bachelor- of masteropleiding vanaf het komende studiejaar 3000 euro extra collegegeld. Fleur van den Heijkant, voorzitter van het KNMG Studentenplatform, zegt dat het platform zeer teleurgesteld is. ‘Op veel faculteiten lopen studenten buiten hun schuld vertraging op door wachttijden voor coschappen. Als je dan nog een keer een toets niet haalt, heb je een boete te pakken.’ Het KNMG Studentenplatform vindt dat de regeling andere activiteiten ontmoedigt. ‘Het is jammer dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen studenten die studievertraging oplopen doordat ze aan de bar biertjes staan te drinken en studenten die bijvoorbeeld een jaar onderzoek doen aan een buitenlandse universiteit.’ In het voorstel van de staatssecretaris is er geen overgangsregeling voor studenten die al vertraging hebben opgelopen en wordt de wet in september 2011 voor iedereen ingevoerd. Een gesprek tussen staatssecretaris Zijlstra en vertegenwoordigers van studenten in het hoger onderwijs heeft niets opgeleverd. SPL
Arts in Spe op Facebook Nu Facebook zelfs de beurs gaat proberen te veroveren, kan Arts in Spe natuurlijk niet meer achterblijven. Vanaf… nu! kun je onze bloggers volgen, lees je over de nieuwste apps om je iPhone geneeskundig mee te verantwoorden en blijf je op de hoogte van nieuws dat jou als geneeskundestudent aangaat. Zie www. artsinspe.nl/facebook. RH
agenda
Wie wordt huisarts? Ben je wat ouder en sociaal bewogen, heb je een langdurige relatie en ouders zonder mastertitel? Trekken een lange opleiding, wetenschappelijk onderzoek en vrijwilligerswerk met ouderen je wat minder? En ben je als medicus een zeldzaamheid tussen je familie en vrienden? Als je in Canada zou wonen, dan was de kans groot dat je voor het huisartsenvak koos. Uit onderzoek onder 1542 geneeskundestudenten op acht van de zestien Canadese geneeskundeopleidingen blijken deze factoren bepalend te zijn bij de keuze voor het huisartsenvak. Het onderzoek werd half januari gepubliceerd in het blad van de Canadian Medical Association. Het werd uitgevoerd om bij een dalend Canadees artsenaantal al een selectie aan de poort onder geneeskundestudenten te kunnen uitvoeren. EN Bij dit bericht op www.artsinspe.nl vind je een link naar het onderzoek. http://www.cmaj.ca/cgi/content/full/183/1/E1
12 maart CONGRES: ‘Onsterfelijkheid’ staat centraal op het 21ste medisch interfacultair congres (MIC). KOSTEN: Nog niet bekend WAAR: Jaarbeurs Utrecht INFO: www.stichtingmic.nl
20 april WORKSHOP: Hoe maak je een wetenschappelijke poster en hoe bereid je je voor op de presentatie? KOSTEN: Coassistenten: 50 euro (KNMGleden), 75 euro (niet-leden) WAAR: Domus Medica INFO: www.artsinspe.nl/agenda
27 april CONGRES: Ziekten in een welvaartswereld, dat is het centrale thema van het vijftiende Maastricht Medical Students Research Conference. KOSTEN: 7,50 euro WAAR: Maastricht INFO: www.mmsrc.nl
TEDx zoekt studenten
7 juni CONGRES: Het internationale studentencongres ISCOMS staat in het teken van biomedisch onderzoek. KOSTEN: 10 - 40 euro WAAR: Groningen INFO: www.iscoms.nl
Op TEDxMaastricht, een Nederlandse versie van het vermaarde platform voor ideeën op het gebied van technologie, entertainment en design (TED) is ook plaats voor studenten. Studenten met originele innovatieve ideeën voor de zorg mogen deze op 4 april presenteren. Initiatiefnemer UMC St Radboud vraagt om voor deze student challenge voor 8 maart een filmpje (in het Engels) van maximaal 90 seconden op YouTube te zetten met de tag ‘tedxmaastricht’. De opdracht luidt: Show us your idea to fuel the next revolution in healthcare. Studenten kunnen ook toegang krijgen door zich op www.tedxmaastricht.nl uit te nodigen. Een selectie van zeer gemotiveerde studenten krijgt toegang. Daarnaast is het evenement te volgen door zelf een parallel evenement te organiseren waar TEDxMaastricht live online is te volgen. EJP
Tot 1 juli WEDSTRIJD: Leo Meijlerprijs voor de beste scriptie over geneesmiddelenveiligheid. KOSTEN: geen WAAR: n.v.t. INFO: www.artsinspe.nl/agenda
Kijk voor meer leuke en nuttige studentenactiviteiten op www.artsinspe.nl/agenda
Arts in Spe februari 2011 7
Hindernissen in de communicatie
Hoe overbrug
cultuur Als je straks dokter bent, is een van elke vijf patiënten een allochtoon. Je moet dan zorg gaan leveren aan mensen die uit een andere cultuur komen en een andere taal spreken. Marion Vlemminx, Fleur van den Heijkant, Charlotte Kruydenberg, Nalini Radhakishun en Rens Teeuwen
S
tel je voor, je bent arts en je zit in je spreekkamer. Je volgende patiënt zal zo binnenkomen. Er spelen allerlei vragen door je hoofd. Hoe oud zou hij zijn? Ziet hij er blij uit, of juist heel ziek? Is het de zoon van de bakker die bijna wekelijks langskomt? Nee, het is een oude Pakistaanse man. Er is nog geen enkel woord gesproken, maar min of meer onbewust vorm je een indruk van de patiënt die voor je staat. Je hoopt natuurlijk dat deze vriendelijk ogende man vloeiend Nederlands spreekt. Maar helaas, hij spreekt het nauwelijks.
Taalbarrière Het eerste obstakel is dus de taalbarrière. De Pakistaanse
Allochtone patiënten In 2010 telt Nederland ruim 16,5 miljoen inwoners. Van hen is 20,3 procent allochtoon; zij komen voornamelijk uit Turkije, Marokko, Suriname, de voormalige Nederlandse Antillen en Aruba (bron: CBS). Dit betekent dat ruwweg een op de vijf patiënten niet autochtoon is. Veel van hen vinden dat ze onvoldoende begrepen en gehoord worden door Nederlandse artsen, waardoor vertrouwensproblemen kunnen ontstaan. Het KNMG Studentenplatform zocht uit hoe jij als arts in spe de gevoelde afstand kunt verkleinen.
8 Arts in Spe februari 2011
man heeft geen bekende of een familielid meegenomen om te vertalen. Maar had hij dat wel gedaan dan weet je natuurlijk nog niet of alle informatie wel juist en volledig wordt overgedragen. Een letterlijke vertaling van een medische uitdrukking kan immers een totaal andere betekenis krijgen (‘U heeft een loopoor.’) Gelukkig kun je een door de overheid gefinancierde en onafhankelijke tolkentelefoon inschakelen, zoals Tolken- en Vertaalcentrum Nederland. Maar het kan ook anders! Neem Gulsah Can, derdejaarsgeneeskunde aan het VUmc. Ze spreekt vloeiend Turks en Nederlands en hielp als culturele tolk in de communicatie tussen Turkse patiënten en zorgverleners. Dit was een onderdeel van het project ‘externe zorgconsulenten’ van KWF Kankerbestrijding, Sint Lucas Andreas Ziekenhuis en PaceMaker. Gulsah werd gekoppeld aan Turkse patiënten met kanker en begeleidde hen aan het einde van hun leven. Uit onderzoek van PaceMaker blijkt dat therapietrouw onder allochtone patiënten beduidend slechter is. Ook Gulsah merkte dat: ‘Ik was gekoppeld aan een patiënt met het myelodysplastisch syndroom. In het ziekenhuis had hij uitleg gekregen over zijn medicatie, maar hij slikte de pillen alleen als hij pijn had. Dat herken ik wel uit de Turkse cultuur. Als je pijn hebt, koop je wat medicijnen bij de apotheek. Je neemt een aantal pillen in en als de pijn over is, stop je gewoon.’ Het begeleidingsproject heft volgens Gulsah een hoop barrières op tussen zorgverleners en allochtone patiënt: ‘Bij veel allochtonen is er niet alleen een taalbarrière, maar zijn er ook sociale
je een
verschil? beeld: Claudia Otten en culturele verschillen. Daarom zou een uitbreiding van dit project in andere ziekenhuizen een goede aanvulling zijn op de zorg voor allochtone patiënten.’
Culturele afstand Terug naar het consult met de Pakistaanse man. Je hebt inmiddels een tolk aan de lijn, maar je voelt nog een afstand. Eigenlijk begon dat al toen hij je weifelend een hand gaf en demonstratief achterover in de stoel ging zitten. Doe je iets fout? Staat de verschillende culturele achtergrond jullie vertrouwensrelatie in de weg? Wees je ervan bewust dat je jezelf ondanks je goede bedoelingen, toch op een niet gepaste manier kunt opstellen. Een allochtone patiënt kan dat als een gebrek aan respect ervaren. Bijvoorbeeld: een huisarts komt bij een moslim-
familie, maar vergeet bij binnenkomst zijn schoenen uit te doen. Dat kan als zeer onbeleefd worden ervaren. Ook het professioneel functioneren van een arts kan beïnvloed worden door onzekerheid over de gedragscodes en gebruiken van patiënten uit een andere cultuur. Een simpele oplossing is: vraag aan de patiënt wat er is! Of praat tijdens je coschap eens met een Marokkaanse vrouw die jou over haar cultuur wil vertellen. Daarmee kun je soms problemen voor zijn.
Specifieke ziekten Het consult begint nu echt. De man vertelt dat hij sinds enkele maanden erg moe en futloos is, en dat hij veel is afgevallen. Er schieten een paar veelvoorkomende diagnoses door je hoofd, zoals ijzertekort, diabetes of toch iets
Arts in Spe februari 2011 9
psychologisch. Bij het opstellen van de differentiaaldiagnose mag je zijn Pakistaanse komaf zeker niet vergeten omdat dit kan samenhangen met specifieke ziektes. Na doorvragen blijkt hij een halfjaar geleden nog voor familiebezoek in Pakistan te zijn geweest. Dit zet de DD ineens op z’n kop! Je gaat nu ook denken aan malaria, tbc of misschien wel aids?
Die stevige Surinaamse vrouw zal wel diabetes hebben
En er zijn meer van zulke voorbeelden. Neem het vaker voorkomen van sikkelcelanemie bij Surinamers. Of het vitamine-D-tekort bij gesluierde vrouwen. Daarnaast beïnvloedt de allochtone afkomst niet alleen welke ziektes er kunnen voorkomen, maar ook de wijze waarop deze zich kunnen presenteren. Uiteindelijk blijkt de Pakistaanse man ook chronische diarree te hebben en je controleert toch nog maar even zijn ontlasting. En wat bleek later: hij had een parasiet overgehouden aan zijn familiebezoek. Wat goed dat jij aan zijn Pakistaanse afkomst had gedacht!
Opleiding geneeskunde Van jou als arts in spe wordt veel gevraagd, en dat hoef je niet helemaal alleen te doen. Conform het Raamplan 2009 voor de artsopleiding behoort een toekomstig arts te zorgen voor een open en respectvolle communicatie en daarbij rekening te houden met mogelijke etnische achtergronden. Gulsah Can denkt echter dat de allochtone
Zoekplaatje Hoofdpijn en verkoudheid Bij een patiënte die klaagt over hoofdpijn en regelmatig terugkerende verkoudheidsklachten wordt een CT-scan gemaakt van de neusbijholten. Is hier sprake van: a. b. c. d.
osteoom papilloma inversum fibreuze dysplasie sinusitis frontalis
Het antwoord vind je op www.artsinspe.nl/zoekplaatje
10 Arts in Spe februari 2011
patiënt niet voldoende aan bod komt in het curriculum: ‘Aan de VU wordt nu slechts één week besteed aan de allochtone patiënt. Er wordt verteld over verschillende geloofsovertuigingen en gebruiken bij verschillende culturen. Maar het blijft oppervlakkig. De film Kleurrijke zorgpaden, gemaakt door het VUmc, toont vier allochtone patiënten en laat zien tegen welke knelpunten in de gezondheidszorg zij aanlopen. Geneeskundestudenten kunnen hier veel van leren.’
Individuele benadering Je kunt ook teveel kennis over allochtone patiënten hebben waardoor je in hokjes gaat denken. Bijvoorbeeld: die stevige Surinaamse vrouw: ze zal wel diabetes hebben. Maar misschien was ze vroeger wel topsporter en is ze nu uitgeschakeld door een vervelende blessure. Het is belangrijk om de kennis kritisch en overwogen toe te passen. En eigenlijk wordt bij het afleggen van de artseneed niet eens gesproken over een culture achtergrond. Uiteindelijk zal ook jij moeten streven naar de beste individuele zorg voor iedereen. Ongeacht de afkomst, cultuur, allochtoon of autochtoon.
Tips Met de toenemende diversiteit van de Nederlandse patiëntenpopulatie is het voor jou als arts in spe belangrijk om hiermee te leren omgaan. Er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden; lees het boek Een arts van de wereld van C. Seeleman. Hierin staat allerlei casuïstiek en wat het concreet voor een arts betekent om een allochtone patiënt in de spreekkamer te hebben. Bekijk de film van het VUmc Kleurrijke zorgpaden, raadpleeg internet, doe ervaring op in de praktijk en ga gewoon eens een gesprek aan met een allochtone patiënt of collega! Zo ontwikkel je de etnisch-sensitieve houding die essentieel is om de gevoelde afstand te verkleinen en de beste individuele Studentenplatform zorg te leveren.
leukste bijbaan
Ons bedrijf groeit nog steeds In een kantoortje in hartje Utrecht zit het bedrijf Auxilio van de geneeskundestudenten Mark Schneijderberg (24) en Bo Jan Noordman (24). Ze helpen huisx artsen die tijdelijke vervangers voor hun assistenten zoeken. Henk Maassen
Hoe zijn jullie op het idee gekomen? Mark: ‘Via een huisarts die op zoek was naar een vervangende assistent voor de vakantieperiode. Het leek ons een goed idee om geneeskundestudenten dat werk te laten doen. En het leek ons leuk om te leren wat er allemaal komt kijken bij het opzetten van een bedrijf. Je leert je tijd te managen en mensen aan te sturen. Daar heb je later als arts voordeel van.’ Bo Jan: ‘We hebben een brief gestuurd naar alle huisartsen in Utrecht, en we kenden al wat studenten die dit werk wel als bijbaan wilden doen. Verder hebben we een korte opleiding opgezet, samen met een huisarts. Inmiddels bedienen we alle steden met een geneeskundefaculteit. En we groeien nog steeds. Ook omdat we goedkoper zijn dan alle uitzendbureaus.’
Screenen jullie studenten? Mark: ‘Als we een aantal aanmeldingen hebben, gaat één van ons naar de betreffende faculteit. Daar doen we ’s morgens de sollici-
tatierondes.’ Bo Jan: ‘In de middag krijgt de hele groep instructie. Met veel nadruk op triage. Alle studenten die we hebben aangenomen, krijgen bovendien studiemateriaal mee.’
Zijn huisartsen altijd tevreden? Bo Jan: ‘Als ze iemand ongeschikt vinden, moeten ze ons dat direct laten weten. Dat is pas twee keer gebeurd.’ Mark: ‘Het is goed om vooraf te weten welke verwachtingen een huisarts heeft. Wil hij een student die de balie bemant, of wil hij iemand die ook labuitslagen kan bepalen en uitstrijkjes kan maken? In het laatste geval kiezen we voor studenten die bijna afgestudeerd zijn.’
Is het wel te doen naast de studie? Bo Jan: ‘We gaan gewoon wat minder naar de kroeg.’ Mark: ‘Nu we coschappen lopen, wordt het wel wat moeilijker. We zijn om half acht thuis en dat betekent dat we ’s avonds doorwerken tot een uur of elf. Daarom zoeken we iemand die voor ons de dagelijkse coördinatie gaat doen.’
Welk advies heb je voor studenten die willen ondernemen? Bo Jan: ‘Waag de sprong in het diepe. Je merkt vanzelf wel of je goed bezig bent.’ Mark: ‘Wij hadden wel een makkelijke startpositie. We hoefden geen investeringen te doen; we hadden alleen een zolderkamertje, een telefoon, een laptop en wat tijd nodig. Het werd al snel een succes, en met het verdiende geld konden we zaken wat professioneler aanpakken. We huren nu kantoorruimte en hebben een website.’
Sindsdien is het leuk verdienen? Mark, lachend: ‘Ja, het is een leuk bijbaantje.’ Bo Jan: ‘Het was en is niet onze intentie er rijk van te worden. Maar we kunnen onze studie er wel bijna van betalen.’
beeld: beeldredaktie, Olaf Hartong
Arts in Spe februari 2011 11
Grensoverschrijdend
studeren Diploma kun je beter in Nederland halen
In Italië trekt niemand zijn wenkbrauwen op als je ok-pakje zuurstokroze is. En in Spanje kan het zomaar gebeuren dat je in de lunchpauze een vers getapt biertje bij de paella krijgt. Geneeskundestudenten in het buitenland ondervinden hoezeer medische curricula van elkaar kunnen verschillen. Marloes de Moor
E
en halfjaartje Spanje, drie maanden Egypte of een paar weken Sudan. De gemiddelde geneeskundestudent draait zijn hand er niet voor om. Leerzame ervaringen, die andere culturen en onderwijssystemen dichterbij brengen. Maar die ook laten zien dat veel aspecten van de opleiding totaal anders georganiseerd zijn dan in Nederland. Sinds het Bologna-akkoord in 1999 waarbij de bachelormasterstructuur in Europa werd ingevoerd, moest het voor
Wie in het buitenland gaat studeren, loopt aan tegen andere medische curricula studenten mogelijk zijn overal in Europa hun opleiding te volgen. Het onderwijs moest overal vergelijkbaar zijn, zodat diploma’s in elk land geldig zouden zijn. De praktijk laat wat anders zien. Tradities, lesmethoden, selectiecriteria, studieopbouw, studieduur: ze verschillen sterk per land. Wie in het buitenland gaat studeren, zal aanlopen tegen andere medische curricula dan hij gewend is.
Maastrichtse systeem Robbert Duvivier, vijfdejaars geneeskunde aan de Univer-
12 Arts in Spe februari 2011
siteit Maastricht, liep stage in Spanje en Zuid-Sudan en verbleef zes weken in Saoedi-Arabië om daar het Maastrichtse onderwijsconcept te introduceren. ‘Jonge artsen zijn hier hard nodig. De nieuwe universiteit in Bukayriah wordt gesponsord door de Arabische bankiersfamilie Al-Rajhi. Dat juist voor het Maastrichtse systeem werd gekozen, is volgens Robbert niet zo vreemd. ‘Het is internationaal een veel geprezen en innovatief systeem. De Universiteit van Maastricht werkt al sinds de oprichting in 1974 met probleemgestuurd onderwijs en die methode spreekt de Saoedische studenten aan. Zij zijn er al mee bekend omdat Saoedische studenten sinds enkele jaren een beurs van de regering krijgen om in Nederland te gaan studeren.’ De methode houdt in dat studenten aan de hand van casussen dieper ingaan op medische problemen en die bediscussiëren. In Saoedi-Arabië kenden ze tot voor kort alleen klassikale lessen, waar een docent gerust acht uur achter elkaar praat en er nauwelijks ruimte was voor praktijkvoorbeelden en discussie.
Houseparty Robbert begeleidde de Arabische docenten bij deze nieuwe onderwijsmethode, die grotendeels werd aangepast aan de Arabische onderwijscultuur, waar studenten veelal een islamitische vooropleiding hebben. Daar moet de lesstof op aansluiten. Maar dat is niet in alle gevallen gelukt. Zo wekte een casus over jongeren die XTC gebruikten en uitdrogingsverschijnselen opliepen bij een houseparty nogal wat verwar-
Arts in Spe februari 2011 13
ring. Aan de hand van dit voorbeeld moesten studenten nadenken over de warmteregulatie van het menselijk lichaam. ‘Wat is XTC?’ vroegen zij zich af. En ook het verschijnsel ‘houseparty’ was hen niet bekend. ‘Uiteindelijk kozen we voor een casus waarin iemand zonder te drinken met te warme kleren aan gaat sporten’, vertelt Robbert. Hij kijkt met voldoening terug op de waardevolle ervaring in Saoedi-Arabië. En niet zozeer omdat het
‘Het komt regelmatig voor dat ik klusjes moet doen die mijn broertje van 12 ook kan’ hem een beter cv of meer kans op een baan oplevert. ‘Ik vind het leerzaam en boeiend om kennis te maken met andere gezondheidssystemen en andere culturen. En misschien wil ik ooit in het buitenland gaan werken.’
Anderhalf uur lunch In Malaga maakte hij kennis met het Spaanse onderwijssysteem. Met name de werksfeer in het ziekenhuis was van een heel andere orde dan die in Nederland. ‘We begonnen meestal wat later, mochten probleemloos eerder naar huis en de pauzes duurden lang. Vrijdagmiddag ging een rolluik dicht, werd een kleedje uitgerold in de onderzoekskamer en vervolgens kwamen er twee flessen wijn tevoorschijn uit het koelkastje waarin de vaccins werden bewaard. Het was het begin van een anderhalf uur durende lunch’, vertelt Robbert. ‘Tapbier en paella waren ook geen uitzondering. Werk en privé lopen meer in elkaar over, ervoer hij. ‘De mentaliteit is informeler. Artsen spraken we met de voornaam aan en “je” zeggen was van het begin af aan normaal. Ik ben dat anders gewend, maar ik vond het wel prettig.’
Betaalde coschappen Ook dichter bij huis, in Frankrijk, gaat het er anders aan toe. ‘Verschillen zitten hem vooral in de coschappen’, vertelt geneeskundestudent Maxim Moulin, die er studeert. ‘Die worden betaald in Frankrijk. Dat gaat in een oplopend systeem. Het vierde jaar krijgt de student 120 euro per maand, het vijfde jaar 200 en het zesde jaar 240.’ Julien Denis, ook student in Frankrijk, is niet zo blij met dit ogenschijnlijke voordeel: ‘Het komt regelmatig voor dat ik klusjes moet doen die mijn broertje van 12 ook kan: kopiëren, telefoontjes plegen. Ik zou liever zien dat ze voor het geld dat ze mij betalen een secretaresse inhuren of mij betere begeleiding aanbieden, zodat ik kan doen waarvoor ik gekomen ben: leren hoe ik met patiënten moet omgaan. De toelatingseisen zijn ook anders’, vertelt
14 Arts in Spe februari 2011
hij. ‘In principe kan iedereen beginnen aan de studie geneeskunde. Maar juich niet te vroeg: in het midden en aan het einde van de opleiding volgt een examen. Op grond daarvan wordt bepaald of je door mag naar het tweede jaar. Slechts een beperkt aantal studenten komt daarvoor in aanmerking. Aan het einde van het zesde jaar doe je nog een keer examen. De beste studenten mogen als eerste bepalen welke specialiteit zij willen gaan doen en in welk ziekenhuis.’
Verenigde Staten In de Verenigde Staten en Canada zijn het vooral de toelatingseisen en de studieopbouw die erg verschillen van de Nederlandse. Matthew Stull studeert geneeskunde in de Verenigde Staten. Om toegelaten te worden volgde hij eerst, zoals elke Amerikaanse student, een vierjarige bachelor. ‘Die bachelor kan van alles zijn: van biologie en psychologie tot kunstgeschiedenis, zolang je maar tien blokken in bètawetenschappen volgt en de Medical College Admissions Test (MCAT) met goed resultaat aflegt. Daarna volgen nog een selectieprocedure en enkele gesprekken.’ Als dat traject dan eindelijk doorlopen is, volgen studenten twee jaar lang basisvakken als anatomie en pathologie, waarna ze een examen (U.S.Medical Licensing Exam Step 1) doen, voordat ze verder mogen naar het klinische gedeelte van de studie. Voor het afstuderen volgt nog een tweede (USMLE Step 2) en na de opleiding in het ziekenhuis een derde examen (USMLE Step 3). Matthew zou graag in het buitenland willen werken, liefst in Canada: ‘Veel studenten willen dat. Maar het is ontzettend moeilijk om dokter in Canada te worden als je in een ander land hebt gestudeerd.’
Roze ok-pakje Wendelien van der Gaag, vijfdejaars geneeskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, hield zich via IFMSA (International Federation of Medical Student Associations) bezig met internationale medische onderwijssystemen. IFMSA biedt studenten de mogelijkheid naar het buitenland te gaan en daar een klinische stage of een onderzoeksstage te volgen. Als je geïnteresseerd bent in medisch onderwijs en het verbeteren hiervan, kun je je daar bij IFMSA op allerlei manieren actief mee bezig houden. Bijvoorbeeld via de werkgroep medisch onderwijs van IFMSA-NL (Nederlandse tak van IFMSA), het LMSO (Landelijk Medisch Studentenoverleg), het KNMG Studentenplatform of door in de jaarvertegenwoordiging of studentenraad te gaan. Volgens Wendelien is zo’n ervaring beslist de moeite waard: ‘Ik heb bij alle drie verschillende ervaringen gerelateerd aan medisch onderwijs kunnen opdoen. Dat was erg interessant!’ Ze was
niet alleen actief in deze commissies, maar liep ook stage in Egypte en deed keuzeonderzoek in Peru. Leerzame ervaringen die haar bewust maakten van de verschillen in medische curricula. ‘Een onderscheid is dat in Nederland meer de nadruk ligt op zelf betrokken zijn, het leren onderzoek te doen en discussiëren in kleine groepjes. In veel landen begint de studie nog wel met veel biomedische vakken, zoals biochemie, anatomie, fysiologie, terwijl die bij ons meestal geïntegreerd zijn in systeemvakken zoals circulatie, tractus digestivus et cetera. Aan de andere kant heb je in andere landen vaak al vanaf het derde jaar ochtenden in de kliniek en ‘s middags les, waardoor je vroeg in de opleiding klinische ervaring opdoet.’ Tijdens haar verblijf in Egypte ervoer ze dat examens vaak mondeling gaan en in Peru maakte ze kennis met studenten die in hun laatste jaar zeven dagen per week coschappen lopen.’Ook een simpel gegeven als uiterlijk blijkt een belangrijk verschil: in Peru, maar ook in veel andere landen zoals Italië, is het gebruikelijk om je eigen okpakje mee te nemen. Ze zijn er in de meest uiteenlopende kleuren. In Peru was dit echt een mode-item, studenten hadden ze in alle kleuren van de regenboog, een fleurig geheel in de tuin van het ziekenhuis als je ze langs zag lopen. Een Italiaanse die stage liep in Nederland, verscheen tot verbazing van het chirurgieteam in haar eigen roze pak’, vertelt Wendelien.
Diploma niet geldig
Mijn eerste weken als aios zijn achter de rug en ik kijk nu al met weemoed terug op mijn coschappen. Verslapen? Geen probleem, je draagt toch geen verantwoordelijkheid. Discussies over het beleid? Neem vooral nog een kopje koffie, jij hebt toch niets met het beleid te maken. Ja, het was best vervelend om elke keer als je een vraag stelde, afgesnauwd te worden door aiossen die je het gevoel gaven het ontzettend druk te hebben en geen tijd voor je hadden. Of om als afdelingsassistent te worden ingezet voor klusjes waar je niet voor hebt gestudeerd. Toch voelen de coschappen nu, met mijn korte beproeving als arts, als een soort lange vakantie. Om maar te zwijgen over de vier jaren voor de coschappen. Zorgeloos slenterde je van collegezaal naar collegezaal, als je het al kon opbrengen om voor negen uur op te staan. De zwaarte zat hem in dat weekje oude tentamens uit je hoofd stampen. Maar die stress werd vaak gecompenseerd door het geflirt in de universiteitsbibliotheek, waardoor je je met liefde liet opsluiten in een studiezaal vol interessante leeftijdsgenoten. Toen was ik onbewust onbekwaam. Heerlijk jaren waren dat. Nu, als aios ben ik bewust onbekwaam. Door de toename van kennis, realiseer ik me steeds meer hoe weinig ik kan. En door het gebrek aan werkervaring heb ik geen enkele ‘gevoelsreferentie’ bij het maken van mijn keuzes. Als ik kijk naar oudere artsen met veel ervaring, lijkt het alsof ze in de loop van de jaren onbewust bekwaam zijn geworden. Diagnoses worden uit hun mouw geschud en oplossingen liggen voor het oprapen. Ik kijk uit naar deze periode. Maar nu blik ik nog even, met een klein brokje in mijn keel, terug op die fijne jaren als arts in spe. Sabra Dahhan aios
column
Margot Weggemans is vijfdejaars geneeskunde aan de Universiteit Utrecht en maakt zich eveneens sterk voor beter medisch onderwijs in verschillende landen. Ze is contactpersoon van het internationaal bestuur van IFMSA voor alle grote medisch-onderwijsorganisaties. Margot pleit voor eenheid in onderwijs, gelijkstelling van de bachelors en grotere mobiliteitsmogelijkheden. Ondanks het akkoord van Bologna is een artsendiploma niet in elk buitenland geldig. Ze raadt daarom aan om niet je hele studie, maar slechts een deel daarvan in het buitenland te doen. Ook kan het problemen opleveren voor het gezondheidssysteem van een land als studenten na hun opleiding naar het buitenland gaan. Margot: ‘Deze braindrain betekent namelijk dat een land geld investeert in de opleiding van toekomstige artsen, maar vervolgens met een tekort aan artsen komt te zitten. Ook ondervinden sommige landen problemen met de verdeling van opleidingsplaatsen voor specialisaties: als studenten na hun opleiding naar een ander land komen, betekent dit dat de schaarse plekken over nog meer studenten verdeeld moeten worden.’
Onbewust onbekwaam
Arts in Spe februari 2011 15
Dokteren in het museum Artsen kijken in een museum al gauw met een andere blik naar kunst dan de gemiddelde bezoeker. ‘Zie ik daar xanthelasmata?’ Daar word je zelfs een betere dokter van. Vandaar dat aan Amerikaanse universiteiten kunst-kijk-programma’s bestaan voor medisch studenten. Sophie Broersen
16 Arts in Spe februari 2011
LInks op blz. 16 de Mona Lisa van Leonardo Da Vinci; boven De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp van Rembrandt van Rijn; daaronder Het zieke kind van Gabriël Metsu. Hierboven Bathsheba van Rembrandt van Rijn.
De Mona Lisa. Uren wachten voor de deuren van het Louvre, een eindeloze rij Japanners getrotseerd, en daar sta je dan, oog in oog met wellicht het bekendste schilderij op aarde. Dan sta je toch alleen maar te staren en te denken hoe geweldig mooi het is? Waarschijnlijk niet, als je dokter wordt of bent. Die mysterieuze oogopslag, daar is vast een goede verklaring voor. Dat dacht bijvoorbeeld de Italiaanse arts Vito Franco: ze heeft gewoon hoog cholesterol, je ziet de xanthelasmata (onderhuidse vetophopingen) zitten. Die bobbel op haar rechterhand is duidelijk een lipoom. Als je dan toch in het Louvre bent, loop je natuurlijk door naar het schilderij Bathsheba van onze beroemde landgenoot Rembrandt van Rijn. Zijn geliefde Hendrickje Stoffels zou model hebben gestaan voor de afbeelding van de
bijbelse Bathsheba die een bad neemt. Op de linkerborst lijkt een intrekking te zien en een vreemde kleur. Onder de oksel zit een zwelling. Uitgezaaide borstkanker? Er zijn dokters die dat zeker weten, andere bronnen zeggen dat Stoffels aan tbc of de pest stierf, en pas negen jaar na vervaardiging van het schilderij.
Ontdekkingsreizigers Het is een populair gebruik onder dokters om al rondlopend in het museum diagnoses te stellen bij de mensen die staan afgebeeld op oude schilderijen. Regelmatig publiceren medici er zelfs over in vakbladen en niet zelden halen deze artikelen de populaire pers. Sommige dokters hebben er zelfs prachtige boeken over geschreven, zoals de Vlaamse emeritus hoogleraar reumatologie Jan
Arts in Spe februari 2011 17
Dequeker. Overigens komt zijn interesse voort uit een specifieke vraag: of reumatische aandoeningen ontstonden in de ‘Nieuwe Wereld’ en door ontdekkingsreizigers mee terug zijn genomen naar Europa. Dequeker geloofde dat niet en vond aanwijzingen op oudere schilderijen dat reumatische aandoeningen wel degelijk al voor die tijd voorkwamen (zie ook MC 51-52/1999: 1782). Zo kan het bestuderen van kunst leiden tot nieuwe inzichten over het vóórkomen van ziekten in bepaalde periodes. Aardige bijkomstigheid: er staan aandoeningen op oude schilderijen die tegenwoordig bijna niet meer te zien zijn, zeker niet in vergevorderde stadia, en niet in de westerse wereld. Neem bijvoorbeeld syfilis, een aandoening die weinig voorkomt en doorgaans vroeg ontdekt en behandeld wordt. Je leert wel over de verschillende stadia, maar in de dagelijkse praktijk zul je gummata minder vaak tegenkomen dan in het museum.
Zelf op kunst-kijk-cursus
Een van de schilderijen die studenten tijdens de Yale-cursus analyseren, is The Death of Chatterton, door Henry Wallis (1856). Op de website van de universiteit vind je de volgende vijf discussiepunten. Op bladzijde 30 staan mogelijke antwoorden. 1. Waar in het huis bevindt zich deze kamer? 2. Op welk moment van de dag speelt dit tafereel zich af? 3. Hoe oud schat je de afgebeelde persoon in? 4. Wat valt je op aan zijn armen en handen? 5. Enig idee waaraan hij stierf?
Betere diagnosticus Het is niet nodig om ziektes te ontdekken op schilderijen, om een betere dokter te worden van kunst. Alleen al het
‘Een betere kijker, is een betere dokter’ 18 Arts in Spe februari 2011
goed kijken en goed beschrijven van wat er te zien valt, helpt om een betere diagnosticus te worden. In 2001 bestudeerden dermatologen en een kunsthistoricus van de Yale universiteit in Amerika het effect van kunstcursussen tijdens de medische studie. Eén groep studenten kreeg klinisch onderwijs van een arts die hielp bij het afnemen van de anamnese en het uitvoeren van lichamelijk onderzoek. Een andere groep nam deel aan een programma
waarbij ze schilderijen goed moesten bekijken en er daarna in detail over moesten vertellen aan medestudenten. Het was zaak om niet alleen te zeggen ‘de afgebeelde vrouw is verdrietig’, maar om precies te omschrijven waarom dat zo leek. Lag het aan de ogen, de mond, of waren er andere aanwijzingen? Vooraf en na de onderwijsperiode werden de studenten getest op hun diagnostische vaardigheden door ze een serie foto’s te laten zien waarop mensen met bepaalde aandoeningen te zien waren. De studenten moesten van elke foto opschrijven wat ze zagen. Niet de diagnose, maar alleen wat ze konden waarnemen. Op elke foto konden negen of tien kenmerken benoemen. De kunstgroep ging er meer op vooruit dan de andere groep. Het programma was zo succesvol dat geneeskundestudenten het nog steeds kunnen volgen, niet alleen aan de Yale universiteit; zeker twintig andere instituten doen het na. Volgens de dermatoloog die ooit op het idee kwam van de kunst-kijk-cursussen, helpt het dat studenten onbevangen naar een schilderij kunnen kijken, meer dan
naar een patiënt. Bij een schilderij hoeven ze niet meteen al zenuwachtig te bedenken wat de diagnose kan zijn. Ze kunnen onbevangen kijken en alles beschrijven, daarna pas vormen ze een hypothese over wat er aan de hand kon zijn. Zoals een deelnemende student in een filmpje op de website van de Yale universiteit zegt: ‘Een betere kijker is een betere dokter.’ Scan de QR-codes met je mobiele telefoon en bekijk deze links. Die vind je ook onder dit artikel op www.artsinspe.nl
Filmpje over programma aan Yale
Bespreking boek van Dequeker, onder meer over Een-dokter-kijkt-naar-kunst
Werk aan je carrière!
Een greep uit ons uitgebreide aanbod:
Solliciteren naar een opleidingsplaats
Training
Voor basisartsen die zich oriënteren op en/of solliciteren naar een opleidingsplaats. Duur: Twee dagdelen en een individueel gesprek Kosten: 275 euro (KNMG-leden), 400 euro (niet-leden) inclusief een intakegesprek, voorbereiding en feedback op cv, brief en
sollicitatieformulier, de training, telefonische feedback na sollicitatie en de reader. Data, tijdstip en locatie: 1 maart van 09.30 - 17.00 uur, Maastricht
Binnen nu of een halfjaar meedoen met een opleidingsronde? Deze training is specifiek gericht op het vergroten van je kans op een opleidingsplaats. Er wordt uitgebreid stilgestaan bij de voorbereiding op en het oefenen van een sollicitatiegesprek.
Posterpresentatie
Workshop
Voor studenten, coassistenten, aiossen, basisartsen en specialisten Duur: Een dagdeel Kosten: coassistenten: 50 euro (KNMG-leden) en 75 euro (niet-leden), aiossen en basisartsen: 125 euro (KNMG-leden) en 187,50 euro
(niet-leden) Datum, tijdstip en locatie: 20 april van 18.00 - 21.30 uur, Utrecht Domus Medica
Hoe ontwerp je een goede poster? En hoe bereid je je optimaal voor op de vragen van de bezoekers van je postersessie? Deze workshop biedt instrumenten voor opbouw en presentatie van je poster aan de hand van praktijkvoorbeelden en een demonstratie.
Kijk voor meer informatie, locaties en ons aanbod op www.knmg.nl/loopbaanbureau of mail
[email protected]
Arts in Spe februari 2011 19
Doelgericht vak met analytische uitdagingen ‘Kno is zo divers dat je nooit uitgekeken raakt’ De kno-arts interpreteert de uitkomst van een onderzoek, hij is aan het opereren of houdt een duizeligheidspreekuur. Op andere momenten overlegt hij met collega-specialisten of is hij in gesprek met patiënten: van kinderen tot ouderen. Een vak voor allrounders. Naomi Querido
D
at hij iets met zijn handen wilde doen, ontdekte Steven Saers al tijdens zijn coschappen. Hij koos voor algemene chirurgie, maar als anios bleek hij toch iets te missen. ‘Door dat jaar kreeg ik een helder beeld van wat ik werkelijk zocht: een combinatie van opereren, poliklinisch werk en een brede patiëntenpopulatie zien. Je houdt je bezig met operaties in het hoofd-halsgebied, maar verwijdert ook amandelen bij kinderen of huidtumoren – een aandoening die explosief toeneemt. Die breedte in zowel behandelingen als patiënten was mijn voornaamste motivatie om te solliciteren bij de opleiding tot kno-arts
Steven Saers: ‘Omdat het vak zo divers is, loop je veel verschillende stages’ 20 Arts in Spe februari 2011
bij Gelre ziekenhuizen in Apeldoorn.’ Gemakkelijk is het niet om in opleiding te komen, geeft Saers toe. ‘Kno is een populair specialisme. Naast handvaardigheid en stressbestendigheid is motivatie doorslaggevend. Ik had al ervaring met opereren, maar het verschil maakte dat ik helder kon uitleggen waarom ik voor 100 procent voor kno wilde gaan.’
Booroefeningen Die volle overtuiging is niet voor niets zo belangrijk. ‘Elk specialisme is hard werken en daarin is kno geen uitzondering’, merkt Saers op. Omdat het vak zo divers is, loop je veel verschillende stages: audiologie, foniatrie, slikproblemen, evenwichtsstoornissen, allergologie. Allemaal aandachtsgebieden waarvoor je theoretische kennis moet opdoen naast je poliwerk. En er wordt van je verwacht dat je die modules binnen een bepaalde tijd afrondt. Daardoor slaat de balans tussen werk en privé wel eens door naar de verkeerde kant. Zeker in het eerste jaar, omdat je in de praktijk allerlei nieuwe dingen doet die je aandacht vragen en tijd kosten. Natuurlijk is er ruimte in het programma ingebouwd om die dingen te leren, zoals booroefeningen op kadavers als voorbereiding op ooroperaties. Maar de eerste keer dat je een patiënt opereert, is toch heel spannend. En dat blijft nog een tijdje zo: het is opnieuw spannend als de supervisor voor de eerste keer
niet meekijkt, en ook als je het voor de eerste keer zonder begeleiding doet. Tegelijkertijd groeit je vertrouwen en merk je dat je steeds verder komt.’ Behalve theoretische kennis en praktijkervaring vergt het specialisme een stevige dosis communicatieve vaardigheden. ‘Ten eerste overleg je veelvuldig met andere specialisten. Een spreekuur over duizeligheid doe je bijvoorbeeld samen met een neuroloog, en in dit ziekenhuis houden we ook een allergiespreekuur in samenwerking met de longartsen. Daarnaast moet je aan je patiënten – van jong tot oud – duidelijk kunnen uitleggen wat er aan de hand is op basis van de data en de onderzoeken die je hebt
gedaan. Vervolgens bespreek je de behandelopties, want het gaat vaak over problematiek die van invloed is op de kwaliteit van leven. Een gehoorverbeterende operatie kan winst opleveren, maar er zijn ook risico’s aan verbonden. Je moet een transparante afweging kunnen maken. Het is geen “kookboekgeneeskunde”: je kunt bij twee patiënten met precies dezelfde aandoening, een heel ander beleid voeren.’
Acuut en actiegericht Alsof de reguliere werkzaamheden nog niet divers genoeg zijn, vraagt kno soms ook om acuut optreden. Iets wat Saers zich van tevoren niet had gerealiseerd. ‘Het komt
beeld: De Beeldredaktie, Bram Petraeus
Arts in Spe februari 2011 21
De opleider Kno-opleider Peter-Paul van Benthem werkt bij Gelre Apeldoorn. Hij is ook lid van het bestuur van de kno-vereniging.
Wat is het kenmerkende van dit specialisme? ‘De vele facetten die het in zich verenigt. Zowel medisch-inhoudelijk als in de werkzaamheden die je uitvoert en de patiënten die je tegenover je ziet. Kinderen maken bijvoorbeeld 30 procent uit van de patiëntenpopulatie. Daarnaast heeft dit vak beschouwende elementen in zich, zoals een ruim palet aan functieonderzoek, naast natuurlijk chirurgische ingrepen.’
Wat voor competenties en vaardigheden heb je nodig? ‘Behalve handvaardigheid moet je als kno-arts over een stevig analytisch denkvermogen beschikken. Je moet de uitslagen van allerlei functieonderzoek kunnen duiden om een beleid uit te stippelen. Daarbij vraagt dit vak dat je vaardig kunt communiceren en in staat bent tot gevoelsreflectie. In enkele gevallen, zoals op het gebied van hoofdhalsoncologie, zijn ingrepen die je doet namelijk mutilerend en ingrijpend. Meestal gaat het echter om vraagstukken op het gebied van kwaliteit van leven. Met een flinke dosis inlevingsvermogen Kno-opleider Peter-Paul van Benthem over waar de patiënt mee kampt, moet je de risico’s en verbeteringen voor de patiënt helder uiteen kunnen zetten om samen de afweging te maken om een ingreep wel of niet uit te voeren.’
Klopt het beeld dat studenten hebben met de realiteit? ‘Dit specialisme is veelomvattender dan je op het eerste gezicht denkt. Want de ingrepen die we doen, variëren van amandelen knippen bij kinderen tot gehoorverbeterende ‘Een doevak met een operaties, en van het verwijderen van huidtumoren tot complexe hoofdhalsoperaties. Wat je ook niet direct verwacht, zijn de enorme technologische ontwikkelingen die zich intellectuele uitdaging’ voordoen. Denk bijvoorbeeld aan neuronavigatie om nog nauwkeuriger te opereren. Een laatste eyeopener: kno-artsen werken veel samen met andere specialismen, waaronder neurochirurgen, neurologen, dermatologen, longartsen en kinderartsen.’
Hoe ziet een werkdag eruit? ‘Afwisselend. Na een korte ronde op zaal, zitten we veel op de polikliniek voor het houden van verschillende spreekuren, soms ook samen met andere specialisten, op bijvoorbeeld het gebied van duizeligheid, slaap- en snurkproblematiek, allergologie. Daarnaast doen we natuurlijk veel verrichtingen. Het is een doelgericht en operationeel vak.’
Belangrijkste voor- en nadeel van het vak? ‘Een nadeel kan zijn dat je in een kleine maatschap terechtkomt en niet alle ontwikkelingen kunt oppakken. Want het is een breed palet en het vak is, ook met nieuwe technieken, voortdurend volop in beweging. En dat is dan ook wat het vak zo boeiend maakt: je kiest voor een oplossingsgericht doevak met ook een intellectuele uitdaging!’
regelmatig voor dat een anesthesioloog ons naar de ic roept voor een luchtwegintubatie. Die afwisseling vind ik erg prettig.’ Het actiegericht handelen vind je ook terug in de dagelijkse praktijk. ‘Er zit vaart in dit vak. Ik begin mijn dag met het zien van patiënten op zaal. Die blijven vaak maar één nacht: na de operatie zien we ze ’s morgens om ze ‘uit te pakken’, en bijvoorbeeld om een tampon te verwijderen uit de neus. De patiëntcontacten zijn meestal relatief kort, er zijn weinig ‘langliggers’. Ik vind dat leuk, want je hebt vrij snel eer van je werk. Niet alleen na ingrepen, ook in de spreekuren. Een patiënt hoeft zich niet uit te kleden voor het doen van de anamnese en soms kun je meteen iets betekenen, bijvoorbeeld door het ontlasten van een keelabces of het plaatsen van een middenoorbeluchtingsbuisje.’
22 Arts in Spe februari 2011
Op het vak van kno-arts raak je niet uitgekeken, vertelt Steven Saers. ‘Ik raad iedereen dan ook aan om tijdens de coschappen zoveel mogelijk te doen en de diversiteit te ervaren.’ En zelfs dan zie je nog niet alles, want de kno-arts staat nu eenmaal niet stil. Ook de moderne technieken dragen namelijk een steentje bij aan het groeiende palet aan behandelmogelijkheden. ‘Met een cochleair implantaat plaatsen we bij dove mensen een elektrode die de gehoorzenuw stimuleert. Zij kunnen daardoor horen. Het is geweldig als je ziet hoe voor hen letterlijk een wereld opengaat. Deze techniek wordt nog niet zolang op brede schaal toegepast. Zulke innovaties maken het specialisme boeiend: je blijft je continu ontwikkelen!’
Een peer-reviewed
beeld: Het Wonderlab
24 Arts in Spe februari 2011
mijnenveld Navigatiehulp voor de gebruiker van wetenschappelijke literatuur
Dat alles wat in medisch-wetenschappelijke tijdschriften staat ook waar is, geloof je vast niet meer. Maar kun je de tekortkomingen en het bedrog ook meteen herkennen? De belangrijkste instinkers op een rij.
H
Hans van Maanen
et blijft, ook voor een geharde wetenschapsjournalist, nog steeds verbazingwekkend hoe vaak auteurs van medisch-wetenschappelijke artikelen proberen hun lezers op het verkeerde been te zetten. Data in de abstract kloppen, zelfs in gerenommeerde peer-reviewed tijdschriften, vaak niet met wat er in het artikel staat, beweringen over significantie kunnen daar hoe dan ook niet geloofd worden, en zelfs uit de in het artikel gegeven cijfers is het moeilijk of zelfs onmogelijk het werkelijke risico of profijt van een behandeling op te maken.1-3 De medisch-wetenschappelijke literatuur is, kortom, een mijnenveld. Zonder goede navigatiehulp is er, zeker voor beginners, vrijwel geen doorkomen aan.
Kranten Veel onderzoek is er niet naar gedaan, maar het is wel vrij duidelijk dat persberichten van academisch-medische instellingen veel te wensen overlaten.4 Journalisten maken veel gebruik van deze persberichten; als krantenstukken niet letterlijk daarvan zijn overgeschreven, zijn ze meestal slordig overgeschreven. Cijfers worden weggelaten, nu eens met een beroep op het onverstand van de journalist, dan weer met een beroep op het onverstand van de lezer. De goeden niet te na gesproken, maar het is werkelijk slechts zelden dat uit een krantenbericht de exacte toedracht en reikwijdte van een medische vinding gedestilleerd kan worden. Krantenberichten hebben vaak de eenvoudige vorm ‘x verhoogt de kans op y’, met soms nog als toevoeging ‘met z procent’. Soms, niet altijd. NRC Handelsblad liet het bijvoorbeeld op 17 november 2009 bij: ‘Meer ongelukken bij mooi weer’, zonder verdere percentages. Of intensivisten maatregelen moesten nemen bij zomerse dagen bleef
Arts in Spe februari 2011 25
daardoor onduidelijk. De Volkskrant meldde op 17 april 2010 weliswaar dat ouderen die ‘goed eten’ 38 procent minder kans op alzheimer hebben, maar verzuimde erbij te zetten hoeveel kans ouderen die niet goed eten dan hebben. Ook in de wetenschappelijke literatuur zijn die cijfers soms goed verstopt. In het artikel waarop NRC Handelsblad zich baseerde, staat in de abstract wel dat mooi weer leidde tot 10,1 procent (95%-betrouwbaarheidsinterval 9,3 tot 11,4 procent) meer trauma’s dan normaal, maar pas diep in het stuk wordt duidelijk dat het daggemiddelde op 26,9 zat met een standaardafwijking van 8,2 ongevallen. Het komt dus neer op amper 3 ongevallen extra bij mooi weer.5 Ook de auteurs van het oorspronkelijke artikel over het anti-alzheimerdieet zijn niet scheutig met cijfers. Ze verzuimen voor te rekenen dat het risico in vier jaar afneemt van 16 procent in het ongezondste tertiel naar 10 procent in het gezondste tertiel.6 Als 100 bejaarden hun voedingsgewoonten volledig omgooien, blijft 6 van hen alzheimer bespaard (al zullen 10 van de 100 desondanks in die vier jaar alzheimer krijgen). Het is kortom geen wonder dat uit een krantenbericht zelden de exacte toedracht en reikwijdte van een medische vinding kan worden gedestilleerd.
Aspirine Onder de kop: ‘Minder kanker door dagelijks aspirientje’, begon de Volkskrant op 8 december 2010: ‘Een aspirientje per dag verlaagt de kans op een aantal vormen van kanker met ruim 20 procent.’ We herkennen inmiddels de x-y-zvorm, en in de rest van het artikel wordt dat niet goedgemaakt (en het gaat om de kans op overlijden aan kanker). De auteurs van het wetenschappelijke artikel komen inderdaad uit op een relatief risico van 0,77.7 Want nadat 25.570 mensen waren geteld, overleden in de groep die
minstens vier jaar dagelijks aspirine hadden geslikt 327 mensen, in de andere groep 20 meer. Anders gezegd, de kans aan kanker te overlijden daalde met 0,7 procent: als 147 mensen minstens vier jaar trouw slikken, wordt na twintig jaar 1 sterfgeval voorkomen; 146 mensen slikken voor niets en 1 van hen zal in die tijd door de aspirine een ernstige bloeding krijgen. Voor de totale sterftekans na twintig jaar blijkt het allemaal weinig uit te maken (HR = 0,96; 95%-betrouwbaarheidsinterval 0,90 tot 1,02). Ook de wetenschapsredactie van NRC Handelsblad was vol van het onderzoek, en publiceerde er zowel op 7 december over (‘Aspirientje per dag helpt tegen kanker’) als op 9 december (‘Aspirine komt op tegen kanker’). In het tweede artikel komen deskundigen aan het woord die wat minder enthousiast zijn over aspirientjes, maar heldere berekeningen waarmee lezers zelf hun afwegingen kunnen maken, ontbreken nog steeds.
Genetica Bijzondere voorzichtigheid is altijd geboden bij allerlei genen die voor allerlei aandoeningen en eigenschappen verantwoordelijk worden gehouden. Door het publiek wordt genetica veelal als ja-nee-kwesties beschouwd – met het gen: impulsief, overspelig enzovoort; zonder het gen: bedachtzaam, monogaam enzovoort – maar het zijn uiteraard slechts waarschijnlijkheden. Ook al staat er ‘Een gen voor impulsiviteit’ boven een beschouwing in Nature, het gaat om 17 van 228 ernstig impulsieve, gewelddadige Finnen die genvariant Q20* dragen tegen 7 van 295 controles.8 Voor gedragsgenetici een enorm verschil, maar toch: 92,5 procent van de impulsieve schurken zijn geen drager van het vermeende impulsiviteitsgen, 2,4 procent van de brave burgers wel. Het is maar hoe je het inkleedt – soms klinken procenten beter, soms absolute aantallen. Voorstanders van het bevolkingsonderzoek naar borstkanker zeggen bijvoorbeeld: de sterfte door screening daalt met 26 tot 30 procent, terwijl tegenstanders zeggen: er moeten 2000 vrouwen 10 jaar meedoen om het leven van 1 vrouw te verlengen.9 10 En een sterftekans van 2 procent klinkt nu eenmaal altijd anders dan een overlevingskans van 98 procent. Ook artsen zijn hiervoor niet ongevoelig.11
Significantie ‘Significantie’ is het toverwoord in de wetenschap. Roep ‘p<0,05’ en het lab staat op zijn kop. Een publicabel resultaat! Maar om te beginnen is het helemaal niet moeilijk om significante resultaten te bereiken: je neemt gewoon een heel grote steekproef. Daarmee worden zelfs de kleinste verschillen significant. Het onderzoek naar de traumagevallen in Groningen hierboven omvatte 354.150 gevallen in 36 jaar – voldoende om verschillen van 1 procent significant te maken.5 Nieuwe maan bracht 2 procent (95%-betrouwbaarheidsinterval 1,01 tot 1,03) meer ongevallen dan volle maan, en ook de windrichting had een ‘kleine doch significante invloed’. Dat stond dan weer niet in de
26 Arts in Spe februari 2011
samenvatting. Andere factoren – luchtdruk, wolkendek, zicht, neerslag en nog zo wat – hadden trouwens geen invloed. Hier herkennen we de volgende zonde: de ‘visexpeditie’. Wie twintig onzinvariabelen gaat meten, vindt er puur door toeval altijd wel één die significant is op 5%-niveau. Zo bleek ooit dat de kleur noch de maat van de beha het risico op borstkanker verhoogt, maar dat het aantal uren dat de beha wordt gedragen wél invloed heeft.12 De term ‘significant’ heeft alleen betekenis bij echte experimenten waarin twee hypothesen met elkaar worden vergeleken. Bijvoorbeeld de hypothese dat er geen verschil is in het aantal ongevallen bij mist tegen de hypothese dat er wel verschil is. Als de onderzoekers dan gaan tellen en er blijkt meer verschil dan door het toeval kan worden verklaard, is die hypothese onhoudbaar – waarmee de andere niet automatisch de juiste is. Andersom is het goed om van tevoren aan te geven wat nog een ‘interessant’ of ‘klinisch relevant’ verschil is, zodat de steekproef niet te groot wordt en onbeduidende verschillen van bijvoorbeeld 1 mmHg niet vermeldenswaard worden gevonden. Hoewel hoofdredacties van medische tijdschriften al in 1988 besloten kale significantietesten in de ban te doen ten gunste van betrouwbaarheidsintervallen, blijkt zo’n twintig jaar later dat nog meer dan 20 procent van de artikelen niet aan deze voorwaarde voldoet. Bovendien wordt in 80 procent van de gevallen statistische significantie gelijkgesteld aan klinische relevantie.13
Publicatiebias Een van de grootste problemen die op het ogenblik vooral het medisch onderzoek bedreigen, is de ‘publicatiebias’. En dan betreft het niet eens zozeer het verschijnsel dat significante resultaten eerder aangeboden en sneller gepubliceerd worden dan niet-significante.14 Met name de farmaceutische industrie heeft er een handje van om onderzoek dat niet goed uitkomt, niet te publiceren.15 Of onderzoek dat niet helemaal goed uitkomt, zo verwarrend te presenteren dat het toch goed uitkomt.16 Of
Farmaceutische industrie jaagt mensen de dood in onderzoek dat wel goed uitkomt, drie, vier, desnoods vijf keer te publiceren.17 De farmaceutische industrie is op grote schaal de wetenschappelijk literatuur aan het vervuilen, en daarmee de geloofwaardigheid van wetenschap aan het ondergraven. En, nog veel belangrijker, mensen de dood in aan het jagen. Maatregelen van medische tijdschriften om hier wat tegen te doen, worden omzeild.18 Nu klinische trials moeten worden geregistreerd, wordt bijvoorbeeld dui-
delijk dat onafhankelijk onderzoek veel prompter wordt gepubliceerd – ook bij ongunstige uitkomsten – dan onderzoek van de industrie. Verder wijken uitkomstmaten soms af van die in het protocol, en er zijn gevallen bekend waarin het protocol nog na afloop van de dataverzameling werd gewijzigd. Bij elk wetenschappelijk artikel is het daarom goed om niet alleen te bedenken wie het waarom en waarom nu heeft geschreven, maar ook hoe het past in de rest van de wetenschappelijke literatuur. Het staat niet altijd in het artikel zelf.
Base rate We eindigen maar met een wat vrolijker noot: het vergeten van de base rate, de ‘uitgangsfrequenties’. Het grappigste voorbeeld daarvan was natuurlijk een artikel in Nature waarin werd voorgesteld terroristen op vliegvelden op te sporen met infraroodcamera’s (liegende mensen krijgen warme ogen).19 De test pikte 6 van 8 leugenaars eruit, en vergiste zich slechts bij 1 op 12 niet-leugenaars. Dat lijkt een mooie score, tot we bedenken hoe de verhouding terroristen versus passagiers op een vliegveld is – er vertrekken per jaar ongeveer 40 miljoen reizigers van Schiphol.20 In de artsenpraktijk liggen de verhoudingen minder extreem, maar ook bij kwesties als het testen op hivbesmetting, hielprikken, kankerscreening en positieve labuitslagen bij zeldzame aandoeningen is het van belang hierop bedacht te zijn. Temeer omdat keer op keer blijkt dat gezondheidswerkers hier akelig weinig kaas van hebben gegeten. Weinig gynaecologen (34%) en verloskundigen (0%) kunnen een zwangere vrouw vertellen wat een positieve uitslag bij een test op downsyndroom betekent voor de kans op een aangedaan kind.21 Maar zelfs als zij het zelf wel begrijpen, is het twijfelachtig of hun boodschap goed overkomt. In een representatieve steekproef werd de Duitse bevolking eens gevraagd wat ‘40 procent’ betekent: is dat een vierde, één op veertig, of vier op tien? Iets meer dan de helft (52%) van de ondervraagden gaf het juiste antwoord, 32 procent gaf een fout antwoord en 14 procent had geen idee.22
De noten staan onder het artikel op www.artsinspe.nl
Arts in Spe februari 2011 27
‘Ik, een keurige een dokter, Artsen en verslaving: een verzwegen probleem
Een op de tien artsen heeft een probleem met alcohol. Dit is het verhaal van een gepensioneerd dermatoloog, die ruim twintig jaar verslaafd was. Ook haar collega-artsen wisten zich geen raad met haar alcoholprobleem. Linda van Tilburg
E
rgens in de dertig moet ze zijn geweest. Paulien* had alles wat ze ooit had gewild: man, kinderen, mooi huis en een eigen praktijk als dermatoloog. Toen ging het mis. Ze raakte aan de drank en vanaf dat moment bestond haar leven uit de trieste clichés van een verslaafde. Flessen verstoppen, liegen, ruziemaken. Valpartijen en vage ‘ongelukjes’. Ze was een geestelijk en lichamelijk wrak, dat voor niets anders bestond dan een borrel en de jacht op de volgende. Met alle desastreuze gevolgen vandien: verbroken relaties, gedwongen afstand van haar kinderen, afkicken en weer terugvallen. Meer dan twintig jaar lang.
Verslaving is een sluipmoordenaar, het ontstaat geleidelijk Wanneer het precies begon weet ze niet meer. Dat is kenmerkend voor de problematiek. ‘Verslaving is een sluipmoordenaar, het ontstaat geleidelijk. Je begint met een glas als je je slecht voelt. Dan komen er steeds meer aanleidingen om te drinken: jezelf belonen, vieren dat je je goed voelt, noem het maar op.’ En natuurlijk is er de ontkenning. ‘Ik hield mezelf voor de gek. Ik, een keurige mevrouw, een dokter, alcoholist? Tuurlijk niet. Ondertussen stond ik ’s ochtend doodziek aan het aanrecht. Hevig
28 Arts in Spe februari 2011
trillend omdat ik een borrel nodig had, maar mijn maag verdroeg de alcohol niet meer. Als “oplossing” ging ik mezelf ook slaap- en kalmeringsmiddelen voorschrijven. Maar verslaafd? Nee hoor, dat was ik niet.’
Conspiracy of silence Nederlandse cijfers zijn er niet, maar uit internationaal onderzoek is bekend dat een op de tien artsen met een alcoholprobleem kampt. Alcoholisme is verslaving nummer één onder dokters. Daarna volgen kalmeringsmiddelen, zoals valium en slaappillen. Dat er in ons land geen cijfers zijn, komt onder meer door het taboe dat er in de medische wereld op rust. ‘Elk ziekenhuis is verplicht een alcohol- en drugsbeleid te voeren, maar medewerkers weten dat vaak niet’, zegt Cor de Jong, hoogleraar Verslaving en Verslavingszorg aan de Radboud Universiteit Nijmegen. ‘Bovendien is de cultuur lang geweest om elkaar niet aan te spreken op disfunctioneren, laat staan op zo’n gevoelig probleem.’ Het gevolg is dat er, zoals De Jong het noemt, een soort conspiracy of silence is gegroeid. ‘Dokters hebben de neiging om elkaar de hand boven het hoofd te houden. Zelfs als ze weten dat een collega een drankprobleem heeft, dan houden ze die liever uit de wind dan dat ze hem of haar ermee confronteren.’
Eén glas Alcoholisme onder medici wordt vaak gezien als een gedragsprobleem, vertelt De Jong. Terwijl juist artsen van nu zouden moeten weten dat verslaving een chroni-
mevrouw, verslaafd?’ sche hersenziekte is, met een destructieve leefstijl voor de patiënt en zijn omgeving. Bij het ontstaan en in stand houden van verslaving spelen genetische factoren een rol. Door het overmatige en langdurige gebruik ontstaan veranderingen in neurale paden, die waarschijnlijk nooit meer echt verdwijnen. Die veranderingen leiden ertoe dat neutrale prikkels speciaal worden en zucht en craving (de hunkering van een verslaafde naar bijvoorbeeld drugs of drank) veroorzaken. Ze vormen ook een opstap voor terugval. De Jong: ‘Vandaar dat alcoholverslaafden na jarenlange abstinentie zo makkelijk weer terugvallen als ze weer één glas drinken. Artsen zouden verslaafde collega’s vanwege het concept van een hersenziekte moeten beschouwen als patiënten, want dat zijn ze in feite. Het probleem negeren is niet alleen gevaarlijk voor de patiënten van de verslaafde collega die slecht functioneert, maar ook voor hemzelf en zijn directe omgeving.’
Verantwoordelijkheid Ook Paulien is door collega-artsen nooit met haar alcoholverslaving geconfronteerd. Blijkbaar vonden artsen het moeilijk om haar hierop te wijzen. Ze hield als huidspecialist praktijk in een gebouw van de Kruisvereniging, waar ze een kast deelde met een kno-arts. ‘Daarin verstopte ik flessen. De lege gooide ik in de prullenbak. Dat hebben mensen natuurlijk gezien. Veel later hoorde ik pas dat het eens in een vergadering is besproken. Toen is besloten er niets mee te doen. “Het is haar eigen verantwoordelijkheid”, zeiden ze.’
beeld: Thinkstock, bewerking AIS
Arts in Spe februari 2011 29
Briefje op de deur
abs-artsen Op initiatief van onder meer de KNMG start binnenkort een landelijk steun- en verwijspunt voor verslaafde artsen: ‘abs-artsen’. De naam staat voor abstinentie (iemand die zich onthoudt, vooral van het gebruik van alcohol) en duidt tegelijkertijd het anti-blokkeersysteem in de auto aan (verwijzend naar anti-skid, het programma tegen verslaving onder piloten). Alleen artsen kunnen zichzelf melden. Doel is om artsen met een verslavingsprobleem op een snelle manier te verwijzen naar adequate verslavingszorg. Het steun- en verwijspunt, opgezet naar Canadees voorbeeld, wordt ondergebracht binnen de faculteit sociale wetenschappen van de Radboud Universiteit in Nijmegen. ‘Het is voor verslaafde artsen erg moeilijk om goede hulp te krijgen’, licht hoogleraar Cor de Jong toe, die nauw bij abs-artsen is betrokken. ‘Artsen vinden het moeilijk om medische hulp te zoeken en een verslavingsprobleem werpt nog eens een extra drempel op.’ Daar komt bij dat het voor de behandelend arts van een verslaafde dokter moeilijk is om een collega als patiënt te bejegenen. De Jong: ‘Dat geldt niet alleen bij verslaving, het is een algemeen gegeven. Hoe ga je om met een zieke collega en hoe stel je jezelf op als patiënt? Daar is in het opleidingscurriculum in Nederland geen aandacht voor. Dat vind ik een groot gemis. Ik zou tegen geneeskundestudenten willen zeggen: zorg dat je daarin wordt getraind.’
Ook op de EHBO, waar ze vaak is geweest als ze in beschonken toestand weer eens een ongelukje had gehad, stelden de artsen nooit vragen. Ook haar eigen huisarts wist zich geen raad met haar alcoholprobleem. ‘Toen ik uiteindelijk naar een zelfhulpgroep ging, heb ik hem daar in een persoonlijke brief van op de hoogte gesteld.’
Het mag een wonder heten dat Paulien, inmiddels gepensioneerd, altijd haar vak kon blijven uitoefenen. Zoals bij alle verslaafde artsen duurde het jaren voordat ze ook op het werk begon te drinken. ‘Ik verstopte flessen in het park en ging tussendoor naar de slijter om wodka te halen.’ Het werk is bij artsen meestal het laatste domein dat gaat lijden onder de verslaving, weet De Jong. ‘En dan nog is het meestal niet zo dat ze stomdronken op het werk verschijnen. Het uit zich in andere signalen, zoals concentratieverlies, te laat komen, onverzorgde kleding, snel geïrriteerd raken en depressies.’ Paulien heeft de gezondheid van haar patiënten bij haar weten nooit in gevaar gebracht. Het feit dat ze een beschouwend vak had, was daarbij een geluk. Maar ze werd wel een onbetrouwbare dokter. ‘Ik moest me heel vaak ziek melden. Heel wat keren ben ik ’s nachts nog onder invloed in de auto naar de praktijk gereden om een briefje op de deur te hangen. Ook vergat ik dingen. Als ik een patiënt telefonisch had beloofd een recept uit te schrijven bijvoorbeeld. Dan stond die persoon tevergeefs aan de balie van de apotheek.’
Redding De ommekeer kwam toen Paulien na vijf jaar clean te zijn geweest, terugviel. ‘Ik was in een detoxkliniek beland. Tijdens de vervolgbehandeling leerde ik een nieuwe partner kennen. Samen hebben we vijf jaar geen druppel gedronken en toen besloten we dat een glaasje wel kon. Binnen zes weken was ik er weer net zo slecht aan toe als voorheen. Omdat we zulke vreselijke ruzies hadden samen, belde op een dag een buurvrouw aan. Zij had door wat er aan de hand was, vertelde dat ze zelf alcoholist was en gaf me de gegevens van een zelfhulpgroep. Dat is mijn redding geweest, vooral, denk ik, omdat ik daar hele gewone mensen aantrof zoals ikzelf. Géén zwervers. Mijn ziekte bestond opeens en kreeg een gezicht.’ * Paulien is niet de echte naam van deze arts.
Antwoorden bij ‘kunst-kijk-cursus’ op bladzijde 18 1. Door het raam is een stad van bovenaf te zien. In combinatie met het schuine dak, doet de ruimte het meest aan een zolder denken. 2. De rook komt nog van de opgebrande kaars af. Dat kan wijzen op een kaars die de hele nacht gebrand heeft. De geelroze lucht lijkt op zonsopgang te wijzen. De hoek van lichtinval kan ook een aanwijzing zijn. 3. De gladde huid en zijn bouw wijzen op een jonge man (Chatterton was 17 toen hij stierf).
30 Arts in Spe februari 2011
4. De positie van de linkerhand en -arm kunnen erop wijzen dat hij naar zijn borst greep vanwege pijn. Dat heeft wellicht te maken met hoe hij stierf. 5. Het lege flesje op de grond kan erop wijzen dat het hier niet om een natuurlijke dood gaat. Wellicht zelfmoord? Misschien staat de reden hiervoor beschreven in het papier in zijn rechterhand. Het verscheurde manuscript op de grond zou ook een aanwijzing kunnen zijn. (De dichter Chatterton heeft zichzelf vergiftigd met arsenicum nadat ontdekt was dat hij plagiaat had gepleegd.)
Future Leaders Health
Eerste groep studenten naar Tanzania
Het uitdagende persoonlijke VvAA-leiderschapsprogramma
! s i e r op
voor studenten gaat van start. Ruim een jaar nadat de tien Future Leaders Health het avontuur aangingen om hieraan deel te n emen, zijn ze ‘eindelijk’ op weg! Annette van Ginkel Op 12 februari is de groep met drie facilitators (coaches) van BetterFuture en een begeleider van AMREF Flying Doctors op weg gegaan naar het district Mkuranga in Tanzania. Het gebied ligt op ongeveer twee uur rijden vanaf het vliegveld in Dar es Salaam. Hier ontmoeten de tien Nederlandse studenten de tien Tanzaniaanse studenten, die ook aan een intensieve selectieprocedure hebben deelgenomen. Twee groepen van jonge, leergierige en breed georiënteerde mensen die twee weken intensief gaan samenwerken.
Écht contact Lynn Zebeda, facilitator bij BetterFuture: ‘Het Future Leaders Health programma daagt de deelnemers uit om in plaats van te leren uit boeken en colleges, te leren door te ervaren en door écht contact te maken. Met elkaar, met de mentoren en met de lokale gemeenschap. Juist de combinatie van het aan de slag gaan met vragen vanuit AMREF Tanzania en de lokale gemeenschap en het intensieve samenwerken aan je persoonlijke leiderschap, maken deze twee weken een onvergetelijke leerervaring. Competenties als realisatiekracht, samenwerken en maatschappelijke oriëntatie leiden in dit programma werkelijk tot het ontwikkelen van je talenten. Een mooie start als jonge professional!’
Waarom doet VvAA dit ook alweer?
programma op te starten is tweeledig. Ten eerste werken VvAA en AMREF Flying Doctors intensief samen. VvAA heeft zich daarbij gecommitteerd aan het AMREF-programma ‘Bouwen aan het gezondheidsnetwerk’. beeld: Better Future Dit programma verzamelt basisgegevens over gezondheid en ziekte van mensen in afgelegen gebieden in Afrika. Er zijn inmiddels verschillende activiteiten gestart door medewerkers en leden van VvAA die hier een bijdrage aan leveren. Ten tweede heeft VvAA van oudsher een stevige oriëntatie op (de ontwikkeling van) het studentensegment. Van alle studenten in de Nederlandse gezondheidszorg (zowel medisch als paramedisch) is 65 procent lid van VvAA. Sinds enkele jaren heeft VvAA een eigen aanpak voor ontwikkeling, opleiding en begeleiding van deze studenten bij niet-medische aspecten van hun vak. De aanpak kenmerkt zich door een directe vorm van contact en heeft – in combinatie met de samenwerking met AMREF – geleid tot de ontwikkeling van dit programma.
Hoe volg ik de studenten op reis? Alle belevenissen van de studenten zowel op het persoonlijk vlak, als in maatschappelijke oriëntatie en uiteindelijk in ontwikkeling van het leiderschap zijn te volgen via de speciale website www.vvaa.nl/flh. Daar staan tweets, blogs, filmpjes en foto’s van alle opgedane ervaringen. Nu al beter kennismaken met de groep Nederlandse en Afrikaanse studenten? Dat kan ook op deze site; we nodigen je uit hen daar te volgen.
De motivatie voor VvAA dit Future Leaders Health
31 Arts in Spe februari 2011
Arts in Spe februari 2011 31
Nieuw bestuur KNMG Studentenplatform Het KNMG Studentenplatform heeft sinds 8 januari een nieuw dagelijks bestuur, dat zich het komend jaar met veel enthousiasme gaat inzetten om alle geneeskundestudenten die lid zijn van de KNMG te vertegenwoordigen. Even voorstellen… voorzitter is Fleur van den Heijkant, zesdejaars geneeskundestudent in Maastricht. Zij is het eerste aanspreekpunt van het studentenplatform naar buiten toe. Bij politieke discussies en bij vergaderingen binnen de KNMG zal zij de geneeskundestudenten vertegenwoordigen. Marion Vlemminx, vijfdejaars uit Maastricht houdt zich bezig met de gang van zaken binnen het studentenplatform. Yvette Mol, vijfdejaars uit Leiden onderhoudt de contacten met de studentleden van de KNMG. Daarnaast wil zij de naamsbekendheid van het KNMG Studentenplatform vergroten en is ze eindverantwoordelijk voor de jaarlijkse enquête. Artikelen van het studentenplatform vind je in iedere Arts in Spe, maar ook in Medisch Contact en in meer wetenschappelijke tijdschriften over medisch onderwijs. Daarnaast geven we op congressen presentaties over bijvoorbeeld seksuele intimidatie van de coassistent, de disbalans op de opleidingenmarkt en keuzeonderwijs.
Studentenvertegenwoordiging De KNMG heeft ruim 15.000 studentleden en ieder jaar komen er veel leden bij. Wij willen al deze studenten zo goed mogelijk vertegenwoordigen in politieke en maatschappelijke discussies. Zo zetten wij ons in voor een stagevergoeding voor coassistenten en vertegenwoordigen we de geneeskundestudent in het debat over het al dan niet afschaffen van de numerus fixus. Ook houden wij ons bezig met de discussie over het ophogen van het collegegeld bij studievertraging. Afgelopen jaren hebben we ons beziggehouden met onderwerpen als burn-out onder coassistenten en digitaal leren. Ieder jaar kiezen wij een aantal hoofdonderwerpen waar we aandacht aan besteden. Dit kunnen wij uiteraard niet zonder jullie hulp! We vragen om jullie mening door middel van de jaarlijkse online enquête met vragen over actuele geneeskundeonderwerpen. De laatste enquête ging over parttime werken na je studie, patiëntveiligheid in de studie en kwaliteit van de didactische vaardigheden van je docenten. Op dit moment zijn wij hard bezig met het verwerken van de resultaten van deze enquête. Houd de komende Arts in Spe’s in de gaten voor de uitkomsten.
Het bestuur v.l.n.r. Marion Vlemminx, Fleur van den Heijkant en Yvette Mol Beeld: Margriet Spangenberg waarbij alle geneeskundestudenten welkom zijn. We debatteren dan over een actueel medisch-maatschappelijk onderwerp zoals alternatieve geneeswijzen of onprofessioneel gedrag van de geneeskundestudent en het judicium abeundi. Ben je geïnteresseerd in een functie binnen het KNMG Studentenplatform, dan horen wij dat graag! In verschillende steden zoeken wij nog enthousiaste geneeskundestudenten (bachelor en master). Kijk op de site! Daar vind je de profielschets met meer informatie over wat voor studenten we zoeken en de vacatures in verschillende steden. Mail uiterlijk 14 maart je cv met motivatiebrief of andere vragen en ideeën naar
[email protected] Studentenplatform
Openbare vergadering Elk jaar organiseren wij in oktober een openbare vergadering
32 Arts in Spe februari 2011
Op www.artsinspe.nl/studentenplatform vind je meer informatie
XX
weg
Kinderchirurgie in Colombia Februari 2007. We vertrekken uit Clínica Noel, een van de armoedigste staatsklinieken van Colombia, in een buitenwijk van Medellín, waar kinderchirurg dokter García mij (vijfdejaars coassistent) vanochtend assisteerde bij een sessie circumcisies. De armste kinderen opereert hij na sluitingstijd gratis. We zijn tevreden met het resultaat en zijn nu op weg naar onze uitvalsbasis Clínica de las Américas, in het centrum van Medellín. In deze grote privékliniek komt de meer welgestelde bevolking uit Colombia en andere ZuidAmerikaanse landen. We gaan via het huis van dokter García, waar ons nu een heerlijke lunch en hopelijk nog een siësta wacht.
Een nieuwe blaas Om middernacht hebben we voor het eerst weer tijd voor een snelle snack, want Emanuel ligt nog op de operatietafel. Voor dit 11-jarige jongetje met een neurogene blaas maken we van een stuk darm een nieuwe blaas; van zijn appendix maken we een toegang tot zijn darm, zodat hij die kan spoelen. In het verleden is hij elders meermalen geopereerd, helaas niet al te vakkundig, wat ons veel extra werk oplevert. Na tien uur opereren, waarbij dr. García en de aios onophoudelijk bezig zijn geweest en ik mag assisteren, weet ik niet meer hoe ik moet staan, ben ik doorweekt van het zweet en misselijk van trek en vermoeidheid. Ik heb mijn steriliteit al drie keer opgeheven om te gaan plassen en wat te drinken. Ondertussen vliegen de kinderchirurgische termen me om de oren. Ondanks het lichamelijke
ongemak ben ik gefascineerd door het prachtige vakwerk dat zich voor mijn ogen afspeelt. Ik vind het fantastisch dat een ingreep zo’n enorme invloed kan hebben op iemands leven.
Ik weet niet meer hoe ik moet staan, ik ben doorweekt van het zweet en misselijk van trek en vermoeidheid
Geen luiers meer Drie uur later mag ik de buik dichthechten. Geduldig leert de kinderchirurg mij de fijnere kneepjes van het vak. En dat terwijl over vier uur onze volgende werkdag weer begint. Enkele weken na de operatie, op de polikliniek, vertelt Emanuel ons dat hij van ons houdt omdat het thuis niet meer naar urine ruikt en hij geen luiers meer hoeft te dragen. Mijn hart smelt, ik ben gelukkig. Laura Navarro, vanaf 1 maart huisarts in opleiding in de regio Utrecht
Rechtsboven: de verkoeverunit in Clínica Noel, rechtsonder: het sluiten van de buikhuid na de operatie in Clínica de las Américas. Onder: Uitzicht vanuit de operatiekamer.
Arts in Spe februari 2011 33
‘Ik kende de horrorverhalen’ Verpleegstage: confronterend maar leerzaam De verpleegstage is voor veel geneeskundestudenten hun eerste kennismaking met patiëntenzorg. Zo’n twee weken lang werk je in een ziekenhuis of verpleeghuis en verzorg je mensen van top tot teen. Voor schroom is al snel geen plaats meer. Shannon Plaxton
T
ot de doelen van de verpleegstage behoren professioneel gedrag ontwikkelen en inzicht krijgen in het werk van de verpleging. Wanneer deze stage precies plaatsvindt, verschilt per faculteit. De meeste universiteiten bieden de stage aan het einde van het eerste jaar aan. Maastricht is een uitzondering: die faculteit kent geen verplichte verpleegstage. Eva Nuijten (19) studeert geneeskunde in Utrecht en zit in haar eerste jaar. In Utrecht beginnen studenten vroeg in de opleiding met het praktijkmoment: Eva ging
‘Die mensen zijn nou eenmaal incontinent’ na drie weken onderwijs als kersverse arts in spe stage lopen in een verpleeghuis. ‘Natuurlijk weet je dan nog niet veel, je bent net met de studie begonnen’, erkent Eva. ‘Maar we kregen eerst een voorbereiding, dus je had al wel iets geleerd.’ Ze was van tevoren niet bang dat ze afgeschrikt zou worden door de ervaring, integendeel: afgezien van een paar negatieve verhalen hebben haar medestudenten een positief beeld over de stage, vertelt Eva. Bovendien vond ze het prettig om snel met de praktijk in
34 Arts in Spe februari 2011
aanraking te komen. ‘Zo’n stage is een goede binnenkomer!’
Onaangename klusjes Eline Hartman (19), tweedejaarsstudent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, was minder zeker van haar zaak. ‘Ik ging er sceptisch in’, vertelt ze. ‘Ik wist eigenlijk niet wat ik moest verwachten, maar ik kende de horrorverhalen.’ Eline heeft haar verpleegstage onlangs gedaan: in Rotterdam vindt de stage halverwege het tweede jaar plaats, vlak voor de kerstvakantie. Eline belandde op een afdeling met zeer zorgbehoevende patiënten: mensen met vergevorderde dementie. Hoewel psychische geriatrie niet haar eerste keus was, werkte ze vanaf dag één fulltime mee in het verplegende team. Dit betekende ook dat ze direct werd geconfronteerd met de onaangename klusjes die bij de dagelijkse realiteit horen. ‘Die mensen zijn nou eenmaal incontinent. Je voelt wel even een drempel als je iemand voor het eerst moet verzorgen, maar je moet gewoon meehelpen. En na drie dagen sta je er niet eens meer bij stil. Het is dan al een normaal onderdeel van het werk geworden.’ Eva herkent dit: haar behulpzaamheid en compassie wonnen het al gauw van haar initiële schroom. ‘Als iemand met diarree in bed ligt, wil je diegene helpen’, zegt Eva, ‘dan denk je niet eens aan jezelf. Achteraf is de gedachte aan wat je hebt gedaan, eigenlijk viezer dan op het moment zelf.’ De eerste keer vond ze het wel gek om
iemand te wassen. ‘Eigenlijk vond ik het vooral ongemakkelijk voor die persoon: diegene kent mij helemaal niet! Maar je merkt gauw dat de mensen je accepteren; ze vinden het allemaal prima.’
Een kusje In tegenstelling tot Eline liep Eva mee op een somatische afdeling. De bewoners die ze daar ontmoette, maakten indruk op haar. ‘De eerste dag dacht ik echt even: “wow, sommige mensen kunnen best weinig!”’, zegt ze. ‘Dat is confronterend.’ Eén man is haar in het bijzonder bijgebleven. ‘Het was een meneer die niet kon praten; hij maakte alleen maar onverstaanbare geluiden. Om eerlijk te zijn vond ik hem een beetje eng. Tijdens een spelletje Bingo moest ik hem helpen om de cijfers op zijn kaart door te strepen, en toen gaf hij plotseling een kusje op mijn hand als “dankjewel”. Dat was een mooi moment.’ Terugblikkend zijn beide studenten blij dat ze de stage hebben gedaan. Eline: ‘Het is een ervaring die veel nieuwe indrukken met zich meebrengt. Je krijgt een goed beeld van de verpleging en merkt hoe zwaar hun werk is. Ook ben je veel directer met patiënten bezig; later zul je dat minder hebben, zelfs de verpleeghuisartsen zagen de patiënten niet veel.’ Ze pauzeert even, en klinkt dan zelf bijna verrast: ‘Ik heb twee leuke weken gehad.’ Hoewel ze zichzelf later niet in een verpleeghuis ziet werken, kan ze zich dankzij haar ervaringen tijdens de stage wel voorstellen dat mensen hiervoor kiezen. Ze heeft een tip voor studenten die nog aan de stage moeten beginnen: ‘Ga er zo open mogelijk in en sta open voor ideeën, dan valt het allemaal mee.’
Zelfstandig Eva adviseert andere studenten om van tevoren een lijstje met doelen te maken. ‘Denk na: wat wil je leren tijdens de stage? Je moet niet te afhankelijk zijn van mensen die jou voortdurend klusjes geven, maar proberen zelf te beslissen wat je gaat doen. Je hebt best ruimte voor zelfstandigheid.’ Eline beaamt dit: ‘Na twee weken mocht ik al best veel zelfstandig doen. Ik moest gewoon een keer een voorbeeld zien, en daarna pikte ik het zelf wel op.’ Anne Vermeulen (20) is tweedejaarsstudent aan de Universiteit van Maastricht. Hoewel zij geen verpleegstage hoeft te lopen, kan ze in het tweede jaar tijdens een keuzeblok wel kiezen voor een verpleegstage van zes weken. ‘Het is jammer dat niet iedereen de kans krijgt om eens op de werkvloer mee te kijken en te zien wat de verpleging doet’, meent Anne. Ze geeft echter eerlijk toe dat ze zelf niet van plan is voor de verpleegstage te kiezen. ‘Er zijn veel andere interessante blokken, zoals “forensische geneeskunde” en “kind en stofwisseling, erfelijke aandoeningen en hun gevolgen”. Als je die keuze hebt, laat je de verpleegstage toch wel snel vallen.’
beeld: Thinkstock
Arts in Spe februari 2011 35
‘Met fantasie kun je een uitvinding doen’
Herman Koch over zijn nieuwe boek en creatief denken In het nieuwste boek van Herman Koch pleegt huisarts Schlosser een
moord, maar doet of het een medische fout is om justitie te ontlopen. Fantasie, maar het zou kunnen. Met dat uitgangspunt liet Koch afgelopen zomer studenten een uitvinding doen. Heleen Croonen
De ober van het kleine universiteitscafé in het Science Park van de Universiteit van Amsterdam wijst naar het recensie-exemplaar van Zomerhuis met zwembad: ‘Komt Herman zo?’ Als acteur en schrijver Herman Koch binnenkomt, begroeten ze elkaar hartelijk. Koch roept met zijn lange gestalte herinneringen op aan de typetjes die hij heeft neergezet in de satirische televisieserie als Jiskefet. Zijn nette spraak doet denken aan zijn vertolking van corpsbal Kerstens (‘Heb je nog geneukt?’), als hij lacht zie je even de kantoormedewerker Jos (‘Goeiemorgen deze morgen’) en als hij ernstig is, zit daar ineens Tampert van de Duitse Criminalpolizei (‘Ja, wie sage ich das jetzt’). Met zijn vorige boek Het diner bereikte Herman Koch in 2009
‘Je moet een gedachtesprong kunnen maken’ ook als schrijver het grote publiek. De huisarts in het pas verschenen Zomerhuis met zwembad pleegt een moord, en doet alsof het een medische fout is. Zo hoopt hij de zaak voor het medisch tuchtcollege te krijgen en uit handen van het openbaar ministerie te blijven.
Is die tuchtzaak ook waar gebeurd? Koch: ‘Nee, maar het boek is wel gebaseerd op het idee dat het in Nederland moeilijk is om als patiënt je recht te halen na een medische fout. Je kunt alleen naar de tuchtrechter. Bij een veroordeling krijgt de arts een waarschuwing of een schorsing van een paar maanden, meer stelt
36 Arts in Spe februari 2011
het niet voor. Verder vind ik het beroep van arts fascinerend, omdat artsen ongegeneerd vragen kunnen stellen aan mensen. In een ver verleden heb ik overwogen arts of psychiater te worden, uit nieuwsgierigheid naar persoonlijke omstandigheden van mensen die alleen legitiem is voor een arts. Deze fantasie heb ik in het boek uitgeleefd.’
De huisarts in het boek heeft een clientèle van bekende schrijvers. Bestaat hij echt? ‘Het personage is gebaseerd op meerdere bestaande huisartsen, en op mijn intuïtie. Mijn eigen huisarts gaf een tip voor het hoofdpersonage, terwijl hij mijn oren uitspoot. Ik vroeg hem of er artsen bestaan die een afkeer hebben van kleine kwalen, zoals een teveel aan oorsmeer of eczeem, en hij zei dat een vriend van hem om deze reden kinderarts was geworden. Kinderen zijn niet vies.’
De huisarts heeft ook een afkeer van ingrepen in ogen. ‘Dat is puur autobiografisch. Ik zou nooit contactlenzen nemen, vanwege het gemodder in je ogen. Operaties en bloed kan ik goed aanzien, maar zodra er een oog in beeld komt met van die klemmetjes erin, haak ik af.’ In de zomer van 2010 was Koch de jaarlijkse gastschrijver bij de Technische Universiteit in Delft. Hij werkte met studenten een aantal maanden aan een uitvinding. Zijn oogfobie werd daar op de proef gesteld, want de uitvinding betrof een stofje waarmee mensen in het donker zouden kunnen zien. Het stofje moest in de oogbal worden geïnjecteerd, en dat was op groot scherm te zien tijdens de perspresentatie. Het stofje zou zijn geïsoleerd uit een garnaalachtige die leeft in de donkere diepten van de oceaan en daar duizend keer beter kan zien dan welk dier dan ook.
Meer over Herman Koch Zomerhuis met zwembad ligt sinds 27 januari in de (online) winkels voor 20,95 euro en wordt uitgebracht door Ambo Anthos Uitgevers. Er is ook een luisterboek te koop voor 26,95 euro van uitgever Rubinstein. In Medisch Contact staat ook een interview met Herman Koch, dat meer ingaat op zijn nieuwe boek (MC 3/2011: 144) Dit voorjaar is Koch te zien in zijn rol als ‘Jos’ in Debiteuren Crediteuren in ‘Goeiesmorgens: the musical.’ Van 1 tot 5 april in de Heineken Music Hall in Amsterdam. Op de site van Arts in Spe staan links naar YouTube-filmpjes van Koch als Kerstens, Jos en Tampert.
beeld: HH, Merlijn Doomernik
Hoe is de studentenuitvinding ontvangen?
Wat hebben de studenten geleerd?
‘Het product bestaat niet echt, het was een fantasie van de studenten. De garnaal bestaat wel echt, maar de injectie waardoor je in het donker kunt zien niet. Toch geloofde een groot deel van het publiek de presentatie over het product, evenals het toneelstukje met de verzonnen betaalcheque die werd overhandigd door een Amerikaans bedrijf, gelieerd aan het Amerikaanse ministerie van Defensie. Het fictieve bedrijf hoopte dat soldaten met het stofje in hun ogen geen nachtkijkers meer nodig hadden. Mag je die betaalcheque wel aannemen, vroeg het publiek zich af. De belangstelling van allerlei media moest naderhand worden gesust. De universiteit raakte in paniek, omdat ze zich belachelijk zou maken. Echte uitvindingen zouden ook niet meer worden geloofd.’
‘Het waren studenten mijnbouw, bouwkunde, ingenieurs en industriële vormgevers – zonder uitzondering hele slimme figuren. Zij zijn gewend veel kennis op te nemen. Er waren studenten die alles leerden over aardolie. Zij denken: die Koch schrijft en is een humorist, hij denkt anders dan wij. Ik heb geprobeerd uit te leggen dat we toch veel op elkaar lijken. Een grap is ook een uitvinding, je hebt een eurekamoment. Ik wilde studenten laten zien hoe je met fantasie een uitvinding kunt doen, ook al is die niet meteen uitvoerbaar. Het grote voordeel van creatief denken is dat je iets extra hebt boven iemand anders die ook alles over aardolie weet.’
Waarom is er geen echt product bedacht? ‘Het project was in die zin geslaagd, dat er een geloofwaardige uitvinding was gepresenteerd. We zijn bij de start van het project naar het Leonardo da Vinci-museum in Amboise, Frankrijk gegaan. Zijn uitvindingen, zoals de eerste tank, de eerste parachute, de eerste helikopter, zijn allemaal gerealiseerd, maar pas vijfhonderd jaar later. Je moet de gedachtesprong maken die Leonardo da Vinci ook heeft gemaakt: ik wil van een berg kunnen springen en zacht landen, hoe ga ik dat doen? We hebben heel lang getwijfeld of we zouden kiezen voor een geloofwaardige uitvinding, een totale vervalsing of een uitvinding die ongeloofwaardig zou lijken, maar wel echt kon.’
Zaten er ook corpsballen bij à la Kerstens? ‘Ik had ze niet kunnen aanwijzen, het viel mee. In Frankrijk hebben we tot diep in de ochtend de nodige biertjes gedronken, maar dat was gewoon gezellig, er vonden geen excessen plaats zoals bij de lullo’s.’
Hoe kenden u en de andere acteurs van Jiskefet, Kees Prins en Michiel Romeyn, deze corporale cultuur? ‘We zijn nooit lid geweest van het corps, maar zagen ze lopen in de stad en in de cafés. We hebben ook in dat soort huizen gewoond, waar je een gedeelde ijskast hebt. Met die ervaring kan je erover fantaseren.’
Arts in Spe februari 2011 37
Claimreconstructie
Een ‘vergeten’ biopt Een incident begint vaak met een klein voorval dat niet tijdig wordt bijgestuurd. Een reconstructie van de feiten kan een domino-effect een volgende
A
keer stoppen. Alice Hamersma en Manon Eikens, Schadepreventie MediRisk ls een patiënt met buikklachten wordt opgenomen op de afdelingHeelkunde, vraagt de chirurg een internist in consult. Deze adviseert een coloscopie. Een collega-internist verricht de coloscopie en ziet een kleine poliep van 5 millimeter. De internist neemt, zonder dat de pa-
tiënt het weet, een biopt en biedt het weefsel aan voor een PA-onderzoek. Hij meldt vervolgens telefonisch aan de aios chirurgie dat hij tijdens de scopie geen afwijkingen heeft gezien en maakt ook nu geen melding van het biopt. De aios ontslaat de patiënt met een controleafspraak op de polikliniek interne. Op de ontslagbrief staat dat er geen bijzonderheden zijn gezien tijdens de coloscopie. Niets wetende van de biopt, zegt de patiënt de controleafspraak echter af. Pas als de patiënt ruim een jaar later wegens longproblemen wordt opgenomen, hoort hij dat de uitslag van het biopt maligne was. De schok is groot. Een nieuwe coloscopie laat een adenocarcinoom van 2-3 cm zien. Deze wordt verwijderd, maar na een halfjaar wordt een recidief geconstateerd en verwijderd. De psychische schade is aanzienlijk.
Geen kopie Hoewel dat gebruikelijk is, is na de coloscopie geen kopie van het scopieverslag met de patiënt mee terug naar de afdeling gegaan. Bij het aanbieden van het biopt voor PA-onderzoek meldt uitvoerend internist dat een kopie van de uitslag naar de behandelend chirurg moet worden gestuurd. Zelf ontvangt hij ook de uitslag. Aangezien de verdere behandeling op het chirurgische vlak ligt, onderneemt de internist geen actie meer. De behandelend chirurg ontvangt daags na het ontslag van de patiënt inderdaad de rapportage van de patholoog waarin staat dat sprake is van een adenocarcinoom, en ziet dat de uitslag ook naar de uitvoerende internist is gestuurd. Vervolgens heeft de chirurg gekeken wat met de patiënt is afgesproken en constateert dat er een controleafspraak staat gepland. Hij gaat ervan uit dat de uitslag van het biopt tijdens dit controlebezoek zal worden besproken en onderneemt geen actie.
Eén hoofdbehandelaar
beeld: thinkstock, Public Health Image Library
38 Arts in Spe februari 2011
Binnen de vakgroep chirurgie zowel als interne geneeskunde is deze casus uitgebreid besproken. Daarnaast heeft een klachtentraject tot aanbevelingen geleid, die zoveel mogelijk zijn opgevolgd. Een patiënt heeft één hoofdbehandelaar: deze is het
kwik
enige aanspreekpunt, krijgt altijd alle uitslagen en is verantwoordelijk voor het informeren van de patiënt. De ontslagbrief wordt in principe pas geschreven als alle uitslagen binnen zijn. Maar hoe weet de hoofdbehandelaar of alle uitslagen binnen zijn? Er is geen volgsysteem om na te gaan of uitslagen daadwerkelijk worden doorgegeven aan de juiste personen. Als een patiënt een afspraak afzegt, krijgt de behandelaar het dossier voorgelegd om te beoordelen of de patiënt toch opgeroepen moet worden. Maar dan moet het dossier wel compleet zijn. Het invoeren of aanpassen van het EPD kan een oplossing zijn. Als er nog uitstaande uitslagen zijn, of als het een afwijkende uitslag betreft, kan het systeem hiervan een melding afgeven. Een compleet dossier waarbij alle relevante informatie toegankelijk is voor alle behandelaars, is essentieel. Ook is het belangrijk om de overdracht goed te regelen als een andere zorgverlener het hoofdbehandelaarschap overneemt. Ga er nooit zomaar van uit dat iets door een ander wordt opgepakt.
Schadebedrag Vanwege ontoereikende communicatie en onduidelijke verantwoordelijkheden is de PA-uitslag van het weefselbiopt (adenocarcinoom) niet doorgegeven aan de behandelend arts en de patiënt. De gevolgen van het delay worden erkend. De tweede ingreep is volgens de ingeschakelde
Ga er nooit zomaar van uit dat iets door een ander wordt opgepakt
Beter medisch bijbaantje dan achter de bar Geneeskundestudenten die in de horeca werken verdoen hun tijd, hoorde ik een professor onlangs zeggen. Een medisch gerelateerd bijbaantje – iets in de thuiszorg bijvoorbeeld – is veel beter dan achter de bar staan! Willeke Kuijsten, zevendejaars, VU Amsterdam ‘Oneens. Elke werkervaring – betaald of onbetaald, medisch gerelateerd of niet – is relevant. Natuurlijk is het goed om een medisch-inhoudelijke bijbaan te hebben, maar ik vind andere ervaringen net zo waardevol. Het is juist belangrijk om naast je studie heel andere dingen te doen, om zo je perspectief te verbreden en te leren hoe je met anderen moet samenwerken.’
Nadia Baart, eerstejaars, Utrecht ‘Ik denk dat een medisch gerelateerd bijbaantje handig kan zijn tijdens je studie. Het is een soort aanvulling: je leert al iets over de gang van zaken binnen bijvoorbeeld een ziekenhuis of verpleeghuis, je kunt oefenen in het leggen van contacten met patiënten en leren met bepaalde situaties om te gaan. Maar het beste bijbaantje is uiteindelijk de baan die je op dat moment het leukst vindt om te doen. Alles wat je ‘later’ moet weten en kunnen, leer je namelijk toch wel tijdens je studie.’
Hanaâ Benjeddi, derdejaars, VU Amsterdam
deskundige vrijwel geheel toe te schrijven aan het delay en de toekomst moet leren of er nog recidieven met of zonder metastering buiten de darm zullen optreden. Frequente controles blijven noodzakelijk. In totaal wordt een schadebedrag van 16.912,08 euro betaald: 8.500 euro aan de patiënt, 8.412,08 euro aan buitengerechtelijke kosten.
Met dank aan het ziekenhuis en de betrokken medisch specialisten die met alle openheid van zaken medewerking verleenden aan deze claimreconstructie Dit artikel verscheen eerder in Alert, het magazine van medisch aansprakelijkheidsverzekeraar MediRisk. Samen met haar leden – het merendeel van de algemene ziekenhuizen in Nederland – werkt MediRisk gericht aan het terugdringen van risico’s in de zorg.
‘Een paar uur per week werk ik met plezier als assistent in een cardiologenpraktijk. Een medisch bijbaantje neem je niet voor die paar extra regels op je cv, een medisch bijbaantje neem je omdat je het vak leuk vindt en het een uitdaging vindt om er ook naast je studie mee bezig te zijn. Cv-verrijking is een gunstige bijkomstigheid, geen doel op zich.’
Hajo Krol, vierdejaars, Groningen ‘Ik ben het niet eens met de stelling, omdat verbreding naast je studie niet alleen in dezelfde richting gezocht moet worden. Van een bijbaan in een totaal andere richting leer je net zo veel, zo niet meer dan van een baan die in dezelfde lijn ligt, al betreft het dan meer het sociale en persoonlijke vlak dan het vakinhoudelijke.’ SPL
Wil je ook eens je mening geven in deze rubriek? Mail dan je naam en telefoonnummer naar
[email protected]
Arts in Spe februari 2011 39