magazine
kwartaalblad voor ruimtelijk georiënteerde kunst
1#2015 | jaargang 18, no 69 | www.beeldenmagazine.nl
Koen Vanmechelen Woody van Amen Bill Viola Titia Ex
www.flassh.nl Bronsgieterij FLASSH
Bronsgieterij Kemner giet voor Studio Job
Studio Job – Tour Eiffel 2012
Bronsgieterij Kemner | Simon Homburgstraat 23 | 5431 CM Cuijk | www.kemner.nl |
[email protected]
BERLIN, BERLIN Jehoshua Rozenman 15.03 – 26.04
In samenwerkIng met
Koornmarktspoort
Ms. Van Riemsdijkweg 41b 1033 RC Amsterdam www.nieuwdakota.nl
Keramiek Triënnale 2015
Barbara Polderman Repetitie
CODA Museum Apeldoorn CODA Museum presenteert van 29 maart t/m 25 mei 2015 de Keramiek Triënnale 2015, een tentoonstelling geïnitieerd door de Nederlandse Vakgroep Keramisten (NVK). De Keramiek Triënnale toont het werk van 50 kunstenaars uit Nederland, België, Frankrijk en Duitsland. De geselecteerde kunstenaars staan garant voor kwalitatief hoogstaand werk in een internationale tentoonstelling waarin uiteenlopende aspecten van keramiek aan bod komen. Naast de tentoonstelling vinden diverse activiteiten plaats. In de weekenden van 18-19 april en 16-17 mei zijn er workshops en lezingen. De opening is op 29 maart om 14.30 uur. Meer informatie op www.nvk-keramiek.nl of www.codaapeldoorn.nl
11 april t/m 14 juni Koornmarktspoort | IJsselkade 1 | 8261 AB | Kampen | 038 3317361 www.stedelijkmuseumkampen.nl
CODA Museum Apeldoorn, Vosselmanstraat 299, NL-7311 CL Apeldoorn
Colofon
Redactioneel
Colofon Beeldenmagazine wordt uitgegeven door Uitgeverij Smit van 1876 en verschijnt vier maal per jaar
Naast de vaste rubrieken en een groot aantal beschrijvingen van nog te bezoeken tentoonstellingen, zoals De Zee in Mu.Zee in Oostende en In Search of Meaning in De Fundatie in Zwolle treft u in dit nummer twee nieuwe rubrieken aan: ‘Voorbij’ en ‘Het atelier’. Beelden wil graag zo actueel mogelijk zijn, maar door onze verschijningsvorm van één keer per kwartaal, vallen er daardoor wel eens interessante tentoonstellingen tussen wal en schip. In ‘Voorbij’ treft u een aantal korte beschrijvingen van tentoonstellingen aan die al afgelopen zijn als dit blad uitkomt. In ‘Het atelier’ wordt er een beeldend kunstenaar en zijn werkruimte beschreven. De ene kunstenaar werkt in een schuurtje in de tuin, een ander op zolder, of in een lokaal in een schoolgebouw en weer een ander heeft een loods met assistenten. De komende nummers krijgt u een kijkje in de keuken van de kunstenaar.
Redactie John Blaak Postbus 42621 3006 DC Rotterdam
[email protected] Tekstcorrector Ineke Soeterik Website www.beeldenmagazine.nl Volg ons ook op facebook www.facebook.com/ Beeldenmagazine Medewerkers aan dit nummer Piet Augustijn, tentoonstel lingsmaker, publicist // Ans van Berkum, kunsthistoricus // Judith van Beukering, kunsthistoricus, kunstmanager // Eleonoor van Beusekom, beeldend kunstenaar, adviseur kunst in de openbare ruimte // Etienne Boileau, communicatieadviseur, publicist // Hilde van Canneyt, kunstreporter // Marijke Jansen, koRprodukties, adviseur, projectmanager beeldende kunst // Peke Hofman, curator, kunstcriticus // Pascalle Mansvelders, kunsthistoricus, beeldend kunstenaar, curator, publicist // Antonie den Ridder, beeldend kunstenaar, publicist // Jaap Roëll, recensent, kunstondernemer // Beatrijs Schweitzer, beeldend kunstenaar, kunsthistoricus // Jet van der Sluis, neerlandica, kunsthistorica, publiciste // Astrid Tanis, kunstcriticus, kunsttheoreticus // Els Vegter, beeldend kunstenaar, publicist, blogger // Sya van ’t Vlie, kunsthistoricus, publiciste // Carina van der Walt, Afrikaniste, publiciste // Geraart Westerink, kunsthistoricus // Tine van de Weyer, beeldend kunstenaar, publiciste
11
24
Abonnementen & Adreswijzigingen Jaarabonnement € 35,Losse nummers € 9,25 S.P. Abonneeservice Postbus 105 2400 AC Alphen a/d Rijn 0172-476085 (t)
[email protected]
Druk AM-Creation, Venlo Vormgeving Gideon Fraipont
Beeldenmagazine 2#2015 verschijnt 27 juni 2015; sluitingsdatum advertenties 10 juni 2015
De voorstelling Door de bank genomen van De Verleiders is een echt kunststuk. Geen beeldende kunst maar theaterkunst. Het legt de manipulaties van het bankwezen bloot. Je hoort tijdens de voorstelling dat als je een paar jaar geleden bij de afname van een nieuwe hypotheek niet meer dan 100% van de waarde van je huis leende, je een dief van je eigen portemonnee werd genoemd, daar de prognose was dat de huizen ieder jaar in waarde zouden stijgen. Dat gaat goed tot het een keer stopt. De keerzijde wordt niet genoemd. Nu heeft iedereen een eigen verantwoordelijkheid, maar van bankiers, mannen in nette pakken, verwacht je toch dat het serieuze mensen zijn die weten waar ze over praten en geen oplichters zijn. Wat heeft het gedrag van bankiers met kunst te maken, denkt u. Aan de ene kant niets, aan de andere kant kopen banken veel kunst voor hun bankgebouwen en zitten bankiers in besturen van diverse musea. Bankiers nemen graag risico’s met andermans geld. Een verwevenheid is er zeker. En wat denkt u, als de banken vallen en er geen geld meer uit de pinautomaat komt, dan kan er niet veel kunst meer verhandeld worden.
Advertenties AM-Creation, Désiré Mureau Postbus 612 5900 AP Venlo 06-34492511
[email protected]
ISSN 0921-7916
Soms kom je een boek tegen waar je aandacht aan wilt besteden, maar dat gaat dan niet over kunst. Het boek Dit kan niet waar zijn van Joris Luyendijk is zo’n boek, het houdt me bezig. In het boekenprogramma van Wim Brands vertelt Luyendijk dat er bankiers zijn die ondanks dat het tegen de moraal is, klanten allerlei producten aansmeren die niet deugen, zoals rentederivaten, maar dat doen omdat het binnen de wet valt. Rentederivaten zijn verkocht als bescherming tegen een stijgende rente op bedrijfskredieten die aan ondernemers zijn verstrekt. Maar door de sterke daling van de rente de afgelopen jaren werd men geconfronteerd met een verhoging van de opslag op de lening en daarmee een flinke toename van de financieringslasten. Precies het tegenovergestelde van wat men werd voorgehouden. Klanten wordt een aantrekkelijke worst voorgehouden en men gaat er op in. Niet uit onkunde, maar uit vertrouwen. De bankiers gaan in hun verkoopargumenten alleen uit van groei, maar gebeurt het tegendeel dan ben je de pineut. In principe ben je als kleine klant een leek. De complexe materie achter een derivaat is moeilijk te begrijpen en tegen de juridische afdeling van de bank, die wordt ondersteund door de grote advocatenkantoren van de Amsterdamse Zuid-as, ben je een kleine jongen.
28
Kunnen de banken anders gaan werken? Luyendijk stelt dat de slavernij afgeschaft is en de vrouwenemancipatie ook gelukt is. Het zou dus wel kunnen, maar hoe? De Verleiders zijn begonnen met de actie ‘Burgerinitiatief Ons Geld’. Inmiddels hebben zij 100.000 handtekeningen opgehaald. Doel is het bespreekbaar maken van geldcreatie. Zij vinden dat iedere Nederlander zou moeten weten hoe het huidige geldsysteem werkt. Zie burgerinitiatiefonsgeld.nu John Blaak
5
WILLEM LENSSINCK RETROSPECTIVE 1980-2015
‘Origin of Species’ (Darwin), Horse and Carriage, from the serie ‘Boys Toy’, 125 B x 210 H cm
Ever since 1980, Willem Lenssinck is occupied with the subject of technical progress in our time. To him, the transformation from horse to machine ultimately symbolises this development: A symbiosis between two worlds, a means of transportation in flesh and blood - the horse - is transformed into an aesthetic form of complete mechanisation. In Willem Lenssinck’s work we can observe multiple stages of such development, consistently up to his latest work: “Origin of Species (Darwin) - Horse and Carriage”, as shown by the perfect fusion of a horse’s skull, and streamlined body of a souped up sports car. It actually seems to have become a whole new, more perfect way of transportation, by means of a living species. Such a perfect ‘conversion of the Art’ to a high-tech product corresponds with the choice of material that requires completely new technical and artistic skills: Highly polished aluminium, the base of the bodies of most high-end sports cars - a technical challenge that both conceptually and in craftsmanship, prove the perfection of the work of Willem Lenssinck.
Willem Lenssinck (1947)
1PK+Automat, 151 H x 160 B cm
Horse in Space, 117 H x 47 B cm
1 HP Mach II, 270 H x 144 B cm
Jolly Jumper, 259 H X 240 B cm
Mister 999999 didn’t make it, 167 H x 162 B cm
Formula I Racing Horse, 200 H x 200 B cm
‘Origin of Species’, Horse and Carriage, 125 B x 210 H cm
GALERIE LAIMBöCK - OPEN SUNDAYS 13.00 - 18.00 & UPON APPOINTMENT. DOORNSEWEG 10, 3947ME LANGBROEK (NL), T: (+31) 0343 561699 M: (+31) 06 5052 1389. E-MAIL:
[email protected] - WWW.GALERIELAIMBOCK.COM - WWW.LENSSINCK.NL
Inhoud
Tips
8 Kunst in Gelderland 10 Cross-over: Léon van Opstal 11 Volkskrant Beeldende Kunst Prijs 12 In Search of Meaning 14 Koen Vanmechelen 15 Ahmet Ögüt 16 Labor et Ars 18 Nicolas Dings 19 Woody van Amen 20 De Zee 22 Tino Sehgal 23 Bill Viola 24 Drie Dordtse beeldhouwers 26 Zero in het kwadraat 27 Sculptural Felt International 28 Voorbij 32 Het atelier: Eugène Terwindt 34 Jeroen Doorenweerd 35 Titia Ex 37 Boeken
Onder controle
Antonie den Ridder
Etienne Boileau
Tine van de Weyer
Beatrijs Schweitzer
Pascalle Mansvelders
Peke Hofman
Jaap Roëll
Jet van der Sluis
Piet Augustijn
Sya van ‘t Vlie
Ans van Berkum
Sya van ‘t Vlie
Astrid Tanis
Carina van der Walt
Pascalle Mansvelders
Diverse auteurs
Antonie den Ridder
Geraart Westerink
Marijke Jansen
Judith van Beukering
In het voormalige Huis van Bewaring aan het Wolvenplein in Utrecht presenteert UtrechtDownUnder Onder controle; actuele beeldende kunst van 41 Utrechtse kunstenaars. Een avontuurlijke kunstroute in cellen, aangrenzende werkruimten, de kerk en binnenplaatsen. 1 t/m 31 mei 2015, www.utrechtdownunder.nl
Eddy Roos Het credo ‘Beeldhouwkunst is architectuur, architectuur is beeldhouwkunst’ is het uitgangspunt in het werk van Eddy Roos. Op Slot Zeist zijn naast zijn beelden tekeningen te zien. 14 april t/m 14 juni 2015, www.slotzeist.com
William Kentridge Speciaal voor EYE Amsterdam ontwikkelde de ZuidAfrikaanse kunstenaar William Kentridge More Sweetly Play the Dance, een 45 meter lang fries van bewegende beelden, een soort eeuwigdurende ‘danse macabre’. 25 april t/m 30 augustus 2015, www.eyefilm.nl
Georgia Russell In Georgia Russell. Kunst met een scalpel worden 20 sculpturen van de Schotse kunstenares Georgia Russell tentoongesteld in het Noordbrabants Museum. Georgia Russell creëert haar sculpturen niet met verf of potlood. Ze snijdt, knipt en kerft in boeken, kranten en partituren en transformeert ze tot uitbundige beelden. 16 mei t/m 30 augustus 2015, www. noordbrabantsmuseum.nl
Gimme Shelter
Welke gevaren liggen er op mijn pad? Hoe kan ik mijn tegenstander misleiden? Hoe denkt mijn vijand – en wie is die vijand eigenlijk? Deze vragen zijn het uitgangspunt van de kunstmanifestatie Gimme Shelter - forten en ficties in Laagland in KunstFort Asperen, Fort Nieuwersluis en Kunstfort bij Vijfhuizen. 30 mei t/m 20 september 2015, www.gimme-shelter.nl
ARTZUID 2015 ARTZUID 2015 toont tijdens deze vierde editie beeldhouwwerken van internationaal toonaangevende hedendaagse beeldend kunstenaars: Georg Baselitz, Tony Cragg, Thomas Schütte, Markus Lüpertz, Georg Herold, A.R. Penck, Hans Josephsohn, Rebecca Warren, Hubert Kiecol, Domenico Bianchi, Bruno Gironcoli, Per Kirkeby, Klaas Gubbels, Thomas Housego. 22 mei t/m 22 september 2015, www.artzuid.nl
Rijswijk Textiel Biënnale 2015 Museum Rijswijk toont tijdens de vierde Rijswijk Textiel Biënnale textielwerken van negentien internationale kunstenaars. Vintage textiel, wol, borduurgaren en vlas wordt in combinatie met technieken als bijvoorbeeld weven, borduren en breien ingezet om in een hedendaags idioom beelden op te roepen van liefdevolle herinnering, heimwee of zelfs vervreemding. 9 mei t/m 27 september, www.museumrijswijk.nl
CODA Paper Art 2015 Tijdens CODA Paper Art in CODA Museum in Apeldoorn zijn er o.a. een reusachtig edelhert van origami, sprookjesachtige maskers en opvallende sieraden van papier te zien. Ruim veertig kunstenaars uit de hele wereld tonen hun papieren kunstwerken. 7 juni t/m 25 oktober 2015, www.coda-apeldoorn.nl Cover: Juan Muñoz, Conversation Piece, foto Hans Westerink (p. 12/13)
7
Kunst in de provincie: Gelderland Gelderland is een grote, langgerekte provincie. Vanuit de westpunt reikend naar de Randstad, maar vanuit het oosten gericht op Duitsland. Mede door grootte en ligging is het aanbod van beeldende kunst rijk en divers. Volledigheid kan in het kader van dit artikel niet nagestreefd worden. Overbekende kunstinstituten zullen we op deze imaginaire rondreis door de provincie met een beknopte verwijzing af moeten doen.
Kroonjuwelen Een bezoek aan het Kröller-Müller Museum blijft natuurlijk een absolute ‘must’ voor degene die beeldhouwkunst een warm hart toedraagt. Een wandeling door de 25 hectare grote beeldentuin voelt aan als een tijdreis door de beeldhouwkunst. Een reis, die je op een zonnige dag zelden alleen aflegt, maar altijd te midden van internationale gezelschappen en familiegroepen, die een gezellig uitje combineren met cultuurbeleving. Het museum heeft een formule gevonden, waarmee grote bezoekersaantallen worden gehaald zonder dat ze zich in een oubollig imago heeft laten verstrikken. Ook Museum Arnhem met Saskia Bak als kersverse nieuwe directeur aan het roer, gaat flink aan de weg timmeren met uitbreidingen van tentoonstellingslocaties en opvallende tijdelijke tentoonstellingen. Met een scherp oog voor de actuele trends presenteert het museum tot 10 mei de tentoonstelling Beauty of the Beast, waarin sieraden en taxidermie vermengd worden. Ook kunnen we uitkijken naar de tentoonstelling Tordoir verkent Tiepolo in Museum Het Valkhof te Nijmegen, een tijdelijke tentoonstelling tot en met 14 juni. De bijzondere Pop Art-collectie in het museum vormt een vaste attractie voor de bezoeker. Dan is er nog het CODA Museum in Apeldoorn, waar in de loop van het komende jaar de Keramiek Triënnale en CODA Paper Art plaats zullen vinden. Ook is een elfde editie van Sonsbeek in Arnhem in 2016 gepland. Ook Beelden op de Berg in Wageningen maakt zich op voor een elfde editie, maar die vindt pas plaats in 2018.
Het Honigcomplex Ook in Gelderland heeft de combinatie van ingrijpende bezuinigingen in de culturele sector en een schrale markt ten gevolge van de economische crisis diepe voren getrokken in het landschap van de kunsten. Gaandeweg hebben her en der galeries en beeldentuinen de deuren en poorten moeten sluiten. Funester is echter het gegeven, dat door genoemde bezuinigen bestaande netwerken uit elkaar dreigen te vallen met als gevolg een ernstig verlies aan expertise en betrokkenheid. De Gelderse kunstwereld blijkt op dit punt een bewonderingswaardige taaiheid aan de dag te leggen. Cultuurmij Oost, waarin het kenniscentrum Gelderland en EDU-ART zich verenigd hebben, probeert maximale samenhang op het gebied van kunst en cultuur(educatie) in de provincie te realiseren. Voor ieder verloren netwerk ontstaan weer nieuwe initiatieven, die de gevallen gaten in het systeem moeten dichten. Beginnende kunstenaars hebben zich genesteld in buitenplaatsen en oude fabriekscomplexen en zijn opmerkelijke verbindingen aangegaan om te anticiperen op de actuele ontwikkelingen. Verbindingen tussen kunst, architectuur, horeca en ambachtelijke beroepen scheppen in de breedte een omgeving, waarin ook de beeldende kunst een voedingsbodem kan vinden. Een bezoek aan het Honigcomplex, genesteld in het hart van Nijmegen bij de Waalkade gelegen, zou een uiterst stimulerend effect kunnen hebben voor de ietwat ontmoedigde kunstliefhebber. Omringd door vervallen fabriekshallen in kleurrijke graffiti-outfit, werken kunstenaars in ateliers, doen skaters hun trucjes en wordt er aan auto’s gesleuteld. Daar vinden we in het Latenstein gebouw de expositieruimte van Collectief Derde Wal. Onderzoek, experiment en samenwerking vormen de belangrijkste doelen van de stichting. Ze organiseren werkperiodes voor jonge kunstenaars en dagen hen uit nieuw werk te maken voor de tentoonstellingsruimte. Het centrum van het Honigcomplex zelf bestaat uit een doolhof van overdekte hallen, pleintjes en doorgangen, waarin een groot aantal jonge en op innovatie ingestelde bedrijfjes zijn gevestigd. Zoals de Stichting Fabricaat, een werken projectruimte voor site-specific kunstprojecten in het complex. En De Smeltkroes, een plek waar oude ambachten en nieuwe technieken zich vermengen. Recht tegenover een hal, waar dansfeesten worden georganiseerd en naast een horecagelegenheid waar men zelf gebrouwen bier serveert, vinden we Galerie Bart. In de voormalige Maggieblokjes- en Brintaruimte van het Honigcomplex worden werken gepresenteerd van jonge kunstenaars, die zijn afgestudeerd aan een van de Nederlandse kunstacademies. Een
8
De reis voert ons naar iets minder bekende plaatsen, waar de beeldende kunst nieuwe wegen bewandelt om zich te verankeren in de samenleving. Door Antonie den Ridder
voorpost gelegen in een gebied, dat aandoet als niemandsland. Omgeven door artefacten uit een voorbij tijdperk en met uitzicht op de bedrijvigheid van het rivierverkeer op de Waal. Toegeven, het woord ´beeldhouwkunst´ is in dit tekstgedeelte niet eenmaal gevallen, maar dit gebrek valt te rechtvaardigen met een verwijzing naar het transitiekarakter dat de hedendaagse beeldende kunst kenmerkt. We mogen aannemen, dat uit deze vormen van synergie de voedingsbodem ontstaat, waaruit uiteindelijk nieuwe disciplines tot bloei zullen komen en waarin oude en vertrouwde disciplines zich opnieuw kunnen wortelen.
Probe Probe (‘test’ in het Duits) is een initiatief van Suze May Sho, een collectief waarin Rosell Heijmen, Connie Nijman en Jessica Helbach hun expertise in verschillende kunstdisciplines hebben verenigd. De beschikbare ruimte met een vloeroppervlak van slechts 6 vierkante meter en met muren van ruim een meter hoog, is een test-lab. Hier kunnen kunstenaars op schaal hun tentoonstellingen inrichten. Met flexibele wanden en verwijderbare deuren. Zelfs de vloer is naar eigen inzicht te installeren met glas, spiegels of hout. Sinds 2008 worden maandelijks tentoonstellingen georganiseerd, die enkel online te bezoeken zijn. Aan de hand van een vast format met negen foto’s, die vanuit verschillende hoeken genomen zijn. We treffen er uiterst verrassende bijdragen aan van Frank Koolen, Coen Vernooij en Marcel Kronenburg, om maar een paar namen te noemen. Op basis van de resultaten vraag je je af, waarom dit idee inmiddels al niet standaard ingevoerd is in iedere kunstopleiding van betekenis want het is een excellente vorm van onderzoek om ruimtelijke situaties te analyseren en te bemeesteren.
Galerie & Beeldentuin 15a
Over de grens
In het oosten van Gelderland is men zich terdege bewust van de nabijheid van het grote Duitsland en galeries in de grensstreek zoeken wederzijds contact. Hetzelfde valt overigens ook te zeggen van kunstenaarsinitiatieven en de gevestigde musea. Er vindt een uitwisseling plaats van ideeën en voorkeuren, die zich spiegelt in presentatie en beleid. Na de pijnlijke conclusie dat er beeldentuinen en galeries verdwenen zijn in een tijd van voortdurende crisis, moet ook volgen dat er nieuwe galeries en initiatieven tot leven zijn gekomen. Zoals Art Gallery O-68, die warme contacten onderhoudt met Galerie Ebbers uit Kranenburg. De Velpse galerie heeft ook de ‘O-68 stimuleringsprijs voor Nederlandse/Duitse kunstenaars’ in het leven geroepen. Een prijs voor kunstenaars, die in de grensprovincies met Duitsland of in het Kreisbezirk Düsseldorf geboren zijn. Met als restrictie dat ze meer dan zeven en minder dan veertien jaar geleden afgestudeerd zijn aan een kunstacademie. Dit vanuit de motivatie dat zich juist in die periode van het kunstenaarschap een kantelpunt voordoet. Het geldbedrag, dat verbonden is aan de prijs, beoogt een investering te zijn in de kunst van de toekomst. In 2014 waren de finalisten Mariska de Groot, Heidi Linck en Casper Verborg , waarbij de eerstgenoemde de prijs van € 10.000,- in ontvangst mocht nemen.
Beeldentuinen Na al het broeden in broedplaatsen, het experimenteren in een testlaboratorium en het zoeken naar de juiste voedingsbodem voor een toekomstige beeldende kunst keren we terug op de basis; de ruimtelijk georiënteerde kunst. Twee beeldentuinen zouden in dit kader vernoemd
Beeldentuin Land en Beeld
moeten worden. Vooral omdat de uitgangspunten en het karakter van de tuinen zozeer verschilt. In Asperen is ‘Land en Beeld’ gevestigd. De beelden zijn geplaatst in een parkachtige tuin en accentueren de aangelegde tuinvlakken. De beeldentuin is een labyrint van paden en met hagen en bomen omringde veldjes, waar kunst en natuur elkaar aanvullen. De tentoonstellingen worden opgebouwd rond een jaarlijks gekozen thema. Dit thema is gegoten in poëtische volzinnen, die je in verschillende richtingen kunt duiden en juist door die meerduidigheid weet ‘Land en Beeld’ vaak te verrassen met spannende bijdragen. Om vanaf de beeldentuin in Asperen naar de volgende beeldentuin in dit verhaal te komen, moeten we ruim 130 km afleggen richting Duitse grens. In natuurgebied Het Grote Veld op de grens van Vorden en Lochem treffen we 15a-Galerie & Beeldentuin aan. De tuin, een ontwerp van Arend-Jan van der Horst , heeft een oppervlakte van 1,2 hectare en wordt gekenmerkt door een strakke belijning en lange zichtassen. 15a toont in haar jaarlijkse presentatie sculpturen en beelden van Nederlandse en buitenlandse kunstenaars, die binnen haar specialisme vallen. De beeldentuin richt zich op abstracte hedendaagse non figuratieve kunst, waarbij geometrische en organische vormen de boventoon voeren. De galeriehouders streven binnen dit concept naar de positie van trefpunt voor gelijkgerichte kunstliefhebbers om tot een forum uit te groeien dat internationale bekendheid geniet. Hoezeer beide beeldentuinen onderling mogen verschillen in opzet, beleid en kunstenaarskeuze, toch weten ze samen het uitgestrekte gebied van mogelijkheden en begrenzingen binnen een presentatie van driedimensionale kunstuitingen in een natuurlijke setting scherp te definiëren. www.honigcomplex.nl
www.landenbeeld.nl
www.projectprobe.net
www.15a.nl
www.gallery-o-68.com
9
Cross-overs in de kunst: Léon van Opstal Wanneer een totaal ander beroep wordt ingeruild voor het kunstenaarschap is sprake van een wel heel bijzondere crossover. Want juist dan dienen zich mogelijkheden aan om in een eerder vak ontwikkelde vaardigheden te integreren in het kunstenaarschap. Een mooi voorbeeld daarvan is Léon van Opstal. Na een opleiding onderhoudstechniek voor vliegtuigen werkte hij een paar jaar als monteur en technicus. Om meerdere redenen gooide hij het roer om en meldde zich aan bij de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Daar kon Van Opstal eindelijk zijn creativiteit kwijt. Langzaamaan ontwikkelde hij een eigen beeldtaal, die hem nu in staat stelt dode bijen, hommels en vlinders met ambachtelijke precisie om te bouwen tot fabelachtige kinetische objecten. Door Etienne Boileau Een hoge bedrijfshal in AmsterdamOost. Binnenin staan tientallen containers waarin kunstenaars hun eigen werkplek hebben. De begroeting door Léon van Opstal is hartelijk. Hij oogt jeugdig voor zijn leeftijd en spreekt met een Haags accent. We praten in een bouwkeet op de bovenverdieping van de hal; daar is het tenminste warm. Van Opstal steekt meteen van wal: “Na de middelbare school heb ik een opleiding onderhoudstechniek voor vliegtuigen gevolgd. Met het daar behaalde monteurs- en technicusdiploma ben ik vervolgens bij Rijnmond Air Services gaan werken, waar ik vliegtuigen repareerde. Toch was er altijd twijfel bij me of dit het wel was.” Waarom gaf je je werk op en koos je voor het kunstenaarschap? “Tijdens een vakantie werd ik ziek. Ik was 23 en kreeg na diverse onderzoeken te horen dat ik een chronische ziekte heb, die nooit over gaat. Toen ben ik wel na gaan denken. Er bleek een soort zwaard van Damocles boven m’n hoofd hangen; hoe je toekomst eruit gaat zien weet je niet. Ik besloot kunstenaar te worden en meldde me in 2004 aan bij de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.” Voelde je je daar wel thuis als techneut? “Tijdens een rondleiding kreeg ik als eerste het metaallokaal te zien. Ik zag een puntlasapparaat, afkortzagen, boormachines: kortom alles waar ik mee zou kunnen bouwen, want dat wilde ik het liefst. Een van m’n eerste opdrachten die ik op de opleiding kreeg was een zelfportret. Dat werd een zelfportret van pillenstrips. Een andere opdracht - een beeld over het nieuwe leven - werd een stok in een houten blok waar ik met ringetjes, touwtjes, stokjes en elastiekjes een zwangere vrouw omheen had gebouwd. Eigenlijk heel mechanisch.” Hoe kwam je bij het onderwerp waar je je nu mee bezighoudt? “In de zomer van 2010 liep ik op straat en zag bij een stoplicht een dode
10
hommel liggen. Toen ik overstak ontdekte ik er meer: een stuk of veertig. Ik vroeg me af waardoor ze gestorven waren, vanwege de onkruidverdelgers? Later las ik een bericht in de krant dat de VN een rapport had uitgebracht
over bijensterfte¹. Toen ik het las werd me duidelijk dat bijen wereldwijd aan het uitsterven zijn. En niet alleen bijen, maar ook vlinders en hommels. Daar wilde ik iets mee.” Hoe zag je eerste werk uit die hommelserie eruit? “Dat was een hommeltje dat ik in giethars heb gegoten in de vorm van een bolletje: compleet met stuifmeel aan de pootjes. Later heb ik er nog een messing opwindsleuteltje aan toegevoegd, zodat het lijkt of ie weer op te winden is. Nadat ik het zat was om dode hommels in hars te gieten, ben ik op zoek gegaan naar een methode om het beestje te laten bewegen. In een modelbouwwinkel kwam ik van
die kleine messing staafjes tegen. Ik heb vervolgens thuis zo’n hommeltje genomen, z’n vleugeltjes afgeknipt en daar grotere vleugels voor in de plaats gemaakt. Met kleine scharnieren kreeg ik beweging in die vleugels. Daarna ben ik ook wat met de aandrijving gaan doen. Zo is die interesse langzaamaan uitgegroeid tot volwaardige kinetisch objecten met tandwielen, krukasjes, scharniertjes en dergelijke. En soms hang ik ook nog een paar raketjes onder de vleugels. In 2012 heb ik mijn eerste Emergency pollination kastjes gemaakt. Ze zijn van rood gelakt staal met een ruitje ervoor. Er hangt een opgezette hommel, vlinder of honingbij in. In noodgevallen mag je met een klein hamertje het ruitje doorslaan voor noodbestuiving. Een soort postapocalyptische bevrijding.” Dus je werk gaat eigenlijk over de teloorgang van de natuur? “Ja, je gaat nadenken: de bijen gaan dood omdat we neonicotinoïden (bestrijdingsmiddelen) gebruiken, want een bij neemt stuifmeel mee naar de korf. Tussen dat stuifmeel zitten gifstoffen, ergo slechte bouwstenen, en daar bouwt zo’n bij weer nieuwe generaties mee op. Die worden daardoor aanzienlijk zwakker, hun weerstand gaat omlaag, wat tot gevolg heeft dat ze aan een simpele schimmel of een verkoudheid doodgaan. ” Heeft kunst hier een functie? “Absoluut, kunst kan mensen bewust maken van het feit dat het niet goed gaat met de natuur en het ecosysteem op onze planeet. Kunst kan ons duidelijk maken dat op het gebied van ons voedsel en landbouw heel veel zaken anders moeten. Biotechbedrijven als Monsanto met hun bestrijdingsmiddelen en genetisch gemanipuleerde zaden hebben veel te veel macht. Technologie kan nooit de uiteindelijke oplossing zijn voor onze voedselcrisis; ze kan slechts in dienst staan van de natuur. Bijen en hommels kunnen echt niet gerobotiseerd of mechanisch vervangen worden, al speel ik in mijn werk wel met dat absurde idee.”
www.leonvanopstal.com ¹ UNEP 2010 - UNEP Emerging Issues: Global Honey Bee Colony Disorder and Other Threats to Insect Pollinators.
Léon van Opstal, Mareliefje, foto kunstenaar
De Volkskrant Beeldende Kunstprijs 2015 Aanstormend talent
Het Stedelijk Museum Schiedam presenteert van 7 februari tot en met 12 april de Volkskrant Beeldende Kunstprijs. Voor de negende editie van deze prijs kozen specialisten uit de kunstwereld vijf getalenteerde kunstenaars ( of duo’s) tot 35 jaar en werkzaam in Nederland, Sander Breure & Witte van Hulzen, Dina Danish, Bram de Jonghe, Koen Taselaar en Levi van Veluw staan in de startblokken. Door Tine van de Weyer
Taal en teken Bij binnenkomst in de eerste zaal komt de kijker direct in een flow. Bij Koen Taselaar stroomt het beeld. In een onophoudelijk en steeds ander ritme worden tekens en woorden over en door elkaar geplaatst. Taal wordt teken en woorden worden beelden. Het is een duizelingwekkende hoeveelheid patronen die van het papier afkolken. Centraal in de zaal staat een streng en monumentaal beeld uit talige letters. Sober, ingetogen en in een heldere structuur, scherp gemodelleerd, zuiver en strak uitgevoerd. Het zijn letters maar de taal is onleesbaar. Dat geeft niets. De taal is in de beelden van Taselaar universeel. Het maakt niet uit wat er staat, het gaat om het ritme van de taal, de betekenis is secundair en de kunstenaar maakt er graag grappen mee. Zoals in No Where/Now Here een tekst die in junglepatroon over het papier woekert. Koen Taselaar neemt de kijker mee op ontdekkingstocht. Wat staat hier, wat schuilt er achter? Om – klein geluk van de ontdekking – in het doorgronden van het raadsel een glimlach te kunnen produceren.
Kruisbestuiving Sander Breure & Witte van Hulzen laten in hun installatie Een Woonkamer in een aantal abstracte objecten in uiteenlopende materialen een beeldende vertaling zien van de woonkamer van een Nederlands ‘modelgezin’. Aan de hand van gegevens van het Bureau voor de Statistiek heeft het duo hier zijn verbeelding op losgelaten. Wat bij het bezoek van de installatie node ontbreekt is de performance Familieportret die tijdens de opening het werk complementeerde. Wat overblijft is een fractie van wat gesuggereerd wordt in de beschrijving van scout Hedwig Fijen waarin de kijker ‘een prachtige kruisbestuiving tussen beeldende kunst en documentair theater’ geboden worden. Doordat het onderdeel ‘documentair theater’ niet in beeld komt wordt de kruisbestuiving van deze twee elementen helaas niet voelbaar. Een matrix van het doorsneegezin via een wetenschappelijk bureau is een wat gekunsteld maar ook intrigerend concept dat zonder de theatrale verbeelding helaas niet uit de verf komt. De objecten zijn daarmee esthetische rekwisieten die deels hun lading missen.
Knipoog naar de werkelijkheid In de editie 2015 is opmerkelijk genoeg slechts één vrouwelijke kunstenaar genomineerd. Dat is des te opvallender omdat in de laatste decennia binnen de kunstacademies cijfermatig meer vrouwen dan mannen voor het autonome kunstenaarschap kiezen. De Frans/Egyptisch/Amerikaans/ Nederlandse Dina Danish heeft een handvol lichtvoetigheid in haar pakket. Noor Mertens, die haar als conservator van Museum Boijmans scoutte, noemt haar werk onder meer: speels, inventief en ironisch. Danish, met haar multiculturele achtergrond, speelt met taal. De video waarin ze als het ware vanuit een diepzee-aquarium bezoekers filmt, die gelardeerd wordt met beelden van een tenniswedstrijd met bijbehorend commentaar, werkt op de lachspieren. Waarom de film zich in een ruimte afspeelt met tafeltjes waarop oubollige persianer kleedjes liggen, wordt niet helemaal duidelijk. Is dit een persiflage op een oudhollands bruin café? Gelet op ander werk van haar hand dat in het televisieprogramma Kunstuur wordt getoond en waarin ze uitvergrotingen en afgietsels van kauwgum maakt, zou je kunnen denken dat ze met deze inrichting een mimicry probeert te maken maar in dat geval blijft het bij een poging en voegt deze enscenering niet echt iets wezenlijks toe aan de beleving van de film.
Perfect dramatisch Levi van Veluw is een duivelskunstenaar die schijnbaar moeiteloos schakelt tussen diverse media als tekenkunst, fotografie, video, installaties en sculptuur. Alles is verbonden met elkaar en het werk straalt een beheerste rust met een grote zeggingskracht uit. Subliem uitgevoerd en van een grote zuiverheid en melancholisch stemmende somberte. De perfecte ordening in The Collapse of Cohesion waarin de kasten met hun inhoud zeer vertraagd en een voor een ten val komen, zich vervolgens herordenen in de nieuwe chaos is een indrukwekkend, zwart en meeslepend beeld van de tijd waarin we leven en daar een poëtische en aangrijpende vertaling van.
Een eeuwige nachtkaars De liefde voerde de Belgische Bram De Jonghe naar Nederland. Ergens in het werk van uitvinder De Jonghe trilt het werk van zijn landgenoot Panamarenko na. Dat deert niet, er zijn mindere goden om te spiegelen. Er is het wonder van het kaarsje dat net niet uitgaat onder de stolp, en dat steeds opnieuw met een been in de kist weer tot leven wordt gewekt doordat de stolp even omhooggaat en weer wat zuurstof toelaat. Of de draaiende kolom tussen vloer en plafond die het gebint van het gebouw zuchtend en kreunend laat kraken. En het aandoenlijke beeld van het rechtlijnige formele potlood dat zichzelf weer terugslijpt naar organisch groeisel. ‘A la recherche du temps perdu’. Volkskrant Beeldende Kunstprijs 2015, Stedelijk Museum, Schiedam, 7 februari t/m 12 april 2015 www.stedelijkmuseumschiedam.nl
Levi van Veluw, The Collapse of Cohesion, Filmstill
11
In Search of Meaning Op zoek naar betekenis in de Fundatie In Search of Meaning – Mensbeelden in globaal perspectief. De titel van de tentoonstelling in Zwolle en het bijbehorende boek getuigen van een pittige ambitie. Curator en auteur Anne Berk zag het als een soort ‘roeping’ en heeft zich dan ook meer dan tien jaar intensief met het onderwerp van de mensfiguur in de hedendaagse beeldhouwkunst beziggehouden.
Oude bekenden
De pluche dierfiguren van Lidy Jacobs die zo zachtaardige humoristisch met onze taboes rond seksualiteit aan de haal gaan, plaatsen wellicht vooral de (voyeuristische?) beschouwer in een hokje. Het contrast met het beeld van Joep van Lieshout (ex-partner van Jacobs) in het zaaltje ernaast, kan haast niet groter. L’origine du monde toont een in mootjes gehakte ontklede figuur als ‘slacht’offer Door Beatrijs Schweitzer over een tafeltje gevleid, uitgevoerd in glimmend signaalrood. De lege stoel die er naast staat intrigeert me nog het meest in dit tafereel. Geen vrolijk mensbeeld, De opening vindt plaats enkele dagen nadat tekenaar Luz de wereld liet weten maar lang kan ik er niet bij stil blijven staan want de aandacht wordt hoe zwaar, meteen na de vreselijke aanslag op het satirische weekblad getrokken door de installatie van Juan Muñoz in de centrale Charlie Hebdo, de verantwoordelijkheid voor de cover op hem zaal op deze verdieping. Conversation Piece bevat vijf drukte. Ik kon niet vermijden daar aan te denken toen van de ‘blinde duikelaars’ die onzeker hun relatie ik het filmpje The Problem van Jan Fabre zag dat de tot de ander lijken af te tasten. De een houdt tentoonstelling In Search of Meanning in de Fundatie de ander aan een lijn. Oude bekenden, introduceerde. We zien Fabre met twee filosofen maar oh, wat een mooie figuren, en in gesprek over ‘de zin van het leven’ terwijl ze, wat een prachtige koppen. Het werk - net als Fabre’s kevers - grote ‘mestballen’, fungeert als sleutelstuk van deze als ‘product van de geest’ voortrollen door tentoonstelling: het gaat over een weiland. Filosofen en kunstenaars existentiële en sociale vragen moeten volgens hen het leven betekenis tegelijk. Al geldt dat in wezen geven, maar kan de kunst deze last wel voor de meeste figuren, de dragen? En is er wel betekenis? “Ik accenten lopen natuurlijk ben gedoemd tot een ziener die niet wel uiteen. Zo ontbreekt kan zien”, zegt Fabre, daarmee de Marc Quin niet. Hij deelt vinger treffend op een gevoelige een klein zaaltje waarin plek leggend. drie zelfportretten te zien zijn van (toevallig?) Lichaamstaal mannelijke kunstenaars. In de westerse wereld bestond Zijn Carbon Cycle is in de jaren ’60 en ‘70 ook een een bijna steriele, zeker ‘verbod’ op representatie onpersoonlijke in de kunst. Zij het zelfopgelegd, weergave van de cyclus totdat bleek dat kunstenaars van leven en dood. eenvoudigweg niet zonder Zou het troost bieden wilden om uiting te geven aan je te realiseren dat de de existentiële vragen waarmee koolstofmoleculen in zij zich uiteen wilden zetten in het ons lichaam na onze dood vacuüm na de secularisatie, een weer deel uit maken van wereld waarin alle vanzelfsprekende de vegetatie op ons graf? waarden op zijn kop bleken te staan. Ook het letterlijk naar binnen De Amerikaanse criticus Donald Kuspit gekeerde portret van Marc hield begin jaren ’80 al een warm pleidooi Berger mijdt het persoonlijke voor een nieuwe subjectiviteit in de kunst contact met de ander. Het zaaltje en kunsthistorica en - critica Anne Berk - zelf Elisabet Stienstra, Virgin of Light, foto Thom Puckey verderop wordt gedeeld door Elisabet ook opgeleid als beeldhouwster - zag als een Stienstra, Kiki Smith en Lin Taminiano. van de eersten ook een duidelijke tendens naar een Bij de laatste twee overheerst de nieuwe figuratie in de Nederlandse beeldhouwkunst. emotie, maar Virgin of Light Van Stienstra is In 2001 presenteerde zij in Museum Beelden aan Zee de ongenaakbaar wanneer ze gehurkt op ooghoogte tentoonstelling en het boek Body Talk over lichaamstaal als haar vagina opent en de kijker confronteert met nieuwe uitdrukkingsvorm in de beeldhouwkunst van de jaren ‘90. In een grote bronzen stralenkrans die in een barokke kerk Search of Meaning, gaat een flinke stap verder. Het betreft hier niet alleen een allerminst zou misstaan. onderzoek naar kunstenaars over de hele wereld, uit onder meer China, Indonesië en Afrika, maar hier worden nog nadrukkelijker inhoudelijke vragen gesteld. Vrijheid Wat willen de kunstenaars rond de scheidslijn tussen twee eeuwen, tussen twee Ik loop naar de volgende verdieping, de schitterende koepel van het museum in. millennia, uitdrukken? Hoe en in welke mate zien we de invloeden terug van de Onder de rubriek ‘wij en zij’ valt vooral de installatie Fermentation of the Mind vele maatschappelijke veranderingen, het kantelen van vertrouwde normen en van Heri Dono met jaknikkende figuren op. Het blijken zelfportretten die daar in waarden en machtsverhoudingen? Berk heeft over de hele wereld met kunstenaars hun oude schoolbankjes zitten en allen volkomen geprogrammeerd zijn om netjes hier over gesproken, waarbij al snel duidelijk werd dat in landen waar welvaart en ja te knikken wanneer dat moet. Er gaat een persoonlijk en dramatisch verhaal democratie bepaald geen vanzelfsprekendheden zijn de vragen waar kunstenaars achter schuil over de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië en het doet goed te zich mee bezighouden toch wel iets anders liggen. Met de piramide van Maslow in vernemen dat deze kunstenaar uiteindelijk is uitverkozen om Indonesië dit jaar te het achterhoofd hoeft dat niet te verbazen. Hierdoor dienen zich extra veel thema’s vertegenwoordigen op de Biënnale van Venetië. Zoals al gezegd, in landen waar aan. Berk heeft voor de tentoonstelling een indeling gemaakt in vier categorieën: de vrijheid van meningsuiting ernstig beperkt is heeft dat natuurlijk zijn weerslag zelfonderzoek; Ik, mijn fysieke lichaam; wij en zij (sociale relaties); en jij en ik in de kunst. Maar de maatschappijkritische content is bij de andere kunstenaars (sociale relaties). Mij komt dat eerder beperkend en wat schools dan verrijkend niet altijd even subtiel aanwezig en overheerst soms de artistieke uitgangspunten. over, maar de geselecteerde werken hebben toch hun eigen zeggingskracht wel. Eenmaal helemaal boven sta ik al snel met mijn neus bovenop Endless van Lin Tianmiao uit China. Haar eigen oude vader stond model voor de drie graatmagere
12
Heri Dono, Fermentation of the Mind, foto Hans Westerink
realistische figuren die met gebogen hoofd in een kring staan, strak bedekt met zacht-roze zijde dat er in vellen van losraakt en rafelig op de vloer eindigt. Tja zijde, symbool voor metamorfose bij uitstek…. Het is heftig, maar ook wel ontroerend zoals ook het niets ontziende beeld van Berlinde De Bruyckere, The Pillow. Naakter dan naakt, het hoofd verbergend in een stapel kussens. De huid is opgebouwd uit lagen licht gekleurde was waardoor het lichaam nog brozer lijkt dan het al is. Het had een drama kunnen worden, maar in handen van De Bruyckere gaan dit soort extremen toch altijd goed en weet zij het gevoel van mededogen dat haar drijft over te brengen zonder sentiment.
seksualiteit: “kunst is er om de mens aan zichzelf te openbaren”…. “In de relatie met de kijker krijgt het beeld betekenis. Ik bepaal wat de toeschouwer ziet, niet hoe hij dat interpreteert”. Zo gaat het óók. Niet alleen kunstenaars reflecteren op het leven, ook het publiek is op zoek naar zin en betekenis. Antwoorden zijn gelukkig ver te zoeken.
In Search of Meaning – Mensbeelden in globaal perspectief, Museum de Fundatie, Zwolle, 17 januari t/m 6 april 2015, www.museumdefundatie.nl
‘Al’ Al met al toont In Search of Meaning een heel waardevol overzicht van de veelzijdigheid waarmee het mensbeeld in de vooraanstaande kunst van deze tijd naar voren treedt en op welke uiteenlopende manieren het eigen zijn ten opzichte van het grotere geheel onderzocht wordt. De werken staan erg mooi opgesteld en volgepropt is het, met ‘maar’ 29 werken, allerminst. Bovendien gaat het om kunstenaars en beelden van hoge kwaliteit (zij het veel van oudere datum). Ook ‘mensenkunstenaar’ bij uitstek, Antony Gormley, ontbreekt niet. Als geen ander concentreert hij zich op de mens en de verhouding tussen zijn fysieke en geestelijke realiteit. In Zwolle is Feeling Material V te zien, waarvan de lichamelijke grenzen, met vele uit de bocht vliegende metalen bogen, oplossen in het ‘al’. Dit ultieme bevragen van onze grenzen omvat in wezen al meer dan genoeg om bij stil te staan!
Lin Tianmiao, Endless, foto Hans Westerink
Perspectief Ik zou bij de tentoonstelling wel twee kanttekeningen willen maken. In Search of Meaning hoort bij het gelijknamige boek. Gebaseerd op doelgerichte interviews, bevat dit een schat aan heldere biografische informatie en fraai beeldmateriaal. Het boek geeft ook meer diepgang en reliëf aan het onderwerp, waar anders, wellicht ook door de thematisch indeling, een te gesimplificeerd beeld kan blijven hangen. Het andere betreft de keuze voor het ‘globale perspectief’. Duidelijk wordt getoond hoe in de kunst in niet-democratische landen, met een repressieve cultuur, echt andere vragen aan de orde zijn. Dat is een verdienste en de tijd dat vooral naar Europa en Amerika werd gekeken als het om hedendaagse kunst ging is echt geweest, maar door deze uitbreiding naar het globale wordt het perspectief op het ‘mensbeeld’ wel breder, maar niet persé diepgaander. Voor mij is politiek geëngageerde kunst toch meer een verhaal apart. Berk heeft er bewust en expliciet voor gekozen de visie van de kunstenaars als uitgangspunt te nemen. Maar de toeschouwer zonder kennis hiervan zal de beelden toch op zijn eigen manier opnemen. Tussen twee thema’s (verdiepingen) in, bescheiden opgesteld, staat een beeld van Henk Visch (een van de eerste post-conceptuele figuratieve kunstenaars in Nederland). ‘Geheel de uwe’ heeft zich vol overgave zó ver achterover gebogen dat zijn - het beeld is geslachtloos - hoofd de grond raakt, kleine aapjes dartelen over zijn buik. Visch wil zich niet uitspreken over een mogelijke verwijzing naar
13
Koen Vanmechelen This Is Not A Chicken
De Belgische conceptuele kunstenaar Koen Vanmechelen bouwde internationaal een fikse reputatie op met het Cosmopolitan Chicken Project, waarin hij kippenrassen van over de hele wereld kruist tot een kosmopolitische kip. Momenteel is hij toe aan de achttiende generatie. De kip leeft langer dan zijn ‘gewone’ soortgenoten en beschikt over een beter immuunsysteem en hogere vruchtbaarheidsgraad. De multiculturele samenleving kan het best goed doen, bewijst Vanmechelen. Museum Domein in Sittard stelt met de presentatie This Is Not A Chicken een verrassende wending in het werk van de kunstenaar te laten zien. Met dat verrassende valt het gelukkig wel mee, Vanmechelen blijft de wetenschap vanuit de kunst bevragen, de lijn blijft. En zo hoort dat in een belangrijk oeuvre. Door Pascalle Mansvelders
Koen Vanmechelen, Cosmopolitan Chicken Project, foto Mees Mansvelders
Albert Einstein vroeg zich eens openlijk af of het fantasie was of kennis die hem zo ver hadden gebracht op het gebied van ontdekkingen. Het antwoord op de vraag wist hij niet. Koen Vanmechelen lijkt te stellen dat het antwoord ‘fantasie’ is, dat het de verbeeldingskracht is die de motor van kennis aanzwengelt. De rol van wetenschapper speelt de kunstenaar met verve, en gaat aan de vraag voorbij of dit kunst of wetenschap is. Maar nieuwsgierig naar verschillende zienswijzen besluit ik als alfawetenschappertje de tentoonstelling samen met mijn bèta-dochter te bezoeken, die geneeskunde studeert en zich al jarenlang verdiept in al waar biologie en wetenschap samenkomen.
Zien op zoveel verschillende manieren Vanmechelen stichtte de Open University of Diversity, immers ‘kunst en wetenschap kunnen als elkaar aanvullende kennisvormen de wisselvalligheden van de natuur verklaren’, stelt hij. Met het artistiekwetenschappelijk project opteert hij onderzoeken te kunnen doen die enkel in de kunst mogelijk zijn omdat kunst niet onderhevig is aan wetenschappelijke protocollen. Als kunst-addict kan ik bij zo’n concept een jubelgevoel niet onderdrukken: you go guy, zet de boel maar aan het draaien. Mijn dochter trekt lichtjes de wenkbrauwen op, wetenschappelijke richtlijnen zijn er niet voor niets. Na een introducerende video met het verhaal van Vanmechelen (hij weet het wel te brengen, hoor!) gaan we door een werkelijk schitterend ingebouwde jungle voor kippen. Zij ziet bewonderend hoe groot en prachtig de kippen zijn, ik signaleer schoonheid in een tak die door de muur heen lijkt te breken. Vanmechelen kan dan wel inmiddels een volleerde wetenschapper zijn, zijn gevoel voor kunst in details dat blijft natuurlijk.
14
Mushrooms en dromedaris Aansluitend betreden we ruimtes die in mijn beleving een volledig geoutilleerd, CSI-achtig, onderzoeksgebied vormen. Een koelcel waarin oesterzwammen groeien op balen uitwerpselen. De paddenstoelen - consequent mushrooms genoemd door kunstenaar en museummedewerkers - zijn rijk aan proteïne, koolhydraten, vitaminen en mineralen. Ik neem het aan, mijn dochter weet het. Vanmechelen gaat hier in op het verband tussen de kip en de dromedaris. De laatste beschikt over twee immuunsystemen. Door uitwerpselen van dromedarissen en kippen in verschillende samenstellingen te mengen, onderzoekt hij aan de hand van de groeimogelijkheden van mushrooms essenties van immuniteit. Het resultaat vind ik verbluffend mooi, ‘kijk’, roep ik uit, “het zijn gewoon prachtige beeldhouwwerken!”. “Ja”, reageert mijn dochter, “de natuur is zo mooi daar heb je kunst helemaal niet voor nodig”.
Kunst en wetenschap Een museummedewerker vraagt of we eerst de dromedaris willen zien, ze staat in haar buitenverblijf en als ze ziet dat er publiek is vraagt ze om hun aandacht. Ik blijf me verbazen over de prachtige uitvoering van de hele presentatie in alle details. Mijn dochter wil weten hoe het dier het doet in deze setting. “Ze is wat geschrokken van de carnavalsgeluiden”, vertelt de suppoost, die zichtbaar geeft om het beest. Hij verhaalt over de videobewakingssystemen die speciaal zijn aangelegd om het dier in het oog te kunnen houden als het alleen in het museum is. Ze wil geaaid worden, en we gaan weer naar binnen langs het laboratorium. Mijn
dochter haalt haar schouders op, dit is haar ‘te nep’, een conclusie die mij opluchting doet voelen, gelukkig het is toch kunst wat hier de klok slaat.
Een tentoonstelling die je blij maakt (als een kip, ja) Ontelbare afbeeldingen aan een zijmuur leggen de lijnen bloot in het Cosmopolitan Chicken Project. We concluderen beiden dat we nog nooit zulke fantastische kippen zagen. De kip verandert niet alleen van buiten maar ook van binnen, stelt de kunstenaar. En omdat de kip de mens opzoekt in zijn leefomgeving, duidt het kunstproject op twee wezenlijke zaken: ten eerste dat de mens niet de baas maar slechts onderdeel is van de natuur (mijn dochter knikt hartgrondig) en ten tweede dat ontwikkelingen in onderlinge verbindingen als een nieuwe manier van denken kunnen fungeren die uit kunnen wijzen hoe de mens morgen in de wereld staat. Vanmechelen gaat voor een belangwekkende ontdekking op het gebied van immuniteit. Mijn dochter kijkt me aan. Ik heb een auto-immuunziekte waar de wetenschap maar geen oplossing voor lijkt te kunnen vinden. “Stel je voor” zegt ze. “Ja”, fluister ik. Maak geen wending, meneer Vanmechelen, ga gewoon zo door. We hebben uw kunst nodig. Niet voor die ontdekking, hoor, maar voor de hoop die enkel kunst kan geven. Koen Vanmechelen, This Is Not A Chicken, Cultuurbedrijf De DoMIJNen, Locatie 03, voorheen: Museum Het Domein, Sittard, 17 januari t/m 7 juni 2015 www.dedomijnen.nl en www.hetdomein.nl
Ahmet Ögüt Vooruit!
Het Van Abbemuseum in Eindhoven durfde het aan, een riskante onderneming. Voor het eerst een grote overzichtstentoonstelling van de uit Turkije afkomstige Koerdische kunstenaar Ahmet Öğüt. Deze kunstenaar, die zijn kunstprojecten meestal uitvoert op straat en op festivals, concertzalen en (kunst)manifestaties presenteert nu zijn werk in een officieel museum: de statige oudbouw van het Van Abbemuseum. Bij het grote publiek is hij nog niet zo bekend. Fervente kunstliefhebbers zijn hem ongetwijfeld wel eens tegengekomen, tijdens de Biënnales van Venetië of Istanbul bijvoorbeeld, of dichter bij huis in Gent, waar hij in 2012 door het S.M.A.K. was uitgenodigd voor de manifestatie TRACK. Hoewel, het is goed mogelijk dat de bezoeker dit laatste kunstwerk gemist heeft. De gigantische heliumballon, een grote rots met daarop het gebouw van de socialistische coöperatie Vooruit, is meerdere malen gesaboteerd. Er is zelfs op geschoten. Dit typeert het werk van Öğüt: het daagt uit, stelt kritische vragen, is vaak politiek beladen en dus niet onomstreden. Door Peke Hofman
Concept Conceptuele, geëngageerde kunst wordt nog al eens gezien als een linkse hobby, ver verwijderd van de heilige autonome kunst. Zo maakte kunstenaar Jonas Staal zich onlangs in een artikel in Metropolis M boos over de negatieve manier waarop binnen de gevestigde kunstwereld, met name door kunstcritici zoals Hans den Hartog Jager, geëngageerde kunst wordt weggezet. Deze kunst zou te ééndimensionaal zijn en weinig effect hebben. De kern van het antwoord, zoals dat besloten ligt in het werk van Ahmet Öğüt, is dat het hem niet uitmaakt of het kunst gevonden wordt of niet. Hij zoekt de grenzen, rekt ze op en doorbreekt het ouderwetse denken over de ‘Schone Kunsten’. Daarbij is alles toegestaan: teksten, films, muziek, beelden, installaties, projecties, performances en dan meestal ook nog in combinatie met elkaar. De samenwerking, interactie
met andere mensen – ik noem het bewust geen ‘publiek’ – staat centraal. Een mooi voorbeeld is het werk Farenheit 451: Reprinted. In 2013 konden inwoners van Helsinki een boek kiezen uit een lijst van boeken die in bepaalde landen, vaak op basis van absurde argumenten, verboden zijn. Brandweerlieden hadden in een grote brandweerwagen een soort drukpers, waarmee zij onmiddellijk een exemplaar konden drukken. Ze reden rond in de stad en deelden, soms met behulp van de ladderwagen, 1500 exemplaren uit. Met dit project refereert Öğüt aan het gelijknamige boek van Ray Bradbury waarin brandweerlieden stapels boeken vernietigen door ze te verbranden. In wezen draait het werk van Ahmet Öğüt om de concepten die hij ontwikkelt, vaak in samenwerking met anderen. De tentoonstelling bestaat dan ook niet uit
een serie autonome beelden maar uit een prachtige verzameling ideeën, die beschreven en gevisualiseerd worden.
Bakoenin Dat het werk van Ahmet Öğüt alles behalve ééndimensionaal is, blijkt ook uit één van zijn meest recente installaties, getiteld Bakunin’s Barricade. Een museumzaal is volledig gebarricadeerd met hekken, autowrakken, banden, stokken en... beroemde kunstwerken uit de collectie van het Van Abbemuseum zoals werken van René Daniëls, Pablo Picasso en Fernand Léger. Het werk is geïnspireerd op een nooit uitgevoerd voorstel van de grondlegger van het anarchisme Bakoenin. Hij stelde in 1849, tijdens de opstand in Dresden tegen de Pruisen, voor om kunstwerken uit het Nationaal Museum op de barricades te plaatsen in de veronderstelling dat de Pruisische soldaten de barricades dan niet meer durfden in te nemen. Op de muur hangt een aantal A4-tjes; het blijkt een bruikleenovereenkomst te zijn. Voor toekomstige opstanden kan het kunstwerk dus ingezet worden. De barricade, de fysieke afsluiting en de teksten op de muur vormen samen een gelaagd kunstwerk, dat bovendien zeer actueel is. Natuurlijk stelt het vragen bij de rol van kunst in de samenleving, de kracht die van kunst kan uitgaan, maar ook de kwetsbaarheid. Denk alleen maar even aan de recente vernietiging van kunstschatten door aanhangers van de Islamitische Staat.
Context Toch kun je je wel degelijk afvragen of de fascinerende projecten van Ahmet Öğüt wel thuis horen in zo’n gevestigd instituut als een museum. Verdwijnt niet de kracht van zijn werk als de maatschappelijke context waarvoor ze bedoeld zijn ontbreekt? Ik vind dat moeilijk. Bij sommige kunstwerken krijg je inderdaad wel een beetje het gevoel dat je ‘erbij geweest moet zijn’. Een residu van een performance is niet in alle gevallen interessant om naar te kijken. Één of twee zalen hebben dan ook wel een heel sterk documentair karakter gekregen. Maar ik geloof dat ik het uiteindelijk met Charles Esche, directeur van het Van Abbemuseum, eens ben toen hij zei dat ‘juist’ het samenbrengen van zoveel kunstwerken van Öğüt een heel rijk beeld geeft van zijn genialiteit. Er ontstaat als het ware een nieuwe context waarin je de kunstenaar en zijn werk echt leert kennen. Bovendien vind ik zelf dat er veel kunstwerken zijn die zeer zeker het bekijken waard zijn. Ze nodigen de toeschouwer uit anders naar de werkelijkheid te kijken of impliciet vragen te stellen bij de maatschappij in het algemeen en de rol van de kunst in het bijzonder. Ook binnen de veilige muren van het museum. Ahmet Öğüt, Vooruit!, Van Abbemuseum, Eindhoven, 7 maart t/m 14 juni 2015, www.vanabbemuseum.nl
Ahmet Öğüt, The Castle of Vooruit!, foto Dirk Pauwels
15
Joseph Mendes da Costa en Joost van den Toorn Labor et Ars
In zijn tijd was Joseph Mendes da Costa (18631939) een vernieuwend en alom gevierd beeldhouwer. Na W.O. II is hij in de vergetelheid geraakt. De laatste keer dat aan zijn oeuvre aandacht is besteed, is alweer bijna veertig jaar geleden. In 1976 wijdde het Joods Historisch Museum een tentoonstelling aan deze beeldhouwer van Portugees Joodse afkomst. Terecht dat het Museum Beelden aan Zee Mendes in de schijnwerpers zet door een fraai overzicht van zijn werk te laten zien. Toch ontbreekt er wat aan: zijn levensgrote beelden en bouwbeeldhouwkunst. Mede daardoor strijkt de hedendaagse beeldhouwer Joost van den Toorn (1954) die een nevenexpositie heeft in dezelfde ruimte als waar Mendes’ werk wordt getoond, de publiekswaardering op, denk ik. Door Jaap Röell
Bouwbeeldhouwkunst Wie ooit in het park De Hoge Veluwe op een open zandvlakte het 13 meter hoge standbeeld van de Zuid-Afrikaanse boerengeneraal Christiaan de Wet heeft zien staan, zal zoals we het nu ervaren, de extremiteit daarvan niet licht vergeten. Dit in opdracht van Helene Kröller-Müller door Mendes ontworpen monument vol heroïek, is in 1922 ter herinnering aan de toen in Nederland breed gesteunde strijd van de blanke boeren tegen de Engelsen in de Tweede Boerenoorlog (1899-1902), aldaar geplaatst. Maurits van der Valk – schilder, tekenaar etser, leraar, – beschreef vol pathos dit monument in het gerenommeerde maandblad Wendingen, nr. 5/6, 1923, dat geheel aan het werk van Mendes da Costa is gewijd, als volgt: “Wie het gegeven is het monument voor De Wet te zien op die ruime, vlakke hei met de fijne sterke lijnen van de zandheuvels en de bosschen er achter, die weet dat daar een
Joseph Mendes da Costa, Spinoza Beatitudo, collectie Stedelijk Museum Amsterdam.
werk staat zoals er in dezen tijd misschien nog niet gemaakt is van beheersching van de stof en zuiver verzinnelijken van een groote gedachte (….), die zal heengaan sterker en beter dan toen hij kwam, omdat hij iets heeft meegenomen van de kracht van den maker die het beste van zijn werkzaam leven erin heeft kunnen leggen.” Op de tentoonstelling is een foto van het monument te zien, als ook foto’s van enkele werken van Mendes’ allegorische bouwbeeldhouwkunst die hij in de eerste twee decennia van de vorige eeuw aan gebouwen heeft aangebracht. Dat begon met beeldhouwwerk aan het door architect August Heinrich Zinsmeister in 1900 opgeleverde Geel Kasteel van de Utrechtse Studentensociëteit aan het Janskerkhof in die stad. Het leverde betekenisgevende sculpturen op die organisch opgaan in de lijnen van de architectuur. Mendes’ bouwbeeldhouwkunst is een voorbeeld van wat in bredere zin gemeenschapskunst is gaan heten; het ineenweven van architectuur, beeldhouwkunst, schilderkunst en kunstnijverheid tot een glorieus geheel naar het historische voorbeeld van Gesamtkunstwerken van middeleeuwse kathedralen. Mendes schreef daar zelf over: “Het verkrijgen van eenheid, bij gebouwen en monumenten, met de kunstwerken aangebracht tot versiering of meerdere vergeestelijking van den bouw, is alleen mogelijk indien de bouwmeester schepper is van het versierde geheel. De kunstenaars, noodig om de te versieren onderdeelen ten uitvoer te brengen, voltrekken hun schepping binnen de schepping van den bouwmeester, zóó dat beide scheppingen binnen de schepping in ’t kunstwerk samengaan en beide waar te nemen zijn.” Joseph Mendes da Costa, Zelfportret met mutsje, collectie Joods Historische Museum
16
Joost van den Toorn, Triumph des Willens, collectie galerie Nouvelles Images
Symboliek Mendes kreeg o.a. opdrachten voor het aanbrengen van beelden aan het door Berlage ontworpen kantoor van De Algemene Maatschappij van Levensverzekeringen, Damrak 74-76, aan de Beurs van Berlage en aan de door de architecten Staal en Kropholler ontworpen gebouwen van de levensverzekeringsmaatschappij De Utrecht te Leeuwarden en te Amsterdam, Damrak 28-30. De vaak meer dan levensgrote beelden zijn in de klassieke zin van het woord van een grote schoonheid en zuiverheid, zoals de twee vrouwenbeelden die Insulinde en Europa uitbeelden bij de entree van het door architect De Bazel ontworpen gebouw van de Nederlandse Handelsmaatschappij aan de Vijzelstraat, waar nu het Stadsarchief Amsterdam is gevestigd. Zijn laatste grote bouwbeeldhouwkunst heeft Mendes in 1928 aangebracht in de toenmalige raadzaal van Amsterdam aan de Oudezijds Voorburgwal, thans Hotel The Grand. De in eikenhout uitgevoerde beelden van 120 cm hoog, verbeelden kwaliteiten van een goed stadsbestuur: De Liefde, De Samenzang, De Wijsheid en De Daadkracht, allen doordesemd van een op de theosofie gebaseerde symboliek. Mendes’ bouwbeeldhouwkunst voegt zich in de architectuur van deze gebouwen en getuigt van een diepdoorvoelde vergeestelijking van de materie die in onze moderne ogen enigszins geëxalteerd aandoet. Enkele keren verwerkt de kunstenaar daarin elementen van relativerende frivoliteit, zoals dieren, apen en vogels, die menselijke gevoelens van eenzaamheid, compassie, berusting en melancholie uitbeelden. Ype Koopmans komt in zijn doorwrochte proefschrift Muurvast & Gebeiteld, beeldhouwkunst in de bouw 18401940 tot het oordeel dat ‘…. Mendes’ ondubbelzinnig modernisme gekenmerkt werd door een gecultiveerde symboliek en door een vrijzinnige koppeling van een eigen Joodse religiositeit aan morele en esthetische waarden. Dit ging gepaard met een exotische stilering van zowel de vorm als de uitdrukking. Daardoor sloop er af en toe iets milds karikaturaals in zijn werk.’
Eropuit Maar ja, deze beelden kunnen niet tijdelijk worden losgemaakt van waar ze staan en maken dus alleen door fotografische afbeeldingen deel uit van de expositie. De samenstellers van de expositie hebben het met het relatief kleine en autonome werk van Mendes moeten doen. En daar wringt het nu. Want ondanks het over het algemeen uitzonderlijk hoge niveau van Mendes’ beelden die getoond worden, in totaal 84 werken die uit musea en uit particuliere collecties bijeen zijn gebracht, ze geven toch een te beperkt overzicht van al het werk dat Mendes heeft gemaakt om van een oeuvretentoonstelling te kunnen spreken. Daarvoor moet men,
nieuwsgierig gemaakt door de getoonde werken, eropuit trekken, langs al die bouwbeeldhouwkunst uit het begin van de vorige eeuw waar Mendes zo’n grote en onmiskenbare bijdrage aan heeft geleverd. Des te gelukkiger dat nu van de hand van de Leidse kunsthistoricus Louk Tilanus de eerste naar volledigheid strevende monografie met een zo compleet mogelijke catalogus over het werk van de kunstenaar, is verschenen; De kunst van J. Mendes da Costa. In die studie komt ook de bouwbeeldhouwkunst van Mendes uitgebreid aan de orde.
Rijke oogst In de expositie Labor et Ars zijn van de kunstnijverheidsbeelden – de Labor – en van de beelden naar historische met name oudtestamentische figuren en gebeeldhouwde portretten – de Ars – absolute hoogtepunten van het werk van Mendes te zien, zoals het bronzen beeldje Spinoza Beatitudo uit 1909, 32,5 cm hoog. Licht voorover gebogen, met een open en vriendelijk gezicht tracht de filosoof, wiskundige en politieke denker een denkbeeldig figuur tegenover hem te overtuigen van zijn redenering. Het beeld straalt een vorm van gelukzaligheid uit, van ‘beatitudo’. Er zijn meer van dit soort gestileerde in brons, zandsteen of gips uitgevoerde beelden waaruit de intense gevoelswaarde blijkt die Mendes in zijn beelden trachtte te leggen. Daartegenover staan de realistische beeldjes uit het begin van Mendes’ carrière die het dagelijkse, joodse, leven verbeelden, zoals de visvrouw, moeder met kind, drie meisjes, de snoepster en Marretje. Onschuldige decoratieve tafereeltjes, eerst in terracotta uitgevoerd en later in grès cérame – een hard soort keramiek welke verkregen wordt door de oven tot wel 1200 graden Celsius op te stoken. Een speciale plaats in het oeuvre van Mendes nemen de in grès cérame uitgevoerde gebruiksvoorwerpen in; schaaltjes, vaasjes, inktpotten, asbakken of bekers met tal van grappige details waarin meestal dieren figureren. Ze zijn geestig in de zin van vrolijk makend en wars van elke academische pretentie, waar Mendes toch al weinig mee ophad.
Publiekswaardering Dieren en het mild karikaturale zijn ook te zien in het werk van de beeldhouwer Joost van den Toorn. Het is op z’n minst verrassend om te zien hoe Mendes’ werk en dat van Van den Toorn in deze expositie samengaan. De verfijnde en soms in details verstopte humor van Mendes, is bij Van den Toorn directer en makkelijker te herkennen, vaak ook schrijnender. Daar waar Mendes het diepste van de ziel in zijn beelden tracht bloot te leggen zonder enige kritische ondertoon, is Van den Toorn in zijn dierbeelden, waarvan er zo’n 25 worden getoond, ironisch, op het anarchistische af. Hij neemt machthebbers, onbeheerste wellust en religies op de hak, als een beeldhouwend karikaturist. Van den Toorn weet dat beeldende kunst met humor en relativering gebracht, veel meer impact op de beschouwer heeft dan drammerigheid of activisme. Hij voelt zich thuis bij het symbolistische werk van Mendes, maar haalt daarnaast zijn inspiratie uit vele westerse en niet-westerse bronnen, volkskunst, outsider kunst en uit de middeleeuwse gotiek. In sommige van zijn dierbeelden zijn compositorische elementen van Brancusi te herkennen. Zo draagt Van den Toorn de kunsthistorie met zich mee om daar vervolgens niets anders uit te putten dan de vrijheid om zijn eigen werk te maken. Van den Toorn is veel meer een autonoom kunstenaar dan Mendes was, maar als we het hebben over liefde, wijsheid, kwetsbaarheid, daadkracht of meer van dergelijke waarden, dan reiken zij, zoals uit deze expositie blijkt, elkaar de hand. En aangezien de in de expositie Labor et Ars getoonde dierbeelden van Van den Toorn rechtstreeks appelleren aan gevoelens van mededogen in een onvolmaakte wereld, strijkt hij in Beelden aan Zee de publiekswaardering op, denk ik. Labor et Ars, Museum Beelden aan Zee, Scheveningen, 13 februari t/m 10 mei 2015, www.beeldenaanzee.nl
Joost van den Toorn, Mendes da Costa’s Hemelvaart, collectie galerie Nouvelles Images
17
Nicolas Dings
Memory of de kunst van het vergeten
Door Jet van der Sluis
De sculpturen van Nicolas Dings sluiten naadloos aan bij de tijdgeest omdat zij voor een deel gebruik maken van ‘bestaand materiaal’. De in ons collectief geheugen verankerde beeldenbank, gevoed door de kunsten èn door het alledaagse bestaan, krijgt bij hem een tweede leven. Door deze originele manier van ‘hergebruik’ blijft zijn werk lang op je netvlies hangen. Een bijzondere vorm van ‘duurzaamheid’ die de continuïteit van onze cultuur aanstekelijk in beeld brengt!
Vergetelheid
Nicolas Dings, Memory of de kunst van het vergeten, Stedelijk Museum,
In het Stedelijk Museum in Kampen gebeuren sinds de aanstelling van directeur Stan Petrusa opmerkelijke dingen. Naast de fraai vorm gegeven stadsgeschiedenis, die prachtig tot zijn recht komt in het oude raadhuis, zijn er jaarlijks wisseltentoonstellingen te zien van actuele Nederlandse kunstenaars die min of meer figuratief werken. De beeldhouwkunst wordt daarbij niet vergeten: in de afgelopen jaren exposeerden onder anderen Emile van der Kruk, Sylvia Evers en Tom Claassen in deze charmante Hanzestad. Nu is het de beurt aan Nicolas Dings wiens recente werk een actuele lading blijkt te hebben.
Deze speelse expositie is opgebouwd rond drie portretten uit de zeventiende eeuw uit de eigen collectie van het museum. De kunstenaar ontrukt daarmee twee kinderen uit het Kamper geslacht Van Ingen en de 17-jarige Johanna Cruse Voorne aan de vergetelheid van het depot. Deze drie jonge patriciërs zijn echter niet helemaal vergeten: door hun portretten bleven zij immers tot op de dag van vandaag met naam en toenaam bekend. Merkwaardigerwijs geldt dat niet voor de makers van de portretten: die schilders zijn echt onbekend. Nicolas Dings is geïntrigeerd door dit soort paradoxale processen in de kunstgeschiedenis. In deze expositie gaat het – onder veel meer - over de kunst van het vergeten en over vergeten kunst. Hij citeert veel en vaak uit de westerse kunstgeschiedenis en heeft een uitgesproken zwak voor de verzamelaars. Zo vormen de beroemde ‘Kunst- und Wunderkammer’ uit de renaissance, met hun vreemde mix van kunstobjecten en exotische naturalia (bijvoorbeeld koralen, schelpen en fossielen) voor hem een dankbare bron. Op een tafel in één van de expositieruimtes ligt een door hem ontworpen memoryspel met op de achterzijde een motief dat doet denken aan Delfts Blauw, maar dat bij nadere beschouwing bedrukt is met door de kunstenaar verzamelde zeemanstatoeages. Ook dit soort volkse kunstuitingen maken immers deel uit van onze collectieve geheugenbank, een kolfje naar de hand van deze beeldenmaker die vooral ook een beeldenjager is.
Actualiteit
Dings speelt in zijn oeuvre een ernstig spel met verschuivende betekenissen, want hij is minstens zo geïnteresseerd in ‘vorm’ als in iconografie, de geschiedenis van beeldbetekenis. Soms raakt hij daarmee onbewust aan zeer actuele zaken: al meer dan een jaar geleden maakte hij een beeld geënt op de Heilige Sebastiaan. Het gaat om een kleine, bronzen sculptuur van een naakte jonge man, die niet doorboord wordt door de geijkte pijlen, maar door kleurpotloden. Een typische, iconografische ‘twist’ die alleen aan het hoofd van Dings lijkt te kunnen ontspruiten. Tot dit ironische citaat in januari 2015 werd ingehaald door de actualiteit van de Parijse aanslagen op Charlie Hebdo, waardoor zowel de kleurpotloden als het martelaarschap in een volkomen ander daglicht kwamen te staan! Naar aanleiding van die gebeurtenissen maakte hij vervolgens een assemblage van twee al bestaande beelden: een mannenfiguurtje met het hoofd van een duif en een door hem geconstrueerde guillotine. In dit nieuwe ensemble Eigen Volk verschuift de betekenis ingrijpend: de kop van de (vredes)duif interpreteer je nu als een beulskap. Ook Brood en Spelen, een kaartenhuis dat bijeen gehouden wordt door tulpen, herbergt allerlei associaties met de actualiteit: de tulpenhandel van eertijds en de huidige bankencrisis zijn immers even wankel. Op de speelkaarten zelf beeldde Dings een aantal van zijn kunsthistorische helden af, onder wie Jan van Eyck en Leonardo da Vinci
Contrasten
Het werk van Dings is voor een groot deel gestoeld op tegenstellingen. Het beeld De IJzeren Maagd dat hij speciaal voor deze expositie maakte, is ontstaan doordat hij geraakt werd door de fragiliteit van de kanten kraag van het hierboven genoemde portret van Julia. Zijn ‘maagd’ lijkt even kwetsbaar, want ook zij is opgebouwd als een kaartenhuis. Alleen zijn die kaarten van gelast roestvrij staal en staat het vervreemdend blauwe vrouwenbeeld dus als een stormvast huis. Ik sprak eerder al over een ernstig spel, want deze ‘Umwertung aller Werte’ maakt deel uit van de kracht van zijn beelden, die niet voor niets soms uitgesproken androgyn zijn. Ook in het beeld Promise speelt de kleur blauw, van oudsher geassocieerd met de figuur van Maria en met ‘Die Blaue Blume der Romantik’, een prominente rol. Een blauwe baby, ‘geschraagd’ door broze tulpen verwijst echter onontkoombaar ook naar onze sterfelijkheid. Zo buitelen in bijna alle beelden de betekenissen over elkaar heen, ook doordat veel van de door hem gekozen titels bewust meerduidig zijn. 18
Kampen, 24 januari t/m 22 maart 2015, www.stedelijkmuseumkampen.nl
Nicolas Dings, Sebastiaan, foto kunstenaar
Woody van Amen en Hidde van Schie
New Romantic Spirit De veroordeling tot de elektrische stoel van een onschuldige AfroAmerikaanse minderjarige jongen hield begin jaren zestig de hele westerse wereld bezig. Woody van Amen, net terug van een tweejaar lijks verblijf in New York, reageerde met het beeld Electrische stoel op dit onrecht. In New York had hij de nieuwe ontwikkelingen in de Amerikaanse kunst gezien en geïnspireerd door de Pop art nam hij el ementen (alledaagse en triviale zaken) van die stroming op in zijn werk. Electrische stoel is daarvan een eerste voorbeeld: een grote stoel met bewegende delen en geluid, gebouwd met gevonden materialen als hout, ijzer en gaas en versierd met stopcontacten, rode plastic bloemen, elektriciteitsdraden, meters en andere details en geheel zilverkleurig geschilderd. De stoel is zowel absurd en macaber als humoristisch en vrolijk. Zowel een commentaar op de Amerikaanse maatschappij waar de doodstraf nog regelmatig werd voltrokken als een reactie op de kunststroming die op dat moment in Amerika de kunst beheerste. Door Piet Augustijn Electrische stoel is een blikvanger in de tentoonstelling New Romantic Spirit in het Rotterdamse kunstcentrum TENT, een presentatie van oud en nieuw werk van Woody van Amen en Hidde van Schie. Van Amen bleef na zijn eerste Amerikaanse avontuur de wereld bereizen en zijn werk (schilderijen, collages, assemblages, beelden) infecteren met invloeden van vrijwel alle culturen waarmee hij in aanraking kwam. Als iets nog actueel is, dan is het wel deze onbruikbare elektrische stoel: de discussies over de doodstraf in Amerika laaien om de zoveel jaar weer op, executies zijn overal in de wereld aan de orde van de dag, commentaren op wreedheden worden met andere wreedheden bestreden. De Kit van Hidde van Schie, geplaatst tegenover genoemde stoel als een podium met eiken staanders en knipperende verlichting zou het spreekgestoelte kunnen zijn van waaruit het commentaar op de doodstraf en het verschijnsel elektrische stoel in goede banen geleid zou kunnen worden. Het was vooralsnog het podium waar muziek werd gemaakt maar dat kan de inleiding zijn voor een serieus debat.
Reizen Net terug uit New York en werkend in een stijl waarin hij aansprekende iconen uit de consumptiemaatschappij en populaire beeldcultuur samenbracht, werd Van Amen in één klap de vertegenwoordiger van de Nederlandse popart. In de jaren na het ontstaan van de elektrische stoel realiseerde hij assemblages vol voorwerpen uit de dagelijkse werkelijkheid, soms gecombineerd met neonlicht. Ze doen denken aan altaarstukken, maar ook aan gokautomaten of jukeboxen en verwijzen naar elementen uit de Amerikaanse cultuur. Een reis naar Zwitserland met de romantische berglandschappen en de ‘ontdekking’ van de Matterhorn geeft hem inspiratie voor jaren en voor nieuwe motieven in zijn werk, zoals het kruis van de Zwitserse vlag dat vaak wordt gecombineerd met bakstenen en baksteenmuren, maar ook met briefkaarten, postzegels en reclame voor Zwitserse chocolade. Een reis naar Bali brengt hem in contact met een heel andere wereld, het verre Oosten en hem onbekende religies: boeddhisme en hindoeïsme. Hij verdiept zich in de achtergrond van deze andere culturen en gebruikt figuren en materialen die hij daar aantreft (de vorm van het eiland, wajangpoppen, textielpatronen, blokmotieven) en combineert deze zo nu en dan met de Matterhorn. Vanaf 1980
Woody van Amen, Electrische stoel, foto Janssen Adriaans
begint Van Amen met zijn onderzoek naar het oneindige aantal variatiemogelijkheden van het dubbelkruis (in feite het dubbele Zwitserse kruis) en de swastikavorm (in Azië het symbool voor goddelijkheid, eeuwig leven en brenger van geluk). Van Amen geeft deze vorm, een driedimensionaal dubbelkruis, de naam taxat, de eeuwige vorm waarin leven en dood onafscheidelijk verbonden zijn. De motieven van zijn buitenlandse reizen worden gecombineerd met gevonden en verzamelde voorwerpen die Van Amen in zijn Rotterdamse atelier bijeen brengt. De manier waarop hij sinds zijn eerste Amerikaanse reis zijn interesse in de ‘low culture’ – van reclame tot film tot stripverhalen – samenbrengt met noties omtrent identiteit en spiritualiteit, is (nog steeds) baanbrekend, maar vooral van deze tijd. Van Amen overbrugt met zijn werken, waarin culturen, religies, symbolen, beeldcitaten, motieven, materialen en ideeën worden gemixt en door elkaar gebruikt, tijd en plaats. Hij plaatst al die motieven naast elkaar, contrasteert ze met elkaar en verbeeldt ze in verschillende materialen, maar wel met een zekere trouw aan de oorspronkelijke symboliek, tot een geheel eigen Woodiaans universum.
Ironie Hidde van Schie maakt muziek, schrijft teksten, maakt collages en installaties, en is vooral bekend als schilder. Daarnaast is hij een veelzijdig muzikant. In het werk van Van Schie komt geen verschil tussen ‘hoge’ en ‘lage’ kunst naar voren: allebei doen ertoe, "als het je maar raakt", zoals hij zegt. Zijn composities van jungles en vogels zijn soepel geschilderd, virtuoos opgezet, vaak refererend aan beroemde motieven in de kunst. In zijn sculpturen en collages assembleert hij allerlei soorten materialen; of het nu tijdschriftfoto’s zijn, teksten of delen van muziekinstrumenten: een drumstel, speakers en gitaren. Zijn werk lijkt soms naadloos over te gaan in dat van Woody van Amen. Thema’s overlappen of zijn tegengesteld, maar de ironie spat er vanaf. Van Schie creëert zijn eigen mythologie. New Romantic Spirit is een vibrerende tentoonstelling die als totaalkunstwerk de zintuigen op scherp zet. Woody van Amen en Hidde van Schie: New Romantic Spirit, TENT, Rotterdam. 5 februari t/m 19 april 2015, www.tentrotterdam.nl
19
De Zee – Salut d’honneur Jan Hoet
Zaaloverzicht met Roy Lichtenstein en Wim Delvoye, foto Steve Decroos
Zoals de kop aangeeft is De Zee niet alleen een ode aan de zee maar ook een hommage aan Jan Hoet. De gemeente Oostende had hem gevraagd deze tentoonstelling te maken. Hij heeft de grote lijnen uitgezet, de geselecteerde kunstenaars hebben allen al vroeger met hem gewerkt. Helaas heeft zijn dood in februari 2014 verhinderd dat hij het resultaat heeft mogen aanschouwen. Door Sya van ’t Vlie
Binnen en buiten de museummuren Vanaf het begin werkte Jan Hoet samen met co-curator Philip van den Bossche, directeur van Mu.ZEE, en assistent-curatoren Melanie Deboutte en Mieke Mels. Later kwam Hans Martens, de vroegere rechterhand van Hoet, het team versterken. Na Hoets dood hebben deze vier, met Hoets toestemming, de tentoonstelling gerealiseerd. Wat was de opzet van Hoet, welke lijnen heeft hij uitgezet, en hoe laten de kunstenaars hem hier en daar opduiken? Hoet trad met zijn spraakmakende exposities graag buiten de museummuren. Zijn Chambres d’Amis was te zien in de privésfeer, bij Gentenaren thuis, Over the Edges was verspreid over locaties in de openbare ruimte van de stad Gent. Voor De Zee heeft hij gekozen voor een grote expositie in museum Mu.ZEE en kleinere presentaties op diverse locaties in Oostende. Het artistieke team laat bezoekers beginnen in het museum, en heeft buiten een afwisselende route uitgezet die begint in het Leopoldpark en eindigt bij Thermae Palace.
Mu.ZEE De tentoonstelling blikt terug op hoe westerse kunstenaars vanaf midden negentiende eeuw tot nu de zee hebben weergegeven of zich door aan de zee gerelateerde thema’s hebben laten inspireren. Die opzet biedt mogelijkheden voor boeiende ontmoetingen of zelfs confrontaties tussen moderne en hedendaagse werken. Zo hangt in Mu.ZEE La
20
Vague van Gustave Courbet naast Mer Montée van Thierry de Cordier. Courbet brak met het classicisme en koos voor het realisme. Daarom selecteerde Hoet dit schilderij als beginpunt van de terugblik. Mer Montée behoort tot een serie donkere, dreigende zeegezichten waarin De Cordier het sublieme poogt te overstijgen. Een ander opvallend zeegezicht was dat van Roy Lichtenstein, met zijn bekende ‘raster dots’ maar in voor hem atypische lila- en paarstinten. In het museum is gelukkig ook plaats ingeruimd voor beelden. Niet ver van de Lichtenstein staat het schitterende Nautilus (Penta) van Wim Delvoye. Een kathedraal van roestvrij staal in de vorm van een nautilusschelp, die oogt als filigrein. In een van de zalen staat een kop van een man met witte pet en rode shawl van Thomas Schütte. De man is Alain Colas, een Franse zeezeiler. In november 1978 verdween hij met zijn schip Manureva van de radar ter hoogte van de Portugese Azoren. In zijn laatste radioboodschap zei hij zich in het oog van de cycloon te bevinden, omgeven door hoge bergen van zee. Het lijkt wel of hij de zeegezichten van De Cordier beschrijft. Het lichaam van Colas werd nooit teruggevonden. Sinds zijn verdwijning wordt elk jaar in november de trans-Atlantische zeilwedstrijd Rhum Route gevaren, van Bretagne naar Guadeloupe. In de zaal ernaast staat Nafigar (die Argonauten) van Anselm Kiefer. De sculptuur is opgebouwd uit loden boeken. Op het bovenste ligt een oorlogschip. Afgeknipte vingernagels stellen kabbelende golven voor. Zijn de boeken onder hun loodzware gewicht bezweken om te eindigen als onderwater sokkel voor een oorlogsschip? In een expositie van Hoet mag een segment met werken van Marcel Broodthaers natuurlijk niet ontbreken. Uiteraard met de bekende mosselpot Grande casserole de moules, die door Hoet werd aangekocht voor het S.M.A.K. Aan de muur prijkt een bord van de eerste tentoonstelling Département des Aigles van het Musée d’Art Moderne, Broodthaers’
museum aan huis waarvan hij directeur, exposant, gids en suppoost was. Maar het boeiendst vind ik zijn vier minuten durende filmpje Chère Petite Soeur. Het filmpje is gebaseerd op een oude ansichtkaart. Op de voorkant staat een afbeelding van een schip dat bij storm een haven binnenvaart, met rechts een vuurtoren. In de rand staat de datum 27-8-1901. Op de achterkant schrijft ene Marie: “Chère petite soeur, celle-ci pour te donner une idée de la mer pendant la tempête que nous avons eue hier. Donnerai détail a ce sujet, bonne amitié et à bientôt, Marie”*. De kaart is gericht aan haar zusje in Brussel en draagt het poststempel van Oostende. Op de film toont Broodthaers voor- en achterkant van de kaart in zijn geheel, maar ook details met fragmenten van de tekst als ondertitel bij de getoonde beeldfragmenten. Hij voegde niets toe, maar door zijn montage van tekst en beeld lijkt hij de stormachtige sfeer van de foto over te dragen op de relatie tussen de zussen. Broodthaers gebruikte vaker oude ansichtkaarten. Dit gebruik van gevonden voorwerpen was aanvankelijk een financiële noodzaak, maar groeide uit tot een strategie die Broodthaers nog vaak zou toepassen.
Locaties in de stad Verspreid over de stad zijn er op elf locaties presentaties, soms met één of meer werken van één kunstenaar, soms met werk van meer kunstenaars. In het cultureel centrum De Grote Post, een modernistisch gebouw van Gaston Eysselinck bevindt zich op de vierde verdieping de lichtbox Lighthouse Keeper with Lighthouse Model van Rodney Graham. Met humor wijst Graham erop dat het beroep van vuurtorenwachter door automatisering overbodig is geworden. Hij poseert zelf als de vuurtorenwachter, die, zijn voeten lekker warmend aan de kachel, zit te lezen in een boek over vuurtorens. Op tafel staat een
* Lieve kleine zus, dit om je een idee te geven van de storm die we gisteren hebben gehad. Zal je er meer details over geven. Vriendelijke groeten en tot spoedig, Marie.
model vuurtoren, die hij zelf heeft gebouwd, want hij heeft ruimschoots tijd zich op zijn werkplek toe te leggen op zijn hobby modelbouw. Een bezoek aan het Ensorhuis is in Oostende een must. De schilder James Ensor werd hier niet geboren. Zijn familie van moederskant was eigenaar van de souvenirwinkel annex woonhuis. Ensor ging er pas op 57-jarige leeftijd wonen. De winkel, waar toeristen nog steeds terecht kunnen voor schelpen, kaarten, maskers en prullaria, liet Ensor de dertig jaar dat hij er woonde onveranderd. De inrichting en het meubilair zijn authentiek, de schilderijen van Ensor zijn kopieën. Op de eerste verdieping heeft Rob Scholte de beschikking gekregen over de aan de straatkant gelegen Blauwe Salon. Bij binnenkomst waant de kijker zich in een zaaltje met 17e eeuwse Hollandse zeegezichten. Maar Scholtes Galjoen, Driemaster, Fregatten en Gezicht op Amsterdam zijn geen 17e eeuwse schilderijen, maar geborduurde reproducties. De aan- en afhechtingen van de draden zitten er nog aan. Van dichtbij lijken ze wel de achterkanten van borduurlappen. De werken zijn een prachtig voorbeeld van sculpturalisering van het schilderijoppervlak. Scholte staat al heel lang bekend als een meester in toe-eigening, het hergebruik van andermans werk om daar een eigen draai aan te geven. Zo recyclede
hij midden jaren ’80 Manets Olympia, waarbij hij het naaktmodel verving door een ledenpop en de negerin door een houten knechtje. Deze aanpassingen had hij weer ontleend aan een ansichtkaart van een houten object in een museum van curiosa in Londen. Na in de krant te zijn betrapt door een kunstcriticus, schilderde hij het hele krantenartikel inclusief illustraties heel precies na om het vervolgens als een nieuw schilderij te presenteren. Sinds een paar jaar legt Scholte zich toe op het naborduren van meesterwerken waarvan hij een kopie heeft geprint op canvas. In een Art-deco appartementencomplex aan de boulevard bevindt zich ARTresidence Beau Site. Belangstellenden kunnen de galerieruimte afhuren voor kleine culturele evenementen en diners. Mathieu Ronsse heeft de begane grond en eerste verdieping omgebouwd tot een soort uitdragerij voor prullaria, reproducties en pornografie. Onder het genot van een kop koffie of glas wijn kunnen bezoekers deze prettige chaos op zich laten inwerken. Beneden treedt Vaast Colson op met shanty’s, liederen die vroeger door scheepslui werden gezongen tijdens het werk. In de Koninklijke Gaanderijen is het Thermae Palace gevestigd. In een lege, nogal vervallen vleugel van het hotel, is een expositie ingericht met werk van een tiental kunstenaars. De vergane glorie vormt een passende achtergrond voor Untitled (Seascapes) van
Hans-Peter Feldman. De installatie bestaat uit 15 door Feldman op rommelmarkten gevonden zeegezichtjes die hij presenteert op een rode wand. In een lange gang met emmers om het lekkende water op te vangen is Horizon III – Sea van Jan Dibbets te zien. In dit fascinerende videotweeluik bewegen twee gekantelde horizonnen langzaam op en neer. Op de achtergrond is de accordeon van Vaast Colson te horen die de stem van Jan Hoet omzet in muziek. Buiten in de gaanderijen, waar de verf van de muren bladdert, is het woord ‘betekenis’ door Joseph Kosuth vertaald in zeventien talen, in neonlicht. Op het strand voor het hotel staat Altar van Kris Martin. De oplettende kijker herkent in het metalen frame een exacte kopie van het kader van het Lam Gods, het beroemde altaar van de Gebroeders Hubert en Jan van Eyck, dat in de Sint-Baafskathedraal van Gent hangt. De polyptiek van de Van Eycks was een favoriet van Hoet. Martins Altar is daarom niet alleen een ode aan de zee – want waar is die mooier dan aan het strand? – maar ook een hommage aan Jan Hoet. De Zee – Salut d’honneur Jan Hoet, Mu.ZEE, Oostende, 23 oktober 2014 t/m 19 april 2015, www.dezee-oostende.be
Kris Martin, Altar, foto Anne Deboosere
21
Tino Sehgal in het Stedelijk Tino Sehgal is begonnen aan zijn grote overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam. Dat wordt een compilatie van bestaande stukken, uitgevoerd door geselecteerde performers. De presentatie als geheel gaat een jaar duren. Tot en met juni komt er maandelijks een werk bij. Daarna neemt de dichtheid weer af. Het zijn stukken met titels, maar meestal tref je die niet aan in de zaal waar het gebeuren zich afspeelt. Sehgal schuwt het geschreven woord en wil dat zijn publiek zich op de ervaring concentreert. Door Ans van Berkum Performance is een van de meest intense kunstvormen die ik ken. Nergens anders hebben kunst en publiek zo’n noodzakelijke relatie. Meestal is de kunstenaar zelf de performer en kan deze gebruikmaken van zijn of haar kunstenaarsstatus. In de ogen kijken van Marina Abramovic blijft bijvoorbeeld iets buiten gewoons. Joseph Beuys met een konijn in zijn armen zien zitten, James Lee Byars in een gouden pak door het Van Abbe zien dwalen. Al die kunstenaars die hun eigen lichaam als medium gebruiken om de afstand tussen kunst en publiek te slechten; het werkt, omdat het kunstenaarsaura iets doet zinderen bij de kijkers. Ze worden deel van een uniek moment. De ervaring tilt je op naar iets onbeschrijfelijks. Je voelt een wonderlijke, woordeloze essentie. De stap naar werk dat wordt uitgevoerd door anderen wordt snel gezet. Kunst en theater komen bij elkaar. Talloze werken uit de jaren zestig en zeventig hebben die insteek en het gaat nog altijd door. Ik denk even aan Roger Hiorns, die in 2012 een naakte jongen op een ijzeren bank naar een vuurtje liet kijken in de Haarlemse Hallen. Tino Sehgal zet dan nóg een stap. Hij probeert ook zelf volledig onzichtbaar te blijven in de media en buiten de kunstmarkt om te opereren. Fotograferen mag niet en vooral geschreven stukken zijn taboe. Geen zaalpapieren, geen catalogi, zelfs verkoopakten worden alleen mondeling opgemaakt. “Die houding maakt Tino Sehgal tot een van de radicaalste kunstenaars van dit moment”, schrijft Sandra Smallenburg in NRC van 31-12-2014. “Hij doet niet mee aan de marketing rond zijn werk.”
Markt en marketing Marketing en kunst zijn tegenwoordig vrijwel onlosmakelijk verbonden en het is interessant om te kijken hoe die twee dan toch te ontvlechten zijn. De conclusie ligt voor de hand: dat lukt niet als je ‘succes’ wilt hebben, van je werk wilt leven en het met publiek wilt delen. Dan heb je anno 2015 marketing nodig. Je kunt dat aan anderen overlaten, en dat is in dit geval hypocriet, maar zonder kan niet. Het werk moet worden aangeprezen en een prijs hebben. De spontane marketing
van mensen onder elkaar, die hun foto’s delen en vrienden aanraden ergens heen te gaan, mag van Sehgal wel, want dat is van een andere orde dan de druk van de kunstmarkt met advertenties, spotjes, galeries, beurzen en veilingen. Maar zoals zo vaak is het je onttrekken aan de mechanismen van de markt een trigger om de machine juist nog harder te laten draaien. Over de serie in het Stedelijk is overal gepubliceerd. De verwachtingen zijn hoog gespannen.
Ervaring Voor mij heeft die verwachting wel met een persoonlijke ervaring te maken. Ik was in 2012 in Kassel en zag het werk This Variation. Ik was in een achtertuin vol rotzooi. Dat zou ook een kunstwerk zijn en ik liep te puzzelen van wie en waarom. Opeens zag ik voor een kelderingang een zwarte doek hangen. Ik ging binnen en kwam in een aardedonkere ruimte. Tastend deed ik wat stappen. Niets. Al mijn zintuigen stonden op scherp. Toen opeens een beweging in de lucht vlak naast me, alsof er iemand langs me scheerde. Mensen? Ik stuitte op een muur en ging op de grond zitten. Langzaam maar zeker begon ik figuren te ontwaren die door de ruimte bewogen, traag en krom, soms kruipend. Het waren er best veel. Opeens ook geluid. Iets dat vanuit de willekeurigheid steeds meer de vorm kreeg van muziek. Daarop bewogen de dansers, uiterst beheerst. Allemaal apart van elkaar en om bezoekers heen die nog blind door de ruimte dwaalden. Een ruimte die steeds groter werd, naarmate mijn ogen aan het duister wenden. Er ontstond een geweldige spanning. Waar ging dit heen? Het donker veranderde in een melkachtige mist. Het geluid, de bewegingen; ik raakte in trance. Een jaar Sehgal vergt een geweldige organisatie. Honderden performers deden auditie, kregen instructies en gingen aan de slag in
Tino Sehgal, Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things, foto Ans van Berkum
22
sessies van een paar uur. Als ik op 1 februari ga kijken, kom ik in een zaaltje met werken van Jeff Koons, Felix Gonzalez-Torres en Marcel Duchamp, een performer tegen. Hij ziet er uit als een gewone suppoost, maar springt op als ik binnenwandel, fladdert met zijn armen en zegt: “This is good. Tino Sehgal, 2001”. Het doet me niets. Ik blijf een poosje dralen en bestudeer de effecten van zijn optreden op andere bezoekers. De meesten reageren sceptisch. Ik maak een foto en de performer fluistert mij toe dat het niet mag, maar het hem ook eigenlijk niets kan schelen. Ik vraag hem of het niet zwaar is, telkens weer opspringen. Hij is net een half uurtje bezig en heeft nog drieënhalf uur te gaan. Hoe moeilijk het is, moet blijken. Het betaalt goed. Waarom zou hij gekozen zijn, denkt hij? “Nou, ze vonden blijkbaar dat ik de beweging erg goed kon maken.” Zijn gezicht heeft een olijke uitdrukking.
Bruce and Dan; or other things? Het januari-werk, uit het eigen bezit van het Stedelijk, speelt zich af in een lege zaal en heet: Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things. De dansers zouden posities innemen die verwijzen naar videowerken van Dan Graham en Bruce Nauman. Het meisje in een rode trui dat hier starend over de grond kronkelt doet mij eerder denken aan Reindeerwerk van Thom Puckey en Dirk Larsen. Dat werk uit de jaren zeventig tartte de grenzen tussen normaal en gestoord door de gedragingen van beide condities tot in het extreme na te spelen. Ook zij rolden als idioten starend over de grond, maar gingen veel dieper in hun onderzoek door ook de meest heftige uitwassen te raken. Vergeleken hiermee is het werk van Sehgal nog dof en eendimensionaal, maar het is pas het begin. Ik hoop natuurlijk dat hij zijn belofte van een cyclisch verloop naar een hoogtepunt waarmaakt en er het komende jaar een serie ontstaat die voor altijd in het geheugen gegrift blijft. Tino Sehgal, Stedelijk Museum, Amsterdam, 1 januari t/m 31 december 2015 www.stedelijk.nl
Op pelgrimage naar Bill Viola’s ‘Meesterwerk’ in de Nieuwe Kerk In de Nieuwe Kerk gaat het publiek op pelgrimage naar Bill Viola’s meesterwerk. Rondom het koor lopend bereikt de kijker de verduisterde ruimte waar de videoprojecties Fire Woman en Tristan’s Ascension worden getoond. Na afloop verlaat hij de ruimte via het koor. Zo wordt dit meesterwerk over liefde en dood ingebed in de kerk en krijgt de kijker passende ruimte voor voorbereiding en reflectie. Door Sya van ’t Vlie
Tristan und Isolde Bill Viola is de vierde kunstenaar van wie de Nieuwe Kerk in Amsterdam een ‘Meesterwerk’ presenteert. De Heilige Familie van Rembrandt, Andy Warhols Last Supper en In Memory of George Dyer van Francis Bacon waren de voorgangers van Viola’s Fire Woman en Tristan’s Ascension. Beide videoprojecties duren iets meer dan tien minuten en zijn ‘uittreksels’ uit het grote videowerk dat Viola maakte voor Richard Wagners opera Tristan und Isolde uitgevoerd door dirigent Esa-Pekka Salonen en regisseur Peter Sellars. De opera verhaalt over Tristan en Isolde. Door allerlei verwikkelingen komen beide geliefden tragisch aan hun einde voordat ze met elkaar kunnen worden verenigd. Het videowerk van Viola is beslist geen illustratie van het verhaal, maar bestaat uit scènes die zijn ingegeven door het libretto en synchroon met de muziek op een groot verticaal scherm worden vertoond. Sellars heeft ingetogen decors en kostuums ingezet, zodat de scènes optimaal tot hun recht komen. Verder laat hij de zangers en musici optreden in de hele zaal, zodat het publiek letterlijk en figuurlijk opgaat in de muziek.
Bill Viola De Amerikaan Bill Viola is een van de belangrijkste videokunstenaars van zijn generatie, de eerste generatie die zich toelegt op de nieuwe media. Al veertig jaar lang maakt hij videoinstallaties die de kijker onderdompelen in beeld en geluid. Hij is erop uit het onzichtbare zichtbaar te maken. Daarvoor gebruikt hij zijn camera. Verder bedient hij zich van het element vertraging: een opname van één minuut afspelen in tien of meer minuten. Zijn inspiratie haalt hij uit het christelijk mysticisme, het islamitisch soefisme en vooral het zenboeddhisme. Zijn werk gaat dan ook over grote universele thema’s als geboorte en dood. Evenmin schuwt hij grote gevoelens als liefde en verdriet. Technisch gezien is Viola een perfectionist die de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van de beeld- en geluidtechnologie nauwgezet volgt.
Zinderend en klaterend De videoprojecties Fire Woman en Tristan’s Ascension zijn niet ‘geknipt’ uit het grote opera videowerk maar korte autonome werken gebaseerd op de personages van Tristan en Isolde. De openingsshot van Fire Woman laat het silhouet zien van een vrouw die doodstil naar een zinderende vlammenzee aan de overkant van het water staat te kijken. Als kijker voel je haar wanhoop. Dan spreidt ze haar armen, ze stort zich voorover en voordat je het weet is ze verdwenen onder het wateroppervlak. Het water spat nog even op. Daarna vervaagt de vlammenzee geleidelijk tot een donkere blauwe gloed, die ik zou willen omschrijven als een soort vloeibaar schilderij van traag bewegende verf.
Bill Viola, Tristan's Ascension, foto Janiek Dam
Nog fascinerender is Tristan’s Ascension. Bij de start van de video zien we een man liggen op een stenen plaat. De kijker denkt dat hij dood is. Na een paar minuten vallen er een paar druppels omhoog. De druppels groeien uit tot een opwaarts klaterende waterval. Dan voltrekt zich een wonder. Het lichaam van de man begint langzaam omhoog te zweven. De man lijkt tot leven te worden gewekt, zijn horizontale positie maakt geleidelijk plaats voor een verticale. Alsof hij gewichtloos is stijgt de man omhoog, gedragen door het water, tot zijn voeten uit beeld verdwijnen. De waterval komt tot rust en de stenen plaat blijft leeg achter.
Hoe? Behalve beeld speelt ook het geluid in beide werken een rol. In Fire Woman hoort de kijker het knetteren van de vlammenzee. Het begin van Tristan’s Ascension is gehuld in stilte. Maar naarmate de waterval krachtiger wordt zwelt het geluid van het omhoog stortende water aan tot een oorverdovend lawaai. Bij het eindbeeld van de lege stenen plaat is het weer doodstil. Uiteraard vragen de kijkers zich af hoe Viola de opwaarts klaterende waterval en het opstijgen (van het lichaam) van de man heeft gerealiseerd. In zijn enorme studio heeft hij een waterval opgebouwd om vervolgens in het neervallende water een man te laten zakken. Daarna heeft hij de opname onderste boven en achterste voren afgespeeld. Meesterwerk 2015: Bill Viola, Nieuwe Kerk, Amsterdam, 28 februari t/m 12 april 2015, www.nieuwekerk.nl
23
Drie Dordtse kunstenaars Allegaartje met kwaliteit Pictura Dordrecht is een actieve kunstvereniging die ook een pand beheert aan de Voorstraat waar regelmatig tentoonstellingen te zien zijn. Drie beeldhouwers zijn momenteel te gast in de hoge zalen. Ik loop door de zalen en besef dat het jammer is dat er niet meer ruimte beschikbaar is. Liever had ik drie afzonderlijke tentoonstellingen gezien. Nu staan de kunstenaars door elkaar heen. Kwaliteit zie ik zeker, maar ik mis de onderlinge verbanden die werken vaak doen groeien. Door Astrid Tanis
Jan Timmer, Tara, foto Astrid Tanis
Ik zie afzonderlijk mooie beelden maar bij elkaar is het een allegaartje. Een allegaartje met kwaliteit is uitdagend voor jonge kunstenaars omdat het potentiële beloftes laat zien. Jan Timmer (1935), Roel Teeuwen (1944) en Gerard Lentink (1956) zijn kunstenaars die de artistieke belofte die ze ooit waren al ruimschoots hebben waar gemaakt. Dat betekent dat ze een stevig oeuvre hebben. Ik hou van oeuvres, ze leggen de ontwikkeling van de kunstenaars bloot. Er ontstaat dan een beeldend verhaal waarin de kunstenaar achter het werk voelbaar wordt.
Tachtig Jan Timmer bereikt dit jaar de respectabele leeftijd van tachtig jaar en nog steeds breidt hij zijn oeuvre uit met nieuw werk. Zijn verjaardag is de aanleiding voor deze tentoonstelling. In Nederland staan op diverse plekken werken van hem in de openbare ruimte. Maar ook in het buitenland is werk van hem te zien. Daarnaast is hij vertegenwoordigd in diverse collecties. Het is een pure beeldhouwer die steen als zijn favoriete materiaal koos. In de tentoonstellingsruimte van Pictura staan een paar werken van hem en een aantal tekeningen die eigenlijk niet meer zijn dan ruwe schetsen. In een kleine ruimte hangt een beeldscherm waarop videomateriaal van de kunstenaar te zien is. Je ziet zijn atelier en hij vertelt over zijn werk, wat ik als ‘zoeken naar evenwicht’ interpreteerde, noemt hij ‘balans’. Timmer werkt nog regelmatig. Voor deze tentoonstelling maakt hij de enorme torso die de naam Tara draagt. Dit beeld lijkt een uitzondering op de andere werken die doorgaans zeker niet figuratief zijn. Het meeste werk bestaat uit abstracte vormen met veelal een ronding of bocht erin. De afwerking is veelal strak en glad wat de spanning verhoogt. Tara is niet gehakt maar geconstrueerd uit piepschuim en gips, dat heeft een heel andere uitstraling dan de ‘taille direct’ de methode die hij bij stenen gebruikt. Ik stel me het witte beeld voor in wit marmer en in mijn voorstelling is dat sterker.
Organisch Jan Timmer en Roel Teeuwen kennen elkaar al jaren, vroeger maakten ze samen openluchttentoonstellingen voor de Nederlandse Kring van Beeldhouwers, waarvan Teeuwen jaren de motor was. Door het hele land heeft Teeuwen kunstwerken staan. Ik herken ze als ik erlangs rijdt op de snelweg; een echte Teeuwen denk ik dan. Ondanks dat veel van zijn beelden rank en strak zijn heeft zijn werk altijd iets organisch. Het zijn vormen afkomstig uit een landschappelijke omgeving. Wuivend riet of archeologische vondsten daar doen ze me aan denken. Ook over hem is een video gemaakt, je ziet hem in zijn atelier waar hij praat over zijn werk. Teeuwen is een zeer intuïtief werkend kunstenaar die de ideeën uit de omgeving laat komen. Zijn De toren van Babel, een ranke toren die bijna tot het plafond reikt, is opgebouwd uit kleine stokjes. In de video zie ik hoe hij met engelengeduld dit werk opbouwt. Aan de wand erachter hangt het vlammend zwaard. Een in brons gegoten slank object, het brons is over de randen van de mal gelopen en de grillige vormen doen inderdaad aan vlammen denken. Dit ‘overlopen’ is een toevalstreffer. Teeuwen neemt dit dankbaar mee in zijn werk. In de laatste zaal ligt een hoorn op de grond. Dit werk heb ik eerder gezien op een buitententoonstelling. Ik kan mij herinneren dat het me toen raakte en hier binnen op de houten vloer doet het werk het net zo goed. Het blijk niet van de omgeving afhankelijk te zijn om te overtuigen.
24
Roel Teeuwen, Hoorn, foto Astrid Tanis
Verschillen
Gerhard Lentink, La Création du Monde
De verschillen tussen Teeuwen en Timmers zijn groot, maar het verschil met het werk van Gerhard Lentink is nog groter. Op de video over hem zie je hoe hij alles wat hij doet tot in de puntjes berekent en uitwerkt in een schriftje. Deze berekeningen op zichzelf zijn al indrukwekkend. Zijn werken zien er feilloos uit en hij maakt er slechts een per jaar. De grote houten sculpturen zijn zonder meer figuratief. Hout heeft een heel andere uitstraling dan natuursteen of brons. Ik sta onder een hoog oprijzende gebogen vrouw. Haar organisch gevormde lichaam draagt een architectonische vorm. Of duidelijker geformuleerd: haar rug verandert in een gebouw, het is met haar vergroeid. Alles is even secuur uitgewerkt en het heeft de precisie van klassieke beelden. Ik stel me dit houten beeld voor in wit marmer en ook dat zou indrukwekkend zijn. Maar voor zover ik weet is Lentink erg trouw aan hout. Aan de muur hangen tekeningen en deze doen mij denken aan de werken van Michelangelo. Het zijn menselijke lichamen in machineachtige constructies. Ook de tekeningen hebben dezelfde doordachte zorgvuldigheid. Hoe zijn ideeën voor zijn beelden ontstaan dat weet hij niet, zegt hij in de video. Maar als het idee er eenmaal is laat hij niets meer aan het toeval over. In de achterste zaal staat een beeld op wielen, met daarin allemaal attributen. Een groot Medusahoofd trekt de aandacht. De zorgvuldig uitgehouwen slangen op haar hoofd reiken naar omhoog. Eén beeld per jaar denk ik, er zijn vergelijkbare kunstenaars die er meer maken. Jan Fabre is de eerste die bij mij opkomt; die heeft ook dat theatrale literaire. Maar Fabre kan meer per jaar maken omdat hij het werk gedeeltelijk uitbesteedt of met assistenten werkt. Ik neem aan dat Lentink nog alleen in zijn atelier staat. Dat moet anders kunnen als je alle berekeningen ziet, dat kan iemand zo uitwerken lijkt mij. Wellicht wil hij niet anders en staat hij graag alleen in zijn atelier. Dat is dan eigenlijk wat deze drie kunstenaars nog het meest bindt. Het zijn ambachtslieden die in de stilte van hun atelier hun creatieve ideeën uitwerken. Ik vraag me af of de huidige kunstacademies nog mensen hier voor opleiden. Het is niet echt marktdenken, maar ik moet toch toegeven dat ik er zeker de charme van inzie. Het blijft echter jammer dat ik niet meer kan zien van de kunstenaars.
Drie Dordtse kunstenaars, Pictura, Dordrecht, 21 februari t/m 4 april 2015, www.pictura.nl
25
ZERO in het KWADRAAT Het TextielMuseum in Tilburg sluit met ZERO in het KWADRAAT aan bij andere grote tentoonstellingen. Onlangs liep ZERO: Countdown to tomorrow, 1950s – 60s in het Guggenheim, New York af. Op dit moment loopt in het MartinGropiusBau in Berlijn de tentoonstelling ZERO – the international art movement of the 1950s and 1960s. Op de rol bij het Stedelijk in Amsterdam staat ZERO: let us explore the stars. Het Textielmuseum is in 1958 opgericht. Men begon met het verzamelen van kleden, gedenkdoeken, weefsels en werktuigen en machines uit de Brabantse wollenstoffen en linnennijverheid. Vanaf de jaren tachtig verzamelt het museum specifiek textielkunst. Deze kunstwerken verbreden de grenzen van de ZERObeweging zonder te vergezocht te zijn. Negen textielkunstenaars staan nu in relatie tot Henk Peeters en Jan Schoonhoven opgesteld. Peeters en Schoonhoven waren leden van de Nederlandse Nulgroep (1960 – 65) en onderdeel van ZERO. Ze vormen de twee kwadranten van ZERO in het KWADRAAT. Ik volg de kwadratische lijn. Door Carina van der Walt
Peeters en Schoonhoven Peeters was de stichter van de Nul-groep, maar is minder bekend dan Schoonhoven. Terwijl het werk van Schoonhoven verkocht, stopte Peeters een tijd lang met zijn productie vanwege een tekort aan kopers. Jaren later werd hij succesvoller met miniuitvoeringen van zijn Nulontwerpen tegen betaalbare prijzen. Het was een bittere pil. Dat blijkt uit het filmpje Hollandse meesters in de 21ste eeuw – Henk Peeters. Schoonhoven was rigide in het formaat. Alle monochrome reliëfs die hij maakte, maakte hij thuis aan tafel. Zijn reliëfs
mochten niet groter zijn dan de werktafel, anders konden ze niet door het trappenhuis. De reliëfs zijn dus vaak hoger dan breed zoals ‘R7273M8’. Deze vereisten speelden bij Peeters geen rol. Hij huiverde niet om bijvoorbeeld Kaartlont, I van rond een meter in hoogte én breedte te maken. Kaartlont is een knipoog naar de wolindustrie. Het ziet er zachter en speelser uit dan Schoonhovens streng geometrische werk. Peeters nam het niet zo nauw met de leer van de Nul-groep: strenge vormen, monochroom, reliëfs, lichtspel, materialen uit de consumptiemaatschappij
als hout, papier en karton. Bij Peeters spelen ook grijs en zwart en materialen als water, watten, veertjes en (kunst-)bond een rol. De tentoonstelling toont een sprekende foto van Peeters in zijn witte Overhemd Gabriel met veertjes op de schouders.
‘Warme’ en ‘koude’ abstractie De naoorlogse moderne kunst werd uitgedrukt als vele stromingen die in twee beddingen terecht kwamen: geometrische abstractie en niet-geometrische abstractie. Peeters bewonderde abstracte kunst uit allebei de beddingen en onderscheidt liever ‘warme’ abstractie en ‘koude’ abstractie. ‘Warme’ abstractie sluit meer aan op de werkelijkheid dan ‘koude’ abstractie en gaat speelser om met structuren, herhalingen en ordeningen. ‘Koude’ abstractie wil orde en regelmaat in optima forma tonen zonder veel aansluiting op de werkelijkheid. Peeters bewonderde de Italiaanse kunstenaar Manzoni en maakte in 1998 Il nido per l’uovo die Piero Manzoni als hommage aan hem. Het is een nestje van veren dat dient als bedje voor één van de hardgekookte eieren van Manzoni. Met
inkt heeft Manzoni zijn duim op eetbare eieren afgedrukt. Manzoni en Peeters leverden ‘warm’ abstract werk.
Vrouwen en mannen Vanaf de hommage aan Manzoni valt het oog spontaan op werk van Lam de Wolf. Zij is een van de negen vrouwelijke textielkunstenaars en levert het meest recente werk. Wolk = volledig. Vol van leegte, leeg van volte herinnert aan Kaartlont van Peeters, maar zijn nylondraad is vervangen door haar gekreukeld kalkpapier bedrukt met de woorden: ‘ONZEGBAAR / ONMISBAAR’. Dit monochrome werk oogt zacht en heeft de esprit van de Nulgroep. De Wolf tracht er iets persoonlijk bij te zeggen. Loes van der Horst draagt speelsheid en erotiek à la Peeters met zijn veertjes en bontjes deze tentoonstelling binnen. Dubbelbed is synthetisch en kan er ook uitzien als twee glanzende condooms. Een ander werk heet Twee borsten. Qua lichtuitstraling sluiten deze twee werken van Van der Horst aan op Akwarel van Peeters. Samen plaatsen ze ook Spletenkleed van Wil Fruytier en Bontraster van Beppe Kessler in een erotisch licht.
De minuscule Witjes van Corrie de Boer, de subtiele Vouwsels van Marijke de Goey en de grote veelkleurige tapijten van Ria van Eyk herinneren meer aan het werk van Schoonhoven. Madeleine Bosscher en Marina Bijlenga zijn lastiger in te delen.
KUNST en kunst De grenzen tussen hogere en lagere kunst zijn allang niet meer zo streng. Cross overs tussen KUNST en kunst komen toenemend voor. Mode ontwerpers Victor en Rolf en ceramische kunstenaar Grayson Perry gaan hier in het TextielLab met hun ontwerpen op tafellinnen of wandkleden aan de slag. Het Mondriaan Fonds prees onlangs het TextielMuseum voor hun relatief nieuwe gecombineerde initiatieven van produceren, presenteren en collectioneren. Met ZERO in het KWADRAAT doorbreekt dit museum opnieuw de hokjesgeest van de kunstwereld. ZERO in het KWADRAAT, TextielMuseum, Tilburg, 7 februari t/m 17 mei 2015, www.textielmuseum.nl
Zaaloverzicht met Henk Peeters, Kaardlont I (l) en Wil Fruytier, Spletenkleed (r)
26
Sculptural Felt International Grenzen vervagen tussen hard en zacht
Stephanie Metz, Ursulus Solicitude Disneyus, foto Mees Mansvelders
Geur en geluid overheersen bij binnenkomst in Museum de Kantfabriek in Horst. Dat is even wennen in een museum, waar in de regel beeld de toon zet. Textielnijverheid vormde ooit de economische basis voor het noorden van Limburg. Minder dan tien jaar geleden waren ze nog dagelijks in werking, deze kantklosmachines die hier ratelen en dreunen. Ze doordrenken de oorspronkelijke monumentale fabriek met de geur van smeerolie, en vormen het decor voor de tentoonstelling We Felt Like Crossing Borders, een internationale reizende presentatie van kunstenaars die werken met vilt.
kleur. Dat prachtige rood dat net de juiste tint roze in zich heeft om verrassend natuurlijk te zijn. “De geluiden, geuren, vormen en kleuren van de wereld resoneren in mij”, stelt de kunstenaar, haar werk komt dan ook als geen ander tot z’n recht in deze omgeving.
Door Pascalle Mansvelders
Het publiek van textieldames bekijkt de tentoonstelling met intensiteit, respect en aandacht voor elk detail. Heerlijk. De oh’s en ah’s zijn niet van de lucht totdat ze bij het werk van de Amerikaanse Stephanie Metz uitkomen, dat ze ‘maar eng’ vinden en waaraan ze gehaast voorbij lopen. Dat doet me pijn. Niet alleen omdat dit het beste werk in de tentoonstelling is. Metz’ werken onderstrepen de gecompliceerde relatie tussen cultuur en natuur omdat ze onderzoekt hoe en in hoeverre de mens andere levensvormen manipuleert. Vilt biedt haar de mogelijkheid ‘grenzen te laten vervagen tussen hard en zacht, breekbaar en robuust…’. Zo creëerde ze de serie Teddy Bear (Un)Natural History. Met wol en vilt reconstrueert ze de biologie en anatomie van gevonden teddyberen. Ze schept hun schedels, de onderliggende botstructuren, van zacht, pluizig materiaal dat onmiddellijk aan de schattigheidsfactor appelleert zoals dat teddyberen eigen is. Maar je schrikt terug als blijkt dat ze, als echte beren, de grote scherpe tanden van carnivoren hebben. De mens kan de natuur maar tot een bepaald punt beheersen en in bedwang houden. Dat de akelige tanden gemaakt zijn van een zacht materiaal, dat als je het maar hard genoeg samenperst, loeischerp overkomt, werkt als een extra pijnpunt. Alles wat kunst is, moet en kan zijn, komt hier bij elkaar, dit werk overschrijdt daadwerkelijk grenzen. In een glazen pot, op sterk water, is een teddyberen-embryo te zien. Zo’n klein-maar-fijn kunstwerk dat je af en toe tegenkomt en je de adem beneemt omdat je niet weet of je erom moet lachen of huilen en als vanzelf doe je allebei. Vilt laat hier een menselijke essentie zien in één enkel potje en was het enige materiaal waarin dat mogelijk was.
In de regel heb ik wat moeite met puur op techniek samengestelde tentoonstellingen. In mijn beleving van kunst gaat het niet om door oefening verkregen vakmanschap die een vaste keuze wordt. Een kunstenaar schept vanuit een innerlijke drive die gebaseerd is op een onderwerp, een vraag, waarbij de best mogelijke techniek ter verbeelding wordt uitgezocht. Maar ik heb begrip voor de drive van curatoren om een technische vaardigheid centraal te willen stellen, soms moet publiek echt kennis kunnen nemen van de mogelijkheden van een techniek. Dat draagt deze tentoonstelling wel uit: zie, wat er allemaal mogelijk is met vilt; kijk, hoe modern ondanks de traditie; ervaar, wat een grenzeloos prachtige techniek.
Grenzeloze techniek En dat is ie zeker, deze techniek: grenzeloos prachtig. Oprecht veelzijdig ook. Waar de ene kunstenaar het inzet in de vorm van een minimalistisch schilderij, combineert een ander het met voorwerpen tot inventieve beeldhouwwerkjes. Ter materiaalbewerking zet de een schuurmachines in en hanteert een ander fijne scalpels. En de diversiteit van vilt en vilten, van ambachtelijk tot industrieel, is groot. Maar dat alles maakt deze expositie natuurlijk nog geen hoogstandje van hedendaagse kunst. De beschikbare informatie en het gedrag van het publiek laten het vooral zien als een technisch hoogtepunt. In combinatie met de vaste collectie van het museum, het uitstekend aanbod aan op textiel gerichte workshops en een zeer te respecteren documentatiecentrum, functioneert het vooral als een super-uitje voor (vergeef me) handwerkende knutseldames. Oh, zeker, ik hou van deze dames, de beeldende kunst was, is en wordt niets zonder hen, maar het moet gezegd, omdat het de enige manier is om te kunnen toeteren: ook als je niets met textiel of zelffröbelen hebt, zijn er hier een paar werkelijk sublieme hedendaagse kunstwerken te zien.
Felt like… Tentoonstellingen samenstellen is keuzes maken en soms ook ergens niet aan kunnen voldoen. Internationaal laten zien wat er met vilt in kunst gemaakt wordt, vraagt voor Nederland om Claudy Jongstra, al maakt de in Canada woonachtige en van oorsprong Nederlandse Marjolein Dallinga veel goed in dat gemis hier. Dallinga verzet zich tegen de idee dat sculptuur statisch is. Haar vilten en wollen organische vormen hangen aan nylondraadjes en tonen letterlijk dat waar beweging is, leven is. Ze houden het midden tussen koraalachtige vormen en menselijke ingewanden. Ook in
Crossing borders…
Sculptural Felt International / We Felt Like Crossing Borders…, 12 internationale kunstenaars die werken met vilt, Museum de Kantfabriek, Horst, 18 januari t/m 12 april 2015 www.museumdekantfabriek.nl
27
Voorbij Beelden wil graag tentoonstellingen beschrijven die nog actueel zijn bij het verschijnen van het blad, maar doordat we slechts één keer per kwartaal uitkomen, vallen er daardoor tentoonstellingen tussen wal en schip. In deze rubriek treft u een aantal korte beschrijvingen van tentoonstellingen aan die al voorbij zijn, maar toch interessant zijn om aandacht aan te besteden.
NO WALLS EXPO NL/VL
Zoro Feigl, Lightwaves, foto Etienne Boileau
Dordtyart tijdens Art Rotterdam 2015 In 1912 bezocht Marcel Duchamp een tentoonstelling over lucht- en ruimtevaarttechniek in Parijs. Hij was stomverbaasd en schreef Brancusi en Fernand Léger: “De schilderkunst is dood, want wie kan er nog iets beters maken dan een simpel rotorblad?” Eenzelfde gedachte kwam bij me op toen ik na mijn bezoek aan Art Rotterdam nog even de tegenoverliggende Schiehal indook. Daar bracht Dordtyart werk van elf kunstenaars, die de afgelopen drie jaar in Dordtyart gewerkt hebben. Bezoekers kregen een compacte, heel diverse presentatie te zien waar de kinetische energie vanaf spatte. Maar voor ze naar binnen konden, moesten ze eerst door de mist die de mistinstallatie van Edwin van der Heide veroorzaakte. In de hal stond halverwege een tent van Dré Wapenaar, een wat handzamer formaat dan de tent die hij twee jaar terug op het terrein van Dordtyart had geplaatst; de kleinere variant kan ook op (muziek)festivals gebruikt worden. En dan was er de bewegende waterinstallatie van Stéphane Cauchy, waarin met glazen trechters, katrollen, en rubberen slangen diverse natuurkundige principes werden gevisualiseerd: een metafoor voor de onvoorspelbare krachten die ons leven soms beheersen. Karen Sargsyan verbeeldt in zijn geheel uit papier bestaande werken, de strijd van de mens tegen zijn omgeving. In de Schiehal liet hij een getordeerde mensfiguur op een enorme grammofoon ronddraaien. De vallende metalen buizen die Nico Parlevliet gebruikte voor zijn installatie Etude de la chute gaven bezoekers het idee ook echt in een werkplaats te zijn beland; een voor een kletterden ze met veel lawaai op de grond en werden vervolgens met behulp van een ingewikkeld mechanisme aan draden opgetild om daarna weer neer te vallen. Minimalistisch én esthetisch was het werk van de sitespecific-kunstenaar Peter Vink die speciaal voor de Schiehal een geometrisch kunstwerk van neonbuizen had ontworpen over de volle breedte van de hal; er ging een sterke ruimtelijke werking vanuit. Eén van de fraaiste installaties was van de hand van Zoro Feigl. Lightwaves bestaat uit een aan het plafond hangende ventilator die door de eigen luchtcirculatie ronddraait en daarmee de eromheen hangende neonbuizen in balans brengt. Naar de fraaie dans tussen ventilator en neonbuizen kon je eindeloos blijven kijken. Hopelijk krijgt dit initiatief een vervolg in 2016.
Bij binnenkomst leuke eettentjes, ligstoelen, picknicktafels en een hele hoek TecArt met de nieuwste technische innovaties. In de duistere hallen van de loods komen de diverse sculpturen prima tot hun recht. Geen witte muren, geen heren in pak, geen wijnglazen met borrelnootjes maar pure kunst in een ruige, spaarzaam uitgelichte omgeving. Waar je je jas gewoon moet aanhouden anders bevries je. In de sjamanistische Kurt Schwitters-achtige installatie Tears from Heaven van Toine Klaassen posteer ik mij in een oude tuinstoel. Dit is bizar. Een totalistisch dolhuis der verbeelding’ met dode vogels, opgezette dieren, ratten op sterk water, vogelveren, oesters, spiegels, drums, totems - ik kijk mijn ogen uit. Af en toe opgeschrikt door een harde doffe knal van een sloophamer. Onheilspellend met lichte klassieke muziek op de achtergrond. De geuren van salie, verbrand dennenhout (of is het wiet?) vullen mijn neusgaten. Een bijzondere installatie die de sfeer weergeeft van schranspartijen, after-party’s, oud en nieuwrituelen. In NO WALLS valt mij vooral het cross-over materiaalgebruik op. Speelgoedpony’s van keramiek, bruinstalen vleugels van een vlieginstallatie die van hout blijken te zijn, een prachtige grote, glazen verlichte bolvorm die bij nadere inspectie van doorzichtig plastic paraplu’s is gemaakt. Een mooi spel van licht en schaduw. Ook Facebook is van de partij in het werk van Peter Keizer met een vijftal opgestoken duimen in verschillend formaat, uitgevoerd in Chinees porselein. Facebook is verboden in China. Indrukwekkend is het werk van Pim Palsgraaf die een rauwe stad laat ontstaan uit het lijf van een dier. Dat is ook iets dat opvalt; veel dieren. Zoals de enge, kronkelende plastic honden van Caroline Coolen, die gepikt lijken van de Italiaanse kunstenaar Paolo Grassino. De twee dragers Milo & Moos van Pieter Postma dragen een dode, hangende panter, die in de schaduw op de vloer opeens springlevend wordt. Wat een ontdekking om dat opeens te zien. Zo is er veel te zien in het werk van de 31 Nederlandse en 18 Vlaamse kunstenaars. NO WALLS op deze unieke locatie is een inspirerende mix van jong, nieuw talent en meer bekende kunstenaars zoals Klaas Gubbels en Silvia B. De tentoonstelling verwijst bovendien naar het 20-jarig jubileum van het Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland. Els Vegter NO WALLS EXPO NL/VL, 17 januari t/m 17 februari 2015, Fenixloods, Rotterdam, www.nowallsexpo.com
Etienne Boileau Dordtyart op Art Rotterdam, Schiehal - Van Nelle Fabriek, 4 t/m 8 februari 2015 www.dordtyart.nl
28
Pieter W. Postma, Milo & Moos, foto Nana van Dijk
Ronald van der Meijs, For whom the tides toll 2.0, foto kunstenaar
A Natural Order, Time & Rhythm In de roomwitte projectruimte van CBK Drenthe in Assen zijn hightech sculpturen geïnstalleerd. De ambachtelijk gemaakte ‘machines’ zijn ontsproten aan het brein van beeldend kunstenaar Ronald van der Meijs. A Time Capsule of Life oogt als een enorm ivoorkleurig ‘ei’. Het bestaat uit een structuur van kunststofcellen, broos en etherisch, ritmisch gebundeld, met lucht gevuld en gemaakt van eigentijdse witte weggooitassen. “De structuur is geïnspireerd op het zaadje van de Lamourouxe Viscosa, een ballonzaad dat ‘reist’ door de wind en in grote droogte weet te overleven”, meldt de kunstenaar, “fascinerende eigenschappen die een cruciale invloed hebben gehad op onze evolutie”. Voor dit ‘ei’ en ook voor de andere beelden van Ronald geldt dat ze gemaakt zijn met een groot gevoel voor perfectie. Het zijn stuk voor stuk toonbeelden van menselijke vindingrijkheid en vaardigheid gekoppeld aan een eindeloos geduld. In onze uit de hand gelopen consumptiemaatschappij staan we al lang niet meer zelf aan het roer. Processen zijn ondoorzichtig geworden en gaan veel sneller dan we kunnen bevatten. Ontwikkelingen voltrekken zich steeds vaker totaal buiten ons om. Van der Meijs wijst ons op oer-aardse processen met een natuurlijk tempo. Hij laat zien hoe het eventueel ook zou kunnen gaan. In zijn versie van de werkelijkheid zet hij de kracht en eigenschappen van de elementen in. Door middel van lucht, water
en vuur produceren zijn beelden onder andere, geluid, rook of wind. De rook van iedere handgevormde sigaar brengt bijvoorbeeld een uniek geluid voort. Als deze tenminste is ingezet in La Ville Fumée een stellage met sigaren en vier blokfluiten. In For Whom the Tides Toll komt onze afhankelijkheid van het water aan de orde. Vooral het getijdenverschil. We zien houten luchtkanalen, tien orgelpijpen uit een kerk, met water gevulde vazen van glas en een uitgebreid messing katrolsysteem dat de klep op iedere orgelpijp bedient. De houten luchtkanalen staan symbool voor de vijf belangrijkste wateren van de Biesbosch waar het verval meer dan 1 meter kan zijn. Door lucht in deze kanalen te blazen klinken de orgelpijpen. Met de wisseling van het tij verandert de toonhoogte in traag tempo: bij hoogtij klinkt een hoge toon en bij laagtij is de toon ook laag. Ronald van der Meijs is een beeldend filosoof die een ander licht weet te werpen op bestaande situaties. Eleonoor van Beusekom Ronald van der Meijs, A Natural Order, Time and Rhythm, CBK Drenthe, Assen, 2 december 2014 t/m 28 februari 2015, www.cbkdrenthe.nl
Beton met dubbele lagen Als je ooit een ‘Renato Nicolodi’ tegen het lijf bent gelopen, vergeet je hem niet meer. In België is hij sowieso geen kleintje meer. Na schilderkunst en het HISK te hebben doorlopen, concentreerde Nicolodi zich op zijn atypische sculpturen en dat werpt zijn vruchten af. Schrik niet van het minimalistische aspect van de robuuste kunstwerken, want ze hebben een geheel eigen (kille) vormentaal. Denk en voel: unheimliche sferen. De monolithische constructies doen denken aan de hoogtijdagen van de grote dictaturen, van de piramides tot de nazi-constructies. Het zijn archetypes verwijzend naar de klassieke visionaire architectuur. Deze beladenheid waarin je de hele kunstgeschiedenis door voelt, laat geen kijker
onberoerd en laat hem ongetwijfeld met vragen achter. Maar zo hoort het toch te zijn bij ‘goeie kunst’, dacht ik? De kunstenaar probeert zich dan ook vragen te stellen bij dit verleden, als een soort Denkmal: lege dozen ter herinnering. Dat verleden wordt dan nog eens geprojecteerd op het heden in relatie tot tijd en ruimte. En als we een blik in de sculpturen werpen, zien en voelen we alleen een zwarte ontoereikende (mentale) ruimte. Doordat alles in droge, harde materialen is vervaardigd en dan nog eens in een heel rigide en strakke opstelling is opgesteld, kan de kijker niet anders dan even (letterlijk en figuurlijk) stilstaan bij zijn sculpturen.
29
Renato Nicolodi, Monumentum
In de Antwerpse galerie Van De Weghe is het hoofdwerk Kazemat, zes betonsculpturen op een witte sokkel, netjes in een rij van drie tegenover elkaar gestelde werken. De witte muren in combinatie met de grijze massieve blokken, ademen eerder dood dan leven uit. Vooral de ruimte rond de sculpturen is nogal onwezenlijk. Later hoor ik dan ook dat het urnen zijn. De houten massieve sculptuur Iconostasis II geeft tegenwicht voor het betonnen geweld. Ook visueel is het veel lichter om naar te kijken, alsof je als het ware voor een schrijn staat. De kunstenaar ziet me op de opening gefascineerd kijken en snelt me ter hulp: normaliter kan je rond zijn sculpturen wandelen, maar nu is er achter het altaar als het ware ‘een soort heiligdom’. De fijn uitgewerkte acryltekeningen die ons in het begin van de galerie verwelkomen, dienen als bij-werk (veronderstel ik), maar voor de expo is het geen echte meerwaarde. Ze zijn wat plattekes, zoals ze in Antwerpen zeggen. Het paneelschilderij ligt wél in dezelfde lijn van zijn sculpturen en straalt eveneens iets gevaarlijks en dreigends uit. Een ander positief punt is dat ondanks de uitgesproken taal en herkenbaarheid, hij daarom niet in herhaling dreigt te vallen. Elk werk heeft toch wel een eigen en ander verhaal. Toch moet je als kijker proberen achter de façade te kijken, anders kun je vlug aan de meerdere kijklagen voorbijlopen. Misschien een kritische noot: als je de werken afzonderlijk ziet – niet als installatie – kan het al eens ‘minder indrukwekkend’ overkomen, omdat je de visuele sleutel niet vasthebt. Die verpakking mét inhoud is geen effectscoorderij. En ook hier kunnen bijkomende beeldende elementen misschien welkom zijn, maar anderzijds kunnen het ook sfeerbedervers zijn. Leegte versus volheid: of kunst zoals het leven zelf. Over Nicolodi is het laatste woord nog niet gezegd. Hilde Van Canneyt Renato Nicolodi, Monumentum, Galerie Van De Weghe, Antwerpen, 30 januari t/m 28 februari 2015, www.galerievandeweghe.be
Overtuigd conceptueel Indien ik geen recensie had moeten schrijven, was ik misschien niet langer dan tien minuten blijven kijken naar de schilderijsculpturen van de Antwerpse kunstenaar Sergio De Beukelaer. Waarom? Op het eerste zicht zijn het geen schilderijen die je ‘inpakken’ door hun warmte of charme, al hebben ze wel een frisse uitstraling. Uitblinken in schoonheid doen ze ook al niet, ondanks hun strakke veelal kleurrijke esthetische uitwerking. De werken zijn meestal gebouwd rond een cirkelvorm met een anderskleurig lijnenspel van smalle rechthoeken erin, al dan niet doorbroken door een sculpturaal element. Sommige werken zijn bubblegum roze, andere dan weer witter dan wit. Een tijdsplaatje erop kleven, lukt ook al moeilijk: tijdloos? Hedendaags? Maar als ik zo oordeel over kunst, moet ik maar de Musea voor Schone Kunsten aandoen. Enig opzoekwerk de dag ervoor had mij al geleerd dat de kunstenaar de talrijke sleutels van de laat modernistische schilderkunst – (Amerikaanse) abstractie, monochromie en
30
geometrie – combineert met de basisprincipes van de schilderkunst, zoals het landschap, de horizon, het perspectief, enz. Ik kom later ook te weten dat deze expo een ode is aan zijn helden, gelinkt aan zijn omgeving. Al is het grote verschil tussen De Beukelaer en een minimalist, dat een werk in de 'minimal' een afbeelding is van zichzelf, terwijl zijn werk een afbeelding is van iets anders, waardoor zijn kunst eerder naar de klassieke schilderkunst neigt. Men zou kunnen stellen dat hij dagelijkse onderwerpen als uitgangspunt neemt, deze abstraheert en verheft tot iets transcendent. Een expo die je moet recenseren, zou je onbevangen moeten bezoeken, maar meestal gaat dat zo niet. Ik neem dus de begeleidende tekst bij de hand en lees dat de tien gemaakte targets zijn vertrokken van het idee van monochromie, doorbroken door vlakken, kleuren en het sculpturaal spel van twee en drie dimensies. Ze worden fat.canvasses genaamd en kunnen gelezen worden als een sokkel die aan de muur is beland en bijgevolg ‘platform’ wordt. Tijdens mijn expobezoek word ik door de gedreven en gedegen galeriehoudster Annie Gentils voorgesteld aan de kunstenaar. Daaruit leer ik dat abstractie voor De Beukelaer het belangrijkste is als kunstenaar. Abstractie, maar wel met een welomlijnd inhoudelijk concept. Het concept dient voor hem als frame en op dat frame gaat hij voort. Ik leer ook dat Jan Van Eyck die een landschap schilderde, eveneens een abstractie maakte door de verschuiving van zijn landschap. Daarnaast – en vandaar mijn eerste gevoel misschien – zijn z’n schilderijsculpturen ook een ode aan de leegte. Als schilder is schilderen zonder inhoud het moeilijkst, aldus de kunstenaar. Op de vraag waarom er zoveel ‘blauw ‘aanwezig is in deze expo, verneem ik dat het een hommage aan zijn held Yves Klein is. De cirkel is rond. Hilde Van Canneyt Sergio De Beukelaer, The Sequel, Annie Gentils Gallerie, Antwerpen, 29 januari t/m 8 maart 2015, www.anniegentilsgallery.com
Sergio de Beukelaer, The Big Blue, foto Geoffrey Tolaro
c e n t r u m e x 28.03 b e e l d e n p o t/m 21.06 de ku ns t s i 2015 emmen t i e papier en glas
Ermerweg 88b 7812 BG Emmen wo t/m zo 13.00 - 17.00 uur gratis toegang www.cbkemmen.nl
werken van helene briels en bert frijns
bezoek onze webshop www.hazelaar.nl
ontwerp: www.fraipont.nl © 2010
bezoek onze winkel in SOEST
www.salabronsgieterij.nl
Giet alles voor U in Brons - gratis halen en bezorgen
de Hazelaar ART SUPPLIES winkel: Pimpelmees 1, SOEST
Eugène Terwindt in zijn atelier, foto Antonie den Ridder
Het atelier: Eugène Terwindt De kunstenaar in het atelier vormt van oudsher een tot de verbeelding sprekend thema. Het ligt in de aard van het kunstwerk besloten de nieuwsgierigheid van de kijker te prikkelen. Eenmaal geprikkeld laat de drang om begrip te verwerven zich echter nauwelijks begrenzen. Zo verplaatst het focuspunt van de aandacht zich van het kunstwerk naar de maker ervan. En daar het tamelijk moeilijk is de ander rechtstreeks in het hoofd te kijken, richt de aandacht zich vervolgens op het atelier. Via deze omtrekkende beweging, die een kijkje in de keuken van de kunst heet te geven, proberen we dieper door te dringen in de betekenissen van het kunstwerk. Maar hoe verhoudt de kunstenaar zichzelf tot zijn werkomgeving? In deze eerste aflevering betreden we het atelier van Eugène Terwindt. Door Antonie den Ridder
De kijker en zijn beroep Eugène Terwindt, een introductie: In oorlogstijd kijken twee kinderen vanuit het kelderraam naar de nachtelijke hemel. Ze zijn getuige van de jacht van het Duitse afweergeschut op overvliegende Lancasters. Een visueel spektakel met zoekende lichtbundels en de vlucht van witte stipjes in een strijd om leven en dood. Een bijna hallucinerend beeld, dat de pure lust tot kijken in beiden doet ontwaken. Robert wordt later schilder en Eugène, die van kijken zijn beroep wilde maken, wordt beeldend specialist. De samenvatting van een verhaal, eleganter en meeslepender verwoordt door de kunstenaar zelf, dat door herhaalde vertelling inmiddels de kenmerken van een mythe heeft verkregen. Een verhaal, dat schetst hoe het oog een brug weet te slaan tussen kijker en werkelijkheid. Een verhaal dat extra reliëf krijgt, indien we ons realiseren hoe ver die betrokken waarneming afstaat van de
32
afgestompte gevoelloze variant, die al te vaak het dagelijks leven bepaalt. Eugène Terwindt, een introductie over een andere boeg: Bladerend door zijn curriculum vitae realiseer ik me, dat enkel een opsomming van wapenfeiten al de lengte van dit artikel zou evenaren. Dus laten we ons beperken tot de vaststelling dat Eugène tot op de dag van vandaag zijn stempel heeft gedrukt op het werkterrein van zijn keuze. Als beeldend kunstenaar, als schrijver en spreker, als adviseur, bestuurder en coördinator. Vanuit de Raad voor de Kunst, de Stichting Kunst en Bedrijf of als voorzitter van beroepsverenigingen. In het eerste verhaal verheldert de kunstenaar zijn belangrijkste drijfveer, benoemt hij de eerste van een reeks observaties met hetzelfde onderwerp als een leidend motief in zijn werk. Uit het tweede verhaal kunnen we afleiden, hoever die motivatie en ambitie hem geleid hebben.
De werkomgeving Enkele weken geleden stond ik in een Arnhemse galerie tekeningen uit de nieuwste serie van vrije werken van Eugène Terwindt te bekijken. Tekeningen, waarin half vergane bunkerconstructies als versteende voorhistorische beesten een plaats in het landschap hebben ingenomen. Vreemd weerloos, nu ze hun oorspronkelijke functie verloren hebben en zelfs nog weerlozer in het tere licht, dat het landschap tint. Schoonheid en verval in een enkel beeld gevat. Zittend aan de tekentafel in het atelier realiseer ik me, dat die werken hier aan deze tafel vervaardigd zijn. Maakt die perceptie de tafel of de omringende ruimte anders? En zijn dergelijke waarnemingen relevant? Ik kijk om me heen. Beneden is de ‘vuile ruimte’; de plaats, waar geschilderd wordt. Bij het beklimmen van de trap signaleerde ik de enorme houten balk, die de ruimte doorklieft. Een oud en oorspronkelijk element in een ruimte, die Terwindt verder naar eigen specificaties heeft vormgegeven.
Het betreffende kunstwerk is in 1996 als een ‘land-mark’ voor het Hoofdkantoor van LEVOB in de gemeente Leusden geplaatst. Bestaande uit stalen frames met een invulling van verschillende glassoorten. Het invallende zonlicht veroorzaakt een wisselend kleurenspel, dat afstraalt op de hele omgeving. Glas vormt een van de favoriete materialen voor Terwindt. Vanwege de kleur, de transparantie en vanwege het feit, dat het materiaal het zicht op de omringende werkelijkheid niet wegneemt. Eugène Terwindt, Quarry 1, foto Antonie den Ridder
Zowel boven als beneden staat een hele collectie kleine sculpturen, maquettes en intrigerende objecten, die de waarneming en het denken moeten prikkelen. Het hele idee om via een blik in het atelier dieper door te dringen in de belevingswereld van de kunstenaar lijkt me bij nader inzien nodeloos omslachtig. Het atelier is voor Eugène Terwindt zowel broedplaats als uitvalsbasis. De plaats waar een idee tot vorm rijpt en aan papier wordt toevertrouwd. Erbuiten ligt een wereld te wachten, waarin die vormen en ideeën een rol van betekenis kunnen spelen. “De ruimte van een voormalige bakkerij in Velp heeft voor mij een tijd de functie van atelier vervuld. Een intrigerende ruimte met enorme ovens. Later werkte ik in een pand waar ooit een Jamin-winkel was gehuisvest. En in een villa, waarin ik de beschikking had over een verdieping. Geheel verschillende werkruimtes, maar altijd in de onmiddellijke nabijheid van het woonhuis.” Ook in dit opzicht zijn leven en werk nauw met elkaar verbonden.
Tijd en plaats De juiste man op de juiste plaats en ook nog eens in de juiste tijd. Na een opleiding bouwkunde gevolgd te hebben, studeerde Terwindt van 1964 tot 1969 aan de Arnhemse Academie. “Door mijn leeftijd en gevolgde opleiding nam ik al snel een uitzonderingspositie in. Zo had ik er onder andere een eigen lokaal. Toen Peter Struycken en Berend Hendriks in 1966 de afdeling Monumentaal Nieuwe Stijl oprichtten, vormden de gemeenschappelijke inzichten een stimulerende impuls in mijn ontwikkeling. Direct na het afstuderen wisselde ik mijn studentenstatus in voor die van docent kleur-en vormleer. Achteraf gezien misschien een tikje al te snel. Ik had indertijd vrij harde uitgangspunten en die leverden soms nogal wat wrijvingen op”. Het ontstaan van de Arnhemse School was een reactie op de behoefte aan integratie van de beeldende kunst in de dagelijkse omgeving. Maar de consequentie van het uitgangspunt om het beeld mee te nemen, of zelfs te laten versmelten met de omgeving, was ook, dat de kunstenaar zelf zou integreren in maatschappelijk verband. Dat was voor velen een moeizame opgave. Voor een hele groep kunstenaars gold het ‘buitenstaander’ zijn ten opzichte van de samenleving immers als voorwaarde om fris en energiek op die maatschappij te kunnen reageren. Eugène Terwindt heeft middels een imponerende reeks gerealiseerde projecten in de openbare ruimte aangetoond, dat werkend binnen een helder afgebakende structuur juist de ruimte ontstaat, waarin beeldende vrijheid gedijt. Onderdeel van het succes is waarschijnlijk ook het onmiskenbare plezier, waarmee hij alle betrokkenen uitdaagt om het beste in zichzelf naar boven te halen bij de uitvoering van een opgave. “Het heeft me een intense voldoening gegeven om te zien, hoe een stratenmaker, die wat knorrig zijn aandeel in de werkzaamheden verrichtte, achteraf vol trots zijn kleinkind het resultaat van zijn inspanningen toonde”.
Tijdgeest Toch lijkt de huidige tijd maar een schrale voedingsbodem te bieden voor idealen zoals ten tijde van de Arnhemse School. “De tijdgeest is wat opportunistischer geworden” beaamt Terwindt. “Maar voor een deel zijn de uitgangspunten, die we toen geformuleerd hebben, nog steeds relevant in het denken over kwaliteitsverbetering van de omgeving. Ik voel me ten zeerste betrokken bij een initiatief als de Stichting Ruimte Denken, die een innovatieve aanpak van gebiedsontwikkeling voorstaat. Ook hier proberen kunstenaars, specialisten en opdrachtgevers in samenwerking antwoorden te geven op nieuwe thema’s”. Ondanks alle gedaanteveranderingen van de wereld blijft haar verschijningsvorm de lust tot kijken prikkelen. En blijft er de behoefte om die veranderingen te sturen in een richting, die beter past bij samenleving en individu. Ik kijk op naar de hoge atelierramen en zie, dat in de loop van onze gesprekken de schemering zijn intrede heeft gedaan. Geen nachtelijke hemel vol zoeklichten en Lancasters, maar desondanks voelt het aan of Eugène mij even heeft laten plaatsnemen voor het kelderraam om mij een blik te gunnen op een wereld, die met al zijn tegenstrijdigheden zowel structuur als schoonheid omvat.
www.eugeneterwindt.nl
Orde en Toeval Aan de tekentafel schuift Eugène mij een map met tekeningen uit zijn academietijd toe. “Orde en toeval zijn geen elkaar uitsluitende grootheden”. Ik kijk naar een reeks tekeningen, waarin de toenemende complexiteit van het toegepaste ordeningsprincipe tot een eindbeeld leidt, dat de schijn van toevalligheid oproept. “De exacte plaats, waar een neerdwarrelend blad onder aan de stam van een boom terecht komt, is niet te voorspellen, daar zou je toeval in kunnen zien. Maar wanneer je wacht tot alle bladeren gevallen zijn, ontstaat er een beeld, waaruit ordening spreekt.” Orde en toeval liggen eerder in elkaars verlengde, dan dat ze tegenpolen zouden vormen. Dit vermogen om contrasten tot een betekenisvolle samenhang te smeden, levert zowel in het vrije werk als bij kunstwerken in de openbare ruimte verrassende resultaten op. Mijn oog valt op een maquette op een van de planken; twee langgerekte vormen staan als dansers tegenover elkaar.
Maquette beeld LEVOB voor Leusden, foto Antonie den Ridder
33
Jeroen Doorenweerd Stadsoase
Op 18 juni 2014 werd in Enschede het kunstwerk Vortex van Jeroen Doorenweerd in gebruik genomen. Het is een opvallend onderdeel van het nieuwe Willem Wilminkplein van gemeentelijk ontwerper Hans Schröder. Door Geraart Westerink
34
Aanloop
De opzet
Als je in Enschede het markante betonnen wederopbouwstation van ingenieur H.G.J. Schelling verlaat, word je direct geconfronteerd met het grote, kale en nogal troosteloze Stationsplein. Het mag wat unheimisch aandoen, de vorm en opzet dirigeren je wel direct naar het centrum. Aan de overkant van het plein lonkt grootschalige bebouwing, waaronder het nieuwe City Hotel. Dichterbij gekomen ontvouwt zich, na het maken van een bocht naar rechts, het Willem Wilminkplein. Het blijkt een functionele schakel te vormen tussen de rechthoekige steenvlakte van het Stationsplein en de dicht bebouwde concentrische binnenstad van Enschede, met de fraaie middeleeuwse kerk als middelpunt. Het verbindt als zodanig twee stedenbouwkundige uitersten op doeltreffende wijze. Het Willem Wilminkplein is een trapeziumvormige ruimte. Het vormt het hart van het Nationaal Muziekkwartier van Enschede, waar onder meer het Willem Wilminktheater deel van uitmaakt. Neerlandicus Willem Wilmink, die met zijn nuchtere ‘Tukkerse’ inslag bekend werd als dichter, liedschrijver en zanger, zou met geamuseerde verbazing en waarschijnlijk ook milde instemming hebben aanschouwd wat onder zijn naam tot stand is gekomen.
Voor de aanleg van het plein is een deel van een voormalige kloostertuin ‘opgeofferd’. Rondom liggen gebouwen. Oude en nieuwe, hoge en lage. De variatie van de bebouwing geeft de omgeving een stedelijke uitstraling en draagt bij aan de sfeer. De architectonische kwaliteit van de nieuwbouw is goed, maar niet opzienbarend. Met de gehanteerde vormen en verhoudingen is duidelijk rekening gehouden met de opzet van het plein, waardoor een aangename ruimteverdeling is bereikt en een beschutte stedelijke ruimte is ontstaan. Ontwerper Hans Schröder heeft het plein op verschillende manieren ingedeeld. Aan de buitenzijden lopen royaal opgezette fiets- en wandelstroken, die als vanzelfsprekend aansluiten op het oude centrum. Auto’s zijn niet toegestaan. Aan de rand van die stroken is plek ingeruimd voor straatmeubilair: betonnen banken met geïntegreerde verlichting aan de linker- en rechterzijde (gezien vanaf het station). Houten banken aan de overkant, ter hoogte van de Harry Banninkstraat: genoemd naar een andere Tukker met wortels in de wereld van het amusement. In lijn met de banken zijn op regelmatige afstand prullenbakken geplaatst. Alles is verzorgd vormgegeven zonder schreeuwerig te zijn. De
doorgangsroutes omsluiten een bescheiden grasveld, waarop een drietal bomen staat. Aan de overkant van het veld is een opvallende waaiervormige stenen trap gesitueerd, met brede treden, die lopen naar een grillige constructie van natuurstenen keien. Door een subtiel spel met niveauverschillen heeft Schröder de hiërarchie van de afzonderlijke elementen, maar ook hun onderlinge samenhang versterkt en op eenvoudige wijze een grotere levendigheid bereikt, waardoor het plein vanuit verschillende invalshoeken interessant is.
Bron De zichtlijnen van het ontwerp en het gehanteerde niveauverschil zorgen ervoor dat de meeste aandacht uiteindelijk naar de natuurstenen constructie gaat. Dit blijkt het kunstwerk Vortex van Jeroen Doorenweerd te zijn, dat hij in nauwe samenspraak met Schröder heeft vervaardigd. Het vormt in zijn grilligheid een boeiend en welkom contrast met de strakke lijnen die het karakter van het plein grotendeels bepalen. De naam verwijst naar het fenomeen van de ‘werveling’, die zowel in lucht als in vloeistof plaats kan vinden. Het begrip wordt ook wel in de wereld van de 'Science fiction' gebruikt, om te verwijzen naar het verdwijnen in een andere tijd of ruimte, hetgeen kunst, volgens Doorenweerd, ook kan bereiken. En Vortex bereikt dat ook voor een deel. Een eerste aanschouwing van de stoere ‘hoop stenen’, die duidelijk doelbewust zo zijn geplaatst, doet denken aan
Jeroen Doorenweerd, Vortex, foto Eric Brinkhorst
een archeologische opgraving, aan een ruïne van een stadsmuur of een kasteelachtig bouwwerk. Het bouwsel lijkt in zijn visuele vorm te verwijzen naar het verleden van de stad. Bij nadere beschouwing blijkt het gecompliceerder te liggen. De constructie is tamelijk nieuw. Een vroegere functie is niet direct herleidbaar. Bovendien is er water aanwezig, waardoor de associatie met een bron wordt gewekt, maar wel een bron die op dat moment droog ligt. En dat is meteen een zwak punt van het ontwerp (en van de meeste kunstwerken waarin water een belangrijke rol speelt). Het ding moet het wel doen. Als het in werking is, stroomt een constante waterstroom vanaf de hoogste muur de diepte in. Ook loopt er dan water over de brede traptreden richting kunstwerk, waardoor er - inderdaad - een boeiende werveling zal ontstaan. Zomerse promotiefoto’s tonen vrolijk spelende kinderen onder de waterstromen. Op een winterse februaridag met lichte sneeuw en een drooggevallen bron is de sfeer mistroostiger en wordt een belangrijk deel van het effect van het werk teniet gedaan. In zonniger omstandigheden zal het nieuwe Willem Wilminkplein echter een aangename plek zijn om te verpozen, een geslaagde stadsoase. www.jeroendoorenweerd.com
Titia Ex
Dolmen Light Op naar Emmen, niet voor de dierentuin, maar de aanleiding is de Hondsrugtunnel. Emmen ligt op de Hondsrug, een langgerekte zandrug in Drenthe en Groningen. 5500 jaar geleden was dit gebied het centrum van de Trechterbekercultuur, met de eerste landbouwers die verbleven op een vaste plek. Voor hun begrafenisriten bouwden ze steenkamers, bestaande uit staande draagstenen met platte dekstenen; een soort van tunnelbouw. Bouwmateriaal voor deze dolmens waren de rotsblokken meegenomen door gletsjers in de ijstijd. In Drenthe zijn nog restanten van 53 prehistorische hunebedden te vinden. Dolmen Light is gebaseerd op dit `Goud van Drenthe’ een verwijzing naar hoe belangrijk deze hunebedden nog steeds zijn; een perfecte aanleiding voor Ex’ ontwerp. Boven de Hondsrugtunnel krijgt het Centrumplein vorm tot een levendige stedelijke plein dat het nieuwe dierenpark en het theater verbindt met de rest van het centrum van Emmen.
ruimte rekening met het gebruik ervan maar ook met de geschiedenis van de locatie, de genius loci. Ex wil vooral verbazen. Lukt dat bij Dolmen Light? Om dat te ondervinden moet ik de Hondsrugtunnel zelf ervaren.
Het langste lichtkunstwerk ter wereld Een bijna 1 kilometer lang lichtkunstwerk, wellicht de langste ter wereld, bestaat uit twee tweebaansverkeersbuizen met een lengte van 235 meter aan beide zijden voorzien van lichtkunst. Het lichtkunstwerk in de tunnel vertegenwoordigt de organische ruimte tussen de stenen van de dolmen (hunebed). Van buitenaf zijn het zwarte gaten, echter bij het betreden van een hunebed, zie je het licht sprankelen en twinkelen tussen de keien. De donkere vormen in de tunnel omsloten door het licht zijn de keien en de tunnelwanden moet de bodem van de Hondsrug verbeelden. Dolmen Light weerspiegelt het verleden en verbindt deze met de huidige nieuwste technologie; een passage door de tijd.
Heen en weer, heen en weer, heen en weer, heen … (vrij naar Drs. P.) Ik wilde zelf de Hondsrugtunnel ervaren en daarom ben ik diverse keren heen en weer gereden door de tunnelbuizen. Eén tunnelbuis was deels afgesloten vanwege werkzaamheden, waardoor ik langzamer moest rijden maar daardoor kreeg ik een goed beeld van de vloeiende vormen van de kunststofdelen die soepel in elkaar overlopen. De vele onderdelen zijn eenvoudig slim aan de tunnelwacht gehecht. De beeldvormen (van bodem tot plafond) zijn lekker groot, geen gepruts op de vierkante meter! Voor mij had de tunnel twee keer zo lang mogen zijn. Het geheel is indrukwekkend qua vorm en kleur en het is een plezier om door de tunnel te rijden. Tijdens het rijden kreeg ik ook de associatie van het verlichte netwerk van een giraffehuid! In de toekomst zullen op speciale dagen de tunnelbuizen ook toegankelijk zijn voor voetgangers, rolschaatsers en fietsers. Zij kunnen dan in eigen tempo de tunnel ervaren.
Door Marijke Jansen
Titia Ex Titia Ex’ werk wordt als conceptuele kunst gezien. Haar werk is veelal te vinden in de openbare ruimte en in gebouwen in binnen- en buitenland. In een item over lichtkunst op de Duitse televisie werd zij gekenmerkt als één van de ‘Meesters van het licht’ (Meister des Lichts). Niets teveel gezegd, lijkt mij. Aanvankelijk werkte Ex met film en fotografie, vervolgens experimenteerde zij met vormen van licht (natuurlijk en kunstlicht), met verschillende lichtbronnen, vooral led en neon. "Met neon kan je tekenen" zei ze eens. Titia Ex houdt in de openbare
Voor een maximum snelheid van 50 km. per uur heeft Ex het lichtprogramma gecomponeerd. Bij het betreden van de tunnel verandert het geprogrammeerde palet van kleuren geleidelijk in een ander samengesteld palet. Begin en einde zijn nooit hetzelfde. Ex verwerkte de karakteristieken van de locatie en speelde met thema’s voor haar van belang voor het ontwerp. De eerste uitdaging was om te ontdekken of dynamisch licht in een tunnel voor gemotoriseerd verkeer kon worden toegepast omdat sommige chauffeurs zich onzeker voelen in een tunnel, daarom werden testen uitgevoerd in een rijsimulator aan de Technische Universiteit Delft.
Ex heeft zeker voldaan aan de opdracht met Dolmen Light. Het is een uniek lichtontwerp met een bijzondere uitstraling. Daarnaast is het duurzaam, flexibel, innovatief en energiezuinig. Door de gebruikte techniek zijn er ontelbare vorm en kleurcombinaties mogelijk want alle elementen zijn individueel te adresseren en regelbaar. Je rijdt dus telkens door een ‘andere’ tunnel en je doorkruist een geschiedenis van meer dan 5000 jaar terwijl je je in de 21ste eeuw bevindt. www.titiaex.nl
Titia Ex, Dolmen Light, foto Theo Berends Fotografie
35
Ravesteyn Heenvliet
Ewerdt Hilgemann
zaterdag 9 mei t/m zondag 31 mei Korte Welleweg 1 | 3218 AZ Heenvliet Kerkweg 1 | 3218 AH Heenvliet Donderdag tot en met zondag tussen 12:00 en 17:00 uur
www.beeldentuinravesteyn.nl
FACEBOOK.COM/ BEELDENMAGAZINE
van gedetailleerde of dunwandige sculpturen / penningen Van een aangeleverd wasmodel, moedermodel, of van een 3D CAD model • Wij maken de siliconenmallen onder vacuüm. • Wij gieten de wasmodellen onder vacuüm.
©Peter Jansen humanmotions.com
P O S N O LIKE OK EN MAAK FACEBOP EEN GRATIS KANS OLAAR VAN HET EXEMP E) OVER DE BOEK(J MINARING WILHEL
Vacuümgietwerk
• Wij maken de gietvormen onder vacuüm. • Wij gieten het brons onder Vacuüm. • Daardoor is ciseleren nauwelijks of niet nodig en is een perfecte reproductie van alle details gewaarborgd.
• Afmetingen: niet groter dan ca. 40 cm RP2 B.V. Gouden Rijder 6 4879 AW Etten-Leur Tel. 076-5089742 Fax. 076-5089743
Real Parts / Rapid Production
[email protected] www.rp2.nl
Boeken Door Judith van Beukering
Hans Hovy – Sculptissimo
In search of the miraculous Beeldhouwers tekenen om verschillende redenen: om hun gedachten de vrije loop te laten, ideeën op te doen voor hun ruimtelijk werk of om te ontwerpen; er zijn beeldhouwers die parallel aan hun driedimensionale werk een tweedimensionaal oeuvre ontwikkelen, met dwarsverbanden tussen beide disciplines. Bij Allard Wildenberg Art Projects in Naarden Vesting waren van 10 januari t/m 20 februari 2015 tekeningen te zien van zes kunstenaars voor wie het driedimensionale denken de bron is: Karin van Dam, Ad de Jong, William Speakman, Jean Bernard Koeman, Anami Schrijvers en Esther de Graaf. In hun geval was het recente ruimtelijk werk de aanleiding voor hun tekeningen. Speciaal voor deze tentoonstelling maakten zij een aantal werken op papier. In search of the miraculous, de uitgave bij de gelijknamige expositie, geeft een indruk van de presentatie. Op de muren van de galerie lopen gekleurde banen waarover de tekeningen gehangen zijn. De banen doen mij denken aan een stroomschema in de organisatiekunde. Zij suggereren een verband tussen de werken. Of dit formeel, ideëel is of anderszins, is lastig te traceren. De catalogus bevat weinig tekst en de foto’s van de tekeningen zijn te klein om goed te kunnen bekijken. Alleen het werk van Esther de Graaf, dat zich uitstrekt over twee pagina’s, geeft een aardig idee. Deze fris vormgegeven catalogus is een prima aandenken voor bezoekers van de expositie. Voor mensen die de tentoonstelling gemist hebben, is deze uitgave te weinig informatief. In search of the miraculous, Sculptors transforming new ideas, Allard Wildenberg i.s.m Ad de Jong
In het prachtige strijklicht van de projectenzaal in het Gemeentemuseum Den Haag liggen achttien wit-roze beelden op identieke witte sokkels. Deze beelden van Hans Hovy hebben een ronde hoofdvorm van poederachtig en doorschijnend albast. Allerlei ronde openingen geven een blik op het binnenste van de steen. Kleinere onderdelen van roze speksteen, een soort worstjes of bolvormen, stulpen uit de hoofdvorm of penetreren deze, het is maar hoe je het bekijkt. De ronde vormen, zachte kleuren en textuur roepen associaties op als snoepgoed, marsepein, zeekomkommers, menselijke huid en billen. De auteurs van deze uitgave bij de tentoonstelling, Benno Tempel en Dominic van den Boogerd benoemen de zinnelijkheid van Hovy’s sculpturen, de verleiding tot aanraken. En “dat is frustrerend, want kijken mag, maar aankomen niet. Genot gaat gepaard met verbod.” Hans Hovy speelt bewust een spel met de toeschouwer, een spel “tussen verleiding en restrictie”. De namen van de beelden als Licking en Wanting verhogen de suggestie van dubbelzinnigheid. Toch bewaren Hovy’s sculpturen door een zekere kinderlijke speelsheid hun onschuld en worden ze nooit onbetamelijk. Sculptissimo is de titel van deze catalogus, een niet bestaand woord dat men zou kunnen opvatten als de overtreffende trap van sculptuur. Hans Hovy is voor alles een beeldhouwer, ook als hij keramieken sieraden of vazen maakt. In 2014 begon Hovy met een reeks keramische werken die hij Sculptramics noemde, een samentrekking tussen sculpture en ceramics. Deze objecten zijn hooggebakken en geglazuurd en kunnen prima dienst doen als bloemenvazen, alhoewel ze niet op deze functionaliteit zijn ontworpen. Tot nu toe heeft Hovy hier veertig van gemaakt. In deze catalogus is slechts één Sculptramic afgebeeld. Alle ruimte is gegeven aan de Sculptissimo reeks. De grote kleurenfoto’s brengen de zinnelijkheid van Hovy’s sculpturen goed in beeld. Het verfijnde, rustige ontwerp van de catalogus was in handen van Rutger Fuchs en past goed bij het werk van Hans Hovy dat ook niet van de daken schreeuwt. De tentoonstelling in het Gemeentemuseum Den Haag loopt van 29 november 2014 t/m 6 april 2015. Hans Hovy – Sculptissimo, Benno Tempel en Dominic van den Boogerd, Gemeentemuseum Den Haag en Galerie Onrust Amsterdam, ISBN 978-90-76135-17-5
The Factory Set/ Ron van der Ende Dit Engelstalig boek over het oeuvre van Ron van der Ende verscheen tegelijk met een grote overzichtstentoonstelling van 20 december 2014 t/m 1 maart 2015 in de Kunsthal van Rotterdam. Een aanzienlijk deel van de werken was afkomstig uit privé-verzamelingen en was niet eerder voor een publiek te zien. Jannet de Goede, curator van de tentoonstelling, schrijft in het voorwoord dat het niet toevallig is dat Van der Ende’s werk zo gewild is bij verzamelaars. Van der Ende maakt beelden in bas-relief die hij opbouwt uit stukken hout. De objecten die hij construeert zijn vaak technische gebruiksvoorwerpen, als Amerikaanse auto’s, vliegtuigen en apparaten. Het zijn concrete, uitgesproken voorwerpen die herinneren aan jongensachtig speelgoed als dinky-toys. Samen met de schilderachtige kwaliteit van het oppervlak, maakt dat zijn kunstwerken direct aanspreken. Dit is ook de ervaring van auteurs die Ron van de Ende uitnodigde om op zijn werk te reflecteren: de fotografe Hester Keijser en Rijksbouwmeester Frits van Dongen. Keijser gaat in op wat haar als fotografe opvalt, namelijk dat Van der Ende zijn objecten altijd vanaf een specifiek standpunt laat zien en dat zijn werken ondanks de grote afmetingen toch echte bas-reliefs zijn van slechts enkele tientallen centimers diep. Frits van Dongen belicht de schilderachtige kwaliteit van diens werk. Van der Ende schildert zijn werk nooit zelf maar gebruikt geverfd tweedehands hout. Dichtbij zie je het mozaïek van de stukjes vernis die hij bijeen heeft gebracht. De kern van het boek wordt gevormd door foto’s van het vroege werk, experimenten en schetsen, gevolgd door afbeeldingen van de bas-reliefs die hij maakte vanaf het millennium. Voor wie zich verder wil verdiepen in het werk, bracht Van der Ende allerlei bronnenmateriaal bijeen. The Factory Set, de titel van het boek en de tentoonstelling, baseerde de kunstenaar op het muziekstuk bij een beroemde scene uit Charlie Chaplins film Modern Times. Daar valt het hoofdpersonnage Little Tramp, gespeeld door Chaplin, in slaap boven de lopende band. Zijn baas komt vervolgens vast te zitten in het raderwerk van zijn eigen fabriek. Op de kaft van het boek zien we een dergelijk rader. Maar anders dan het gefabriceerde object, reconstrueerde Van der Ende het via een arbeidsintensief proces tot een uniek (na-)beeld.
Monument Het heeft maar een paar bladzijden, dit boekje van Tamara Dees. Enkele tekeningen in dunne lijnen en twee pagina’s tekst, gescheiden door zwart Japans papier. Waartoe is dit serene boekje gemaakt? Monument is een uitgave bij de gelijknamige tentoonstelling in (Woot) Antwerpen, van 24 januari t/m 14 maart 2015. Ter voorbereiding onderzoekt Tamara Dees het havengebied waar (Woot) ligt met behulp van Google streetview. Daar ziet ze allerlei vreemde objecten die er toch thuis lijken te horen en die gelijkenis vertonen met sculpturen en sokkels. Dit zouden monumenten kunnen zijn voor iets wat niemand ziet, voor mensenleed, denkt Dees. Op de radio zijn er die decembermaand steeds berichten over bootvluchtelingen en Dees besluit om dit specifieke leed tot haar onderwerp te maken. Een monument voor de Bootvluchteling. Ze heeft twijfels of het onderwerp wel kan, of ze geen misbruik maakt van mensenleed om te scoren. Dees kan het voor zichzelf verantwoorden, omdat ze vindt dat ze meer doet dan het vertalen van betekenis in een sculptuur. Ze is op zoek gegaan naar vorm, verhoudingen en sculpturale kwaliteiten. In haar atelier maakt ze schaalmodellen op ware grootte. Het uiteindelijke ontwerp beschrijft Dees niet. Het gaat vermoedelijk om de zwarte tekening op de kaft, van een sokkel met daarop een schuin staande boot met een buitenboordmotor. Het gammele vaartuig belooft een gevaarlijke oversteek. Tamara Dees maakte vaker kunstwerken rond het thema mens en schip. Reizen op water beschouwt zij als een metafoor voor de zoektocht naar identiteit. Tamara Dees, Monument, uitgave in eigen beheer
The Factory Set / Ron van der Ende, Jannet de Goede, Hester Keijser, Frits van Dongen, Braden King, Ron van der Ende, Frame Publishers, ISBN 987654321
37
Onderzeebootloods
It’s Never Too Late To Say Sorry! Performer Wim Konings moet de beeldende kunst wel zijn toegewijd. Al sinds 2011 voert hij in de openlucht een ritueel uit, voor het oude postkantoor aan de Coolsingel in Rotterdam. Daar staat een vitrine op een sokkel waarin een glimmende, roestvrijstalen megafoon ligt: een sculptuur van het kunstenaarsduo Elmgreen & Dragset. Tegen het middaguur verschijnt Konings, gekleed in stemmig bruin en grijs en met een pet op zijn hoofd. Hij haalt een sleutel uit zijn broekzak en opent de sloten van de vitrine. Dan pakt hij de megafoon en roept: “It is never too late to say sorry.” De timing van deze uitroep komt heel precies en als het goed gaat, volgt de eerste klokslag na het laatste woord. Het is noen en Wim Koning legt de megafoon terug, sluit de vitrine en loopt weg van de plek. Het eerste jaar hield Konings een dagboek bij, dat nu is uitgegeven. Hij heeft aandacht voor het weer, dat invloed heeft op de toestand van zijn pak; hoe hij van tevoren het publiek observeert om de richting te bepalen voor zijn uitroep; hoe de timing soms perfect is of net niet. Je voelt zijn ergernis wanneer iemand zijn performance dreigt te verstoren. Sommige ontmoetingen met het publiek zijn ontroerend of juist weer komisch. Iedereen heeft wel een persoonlijke rede om sorry te zeggen. Ik denk wel: als je sorry moet zeggen is het eigenlijk al te laat, dan is het kwaad geschied, maar het is inderdaad nooit te laat om je excuses aan te bieden. It’s Never Too Late To Say Sorry!, 366 Sorryrapporten, Wim Konings, Ernest van der Kwast, Dees Linders, Stichting CBK Rotterdam, Sculpture International Rotterdam, ISBN 978-90-822992-1-2
38
In de meeste boeken die ik voor een recensie krijg toegestuurd, begin ik na een korte blik op de titel meteen te bladeren en te lezen. Bij deze uitgave keek ik eerst een poos naar de kaft. De kleurcontrasten, van een felrood gekleurde industriële loods omgeven door zachte kleuren, en de bijpassende typografie van een ouderwets aandoend stoer lettertype, vind ik bijzonder mooi. Het is een ontwerp van Thonik, het bureau dat ondermeer verantwoordelijk is voor de huisstijl van Museum Boijmans Van Beuningen. De tentoonstellingen in de Onderzeebootloods waren een samenwerking tussen het Havenbedrijf Rotterdam en Museum Boijmans Van Beuningen en deze hebben in Beelden al uitgebreid aandacht gekregen. Peke Hofman schreef over Joep van Lieshout en diens spraakmakende tentoonstelling Infernopolis (Beelden 2#2010). “In de loods van 5.000 m2 heeft hij een setting gecreeërd die zowel huiveringwekkend en sinister, als aantrekkelijk en humoristisch, utopisch en hedendaags als realistisch en fantastisch te noemen is.“ Ook over de The One & The Many van Elmgreen & Dragset schreef Hofman een recensie (Beelden 2#2011). Dit kunstenaarsduo bouwde de loods om tot een gigantische ‘filmset’ van een stad waarin acteurs van het RO Theater figureerden. Hofman vond dat Elmgreen & Dragset er in geslaagd zijn de toeschouwer te activeren, te prikkelen en uit te dagen. “Of je nu wilt of niet: je wordt zelf onderdeel van een surrealistisch verhaal. Het is alsof je in je eigen film speelt.” Ballads, het project van de Armeense kunstenaar Sarkis, werd beschreven door Piet Augustijn (Beelden 2#2012). Sarkis liet de ruimte van de Onderzeebootloods in tact. Centraal stonden twee installaties; een grote klokkentoren van boomstammen met daarin een carillon dat een compositie van John Cage speelde en een 16 meter hoge ijle zuil beplakt met donsveertjes. Augustijn vond dat de loods het karakter kreeg van een kathedraal. “Het is geen spektakel voor je ogen, maar voor je geest.” Alleen de tentoonstelling XXXL Painting (2013) bleef onbesproken omdat het onderwerp buiten de scope van Beelden valt. De tentoonstellingen zijn in foto’s en verhalen vastgelegd in dit boek; de curatoren schreven heldere stukken over het ontstaan van de projecten, met achtergrondinformatie over de kunstenaars. Deze uitgave sluit een periode af. In maart heropent de Onderzeebootloods, om voortaan onderdak te bieden aan culturele en havengerelateerde evenementen. Onderzeebootloods Submarine Wharf 20102013, Maartje Berendsen, Sjarel Ex, Nicolette Gast, Els Hoek, Saskia van Kampen-Prein, Museum Boijmans Van Beuningen, ISBN 978-90-6918-282-7
Paul Thek en Franz Deckwitz: een kunstenaarsvriendschap Soms krijg ik een boek in handen over een kunstenaar van wie ik nooit gehoord heb en die kunst maakte in een periode die ik niet heb meegemaakt. Een bevreemdend gevoel bekruipt me dan, alsof ik een verhaal lees over een kunstenaarsleven dat evengoed fictief had kunnen zijn. Gedurende het lezen komt de kunstenaar tot leven. Dit gebeurde mij ook bij dit boek over de kunstenaars Paul Thek en Franz Deckwitz. Paul Thek was een Amerikaanse kunstenaar die in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw doorbrak in de kunstscene van New York. Hij werd bekend met een sinister ‘environmental’ kunstwerk The Tomb; in een piramidevormige graftombe heeft hij een wassen afdruk van zich zelf gelegd, in een kist. Eind jaren zestig gaat Thek naar Europa. In Amsterdam legt hij in korte tijd veel contacten in de theaterwereld en homoscene. Een van die contacten was Franz Deckwitz, een decorontwerper die bij het NDT werkte. Deckwitz en Thek raken bevriend. Ze brengen tijd met elkaar door in Deckwitz’ atelier aan de Keizersgracht, maken reizen naar Italië en gaan ook samenwerken in kunstprojecten. Paul Thek verzamelt allerlei kunstenaars en acteurs om zich heen, een samenwerkingsverband dat hij de Artist’s Co-op noemde. Gezamelijk maakten ze omvangrijke environments vol christelijke symboliek en theaterelementen. Deze waren nooit af als ze in de kunstzalen gepresenteerd werden, want het ging om het onvoltooide werkproces, kunst als liturgie. In 2011 schenken de erven van Franz Deckwitz het archief van Paul Thek aan Museum Boijmans Van Beuningen. Dit archief met kunstwerken, documenten en ruim honderd brieven van Thek aan Deckwitz is nu ontsloten, met deze uitgave en een tentoonstelling in het Boijmans van 31 januari t/m 31 mei 2015. Uit de brieven blijkt dat hun vriendschap vanwege werkperikelen onder druk heeft gestaan. Thek reageerde vaak teleurgesteld als Deckwitz zijn brieven niet snel beantwoordde. Typisch is dat Thek desondanks geen enkele brief van Deckwitz bewaarde, terwijl Deckwitz elk kattebelletje en ansichtkaartje van Thek zorgvuldig archiveerde. Dit zegt wellicht iets over hun verhouding. In ieder geval betekent dit dat Franz Deckwitz het belangrijk vond om de herinnering aan Paul Thek te bewaren. ‘Please write!’, Paul Thek en Franz Deckwitz: een kunstenaarsvriendschap, Roosmarijn Hompe en Adelheid Smit, Museum Boijmans Van Beuningen. ISBN 978-90-6918-283-4
Regeling Onderzoek & Ontwikkeling Rotterdam In het Stedelijk Museum Schiedam zag ik vorig jaar een reeks kleurige vloerkleden die opvallend grillig van vorm waren. Kunstenaar Lizan Freijsen baseerde deze kleden op een combinatie van korstmossen en watervlekken. Freijsen is al jaren gegrepen door de verschijningsvorm van vlekken en heeft zelfs een vlekkenarchief aangelegd. Om de vloerkleden te kunnen uitvoeren maakte ze gebruik van de Rotterdamse regeling Onderzoek & Ontwikkeling. Deze regeling bestaat sinds 2010. Jaarlijks is € 350.000,- beschikbaar en kunstenaars kunnen aanspraak maken op maximaal € 10.000,per onderzoek. In vier jaar tijd hebben 172 Rotterdamse kunstenaars de regeling ingezet voor hun projecten. Het CBK Rotterdam heeft al deze onderzoeksprojecten nu gebundeld in deze uitgave. De reikwijdte van de onderzoeksprojecten vind ik indrukwekkend. Bijna ieder denkbaar segment van onze maatschappij is onderzocht. Sommige Rotterdamse kunstenaars doken de archieven in en reisden de hele wereld over. Anderen bleven dichter bij huis en deden bijvoorbeeld materiaalonderzoek. Bij alle projecten ging het echter om zichtbaar te maken wat anders ongezien blijft, om te verdiepen en te verbeelden. Tijdens het lezen van deze projectverslagen en interviews met kunstenaars viel mij op dat het vaak om het proces gaat. Een enkele keer is ook het resultaat innovatief, zoals bij Maki Ueda. Zij deed in India onderzoek naar de geur van aarde in een traditioneel parfumdorp. Uiteindelijk maakte zij een parfum met de geur van Rotterdam, deze ruikt naar een stad die overstroomd wordt. Een verbluffend idee, dat het mogelijk is om de geur van een plek (thuis!) te vangen en voor altijd met je mee te dragen. Bijzondere projecten, residencies, publicaties en onderzoek door Rotterdamse kunstenaars 2010|2011|2012|2012, Centrum Beeldende Kunst Rotterdam, ISBN 9789082299205
Art Gallery O-68 Oranjestraat 68, 6881 SG Velp 10 mei t/m 14 juni 2015 Expositie ‘KEER EN WEDERKEER’
Antonie den Ridder en Marcel Verbrugge Beide kunstenaars zullen aanwezig zijn bij de opening van de expositie op 10 mei van 15-17 uur Antonie den Ridder, Little boy running, 2014, hout,plaatwerk, metaal en plexiglas, 100 cm hoog
openingstijden tijdens expositie: di t/m vr 14-17 uur
Marcel Verbrugge, ‘’06160206081945’’, 2014, Canvas/Houtskool/Acrylvernis, 197 x 170 cm
Atelier Allegro Madeleine Corbey Beeldhouwen, cursussen/workshops, coaching op ruimtelijk gebied, kunst beleven, teambuilding, creatieve feestjes.
Het Arsenaal Kloosterstraat 15 Doesburg
Beeldhouwen in Frankrijk Bonneblond
www.atelier-allegro.nl 06-23937822
N E E U WILT EMENT OP ABONN NMAGAZINE? E D L E E B
VOOR UZELF OF ALS CADEAU? KIJK VOOR MEER INFORMATIE OP WWW.BEELDENMAGAZINE.NL