PERSDOSSIER
HET KONINKLIJK BELGISCH FILMARCHIEF PRESENTEERT OSCAR BESTE SCENARIO 1978 BESTE REGISSEUR BESTE ACTRICE BESTE FILM
BAFTA BESTE SCENARIO 1978 BESTE REGIE
BESTE ACTRICE BESTE MONTAGE BESTE FILM
Annie Hall OP NIEUWE KOPIE
VAN
WOODY ALLEN MET
WOODY ALLEN, DIANE KEATON, TONY ROBERTS, CAROL KANE, PAUL SIMON, SHELLEY DUVALL US – 1978 – 93’ – KLEUR – ORIGINELE VERSIE – TWEETALIG ONDERTITELD
RELEASE: 29 OKTOBER 2008, FLAGEY (STUDIO 5)
Annie Hall CREW Regie Scenario Fotografie Montage Productie
Woody Allen Woody Allen & Marshall Brickman Gordon Willis Wendy Greene Bricmont & Ralph Rosenblum Charles H. Joffe, Jack Rollins, Robert Greenhut & Fred T. Gallo
CAST Woody Allen Diane Keaton Tony Roberts Carol Kane Paul Simon Shelley Duvall Janet Margolin Christopher Walken
Alvy Singer Annie Hall Rob Allison Tony Lacey Pam Robin Duane Hall
RELEASE De film zal vanaf 29 oktober 2008 te zien zijn in Studio 5 van Flagey in het kader van de cyclus ‘Een actrice, een auteur’. In het najaar volgen vertoningen in andere zalen.
DISTRIBUTIE Koninklijk Belgisch Filmarchief – Decentralisatie Meer informatie en foto’s:
www.filmarchief.be/decentra/nl/index.htm of
[email protected]
1
Annie Hall VERHAAL Een erg bittere maar even grappige en ontnuchterende kroniek over een jong koppel: Annie Hall, zangeres in een nachtclub en Alvy Singer, een weifelende schrijver/stand-up comedian. Hij is tot over zijn oren verliefd en weet haar tot zijn grote verbazing ook te veroveren. Maar Alvy ligt voortdurend met zichzelf en zijn omgeving in de knoop, beladen als hij is met allerlei frustraties en trauma's uit het verleden. Wanneer de relatie op de klippen loopt, beseft Alvy dan ook maar al te goed dat hij de vrouw van zijn leven verloren heeft. Hij analyseert wat er zoal fout is gelopen, maar kan niet tot een eensluidende verklaring komen.
FILM De eerste komedies van Woody Allen, zoals Take the Money and Run (1969) en Love and Death (1975), waren eerder burlesk en satirisch van aard. Met Annie Hall wordt Allens oeuvre rijper en volwassen. De droogkomische zenuwpees ontpopt zich tot een onbeschaamd openhartige chroniqueur van zijn eigen leven, die zijn liefde voor Diane Keaton en New York bezingt. De film vormt het begin van meer psychologisch diepgravende komedies, waarin Allen zichzelf opvoert als het prototype van de neurotische en eeuwig twijfelende joodse intellectueel. Allen ontwikkelt zijn typetje tot een morele stem in amorele tijden, dat in spitse boutades vaststelt dat alleen kunst en cultuur het leven zin geven. Annie Hall werd zowel door het publiek als door de critici gesmaakt en luidde een tijdperk in van meer intellectuele en doordachte komedies in de geschiedenis van de Amerikaanse film. Hoewel Allen psychologische drama's begon te draaien, zoals Interiors (1978) en Manhattan (1979), blijft Annie Hall één van zijn meest homogene films die terecht een hele rits Oscars (vier in totaal) in de wacht sleepte. Het oorspronkelijke script heette Anhedonia, een psychiatrische term voor het onvermogen te genieten. Allen had de ambitie zijn eigen 8 ½ (Fellini, 1963) te draaien en zichzelf te verkennen in dromen en fantasmes. Hij voltooide het script in slechts vier dagen en sloeg prompt aan het filmen, maar kon zich allerminst vinden in de eerste ruwe montage. Uiteindelijk bracht vast medescenarist Marshall Brickman de redding; scènes werden geschrapt, herschreven of toegevoegd en in een nieuwe montage gezet, met het gekende eindresultaat als gevolg. Het ogenschijnlijk romantische verhaaltje dient voor Allen slechts als kapstok om er zijn alombekende obsessies aan op te hangen, die hier voor het eerst allemaal worden samengebracht. Hij verenigt eindeloze therapie en grimmig zelfmedelijden, onmacht in menselijke verhoudingen, antisemitisme, zijn bewondering voor Europese cinema (Bergman, Fellini, Ophuls), drugs, zijn liefde voor New York (en afkeer van Los Angeles) samen met een introspectie van zijn gevoelens over familie en relaties. Het lijkt alsof hij voor eens en altijd met zijn neuroses op het witte doek wil afrekenen – regelmatig spreekt hij rechtstreeks het publiek aan, alsof het zijn analist betrof. 2
Annie Hall is de eerste film waarin Allen zo openlijk de liefde aan New York en in bijzonder Manhattan verklaart. De camera baant zich een weg door de Upper East Side met zijn Madison Avenue shops, zijn Third Avenue cinema’s en zijn ontelbare restaurants. Misdaad bestaat niet, of althans niet in de gedachten van de personages; ze wandelen ’s nachts op straat en laten zich gewillig aanklampen. Los Angeles daarentegen is in Allens universum zowat de antithese van New York. Kerst wordt er in volle zon gevierd, mensen verliezen er zich in drugs en Oosterse mystiek, voeren holle gesprekken en durven – letterlijk – de dood niet in de ogen kijken. Vormelijk is de film een vrij provocatieve breuk met zijn vorig werk. Annie Hall tast de grenzen van het narratieve af. De bitterzoete terugblik van Alvy op de ups en downs van zijn relatie met Annie presenteert zich als een stream of consciousness waaruit een resem (on)samenhangende episodes worden gelicht. Alvy opent met een monoloog en brengt hulde aan drie sleutelfiguren in zijn leven (Groucho Marx, Freud en Annie Hall). Doorheen de film richt hij zich vaak rechtstreeks tot de camera wat de filmrealiteit verbreekt. Zijn obsessie met het verleden is zodanig groot dat de grenzen met het heden vervagen; Allen stapt letterlijk in zijn flashbacks, waar hij zijn herinneringen becommentarieert en er zelf met in discussie treedt. In recentere episodes voert hij innerlijke monologen, laat hij personages uit zichzelf treden om commentaar te leveren of geeft hij hun gedachten weer in ondertitels. Verder experimenteert hij met animatietechnieken, splitscreens (waarin de personages al gauw met elkaar dialoog voeren), extreme long shots en film in de film-spelletjes (verwijzingen naar Fellini en Bergman zijn legio, ondermeer wanneer een scène tussen Allen en Keaton later wordt hernomen door twee toneelacteurs). Hoewel Allen het in interviews steevast ontkent, kan de film als een semi-autobiografisch dubbelportret worden beschouwd. Zijn relatie met hoofdrolspeelster Diane Keaton (echte naam Diane ‘Annie’ Hall) duurde slechts een jaar en – net als Annie in de film – ging ze vijf maal per week bij een psychiater. Allen flirt ook expliciet met de nauwe band tussen kunst en werkelijkheid, zo is Alvy in dezelfde talkshow te gast waar Allen in werkelijkheid ook zat en vertelt hij er dezelfde mop. Annie Hall leverde Diane Keaton een Oscar op en gaf Hollywood zijn nieuwe leading lady. Keaton laat zich niet wegspelen door Allen, en vormt het charmante klankbord waartegen Allens neuroses weerklinken. Innemend en ietwat onhandig speelt ze de ideale vrouwelijke tegenhanger van Allens typetje. Met haar androgyne kledingstijl – hemd, vestje en das, grote zonnebril en wijde broek – ontpopte ze zich tevens als eigenzinnig stijlicoon van de jaren zeventig. Allen zegt zelf in de film dat een verhouding "zoals een haai is; het moet voortdurend vooruitgaan, anders sterft het." - een betere samenvatting voor Allens leven en werk kan je nauwelijks bedenken. De grootste kracht van de film schuilt in het feit dat Allen ons geen pasklare antwoorden serveert: terwijl we naar de problemen van de hoofdpersonages kijken, besluipt ons het gevoel dat we naar een spiegel staren en dat op het einde misschien niet alles even goed afloopt.
3
Annie Hall FILMOGRAFIEËN WOODY ALLEN (selectie) 1965 What’s new Pussycat (Clive Donner) (act., scen.) 1966 What’s up tiger Lily ? (real./reg., scen.) 1967 Casino Royale (Val Guest, Ken Hughes, John Huston, Joseph McGrath, Robert Parrish) (act., scen.) 1969 Take the money and run (real./reg., act., scen.) 1970 Pussycat, Pussycat, I Love you (Rodney Amateau) (scen.) 1971 Bananas (reg., act., scen.) 1972 Play it again Sam (act., scen.) 1972 Everythings you always wanted to know about sex but afraid to ask (reg., act., scen.) 1973 Sleeper (reg., act., scen.) 1975 Love and death (reg., act., scen.) 1976 The Front (Martin Ritt) (act.) 1977 Annie Hall (reg., act., scen.) 1978 Interiors (reg., scen.) 1979 Manhattan (reg., act., scen.) 1980 Stardust memories (reg., act., scen.) 1980 To Woody Allen from Europe with love (André Delvaux) (doc.) 1982 A Midsummernight’s sex comedy (reg., act., scen.) 1983 Zelig (reg., act., scen.) 1984 Broadway Dany Rose (reg., act., scen.) 1985 The purple rose of Cairo (reg., scen.) 1986 Hannah and her sisters (reg., act., scen.) 1987 King Lear (Jean-Luc Godard) (act.,) 1987 Radio days (reg., voice, scen.) 1987 September (reg., scen.) 1988 Another woman (reg., scen.) 1989 New York stories (reg., act., scen.) 1989 Crimes and misdemeanors (reg., act., scen.) 4
1990 Alice (reg., scen.) 1991 Scenes from a mall (Paul Mazursky) (act.) 1992 Shadow and fog (reg., act., scen.) 1992 Husbands and wife (reg., act., scen.) 1993 Manhattan Murder mystery (reg., act., scen.) 1994 Bullets over Broadway (reg., scen.) 1995 Mighty Aphrodite (reg., act., scen.) 1996 Everyone says I love you (reg., act., scen.) 1997 Deconstructing Harry (reg., act., scen.) 1997 Wild man blues (Barbara Kopple) (doc.) 1998 The impostors (Stanley Tucci) (act.) 1998 Antz (Eric Darnell, Tim Johnson) (voice) 1998 Celebrity (reg., scen.) 1999 Sweet and lowdown (reg., scen.) 2000 Company man (Peter Askin, Douglas Mc Grath) (act.) 2000 Small time crooks (reg., act., scen.) 2000 Picking up the pieces (Alfonso Arau) (act.) 2000 Lights keeps me company (Ljuset haller mig sällskap) (Carl Gustav Nykvyst) (doc.) 2001 The curse of the jade scorpion (reg., act., scen.) 2001 Hail Sid Caesar! The golden age of comedy (Peter Jaysen, Rich Takenberg) (doc) 2001 Stanley Kubrick: a life in pictures (doc.) 2002 Hollywood ending (reg., act., scen.) 2003 Anything else (real./reg, act., scen.) 2003 Charlie: the life and art of Charles Chaplin (doc.) 2004 Melinda and Melinda (reg., scen.) 2004 Je t’aime… moi non plus: artistes et critiques (Maria de Medeiros) (doc.) 2005 Match point (reg., scen.) 2005 The outsider (Nicholas Jarecki) (doc.) 2005 Cineastas contra magnates (Carlos Benpar) (doc.) 2005 Cineastes en accio (Carlos Benpar) (doc.) 2006 Scoop (real./reg, act., scen.) 2007 Cassandra’s dream (reg., scen.) 2008 Vicky Cristina Barcelona (reg., scen.)
5
DIANE KEATON (selectie) 1970 Lovers and other strangers (Cy Howard) 1972 The Godfather (Francis Coppola) 1972 Play it again Sam (Herbert Ross) 1973 Sleeper (Woody Allen) 1974 The Godfather II (Francis Coppola) 1975 Love and death (Woody Allen) 1976 I will I will… for now (Norman Panama) 1976 Harry and Walter go to New York (Mark Rydell) 1977 Annie Hall (Woody Allen) 1977 Looking for Mr. Goodbar (Richard Brooks) 1978 Interiors (Woody Allen) 1979 Manhattan (Woody Allen) 1981 Reds (Warren Beatty) 1982 Shoot the moon (Alan Parker) 1984 The little drummer girl (George Roy Hill) 1984 Mrs. Soffel (Gillian Armstrong) 1986 Crimes of the heart (Bruce Beresford) 1987 Heaven (reg, scen.) 1987 Radio Days (Woody Allen) 1987 Baby Boom (Charles Shyer) 1988 The good mother (Leonard Nimoy) 1990 The Lemon sisters (Joyce Chopra) (prod.) 1990 The Godfather III (Francis Coppola) 1991 Father of the bride (Charles Shyer) 1993 Manhattan murder mystery (Woody Allen) 1993 Look who’s talking now (Tom Ropolewski) (stem) 1995 Unstrung heroes (reg.) 1995 Father of the bride, part II (Charles Shyer) 1996 The first wives club (Hugh Wilson) 1996 Marvin’s room (Jerry Zaks) 1997 The only thrill (Peter Masterson) 1999 The other sister (Garry Marshall) 2000 Hanging up (reg.) 2001 Town and country (Peter Chelsom) 6
2001 Plan B (Greg Yaitanes) 2003 Elephant (Gus Van Sant) (prod.) 2003 Something’s gotta give (Nancy Meyers) 2005 The family Stone (Thomas Bezucha) 2007 Because I said so (Michael Lehman) 2007 Mama’s boy (Tim Hamilton) 2008 Smother (Vince di Meglio) 2008 Mad Money (Callie Khouri)
7
Annie Hall PERSKNIPSELS VAN TOEN
De Morgen, 1987.01.15
8