KNVvL AFDELING PARACHUTESPRINGEN SPRINGTECHNISCH JAARVERSLAG 2012
© Copyright 2013 KNVvL. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van KNVvL afdeling parachutespringen.
SAMENVATTING De dalende lijn qua sprongaantallen die sinds enkele jaren zichtbaar is bij parachutespringen heeft zich in het jaar 2012 doorgezet. Hierbij wordt wel aangetekend dat er grote verschillen zijn in de ontwikkeling van aantallen sprongen tussen paracentra onderling. Verenigingen als PCMN en vooral ook ENPC kennen een groei in hun sprongaantallen. Centra als Teuge en Texel kennen een daling van hun sprongtotalen. Een specifieke reden is lastig aan te wijzen. Het aantal AO squaresprongen nam voor het tweede achtereenvolgende jaar af, AFF kende daarentegen een (minimale) groei. Het is belangrijk deze beide groepen te koesteren. Het zorgt ervoor dat het springkader bekwaam blijft en zich kan ontwikkelen, maar vooral ook zal uit deze groep nieuwe springers het toekomstig kader, wedstrijdspringers en/of bestuursleden voort moeten komen. In meerdere opzichten is dit dus belangrijk voor de levensvatbaarheid van springend Nederland. Het aantal blessures bij deze beide groepen bleef ongeveer gelijk, terwijl het aantal voorvallen juist behoorlijk daalde. Het aantal tandemsprongen is eveneens afgenomen ten opzicht van vorig jaar. Waarbij overigens wel opgemerkt dient te worden dat de daling minder fors was dan in voorgaande jaren. Positief met betrekking tot het tandemspringen is zowel het lage aantal voorval- alsook blessuremeldingen. Het aantal vrijeval sprongen is de afgelopen 5 jaar met meer dan tienduizend sprongen gedaald. Dit is een ongunstige ontwikkeling aangezien dit voornamelijk de sport- en recreatieve sprongen betreft. Hierbij valt dan weer op dat grote centra als Teuge en Texel een gunstige ontwikkeling hebben doorgemaakt op dit gebied. Ook ENPC scoort op dit gebied. Beschikbaarheid van ruim voldoende liftcapaciteit op piekmomenten heeft hier zeker aan bijgedragen. Met de introductie van het Veiligheids Management Systeem, VMS worden de voorvallen en blessures anders gepresenteerd dan de vorm waarin zijn worden gemeld. Het streven is om helder en eenduidig zaken in beeld te brengen. Duidelijk wordt dat problemen met lijnen en/of draaiende parachutes vaak voorkomen. Kijkend naar voorvallen en blessures bij de landing valt op dat een verkeerde flare (vaak te hoog, soms niet symmetrisch) en vooral ook een onjuiste landingshouding vervelende gevolgen hebben.. De verwachting bij het VMS is verder dat er een meer pro-actieve houding – en daar waar nodig meer actie – komt ten aanzien van veiligheid en ontwikkelingen binnen het parachutespringen. Optimalisatie hiervan is een blijvend streven. De afdeling werd in 2012 geconfronteerd met twee fatale ongevallen. Het wingsuitongeval geeft duidelijk aan dat nieuwe ontwikkelingen goed en kritisch gemonitord dienen te blijven. Afsluitend, het aantal kaderleden daalde ten opzichte van 2011 over een breed front. Zowel in aantal instructeurs, hulpinstructeurs, tandemmasters en AFF jumpmasters. Hiervoor wordt verwezen naar het overzicht van Appendix B. De huidige kaderopleidingen zullen hiertoe geëvalueerd worden en geactualiseerd naar behoefte.
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
2
INHOUDSOPGAVE
1. INLEIDING ........................................................................................................................................... 4 2. SPRONGAANTALLEN ........................................................................................................................ 5 2.1. Aantal sprongen per centrum ........................................................................................................ 5 2.2. Onderverdeling naar soorten sprongen ........................................................................................ 6 3. BLESSURES EN VOORVALLEN ....................................................................................................... 7 3.1. Blessures en voorvallen ................................................................................................................ 7 3.2. Trends in blessures en voorvallen .............................................................................................. 10 4. OPLEIDINGEN .................................................................................................................................. 12 4.1. AO-rond ....................................................................................................................................... 12 4.2. AO-square ................................................................................................................................... 13 4.3. AFF .............................................................................................................................................. 14 4.4. Opleidingsresultaten ................................................................................................................... 15 5. TANDEMSPRONGEN ....................................................................................................................... 16 6. VRIJEVALSPRONGEN ..................................................................................................................... 17 7. NIEUWE ONTWIKKELINGEN .......................................................................................................... 18 8. CONCLUSIES NA ANALYSE INCIDENTEN EN TRENDS .............................................................. 18 9. AANBEVELINGEN ............................................................................................................................ 19 APPENDIX A: VOLLEDIGE NAMEN VAN PARACLUBS EN PARACENTRA ..................................... 20 APPENDIX B: OVERZICHT BEVOEGDHEDEN................................................................................... 21 APPENDIX C: TECHNISCHE BULLETINS EN VEILIGHEIDSBULLETINS 2012 ................................ 22 APPENDIX D: Springtechnisch jaarverslag Paracentrum Ameland ..................................................... 23
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
3
1. INLEIDING De afdeling parachutespringen van de KNVvL stelt jaarlijks een Springtechnisch Jaarverslag op. De in 1 dit verslag verwerkte gegevens worden aangeleverd door de bij de KNVvL aangesloten centra . De cijfers uit het Springtechnisch Jaarverslag worden doorgestuurd naar de International Parachuting Commission (IPC) ten behoeve van een mondiaal overzicht. Derhalve is het van belang om de nationale statistieken alleen te baseren op voorvallen en blessures, inclusief fatale ongevallen, die op Nederlandse grondgebied plaats vinden of onder KNVvL regelgeving in het buitenland worden uitgevoerd. Dit om te voorkomen dat de ongevallen in het buitenland door de IPC dubbel geteld worden. De Nederlandse centra werken al vele jaren goed mee in het verstrekken van de benodigde gegevens. De jaarlijkse springtechnische enquête wordt in de meeste gevallen tijdig en behoorlijk ingevuld geretourneerd. Verder komt, verspreid over het jaar, veel springtechnische informatie binnen via meldingen van voorvallen en blessures. Een goede meldingsdiscipline is van het grootste belang, omdat waarneembare trends en eventuele conclusies altijd afhankelijk zijn van de volledigheid van de verstrekte gegevens. Ten aanzien van de cijferverwerking wordt het volgende opgemerkt: Enkele centra verstrekken geen cijfers over hun springactiviteiten. POPS, CPV en VPCT zijn aangesloten bij de KNVvL, maar hun sprongen zijn opgenomen in de gegevens van andere centra aangezien deze verenigingen niet over eigen springfaciliteiten beschikken. Een deel van de sprongen in KNVvL-verband wordt buiten Nederland gemaakt, hetzij op de traditionele springweken van de centra (veelal in Frankrijk of Duitsland), hetzij door centra als Airboss die bijna altijd buiten Nederland actief zijn. Om een compleet overzicht te hebben worden alle gegevens van aangesloten centra opgenomen in het springtechnisch jaarverslag. Alleen de sprongen in het buitenland uit Nederlandse vliegtuigen (onder een Nederlandse bedrijfsvoering) worden aan de International Parachuting Commission (IPC) doorgegeven voor een mondiaal overzicht. Sprongen gemaakt door bijv. Airboss in Frankrijk worden door de Franse springfederatie (FFP) aan de IPC doorgegeven. In Nederland worden ook sprongen buiten KNVvL-verband gemaakt. Over deze sprongen doet dit jaarverslag geen uitspraken. In 2012 is Paracentrum Ameland (PCA) door Paracentrum Texel aangekocht. Het management van Texel heeft aangegeven PCA te willen aansluiten bij de KNVvL doch dat is in het verslagjaar niet gerealiseerd. Omdat alle sprongen bij PCA door KNVvL leden gedaan worden zijn de spronggegevens van PCA ter informatie als Appendix D opgenomen. In juli 2012 heeft de Stichting Parachute Group Holland, oftewel PGH, een proefaansluiting verkregen bij de KNVvL. PGH verzorgt alleen sprongen AO rond. De meeste sprongen door PGH worden gemaakt bij de aangesloten centra NPCT en ENPC. Enkele tientallen sprongen worden ook nog gemaakt bij civiele en militaire demonstraties. Het verslag is onderverdeeld in acht hoofdstukken. Na de inleiding in hoofdstuk 1 geeft hoofdstuk 2 een algemeen overzicht van sprongaantallen en hoofdstuk 3 een overzicht van de blessures en voorvallen. In hoofdstukken 4, 5 en 6 worden deze cijfers verder uitgesplitst naar de categorieën opleidingen, tandemsprongen en vrijevalsprongen. Hoofdstuk 6 geeft een beknopt overzicht van nieuwe ontwikkelingen op springtechnisch en materiaaltechnisch gebied. In hoofdstuk 7 worden conclusies geformuleerd en in hoofdstuk 8 geeft de TC aanbevelingen voor nader onderzoek en te nemen acties. Een drietal appendices completeren het verslag. Noot: in de tabellen komt het voor dat cellen leeg zijn of dat een 0 is weergeven. In het geval van een lege cel betekent dit dat een centrum opgeheven is en in het geheel geen data heeft aangeleverd voor het springtechnisch jaarverslag. In het geval van een 0 heeft een centrum wel activiteiten uitgevoerd en zijn er data aangeleverd, alleen niet met betrekking op de tabel in kwestie.
1
Met centra wordt bedoeld de bij de KNVvL aangesloten en afdeling parachutespringen ingedeelde paracentra, clubs en verenigingen
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
4
2. SPRONGAANTALLEN Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het totale aantal sprongen en de daarmee gepaard gaande blessures en voorvallen. De getallen zijn gespecificeerd per soort sprong en per centrum. Dit wordt in de volgende hoofdstukken nader uitgediept. 2.1. Aantal sprongen per centrum Tabel 2.1 geeft het aantal sprongen per centrum over de afgelopen acht jaar. 100000 90000 80000 70000 60000 50000 40000 30000 20000 10000 0
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Totaal
85215
84261
77742
79451
81276
74706
71462
70034
SBS
1490
1468
1590
1804
2018
2746
2181
1894
SSL
1621
Airboss
1963
3437
3470
3847
3583
4320
3875
3671
PCZ
3280
4400
2271
1990
2538
2168
1823
1932
SOE
3617
3032
TU-7
3855
1304
821
ENPC
4060
3099
3317
3014
3937
5034
6029
7413
PCEH
5689
5918
6200
6255
4299
4224
4213
4038
PCMN
6981
5480
6198
4455
5075
2804
1802
2500
FD
7356
7098
8757
8083
8355
6685
7022
6541
PCF
7488
6234
6955
5443
1540
BSU
7677
14197
PCT
12045
12278
18745
21247
21738
19167
16878
15661
NPCT
18093
16316
19418
23313
28193
27558
27639
26384
Tabel 2.1: Aantal sprongen per centrum.
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
5
2.2. Onderverdeling naar soorten sprongen 100000 90000 80000 70000 60000 50000 40000 30000 20000 10000 0 Totaal
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
85215
84261
77742
79451
81276
74706
71462
70034
AO-rond
474
533
337
712
634
762
1141
971
AFF
2255
2145
1778
2093
2001
2256
1953
2001
AO-square
4726
4322
4695
5534
5893
6603
5890
5409
Tandem
9330
9925
9857
12806
14841
13724
12638
12166
rest VV
68430
67336
61075
58306
57907
51361
49840
49487
Tabel 2.2: Onderverdeling van het totale aantal sprongen naar sprongsoort NOOT: Bij PGH werden 80 sprongen AO-rond gemaakt buiten aangesloten centra. De overige sprongen AO rond zijn vnl. gemaakt bij de ENPC en NPCT (totaal 186 sprongen) Toelichting: AFF: aantal sprongen door AFF leerling Tandem: aantal sprongen tandemmaster Rest VV: aantal sprongen door sportspringers en AFF instructeurs
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
6
3. BLESSURES EN VOORVALLEN In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de aantallen gemelde blessures en voorvallen per centrum. Het Basis Veiligheidsreglement (BVR) gebruikt de volgende definities:
Een blessure is ieder incident waarbij gebruik is gemaakt van een medisch consult. Een voorval is ieder incident, waarbij de sprong niet volgens de normale standaard is verlopen. Dit betreft onder meer alle gevallen waarin de reservecontainer is geopend of had moeten worden geopend, evenals alle gevallen waarin schade aan het materiaal is opgetreden.
3.1. Blessures en voorvallen In 2012 werden 42 blessures en 105 voorvallen geregistreerd bij de KNVvL. Het totaal van voorvallen en blessures kan worden onderverdeeld naar fase van een sprong (figuur 2.1) om een beeld te geven van het moment waarop de voorvallen optreden. Op dit moment is het beeld nog niet zuiver omdat in de huidige situatie vooral openingen van de reserve parachute als voorvallen worden gerapporteerd. Door middel van de invoering van het VMS en de daaraan gekoppelde consequente registratie van gebeurtenissen, wordt gestreefd om een helder en eenduidig beeld te krijgen. De insteek van het VMS is om alle situaties die afwijken van normaal te rapporteren, dus ook die voorvallen die nog net goed aflopen.
88
33
1
0
Voorbereiding Vliegtuigfase
4
5
Exit
Vrijeval
9
Opening
Vlucht onder parachute
7 Landing
Overige
Figuur 2.1; Voorvallen en blessures 2012 per sprongfase
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
7
26
13 11
10 7
6
7
4 2 Hardpull Streamer, of nopull bag lock
Knoop
2
Draai of Line-over Vouw fout Stuurlijn Hakende Materiaal twist probleem lijnen probleem
Overig
Figuur 2.2: Voorvallen en blessures 2012 bij de opening
12 11
7
2 1 Lage draai
Landen tegen opstakel
Verkeerde flare
Landingshouding
Overige
Figuur 2.3: Voorvallen en blessures 2012 bij de landing
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
8
In figuur 2.4 wordt het percentage ongevallen en blessures per 1000 sprongen per sprongcategorie uitgezet. Tevens is per categorie aangegeven hoe de verdeling van dit percentage over de verschillende sprongfasen is. 7,0 6,0 Overige
5,0
Landing 4,0
Vlucht onder parachute Opening
3,0
Vrijeval Exit
2,0
Vliegtuigfase Voorbereiding
1,0 0,0 AO rond
AO sqare
AFF
rest VV Vrije springer
TM
Figuur 2.4: Voorvallen en Blessures per sprongcategorie en per sprongfase
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
9
3.2. Trends in blessures en voorvallen Als de percentages voorvallen en blessures van 2012 uitgezet worden tegen de voorgaande jaren worden de volgende trends zichtbaar. 1,20 1,00
1,04
0,80
0,87
0,87
0,60
0,65 0,58
0,62
0,68
0,73 0,57
0,55
2009
2010
0,40
0,59
0,62
2011
2012
0,20 0,00 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Blessures per 1000 sprongen
Figuur 2.5: Aantal blessures per 1000 sprongen
3 2,5 2,5 2
2,15 1,98
1,5
1,86
1,77
1,63
1,62 1,45
1,52
1,62
1,71 1,50
1 0,5 0 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Voorvallen per 1000 sprongen
Figuur 2.6: Aantal voorvallen per 1000 sprongen
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
10
8,00 7,00 6,00 5,00 4,00 3,00 2,00 1,00 0,00
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
rest VV
0,31
0,34
0,41
0,45
0,16
0,35
0,44
0,39
Tandem
0,64
0,81
0,91
0,47
0,54
0,29
0,40
0,29
AO-square
3,39
2,78
2,56
2,71
2,38
2,12
1,70
2,40
AFF
1,33
4,20
2,81
3,82
2,00
1,77
2,05
2,50
AO-rond
6,33
7,52
5,92
4,22
4,74
1,31
0,88
2,06
Tabel 2.7: Aantal blessures per 1000 sprongen (per sprongsoort) 7,00 6,00 5,00 4,00 3,00 2,00 1,00 0,00
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
rest VV
1,49
1,28
1,28
1,13
0,91
1,65
1,50
1,32
Tandem
2,68
2,31
3,14
2,97
2,76
1,75
3,01
1,46
AO-square
1,90
2,78
3,19
2,53
3,06
2,42
5,94
3,88
AFF
1,77
0,93
1,12
1,43
1,50
1,33
3,07
2,00
AO-rond
1,88
3,15
0,00
Tabel 2.8: Aantal voorvallen per 1000 sprongen (per sprongsoort)
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
11
4. OPLEIDINGEN Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de basisopleidingen die in 2012 in KNVvL-verband gegeven zijn. Basisopleidingen (AO rond, AO square, AFF) worden verzorgd door centra, maar ook door niet aangesloten organisaties met een KNVvL instructeur, dan wel zelfstandig door KNVvL instructeurs. De registratie hiervan vindt plaats via de KNVvL ledenadministratie die de opgaven voor aspirant lidmaatschap bijhoudt. In 2012 is er op verzoek van Paracentrum Texel een verbijzondering van het aspirant lidmaatschap gecreëerd, zijnde het 1-sprongs aspirant lidmaatschap. De getallen staan in onderstaande tabel. Centrum Teuge Texel PCMN ENPC Blauwestad CPV PCEH FD Skydive Adventure School * Int. Airborne Operations * PGH RCPT P. Braun * P. Braun
Aantal aspirant leden 485 378 117 90 77 62 42 41 22 22 18 8 3
Centrum Texel
aantal 1 529
ste
sprong aspirant leden
*Niet bij KNVvL aangesloten organisaties 4.1. AO-rond AO sprongen rond worden op de enkele centra gemaakt, voornamelijk bij PCT, SBS en NPCT. In absolute aantallen maken zij echter slechts klein deel uit van totale sprongbestand. Daarom wordt er ook geen blessure en voorvalstatistieken van gepubliceerd. De cijfers van blessures en voorvallen zijn relatief (vanwege het geringe aantal) goed te noemen. Vermeldenswaardig is dat kennis en kunde over het ronde bol springen, met oud civiel springmateriaal en het authentieke militair springen zo behouden blijft. PGH heeft 53 springers voor AO rond opgeleid, waarbij 17 Springbewijzen zijn uitgegeven aan nieuwe springers.
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
12
4.2. AO-square 8000
7000
6000
5000
4000
3000
2000
1000
0
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Totaal
4726
4322
4695
5534
5893
6603
5890
5409
SBS
102
96
88
227
375
581
346
300
SSL
170
Airboss
30
76
32
0
15
0
0
0
PCZ
0
0
0
0
0
0
0
0
SOE
95
120
TU-7
695
173
207
ENPC
228
181
218
225
645
908
734
1142
PCEH
177
160
132
184
138
116
99
102 437
PCMN
379
309
347
289
628
330
277
FD
312
164
0
0
0
0
0
PCF
800
1101
1122
1054
0
BSU
11
32
PCT
1157
1393
1460
1921
1836
1253
1623
1458
NPCT
570
517
1089
1634
2256
3415
2811
1970
Tabel 3.1: Aantal sprongen AO-square
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
13
4.3. AFF 3000
2500
2000
1500
1000
500
0 Totaal
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2255
2145
1778
2093
2001
2256
1953
2001
SSL
33
Airboss
167
314
391
404
446
528
420
396
PCZ
95
30
0
9
0
0
0
0
SOE
956
532
PCEH
0
38
70
106
58
90
50
116
PCMN
8
41
101
43
15
0
0
0
FD
158
195
286
380
366
362
264
288
BSU
68
183
PCT
486
542
573
723
710
798
695
550
NPCT
284
270
357
428
406
478
524
651
Tabel 3.2: Aantal AFF-sprongen
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
14
4.4. Opleidingsresultaten Brevet Bevoegdheid
2007
2008
2009
2010
2011
2012
A
68
61
63
52
74
59
B
34
40
32
39
33
43
C
13
5
15
29
5
9
D
12
10
8
11
15
17
HI 7 13 15 9 6 11 (Hulp Instructeur) I 1 7 1 6 0 3 (Instructeur) AFF 0 5 3 1 1 2 (AFF Instructeur) T 3 5 6 16 5 4 (Tandemmaster) SR 1 2 2 0 0 2 2 (Senior Rigger) MR 0 6 1 1 1 2 3 (Master Rigger) Tabel 3.3: Nieuw uitgegeven brevetten en bevoegdheden per kalenderjaar, waarbij de datum van uitgifte leidend is
2 3
Tot de wijziging van het BR in maart 2011 VB (Vouwbevoegdheidhouder) Tot de wijziging van het BR in maart 2011 R (Rigger)
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
15
5. TANDEMSPRONGEN
16000 14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Totaal
9330
9925
9857
12806
14841
13724
12638
12166
SBS
173
156
146
148
214
186
242
238
SSL
466
Airboss
76
66
90
120
118
164
145
140
1235
1215
1125
1884
2538
2128
1812
1892
TU-7
15
173
24
ENPC
287
331
214
77
246
369
460
501
420
371
407
413
310
PCZ
PCEH
379
307
338
PCMN
293
321
283
5
35
0
0
0
FD
817
768
888
909
1030
996
888
778
PCF
441
475
453
284
15
BSU
759
1437
PCT
2545
2533
3894
5647
6154
5232
5108
5200
NPCT
1844
2143
2402
3312
4120
4242
3570
3107
Tabel 4.1: Aantal tandemsprongen per centrum
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
16
6. VRIJEVALSPRONGEN
80000 70000 60000 50000 40000 30000 20000 10000 0
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Totaal
68430
67336
61075
58306
57907
51361
49840
49487
1216
1342
1205
1229
1691
1387
1000
SBS
1215
SSL
952
Airboss
1690
2981
2957
3323
3004
3628
3310
3135
PCZ
1950
3155
1146
97
0
40
11
40
2380
SOE
2566
TU-7
3145
958
590
ENPC
3545
2587
2885
2712
3046
3757
4835
5700
PCEH
5133
5413
5660
5545
3732
3611
3651
3510
PCMN
6301
4809
5467
4118
4397
2474
1525
2063
FD
6069
5971
7583
6794
6959
5327
5870
5475
PCF
6247
4658
5380
4105
1525
BSU
6839
12545
PCT
7383
7277
12554
12751
12996
11816
9328
8390
NPCT
15395
13386
15511
17656
21019
19017
19923
20174
Tabel 5.1: Aantal vrijevalsprongen per centrum Noot: In bovenstaande tabel zijn de sprongen van de sportspringers en AFF instructeurs opgenomen (dus sprongen van AFF cursisten en tandemmaster met hun passagier zijn niet meegerekend).
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
17
7. NIEUWE ONTWIKKELINGEN 7.1 Wingsuit Wingsuitspringen groeit sterk in populariteit en het is duidelijk geworden dat wingsuitspringen van blijvende aard is. Met de groeiende populariteit komt de vraag van een goede opleiding en begeleiding van de beginnende wingsuitspringer naar voren. Er is veel informatie beschikbaar in het buitenland met betrekking tot ontwikkelingen binnen het wingsuitspringen. 7.2 Handycamspringen Er is een toename van het aantal tandemsprongen waarbij gebruik gemaakt wordt van een handycam.
8. CONCLUSIES NA ANALYSE INCIDENTEN EN TRENDS 8.1 AAD in 2012 zijn er 6 activeringen van een AAD gemeld: 2 maal een redding, 2 maal een activering tijdens opening van de hoofdparachute en 2 maal een onterechte activering van een Vigil. Gezien de functie van het hebben van een AAD is dit altijd een onderwerp dat onder de aandacht moet worden gebracht. Vier van de activering worden als ‘terechte activering’ beschouwd. In vergelijking met voorgaande jaren is er een lichte stijging van het aantal reddingen/juiste activeringen waar te nemen. 8.2 Wingsuit Hoewel er maar 3 incidenten met wingsuits zijn gemeld, was een daarvan wel een met dodelijke afloop. Door dit incident heeft springend Nederland een Wake up call gehad en is het hoogst waarschijnlijk een prelude voor het aantal en de ernst van de incidenten met wingsuits zoals dat al langer in de Verenigde Staten te zien is. (zie hiervoor o.a. artikel Parachutist en presentatie PIA congres maart 2013, en artikel Sportparachutist nr. 2, 2013) Van de drie gemelde incidenten was er één een dodelijk ongeval en twee een niet op te lossen spin. Het dodelijke ongeval en een van de andere incidenten vonden plaats met een elliptische hoofdparachute en één met een springer die weinig springervaring heeft (ca. 225 sprongen). Uit deze voorvallen valt het volgende af te leiden: Onstabiliteit: onstabiele situaties met wingsuits zijn lastiger op te lossen dan in regulier springkleding. Materiaalkeuze: er worden verkeerde keuzes op het gebied van springmateriaal in relatie tot wingsuits gemaakt; Ervaring: de gemelde incidenten komen voor bij onervaren springers en bij ervaren springers met weinig wingsuit ervaring. 8.3 Koepelbotsingen Het aantal koepelbotsingen is licht gedaald. N.a.v. het dodelijke ongeval met een leerling op Texel in 2010 is geadviseerd om maximaal 4 leerlingen in een run te droppen. Het lijkt erop dat dit effect heeft gehad. 8.4 Landingsincidenten Het aantal landingsincidenten is redelijk stabiel gebleven. Echter, bij 10 van de 11 meldingen betrof het redelijk ernstig tot zeer ernstig letsel. Vijf incidenten waren het gevolg van een ‘intentional’ lage draai en de andere zes het gevolg van een ‘unintentional’ lage draai. Bij de laatste categorie ligt het probleem meestal aan het perse tegen de wind in willen landen, ook al heeft de springer niet meer de hoogte om die draai te maken.
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
18
9. AANBEVELINGEN 9.1 Wingsuitspringen
Er dient een KNVvL opleidingssyllabus wingsuitspringen opgesteld te worden, onder andere gebruik maken van informatie uit het buitenland. Aanvullende regelgeving met betrekking tot wingsuitsprongen kan overwogen worden (suggesties: wingloadeisen voor de hoofd- en de reserveparachute, vastleggen eisen gebruik camera, eisen meespringende springers, indeling wingsuits in categorieën).
9.2 Handycamspringen
Er dient regelgeving te komen voor het gebruik handycam tijdens tandemsprongen.
9.3 Kaderopleidingen
De huidige kaderopleidingen dienen geactualiseerd te worden, uitgaande van wat de huidige springpraktijk vraagt.
9.4 Sturen en landen
De opleiding en begeleiding van beginnende en intermediate springers op het gebied van sturen en landen dient geoptimaliseerd te worden. Hierbij dient het ‘ROT principe’, zeker voor de beginnende springer, voorop te staan: ‘Rechtuit – Obstakelvrij - Tegen de wind in’.
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
19
APPENDIX A: VOLLEDIGE NAMEN VAN PARACLUBS EN PARACENTRA Aangesloten bij de KNVvL Afkorting
Paraclub / paracentrum / vereniging
CPV ENPC FD PCT NPCT AIRBOSS PCMN PCZ SBS PCEH POPS
Cadetten Parachutisten Vereniging Eerste Nederlandse Parachutisten Club Skydive Rotterdam "The Flying Dutchmen" Para Centrum Texel Nationaal Parachutisten Centrum Teuge Airboss Skydiving Parachutisten Centrum Midden Nederland Para Centrum Zeeland Skydive Blauwestad Paracentrum Eelde-Hoogeveen Parachutists Over Phorty Society - Nederland
PCF
Para Club Flevo (springactiviteiten beëindigd)
BSU SBS SOE SSL TU-7
Blue Side Up (vervallen) Skydive Blauwestad, Skydive Over Europe (vervallen) Skydive Stadtlohn (vervallen) Vereniging Nederlandse Parachutisten Club TU-7 (vervallen)
Proefaansluiting bij de KNVvL Afkorting PGH
Paraclub / paracentrum Stichting “Parachute Group Holland”
Niet aangesloten bij KNVvL Skydive Adventure School Int. Airborne Operations RCPT P. Braun
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
20
APPENDIX B: OVERZICHT BEVOEGDHEDEN 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Instructeur (I)
69
67
71
68
60
64
63
60
Hulpinstructeur (HI)
133
118
119
114
104
102
109
96
Tandem (T)
90
94
97
99
94
110
101
94
Accelerated Free Fall (AFF)
36
34
38
40
40
40
42
37
Examinator Tandemmaster (ET)
7
Examinator Algemeen (EX)
19
Examinator AFF (EA)
6
Master Rigger (MR)
15
15
19
19
19
19
19
19
Senior Rigger (SR)
24
22
17
16
16
10
11
12
Examinator Rigger (ER)
5
Scheidsrechter Int. (SI)
7
7
6
6
6
6
5
4
Scheidsrechter Nat. (SN)
9
10
8
8
8
8
8
9
Jumpmaster (JM)
52
62
27
Tabel B.1: Aantallen bevoegdheden per 31 december 2012 Noot: de aantallen examinatoren waren voor 2012 wel bekend doch waren niet eerder vermeld in het jaarverslag.
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
21
APPENDIX C: TECHNISCHE BULLETINS EN VEILIGHEIDSBULLETINS 2012 Technische Bulletins en Veiligheidsbulletins zijn bulletins van de Technische Commissie die betrekking hebben op materiaal, veiligheid, opleidingen of bevoegdheden.
Een Technisch Bulletin (TB) bevat meestal een niet-verplicht maar wel dringend advies dat bedoeld is ter verduidelijking van een springtechnische kwestie of ter handhaving van de kwaliteit van het springmateriaal. Een Veiligheidsbulletin (VB) bevat altijd een of meer verplichte aanwijzingen, die vóór de in het bulletin gestelde datum dienen te zijn uitgevoerd.
In 2012 zijn 2 TB’s en 5 VB's uitgekomen. Zie onderstaande tabellen.
Nr. TB
Omschrijving
2012-01
Precision Xaos 27
2012-02
Vigil AAD LCD controller
Tabel C.1: Technische bulletins 2012
Nr. VB
Omschrijving
2012-01
MarS AAD toelating
2012-02
MarS M2 AAD toelating
2012-03
Parachute Systems Decelerator + Vortex 2
2012-04
Soft reserve handles Atom tandem
2012-05
Sunpath reservepad
Tabel C.2: Veiligheidsbulletins 2012
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
22
APPENDIX D: Springtechnisch jaarverslag Paracentrum Ameland
Springtechnisch Enquête Jaarverslag 2012 Vereniging/centrum Paracentrum Ameland
Sprongen Aantal AO Rond sprongen
0
Aantal AO Square sprongen
0
Aantal VV sprongen
784 Sportspringers
377
AFF Instructeurs
0
AFF Cursisten
0
Tandemmasters
407
Tandempassagiers
407
Totaal aantal sprongen
784
Begonnen cursisten (springbewijs uitgereikt) AO Rond cursisten
0
AO Square cursisten
0
AFF cursisten
0
Springbewijzen uitgereikt
0
Geslaagde cursisten (brevet afgetekend) AO Rond cursisten
0
AO Square cursisten
0
AFF cursisten
0
Brevetten afgetekend
0
Springtechnisch Jaarverslag 2012 KNVvL afdeling parachutespringen
23