Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
VAN DE REDACTIE Algemeen De Nieuwsbrief verschijnt 2x per jaar; in het voorjaar en in het najaar. Uw kopij voor de volgende Nieuwsbrief ontvangen we graag voor 1 mei 2008 Redactie Dolly en Ton Stegink Peeskesweg 24 7041 CB ‟s-Heerenberg Jannie Kassies Tel. 0314 661608 E-mail:
[email protected]
Van de redactie
Lidmaatschap Geologie en Landschap Leden KNNV: Huisgenootleden:
€ 15,€ 5,-
De laatste Nieuwsbrief van 2007 is weer af. We hopen dat u er weer met plezier in zult lezen. Juist in deze donkere dagen is het fijn even terug te blikken op de verschillende activiteiten van het jaar. Gelukkig hebben we weer een heel aantal mensen bereid gevonden hun steentje bij te dragen. Bij deze Nieuwsbrief treft u onze mooie nieuwe folder U kunt hem gebruiken om anderen enthousiast te maken voor onze werkgroep. Mocht één niet voldoende zijn, dan kunt u er altijd meer aanvragen. We willen u heel goede feestdagen toewensen en het allerbeste voor 2008. Tenslotte: We vinden het altijd prettig kopij van u voor de Nieuwsbrief te ontvangen, ons blad is voor de leden door de leden. Wilt u dit zo mogelijk digitaal bij ons aanleveren. Graag in platte opmaak (hoofdletters en vet wel aangeven) en illustratie als bijlage toevoegen, dit is voor het opmaken van de Nieuwsbrief handiger. Voor de excursie verslagen willen we u vragen u te beperken tot 1½ a-4 per dagdeel (exclusief afbeeldingen) Dolly en Ton Stegink Jannie Kassies
Onze website
INHOUDSOPGAVE
www.knnv.nl/geolandwg/
Van de redactie Werkgroepmededelingen Van het Bestuur Programma 2008 Excursieverslagen Over de Bontzandsteenklei Leestekens in het landschap Boekbespreking Verklaring Geologische begrippen Sedimenten Opgaveblad 2008
Bij de voorplaat: Bontzandsteen in de muur van het Excursie Rathaus in Hagen. Foto Emile Gevers Inzet: Een klei uit het Bontzandsteen, een subperiode in het Trias. Foto Hans Crone
2
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
2 3 3 4 6 17 18 20 20 22 24
WERKGROEPMEDEDELINGEN Samenstelling bestuur Voorzitter: Lieke Vullings Daniëlsweg 31 6543 RB Nijmegen 024 3778885 (0612170895) e-mail
[email protected] Secretaris: Dolly Stegink Peeskesweg 24 7041 CB „s Heerenberg 0314 661608 (0630544306) e-mail:
[email protected]
Penningmeester: Loes van Etten Regenboogstraat 177 3328 HV Dordrecht 078 6175459 e-mail
[email protected] Gironummer: 1719582 Lid: Jan van Doorn Postbus 92 6865 ZH Doorwerth 026 3335781
Lid: Aletta van Embden Marskramerbaan 18 3981 TK Bunnik 030 6567325 e-mail:
[email protected] Doel werkgroep Het doel van de werkgroep is het gezamenlijk beleven en bestuderen van de niet-levende natuur. We kijken hierbij vooral naar geologie, die over het ontstaan van de aarde gaat. Daarnaast kijken we naar de vorm van het landschap, primair ontstaan door de geologische processen. De bodemkunde en waterhuishouding spelen hierin een belangrijke rol. De niet-levende natuur én levende natuur vormen samen mét het grondgebruik door de mens, het leefmilieu voor mens, dier en plant. Voorwaarden voor het lidmaatschap en deelname aan excursies Buiten de als normaal geldende voorwaarden voor lidmaatschap van verenigingen, geldt dat leden van de werkgroep tevens lid moeten zijn van de KNNV. Adresmutaties moeten apart aan de secretaris van de werkgroep worden doorgegeven. De werkgroep en het bestuur daarvan stellen zich niet aansprakelijk voor claims van welke aard dan ook, bij problemen tijdens de excursies. Er worden geen verzekeringen, van welke aard ook, afgesloten. Deelname is dus een privé verantwoordelijkheid. Verwacht wordt dat deelnemers aan excursies hun persoonlijke gegevens paraat hebben voor het geval zich onverwachte incidenten zouden voordoen.
Van het bestuur Ook dit jaar kijken we terug op een aantal leerzame excursies. Hoewel het niet altijd helemaal zo verliep als we van te voren bedacht hadden. De busexcursie bij Winterswijk was weliswaar heel informatief, maar we hebben het wel jammer gevonden, dat we bijna de hele dag in de bus hebben Nieuwsbrief 42 Voorjaar 2007
3
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap gezeten. We willen toch het liefst buiten in de natuur zijn. Bij de weekendexcursie in het Teutoburgerwoud, hadden we een beetje het zelfde probleem. Ook deze keer weer heel veel informatie, maar doordat we lang onderweg waren, was er onvoldoende tijd om het programma goed af te werken. We zullen in de toekomst bij de organisatie van de excursies deze punten nog eens extra aandacht geven. Het bestuur is op zoek naar uitbreiding met een of twee leden. Wie voelt zich geroepen om er voor te helpen zorgen dat we in de toekomst ook goede, leerzame en gezellige excursies kunnen organiseren? We weten dat de meesten het heel druk hebben, maar de hoeveelheid tijd die het u zal kosten valt mee. Het gaat in eerste instantie om bestuursleden zonder een specifieke functie. We vergaderen twee keer per jaar een dag. Hebt u interesse laat het ons weten. Bij deze Nieuwsbrief treft u weer een herinnering voor het betalen van de contributie, in plaats van de acceptgiro. Zoals u in de vorige Nieuwsbrief hebt kunnen lezen is de contributie dit jaar verhoogd, en bedraagt nu € 15- per lid en € 5- voor een huisgenootlid. We willen u vriendelijk verzoeken de contributie voor 31 januari te voldoen op giro 1719582 t.n.v. de penningmeester KNNV, werkgroep Geologie en Landschap, Regenboogstraat 177, 3328 HV Dordrecht
Programma 2008 23 februari: Contactdag en excursie te Gennep Aanvang: 10:00 uur. De contactdag wordt dit jaar gehouden in het het gebouw van IVN Maas en Niers te Gennep. De route Het gebouw heet “t Leger”, is gelegen op het voormalige NATO-terrein in Gennep, en vanuit Gennep (vanaf de rotonde bij de locomotief) te bereiken via de Brabantweg. Volg deze in oostelijke richting. Aan het eind rechtsaf de Randweg op, en dan naar links de Kampweg in. Het adres is: Kampweg 10, 6591 XV Gennep. Telefoonnummer: 0650882214 Voor de openbaar vervoersreiziger. Er gaat geen trein naar Gennep. Vanuit Venlo of Nijmegen rijdt lijn 83 naar busstation Gennep, dit is vooraan op de Brabantseg, vlakbij de Heijenseweg. U kunt het beste met iemand van de werkgroep afspreken om u daar op te halen. De dienstregeling is nu nog niet bekend. Bij problemen kunt u altijd even contact opnemen met Lieke Vullings Het ochtendprogramma zal bestaan uit twee delen. De eerste helft is gereserveerd voor huishoudelijke zaken van de vereniging. De kascommissie zal haar verslag doen en het bestuur zal u berichten over de lopende zaken. Hebt u zelf nog een goed idee om een deel van de contactdag te vullen laat het ons dan weten, wellicht zou dat er deze dag nog tussen gevoegd kunnen worden, anders hebben we dan al iets voor het volgende jaar. Na de jaarvergadering is Hans de Jong aanwezig met een presentatie over veranderend klimaat. Er is voldoende tijd om nader op deze “hot-kwestie” in te gaan en 12.30 en 13.30 uur is het tijd voor de (meegebrachte) lunch. Koffie en thee kunnen ter plaatse gekocht worden.
4
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap ‟s Middags vertrekken we naar het buitengebied van Ottersum, gelegen tussen het Reichswald en de Maas, een laaggelegen gebied. In de loop van de occupatiegeschiedenis is het sterk veranderd. Dit geldt zowel voor de bodem, de grondsoort als het reliëf. In het veld kun je die dingen je het beste voorstellen. Hier lag ooit het Koningsven, beroemd om zijn zeer gevarieerde flora. Nadat het na 1950 ontveend werd verdween deze bijzondere beplanting helaas. Hans zal op de geomorfologie ingaan en van ons wordt verwacht dat we een aantal van deze werkvormen op een kaart intekenen. Dan hebben we ook wat te doen, het kan nog koud zijn zo eind februari. Maar misschien helpt het intekenen ook om het wat beter op onze harde schijf weg te zetten. Zo rond 16.00 uur hebben we een aardig beeld gekregen, wat we hopelijk kunnen gebruiken bij het lezen van het landschap elders. 19 april Voorjaarsexcursie Twente We verzamelen om 10:30 uur bij Museum Natura Docet. Route: U vindt het museum vanuit zuidelijke richting als volgt: Vanaf de A1, afslag Oldenzaal, richting Denekamp/Nordhorn. Het museum bevindt zich aan de zuidrand van het dorp, Oldenzaalse straat 39, t.o. het benzinestation. Natura Docet is ook bereikbaar per openbaar vervoer: per trein tot NS-station Oldenzaal. Vanaf daar rijdt de bus (lijn 62, die van Enschede komt) naar Denekamp. U stapt uit bij halte "Natura Docet". Volgens de huidige dienstregeling komt de bus aan om 10:20 uur. We beginnen de dag in museum Natura Docet. Waar de heer Jaap Veenvliet een inleiding zal houden over het gebied. Zoals het er nu naar uitziet zullen we de volgende excursiepunten bezoeken. Uitzichtpunt Kuiperberg De Kuiperberg, deel van de stuwwal Ootmarsum- Uelsen is ooit een geheel geweest met het noordelijk deel van de stuwwal Oldenzaal - Enschede. De laagte die nu tussen beide delen ligt is ontstaan toen de ijsmassa door de stuwwal brak en een stuk van 10km. lang, 4 km breed en 50 meter dik wegschoof. De Galgenberg In dit deel van de stuwwal hebben de gestuwde lagen een noord-zuid strekking. Langs het noord-zuid lopende deel van de grens met Duitsland ligt een brede zone gestuwde grove, grindrijke afzettingen., waarvan de ruim 70m hoge Galgenberg het hoogste punt vormt. In het bouwland aan de voet van de Galgenberg zijn soms, afhankelijk van de stand van het gewas, door kleurverschillen van de bodem, de dagzomen van verschillende gestuwde laagpakketten zichtbaar. Lunch bij de watermolen van Frans of in het veld (dan wat korter) Droge dalen bij Nutter. In de Weichsel-ijstijd ontstaan door de afvoer van smeltwater kleine beekdalen. De bodem is in die tijd permanent bevroren zodat het smeltwater over het oppervlak wegstroomt. Als het klimaat warmer wordt kan het water wegzakken in de ontdooide ondergrond. Er vindt geen bovengrondse waterafvoer meer plaats en er ontstaat een droog dal. Lutterzand De keus voor een geologische wandeling voert in Twente haast onvermijdelijk naar het Lutterzand en naar de Dinkel. Hier vertellen goed zichtbare lagen over de geschiedenis van de laatste 30.000 jaar. De Dinkel die ook in het Lutterzand mooie kronkels vormt, stroomt langs de westzijde van een heuvelachtig, door dennen vastgelegd stuifzandgebied. De oevers van de Dinkel aan de kant van dat stuifzandgebied worden gevormd door steilwanden. De steilwanden zelf zijn een natuurlijke ontsluiting van de geologische afzettingen uit het laatste deel van het Weichselglaciaal en uit het Holoceen. De andere oevers gaan over in de dalvlakte van de Dinkel.
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
5
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
De excursie zal om ongeveer 16:00 uur afgelopen zijn, er is dan nog tot 17:00 uur de gelegenheid om het museum te bekijken. De kosten voor deze excursie zijn € 9,- p.p. U kunt zich opgeven door voor 1 februari 2008 deze € 9,over te maken op giro 1719582 tnv. Penningmeester KNNV werkgroep G en L: Regenboogstraat 177, 3328 HV Dordrecht . Wilt u ook het opgaveblad opsturen? 5, 6 en 7 september: Weekendexcursie Zeeland Op onze contactdag dit jaar in Zeist, werd door één van de leden geopperd om met betrekking tot de meerdaagse excursie eens aan Zeeland te denken. Nu, het bestuur heeft dit idee opgepakt en is van plan het weekend in 2008 in Zeeland te houden. Het zal dan voor het eerst zijn, dat onze werkgroep hier naar toegaat. Er zijn al kontakten door het bestuur gelegd met diverse specialisten, maar het is nu nog te vroeg daar veel over mede te delen. De voorlopige gedachten gaan uit naar de jonge duinvorming, fossielen van voor het Pleistoceen, de bedijkingen, inpolderingen én niet te vergeten de mosselen (om op te peuzelen). In het Voorjaarsnummer van de Nieuwsbrief zal uitgebreid aandacht besteed worden aan het weekend in Zeeland. Graag zouden we van u voor 1 februari 2008, via het opgaveblad achterin de Nieuwsbrief een voorlopige opgave ontvangen, zodat bij de voorbereiding van het weekend rekening kan worden gehouden met het aantal deelnemers. Najaarsexcursie: Datum en doel van de najaarsexcursie zal in de volgende Nieuwsbrief bekend worden gemaakt 12 april: de VV – KNNV (jaarvergadering) 8 maart: contactdag NGV
Excursieverslagen Excursie Heidestein. Zaterdag 14 april 2007 Excursieleider Aletta van Embden Verslag Beppina Boosman. Nadat we de auto's verlaten hebben, ongeveer op de plaats waar de oude villa Heidestein lag, lopen we in stralend weer door het oude bos van Klein Heidestein en passeren de kleine vijver op weg naar het startpunt bij de oude schaapskooi. Maar laten we eerst even in de geschiedenis duiken : de zandkorrels onder onze voeten zullen heel wat te vertellen hebben: waar kwamen ze vandaan en hoe kwamen ze hier terecht? Geologie: Heidestein ligt op de flank van de stuwwal Utrechtse Heuvelrug. Tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saaliën, werd materiaal van voormalige rivieren door de ijslob in de Gelderse Vallei in bevroren toestand opgestuwd in dikke schuinliggende pakketten, die later wat afgevlakt werden, toen het ijs en later het smeltwater over de stuwwal vloeide. Het ijssmeltwater sleep diepe dalen uit in de ZW- en Z flank van de stuwwal en deponeerde aan de voet hiervan grote hoeveelheden zand in enorme puinwaaier: de sandr. In het westelijke deel was deze breed, oostelijker veel smaller door erosie. Er waren 6 grote smeltwaterdalen: Amersfoort - Zeist, Darthuizer Poort, Amerongen - Veenendaal, Amerongse-en Elster Berg en Maarn. Later werden in deze dalen sneeuw- smeltwaterdalen gevormd.
6
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap Tijdens het Eemiën smolten de ijskappen en rees de zeespiegel, rivieren zetten veel zand, grind en klei af. De Eemzee drong diep het land binnen en liet een dik pakket zeeklei achter. Gedurende het Weichseliën kwam het ijs niet in Nederland maar bleef steken in Denemarken en Noord-Duitsland. Hier heerste een toendraklimaat met ijzige winden, die behalve sneeuw ook zand uit rivieren en zee meenam. In verschillende perioden, tijdens de stadialen van het laat-Weichseliën werd het oude en jonge dekzand afgezet. Op de stuwwal ontstonden door de bevroren ondergrond, waarin het water niet kon wegzakken, sneeuwsmeltwaterdalen. De stuwwal werd door de rivieren aangesneden. In het Holoceen ontstond er op de heuvelrug een permanent vegetatiedek, eerst mossen, kruiden en dwergberken, later immigreerden den, berk, wilg, jeneverbes, eik en beuk en later eiken- berken bos en beuken-eikenbos. Er was uitgebreide veenvorming. Tijdens het Subatlanticum, van de late ME tot de 19e eeuw trad door menselijke invloeden, o.a. overbeweiding, verstoring van het vegetatiedek en ontbossing op grote schaal verstuiving op en ontstonden uitgebreide stuif-zanden. Na 1800 bebossing: droge eikenbossen, eiken-dennenbossen, dennenbossen, en droge parkbossen nabij de buitenhuizen. In zuidoost Utrecht zijn vier opvallende landgoederen-, kastelen- en buitenplaatsenzones: 1. Oudste kastelen langs Kromme Rijn, 2. Buitens langs Langbroeker Wetering, 3. Stichtse Lustwarande, 4. Nieuwe buitens op de Heuvelrug. Ca. 1653 werden kavels uitgegeven voor buitenplaatsen in de zône Utrecht – Amersfoort t.b.v. aanleg van de Amersfoortse Straatweg. Van de ME tot eind 17e eeuw: geometrische stijl d.m.v. rechthoekige vlakken: eerst vierkant, daarna rechthoekig en later met zichtassen. Eind 18e eeuw is er de opkomst van de romantische landschapsstijl: hoog en laag, dicht bos en heidegebied, droog en nat. De rand van de Heuvelrug was ideaal: reliëf, mogelijkheid voor sprengen en vijvers. Lage grondprijzen, marginale landbouw, verbeterde bereikbaarheid door bestrating van de weg Arnhem – Utrecht, die een deel was van de sinds de 10e Eeuw genoemde handelsweg tussen Utrecht en Keulen en riant uitzicht op het rivierengebied! Bekende tuin-architecten uit deze periode waren Zocher, Copijn en van Lunteren. 19e Eeuw: “Bouwexplosie”. Er werden Buitens gebouwd die niet permanent bewoond werden, alleen in de zomer door inwoners van Utrecht of Amsterdam. Het is de opkomst van de classicistische stijl – symmetrisch, geen baksteen meer, maar licht gepleisterd, soms met ronde uitbouw. Bijv. Wulperhorst of landhuis Vollenhove. Tussen 1830 en 1850 Neogotiek (spitsboogvensters). Vanaf 1850 z.g. eclecticisme: rechthoekige bouwblokken met neoklassieke elementen, bijv. de Brink en Scharweide ca. 1860, architect Lutgers. In de 20e eeuw veel huizen op Heuvelrug zelf, bijv. Huis te Maarn, De Hoogt, De Laagt. Heidestein, het landgoed. Een ruig natuurgebied van ruim 600 hectare werd in 1906 aangekocht door de familie De Wetstein Pfister t.b.v. aan astma lijdende dochter. Het terrein, heide, bos en stuifzanden ging behoorlijk op de schop, er werd een smalspoorlijntje aangelegd voor het transport van zand en hout. Van al het zand, o.a. uit de vijvers en de gegraven spreng werd een lange dijk opgeworpen met twee wandeltunnels en een watertunnel, waardoor je al spelevarend van de kleine vijver bij het Theehuis aan de grote vijver belandde. De banden met een Indische Cultuurmaatschappij resulteerden in het gebruik van vulkanisch gesteente voor de tunnels en een bamboebosje.
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
7
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap Op onze wandeling door z.g. Klein Heidestein kwamen we de in het bos gelegen graanschuur tegen, voorzien van kogelgaten uit WO2, maar nu in gebruik door kinderen; verder de Zwitserse brug over het kanaal tussen de spreng en de grote vijver, waar ondanks de droogte nog voldoende water in zat; tot grote vreugde van honden en hun baasjes…; dan het Theehuis met wijnkelder en steiger, de wandeltunnels, een dam van bamboe en de plaats waar de golfbaan had gelegen. Verder is bijna alles van het vroegere “pretpark” verdwenen, ook het oude Landhuis is in 1939 door brand verwoest. Na een korte “wisselstop” bij de schaapskooi vertrokken we voor de wandeling over het wilde gedeelte van Groot Heidestein, waarbij we over een “hondensluis” moesten klimmen. Het pad voerde ons door het gedeelte, dat aan het stuifzand wordt prijs gegeven; er moet nog heel wat gebeuren: bomen gekapt, mos-, kruid- en strooisellaag verwijderd , heide afgeplagd…en dan de wind z‟n gang laten gaan. Maar eerst mag de grote kudde Drentse schapen naar hartenlust grazen! We kwamen langs de sprengkop die de spreng naar de vijvers van water voorziet, en speurden stiekem naar een vermetele zandhagedis die ons pad kruiste…hij liet zich niet zien, helaas! Wel jubelden veldleeuweriken hoog boven ons ‟t uit, een gratis concert! Behalve herstel van het heidegebied en de stuifzanden wordt ook 28 hectare van het dennenbos aangewezen als bosreservaat, met als doel het verkrijgen van een stukje zichzelf regulerende natuur zonder menselijke invloeden – daarom ook niet toegankelijk voor publiek. Na de wandeling kwamen we weer terug bij de schaapskooi, waar ook de hele schaapskudde hevig blatend en opgewonden uit alle windstreken aan kwam draven…., voedertijd! Na een hartelijk dankwoord aan Aletta en de boswachter voor de boeiende excursie vertrokken we per auto naar Chalet “Princenhof” voor een hapje en een drankje. Excursie Teutoburgerwoud Excursieleider Jan van Doorn Vrijdagavond 31 augustus 2007 Verslag Emile Gevers Vrijdagmiddag om een uur of vijf kwamen alle deelnemers bijeen in de bar van het restaurant van de camping. Het was een genoeglijk samenzijn van vele oude bekenden. Te gauw werd het zes uur en werden we uitgenodigd voor het diner. Een uitstekend lopend buffet stond voor ons klaar met vlees, vis, veel groente en ook aan de vegetariërs was gedacht. Als toetje: ijs, mousse en fruit; het kon niet op. Om een uur of half acht waren we allen verzadigd en was het de beurt aan Jan. In de Nieuwsbrief had al een uitgebreid verhaal gestaan over de geologie van het Teutoburgerwoud. We kregen nu bovendien een uitstekende hand-out met een uitgebreide beschrijving van ieder excursiepunt. In zijn voordracht combineerde Jan beide stukken door een overzicht te geven van de geologische aspecten die we in de rest van het weekend zouden ontmoeten. Dit zowel aan de hand van dia‟s als van overhead sheets. Enige belangrijke punten die Jan besproken heeft:
8
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap We gaan kijken naar afzettingen uit het Onder-Krijt. Denk nu niet dat dat dus kalken zijn. Nee, het zijn hier zandstenen. Ook kunnen we in het Onder-Krijt kleien tegenkomen. Tijdens het weekend zullen we ook zien dat een gesteente uit het Bontzandsteen géén zand- steen is maar klei. Omgekeerd komen krijtafzettingen niet noodzakelijkerwijs uit het Krijt tijdperk. - Lineamenten zijn diepe, steile breuken die vaak heel oud kunnen zijn. Omdat het zwaktezones zijn in de aardkorst komen intrusies vaak naar boven via lineamenten. Ook kunnen verschillende aardbewegingen via hetzelfde lineament optreden. Het is zelfs mogelijk dat de verschuivingsrichting langs een lineament verandert (z.g. inversie). - Ook ging Jan nog in op het verschijnsel „dolomitisatie‟ waarbij (een deel van de) kalk (Ca(CO3)) omgezet wordt in CaMg(CO3)2. Dit magnesium komt uit het zeewater waarin de kalk zich bevindt. Omdat een magnesiumatoom groter is dan een calciumatoom wordt de porositeit in de kalk verminderd. Ook valt te begrijpen dat de structuur van de kalk verandert en daarom zal in dolomiet zelden een fossiel worden gevonden. Na afloop is iedereen benieuwd hoe het er allemaal in het veld zal uitzien… Excursie Teutoburgerwoud en Egge Gebirge Excursieleider Jan van Doorn Zaterdagochtend 1 september 2007. Verslag Hein en Ria Teeseling Alle deelnemers aan het weekend verzamelden zich om 9.00 uur op de Camping nabij BadRothenfelde. Na wat heen en weer geschuif wie waar plaats kon nemen, vertrokken we naar het eerste excursiepunt. Steinbruch Dieckman in Wichlichhausen. Hesseltal. Hier kwamen we in een zeer grote groeve, die nog steeds in gebruik is; naarmate we verder in deze groeve kwamen, konden we de steile lagen van het zuidelijk deel van het Bovenkrijt aanschouwen. Een drietal licht naar het zuiden hellende vlakken, die schotelvormig onder elkaar zichtbaar waren, maar die oorspronkelijk horizontaal waren afgezet. Nadat iedereen die uitgewaaierd was in de groeve, weer verzameld was, werd het tijd naar het volgende excursiepunt te gaan. We gingen op weg naar het tweede excursiepunt: Steinbruch in Gross Dornberg. Wederom een groeve, die zich bevond in de Noordkam van het Teutoburgerwoud. Hier was een geologische “storing” te zien, de z.g. “Osning Überschiebung”, waardoor de noordkam wordt gescheiden van het Teutoburgerwoud. We bevonden ons toen in het bekken van Münster. Deze breuk ontstond door een horizontale schuifbeweging in de tijd tussen Krijt en het Tertiair. Waarschijnlijk ontstaan door platentektoniek. Hierdoor zagen we de gesteenten met horizontale, naar scheef gestelde, naar verticale, praktisch loodrechte, steile en zelfs overkiepte lagen. Dit verschijnsel gaat ook ondergronds nog wel ongeveer 2 km door. Door wat verschuivingen in het programma door tijdgebrek is dit tot hier onze bijdrage aan dit verslag.
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
9
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap Excursie Teutoburgerwoud Excursieleider Jan van Doorn Zaterdagmiddag 1 september 2007 Verslag Jannie Kassies Zoals Jan al voorspelde: de rit van het Hesseltal naar het Hermannsdenkmal in Detmold zou minstens anderhalf uur duren. En hoewel hij voor iedere auto een routekaartje gemaakt had, bleek de weg naar Detmold dermate ingewikkeld te zijn, dat het tegen half twee was voordat iedereen ter plekke was. Dus snel naar Hermann! Een gigant van een „Edel-Germaan‟….., symbool van het Duits nationalisme. Hij versloeg drie legioenen van de Romeinse veldheer Varus in het jaar 7 na Chr., zodat de Romeinen zich terugtrokken tot achter de Rijn. In 1875 werd het monument met veel tromgeroffel door keizer Wilhelm I ingewijd. (Wikipedia geeft heel veel informatie over Hermann, Varus, de slag en het momument). Geologisch is het interessant dat de bergtop waarop het monument staat uit „Flammenmergel‟ bestaat. Omdat dit gesteente een hoog kiezelzuur gehalte heeft, is het erg resistent tegen verwering. We zien dan ook mooie voorbeelden van met „vlammen‟ doorschoten stenen, soms liggen de vlammen als het ware op de mergel, waardoor een prachtig patroon ontstaat. Soms zijn de vlammen als verkleuringen in de steen te zien. We blijven niet lang bij Hermann, want we zijn uitgelopen wat de tijd betreft en echt aantrekkelijk vinden we hem ook niet. Dus op naar het volgende excursiepunt: de Externsteine bij het plaatsje Horn. Na een broodnodige koffiepauze bewonderen we de serie van 13 rotspijlers. Eigenlijk zijn ze niet meer dan een skelet van gesteenteribbels, een overblijfsel van resistente zandsteen. Die ribbels lagen oorspronkelijk horizontaal en werden door de Alpiene plooiing bijna in loodrechte stand opgeduwd, waarna het erosieproces kon beginnen. We zien hier de oudste afzetting van het Onder-Krijt. De oostelijke pijlers zijn het oudst, zij vormden de onderste laag. Het is een fascinerend gezicht en geen wonder dat deze plek in oude tijden als offerplaats werd gebruikt en ook – meer praktisch – als uitkijkpost naar wild. Hoewel de middag al vergevorderd is, kunnen we het volgende excursiepunt absoluut niet missen: een schitterende wandeling door het Silberbachtal, vanaf de Kattenmuehle tot aan de Silbermuehle. Het is een gedeelte van het beroemde Hermannswandelpad door het Teutoburgerwoud. De beek heeft zich in het zandsteen, hier het Osningzandsteen, een weg gebaand. Dat moet in de tijd zijn geweest toen de beek een woeste rivier was. We zien nog de sporen van heel veel regenval: enkele meters boven het huidige peil hangen resten van waterplanten in de takken van bomen langs de beek. Zo‟n woeste stroom moet een imponerend gezicht zijn geweest en enkelen van ons hadden er wat voor overgehad om erbij geweest te zijn. Hier en daar is de oever zo ver afgeslagen dat de weg langs de beek verdwenen is. Soms zien we wat van het blanke Osningzandsteen. Een prachtig vuur-salamandertje doet veler harten sneller kloppen en vele foto‟s worden op hem/haar geschoten. Verder vonden we hier goudveil, grote engelwortel, zwavelkopjes, russula‟s en de dikrandonderzwam. Eerder al een veld vol moesdistels.
10
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap Aan het eind van de wandeling worden de chauffeurs naar hun achtergebleven auto‟s gebracht en na een stief kwartiertje staan alle negen auto‟s klaar om „huiswaarts‟ te keren. Het wordt voor de meesten weer een hele zoektocht, maar voor twaalf uur is toch iedereen terug…. Het was een mooie dag, het was een interessante dag, maar het was ook een te lange dag. Teutoburgerwoud Excursie Zondag 2 september 2007 Excursieleider Jan van Doorn Verslag Nelly Ten Brink De uitgevoerde excursiepunten zijn: Gradeerwerken, Groeve Butterberg , Groeve Silberberg en een gedeelte van het leerpad. Zoals we zaterdag gestopt zijn, starten we nu weer op, warrig dus. Moeite met afstemming tussen behoefte en mogelijkheden van mensen en de omstandigheden. Eerst drie auto`s vol tanken en dan naar de Gradeerwerken in Bad Rothenfelde was het plan. Het liep anders. Zo werd het wachten, parkeren wachten, elkaar kwijt raken, wachten etc. Moeilijk om in het stadje met 10 auto‟s op een plek te parkeren en …elkaar te vinden als stoplichten maken dat je niet kunt volgen. In het geheel een leuke geslaagde dag, maar we missen duidelijk de mensen die jaren het gezicht van de groep bepaalden. Nu we (de wat jongere groep) op eigen benen staan moeten we nog een weg vinden om goed met elkaar te communiceren en besluiten te nemen over dit soort zaken. 1e Gradeerwerken. Al met al staan toch de „Gradeerwerken‟ als eerste in de rij van ons dagprogramma. Verbazing alom over wat we zien. Hoge opgetrokken wanden gezamenlijk 2 keer 587 meter lang en 12 à 13 meter hoog. Wanden opgebouwd van horizontaal gestapelde sleedoorntakken waarlangs, het van boven aangevoerde zoute water, naar beneden druppelt. In 1844 en in 1977 zijn deze twee verdampingsinstallaties in Rothenfelde neergezet. Wat gebeurt hier? Graderen is het ophogen van het zoutgehalte. Zoutwater vanuit de bodem omhoog gepompt, laat men op deze manier goedkoop en eenvoudig verdampen, graderen. De vervuiling o.a. calciumcarbonaat, slaat op de sleedoorntakken neer. Op deze manier brengt men het zoutgehalte van 5% naar 24% waarna het verder, op diverse manieren te gebruiken is, zoals in Bad Rothenfelde in de zoutheilbaden. De bodem in deze omgeving bevat een soort steenzout te vergelijken met die van Boekelo en Hengelo, hier is het Zechsteinzout uit het Permperiode. De vraag is, hoe is het zout hier terechtgekomen? In de Permperiode lag onze aardschol niet alleen op een andere
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
11
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap breedtegraad, maar was er ook een transgressie van een zee die liep van Londen tot ver in het huidige Duitsland. De warme temperatuur maakte dat het water voor een deel verdampte (evaporisme) en zo ontstonden er zoutpakketten. We krijgen te horen dat zoutpakketten alleen onder bepaalde omstandigheden in een arride woestijnklimaat ontstaan en dit zoutproduct zien we hier terug. 2e Butterberg groeve Een heerlijke muntgeur komt vrij, als wij de bodem van de open groeve belopen. Er staat tot onze verbazing veel munt en koninginnekruid, dit blijkt mogelijk omdat er veel water op deze bodem blijft staan. Hier op de Butterberg ligt een zandsteen van overwegend kiezel, 95%, die gebonden is aan ijzer. Dit gesteente is vrij ongevoelig is voor verwering en voedselarm. Kiezel kan geen klei als voedingsstof binden en blijft daardoor voedselarm en om deze reden bestaat de begroeiing hier voornamelijk uit naaldbos. De witbruine Osning-zandsteen uit het Onderkrijt tijdvak is na opheffing, de middelste kam en daarmee de ruggengraat, zo`n 1 à 2 km breed en ongeveer150 km lang, van het Teutoburgerwald geworden. Op de Paleozoische Sockel zijn Devoon en Carboonpakketten neergelegd en in het Boven Carboon o.a. de Muschel kalk. De groeve laat in de overgang Krijt /Tertiair weinig gelaagdheid zien. Wel zien we heel wat diaklazen die de wand opdelen. Vol geduld herhaalt Jan wat hier is voorgevallen. Ook vertelt hij opnieuw, dat hier o.a. de Boreaalsee heeft gelegen en voor het eerst dringt het tot me door dat de diepte van een zee bepalend is voor het materiaal dat wordt afgezet. In een diepe zee bezinkt kalk, in een vlakke zee zand en in een waddenzee een zand/klei mengsel. Herhaaldelijk moet er een waarschuwend geluid van Jan uitgaan, omdat we op zoek naar fossielen, voor zijn smaak te dicht bij de gevaarlijke wand komen. Toch wordt er hier en daar nog wat moois opgeraapt. Dan is er tijd genoeg om rond te kijken en hier en daar een foto te nemen. 3e De Silberberg. In de Silberberg zien we Dolomietgesteente uit de Zechstein serie (Perm periode) o.a. carbonaten van kalken, welke in zee zijn veranderd (ook zijn er sulfaten en andere evaporieten afgezet). Dolomiet wordt het, wanneer magnesium de plaats van bepaalde kalkdeeltjes heeft ingenomen. De blokkenstructuur, die we hier zien, bestaat overwegend uit Dolomiet en daaronder zien we een plaatstructuur gescheiden door kleilagen. De Hüggelhorst, even verderop, is vanuit de diepte horizontaal gelaagd en opgeduwd tot een horst. Op deze horst lag een pakket Dolomiet en Bontzandsteen. Door de sterke druk van onderaf is de top naar beneden gegleden en dit wordt nu de Silberberg genoemd. De roodpaarse kleur, die we op een enkel punt zien, herinnert ons er aan, dat deze in een woestijn is ontstaan. Alles van deze groevewand blijft wat ver bij ons vandaan, dit omdat we op zondagochtend, in stilte, deze groeve zijn binnen gewandeld in het besef dat we hier geen directe toestemming voor hebben. Uit vrees dat een steen uit de wand ons zal treffen, houden we afstand. Aan de reactie van Jan te horen niet altijd voldoende, maar hij is dan ook echt verantwoordelijk voor ons doen en laten. Wij kunnen makkelijk lachen. Met onze rug naar de opgekleurde wand, staan we tegenover een horizontale en verticale gelaagde structuur. Ook veroorzaakt door de botsing van continenten (Hercynische plooiing.) 4e Hüggel leerpad Het Hüggel leerpad is niet zomaar een pad. Meer dan 20 geologische punten staan gemarkeerd, maar vele zijn door slecht onderhoud weer begroeid. Jan heeft 8 punten uit gekozen, maar beseft, dat de
12
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap tijd helaas tekort is om deze allemaal te bezoeken. Zo gaan we van acht naar vier, en uiteindelijk kunnen we met enige haast maar twee punten bekijken. In volle vaart starten we, op een enkeling na die moet afhaken.”Missen we zo niet ons doel?”, is de vraag die bij me opkomt. Deze vraag vergeet ik al snel op het moment dat we de eerste plek bereiken. Een geweldig mooie schuinstelling van Zechstein,alksteen is hier te zien, opgebouwd in vermoedelijk een strandmilieu. Bv. als een delta van een tropische zee met hoge temperaturen. Dit zandsteen is tijdens het Perm gesedimenteerd en hieronder ligt het Doleriet. Boven, op de kop, ligt er de Bontzandsteen overheen. Mooi is hier te zien dat een schuine laag wordt afgekapt door een andere schuine laag, dit zoals we dat ook bij duinen wel kunnen zien. Onderweg, naar ons volgende doel vertrappen we, vanwege de modderigheid, bijna een Fluweelboleet. Wel weer eens een aanleiding om er een gids op na te slaan. Als tweede en laatste punt in dit leerpad is een kapot gereden kant van het bospad aan de beurt. Hier is de Bontzandsteen, waar steeds over gesproken is, nu ook werkelijk van zeer dichtbij te bewonderen. Jan stelt de vraag aan een ieder van ons. ”Kan een zandsteen, al heet het bontzandsteen een zware kleibodem opleveren?“ Hij heeft, om ons van de kleibodem te overtuigen, zijn troffel in de wand gestoken. Na wat heen en weer gepraat komt de uitleg. De term dekt hier de lading niet. Bontzandsteen heeft twee betekenissen. Ze staat als een geologische periode te boek en als een steensoort. Conclusie: Dit wat we hier zien is een Bontzandsteenklei en is hier als klei afgezet in de Bontzandsteenperiode. De Bontzandsteen die we op het 1e punt van het leerpad zo misten, is nu zichtbaar en bevat glauconietdelen. Dit is het groene zandsteenlaagje, dat we ook zaterdag op ons wandelpad hebben gevonden. De bontzandsteen en de Glauconiet zijn beide in een zeebekken bezonken, is me nu duidelijk. “Was deze zandsteenklei eerst zandsteen?” Gelukkig bleef deze vraag wat open staan. Zo is er een goede reden om een volgende excursie te plannen. We nemen een terrasje onder een bewolkte maar droge hemel. Het afscheid is nabij, maar eerst moet nog duidelijk worden, wie het middagdeel nog wil besteden om met Jan de bronnen te bezoeken. Zie het artikel “De Bontzandsteenklei op de Hüggel” van Jan op blz.17. Teutoburgerwoud Excursie Zondagmiddag 2 september 2007 Excursieleider Jan van Doorn Verslag Nelly Ten Brink Bezoek aan het bronnengebied van het riviertje de Hase Met 10 man /vrouw bleven we over voor een wandeling naar twee van de vijf bronnen die het riviertje de Hase voeden. Als eerste vonden we Hasequelle die pal aan de weg ligt. Een bron? Ja, na wat zoeken zien we wat waterbeweging onder een varen. Jan vertelt, dat de toevoer van water zeer afhankelijk is van regen. Toch onbegrijpelijk dat er in deze natte maand zo weinig waterverplaatsing is.
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
13
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap Het ontstaan van deze bron is te danken aan twee op elkaar liggende lagen waarvan de bovenste doorlaatbaar is, een Muschelkalksteenlaag met daaronder juist een ondoordringbare laag van kleisteen die het water tegenhoud. Waar het doorlatende gesteente ophoudt, vloeit het water horizontaal tussen de twee gesteentesoorten naar buiten, een bron is geboren. De Almquelle (”Schwarze Welle”). Opstijgende bellen zouden ook hier de plaats aan moeten geven waar de bron ligt, de beloofde 200 liter water per minuut wordt ook hier niet gehaald, al is er nog een aardige doorstroming. We staan in een wat rommelig, troebel, afgebakend stukje bodem te staren. Ook nu weer een groot verschil met wat de voorlopers dit voorjaar gezien hebben. De naam Schwarze Welle heeft vermoedelijk te maken met de ondergrond, de diepzwarte kleisteen uit de Juratijd. Op naar de “Blauer See”. Een kunstmatige mulde, in het kwelgebied van het riviertje de Hase. Als we de mooie kleurenprint van ons laatste werkgroepblad mogen geloven, een kleurrijk geheel. Dit wordt het punt van de middag!! Onderweg passeren we nog een kleine groeve met een wirwar van lagen in plooien achtergelaten. Na wat denkwerk wordt vastgesteld, dat dit gesteente een Alpiene plooiing moet hebben ondergaan. Plooiing in gesteente ontstaat alleen door omstandigheden van druk en warmte en vindt dus diep in het gesteentepakket plaats. We vervolgen het modderige bospad, komen nog één bloempje van de boswederik tegen, dit in tegenstelling met de weelde aan kleur die er in het voorjaar was. We staan, nadat we wat droge beken zijn gepasseerd, voor een putje troebel water, de Blauer See zeker met een 1½ meter lagere waterstand dan in het voorjaar. Dolly loste gelijk even het raadsel van de droge beken, die we waren gepasseerd, op. Deze beken liggen immers aan de uitloop van de Blauer See en deze heeft nu een te lage waterstand om nog wat water door te kunnen geven. Op de terugweg vertelde Maria nog van haar smaakervaring met de waterknoop een polygoniumsoort die bij kauwen een sterke pepersmaak achterlaat. Dit was ter plekke uit te proberen en gaf ons waarschijnlijk de prikkel om onze wandeltocht en weekend goed af te ronden. Excursie Savelsbos Zaterdagochtend 6 oktober 2007 Excursieleider Jos Leeman. Excursieverslag Lieke Vullings Een mooie zonnige dag in een mooi gebied. Dat alleen al maakte de dag goed. Maar natuurlijk doken wij dieper het gebied in voor nog meer moois. Terwijl we kijken naar een ”deukje” in de bomenrij “De Schone Grub” geheten, vertelt Jos over de verschillende terrassen van de Maas. Het hoogste terras is bij Epen, 180 NAP, dat kunnen wij vanaf hier niet zien. Op die hoogte stroomde de Maas begin Pleistoceen. Het Savelsbos ligt op de helling van het terras van Sint Geertruid, circa 120 NAP en het terras van Gronsveld/Caberg, circa 45-80 NAP. Van ons standpunt uit gezien is dit het 4e terras. Het kruispunt waar we nu staan, ligt op het 3e terras, circa 50/55 NAP: het terras van Caberg. Het terras van Caberg is ontstaan tijdens het Saalien, de Maasbedding was toen erg breed omdat het rivier-systeem verwilderd was, hierdoor ontstond breedte-erosie. De bedding liep tot bij Epen, een stuk oostelijker. Kijkend richting het Maasdal zien we gelukkig een auto in de diepte wegduiken, waardoor het hoogteverschil duidelijk wordt, hier ligt het (2e) terras van Oost Maarland op circa 4045 NAP. Het laagste terras is de huidige Maasvlakte, circa 35-40 NAP. Alle terrassen bestaan uit Maasafzettingen en geven aan op welke hoogte de Maas ooit stroomde. De Alpiene plooiing was en is van invloed op dit gebied. Omdat de ondergrond zeker 3x schoksgewijs opgeheven werd, moest de Maas zich 3x dieper insnijden.
14
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap Aan de overzijde van de Maas ligt de Sint Pietersberg op dezelfde hoogte als Caberg (3 e terras). Een 5e terras (terras van Rothem) is niet duidelijk zichtbaar, omdat er een dik löss-pakket op ligt. Geologisch is tot een diepte van 60 meter per laag van 10 cm bekend waaruit de ondergrond bestaat. In de terrassen zijn 3 grondsoorten aanwezig. Op ons standpunt (terras Caberg) ligt een lösspakket van 5 meter en dit pakket loopt op tot 18 meter bij de bosrand en 30 meter bij Meerssen. Wij zullen later zien dat de das dit lösspakket zeer waardeert, er is een enorme burcht uitgegraven in de lössheuvel, vers gegraven pijpen vertellen dat de burcht gebruikt wordt. De löss in Zuid Limburg is plakkeriger dan de löss elders in Zuidoost Nederland. Er zitten meer kleideeltjes in. In Limburg bakte men “brikken” van deze löss, een donkerrode steensoort die in de huizenbouw terug te zien is. De löss bevat geen kalk meer, deze is uitgespoeld. Onder dit lösspakket zit een laag van zo‟n 5 meter Maasgrind, dit is grof grind en zand en is tot bij Epen te vinden. Dat hier veel grindgroeves zijn is dus niet vreemd. De onderste laag bestaat uit kalksteen, deze is ontstaan in de tijd dat hier een krijtzee was. (Kalksteen met 30% klei wordt ook mergel genoemd, met 99% kalk heet het krijt (er zit dan meer calciumcarbonaat in). Meestal wordt alles kalksteen genoemd.) Eencellige schaaldiertjes leefden in deze krijtzee en werden na hun dood samengeperst. Dit heeft een laag van soms wel 80 meter kalksteen gevormd. De kalksteen wordt onderscheiden in Gulpener kalksteen (wit, ouder en andere fossielen) met veel vuursteen en Maastrichter kalksteen, geler met veel minder vuursteen. De laatste kalksteensoort is voor huizenbouw gebruikt. Door een prachtig esdoorn-, essenbos gaan we op weg naar de vuursteenmijn, onderweg zien we een begroeide doline, die gemaaid wordt om de bijzondere amandelwolfsmelk die er groeit te behouden. In de vuursteenmijn zien we een fraaie orgelpijp, een ander woord voor doline en de vorm is heel sprekend. (zie verderop in de Nieuwsbrief bij “Leestekens in het landschap”). Bij de vuursteengroeve “Het grand Atelier” zullen wij vuursteenknollen uit het Gulpener kalksteen zien. De knollen zijn blauw-grijs. De belangrijkste kalksteenlaag is die van Lanaye, deze laag is weer onderverdeeld in 23 vuursteenlagen. Laag 10 is dan de meest beroemde laag, hier was “topvuursteen” te vinden. De kalksteen met vuursteen is gedolven om diverse gebruiksvoorwerpen van harde vuursteen mee te maken. Denk aan pijlpunten en vishaakjes. Met vuursteen kun je alleen vuur maken in combinatie met metaal, dat was er toen nog niet. (Jonge Steentijd, Michaelscultuur, landbouwers met eigen “potjescultuur” uit de periode 5000 BP. ) Anderen in ons gezelschap denken dat je met 2 vuurstenen wel “gloei” kunt krijgen. De mijn kende een opleving in de 16e eeuw, geweren hadden een vuurstenen haantje nodig De mijn hoefde niet gestut omdat kalksteen voldoende hard is. De mijn is nu een winter- verblijf voor vleermuizen. In de zomermaanden zijn er excursies in de vuursteenmijn en Jos beveelt deze warm aan. De excursies geven inzicht in de wijze van werken die men hanteerde om het vuursteen te delven. Dit laten wij nu verder buiten beschouwing. Als wij het Savelsbos aan de oostzijde even verlaten staan wij op het laagste hoogterras (van het terras van Sint Geertruid). Hoogte circa 115 NAP. In het plateau zit veel grind. Het hoogterras wordt onderscheiden in hoog-, midden- en laagterras. Het hoogste hoogterras is Kos, nabij Epen. In de Vijlenerbossenen en in het Onderste- en Bovenste Bos ten oosten van Epen wordt geen grind meer gevonden. Onze wandeling is een deel van de wandelroute door het Savelsbos, een prettig leesbare archeologische en geologische route van Staatsbosbeheer. Die route is een hernieuwd bezoek aan het Savelsbos zeker waard, wij konden lang niet alles bekijken. Andere, prettig leesbare achtergrond- en aanvullende informatie staat in Het Land van Peel en Maas, een Staatsbosbeheer uitgave. Plaatselijk nog te koop en in sommige bibliotheken aanwezig.
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
15
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Excursie Savelsbos Zaterdagmiddag 6 oktober 2007 Excursieleider Jos Leeman Verslag Gert Vink Na de lunch in Gronsveld te hebben genoten met een groot segment Limburgse vlaai, liepen we terug naar het Savelsbos op weg naar het volgende excursiepunt. We passeren een oude boswachterwoning, gebouwd met Maastrichts kalksteen, en zien voor ons de Trichterberg. In dit eens zo orchideeënrijke eikenhaagbeukenbos signaleren we de grote keverorchis. Ons eerste excursiepunt van de middag is de Trichterberggroeve, een kalksteengroeve in dagbouw, nu een geologisch monument. De kalksteen dateert uit de Bovenkrijtperiode, 80–65 miljoen jaargeleden, toen de Krijtzee – een tropische zee - zich uitstrekte tot in Zuid Limburg. De kalksteen bestaat uit ontelbare skeletten van kleine planten en dieren die in zee leefden en behoren tot het plankton. Hier leefde ook de 10 meter lange Mosasaurus. Via een uitgegraven doorgang komen we in de groeve, waarvan de wanden hoog oprijzen. In de groeve werden kalkstenen uitgezaagd voor de bouw van huizen en kerken. Later werd het materiaal gebruikt voor het bemergelen van akkers en weiden. Ongetwijfeld werd ook de vuursteen verzameld en toegepast. De kalksteen behoort tot de formatie van Maastricht en bestaat uit zeven lagen, die te onderscheiden zijn op basis van het voorkomen van lagen vuursteen en de aanwezigheid van bepaalde fossielen. De kalksteen is vrij geel van kleur en de vuursteen bruin. Ooit stroomde hier de Maas, zo‟n 4–5 honderdduizend jaar geleden en legde hier maasgrind neer in een dikte van enkele decimeters. Veel later, in de laatste ijstijd, werd hier-over vanuit het Noordzeegebied door de wind een meters dikke laag löss verspreid, hetgeen het land vruchtbaar maakte. In de steilwand is een mooie geologische orgelpijp te zien, een trechtervormige inzinking aan de top van de kalksteenafzetting. De Trichterberggroeve ligt dicht langs de weg van Maastricht/Gronsveld richting Sint Geertruid; deze ligging was uiteraard handig voor het transport van de gezaagde kalksteenblokken (nb. Gulpener kalksteen is niet geschikt voor huizenbouw; daarom treffen we vanaf Epen en oostwaarts vakwerkhuizen aan). We lopen terug naar de ingang van de groeve en steken de weg over. Het volgende excursiepunt is een grindgroeve. Voor we hier aankomen, komen we bij het zogenoemde „vier stenen kruispunt‟. Ooit lagen hier 7 grafheuvels omheen, daterend uit de bronstijd, 1500 jaar v. Chr. Alle deze heuvels zijn in het verleden afgegraven. Nu is er nog één gereconstrueerde grafheuvel te zien. De grafheuvels bestonden uit een heuveltje van aarde en stenen rond asresten van overleden mensen. Enige vondsten uit de grafheuvels, met name bekers, zijn te zien in het Historisch Museum in Maastricht. Verder lopend bereiken we de grindgroeve, eveneens een geologisch monument. De Maas heeft hier rond 800.000 jaar geleden langdurig zijn bedding gehad, waardoor hier een van de dikste pakketten grind – tot 20 meter dik - is neergelegd. Het pakket bevindt zich nu direct onder het maaiveld met een relatief dunne laag humusbodem met struiken en bomen. Vanaf de Romeinse tijd tot 1950 is hier grind afgegraven. Een gidssteen uit het Belgische stroomgebied van de Maas - uit de hogere Ardennen - is het revinienkwartsiet, een veelal grijze kwartsiet met vierkante putjes waarin pyriet heeft gezeten. We kunnen dit materiaal ter plaatse vinden. We vervolgen onze weg verder richting Rijckholt en passeren daarbij een niet toegankelijke, bijna dicht gegroeide kalksteengroeve, waarin vleermuizen huizen. Gekomen bij de bosrand ontvouwt zich voor ons een schitterend, zonovergoten Limburgs landschap van heuvels en dalen, waarin Maas-terrassen zijn te onderscheiden, we zien dorpen en steden, met aan de horizon de hoge schoorstenen van industriestad Luik.
16
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap Weer aangekomen in Rijckholt spreekt voorzitter Lieke haar dank uit naar Jos Leeman voor zijn voortreffelijke begeleiding en zeer heldere uitleg over de bezochte excursiepunten. Café ‟t Riekelt biedt ieder de gelegenheid nog wat na te praten over deze prachtige excursiedag.
De Bontzandsteenklei op de Hüggel. Nog wat extra informatie van Jan van Doorn n.a.v. ons bezoek aan de Hüggel De bij het laatste excursiepunt dagzomende rode klei gaf aanleiding tot nogal wat opmerkingen over het voorkomen en de vorming hiervan. Het aanwezige materiaal was niet versteend, had een relatief zachte, taaie structuur en vertoonde krimpsporen. Volgens de geologische tabel zouden hierop afzettingen uit de* Keuper, Jura, Krijt en Tertiair Perioden afgezet moeten zijn. Deze ontbraken echter. Hiervoor zijn 2 mogelijke oorzaken te noemen: n.l. a) genoemde lagen zijn hier nooit afgezet; b) de afzetting vond wel plaats, maar werd onder invloed van processen verwijderd. Ad a. Hiervoor zijn geen aanwijzingen gevonden. Ad b. Sedimenten uit genoemde perioden zijn in de omgeving van het excursiepunt echter wel aanwezig. We moeten dan redelijkerwijs aannemen, dat deze ook hier zijn geweest, maar opgeruimd. De verklaring hiervoor is de volgende: bodembewegingen – met name opheffingen – aan het eind van het *Boven-Krijt en begin *Tertiair (Alpiene fase) deden de Hüggelhorst ontstaan. We zitten hier in de Osning-Zone, waarbij speciaal het *Carboon 1000 m werd opgeheven. De hierop liggende sedimenten werden uit de diepte mee naar het oppervlak gebracht. Als we nu de geologische profielen (fig. 1) bekijken dan valt op, dat de bontzandsteen in beide aan de oppervlakte ligt. In de legenda wordt het horizontaal gearceerde met Tonstein (kleisteen)
weergegeven. In fig. 2 geeft de letter s (pijltje) het Bontzandsteen oppervlak van de twee “bergen” aan. Geoloog Harms heeft een hypo-these voor een mogelijke ontstaanswijze hiervan ontwikkeld. Bij het omhoogkomen van de Hüggel-horst zijn de op de top liggende sedimenten *Zechstein-dolomiet en ten dele de Bontzandsteen in zuidwestelijke richting afgegleden. Genoemde gesteenten vormden dan
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
17
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap eigenlijk het voormalige dak van de Hüggelhorst (fig. 3). Deze oorspronkelijke top van de Hüggel zou dan nu de Silberberg vormen, fasen 1 t/m 4. Bij deze afschuiving kan de Bontzandsteenklei als smeermiddel hebben gewerkt. Bij ons bezoek aan de groeve in de Silberberg was de roodpaarse kleur van de Bontzandsteen aan de bovenzijde van de dolomiet duidelijk zichtbaar aanwezig. Tot slot de vraag over het ontstaan van de Bontzandsteenklei: door verwering of sedimentatie? Echte Bontzandsteen bestaat overwegend uit kwartskorrels, met soms lichte bijmenging van veldspaat- en micadeeltjes. Bij verwering levert kwarts “zand”en geen klei. (kwarts = siliciumoxyde=kiezelzuur). Veldspaat geeft kleimineralen en mica levert “zand”en kleimineralen. Het geologische profiel (fig. 1) geeft een tweetal kleipakketten te zien, gescheiden door een dun zandsteenlaagje. Dit wijst op sedimentatieprocessen. Uit de geologische informatie komt naar voren, dat in de Bontzandsteen tijd in dit gebied een ongeveer 450 m dik pakket van overwegend rood gekleurde klei-sloef en zandlagen zijn afgezet. Betekenis van genoemde begrippen (figuren) Überschiebung = overschuiving Verwerfung = sprong = hoogteverschil tussen horst en slenk Schichtgrenze = grens tussen de lagen Sloef = deeltjes tussen 0,016 en 0,002 mm, zeer fijne korreltjes leem Kwarts, veldspaat en mica zijn mineralen Een artikel van Jan over de Gradeerwerken volgt in het volgende nummer
Leestekens in het landschap, deel 2. Uitgave: Landschapsbeheer Nederland. Vandaag een leesteken dat we in het Savelsbos hebben gezien en een leesteken. door Lieke Vullings Doline Omschrijving: ronde depressies die ontstaan doordat kalkrijk gesteente in de ondergrond oplost. Ontstaan en functie: In gebieden waar kalksteenafzettingen voorkomen, geven trechter-vormige kuilen de plaatsen aan waar in de ondergrond de kalksteen in het regenwater is opgelost. Daardoor zijn cilindervormige holten ontstaan die als een schoorsteen door het gesteente lopen. Zo‟n geologisch verschijnsel wordt ook orgelpijp genoemd. Zij kan gevuld zijn doordat het materiaal dat op de kalksteen ligt, erin is weggezakt. Bij ontsluitingen in de vorm van groeves zijn dolines hier en daar goed zichtbaar als terreinlaagtes met een doorsnee tot enige tientallen meters, bij een diepte van 4 à 5 meter. Ligging en streeknamen: Dolines komen in Nederland voor in het kalkgebied van Limburg. Mooie voorbeelden zijn te vinden in het bovenste Bosch ten zuidwesten van het dorp Epen bij Heijenrath.
18
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap Tijdens de Savelsbosexcursie zagen wij een begroeide doline, wat rond van vorm maar ook de steilwandige orgelpijp. Voor leden met een internetverbinding is de site “geologie in telegramstijl” nuttig. www.geologischevereniging.nl/git/git.htm De site is gemaakt door leden van de Nederlandse Geologische Vereniging samen met het NGV Limburg. De site is erg uitgebreid, zowel informatie over geologie, fossielen en mineralen en nog veel meer staat er op. En dat alles dan ook nog in telegramstijl. Er is een trefwoordenregister dat erg handig is als je even iets wilt nazoeken, of aan het zweten bent op een excursieverslag voor de Nieuwsbrief.
Het Geologisch uitstapje De heuvels van Ootmarsum. Een samenvatting uit het boek Eigenaardig Nederland door Lieke Vullings De april excursie van de werkgroep is naar het Lutterzand, liefhebbers van nog meer geologie in dit gebied, kunnen dit goed combineren met een bezoek aan de heuvels van Ootmarsum, een stukje hoger gelegen. Uiteraard kunnen de bezoeken ook los van elkaar plaatsvinden. De heuvels van Ootmarsum zijn gedurende het Saalien gevormd. De klei- en leemrijke, maar ook de grofzandige afzettingen uit het Tertiair werden omhoog gedrukt tot een stuwwalboog. Later in het Saalien ging het landijs hier overheen en schaafde de stuwwal bij. Zowel op, als aan de zuidzijde van de stuwwal bleef grondmorene achter. Zowel op, als in het tongbekken werden smeltwaterzanden gedeponeerd. In het Weichselien vond opnieuw veel erosie plaats en is de stuwwal flink verlaagd. In het Holoceen was er in een aantal beekdalen veenvorming. Van de aanvankelijk 100 meter bleef de Galgenberg met zijn 70 meter als hoogste punt over. Een paneel ter plaatse geeft hier de benodigde informatie. Een aantal andere toppen zijn de Tutenberg, Braamberg, Steenberg en Kuiperberg. Alle zijn bekend om hun kleigroeven en grindkoppen. De grindkoppen zijn opgestuwd, maar waren -vergeleken met de klei en de leem eronder- goed bestand tegen latere erosie. Een verschil in erosie wordt selectieve erosie genoemd. Tegen en op de flanken van de stuwwal ligt een dik pakket eindmorene, dit is afgezet na de vorming van de stuwwal. Het aanwezige ijsveld werd niet langer gevoed vanuit het achterland, maar een ijsstroom vanuit het noordwesten bleef actief. De stroomrichting was noord-zuid en dit is typisch voor een aantal glaciale verschijnselen in Twente. Een kenmerkende afgeronde vorm bleef achter. Langs de flank en in een dal tussen twee opgestuwde ruggen (tussen Reutum en Groot Agelo, bij de Paardenslenkte) komt eveneens een keileempakket van 20 meter voor op de stuwwal. Het voorkomen van keileem op de stuwwal is voor Nederland vrij uniek. De zanden in het Springendal ten noorden van Nutter zijn horizontaal gelaagd en zijn smeltwaterzanden. Het zand is van regionale herkomst en lijkt sterk op gestuwde Pleistocene zanden. Er zijn bij Ootmarsum veel zwerfstenen gevonden, vooral granieten en porfieren uit Scandinavië en vuursteen uit Denemarken. Vooral op de vlakke hoge delen van de stuwwal liggen deze zwerfstenen nog min of meer op hun oorspronkelijke plaats.
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
19
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap Het plaatselijke reliëf werd al tijdens het smelten van het landijs genivelleerd. De heuvels werden lager door erosie, de glaciale bekkens werden opgevuld. Er zijn nu ettelijke droge dalen met daarin wél watervoerende lagen vanwege de ondergrond van klei en leem. De huidige beken die er stromen hebben uiteraard deze dalen niet gemaakt. Windkanters kunnen gevonden worden o.a. ten noorden van Vasse. Deze zijn gevormd tijdens het Weichselien toen de wind vat kreeg op de ondergrond, in de tijd van de poolwoestijn (vegetatieloos). Een keienvloertje bleef achter, daarin sleep de met zand beladen wind de typerende vlakke facetten. Op twee plaatsen liggen op een hoogte van 55 NAP moerasveentjes, ten Z.O. van Vasse (Hazelbekke moeras) en ten N.W. van Ootmarsum. Het is “levend” veen. Natuurlijk is er nog veel meer te zien en waarschijnlijk kom je tijd te kort als je alles goed in ogenschouw wilt nemen. Een uitgebreidere inleiding vind je in het boek Eigenaardig Nederland, een KNNV uitgave. Wij wensen je veel plezier bij het uitstapje.
Boekbespreking Door Aletta van Embden “De geologische stad – steeds natuursteen” Een aantal leden van onze werkgroep zijn ongetwijfeld al in het bezit van het boekje “De geologische stad – steeds natuursteen”. Het betreft een uitgave van de Nederlandse Geologische Vereniging (NGV) en was ondermeer te koop op de contactdag van de NGV in maart 2007. Voor onze werkgroep is het een leerzaam en praktisch boek. Het boek bestaat grofweg uit 2 delen. In deel 1 worden de meeste in Nederland voorkomende gesteenten in de bebouwde omgeving c.q. steden beschreven. Hierbij wordt de hoofdindeling van gesteenten in stollingsgesteenten, afzettingsgesteenten en metamorfe gesteenten aangehouden. Ook de handelsnamen van de gesteenten worden vermeld. Per gesteente wordt ook in deel 1 een korte introductie gegeven in de gesteenteleer en indeling in de gesteenten van de aarde. In deel 2 worden “geologische wandelingen” voor 12 steden beschreven aan de hand van gebouwen in deze steden. Er wordt steeds verwezen naar de toelichting in deel 1 voor geologische- en handelsbenamingen. Ook bevat het boek een begrippenlijst, gesteentelijst en lijst handelsnamen met bijbehorend gesteente. Zo‟n stadswandeling zou ook goed idee zijn voor onze werkgroep. Welke leden hebben zin aan de hand van zo‟n stadsbeschrijving een leuke excursie te organiseren? Het boek is te verkrijgen bij de NGV www.geologischevereniging.nl / ISBN-10: 90-806769-3-4 / ISBN-13: 978-90-806769-3-0
1e Deel Verklaring geologische begrippen Als vervolg op het stukje van de heer Sintubin in de vorige Nieuwsbrief vindt u hieronder een verklarende uitleg van geolgische terminologie in verschillende talen. 2e deel komt in Nieuwsbrief 44 Klei – Clay – Argile – Ton Een klei is een zeer fijnkorrelig sediment met een dominante korrelgrootte kleiner dan 1/256 mm. Het sediment is in belangrijke mate opgebouwd uit kleimineralen. Kleiig – Argillaceous – Argileux – tonig Een sediment of gesteente is kleiig of kleirijk als het een belangrijke hoeveelheid kleimineralen bevat. De kleimineralen vormen niet noodzakelijk het hoofdbestanddeel. Micarijk – Micaceous – Micacé 20
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap Een sediment of gesteente is micarijk als er een belangrijke hoeveelheid mica‟s aanwezig zijn. Het verschil met een kleirijk sediment is een kwestie van korrelgrootte. De, vaak detritische, mica‟s in een micarijk sediment of gesteente zijn met het blote oog te herkennen en geven een zekere zilverglans. Een typisch voorbeeld van een micarijk gesteente is een psammiet, een zandsteen waarin in de laagvlakken detritische mica‟s zijn terug te vinden. Silt – Silt – Silt – Silt Een silt is een fijnkorrelig sediment waarbij de dominante korrelgrootte varieert tussen de 1/16 en 1/256 mm. Het is dus een iets grover sediment dat een klei. Een silt is nog steeds rijk aan kleimineralen maar bestaat in hoofdzaak uit fijnkorrelig kwarts en veldspaat. Een silt kan je onderscheiden van een klei door het tussen uw vingers te wrijven. Voel je korrels dan mag je van een silt spreken. Siltig – Silty – limoneux – siltig Een sediment of gesteente is siltig als het een belangrijke hoeveelheid fijnkorrelige (met een korrelgrootte tussen 1/16 en 1/256 mm) mineralen (voornamelijk kwarts, veldspaat en kleimineralen) bevat. Lutiet – Lutite – Lutite – Lutit Een lutiet is een detritisch gesteente waarvan de korrelgrootte kleiner is dan 1/16 mm. Deze gesteenten zijn dan ook siltig of kleiig. Dit omvat één van de klassen van detritische gesteenten naast de areniten, de zandige gesteenten, en de ruditen, zoals conglomeraten. Lutitisch – Lutaceous – Limoneux – Lutitisch Een lutitisch gesteente is een siltig of kleiig gesteente. Peliet – pelite – Pelite – Pelit Een peliet is een detritisch sediment of gesteente waarvan de korrelgrootte kleiner is dan 1/256 mm. Deze term, courant gebruikt in Europa, is dan ook de meest algemene term om de fijnkorrelige sedimenten en gesteenten te beschrijven. Pelitisch – pelitic – pelitique – pelitisch Een pelitisch sediment of gesteente is voornamelijk opgebouwd uit kleimineralen. Modder – Mud – Boue – Schlamm Een modder is een zeer waterrijke afzetting die in belangrijke mate is opgebouwd uit fijnkorrelig (siltig of kleiig) materiaal. In het geval van een kleimodder heeft het een vrij open interne opbouw, vergelijkbaar met een kaartenhuisje, met een willekeurige oriëntatieverdeling van de plaatvormige kleimineralen. Moddersteen – Mudstone – Schlammstein Een moddersteen is de meest algemene term wanneer we spreken over de fijnkorrelige gesteenten. In dit opzicht is deze term het equivalent van bijvoorbeeld zandsteen en kalksteen. Het is dan ook deze term die bij voorkeur dient te worden gebruikt in sedimentologische en stratigrafische beschrijvingen (bv. in een lithostratigrafische kolom). Siltstenen, kleistenen, schalies, argilieten, etc. kunnen allemaal met deze term worden omschreven. Kleisteen – Claystone – Argilite – Tonstein Een kleisteen is een gelithifieerde klei zonder enige fijne gelaagdheidsparallelle laminatie. Een kleisteen vertoont dan ook geen goede splijtbaarheid volgens de gelaagdheid, maar wordt eerder gekenmerkt door schelpvormige of aardeachtige breekvlakken. In dit opzicht verschilt een kleisteen van een schalie. Siltsteen – Siltstone – grès très fin – siltstein Een siltsteen is een gelithifieerde silt. Ook deze term wordt bij voorkeur gebruikt in sedimentologische en stratigrafische beschrijvingen (bv. in een lithostratigrafische kolom). Schalie – Shale –Argilite – Schiefer Een schalie is een gelithifieerde klei of silt die gekenmerkt wordt door een fijne, gelaagdheidsparallelle laminatie. Een schalie vertoont bovendien een goede splijtbaarheid volgens de gelaagd-heidsvlakken. Gezien deze term ook iets zegt over het interne maaksel en dus over het
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
21
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap omvormingsproces (ten gevolge van begraving), is het best deze term te vermijden bij sedimentologische en stratigrafische beschrijvingen. Schalieachtig – Shaly – schisteux Een fijnkorrelig gesteente is schalieachtig wanneer het die goede gelaagdheidsparallelle splijtbaarheid vertoont. Referenties Bates, R. L. & Jackson, J. A. 1984. Dictionary of Geological Terms. Anchor Books, Doubleday, 571. Foucault, A. & Raoult, J.-F. 1995. Dictionnaire de géologie. Masson, Paris. Kearey, P. 1993. The Encyclopedia of the Solid Earth Sciences. Blackwell Scientific Publications, Oxford, 713. Seyfert, C. K. 1987. The Encyclopedia of Structural Geology and Plate Tectonics. In: Encyclopedia of Earth Sciences Series (edited by Fairbridge, R. W.) 10. Van Nostrand Reinhold Company, New York, 876. Twiss, R. J. & Moores, E. M. 1992. Structural Geology. W. H. Freeman and Company, New York. van der Pluijm, B. A. & Marshak, S. 1997. Earth Structure. An introduction to structural geology and tectonics. WCB/McGraw-Hill. Visser, W. A. 1980. Geological Nomenclature. Bohn, Scheltema & Holkema, Utrecht, 540.
Wim Hogendoorn ridder Orde Oranje Nassau door Aletta van Embden Wim Hogendoorn uit Doorn werd april 2007 benoemd tot ridder in de Orde van Oranje Nassau. Onze werkgroep kent Wim van de najaarsexcursie 2006 “Van hoog naar laag” in het gebied van de Heuvelrug en Kromme Rijn. Ook verzorgde hij als voorzitter van de Stichting Zwerfsteneneiland Maarn de rondleiding over het zwerfsteneneiland voor onze werkgroep in het najaar van 2003. Wim Hoogendoorn geldt als promotor van de zg niet-levende natuur of anders gesteld de aardkundige waarden. Hierdoor heeft hij de bekendheid en daarmee het maatschappelijk draagvlak voor deze waarden vergroot. Ruim 20 jaar gaf hij leiding aan de provinciale milieu-inventarisatie van de provincie Utrecht. Hij is voorzitter van de Stichting Aardkundige Waarden en hoofdredacteur van Grondboor & Hamer van de Nederlandse Geologische Vereniging. Wim Hoogendoorn schreef in 2007 het boek “Zwerfsteneneiland Maarn en andere aardkundige monumenten”. Kosten € 24,50 en te bestellen bij de boekhandel.
SEDIMENTEN door Wouter van den Bosch Grondboor & Hamer no. 1. 2007. Dit is een themanummer over 7 aardkundige excursiepunten in Noord-Holland. Een aardige combinatie van gegevens, die aanleiding zou kunnen zijn voor excursies van onze werkgroep. Maar, zoals dat in ons land gaat, over de periode na het Weichselien. Dus over de tijd van 3000 tot 7000 jaar geleden. Het begint met de strandwal bij Spaarnwoude, waarop de bekende Stompetoren uit 1300 staat. Dit aardkundig monument is geopend in 2002 en maakt deel uit van een reeks met 11 vergelijkbare monumenten, waarvan er in dit nummer 7 zijn beschreven. Bij Spaarnwoude zijn 3 strandwallen gevormd, resp. 5200, 4800 en 4200 jaar geleden. Een tweede gebied beschrijft de binnenduinzone bij Egmond. Het centrale punt in de binnenduinrand is hier een fossiele duintop, “De Bleek”, met een hoogte van 35 meter en een fraai uitzicht rondom. De strandwallen in het gebied zijn gevormd tussen 4500 en 3300 jaar geleden. Tot ca. 3300 jaar terug was het Zeegat van Bergen nog open. Door kustvorming sloot zich het gat en ontstonden duinrichels als een natuurlijke zeewering. In de lagere delen ervan ontstond veen, terwijl de wind fraaie
22
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap paraboolduinen schiep. Vanaf de Middeleeuwen werd stuivend zand een blokkering voor menselijke ontwikkeling. Langs de binnenduinrand ontstond een zoete kwel die belangrijk werd voor de ontwikkeling van kleinschalige landbouw en papierfabricage. Het volgende excursiepunt is Wieringen, (het geheime eiland). Dit is nu een gebied, dat als polderland is verbonden met het vasteland. Door gletsjerstuwing zijn kleine verheffingen in het landschap ontstaan, dat verder wordt gesierd door Meidoornhagen. De gletsjers stammen uit het Saalien, en hebben zo‟n 150.000 jaar geleden veel gesteenten uit Scandinavië meegebracht. In de tijd lang daarna, werd een deel van het landschap gevormd door wisselende zeespiegels en menselijke activiteiten in de strijd tegen de zee. Ongeveer 3800 jaar geleden lag Wieringen aan een Waddenzee. De streek ontwikkelde zich tot een moerasgebied met een strandwal als afscheiding tot de Noordzee. We vinden nu op het eiland zeeklei, veen, dekzand, zeezand en keileem. In de 6e eeuw ontstond bewoning, in 850 kwam er een roofbezoek van Deense Vikingen. Rond 1200 steeg het water en werden dijken aangelegd. Mogelijk maakte de Allerheiligenvloed in 1170 Wieringen en Texel tot eilanden en in de VOC tijd werd Wieringen belangrijk voor de vaart op Indie. Een kruispunt van historie en cultuurhistorie! We vervolgen met het Naardermeer, het eerste natuurmonument van ons land. Daarover is al veel geschreven, maar voor mij was nieuw dat het samen met het Horstermeer een bijzondere geologische historie heeft. Beide liggen in een kom, waarlangs de Vecht stroomt. In het oosten ligt een hoger gelegen zandgebied. In de loop der tijden hebben water, de Vecht, veen, kwel en tijd gezorgd voor een variabel landschap. Weer geheel anders zijn het Alkmaarder- en het Uitgeestermeer. Dit zijn verdronken geologische monumenten. Je zult er letterlijk moeten induiken om de waarden ervan te zien. Badpak mee dus! Dit natte gedoe bleek echter een geschikt uitgangspunt voor de verdediging van Amsterdam. In een ruime kring om de stad werd de mogelijkheid geschapen de waterstand te verhogen, net voldoende om de vijand een hinderlijk nat pak te bezorgen. Deze waterlinie werd aangelegd tussen 1880 en 1920, maar bleek na 25 jaar alweer onbruikbaar. De linie vond een plaats op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Als voorlaatste noem ik “De Bruid van Haarlem”. Dit is een kustgebied rond een groot paraboolduin bij Bloemendaal. In al zijn wijsheid heeft de mens hier het Wilgeroosje vervangen door stuifzand, waardoor het meer geologisch en minder aantrekkelijk is geworden. Het is sterk ingesteld op massatoerisme en biedt daarvoor vele mogelijkheden. Tenslotte het Gooi. Een zeer bijzonder landschap in de buurt van Hilversum, waarin een achttal geologische excursiepunten zijn te bezoeken, waaronder het Museum Hofland. Het is een gebied met veel variatie, waaronder een grote Pleistocene afzetting. Grote ijstongen hebben het gebied tot op grote diepte omgewoeld, water werd afgevoerd en er ontstonden spoelvlakten. De moeite van een nadere beschouwing zeker waard. Een waardevol nummer!
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007
23
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
OPGAVENBLAD VOOR HET PROGRAMMA 2008 De spelregels. 1. 2. 3.
4. 5. 6.
Uw schriftelijke opgaven worden vóór 1 februari verwacht bij Loes van Etten. Opgave per e-mail is mogelijk. Bij overinschrijving van een uiting is het bestuur gerechtigd tot annulering van de opgave. Onder voorlopige opgave wordt verstaan dat het lid de bedoeling heeft deel te nemen en dat daarmee rekening kan worden gehouden bij het maken van reserveringen en eventuele maaltijden. Als door omstandigheden een deelname vervalt, moet dit zo spoedig mogelijk en uiterlijk 2 weken voor de uiting, schriftelijk worden gemeld aan de secretaris. Het terugstorten van een aanbetaling kan daarvan afhankelijk zijn. Nadere excursie-informatie geschiedt op basis van dit blad! Wij vragen van alle deelnemers een soepele medewerking om het programma zo ongestoord mogelijk te laten verlopen. Voor de excursies worden door de werkgroep geen verzekeringen afgesloten. De deelnemers zijn zelf verantwoordelijk voor hun verzekeringssituatie. Voor claims, bij welke calamiteit dan ook, stellen KNNV en werkgroep zich niet aansprakelijk. Gewenste keuzesituaties graag aangeven.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------Ondergetekende(n) geeft (geven) zich voorlopig op voor de volgende uitingen van de werkgroep Geologie en Landschap in het jaar 2008. De opgave en de te betalen onkosten moeten voor 1 februari gedaan worden bij Loes van Etten Regenboogstraat 177 3328 HV Dordrecht. Giro: 1719582. 1.
De contactdag en excursie in Gennep 23 februari 2008 . kosten € 9,-. Aantal personen: ...... Ik kom met het openbaar vervoer. ja / nee 2. Voorjaarsexcursie Twente 19 april 2008. ja / nee Kosten €9,- Aantal personen:……. 3. De meerdaagse excursie naar Zeeland 5, 6 en 7 september 2008. Voorlopige opgave voor .... personen. De definitieve opgaven/gegevens met daarbij het vooruit te storten bedrag worden in het voorjaarsnummer van de Nieuwsbrief vermeld. U wordt verzocht voor de goede orde de volgende gegevens te verstrekken: Wijze van vervoer........................................................ auto / openbaar vervoer. Gewenste accommodatie…………………………….. hotel : 1 persoonskamer ..................................................................... 2 persoonskamer .................................................................... camping: tent/caravan Bijzondere gegevens ................................................... vegetarisch / dieet / geen Waarschijnlijke tijd van deelname ............................. alleen weekend / langer Afhalen bij openbaar vervoer ja / nee Naam en ondertekening:
24
Nieuwsbrief 43 Najaar 2007