© Martin HARVEY / WWF-Canon
Klimaatveranderingen & soorten Wat houdt de klimaatverandering in voor de meest bekende diersoorten van onze planeet? 10 casestudies. Een rapport voor Earth Hour en WWF International Auteur : Dr Tammie Matson
© Fritz PÖLKING / WWF
Dr Tammie Matson:
[email protected] Met dank aan iedereen die geholpen heeft: Sue Lieberman, Ray Nias, Wendy Elliott, Liz McLellan, Lesley Hughes, Geoff York, Juan Casavelos, Gilly Llewellyn, Nick Heath, Ove Hoegh-Guldberg, Bivash Pandav, Noah Sitati, Colby Loucks, & Sejal Worah. Maart 2009
Samenvatting Kunt u zich inbeelden dat er op een dag geen olifanten meer rondlopen in de Afrikaanse savanne, dat orang-oetans alleen nog in gevangenschap leven, of dat een ijsbeer op ijsschotsen alleen nog in archieffilms is te zien? En toch zou dit wel eens werkelijkheid kunnen worden. WWF heeft dit rapport laten opstellen om na te gaan welke impact de klimaatverandering zal hebben op sommige van de meest bekende diersoorten ter wereld. Het rapport is gebaseerd op de jongste wetenschappelijke literatuur. Wat we erin lezen, is niet opbeurend: tegen 2050 zou vijfennegentig percent van de koralen in het Great Barrier Reef verdwenen zijn, de adeliepinguïns op Antarctica zouden hun aantal met vijfenzeventig percent zien verminderen en tegen het einde van de eeuw zouden de ijsberen volledig uitgeroeid zijn. Dit is vast niet de toekomst die wij ons toewensen. Daarom moeten particulieren, bedrijven en overheden alles in het werk stellen om de problemen die te maken hebben met de klimaatverandering, concreet aan te pakken en om de schokeffecten ervan op de biodiversiteit en de rijke natuurlijke habitats waar we allemaal van afhangen, te matigen. Het is nog niet te laat om het tij te keren maar we moeten snel handelen. Het jaar 2009, dat eindigt met de klimaatonderhandelingen in Kopenhagen, moet het jaar van de verandering worden. Zodat we onze kinderen een levende planeet kunnen nalaten Damien VINCENT Directeur-generaal WWF-België
Meer informatie over het werk van WWF en de bescherming van bedreigde soorten, hun habitat en het klimaat, kan u vinden op onze website www.wwf.be
1.
04
IJsberen
08
Tijgers uit de Sunderbans
10
Rifbouwende koralen
12
Kangoeroes
14
Walvissen en dolfijnen
16
Pinguïns
18
Zeeschildpadden
20
Orang-oetans
22
Afrikaanse olifanten
24
Albatros
26
Besluit
28
Referenties
30
© Jason RUBENS / WWF-Canon
© Sylvia EARLE / WWF-Canon
Inleiding
© Hal WHITEHEAD / WWF-Canon
Inhoudsopgave
2. klimaatverandering & soorten
© Martin HARVEY / WWF-Canon
Voor soorten zoals orang-oetans, tijgers en walvissen, die al decennialang met uitsterven zijn bedreigd als gevolg van de overexploitatie door de mens en het verlies van hun habitat, zou de klimaatverandering wel eens de finale mokerslag kunnen zijn.
3.
Inleiding De invloed van de klimaatverandering legt een enorme druk op de meest kwetsbare ecosystemen van de aarde en brengt vele dieren en planten op aarde gevaarlijk dicht bij het punt waarop ze zouden kunnen uitsterven. Wetenschappelijke modellen en analyses voorspellen het rampzalige verdwijnen van soorten over de hele planeet.
In de loop van deze eeuw zou de opwarming van de aarde een van de grootste oorzaken van het uitsterven van soorten worden en dan vooral van die soorten die al getroffen zijn door andere met de mens verbonden factoren. Een recente studie in het magazine Nature (2004) voorspelde dat tegen 2050 minstens een kwart van de landdieren en –planten zal uitsterven als de broeikasgasemissies niet drastisch worden verminderd. Het vierde rapport Climate Change 2007 van het Intergouvernementeel Panel over Klimaatverandering (IPCC) voorspelt een nog slechter resultaat. Het zegt dat bij een opwarming van de aarde met 1,5 tot 2°C 20 tot 30% van de soorten een groot risico op uitsterven lopen. Het IPCC-rapport voorspelt globale temperatuurstijgingen van 1,1 tot 6,5°C tegen het einde van de eeuw en baseert zich daarvoor op de huidige cijfers van broeikasgasemissies. Zelfs als de globale uitstoot plots tot nul zou worden herleid, zal de aarde 0,4°C warmer zijn tegen 2050. Slechts weinige soorten zullen immuun zijn voor de effecten van de opwarming van de aarde. Maar voor sommige is het risico nog groter, zoals bijvoorbeeld de soorten in gebieden waar de opwarming groter dan gemiddeld is (poolgebieden), de soorten die zich niet kunnen aanpassen en de soorten waarvan de populaties al te klein zijn om met snelle veranderingen om te kunnen gaan. Een recent rapport van de Internationale Unie voor Natuurbehoud (IUCN) suggereert dat wel 35% van de vogels, 52% van de amfibieën en 71% van de rifbouwende koralen eigenschappen vertonen die hen waarschijnlijk bijzonder vatbaar voor klimaatveranderingen maken. Voor soorten zoals orang-oetans, tijgers en walvissen, die al decennialang met uitsterven zijn bedreigd als gevolg van de overexploitatie door de mens en van verlies van hun habitat, dreigt de klimaatverandering de doodsteek te worden. Gevaren zoals het wijdverspreide verlies en de versnippering van de habitat, illegale jacht en handel, en ongecontroleerde, niet-houdbare menselijke ontwikkeling hebben de populaties van vele soorten wereldwijd al drastisch uitgedund. Zes van de zeven soorten zeeschildpadden zijn bedreigd en een derde van de kangoeroe- en wallabysoorten in Australië en Nieuw-Guinea dreigen uit te sterven. In combinatie met de bestaande bedreigingen zal de opwarming van de aarde sommige soorten over de rand duwen, tenzij er nu drastische maatregelen worden genomen. De effecten van de opwarming van de aarde voorspellen, is geen exacte wetenschap. Men rekent daarvoor op een combinatie van bioklimatologische modellen en ecologische kennis. Bioklimatologische modellen stellen de wetenschappers in staat om de potentiële gevolgen van de klimaatverandering op de natuurlijke verspreiding
4. klimaatverandering & soorten
van soorten te voorspellen. Voor vele soorten is niet geweten hoe – of dat – zij zich zullen aanpassen aan de klimaatverandering. Sommige passen zich gemakkelijk aan hun omgeving aan, terwijl andere zeer specifieke behoeften hebben. Voor soorten zoals de orang-oetans in Indonesië of Maleisië en de Afrikaanse olifanten zouden voedseltekorten als gevolg van gewijzigde regenvalpatronen een van de eerste tekenen van de klimaatverandering kunnen zijn. In de slinkende Indonesische bossen waar orang-oetans leven, zou de frequentie en de intensiteit van overstromingen en branden respectievelijk in het natte en het droge seizoen toenemen, waardoor de levenscylus van hun voedselplanten en nestbomen zou veranderen en hun voedselvoorraden zouden verminderen. Gekoppeld aan de wijdverspreide houtkap in hun habitats en aan de illegale jacht en vangst van orang-oetans, zou de combinatie de definitieve doodsteek kunnen betekenen. In sub-Saharisch Afrika zouden extreme weersomstandigheden, zoals droogtes, naar verwachting veelvuldiger en intenser worden. Sommige klimaatplannen suggereren dat 20% van de beschermde gebieden waarin Afrikaanse olifanten leven, waaronder mogelijks nationale parken zoals Kruger, tegen 2080 niet meer geschikt zouden zijn voor hen. Andere soorten voelen de effecten van de klimaatverandering al omdat hun omgevingen op de opwarming van de aarde reageren. Populaties van ijsberen en keizerspinguïns, respectievelijk op de Noord- en Zuidpool, beginnen te verminderen door het verlies van vitaal zeeijs, dat essentieel is voor hun overleving. Door het verlies van ijsrichels, die belangrijke foerageergebieden zijn voor vele walvissoorten, krimpen de krillpopulaties die voor vele soorten als voedsel dienen. Andere belangrijke voedselbronnen voor walvissen, zoals de pijlinktvis, kunnen worden aangetast door de stijgende zuurgraad van de zee als gevolg van de opwarming van de aarde. Sommige koraalriffen zijn bijna helemaal vernield door "coral bleaching", een verschijnsel dat veroorzaakt wordt door de opwarming van de aarde in het laatste deel van de vorige eeuw. En in de toekomst zouden die verschijnselen naar verwachting nog ernstiger en veelvuldiger worden. In Australië hebben warmere temperaturen op het Macquarie-eiland gunstige omstandigheden gecreëerd voor niet-inheemse wilde konijnen en ratten, die de nestplaatsen van de zeldzame albatros vernielen. Op sommige stranden in Noord-Australië en in Latijns-Amerika krijgen zeeschildpadden meer vrouwelijke nakomelingen dan mannelijke. Dit toont aan dat de opwarming van de aarde deze soorten al aantast, aangezien de geslachtsbepaling voor zeeschildpadden gebaseerd is op de nesttemperatuur. In de Sunderbans van India en Bangladesh, waar de enige populatie tijgers te vinden is die in mangrovemoerassen leeft, stijgt het zeeniveau snel, waardoor het kleine stuk habitat van de tijger dat nog overblijft op het land, overspoeld dreigt te worden.
© Martin HARVEY / WWF-Canon
Een veranderend klimaat zal de geografie, en in sommige gevallen de biologie van bepaalde soorten veranderen, zodat de bestaande maatregelen om die soorten in stand te houden, misschien niet meer volstaan. Bijvoorbeeld, hogere temperaturen kunnen sommige soorten ertoe dwingen om zich te verplaatsen buiten de beschermde gebieden die speciaal voor hen zijn aangelegd. De klimaatverandering zal ook het menselijke gedrag veranderen. De stijging van het zeepeil en de vraag naar alternatieve energiebronnen zullen de strijd om het land opdrijven, waardoor er meer druk komt op de habitats van sommige soorten. Het is niet te laat om het tij te keren, maar het wordt wel dringend. Als wij onze toekomst willen delen met tijgers, schildpadden en ijsberen, zijn er dringend acties nodig om de broeikasgasemissies in de hele wereld te verminderen. Tegelijk moeten er maatregelen worden genomen om alle andere gevaren voor de soorten te beperken. De toekomst van de meest charismatische soorten van de wereld ligt in onze handen. Niets doen is geen optie.
5.
Klimaatverandering en soorten IJsbeer • Tegen de helft van de 21ste eeuw gaat 42% van de habitats en 2/3 van de populatie verloren • Als we niet ingrijpen, kan de ijsbeer tegen het eind van deze eeuw uitgeroeid zijn
Afrikaanse olifant • De waterbronnen en het voedsel slinken • Tegen 2080 is 20% van de momenteel beschermde habitat verdwenen • Jonge olifantjes kunnen moeilijker overleven door de droogte
Zeeschildpad • De verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke dieren verandert • Steeds meer jongen sterven bij het uitkomen van de eieren • Voedselbronnen en nestplaatsen verdwijnen
Albatros • Albatrossen zijn steeds kwetsbaarder voor invasieve soorten • Het aantal voortplantingsplaatsen daalt • Op sommige plaatsen neemt de sterfte van kuikens toe
Walvissen en dolfijnen • Sinds 1970 is 14% van het zee-ijs verdwenen • Tegen 2040 zal het zee-ijs aan de Noordpool in de zomer bijna volledig verdwenen zijn • De voedselbronnen van zwaar bedreigde soorten raken uitgeput
6. klimaatverandering & soorten
Bengaalse tijger • Op 50 jaar tijd is een groot deel van de habitat verloren gegaan • Er komen steeds meer conflicten tussen mens en tijger
Orang-oetan • Steeds meer dieren sterven door de verwoestende gevolgen van bosbranden • De habitats en de voedselbronnen slinken • De toenemende regens veroorzaken voedselschaarste
Wat betekent de klimaatverandering in deze zorgwekkende situatie voor de symboolsoorten van
Koraalriffen • In 1998 stierf 16% van het koraal op aarde • Tot 2060 zal regelmatig massale sterfte van koraal voorkomen • 80% van het wereldwijde koraal kan over enkele decennia dood zijn
onze planeet? Zullen zij zich kunnen aanpassen? En wat kunnen wij doen?
Kangoeroe • Sommige soorten hebben tot 89% van hun habitat verloren • Grotere kwetsbaarheid voor nietinheemse predatoren
Pinguïn • 75% van de populatie van de kolonies Adeliepinguïns op Antarctica is verdwenen • In bepaalde kolonies is de populatie sinds 1983 met 66% verminderd • Het gebrek aan voedselbronnen en nestplaatsen neemt toe
7.
Casestudie 1 :
IJsberen Soorten, status & bedreigingen
De impact van de klimaatverandering
De ijsbeer is een icoon van de arctische wildernis en een symbool van de rampzalige impact die de opwarming van de aarde op de wereld heeft. De overleving op lange termijn van de ijsberen in het wild bevindt zich thans letterlijk “op dun ijs”. Vandaag zijn er ongeveer 20.000 tot 25.000 ijsberen in het wild, waarvan de meeste in Canada (13 van de 19 subpopulaties). Zes van deze subpopulaties nemen af of vertonen ernstige tekenen van afname.
Een recente studie door de Amerikaanse Geological Survey schatte dat als het zeeijs op het huidige tempo blijft afnemen, 42% van de zomerhabitat van de ijsbeer tegen het midden van de 21e eeuw verloren zal gaan. De ergste gevolgen zullen in de lente en de zomer voelbaar zijn, de meest cruciale momenten voor ijsberen om zich van voedsel te voorzien en om te paren, voordat de lange winter begint. Bijna twee derde van de overblijvende ijsberen in de wereld zou kunnen verdwijnen op basis van deze geraamde veranderingen in het zeeijs. Tenzij er nu drastische maatregelen worden genomen om de broeikasgasemissies te verminderen en de impact van de wereldwijde opwarming in te perken, zou de ijsbeer over 75 jaar verdwenen kunnen zijn.
Zowel mannelijke als vrouwelijke ijsberen kunnen 25 tot 30 jaar leven en azen voornamelijk op baardrobben. De seizoengebonden verplaatsingen van ijsberen hangen af van de beschikbaarheid van zeeijs. Zeeijs is essentieel voor de overleving van de ijsberen omdat het dient als platform om te jagen, te paren, te rusten, en zich voort te planten. In de lente en de vroege zomer voeden ijsberen zich intensief met robben om energie op te bouwen voor de lange, donkere arctische winter. IJsberen leggen tijdens het jaar vaak enorme afstanden af, en de grootste bedreiging voor hun overleving is het verlies van hun zeeijshabitat door de klimaatverandering. Door de stijging van de luchttemperaturen boven het noordpoolgebied met wel 5°C in de voorbije 100 jaar, verdwijnt de basishabitat van deze toppredator snel. Tussen 1979 en 2005 nam het arctische zeeijs af met 21%, een gebied bijna zo groot als Alaska. In mei 2008 erkende de Amerikaanse Fish & Wildlife Service het toekomstige gevaar van het voorspelde habitatverlies en zette de ijsbeer als bedreigde soort op de lijst van de US Endangered Species Act. IJsberen worden ook bedreigd door de offshore expansie van industriële activiteiten zoals olie- en gasontwikkeling en commerciële scheepvaart, nietduurzame oogsten en het verlies van hun basisprooi, de robben, door het verdwijnen van het zeeijs.
Een van de belangrijkste gevolgen van de opwarming van de aarde in het noordpoolgebied is het dunner worden en vroeger afbreken van het zeeijs. In de gebieden rond de Hudson- en de Baffinbaai in Canada breekt het zeeijs drie weken eerder af dan in 1979. Dit geeft zowel de mannelijke als de vrouwelijke ijsberen in de lente minder tijd om hun lichaamsgewicht op te bouwen door te jagen en te eten. Het gemiddelde lichaamsgewicht van solitaire volwassen vrouwtjes daalde van 290 kg in 1980 tot 230 kg in 2004. Het kritieke gewicht waarop vrouwelijke ijsberen niet meer in staat zouden zijn om zich voort te planten, is 189 kg. Als de afname van het lichaamsgewicht tegen hetzelfde tempo blijft voortgaan, zullen de vrouwelijke ijsberen in 2010 niet meer in staat zijn om zich voort te planten. De overleving van de ijsbeerwelpen wordt ook negatief beïnvloed door het vroeger afbreken van het zeeijs. Door veranderingen in het zeeijs zouden belangrijke schuilplaatsen voor zwangere vrouwtjes niet meer beschikbaar zijn. Veranderingen in de regenvalpatronen kunnen ertoe leiden dat de daken van de holen instorten voordat de vrouwtjes en de welpen er weg zijn, waardoor ze aan de elementen en aan predatoren worden blootgesteld. De schuilplaatsen en de voedselgebieden voor de vrouwtjes zouden van elkaar gescheiden worden en de kwetsbare welpen zouden niet kunnen overleven in het vrieskoude water dat hen scheidt. Net als de ijsberen is de levenscyclus van hun voornaamste prooisoort, de robben, sterk afhankelijk van het zeeijs. Doordat het zeeijspeil zakt, zullen de robben het steeds moeilijker krijgen om zich voort te planten en zal hun populatie zo goed als zeker verkleinen. Minder robben betekent minder voedsel voor de ijsberen, en op de Noordpool zijn er geen vergelijkbare overvloedige bronnen van calorierijke prooi.
• 42% verlies van habitat en twee derde verlies van populatie tegen het midden van de 21e eeuw • Totale uitsterving over 75 jaar
8. klimaatverandering & soorten
© Jon Aars / Norwegian Polar Institute / WWF-Canon
IMPACT VAN DE KLIMAATVERANDERING
09 01 IJsberen zijn heel gespecialiseerd en hebben zich aangepast aan de polaire omgeving, wat hen uitermate gevoelig maakt voor veranderingen in het klimaat en voor habitatverlies. Door het dramatisch verlies van habitat en het effect daarvan op hun lichamelijke conditie en hun vermogen om zich voort te planten, zijn sommige populaties al aan het afnemen en zal het daar naar alle verwachtingen niet bij blijven.
Wat kunnen wij doen?
© François PIERREL / WWF-Canon
© Steve Morello / WWF-Canon
© Steve Morello / WWF-Canon
Regeringen, bedrijven, gemeenschappen en particulieren spelen een belangrijke rol bij het redden van de ijsbeer van uitsterving door de broeikasgasemissies te verminderen en zich bovendien in te zetten om alle andere bedreigingen voor de ijsberen en hun arctische habitat te beperken. IJsberen zijn niet alleen een arctisch icoon, maar integreren en vertegenwoordigen als het ware de gezondheid van dit cruciale ecosysteem. Als belangrijkste regelaar van het klimaat op aarde is een levende Noordpool niet alleen belangrijk voor de ijsberen, maar ook voor alle mensen in de wereld. De benarde toestand van dit statige schepsel is een waarschuwing en een oproep tot actie voor de klimaatveranderingen die ons allemaal te wachten staan als we nu niets doen om de broeikasgassen te verminderen en om duurzame gemeenschappen te creëren. WWF zet zich in om het herstelvermogen van de Noordpool te verhogen door de cruciale habitats te beschermen, een duurzaam gebruik te promoten en de bedreigingen van toegenomen menselijke activiteiten in heel dit prioritaire gebied in te perken.
9.
Casestudie 2 :
Tijgers in de Sundarbans Soorten, status & bedreigingen
De impact van de klimaatverandering
In de laatste 100 jaar is het aantal tijgers met 95% gedaald en naar schatting zouden er in het wild nog maar 4 000 over zijn. Drie ondersoorten zijn uitgestorven en vier zijn al 25 jaar niet meer in het wild gezien. De Bengaalse tijger is een van de zes levende ondersoorten van de tijger en met een populatie van ongeveer 1 400 de talrijkste ondersoort.
Het is nog niet geweten hoe al de ondersoorten van de tijgers in de wereld beïnvloed zullen worden door de klimaatverandering, maar waarschijnlijk zullen de tijgers in het Sunderbans landschap de effecten al voelen door het stijgende zeewaterpeil. Als het zeewaterpeil stijgt, is overstroming een zeer reële bedreiging voor de eilanden van de Sunderbans, en dit kan een ramp inhouden, niet alleen voor de tijgers, maar ook voor de diverse dieren en planten in de regio, waaronder bedreigde diersoorten, zoals de Gangeshaai, rivier- en zeeschildpadden, en viskatten. Recente studies tonen aan dat over vijftig jaar meer dan 70% van de habitat van de tijger in de Sunderbans verloren zou kunnen gaan als gevolg van het stijgende zeewater. Als dit gebeurt, kan het zijn dat de overblijvende habitat niet volstaat om een leefbare tijgerpopulatie te behouden.
Er wordt al meer dan 1000 jaar op tijgers gejaagd en tot in de jaren ‘30 was dit de grootste bedreiging voor hun overleving. Hoewel tijgers nu wettelijk beschermd zijn, wordt er nog altijd op hen gejaagd voor de illegale handel in hun lichaamsdelen, zoals huid en botten, die in de traditionele geneeskunde en voor kleding op prijs worden gesteld. De tijgerpopulaties zijn ook kleiner geworden door de belangrijke inkrimping en de versnippering van hun habitat. Tijgers hebben grote gebieden nodig om te overleven en veel van de overblijvende stukken habitat zijn te klein of te versnipperd om er leefbare aantallen tijgers en hun prooi te huisvesten. Naast de vernieling van hun boshabitats maken de afname van hun prooisoorten, zoals wilde hoefdieren, de druk op de laatste tijgerpopulaties in de wereld nog groter. Er wordt aangenomen dat de vermindering van de wilde prooi en van de habitat leiden tot toenemende conflicten tussen mens en tijger. De tijgers worden uit de steeds kleiner wordende natuurlijke habitats verjaagd en komen zo in contact met mensen en vee.
Het Sunderbans-ecosysteem is uitermate broos en gevoelig voor veranderingen in de zoutniveaus. Door de stijging van het zeeniveau als gevolg van een globale klimaatverandering, komt er zout water in sommige mangroves, wat mettertijd kan leiden tot drastische veranderingen in het plantenleven. Als de habitat verandert en opener wordt, kunnen tijgers een gemakkelijker doelwit worden voor stropers. Het conflict tussen mens en tijger lijkt ook groter te worden in de Sunderbans, met elk jaar vele tientallen doden door aanvallen van tijgers. Als de tijgerhabitats verminderen, opgeslorpt worden door de zee, kunnen tijgers gedwongen worden om vaker in contact te komen met de mens, waardoor de waarschijnlijkheid toeneemt dat mens en tijger in de toekomst in conflict komen, met tragische gevolgen voor zowel mens als tijger.
IMPACT VAN DE KLIMAATVERANDERING • Meer dan 70% van de habitat verloren in 50 jaar • Toename van conflicten tussen mens en tijger
10. klimaatverandering & soorten
© Martin HARVEY / WWF-Canon
De meeste Bengaalse tijgers zijn te vinden in de bossen en graslanden van India, maar er zijn er ook in Bangladesh, Bhutan, Myanmar en Nepal. In de rivierdelta van de Ganges en de Brahmaputra is het landschap van de Sunderbans het grootste mangrovebos ter wereld en een UNESCO Werelderfgoed. Schrijlings over twee landen, India en Bangladesh, is dit het enige mangrovebos waar tijgers zijn te vinden. De Sunderbans, sanskriet voor “mooi bos”, huisvest ongeveer 400 tijgers op 10.000 km² ecologisch rijke moerassen bezaaid met eilanden.
09 02 Wat kunnen wij doen?
© Martin HARVEY / WWF-Canon
© Martin HARVEY / WWF-Canon
© Martin HARVEY / WWF-Canon
WWF werkt binnen 13 prioritaire landschappen in 11 landen aan het herstel van de wilde tijgers, om tijgerhabitats terug te brengen en te verbinden, de inspanningen tegen stroperij op te drijven, het conflict tussen mens en tijger te verminderen, de handel in lichaamsdelen van tijgers een halt toe te roepen en het vermogen van de lokale bevolking om tijgers te beschermen, op te bouwen. In de Sunderbans zetten natuurbeschermers zich in om de potentiële gevolgen van de stijging van het zeeniveau op tijgers en hun habitat tegen te gaan. Daartoe herstellen ze vernielde mangrovehabitats om de verliezen door de stijging van het zeeniveau te compenseren, verminderen ze de afhankelijkheid van de mens van de bossen, controleren ze het stropen van de prooien van de tijger door scholing en capacity building, en verminderen ze de menselijke slachtoffers van tijgers. WWF roept iedereen op om zich te engageren en de broeikasgasemissies te verminderen, om ervoor te zorgen dat de gevaarlijke drempel van 2°C opwarming niet wordt bereikt.
11.
Casestudie 3 :
Rifbouwende koralen Soorten, status & bedreigingen
De impact van de klimaatverandering
Koraalriffen behoren tot de meest diverse ecosystemen op aarde. Kolonies van koralen bestaan uit vele kleine dieren, “poliepen” genoemd, die ieder rond zichzelf een skelet van kalksteenachtig materiaal afscheiden, die zich opsplitsen en groeien tijdens hun hele levensduur en het geraamte van koraalriffen opbouwen. Koraalriffen ondersteunen miljoenen andere soorten en dragen bovendien voor 30 miljard US dollar bij tot de wereldeconomie (UNEP 2008). De echte bijdrage van de riffen tot de menselijke gemeenschappen kan zelfs nog hoger zijn, sommige ramingen spreken van een waarde in termen van ecologische en economische diensten van 375 miljard US dollar. Dit komt omdat koraalriffen tropische eilanden beschermen, zorgen voor inkomsten, voedsel en werkgelegenheid via de visserij en het toerisme, alsook voor talloze winsten voor de economieën van vele landen.
De effecten van de klimaatverandering worden al gevoeld door de koraalriffen in de wereld. Het bleker worden van koralen wordt beschouwd als een teken van stress dat optreedt wanneer de warmtedrempel van de koralen wordt overschreden en de symbiotische algen (zoöxanthellae) waarvan de koralen afhankelijk zijn, worden verdreven. De dood van koralen door bleken (coral bleaching) is een van de meest ingrijpende gevolgen van de opwarming van de aarde tot nu toe.
Koraalriffen komen voor in diepe, koude wateren (3-14°C), zoals de Noorse fjorden, en in de ondiepe warme wateren (21-30°C) van tropische zeeën, zoals rond eilanden in de Stille Zuidzee. Koudwater koraalgemeenschappen zijn solitair en leven in volledige duisternis, in zeer productieve, voedselrijke wateren en zijn afhankelijk van dood plantaardig en dierlijk materiaal en zoöplankton om te overleven. Het vissen met sleephengels en dreggen van de zeebodem zijn een ernstige bedreiging voor de koudwaterkoraalriffen. Warmwaterkoraalriffen leven in symbiose met kleine algen die een fotosynthese ondergaan en de poliepen in hun dagelijkse energiebehoeften voorzien. Koralen en hun symbiotische algen zijn uitermate gevoelig voor veranderingen in de zoutniveaus, de temperatuur van het zeeoppervlak, UV-stralen en voedselniveaus. Vervuiling door landactiviteiten aan de kusten, overbevissing en overmatige oogsten, en vervuiling op zee zijn grote bedreigingen voor de tropische koraalriffen. Als die invloeden niet worden beperkt, zal in de komende 30 tot 50 jaar 50% van het Great Barrier Reef vernietigd worden.
In 1998 stierf 16% van de rifbouwende koralen in de wereld bij een massale "coral bleaching". Bijna de helft van de koralen in de West-Indische Oceaan waren zwaar getroffen. In Kenia, de Malediven, Tanzania en de Arabische Golf liep het verlies aan ondiepe koralen op tot 95%. Men verwacht dat met de huidige opwarmingsniveaus het bleken van de koralen zoals in 1998 een regelmatig terugkerend verschijnsel zal worden. UNEP (2008) suggereert dat meer dan 80% van de koraalriffen in de wereld op enkele decennia tijd kunnen sterven als gevolg van de klimaatverandering. De impact daarvan zou niet alleen het verschrikkelijke verlies van de koralen zijn, maar de eliminatie van vele andere soorten die van hen afhankelijk zijn voor hun overleving. Bovendien zou de schade voor de plaatselijke gemeenschappen groot zijn, want zij zouden hun middelen van bestaan verliezen (van de visvangst en het ecotoerisme) en hun voedselbevoorrading zou in het gedrang komen. Terwijl er bij sommige riffen wel tekenen van herstel van de koraalverbleking uit 1998 zijn (bijv. het zichtbare herstel van sommige koraalpopulaties in de Arabische Golf), was het herstel op vele andere plaatsen erg gering (bijv. in de West-Indische Oceaan, delen van de Filippijnen en Indonesië), gedeeltelijk door de blijvende menselijke impact, zoals overbevissing. Als wij de klimaatverandering en de effecten ervan op de wereldzeeën niet kunnen afwenden, ziet het er naar uit dat tegen 2050 slechts 5% van de koralen van het Great Barrier Reef van Australië zullen overblijven.
IMPACT VAN DE KLIMAATVERANDERING • In 1998 stierf 16% van de koralen in de wereld • Tegen 2060 zal regelmatig een massale koraalsterfte plaatsvinden • 80% van de koralen in de wereld zouden binnen enkele decennia kunnen sterven
12. klimaatverandering & soorten
© Cat HOLLOWAY / WWF-Canon
Een ander ernstig effect van de opwarming van de aarde op de koraalriffen kan voortvloeien uit de stijgende niveaus van kooldioxide en de daaruit resulterende stijging van de zuurgraad van de zee. Koralen ondervinden al de gevolgen van de verzuring van de oceanen door de impact ervan op hun vermogen om hun kalkhoudende skeletten te vormen. Als de calciumcarbonaatconcentratie van het zeewater zakt, dan zakt ook het vermogen van de riffen om zich op te bouwen en te regenereren. Het Great Barrier Reef begint al aan skeletverzwakking te lijden als gevolg van de gestage afname van de calcificatie in de laatste twintig jaar. Koralen op het Great Barrier Reef groeien tegen een 15% trager tempo dan voor 1990.
09 03 Koraalziekten en het uitbreken van destructieve soorten zoals de doornenkroon, zouden kunnen toenemen door de klimaatverandering. Milieuverontreiniging en overbevissing van de soorten die de invasieve soorten controleren, zouden het probleem kunnen verergeren.
Wat kunnen wij doen? Het is niet te laat om de koraalriffen in de wereld te redden, maar het wordt wel hoog tijd. De effecten van de opwarming van de aarde worden immers al gevoeld. WWF doet er alles aan om te voorkomen dat door de opwarming de temperatuur meer dan 2°C boven de temperatuur in de pre-industriële periode komt. Daartoe roept WWF op tot massale beperkingen van de CO2-emissies. Bovendien blijft WWF zich op vele plaatsen op aarde inzetten om alle andere bedreigingen voor de koraalriffen af te wenden.
© Erling SVENSEN / WWF-Canon
© Cat HOLLOWAY / WWF-Canon
© Jürgen FREUND / WWF-Canon
Om tijd te kopen voor de koraalriffen, werkt WWF samen met de beslissingsorganen om de ecologische weerstand van de koraalriffen op te bouwen door de vervuiling in te tomen, verbeteringen aan te brengen in de visserijactiviteiten en door uitgebreide, adequate en representatieve netwerken van beschermde zeegebieden op te richten. WWF overtuigde de Australische regering ervan om 375 miljoen dollar te investeren in maatregelen om de milieuverontreiniging aan te pakken, maar overbevissing blijft vele rifsoorten bedreigen. WWF zet zich in om de Koraalzee te beschermen die verbonden is met het Great Barrier Reef, en ook de Koraaldriehoek die zich uitstrekt tussen Maleisië, Indonesië, de Filippijnen, Papoea Nieuw Guinea, de Salomoneilanden, Fiji en NoordAustralië en waar 75% van de koraalsoorten ter wereld terug te vinden zijn. Deze stoutmoedige initiatieven zullen de koraalriffen helpen om de klimaatverandering te overleven, terwijl wij dringend op zoek gaan naar snelle beperkingen van de CO2-emissies in het komende decennium.
13.
Casestudie 4 :
Kangoeroes Soorten, status & bedreigingen
De impact van de klimaatverandering
Kangoeroes behoren tot de Macropodiformes, Grieks voor "grootpotigen". Naast de kangoeroes omvat die ook de muskuskangoeroeratten en de kangoeroeratten. Er zijn er in alle groottes, van de kleine muskuskangoeroerat die maar een halve kilo weegt, tot de rode reuzenkangoeroe, die tot 100 kilo kan wegen.
Er wordt verwacht dat de klimaatverandering in Australië zal resulteren in meer extreme weersomstandigheden, zoals hetere, langere droogtes, intensere overtromingen en meer verwoestende tropische cyclonen. Het aantal en de intensiteit van late, hete, droge seizoenbranden kan toenemen en de hoeveelheid water en de seizoengebonden beschikbaarheid ervan kan in sommige gebieden veranderen. Voor grootpotigen hebben deze veranderingen een groot aantal uiteenlopende gevolgen.
Op het ogenblik dat de Europeanen zich in Australië vestigden, waren er 83 soorten grootpotigen. Sedertdien zijn er negen uitgestorven en staan er 28 op de lijst van bedreigde diersoorten. Sommige soorten, zoals de grijze kangoeroe, komen veel voor, maar vele van de kleinere soorten, zoals de westelijke haaskangoeroes, lopen een groot risico op uitsterven. De belangrijkste oorzaken van de achteruitgang zijn het wijdverspreide verlies van habitat, predatoren, gewijzigde brandregimes, en rivaliteit met ingevoerde soorten, zoals de Europese katten en vossen. Door de klimaatverandering zullen vele van deze bedreigingen vermoedelijk erger worden, en de meeste kangoeroesoorten zullen zich daaraan door genetische of geografische veranderingen niet kunnen aanpassen. De meeste gevallen van uitsterving bij grootpotigen zijn terug te vinden bij de zogenaamde “kritische gewichtsklasse” (35-5500 gram), omdat zij het meest kwetsbaar zijn voor invasieve predatoren. Vele rotswallaby’s, kangoeroeratten, boomkangoeroes en westelijke haaskangoeroes lopen een groot risico om het lot te delen van de uitgestorven soorten, zoals de stekelstaartkangoeroe en de toolache. In Nieuw-Guinea zijn 11 van de 12 soorten van inheemse boomkangoeroes geclassificeerd als bedreigd en staan er 4 op de lijst van met uitsterven bedreigde soorten, voornamelijk als gevolg van jacht door de mens.
Hogere temperaturen plus minder voorspelbare regenval kunnen ertoe leiden dat waterplassen opdrogen en dat weilanden uitdunnen, wat leidt tot hongersnood en uitdroging van minder mobiele grootpotigen. Met een opwarming van slechts 2°C kunnen ernstige veranderingen ontstaan aan de seizoengebonden regenvalpatronen waarmee de levens van vele soorten grootpotigen nauw verbonden zijn. Recente biologische klimaatmodellen voorspellen dat de habitat van de antilopekangoeroe, die aangepast is aan natte tropische omstandigheden, met 89% zou kunnen afnemen bij een opwarming van 2°C, waardoor hij alarmerend dicht bij uitsterving komt. Zelfs voor relatief mobiele soorten zoals de rode kangoeroe en de gewone wallaroe worden belangrijke grootschalige inkrimpingen van hun territoria voorspeld bij een opwarming van 2°C. Voor bedreigde soorten die al in veel kleinere, versnipperde habitats leven, zal de opwarming van de aarde vermoedelijk duidelijke afnames in de populaties veroorzaken. Sommige van die soorten, zoals de bedreigde teugelstekelstaartkangoeroe, zullen bijzonder gevoelig zijn voor de klimaatverandering. De teugelstekelkangoeroe is beperkt tot een kleine populatie in centraal Queensland, maar kan niet naar het zuiden verhuizen door de aanwezigheid van niet-inheemse vossen. Boskangoeroes in het verre North Queensland zijn beperkt tot habitats op koele bergtoppen, en stijgende temperaturen zouden hen hoger op de bergen kunnen drijven en ook de globale hoeveelheid geschikte habitat die voor hen beschikbaar is, kunnen beperken. Boomkangoeroes zijn ook nogal vatbaar voor cyclonen, omdat zij sterk afhankelijk zijn van specifieke territoria. Met meer intense cyclonen in New Guinea zou het verlies van dicht gebladerte hun kwetsbaarheid voor jagers kunnen verhogen. Biologische klimaatmodellen suggeren dat al met een temperatuurstijging van 0,5°C de habitats van sommige soorten, zoals de gestreepte haaskangoeroe en de zwartpotige rock wallaby in Zuidwest-Australië, klimatologisch ongeschikt kunnen worden. Deze soorten hebben al een beperkte verspreiding en weinig bewegingsruimte, zodat klimaatveranderingen rampzalig zouden kunnen zijn voor hun kleine, versnipperde populaties.
IMPACT VAN DE KLIMAATVERANDERING • Toegenomen kwetsbaarheid voor niet-inheemse predatoren
14. klimaatverandering & soorten
© Terry DOMICO / WWF-Canon
• Tot 89% verlies van habitat voor sommige soorten
09 04 Toenames in de frequentie en intensiteit van branden kunnen een ramp worden voor de Australische potoroes, die voor hun voedsel afhankelijk zijn van verschillende truffelsoorten. Van veelvuldige branden is aangetoond dat zij de diversiteit van truffels verminderen. Dit zou ernstige gevolgen voor de potoroes kunnen hebben. Vossen en wilde katten zijn gedeeltelijk verantwoordelijk voor het uitsterven van 22 Australische zoogdiersoorten. Extreme verschijnselen, zoals droogtes en overstromingen als gevolg van klimaatverandering, zouden gunstige voorwaarden scheppen voor een verdere expansie van de niet-inheemse, invasieve soorten in Australië en Nieuw-Guinea. Kleine Australische zoogdieren lopen veel meer gevaar om te worden gedood door vossen, en het groeiend aantal konijnen op Macquarie-eiland kan worden toegeschreven aan de klimaatverandering.
Wat kunnen wij doen?
© Martin HARVEY / WWF-Canon
© Martin HARVEY / WWF-Canon
© Martin HARVEY / WWF-Canon
De impact van de klimaatverandering verminderen door de emissies te beperken, is een vitale stap naar de opbouw van de ecologische veerkracht van de bedreigde kangoeroes in Australië en Nieuw-Guinea. WWF-Australië werkt samen met gemeenschapsgroepen en beslissingsorganen om ingevoerde soorten te beheren, passende habitats voor grootpotigen te beschermen en met elkaar te verbinden, en het vermogen van de inheemse volken om branden te beheersen, op te bouwen. In Nieuw-Guinea zet WWF zich in om de bossen te behouden waar de kangoeroes leven. Daarvoor werkt het samen met gemeenschappen om moratoriums in te voeren voor de jacht en om alternatieve voedselbronnen voor inheemse soorten te promoten.
15.
Casestudie 5 :
Walvissen en dolfijnen Er bestaan 86 soorten walvissen, dolfijnen en bruinvissen in de wereld, die samen de groep van de walvisachtigen vormen. Ondanks decennia van wettelijke bescherming zijn negen van de 15 grote walvissoorten nog altijd bedreigd met uitsterven, alsook 22 soorten of ondersoorten van dolfijnen en bruinvissen. Tot aan het internationaal verbod op de commerciële walvisvangst in 1986 bevonden sommige soorten zich aan de rand van de uitsterving. Sommige, zoals de noordkaper en de Antarctische blauwe vinvis, zijn nog steeds niet hersteld. In de Zuidelijke IJszee alleen zijn meer dan twee miljoen walvissen gedood door commerciële walvisvaarders. Vandaag heeft het internationale moratorium op de walvisvangst het doden van walvissen niet helemaal gestopt, aangezien Japan zogenaamde “wetenschappelijke walvisvangst” toepast en Noorwegen en IJsland op walvissen jagen onder een “bezwaar” tegen het moratorium. In hun hele geografische territorium blijven de walvisachtigen geconfronteerd worden met grote bedreigingen voor hun overleving, waaronder overbejaging, verstrikt raken in visnetten (nevenvangst), chemische- en lawaaivervuiling, habitatverlies, aanvaringen met schepen en overbevissing. Het tragische is dat dagelijks bijna 1000 walvisachtigen als nevenvangst sterven, dus meer dan 300.000 per jaar. De meest bedreigde walvisachtigen in de wereld, de Yangtze rivierdolfijn, zou wel eens de volgende soort kunnen zijn die uitsterft en is misschien al verdwenen, grotendeels door nevenvangst en verslechtering van zijn habitat. In zoetwaterhabitats krijgen rivierdolfijnen en bruinvissen te maken met ernstige bedreigingen voor hun overleving, waaronder vervuiling, de bouw van dammen en andere menselijke ontwikkelingen in hun al zwaar versnipperde habitats.
De impact van de klimaatverandering Doordat de oceanen opwarmen, zullen vele soorten walvisachtigen proberen om naar meer geschikte habitats te verhuizen. Soorten die zich hebben aangepast aan het leven in polaire condities zullen afnemen en voor vele van hen zal het niet mogelijk zijn om zich naar een andere habitat te verplaatsen. Bijvoorbeeld, de bijna uitgestorven Vaquita is begrensd tot het warme water in het noordelijke gedeelte van de Golf van Californië in Mexico, en is niet in staat om naar een koudere habitat te verhuizen. Rivierdolfijnen, met hun zeer beperkte geografische territoria, zullen vermoedelijk negatief worden beïnvloed.
Cruciale zeeijshabitats aan de polen slinken snel als gevolg van de opwarming van de aarde. Sinds de jaren ‘70 is de Noordelijke IJszee met 14% verminderd en de vooruitzichten zijn dat er tegen 2040 in de zomer bijna geen zeeijs meer zal zijn in het Arctische zeebekken. Een verlies van zeeijshabitats kan bijzonder desastreus zijn voor de Arctische walvisachtigen die er afhankelijk van zijn, zoals narwallen, belugawalvissen en Groenlandse walvissen. Door veranderingen in de zeeijspatronen zou ook de gevallen van ‘insluitingen” kunnen toenemen doordat de levensbelangrijke ademopeningen in het ijs van plaats veranderen of volledig dichtgaan. Een recente gebeurtenis van die aard in de Baffinbaai, Canada, leidde tot de dood van meer dan 500 narwallen. De vermindering van het Arctisch zeeijs zal sommige gebieden, zoals de Noordwest Passage, toegankelijk maken voor menselijke ontwikkeling en activiteiten die eerder niet mogelijk waren. Dit zal wellicht de aanvaringen met schepen, commerciële visserij en vervuiling doen toenemen. In de Zuidelijke IJszee schatten IPCC-modellen dat het zeeijs in de Zuidelijke Oceaan gemiddeld met 10 tot 15% zal afnemen tegen 2042 en voorspellen ze een opwarming van de aarde met 2°C bij de huidige emissieniveaus. In sommige gebieden zou er tot 30% minder zeeijs zijn. Walvisachtigen, zoals de dwergvinvis, die erg afhankelijk zijn van voedselhabitats op de zeeijsrand, zullen waarschijnlijk de gevolgen daarvan dragen. Bovendien zou de gereduceerde zeeijsrand ertoe kunnen leiden dat soorten zoals de bultrug en de orka samendrommen en dat de strijd voor voedsel en ruimte met andere soorten, zoals de robben, toeneemt. Walvisachtigen zouden daardoor ook gevoeliger kunnen worden voor ziekte. In de Zuidelijke IJszee zijn zeefronten uiterst belangrijke habitats voor vele soorten omdat zij een seizoengebonden overvloed aan voedingsstoffen, fytoplankton en krill bevatten. In een warmer klimaat zullen deze fronten wellicht zuidwaarts opschuiven, zodat walvissen zoals de bultrug grotere migratieafstanden zullen moeten afleggen. Langere migraties zullen niet alleen meer energie kosten voor deze walvissen, waarvan er sommige al duizenden kilometers aflegden, maar zal hen ook minder tijd laten om voedsel op te slaan. Het verlies van zeeijs in de Zuidelijke IJszee zou volgens voorspellingen de krillpopulaties uitdunnen die voor vele walvissen bijna het enige voedsel zijn. De blauwe vinvis zou bijzonder gevoelig zijn voor het krilltekort omdat zijn status al zo broos is. Deze soort heeft zich nog niet hersteld van de walvisjacht van de voorbije eeuw en bestaat nu uit ongeveer 1700 dieren in de Zuidelijke IJszee, vergeleken met een geraamd aantal van 239.000 voordat
IMPACT VAN DE KLIMAATVERANDERING • 14% verlies van zeeijshabitat sinds 1970 • Tegen 2040 vrijwel geen Arctisch zeeijs meer in de zomer
• Verliezen van voedselbronnen voor met uitsterven bedreigde soorten
16. klimaatverandering & soorten
© Andrey Nekrasov / WWF-Canon
Soorten, status & bedreigingen
09 05 de commerciële walvisvangst er kwam. Met de toenemende niveaus van kooldioxide in de atmosfeer is de absorptie ervan door de oceanen ook groter, wat leidt tot verzuring. Walvissen zoals spitssnuitdolfijnen en potvissen zouden veel last kunnen hebben van de door het klimaat geïnduceerde verzuring van de oceaan door de invloed ervan op hun hoofdprooi, de pijlinktvis.
Wat kunnen wij doen?
© Kevin SCHAFER / WWF-Canon
© Diego M. GARCES / WWF-Canon
© Cat HOLLOWAY / WWF-Canon
Naast het verminderen van de emissies om de opwarming van de aarde onder de gevaarlijke drempel van 2°C te houden, zijn er nog andere dingen die wij kunnen doen om de impact van de opwarming van de aarde op walvissen te verminderen. WWF zet zich samen met haar partners in om alle andere bedreigingen voor de walvisachtigen te verminderen, waaronder de bescherming van passende hoeveelheden zee- en zoetwaterhabitats, en het nemen van maatregelen om alle andere bedreigingen voor walvissen, vooral de bijvangst, te beperken. Door de onzekerheid rond de effecten van de klimaatverandering op deze soorten, zet WWF zich in om ervoor te zorgen dat het beheer van de meest bedreigde soorten preventief, flexibel en aanpasbaar is.
17.
Casestudie 6 :
Pinguïns Soorten, status & bedreigingen
De impact van de klimaatverandering
Pinguïns zijn niet-vliegende vogels die in een koud klimaat op het zuidelijk halfrond leven, tot aan de Galapagoseilanden en de subtropische kusten van Zuid-Afrika, Australië en Zuid-Amerika. De grote meerderheid van de pinguïns in de wereld echter leven rond Antarctica en de sub-Antarctiche eilanden. Vier soorten, de keizerspinguïn, de adeliepinguïn, de keelbandpinguïn en de gentoopinguïn broeden op het Antarctische continent. De keizerspinguïn en de adeliepinguïn zijn ijsgebonden omdat zij afhankelijk zijn van een habitat die gedurende een groot deel van het jaar pakijs heeft.
6% van de wereldzeeën is bedekt met zeeijs. Dit heeft een belangrijke impact op de atmosfeer, de oceanen en de polaire ecosystemen van de planeet. Zeeijs is uitermate gevoelig voor veranderingen in het klimaat. Op het West-Antarctisch Schiereiland is 40% minder gebied met zeeijs bedekt dan 26 jaar geleden. Aan de polen heeft het IPCC vastgesteld dat de luchttemperaturen twee keer zo snel stijgen als in de rest van de wereld.
Van de 19 soorten pinguïns zijn er 11 bedreigd met uitsterven. Pinguïns vormen een integrerend deel van de Antarctische voedelsketen. Zij voeden zich met krill, kleine schaaldieren, pijlinktvis en vis en vormen zelf het voedsel van soorten zoals orka’s en robben. Pinguïnkuikens en eieren worden ook gegeten door de jagermeeuwen. Volwassen pinguïns hebben geen natuurlijke vijanden op het land en zijn bijgevolg niet bang van mensen. De grootste en misschien wel meest geharde pinguïn is de keizerspinguïn, die tot 40 kg kan wegen en rechtopstaand 1,15 meter groot is. Keizerspinguïns broeden de hele lange donkere winter en zijn bestand tegen temperaturen tot – 49°C. Zoals alle pinguïns hebben zij een dikke laag vet en waterdichte veren om hen te beschermen tegen de vriestemperaturen. Vrouwelijke keizerspinguïns maken heldhaftige reizen van wel 200 km over het ijs om één enkel ei te leggen voordat ze het ei achterlaten bij het mannetje en terugkeren naar de zee om voedsel te zoeken. Dik, met het land verbonden zeeijs en koude temperaturen zijn essentieel voor deze reis en voor de overleving van de pinguïnkuikens. Adeliepinguïns leven heel hun leven dicht bij het zeeijs, maar zijn afhankelijk van ijs- en sneeuwvrij land om te broeden. Deze soort heeft zeer specifieke vereisten om te broeden aangezien ze, om zich succesvol te kunnen voortplanten, afhankelijk is van toegankelijk open water binnen pakijs tijdens de winter en vroege lente. Bijgevolg is slechts een zeer klein percentage van het Antarctisch continent voor hen geschikt om te broeden. Dit maakt hen uitermate gevoelig voor de effecten van de klimaatverandering.
Met de opwarming van de aarde verdwijnt het pakijs van de Zuidelijke IJszee tegen twee keer de globale gemiddelde snelheid. Voor de twee soorten van ijsafhankelijke pinguïns zouden de gevolgen rampzalig kunnen zijn. Met een opwarming van 2°C wordt voorspeld dat 50% van de Antarctische keizerspinguins en 75% van de adeliepinguïnskolonies opvallend zouden afnemen of verdwijnen. De keizerspinguïn is uiterst gevoelig voor klimaatverandering door zijn grote afhankelijkheid van pakijs. Hogere wintertemperaturen leiden tot dunner ijs, en sommige populaties van keizerspinguïns vertonen al tekenen van achteruitgang. In tegenstelling tot de adeliepinguïns, die zich zouden kunnen verplaatsen om nieuwe nestplaatsen te zoeken, zullen de keizerspinguïns moeilijk geschikte plaatsen kunnen zoeken om hun jongen groot te brengen omdat zij afhankelijk zijn van ijs dat voldoende dik is. Adeliepinguïns nestelen op ijsvrij en sneeuwvrij terrein dat dicht bij open water ligt. Meer sneeuwval op het Antarctisch Schiereiland als gevolg van de opwarming van de aarde zou het moeilijker maken voor sommige kolonies van adeliepinguïns om hun nesten te maken of te vinden. Latere sneeuwval zou andere soorten die beter aangepast zijn aan warme omstandigheden, zoals de ezelspinguïns en keelbandpinguïns, naar daar lokken en zo de adeliepinguïns verjagen uit hun nestgebieden, waardoor er nog meer druk op hun populaties zou komen. Vele pinguïns hebben ook moeite om voedsel te vinden omdat het zeeijs krimpt en dus ook hun primaire prooi, krill. Sommige kolonies van keelbandpinguïns vertoonden de jongste 26 jaar populatieafnames van 30-68% als gevolg van voedselschaarste.
IMPACT VAN DE KLIMAATVERANDERING • 75% populatieverlies van de kolonies van Adeliepinguïns op Antarctica • Een populatievermindering tot 66% in sommige kolonies sinds 1983 • Toegenomen schaarste van voedselbronnen en nestplaatsen
18. klimaatverandering & soorten
© Fritz PÖLKING / WWF
Pinguïns zijn aangepast aan de koude, extreme condities van Antarctica, een omgeving die van dag tot dag snel verandert en die zelfs sneller opwarmt dan het wereldgemiddelde. Met een toename van 2°C van de wereldtemperatuur en het afnemende zeeijs in de Zuidelijke IJszee, worden vele pinguïns nu geconfronteerd met een zware overlevingsstrijd.
09 06 Wat kunnen wij doen?
© Fritz PÖLKING / WWF
© Sylvia RUBLI / WWF-Canon
© Fritz PÖLKING / WWF
WWF dringt er bij regeringen, bedrijven en particulieren op aan om tot een overeenkomst te komen om sterke verminderingen in de broeikasgasemissies tot stand te brengen. Het is de bedoeling om de temperatuur te houden onder die van de geraamde 2°C opwarming tegen 2042 om rampzalige gevolgen te vermijden voor de pinguïns en andere Antarctische dieren. In de Zuidelijke Oceaan zet WWF zich in om alle andere bedreigingen van het Antarctisch ecosysteem aan te pakken, inclusief de invoering van een netwerk van beschermde mariene zones die minstens 10% van de 20 miljoen km² van de Zuidelijke Oceaan dekken.
19.
Casestudie 7 :
Zeeschildpadden Soorten, status & bedreigingen
De impact van de klimaatverandering
Er zijn zeven levende soorten zeeschildpadden, waarvan er vijf op de lijst van de Internationale Unie voor Natuurbehoud (IUCN) staan als bedreigd of met uitsterven bedreigd. De onechte karetschildpad, de dwergzeeschildpad en de lederschildpad worden als met uitsterven bedreigde soorten beschouwd.
Zeeschildpadden zwemmen al meer dan 100 miljoen jaar in de wereldoceanen en hebben in het verleden ook te maken gekregen met veranderende klimaatomstandigheden, maar nooit op de schaal en aan de snelheid van verandering zoals vandaag. Met populaties die al snel afnemen en met de meeste soorten nu al gevaarlijk dicht bij het uitsterven door menselijke invloeden, zou de klimaatverandering wel eens de finale klap kunnen betekenen.
Vandaag zijn de kansen van een schildpad op een mooie oude dag of zelfs op seksuele rijpheid eerder gering. Ze worden gevangen voor hun eieren, schilden, huid en lichaamsvet, zowel in nationale als internationale markten (de internationale handel is illegaal, evenals de nationale vangst en handel in de meeste landen). Honderdduizenden zeeschildpadden worden jaarlijks gedood als incidentele vangst door de visserij (bijvangst), doordat ze vastraken aan de haken van beuglijnen en verstrikt in sleepnetten. Cruciale nest- en broedhabitats worden vernield door ongecontroleerde kustontwikkeling. Verlichting van wegen en gebouwen in de buurt van neststranden kunnen de jongen desoriënteren en hen wegleiden van de zee, waardoor ze sterven door uitdroging of plundering. Voedselgebieden worden beschadigd door overbevissing, bezinking en rif- en zeegrasvernietiging. Invasieve predatoren, zoals vossen, varkens en honden geven de jonge schildpadjes zelfs niet de kans om uit de eieren te komen. De bedreigingen zijn massaal.
Eigenlijk komt dit omdat alle stadia in het leven van de zeeschildpadden diepgaand worden beïnvloed door de temperatuur. Het geslacht van zeeschildpadden wordt bepaald door de incubatietemperatuur van eieren die worden uitgebroed in het zand. Aangezien hogere temperaturen leiden tot vrouwelijke jongen en lagere temperaturen tot meer mannetjes produceert warm donker zand meer vrouwtjes en lichter koeler zand meer mannetjes. Kleine temperatuurstijgingen door de opwarming van de aarde kunnen de balans doen overslaan naar de vrouwtjes. Vele neststranden hebben al een sterke vrouwelijke vertegenwoordiging. Extreme temperaturen zijn een belangrijke bron van sterfte bij verschillende soorten zeeschildpadden. Zeeschildpadeieren hebben meestal incubatietemperaturen nodig van 25-32°C. Sommige neststranden hebben nu temperaturen boven 34°C, wat vaak dodelijk is. In sommige grondig onderzochte zeeschildpadstranden in het Great Barrier Reef zijn zandtemperaturen op nestdiepte genoteerd van wel 36°C in de zomer. Door de klimaatverandering zijn de temperaturen van het zeeoppervlaktewater gestegen, waardoor belangrijke foerageergebieden voor zeeschildpadden verloren zijn gegaan door koraalbleking en zeegrasverbranding. Zwaardere stormen kunnen essentiële neststranden vernietigen, nestplaatsen en eieren beschadigen. Meer overstromingen door stormen kunnen leiden tot verlies van kritiek zeegras en nesthabitats. In delen van Queensland werden daardoor lagere groei- en broedpercentages van groene schildpadden vastgesteld. Stijgingen van het zeepeil door de opwarming van de aarde kunnen de neststranden van schildpadden verder uithollen. Veranderingen in de zeestromingen kunnen de voedselpatronen van schildpadden en hun migratiepaden wijzigen. Onlangs werden in het Verenigd Koninkrijk een toegenomen aantal schildpadden opgemerkt en in Florida in de VS gaan onechte karetschildpadden vroeger in het seizoen nesten bouwen als reactie op de opwarming. Onechte karetschildpadden, bijvoorbeeld, houden een sterke band met de nestplaats waar zij uitkwamen. Een volwassen vrouwtje keert 20 tot 25 jaar nadat ze werd uitgebroed, voor het eerst terug naar het strand
IMPACT VAN DE KLIMAATVERANDERING • Meer vrouwelijke dan mannelijke jongen • Toegenomen mortaliteit bij de jongen • Verlies van voedselbronnen en nestplaatsen
20. klimaatverandering & soorten
© Michel GUNTHER / WWF-Canon
Vrouwelijke schildpadden broeden niet elk jaar en het duurt decennia voor vrouwtjes op een leeftijd komen dat ze zich kunnen voortplanten. Het paren gebeurt in wateren nabij de kust, terwijl de nesten worden gemaakt op tropische, subtropische of warme stranden. Er is een minimale ouderlijke zorg maar er zijn verschillende legsels per nestseizoen, met 50 tot 200 eieren per legsel. De kleine schildpadjes komen meestal ’s nachts uit wanneer de temperaturen dalen, en ze gebruiken de maan en andere aanwijzingen om het water te vinden. Hoewel er veel jongen zijn, is de mortaliteit hoog, want vele predatoren pakken de jonge schildpadjes voordat zij de zee kunnen bereiken.
09 07 waar ze uitkwam om er zelf eieren te leggen. Als ze alle andere bedreigingen kan overleven, wat zal het vrouwtje van de onechte karetschildpad van vandaag dan te wachten staan wanneer ze naar haar geboortestrand terugkeert?
Wat kunnen wij doen?
© Jürgen FREUND / WWF-Canon
© Roger LeGUEN / WWF-Canon
© Jürgen FREUND / WWF-Canon
WWF zet zich in om alle bedreigingen voor de zeeschildpad vandaag te verminderen, om de kansen om te overleven en zich uiteindelijk aan te passen aan gewijzigde omstandigheden, te verhogen. De kritieke neststranden beschermen en beheren is essentieel, ook door het behoud van de natuurlijke kustvegetatie en de strandstructuur. De mortaliteit door de effecten van bijvangst, overmatige vangst, illegale handel en onaangepaste kustontwikkeling verminderen, zal ook helpen om de zeeschildpadden voor de toekomstige generaties te redden. Elke inspanning moet nu worden geleverd om de broeikasgasemissies te verminderen. Voor bedreigde diersoorten zoals de zeeschildpadden is twee graden te veel.
21.
Casestudie 8 :
Orang-oetans Soorten, status & bedreigingen
De impact van de klimaatverandering
De “man van het bos” was in Azië ooit wijd verspreid, van Zuid-China over de uitlopers van de Himalaya tot het eiland Java in Indonesië. Vandaag leven er minder dan 80.000 orang-oetans in het wild, de twee soorten die ingesloten zitten in de verdwijnende wouden van de eilanden Borneo en Sumatra. De jongste tien jaar is de populatie van orang-oetans met 30 tot 50% afgenomen. Aan dit tempo kan de enige grote aap van Azië over enkele decennia verloren zijn.
De klimaatverandering vormt een bijkomende ernstige bedreiging voor de toekomst van de orang-oetans in Indonesië door de invloed ervan op de regenval en de branden in respectievelijk het natte en het droge seizoen. Met de opwarming van de aarde wordt verwacht dat er meer regenval komt op de meeste Indonesische eilanden, wat kan leiden tot overstromingen en grondverschuivingen. Klimaatmodellen suggereren dat tegen 2025 de jaarlijkse regenval met 70% zal toenemen. Naast de directe negatieve impact op het bos wordt voorspeld dat meer regenval de groeipatronen en de voortplantingscycli van de planten die door orang-oetans worden gegeten, zal veranderen. Dit zou de hoeveelheid voedsel die voor hen beschikbaar is, kunnen verminderen. Voedselbeperkingen zullen wellicht het voortplantingsvermogen van de vrouwtjes beïnvloeden.
De plaats waar orang-oetans leven, wordt bepaald door de beschikbaarheid van voedsel, van een goede habitat en van partners. Orang-oetans zijn nauw verbonden met hun omgeving en hun dieet omvat meer dan duizend plantensoorten. Zij eten veel fruit, hoewel ze ook bladeren, lianen (houterige stokken), schors en kleine ongewervelde dieren eten. Zij leven in bomen en zijn afhankelijk van het bos voor geschikte nestplaatsen. Orang-oetans planten zich traag voort. Vrouwtjes krijgen één jong om de 6 tot 9 jaar. Orangoetans zijn niet alleen afhankelijk van het bos voor hun overleving, maar spelen ook een belangrijke rol in het ecologisch evenwicht van de bossen doordat ze zaden verspreiden. Een andere ernstige bedreiging voor de orang-oetans is de illegale jacht en handel. Orang-oetans worden gedood in conflicten met boeren, vooral door bosbranden, of worden gevangen voor amusement of voor de handel in gezelschapsdieren. In Kalimantan jagen sommige plaatselijke stammen op de orang-oetans om zich te voeden. Alle internationale handel en de meeste nationale handel is illegaal. Onderzoeken door TRAFFIC – een gezamenlijk programma tussen WWF en IUCN, tonen echter aan dat jaarlijks ongeveer 200.000 orang-oetans uit Kalimantan worden verhandeld. De meeste zijn zeer jong, en als we weten dat voor elk dier dat in de handel komt er minstens één ander is gestorven (de moeder), betekent dit een groot verlies voor de wilde populatie. Het openen van bossen door boskap, oliepalmplantages en andere wegen maakt het voor de jagers gemakkelijker om in de bossen door te dringen en om de orang-oetans te doden en te vangen.
Bosbranden tijdens het droge seizoen zouden in hoge mate toenemen door de opwarming van de aarde. Dit heeft al een grote impact op de orang-oetan populaties. In 1997 resulteerden verschillende bosbranden in een verlies van 12% van de bosoppervlakte in de Indonesische staat Kalimantan. Er wordt gedacht dat 1000 van de 40.000 orang-oetans als gevolg daarvan stierven. De combinatie van houtkap en branden vernielt niet alleen hun habitat en voedselbronnen, maar heeft ook een invloed op hun verplaatsings- en foerageerpatronen. Ironisch is, dat terwijl wordt voorspeld dat de klimaatverandering een verdere achteruitgang van de habitat van de orang-oetans zal veroorzaken, de productie van CO2 door de leegkap en branden zelf in grote mate bijdraagt tot de opwarming van de aarde. In de provincie Riau op Sumatra wordt door branden in combinatie met kaalslag en turfmoerassen evenveel CO2 uitgestoten als 122% van de jaarlijkse emissies in Nederland. Niet alleen de orang-oetans lopen gevaar bij de klimaatverandering. Het IPCC verklaart dat 50% van de biodiversiteit van Azië in gevaar is als gevolg van de opwarming van de aarde. De Indonesische bossen huisvesten ook vele andere diersoorten, waaronder de Aziatische olifanten, Sumatraanse neushoorns en Maleisische zonneberen, en 16% van alle reptiel- en amfibiesoorten in de wereld.
IMPACT VAN DE KLIMAATVERANDERING • Hogere sterftecijfers door steeds ergere bosbranden • Vermindering van habitat en voedselbronnen • Voedseltekorten als gevolg van toegenomen regenval
22. klimaatverandering & soorten
© Alain COMPOST / WWF-Canon
Veel van de laaglandbossen waarin orang-oetans leven, zijn kaalgeslagen en wat er van overblijft, verdwijnt tegen een nooit eerder geziene snelheid. Sinds 1985 is bijna de helft van de bossen in Sumatra gekapt. De wijdverspreide houtkap voor palmolie, hout, papier en pulp en het planten van rubber- en pulpplantages, gecombineerd met branden om de ontbossing te bevorderen, vernielt de laatste habitat van de orang-oetans. Het tragische is dat orang-oetans, zich traag verplaatsen en dat dus vele dieren in de vlammen omkomen.
09 08 Wat kunnen wij doen? WWF zet zich in om de ontbossing in Sumatra en Borneo (zowel Maleisië als Indonesië) te beperken. Dit is rechtstreeks in het voordeel van de orang-oetans, maar vermindert ook de koolstof-emissies door verlies van bossen. WWF werkt samen met beslissingsorganen in Indonesië om effectieve strategieën uit te werken voor de aanpassing aan de klimaatverandering en om de algemene broeikasgasemissies van het land te verminderen. In Danau Sentarum en Betang Kerihun National Park, West-Kalimantan, zet WWF zich in om de bescherming van de orang-oetan te integreren in de strategieën.
© Rob WEBSTER / WWF
© Peter HOFLAND / WWF-Canon
© Cede PRUDENTE / WWF
WWF werkt samen met overheidsorganisaties en niet-overheidsorganisaties, waaronder TRAFFIC, om de illegale handel in orang-oetans een halt toe te roepen. Het Orang-Oetan Conservation Strategy and Action Plan dat in 2007 door de Indonesische regering en nietgouvernementele organisaties, waaronder WWF werd ontwikkeld, wil de orang-oetan populaties en hun habitat tegen 2017 stabiliseren.
23.
Casestudie 9 :
Afrikaanse olifanten Soorten, status & bedreigingen
De impact van de klimaatverandering
In Afrika zijn twee ondersoorten van olifanten erkend: de savanne-olifant en de bosolifant. Olifanten spelen een belangrijke rol in de Afrikaanse ecosystemen. In sommige West-Afrikaanse bossen zouden 30% van de bomen olifanten nodig hebben om hun zaden te verspreiden en te doen ontkiemen. Zij hebben een grote invloed op de bos- en houtlandstructuur omdat zij ruimte en meer open habitats creëren die geschikt zijn voor andere soorten.
De voorspellingen van het IPCC in verband met de klimaatverandering suggereren dat Afrika gevoeliger is voor klimaatverandering dan elk ander door de mens bewoond continent, met grote gevolgen voor de biodiversiteit van Afrika, waaronder de olifanten. Tegen 2060 voorspelt het vierde beoordelingsrapport van de IPCC een stijging van 5 tot 8% van de half-droge gronden in Afrika. Meer en ergere periodes van droogte en overstromingen zouden tot de mogelijke scenario’s behoren.
Olifanten zwierven ooit door bijna het hele Afrikaanse continent, van de Middellandse-Zeekusten tot aan de tip van Zuid-Afrika. Maar in de 20e eeuw was er een aanzienlijke achteruitgang van de grootste levende landzoogdieren op de planeet door legale en illegale jacht voor ivoor. Vooral in West- en Centraal-Afrika en in delen van Oost-Afrika was de terugval groot. Na de overeenkomst over het mondiaal verbod op de handel in ivoor in 1989 door de Convention on International Trade in Endangered Species (CITES) zijn de Afrikaanse olifanten toegenomen of stabiel gebleven in delen van hun territorium, vooral in Zuid- en Oost-Afrika. Maar vele populaties, vooral in West- en Centraal-Afrika, blijven groot gevaar lopen. De vraag naar olifantenivoor en olifantenvlees is blijven bestaan, onder impuls van ongeregelde binnenlandse markten in delen van Afrika en Azië en van de illegale handel. Vernieling en verlies van habitat, vooral door de niet-duurzame houtkap, blijft vele kleine, versnipperde populaties, vooral van bosolifanten in West- en Centraal-Afrika, bedreigen. Tussen 1980 en 2005 verdubbelde de menselijke bevolking van Afrika bijna van 480 tot 905 miljoen, waardoor de wedijver met de olifanten voor natuurlijke hulpbronnen steeg. Met de totale populatie van olifanten nu tussen 470.000 en 690.000 neemt het conflict tussen de mens en de olifant toe. Bijna 80% van de habitat van de olifanten ligt buiten beschermde gebieden.
Sommige klimaatplannen suggereren dat delen van West- en Zuid-Afrika een toename zullen zien van droogtebestendige, loofverliezende bomen en grassen ten koste van groenblijvende bomen. Een toename van de frequentie van branden door de klimaatverandering kan de habitats van olifanten beïnvloeden aangezien branden de beschikbaarheid van voedsel verminderen. Veranderingen in de vegetatie zullen de waterafvoer en de stroming van rivieren beïnvloeden, wat gevolgen heeft voor de structuur en de werking van het ecosysteem, waardoor de verspreiding van de in het wild levende dieren zal worden getroffen en er nog meer druk komt op de waterbronnen. Olifanten kunnen zich zeer goed aanpassen, maar de mate waarin ze zich kunnen aanpassen aan de klimaatverandering terwijl hun omgeving verandert, is onbekend. Bovendien zullen de menselijke landbouw en nederzettingen de potentiële verplaatsing naar meer geschikte habitats in veel gevallen blokkeren. De migraties van olifanten zijn verbonden met seizoengebonden veranderingen in regenval en vegetatie. De klimaatverandering zal deze seizoenbewegingen beïnvloeden, maar kan ook een invloed hebben op de algemene verspreiding van de populatie. Het is mogelijk dat de klimaatverandering de huidige verspreiding van verschillende Afrikaanse soorten, waaronder de olifanten, in een aantal belangrijke beschermingszones, waaronder het iconische Kruger National park, aantast. Sommige klimaatmodellen suggereren dat het geschikte territorium voor olifantenpopulaties tegen 2080 zal inkrimpen, waardoor ze zuidwaarts van hun territorium in Centraal-Afrika zullen trekken. Deze modellen stellen in het vooruitzicht dat 20% van de beschermde gebieden waarin olifanten momenteel voorkomen, tegen 2080 qua klimaat ongeschikt voor hen zullen zijn.
IMPACT VAN DE KLIMAATVERANDERING • Vermindering van voedsel- en waterbronnen • 20% verlies van de thans beschermde habitat tegen 2080 • Overleving van kalveren verminderd door droogtes
24. klimaatverandering & soorten
© Martin HARVEY / WWF-Canon
Sommige wetenschappers voorspellen dat de algemene prevalentie van olifanten zal afnemen door de opwarming van de aarde (een vermindering van 14 % volgens prognoses door Palmer, 2008). De beschikbaarheid van voedsel en water neemt merkelijk af tijdens ernstige droogtes en dit heeft een grote impact op de mortaliteit van de olifanten, vooral van de kalveren, waardoor het succes van de voortplanting in de olifantenpopulaties zou kunnen afnemen.
09
De menselijke bevolking van Afrika zal ook in belangrijke mate worden beïnvloed door de klimaatverandering, omdat 70% van de bevolking afhankelijk is van watervragende landbouw. Het IPCC voorspelt dat in sommige Afrikaanse landen de neerslag al in 2020 met 50% zal afnemen, waardoor miljoenen mensen aan waterstress zullen lijden. De verminderde beschikbaarheid van voedsel en water in de scenario’s van klimaatverandering zal vermoedelijk leiden tot meer wedijver tussen de mensen en de in het wild levende dieren, waaronder de olifanten, voor de schaarse natuurlijke hulpbronnen – vooral land en water. Dit kan resulteren in meer conflicten tussen de mens en de olifant, zoals is waargenomen in TransMara in Kenia tijdens de droogtejaren, of in toegenomen stroperij om het vlees.
Wat kunnen wij doen? WWF heeft veldprogramma’s in West-, Centraal-, Oost- en Zuid-Afrika. Opdat de olifantenpopulaties zich zouden kunnen aanpassen aan de klimaatverandering, hebben ze bewegingsruimte nodig. Aangezien een groot deel van de olifanten buiten beschermde gebieden leven, is een ruimtelijke ordening die rekening houdt met de behoeften van de mensen en van de olifanten, zowel nu als in de toekomst, absoluut essentieel.
© Martin HARVEY / WWF-Canon
© Martin HARVEY / WWF-Canon
© Martin HARVEY / WWF-Canon
Een van de methodes om ruimte te maken in de landschappen zijn de Transfrontier Conservation Areas (TFCAS), waarbij olifanten corridors krijgen om over de landsgrenzen heen rond te zwerven en waarbij wordt voorzien in mechanismen om de mensen baat te laten hebben bij hun aanwezigheid. WWF maakt deel uit van internationale samenwerkingsverbanden om TFCAS te ontwikkelen in heel Afrika en om regeringen en lokale gemeenschappen te helpen bij de ruimtelijke ordening, om zowel in de behoeften van de mens als in die van de in het wild levende dieren te voorzien.
25.
Casestudie 10 :
Albatros Soorten, status & bedreigingen
De impact van de klimaatverandering
Albatrossen zijn majestueuze, langlevende zeevogels die enorme afstanden over de wereldzeeën afleggen. Zij zijn de grootste zeevogels en sommige soorten hebben een vleugelwijdte van wel 3,5 meter. Zij behoren echter tot de meest bedreigde zeevogelfamilie in de wereld. Van de 22 soorten albatrossen wereldwijd zijn er 18 bedreigd en van sommige daarvan, zoals de reuzenalbatros op het Macquarie-eiland en de Amsterdameilandalbatros, zijn de populaties zo klein dat hun uitsterven niet ver weg is.
Aangezien de populaties al gereduceerd zijn, zal de klimaatverandering de zaken waarschijnlijk nog erger maken voor de albatros in de wereld, vooral voor die soorten met begrensde geografische territoria. Eigenlijk zijn vogels een goede indicator van de klimaatverandering, aangezien hun levenscycli vaak afhankelijk zijn van het weer en de klimaatomstandigheden. Dit geldt vooral voor vogels die migreren of lange afstanden afleggen op zoek naar voedsel, zoals de albatros. Terwijl niemand zeker weet wat de impact van de klimaatverandering op de albatrossen zal zijn en hoe zij zich zullen aanpassen, komen er enkele verontrustende tendensen aan het licht.
De albatros brengt meer dan 95% van zijn tijd door met over de wereldzeeën te vliegen op zoek naar prooien en keert alleen terug naar het land om te broeden. Albatrossen vormen een paar voor het leven en kweken traag. Ze leggen maar één ei per keer. In de Zuidelijke Oceaan maken ze meestal nesten op kleine afgelegen eilanden, zoals Macquare-eiland, Heardeiland, McDonaldeiland, Campbelleiland, de Crozeteilanden, Albatroseiland, Pedra Branca en Mewstone. In de 19e eeuw schoten zeelui voor het amusment op albatrossen en verkochten dan hun veren. Nu wordt de albatros bedreigd door tal van menselijke activiteiten, vooral de beug-, inktvis- en drijfnetvisserij. Hun natuurlijke prooi bestaat uit pijlinktvis en vis – die allebei veel worden gebruikt als aas bij de beugvisserij. Incidentele bijvangst van zeevogels in de beugvisserij is een grote bedreiging van de albatros, aangezien zij in de haken terecht kunnen komen, verstrikt kunnen geraken, of weggesmeten plastic en ander zeeafval kunnen opeten. Terwijl de visindustrie belangrijke verbeteringen heeft aangebracht om deze bedreiging te verminderen, blijft illegale, ongereglementeerde en ongemelde visserij elk jaar de oorzaak van duizenden dode albatrossen. Op het Macquare-eiland is op een cruciale broedplek voor vier bedreigde albatrossoorten de jongste jaren een nieuwe bedreiging opgedoken. Invasieve soorten, zoals ratten, gaan op zoek naar de albatroskuikens, en konijnen vernielen de nesthabitats, waardoor uitgebreide schade wordt aangericht aan de habitats van de albatros en hun voortplantingssucces afneemt. .
Albatrossen die op één enkele plaats broeden, lopen het grootste risico bij een klimaatverandering, aangezien hun populaties niet beschermd zijn tegen een veranderende omgeving. Zes van de Australische albatrossoorten broeden op slechts één of twee geografisch dicht bij elkaar gelegen eilanden. Albatrossen zijn uitermate trouw aan hun broedplaatsen en zullen niet gemakkelijk elders gaan broeden. Op dit ogenblik is er niet genoeg onderzoek om aan te geven hoe deze soorten het zullen stellen of hoe de vegetatie van deze eilanden zal reageren op de klimaatverandering. Hogere temperaturen creëren al betere omstandigheden voor invasieve soorten zoals ratten en konijnen in nestplaatsen op eilanden zoals het Macquarie-eiland, waardoor er nog meer druk op deze kleine populaties komt. De luchttemperaturen boven de Zuidpoolzee zijn sinds de jaren zestig gestaag gestegen. Dit ging samen met een afnemende aanwezigheid van de reuzen- en wenkbrauwalbatrossen. Warmere wateren zijn armer aan voedingsstoffen dan koudere wateren en zeevogels vinden altijd gemakkelijker voedsel op momenten dat er een grote mix is van kouder, dieper water dat rijker is aan voedingsstoffen en warmer oppervlaktewater dat armer is aan voedingsstoffen. In 2002 waren de temperaturen van het oppervlaktezeewater abnormaal hoog en dat ging gepaard met een beperktere beschikbaarheid van voedsel. Vele kuikens stierven bijgevolg. De prevalentie van stormen is ook een belangrijke indicatie: volwassen albatrossen worden letterlijk van hun nesten geblazen, of zoals in november 1994 gebeurde bij een albatrospopulatie op het Chatham Eiland, kunnen eieren beschadigd of vernield worden. Sinds 1970 is het klimaat op alle plaatsen waar de Noordelijke reuzenalbatros broedt in Nieuw-Zeeland warmer en droger geworden. Dit kan zeer
IMPACT VAN DE KLIMAATVERANDERING • Toegenomen kwetsbaarheid voor invasieve soorten
• Toegenomen sterfte van jongen
26. klimaatverandering & soorten
© Fritz PÖLKING / WWF
• Vermindering van de broedplaatsen
09 10 stresserend zijn voor de volwassenen vogels op het ogenblik dat ze hun kuikens grootbrengen omdat zij het nest niet kunnen verlaten en uitgeput kunnen geraken door de hitte. Hitte bevordert ook de groei en voortplanting van aasvliegen, die de kuikens aanvallen en doden. Als de broedplaatsen worden aangetast, bijvoorbeeld door stormen die de habitat eroderen, kan de albatros worden gedwongen om te vechten voor de weinige ruimte die er overblijft. Hoe dichter de vogels op elkaar zitten, hoe groter de kans dat aasvliegen en parasieten opduiken.
Wat kunnen wij doen? Omdat de migratieroutes van de albatrossen zo uitgestrekt zijn, vereist hun bescherming de samenwerking van vele landen. De beste oplossing voor de albatros om de klimaatverandering te kunnen weerstaan, is de veerkracht van de populatie op te bouwen door alle andere bedreigingen te verminderen en door de algemene broeikasgas-emissies te beperken, zodat wordt verzekerd dat de kritieke opwarmingsdrempel van 2°C niet wordt bereikt.
© Sylvia RUBLI / WWF-Canon
© James FRANKHAM / WWF-Canon
© Rowan Trebilco / WWF-Canon
De Agreement on the Conservation of Albatross and Petrels (ACAP) is een internationale overeenkomst die alle albatrossoorten beschermt. Ze concentreert zich op internationale samenwerking en uitwisseling van informatie en expertise voor de bescherming van deze in aantal afnemende zeevogels. Doelstelling van de ACAP zijn: het beheersen van de niet-inheemse dieren op broedeilanden, het invoeren van maatregelen om bijvangst te verminderen en het beschermen van de broedhabitat.
27.
Besluit We kunnen ons moeilijk een wereld voorstellen zonder pinguïns, koraalriffen, zeeschildpadden en ijsberen. Dertig jaar geleden zou niemand hebben kunnen denken dat het leven op aarde zo erg zou worden bedreigd. Maar dat is door de klimaatverandering anders geworden. De planeet warmt op, de klimaatpatronen en seizoenen veranderen, en ecosystemen en soorten zijn nu al gedwongen om zich aan te passen. Tenzij we nu iets doen, zullen de temperaturen op aarde de gevaarlijke drempel van 2°C overschrijden waarop veel meer soorten zullen worden bedreigd of zelfs zullen verdwijnen in minder tijd dan een gemiddeld mensenleven. Aan de polen lopen de soorten nog meer gevaar omdat de snelheid waarmee de opwarming er plaatsvindt, veel hoger is dan gemiddeld in de wereld en omdat er geen “koudere” habitat is voor deze soorten om naartoe te verhuizen als de polen opwarmen. Bij de huidige snelheid waarmee de temperaturen stijgen, wordt voorspeld dat bijna de helft van de zomerhabitats van de ijsbeer tegen het midden van de 21e eeuw verloren zouden gaan. Het dunner worden en breken van het zeeijs in het Noordpoolgebied wordt gezien als de oorzaak van het verlies aan lichaamsgewicht van vrouwelijke ijsberen en tegen 2012 zou hun gemiddelde lichaamsgewicht te laag kunnen zijn om zich voort te planten. Bij een opwarming van 2°C wordt verwacht dat het dunnere zeeijs in Antartica zal leiden tot een verlies van 50% van de kolonies van keizerspinguïns en van 75% van de kolonies van adeliepinguïns. De albatros, de meest bedreigde groep van vogels wereldwijd, is afhankelijk van sub-antarctische eilanden in de Zuidzee om te broeden en te nestelen, en is uiterst gevoelig voor klimaatverandering. Op plaatsen zoals het Macquarie-eiland bevorderen de warmere temperaturen de levensomstandigheden voor konijnen en ratten, die de nestplaatsen van de Albatros verwoesten. In de mariene omgevingen zijn de effecten van de klimaatverandering al te zien, bijvoorbeeld in de massale koraalbleking van 1998 die 16% van de koralen in de wereld doodde en er nog veel meer verwoestte. UNEP (2008) suggereert dat meer dan 80% van de koralen in de wereld uitgestorven kunnen zijn op enkele decennia tijd. Zeeschildpadden, die nu al met uitsterving bedreigd zijn door de talrijke gevaren in hun geografisch territorium, vertonen al tekenen van effecten van de globale opwarming. Op sommige neststranden zijn er al meer vrouwelijke dan mannelijke jongen, en als de temperaturen blijven stijgen, zullen massaal veel jongen sterven door hittestress en uitdroging. Daarbij komen nog alle andere gevaren, waaronder het verlies van foerageer- en nesthabitats door de klimaatverandering.
Bij de landsoorten zouden veranderingen in regenval en temperaturen ernstige gevolgen hebben voor hun habitats, die in veel gevallen al beperkt en zeer verloederd zijn. Stijgingen van maar 0,5°C zouden de habitats van sommige Australische kleine zoogdiersoorten klimatologisch ongeschikt maken. Daarbij horen de zwartpotige rotswally en de gestreepte haaskangoeroe, waarvan de territoria al zeer begrensd zijn. Een stijging van de temperatuur met 2°C zou de uitsterving veroorzaken van de antilopewallaby, die aangepast is aan natte, tropische omstandigheden, en andere kangoeroe- en wallabysoorten zouden een minder geschikte habitat krijgen. Met de opwarming van de aarde op de twee eilanden in Indonesië waar orang-oetans verblijven, zouden de regenval in het natte seizoen en de branden in het droge seizoen toenemen, wat tot belangrijke voedselverliezen voor de orangoetans zou leiden. In de Sunderbans van India en Bangladesh, waar ongeveer 400 exemplaren van de zwervende Bengaalse tijgerpopulatie van de wereld in mangrovemoerassen leven, stijgt het zeeniveau met 4 mm per jaar. Bijna een derde van de tijgerhabitat is al verdwenen, waaronder twee eilanden. Met een droger, minder voorspelbaar klimaat in sub-Saharisch Afrika zou de geschikte habitat voor olifanten inkrimpen en zouden zij tegen 2080 niet meer voorkomen op sommige plaatsen waar ze vandaag nog bestaan. WWF werkt samen met gemeenschappen, regeringen, andere NGO’s en bedrijven overal ter wereld om de bedreigingen van soorten en hun habitats te verminderen. De toekomst van de wilde dieren, zoals de tijgers van de Sunderbans en de ijsberen op de Zuidpool, hangt echter af van een collectieve inspanning van de hele wereld. Wij zijn allemaal verbonden met het probleem van de klimaatverandering omdat wij allemaal energieverbruikers zijn. Daarom moeten wij allemaal een rol spelen in de vermindering van de broeikasgasemissies in de wereld en meewerken aan de oplossing. Als wij dat niet doen, zal niet alleen onze soort de prijs betalen, maar zal dat ook het geval zijn voor alle prachtige schepsels waarmee wij de planeet delen. 2009 is een cruciaal jaar voor de klimaatverandering in de aanloop naar de United Nations Climate Change Conference in Kopenhagen, Denemarken. De wereldleiders zullen beslissen over een nieuwe mondiale overeenkomst die het Kyotoprotocol zal vervangen en zal definiëren hoe de klimaatverandering in de toekomst moet worden aangepakt.
28. klimaatverandering & soorten
29. © Martin HARVEY / WWF-Canon
Referenties
Algemeen • Hulme, P. E. 2005. Adapting to climate change: is there scope for ecological management in the face of a global threat? Journal of Applied Ecology 41: 784-794. • Thomas, C. D. et al. 2004. Extinction risk from climate change. Nature 427: 145-148. • Saving the world’s natural wonders from climate change. WWF briefing paper. 2007. WWF International. Gland, Switzerland. • Williams, S. E., Shoo, L. P., Isaac, J. L., Hoffman, A. A. & Langham, G. 2008. Towards an integrated framework for assessing the vulnerability of species to climate change. PLOS Biology 6 (12): e325. www.panda.org www.panda.org/species www.iucn.org http://iucn.org/about/work/programmes/species/about_ssc/ http://www.iucn.org/about/work/initiatives/climate_news/_/climate_change_and_ species/index.cfm http://www.panda.org/about_wwf/what_we_do/climate_change/problems/global_ warming/
IJsberen • Amstrup, S. C., Marcot, B. G. & Douglas, D. C. 2007. Forecasting the Range-wide status of polar bears at selected times in the 21st century. United States • Geological Survey Science Strategy to support U. S. Fish & Wildlife Service Polar bear listing decision. U.S. G. S., Virginia, United States.
Prieto, R., Muthiga, N., Bradbury, R.H., Dubi, A., and Hatziolos, M. E., (2007) Coral Reefs under Rapid Climate Change and Ocean Acidification. Science 318: 1737-1742 • Nellemann, C. Hain, S. & Alder, J. 2008. In dead water: Merging of climate change with pollution, overharvest and infestations in the world’s fishing grounds. UNEP, Norway. • Riegl, B. 2003. Climate change and coral reefs: different effects in two high-latitude areas (Arabian Gulf, South Africa). Coral Reefs 22: 433-446. • Wilkinson, C. 2004. Status of coral reefs of the world. Australian Institute of Marine Science. Townsville, Australia. http://www.panda.org/about_wwf/where_we_work/asia_pacific/publications/index. cfm?uNewsID=106580 http://wwf.org.au/ourwork/oceans/gbr/ http://www.panda.org/about_wwf/what_we_do/climate_change/problems/impacts/ coral_reefs/
Kangoeroes • Low, T. 2008. Climate change and invasive species. A review of interactions (November 2006 Workshop report). Commonwealth of Australia. Canberra, Australia. • Matson, T. 2008. Australian species and climate change. WWF Australia. Sydney, Australia. Hughes, L. (ed.). • http://wwf.org.au/publications/australian-species-and-climate-change-report/ • Ritchie, E.G. & Bolitho, E.E. (2008). Australia’s Savanna Herbivores: Bioclimatic Distributions and an Assessment of the Potential Impact of Regional Climate Change. Physiol. Biochem. Zool., 81: 880-890. http://wwf.org.au/ourwork/climatechange/
• Norris, S., Rosentrater, L. & Eid, P. M. 2002. Polar bears at risk: a WWF status report. Gland, Switzerland.
http://wwf.org.au/publications/kangaroos-and-wallabies-fact-sheet/
• O’Neill, S. J., Osborn, T. J., Hulme, M., Lorenzoni, I. and Watkinson, A. R. 2008. Using expert knowledge to assess uncertainties in future polar bear populations under climate change. Journal of Applied Ecology 45: 1649-1659.
Walvissen en Dolfijnen
• Polar bear conservation fact sheet. WWF U. S. October, 2008. • Serreze, M. C., Holland, M. M. & Stroeve, J. 2007. Perspectives on the Arctic’s shrinking sea ice cover. Science 315: 1533. • Stirling, I. & Derocher, A. 2007. Melting under pressure: the real scoop on climate change and polar bears. The Wildlife Professional. Pp. 24-27 & 43.
• Cetaceans fact sheet. 2006. WWF International Gland, Switzerland. • Elliott, W. & Simmonds, M. 2007. Whales in hot water? The impact of a changing climate on whales, dolphins and porpoises: A call for action. WWF International. Gland, Switzerland/ WDCS. Chippenham, United Kingdom. • Elliott, W. & Tin, T. 2008. Ice breaker: Pushing the boundaries for whales. WWF International. Gland, Switzerland/Fundacion Vida Silvestre Argentina.
• Wiig, O., Aars, J. & Born, E. W. 2008. Effects of climate change on polar bears. Science Progress 91(2): 151-173.
• Tynan, C., and Russell, J. 2008. Assessing the impacts of future 2ºC global warming on Southern Ocean cetaceans. International Whaling Commission Scientific Committee paper SC/60/E3.
• WWF Polar bear conservation: securing a future for the icon of the north. October, 2008. WWF U. S.
www.panda.org/species
http://www.panda.org/about_wwf/where_we_work/europe/what_we_do/arctic/area/ species/polarbear/
http://www.panda.org/about_wwf/what_we_do/species/about_species/species_ factsheets/cetaceans/
http://www.panda.org/about_wwf/where_we_work/europe/what_we_do/arctic/area/
Pinguïns
Tijgers
• Ainley, D., Russell, J., Jenouvrier, S. 2008. The fate of Antarctic penguins when earth’s tropospheric temperature reaches 2o above pre-industrial levels. WWF.
• Dinerstein, E. et. al. 2007. The fate of wild tigers. Bioscience 57 (6): 508-514.
• Antarctic penguins and climate change. Real leaders tackle climate change. 2007. WWF International pamphlet.
• Elliott, W. Solving conflicts between Asian big cats and humans: A portfolio of conservation action. WWF International. Gland, Switzerland.
http://www.panda.org/index.cfm?uNewsID=119060
• Kathiresan, K. & Rajendran, N. 2003. Conservation of mangrove ecosystems in India. Seshaiyana 11 (1): 1-4.
http://www.panda.org/about_wwf/where_we_work/asia_pacific/where/thailand/ publications/index.cfm?uNewsID=147341
• WWF Tiger fact sheet: Revered around the world, but persecuted throughout its range. 2008. WWF International. Gland, Switzerland.
http://www.panda.org/about_wwf/what_we_do/climate_change/problems/global_ warming/scientific_proof/ipcc_report/polarregions.cfm
• Colby Loucks, unpublished data, WWF US
http://www.panda.org/about_wwf/where_we_work/project/projects/index. cfm?uProjectID=AU0083
http://www.panda.org/about_wwf/where_we_work/asia_pacific/our_programmes/ tiger_programme/wwf_strategy/priority_landscapes/sunderbans/ http://www.panda.org/about_wwf/what_we_do/climate_change/problems/impacts/ species/ http://www.panda.org/about_wwf/what_we_do/species/about_species/species_ factsheets/tigers/
Rifbouwende koralen • Coral reef investigations in Abu Dhabi and Eastern Qatar. Final report January 2005 – December 2007. WWF & Emirates Wildlife Society. Dubai, United Arab Emirates.
Zeeschildpadden • Broderick, A.C., Godley, B.J., and Hays, G.C. (2001) Metabolic heating and the prediction of sex ratios for green turtles (Chelonia mydas). Physiological and Biochemical Zoology 74: 161-170. • Case, M. 2008. The impacts of climate change on hawksbill turtles. WWF US. • Chaloupka, M., Kamezaki, N. & Limpus, C. 2008. Is climate change affecting the population dynamics of the endangered Pacific loggerhead turtle? Journal of Experimental Marine Biology and Ecology 356: 136-143.
• Hoegh-Guldberg, O. & Hoegh-Guldberg, H. 2008. The implications of climate change for Australia’s Great Barrier Reef: People and industries at risk. WWF Australia. Brisbane, Queensland.
• Cronin, L (2001) Australian Reptiles and Amphibians. Envirobook, NSW Australia.
• Hoegh-Guldberg, O., Mumby, P.J., Hooten, A. J., Steneck, R.S., Greenfield, P., Gomez, E., Harvell D. R, Sale, P.F., Edwards, A.J., Caldeira, K., Knowlton, N., Eakin, C. M., Iglesias-
• Glen, F. & Mrosovsky, N. (2004) Antigua revisited: the impact of climate change on sand and nest temperatures at a hawksbill turtle (Eretmochelys imbricata) nesting beach. Global Change Biology, 10, 2036-2045.
30. klimaatverandering & soorten
• Davenport, J. (1997) Temperature and the life-history strategies of sea turtles. Journal of Thermal Biology 22: 479-488.
• Glen F, Broderick, A.C., Godley, B.J., and Hays, G.C. (2003) Incubation environment affects phenotype of naturally incubated green turtle hatchlings. J. Mar. Biol. Ass. U.K 83: 11831186.
• Dudley, J. P., Criag, G. C., Gibson, D. St. C., Haynes, G., & Klimowicz, J. 2001. Drought mortality of bush elephants in Hwange National Park, Zimbabwe. African Journal of Ecology 39: 187-194.
• Hawkes, L.A., Broderick, A.C., Godfreyz, M.H and Godley, B.J. (2007) Investigating the potential impacts of climate change on a marine turtle population. Global Change Biology 13: 1-10.
• Foley, C., Pettorelli, N., & Foley, L., 2008. Severe drought and calf survival in elephants. Biology letters 4: 541-544.
• Hawkes, L. 2007. Hawksbill turtles and climate change: Developing an approach for adaptation to climate change in the Insular Carribean. WWF & the MacArthur Foundation. Florida, USA. • Hays, G.C., Broderick, A.C., Glen, F., and Godley, J. (2003) Climate change and sea turtles: a 150-year reconstruction of incubation temperatures at a major marine turtle rookery. Global Change Biology 9: 642-646. • Hobday AJ, Okey TA, Poloczanska ES, Kunz TJ, Richardson AJ. (2006) CSIRO Marine and Atmospheric Research, report Impacts of Climate Change on Australian Marine Life to the Australian Greenhouse Office, Department of the Environment and Heritage. http://www. greenhouse.gov.au/impacts/publications/marinelife.html • Hughes L (2000) Biological consequences of global warming: is the signal already apparent? Trends in Ecology and Evolution15: 56–61. • Kaplan, I.C (2005) A risk assessment for Pacific leatherback turtles (1). Can J Fish Aquat Sci 62: 1710–1719. • Marine turtles factsheet: Ancient mariners threatened with extinction. 2006. WWF International. Gland, Switzerland. • United Nations Environment Programme (UNEP) and Secretariat of the Conservation of Migratory Species of Wild Animals (CMS) (2006) Migratory Species and Climate Change: Impacts of a Changing Environment on Wild Animals. • Weishampel, J.F., Bagley, D.A., and Ehrhart, L.M. (2004) Earlier nesting by loggerhead sea turtles following sea surface warming. Global Change Biology 10: 1424-1427. • Whiting, S.D., Long, J.L., Hadden, K.M., Lauder, D.K., and Koch, A.U. (2007) Insights into size, seasonality and biology of a nesting population for the Olive Ridley turtle in northern Australia. Wildlife Research 34: 200-210. • Yntema CL, Mrosovsky N (1982) Critical periods and pivotal temperatures for sexual differentiation in loggerhead turtles. Canadian Journal of Zoology 60: 1012–1016.
• Hulme, M., Doherty, R., Ngara, T., New, M. & Lister, D. 2000. African climate change: 19002100. Climate Research. University of East Anglia, Norwich, United Kingdom. • Loveridge, A. J., Hunt, J. E., Murindagomo, F., & Macdonald, D. W., 2006. Influence of drought on predation of elephant calves by lions in an African wooded savannah. Journal of Zoology 270: 523-530. • Lovett, J., Midgley, G. F., & Barnard, P., 2005. Climate change and ecology in Africa. African Journal of Ecology 43: 167-169. • Palmer, G. 2008. Simulating range shifts of African mammals under predicted climate change: potential conservation and economic consequences. MSc thesis. Durham University. United Kingdom. • Sitati, N., 2008. Climate change may complicate human-elephant conflict mitigation in the Mara ecosystem. Unpublished WWF report. Nairobi, Kenya. • Stephenson, P. J., 2007. WWF Species Action Plan: African elephant 2007-2011. WWF International. Gland, Switzerland. • Thuiller, W., Broennimann, O., Hughes, G., Alkemades, J. R. M., Midgley, G. & Corsi, F. 2006. Vulnerability of African mammals to anthropogenic climate change under conservative land transformation assumptions. Global Change Biology 12: 424-440. • WWF Species fact sheet: African elephant. 2007. Gland, Switzerland. http://www.panda.org/species http://www.panda.org/about_wwf/what_we_do/species/about_species/species_ factsheets/elephants/ www.iucn.org http://iucn.org/about/work/programmes/species/about_ssc/
Albatros
http://www.panda.org/species
• Agreement on the Conservation of Albatross and Petrels (ACAP) 2004. Official webpage available at http://www.acap.aq/
http://www.panda.org/about_wwf/what_we_do/species/about_species/species_ factsheets/marine_turtles/marine_turtles_threats/
• Australian Fisheries Management Authority, 2005. Official webpage available at http://www. afma.gov.au/fisheries/industry/default.htm
http://www.panda.org/about_wwf/where_we_work/latin_america_and_caribbean/ our_solutions/marine_turtle_programme/news/?uNewsID=19554
• Antarctic Division, Australian Government 2005. Official website available at http://www. heardisland.aq/protection/legislation/International_Agreements.html
http://www.panda.org/about_wwf/where_we_work/latin_america_and_caribbean/ our_solutions/marine_turtle_programme/projects/climate_turtles/
• Brothers, N. 1991. “Albatross Mortality and Associated Bait Loss in the
http://www.panda.org/about_wwf/where_we_work/latin_america_and_caribbean/index. cfm?uNewsID=131301
• Inchausti, P, et al. 2003. Inter-annual variability in the breeding performance of seabirds in relation to oceanographic anomalies that affect the Crozet and the Kerguelen sectors of the Southern Ocean. Journal of Avian Biology, 34: 170-176.
http://www.iucn.org http://www.iucn-mtsg.org/
Orang-oetans • Case, M., Ardiansyah, F. & Spector, E. 2007. Climate change in Indonesia: Implications for humans and nature. WWF Indonesia & WWF International. • Nijman, V. 2005. Hanging in the Balance: An Assessment of trade in Orang-utans and Gibbons in Kalimantan, Indonesia. TRAFFIC Southeast Asia. • Species fact sheet: Orang-utans – victims of logging and fire. 2006. WWF International. Gland, Switzerland. • Suhud, M. & Saleh, C. 2007. Climate change impacts on orang-utan habitat. WWF Indonesia. Jakarta, Indonesia. http://www.panda.org/species http://assets.panda.org/downloads/orangutan_factsheet2006.pdf http://www.panda.org/about_wwf/where_we_work/asia_pacific/our_solutions/borneo_ forests/news/?119600 http://www.panda.org/about_wwf/what_we_do/climate_change/index. cfm?uNewsID=147524
Afrikaanse olifanten • Aga Alo, C., & Wang, G., 2008. Potential future changes of the terrestrial ecosystem based on climate projections by eight general circulation models. Journal of Geophysical Research 113.
• Japanese Longline Fishery in the Southern Ocean”. Biological Conservation 55: 255.
• Gould, P. et al. 1997. Laysan and black-footed albatross: trophic relationships and driftnet fisheries associations of non-breeding birds. Pages 199-207 in G. Robertson and R. Gales (Eds), “Albatross: Biology and Conservation”, Surrey Beatty and Sons Pty Limited. • Intergovernmental Panel on Climate Change, 2001. Climate Change 2001: Impacts, Adaptation and Vulnerability. http://www.grida.no/climate/ipcc_tar/wg2/229.htm • Medway, D.G 1997. Human-induced mortality of Southern Ocean albatross at sea in the 19th century: A brief historical review. Pages 189-198 in G. Robertson and R. Gales (Eds), “Albatross: Biology and Conservation”, Surrey Beatty and Sons Pty Limited. • Ministry for the Environment, New Zealand Government 2004. Climate Change Effects and Impacts Assessment: A guidance manual for Local Government in New Zealand. http:// www.mfe.govt.nz/publications/climate/effects-impacts-may04/index.html • Robertson, C.J.R. 1997. Factors influencing the breeding performance of the Northern Royal Albatross. Pages 99-104 in G. Robertson and R. Gales (Eds), “Albatross: Biology and Conservation”, Surrey Beatty and Sons Pty Limited. • Smithers, B.V. et al. 2003. Wedge-tailed shearwaters negatively affected by sea surface temperature variation causing changes in availability of food. Marine and Freshwater Research 54(8): 973. • Weimerskirch, H. et al. 2003. “Trends in bird and seal populations as indicators of a system shift in the Southern Ocean.” Antarctic Science 15: 249. http://wwf.org.au/publications/australian-species-and-climate-change-report/ http://wwf.org.au/ourwork/species/albatross/
• Desanker, P. V. No date given. The impact of climate change on life in Africa. WWF pamphlet. Centre for African Development Solutions, Johannesburg, South Africa, University of Virginia, United States & WWF.
31.
© Steve Morello / WWF-Canon