KLEUTERMODULE DE ONTWIKKELING VAN DE KLEUTER ONDER DE LOEP
GROOT WORDEN – WERKBOEK
127
KLEUTERMODULE
OBSERVATIEOPDRACHT POËZIE-ALBUM
Voor deze opdracht is inzicht nodig in de indeling van de levensloop in ontwikkelingsfasen.
In deze opdracht zul je de leefwereld van kleuters verkennen. Het gaat erom vertrouwd te raken met hoe kleuters denken, waarover ze denken, wat hen interesseert, wat ze graag doen, wat ze al wel en nog niet kunnen... Nevendoel: Door alle observatieopdrachten te bundelen in een ‘klassikale observatiemap’, wordt een verzameling casusmateriaal aangelegd die als informatieof illustratiebron kan worden gebruikt bij andere opdrachten. Dit is een (individuele) observatieopdracht die je moet uitvoeren bij een (normaal ontwikkelende) kleuter. Voer deze opdracht uit als voorbereiding bij het begin van de kleutermodule (of ervoor). Breng de ingevulde observatieformulieren zo snel mogelijk mee naar de klas om er een klassikale observatiemap mee te maken die door iedereen kan worden ingekeken.
Laat een kleuter een tekening voor jou maken in je ‘poëzie’ (zie volgende pagina) en ga een gesprekje met hem aan naar aanleiding van de tekening. Noteer achteraf op de achterkant van de tekening wat de kleuter allemaal verteld heeft!
Leidraad voor het gesprekje Stel jezelf eerst voor aan de kleuter en zorg dat hij zich gemakkelijk voelt bij jou! Vraag ook aan de kleuter hoe hij heet en hoe oud hij is. Noteer dat op je ‘poëzie-blad’. Als de kleuter zelf al zijn naam kan schrijven, laat hem dat dan zeker zelf doen! Probeer een gesprekje aan te gaan met de kleuter, naar aanleiding van zijn tekening. – Wat heeft hij getekend? – Waarom heeft hij dat getekend? Is het iets wat hij heeft gezien of meegemaakt, of wat hij gedroomd heeft, of waarover hij heeft horen vertellen, of...? Ga verder in op wat de kleuter vertelt, en probeer zo wat meer te weten te komen over zijn leefwereld. Bijvoorbeeld: – wat de kleuter fijn vindt en wat niet – wie hij lief vindt en wie niet – wat hij mooi vindt en wat niet – waar hij bang voor is en waarvoor niet – wat hij gek/raar vindt en wat hij normaal vindt – wat hij van zichzelf denkt (hoe hij zichzelf beschrijft) en wat hij van zijn ouders, vriendjes of juf/meester denkt. Noteer op een kladblaadje in steekwoorden wat hij vertelt, en vat dit naderhand samen op de achterkant van de tekening.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
129
KLEUTERMODULE
GROOT WORDEN – WERKBOEK
131
KLEUTERMODULE
CASUS RONDNEUZEN BIJ DE 3/4-JARIGEN VAN JUF ELLEN!
Je hebt reeds kennisgemaakt met de verschillende ontwikkelingsfasen en ontwikkelingsgebieden.
In deze opdracht zul je inzicht verwerven in de ontwikkeling van de kleuter. Nevendoel: Je zult ook kennismaken met een aantal schoolse middelen in het opvolgen en begeleiden van de ontwikkeling van kleuters (bv. observaties, contact met ouders, klasscreenings), hoewel het geenszins de bedoeling is om hierin volledig te zijn. Ook zul je (opnieuw) een voorbeeld krijgen van ‘casusgebaseerd leren’, dat als vorm van leren inspirerend kan zijn voor je latere lespraktijk. Je zult in een groepje van 3 à 4 studenten de casusmaterialen doornemen en bespreken, en er vervolgens een aantal vragen en opdrachten over oplossen. Om de vragen en opdrachten te kunnen oplossen, zul je heel wat informatie over de kleuter moeten opzoeken.
Casusmaterialen – – – – – – – – –
Themamap: Trimesteroverzicht Themamap: Weekplanningen Themamap: Weekevaluaties Lesvoorbereiding: Turnen met matjes (door juf Lut) Het ontvangstmoment: concrete uitwerking Klasscreening: welbevinden en betrokkenheid Klasscreening: competenties De tekeningenmuur De klas van juf Ellen
GROOT WORDEN – WERKBOEK
133
KLEUTERMODULE
Themamap: Trimesteroverzicht (planning + eventuele aanpassingen) Week
Thema
Week 1
Mijn klas
Welk aanbod heb je die week gedaan? – Verkennen van de klas – Leren kennen van de juf en de andere kleuters – Aanleren van de vaste gewoonten, afspraken en regeltjes, zoals: de ontvangst, opruimen, waar mag je waarmee spelen, het dagschema – Gevoel van veiligheid geven aan kleuters – Leren kennen van en werken met ‘mijn kenteken’
Week Experimenteren – Eerste keer verjaardag vieren 2 & 3 met technieken – Schilderen, stempelen, plakken en scheuren: aanbrengen van vaste gebruiken en gewoonten, de afspraken daaromheen en de klasregels. – Inspelen op gebeurtenis: ‘pijn hebben’ Week 4
De appel
– – – – – –
Appels proeven Appelmoes maken Lied: ‘Appels vallen uit de bomen’ Rollen rond je eigen as Schilderen van een appel/appelboom Stempelen van appels in de boom
Week 5
Goudlokje en – Kleutercontract met opdrachten uit Dopido (tijdschrift voor kleuters) de drie beren + Klasscreening 1 – Berentekening met propjes opvullen – Rijstepap maken – Poppenkast – Aanvulling met andere sprookjes
Week 6
Een broertje of – Geboortekaartjes bekijken zusje – Babykamer in de klas – Fruitpap maken – Het kleine zusje van Kaat op bezoek! – Versje + bespreking: ‘Jij en Ik’
Week 7
Schatten in mijn zakken
– – – – – – –
Schattendoos van de juf Schatten zoeken op de speelplaats Schilder je eigen piratenschatkist Rollen met knikkers in de verf Zoekspelletjes, sluipen Zoektocht naar een schat (chocolademunten) Versje: ‘Ik krijg van juf een doekje’
Week 8&9
Beroepen
– – – – –
Getuigenissen van werkende vaders/moeders Op bezoek bij het postkantoor, de bakker, de kapster Rollenspel en knutselen rond beroepen Brood bakken in de klas Versje: ‘Wiere waare werken’
GROOT WORDEN – WERKBOEK
134
KLEUTERMODULE
Week Week 10
Thema
Welk aanbod heb je die week gedaan?
Dieren vervan- – Rollenspel met doktersspullen gen door Dokter – Bezoek aan een huisarts en apotheker – Lopen, springen, gooien, vangen en rollen met een arm of been ‘in het gips’ – Doosjes en potjes knutselen voor de apotheek – Verhaal: ‘Vandaag kan ik niet spelen’
Week Licht en donker – Kaarsen, lichtjes, zaklamp 11 – Onder lakens/deken met en zonder licht – Schilderen met wit en zwart – Verhalen: ‘Sam in het donker’, ‘Slaap lekker’, ‘De kleine en de grote beer’ Week 12
Sinterklaas
– – – – – – –
Sint en Piet-pop Kleren van de Sint en zijn Pieten maken Bezoek van de Sint en zijn Pieten aan ons klasje Klimmen zoals Piet Versiering maken Sinterklaasliedjes Verhaal: ‘Tik tik tak op het dak’
Week 13 & 14
Kerstmis en Nieuwjaar
– – – – – – – – –
Kerstboom versieren Kerststal uitbeelden Kerstfeestje bouwen Kerstbal knutselen Nieuwjaarsbrief versieren Schilderen van een kaarsje Versje: ‘Nieuwjaarsbrief’ Kerstmuziek en kerstliedjes Kerstverhaal vertellen
Volgende klasscreenings Week 18 Week 29 Na elke klasscreening wordt er overlegd met de zorgverbredingsleerkracht om de resultaten te bespreken. Indien nodig, wordt er vervolgens een MDO (MultiDisciplinair Overleg – Leerkracht, zorgverbredingsleerkracht, directie, CLB/OBD, leerkracht lichamelijke opvoeding, kleuterverzorgster en eventueel ouders) samengeroepen om voor bepaalde kinderen interventies te plannen.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
135
KLEUTERMODULE
Themamap: Weekplanningen Week 4: Uitwerking van het thema: ‘De appel’
Weekplanning Thema: De appel
(K) = Klassikaal. De andere activiteiten worden als keuze-activiteit aan de kleuters aangeboden (geen verplichting!)
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Ontvangst: appel in dagkast (K)
Ontvangst: kleine Ontvangst: kookboom in kastje pot in kastje (K) (K) De appel: proeven Appelmoes mavan verschillende Verhaal met uit- ken soorten appels, beelden: ‘Kaj wil Boom of appel appelsap drinken, een appel’ schilderen (herdelen van de ap- Schilder je boom haling) pel benoemen Gezelschapsspel: Poppenspel: ‘Ik Schilder je eigen appeltjes plukken ben een appel en appel ik ben een peer’ Verhaal: ‘Musti Verhaal: ‘Mijn (K) en de appel’ (K) appel’ (K)
Donderdag
Vrijdag
Ontvangst: mand- Ontvangst: klokje met appels in huis in kastje (K) kastje (K) Rol om je eigen Lied: ‘Appels val- as en kruipen len uit de bomen’ door gaatjes (zo(K) als de rupsen op Appels stempelen appels) op je boom
Afsluiten van de Verhaal of dansje week: herhaling van lied en dansje met juf Lut (K) (turnjuf) (K)
Doelstellingen: drie focuspunten binnen dit thema 1. Taalontwikkeling a. Auditieve boodschappen interpreteren en er adequaat op reageren: verhaal begrijpen, weten wat je moet doen bij een opdracht. b. Ervaringen verwoorden: wat weten de kleuters al over de appel, vertellen wat ze zien, horen of proeven. c. Ervaringen uitwisselen: antwoorden op vragen over de appel, leren ‘het woord’ af te wachten, vlot(ter) leren praten over de appel. d. Luisteren en spreken verfijnen: meezingen met het lied, delen van de appel leren benoemen. 2. Zintuiglijke ontwikkeling a. Actief exploreren met de zintuigen: kleine verschillen ontdekken tussen de appels (zien en proeven), appels vergelijken. b. Intens proeven: proeven van een stukje appel, hoe smaakt het?, appelmoes proeven, vertellen wat je ervan vindt (bv. lekker, vies, zoet, bitter). 3. Muzische vorming (Bewegingsexpressie) a. Muzisch omgaan met lichaamshoudingen en bewegingen: dansen en bewegen op de appelmuziek, rollen om je eigen as (Vind je dit leuk?). Opmerking: Binnen elk thema kiest de leid(st)er drie belangrijke focuspunten voor het formuleren van de doelstellingen. Er wordt op toegezien dat gespreid over een zestal weken de verschillende focuspunten (= bestaansdimensies*) minstens één keer voorkomen. * Extra informatie: Er zijn 12 bestaansdimensies in het ontwikkelingsplan (van het VSKO) beschreven, namelijk: positieve ingesteldheid, emotionele ontwikkeling, sociale ontwikkeling, morele ontwikkeling, godsdienstige ontwikkeling, muzische vorming (drama, beeldende expressie, muzikale expressie, bewegingsexpressie), motorische ontwikkeling, zintuiglijke ontwikkeling, denkontwikkeling, wiskundige initiatie, taalontwikkeling en zelfsturing.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
136
KLEUTERMODULE
Themamap: Weekevaluaties 1
Week 1 : Mijn klas De eerste schooldag is voor veel kleuters een moeilijke dag. Hoewel de meesten van hen vorig jaar al naar het instapklasje gingen, is het toch weer even wennen. Ik heb de ouders dan ook laten weten dat de kinderen de eerste weken gerust een knuffel mee naar school mogen brengen. Als het even moeilijk gaat, biedt een knuffel de kleuter heel wat troost. De eerste dag trek ik tijdens het ontvangstmoment tijd uit om alle kleuters zichzelf te laten voorstellen. Hier valt onmiddellijk het verschil op tussen de vlotte praters en de kleuters voor wie het zelfs al een overwinning is om hun naam in de groep te zeggen. Zij die niet veel over zichzelf weten te vertellen, help ik op weg door hen telkens kleine tussenvraagjes te stellen, waarop ze kunnen antwoorden. Maarten en Amélie daarentegen hebben bijvoorbeeld al heel wat over zichzelf te vertellen: ‘Maarten! Ik heet Maarten, ik eel groot, en met witte haren, ik heel mooi kan schilderen, zegt mijn mama, en ik heb spitsplinkernieuwe schoenen gekreegt!’, ‘Mijn naam is Amélie, ik heeft een grote zus Amber en mijn papa kan heel goed lopen. Ik lust graag tomatensoep, maar niet sliertjessoep, want die kietelen in mijn keel!’ Kathleen vertelt dat Bart (die bij haar in de straat woont) haar beste vriend is, omdat hij zo sterk is en dezelfde kleur haar heeft als zij, en omdat hij thuis ook een hamstertje heeft, waarmee ze samen graag spelen. Lesley had het vanmorgen heel moeilijk met afscheid nemen van zijn moeder, en hij lijkt nog altijd niet echt gerustgesteld. Wanneer hij aan het woord komt, barst hij weer in tranen uit: ‘Mama bent, ik wil, mama die, boos mama..., ik niet weg, ik woude kus geven voor mama, maar toen..., nu mama gaande weg snel, mama werken!’ Op woensdag spelen we een heleboel kennismakingsspelletjes om elkaars namen in te oefenen. We beginnen met het spelletje ‘spinneweb’ (als de bol garen naar jou wordt gerold, moet je je naam zeggen en het touw een keer rond je voet draaien; daarna mag je de bol verder rollen naar een andere kleuter). Dit spel blijkt toch nog wat te hoog gegrepen voor mijn kleuters, er zijn te veel spelregels, denk ik. Ik heb het dus maar vereenvoudigd door een bal te nemen in plaats van een bol garen. Wie de bal toegerold krijgt, moet zijn naam zeggen. Dat lukt. Daarna spelen we een variant. Je moet nu ook zeggen naar wie je de bal gaat rollen. Donderdag laat ik de kleuters kennismaken met de andere juffen die regelmatig in onze klas zullen komen: Juf Kristien (de kinderverzorgster die op maandag komt), Juf Lut (die elke donderdagmiddag turnen geeft), Juf Mia (de zorgverbredingsleerkracht) en Juf Anne en Juf Nathalie (de stagiaires Kinderverzorging die om de twee weken op woensdag, donderdag en vrijdag komen). Iets wat me deze week is opgevallen, is dat Marlies en Lesley steeds vragen of hun moeder nu al komt. Om hen en de anderen een beetje inzicht te verschaffen in het verloop van de dag, verwijs ik op regelmatige tijdstippen tijdens de dag naar het dagschema met de pictogrammen. Jana komt ook tussendoor geregeld vragen of ik Nijntje juist wil zetten op het dagschema. Zij weet goed wat er al allemaal voorbij is!
1
2e deel: naar Kleuters & Ik, jg. 13, nr. 1, p. 19
GROOT WORDEN – WERKBOEK
137
KLEUTERMODULE 1
Week 2 & 3 : Experimenteren met technieken In de schilder-, plak- en tekenhoek bied ik iedere dag een bepaalde schilder-, stempel-, plak-, en scheurtechniek aan. Dinsdag breng ik klodderverf mee (kleefstof met verf en zand). Het valt niet te beschrijven hoeveel de kinderen zich hiermee hebben uitgeleefd. Wel merk ik op dat enkelen er niet mee durven te experimenteren en afstand houden. ‘Bah!’ reageert Chloë, ‘Vies! Mag niet!’ Het kost me moeite om haar van het tegendeel te overtuigen! Vandaag, donderdag, komen de puzzels voor het eerst uit de kast tijdens het vrij spel, puzzels van 6 à 12 stukken. Het lukt Silke, eerst met veel gissen en missen, om de puzzel in elkaar te krijgen. Maar ze geeft niet op, ze maakt dezelfde puzzel telkens opnieuw tot het haar uiteindelijk vlot lukt. Ik zie haar de volgende dag een andere puzzel pakken (die ene was toen niet vrij) en ook nu gaat ze door met puzzelen tot het goed gaat. Ze laat zich niet van haar stuk brengen door Els, die naast haar komt zitten puzzelen, en die zegt dat zij ‘veel beterder kan puzzelen’. We zijn nu al dinsdag in de derde week van het schooljaar en tijdens de ochtendspeeltijd is Maarten op zijn neus gevallen. Er komen nog kleuters met enige emotie tonen waar ze pijn hebben. De volgende dag breng ik een afbeelding mee van een kind (op ware grootte). Tijdens het gesprek over pijn kunnen de kleuters met een rode stift op de tekening aanduiden waar ze al eens pijn hadden. Ik verwonder me erover hoe nauwkeurig ze hun verwondingen kunnen aanduiden op de pop. Ik merk wel enorme verschillen op in de verwoording: ‘Ikke valt!’, maar ook ‘Ik rijdde met mijn fiets en toen valde ik en mijn knie was pijn!’. Hun taal is dikwijls nog gebrekkig en doordat ik de eigenaardigheden van hun stemmetjes nog niet zo gewend ben, gaat er voor mij helaas nog veel verloren. De kinderprent blijft in de zithoek en krijgt van enkele kleuters nog veel belangstelling. Het rood gaat inmiddels helemaal overheersen! Tegen het eind van week 3 haal ik voor het eerst het grofmotorisch materiaal uit de kelder. We maken plaats vrij voor ‘de fietsenstalling’ en ook de grote zitballen krijgen een plekje. Maar bij dit materiaal moeten er ook onmiddellijk afspraken gemaakt worden, want anders staat de hele klas op stelten voor je het goed en wel beseft. De kleuters vinden het geweldig! De driewielers kennen geen minuut rust! Frederik zet zelfs een parcours uit in de klas en krijgt er niet genoeg van om dit op allerlei manieren af te leggen: fietsen, rollen, kruipen, enzovoort. Ik ben tevreden over de afgelopen twee weken. Ik heb vastgesteld dat er grote verschillen zijn in de fijne motorische vaardigheden. Ik zal dus mijn aanbod wat dit betreft moeten blijven differentiëren. Ik zal juf Mia eens vragen hoe ik dit het best kan organiseren.
Week 4: De appel Hmm, een lekker thema, dat de kleuters heel erg aanspreekt. De appelmoes maken is dan ook een groot succes. Ik heb wel gemerkt dat als ik een activiteit organiseer waarbij de kleuters mogen snijden, ik zeker geen andere activiteit zoals schilderen mag plannen. Het is nodig dat ik permanent aanwezig ben als de kleuters aan het snijden zijn en dus mijn aandacht daar volledig op kan concentreren. Op vrijdag heb ik nog een verjaardag van Bart. Hij is erg in zijn nopjes. Hij wil alleen niet op de grote stoel gaan staan. Zitten vindt hij een beter idee. Het valt me deze week op dat Jasper met momenten erg ongeduldig is. Hij schrokt bijvoorbeeld zijn koek op om nog zeker een tweede te kunnen krijgen. Hoewel veel kleuters van de klas, vooral de meisjes, nog veel behoefte hebben aan 1
naar Kleuters & Ik, jg. 11, nr. 3, p. 17; jg. 13, nr. 1, p. 19; jg. 13, nr. 1, p. 19
GROOT WORDEN – WERKBOEK
138
KLEUTERMODULE
lichamelijk contact en af en toe een knuffel, is dit bij Kathleen erg opvallend deze week. Ik krijg het gevoel dat er ‘iets’ scheelt, maar zelf laat ze er bijzonder weinig over los. De jongens, in tegenstelling tot de meisjes, vliegen elkaar regelmatig in de haren of zitten al vechtend te spelen op de mat. Zij komen, meestal op een onbewaakt moment (wanneer de andere kleuters er niet bij zijn of niet opletten), ook wel eens een knuffel of schouderklopje halen. Er ontstaan ook weer nieuwe vriendschappen deze week. Zo klikt het tussen Helen en Kaat en ook Dylan en Jonas hebben deze week verschillende activiteiten ‘samen’ gedaan (nu ja, samen in de zin van ‘met hetzelfde bezig zijn’). Tussen Kathleen en Marlies botert het weer niet meer, hoewel ze aan het begin van de week nog de beste vriendinnen leken. Een andere verrassende vaststelling is dat een aantal kleuters (bv. Jana, Helen en Rob) bij het inkleuren van voorgedrukte figuren, al heel goed binnen de lijntjes blijven. Ook de kleuren die ze gebruiken, zijn hetzelfde als die van de ingekleurde voorbeeldtekening van de appelboom die in de themahoek hangt. Opmerkelijk is wel dat wanneer ze zelf een appelboom tekenen, de structuren en de kleuren van de boom niet in de tekening terug te vinden zijn. Bovendien ziet een boom of een appel er elke keer weer anders uit. Toch slaagt Dennis erin om een appel er echt als appel te doen uitzien, zonder de kleuren in rekening te brengen natuurlijk. En ook sommige onderdelen ontbreken (bv. steeltje en blad, kroontje vanonder) en ook de vorm is niet helemaal ‘rond’, zoals de appel er in werkelijkheid uitziet. Toch is het een ‘knap’ resultaat, waar zowel ik als hij bijzonder trots op zijn. Dennis vertelt dan ook tegen ieder die het wil weten: ‘ik, ik, ik kan al goed appel tekenen’. En vol trots laat hij zijn tekening aan de andere kleuters zien.
Week 5: Goudlokje en de drie beren + klasscreening 1 Sprookjes zijn en blijven toch altijd een voltreffer bij mijn 3-jarigen! Zelfs tijdens het vrije spel blijven de sprookjes voortleven in de hoekactiviteiten. In de bouwhoek worden grote, kleine en nog kleinere bedjes gemaakt, en grote, kleine en nog kleinere stoeltjes ... Jesse, Marlies en Dylan spelen in de poppenhoek de drie beren die thuiskomen (de pop is Goudlokje die in het bed van de kleine beer ligt te slapen). De moeder van Elke vertelt me zelfs dat ze Elke ‘s avonds in haar bedje nog hoort vertellen over de avonturen van Goudlokje, en over het maken van rijstepap in de klas. Lesley komt mij donderdagmorgen heel trots de foto van zijn mama tonen, met de mededeling dat hij met zijn moeder gaan trouwen! Wanneer we voor de namiddagspeeltijd allemaal gaan samenzitten om een potje zelfgemaakte rijstepap op te smullen, wil hij zijn potje kost wat kost bewaren om aan zijn mama te geven. Schattig he! Tussen de sprookjes en de rijstepap door proberen juf Mia en ik voldoende tijd vrij te maken om alle kleuters te observeren. 1
Week 6 : Een broertje of zusje Heel wat kleuters in de klas hebben een broertje of zusje van ongeveer één jaar. Soms hoor ik van de ouders wel eens over reacties die op jaloezie wijzen. Ik besluit in de klas een tijdje te werken rond baby’s. Eerst belicht ik de plezierige kant van een baby in huis: trots zijn, mee mogen verzorgen, zelf al groot zijn. Er worden geboortekaartjes van de kleuters besproken. Er komt ook een babykamer in de klas, met verzorgingskussen, flessen, luiers, enzovoort en natuurlijk een babypop. Vreemd genoeg tonen juist de kleuters die thuis de jongsten zijn, aanvankelijk de meeste belangstelling. Die is er ook bij Els. Maar háár interesse wordt snel duidelijk als ze heel opgewonden verklaart dat er binnenkort bij hen thuis een baby’tje zal komen. Ze eigent zich al snel de babypop toe en is er niet van weg te 1
naar Kleuters & Ik, jg. 13, nr. 4, p. 23
GROOT WORDEN – WERKBOEK
139
KLEUTERMODULE
slaan. Als ze de baby toch even moet afstaan, kijkt ze scherp toe wat er gebeurt en zit ze ongeduldig te wachten tot ze de baby weer kan koesteren. Als de moeder van Kaat met een echte baby in de klas komt, zit Els op de eerste rij! En Kaat geniet volop van de belangstelling die haar zusje krijgt. Na de eerste golf van algemene belangstelling gaat zowat de helft van de kleuters verder in de klas spelen, waardoor er meer ruimte ontstaat voor de echt geïnteresseerden. Ze kijken en vragen honderduit, en geven overal hun commentaar op: ‘Kijk eens, zo’n kleine handjes.’ ‘Ik wil ook een baby’tje als ik groot ben...’, zegt Els met haar buik vooruitgestoken. Blijkbaar weten ze wel allemaal goed dat baby’s in de buik van mama’s groeien, verder stellen ze zich nog geen vragen. Twee dagen later ga ik verder in op de meer negatieve gevoelens die soms opduiken als er een baby bijkomt: zich achtergesteld voelen, jaloezie... Van haar moeder weet ik dat vooral Jesse het hier moeilijk mee heeft. Ik haal het boekje ‘Kleine Olli’ uit het rek en vertel over een olifantenfamilie waar een klein olifantje bijkomt. Eerst denk ik dat Jesse er niet zoveel aan heeft, maar dan zie ik haar enkele dagen achtereen het boekje uit het rek nemen (zij die zelden een boek vastneemt). Als ik het verhaal opnieuw vertel, merk ik dat het verhaal haar echt aanspreekt. Een stap in de goede richting? Dit thema is stilaan een klassieker in mijn klas, maar toch blijft het ook voor mij elk jaar even boeiend om er rond te werken. Een broertje of zusje krijgen, is voor kleuters zo’n ingrijpende gebeurtenis, die zoveel nieuwe gevoelens, ervaringen en vragen met zich meebrengt, dat de mogelijkheden om er in de klas rond te werken, oneindig zijn. 1
Week 7 : Schatten in mijn zakken We zijn al een hele week bezig geweest rond het thema ‘schatten’. Op donderdag zijn we naar aanleiding van de schatkist bij ‘piraten’ beland. Omdat de kleuters blijkbaar geboeid zijn door piraten, bespreek ik met hen wat we nog kunnen maken over piraten. Dennis komt met het voorstel om messen te maken. Onmiddellijk zegt Jonas: ‘Nee, kindjes mogen niet met messen steken.’ De meeste kleuters gaan daarmee akkoord, en Jasper voegt er aan toe: ‘Maar grote mensen mogen wel met messen steken.’ Ik vraag dan: ‘Mogen grote mensen echt met messen steken?’ en zowat iedereen zegt volmondig ‘Jaaaaa’. Als ik vraag waarom kinderen dat niet mogen, krijgen heel wat kleuters het moeilijk. Sommigen antwoorden: ‘Dan wordt mama boos!’ Kaat antwoordt triomfantelijk: ‘Dat doet pijn.’ ‘En als grote mensen steken?’, ga ik verder. ‘Ja, dat doet dan ook pijn.’ En dan zie ik de kleuters heel diep nadenken en enkelen aarzelend tot het besluit komen dat grote mensen eigenlijk toch ook niet met messen mogen steken. Zonder mijn inbreng gaat het gesprek verder over het doodschieten van dieren. Nu zijn de meningen sterk verdeeld: ‘Dat mag!’, ‘Neen, dat mag zeker niet!’. Opeens roept Helen erg geëmotioneerd: ‘Maar als ze niet meer leven, dan mag je ze doodschieten, en dan eten we ze op!’ 2
Week 8 & 9 : Beroepen Op woensdag is het zover: we gaan naar de bakkerij van Tom. Heel opgewonden vertrekken we, maar als we in de bakkerij aankomen, valt iedereen opeens zo stil dat de bakker en zijn klanten verwonderd vragen of ik altijd zo’n rustige klas heb. Maar de kinderen geven hun ogen goed de kost. Ze zijn onder de indruk van de grootte van de oven: ‘zo groot als heel de keuken thuis!’, volgens Maarten. En in de mengmachine kunnen wel drie of vier kleuters tegelijk, merken ze op! En de bakker kan ‘toveren’: hij legt een stuk deeg in een machine, de kleuters volgen vol spanning wat er ach-
1 naar Kleuters & Ik, jg. 13, nr. 3, p. 24 2 naar Kleuters & Ik, jg. 13, nr. 4, p. 25
GROOT WORDEN – WERKBOEK
140
KLEUTERMODULE
ter het venstertje van de machine gebeurt en even later komen daar pistolets uit. “Nu zijn het veelder broodjes dan eerst”, zegt Jana, die moeite heeft om het rijzen van het deeg te begrijpen. Ze mogen helpen om koffiekoeken te maken, maar ze zijn wel een beetje onder de indruk van de grote apparaten en durven niet goed. Ook de winkel wordt grondig bekeken, en hoe grondig ondervind ik nadien in de klas: ze weten tot in detail te vertellen hoe het eraan toegaat en wat er staat. Als we de volgende dag afspreken in de klas ook een bakkerswinkel te maken, komen alle indrukken naar boven. De exploratiehoek wordt als geschikte plaats uitgekozen, dus moet de waterbak voorlopig verdwijnen. Om de winkel te vullen, moet er wel wat gemaakt worden in onze ‘bakkerij’ (de knutselhoek). We werken met gips, speeldeeg, papierdeeg, piepschuim, ... Natuurlijk is onze bakkerswinkel niet in één dag gevuld, maar dat is geen probleem. Zodra er iéts staat, zijn er kopers en verkopers te vinden. Er worden natuurlijk ook plannen gemaakt om échte dingen te maken: broodjes, speculaas, brood, taart, ... plezier verzekerd! 1
Week 10 : Dokter Een spoor van activiteiten begon vorige week vrijdag bij Marlies. Ze heeft een wond aan haar voet en zit in het verband. Iedereen moet het zien en erover horen. Ik besluit in het weekend om hier op in te gaan, en het thema ‘Dieren’ te schrappen. De volgende week breng ik windels mee, doktersspullen (bv. enkele spuiten), een draagberrie... De kinderen vullen verder aan met spullen van thuis. Ik maak een afspraak met een moeder die dokter is. Iedereen wil met behulp van de stethoscoop zijn hart horen kloppen en ook de geluiden in de buik waarnemen. De stethoscoop, de draagberrie en nog meer spullen blijven in de klas en zijn dagenlang een trekpleister voor heel wat kleuters. Het rollenspel krijgt met de attributen heel veel kansen. Het doktersspel biedt de kleuters ook de kans om hun nieuwsgierigheid naar andermans lichaam de vrije loop te laten. Gipsen die hun dienst al bewezen hebben, komen tegen het eind van de week het materiaal aanvullen. Je ziet kinderen er hun arm, voet of been in passen. Ik laat hen er enkele bewegingsspelletjes mee doen; zo ervaren ze de beperking van de bewegingsvrijheid. Het medische hangt zozeer in de lucht dat toevallige gebeurtenissen, zoals Frederik die op een middag moet braken, de aandacht trekken. Mijn kleuters stellen 1001 vragen over ziek zijn: waarom heeft Frederik pijn, moet Frederik nu de hele dag slapen, waarom moet Frederik overgeven, enzovoort? Ik kom oren te kort om alle vragen te beluisteren. Jonas komt bezorgd aan me vragen of Frederik nu dood gaat. Als ik hem vraag waarom hij dat denkt, antwoordt hij dat zijn oma ook dood is gegaan toen die had overgegeven. De bewegingsmomenten met gipsen zijn zo goed bevallen dat ik ze volgend jaar zeker opnieuw wil doen. 2
Week 11 : Licht en donker Het thema ‘Licht en donker’ is nog volop bezig, maar deze anekdote wil ik toch al even opschrijven, want ze is te mooi om te vergeten. Vandaag had ik een zoektocht bij kaarslicht gepland. Juf Kristien en een stagiaire hielpen, zodat we in drie groepjes op zoektocht konden gaan in onze verduisterde klas. Toen mijn groepje de klas binnenkwam, stak ik mijn kaars aan, en vroeg: ‘Wie weet nog waarom we dit kaarsje aansteken?’, waarop Tomas uitgelaten riep: ‘t Is feeeeest! Wie is er verjaardig?’
1 naar Kleuters & Ik, jg. 11, nr. 3, p. 17 2 naar Kleutermagazien, jg. 18, nr. 4, 1988-89
GROOT WORDEN – WERKBOEK
141
KLEUTERMODULE
Lesvoorbereiding: Turnen met matjes (door juf Lut) Opmerking: Juf Lut geeft turnen aan alle kleuters van de kleuterschool. Ze heeft dus niet enkel oefeningen bedacht voor de 3/4-jarigen, maar ook uitbreidingsoefeningen voor de 4/5-jarigen. Opwarming – De matjes liggen verspreid in de zaal. Er zijn evenveel matjes als er kleuters zijn. – De kleuters mogen elk op een matje gaan staan. – Vervolgens begint er muziek te spelen, en mogen de kleuters vrij rondlopen op de muziek. Wanneer de muziek wordt stopgezet, moeten de kleuters zo snel mogelijk weer op hun matje gaan staan. Dit wordt enkele keren herhaald. – Na verloop van tijd worden er andere opdrachten bijgegeven: – op het matje gaan zitten – met één been op het matje gaan staan – een klein bolletje maken op het matje. – Bij de 4- en 5-jarigen een variatie met aantallen en/of met kleur – met 2/3/4 op één matje – enkel op een rood/groen/blauw matje gaan staan – de meisjes op een rood, de jongens op een blauw matje. Experimenteren met de matjes – Elke kleuter gaat weer op een matje staan. – De leerkracht vraagt nu aan de kleuters wie het kindje op de prent kan nadoen: – een hoge brug maken – een lage brug maken – een nestje maken. – Als de kleuters deze drie benamingen kennen, lopen ze opnieuw door de zaal, en als de leerkracht roept ‘hoge brug’, dan moeten ze zo snel mogelijk een hoge brug gaan maken bij hun eigen matje. – Bij de 4- en 5-jarigen: nog andere houdingen aannemen met hun eigen matje. – Bij deze leeftijden mag een kleuter ook eens een houding voordoen, die de andere kleuters dan moeten nadoen. Spelen met de matjes – De kleuters gaan aan één kant van de zaal staan en moeten de zaal oversteken met hun matje op hun hoofd. – Of oversteken met hun matje op hun hand – Of oversteken met hun matje tussen de benen Werpen met de matjes – De kleuters gaan nu per twee staan, met maar één matje voor elk tweetal. – De kleuters gaan tegenover elkaar staan en mogen het matje over de grond naar elkaar schuiven. – De kleuters mogen de matjes naar elkaar werpen/rollen/... De afsluiting – De kleuters gaan op hun matje in een kring zitten. Eén kleuter zit in het midden. – De kleuters sluiten de ogen en de leerkracht verstopt één kleuter onder een laken. – De kleuter die in het midden zit, moet raden wie er onder het laken verstopt zit. Opruimen – Eén kleuter helpt bij het opvouwen van het laken. – De andere kleuters verzamelen hun matjes en leggen deze op de juiste plaats.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
142
KLEUTERMODULE
Het ontvangstmoment: concrete uitwerking – Het noteren van aanwezigheden: – Juf zegt de naam van de kleuter. De kleuter staat van het bankje op en zegt: ‘Ik ben hier’. – Iedereen is er. Dan zingen we allemaal het liedje
‘Dag Juf, goeiemorgen! Vertel ons eens heel gauw. Wat er vandaag gebeuren gaat. We wachten nu op jou!’ (op de melodie van ‘Dag Plons, gekke kikker’) – We zwaaien en zeggen: ‘Goeiemorgen’. – We nemen de kalenders door: – De schoolkalender: We zetten een kruisje op de dag van vandaag en een schuine streep over
gisteren. Hier en daar komen tekeningetjes over wat er gaat gebeuren en op verjaardagen wordt een kroontje getekend. – Het dagkastje: Voor elke dag van de week is er een apart kastje met een apart kleurtje. Zaterdag, zondag en woensdagmiddag zijn zwart gekleurd, want dan zijn we niet op school. Elke dag wordt er één kastje geopend (meestal zit er een voorwerpje in dat past bij de daginvulling/weekthema). – Dagschema: Dit is de dagindeling, maar weergegeven met pictogrammen van bv. het WCmoment, de kiesuurtjes, speeltijden, het eten, enzovoort. Onder het dagschema hangt een touw met daaraan een klein popje van de tekenfilmfiguur ‘Nijntje’. Dit popje schuift met de kleutertjes mee door de hele dag. – Gesprek met de kleuters: De kleuters krijgen de kans om te vertellen over hun ervaringen of wat ze
beleefd hebben (thuis, op school, bij familie, de oppas, ...). – Er worden twee helpers aangewezen door de juf. – Deze helpers mogen die dag naast de juf zitten, – mogen als eerste in de rij lopen, en – kondigen de opruimmomenten aan met de tamboerijn.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
143
KLEUTERMODULE
Klasscreening: welbevinden en betrokkenheid De klasscreeningsresultaten van oktober
Bart Kathleen Frederik Helen Els Dennis Rob Elke Jasper Kaat Tomas Jana Maarten Jesse Silke Marlies Jonas Dylan Chloë Lesley Amélie
Welbevinden
Betrokkenheid
1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Wat betekenen de schalen? Welbevinden Niveau 1
2
3
4
Niveau 5
Voelt zich niet goed in zijn vel; nooit genietend; gespannen indruk; weinig zelfverzekerd; geen innerlijke rust; ongelukkig
In gedragingen overwegend signalen van onbehagen
Geeft een neutraal of gemengd beeld; voelt zich niet optimaal, maar kan toch momenten plezier maken; niet helemaal gelukkig, maar ook niet ongelukkig; leeft niet echt intens
In gedragingen overwegend signalen van behagen, plezier
Voelt zich meestal als een visje in het water; hoofdtoon is genieten; beleeft plezier, is energiek en toch innerlijk rustig; open en spontaan, heeft zelfvertrouwen, en toch kwetsbaar, gelukkig
2
3
4
Niveau 5
Betrokkenheid Niveau 1
Komt zelden echt tot Onderbroken activiteit, staart voor activiteit overzich uit, lijkt afwezig, weegt lusteloos; slechts korte momenten van aandacht; weinig aanspreekbaar voor aanbod, pikt weinig op; mentale activiteit beperkt
GROOT WORDEN – WERKBOEK
Komt meestal tot acti- Aangehouden viteit waarin voort(betrokken) actigang zit; toch viteit overweegt makkelijk afleidbaar, concentratievermogen is bij momenten beperkt; wordt niet ‘opgeslorpt’ door de activiteit
Komt tot échte activiteit; is weinig afleidbaar, wordt helemaal opgeslorpt door de activiteit; is geboeid of gefascineerd door het aanbod; in hoge mate mentaal actief; geniet van exploreren en dingen ontdekken.
144
KLEUTERMODULE
Klasscreening: competenties Observatiefiche van Frederik
1
Acht competenties
Scoring
1. Motoriek: grote motoriek 2. Motoriek: kleine motoriek 3. Representatie: beeldend 4. Representatie: taalvaardigheid 5. Begrijpen van de fysische wereld 6. Sociale competentie 7. Wiskundig en logisch denken 8. Zelfsturing ALGEMEEN
1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5 1–2–3–4–5
Competenties (algemeen)
1
Niveau 1
2
3
4
Niveau 5
Heeft voor de meeste domeinen een ontwikkelingsachterstand; mist de verwachte competenties op het vlak van motoriek, sociale competentie, taal, expressie en communicatievaardigheden; heeft moeite om informatie te verwerken
Over het algemeen zwakker dan de gemiddelde kleuter van dezelfde leeftijd
Behoort voor de meeste competentiegebieden tot de middengroep van de kleuters van dezelfde leeftijd
Over het algemeen beter dan de gemiddelde kleuter van dezelfde leeftijd
Steekt met kop en schouders uit boven kinderen van dezelfde leeftijd in het succes waarmee wordt omgegaan met verschillende situaties; toont behendigheid; begrip voor sociale relaties; verbeeldingskracht; expressieen communicatievaardigheid en inzicht; leert snel en makkelijk
Laevers, F. (red.) (2001). Procesgericht kindvolgsysteem voor kleuters. Leuven: Centrum voor ErvaringsGericht Onderwijs (CEGO).
GROOT WORDEN – WERKBOEK
145
KLEUTERMODULE
De tekeningenmuur
Tomas tekende zichzelf:
Jana tekende oma en opa:
Amélie bracht een tekening mee van zichzelf, gemaakt door haar zus Amber:
GROOT WORDEN – WERKBOEK
Frederik tekende een politieagent:
Silke tekende de juf:
146
GROOT WORDEN – WERKBOEK
Tafel van juf Ellen
Open kastruimte met fijne constructiematerialen
Tafel + stoeltjes
Kleine kleuter-wc
Wasbak
Tafel + stoeltjes
Schilder-, plak- en tekenhoek
Ophangmuur met tekeningen en werkjes
Tafel + stoeltjes
Open kastruimte met o.a. papier
Dozen met rekwisieten, bv. themadozen
Kastje + doos a/d juf
Bankje
Kalendermuur; hier ook dagschema en keuzepaneel
Speelmat/Bouwhoek Kring
Poppenen huishoudhoek
Doos met schoenen, verkleedbox, instrumentendoos
Knusse knuffelen leeshoek
Water- of zandof ...-exploratiebak Gesloten kasten met verf, spelen, ...
Open kastruimte met autootjes, blokken, CD-speler, puzzels, boekjes
Ophangmuur voor tekeningen + thema-informatie
Bankje
KLEUTERMODULE
De klas van juf Ellen
147
KLEUTERMODULE
Vragen en opdrachten bij de casus rond de klas van juf Ellen Juist / ? / Fout-vragen Als de stelling volgens jou fout is, verbeter deze dan, zodat ze wel juist is. Als de stelling volgens jou juist is, verantwoord dan waarom je dit denkt. Zoek telkens (een) voorbeeld(en) die je antwoord ondersteunen in het casusmateriaal! Omcirkel het vraagteken als je het echt niet weet. 1. Het is uitzonderlijk dat de kleuters uit de klas van Juf Ellen al binnen de lijntjes van een voorgedrukte tekening (thema appel) kunnen tekenen. J/?/F voorbeeld: 2. Een kleuter denkt en handelt egocentrisch. J/?/F voorbeeld: 3. Hechte vriendschap bestaat bij kleuters niet. J/?/F voorbeeld: 4. De kleuters in de klas van juf Ellen zijn zich nog nauwelijks bewust van zichzelf. Ze maken nog geen onderscheid tussen ‘ik’ en ‘de anderen’ en zijn nog niet in staat tot zelfbeschrijving. J/?/F voorbeeld: 5. Lesley heeft een Oedipuscomplex. J/?/F voorbeeld: 6. Kleuters zijn – in tegenstelling tot peuters – niet langer geïnteresseerd in het bestuderen van (lichamelijke) verschillen tussen jongens en meisjes. J/?/F voorbeeld: 7. Via het spelen en/of praten met anderen leert het kind zichzelf kennen en ontwikkelt het dus zijn persoonlijkheid. J/?/F voorbeeld: 8. Kleuters zijn over het algemeen de koppigheidsfase ontgroeid. In plaats van dingen niet te willen, uit hun eigen willetje zich nu veeleer in ‘positief willen’ en stilaan in ‘het zich kunnen inspannen om een taak volledig af te maken’. J/?/F voorbeeld:
Open vragen 9. In het aanbod van Juf Ellen aan haar kleuters heeft ze aandacht voor hun perceptuele en hun motorische ontwikkeling. a. Welke ontwikkelingen maken kleuters door op beide ontwikkelingsgebieden? b. Geef voor beide ontwikkelingsgebieden vijf concrete voorbeelden van activiteiten van juf Ellen aan die op deze ontwikkeling inspelen. 10. In de turnles van Juf Lut worden er ‘extra oefeningen’ gegeven voor de 4- en 5-jarige kleuters. Waarom doet ze die niet bij de 3-jarige kleuters? Welke capaciteiten hebben de 4- en de 5-jarigen die de 3-jarige kleuters nog niet hebben, en in welk(e) ontwikkelingsdomein(en) bevinden deze capaciteiten zich?
GROOT WORDEN – WERKBOEK
148
KLEUTERMODULE
11. In de tekenontwikkeling van de kleuter spreekt men over ‘mislukt realisme’. Wat betekent dit? Kun je dit duidelijk maken aan de hand van een voorbeeld in het casusmateriaal? Herken je ook al elementen uit het ‘verstandelijk realisme’ (zie handboek, lagereschoolkind, p. 156-157)? 12. ‘De behoefte aan lichamelijk contact is nog steeds heel groot bij kleuters, maar kan zich al verschillend manifesteren bij jongens en meisjes’. Kun je hier voorbeelden van terugvinden bij de kleuters van Juf Ellen? Waar merk je die behoefte en kun je beschrijven hoe deze behoefte zich manifesteert? 13. Juf Ellen probeert op verschillende manieren de fantasie (en dus de cognitieve ontwikkeling) van haar kleuters te prikkelen. De kleuterperiode is immers de bloeiperiode van de fantasie. Kun je vijf verschillende manieren aanstippen waarop zij dat doet en uitleggen waarom deze activiteit de kleuters weet te boeien? 14. Het werken met kalenders is niet uitzonderlijk op de kleuterschool, integendeel. Juf Ellen heeft drie verschillende kalenders: de schoolkalender, de dagkastjes en het dagschema. Waarom denk je dat Juf Ellen daar dagelijks belang aan hecht? Aan welke ontwikkelingsaspecten komt ze tegemoet, en kun je uitleggen waarom? 15. In de uitwerking van het thema ‘De appel’ beschrijft Juf Ellen als belangrijke doelstelling: de taalontwikkeling, gekenmerkt door enkele gespecificeerde subdoelstellingen. Kun je uit deze beschrijvingen een aantal kenmerken van de taal bij de kleuter afleiden? Kun je in het casusmateriaal nog andere voorbeelden vinden van deze kenmerken? 16. Kleuters leren al spelend. a. Welke elementen in de klas van Juf Ellen (zie plattegrond) kunnen haar kleuters aanzetten tot spel, en kun je voorbeelden van ‘kleuterspel’ geven bij deze elementen (‘op welke manier gaan kleuters met dit materiaal spelen’)? b. Kun je bovendien deze ‘spelvorm’ benoemen (bv. constructiespel) en inschatten of ze ‘samen met anderen’ gebeuren of niet? c. Kun je van elke spelvorm die kleuters ‘beoefenen’ (handboek p. 183-186), een voorbeeld vinden in de observaties en thema-evaluaties in de themamap van juf Ellen? d. Voldoen uiteindelijk alle spelvormen die je net opsomde aan de vier kenmerken van spel bij de kleuter (en het schoolkind) (handboek p. 181-183)? Leg uit. e. Weet je ook waarom Juf Ellen kiest voor het systeem van ‘vrij kleuterinitiatief’? Wat heeft dit met de (spel)ontwikkeling van de kleuter te maken? 17. Werkt Juf Ellen volgens jou aan ‘zorgbreedte’ en ‘zorgverbreding’ in haar klas? Zo ja, leg uit en geef voorbeelden van de acties die ze onderneemt. Zo nee, kun je haar concrete suggesties geven waardoor ze dit wel doet? 18. ‘Gerichtheid op ervaring betekent jezelf afstemmen op de “lichamelijk gevoelde betekenissen” van de ander’. a. Is Juf Ellen volgens jou een ‘ervaringsgerichte leerkracht’? Leg uit waarom wel/niet en geef concrete voorbeelden aan uit het casusmateriaal om je antwoord te staven. b. Als je antwoord ‘ja’ is, vind je dan ook de drie praktijkprincipes van het Ervaringsgericht Onderwijs terug in haar aanpak? Kun je ook aangeven op welke manier Juf Ellen streeft naar het einddoel van de ‘geëmancipeerde mens’? c. Indien je Juf Ellen niet ervaringsgericht vindt, aan welk(e) praktijkprincipe(s) moet zij volgens jou nog werken? Kun je ook suggesties geven aan haar, waardoor ze het einddoel van de ‘geëmancipeerde mens’ kan nastreven?
GROOT WORDEN – WERKBOEK
149
KLEUTERMODULE
19. a. De eerste weken van het schooljaar investeert Juf Ellen enorm in het maken van afspraken en het toepassen van regeltjes, zodanig dat de kleuters kunnen wennen aan het dagelijks leven op school. Hoe denk je dat de kleuters reageren op deze afspraken en regeltjes? Gehoorzamen ze of niet? Wat bepaalt hun gedrag? Welke conclusies kun je hieruit afleiden over de morele ontwikkeling van de kleuters? In welk stadium zitten ze? b. Wat vertelt de discussie over het ‘messensteken’ (weekevaluatie week 7) je over de morele ontwikkeling van de kleuter? c. Hoe verklaar je Chloë’s reactie op de klodderverf (weekevaluatie week 2)? Waarom heeft juf Ellen zoveel moeite om haar te overtuigen dat ze wel met die verf mag spelen? 20. Piaget illustreerde met de conservatieproeven dat peuters en kleuters nog heel wat denkfouten maken. a. Kun je de kleuters van juf Ellen ook op zulke denkfouten betrappen? b. Kun je verklaren hoe het komt dat een kleuter deze denkfouten maakt? c. Hoe noemen we ook alweer het stadium van cognitieve ontwikkeling waarin de kleuter zich (normaal) bevindt? 21. a. Kan je vanuit de casusmaterialen achterhalen welke leerlingen bedreigd zijn in hun ontwikkeling? Tip: Denk ook aan het belang van welbevinden en betrokkenheid. b. Kan je suggesties geven aan juf Ellen voor ontwikkelingsgerichte interventies?
GROOT WORDEN – WERKBOEK
150
KLEUTERMODULE
KLEUTERCONTRACT
Je hebt reeds de basiskennis rond de kleuter verworven via de casus van juf Ellen. Voor de zevende contractopdracht moet je de observatieopdracht uit de kleutermodule gemaakt hebben en bij je hebben. De opdrachten zijn erop gericht de kennis die je vanuit de casus reeds verwierf, uit te diepen en uit te breiden. Nevendoel: Je zult ook kennismaken met de werkvorm ‘contractwerk’ (voor- en nadelen), zodat je later zelf in staat zult zijn om deze als leerkracht te hanteren. Het is (weer) tijd voor contractwerk! De verdiepingsopdrachten over de kleuter zijn ingebed in een contract. Je docent/lector zal klassikaal alle opdrachten kort doornemen en aangeven welke taken ‘magjes’ en ‘moetjes’ zijn. Daarna is het aan jou! Je kiest om te beginnen een stickertje als kenteken (er zullen stickertjes doorgegeven worden) en plakt dit bovenaan je contract. Je bent zelf verantwoordelijk voor het ‘uitvoeren’ van je contract. De opdrachten binnen het kleutercontract kunnen zowel individueel als in groep worden uitgevoerd. De ‘moet’-opdrachten ‘moeten’ binnen de aangegeven tijd worden afgerond. Tussen de ‘mag’-opdrachten ‘mag’ je kiezen welke je doet, naargelang je eigen interesse en/of de tijd die je nog ‘overhebt’ om aan je contract te werken. Je bepaalt zelf de volgorde waarin je de opdrachten aanpakt. De informatie om de opdrachten correct op te lossen, vind je in het handboek. Maak er dan ook gretig gebruik van. Als je iets niet helemaal begrijpt, vraag dan uitleg aan een medestudent en probeer er samen uit te komen. Als dat nog niet helpt, vraag het dan even aan je docent/lector, die zich aan de hulptafel bevindt. Voor de opdrachten waar een sleuteltje bij staat, is er een correctiesleutel aan de hulptafel. Bij de zelfevaluatie kleur je het passende symbool (zonnetje = ik vond het leuk om aan de opdracht te werken; regenwolkje = ik vond het niet leuk om aan de opdracht te werken). Opmerking: We werken hier met een contract met tempo-differentiatie (via moeten mag-opdrachten) en differentiatie naar interesse. In de lespraktijk kun je het contract eventueel uitbreiden met individuele oefeningen, specifiek voor een bepaalde leerling of groepje van leerlingen. Op die manier bereik je een ‘brede zorg’ voor IEDERE (individuele) leerling.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
151
KLEUTERMODULE
Contractbrief Mijn kenteken:
(stickertje)
Kleuterlogica
Het is feest!
Géén onschuldige wezentjes
GROOT WORDEN – WERKBOEK
Tristan
Klaar voor de kleuterschool
Fantasie op hol
Het poëzie-album
152
KLEUTERMODULE
Het is feest!!! Naar jaarlijkse gewoonte wordt er bij jou op de kleuterschool een groot lentefeest georganiseerd. Het is een waar kinderfeest, met het bezoek van de ouders en grootouders van de kinderen. Er wordt een hele namiddag voor animatie gezorgd. Ook de kleuters moeten per kleuterleerjaar één act opvoeren. Je bevindt je op de voorbereidende vergadering van het schoolfeest, samen met je andere collega-kleuterleid(st)ers. Je staat voor de opdracht om de namiddag in te vullen. Zowel de eerste/peuterklas, de tweede/groep 1 als de derde kleuterklassen/groep 2 moeten apart één stukje opvoeren. Bouw een namiddagprogramma op rond één thema en doe met elke leeftijdsgroep iets apart. Probeer rekening te houden met de ‘ontwikkelingsgebonden mogelijkheden’ van de jonge, midden- en grote kleuters. Met welke ontwikkelingsgebieden heb je expliciet rekening gehouden? Hoe heb je dit aangepakt? Welke ontwikkelingsgebieden komen niet aan bod? Kun je deze toch nog inbouwen in je programma of vind je werken aan dit ontwikkelingsgebied overbodig op het schoolfeest? Beargumenteer je antwoord. Beantwoord vervolgens de volgende vragen. Licht elk ja/nee-antwoord grondig toe. – Wordt elke kleuter in het spektakel opgenomen? Is er een gelijke rolverdeling? – Wat verwacht je van hun betrokkenheid en welbevinden tijdens hun act en het hele schoolfeest? – Interesseren de activiteiten je kleuters echt? Behoort het thema tot hun leefwereld? – Komt er voldoende ‘fantasie’ bij te pas? Komen magie en sprookjes aan bod? – Kunnen de kleuters zelf creatief zijn bij het evenement?
GROOT WORDEN – WERKBOEK
153
KLEUTERMODULE
Kleuterlogica 1
Kun je volgende fragmenten uit de kleuterlogica duiden? Weet je om welke ‘denkfout(en)’ het gaat? Leg uit (zie handboek, de peuter, p. 120-127). 1. Dirk en Peter spelen met auto’s. Dirk heeft alle grote vrachtwagens gepakt. Peter speelt liever met de kleine personenwagentjes. Ieder heeft zijn auto’s op een rij op de mat gezet. Juf Inge vraagt: ‘Hebben jullie evenveel auto’s?’. Dirk is er als de kippen bij: ‘Ik heb het meest! Mijn rij is veel langer dan die van Peter’. Peter is het daar niet mee eens: ‘Ik heb toch meer auto’s’, zegt hij. ° 2. Juf Evelien: ‘Vandaag steek ik het eerste kaarsje aan op de adventkrans. Wie weet nog waarom we dat doen?’ Quinten: ‘Straks steek je ook de andere aan en dan is het van “Lang zal ze leven” en blazen maar.’ # 3. Veerle telt haar snoepjes. Ze komt tot zeven. Daarna telt ze haar grote poppen. Ze telt er vier. Meester Bart vraagt: ‘Heb je genoeg snoepjes om elke pop één snoepje te geven?’. Veerle antwoordt: ‘Nee, want ik heb teveel poppen’. ° 4. Truus is op een verjaardagsfeestje. Op de tafel staat een grote kan met vruchtensap. Deze is bijna leeg (nog een viertal centimeter). Truus bekijkt rustig de drukte rond de tafel. Moeder neemt de kan en giet sap in een smal glas. Truus kijkt plots heel verbaasd. Ze slikt, zet een stapje naar de tafel, bekijkt het volle glas, bekijkt moeder, ... Ze schuift nog wat dichter naar moeder toe en zegt tenslotte aarzelend: ‘Maar dat kan niet? Het is meer geworden! Nu is er meer appelsap in het glas dan in de kan’. ° 5. Meester Erik: ‘Sinterklaas rijdt door de sneeuw...’ Kristel: ‘Waarom komt die altijd in de winter?’ Thomas: ‘In de zomer zou toch al zijn chocolade smelten, dat zou wat worden!’ # 6. Mira probeert een mooie rij te maken van de boekjes in de boekenhoek: van het kleinste (= minst hoge) naar het grootste (= hoogste). Dit is echter niet makkelijk voor haar. Ze stelt regelmatig vast dat ze een boekje verkeerd heeft geplaatst. ° 7. Juf Marleen: ‘Barbara, vertel me eens wat is: ...’ Barbara: ‘Kort? Mijn haar na de kapper. Lang? Mijn moeder als ze naar tante Lut belt. Dun? Het schilderpapier. Ik schilder er altijd gaatjes in. Vol? Als het gaat overlopen. Leeg? Als je nog niets gegeten hebt, of mijn bord als ik alles heb opgegeten. Veel? Wanneer jij zegt ‘opruimen’. Weinig? De snoep die mee naar school mag’. * 8. Riet: ‘Vol is als je met de fles begint te morsen ... leeg is als de fles begint te druppelen. Halfvol is meerder dan leeg... Melk heb ik graag zo, limonade liever voller.’ *
1
° Deckers, M. & Aerts, R. (1992). Rekenen kleuters? Conservatie- en seriatiebegrip. Conservatiebegrip?... Zeer belangrijk! Kleuters en Ik, 11 (4), 13- 15. * Fredrix, M. (1988). Kleuterbegrip. Kleutermagazien, 18 (5). # Fredrix, M. (1988). Kleuterlogica. Kleutermagazien, 18 (4).
GROOT WORDEN – WERKBOEK
154
KLEUTERMODULE
Fantasie op hol 1
De volgende fragmenten illustreren de rijke ‘fantasie’ van kleuters. De fantasie is kenmerkend voor elke kleuter. Bovendien is de fantasie uitermate belangrijk voor de ontwikkeling van het kind. Door te fantaseren, ontwikkelen kinderen. In elk van onderstaande fragmenten zit wel een ‘verborgen functie(s)’ van die fantasie voor de ontwikkeling van de kleuters. Kun jij ze aan de hand van de informatie in je handboek herkennen (bv. volwassenenwereld verkennen, enz.) en toelichten? 1. Een hoed wordt een bootje; een stok wordt een paard of een zwaard; een stapel blokken wordt een toren, een garage of een totempaal; een banaan wordt een telefoon. Een knuffelbeer laten drinken, doen alsof je iemand opbelt, de juf spelen, doen alsof je een hond bent, een pop naar bed brengen. Verborgen functie(s): 2. Koen is in feite bang voor de hond van zijn buurman. Maar in het spel is dat anders. Koen neemt een knuffelhond in zijn handen en loopt ermee naar verschillende van zijn klasgenootjes. Koen blaft hardop. Hij duwt de hond naar de andere kleuters en maakt daarbij bijtende en grommende grimassen. De andere kinderen schrikken ervan. Verborgen functie(s): 3. Een jonge kleuter in de winkelwandelstraat, stevig doorlopend met zijn armen op de rug, de handen in elkaar, de buik vooruit en met opgeheven hoofd alle etalages bekijkend... Net zoals zijn vader die twee à drie meter achter hem loopt. Verborgen functie(s): 4. Nele voelt zich wat onveilig in de klas. Nu speelt ze in de speelhoek. Ze is de juf. Nele is heel autoritair: ze zet de stoelen op een rij, ze beveelt andere kinderen, ze deelt straffen uit, enzovoort. Verborgen functie(s): 5. In haar huisje is Judith heel wat aan het organiseren. Ze schenkt thee, ze telefoneert, ze legt Mark in bed, die daar wel eerst zijn hoed voor moet afzetten, want die stoot tegen het hoofdeinde van het bed. Michiel is als elf verkleed en komt zogenaamd binnengevlogen. ‘Ik ben toch geen meisje nu?’, vraagt hij bezorgd aan Judith. ‘Welnee’, zegt zij, ‘je bent een jongetje, dat weet jij toch ook’. Verder maakt ze er geen woorden aan vuil. Ze haalt Mark uit bed, want het is plots weer dag geworden. Mark gaat aan tafel zitten voor zijn ontbijt. Judith en Michiel zetten alles klaar, maar ze zullen nog heel wat werk hebben, want Mark wil geen thee, wel koffie, geen gebakken eitje, maar een verse koffiekoek van de bakker. Verborgen functie(s): 6. Juf Laura speelt met haar kleuters in de speelzaal het spel van ‘wolf en schaapjes’. Hierbij zijn de schaapjes ‘de overlopers’ en is de wolf ‘de tikker’. Het is dolle pret. De kleuters vallen niet uit hun rol en maken bijbehorende geluiden bij het overlopen. Sommigen lopen recht in de handen van de wolf (ze begrijpen de spelregels nog niet helemaal), anderen ontlopen de wolf, en weer anderen blijven bang aan de kant staan mekkeren. De schapen ‘praten’ met elkaar en iedereen speelt zijn rol vol plezier. Verborgen functie(s):
1
Van den Steen, L. (1988-1989). Sociale opvoeding. Kleuters spelen in hun wereld. Kansen tot sociale ontwikkeling in dramatisch spel. Kleuters en Ik, 8 (5), 7-11.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
155
KLEUTERMODULE
Géén onschuldige wezentjes Kleutertjes, ook al zijn ze nog zo jong, zijn geen onschuldige wezentjes. Dat bewijzen de drie onderstaande fragmenten uit het 1 tijdschrift Kleuters en Ik . Plagen, pesten, uitstoten, horen erbij. Kun je voor elk voorbeeld zeggen wie het ‘slachtoffer’, de ‘pestkop’ en de ‘middengroep’ is? (zie handboek, p. 210-214)
1. Om 10 uur wordt er telkens melk gedronken. Om beurten mogen de kleuters de doosjes melk uitdelen. Het valt juf Chris op dat Gunther regelmatig geen melk drinkt. ‘Geen zin?’. Bij navraag blijkt dat Gunther (toevallig?) overgeslagen wordt als Dieter de melk uitdeelt. Bij het spelen met rollend materiaal wordt ‘per ongeluk’ steeds tegen Gunther aangebotst, totdat hij het opgeeft en in een andere hoek van de zaal gaat spelen. Gunther is een teruggetrokken kleuter van vijf jaar. Hij is enig kind en wordt door zijn ouders flink in de watten gelegd. Hij is altijd zeer verzorgd gekleed, als een kleine prins. Qua taal en denkontwikkeling is hij wat achter op zijn collega-kleuters uit de klas. Op sociaal vlak lijkt hij onhandig. 2. Na Sinterklaas mogen de kleuters een stuk nieuw speelgoed meebrengen naar de klas. Op het eerste gezicht een goed uitgangspunt voor een gesprek. Maar ditmaal ontaardt het in een regelrecht statusgevecht. Wie bepaalde populaire spulletjes heeft, hoort erbij; wie ze niet heeft, valt buiten de groep. Zo wilde ook mijn dochtertje van vier, onze Sandra, perse Samson-spulletjes, want ‘iedereen heeft dat, mama!’. Gelukkig heeft ze een lieve opa die haar een sjaal en muts van haar idool cadeau heeft gedaan. 3. Nancy is ruim vier jaar. Op de speelplaats staat ze er verloren bij. In de klas wil niemand samen met haar in een groepje. De kleuters zeggen: ‘Nancy praat zo raar’. En inderdaad, ze praat weinig en haast onverstaanbaar. ‘Nancy komt in haar pyjama naar school’, roepen de kleuters. Pyjama’s zijn het niet, maar haar flodderige joggingpakjes steken af tegen de kleurige kleertjes van de anderen. Nancy mag niet mee op kleuterzwemmen (dat is te duur), heeft geen abonnement op het kleutertijdschrift, brengt geen snoepjes mee op haar verjaardag en heeft zelden een koek bij zich. Vriendjes heeft ze niet. Is het onbegrijpelijk dat ze soms ‘zomaar’ iets van een ander kind stukmaakt of in boekentassen van andere kleuters op zoek gaat naar snoep of een koek? Vier jaar ... en een carrière als zondebok voor de boeg?
– Wat zijn volgens jou de gevaren en risico’s van het pesten voor de kleuter (slachtoffer, pestkop en
middengroep)? Welke ontwikkelingsgebieden worden bedreigd? – Hoe kun je pesten volgens jou het best aanpakken? Hoe ga je jouw kleuters hiervoor gevoelig
maken? – Als je kijkt naar hoe het staat met de morele ontwikkeling van de kleuter (zie handboek, p. 173-
174), hoe maak je dan een kleuter duidelijk ‘wat goed is’ en ‘wat slecht/stout is’? Kun je dat toepassen op de bovenstaande pestsituaties? – Uitbreiding: Hoe ga je dit bij het schoolkind en bij de adolescent aanpakken, als je uitgaat van hun respectievelijke morele ontwikkeling (zie handboek, p. 219-220 en 290-291)?
1
De Middeleir, M. (1992-1993). Te klein om te pesten? De zondebok in de kleuterklas. Kleuters & Ik, 12 (3), 22- 25.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
156
KLEUTERMODULE
Tristan 1
Hieronder vind je een beschrijving van Tristan, een 5-jarige kleuter met de problemen uit de kleuterklas van een collega-kleuterleid(st)er Els (3 jaar van de lerarenopleiding), die hier haar stage-ervaringen weergeeft. Dit zijn de observaties (en bedenkingen) die ze maakte tijdens het werken 2 met het Ervaringsgerichte Kindvolgsysteem (op individueel niveau).
Achtergrondinformatie: – Tristan is geboren met een zuurstofgebrek bij de geboorte. – Hij heeft een moeder die erg bekommerd is om hem. Taal: – Tristan vraagt heel vaak ‘wat?’ (Hoort hij niet zo goed?). – Hij stelt vaak vragen als ‘Wat moet ik nu doen? Wat? Wat? Mag ik nu spelen? Mag ik nu op de computer?’ (Hij weet niet wat van hem wordt verwacht, hij heeft geen zicht op wat hij mag of kan doen?) – Tristan heeft op het eerste gezicht geen goede luisterhouding. Hij kijkt me niet aan bij het geven van een opdracht. (Hij kijkt me nooit in de ogen). – Tristan kijkt me ook niet aan als hij tegen me praat. – Bij het ochtendritueel of tijdens een vraaggesprek wil Tristan vaak spontaan vertellen. Maar als je een vraag stelt, antwoordt hij vaak volledig naast de kwestie of begint hij vragen te stellen als ‘gaan we nu spelen?’ (Is hij niet geïnteresseerd? Of duurt het te lang?...) – Hij spreekt duidelijk, maar heel zacht. – Tristan vertelt niet veel over zichzelf (alleen bij gerichte vragen vertelt hij iets over zijn broertje). Sociaal: – Tristan heeft op het eerste gezicht eigenlijk maar één vriendinnetje in de klas, namelijk Sylvia (eigenlijk ook een ‘zorgen’kleuter). – Tijdens mijn laatste stageweek groeide er echter ook een vriendschap tussen Kim en Tristan. Tristan hangt dan vaak de clown uit, waar Kim hartelijk om moet lachen. – Telkens als ze elkaar nu zien, herhaalt Tristan dezelfde situatie (waarbij Kim steeds weer moet lachen). – Tristan speelt vaak alleen. Zijn ‘enige’ en grote interesse is de computer. Hij praat wel tegen de kinderen die samen met hem op de computer spelen. – Hij komt zichzelf nauwelijks of soms zelfs niet melden voor het aanbod van de keuzegroepen. Motoriek: – Tristan heeft een zenuwtic. Zo gaat hij steeds met zijn tong over zijn kin, waardoor hij een rode plek heeft gekregen. Hij doet dit opvallend meer als je iets aan hem vraagt of als hij iets gaat vertellen. – Tristan is vrij klein van gestalte. – Wat betreft zijn fijne motoriek valt het op dat hij bijvoorbeeld bij contractwerk (iets wat hij helemaal niet graag doet) zijn potlood verkeerd vasthoudt en vaak maar wat krabbelt.
1 http://users.pandora.be/zorgverbreding/index.htm 2 Ontwikkeld door het Centrum voor ErvaringsGericht Onderwijs (CEGO) aan de KULeuven.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
157
KLEUTERMODULE
Werkhouding: – Bij het contractwerk begrijpt Tristan de opdrachten vaak niet (bv. plaatjes met de letter ‘B’ kleuren). – Hij vraagt steeds om uitleg, maar kijkt je niet aan tijdens het geven van uitleg. – Na de extra uitleg maakt hij de opdracht nog helemaal verkeerd of zet hij maar wat kleurstreepjes over de tekeningen. Zeer snel, zonder echt na te denken. – Hij vraagt ook na zeer korte tijd: ‘Ben ik nu klaar?’ Of hij loopt gewoon weg van het contractwerk. – Tristan is (nog) erg speels. Hij wil altijd spelen en vraagt hier ook vaak naar (‘Mogen we nu spelen?’). – Tristan ondervindt weinig tot geen taakspanning (=drang om een taak volledig af te maken). Hij wil zich er vaak snel van afmaken. Mijn contact met Tristan: – Aan het begin van mijn stage ben ik in de bus bij toeval op de bank naast hem beland. Tristan heeft me toen veel verteld (wel door vraagjes van mij). Op de terugweg vroeg hij me of ik weer naast hem wilde zitten. Hij geniet duidelijk van de aandacht die hij krijgt. – Dit contact is altijd goed gebleven. Alleen tegen de laatste stagedagen aan verminderde dit goede contact. (Tristan had precies het gevoel dat er ook bij mij dingen ‘moesten’). – Ik vrees dat dit voor een deel ook aan mij ligt. Soms heb ik een beetje te weinig geduld met hem gehad. Bij de klasorganisatie heb ik het soms nog moeilijk. Daarbij komt dan nog de extra aandacht voor hem – op al zijn vragen antwoorden en steeds weer uitleg geven – en dan wordt het me soms ‘net iets teveel’. (Ik ga hier wel een werkpunt voor mezelf van maken.)
1. Wat is volgens jou het hoofdprobleem bij Tristan? Welke problemen ondervindt zijn stagejuf? 2. Wat zijn hiervan de gevolgen voor zijn leren/zijn ontwikkeling? Welke (mogelijke) risico’s houden deze problemen in? 3. Stel: jij bent Tristans juf of meester. Op welke manier houd je in je lesgeven rekening met Tristan? Wat is jouw aanpak? Aan welke ontwikkelingsgebieden ga je expliciet aandacht schenken? 4. Juf Els werkt met een kindvolgsysteem (een document waarin via observaties – en scoring – kleuters worden opgevolgd tijdens het schooljaar). Wat is volgens jou het nut van zo’n systeem voor het ontwikkelingsproces van Tristan? 5. Hoe verbind je de termen ‘kindvolgsysteem’ en ‘zorgverbreding’ aan elkaar? En wat hebben deze termen te maken met de ontwikkeling van het kind? 6. Heeft Tristan volgens jou behoefte aan ‘zorgverbreding’? Waarom wel/niet?
GROOT WORDEN – WERKBOEK
158
KLEUTERMODULE
Klaar voor de kleuterschool ‘Hallo, Ons zoontje is zojuist 3 jaar geworden en gaat dus in september naar de eerste kleuterklas. Het is voor hem niet volledig nieuw, omdat hij na Pasen al naar het instapklasje is geweest. Dit was telkens maar voor halve dagen, omdat hij ‘s middag nog zo’n drie uur sliep. De eerste dagen toen waren heel moeilijk, maar na drie dagen ging het redelijk. Hij huilde ‘s morgens niet bij het afscheid, en dat vond ik al veel waard. Nu begin ikzelf als moeder alweer zenuwachtig te worden voor die eerste schooldag en vraag ik me allerlei dingen af: – Sturen we hem halve of hele dagen? Hij heeft namelijk nog best behoefte om te slapen (2 uur), maar als hij ‘s middags slaapt, krijgen we hem er ‘s avonds voor tien uur niet in. Langs de ene kant denk ik dus dat het goed is om hem hele dagen te sturen, zodat hij echt moe is en eventueel een beetje slaapt in het slaapzaaltje (zielig, niet?) en ‘s avonds op tijd in bed ligt. Langs de andere kant wil ik hem maar halve dagen sturen, zodat hij nog kan slapen ‘s middags. Maar dan krijgen we hem ‘s avonds waarschijnlijk niet makkelijk in bed en zal hij ‘s morgens nog moe zijn. En als we hem dan vanaf Nieuwjaar of zo hele dagen laten gaan, merkt hij het verschil wel goed met twee weken voorheen. – Ook maak ik me zorgen over zijn inleving. Wat zal hij denken als we er ‘s middags niet staan, maar hij met de andere kindjes mee moet om zijn boterhammen daar op te eten? Zal hij wel beseffen dat we hem nog komen halen? Ikzelf heb het er enorm moeilijk mee en hoop dus dat jullie me goede raad kunnen geven. Ik verzin namelijk ook excuses om hem de eerste schooldag niet mee weg te brengen, want ik zal toch huilen, vrees ik, en dat is allesbehalve bevorderend. Alvast bedankt! Een bezorgde kleutermoeder’.
1
1. Kun je in één zin beschrijven wat het hoofdprobleem is van deze moeder ? Wat is haar voornaamste bezorgdheid? 2. Uit dit eerste voorbeeld blijkt dat zowel de moeder (of vader), maar zeker de jonge kleuter klaar moet zijn om naar school te gaan. In dit verband spreken opvoeders van ‘kleuterschoolrijpheid’. Ze beschrijven dan een aantal ‘schoolrijpheidsvoorwaarden’. Welke (mogelijke) voorwaarden kun je vanuit het bovenstaande voorbeeld al aanhalen? 3. Hier vind je een lijstje van ‘schoolrijpheidsvoorwaarden’ volgens Kind & Gezin. Geef bij elke voorwaarde aan om welk ontwikkelingsgebied het gaat: Je kind kan als kleuterschoolrijp worden beschouwd, aldus Kind & Gezin: – als het al een paar uur rustig zonder jou kan doorbrengen – als het zich verstaanbaar kan maken – als het zonder hulp een jas kan aan- en uittrekken – als het alleen kan eten met een vork – als het op tijd kan waarschuwen dat het naar de wc moet – als het kan samenspelen met andere kinderen, en – als het al enig tijdsbesef heeft.
1
http://www.zappybaby.be
GROOT WORDEN – WERKBOEK
159
KLEUTERMODULE 1
4. Ook in onderstaande tekst kom je nog een aantal ‘kleuterschoolrijpheidsvoorwaarden’ tegen. Onderstreep je ze? Is een kind dat zindelijk is ‘schoolrijp’? Bij velen leeft het idee dat een peuter naar school mag vanaf de dag dat hij zindelijk is. Zindelijkheid en schoolrijpheid hebben evenwel weinig met elkaar te maken. Veel scholen eisen wel dat de peuters zindelijk zijn wanneer ze naar school komen. Dat is te begrijpen. Het is natuurlijk niet erg dat een kind in de klas met een luier rondloopt, maar wanneer het er meer zijn, gaat veel kostbare tijd verloren aan verzorging. Daarom vragen ook wij uw kind pas naar school te sturen wanneer het echt zindelijk is. Wanneer noemen we een kind ‘schoolrijp’? Een pasklaar antwoord hebben wij niet bij de hand. Elk kind is immers anders, elk kind is uniek. Wij moeten elk kind dan ook individueel bekijken, want elk kind heeft zijn eigen persoonlijkheid. Al deze kinderen reageren op een andere manier, op hun eigen manier op dezelfde situatie, in dit geval de school. De overgang van thuis, de onthaalmoeder of de crèche naar school wordt door elk kind anders beleefd. Het al dan niet schoolrijp zijn manifesteert zich op verschillende manieren. Toch zijn er een aantal zaken die elke peuter maar beter in zekere mate verworven kan hebben op het moment dat hij naar school gaat. – Veiligheid Elke peuter moet reeds een aantal basisstappen gezet hebben inzake veiligheid. In deze context gaat het niet om de veiligheid zoals we die in het verkeer kennen. Het gaat om een gevoel van vertrouwen, zich goed en veilig voelen, geborgenheid vinden, zich goed in zijn vel voelen en zo tot rust komen. Beetje bij beetje leren kinderen zich goed voelen bij ouders in aanwezigheid van vreemden. Heel wat peuters kunnen het nog niet aan dat moeder of vader de aandacht verdeelt. Wanneer een ouder met een vreemde staat te praten, zal het kind de aandacht snel naar zich toe willen trekken. Dit uit zich in het aan de rokken hangen, zeuren, wenen, weglopen, ... Verder moet een kind zich veilig kunnen voelen bij vreemden, ook wanneer de vertrouwensfiguur (vader, moeder, opvoeder, ...) niet in de buurt is. Veel kinderen gaan vandaag de dag naar de crèche of naar de onthaalmoeder. Deze kinderen hebben al vrij snel geleerd zich aan te passen aan vreemde kinderen en volwassenen. Kinderen kunnen pas vertrouwen hebben in anderen wanneer zij voldoende vertrouwen hebben in zichzelf. Zonder voldoende zelfvertrouwen zien zij anderen als rivalen. Er zijn kinderen die zich op het eerste gezicht gemakkelijk aanpassen, maar er in feite heel veel moeite mee hebben. Zij uiten dat alleen weinig opvallend. – Zelfredzaamheid Vooraleer een kind naar school komt, is een zekere vorm van zelfredzaamheid aangewezen. Voor het kind is het veel fijner als het niet telkens moet terugvallen op de juf om de jas aan te trekken, om de neus te snuiten of om de schooltas open te maken. Het is belangrijk, en dit niet alleen met het oog op schoolrijpheid, dat ouders hun kinderen niet klein houden, dat kinderen zelf het een en ander mogen proberen. Dit gaat natuurlijk niet zonder gissen en missen, maar zo leert het kind het best. Uiteraard kost dit veel tijd en geduld, maar het is tijd besteden om achteraf veel tijd te sparen. Hoe meer zelfredzaam de kinderen zijn, hoe meer tijd de kleuterleidster kan besteden aan activiteiten waaraan de kleuters veel meer hebben. Bijvoorbeeld: is het kind (bijna) zindelijk, kan het zijn eigen spulletjes herkennen temidden van die van andere kinderen, kan het zelfstandig (door)eten, ... Een kind moet ook op het taalvlak zelfredzaam zijn. Het moet in staat zijn om zijn elementaire behoeften op een verstaanbare manier duidelijk te maken, het moet durven praten. – Sociale vaardigheden Peuters die plots in een grote groep leeftijdsgenootjes terechtkomen, voelen zich soms opgeslorpt door de massa. Ze weten geen houding aan te nemen tegenover de anderen en kruipen in hun schulp. Wanneer kinderen te vroeg in een klas terechtkomen, bestaat het gevaar dat ze andere kinderen beschouwen als een obstakel. Een dergelijke houding werkt belemmerend voor de gezonde sociale ontplooiing. Het is voor elke 1
http://www.vierklaver.be
GROOT WORDEN – WERKBOEK
160
KLEUTERMODULE
peuter dan ook een hele opgave om zich te handhaven en voor zichzelf op te komen in een grote groep. Peuters leven hier en nu. Zij kunnen zich dan ook niet voorstellen dat een begeerd stuk speelgoed, waarmee op dat moment een ander kind speelt, straks voor hen vrijkomt. Het begrip ‘om beurten’ is voor hen onbestaande. Nochtans krijgen kinderen sociale vaardigheden alleen maar onder de knie door ze te oefenen. Op dat vlak zijn kinderen die naar de crèche of naar de onthaalmoeder gaan meestal bevoordeeld tegenover kinderen die thuis opgevoed worden en wiens sociaal contact zich meestal beperkt tot de veilige en beschermende omgeving van ouders en grootouders. Een regelmatig bezoek aan een speeltuin of een andere plaats waar leeftijdsgenootjes aanwezig zijn, kan hiervoor dikwijls de oplossing bieden. – Afscheid nemen Afscheid nemen is moeilijk, volwassenen ervaren dit regelmatig. Voor peuters is dit een nog zwaardere opgave, aangezien zij weinig tijdsbesef hebben. Woorden zoals ‘straks, seffens, subiet, ...’ hebben voor de peuter weinig of geen betekenis. Door hun beperkt voorstellingsvermogen is wat weg is, ook daadwerkelijk weg. Zij kunnen zich mentaal niet voorstellen dat hun moeder terugkomt. Belangrijk is het koppelen van positieve ervaringen aan het afscheid nemen. Allerhande spelletjes en situaties kunnen hiertoe bijdragen. Denk bijvoorbeeld aan het ‘kiekeboe-spel’. Ook dagelijkse bezigheden thuis bieden kinderen de mogelijkheid om te oefenen in het afscheid nemen. Het kind moet telkens ervaren: ‘Ah, daar is mama/papa weer. Zij/hij komt steeds terug.’ – Behoefte aan leeftijdsgenootjes Soms is een peuter van 2 ½ jaar echt uitgespeeld in zijn vertrouwde (thuis)milieu. Hij begint zich te vervelen en hij is op alle speelgoed uitgekeken. Niets kan hem nog boeien en hij komt niet meer tot intens spel. Hij eist de volwassenen in zijn omgeving de hele dag op als speelkameraad. Kortom, hij heeft behoefte aan leeftijdsgenootjes en aan een verruiming van zijn leefwereld. Dit is meestal een goed moment om naar de peuterklas en kleuterklasjes te stappen. 5. Uitbreiding: In je handboek wordt eveneens gesproken over schoolrijpheid, maar pas bij de overgang van de kleuterklassen/peuterklas, groep 1 en groep 2 naar het eerste leerjaar/groep 3 (zie handboek, p. 211-223). Ook daar is er sprake van ‘schoolrijpheidsvoorwaarden’. Kun je vijf gelijkenissen en vijf verschillen aangeven tussen de kleuterschoolrijpheid en die van het lagereschoolkind?
GROOT WORDEN – WERKBOEK
161
KLEUTERMODULE
Het poëzie-album Je hebt in de observatieopdracht een kleuter gevraagd een tekening voor je te maken en je hebt rond die tekening een gesprekje gevoerd met de kleuter. Ga nu met een groepje van 2 tot 4 studenten bij elkaar zitten en vergelijk jullie ‘poëzieblaadjes’ aan de hand van onderstaande vragen.
1. Hoe reageerden de kleuters op jullie vraag om iets voor je te tekenen? 2. Bestudeer de kenmerken van de verschillende tekeningen. Zijn alle geobserveerde kleuters even ver in hun tekenontwikkeling? Ja of nee, en waarom? In welk stadium van de tekenontwikkeling zitten de verschillende kleuters? 3. Herinner je je uit het gesprekje nog of de kleuters goed konden uitleggen wat ze getekend hadden en waarom? Met welke vragen hadden de kleuters moeite? 4. Wat vertellen de tekeningen en het gesprekje jullie over de leefwereld van deze kleuters? Kun je vanuit deze tekeningen interessepunten halen waarrond je zou kunnen werken in de kleuterklas? Welke?
GROOT WORDEN – WERKBOEK
162
KLEUTERMODULE
SYNTHESESPEL ALLE ROLLEN IN PRAKTIJK GEBRACHT...
Je hebt nu de module over de ontwikkeling van de kleuter afgerond, en bij voorkeur heb je ook nog eens het bijhorende hoofdstuk in het handboek doorgenomen. Je zult in dit synthesespel de opgedane kennis, inzichten en vaardigheden uit de afgelopen module herhalen, inoefenen en toepassen. Nevendoel: Door te proberen op een realistische manier de rol van kleuter te spelen, sta je nog eens extra stil bij de kleuterkenmerken. We gaan ‘doen-alsof-spelletjes’ spelen. In de rollenspelen zullen een aantal schoolse kleuteractiviteiten worden nagespeeld. Enkele studenten spelen kleuter, telkens één student is de juf of meester. De rollenspelers zullen telkens één kleutereigenschap of leerkrachteigenschap extra in de verf moeten zetten, die dan door het publiek geraden moet worden. In dit synthesespel worden enerzijds die speciale eigenschappen nog eens beklemtoond, en hopen we anderzijds dat ‘het kleuter-zijn’ beter ‘doorleefd’ wordt (en eventueel ook ‘de rol van een ervaringsgerichte leerkracht’). Deze activiteit kan in groepjes van (minimaal) 8 studenten worden gedaan, of kan klassikaal georganiseerd worden. Telkens drie studenten ‘spelen’ een kleuter en één speelt de kleuterleid(st)er. De overige studenten zijn voorlopig ‘publiek’. De docent/ lector geeft aan hoe lang een rollenspel ongeveer mag duren. * Opmerking bij de spelimpulskaartjes: Om je een synthese te bieden van de belangrijkste begrippen uit deze module, zitten deze kaartjes ook in je werkboek. Probeer tijdens het spelen echter je nieuwsgierigheid even te bedwingen!
Het rollenspel We spelen dus het kleuter-fantasiespel bij uitstek: het doen-alsof-spel of rollenspel. Net zoals een kleuter in dit fantasiespel doet alsof hij een ander personage is, en dan ook de typische eigenschappen van dat personage zal overnemen terwijl hij het personage in zijn dagelijkse activiteiten nadoet, zo zullen ook jullie nu een rollenspel spelen. Het personage ligt al vast: jullie spelen een kleuter of een kleuterleid(st)er. De typische eigenschappen die bij jullie personage horen, moeten jullie zelf bedenken en uitbeelden. De kleuters moeten zo goed mogelijk ‘kleuter’ proberen te zijn. De kleuterleid(st)er moet zo realistisch mogelijk een juf/meester nadoen. 1. Duid 3 kleuters + 1 kleuterleid(st)er aan. Alle anderen zijn publiek en gaan in een halve cirkel zitten. 2. Het publiek bepaalt het vertrekpunt van het rollenspel. Zij bedenken een (dagelijkse) ‘kleuteractiviteit’ die nagespeeld moet worden (in de context van een kleuterklas): een plaats, een moment en een activiteit of een organisatievorm, bijvoorbeeld het ontvangstmoment in de kring, op bezoek bij de brandweer, een geleide knutselactiviteit met wc-rolletjes, koken in de huishoek (juf komt even kijken), het wc-moment, of vrij
GROOT WORDEN – WERKBOEK
163
KLEUTERMODULE
spel in de hoeken. In het voorbeeld van de brandweer zou bijvoorbeeld nog iemand uit het publiek ‘brandweercommissaris’ kunnen spelen. Tip voor de rollenspelers: Dit is enkel het vertrekpunt van het rollenspel. Wat er daarna gebeurt, laten we aan jullie fantasie (en improvisatie) over! Immers, ook bij een kleuter ligt niet op voorhand vast hoe zijn rollenspel zal verlopen, dat beslist/ontdekt hij gaandeweg. 3. Elk groepje krijgt van de docent/lector een pakje ‘spelimpuls-kaartjes’*. Schud ze en leg ze omgekeerd op tafel. Elke ‘kleuter-speler’ mag één kaartje uitkiezen. Op die kaartjes staat telkens een kenmerk van de kleuterfase. Aan de ‘kleuters’ wordt gevraagd om deze typische kleutereigenschap duidelijk in de verf te zetten tijdens het rollenspel (bv. sterke beweeglijkheid). Laat je kaartje aan niemand anders zien! Probeer zo goed mogelijk op elkaar in te spelen tijdens het rollenspel. 4. Speel het rollenspel. Het publiek probeert te raden welke eigenschap wordt uitgebeeld door elk van de spelers. Tijdens het rollenspel zeggen ze nog niets, ze wachten tot de nabespreking. De ‘kleuterleidster’ geeft het einde van het rollenspel aan.
De nabespreking 5. Na elk rollenspel volgt een nabespreking. De kleuterleid(st)er uit het rollenspel leidt het gesprek aan de hand van volgende vragen: – Vraag aan het publiek: Welke eigenschappen werden door de kleuters uitgebeeld? Uit welke con-
crete gedragingen van de ‘kleuters’ hebben jullie dit afgeleid? – Vraag aan de spelers: Heeft het publiek juist geraden? Hoe hebben jullie deze eigenschappen
proberen uit te beelden? – Vraag aan het publiek: Waren de kleuters voor de rest realistisch? Op welke vlakken wel, op welke niet? Vanaf het tweede rollenspel: Leg er even alle kleutereigenschappen (kaartjes) naast die jullie in de voorgaande rollenspelen al gehad hebben. Werd er tegen één van deze eigenschappen gezondigd, denk je?
GROOT WORDEN – WERKBOEK
164
KLEUTERMODULE
Tip bij de nabespreking: Bewaak met zijn allen elkaars ‘emotionele veiligheid’ tijdens deze nabespreking. Geef op een tactvolle manier feedback aan elkaar, geef feedback die gericht is op de rol die gespeeld werd, en niet op de persoon die speelde. Het is niet de bedoeling dat er uitgebreid feedback wordt gegeven op de ‘acteertalenten’ van de spelers, maar dat de gespeelde situatie wordt gebruikt als vertrekpunt om de eigenschappen van kleuters te bespreken en te herhalen in de groep.
Het vervolg Dit patroon (rollenspel + nabespreking) wordt viermaal herhaald, zodat alle kleuterkenmerken aan bod kunnen komen. Bij groepjes van acht zal elke student dan in principe twee keer spelen en twee keer raden. Spelimpulskaartjes die al gebruikt zijn, worden aan de kant gehouden.
De uitbreiding Indien jullie tijdens de afgelopen module dieper zijn ingegaan op het ervaringsgericht werken in het kleuteronderwijs, krijgt ook de kleuterleid(st)er vanaf de tweede keer dat er gespeeld wordt, een speciale taak in het rollenspel. 3b. Probeer als ‘kleuterleid(st)er’ in het rollenspel een ervaringsgerichte houding aan te nemen (vanuit de praktijkprincipes die jullie besproken hebben). Je krijgt ook een ‘spelimpuls-kaartje’: er wordt gevraagd om speciaal te letten op het toepassen van één praktijkprincipe van het EGKO. Het publiek zal nu ook moeten raden welk principe jij in praktijk probeert te brengen. Bij de nabespreking komt er dan ook een extra onderwerp bij. 5b. De spelers en het publiek bespreken nu ook de manier waarop de rol van ‘kleuterleid(st)er’ gespeeld werd.
Eén van ‘de kleuters’ leidt dit deel van het gesprek, aan de hand van de volgende vragen: – Vraag aan het publiek: Hoe reageerde de leid(st)er? Welke voorbeelden van ervaringsgericht werken herkende je? Welk praktijkprincipe werd speciaal benadrukt, denk je? – Vraag aan de kleuterleid(st)er: Welk praktijkprincipe heb je speciaal in de verf willen zetten, en hoe heb je dat concreet proberen te doen? – Vraag aan het publiek: Welke suggesties kun je doen om nog meer ervaringsgericht te werken? Vanaf het derde rollenspel: Leg er even alle praktijkprincipes naast die jullie in de voorgaande rollenspelen al gehad hebben. Werd er tegen één van deze praktijkprincipes gezondigd, denk je?
GROOT WORDEN – WERKBOEK
165
KLEUTERMODULE
Spelimpulskaartjes Kleuters De behoefte aan lichamelijk contact is nog steeds Typisch voor een kleuter is de sterke beweeglijkheid. Ook de fijne motoriek gaat er in de kleuterpe- heel groot, al kan dit zich bij jongens en meisjes riode aanzienlijk op vooruit. verschillend manifesteren.
Het verkennen van het eigen en andermans lichaam en de daarbij horende gevoelens gaat voort in de kleuterperiode, maar minder in het openbaar.
De woordenschat van het kind breidt zich steeds verder uit. De kleuter maakt echter nog wel veel ‘fouten’ en in deze periode komt ook vaak aarzelend spreken voor.
De aanwezigheid van zelfbesef en de geleidelijke invulling van de zelfkennis worden zichtbaar in zelfbeschrijvingen in termen van uiterlijke kenmerken, voorkeuren, bezittingen en activiteiten.
Voor een kleuter is een vriend iemand die aardig tegen je is en met wie je leuk kunt spelen. Vriendschappen zijn (nog) niet duurzaam en blijven oppervlakkig.
Denkfouten (denk aan de proefjes van Piaget!) en verwarring tussen fantasie en werkelijkheid (finalisme, onlogische redeneringen en magisch denken) typeren de cognitieve ontwikkeling bij de kleuter.
De kleuterperiode is de bloeiperiode van de fantasie. Kleuters slagen er vaker dan de peuter in om fantasie en werkelijkheid uit elkaar te houden. Voorbeelden: sprookjes, fantasiespelletjes, ...
Via hun zintuigen krijgen kleuters steeds meer oog voor details, en dit gaan ze langzamerhand ook weergeven in hun tekeningen. Ze kunnen nu ook zeggen wat er getekend is. Hun krabbels en vormen symboliseren dingen uit de werkelijkheid. Ten slotte (tegen dat ze vier jaar zijn) zullen ze hun tekening al kunnen benoemen vóór het tekenen zelf.
De kleuter neemt geleidelijk geboden en verboden in zich op en deze worden verinnerlijkt tot een eigen geweten (spiegelgeweten). Meestal begrijpt de kleuter echter nog niet waarom iets moet of juist niet mag. Het kleutergeweten kan ook nog geen onderscheid maken tussen bedoeling en daad. Het resultaat telt.
De kleuterperiode wordt één en al gekenmerkt door spel. Kleuters worden gekenmerkt door een enorme exploratiedrang en al spelend komen ze tot leren. Ze leren ook stilaan samenspelen. Naarmate de kleuter ouder wordt, komt er steeds meer associatief en coöperatief spel voor.
Het willetje van de kleuter is nu een ‘positief willen’: hij leert doelen voorop te stellen (in het begin vaak onrealistisch) en naar deze doelen toe te werken (lukt niet altijd). Pas aan het eind van de kleuterperiode is er sprake van ‘taakbereidheid’ of ‘werkrijpheid’, daarvóór wordt enkel aan een taak gewerkt zolang het leuk is...
GROOT WORDEN – WERKBOEK
166
KLEUTERMODULE
Spelimpulskaartjes Ervaringsgerichte kleuterleid(st)er Vrij kleuterinitiatief: De ervaringsgerichte kleuters beschikken dus (gedurende het grootste deel van de dag) over een grote vrijheid. Ze kunnen zelf beslissen waarmee ze bezig willen zijn, met wie en hoe lang. Activiteiten die hen niet boeien, kunnen ze stopzetten. Er wordt hen geen activiteit opgedrongen. Als leerkracht heb je een belangrijke ‘ondersteunende’ rol: afspraken en grenzen, opruimmomenten, beurtrollen, keuzebegeleiding, ... Milieuverrijking: Een klas met een rijk aanbod nodigt de kleuter uit om te spelen, te leren en te ontwikkelen. Uitgangspunt is steeds de kleuter en zijn ervaring. Zijn interesses bepalen welk materiaal de klas wordt ingebracht, de invulling van de activiteiten die er worden georganiseerd, de gesprekken die je voert, het thema dat je selecteert, ... kortom: je hele klasinrichting en klasorganisatie. Dit betekent echter niet dat je geen nieuwe dingen mag proberen zonder een concrete aanleiding van een kleuter: je kunt iets introduceren om te kijken of het aanslaat bij de kleuters.
Ervaringsgerichte dialoog: De ervaringsgerichte leerkracht betracht een persoonlijk contact met zijn of haar kleutertjes. De leid(st)er treedt in een relatie die wordt gekenmerkt door een wederzijdse dialoog. De basishouding die tot een groeibevorderende relatie bijdraagt, is die van de aanvaarding van elk kind, echtheid en inleving (=empathie). Samen vormen ze de voorwaarden voor de ‘ervaringsgerichte dialoog’.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
167
SCHOOLKINDMODULE DE ONTWIKKELING VAN HET SCHOOLKIND ONDER DE LOEP
GROOT WORDEN – WERKBOEK
169
SCHOOLKINDMODULE
OBSERVATIEOPDRACHT VRIENDENBOEKJE
Voor deze opdracht is inzicht nodig in de indeling van de levensloop in ontwikkelingsfasen.
In deze opdracht zul je de leefwereld van schoolkinderen verkennen. Het gaat erom vertrouwd te raken met hoe schoolkinderen denken, waarover ze denken, wat hen interesseert, wat ze graag doen, wat ze al wel en nog niet kunnen... Nevendoel: Door alle observatieopdrachten te bundelen in een ‘klassikale observatiemap’, wordt een verzameling casusmateriaal aangelegd die als informatie- of illustratiebron kan worden gebruikt bij andere opdrachten. Dit is een (individuele) observatieopdracht die je moet uitvoeren bij een (normaal ontwikkelend) schoolkind. Voer deze opdracht als voorbereiding uit bij het begin van de schoolkindmodule (of ervoor). Breng de ingevulde observatieformulieren zo snel mogelijk mee naar de klas om er een klassikale observatiemap mee te maken die door iedereen kan worden ingekeken.
Laat een schoolkind ‘een bladzijde uit je vriendenboekje’ invullen.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
171
SCHOOLKINDMODULE
Naam: Adres:
Jongen of meisje? E-mailadres:
Telefoon:
Geboortedatum: Geboorteplaats:
Haarkleur: Kleur ogen: Lengte: Gewicht:
School: Klas:
Mijn fijnste schoolvak: Mijn favoriete sport: Mijn hobby’s: Ik ben fan van: De mooiste film: Het spannendste boek: Mijn favoriete muziek: Tophit: Het beste tv-programma: Mijn lieveringsdier: Het lekkerste eten:
GROOT WORDEN – WERKBOEK
172
SCHOOLKINDMODULE
Het meest hou ik van: Ik hou helemaal niet van: Mijn grootste wens:
Mijn beste vrienden en vriendinnen zijn:
Dit zijn mijn beste vrienden of vriendinnen, omdat:
De leukste dingen om met je liefje te doen (als je er een hebt):
Op de achterkant maak ik
...mijn mooiste tekening van jou
gauw...
GROOT WORDEN – WERKBOEK
173
SCHOOLKINDMODULE
CASUS MAG IK JE VOORSTELLEN? DE KLASSERS/GROEP 6’ERTJES! MIJN 4
Je hebt reeds kennisgemaakt met de verschillende ontwikkelingsfasen en ontwikkelingsgebieden.
In deze opdracht zul je inzicht verwerven in de ontwikkeling van het schoolkind. Nevendoel: Je zult ook kennismaken met een aantal schoolse middelen in het opvolgen en begeleiden van de ontwikkeling van schoolkinderen (bv. rapporten, sociogram, contacten met ouders, observaties, medische informatie), hoewel het geenszins de bedoeling is om hierin volledig te zijn. Ook zul je (opnieuw) een voorbeeld krijgen van ‘casusgebaseerd leren’, dat als vorm van leren inspirerend kan zijn voor je latere lespraktijk. Je zult in een groepje van 3 à 4 studenten de casusmaterialen doornemen en bespreken, en er vervolgens een aantal vragen en opdrachten over oplossen. Om de vragen en opdrachten te kunnen oplossen, zul je heel wat informatie over het schoolkind moeten opzoeken.
Casusmaterialen – – – – – – – – – – – – – – –
Jouw klassenlijst Puntenoverzicht van jouw klasje Specifieke opmerkingen bij puntenoverzicht Sociogram van jouw klas Brief van de moeder van Cindy Brief van de moeder van Hilde Brief van de ouders van Ellen Medische toelichting (Onderschepte) liefdesbrief Uitnodiging voor verjaardagsfeestje van Lore Gesprek met de moeder van Hans Een menstekening van Hilde Een weekplanning van jou Samenvatting boek ‘Harry Potter en de Steen Der Wijzen’ Enkele opmerkelijke observaties
GROOT WORDEN – WERKBOEK
175
SCHOOLKINDMODULE
Jouw Klassenlijst Situatie op 01 september Vierde leerjaar/groep 6 Naam 1. Kevin Adams 2. Bianca Beckers 3. Hilde Colpaert 4. Tom Degermans 5. Koen Everaerts
Leeftijd 9 jaar 9 jaar 10 jaar 8 jaar 9 jaar
6. Ellen Fayt 7. Roberto Gallo
9 jaar 10 jaar
8. Achmed Häsär
9 jaar
9. Jochem Janssen 10. Lore Mommens 11. Cindy Nijs 12. Katrijn Peeters 13. Hans Rietens 14. Vanessa Struyf 15. Lara Verjans
9 jaar 8 jaar 9 jaar 9 jaar 8 jaar 8 jaar 7 jaar
GROOT WORDEN – WERKBOEK
Verjaardag 07 maart 19 februari 16 maart 05 december 29 augustus
Gezinsgegevens Moeder/vader, 1 broer en 1 zus Vader overleden, 1 zus Moeder/vader, enig kind Gescheiden ouder, woont bij moeder, 1 broer Vader/Nieuwe moeder, 1 broer en 2 stiefzussen 12 april Moeder/vader, 2 zussen 26 juni Moeder/vader, 1 zus en 3 broers, Italiaanse afkomst 01 januari Moeder/vader, 1 zus, geëmigreerd uit Kroatië sinds februari 28 februari Gescheiden ouders, woont bij vader, 1 broer 27 september Moeder/vader, enig kind 09 juli Scheidingsplannen, 1 zus 23 mei Moeder/vader, 1 zus en 1 broer 14 november Moeder/Nieuwe vader, enig kind 06 oktober Grootouders, enig kind 21 september Moeder/vader, 1 zus
176
SCHOOLKINDMODULE
Puntenoverzicht van jouw klasje Kerstrapport Vakgebieden Naam
Algemene vaardigheden
Taal Rek. W.O. L.O. God. Schr. Muz. Att.
Soc. Emot. Spel Mor.
1. Kevin Adams
73
71
69
81
70
B
B
A
C
C
B
A
2. Bianca Beckers
79
80
82
75
83
A
A
A
A
B
A
A
3. Hilde Colpaert
75
81
73
78
76
B
A
B
A
B
A
B
4. Tom Degermans
70
72
71
68
69
B
B
C
A
A
A
B
5. Koen Everaerts
85
70
79
81
77
C
B
A
C
A
A
B
6. Ellen Fayt
37
81
85
83
87
D
B
B
A
C
A
A
7. Roberto Gallo
51
43
49
65
50
A
A
C
B
B
B
B
8. Achmed Häsär
46
58
55
75
50
A
A
A
B
B
B
A
9. Jochem Janssen
68
65
73
81
70
A
B
A
C
C
C
A
10. Lore Mommens
67
55
60
79
61
B
B
A
B
B
B
A
11. Cindy Nijs
70
63
69
73
65
A
A
B
B
B/C
A
B
12. Katrijn Peeters
87
93
88
83
90
A
A
A
A
A
A
A
13. Hans Rietens
82
78
81
75
90
B
B
A
A
A
A
A
14. Vanessa Struyf
69
67
72
80
70
B
B
A
B
B
B
A
15. Lara Verjans
92
93
91
89
95
B
B
C
C
C
C
B
Legenda Vakgebieden Taal Rekenen (Rek) Wereldoriëntatie (WO) Lichamelijke opvoeding (LO) Godsdienst (God)
(Woordenschat, dictee, spelling, ...) (Cijferen, algebra, meetkunde, ...) (Aardrijks- en natuurkunde en geschiedenis) (Zwemmen, gymnastiek, atletiek) (Catechese, waardevorming, ...)
% % % % %
Algemene vaardigheden Schrijven (Schr) Muzische vorming (Muz) Attitude/Houding (Att) Sociaal (Soc) Emotioneel (Emot) Spel Moreel (Mor)
(Verzorgdheid van handschrift) (Knutsel-, zang- en creatieve vaardigheden) (Houding in de klas) (Omgang met klasgenootjes, op speelplaats) (Welbevinden op school en in klas) (Deelname aan en in spelsituaties) (Gehoorzaamheid, beleefdheid)
A-B-C-D A-B-C-D A-B-C-D A-B-C-D A-B-C-D A-B-C-D A-B-C-D
GROOT WORDEN – WERKBOEK
177
SCHOOLKINDMODULE
Specifieke opmerkingen bij Puntenoverzicht 1. Kevin Adams Je doet flink je best. Je bent soms wel erg onzeker ten opzichte van andere personen en ten opzichte van andere klasgenootjes. Je wordt gelukkig in bescherming genomen door je buurjongen ‘Koen’. 2. Bianca Beckers Je bent een sterke leerlinge, zowel qua prestaties als qua persoonlijkheid. 3. Hilde Colpaert Ondanks het jaartje overdoen, werk je hard en presteer je goed. Goed zo! 4. Tom Degermans Jij bent liever lui dan moe, denk ik soms. Taken blijven wel eens achter, er wordt soms liever gepraat of gespeeld dan gewerkt. Ik ben er zeker van dat jij meer in je mars hebt! Pas op met ‘slechte manieren’ van je vrienden. 5. Koen Everaerts Goed gewerkt. Probeer wel je handschrift wat beter te verzorgen. Vermijd in de toekomst conflicten op de speelplaats, zeker omdat ze in jouw geval vaak ernstige gevolgen voor het slachtoffer hebben. Zonder die ruzies zou je ook een populaire jongen kunnen zijn. 6. Ellen Fayt Ondanks de goede resultaten val je op taal helemaal uit. Ook foutloos schrijven lukt je niet, en dit heeft invloed op je welbevinden in de klas. Wat scheelt er? 7. Roberto Gallo Jij scoort tamelijk laag over de hele lijn. Ik denk dat je handicap je opnieuw parten begint te spelen. Misschien moeten we opnieuw overwegen of een jaartje overdoen kan helpen, zoals je eerder in de derde kleuterklas hebt ervaren. Je speelt vooral alleen en hebt weinig contacten met andere klasgenootjes. 8. Achmed Häsär Jouw scores zijn nog tamelijk laag, toch is er al een duidelijke verbetering van je taal en daardoor ook van je andere punten. Blijf zo doorgaan! In de klas ben je een voorbeeldige, hardwerkende leerling. Op de speelplaats ben je nog wat onzeker. 9. Jochem Janssen Je zet je goed in voor je schoolwerk en ook je punten zijn goed. Op de speelplaats lijk je meestal ongewild te verzeilen in conflicten. Ik twijfel er sterk aan of jij je wel goed voelt op school? 10. Lore Mommens Blijf je hard inzetten voor je schoolwerk. Let vooral op bij rekenen! Soms heb je moeite om te volgen, probeer daarom af en toe je tempo wat op te drijven... Je kunt het. 11. Cindy Nijs Je punten gaan achteruit, vooral voor wiskunde. Herneem jezelf tijdig. Misschien wordt het al beter als je wat meer probeert op te letten tijdens de les. Je lijkt soms verdwaald in gedachten, ergens ver weg op een andere planeet. 12. Katrijn Peeters Prachtig resultaat. Goede leerling. 13. Hans Rietens Jouw punten zijn duidelijk aan het stijgen. Je hebt blijkbaar ‘je draai’ teruggevonden na een moeilijkere periode. Ga zo door! 14. Vanessa Struyf Je scoort behoorlijk. Een blijvende inzet is wel vereist. Je bent veeleer een ‘stille’ en ietswat ‘onzekere’ persoon. 15. Lara Verjans Schitterende punten. Het gaat je duidelijk voor de wind. Je lijkt je echter vaak te vervelen. Dan begin je met pennen te prutsen, te praten tegen jezelf, ... en dit werkt soms echt storend. In de klas heb je opmerkelijk weinig vriend(inn)en. Je houdt je vaak afzijdig wanneer anderen samen spelen en hangt alleen rond op de speelplaats. Je handschrift en knutselwerkjes kunnen verzorgder.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
178
SCHOOLKINDMODULE
Sociogram van jouw klas Je vroeg je leerlingen telkens hun twee beste vriend(inn)en en hun twee minst goede vriend(inn)en op te schrijven. Dit zijn de resultaten... Naam 1. Kevin Adams 2. Bianca Beckers 3. Hilde Colpaert 4. Tom Degermans 5. Koen Everaerts 6. Ellen Fayt 7. Roberto Gallo 8. Achmed Häsär 9. Jochem Janssen 10. Lore Mommens 11. Cindy Nijs 12. Katrijn Peeters 13. Hans Rietens 14. Vanessa Struyf 15. Lara Verjans
GROOT WORDEN – WERKBOEK
Twee beste vriend(inn)en Koen Hans Hilde Katrijn Bianca Katrijn Koen Vanessa Tom Kevin Lore Vanessa Koen Tom Hans Kevin Achmed Cindy Ellen Vanessa Bianca Lore Bianca Hilde Koen Tom Ellen Tom Bianca Achmed
Twee minst goede vriend(inn)en Jochem Lara Jochem Roberto Lara Achmed Jochem Lara Jochem Roberto Lara Cindy Jochem Lara Lara Cindy Koen Tom Lara Jochem Achmed Lara Lara Jochem Jochem Roberto Lara Hilde Cindy Koen
179
SCHOOLKINDMODULE
Brief van de moeder van Cindy
Brief van de moeder van Hilde
Brief van de ouders van Ellen
GROOT WORDEN – WERKBOEK
180
SCHOOLKINDMODULE
Medische toelichting Patiënt: Roberto Gallo Rozenbottellaan 24 4863 Hullebeek
Huisarts: Dokter J. Smets
Medische toelichting voor derden: Roberto heeft door een hersenbeschadiging die werd opgelopen tijdens de prenatale fase, een licht mentale achterstand. Zijn mentale leeftijd is 1 à 2 jaar verschillend van zijn biologische leeftijd. Dit wil zeggen dat er ook schoolse achterstand en mogelijk leerproblemen zullen ontstaan. Roberto kan m.i. in het gewoon onderwijs les volgen, mits er professionele begeleiding aanwezig is.
(Onderschepte) liefdesbrief Het volgende tekstje lees je op een briefje dat tijdens de les werd doorgegeven, en dat je hebt onderschept...
Uitnodiging voor verjaardagsfeestje van Lore
GROOT WORDEN – WERKBOEK
181
SCHOOLKINDMODULE
Gesprek met de moeder van Hans Vanmorgen raakte je bij toeval aan de praat met de moeder van Hans. Het gesprek ging al snel over ‘wat mag, wat mag niet en hoe hierop reageren?’. De moeder van Hans vertelde dat het intussen in het gezin al meerdere malen is voorgekomen dat Hans op een opmerking, gebod of verbod reageerde met het antwoord: ‘Maar van onze leerkracht mogen we dat wel!’. Bijvoorbeeld: – Hans houdt ervan om te verven met zijn vingers, handen en soms zelfs voeten in plaats van te verven met een ‘doodgewoon penseel’. In de klas wordt regelmatig aan vingerverven gedaan, en werden er ook al ‘voetafdrukken’ gemaakt, dus ‘van mijn juf mag dat wel’. – Op school kan tijdens de ‘warme maaltijd’ gekozen worden om frisdrank te drinken, terwijl er bij Hans thuis voor gekozen wordt om bij de maaltijd ‘water’ te drinken. ‘Van de juffen en de meesters op mijn school mag ik wel frisdrank drinken bij het eten’... – Aan tafel wordt er nooit met beide ellebogen op de tafel gezeten, terwijl dit in de klas geen probleem lijkt. ‘Van mijn juf mag dat wel ... mag ik het dan ook van jou?’ Waarop jij je plots ook een aantal voorbeelden voor de geest kon halen waarbij een soortgelijk, maar tegengesteld argument werd gebruikt door de kinderen. – Je stelde aan de leerlingen voor om na school naar de supermarkt te gaan om de prijs na te kijken van een pak melk, nodig voor het oplossen van een opdracht bij rekenen. Waarop je het antwoord kreeg: ‘Maar juf, wij mogen van mama en papa niet alleen naar de supermarkt gaan’. – Hetzelfde gebeurde toen je hen had wijsgemaakt dat ze de hele dag taaloefeningen gingen maken, terwijl er een leuk uitstapje naar het bos op het programma stond. Lara reageerde toen met: ‘Juf, je mag niet liegen zegt mijn papa’. Het werd een grappig gesprek, maar toch ook een babbel om een keer over na te denken...
Een menstekening van Hilde
GROOT WORDEN – WERKBOEK
182
GROOT WORDEN – WERKBOEK
Taal: begrijpend lezen, voor fragment uit ‘De heksen’ van Roald Dahl + oefening begrijpend luisteren 11.15u: Hoekenwerk
Muzische vorming: Voordragen van ‘heksengedicht’+ Toverspreuken leren schrijven
10.25 – 12.00u Rekenen: (realistische) vraagstukken over ‘schatten’ in het tovenaarslabo 11.15u: Hoekenwerk (Groepsopdrachten over thema, én behorende tot meerdere leergebieden)
Wereldoriëntatie: ‘Heksen in de Middeleeuwen’
Taal: voorlezen uit Taal: voorlezen uit ‘Harry ‘Harry Potter en de Steen Potter en de Steen der Der Wijzen’ Wijzen’
Les ‘Heksen in de Middeleeuwen’
13.30 – 15.00
15.10 – 16.00
Lessen/Taken (als huiswerk)
Leesles: fragment uit ‘De heksen’ ! Zwemspullen meebrengen
Ontvangst + Overhoring ‘Heksen in de Middeleeuwen’ Godsdienst: over bijgeloof
Dinsdag
Ontvangst + Kringgesprek: Vertellen over weekend + Introductie Thema
8.30 – 10.10u
Maandag
THEMA: Heksen, tovenaars en trollen
Een weekplanning van jou
Ontvangst + Taal: Zinsontleding + Grammatica
Donderdag
Wereldoriëntatie: ‘De helende kracht van Moeder Natuur (kruiden, planten, ...)’ 11.15u: Hoekenwerk
Ontvangst + Rekenen: Cijferen, de staartdeling
Vrijdag
Vraagstukjes afwerken! Keukenmesje, handdoek en kommetje meebrengen
Volgende week donderdag: toets over ‘wereldoriëntatie’ (p. 10-18)
Taal: voorlezen uit Doe-middag (Muzische ‘Harry Potter en de Steen vorming): Knutselen van der Wijzen’ trollen
Wereldoriëntatie: ‘Leven Doe-middag (Muzische in bosrijke omgevingen’ vorming): Koken met heksen, uit het ‘Griezelkookboek’
Zwemmen (Lichamelijke Rekenen: (realistische) Opvoeding) + terugrit vraagstukken over rekenen met decimale cijfers (bij de trollen) 11.15u: Hoekenwerk
Ontvangst + Vertrek naar zwembad
Woensdag
SCHOOLKINDMODULE
183
SCHOOLKINDMODULE
Samenvatting boek ‘Harry Potter en de Steen Der Wijzen’ Harry Potter is een weeskind dat zijn eerste levensjaren doorbrengt bij zijn oom, tante en neefje, de familie Duffeling. Harry’s kamer is de bezemkast onder de trap. Harry wordt erg slecht behandeld, zijn oom en tante hebben een hekel aan hem. Dirk, de zoon van de familie Duffeling, is een dik verwend jongetje en krijgt alles wat hij vraagt. Harry en Dirk hebben voortdurend ruzie. Dirk’s favoriete bezigheid is Harry pesten. Op een morgen komt er een brief voor Harry. Oom Herman schrikt, pakt de brief, leest en verbrandt hem. De volgende dag komen er vier dezelfde brieven, die ook worden verbrand. De volgende dag honderden! Oom Herman wordt er gek van en timmert alle gaten en kieren van het huis dicht, zodat er geen brieven meer binnen kunnen komen. De dag daarna komen er duizenden brieven door de schoorsteen! Oom Herman wordt er knettergek van en huurt een huisje op een eiland ergens in de zee om de brieven te ontwijken. Harry begrijpt niet waarom oom Herman zo paniekerig over de brieven doet en waarom hij ze niet mag lezen. Maar in het verlaten huisje wordt Harry toch gevonden, door de reus Hagrid. Hagrid vertelt Harry dat hij een tovenaar is en dat zijn ouders – ook tovenaars – vermoord werden door Voldemort, een slechte tovenaar. Hij vertelt dat Harry naar Zweinstein mag, de school voor Hekserij en Hocus-Pocus. Na veel gedoe gaat Harry eindelijk weg bij de Duffelings. Hij gaat met Hagrid naar Londen om zijn spullen voor Zweinstein te kopen. Eerst gaan ze geld ophalen bij Goudgrijp, de bank van de tovenaars. Ze gaan via een ingewikkelde gangenstelsel naar de kluis van Harry. Hierin zit al het geld dat de ouders van Harry hem hebben geschonken. Daarvan kopen ze schoolspullen voor Harry: een gewaad, een toverstaf, een bezem, ketel en alles wat hij nog meer nodig heeft. Harry krijgt van Hagrid een uil en een treinkaartje voor Zweinstein. Op 1 september vertrekt Harry met de trein naar Zweinstein vanaf perron 9. Onderweg maakt Harry een vriend, Ron, en krijgt hij ruzie met Malfidus en diens vrienden Korzel en Kwast. Ze worden naar het kasteel gebracht. Daar wordt iedereen door de sorteerhoed ingedeeld. Er zijn vier afdelingen: Griffoendor, Ravenklauw, Huffelpuf en Zwadderich. Harry komt bij Griffoendor, net als Ron en Hermelien. Ze krijgen te horen dat ze niet op de derde verdieping mogen komen vanwege bepaalde omstandigheden. Dit noemen ze de verboden afdeling. Voor kerstmis krijgt Harry een onzichtbaarheidsmantel die van zijn vader is geweest. Hij maakt ‘s nachts uitstapjes naar de verboden afdeling van Zweinstein. Op een nacht komt hij in een lokaal waar een grote spiegel staat, de spiegel van Negereb. Hij kijkt in de spiegel en ziet zichzelf staan met zijn familie! Harry ziet zijn vader en moeder en tantes naar hem zwaaien. Hij blijft er een hele poos staan. De volgende nacht gaat hij weer. Harry neemt Ron mee om hem zijn familie te laten zien. Maar Ron ziet de familie niet, hij ziet alleen zichzelf als hoofdmonitor. Ook ziet Ron zichzelf met de afdelingsbeker staan. Als Harry voor de derde keer naar de spiegel gaat, zit daar Perkamentus. Deze vertelt hem dat iedereen die in de spiegel van Negereb kijkt, zijn diepst brandende verlangen ziet. Harry heeft vaak ruzie met Maldifus. De twee hebben op een nacht afgesproken om een tovenaarsduel te doen, maar Maldifus komt niet opdagen! Hermelien, Ron en Harry worden betrapt door Foppe de klopgeest. Ze vluchten en komen in een doodlopende gang. Ze openen met een toverspreuk van Hermelien een deur. Ze horen gegrom achter zich. Ze zien een heel grote hond met drie koppen. Ze schrikken vreselijk. Ze zijn op de verboden afdeling. Snel rennen ze weg. Aan Hagrid vragen ze wat de driekoppige hond bewaakt. Hagrid wil er niets over zeggen, maar laat wel de naam Nicolaas Flamel vallen. Op een avond gaan ze alledrie weer naar de kamer waar de driekoppige hond zit. Ze hebben ontdekt dat de hond de Steen Der Wijzen bewaakt. Via drie ingewikkelde opdrachten komt Harry alleen in de laatste kamer. Daar staat ook de spiegel van Negereb. In de kamer is iemand die Harry wil doden. En hoe het verder gaat, kunnen we hier echt niet vertellen, dat zou zonde zijn! Dat moet je zelf lezen!
GROOT WORDEN – WERKBOEK
184
SCHOOLKINDMODULE
Enkele opmerkelijke observaties – Op de speelplaats houden mijn meisjes zich vooral bezig met touwtjespringen of ‘elastieken’.
Jongens zijn bijna altijd aan het voetballen. Knikkeren wordt zowel door de jongens als meisjes gedaan. Ook ‘politie en dieven’ is een spelletje dat ze graag samen spelen. Maar buiten het echt actief spelen zie je vooral de meisjes vaak in kleine groepjes babbelen en gezellig samen bezig zijn. – Favoriete idolen zijn Christina Aguilera, Belle Perez, Marco Borsato, Britney Spears en Robby
Williams, terwijl als favoriete popgroepen Westlife, Blue, K3, Clouseau, M-kids en Atomic Kitten vaak genoemd worden. – Sprookjes als Roodkapje, De Drie Biggetjes, Het Lelijke Eendje, worden als ‘kinderachtig’ afge-
wimpeld. Terwijl stripverhalen als De Rode Ridder, Jommeke en Kiekeboe worden verslonden. – Oorlog, geweld, criminaliteit, zijn ver-van-mijn-bed-thema’s voor mijn leerlingen. Het gebeurt in
andere landen, andere steden en andere buurten. Niet bij ons. Ze kunnen zich dan ook moeilijk voorstellen wat het allemaal inhoudt. Toch zie je hen op de speelplaats regelmatig ruziemaken of vechten. Er wordt geplaagd en soms ook gepest. Ook wanneer er gedaan wordt ‘alsof’, worden slechte rollen steeds voorzien: ‘een boze baas’, ‘een gemene boef’ of zelfs ‘een moordenaar’. Gelukkig worden daarnaast ook pop-idolen nagebootst en geplaybackt. Dan gaat het er heel wat vreedzamer aan toe. – Jongens houden ervan om kampen te bouwen. Ze zwoegen en denken diep na over hoe ze de taak
gaan aanpakken. Welke materialen hebben ze? Waar gaan ze het kamp opstellen? Hoe gaan ze de materialen aan elkaar vastmaken? Schitterend als je ziet met wat voor enthousiasme ze aan het werk gaan. Ook meisjes gaan bedachtzaam te werk: ze bedenken wat ze kunnen maken. Hoe moet het er uitzien? Welke materialen hebben ze nodig? Op die manier maken ze prachtige kunstwerkjes, parelhalssnoeren, plakboeken, ... – Lore was dolblij toen ze haar zes uitnodigingen voor haar verjaardagsfeestje aan haar vriendin-
nen mocht uitdelen. Vooral Ellen en Vanessa zijn haar beste vriendinnetjes. Toen ze de enveloppen trots aan het uitdelen was, kreeg Cindy door dat ze misschien niet zou worden uitgenodigd op het feestje. Voorzichtig vroeg ze: ‘Mag ik ook naar je feestje komen?’. Waarop Lore reageerde: ‘Nee, eigenlijk niet, gewoon omdat jij niet zo vaak met ons speelt’. ‘En Bianca mag wel...’. ‘Ja, want zij is leuk en speelt met mij. En Ellen ook omdat ze zo’n leuk haar heeft en Vanessa is heel lief. Eigenlijk mogen alleen mensen die zo tof en mooi zijn als ik en die ook kunnen inline skaten, komen. Maar misschien mag jij volgend jaar wel komen, dan mag ik misschien meer vriendinnen uitnodigen van mijn mama’. – Hans voelt zich duidelijk weer goed in zijn vel. Bij hem thuis zijn er wat gezinsverschuivingen
geweest, maar Hans heeft zich stilaan aan de nieuwe situatie weten aan te passen. Hij herleeft werkelijk. Op de speelplaats geniet hij ervan om mee te kunnen voetballen. Ook basketbal, tennis en volleybal interesseren hem sterk. Hij houdt ervan om trucjes met de bal te doen (op één voet houden, op één vinger laten draaien, een rollende bal plots doen stoppen, enz.) en elk nieuw kunstje vormt een uitdaging voor hem. Andere vrienden doen graag met hem mee; ook zij slagen erin om heel wat vaardigheden met zo’n bal te demonstreren. – De meeste kinderen uit de klas zijn dol op zoekspelletjes zoals ‘zoek de zeven fouten’ tussen twee
vrijwel identieke foto’s, of woordzoekers waarbij ze woordjes tussen de letters moeten zoeken. Ze kunnen hier uren mee bezig zijn.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
185
SCHOOLKINDMODULE
Vragen en opdrachten Noteer op een apart blad de antwoorden op de volgende vragen en opdrachten. 1. Bij het schoolkind is er sprake van een ‘perfecte lichaamsbeheersing’ of ‘l’enfant parfait’. a. Vind je in de casus concrete voorbeelden die deze ‘volmaaktheid’ aantonen? b. Kun je een oefening in het casusmateriaal ontdekken waarbij een schoolkind deze volmaaktheid kan demonstreren? Leg uit. 2. In welk stadium van de tekenontwikkeling zit Hilde volgens jou? a. Leg uit aan de hand van de kenmerken in haar tekening. b. Kun je het ‘mannetje’ bij dit vrouwtje tekenen, rekening houdend met de kenmerken van de tekenontwikkeling van het lagereschoolkind? Je bent dus ongeveer 10 jaar. Je mag hiervoor echt proberen heel wat creativiteit aan de dag te leggen. Opmerking: om de proef op de som te nemen, kun je jouw tekening vergelijken met die van de anderen of met die van je leerlingen in de (stage)klas. Je kunt op basis van deze bevindingen je tekening (verder) aanpassen. 3. Schoolkinderen zijn dol op spelletjes zoals ‘zoek de zeven fouten’ of woordzoekers. Waarom, denk je? 4. Volgens Freud zitten de kinderen van jouw klas in de latentiefase. Kun je het hiermee eens zijn? Waarom wel, waarom niet? 5. Verliefdheid kan ook op lagereschoolleeftijd intense gevoelens voortbrengen. Wat zijn kenmerken van ‘verliefdheid’ op deze leeftijd? Vertrek vanuit de liefdesbrief die Tom aan Vanessa schreef. 6. Cindy’s ouders zitten in een echtscheidingsprocedure, zo blijkt uit de brief van haar moeder. a. Heeft deze gebeurtenis volgens jou een weerslag op haar schoolleven? Waaraan merk je dit? Probeer concrete voorbeelden aan te geven. b. Wat vertelt deze gebeurtenis jou over de ‘ontwikkelingsfactoren’ (zie handboek, p. 15-19), die invloed hebben op de ontwikkeling van het kind? c. Kun je als leerkracht op deze ‘gebeurtenissen’ inspelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe zou je dit aanpakken? 7. Welke informatie geeft de casus jou over ‘vriendschap’ op lagereschoolleeftijd? Licht je antwoord toe aan de hand van de concrete voorbeelden die je vond. 8. Als er wordt gepest in je klas, hoe kun jij dan als leerkracht hierop inspelen om ‘pesten’ tegen te gaan? Als er (nog) niet wordt gepest in je klas, wat kun je er dan als leerkracht aan doen om dit in de toekomst te voorkomen? Geef voor beide situaties vijf concrete tips. 9. Sprookjes zijn nog erg in trek op lagereschoolleeftijd. Dit blijkt uit het enthousiasme waarmee je leerlingen bijna dagelijks naar het verhaal van Harry Potter ziet luisteren. a. Weet je waarom deze sprookjes zo in trek zijn? b. Deze sprookjes zijn echter verschillend van de sprookjes die worden verteld op peuter- en kleuterleeftijd. Kun je twee verschillen aangeven? Illustreer aan de hand van de informatie die je in het casusmateriaal vindt. 10. Tijdens je observaties valt het je op dat de leerlingen bedachtzaam te werk gaan bij hun constructiespel. Ze zijn in staat tot ...................................................................................................... Jongere kinderen kunnen dit niet. Zij beschikken niet over voldoende cognitieve mogelijkheden. Geef drie denkvaardigheden aan waarover de peuter en de kleuter niet beschikken die wel aanwezig zijn bij het schoolkind. Illustreer telkens met een voorbeeldje.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
186
SCHOOLKINDMODULE
11. Binnen het weekoverzicht wordt regelmatig aandacht besteed aan (realistisch) rekenen en lezen. In welke zin sluit het ‘realistisch rekenonderwijs’ aan bij de cognitieve ontwikkeling van het schoolkind? 12. a. Kun je drie voorbeelden noemen waaruit blijkt dat de leerkracht werkt in ‘de zone van naaste ontwikkeling’ (zie handboek, p. 24-26)? Leg telkens uit. b. De zone van naaste ontwikkeling dwingt regelmatig tot differentiatie tussen de leerlingen. Noem drie leerlingen voor wie deze differentiatie volgens jou ‘zeer wenselijk’ is. Leg uit waarom en geef concrete tips om dit aan te pakken. 13. Wat vertelt de liefdesbrief van Tom jou over de taalontwikkeling van het schoolkind? Welk soort fouten maakt Tom die nog typisch zijn voor zijn leeftijd? 14. Niet voor alle leerlingen verloopt de schoolse ontwikkeling even vlot. a. Noem drie leerlingen die ‘leerproblemen’ ondervinden. b. Wat zijn mogelijke oorzaken van deze ‘leerproblemen’? Noem er twee en leg bondig uit. c. Is er een leerling in de klas die mogelijk een ‘leerstoornis’ heeft? O Nee, – Waarom niet? O Ja, – Wie? – Welke leerstoornis? – Wat doet je besluiten dat het niet alleen om een ‘leerprobleem’ gaat? 15. De ouders van Ellen maken zich zorgen. Wat zou je advies aan hen zijn? Hoe reageer jij op de problemen die deze ouders melden? Wat kunnen zij thuis doen en wat ga jij in de klas doen om tegemoet te komen aan de gemelde problemen? 16. Bestudeer het weekoverzicht in de casus. a. Kun je voorspellen op welke momenten de betrokkenheid van de meeste leerlingen waarschijnlijk erg hoog zal zijn? b. Wat is er zo aantrekkelijk aan deze activiteiten? c. Geef drie momenten aan gedurende deze week die (relatief gezien) het meeste kans maken op een tamelijk lage betrokkenheid. d. Wat kan de leerkracht doen om bij de activiteiten waarvoor je een lagere betrokkenheid verwacht, toch diepgaand leren op gang te brengen? 17. In de casus heb je een gesprek met de moeder van Hans over ‘wat mag, wat mag niet en hoe hierop reageren?’ a. Wat vertelt dit gesprek jou over de morele ontwikkeling van het schoolkind? b. Kun je deze gedragingen van het schoolkind in verband brengen met de Millgram-experimenten, waarin mensen (zelfs dodelijke) commando’s opvolgen van personen in ‘witte jas’? (zie handboek, p. 210) Leg uit. 18. Constructiespel is een spelvorm die regelmatig voorkomt bij de lagereschoolleeftijd. a. Geef enkele voorbeelden hiervan die je terugvindt in het casusmateriaal. b. Welke andere soorten spel vind je terug in de casus? Geef telkens het voorbeeld uit de casus aan en zoek er een tweede (nieuw) voorbeeld bij. 19. Schoolkinderen beschrijven zichzelf en de anderen om hen heen in functie van karaktertrekken, uiterlijke kenmerken en vaardigheden. Vind je hiervan voorbeelden terug in het casusmateriaal? Noem er drie. 20. Leeftijdsgenootjes worden steeds belangrijker naarmate een kind ouder wordt. a. Op welke manier dragen de contacten met hun leeftijdsgenootjes bij tot de persoonlijkheidsontwikkeling van schoolkinderen? b. Welke invulling geven schoolkinderen aan het begrip ‘vriendschap’?
GROOT WORDEN – WERKBOEK
187
SCHOOLKINDMODULE
Uitbreiding: Linken met de adolescentieperiode... 21. Vaak zijn de eerste lichamelijke tekenen van de puberteit al tijdens de lagereschoolleeftijd te merken. Welke ‘tekenen’ kwam jij tegen binnen het casusmateriaal? Leg uit. 22. Jongens en meisjes reageren verschillend op de eerste lichamelijke tekenen van de volwassenheid, zeker bij vroegtijdig en bij laattijdig rijpen. Hoe verwacht je dat Hilde zal reageren? 23. In welke zin verschilt de verliefdheid van Tom en Vanessa met die van adolescenten, en in welke zin zijn ze gelijk? 24. Oorlog, geweld, racisme, zijn thema’s die vaak moeilijk bespreekbaar zijn met jonge kinderen. Zij beschikken nog niet over de nodige cognitieve vaardigheden om zich deze thema’s concreet te kunnen voorstellen. Welke vaardigheden zijn dit? Leg ze bondig uit. 25. Tijdens de adolescentie zijn de processen van identificatie en experimenteren belangrijk voor de persoonlijkheidsontwikkeling. Wat is hierbinnen de rol van modellen? Vind je hiervan reeds voorbeelden binnen het casusmateriaal?
GROOT WORDEN – WERKBOEK
188
SCHOOLKINDMODULE
HOEKENWERK SCHOOLKIND
In de casus van deze module heb je basiskennis verworven in de ontwikkeling van het schoolkind. Voor de ervaringenhoek moet je de observatieopdracht uit de schoolkindmodule gemaakt hebben en bij je hebben. In deze opdracht zul je je inzicht in de ontwikkeling van het schoolkind verbreden en verdiepen. Nevendoel: Je zult een voorbeeld krijgen van de werkvorm ‘hoekenwerk’, hier georganiseerd volgens het ‘doorschuif’-principe. Deze vorm van leren kan je ook inspireren voor je latere lespraktijk. Je gaat in een aantal hoeken werken. In elke hoek is er een ander soort ‘materiaal’ om mee te werken of een andere ‘activiteit’ om te doen. De hoeken zijn aangeduid door middel van een pictogram. De docent/lector neemt met jullie door welke hoeken er allemaal zijn en wat er concreet in de verschillende hoeken te doen is. Jullie zullen in groepen (van ongeveer 6 studenten) werken, en zullen volgens een doorschuifsysteem elke hoek bezoeken. Elke groep zal elke hoek één keer bezoeken. Je blijft in ‘jouw hoek’ (en begint eventueel aan de uitbreidingsopdracht) tot het teken wordt gegeven dat het tijd is om door te schuiven. Zorg dat je rustig werkt, zodat de andere hoeken geen hinder ondervinden! Als je hulp nodig hebt, hang je het ‘Help!-blad’ op een zichtbare plaats op en probeer je eventueel (bv. aan een andere deelopdracht/uitbreidingsopdracht) verder te werken. Je docent/lector zal zo snel mogelijk hulp komen bieden. Het hoekenwerk wordt afgesloten met een evaluatiekring, waarin de opgedane ervaringen worden besproken.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
189
SCHOOLKINDMODULE
Hoekenwerk
– De doehoek
– De zoekhoek
– De leeshoek
– De ervaringenhoek
– De vragenhoek
– De praathoek
– De uitbreidingshoek
– De hulphoek
– De speelhoek
GROOT WORDEN – WERKBOEK
190
SCHOOLKINDMODULE
SYNTHESESPEL ALLE WOORDJES IN ELKAAR GEPAST...
Je hebt nu de module over de ontwikkeling van het schoolkind afgerond, en bij voorkeur heb je ook nog eens het bijhorende hoofdstuk in het handboek doorgenomen.
Je zult in dit synthesespel de opgedane kennis, inzichten en vaardigheden uit de afgelopen module herhalen, inoefenen en toepassen. Nevendoel: Het educatief gebruik van spelvormen wordt geïllustreerd. Deze opdracht kan in tweetallen worden gemaakt. We gaan een kruiswoordraadsel oplossen waarvan de inhoud draait rond de kenmerken van het schoolkind. Per horizontale lijn vind je een omschrijving van één eigenschap die hoort bij de ontwikkelingsfase van het schoolkind. Als je alle horizontale lijnen in het kruiswoordraadsel hebt ingevuld, verschijnt er verticaal een antwoord op de vraag ‘Ra ra wie ben ik?’. Vervolledig daarna het invulverhaal ‘Dit ben ik!’ door bij elke schoolkind-eigenschap uit het kruiswoordraadsel een herinnering uit je eigen kindertijd op te halen die hiermee te maken heeft. Vertel jullie schoolkindverhaal aan elkaar. Tot slot mogen jullie zelf (indien er voldoende tijd is) een klein (kruiswoord)raadseltje maken bij het ontwikkelingsgebied van de schoolse ontwikkeling.
1
Opgaven 1. Tussen 5 en 12 jaar steekt een nieuw gevoel de kop op dat een onderdeel is van de seksuele ontwikkeling van het schoolkind: ... . Dit kan bij kinderen heftige gevoelens teweegbrengen die duidelijk anders aanvoelen dan vriendschap, maar die daarom nog niets te maken hebben met het lichamelijke. Tegen het eind van de lagereschoolleeftijd neemt de belangstelling voor volwassen seksualiteit stilaan toe, hoewel kinderen van deze leeftijd anderzijds ook opvallend preuts kunnen zijn met betrekking tot seksualiteit. 2. De hierboven beschreven gevoelens trekken de juistheid van de theorie van Freud voor het schoolkind in twijfel. Volgens Freud en zijn aanhangers zouden jongens en meisjes in deze periode immers weinig interesse hebben voor elkaar. Freud noemt deze periode de ... fase van de seksuele ontwikkeling. In deze fase zouden seksuele fantasieën en gevoelens verdrongen worden, zodat het kind zijn aandacht volledig kan richten op alles wat ‘leerbaar en sociaal nuttig’ is. 3. Op 6-jarige leeftijd treedt de ‘eerste ...’ op. Als gevolg van het sneller groeien van de ledematen in verhouding tot het hoofd en door een vervanging van het ‘babyvet’ door spierweefsel, verdwijnen de ronde mollige lichaamsvormen die zo typisch waren voor het kleine kind. 1
Sommige passages zijn overgenomen uit het handboek. Bronvermelding gebeurt in het handboek.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
191
SCHOOLKINDMODULE
Aan het eind van de lagereschoolperiode treedt de ‘tweede ...’ op, die een versnelling van de lichaamsgroei inhoudt en ook veranderingen teweegbrengt in de lichaamsproporties. 4. De lichaamsbeheersing, zoals buigen, gymnastische oefeningen doen en allerlei soorten van sportieve activiteiten, ontwikkelen zich in deze periode. Ook de oog-/handcoördinatie, nodig voor mikken, slaan, schoppen, gooien en vangen, neemt toe. Met 6 jaar kan het kind zijn lichaam goed in evenwicht houden. Het balanceren op muurtjes, hekjes en dergelijke wordt dan ook een geliefde bezigheid. Rond de leeftijd van 10 jaar ontwikkelt het kind een perfecte beheersing van het eigen lichaam. Men spreekt dan van het ‘... ...’ of ‘l’enfant parfait’. Het getuigt dan niet alleen fysiek van een heel harmonische lichaamsbouw, het is ook uitermate beweeglijk en alert in zijn gedrag en ervaart zijn lichaam als een probleemloos en soepel instrument in zijn actieve gerichtheid op de buitenwereld. 5. Vanuit de dynamiek van de motorische ontwikkeling ontstaat een sterke bewegingsdrang, die ook zijn invloed heeft op het soort spelletjes waar kinderen op deze leeftijd van houden. Bij het schoolkind komen, net als bij jongere kinderen, heel wat bewegingsspelen voor (bv. touwtjespringen, bomen klimmen, hinkstapsprong-spelletjes). Meer dan op de kleuterleeftijd, spelen schoolkinderen veel samen en voelen ze zich sterk aangetrokken tot allerlei club- en groepsactiviteiten (bv. sportactiviteiten, kampen bouwen). Deze spelvormen waarin samengespeeld wordt, al dan niet met dezelfde gemeenschappelijke doelen voor ogen, noemen we ... en ... spel. In deze periode speelt het groepsspel zelfs een grotere rol dan het individuele spel, hoewel elk kind een behoefte houdt om af en toe alleen te spelen. Dan kan het zich richten op experimenteer- en constructiespelen (bv. pareltjes rijgen, stempelen of vliegers maken). 6. Ook op lagereschoolleeftijd zien we nog de gevolgen van de kwaliteit van de hechtingsrelatie in de babytijd. ... gehechte kinderen willen graag op schoot zitten of knuffelen, maar ze kunnen het er geen minuut volhouden. Ze verlangen naar een ideale geborgenheid, maar hun interne werkmodel zegt hen dat ze dat nooit zullen vinden. Deze kinderen hebben het ook veel moeilijker om goede vriendschapsrelaties op te bouwen met leeftijdsgenootjes. 7. Typerend voor schoolkinderen is dat meisjes met meisjes vriendengroepjes vormen en jongens met jongens. Jongensgroepjes zijn over het algemeen groter dan groepjes vriendinnen. Deze ‘...-...-groepjes’ vormen een belangrijke ervaringswereld om het gedrag te oefenen dat past bij de eigen sekse. 8. Goede relaties met leeftijdsgenoten zijn heel belangrijk voor het schoolkind. Ze beïnvloeden het zelfvertrouwen en het zelfbeeld op een positieve manier. Bovendien leren kinderen daardoor diverse vaardigheden, zoals het controleren van agressie en het omgaan met groepsnormen. Leeftijdsgenoten bieden elkaar dan ook een ware ‘... ...’. Ze leren met andere woorden van elkaar hoe ze zich sociaal moeten gedragen, wat er van hen verwacht wordt en wat kan en niet kan. 9. Het lagereschoolkind kan meevoelen en meeleven met anderen. Het ontwikkelt met andere woorden ... of inlevingsvermogen. Het kan zich verplaatsen in een ander en beseffen wat hij of zij weet, denkt en voelt. Dit is een belangrijke stap in de morele ontwikkeling van het kind, want pas dan wordt het voor een kind mogelijk om in te schatten wat het eigen gedrag voor de ander kan betekenen. 10. Ondanks dit vermogen gebeurt het toch al te vaak dat kinderen door anderen actief buiten de groep worden geplaatst. Wanneer dit systematisch gebeurt en er sprake is van een ongelijke machtsverdeling, dan heeft dit vaak desastreuze gevolgen voor het slachtoffer; het slachtoffer wordt niet toegestaan voor zichzelf op te komen. In dat geval spreken we niet meer van plagen, maar van ... . In een dergelijke situatie zijn er telkens drie partijen: de dader, het slachtoffer of de zondebok, maar ook een middengroep. De groepsnorm beïnvloedt de houding die deze middengroep zal aannemen in de situatie.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
192
SCHOOLKINDMODULE
11. De aard van vriendschapsrelaties verandert gedurende de schoolleeftijd. De jongere kinderen (tot 8 à 9 jaar) beschouwen een ander kind als vriend als hij/zij dezelfde dingen leuk vindt en als je met hem/haar veel samen doet en deelt, zoals na schooltijd samen spelen, bij elkaar slapen, van elkaar lenen. De oudere kinderen (vanaf een jaar of 10) zeggen dat vrienden elkaar nodig hebben, om raad te geven, te troosten, geheimen te delen. Hierbij is wederzijds vertrouwen en ‘iets voor elkaar over hebben’ van belang. Voor jongere kinderen is je vriend iemand die je bewondert, voor oudere kinderen is een vriend iemand die je ... zoals je bent. 12. Het lagere schoolkind is in staat om onderscheid te maken tussen wat ‘echt’ is en wat fantasie is. Kinderen krijgen dan ook een voorkeur voor dingen die ‘echt’ zijn of ‘echt kunnen zijn’ (zie ook opgave 13). Toch blijven er op deze leeftijd ook nog sporen merkbaar van het ... denken, dat ook typisch is voor de kleuterleeftijd. Hierdoor is een schoolkind er soms nog steeds van overtuigd dat het door een bepaalde (veelal futiele) handeling uit te voeren of door aan iets te denken, een gebeurtenis kan beïnvloeden waar het normaal gezien geen vat op heeft. 13. Ondanks deze restanten uit het ‘kleuterlijk denken’ bereikt het schoolkind toch het volgende stadium van de cognitieve ontwikkeling volgens Piaget. Het denken van het kind wordt meer en meer gekoppeld aan realistische, concreet voorstelbare situaties en de ‘denkfouten’ uit het vorige stadium verdwijnen. Het kind is nu in staat handelingen in gedachten te maken, reversibel te denken, meerdere aspecten van een probleem in ogenschouw te nemen, aandacht te hebben voor zowel toestand als proces (hantering van het identiteitsprincipe), de positie van een ander in te nemen, te seriëren, transitief te denken, en een onderscheid te maken tussen klassen en deelklassen. Het lagereschoolkind zit qua denkontwikkeling in het ... ... stadium. Tegen het eind van de lagereschoolleeftijd neemt de abstractiegraad van het denken toe en heeft het kind minder behoefte aan concreet voorstelbare situaties om zijn denken te ondersteunen. Op dat moment bereikt het kind het formeel-operationele stadium. 14. In deze levensfase gaat het kind stilaan de ‘...taal’ beheersen. Hoewel er nog heel wat aandacht moet gaan naar de verzorging en de verfijning van het taalgebruik, bereikt de mondelinge taalontwikkeling geleidelijk haar eindniveau. De meeste aandacht gaat nu (terecht of onterecht?) uit naar het schriftelijke taalgebruik. Het kind ontdekt de wondere wereld van de letters. 15. Een andere opmerkelijke ontwikkeling op het vlak van taal, is het ontstaan van een ... bewustzijn vanaf 5-jarige leeftijd. Dit houdt in dat het kind steeds meer inzicht krijgt in de taal zelf. Zo beseft het dat taal is opgebouwd uit een willekeurig stelsel van regels en afspraken waarmee je kunt experimenteren. Taalspelletjes zijn dan ook bij veel schoolkinderen geliefd. 16. Typerend voor het schoolkind zijn de psychologische zelfbeschrijvingen die verwijzen naar het eigen karakter. Ze beschrijven zichzelf als ‘leuk’ of ‘aardig’, zonder veel relativering. Tijdens deze fase gaan kinderen ook steeds langer en intensiever met leeftijdsgenoten om. Een gevolg daarvan is dat ze zichzelf steeds meer in ... met die anderen gaan zien. Om te omschrijven wie ze zelf zijn, kijken ze naar wat anderen kunnen, hebben en doen. Deze kinderen benadrukken hun vaardigheden in ... met die van anderen (‘ik kan het beste rolschaatsen van de klas’) en ze noemen categorieën waartoe ze behoren (‘ik zit op de turnclub’). 17. Gezaghebbende autoriteiten worden heel belangrijk in de morele ontwikkeling van het schoolkind. Het kind zit volgens Kohlberg in de ... fase van de ontwikkeling, waarin wetten, afspraken en regels bepalen wat het kind ‘moreel goed’ vindt. Het kind heeft vooral oog voor de algemene gedragscodes die blijken te bestaan en waaraan de mensen zich bij voorkeur dienen te houden. ‘Wie dit doet, gedraagt zich moreel goed’, zo luidt het. Hoewel het hoogste morele stadium op deze leeftijd nog niet bereikt is, lijkt het dat sommige (of misschien wel heel wat?) volwassenen niet verder komen dan dit stadium. 18. In de tekenontwikkeling zet de schematische fase uit de kleuterfase zich in eerste instantie voort. Toch worden door het jonge schoolkind al pogingen ondernomen om de mens in profielvorm te tekenen. Rond de leeftijd van 9 jaar (tot 12 jaar) ontwikkelt zich het ... stadium. Er is sprake van een
GROOT WORDEN – WERKBOEK
193
SCHOOLKINDMODULE
geleidelijke toename aan realistische details, proporties en vormen. Het schoolkind beschikt met andere woorden over meer realiteitszin. 19. De toenemende mogelijkheid om meer realistische tekeningen te maken, gaat gepaard met de ontwikkeling die dit kind doormaakt op perceptueel gebied: de globale waarneming maakt plaats voor een meer ... waarneming.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
194
8
S
13
GROOT WORDEN – WERKBOEK
16
1
17
V
6
V
12
5 7
15 V
M
2
19
10
4
G
14
T
11
-
3
18
9 )
( M
N
D
G
G
E
E
K
R
S
N
T
G
-
T
K
H
E
&
H
F
F
L
E
L
R
C
A
N
O
H
S
E
T
E
P
E J
H
E
D
S
H
L
F
SCHOOLKINDMODULE
195
SCHOOLKINDMODULE
‘Vertel je eigen verhaal’ Hoi, ik ben ... en ik wil je graag wat vertellen uit mijn schoolkindperiode. 1. Toen ik op de lagere school/basisschool zat, en ongeveer ... jaar was, maakte ik kennis met een heel nieuw gevoel. Mijn buikje ging kriebelen als ik bij ... in de buurt was. Ik kende hem/haar van ... Ik vond het fijn om samen met hem of haar ... Ik herinner me dat we ... . 2. Maar soms kon dat hele jongens/meisjes-gedoe me ook niets schelen. Ik was veel meer geïnteresseerd in ... . 3. Als ik mijn lengte vergeleek met mijn klasgenootjes, was ik ... Mijn ‘groeischeuten’ kreeg ik met ... jaar. Ik groeide zo snel uit mijn kleren dat ... . 4. Qua lichaamsbeheersing was ik ... Ik hield ervan om ... . 5. Ik weet nog goed wat we allemaal op de speelplaats speelden tijdens de pauzes: we ..., ..., ..., en ... En als ik thuis kwam van school, en mijn huiswerk was klaar, dan .... of ... Ik speelde graag samen met ... En als ik dan toch eens alleen speelde, dan speelde ik ... . 6. Ik voelde me ... bij mijn ouders, leerkrachten en leeftijdsgenootjes. Ik herinner me dat ... . 7. Op een bepaald moment – ik was toen ... jaar oud schat ik – hoorde ik bij een ‘vriendengroepje’. De andere leden van dat groepje waren ... In dat groepje deden we echte meisjesdingen/jongensdingen, zoals ... . 8. Als ik mijn omgang met leeftijdsgenootjes in deze periode in drie woorden moet omschrijven, dan zijn deze woorden ..., ... en ... Wat ik hieruit leerde, is dat ... . 9. Met vallen en opstaan leerde ik me in te leven in de gedachten en gevoelens van anderen. Soms kon ik nog heel hard zijn voor iemand, zonder te beseffen wat dit voor hem/haar betekende. Zo deed/zei ik ooit ... Op andere momenten voelde ik echt mee met anderen, zoals die keer ... . 10. Ik herinner me nog een keer dat er bij ons op school/in de klas gepest werd. Ik was toen ... (slachtoffer/dader/middengroep). De pester pestte door ... Het slachtoffer reageerde door ... En de middengroep deed ... Het slachtoffer werd gepest omdat ... De reactie van de leerkrachten en/of ouders was ... . 11. Ik kende verschillende soorten vriendschappen in de loop van mijn schoolkindperiode. Mijn vriendschap met ... was ... Ik was toen ongeveer ... jaar schat ik. We konden uren samen ... Mijn vriendschap met ... daarentegen was ... Toen was ik ongeveer ... jaar. We hielden ervan om samen ... . 12. De verhalen, films, of tv-series die ik voor geen geld wilde missen in die tijd, waren ... Dit zijn fantasieverhalen/’bijna echte’ avonturenverhalen. Toch herinner ik me ook nog een voorbeeldje van een ‘bijgelovige’ gewoonte van mij: ... . 13. Gezien de evolutie in mijn denkontwikkeling gingen de juffen en meesters in hun lessen steeds meer gebruik maken van realistische, concreet voorstelbare situaties om iets uit te leggen. Eén voorbeeld hiervan dat ik me nog levendig herinner, is dat ... Naarmate ik ouder werd, werden de concrete situaties die in de les gebruikt werden, steeds abstracter. Zo herinner ik me bijvoorbeeld dat ... . 14. Op taalvlak was ik ... Ik vond lezen ..., schrijven ... en spreekbeurten vond ik ... . 15. De taal als taal en als onderwerp van taalspelletjes boeide mij mateloos/soms/amper. Zo weet ik nog dat ik ... .
GROOT WORDEN – WERKBOEK
196
SCHOOLKINDMODULE
16. Ik zag mezelf op die leeftijd als ... Ik was er trots op dat ik ..., ik schaamde me dat ik ... . 17. Ik was een ‘braaf/stout’ schoolkind. Zo herinner ik me nog dat ik ... Als ... iets tegen mij zei, dan luisterde ik meteen, maar ... . 18. Tekenen was voor mij een ... bezigheid. De volgende tekening zie ik nog steeds voor me: ik tekende ..., en dat zag er ongeveer als volgt uit ... Over het volgende onderwerp maakte ik erg veel tekeningen: ... Ik was zelf ... tevreden over mijn tekenkunsten. 19. Ze zeggen dat oudere schoolkinderen steeds meer oog krijgen voor details, en dat je dit op allerlei vlakken kunt zien. Bij mezelf herken ik dat in ... .
GROOT WORDEN – WERKBOEK
197
SCHOOLKINDMODULE
Een afsluitertje a. In het kruiswoordraadsel is één ontwikkelingsgebied nog niet aan bod gekomen: de schoolse ontwikkeling. Maak per tweetal een klein kruiswoordraadsel (of een andere vorm van raadseltje) rond de kernbegrippen uit de schoolse ontwikkeling van de 6- tot 12-jarige. Als het klaar is, wisselen jullie je raadseltje uit met een ander groepje. b. Kunnen jullie bij al deze begrippen ook een herinnering uit jullie eigen schoolkindtijd plaatsen?
GROOT WORDEN – WERKBOEK
198
ADOLESCENTIEMODULE DE ONTWIKKELING VAN DE ADOLESCENT ONDER DE LOEP
GROOT WORDEN – WERKBOEK
199
ADOLESCENTIEMODULE
OBSERVATIEOPDRACHT HET PERSOONLIJK PROFIEL
Voor deze opdracht is inzicht nodig in de indeling van de levensloop in ontwikkelingsfasen.
In deze opdracht zul je de leefwereld van adolescenten verkennen. Het gaat erom vertrouwd te raken met hoe adolescenten denken, waarover ze denken, wat hen interesseert, wat ze graag doen... Nevendoel: Door alle observatieopdrachten te bundelen in een ‘klassikale observatiemap’, wordt er een verzameling casusmateriaal aangelegd die als informatie- of illustratiebron kan worden gebruikt bij andere opdrachten. Dit is een (individuele) observatieopdracht die je moet uitvoeren bij een (normaal ontwikkelende) adolescent. Voer deze opdracht als voorbereiding uit bij het begin van de adolescentiemodule (of ervoor). Breng de ingevulde/uitgeprinte observatieformulieren zo snel mogelijk mee naar de klas om er een klassikale observatiemap mee te maken die door iedereen kan worden ingekeken.
Laat een 12-18-jarige zijn persoonlijk messenger- of chatprofiel voor je opstellen. Je kunt zo’n profiel gratis aanmaken op heel wat internetsites. Wij zochten voor je uit hoe het moet via MSN, maar als je wil, kun je ook een geschikt profiel bij een andere provider laten invullen. Zoek wel een profiel met – voor jou – interessante categorieën, zodat de doelstellingen van deze opdracht niet verloren gaan! Hieronder vind je de instructies voor de adolescent om een MSN-profiel aan te maken. Het profiel van ‘jouw’ adolescent zal echt online komen, en kan op die manier ook door jou bekeken worden. Hoe? Via http://members.msn.com/kun je ‘geavanceerd zoeken’ in de profielen die in de Ledenlijst zijn opgeslagen. Als je weet onder welke ‘nickname’ of welke voor- en achternaam jouw adolescent zich heeft geregistreerd, kun je zijn profiel terugvinden aan de hand van deze namen. Print vervolgens het profiel uit en neem het mee naar school. Als je geen adolescent vindt die toegang heeft tot het internet, kun je deze opdracht ook schriftelijk laten uitvoeren. Je adolescent kan dan zijn of haar profiel opmaken via het invulblad dat je verderop aantreft. Deze noodoplossing maakt het wel minder echt voor je adolescent!
GROOT WORDEN – WERKBOEK
201
ADOLESCENTIEMODULE
Stel jezelf voor in je persoonlijk profiel! Instructies voor een internetprofiel Vooraf: Als je al een hotmail-adres en passwoord hebt, kun je direct met stap 2 beginnen. Stap 1: Surf naar: http://www.passport.net Klik op ‘Registreer je vandaag nog voor je gratis .NET passport!’. Geef een (eventueel fictief) emailadres in (bv.
[email protected]), kies zelf een password, typ de registratiecontrole in en klik op ‘ik ga akkoord’. Klik tenslotte op ‘doorgaan’ en sluit het venster. Stap 2: Surf naar: http://members.msn.com/ Linksonder of rechtsboven zoek je naar ‘Mijn profiel’. Klik hierop. Vervolgens meld je je aan met het e-mailadres en bijhorende password dat je zojuist gekozen hebt (of met je bestaande hotmailadres en password) (soms gebeurt dit al automatisch). Geef je geboortedatum (juist) en land/regio (eventueel fictief) in. – Kies een ‘bijnaam’ (een ‘nickname’). – Vervolgens vul je je persoonlijk profiel in. Enkele opmerkingen: – Echte voornaam/achternaam: aan jou de keuze of je je echte naam gebruikt, maar laat als-
jeblieft wel weten onder welke naam je je profiel hebt opgemaakt! – Land/regio: als je niet wil dat deze gegevens vrijgegeven worden, mag je ‘zeg ik liever niet’
aanduiden. – Vink aan ‘leeftijd weergeven’ en vul je geboortedatum in. – Huwelijkse staat (relatie of niet, op zoek of niet): het zou fijn zijn als je dit ook waarheids-
getrouw invult. – Beroep: BELANGRIJK: vul in plaats van je beroep hier je studierichting in. – Onder de rubriek ‘Communicatie’ hoef je niets in te vullen als je dat niet wil! – Bij ‘gedragscode’ moet je ten slotte ‘akkoord’ aanvinken (als je akkoord gaat).
Dan nog alles ‘Opslaan’ en dan zie je je eigen profiel! – Nu blijft er nog één ding over: aangeven in welke onderwerpen je geïnteresseerd bent. Klik
hiervoor op ‘Toevoegen’ bij ‘Mijn interesses voor MSN Ledenlijst-categorieën’. Je krijgt nu een lijst van categorieën waaruit je kunt kiezen. Als je op een categorie klikt, zie je in het vak ernaast nog meer specifieke onderwerpen (subcategorieën). Kies uit dit lijstje welke onderwerpen jou interesseren, en voeg die toe aan ‘je interesses’. Als je klaar bent, klik je op ‘Opslaan’. Dan kom je terug bij je profiel uit. Je persoonlijk profiel is nu helemaal klaar! Als je wil, kun je nog een digitale foto toevoegen aan je profiel. En je kunt via “Bewerken” ook nog aanpassingen maken in de ingevulde gegevens. Bedankt voor je tijd en moeite!
GROOT WORDEN – WERKBOEK
202
ADOLESCENTIEMODULE
Stel jezelf voor in je persoonlijk profiel! Instructies voor een schriftelijk profiel Stel je voor dat je via het internet of via een andere weg op zoek bent naar leuke of interessante mensen om eens mee te praten, samen dingen te doen, informatie en ervaringen uit te wisselen, of wat dan ook... Vaak moet je je daarvoor inschrijven in een soort ‘Ledenlijst’, en word je gevraagd jezelf kort voor te stellen. Wij hebben hieronder een aantal vragen opgesteld die deel kunnen uitmaken van zo’n ‘persoonlijk profiel’. We zijn benieuwd welk profiel jou het beste past!!! Mijn naam is: Als ik voor mezelf een bijnaam (‘nickname’) zou mogen kiezen, zou dat ............................. zijn. Mijn leeftijd is: Mijn huidige situatie op het vlak van relaties is (kies): Prille relatie / Vaste relatie / Net uit elkaar / Alleenstaand, niet op zoek / Alleenstaand en op zoek Mijn studierichting en studiejaar is: Na mijn studies wil ik: Wat ik graag wil vertellen over mezelf, is:
Mijn lievelingsdingen (zoals favoriete boeken, artiesten, steden, enz.) zijn:
Mijn hobby’s en interesses zijn:
GROOT WORDEN – WERKBOEK
203
ADOLESCENTIEMODULE
Mijn lievelingscitaat is:
Wat ik haat, is:
‘Trends’ waar ik niet aan mee wil doen, zijn:
Je persoonlijk profiel is nu (bijna) klaar! Als je wil, kun je hieronder nog een leuke foto van jezelf toevoegen aan je profiel.
Bedankt voor je tijd en moeite!
GROOT WORDEN – WERKBOEK
204
ADOLESCENTIEMODULE
CASUS 1 MAAK KENNIS MET JOERI
Je hebt reeds kennisgemaakt met de verschillende ontwikkelingsfasen en ontwikkelingsgebieden.
In deze opdracht zul je inzicht verwerven in de ontwikkeling van de adolescent. Nevendoel: Je zult ook kennismaken met een aantal schoolse middelen in het opvolgen en begeleiden van de ontwikkeling van adolescenten (bv. keuzedossier, dossier schoolarts, klassenraden en rapporten), hoewel het geenszins de bedoeling is om hierin volledig te zijn. Ook zul je (opnieuw) een voorbeeld krijgen van ‘casusgebaseerd leren’, dat als vorm van leren inspirerend kan zijn voor je latere lespraktijk. Je zult in een groepje van 3 à 4 studenten de casusmaterialen doornemen en bespreken, en er vervolgens een aantal vragen en opdrachten over oplossen. Om de vragen en opdrachten te kunnen oplossen, zul je heel wat informatie over de adolescent moeten opzoeken.
2
Casusmaterialen 1. Een fragment uit het dossier van de schoolarts 2. Begeleidende klassenraad van 15 februari 3. Een verslag van een gesprek met zijn ouders op 6 maart 4. Delibererende klassenraad van 13 april 5. Het rapport van de paasexamens 6. Een uittreksel uit het ‘Keuzedossier’ (einde 2de jaar) van Joeri 7. Persoonlijke materialen: een afdruk van de binnenkant van zijn ‘meeneemmap’ 8. Persoonlijke materialen: Joeri’s homepage
1 Vl + N 2 Voor een gelijkaardig, typisch Nederlandse casus: zie: http://www.lannoocampus.com/default.asp?90-209-5350-8
GROOT WORDEN – WERKBOEK
205
ADOLESCENTIEMODULE
Fragment uit het dossier van de schoolarts Centrum voor LeerlingenBegeleiding (CLB) Preventieve Gezondheidszorg Schoolarts: dr. Schellekens Leerling: Joeri Dekelver Leeftijd: 13 Geslacht: M e
Onderzoek begin 1 graad secundair onderwijs (eerste jaar) Lengte: Gewicht: Lichaamsbouw:
Zicht: Gehoor: Urinemonster: Andere:
1.53 m 54 kg beginnende, secundaire geslachtskenmerken, stem niet gedaald, nog geen spermarche normaal normaal normaal maakt zich zorgen om zijn jeugdpuistjes, hoewel deze niet zo ernstig zijn dat een behandeling noodzakelijk is. Joeri is bezorgd dat iedereen hem lelijk gaat vinden.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
206
ADOLESCENTIEMODULE
Klassenraad 2 Mod.Wet. Leerkrachten 2MW: Naam:
Vak:
Naam:
Vak:
Klassenleraar: R. Haex Technologische Opv.
E. Oost
Aardrijkskunde
G. Boffin
Soc. Econ. Initiatie
R. Palmers
Nederlands
H. Corvelyn
Wetensch. Werk
R. van Dinther
Engels
J. Delbroucke
Geschiedenis
A.-M. Van Genuchel
Biologie
F. Dexters
Plastische Opvoeding
E. Van Meensel
Godsdienst
M. Jammers
Informatica
G. Verbrugge
Frans
J. Nahou
Lichamelijke Opv.
K. Visscher
Wiskunde
Leerlingen 2 MW: Naam
M/V Leeftijd Verjaar- Adres op 1/9 dag
Woonplaats
Tel. 088/55.36.2
Adriaenssen Evy
V
12
05/09
Schoenstraat 52
4506 Eisden
Bayram Gamze
V
12
16/11
Laarslaan 2
4506 Mechelen 088/55.58.9
Bomans Kevin
M
13
17/03
Muiltjesdreef 8/9 4506 Eisden
0460/55412
Dekelver Joeri
M
13
03/01
Weg naar Slof 29
4506 Vucht
088/55.82.3
Habbat Mehmet
M
13
02/10
Botweg 7
4510 Dilsen
088/56.15.9
Hermans Ines
V
12
25/11
Slipperheuvel 42
4506 Grimbie
088/55.28.7
Houdmeyers Jef
M
13
09/04
Mocassinweg 6/5 4506 Mechelen 088/55.28.3
Mat Cidem
V
13
25/06
Pantoffellaan 67
4503 Lanaken
Minten Jelke
V
12
25/12
Bottinnelaan 41
4525 Zutendaal 088/58.64.3
Peeters Dennis
M
14
26/05
Naaldhakstraat 9
4510 Dilsen
0451/56143
Rouabhi Junior
M
13
07/08
Blootsvoets 36
4506 Vucht
088/55.34.2
Stemans Django
M
13
15/02
Pantystraat 7
4507 Rekem
088/51.32.5
Swerts Daisy
V
13
30/04
Sokkendreef 4
4506 Mechelen 088/55.62.3
Tasgin Büsra
V
12
08/11
Kniekousstraat 3
4506 Eisden
Toetnel Philippe
M
13
02/01
Kousweg 1
4506 Mechelen 089/55.94.3
Vandepere Silke
V
13
24/06
Veterweg 3
4506 Eisden
-
Van Gerven An
V
13
06/12
Ritsstraat 75
4506 Leut
089/55.67.8
Vilters Kevin
M
13
13/03
Velcrolaan 6/1
4506 Boorsem
089/55.82.9
Wassen Dirk
M
13
29/02
Elastiekstraat 15
4506 Grimbie
089/55.16.3
Wouters Caro
V
13
21/08
Rue de Nistel 1
4506 Eisden
-
GROOT WORDEN – WERKBOEK
088/51.85.9
089/55.26.5
207
GROOT WORDEN – WERKBOEK
Huidig schooljaar
School
Curriculum: e
Klas
Remy-instituut
2 MW
1 KT
Gehuwd, enig kind
Gezinssituatie:
Remy-instituut
Michel Dekelver Katrien Warson
Vader: Moeder:
6 leerjaar
Weg naar Slof 29 4506 Vucht
Adres:
Klas: 2 MW
Basisschool De Perenboom
Joeri Dekelver
Naam:
Leerlingenfiche: Achtergrond en Schoolloopbaan
Klassenraad
Bankbediende Politieagente
0426/52.67.9
088/55.82.3
B-attest Klassieke Talen (Hij mag door met uitsluiting van Latijn of Grieks)
Getuigschrift Basisonderwijs
Attest
Beroep vader: Beroep moeder:
Gsm:
Telefoon:
Richting te zwaar (Latijn: 47%). Ouders dringen aan om niet ‘af te zakken’ naar Moderne Wetenschappen, maar gaan uiteindelijk toch akkoord met advies van klassenraad
Advies: ASO Moderne Wetenschappen
Opmerking
ADOLESCENTIEMODULE
208
ADOLESCENTIEMODULE
Begeleidende klassenraad 2 Mod. Wet. Datum: 15 februari Begeleidende klassenraad Bespreking per leerling Klassenleraar: Mevr. Haex
Naam leerling: Joeri Dekelver
Op te volgen opmerkingen uit de delibererende klassenraad van 20/12 Joeri heeft een behoorlijk rapport, maar de punten voor Engels, Wetenschappelijk Werk en Godsdienst zijn op het randje. Dhr. van Dinther (Engels) merkt op dat Joeri wel degelijk beter kan voor zijn vak. Als er in de les rond een songtekst of film gewerkt wordt, blijkt Joeri met grote belangstelling woorden op te zoeken in het woordenboek, interpretaties te geven en creatief aan de slag te gaan op basis van deze teksten. Wanneer hem echter gevraagd wordt een soortgelijke opdracht uit te voeren met een tekst uit het handboek, is zijn inzet veel lager.
Bespreking leer- en leefhouding afgelopen periode Joeri’s leerhouding Dhr. Dexters (Plastische Opvoeding) is vol lof over Joeri. In tegenstelling tot de meeste van zijn klasgenootjes demonstreert Joeri heel wat tekentalent in zijn werkjes. Hij heeft oog voor detail en gaat nauwkeurig, met een gevoel voor precisie, te werk bij het tekenen van portretten, liefst die van zijn grote idolen. Andere leerlingen lijken snel op te geven of overdrijven in het tekenen van bepaalde kenmerken. Ook bij Mevr. Nahou (Lichamelijke Opvoeding) doet Joeri het bijzonder goed. Vooral de balsporten: voetbal, basket, volley, enzovoort, spreken hem erg aan. Hij is werkelijk een teamspeler, die alleen fair play tolereert. Vermoedelijk een gevolg van het volleyen in clubverband in zijn vrije tijd. Omdat Joeri uit zichzelf al zo goed is in volleybal, heeft Mevr. Nahou besloten om met Joeri verder te gaan dan de basisoefeningen die ze gepland had. Ze heeft gemerkt dat hij het nog erg moeilijk vindt om zijn opslag tactisch te richten. Daarom oefent ze met Joeri speciaal op de verfijning van zijn opslagtechniek en het vergroten van zijn tactisch spelinzicht. Ze heeft hem ook aangeboden om tijdens de middag mee te komen trainen voor de interscholencompetitie volleybal. Met de tactische suggesties van Mevr. Nahou lukt het tijdens de trainingen tegenwoordig al heel wat beter om zijn opslag goed te richten! Dat is al een stap in de goede richting. Hopelijk kan hij het binnenkort ook alleen. Dhr. van Dinther (Engels) stelt nog niet veel verbetering vast in Joeri’s leerhouding met betrekking tot zijn vak. Hij gaat hem er eens over aanspreken. Mevr. Corvelyn (Wetenschappelijk Werk) ergert zich aan het feit dat Joeri ‘veel te speels’ is tijdens haar lessen. Niet dat hij niet geïnteresseerd is, maar in plaats van gewoon te doen wat hij moet doen, zit hij altijd tientallen andere oplossingen te bedenken om de opgelegde chemische reactie te bewerkstelligen. Of hij zit bijvoorbeeld uit te vissen wat er zou kunnen gebeuren wanneer je nog een derde stof aan een bepaald mengsel zou toevoegen, of het geheel zou verhitten of afkoelen bijvoorbeeld. Desondanks lijkt hij het wel beter te doen op zijn toetsen dit trimester. Mevr. Van Meensel (Godsdienst) stelt vast dat Joeri tegenwoordig actief meedenkt tijdens lessen over thema’s die met waarden en zingeving te maken hebben, of tijdens discussies waar ze een eigen standpunt moeten innemen. Zo heeft Joeri haar verbaasd met zijn pleidooi om in bepaalde gevallen toe te staan dat meisjes een hoofddoek dragen op school, hoewel hij zelf zijn Eminem-pet moet afzetten tijdens de les. Hij vindt dat het recht op culturele eigenheid en godsdienstvrijheid belangrijker is dan de regel uit het schoolreglement die hoofddeksels verbiedt. Hij neemt tegen-
GROOT WORDEN – WERKBOEK
209
ADOLESCENTIEMODULE
woordig actief deel aan discussies tijdens de lessen godsdienst en geniet ervan om tegenargumenten te zoeken voor bepaalde stellingen en dogma’s. Dit in tegenstelling tot vorig trimester, toen het Oude Testament vergeleken werd met het Nieuwe Testament. Dat kon hem blijkbaar niet boeien. Vandaar vermoedelijk ook zijn lage inzet toen. Joeri’s leefhouding Joeri heeft goede contacten met zijn medeleerlingen en lijkt een hechte vriendschap te hebben opgebouwd met Junior Rouabhi. Hij en Junior trekken veel samen op, zowel binnen als buiten de school. Wel moet in de gaten gehouden worden dat sommige klasgenoten (met name Mehmet en Dennis) niet de spot gaan drijven met het enigszins ‘jonge’ uiterlijk van Joeri. Joeri lijkt tot nog toe wel van zich af te bijten bij zulke opmerkingen (en krijgt daarbij steun van Junior), maar het kan hem toch ooit teveel worden. De meeste leerkrachten hebben niets aan te merken op Joeri’s leefhouding op school. Hij gedraagt zich zoals het hoort. Toch heeft hij wel een wat betweterig karakter, merkt Dhr. Delbroucke (Geschiedenis) op. Hij gaat vaak in discussie over regels en afspraken. En wanneer je dan als leerkracht niet toegeeft, verwijt hij je achteraf dat je hem totaal niet begrijpt, en dat je het toch nooit zult kunnen begrijpen, omdat hij de enige is die zich zo voelt ... en meer van dat soort uitspraken. Meestal eindigt zo’n discussie dan ook in ‘och laat maar, je hoeft je niet te bemoeien met hoe ik me voel, je snapt het toch niet!’ Mevr. Van Meensel (Godsdienst) wil echter melding maken van een serieus incident tijdens één van haar lessen. Enkele weken geleden wilde ze Joeri terechtwijzen voor zijn storend gedrag tijdens een les. Joeri was aan het praten met zijn buur. Het gebabbel stoorde haar les. Ze had al geprobeerd er een opmerking over te maken, maar het gesprek met de buur was duidelijk interessanter. Ze had het gevoel dat ze lucht was. Haar woorden hadden geen vat op Joeri, die gewoon deed of hij de opmerkingen niet hoorde en geboeid verder praatte. Toen verloor ze haar geduld en ‘schoot ze uit haar slof’. Dit gedrag zou ze niet dulden. Ze eiste een verontschuldiging onmiddellijk na de les, of Joeri zou strafstudie krijgen. Joeri probeerde er nog onderuit te komen, maar Mevr. Van Meensel was kordaat. Ze wilde geen uitvluchten horen, alleen een verontschuldiging was hier op zijn plaats. ‘Ik laat niet met me sollen,’ voegde ze eraan toe. Toen plots de bel ging, keek Joeri haar koel aan, draaide zich om en liep het klaslokaal uit ... met een strafstudie tot gevolg! De week erna kwam hij echter niet opdagen op de strafstudie. Hij krijgt volgende week een laatste kans. Als hij dan zijn – immiddels verdubbelde – strafstudie niet ‘uitzit’, volgt een schorsing. Besluit (remediëring/afspraken) Wat leerhouding betreft, is er geen speciale aandacht nodig. Dhr. van Dinther (Engels) zal Joeri zelf proberen te motiveren met betrekking tot zijn vak. Wat leefhouding betreft, wordt aan alle leerkrachten gevraagd om gedurende de komende twee weken een observatieschema in te vullen met betrekking tot eventueel storend of ongewenst gedrag van Joeri. Daarna zal het team opnieuw even om de tafel gaan zitten om deze observaties te evalueren. Tegen die tijd zal ook duidelijk zijn of Joeri bij zijn strafstudie is komen opdagen. Mevr. Haex (Technologische Opvoeding – klassenleraar) merkt op dat er in de observaties wel onderscheid gemaakt moet worden tussen typische adolescentie-trekjes, die niet kwaadaardig zijn, en tekenen van probleemgedrag, die wel actie van het lerarenteam vergen.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
210
ADOLESCENTIEMODULE
Verslag van gesprek met ouders Datum: 6 maart Klassenleraar: Mevr. Haex Aanleiding: Schorsing
Leerling: Joeri Dekelver Klas: 2 MW Aanwezig: Vader/Moeder
Omschrijving van het probleem Joeri is voor de tweede maal niet komen opdagen op zijn strafstudie. Dit heeft het – voor hem bekende – gevolg van een schorsing voor één dag. De strafstudie werd hem opgelegd na een incident tijdens de les Godsdienst (zie verslag van de klassenraad van 15/02). Omdat hij op zijn eerste strafstudie niet kwam opdagen, kreeg hij nog een tweede kans om zijn (verdubbelde) strafstudie uit te zitten twee weken later. Ook daar was hij onwettig afwezig.
Aanleiding van het gesprek met de ouders Joeri zal op vrijdag 10 maart niet deel mogen nemen aan de lessen, maar moet wel op school aanwezig zijn. Hij wordt om 8.30 uur stipt in de bibliotheek verwacht, waar hij door de bibliothecaris taken opgelegd zal krijgen. Verder heeft de klassenraad beslist enkele begeleidende maatregelen uit te proberen, in de hoop ongewenst gedrag bij Joeri in de toekomst te vermijden (zie verslag van de klassenraad van 15/02).
Reactie van de ouders Joeri’s ouders reageren verontwaardigd: Joeri had hen hier niets over verteld! Nochtans hebben ze hem altijd geleerd om openlijk over alles te praten. En als kind kwam hij ook spontaan al zijn verhalen vertellen. Ook nu nog vragen ze hem elke avond hoe het geweest is op school. Sommige avonden vertelt hij dan wel eens over de grappen die ze met een stagiair of medeleerling hebben uitgehaald, of over een les die hem heeft aangesproken. Andere avonden krijgen zijn ouders hooguit ‘goed’, ‘gewoon’ of ‘niks speciaals’ als antwoord. Daarna gaat hij meestal naar zijn kamer, zet hij zijn ‘muziek’ – zeg maar lawaai – op (de buren hebben er vaak ook ‘plezier’ van), gooit hij zichzelf op het bed of gaat hij nog wat game-en of aan zijn website werken, voor het avondeten. Ook daarna is zijn kamer zijn bekende terrein. Huiswerk, taken en toetsen worden gemaakt met muziek door de boxen, en vaak zelfs terwijl er tussendoor online met vrienden wordt gegamet. Hoe spelen ze het toch klaar? Kun je echt leren op die manier? Het lukt Joeri blijkbaar toch. Hoe dan ook, dat Joeri zo in zijn eigen wereldje leeft, waar hij zijn ouders liefst buiten houdt, dat baart hen toch zorgen. En al die tijd die hij aan zijn website besteedt! Daar heeft hij wel tijd voor, maar als zijn ouders met hem willen praten, moet hij altijd dringend weg... Hij kan uren bezig zijn met het perfectioneren van die site, net of zijn hele imago staat of valt met hoe cool zijn website is. Hij heeft het gevoel dat de ogen van de rest van de wereld constant op hem en zijn site gericht zijn, en dat hij zich dus niet kan veroorloven een paar dagen niet aan die site te werken! Dat Joeri zijn lerares Godsdienst zo ver heeft gedreven dat ze hem een strafstudie heeft gegeven, dat kunnen ze zich best voorstellen. Ze ervaren zelf tegenwoordig ook hoe moeilijk het is om Joeri terecht te wijzen. Je mag Joeri niets zeggen over zijn resultaten, zijn muziek, zijn vrienden, de invulling van zijn vrije tijd, zijn sporten, het meegaan op familiebezoekjes, ... Hij ziet het telkens als een persoonlijke aanval op zichzelf en zijn vrijheid. Telkens worden we ouderwetse dictators genoemd en willen we niet dat hij zich ‘als volwassene, zelfstandig en verantwoordelijk’ kan gedragen. ‘Jullie behandelen mij als een klein kind. Doe dit, doe dat, laat dat, nee niet op die manier... Jullie begrijpen mij gewoon niet. Ik heb behoefte aan vrijheid’. Maar telkens wanneer we hem een hand willen geven, neemt hij de hele arm. Bijvoorbeeld: Joeri zou graag eens met zijn vrienden van
GROOT WORDEN – WERKBOEK
211
ADOLESCENTIEMODULE
‘de googy gamers’ naar een game-beurs gaan. ‘Oké, geen probleem voor ons’, maar dan brengen we hem en gaan we hem halen. Maar dat is niet genoeg voor Joeri. Hij wil het hele weekend gaan, en dan daar bij een (voor ons onbekende) vriend blijven slapen. Hetzelfde met uitgaan: hij is nog maar 14, dus een fuif van de volleybal, of iets op school, dat kan voor ons. Maar we vinden hem nog te jong om op café te hangen. Maar ook hiermee is meneer niet tevreden natuurlijk! En zo verbieden wij hem ook om rond te rijden op zijn broers scooter. Hij heeft Kurt (17) veel geholpen bij het uitbouwen (’tunen’) van zijn scooter, maar we vinden het onverantwoord dat Joeri ermee zou rondrijden. Stel dat hij een ongeluk krijgt, hij is niet eens verzekerd! Joeri vindt het stom, hij zal nooit of te nimmer een ongeluk krijgen, beweert hij! Gevolg: regelmatig zijn er discussies, met geschreeuw en verwijten. Opnieuw zijn zijn ouders de ouderwetse zeuren, die hun zoon zijn plezier en vrijheid niet gunnen. En altijd het argument: de anderen van mijn klas of van ‘de googy gamers’ mogen dat ook van hun ouders, waarom zou hij dan niet mogen? Maar is het eigenlijk wel waar dat alle andere kinderen zoveel op stap mogen? Hebben we ongelijk om Joeri nog niet alleen naar zo’n beurs te laten gaan en daar te blijven slapen?
Begeleiding van Joeri Joeri’s ouders moeten toegeven dat ze eigenlijk niet veel vat hebben op zijn schoolleven. Vroeger waren ze heel streng, en werd er geen tegenspraak geduld. Ze waren van mening dat ouders alle belangrijke beslissingen moeten nemen voor hun kinderen, omdat kinderen te onervaren zijn om zelf te weten wat goed voor hen is. Maar nu vinden ze dat Joeri zelf zijn verantwoordelijkheid moet leren opnemen. Het gaat tenslotte om zijn toekomst. De moeder merkt ook op dat het toch geen zin heeft om tegen Joeri te zeggen dat hij wat beter zijn best moet doen, want dan krijgt ze meteen een antwoord in de trant van ‘Ik red mezelf wel, bemoei je er niet mee. Ik bemoei mij toch ook niet met jouw werk, zoals de was of het strijken’ of ‘Ik ben geen klein kind meer, ik beslis zelf wel wat nodig is!’ of ‘Ik zal wel zorgen dat ik goed door ben op het eind van het jaar, maak je maar geen zorgen om mij. Ik weet wel wat ik moet’. Joeri’s ouders hopen dat de school toch nog wat meer vat op hem heeft, en dat ze hem daar weer op het rechte pad kunnen krijgen. Nochtans is het geen slechte jongen, voegen ze eraan toe. Kijk maar naar zijn bezorgdheid om milieuproblematieken via zijn lidmaatschap en inzet bij Greenpeace. Op dat vlak zouden zijn ouders het zelfs appreciëren als hij af en toe wat gas terug zou nemen en eens wat afstand zou nemen van actievoeren en betogen. Als klastitularis heb ik de beslissing van de klassenraad toegelicht, en zijn ouders gaan akkoord met de geplande leerlingenbegeleiding. Zij zullen zelf ook zoveel mogelijk deze aanpak proberen te ondersteunen van thuis uit.
Varia Aan het eind van het gesprek snijden de ouders van Joeri nog een ander onderwerp aan. Joeri’s ouders maken zich zorgen over zijn ‘relatie met de meisjes’. Zijn vrije tijd brengt Joeri hoofdzakelijk door achter zijn pc, dan wel op de volleyclub (een jongensploeg) en met ‘de googy gamers’ – ook een groepje van jongens die gezamenlijk optrekken en hun gezamenlijke passie voor ‘het game-en delen’. Daardoor komt Joeri heel weinig met meisjes in contact. Hij is ook nog nooit met een lief thuisgekomen. Als op familiefeestjes gevraagd wordt of hij al een lief heeft, reageert hij meestal geprikkeld. Op dit vlak hebben we echter nieuws voor Joeri’s ouders. Door wat ik zie op school, vermoed ik dat Joeri verliefd is op een meisje waarmee hij samen in het leerlingenparlement zit. Het is me al vaker opgevallen dat hij zijn best doet om op te vallen wanneer zij in zijn buurt is. Maar de contacten zijn nog onschuldig, lijkt het me. Hoewel? Er werd al een liefdesbriefje onderschept... Toen ik dat vertelde, ging er ook een belletje rinkelen bij zijn ouders: Joeri telefoneert sinds een week of drie ‘s avonds beduidend vaker dan enkele weken geleden, en ja hoor, laatst had vader een meisje aan de lijn voor hem. Misschien dan toch een lief?
GROOT WORDEN – WERKBOEK
212
ADOLESCENTIEMODULE
Delibererende klassenraad – 2 Mod. Wet. Datum: 13 april Delibererende klassenraad Bespreking per leerling Klassenleraar: Mevr. Haex
Naam leerling: Joeri Dekelver
Bespreking van de resultaten per vak (rapport in bijlage) Vakleerkracht
Vak
Bespreking
Mevr. Oost
Aardrijkskunde Dit resultaat stemt niet overeen met het dagelijks werk. Joeri scoort onvoldoende voor kennis, inzicht en kaartlezen. Voorstel: Remediëring d.m.v. extra taken.
Mevr. Van Genuchel
Biologie
In orde.
Dhr. van Dinther
Engels
Net onvoldoende. Voor alle vakonderdelen die hij kon inoefenen, behaalt hij een onvoldoende. Heeft hij dit examen wel grondig voorbereid?
Mevr. Verbrugge
Frans
Behoorlijk examen. De vervoegingen blijven toch een probleem voor Joeri: die zou hij moeten herhalen, herhalen en nog eens herhalen!
Dhr. Delbroucke
Geschiedenis
In orde.
Mevr. Van Meensel
Godsdienst
Hij heeft mij verrast, in positieve zin!
Dhr. Jammers
Informatica
Prima resultaat. In die jongen, daar zit wat in!
Mevr. Nahou
Lichamelijke Opvoeding
Beste klasresultaat.
Dhr. Dexters
Plastische Opvoeding
Hij beschikt over heel wat tekentalent.
Mevr. Palmers
Nederlands
Heel zwak. Onvoldoende inzet. Het dictee was ondermaats.
Mevr. Haex
Technologische Prima! Inspanning wordt beloond! Opvoeding
Dhr. Boffin
Sociaal Econo- Hij heeft duidelijk inzicht in de economische begripmische Initiatie pen.
Mevr. Corvelyn
Wetenschappe- Hij heeft zich goed herpakt. Geen problemen. lijk Werk
Dhr. Visscher
Wiskunde
Goed gedaan, maar hij zou toch de formules wat beter moeten leren de volgende keer.
Conclusie en advies van de klassenraad Resultaten: Opletten voor de taalvakken. Hier is meer inzet nodig! De overige vakken zijn in orde, behalve Aardrijkskunde. Wat is er gebeurd? Mevr. Oost stelt voor enkele remediëringstaken te maken. Leefhouding: Goed hernomen, werkt goed mee, je eerlijkheid en engagement voor de klas wordt ook door je medeleerlingen geapprecieerd!
GROOT WORDEN – WERKBOEK
213
ADOLESCENTIEMODULE
Rapport Pasen REMY-INSTITUUT Klas: 2 Moderne Wetenschappen Klastitularis: Mevr. Haex DW1 Max 10
JOERI DEKELVER Periode: EXAMEN PASEN
DW2
Examen Klasgem. DW3 Kerst Max Max 10 Max 100 100 Max 10
DW4
Examen Klasgem. Pasen Max Max 10 Max 100 100
Aardrijkskunde
6
7
60
88
7
6
49
80
Biologie
5
6
70
80
7
4
71
70
Wetens. Werk
6
3
58
79
6
8
77
76
Techn. Opv.
6
4
69
67
7
8
81
66
Soc. Econ. Init.
6
7
67
68
6
8
74
69
Engels
4
5
50
53
5
6
44
55
Frans
6
8
72
66
6
5
65
68
Fysica
4
6
60
50
7
7
57
54
Geschiedenis
6
6
75
73
7
8
70
72
Godsdienst
6
5
55
63
8
8
69
73
Informatica
8
9
90
65
9
9
87
65
Lichamelijke Opvoeding
8
9
78
65
10
8
80
60
Plastische Opvoeding
9
8
81
74
7,5
9
79
71
Nederlands
5
6
64
64
7
5
45
65
Wiskunde
5
8
70
67
6
7
60
60
Advies van de klassenraad:
Handtekening ouders:
Handtekening leerling:
Handtekening klastitularis:
DW = Dagelijks werk Klasgem. = Gemiddelde score van de klas
GROOT WORDEN – WERKBOEK
214
ADOLESCENTIEMODULE
1
e
Uittreksel uit het ‘keuzedossier’ (einde 2 jaar) van Joeri Naam: Klas: School:
Joeri Dekelver 2MW Remy-instituut
Ken jezelf Je studieloopbaan: –
Eerste jaar: ....Klassieke Talen (Latijn) ...................................................................................... Als je opnieuw aan het eerste jaar zou beginnen, zou je dan weer dezelfde keuze maken? Ja – Nee Waarom? Latijn was tegenvaller. Saai. Niks mee aan te vangen.
–
Tweede jaar: ...Moderne Wetenschappen.................................................................................... Als je opnieuw aan het tweede jaar zou beginnen, zou je dan weer dezelfde keuze maken? Ja – Nee Waarom? Fijne richting, fijne klas, ik ben blij dat ik van Latijn af ben en
in het vak Wetenschappelijk Werk doen we wel interessante proefjes. Ook Sociaal Economische Initiatie (S.E.I.) doe ik graag. Je belangstelling: Vakken die ik leuk vind:
Vakken die ‘oké’ zijn:
Vakken die ik haat:
Wetenschappelijk Werk Lichamelijke Opvoeding Engels Technologische Opvoeding
Geschiedenis Biologie Sociaal Economische Initiatie Aardrijkskunde
Wiskunde Nederlands Frans
Je leerprestraties: Vakken waarvoor ik goede punten behaal, zijn volgens mij de volgende én dit zijn de redenen voor mijn sterke resultaten (zet kruisjes!). Vakken
Wet. Werk
S.E.I.
T.O.
X
X
Redenen Dit vak interesseert me...
X
X
Ik studeer dit vak graag...
X
X
Ik begrijp de uitleg goed... Ik ben rustig bij het toetsen...
X
Ik werk hard voor dit vak...
X
Ik vind de inhoud makkelijk...
X
Er is een goede werksfeer in de klas tijdens dit vak... Andere redenen: Toffe leerkracht
X X X X
X
1
GROOT WORDEN – WERKBOEK
215
ADOLESCENTIEMODULE
Vakken waarvoor ik zwakke resultaten behaal, zijn de volgende én volgens mij om volgende redenen (zet kruisjes!).
Wiskunde
Nederl.
Godsdienst
Dit vak interesseert me niet...
X
X
X
Ik vind dit vak moeilijk om te studeren...
X
Ik begrijp de uitleg vaak niet...
X
Ik heb angst bij het toetsen voor dit vak...
X X
X
Vakken
...
Redenen
Ik doe nauwelijks iets voor dit vak... Ik vind de inhoud moeilijk...
X
Er is geen goede werksfeer in de klas tijdens dit vak... Andere redenen: Saaie leerstof en leraar
X
Je studie-aanpak: Nauwkeurigheid
a. Ik kan heel nauwkeurig en precies werken. b. Ik werk soms onnauwkeurig en wat slordig. c. Het lukt mij niet om nauwkeurig en net te werken. Doorzettingsvermogen a. Ik ben een echte doorzetter.
b. Mijn doorzettingsvermogen is voldoende. c. Als het moeilijk wordt, geef ik het graag snel op. Volgens een plan werken a. Ik deel mijn werk altijd goed in en werk volgens plan.
b. Ik probeer volgens plan te werken, maar dat lukt niet altijd. c. Volgens plan werken is niks voor mij. IJver a. Ik zet me altijd zo goed mogelijk in.
b. Mijn inzet is volgens mij voldoende. c. Mijn inzet is vaak onvoldoende. Concentratie
a. Ik kan goed en langdurig opletten. b. Ik kan tamelijk lang mijn aandacht erbij houden. c. Ik ben snel afgeleid. Tempo a. Mijn werktempo is goed. b. Mijn werktempo is redelijk.
c. Mijn werktempo is tamelijk laag. Zelfkennis a. Ik weet goed van mezelf wat ik kan en wat ik niet kan.
b. Soms overschat of onderschat ik mezelf. c. Ik denk te snel dat ik iets wel/niet zal kunnen. Faalangst a. Ik heb zelden angst voor examens of toetsen.
b. Af en toe heb ik last van teveel zenuwen voor examens of toetsen. c. Ik heb heel vaak angst voor slechte resultaten tijdens een examen of een toets.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
216
ADOLESCENTIEMODULE
Mijn waarden: Welke vijf waarden vind je belangrijk? Geef ze aan met een kruisje. De beste zijn...
Sympathie van anderen krijgen
Vrij zijn
Veel vrienden hebben
........................ ..........................
⊗
Veel geld hebben
Risico’s nemen
⊗
Genieten van het leven
Waardering van anderen krijgen voor wat je doet
Geloven of je leven diepere zin geven
Mensen helpen, je inzetten voor anderen
Veel weten
Goed zijn in iets
Zekerheid hebben in het leven
Een goede conditie hebben, gezond zijn
Je zin kunnen doen
Investeren in een gezin
Invloed hebben op anderen
⊗
⊗
⊗
Creatief kunnen zijn, mijn eigenheid in dingen kunnen leggen
............................ ............................
Naar een beslissing Mijn proefkeuze: In het derde jaar van mijn opleiding zou ik graag de volgende richting willen studeren: ..............Wetenschappen...................................................................................................................... Omdat: ......Techniek
en wetenschappen interesseren me enorm, maar ze zeggen dat de wiskunde te zwaar gaat zijn.... Zou het ook niet gaan als ik heel hard mijn best doe? Ik denk eraan om later ingenieur te worden, en ook Informatica lijkt me wel interessant. Maar langs de andere kant vind ik economie en politiek ook wel interessant, dus ik twijfel nog wat ik later wil gaan doen. ................................................................ .................................................................................................................................................................................................................. Reacties op mijn proefkeuze Reactie ouders
Wij steunen onze zoon Joeri in zijn beslissing. Het is een goede zaak dat hij zijn doelen zo hoog mogelijk richt, zodanig dat hij later nog alles kan studeren wat hij maar wil. Als Joeri zich inzet voor deze opleiding, moet hij er zeker komen. Hij moet vooral doen wat hij ‘zelf’ wil doen, dan komt hij er wel. Reactie klassenraad
Wetenschappen blijft een zware wiskundige richting, met evenveel uren wiskunde als de wiskundige richtingen in de tweede graad. Ook in je wetenschapsvakken zul je regelmatig wiskunde moeten toepassen. Aangezien Wiskunde een zware dobber is voor Joeri, willen we hem toch aanraden om in plaats van de studierichting Wetenschappen voor de studierichting Economie-Moderne Talen te kiezen. Voor Sociaal Economische Initiatie behaalt hij immers redelijke resultaten , de talen vragen echter wel wat extra inzet.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
217
ADOLESCENTIEMODULE
GROOT WORDEN – WERKBOEK
218
ADOLESCENTIEMODULE
GROOT WORDEN – WERKBOEK
219
ADOLESCENTIEMODULE
Vragen en opdrachten bij de casus rond Joeri Juist / ? / Fout-vragen Als de stelling volgens jou fout is, verbeter deze dan, zodat ze wel juist is. Als de stelling volgens jou juist is, verantwoord dan waarom je dit denkt. Omcirkel het vraagteken als je het echt niet weet. 1. Joeri zit in de latentiefase van de seksuele ontwikkeling. J/?/F 2. Joeri’s ‘boezemvriendschap’ met Junior is typisch voor jongens van zijn leeftijd. J/?/F 3. Het strafstudie-incident is een voorbeeld van een intrapsychisch conflict. J/?/F 4. Het feit dat Joeri zich wat betreft zijn kleding sterk afstemt op zijn vriendengroep (bv. zijn Eminem-pet, omdat al zijn vrienden ook kleding van Eminem dragen), is een teken van een laag zelfwaardegevoel. J/?/F 5. Joeri blijkt in staat te zijn morele afwegingen te maken die passen binnen het postconventionele stadium van de morele ontwikkeling. J/?/F 6. Het taalgebruik van Joeri op zijn homepage en meeneemmap is een bewijs van een gebrekkige taalontwikkeling in zijn moedertaal. J/?/F
Open vragen Noteer op een apart blad de antwoorden. 7. Joeri’s vader vraagt zich af waar Joeri toch die geestdrift vandaan haalt in zijn milieustandpunten. Waarom moest Joeri zo nodig mee gaan betogen met Greenpeace? Kun jij Joeri’s vader helpen zijn zoon te begrijpen? 8. a) De leraar Engels zit met de handen in het haar over wat hij moet doen om Joeri’s inzet voor zijn vak te verhogen. Hij kan Joeri toch niet altijd zijn zin geven? En blijkbaar zet hij zich ook bij Godsdienst alleen maar in bij bepaalde thema’s. Kun jij Joeri’s gedrag in de lessen Engels en Godsdienst verklaren? Heb jij enkele tips voor beide leerkrachten om Joeri’s betrokkenheid in hun lessen te verhogen? b) En wat gaat er in Joeri om wanneer hij ‘zit te spelen’ in de lessen Wetenschappelijk Werk? Het vak boeit hem blijkbaar, waarom zit hij dan toch zo te prullen tijdens de proefjes? c) Een van Joeri’s leerkrachten doet heel expliciet pogingen om te werken binnen Joeri’s zone van naaste ontwikkeling. Zoek uit wie, en leg uit waarom. 9. ‘Met de lichamelijke aantrekkelijkheid staat of valt het hele zelfbeeld van de adolescent’. Vind je in het casusmateriaal informatie die deze stelling bevestigt en/of weerlegt? Welke lichamelijke kenmerken kunnen bij Joeri een rol spelen en hoe kunnen ze zijn zelfbeeld beïnvloeden? 10. Waaruit kun je afleiden dat Joeri volop bezig is met zijn identiteitsvinding en identiteitsontplooiing? Geef voorbeelden van de processen ‘identificatie’ en ‘experimenteren’ bij Joeri. In welke identiteitsstatus zou jij Joeri plaatsen, en vind je hier concrete aanwijzingen voor? 11. Joeri’s ouders maken zich zorgen over de relatie met hun zoon. Enerzijds vinden ze het niet prettig dat er tegenwoordig zo vaak ruzies in huis zijn. Kunnen die ruzies niet vermeden worden? Anderzijds merken ze dat Joeri hen ‘s avonds steeds minder vertelt over wat er die dag op
GROOT WORDEN – WERKBOEK
220
ADOLESCENTIEMODULE
school gebeurd is. Is dat normaal? Ze groeien toch niet uit elkaar? Hoe kun je deze evoluties verklaren en wat zijn hier positieve/negatieve gevolgen van? 12. Joeri scoort enorm goed op de vakken Plastische Opvoeding en Lichamelijke Opvoeding. Hij tekent ook graag en veel. En ook sporten (volleybal) is een hobby van hem! Zijn dit typische adolescentenhobby’s, of verschilt hij hierin van zijn leeftijdsgenoten? Hoe kun je verklaren dat adolescenten zich over het algemeen meer of minder met tekenen of sport bezighouden? 13. Joeri heeft er blijkbaar geen problemen mee om meerdere activiteiten tegelijkertijd te doen (bv. muziek luisteren, chatten, gamen, taken maken, leren). Over welke verworven capaciteiten beschikt Joeri nu die hij bijvoorbeeld 6 jaar geleden nog niet had? 14. Joeri’s ouders maken zich zorgen om zijn relatie met meisjes. Hebben ze reden om zich zorgen te maken volgens jou? Doorloopt Joeri de normale stappen? 15. Het conflict met de leerkracht Godsdienst loopt werkelijk uit de hand. Schorsing om wat ‘gepraat’ tijdens de les. Wat is hier foutgelopen? Hoe had dit conflict volgens jou opgelost moeten worden? Wat leer je hieruit voor jezelf over straffen en belonen? Kan je aan de lerares Godsdienst een vijftal aandachtspunten geven waar ze in het vervolg beter op moet letten? 16. In het Keuzedossier van Joeri lees je zijn studiekeuzeproces aan het eind van het tweede jaar. Wat is volgens jou cruciaal als leerkracht om aan een goede leerlingenbegeleiding en (meer specifiek) schoolloopbaanbegeleiding te doen? 17. De opvoedingsstijl van de ouders heeft invloed op de ontwikkeling van een kind. Wat kun je hierover zeggen als het om de ouders van Joeri gaat? Welke opvoedingsstijl gebruiken zijn ouders volgens jou? Wat zijn hier mogelijke (positieve en negatieve) effecten van op Joeri’s ontwikkeling? Vind je aanwijzingen in het casusmateriaal? 18. Leeftijdsgenoten hebben een belangrijke rol in het leven van iedere adolescent. Wie zijn deze leeftijdsgenoten bij Joeri? Maken hij en zijn vrienden deel uit van de ‘jeugdcultuur’? Behoort Joeri ook tot (een) subcultu(u)r(en), en zo ja, probeer deze dan te beschrijven. En wat is het verband tussen deze vriendengroepen en Joeri’s persoonlijkheidsontwikkeling? 19. Kun je aanwijzingen vinden bij Joeri die het ‘egocentrisme’ demonstreren dat de persoonlijkheid van de adolescent kenmerkt? Vind je voorbeelden van het ‘imaginair publiek’ of van de ‘persoonlijke fabel’, en zo nee, kun je dan een voorbeeld op maat van Joeri verzinnen dat deze begrippen demonstreert? 20. Hoe schat je Joeri’s welbevinden op school in? Zie je tekenen van een hoog welbevinden? Zie je risicofactoren die zijn welbevinden kunnen verlagen? En hoe zit het met Joeri’s welbevinden thuis denk je? Welke factoren kunnen zijn welbevinden in de thuissituatie beïnvloeden?
GROOT WORDEN – WERKBOEK
221
ADOLESCENTIEMODULE
ADO-CONTRACT
Alvorens deze opdracht te starten is het belangrijk dat je de basiskennis rond de adolescent reeds hebt verworven (via de casus rond Joeri).
De opdrachten zijn erop gericht de kennis die je vanuit de casus reeds verwierf, uit te diepen en uit te breiden. Nevendoel: Je zult ook kennismaken met de werkvorm ‘contractwerk’ (voor- en nadelen), zodat je later zelf in staat zult zijn deze als leerkracht te hanteren. We gebruiken het contractwerk als werkvorm voor deze opdrachten. Je docent/lector zal klassikaal alle opdrachten kort doornemen en aangeven welke taken ‘magjes’ en ‘moetjes’ zijn. Daarna is het aan jou! Je bent zelf verantwoordelijk voor het ‘uitvoeren’ van je contract. De opdrachten binnen het ado-contract kunnen zowel individueel als in groep worden uitgevoerd. De ‘moet’-opdrachten ‘moeten’ binnen de aangegeven tijd (dit zal je lector aangeven) worden afgerond. Tussen de ‘mag’-opdrachten ‘mag’ je kiezen welke je al dan niet maakt, naargelang je eigen interesse en/of de tijd die je nog ‘overhebt’ om aan je contract te werken. Je bepaalt zelf de volgorde waarin je de opdrachten aanpakt. De informatie om de opdrachten correct op te lossen, vind je in het handboek. Maak er dan ook gretig gebruik van. Als je iets niet helemaal begrijpt, vraag dan uitleg aan een medestudent en probeer er samen uit te komen. Als dat nog niet helpt, vraag het dan even aan je docent/lector, die zich aan de hulptafel bevindt. Voor de opdrachten waar een sleuteltje bij staat, kan je aan de hulptafel een correctiesleutel lenen waarmee je je opdracht zelf kunt verbeteren. Bij de zelfevaluatie omcirkel je het meest passende gezichtje voor jou. Doe dit per groep van gezichtjes en dus per evaluatiecriterium (zie het contract). Opmerking: We werken hier met een contract met tempo-differentiatie (via moet- en mag-opdrachten) en differentiatie naar interesse. In de lespraktijk kun je het contract eventueel uitbreiden met individuele oefeningen, specifiek voor een bepaalde leerling of groepje van leerlingen. Op die manier bereik je een ‘brede zorg’ voor IEDERE (individuele) leerling.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
223
ADOLESCENTIEMODULE
Contractbrief Plichten – Je moet de ‘moet’-opdrachten voltooien. – Maak gebruik van de informatie in je handboek! – Werk rustig, de klas is geen speelplaats. – Je hebt ...... tijd om de afgewerkte taken in te leveren.
Rechten – Je krijgt voldoende tijd tijdens de les om aan je contract te werken. – Je docent/lector geeft feedback op je werk binnen een redelijke (korte) tijd. – Je mag samenwerken, maar houd het rustig.
Opdrachten
Magje of Moetje ?
Zelfevaluatie
1. Jongeren in de krant
2. De slechtst denkbare manier om...
3. Met jouw vak op stap
4. Hoe een les verknoeien?
5. Spek voor de ‘puber’-bek
6. Leerkracht = leerlingenbegeleider
Zelfevaluatie: Kies per opdracht het best passende gezichtje. De gezichtjes betekenen: Ik vond de opdracht:
makkelijk!
Ik vond de opdracht:
boeiend/waardevol
ging wel
moeilijk!
gewoontjes
saai/nutteloos
Hulp nodig? De correctiesleutel nodig? Je docent/lector zit aan de hulptafel, de correctiesleutels kun je daar ook ‘lenen’. Handtekening student
GROOT WORDEN – WERKBOEK
Handtekening docent/lector
224
ADOLESCENTIEMODULE
Jongeren in de krant 1
Hieronder lees je 25 krantenkoppen die rechtstreeks uit de actualiteit komen en te maken hebben met jongeren. Lees ze alle heel aandachtig en beoordeel voor elke krantenkop bij welk(e) thema(s) deze het best aansluit(en). Je vindt de thema’s in de tabel op de volgende pagina. Opgelet: Heel vaak zijn meerdere thema’s van toepassing bij één krantenkop. Probeer steeds alle verbanden te vinden. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Meer fuifzalen voor jeugd Jeugd komt te gemakkelijk aan drank Adolescenten wensen meer mobiliteit Discotheek ‘helpt jeugd ontwikkelen’ Slankheidsideaal leidt tot meer eetstoornissen Jongeren willen wel stoppen met roken en drugs, niet met alcohol 7. Amerikaanse ado’s verzamelen afbeeldingen van Osama bin Laden 8. Kwart van jongeren overwoog afgelopen jaar zelfmoord 9. Waarom jongeren graag buiten clubverband sporten 10. Evenement ‘Kickx’ stuurde al honderden jongeren de hoogte in 11. Jongeren klagen over gezeur ouders en leerkrachten 12. Lancering van nieuw gamma schoonheidsproducten voor jongeren 13. Gebruik cannabis en XTC stijgt bij jongeren 14. Provincie leert jongeren met bromfiets rijden 15. Bijna helft van homojongeren wordt gediscrimineerd 16. Jongeren op vredeskuur tijdens bezinningstweedaagse 17. Politie organiseert sportdagen om jeugd van de straat te halen 18. Kwart van 15-jarige meisjes heeft gewichtsprobleem 19. Zelfmoord driemaal hoger bij adoptiekinderen 20. Film- en tv-sterren beïnvloeden rookgedrag jongeren 21. Tatoeages en piercings blijven niet langer buiten de schoolmuren 22. Maatschappij belangrijkste oorzaak van depressie jongeren 23. Ouders vinden adolescentieperiode ‘moeilijkst’ 24. Jongeren discussiëren op het internet over politiek 25. Een derde van de holebi’s durft zich niet ‘out’-en Je vindt hier een tabel met vier kolommen. – In de eerste kolom vul(de) je de nummer(s) van de krantenkop(pen) in die corresponderen met het thema dat in de tweede kolom vermeld staat. – In de derde kolom moet je aangeven binnen welk(e) ontwikkelingsgebied(en) dit thema past. – In de vierde en laatste kolom, en misschien ook de moeilijkste om in te vullen, moet je het belang van dit thema voor de ontwikkeling van de adolescent tot jonge volwassene aangeven (Zoek op in je handboek! Elk thema is daar terug te vinden).
1
Inspiratiebron: De Standaard en haar archieven op www.standaard.be
GROOT WORDEN – WERKBOEK
225
ADOLESCENTIEMODULE
Krantenkoppen
Thema
1.
Aantrekkelijkheid
2.
Eenzaamheid
3.
Ouders en conflict
4.
Studie en Beroep
5.
Relaties en Seksualiteit
6.
Alcohol, roken en drugs
7.
Leeftijdsgenoten
8.
Filosoferen
9.
Idolen
10.
Uitgaan, kicks en ‘living on the edge’
11.
Vrijheid en autonomie
12.
Hobby’s en vrije tijd
13.
Vriendschap
14.
Experimenteren
15.
Depressie en zelfmoord
GROOT WORDEN – WERKBOEK
Ontwikkelingsgebied
Belang voor ontwikkeling
226
ADOLESCENTIEMODULE
De slechtst denkbare manier om... Dit is een ludieke oefening. Je krijgt de opdracht om de slechtst denkbare manier te geven waarop je een bepaalde boodschap of gebeurtenis kunt meedelen als adolescent. Probeer je zoveel mogelijk in te leven in de rol van een jonge adolescent bij het bedenken van oplossingen. Laat je fantasie maar eens de vrije loop. Deze opdracht kun je alleen of met meerderen aanpakken. Bedenk de slechtste manier om... – je moeder mee te delen dat je je eerste maandstonden/zaadlozing hebt gehad. – je ouders duidelijk te maken dat je vrijdag naar een technoparty wil (terwijl zij jou eigenlijk nog te jong vinden daarvoor) – je lief te overtuigen met je naar bed te gaan – je leerkracht te zeggen dat je eigenlijk niet voorbereid bent op de toets – je oma te vertellen dat je aan je zesde lief begonnen bent – je vrienden mee te delen dat je van je ouders NIET met hen mee naar het pretpark mag – je ouders je slechte rapport te laten zien – je leerkracht uit te leggen waarom je weer te laat op school bent toegekomen – je ouders te overtuigen van het levensnoodzakelijke belang van een bromfiets op je zestiende verjaardag – dronken thuis te komen – te verklaren wat die ‘joint’ in je nachtkastje op je kamer deed – je moeder om de anticonceptiepil te vragen – je ouders te zeggen dat je wil stoppen met school – je ouders het huis uit te krijgen wanneer je vrienden een avondje langskomen – je vrienden te vertellen dat je eigenlijk nog geen lief hebt gehad – uit te leggen waarom je de vorige les gespijbeld hebt – je vriend(in)’s gsm te mogen lenen, want jouw belkaart is leeg – je moeder te overtuigen je derde paar schoenen van dit seizoen te betalen – je vader over te halen om je meer zakgeld te betalen – je vrienden te vertellen dat je eigenlijk homo- of bi-seksueel geaard bent – je ‘move’ te maken naar een jongen/meisje dat je aardig lijkt – je boete van de politie mee te delen aan je ouders – een studiekeuze te maken – te proberen aan een vakantiebaantje te komen – je ouders duidelijk te maken dat je dringend een nieuwe computer nodig hebt – uit te leggen wat jij als 14-jarige deed in een café tijdens de schooluren, nadat er een politierazzia was gehouden.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
227
ADOLESCENTIEMODULE
Met jouw vak op stap In je beroep als leerkracht zal regelmatig van je verwacht worden dat je studie-uitstappen begeleidt en organiseert. In deze opdracht willen we je hier alvast een voorproefje van geven. Natuurlijk doen we dat, zoals dat hoort bij deze cursus, vanuit de ontwikkeling van de adolescent. 1. Maak een opsomming van vijf mogelijke (soorten van) studie-uitstapjes van één dag die je met je leerlingen kunt maken binnen JOUW vakgebied (= kies één vak indien je opleiding op verscheidene vakken gericht is). Beschrijf deze studie-uitstappen kort.
2. Benoem vervolgens bij elke studie-uitstap de ontwikkelingsgebieden die daarin aan bod komen. 3. Welk ontwikkelingsgebied overweegt? Welke ontwikkelingsgebieden komen niet/nauwelijks aan bod? 4. Kies vervolgens één studie-uitstap uit waarvan je denkt dat die het meest gaat ‘aanslaan’ bij jouw leerlingen. Welke studie-uitstap gaat hen het meest aanspreken/interesseren/enthousiasmeren? Leg kort uit waarom! 5. a. Werk nu een volledig dagprogramma uit voor deze studie-uitstap (met eventueel bijkomende activiteiten) en zorg ervoor dat je studiedag niet alleen de adolescent heel erg aanspreekt, maar dat ook zes ontwikkelingsgebieden expliciet aan bod komen. b. Noem de zes ontwikkelingsgebieden op, c. leg per ontwikkelingsgebied uit hoe je dit in het dagprogramma aan de orde zult stellen (via welke aanpak/activiteit?), en d. ‘last, but not least’, geef het belang aan van deze aanpak/activiteiten voor de ontwikkeling van jouw leerlingen.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
228
ADOLESCENTIEMODULE
Hoe een les verknoeien? 1
In het ‘Klasse voor leerkrachten’-tijdschrift vonden we het volgende lijstje terug met elf ‘manieren om een les te verknoeien’, die we wat ‘aandikten’. Probeer de tips om te vormen tot adviezen waardoor je les juist beter wordt. Leg ook uit ‘waarom’ je les beter gaat worden. Doe dit zoveel mogelijk vanuit de informatie in je handboek over de ontwikkeling van de adolescent. 1. Geef les over dingen die de leerlingen al weten of over de onderwerpen die jou vooral interesseren. Hoe verder je onderwerpen van ‘het bed van je studenten’ staan des te beter. Het is goed dat ze beseffen dat de wereld niet alleen om hen draait. 2. Vertel leerlingen dingen die ze makkelijk zelf kunnen achterhalen als ze zich er in tweetallen of in groep over buigen. Geef hen de pap in de mond. Hoe minder ze zelf moeten nadenken, des te beter, want denken doen ze toch niet graag. 3. Voor taalleerkrachten: geef les over dingen die leerlingen zelfs in hun eigen taal niet bruikbaar zouden vinden. Een tekst over de economische staat van San Marino, een toneelstuk over ‘het zijn van de zijnden’, een krantenartikel over de huidige staat van de Britse bejaardentehuizen, of de muziektekst van ‘Die Zauberflöte’ zullen je leerlingen zeker weten te bekoren. 4. Als je creatieve, dynamische leerlingen in je klas hebt, laat ze dan veel lezen en schrijven. Het overnemen van je bordschema’s zal hen blijvend weten te boeien. Aandachtig luisteren is hun lievelingsbezigheid. Ze geloven bovendien steevast in de inhouden die je hen overbrengt. De leerkracht heeft immers toch de waarheid in pacht?! 5. Laat leerlingen niet teveel zeggen in de klas, er wordt toch niet naar geluisterd. Er is niets zo vervelend als pubers in de klas die niet eens naar elkaar kunnen luisteren. Je kunt hen het best niet teveel aan het woord laten, want voor je het weet zit je met een bende lawaaimakende adolescenten in je klas en een verontruste directeur voor je klasdeur. 6. Geef leerlingen ellenlange en gedetailleerde instructies. Je instructies moeten minstens even lang duren als de tijd dat de leerlingen aan hun opdracht moeten werken. Je kunt niets aan het toeval overlaten. Leerlingen moeten tot in het kleinste detail weten wat er van hen verwacht wordt. Anders zit je tijdens het werken aan de opdracht alles twintig keer opnieuw uit te leggen. 7. Geef te snel les. Of te traag. Of té moeilijk. Of te makkelijk. Je kunt het toch nooit voor iedereen goed doen. Als de helft van mijn leerlingen vlot meekunnen, weet ik dat ik als leerkracht goed bezig ben. 8. Geef nooit feedback. Daar hechten adolescenten toch geen waarde aan. Punten zijn belangrijk, die bepalen of je slaagt of niet. Uitgebreide feedback op hun toetsen of bij taken lezen ze toch niet, alleen het punt wat erop staat interesseert hen echt. 9. Houd de les ten allen tijde onder strikte controle. Laat geen enkele zijstap toe, want voor je het weet is het chaos en heb je je klas totaal niet meer in de hand. Jij bent de leerkracht, jij kent de leerstof en jij geeft die door aan je leerlingen, die enkel aandacht moeten schenken en rustig moeten luisteren. 10. Geef altijd op dezelfde manier les, varieer niet in je werkvormen. Via gedoceerde lessen leren je leerlingen het best en het meest diepgaand, want dingen die je ‘gehoord’ hebt, onthoud je het best. 11. Hanteer een vijandige, sarcastische toon of zeur uitvoerig over het minste dat u niet bevalt. Word echt kwaad, want alleen dan begrijpen je leerlingen ‘dat je het meent’ en riskeer je niet dat ze ‘met je voeten blijven rammelen’.
1
Vlaamse Ministerie voor Onderwijs (2001). Klasmanagement. 99 tips voor beginnende leraars. Klasse voor Leerkrachten, 117, 44-45.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
229
ADOLESCENTIEMODULE
Spek voor de ‘puber’-bek Als je de observatieopdracht over de adolescent niet gemaakt hebt, sla dan de eerste deelopdracht over. Deze taak confronteert je met een hele reeks van activiteiten of gebeurtenissen uit een adolescentenleventje. – Als je de observatie-opdracht over de adolescent gemaakt hebt, neem er dan een vijftal adolescentenprofielen uit de observatiemap bij. Lees de antwoorden in de rubrieken ‘mijn lievelingsdingen’, ‘mijn hobby’s en interesses’ en (voor de schriftelijke profielen) ‘wat ik haat’ en ‘trends waar ik niet aan mee wil doen’. Geef met een ‘+’ aan welke activiteiten of gebeurtenissen uit onderstaand rijtje in de profielen worden vernoemd als ‘lievelingsding/hobby/interesse’, en met een ‘-’ die dingen die als negatieve punten worden genoemd. Schrijf er tussen haakjes ook de leeftijden bij. Zijn er nog populaire hobby’s die we vergeten zijn? Voeg ze onderaan het rijtje toe. – Vervolgens aan jou de opdracht om – voor de overblijvende activiteiten of gebeurtenissen – te beoordelen of dit al dan niet een geliefde activiteit is voor (de meeste) jonge mensen. Duid de geliefde activiteiten aan met een ‘+’, de niet-geliefde met een ‘-’. – Leg in de laatste kolom uit waarom de activiteit of gebeurtenis volgens jou (on)aantrekkelijk is voor (de meeste) adolescenten.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
230
ADOLESCENTIEMODULE
Activiteiten
+ of - ?
Waarom?
Roken Bromfiets rijden Familiebezoek Pretpark Spijbelen Ruzie met ouders Winkeldiefstal Imiteren van idolen Shoppen Kamp Dronken zijn Spieken Film Drugs gebruiken Tongzoen Studeren Fuif Lief versieren Café Museum Sporten met vrienden Rebelleren Eerste keer seks Boek lezen Kerstmarkt Vakantiewerk Eerste menstruatie Kermis Eerste zaadlozing Jeugdbeweging
GROOT WORDEN – WERKBOEK
231
ADOLESCENTIEMODULE
Leerkracht = leerlingenbegeleider 1. Maak een lijstje van tien problemen bij een adolescent waarmee je geconfronteerd kunt worden als leerkracht in het secundair/voortgezet onderwijs, en waarvoor ‘leerlingenbegeleiding’ nodig is. 2. a. Welke problemen ga je als leerkracht zelf aanpakken, en hoe ga je ze aanpakken? b. Voor welke problemen heb je hulp van derden nodig, en wie ga je daarvoor aanstellen, en waarom? 3. Is het werken aan ‘welbevinden’ en ‘betrokkenheid’ een goede manier om aan leerlingenbegeleiding te doen? Waarom (niet)? 4. Hieronder geven we een aantal uitspraken van adolescenten in het secundair/voortgezet onderwijs. Geef bij elke situatie aan of hier behoefte bestaat aan leerlingenbegeleiding voor deze student (ü) of niet (û). Geef in de derde kolom aan of JIJ als leerkracht hier de voornaamste rol speelt (ü) of niet (û). Uitspraak van adolescent
Begeleiding?
JIJ = begeleider?
Ik voel me niet goed in deze klas. Ik kan niet meer mee tijdens de (alle) lessen. Ik wil Menswetenschappen gaan studeren. Mijn ouders gaan scheiden. Ik verveel me hier op school. Ik ben schoolmoe, denk ik. Mijn lief heeft het uitgemaakt. Ik kan niet kiezen. Mijn punten zijn echt slecht. Ik voel me ongelukkig.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
232
ADOLESCENTIEMODULE
SYNTHESESPEL ALLE STAPJES OP EEN LIJN GEPLAATST...
Je hebt nu de module over de ontwikkeling van de adolescent afgerond, en bij voorkeur heb je ook nog eens het bijhorende hoofdstuk in het handboek doorgenomen.
Je zult in dit synthesespel de opgedane kennis, inzichten en vaardigheden uit de afgelopen module herhalen, inoefenen en toepassen. Nevendoel: Het educatief gebruik van spelvormen wordt geïllustreerd.
Tijd voor een gezelschapsspel! We toveren het alom bekende ganzenbord om tot de levensweg van een adolescent.
Benodigdheden – 1 (Uitvergroot) spelbord (www.lannoo.com/downloads/) – 1 Pion voor iedere speler of duo van spelers (een dopje, gum of propje) – 1 Dobbelsteen – 4 Lijsten met vragen Ideaal: 4-6 spelers (het kan echter ook met meer) Spelregels • Beginnen Iedere speler gooit één keer met de dobbelsteen. Diegene met het hoogste aantal ogen mag beginnen. Daarna wordt in de richting van de klok verder gespeeld. • Vooruitgaan Iedere speler wacht zijn beurt af en gooit vervolgens de dobbelsteen één keer. Het aantal geworpen ogen komt overeen met het aantal stapjes dat de speler vooruit mag gaan op het spelbord. • Vier soorten vragen Elk vakje op het spelbord komt overeen met één soort vragen. Alle vragen handelen over inhouden in het handboek. Daar vind je dan ook de juiste antwoorden. Je MAG dan ook je handboek gebruiken om het spel tot een goed eind te kunnen brengen (niet alle vragen zijn even makkelijk of worden verondersteld parate kennis of ‘van buiten geleerd’ te zijn). Er zijn vier soorten vragen. We sommen ze hier even op:
GROOT WORDEN – WERKBOEK
233
ADOLESCENTIEMODULE
Open vragen: Je krijgt een vraag zonder keuzeantwoorden. Meestal worden er concrete voorbeelden gevraagd. De antwoorden zijn terug te vinden in of af te leiden uit het handboek. Meerkeuzevragen: Hier worden bij elke vraag vier keuzeantwoorden gegeven, waaronder uiteraard het juiste antwoord (er is er slechts één juist! Zie oplossingen!). Doe-vragen: Deze vragen vergen een verplaatsing op het spelbord of ‘uitbeelding’ bij een thematiek of een ‘praktische uitwerking’ bij het handboek. Stellingen: Deze vragen vereisen van jou dat je een bepaalde positie inneemt. De sterkte van je argumenten speelt hierin een doorslaggevende rol. • Tijd om te antwoorden Bij elke vraag heb je één beurt de tijd om een juist antwoord te geven!!! Slaag je er niet in om het juiste antwoord te vinden tegen de tijd dat je opnieuw aan de beurt bent, dan moet je een beurt overslaan en mag je verder zoeken. • Foutief antwoord Een foutief antwoord wordt eveneens bestraft met één beurt overslaan. Na een tweede foutief antwoord (bij de tweede beurt) mag opnieuw verder worden gespeeld. • Correct antwoord Voor de meerkeuzevragen en voor de stellingen vind je de juiste antwoorden onderaan de lijst met vragen bij ‘oplossingen’ (niet stiekem van tevoren kijken!). • ‘Groep als jury’ Bij de doe-vragen treedt de groep op als ‘jury’. Wees niet te streng (jij moet misschien ook nog beoordeeld worden) of te mild voor elkaar (het is de bedoeling dat je ook iets leert uit dit spel!), en probeer steeds eerlijk te spelen. • Met zijn tweeën op hetzelfde vakje? Met twee personen tegelijkertijd op één vakje is geen probleem. Je mag dan samen naar een juiste oplossing bij de vraag zoeken. Bij een correct antwoord mogen jullie beiden doorspelen, bij een foutief antwoord moet er door beiden gewacht worden. • Antwoord reeds gegeven? Het kan zijn dat je op een vakje komt waarvan de vraag reeds correct beantwoord werd door een medespeler. In dit geval wordt op dezelfde lijst de eerste vraag vóór het eigenlijke vakje gekozen die nog niet beantwoord werd (of het eerstvolgende vakje) in diezelfde categorie van vragen. Je speelt verder vanaf het vakje waar je pion staat. • Uitputting van vragen binnen categorie of totale uitputting? Zijn de vragen uitgeput, dan mag je eerst in andere categorieën een onbeantwoorde of ongebruikte opdracht nemen. Is echt elke vraag gebruikt, dan begin je opnieuw bovenaan de lijst van de vraagcategorie waartoe je vakje behoort. • Winnaar? Diegene die als eerste de eindstreep haalt, is uiteraard de winnaar van dit spel. Zijn of haar taak zit er echter nog niet op, want de winnaar(s) steken een helpend handje toe bij de achtergebleven spelers, zodanig dat iedereen de eindstreep kan halen. Pas dan is het spel VOLLEDIG afgelopen! VEEL SPEELPLEZIER!!!
GROOT WORDEN – WERKBOEK
234
ADOLESCENTIEMODULE
Open vragen Vakje 1 Noem drie onderwerpen waarover een adolescent ruzie maakt met zijn ouders. Vakje 5 Hoe komt het dat het zelfmoordcijfer bij adolescenten in het algemeen, en bij homoseksuele jongeren in het bijzonder, hoger is dan het gemiddelde zelfmoordcijfer in de bevolking? Vakje 9 De meeste meisjes reageren ‘gemengd’ op hun eerste menstruatie (=menarche). Kun je dit toelichten? Vakje 13 Het zelfwaardegevoel en het zelfbeeld is belangrijk voor de identiteitsontwikkeling van de adolescent. Er is echter één bepalende factor waarmee het hele ‘zelfbeeld’ staat of valt. Wat is die factor en waarom is die zo belangrijk? Vakje 17 Noem vijf verschillende lichamelijke veranderingen bij adolescenten en zeg telkens of ze volgens jou ‘makkelijk(er)’ of ‘moeilijk(er)’ te aanvaarden zijn. Vakje 21 Noem twee films die momenteel (onlangs) in de bioscoop draai(d)en, die jongeren erg aanspreken, en probeer te verklaren waarom ze zo ‘aantrekkelijk’ zijn voor hen. Vakje 25 Noem vijf plaatsen buitenshuis waar adolescenten graag met hun leeftijdsgenoten vertoeven in hun vrije tijd. Vakje 29 Noem drie concrete voorbeelden waarin je aantoont dat je als leerkracht een belangrijke invloed uitoefent op de ontwikkeling van de adolescent. Vakje 33 Noem vijf artiesten die zeker aansluiten bij de interesses van (de meeste) adolescenten van dit moment. Vakje 37 Beschrijf drie aandachtspunten waarmee je volgens jou rekening moet houden om bij adolescenten op een ‘goede’ manier te straffen.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
235
ADOLESCENTIEMODULE
Meerkeuzevragen Vakje 2 In de volgende stellingen gaat het om resp. leren leren, leren kiezen en leren leven. Welke stelling is foutief volgens jou? a. Leren leren houdt in dat je leert betere schema’s te maken en/of goede notities te maken, zodat je beter kunt scoren op toetsen en examens. b. Leren kiezen is een levenslang proces dat liefst van jongs af aan wordt aangeleerd, zodat het oud gedaan kan worden. c. Leren leven gaat niet alleen om leerlingen die problemen ervaren en deze mee naar school brengen, begeleiding is nodig voor álle leerlingen. d. De drie bovenstaande stellingen zijn juist! Vakje 6 ‘Sabine (14 jaar) is erg geïnteresseerd in de Irak-kwestie (de internationale ophef rond de tweede Golfoorlog). Vooral het protest van ‘dwerg’ België tegenover ‘reus’ Amerika intrigeerde haar. Ze was ervan overtuigd dat wanneer het tot een oorlog zou komen tussen Amerika en Irak, dit ook ernstige gevolgen kon hebben voor ons land. Concreet dacht ze dan aan bijvoorbeeld een mogelijke bedreiging door zelfmoordcommando’s, toenemend racisme in ons land tegenover de Islam, stijgende olieprijzen, en een economische terugslag. Bovendien twijfelt ze aan de ‘zuivere’ motieven van Amerika: draait het wel allemaal rond die massavernietigingswapens? Of willen ze gewoon van Saddam af? Misschien willen ze ook wel de Moslimwereld aanpakken om wat er gebeurde met de WTC-torens op 11 september 2001? Geldt in ons land niet: “Men is pas schuldig als iemands schuld bewezen is?” En is Amerika hier al in geslaagd? Volgens Sabine niet. Ze liep dan ook trots mee in elke protestactie tegen een oorlog in Irak’. Deze redenering bevat heel wat cognitieve activiteit van Sabine. Welk(e) kenmerk(en) van de formeeloperationele fase herken je? a. hypothetisch deductief denken én combinatorisch denken b. abstract denken én combinatorisch denken c. abstract denken én hypothetisch deductief denken d. hypothetisch deductief denken, abstract denken én combinatorisch denken Vakje 10 ‘Joachim (15 jaar) is een vlotte kerel in de omgang. Hij studeert sociaal-technische wetenschappen in het derde middelbaar. Hij is een ongelooflijke fan van de rockgroep “Nickelback”, en is net als de frontman zijn haren aan het laten groeien. In zijn vrije tijd is Joachim actief in de scoutsbeweging bij hem in het dorp. Sinds het begin van het schooljaar zet hij zijn eerste stappen in de “leiding”. Hij drinkt regelmatig bier als hij op stap gaat, en “smoort” af en toe een jointje. Vandaag is hij een maand samen met Tinneke. Nog twee weken, en dan heeft hij zijn persoonlijk record gebroken. Tinneke vindt hij een leuke meid, maar ze is zeker niet “zijn ware liefde”. Daarvoor zeurt ze soms teveel. Met zijn ouders heeft Joachim een vrij open relatie. Hij vertelt hen uiteraard niet alles, maar als er problemen of vragen zijn, kan hij altijd bij hen terecht. Hij zal ook nooit het vertrouwen van zijn ouders opzettelijk of ernstig schaden’. Welk begrippenpaar onder a, b of c is niet van toepassing op dit voorbeeld? a. moratoriumstatus en opvoedingsstijl b. identificatie en experimenteren c. individuatie en separatie d. alle begrippenparen onder a, b of c zijn passend bij dit voorbeeld
GROOT WORDEN – WERKBOEK
236
ADOLESCENTIEMODULE
Vakje 14 Tijdens een lessituatie wordt de situatie door een paar leerlingen zo ver gebracht dat je besluit dat er ‘gestraft’ moet worden. Welk soort straf leg je op, en leg uit waarom. a. activiteitsstraffen b. fysieke straffen c. psychologische straffen d. geen straf, belonen is altijd de beste strategie Vakje 18 De volgende situatie speelt zich af tussen Barbara en haar ouders: ‘Studeren werd door Barbara’s (16 jaar) ouders (beiden hoog opgeleide mensen) altijd al als zeer belangrijk gezien. Ze probeerden dan ook hun kinderen op te voeden tot “goede studenten”. Zo begon Barbara in haar eerste jaar van het secundair onderwijs met de Latijnse richting. Het gaat Barbara in haar studies echter niet voor de wind. Ze moet zich hard inzetten om “redelijke” punten te halen. Barbara begint te twijfelen aan haar studierichting, en zou graag overstappen naar de richting “Menswetenschappen”. Misschien wil ze later wel graag met mensen gaan werken, als psycholoog, verpleegkundige, arts, lerares, ... daar is ze nog niet helemaal uit. Barbara’s ouders verzetten zich sterk tegen deze optie. Zij zijn van mening dat ze beter de Latijnse richting kan blijven volgen, zodat alle opties op een later beroep (“wat ze toch nog niet zeker weet”) open worden gehouden. “Haar punten zijn toch niet slecht. Ze kan het, dat bewijst ze, ze moet alleen even volhouden”. Barbara is diep teleurgesteld. Ze gaat al weken tegen haar zin naar school. De gesprekken met haar ouders zijn volledig stilgevallen.’ Welke elementen van de verhouding adolescent-gezin vind je in dit fragment NIET terug? a. individuatieproces b. ‘fair play’-conflicthantering c. rolveranderingen ten aanzien van beroep en studie d. intrapsychische conflicten Vakje 22 Het volgende fragmentje lees je in het dagboek van Ellen: ‘Vandaag was een rotdag. Stomme lessen, ruzie met “die van geschiedenis”, een onvoldoende voor wiskunde, en bovenop nog ruzie met die ouderwetse, begriploze ouders van mij om dé fuif van de maand aanstaande zaterdag. Ik haat het. Waarom mag ik nu niet gaan? Te jong? Ik denk het niet. Te dom vanwege die onvoldoende? Dat kan altijd en bij iedereen gebeuren. Onverantwoordelijk, waar hebben ze het over? Zijn zij dan beter? Zij gingen toch ook uit? Of waren zij zo saai? Wat is nu een fuif? Ik ben de goedheid zelf. Ik drink nauwelijks, doe geen rare dingen met onbekende jongens en ik dans vooral heel graag. Waarom ga ik anders naar een fuif? Als iedereen zo was als ik, zouden alle ouders een gat in de lucht springen... behalve die stomme oudjes van mij natuurlijk! Verdomme toch.’ Welk fenomeen herken je in deze tekst? a. de persoonlijke fabel b. het imaginair publiek c. identiteitsdiffusie d. empathie of inlevingsvermogen Vakje 26 Meisjes houden ervan om samen met vriendinnen in de winkelstraten rond te hangen. Winkeltjes bezoeken, kleding passen, trendy spulletjes kopen. De meesten zijn er dol op. Welke verklaring hoort NIET bij dit fenomeen? a. Adolescenten vinden het belangrijk om met leeftijdsgenoten op te trekken.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
237
ADOLESCENTIEMODULE
b. Lichamelijke aantrekkelijkheid is bepalend voor hun zelfbeeld, zeker in de beginjaren. c. Trendy spulletjes en de juiste kleding helpen de jongere zich te conformeren aan een subcultuur. d. Alle drie verklaringen zijn aanvaardbaar voor dit fenomeen. Vakje 30 Welke van onderstaande situaties sluit niet aan bij de sociaal-emotionele ontwikkeling van de adolescent? a. ‘Hey Stef (=Stefanie), je hebt een “keigave” broek aan. Is die nieuw? Je ziet er echt goed uit!’ b. ‘Zeg Lien, heb jij zin om met mij de monitorencursus voor speelpleinen te volgen? Dat lijkt mij wel leuk en je verdient daar ook centen mee’. c. ‘Mijn vriend is de beste, omdat hij een coole brommer van 250cc heeft en bovendien een supergoeie voetballer is’. d. Alle situaties onder a, b, of c sluiten aan bij de sociaal emotionele-ontwikkeling van de adolescent. Vakje 34 Een jongere in de moratoriumstatus is het meest gediend met de volgende opvoedingsstijl van de ouders: a. de permissief-toegeeflijke opvoedingsstijl (=verwennen) b. de permissief-onverschillige opvoedingsstijl (=verwaarlozen) c. de autoritaire opvoedingsstijl (=strenge ouders) d. de autoritatieve opvoedingsstijl (=onderhandelen) Vakje 38 Welk soort beloningen geef je bij voorkeur in een onderwijssituatie (en ook daarbuiten)? Met andere woorden, welke beloningen zijn de belangrijkste? a. materiële beloningen b. activiteitsbeloningen c. sociale beloningen d. ze zijn alle even belangrijk volgens mij
Oplossingen: 2.a., 6.d., 10.c., 14.a., 18.b., 22.a., 26.d., 30.c., 34.d., 38.c. GROOT WORDEN – WERKBOEK
238
ADOLESCENTIEMODULE
Doe-vragen Vakje 3 Maak een kort realistisch liefdesbriefje (max. 5 regels) zoals iemand van 15 jaar het zou schrijven. Vakje 7 Verzin een ‘makkelijke vraag’ bij de informatie omtrent de adolescent. Indien meer dan de helft van de spelers jouw vraag correct kan antwoorden, mag je verder spelen. Indien niet, dan was je vraag te moeilijk en sla je een beurt over. Vakje 11 Ga terug naar start. Vakje 15 Beeld een danspasje uit van een hit die elke adolescent kent en enthousiast op fuiven en feestjes meedanst. Vakje 19 Jij helpt de speler die na jou komt met het oplossen van de vraag. Indien jullie een fout antwoord geven, sla ook jij één beurt over. Indien jullie juist antwoorden, kunnen jullie beiden verder spelen. Vakje 23 Beschrijf ‘Maarten’, een adolescent die in de ‘status van identiteitsdiffusie’ zit. Leeftijd, kenmerken, wat doet hij (niet), interesses, enzovoort? Vakje 27 Je mag twee stappen vooruit. Vakje 31 Verzin een moeilijke vraag bij de informatie omtrent de adolescent. Indien minder dan de helft van je medespelers de vraag correct beantwoordt, mag je verder spelen. Jij weet uiteraard wél het juiste antwoord. Vakje 35 Beeld verschillende sporten uit die door adolescenten beoefend worden en laat je medespelers raden welke sport je uitbeeldt. Ze moeten er minstens vier raden. Vakje 39 Zo dicht bij het eind van het spel is het tijd om drie stapjes terug te gaan.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
239
ADOLESCENTIEMODULE
Stellingen en dilemma’s Vakje 4 ‘De opvoedingsstijl die de ouders hanteren, heeft invloed op de sociaal-emotionele ontwikkeling van de adolescent’. Vakje 8 ‘Jongeren in beroepsgerichte opleidingen (Vlaanderen: BSO, Nederland: VMBO) hebben hun eerste seksuele betrekkingen op latere leeftijd dan adolescenten die van plan zijn verder te studeren (Vlaanderen: ASO/TSO, Nederland: VWO/HAVO)’. Vakje 12 ‘Vooral vroegrijpen bij jongens en laatrijpen bij meisjes worden als minder aangenaam ervaren’. Vakje 16 ‘Studiekeuzebegeleiding is een thema dat vooral aan het eind van het secundair/voortgezet onderwijs bijzondere aandacht moet krijgen’. Vakje 20 ‘Adolescenten vinden zichzelf uniek en voelen zich onkwetsbaar. Dit zet hen soms aan tot roekeloos gedrag’. Vakje 24 ‘Een kind begint zich pas echt seksueel te ontwikkelen vanaf de puberteit’. Vakje 28 ‘Adolescenten zijn erg kwetsbaar voor eetstoornissen (bv. anorexia nervosa), depressies, enzovoort, omdat ze nog op zoek zijn naar wie ze echt zijn’. Vakje 32 ‘De lichamelijke aantrekkelijkheid van de jonge adolescent bepaalt zeer sterk zijn/haar zelfbeeld, meer dan bijvoorbeeld intellectuele kwaliteiten, sociale contacten, muzikale talenten en/of andere vaardigheden’. Vakje 36 ‘Voorkomen is altijd beter dan genezen. Daarom kun je als leerkracht beter de voorkeur geven aan belonen en niet aan straffen’. Vakje 40 ‘Conflicten zijn voor adolescenten niet alleen onvermijdelijk, ze zijn ook gewenst voor hun ontwikkeling’.
Oplossingen: 4. Juist, 8. Fout, 12. Fout, 16. Fout, 20. Juist, 24. Fout, 28. Juist, 32. Juist, 36. Juist, 40. Juist. GROOT WORDEN – WERKBOEK
240
ADOLESCENTIEMODULE
GROOT WORDEN – WERKBOEK
241
SLOTMODULE
OM DOOR DE BOMEN HET BOS WEER TE ZIEN ... EEN SYNTHESESCHEMA Je hebt nu verschillende modules afgerond over de ontwikkeling van het kind. Het is niet nodig dat je ze allemaal behandeld hebt, en ze hoeven ook niet allemaal even diepgaand behandeld te zijn. Je kunt deze opdracht ook stapsgewijs uitvoeren, telkens als afsluiting van een module. De opgedane kennis en inzichten uit de vorige modules wordt in deze oefening gestructureerd. (Hopelijk) zul je door deze oefening (weer) een overzicht krijgen van de kernpunten in de ontwikkeling van baby tot adolescent (of in elk geval van die ontwikkelingsfasen die behandeld werden). De verticale en horizontale samenhang tussen het geleerde wordt geëxpliciteerd. Nevendoel: Het belang van synthesemomenten ervaren. In deze opdracht vragen we dat je voor jezelf een korte samenvatting maakt van de leerstof die je in de verschillende modules bent tegengekomen. Maak eventueel voor jouw doelgroep (kleuter – schoolkind – adolescent) nog een verdere opsplitsing naar kleinere leeftijdscategorieën. Deze samenvatting wordt dan met kernwoorden in het bijgevoegde syntheseschema (poster, aan het einde van je werkboek) genoteerd, zodat je aan het eind een soort kapstok krijgt waaraan je alle verworven kennis, inzichten en vaardigheden uit deze cursus kunt ophangen.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
245
SLOTMODULE
PROBLEEMTAAK KLEUTERS/SCHOOLKINDEREN-IN-ONTWIKKELING ALS UITGANGSPUNT
Je hebt voor deze opdracht een grondig inzicht nodig in het ontwikkelingsverloop van jouw doelgroep, resp. de kleuter en/of het schoolkind. Daarnaast moet je weten wat het betekent om te werken in de zone van naaste ontwikkeling. In deze opdracht zul je de inzichten verwerken die je in de modules over de ontwikkeling van de kleuter/het schoolkind hebt opgedaan en zul je leren (een deel van) een leeromgeving te ontwerpen die rekening houdt met en inspeelt op deze ontwikkeling. Nevendoelen: Je zult in deze opdracht je probleemoplossend vermogen ontwikkelen; adequaat gebruik leren maken van bronnen; en jezelf oefenen in het produceren van nieuwe ideeën, in het samenwerken, in sociale vaardigheden (luisteren en samenvatten), in het klaarstaan voor collega’s, in het zelfstandig werken, en in het planmatig werken. Daarnaast zul je kennismaken met de ‘Negensprong’ als werkvorm voor probleemgestuurd leren. Bovendien zul je de vaardigheden ‘kritisch evalueren’ en ‘constructief feedback geven’ (doelstellingen in de lerarenopleiding) inoefenen door het samenwerkingsproces te evalueren (proces-peer-assessment) en zul je aangezet worden tot reflectie op je eigen gedrag en op het groepsgedrag. Voor deze opdracht werken we rond een (fictieve, maar realistische) probleemtaak, die het uitgangspunt zal vormen voor een diepgaande verwerking van de ontwikkelingsfase waarmee je later het meest geconfronteerd zult worden. We zullen in groep werken (6 à 8 personen), omdat samen nadenken en samen dingen uitzoeken (=coöperatief leren) over het algemeen leidt tot dieper leren van elk groepslid. Het werken aan de probleemtaak zal gestuurd worden door de ‘Negensprong’-methode (gebaseerd op de ‘Zevensprong’) en zal qua samenwerkingsvaardigheden opgevolgd worden door een peer-assessment van het groepsproces. In deze peerassessment zul je individueel het gedrag van al je groepsleden evalueren aan de hand van de ‘taak- en groepsgerichte samenwerkingsvaardigheden’.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
247
SLOTMODULE
Kwaliteitscriteria voor deze opdracht Achteraan bij deze opdracht vind je de probleemtaak die afgestemd is op jouw doelgroep. Zorg dat je probleemoplossing voldoet aan de volgende kwaliteitscriteria: – De probleemoplossing past bij (is niet in conflict met) de ontwikkelingspsychologische kenmerken van de doelgroep (voor alle ontwikkelingsgebieden). – De probleemoplossing wordt verantwoord vanuit een correct inzicht in de ontwikkelingspsychologische kenmerken van de doelgroep (voor alle ontwikkelingsgebieden). – De probleemoplossing is origineel (geen kopie van het werkje van een andere taakgroep bijvoorbeeld). – De probleemoplossing is haalbaar in de praktijk. – De eventuele schriftelijke neerslag of de presentatie van de probleemoplossing (+verantwoording) is verzorgd en begrijpbaar voor een onderwijspubliek.
Leerproces De probleemtaak zal opgelost worden aan de hand van de ‘Negensprong’. Het is een soort stappenplan voor de aanpak van een probleemtaak in een taakgroep. Bij de Negensprong is de probleemtaak die opgelost moet worden, echter slechts het middel om tot leren te komen. Het doel is het opbouwen van kennis van en inzicht in een bepaalde materie! In grote lijnen zullen bij de aanpak van een probleemtaak drie fasen doorlopen worden: – de voorbespreking in de taakgroep (FASE 1) – de zelfstudie (FASE 2), en – de nabespreking in de taakgroep (FASE 3). Binnen deze drie fasen worden een aantal denk- en doestappen (‘sprongetjes’) onderscheiden. De negen sprongen zijn: Begrippen verhelderen, Probleemstelling formuleren, Brainstorm, Brainstorm samenvatten en structureren, Leerdoelen formuleren, Individueel opzoekwerk, Rapportage en bespreking, Probleemoplossing, Controleren en reflecteren. Deze negen ‘stapstenen’ helpen je om niet te verdrinken in de ‘probleemzee’. 1
Hoe werkt de Negensprong ? Zelfstudie
Probleemstelling formuleren Begrippen verhelderen
1
in g
Probleemoplossing Controleren en reflecteren
ek
Brainstorm
Rapportage en bespreking
pr
Brainstorm samenvatten en structureren
P R O B L E E M T A A K
es
Leerdoelen formuleren
ab
r
o Vo
N
ng
eki
pr bes
Individueel opzoekwerk
DE NEGENSPRONG
Naar Van Til, C. & Van der Heijden, F. (1998). Studievaardigheden PGO. Een overzicht. Universiteit Maastricht, Capaciteitsgroep Onderwijsontwikkeling en Onderwijsresearch.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
248
SLOTMODULE
Fase 1: voorbespreking Tijdens het voorbespreken van de probleemtaak in de taakgroep worden de eerste vijf stappen van de negensprong gezet. Het probleem wordt verhelderd (sprong 1), gedefinieerd (sprong 2) en geanalyseerd (via een brainstorm) (sprong 3). Bij deze brainstorm probeer je oplossingen te bedenken voor het probleem op basis van kennis die al in de groep aanwezig is. Vervolgens leg je alle aangebrachte ideeën naast elkaar (sprong 4) en ga je na welke kennis ontbreekt, welke vragen nog niet beantwoord zijn (sprong 5). Vergeet niet om eerst een gespreksleider, een samenvatter en een verslaggever aan te wijzen (zie verder ‘speciale taken’). Zorg dat je aan het eind van fase 1 afspraken vastlegt voor fase 2 en een verslagje maakt. – Sprong 1: Begrippen verhelderen
Om spraakverwarring en misverstanden te voorkomen, worden moeilijke, onduidelijke of verwarrende begrippen die in de probleemtaak gebruikt worden, aan elkaar uitgelegd en eventueel opgezocht. – Sprong 2: Probleemstelling formuleren
Waar gaat het over in de probleemtaak? Welk probleem zal opgelost moeten worden in sprong 8? Als er meerdere problemen zijn, kun je dan een onderscheid maken tussen het hoofdprobleem en verscheidene ‘nevenproblemen’ of ‘bijzaken’? Wat wordt er precies van de taakgroep verwacht (hoe moet de oplossing opgebouwd zijn, wat zijn de kwaliteitscriteria voor de oplossing)? – Sprong 3: Brainstorm
In deze sprong moet je je voorkennis bovenhalen! Je weet waarschijnlijk onbewust al heel veel, wat gebruikt kan worden in het zoeken naar een oplossing voor het probleem. Wanneer je eerst opfrist wat je al wel weet, wordt het daarna ook makkelijker om te bepalen wat je nog niet weet en dus nog moet opzoeken. En vergeet niet dat dit een groepsopdracht is, dus alle individuele voorkennis moet met de groep gedeeld worden, zodat het ‘gemeenschappelijke kennis’ wordt. Probeer dus in deze sprong zoveel mogelijk antwoorden, oplossingen, alternatieven en/of hypothesen te verzamelen in je groep, die een antwoord kunnen zijn op de vragen uit sprong 2. Sluit voorlopig nog geen enkel idee op voorhand uit! In een brainstorm mag alles gezegd worden. Liever een minder relevante bijdrage, of een bijdrage waarvan men niet honderd procent zeker is, dan helemaal geen bijdrage! Probeer met steekwoorden alle ideeën bij te houden. – Sprong 4: Brainstorm samenvatten en structureren
De ideeën uit de brainstormfase worden op een rijtje gezet: welke horen bij elkaar, welke lijken tegengesteld aan elkaar, welke gaan over het hoofdprobleem en welke over bijzaken, enzovoort... Kun je op basis van deze ideeën al een voorlopige oplossing bedenken? – Sprong 5: Leerdoelen formuleren
Zijn er vragen waarop jullie nog geen antwoord weten? Zijn er in de brainstorm ideeën naar boven gekomen die nog niet voor iedereen duidelijk zijn, of waarvan jullie nog niet zeker zijn of ze wel helemaal juist zijn? Welke informatie, welke kennis ontbreekt nog in de groep om een goede oplossing te kunnen geven voor het probleem? Op basis van jullie antwoord op voorgaande vragen kun je nu voor jezelf (als groep) ‘leerdoelen’ formuleren. Een leerdoel is een opdracht die je jezelf als groep geeft. Bijvoorbeeld: we moeten weten op welke leeftijd een kind gemiddeld leert lopen, en hoe deze ontwikkeling (het leren lopen) verloopt. Deze leerdoelen zullen in de volgende fase het vertrekpunt vormen voor doelgericht opzoekwerk. – Afspraken maken
Als je weet wat je moet zoeken, denk dan na over waar je dat het best kunt gaan zoeken (=voorberei-
GROOT WORDEN – WERKBOEK
249
SLOTMODULE
ding van de zesde sprong). Spreek af wie welke informatiebronnen zal raadplegen in zijn zoektocht: je kunt artikelen en boeken opzoeken in de (school)bibliotheek of mediatheek, je kunt speuren op het internet, je kan de opvoedings-/onderwijspraktijk bestuderen en bijvoorbeeld een klas- of thuissituatie observeren, of een gesprek voeren met een opvoeder, een leraar, een kind, enzovoort, en ten slotte – last but not least – kun je natuurlijk ook heel wat relevante informatie vinden in je eigen handboek! We raden zelfs aan dat alle groepsleden minimaal de bijbehorende delen van het handboek lezen, en dat jullie van daaruit vertrekken om verder op zoek te gaan in andere informatiebronnen! Maak ook afspraken over wanneer jullie wat zullen doen, en tegen welke tijd alles opgezocht moet zijn! – Verslag van de voorbespreking
De samenvatting van sprong 5 en van de afspraken wordt door de verslaggever op papier gezet in de vorm van een verslagje. Hierin wordt minimaal vermeld (1) welke leerdoelen de taakgroep heeft vooropgesteld, en (2) welke afspraken er gemaakt zijn over de verdeling van de informatiebronnen (wie doet wat en wanneer?). Dit verslagje wordt per e-mail of via kopieën zo snel mogelijk verspreid onder alle groepsleden, en wordt ook aan de lector/docent bezorgd!
Fase 2: zelfstudie In de periode tussen de voorbespreking en de nabespreking wordt in het handboek en in andere informatiebronnen gezocht naar achtergrondinformatie, oplossingen en antwoorden bij de leerdoelen die de groep zichzelf heeft gesteld (sprong 6). Maak een verslagje over het resultaat van je opzoekwerk! – Sprong 6: Individueel opzoekwerk
Vertrek vanuit de leerdoelen die in je taakgroep geformuleerd werden, en lees eerst de relevante delen uit het handboek door. Raadpleeg vervolgens de aanvullende informatiebronnen, zoals in je groep werd afgesproken. Vergelijk deze gevonden extra informatie met wat er in de brainstorm is verteld over het onderwerp en met de informatie uit het handboek. Als je klaar bent, bekijk dan opnieuw de leerdoelen. Heb je er een duidelijk antwoord op gevonden? – Verslag van het opzoekwerk
Vat schematisch de antwoorden op de leerdoelen samen op papier en verwijs steeds naar de bron waaruit je informatie komt (welk artikel of boek (auteur, titel, jaartal), welke site, welke contactpersoon?)!
Fase 3: nabespreking In de nabespreking bespreken jullie het resultaat van de zelfstudie (sprong 7). Van daaruit zoek je dan naar een oplossing voor het probleem (sprong 8). Het eindpunt van de zevende sprong is een nieuw geheel van kennis en inzichten, de achtste sprong is de toepassing van deze kennis en inzichten op het probleem. Let wel, we herhalen nog eens: bij de Negensprong is de concrete probleemtaak die opgelost moet worden veeleer het middel; het doel is het opbouwen van kennis en inzicht in een bepaalde materie! De nabespreking wordt afgerond met een controle (hebben we bereikt wat we moesten bereiken?) en een reflectie (zijn we tevreden over wat we bereikt hebben?) (sprong 9). Vergeet niet om een nieuwe gespreksleider, samenvatter en eventueel verslaggever aan te wijzen? Moeten jullie een werkje maken of een presentatie geven over jullie oplossing? – Sprong 7: Rapportage en bespreking
Iedereen heeft een samenvatting bij zich van de antwoorden op de leerdoelen die hij/zij in de zesde sprong gevonden heeft. In deze fase wordt de gevonden informatie aan elkaar voorgelegd. Zorg dat
GROOT WORDEN – WERKBOEK
250
SLOTMODULE
iedereen alles begrijpt, stel anders voldoende vragen aan elkaar en bespreek onduidelijkheden! Ga op het eind van deze sprong na of nu ook alle informatie gevonden is die nodig is om een antwoord te geven op de leerdoelen en om een oplossing te vinden voor het probleem. – Sprong 8: Probleemoplossing
Pas nadat alle nodige informatie is samengebracht, en nadat men zeker is dat iedereen alles begrijpt, kunnen jullie beginnen aan het formuleren van een oplossing voor het probleem (zie sprong 2) uit de probleemtaak. Deze achtste sprong wordt pas gezet nadat de vorige zeven sprongen doorlopen zijn! – Sprong 9: Controleren en reflecteren
In de laatste sprong wordt gecontroleerd of de bereikte oplossing ook wel echt een oplossing is voor het geformuleerde probleem in sprong 2, en wordt stilgestaan bij de kwaliteit van de oplossing: ‘Zijn we zelf wel zeker van alles wat we beweren of wat we voorstellen?’ en ‘Voldoet onze oplossing (en de verantwoording ervan) aan de vooropgestelde kwaliteitscriteria?’. – Schriftelijke neerslag of presentatie van jullie oplossing
Spreek met je lector/docent af of, en op welke manier, er naar hem/haar (en eventueel naar de andere taakgroepen) gerapporteerd moet worden.
Enkele speciale taken Om het werken in groep te vergemakkelijken, is het nuttig om telkens een gespreksleider, een samenvatter en een verslaggever aan te duiden. Zorg voor een beurtsysteem, zodat iedereen eens een ‘speciale’ taak krijgt. De gespreksleider (voorzitter) let op de toepassing van de negensprong, leidt de bespreking, rondt bepaalde onderwerpen af en onderbreekt zo nodig groepsleden, zorgt dat iedereen ruimte krijgt en stimuleert iedereen om het woord te nemen. De samenvatter zorgt voor een samenvatting van de besproken ideeën per sprong in de negensprong, zodat iedereen de rode draad van de bespreking kan volgen. Idealiter wordt tijdens de bespreking een schematische samenvatting op een bord gemaakt, of op een groot vel papier aan de muur of in het midden van de tafel. Bij de voorbespreking engageert één groepslid zich om als verslaggever zo snel mogelijk na de les aan alle groepsleden en aan de lector/docent een kort verslagje te bezorgen waarin minimaal de leerdoelen en de gemaakte afspraken (bv. taakverdeling) zijn opgenomen. Indien jullie ook in de nabespreking wensen te werken met een verslaggever, kan dat. Afhankelijk van de afspraken met je lector/docent moet er op het eind van de nabespreking al dan niet een kort verslag of een uitgebreid werkje ingediend worden, danwel een presentatie gegeven worden.
Nog een extra aandachtspunt: samenwerken in taakgroep Omdat er in groep wordt gewerkt, komen er nog een aantal heel belangrijke extra vaardigheden bij kijken om deze opdracht tot een goed eind te brengen. Er zal immers samengewerkt moeten worden. En op een goede manier samenwerken veronderstelt heel wat vaardigheden! In een taakgroep gaat het om de taak en de groep! Ten eerste moet je in je groep ervoor zorgen dat er ‘taakgericht’ gewerkt wordt: ernstig werken, niet teveel bezig zijn met andere dingen, en zorgen dat je vooruitkomt en je doel bereikt. Ten tweede moet er ook ‘groepsgericht’ gewerkt worden: iedereen moet zich geaccepteerd en gewaardeerd kunnen voelen en het werk moet eerlijk verdeeld worden.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
251
SLOTMODULE
Taak- en groepsgerichte samenwerkingsvaardigheden – betrokkenheid (bij de zaak zijn, meedenken, de gedachtegang volgen) – initiatief nemen (bereidheid tot het opnemen van taken, zelf handen uit de mouwen steken) – goed voorbereid zijn (leerdoelen opzoeken en samenvatting voorbereiden, goede en bruikbare informatie inbrengen) – structuur aanbrengen in de eigen opgezochte informatie en deze beknopt en overzichtelijk meedelen aan de anderen – inbrengen van vernieuwende ideeën in de discussie – kritisch zijn – constructief meebouwen aan probleemoplossing (bruikbare oplossingen voorstellen en bereid zijn tot het zoeken naar compromissen) – eigen mening durven zeggen (assertiviteit) – luisteren naar de anderen en moeite doen om hen echt te begrijpen – positieve bijdrage aan groepssfeer: iedereen betrekken, elkaar stimuleren en motiveren. Bespreek deze vaardigheden aan het begin van het groepswerk, en breng eventueel wijzigingen aan indien jullie dat nodig achten (in samenspraak met de docent/lector).
GROOT WORDEN – WERKBOEK
252
SLOTMODULE
Proces-peer-assessment Omdat de taak- en groepsgerichte samenwerkingsvaardigheden belangrijke vaardigheden zijn, die ook van belang zijn voor je toekomstige rol als leerkracht binnen een schoolteam, word je in deze opdracht ook geëvalueerd op deze samenwerkingsvaardigheden. Je zult er van je medestudenten feedback op krijgen, en misschien zal je docent/lector dit ook mee verrekenen in je eindevaluatie (hierover zullen er afspraken gemaakt moeten worden). Werkwijze: Bij de aanvang van deze opdracht hebben jullie het lijstje van taak- en groepsgerichte samenwerkingsvaardigheden besproken. Als je dat lijstje nu opnieuw bekijkt, vind je dan dat dit goede criteria zijn voor samenwerking? Zijn ze allemaal relevant? Is het lijstje volledig? Bespreek in jullie taakgroep of jullie vinden dat bepaalde criteria aangepast moeten worden en/of jullie vinden dat er criteria moeten worden toegevoegd. Nadat de groepen overlegd hebben, worden de meningen klassikaal besproken met de docent/lector, en eventueel wordt de criterialijst aangepast. Indien de hele klas het eens is over de geldende criteria voor samenwerking, krijgen jullie elk een proces-peer-assessment-formulier. Op dit formulier moet je per criterium voor elk groepslid (ook voor jezelf) een score geven. Deze score kan gaan van –1 tot 3, en de scores hebben de volgende betekenis: 3: beter dan de rest van de groep 2: gemiddelde van de groep 1: net niet het gemiddelde van de groep 0: geen hulp voor de groep -1: hinder voor de groep Dit formulier wordt individueel ingevuld, je medestudenten krijgen dit niet te zien. Het invullen gebeurt niet anoniem omdat je docent moet weten welk formulier van wie komt, maar hij/zij behandelt deze gegevens wel anoniem, ten aanzien van je medestudenten. Het is belangrijk dat je elkaar naar eer en geweten beoordeelt op de criteria. Scores die uitschieten (de hoogste en de laagste score), vallen automatisch af bij de berekening. Dit doen we om te corrigeren voor mogelijk oneerlijke scores van bijvoorbeeld je vriend(in) of van iemand met wie je ruzie hebt. De scores die jij geeft per student, worden door de docent samengeteld met de scores die de andere groepsleden aan elke student geven per criterium (met correctie voor uitschieters). Deze gemiddelden per criterium worden de volgende les tijdens het feedbackmoment samen met de docent/lector in de taakgroepen besproken, zodat je weet waar je tijdens groepsopdrachten op moet letten. Als er een verrekening komt van deze proces-peer-assessment in je eindevaluatie voor deze opdracht (af te spreken met je docent/lector!), zal het (groeps)punt dat aan het groepsproduct wordt toegekend, omgerekend worden tot een individueel punt. Deze omrekening gebeurt op basis van jouw algemene gemiddelde over alle samenwerkingscriteria heen. Je docent zal je uitleggen hoe dit gebeurt.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
253
SLOTMODULE
Probleemtaak Kleuter Een nieuw klasje!
Kleuterklas van juf Jantina Je ziet hier een plattegrond van de Vrije School van Ede en een (fictieve) klasindeling van een kleuterklas (4-jarigen).
Plattegrond van de basisschool
19
1
19 1 17
2
3
6
18 4
7
5
8
16
9 11 16 10
12
13
14 15
1. Je kunt deze plattegrond, met nog een heleboel leuke links en extra beschrijvingen, ook terugvinden op http://www.vrijeschoolede.nl/rondgang/plattegrond.html.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
255
SLOTMODULE
Legenda: 1. Peuterklas (2-4 j) 2. Kleuterklas 3. Grote zaal 4. Klas 1 & 2 5. – 6. Keuken 7. Wc-tjes 8. Kleuterklas 9. Informatiepunt
10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
Documentatieruimte Klas 3 & 4 Computerlokaal Klas 5 & 6 Lerarenkamer Directie Toiletten Bijgebouw: handvaardigheid en remedial teaching 18. Kippen- en konijnenhok 19. Zandbak
Opmerking: binnen deze school wordt de benaming peuters gebruikt voor kinderen die binnen onze terminologie soms al kleuters zijn.
Het kleuterklasje van juf Jantina (de 4-jarigen) bevindt zich op de plattegrond op nummer 2. Jantina is niet helemaal tevreden over de inrichting van haar klas (en haar school). Ze is ervan overtuigd dat de inrichting van een klasje en een school doordacht moet gebeuren, omdat ze van haar klas en school een zo rijk mogelijke leeromgeving wil maken voor haar leerlingen. Deze moet aangepast zijn aan de mogelijkheden en de behoeften van de kinderen en moet een veelzijdige ontwikkeling van het kind stimuleren. Ze wil zoveel mogelijk aandacht hebben voor alle ontwikkelingsgebieden (1). Bij de inrichting wil ze rekening houden met het bereikte ontwikkelingsniveau in de kleuterfase (2), en wil ze ook adequate stimulansen bieden voor de verdere ontwikkeling van de kleuter (3). Ze vraagt zich af wat de sterke en de zwakke punten zijn van de huidige inrichting van haar klas (en van de school). Ze vermoedt dat er nog wel het een en ander verbeterd kan worden. Daarom heeft ze ook besloten om een aantal aanpassingen aan te brengen aan de inrichting van hun klas en eventueel ook suggesties te doen aan de directeur om de schoolinrichting (onder meer de speelplaats) aan te passen. Ze gaat op zoek naar informatie, advies en ideeën, en komt daarvoor bij jullie terecht. Ze hoopt dat jullie haar een aantal sterke en zwakke punten kunnen noemen, en ook kunnen aangeven waarom deze punten al dan niet afgestemd zijn op de ontwikkeling van het kind. Daarnaast hoopt ze dat jullie haar een ruwe schets kunnen bieden van punten waarmee ze rekening moet houden bij de herinrichting: hoe en waarom? Ze verwacht echter niet dat jullie pasklare oplossingen bieden en concrete materialen selecteren. Ze hoopt dus dat jullie haar vertellen dat er bijvoorbeeld ‘een poppenhoek’ moet komen en hoe die er in grote lijnen zou moeten uitzien (=beschrijvend voorstel/advies). En ze wil zeker ook weten waarom die poppenhoek niet mag ontbreken in haar ontwikkelingsgerichte klasje (=verantwoording). Maar jullie hoeven nog niet in detail aan te geven hoeveel poppen er bijvoorbeeld moeten komen, en welke veiligheidsvoorschriften er gelden voor die poppen, en of er bijvoorbeeld gordijntjes aan de wieg moeten hangen of niet.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
256
SLOTMODULE
Probleemtaak Schoolkind Plattelandsklassen! Meester Kris wil met zijn zesde leerjaar/groep 8 binnen enkele maanden gaan ‘plattelandsklassen’. Hij heeft van een collega van een andere school heel enthousiaste verhalen hierover gehoord. Die collega is met haar klas een week naar een echte boerderij getrokken, waar een gedeelte van de stallen omgebouwd was tot kamphuis. Haar leerlingen hebben er kunnen kennismaken met het echte boerenleven in de praktijk, hebben leren ponyrijden, en hebben heel wat interessante uitstapjes gemaakt. Zo zijn ze een biologische kippenhouderij en een bijenhal in de buurt gaan bezoeken, en hebben ze een verrassende natuurexploratietocht gemaakt door een natuurreservaat. Tijdens deze activiteiten deden de leerlingen een schat aan informatie op, die dan later in het leslokaaltje verder verwerkt werd. Op deze manier werden de schoolse inhouden concreet en tastbaar gemaakt met doorleefde ervaringen. Ook de gezonde (en gezellige!) fiets- en wandeltochten door de uitgestrekte bossen in de omgeving vielen in de smaak van zowel leerlingen als begeleidende leerkrachten. Kris heeft al wat informatie over plattelandsklassen bij elkaar gesprokkeld, en is in zijn zoektocht op het internet (zoekterm: plattelandsklassen) ook uitgekomen bij de website van de vzw Plattelandsklassen. Daar heeft hij een ‘pedagogische verantwoording’ van plattelandsklassen gevonden. Hij is verwonderd over de veelzijdigheid van leerdoelen die met dergelijke activiteiten bereikt kunnen worden. Zo wordt er natuurlijk gewerkt aan de cognitieve ontwikkeling, met een heleboel leerdoelen die te maken hebben met Wereldoriëntatie (natuur, technologie, mens, maatschappij, tijd en ruimte), en ook ‘Leren leren’ kan aan bod komen. Maar daarnaast bieden plattelandsklassen blijkbaar ook heel wat kansen tot sociaal-emotionele ontwikkeling (Sociale Vaardigheden en Muzische Vorming) en motorische ontwikkeling (Lichamelijke Opvoeding). En waarschijnlijk kunnen ook de overige ontwikkelingsgebieden perfect geïntegreerd worden in dergelijke plattelandsklassen, bedenkt Kris. Kris is er zeker van dat hij met een degelijke pedagogische verantwoording zijn directie wel zal kunnen overtuigen van de zin van plattelandsklassen. Hij is nu ook gerustgesteld dat er blijkbaar instanties en verenigingen zijn die leerkrachten helpen bij het uitwerken van een concreet programma voor plattelandsklassen, zodat hij zich daar dus al geen kopzorgen over hoeft te maken. Eén van de verenigingen die hij via het internet leerde kennen, zorgt blijkbaar voor alle nodige praktische afspraken met het verblijfscentrum, de bezoekbedrijven, de gidsen, enzovoort. Deze vereniging biedt ook pakketten met informatie en documentatie aan bij bedrijfsbezoeken, zorgt voor de nodige uitrusting voor veilig fietsverkeer, en voor begeleiding bij allerlei activiteiten. Kris denkt erover om contact op te nemen met deze vereniging zodra hij zelf een ruw concept heeft uitgedacht van wat hij van zijn plattelandsklassen wil maken. Kris ziet het dus helemaal zitten! Hij wil een concept-weekprogramma in elkaar zetten, en hiermee naar zijn directie stappen. In dit weekprogramma wil hij zoveel mogelijk ontwikkelingsgebieden aan bod laten komen. Hij neemt zich voor om in grote lijnen uit te schrijven welke leerdoelen hij binnen elk ontwikkelingsgebied kan nastreven (waar zijn leerlingen van 11-12 jaar mee bezig, welke ontwikkelingen zijn aan de gang?). Bij elk van die leerdoelen wil hij ook nadenken over het soort activiteiten dat in aanmerking komt om deze leerdoelen te bereiken.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
257
SLOTMODULE
Hij gaat op zoek naar advies en ideeën en komt daarvoor bij jullie terecht. Voor de praktische uitwerking (zoals welke bedrijven bezoeken, welke wandelingen of fietstochten maken, en het vastleggen van locatie en begeleiding) zal Kris contact opnemen met de vzw Plattelandsklassen. Daarover hoeven jullie dus niet na te denken. Hij wil van jullie vooral advies krijgen over de grote lijnen van het weekprogramma (soorten activiteiten) en over de verantwoording van de verschillende activiteiten (zijn ze aangepast aan de doelgroep en wat wil je ermee bereiken?). Je moet bijvoorbeeld wel beslissen of je een geleide natuurwandeling gaat doen, wanneer die zal plaatsvinden (welke activiteiten gaan eraan vooraf en welke volgen erop, kies je voor een ochtend-, middag- of avondwandeling), en vooral waarom je deze wandeling gaat doen (wat wil je ermee bereiken bij je leerlingen). Maar je zult niet vast hoeven te leggen in welk natuurgebied er gewandeld zal worden, welke route je gaat volgen en welke gids je zult vragen. Vooral de verantwoording zal belangrijk zijn (de waarom-vraag bij elke activiteit) om de directie van Kris te kunnen overtuigen. Het voorstel zal ook haalbaar moeten zijn en er zullen voldoende concrete voorbeelden van activiteiten in moeten zitten, zodat de directie zich er iets bij kan voorstellen. Als de directie het licht dan op groen zet, kan Kris daarna beginnen aan de praktische afspraken!
GROOT WORDEN – WERKBOEK
258
SLOTMODULE
SYNTHESESPELLETJES ALLES BIJ ELKAAR GENOMEN...
‘Wie ben jij?’ Je hebt nu verschillende modules afgerond over de ontwikkeling van het kind. Het is niet nodig dat je ze allemaal behandeld hebt, en ze hoeven ook niet allemaal even diepgaand behandeld te zijn. Je moet voor dit spel wel nog eens alle geziene stof (opnieuw) doorlezen, zodat je redelijk wat ‘parate kennis en inzichten’ hebt. Als je in deze module ook het syntheseschema gemaakt hebt, kan dit schema tijdens het slotspel gebruikt worden als geheugensteuntje. Je zult in dit synthesespel de opgedane inzichten over de ontwikkeling van het kind (in verschillende ontwikkelingsfasen en diverse ontwikkelingsgebieden) herhalen, inoefenen en toepassen. Nevendoel: Het educatief gebruik van spelvormen wordt geïllustreerd. We spelen een variant van het gezelschapsspel ‘Wie is het?’ Voorbereiding: Zet de tafels/banken in een kring of vierkant en schik de stoelen er zo omheen dat er een binnenste en een buitenste cirkel van stoelen ontstaat, waarbij je telkens met zijn tweeën (evt. drieën) tegenover elkaar zit. Jullie krijgen elk een kaartje met een ontwikkelingsfase (laat dit niet aan je overbuur zien!). De docent/lector schrijft een ontwikkelingsgebied op bord. Spel: Probeer te raden welke ontwikkelingsfase op het kaartje van je overbuur staat, door ja/nee-vragen te stellen over het ontwikkelingsgebied dat op bord staat (bv. motorische ontwikkeling: kan een kind in jouw ontwikkelingsfase (gemiddeld genomen) al lopen?). Je mag om beurten een vraag stellen (zoals bij het gezelschapsspel ‘Wie is het?’). De vragen mogen enkel gaan over het aangegeven ontwikkelingsgebied! Het gaat erom als eerste de ontwikkelingsfase van de tegenspeler te raden, maar wanneer één speler klaar is, gaat de ander verder met raden tot hij het ook weet. Voortgang van het spel: Wanneer het merendeel van de ‘koppels’ klaar is, wordt er gewisseld en gedraaid. Gewisseld wil zeggen dat de kaartjes binnen elk koppel gewisseld worden, zodat elke student de volgende keer waarschijnlijk vragen over een andere ontwikkelingsfase moet beantwoorden. Gedraaid wil zeggen dat de koppeltjes gemixt worden. Hiervoor schuift de buitenste cirkel 1 stoel naar rechts, en de binnenste cirkel 1 stoel naar links. Binnen deze nieuwe koppeltjes wordt het spel opnieuw gespeeld, maar met een ander ontwikkelingsgebied. De docent/lector schrijft dus een nieuw ontwikkelingsgebied op bord. Einde: De docent/lector geeft aan wanneer het spel afloopt. Het kan ook zijn dat onderweg de spelregels een beetje worden aangepast. Veel plezier!
GROOT WORDEN – WERKBOEK
259
SLOTMODULE
‘Wie ben ik?’ Je hebt tijdens het vorige spel de ontwikkeling van het kind door de verschillende (behandelde) ontwikkelingsfasen herhaald.
Je zult in dit synthesespel de opgedane inzichten met betrekking tot de pedagogische kant van de ontwikkelingspsychologie herhalen, inoefenen en toepassen. Nevendoel: Het educatief gebruik van spelvormen wordt geïllustreerd. We spelen een variant van een bekend jeugdbewegingsspelletje. Voorbereiding: Alle banken en stoelen worden aan de kant geschoven. Iedereen krijgt op zijn rug een kaartje geplakt met een bepaalde leeftijd of ontwikkelingsfase (je mag zelf niet zien wat er op jouw kaartje staat!). Verspreid je in het lokaal. De docent/lector schrijft een ontwikkelingsgebied op het bord. Spel: Doe alsof je een leerkracht bent die over de speelplaats loopt. Op je weg kom je kinderen van verschillende leeftijden tegen (=je medestudenten, met een bepaalde leeftijd op hun rug). Probeer elk kind dat niets aan het doen is, aan te spreken, rekening houdend met zijn of haar leeftijd (zie kaartje). Maak een opmerking, stel een vraag of doe iets wat te maken heeft met het ontwikkelingsgebied dat op dat moment op het bord staat. Daarna wandel je verder over de speelplaats, en spreek je weer een ander kind aan. Op geregelde tijdstippen verandert de docent/lector het ontwikkelingsgebied op het bord. Verloopt het spel te druk, dan worden een beperkt aantal leerkrachten aangewezen en spelen de anderen ‘enkel’ de rol van kind. In dat geval wordt regelmatig van leerkrachten gewisseld. Voortgang van het spel: Als je denkt dat je weet hoe oud je bent, ga dan even naar de docent/lector om te vragen of je vermoeden juist is. Als het juist is, krijg je een nieuw kaartje op je rug en geef je het oude af. Als het fout is, moet je terug naar de speelplaats om verder te spelen. Einde: De docent/lector geeft aan wanneer het spel afloopt. Het kan ook zijn dat onderweg de spelregels een beetje worden aangepast.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
260
CASUS
CASUS: DE FAMILIE DE RYCKE-MEULEMANS STELT ZICH VOOR … Beginsituatie: Je hebt reeds kennisgemaakt met de verschillende ontwikkelings-fasen en ontwikkelingsgebieden. Doelen:
In deze opdracht zul je verder inzicht verwerven in de verschillende ontwikkelingsfasen.
Nevendoel:
Leren samenwerken met anderen en leren omgaan met zelfevaluatie aan de hand van correctiesleutels.
Werkvorm:
Je zult in een klein groepje van 4 à 6 studenten de casus bespreken en er een aantal vragen over oplossen. Duid in je groepje een gespreksleider (die de bespreking leidt, ervoor zorgt dat iedereen aan bod kan komen, anderen onderbreekt indien nodig, de tijd bewaakt) en een verslagnemer (die de antwoorden noteert) aan. Om de vragen te kunnen oplossen, zul je informatie in het handboek ‘Groot worden’ moeten opzoeken. Zorg dat je tijdens groepswerk elkaar aanvult, elkaar verbetert, en vooral van elkaar leert!
Casusmaterialen: – Voorstelling van de gezinsleden anno september 2007 – Het geboortekaartje van Lars – Terug in de tijd: De eerste levensmaanden van Lars – Opvang bij oma en opa – Terug in de tijd: Lars’ eerste verjaardag – Terug in de tijd: Kleine Lars baant zich een weg – Lars gaat voor het eerst naar school – Enkele pagina’s uit het vriendenboek van Mara – Pyjamafeestje bij Mara – Enkele pagina’s uit het contractwerk van Mara – Pagina van chirosite: Programma speelclub oktober 2007 – Een dag in de klas van Max: Het 3de leerjaar van basisschool De Vlindertuin – Pagina uit de schoolagenda van Max – Enkele observaties op de speelplaats van basisschool De Vlindertuin – Binnenpost uit 2 STV – Nota in de schoolagenda van Laura – Reactie van Laura’s ouders op de nota in haar schoolagenda – Fragmenten uit het dagboek van Laura
GROOT WORDEN – WERKBOEK
261
CASUS
VOORSTELLING VAN DE GEZINSLEDEN ANNO SEPTEMBER 2007 Naam: Geslacht: Leeftijd: Beroep:
Kristien Meulemans Vrouw 37 jaar Kleuterleidster, in hart en nieren. Ik geef les in de 3de kleuterklas, en ja, dit is echt mijn droomjob. Al op 5-jarige leeftijd wist ik wat ik later worden wou, juf! En ja, die voorspelling is uitgekomen. Samen stoeien met de bengels, samen knutselen en liedjes zingen, hen vertroetelen en allerlei dingen aanleren, ... dit is wat ik altijd al heb willen doen. Mijn tweede ‘job’ is zorgen voor mijn kinderen en het huishouden. Sinds de geboorte van de tweeling heb ik mijn voltijdse baan in het onderwijs ingeruild voor een deeltijdse functie, omdat ik graag meer tijd met mijn gezin wou doorbrengen. Een tweeling opvoeden vraagt toch wel extra inzet. Nu onze jongste, Lars, zijn eerste stappen in het schoolleven zet, denk ik er aan om terug voltijds of 4/5de te gaan werken. Dus wie weet... Hobby’s: Veel tijd voor hobby’s heb ik niet. Koken, de was, de strijk, ... het vraagt heel wat tijd. Verder help ik, waar nodig, de kinderen bij hun huiswerk. De oudste, Laura, wil die hulp niet meer. Vroeger kwam ze spontaan vragen om haar taken na te kijken of haar lessen te ondervragen, maar sinds vorig schooljaar voelt ze zich groot genoeg om zelf de verantwoordelijkheid te dragen voor haar studies. Ik krijg haar schoolagenda enkel nog te zien als deze ondertekend moet worden. Mara hoef ik amper te begeleiden, zij is een pientere meid. Ik kijk wel af en toe waar ze mee bezig is, zodat ik een idee krijg van de leerstof die ze op school aangeboden krijgt. Voor Max daarentegen wordt de leerstof tijdens de lessen soms te snel behandeld. Als ik ’s avonds stukken met hem opnieuw doorneem, wordt het veel duidelijker voor hem. En dat motiveert ook. Mocht ik geen verbetering merken, dan zou ik die begeleiding ’s avonds niet volhouden. Max mag dan wel minder begaafd zijn dan Mara, maar ik denk dat hij het later minstens even ver of zelfs verder zal schoppen omdat hij een doorzetter is en zijn willetje echt kan doordrijven. Dat hij de laatste kleuterklas moest overdoen, was geen verrassing. Als kleuterleidster merkte ook ik dat Max op bepaalde ontwikkelingsdomeinen uitviel, terwijl hij op andere momenten dan weer heel opmerkzaam was. Zo reden we eens met de auto op de brug boven de autostrade. Max merkte toen op dat het niet alleen een autostrade was, maar ook een camionstrade. Toen leek hij zoveel aandacht te hebben voor details, terwijl hij nu vaak fouten schrijft en een echte sloddervos is.Op maandagavond heb ik wel tijd voor hobby’s. Dan ga ik samen met Sonja en Lydie, twee studiegenootjes uit het middelbaar, naar de turnles. Achteraf gaan we telkens gezellig iets drinken om bij te praten. Naam: Geslacht: Leeftijd: Beroep:
Johan De Rycke Man 39 jaar Ik werk als boekhouder bij een middelgrote onderneming. Ik heb een voltijdse baan en ben de voornaamste kostwinner in het gezin. Ik heb de opleiding boekhouden-fiscaliteit gevolgd aan dezelfde hogeschool als Kristien. Het is ook daar dat we elkaar leerden kennen, en dat onze romance begon. Achteraf bekeken ben ik heel blij dat ik de overstap gemaakt heb van de universiteit naar de hogeschool. Op de hogeschool heb ik immers de vrouw en de job van mijn leven gevonden. Die opleiding in de rechten was helemaal niets voor mij, ik ben blij dat ik dit tijdig heb ingezien. Aangezien iedereen in mij een groot advocaat zag, omdat ik goed kan discussiëren en argumenteren, en ikzelf niet zo goed wist welke richting ik uitwilde, heb ik eerst voor rechten gekozen. Maar de wetsboeken waren mij te saai en aan de examens heb ik zelfs niet meer deelgenomen. Geef mij maar praktische taken als financiële verslaggevingen, jaarrekeningen, balansen en facturen!
GROOT WORDEN – WERKBOEK
262
CASUS
Hobby’s: Mijn grootste passie is tennis. Tweemaal per week ga ik tennissen met vrienden. Dat is echt pure ontspanning. Mijn dochters Laura en Mara tennissen ook, Laura zelfs in competitieverband. Ik vergezel haar naar wedstrijden. We steken heel wat tijd en geld in haar hobby. We stimuleren haar volop, zodat ze alle kansen krijgt om het te maken in de tenniswereld. Verder lees ik graag een boek en help ik in het huishouden. Af en toe trakteren mijn vrouw en ik onszelf op een avondje uit: naar de film, eens lekker uit eten, naar een toneelvoorstelling, ... het kan ons allemaal bekoren. Gelukkig kunnen we op die momenten voor opvang rekenen op mijn schoonouders of op Lise, die sinds enkele maanden onze vaste babysit is. Zij is 17 jaar en kan heel goed overweg met de kinderen. Zelfs Laura, die aanvankelijk heftig protesteerde tegen een babysit, accepteert Lise. Nu wil ze zelfs haar haren kleuren, net zoals Lise. Maar daar vinden wij haar nog te jong voor. Nog geen 14 jaar en haar haren al laten kleuren... “Waar gaat het toch naartoe met de jeugd van tegenwoordig”, zou de oma zeggen. Naam: Geslacht: Leeftijd: Leerjaar: Hobby’s:
Laura De Rycke Vrouw 13 jaar 2de jaar secundair onderwijs, optie sociale en technische vorming Mijn favo-hobby is CHIRO! In het 3de leerjaar ben ik gestart in de speelclub en sindsdien ben ik er ni meer weg te slaan. Momenteel zit ik bij de beestig-coole tippers. Op de chiro amuseren we ons te pletter. Wat we zoal doen: er op uit trekken met de fiets om in 1 of andere stad een groot zoekspel te doen, er kei hard tegenaan gaan in een pleinspel, gezellig samen in ons chirolokaal chillen, een nachtspel, een show in elkaar steken. Onze leiding is echt graaf! Ik skip dan ook geen enkele chironamiddag. Verder doe ik al van mijn 6 jaar aan tennis, ook in competitieverband. Ik heb al heel wat tenniswedstrijden gewonnen, mijn trainer zegt dat ik talent heb en het ver kan schoppen als ik zo blijf verder trainen. Maar eigenlijk zou ik liever naar de hiphop gaan. Enkele meisjes uit mijn klas doen dat. Om de twee weken hebben ze op vrijdag dansavond (waar by the way ook heel wat jongens zijn!!) en dat lijkt me echt wel top. Alleen kan ik het niet combineren met tennis, ik zal dus moeten kiezen. Momenteel hou ik me vaak bezig met het maken van een verzamelmap over The Kooks. Ik ben een sú-per-fan en hou alles bij: artikels, posters, foto’s! Dat zijn echt zo’n knappe gasten, en die hun muziek, ni te doen.
Naam: Geslacht: Leeftijd: Leerjaar:
Max De Rycke Man 9 jaar Ik zit in het 3de leerjaar. Ik moest eigelijk in het 4de leerjaar zitten. Ik ben een jaartje langer in de kleuterschool geblijft. Ik miste mijn vriendjes die alemaal naar de groote school mogten. Maar ik zat bij mama in de klas. Dat was ook leuk. En de andere kindjes in de klas vonden mij toen stoer. Hobby’s: Ik voetbal bij de premieniemen B. Ik ben kieper. Ik vind dat heel leuk. Ik wil later bij Anderlecht spelen, en kij goed worden als Daniel Zitka. Zondag ga ik naar de chiro. Dat vindt ik ook heel leuk. Dat is veeeel leuker dan naar school gaan. We hebben met de chiro in het bos een groot kamp gemaakt. We spelen s’ avonds soms in het kamp. We maken het grooter. We bedekken het met klijne taken en bladen. Naam: Geslacht: Leeftijd: Leerjaar:
Mara De Rycke Vrouw 9 jaar 4de leerjaar
GROOT WORDEN – WERKBOEK
263
CASUS
Hobby’s: Ik speel tennis. Ik ga heel graag naar de tennisklub. Daar zie ik mijn vriendin Stien. Stien zit niet bij mij op school, maar is mijn beste vriendin van de tennis. Soms blijft mijn mama na de treining nog even babelen met de mama van Stien. Dan mogen wij ondertussen iets lekkers kopen in de cafeetaria van de sporthal. Op woensdagnamiddag ga ik naar de tekenschool. Tekenen, schilderen, knippen, plakken, ... daar hou ik van. Ik ben ook een tijdje naar de chiro geweest. Laura en Max gaan naar de chiro en mama en papa wouden heel graag dat ik ook ging. Maar ik vond dat niet zo leuk en ik wou liever tekenen. Dat doe ik heel graag en de juf zegt dat ik het goed kan. Naam: Geslacht: Leeftijd: Leerjaar: Hobby’s:
Lars De Rycke (Deze informatie werd ingevuld door mama Kristien.) Man 2 jaar Onthaalklas Momenteel houdt Lars er erg van om met zijn loopfietsje de woonkamer te doorkruisen. Hij kijkt ook graag tv, naar Hopla en de Teletubbies. Ik merk verder dat hij stilaan een grote jongen aan het worden is. Zo begint hij steeds meer te vertellen, waaronder heel wat grappige uitspraken, zoals toen hij zijn sokjes had uitgetrokken: “Kijk eens, ik heb blote sokken.” Maar wat kan hij ondeugend zijn... Zo houdt hij er van om met de drijfkaarsen uit mijn glazen, met water gevulde, schaal te spelen. Hij kan het niet laten om telkens weer met zijn handje naar de kaarsen in het water te grijpen. Ik zeg hem dan dat hij enkel naar de kaarsjes mag kijken, maar als ik even later weer de woonkamer binnenkom, zit hij gegarandeerd weer met zijn handjes in het water te kliederen.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
264
CASUS
HET GEBOORTEKAARTJE VAN LARS
9 maanden lang hoorde ik mama’s lach. 9 maanden lang hoorde ik papa’s stem. Nu kan ik naar hen kijken. Lijk ik op haar of hem?
Lars 2 februari 2005 3,150 kg – 49 cm Zoontje van Johan & Kristien De Rycke-Meulemans Broertje van Laura, Max & Mara Meter: Carla Meulemans – Peter: Dieter Meynen Te bewonderen: Veldweg 119 2112 Hooilaart
GROOT WORDEN – WERKBOEK
Cadeautip: 987-1524388-12
265
CASUS
TERUG IN DE TIJD: DE EERSTE LEVENSMAANDEN VAN LARS Lars is de jongste telg van het geslacht De Rycke-Meulemans. Kristien en Johan wilden graag jonge ouders zijn. Kristien bracht haar eerste kind ter wereld op 24-jarige leeftijd. Vier jaar later was het de beurt aan de tweeling, die prematuur geboren werd. Na twee miskramen waren Kristien en Johan dolgelukkig dat deze zwangerschap wel leidde tot de geboorte van een levend kind, het waren er zelfs twee. De geboorte van een tweeling was geen verrassing. De moeder van Kristien is ook deel van een tweeling, dus het krijgen van tweelingen zit in haar familie blijkbaar ‘in het bloed’. Max en Mara zijn een twee-eiige tweeling en zijn chromosomaal dus niet identiek aan elkaar. Al van in het begin gedroegen ze zich heel verschillend. Terwijl Max een erg actieve baby was, was Mara de rust zelve. Toen Mara en Max in de laatste kleuterklas zaten, werd Kristien onverwacht opnieuw zwanger. Maar deze baby was daarom niet minder gewenst. De zwangerschap verliep ook heel wat vlotter dan die van Max en Mara. Toen kampte Kristien met hevige rugklachten. Het gewicht van de twee baby’s die ze moest meedragen, was immers erg zwaar. Daarom bracht ze de laatste maanden al liggend door. Dat was voor haar, als bezige bij die ze is, een marteling. Bij Lars genoot ze extra van de zwangerschap. Ze hadden zich voorgenomen dat dit haar laatste zwangerschap zou zijn. En Lars, die leek er ook van te genieten, want hij werd een weekje later dan uitgerekend geboren. Met vier kinderen was hun gezin volmaakt, en zo wilden ze het graag houden. Met de geboorte van Lars kwam het gezin De Rycke-Meulemans opnieuw in de luierperiode terecht. Bovendien was Lars een echte jetlag-baby: overdag slapen en ’s nachts de andere gezinsleden wakker houden. Kristien leerde al snel het verschil tussen huilen omwille van honger en huilen omwille van andere noden bijvoorbeeld koude en pijn, zodat ze op een gepaste manier op Lars’ gehuil kon reageren. De slapeloze nachten verhinderden echter niet dat Lars al snel de oogappel van het gezin werd. De oudere kinderen Laura, Max en Mara vertroetelden hem graag als baby. De eerste weken na zijn geboorte had Laura zich zelfs ontpopt tot een echt moedertje. Ze hielp graag bij het verzorgen, zoals Larsje helpen aankleden en hem de papfles geven. Ze ontdekte dat Lars echt dol was op melk. Als ze de speen van de fles tegen zijn mondje duwde, dronk hij gretig. Maar ook als ze de fles omgekeerd gaf, met de onderkant van de fles bij zijn mondje, en Lars de melk zag, begon hij belust aan de onderkant van de fles te zuigen. Dit duurde echter nooit lang, want hij merkte dat hij zo geen melk in zijn mondje kreeg. Hij kwam echter niet op het idee om de speen te zoeken en om de fles dus om te draaien. Ook had Laura gemerkt dat Lars geluidjes maakte (“mm…mm…mm”) als ze met haar vingertoppen licht cirkelende bewegingen over zijn hoofdje maakte en als ze hem streelde op zijn blote rug en buik. Dit had hij kennelijk graag. Het verzorgen heeft Laura maar een twee- à drietal maanden volgehouden, totdat het nieuwe er voor haar af was. Max was superblij dat hij er een broertje had bijgekregen. Lars leek als twee druppels water op Max, toen die pas geboren was. Lars had dezelfde neus en mond, en eveneens talrijke haartjes op zijn hoofd. Nu was het nog af te wachten of hij even ondeugend zou zijn als Max. Max haalde vroeger voortdurend kattekwaad uit: de krant scheuren, allerlei voorwerpen in de wasmachine stoppen, aan de knopjes van de verwarming draaien, speelgoed van Mara verstoppen, de kasten uitladen. Gelukkig hebben Kristien en Johan dit toen goed aangepakt. Zo borgen ze onder andere de nieuwe kranten steeds veilig weg en gaven ze Max oud papier dat hij naar hartelust kon scheuren, of mocht Max in de hoek staan als hij opzettelijk speelgoed van zijn zus had verstopt. Max verkondigde aan iedereen dat hij Lars zou leren voetballen. Hij was er van overtuigd dat Lars het voetballen in zich had. Immers, toen Lars slechts drie weken oud was en mama hem rechthield met zijn voetjes op de verzorgingstafel, begon Lars spontaan te lopen. Max ondernam al snel de eerste stappen om Lars te leren voetballen. Zo rolde hij heel vaak een balletje naar Lars toe als Lars op
GROOT WORDEN – WERKBOEK
266
CASUS
de speelmat zat. Lars probeerde dan het balletje te pakken of weg te gooien. Lars gooide ook met zijn duplo-blokken, maar ontdekte dat die niet verder rolden zoals het balletje. Max maakte ook fietsbewegingen met Lars’ benen als die op de verzorgingstafel lag. Lars kirde dan van plezier. Maar of dit nu echt bijdraagt aan een latere voetbalcarrière, blijft natuurlijk de vraag. Mara was heel nieuwsgierig tijdens de zwangerschap. Ze stelde veel vragen: “Hoe is die baby daar gekomen?”, “Waarom moet die baby er zóó lang inzitten?”, “Wanneer mag de baby er nu uit?”, “Kan er in papa’s buik ook een baby groeien?”... Ze kwam vaak haar handje op mama’s buik leggen, om de baby te aaien. Toen ze de baby voor het eerst voelde bewegen, was ze in de wolken. Mara had graag een baby-zusje. Ze probeerde heel braaf te zijn, want dan zou mama volgens haar wel een meisje kopen. Hoewel het uiteindelijk een jongen werd, was Mara heel fier op hem. Ze ging erg voorzichtig met hem om. In tegenstelling tot Max, nam Mara Lars als baby liever niet op de schoot. Ze was bang dat ze hem pijn zou doen. Ze hing wel vaak rond in de buurt van zijn wiegje, om naar Lars te kijken, hem zachtjes te strelen en om hem zijn tut te geven als hij huilde. Ze vond het leuk als hij met zijn handje haar vinger vastnam. Dan wist ze dat Lars haar graag zag.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
267
CASUS
OPVANG BIJ OMA EN OPA Kristien werkt sinds de geboorte van Max en Mara deeltijds. Met de komst van Lars was het in het huishouden heel wat drukker geworden, maar toch wilde Kristien na haar zwangerschapsrust deeltijds blijven werken. Gelukkig kon ze (en kan ze nog steeds) voor opvang rekenen op de hulp van haar moeder die bij haar in de buurt woont. De dagen waarop Kristien werkte, ving haar moeder Lars, samen met Jefke (Lars’ knuffelpanda) op, zoals ze ook bij de andere kinderen gedaan had. Kristiens moeder is al enkele jaren werkloos en heeft bijgevolg tijd om de kinderen op te vangen. Na schooltijd kunnen ook de andere kleinkinderen nog steeds bij oma terecht. De kleinkinderen gaan graag naar oma en opa: na schooltijd, op bezoek of op logeerpartij. Er is daar immers voor elk wat wils: een zandbak met schepjes en vormpjes in alle kleuren van de regenboog, een glijbaan en een schommel, een grote wei waarop ze naar hartelust kunnen ravotten en waar opa een zelfgemaakte goal heeft geplaatst. Er is zelfs een verharde weg in de tuin, die uitstekend geschikt is voor go-cartraces en voor het demonstreren van kunstjes met de skeelers. Sinds kort stribbelt Laura tegen als ze bij oma en opa op logement moet. Er is daar immers geen pc, en ze kan er dus niet chatten met haar vriendinnen en vrienden of leuke You Tube-filmpjes bekijken. Opa is een echte dierenvriend. Hij heeft enkele kippen, twee konijnen, een poes, drie geiten en een papegaai. Wat vallen die dieren in de smaak bij de kleinkinderen. Laura, Max, Mara en Lars hebben geen huisdieren, dus zij genieten erg van de aanwezigheid van de dieren bij oma en opa. Hun neefje Gust en nichtje Lenne hebben een hond en een goudvis thuis, maar ook zij zijn een superfan van opa’s dieren. Toen Mara haar eerste woordjes zei en leerde dat een poes “miauw” doet, zei ze telkens “miauw” als ze een dier in de tuin van oma en opa zag lopen. Mara heeft als peuter wel een periode gehad waarin ze huilde bij oma en opa, meer bepaald als ze moest gaan slapen. Ze beweerde dan dat de planten in de kamer boos naar haar keken. Lars heeft tijdens zijn eerste levensjaar ook een periode gekend waarin hij in paniek geraakte bij het slapengaan, meer bepaald als het licht werd uitgedaan en oma weg ging. Deze paniekreacties kwamen niet enkel voor als hij bleef logeren bij oma, maar ook als hij thuis moest gaan slapen. Het hielp dan om de kamerdeur op een kiertje te zetten en om als (groot)ouder even op de gang te blijven rommelen, zodat hij hen nog kon horen. Of om nog even het muziekje van de babyfoon op te zetten. Verder verliep de opvang van Lars bij oma en opa vlot. Soms was Lars even verdrietig als Kristien of Johan hem gedag zeiden, maar als hij zag welk leuk speelgoed er te ontdekken viel, verdwenen zijn traantjes snel. Behalve die keer toen de nieuwe poetsvrouw er was, toen leek het speelgoed hem niet te bekoren en bleef hij liever in de buurt van oma. Hij volgde haar toen al kruipend op de voet.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
268
CASUS
TERUG IN DE TIJD: LARS’ EERSTE VERJAARDAG Op 2 februari 2006 was het zover. Lars vierde zijn eerste verjaardag. Het gezin had een groot verjaardagsfeest georganiseerd: oma, opa, moeke, vake en tante Carla (de zus van Kristien) met haar gezin waren van de partij. Tante Carla en nonkel Marc hebben een zoontje, Gust, en een dochtertje, Lenne. De ontwikkeling van Lenne en Gust kent op alle ontwikkelingsgebieden een normaal verloop. Verder hebben Lenne en Gust volgens Carla een typische broer-zusrelatie. Ze kunnen erg lief zijn voor elkaar, bijvoorbeeld als ze samen doktertje spelen, maar op andere momenten vliegen ze elkaar in de haren (duwen, schoppen, bijten). Als de familie op bezoek komt, is het in huize De Rycke-Meulemans steeds een drukte van jewelste. Die dag kwamen Lenne en Gust stralend de woonkamer binnen, met elk een pakje in hun handen voor Lars. Gust riep luidkeels: “We vieren vandaag feest omdat we dan taart kunnen eten.” Want ja, taart, dat was zijn lievelingsgerecht. Tante Carla had allerlei leuke speeltjes gekocht voor Lars: een badeend (die ook piepte als je er op drukte), een prentenboekje met allerlei dieren in, een grote rode trommel, een doos constructiemateriaal om autootjes te bouwen en een telefoon die muziek maakte. Lenne had eigenlijk liever het poppenhuis gegeven dat zo mooi uitgestald stond in de speelgoedwinkel. Het was een felroos huis met alles er op en er aan: tafeltjes, stoeltjes, wc-tje, wastafeltje, emmertje, kleine poppetjes. Of de verfdoos met grote penselen en platte kwasten en de kralendoos, die zagen er ook heel leuk uit. Gust daarentegen was helemaal weg van de aanhangwagen voor zijn tractor. Deze zou hij wel goed kunnen gebruiken om voorwerpen te vervoeren als hij met zijn tractor rondracete in de tuin. Mama Kristien had voor de verjaardag van Lars twee chocoladetaarten gekocht: een grote en een kleine. De grootste taart had dezelfde diameter als de kleine taart, maar was dubbel zo hoog als de kleine taart. In het midden van de grootste taart stond een kaarsje. Mara, die enorm van knutselen hield, had met de hulp van Kristien een kroon voor Lars gemaakt. Om driehoekjes uit de kroon te knippen, had ze van Kristien zelfs een nieuwe linkshandige kartelschaar gekregen. Mara was enorm trots op de kroon. Het was zwoegen geweest om de kroon vol te tekenen met leuke figuurtjes, maar het resultaat mocht er zijn. De kroon stond Lars beeldig. Opa vond dat Lars dit ook zelf moest zien en plaatste hem daarom voor de spiegel. Dat had hij beter niet gedaan, want toen Lars in de spiegel keek, greep hij naar de kroon en trok hem van zijn hoofdje. De kroon scheurde, en Mara was erg verdrietig. Ook Lenne had een ‘zelfgemaakte’ verrassing bij voor Lars: een slinger om de woonkamer te versieren. Mama Carla had Lenne geleerd hoe ze een slinger moest maken en Lenne was er vol goede moed aan begonnen. Ze was het echter gauw beu, waardoor mama het verder moest afmaken. Lenne ging liever boetseren in plaats van aan de slinger te werken. Ze ging erg geconcentreerd met de boetseerklei aan de slag. Ze stak zelfs haar tongetje uit tijdens het kneden, zo aandachtig was ze. Gelukkig maakte de chocoladetaart Mara’s stemming weer beter. Alvorens ze de aanval op de taart inzetten, zong iedereen uit volle borst “Lang zal hij leven”. Lars mocht vervolgens het kaarsje uitblazen. Dit lukte echter nog niet goed. Max snelde hem te hulp en blies de kaars uit. Iedereen klapte in de handen. Ook Lars, op zijn beurt, klapte in zijn handjes, wat onthaald werd op luid gelach, waardoor Lars verder bleef klappen en ook begon te lachen. Kristien sneed vervolgens de twee taarten in stukken zodanig dat iedereen eenzelfde portie taart kreeg. Uit de grote taart konden bijgevolg meer stukken taart gesneden worden dan uit de kleine taart. Lenne wilde liefst een stukje van de grootste chocoladetaart. Zij at graag chocoladetaart - die volgens haar vanuit Spanje kwam waar Zwarte Piet ze had klaargemaakt - en wilde daarom liever een groot stuk, zodat ze veel taart kon eten. Lars mocht zelf ook van de taart proeven. Dat luste hij wel. Rond die tijd at hij wel meerdere dingen graag. Hij stak vanalles in zijn mond, ook niet-eetbare dingen zoals blokjes, de afstandsbediening
GROOT WORDEN – WERKBOEK
269
CASUS
van de televisie en zijn knuffelbeer. Verder kon Lars op 1-jarige leeftijd al uit een beker drinken. Hij had een groene beker. Uit die beker dronk hij altijd water. Op zijn verjaardag mocht hij iets lekkerders drinken uit zijn groene beker: appelsap! Dit viel duidelijk in de smaak. Ondertussen leerde Lars dat groene bekers niet enkel water konden bevatten, maar ook appelsap. Nadat de taart was opgepeuzeld, maakten Laura, Max, Mara, Lenne en Gust het huis onveilig. Ze speelden verstoppertje. De kinderen beleefden duidelijk veel plezier aan het verstopspel. Ze slopen achter sofa’s en kasten, alle hoeken in het huis deden dienst als verstopplaats. De ene was al behendiger in het verstoppen dan de andere. En oeps, toen was het zover… Gust gluurde of de zoeker er al aankwam, maar plots kon hij zijn evenwicht niet meer houden en viel hij voorover tegen de grote, met bloemetjesmotief beklede, vaas van tante Kristien. Deze brak in honderd stukjes en Gust barstte in tranen uit. Lenne rende naar tante Kristien om dit te vertellen, maar ze geraakte maar niet uit haar woorden. Met horten en stoten, halve zinnen, veel gestotter, kreeg ze pas na een hele tijd haar verhaal verteld. Haar verhaal kwam er op neer dat Gust erg stout was geweest, omdat hij de grote, mooie vaas van tante Kristien had stuk gemaakt, en dat hij daarom niet meer mocht meespelen van haar. Immers, mama en papa zeggen altijd dat je geen dingen van iemand anders kapot mag doen. Max besloot dan om samen met Gust batman te spelen in de tuin. Gust was de dief die de bank overviel en Max was batman. Hij bestreed het kwaad in de stad. Hij zette een zwarte muts op en met zijn go-cart, die dienst deed als batmobiel, raasde hij door de tuin op zoek naar Gust. Wat hield Gust van dit spelletje: hard lopen en proberen niet gepakt te worden. Lenne en Mara deden het rustiger aan en speelden met de barbies in het barbiehuis. Lenne had thuis geen barbies, wel twee grotere poppen, Anneke en Janneke, die haar kindjes waren. Ze gaf hen eten, ze kleedde hen aan of ze ging met hen wandelen, want ze had zelfs een poppenwagen. Laura had het spelen met de andere kinderen ondertussen voor bekeken gehouden. Zij ging liever wat tv kijken. Het feest was geslaagd. De jarige maar ook de gasten hadden er van genoten. Zelfs in zijn bedje was Gust nog druk aan het vertellen over het verjaardagsfeest. Wat hij allemaal vertelde, was echter niet altijd goed verstaan- en begrijpbaar, maar het was best wel grappig om hem zo te horen vertellen tegen zichzelf.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
270
CASUS
TERUG IN DE TIJD: KLEINE LARS BAANT ZICH EEN WEG Op 11 maanden begon Lars volop te kruipen, met als gevolg dat hij talrijke exploratietochten ondernam doorheen het huis: kruipen (soms razendsnel) onder stoelen en tafels, kasten opentrekken, de knopjes van de afstandsbediening uittesten, ... Om Lars te beschermen op zijn exploratietochten, nam papa Johan enkele maatregelen. Zo beveiligde hij de stopcontacten, plaatste hij bovenaan de trap een hekje zodat Lars niet naar beneden zou vallen en haalde hij overhangende tafelkleden weg. Hij zette de giftige kamerplanten buiten het bereik van Lars, althans dat dacht hij. Zo slaagde Lars er een keertje in om een stoel die voor één van de planten stond weg te duwen zodat hij aan de blaadjes van de plant kon. Gelukkig was Laura er toen op tijd bij om Lars bij die giftige plant weg te halen. Kort daarna werden alle giftige kamerplanten verwijderd uit het huis. Lars’ exploratietochten eindigden soms in een huilbui of een klaagzang. Zo merkte Kristien een keertje dat Lars zijn uiterste best deed om het tijdschrift dat in het midden van de salontafel lag te nemen. Dit lukte hem niet en er volgden traantjes. Naast klagen en zeuren, kwam boos zijn in de volgende maanden wel vaker voor. Eten werd bijvoorbeeld een hele strijd. Van de ene op de andere dag weigerde Lars nog melk te drinken. En hij begon chocoladepudding en ijsjes te verkiezen boven patatjes en brood. Bovendien wist hij ook niet goed wat hij nu precies wilde. Eerst was het soms “Ik wil choco!”, en als mama de boterham dan gesmeerd had, luidde het “Confituur!” Ja, soms leek het alsof hij in de puberteit was terechtgekomen. Lars wou ook zelf met een lepel eten. Het luidde dan: “Ikke doe.” Bij maaltijden als patatjes lukte dit vrij vlot, maar bij spaghetti was het heel wat anders, de spaghettislierten vlogen dan in het rond. Ook het aankleden wou hij zelf doen, al ontaardde dit vaak in een gevecht met de mouwen van zijn trui. En ja, dan had hij de hulp van mama of papa wel graag. Als Lars het te bont maakte, werd hij even op de gang geplaatst. Kristien vond het lastig om Lars bij een driftbui op de gang te zetten. Zo zette ze dan ook steevast een doos blokken op de gang, zodat Lars zich toch kon bezighouden en zich niet te eenzaam zou voelen. Met de blokken maakte Lars dan torens. Hij merkte al doende dat je de kleine blokken wel op de grotere kon stapelen, maar als je omgekeerd te werk ging, dan viel de constructie om.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
271
CASUS
LARS GAAT VOOR HET EERST NAAR SCHOOL Lars gaat nu drie weken naar school. Kristien en Johan waren vooraf erg benieuwd hoe Lars het op school zou doen: samen met andere kindjes in een vreemd klasje bij een vreemde juf. Lars was het immers niet gewoon om met leeftijdgenootjes te spelen. Thuis lopen er kinderen rond, maar echt samen met hen een spelletje doen, dat zat er nog niet in. Kristien en Johan hebben Lars dan ook goed voorbereid op het naar school gaan. Ze zijn tijdens de laatste week van de grote vakantie in het klasje langsgeweest om kennis te maken met juf Jantina. Lars mocht een kijkje nemen in de klas en in de speelzaal. In de klas kleurde hij een tekening van een vlinder met dikke stiften in en speelde hij met de trein. Als Kristien vroeg of het leuk was, antwoordde Lars: “Ja, de tjjein is blij”. In de speelzaal had Lars de glijbaan ontdekt. Hier wou hij dolgraag op, maar hij durfde dit nog niet alleen. Met de hulp van papa Johan lukte het wel. Hij hield Lars’ arm stevig vast, terwijl Lars op de ladder van de glijbaan klauterde. Het kriebelde in zijn buikje wanneer hij van de glijbaan schoof, en hij riep “Nog!”. Het afscheid nemen aan de schoolpoort ging de eerste dag vlot. Het was slechts na een drietal dagen dat Lars ’s morgens een traantje wegpinkte bij aankomst op school. Gelukkig was er dan Jefke, die de eerste dagen mee in Lars’ boekentas naar school mocht. Daarna mocht Jefke enkel nog mee in de auto. In het begin stribbelde Lars wat tegen en wou hij Jefke nog meenemen in zijn boekentas, maar nu mag Jefke zelfs al thuis blijven en hoeft hij niet meer mee in de auto. Volgens juf Jantina doet Lars het goed op school. Hij is flink en doet mee met de activiteiten. Hij speelt graag met de voertuigen, zoals de trein waar hij ook mee speelde tijdens zijn eerste kennismaking met het klasje. Ook de zandbak spreekt hem erg aan: potjes vullen, potjes leeggieten, gehaktballetjes maken, ... Wanneer hij speelt in de klas, praat hij soms tegen zichzelf. Juf Jantina heeft opgemerkt dat Lars in de klas af en toe met de telefoon speelt. Hij belt dan naar zijn oma om te vertellen wat hij in de klas aan het doen is. Steevast beëindigt hij zijn telefoongesprek door een kusje te werpen naar oma. Laatst heeft juf Jantina nog erg om Lars gelachen. Hij wilde zich verstoppen en juf Jantina moest hem komen zoeken. Hij verwijderde zich enkele meters van haar, verborg zijn hoofd achter zijn handjes en riep: “Juf, komen zoeken”, terwijl hij nog helemaal zichtbaar was voor juf Jantina. Thuis hoort mama Kristien Lars soms praten over “Maajjten” en “Nejje” die bij hem in de klas zitten. Hij lijkt zijn draai in de klas gevonden te hebben. Lars kan nu het merendeel van de tijd droog blijven, slechts af en toe gebeurt er nog een ongelukje. Het proces van droog worden was niet zo vlot verlopen. In het begin wou Lars enkel op het potje als er een verhaaltje werd verteld wanneer hij op het potje zat, dan deed hij zijn behoeften. Maar als mama of papa geen tijd hadden om een verhaaltje voor te lezen, deed hij zijn behoefte niet. Even later, was dan alles in zijn pamper. Ook op de grote WC durfde hij lange tijd niet, zelfs niet als er een kinderbril werd opgelegd. Hij was bang om in de WC te vallen en meegezogen te worden. Voor de donder is hij nog steeds bang, hij vertelt dan dat de engeltjes in de hemel ruzie maken.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
272
CASUS
ENKELE PAGINA’S UIT HET VRIENDENBOEK VAN MARA
Dit vriendenboek is van: Mara De Rycke Leeftijd: 9 jaar Adres: Veldweg 119, 2112 Hooilaart, België, Europa, wereld Kleur haar: licht bruin Kleur ogen: blauw Mijn favoriete hobby: tekenschool en tennis Mijn grote idool: Hannah Montana Mijn lievelingsboek: cheffie is de baas Mijn lievelingskleur: rood Mijn lievelingsgerecht: frietjes met mayonijs Leukste vak op school: rekenen Minst leuke vak op school: WO Ik hou het meeste van: mijn mama en papa Ik hou helemaal niet van: spruitjes Wat ik later worden wil: kokkin Mijn grootste wens is: op skivakantie gaan
GROOT WORDEN – WERKBOEK
273
CASUS
Naam: Laura De Rycke Leeftijd: 13 jaar Adres: Veldweg 119, 2112 Hooilaart Kleur haar: bruin Kleur ogen: bruin Mijn favoriete hobby: Als je het mij vraagt, Chiro! Mijn grote idool: The Kooks Mijn lievelingsboek: Eén meisje, twee jongens Mijn lievelingskleur: paars Mijn lievelingsgerecht: pizza Leukste vak op school: LO Minst leuke vak op school: geschiedenis Ik hou het meeste van: mij amuseren met vrienden Ik hou helemaal niet van: mijn kamer opruimen Wat ik later worden wil: verpleegster, juffrouw, psycholoog, of misschien wel dierenarts, ’t lijkt mij allemaal interessant
Mijn grootste wens is: The Kooks in het echt ontmoeten
GROOT WORDEN – WERKBOEK
274
CASUS
Naam: Max De Rycke Leeftijd: 9 jaar Adres: Veldweg 119, 2112 Hooilaart Kleur haar: licht bruin Kleur ogen: blauw Mijn favoriete hobby: voetbal Mijn grote idool: Daniel Zitka Mijn lievelingsboek: / Mijn lievelingskleur: groen Mijn lievelingsgerecht: spagetti Leukste vak op school: zwemmen Minst leuke vak op school: taal Ik hou het meeste van: vakantie Ik hou helemaal niet van: huiswerk Wat ik later worden wil: brandweerman Mijn grootste wens is: hoogste level halen op playstationspelleke ‘Avatar: De legende van Aang’
GROOT WORDEN – WERKBOEK
275
CASUS
PYJAMAFEESTJE BIJ MARA Als voorbereiding op het pyjamafeestje had Mara haar creatieve talenten aangewend om uitnodigingen te maken. Ze mocht drie kindjes uit de klas uitnodigen. Het uitkiezen van deze kinderen vond ze niet zo gemakkelijk. Gitte mocht al zeker komen, want Gitte was Mara’s beste vriendinnetje in de klas. Gitte was Mara’s vaste partner bij het turnen, de persoon naast wie ze steeds in de rij liep als ze met de klas naar de bib gingen, en diegene met wie ze spreekbeurten maakte. Mara vond Gitte heel lief. Soms had ze ruzie met Gitte, en dan was Sari haar beste vriendin. Daarom mocht Sari ook komen. Mara vond Sari grappig, een echte gibbertrien. Tot slot nodigde ze Tinne uit. Tinne woonde in dezelfde straat als Mara. Mama Kristien was een goede vriendin van Tinnes mama en Mara ging vaak bij Tinne spelen. Ook met Evi en Nele speelde Mara soms op de speelplaats. Eens hadden ze een clubje opgericht met zijn zessen, en zelfs een geheimtaal ontworpen die enkel zij verstonden. Evi en Nele waren echter niet bij de gelukkigen die naar het pyjamafeestje mochten komen. Mara mocht immers maar drie kindjes uitnodigen van haar mama. Vandaag, zaterdag, is Mara met haar mama naar de supermarkt geweest om lekkernijen te kopen die ze ’s avonds op het feestje mogen oppeuzelen: chips, nootjes, snoep en zelfs maïs om popcorn te maken. Mara heeft ook een nieuwe pyjama gekregen voor het feestje, ééntje met sterretjes op. Papa Johan heeft in Mara’s slaapkamer haar matras op de grond gelegd, samen met een grote en een kleine opblaasbare luchtmatras. Op die manier kunnen de meisjes straks dicht bij elkaar slapen. Hij heeft de laptop op Mara’s kamer gezet, zodat de meisjes vanuit hun slaapzakken naar de film ‘Sjakie en de chocoladefabriek’ kunnen kijken. De meisjes zijn in opperbeste stemming. Voor Gitte is het de eerste keer dat ze ergens gaat logeren zonder haar mama en papa. Daarom heeft ze haar teddybeer meegebracht. Want ze is er van overtuigd dat ze, als ze met haar teddybeer slaapt, goed zal slapen. Na enkele bezorgde raadgevingen van haar mama (o.a. “Als er iets is, bel je maar, hé Gitte.”, “Je washandje zit in het zijzakje van je tas.”, “Braaf zijn en goed luisteren naar de mama van Mara.”), wordt er afscheid genomen en trekken de meisjes al giechelend naar Mara’s kamer. Mama Kristien geeft aan dat de kindertijd toch zo’n mooie, zorgeloze tijd is. Ze geeft aan de andere mama’s de raad hier volop van te genieten nu het nog kan, want voor je het weet komen de apenjaren er aan en die zijn op zijn minst zorgeloos! Ze spreekt uit ervaring. Haar oudste, puberende, dochter Laura is de laatste tijd erg prikkelbaar, ze vertoeft steeds vaker op haar kamertje dat overigens een echt rommelhok aan het worden is, ze sluit zich ’s morgens wel een half uur op in de badkamer, om dan nog te zwijgen over haar opstandige gedrag en de scherpe taal die ze thuis soms gebruikt. “Ja, met haar doen we niet meer wat we willen”, gaf mama Kristien aan, “we krijgen vaak tegenreacties gepresenteerd. Er zijn al discussies geweest over het uur van slapengaan (“Als ik om half tien moet gaan slapen, dan mis ik de goede tv-programma’s, waardoor ik de volgende dag niet kan meepraten met de anderen op school.”), over het laten kleuren van haar haren (“Jij kleurt je haar toch ook mama!”), enzovoort. “ Op de weg naar Mara’s kamer lopen de meisjes voorbij de kamer van Laura. Op de deur hangt een verkeersbord met daarop “Do not enter”. Gitte vraagt aan Mara wat dat wil zeggen: “Do not enter, heeft dat iets te maken met de computer?”. Mara voelt zich in haar nopjes omdat zij het Engelse zinnetje kan vertalen: “Dat wil zeggen dat je niet in haar kamer mag komen.” Eerder had ze immers aan papa gevraagd wat die tekst op Laura’s deur betekende. Gitte vindt het raar dat er niemand in Laura’s kamer mag binnenkomen. Bij haar thuis mag iedereen op haar kamer komen. Nadat de meisjes de luchtmatrassen hebben uitgetest, trekken ze hun pyjama aan. Het is immers een pyjamafeestje. Ze spreken af dat bij het omkleden telkens iemand de wacht moet houden aan
GROOT WORDEN – WERKBOEK
276
CASUS
de deur, om te voorkomen dat Max in de kamer zou gluren. Om de meisjes te plagen, was hij immers al enkele keren op de deur komen kloppen. De meisjes leven zich volop uit op de liedjes van de CD ‘Hitbox, Best of 2006’. Sari heeft deze CD meegebracht, hij is van haar oudere zus. De meisjes springen en dansen in het rond. Ze kiezen het liedje ‘Je t’adore’ van Kate Ryan uit om er een dansje op te bedenken. Ook al begrijpen ze noch Frans noch Engels, toch slagen ze er in de liedjestekst na te zingen, waarbij de vreemde woorden weliswaar af en toe foutief worden uitgesproken. De meisjes zijn zelfs zo enthousiast dat ze een dansvoorstelling geven voor de hele familie van Mara. Zelfs Max mag komen kijken. Na deze voorstelling besluit mama Kristien dat het tijd is om naar de film te kijken. De zelfbereide popcorn en de andere lekkernijen en zoetigheden worden naar Mara’s slaapkamer gebracht. De meisjes nestelen zich knus in hun slaapzak en de film kan beginnen.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
277
CASUS
ENKELE PAGINA’S UIT HET CONTRACTWERK VAN MARA De meester van het 4de leerjaar maakt in zijn klas gebruik van contractwerk. Op dode momenten kunnen de leerlingen zelfstandig, op hun eigen werktempo, aan hun contractje werken. De leerlingen zijn ijverig en doen erg hun best. In de klas zijn er reacties te horen als: “Hoe ver ben jij al?”, “Ik heb die opdracht helemaal juist, en jij?”. Naam: Mara De Rycke Moetje Magje Opdracht 1: Wie zoekt die vindt!
X
Opdracht 2: Combineeroefening
X
Opdracht 3: Spreekwoorden en zegswijzen
X
Opdracht 4: Cijferen
X
Opdracht 5: Kruiswoordraadsel X
Opdracht 7: Los de problemen op.
X
GROOT WORDEN – WERKBOEK
Per twee
X
Klaar? Correc- Prestatie tie X
X
4/4
X
X
9/10
X
X
X
4/5
X
X
X
5/5
X X X X
Opdracht 6: Verzamelingen Opdracht 8: Ontcijfer de geheime boodschap.
Alleen
X X
X
278
CASUS
Opdracht 2: Combineeroefening Verbind de woorden uit de eerste kolom met de passende woorden uit de tweede kolom. Schrijf op de stippellijnen wat deze woorden betekenen. toren
vast
prop
duur
vuur
vol
peper
hard
bikkel
hoog
torenhoog = zo hoog als een toren……………………….....................…...........… propvol = alles zit volgepropd………………………….......................................... vuurvast =………………………………………………................................................... peperduur = heel duur ……………………………………........................................ bikkelhard = ………………………………………………………...................................
Opdracht 4: Cijferen Schrijf de sommen onder elkaar op een kladblaadje (D H T E). Vul de uitkomst in. 1490 + 2525 = 4015 1683 + 708 = 2391 1040 + 985 = 2025 3863 + 3795 = 7658 1685 + 1875 = 3560
625 – 565 = 60 565 – 278 = 278 287 want 287 + 278 = 565 5328 – 3980 = 1348 1875 – 1685 = 190 3863 – 1795 = 2068
Opdracht 6: Verzamelingen 1. Teken de verzameling A met daarin de namen van 10 kinderen uit onze klas. Teken in de verzameling A de verzameling B met daarin de meisjes. Teken in de verzameling A de verzameling C met daarin de jongens. ... 4.
... is ouder dan ...
Jan
Volg het voorschrift en teken de pijl tussen Jan en Hilde? Welk koppel kan je vormen? Bea
GROOT WORDEN – WERKBOEK
Hilde
279
CASUS
PAGINA VAN CHIROSITE: PROGRAMMA SPEELCLUB OKTOBER 2007 Hallowww Senne, Wout, Max, Thomas, Jef, Jelle, Maarten, Tim, Bart, Jules, Louis, Koen en Jolan! Hiero het programmo van de maando oktobero. Het programmo van novembero komto latero!
7 oktober Vandaag trekken we het bos in. Haal je slechte kleren maar uit de kast, want we zullen heus niet op het wandelpaadje blijven lopen. We bouwen verder aan ons kamp en spelen een super-de-lux bosspel. Lopen, rennen, springen, vliegen, vallen, opstaan, en weer doorgaan!
14 oktober De leiding daagt jullie uit! Kunnen jullie het Speelclub-mysterie oplossen? Daarvoor zullen jullie enkele moeilijke/zware/uitputtende/… opdrachten moeten volbrengen. Durven jullie deze uitdaging aan te gaan? Indien het jullie lukt, staat jullie eeuwige roem te wachten. Zoniet, dan mogen jullie ons lekker verwennen.
21 oktober Weg van de Chiro: We maken de schaatsbaan onveilig met onze supersnelle schaatspassen, onze oorverdovende Chirokreet, en ons overweldigende zangtalent. We zoeken nog enkele lieve mama’s en papa’s die ons naar de schaatsbaan willen voeren.
28 oktober Woehahahaaaaaa …, griezels, geesten, spoken en pompoenen … Vandaag vieren we Halloween! Zet je masker op en trek je griezelkostuum aan, we verwachten je in ons duister speelclublokaal. Lukt het jullie om in de duisternis geheime goederen te verhandelen? Tot ‘7 oktober-om-2-uur-er-al-volop-naar-uitkijkend’ ziens! De leiding
GROOT WORDEN – WERKBOEK
280
CASUS
EEN DAG IN DE KLAS VAN MAX: HET 3DE LEERJAAR VAN BASISSCHOOL DE VLINDERTUIN Zoals elke maandag start juf Nele de les met een klasgesprek in de kring, achteraan in de klas. De leerlingen mogen naar hartelust vertellen over de activiteiten die ze gedaan hebben tijdens het voorbije weekend. De klassiekers komen elke week terug: naar de jeugdbeweging, gaan logeren bij papa, op bezoek bij oma en opa, het beoefenen van de hobby, ... Toch hecht juf Nele veel belang aan dit onthaalmoment. Op deze manier toont ze haar betrokkenheid naar de kinderen toe en zorgt ze voor een positieve, gemoedelijke start van de week. Gezellig dicht bij elkaar in de kring, vertelt juf Nele de parabel over de vader en zijn twee zonen: Kort samengevat: Een vader had twee zonen. De jongste zoon vroeg aan zijn vader zijn deel van de erfenis en hij ging weg naar een ver land, waar hij al zijn centen uitgaf. Toen al zijn centen op waren, ging hij terug naar zijn vader. Op het ogenblik dat hij zijn vader zag, liep hij snel naar hem toe, viel hem om de hals en kuste hem. De vader zei tegen zijn knechten dat ze de mooiste kleren moesten halen voor zijn jongste zoon, dat ze een kalf moesten slachten en een feest organiseren, want zijn zoon was teruggekomen. Toen de oudste zoon thuis kwam, hoorde hij muziek. Hij vroeg aan één van de knechten wat er aan de hand was. Die antwoordde dat de jongste zoon was thuisgekomen en dat zijn vader een kalf had geslacht omdat zijn zoon gezond en wel terug was gekomen. De oudste zoon werd kwaad en wilde niet binnenkomen. Hij zei tegen zijn vader: “Ik dien u nu al zoveel jaren en nooit heb ik een gebod van u overtreden, maar mij heeft u nog nooit een kalf gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die andere zoon is thuisgekomen, die al uw geld heeft opgedaan, heeft u voor hem een kalf geslacht.” Daarop zei de vader: “Jongen, jij bent altijd bij me en alles wat ik heb is van jou. We moeten feestvieren en blij zijn, want die broer van je was verloren en is teruggevonden.” De leerlingen zijn aangegrepen door het verhaal. Al snel volgen enkele reacties. Zo roept Senne: “Juf, da’s toch niet eerlijk. Die jongen is stout geweest want hij had al zijn geld opgedaan en toch krijgt hij een feest als hij terugkomt.” Waarop Marie zegt: “Ja, als ik stout ben, dan krijg ik straf.” “Ja, en die andere zoon die braaf is, krijgt geen feest”, zegt Leentje verontwaardigd, “dat is toch erg voor hem.” Juf Nele vraagt of de kinderen van mening zijn dat de vader boos moet blijven op zijn jongste zoon en hem niet meer mag binnenlaten. Daarop zegt Maarten dat mama’s en papa’s niet te lang boos mogen zijn op hun kinderen, omdat je elkaar graag moet zien. Max sluit daarbij aan: “Ja, je moet lief zijn voor elkaar, ook al heb je iets fout gedaan.” “Je moet elkaar kunnen vergeven”, voegt Romi er aan toe. Vervolgens schrijft juf Nele op twee gekleurde fiches ‘lief zijn voor elkaar’ en ‘vergeven’. Deze fiches worden opgehangen op het prikbord, naast de andere waarden ‘eerlijk zijn’, ‘elkaar helpen’ en ‘iedereen is gelijk’ die in de vorige godsdienstlessen aan bod gekomen zijn. In de rekenles wordt er vandaag gestart met het thema ‘inhouden, maten en gewichten’. Juf Nele heeft allerlei materiaal meegebracht naar de les, waaronder een maatbeker, een keukenweegschaal, een ei, twaalf dezelfde zoutvaatjes uit de taverne van haar ouders en een pak zout. Senne roept: “Gaan we koken?” Jammer genoeg moet juf Nele hem teleurstellen. Terwijl juf Nele de materialen klaarzet op de tafel, vraagt ze aan Marie, die aan de andere kant van de tafel zit, om een handje toe te steken: “Marie, wil je die spullen wat naar links verplaatsen?” Daarop vraagt Marie: “Welke links: links voor u juf, of links voor mij?” Wanneer al het materiaal klaar staat, kan de rekenles beginnen. Juf Nele neemt het pak zout en zet het op de weegschaal, die geeft ongeveer 1000 gram aan. Jules merkt op dat op de verpakking van het zout niet 1000 gram vermeld staat, maar wel 1 kilogram. Dit is een pientere opmerking, juf Nele bevestigt dat 1 kilogram gelijk is aan 1000 gram. Ze vraagt verhttp://nl.wikipedia.org/wiki/De_verloren_zoon_(Bijbel)
GROOT WORDEN – WERKBOEK
281
CASUS
volgens aan de leerlingen hoeveel zoutvaatjes ze zal kunnen vullen met dat ene pak zout. Max vraagt enthousiast: “Mag ik dat eens proberen?” Hij gaat vooraan in de klas staan en vult de zoutvaatjes één voor één met het zout uit het grote pak. “Juhuff, je kan tien zoutvaatjes vullen met dat pak zout”, roept Max. “Ja, en we hebben zojuist op de weegschaal gezien dat in dat pak zout 1000 gram zout zit, hoeveel gram zout kan er dan in één zoutvaatje?”, vraagt juf Nele. Marie roept luidkeels: “100 gram!” Ter controle mag ze elk zoutvaatje op de weegschaal zetten. Maar, de zoutvaatjes wegen heel wat meer dan 100 gram. Dit begrijpt Marie niet. Jules ziet het probleem echter wel: “Je weegt nu niet alleen het zout, maar ook het glazen zoutvaatje, daarom weegt dat samen meer dan 100 gram.” De toon voor de les over ‘inhouden, maten en gewichten’ is gezet. Via allerlei leuke doe-opdrachtjes (zit er in vijf gevulde zoutvaatjes evenveel zout als in een half pak zout?, hoeveel zoutvaatjes moeten we vullen opdat er nog 400 gram zout in het pak zout zou overblijven?; weegt een ei meer dan een halve kilo zout?, ...) maken de leerlingen verder kennis met het thema. Na de speeltijd vat juf Nele de leerstof kort samen en mogen de leerlingen individueel de oefenblaadjes over deze leerstof oplossen. Opmerkelijk is dat enkele kinderen een flesje water op de bank hebben staan. Het schoolreglement verbiedt echter om te eten en te drinken tijdens de les. Bij juf Nele in de klas mogen de kinderen daarentegen wel water drinken. Juf Nele is van plan om dit aan te kaarten op de volgende personeelsvergadering: Het drinken van water wordt volop gepromoot op school, waarom zouden de leerlingen dan ook niet tijdens de les water mogen drinken? De lucht in de klas is al zo droog. Op het einde van de rekenles deelt juf Nele de toets uit die de leerlingen vorige week gemaakt hebben. En wat zijn de leerlingen benieuwd naar hun eigen punten, maar ook naar die van de anderen. Er wordt naar elkaars testen gekeken en gevraagd: “Hoeveel heb jij?” De taalles staat in het teken van enkele en dubbele medeklinkers. Juf Nele heeft een heuse spellingquiz georganiseerd. De kinderen mogen per drie gaan zitten en een naam bedenken voor hun ploegje. De ploegnamen variëren van ‘De stoere binken’, over ‘Mega Mindy’, tot ‘De puppies’. Juf Nele heeft voor de quiz zelfs een powerpointpresentatie gemaakt. Die wordt geprojecteerd op het witte projectiescherm dat voor de gelegenheid in de klas is gezet. De quizvragen worden één voor één getoond, en de leerlingen moeten het juiste antwoord op een blaadje schrijven. Een greep uit het aanbod van quizvragen: – Elke week gaan wij zwe – Mama drinkt heel veel ko
en. (m/mm) ie. (f/ff)
– In de tu
el rijden veel auto’s. (n/nn)
– In de we
eld is er veel oorlog. (r/rr)
– Heb jij het nu
er van Pieter? (m/mm)
Na de quiz worden de goede antwoorden overlopen en de quizploegjes moeten elkaars antwoorden corrigeren. Het is een nek-aan-nek-race tussen ‘Mega Mindy’ en ‘Wij zijn de max’, maar uiteindelijk sleept ‘Mega Mindy’ de meeste punten in de wacht. Als beloning krijgt elk groepslid van ‘Mega Mindy’ een postkaart. Hier zijn ze heel blij mee. Normaal krijgen ze pas een postkaart als ze vijf stickertjes verzameld hebben. Een stickertje krijgen ze als ze een 10 op 10 halen op een toets, of als ze alles netjes in hun schoolagenda hebben genoteerd, of... Na de middagpauze volgt er een les wereldoriëntatie. Voor deze les hebben de leerlingen thuis een opdracht moeten maken. Ze moesten op zoek gaan naar prentjes over de vier seizoenen: lente, zomer, herfst en winter. In de les krijgen de leerlingen eerst even de tijd om in groepjes van twee hun prentjes te ordenen per seizoen. Ondertussen tekent juf Nele op het bord vier grote vlakken.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
282
CASUS
Elk vlak is voor één seizoen bestemd. De leerlingen mogen nu elk hun eigen prentjes in de passende vlakken hangen op het bord. Ze moeten vervolgens aan de ganse klas uitleggen waarom een bepaald prentje bij een bepaald seizoen hoort. Op deze manier leren de leerlingen de typische kenmerken van de verschillende seizoenen kennen. Naar het einde van de les toe, wordt het wat rumoeriger in de klas. Na de les WO staat immers zwemmen op het programma, wat de meeste kinderen heel erg leuk vinden. Heel wat kinderen uit de klas kunnen al aardig zwemmen. In het zwembad zie je kinderen zowel schoolslag als crawl oefenen, en niet alleen op hun buik maar sommigen ook op hun rug. Er wordt ook geëxperimenteerd met watertrappelen en met het duiken naar voorwerpen. Slechts enkele leerlingen durven nog niet zelfstandig in het diep te zwemmen.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
283
GROOT WORDEN – WERKBOEK
… Rek… …………... …………... …………... …………... …………... …………... …………...
..Taal… …………... …………... …………... …………... …………... …………... …………...
…WO….. …………... …………... …………... …………... …………... …………... …………...
..............- tafels van 5 en 10 herhalen....................... ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................
Woensdag 19 september …………... …………... …………... …………... …………... …………... …………... …………...
J
……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................
Opmerkingen
........….Schoolreis naar Technopolis......................... ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................
.......... - nieuwe woordenschat leren : p. 15........... .......... - toets rekenen verbeteren………..………............. ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ …………... …………... …………... …………... …………... …………... …………... …………...
Vrijdag 21 september
Dinsdag 18 september
……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................
.......... - prentjes zoeken over de seizoenen …........ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ ……………………………………………………........................................ …………... …………... …………... …………... …………... …………... …………... …………...
Donderdag 20 september
Maandag 17 september
PAGINA UIT DE SCHOOLAGENDA VAN MAX
CASUS
284
CASUS
ENKELE OBSERVATIES OP DE SPEELPLAATS VAN BASISSCHOOL DE VLINDERTUIN
– “3......2......1............START!” Enkele ‘groten’ – dit zijn kinderen uit het 4de, 5de en 6de leerjaar –
lopen weg van de startplaats om de ‘kleinen’ te tikken - dit zijn kinderen uit het 1ste, 2de en 3de leerjaar. Vooraleer ze een richting uitlopen, turen de ‘groten’ over de hele speelplaats op zoek naar de ‘kleinen’. Als ze eenmaal iemand opgemerkt hebben, lopen ze naar dat kind toe en trachten het te vangen. Eens gevangen, moet je naar de ‘gevangenis’. Daar zorgen twee bewakers ervoor dat de andere kinderen je niet bevrijden. Een ‘gevangene’ kan immers bevrijd worden, als hij wordt aangetikt door iemand anders van zijn ploeg. Als alle ‘kleinen’ gevangen zijn, worden de rollen omgedraaid. Nu lopen de ‘groten’ weg, en moeten de ‘kleinen’ de ‘groten’ proberen te vangen. Tikkertje ‘groot en klein’ is een erg geliefd spel in De Vlindertuin. – Onder de luifel zijn enkele kinderen druk in de weer met hun stickerverzameling. Gitte heeft van
haar mama nieuwe stickervellen gekregen, waaronder enkele dubbelen zitten. Die wil ze op school ruilen tegen andere stickers. Evi toont trots enkele stickers die ze zelf gemaakt heeft met haar ‘stickerstudio’. Als de anderen een keertje bij haar komen spelen, dan mogen ze ook zo’n sticker maken met haar stickerstudio. Gitte is helemaal onder de indruk. Misschien moet ze ook maar eens een stickerstudio vragen voor haar goed rapport of aan Sinterklaas. – Jonas (10 jaar) zit, zoals gewoonlijk, in stilte een boek te lezen op een bank. Hij is een echte boe-
kenwurm. Momenteel leest hij ‘Harry Potter en de vuurbeker’. Af en toe kijkt hij rond naar de andere kinderen uit zijn klas, naar de dingen die zij doen. Een aantal onder hen speelt voetbal, enkele anderen trefbal. Deze activiteiten lijken Jonas niet te interesseren. Hij gaat niet meespelen, want hij is niet zo sportief aangelegd. De andere kinderen uit zijn klas komen Jonas ook nooit vragen of hij met hen wil mee spelen. – Enkele meisjes uit 3B springen met het grote springtouw: “In..spring..Marie..spring..in, uit..
spruit..Marie..spring..uit.” Opeens ontstaat er ruzie. Leentje blijft tijdens haar beurt met haar voet hangen achter het springtouw, waardoor het springtouw valt en zij er aan is. Zij steekt de schuld echter op Lotte, die volgens haar niet goed kan draaien met het touw. Leentje is boos en wil een nieuwe kans. Britt, die het meestal voor het zeggen heeft bij de meisjes uit 3B, zegt daarop: “Leentje, als je niet tegen je verlies kan, moet je maar ergens anders gaan spelen.” Daarop gaat Leentje boos weg, Jana, haar vriendinnetje, volgt haar. – De kinderen van 5A spelen trefbal. Er worden twee ploegen gevormd. Elke ploeg heeft een kapi-
tein die beslist wie in zijn ploeg komt. Er wordt heftig gediscussieerd over wie bij wie in de ploeg mag: wie is er snel?, wie kan er goed raak gooien?, wie is er doorgaans als eerste aan?, ... Zoals meestal, worden Lore en Stefanie pas als laatste gekozen. Bij de scholencross waren ze ook al laatste en voorlaatste. Ze staan er beteuterd bij. – Max en zijn vrienden zijn verzot op knikkeren. Met de kleine knikkers proberen ze beurtelings de
grote knikker te raken. De beste van de dag wordt de knikkerkampioen. Vandaag lijkt Laurens de gelukkige te zijn. Hij heeft tot nu toe al de meeste spelletjes gewonnen. Tot Max opmerkt dat Laurens vals speelt. Hij blijft niet achter de startlijn staan. Hij zet zijn voet altijd een halve meter vooruit, waardoor hij dichter bij de grote knikker staat en dus beter kan richten. Max vindt dit allesbehalve eerlijk en er ontstaat ruzie. Door de ruzie merken de knikkerliefhebbers niet dat er een wind is opgekomen die de knikkers over de hele speelplaats heeft verspreid. Nu moeten ze de knikkers overal gaan zoeken.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
285
CASUS
– Enkele meisjes, waaronder Mara, tekenen met stoepkrijt figuren op de speelplaats. In de rekenles
hebben ze geleerd over de vlakke figuren. De meester heeft toen een schilderij getoond uit de kubistische periode van Picasso. Dat schilderij bestond uit allerlei vlakke figuren. De meisjes willen nu zelf ook zulke kubistische schilderijen maken met gekleurd krijt op de speelplaats. Mara tekent een konijn, bestaande uit allerlei vlakke figuren: drie- en vierhoeken, cirkels, rechtkhoeken, een ruit, ...
Kubistische tekening van Mara: ‘Het konijn’ – Op de speelplaats werden enkele figuren getekend met witte verf: een hinkelpark, een fietspar-
cours, een trefbal- en een basketbalveld. In het hinkelpark spelen vooral meisjes. Ze springen dan op één been van het ene naar het andere vlak, de cijfers volgend. Soms lopen de kinderen ook gewoon om ter langst op de witte lijnen van het fietsparcours, het trefbal- of basketbalveld, om te kijken wie het best zijn/haar evenwicht kan bewaren en het verst kan geraken. – Wat verderop zitten enkele jongens en meisjes samen in een kring. Ze spelen doen, durven of
waarheid. Bij durven kunnen ze kiezen uit drie opdrachten waarvan ze één opdracht moeten doen, bijvoorbeeld ‘verstop de boekentas van een klasgenoot’, ‘loop over de speelplaats en roep: “Ik ben zoo machoo”’, of ‘ga de juf een gelukkige verjaardag wensen, terwijl die helemaal niet jarig is’. Bij doen krijgen ze één opdracht die ze moeten uitvoeren, bijvoorbeeld ‘ga vijf jongens en vijf meisjes uit de andere klas elk drie kussen geven’. Bij waarheid moeten ze een vraag eerlijk beantwoorden, bijvoorbeeld “Wie vind jij het mooiste meisje van de klas?” – Helena zit in het 5de leerjaar. Tijdens de speeltijd vertoeft ze meestal in het bijzijn van de juf die
bewaking houdt op de speelplaats. Ze praat met de juf over haar mama en papa, over haar stiefpapa en halfzusje, over de nieuwe vriendin van haar papa. Regelmatig speelt ze ook met de kindjes uit het eerste leerjaar, maar met haar eigen klasgenoten trekt ze minder vaak op. – Bij Jasmine (7 jaar) wordt het afval thuis niet zo strikt gesorteerd. Het gebeurt wel vaker dat er een
brikje of een bananenschil bij het restafval belandt. Op school wordt er wel gesorteerd, maar ook hier gooit Jasmine haar bananenschil bij het restafval. Hierop reageert Sandrine (7 jaar) fel: “Jasmine, wat doe jij nu? Bananenschil moet in de groene container, zegt de directeur.” – ‘RRRRRRRRRRiiiiiiiiiiiinnnnnngggggggggg...’ De bel gaat. De kinderen lopen naar hun klasrij.
Daar nemen ze plaats van klein naar groot, zoals in de turnrij.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
286
CASUS
BINNENPOST UIT 2 STV In de klas van Laura is de klasverantwoordelijke, Marije, op het idee gekomen om in de klas een brievenbus te plaatsen voor binnenpost, zodat de klasgenoten elkaar briefjes kunnen sturen. Dit idee wordt positief onthaald in de klas en er wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de binnenpost. Hieronder vind je enkele briefjes die de voorbije weken via de binnenpost verstuurd werden.
Heey Marije, ga je strx na school mee op de markt een ijsje eten? Ik zeg thuis wel dat ik mijn bus gemist heb J. Ik vraag aan Rob en Lander of zij ook zin hebben om mee te gaan. Doeii, Zita. Hoi Steffie, ik mag niet mee naar het optreden van The Kooks en mama heeft niet eens een deftige reden gegeven. Maar ik ga toch gaan, wat denkt die wel. Ik ga al wekenlang wandelen met de hond van de buren om dat ticket te kunnen betalen. Voor die ene keer dat Luke en co naar België komen. Ik zeg thuis wel dat ik bij jou op bezoek ga die avond.Ik kijk er zo erg naar uit.Laura xx
Dag Laura, kom je zaterdagnamiddag naar het skatepark? We gaan onze nieuwe skatekunsten tonen. Hopelijk tot dan, x-je Toon. Stijn, heb je dat ook gehoord? De Boesmans was vergeten dat hij vandaag een toets ging doen, maar Stefan moest hem er zo nodig aan herinneren, de strever. Ik bakte er niks van, omdat ik gisteren geen tijd heb gehad om mijn les te leren. ’t Was extra voetbaltraining, omdat we zondag een belangrijke match spelen. Waarom moest die sullige Stefan nu zo stom zijn om er iets van te zeggen? Dat is er over. Zouden we hem niet eens een lesje leren? Je-weet-wel-wie.
Hoi Kaat. Olala, heb je Tina’s nieuwe look vandaag al opgemerkt? Ze is precies in een pot roze verf gevallen. Sinds wanneer is roze in? Man, dat die zo over straat durft te lopen. Zo ga ik nooit het huis uit, ik zou me doodschamen.
Hey Sofie, mijn zoektocht naar mijn echte ouders heeft tot nu toe niet veel opgeleverd. Ik weet eigenlijk niet waar ik moet beginnen. Met mams en paps, allé je weet wel, Ivo en Griet, kan ik er niet over spreken. Ze willen er niet van horen. Ik heb de voorbije dagen al gesurfd op het internet, maar hoe moet het nu verder. Ik wil mijn echte mama en papa leren kennen. Help mij, Tabitha GROOT WORDEN – WERKBOEK
287
CASUS
Lieve Stijn, ik zou het fijn vinden als je op vrijdag naar de dansavond zou komen. Liefs, Kaat. Dag Zita, pff…altijd dat leren en studeren. Thuis zagen ze dat ik beter mijn best moet doen voor school. Ik doe genoeg mijn best, maar de lessen interesseren me niet. Ik zou veel liever iets met mijn handen doen. Als ik dat thuis zeg, dan lachen ze daar mee.Wat moet ik nu doen? Rob.
Yo Toon. Aan welke skatemove wagen we ons zaterdag? Mij lijkt da wel zalig om zo eens op of over ne autoband te jumpen. Ik ga eens kijken of we thuis zo’n band hebben liggen. Skatefreak Lander. Hey Toon, ik moet van’t weekend weer naar onze pa. Ik wil echt nie gaan, want die nieuwe vriendin is een bitch. Ik moet van haar constant karweitjes opknappen: de auto kuisen, het gras maaien, de afwas doen, ... En als ik dan eens de muziek wil opzetten, is het boel. Want oh ja, daar krijgt zij hoofdpijn van. Geen smaak dat die heeft. En het toppunt: haar dochter heeft mijn kamer ingepalmd met haar poppen, haar teddyberen, … . De reactie van onze pa z’n vriendin was: dat felgekleurd speelgoed steekt toch schoon af tegen die donkere spullen van jou. En ja, onze pa, die zegt daar natuurlijk nix van. Pff, heujh heujh, weekend … Ik zal er dus waarschijnlijk niet bijzijn op het skatepark zaterdag, want voor skaten vindt ze mij dan weer veel te jong, dat is oh zo gevaarlijk. Maar wacht maar, volgende zaterdag sta ik er weer met een nieuwe skate-stunt. Ge zult versteld staan. DeJasper Aan Lisa, help, ik heb een puist. Ga je straks mee naar de winkel zo van die bruine creme kopen om er op te smeren. Iedereen zit maar naar die puist te staren, dus ik wil hem zo gauw mogelijk verbergen. En net nu Stijn vrijdag misschien naar de dansavond komt. Snif snif, Kaat.
Hoihoi Steffie, welke muziek vind jij de max? Ik ben van plan om een nieuwe CD te kopen, maar ik weet nog niet precies welke. Ge hebt vandaag een megacoole broek aan seg. Waar heb je die gehaald? Trouwens, binnenkort kom ik ook naar de hiphop, want dat lijkt me echt wel tof, en dan zie ik jullie ook in het weekend. Groetjes, Tina. Hey Laura, straks hebben we LO. Lisa en ik willen dat missen en naar het jeugdhuis gaan. Ga je mee? Gewoon ff daar wat rondhangen, iets drinken, wat babbelen ... Greetz, ‘stoute’ Steffie.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
288
CASUS
Hela Steffie, weet jij al wat je zaterdag zal aantrekken voor de verjaardagsfuif van Marije? Ik heb nog geen idee. Ik vind niets geschikts in mijn kast. En ik wil zeker niet uit de toon vallen, want de halve klas zal er zijn. … Ook Toon
. Zou hij mij leuk vinden? Groetjes, Laura
P.S.:Oh ja, ik ga straks tijdens LO mee naar het jeugdhuis.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
289
CASUS
NOTA IN DE SCHOOLAGENDA VAN LAURA Beste ouders, Wij verwachten Laura aanstaande woensdag 26/09 in de strafstudie (13.00u.-14.40u.) wegens haar ongewettigde afwezigheid tijdens de les LO op donderdag 20/09. Met vriendelijke groeten, de klasleerkracht Marleen Monsieurs.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
290
CASUS
REACTIE VAN LAURA’S OUDERS OP DE NOTA IN HAAR SCHOOLAGENDA Voor mama Kristien is de nota in Laura’s schoolagenda een donderslag bij heldere hemel. Op Laura’s gedrag heeft ze vroeger nooit iets aan te merken gehad. Dat is heel wat anders dan bij de tweeling die zich echt kunnen gedragen als kat en hond. En nu dit ... spijbelen!?! Dat vindt ze helemaal niets voor Laura. Kristien houdt haar hart vast voor wat zal volgen: roken, drinken, drugs, ...? En waarom heeft Laura haar niets verteld over dat spijbelen? Vroeger konden ze zo goed met elkaar opschieten, toen vertelde Laura haar werkelijk alles. En nu moet Kristien zulk nieuws via de schoolagenda vernemen. Wat is dat toch met haar dochter? Kristien is echt bezorgd. Er volgt een hele scène tussen moeder en dochter. Kristien haalt aan dat Laura zich moet houden aan de regels, dat spijbelen niet kan. Daarop reageert Laura dat haar mama zich niet moet moeien met haar leven, dat ze zelf beslist wat ze doet. Het geruzie escaleert, en Laura trekt met slaande deuren naar haar kamer. Papa Johan tilt minder zwaar aan Laura’s spijbelgedrag. Hij keurt dit zeker en vast niet goed, maar hij erkent ook dat Laura nog jong en onbezonnen is. Hijzelf was ook geen modelleerling geweest op school. Hij had best wat kattekwaad uitgespookt. Zo had hij eens het brandalarm laten afgaan, wat hem meer dan één strafstudie had gekost. Ach ja, ze hadden het toen toch maar voor elkaar gekregen dat de hele school dankzij hen een uurtje minder les had. Kristien is blij dat Laura op schools vlak verder geen problemen heeft. Laura is een gemiddeld presterende leerlinge, en ze doet over de ganse lijn goed haar best. Kristien hoopt dat dat zo zal blijven, want de laatste tijd staat Laura’s computer constant aan als ze studeert, wat haar erg kan afleiden. Kristien vindt echter niet dat ze het gebruik van de computer op Laura’s kamer kan verbieden, omdat jongeren van vandaag voor hun schoolwerk sterk afhankelijk zijn van een computer. Maar daarnaast zit Laura ook vaak muziek te beluisteren op haar computer terwijl ze studeert. Dat baart Kristien meer zorgen: “Met die muziek aan kan Laura zich toch onmogelijk concentreren op haar studiewerk.” Kristien vraagt zich verder af of er naast dat spijbelen nog zaken zijn die Laura voor haar verborgen houdt. Zo was er vorige zaterdag een optreden van Laura’s favoriete popgroep in de stad. Kristien en Laura hadden hier talrijke discussies over gehad. Laura wilde erg graag gaan en haalde steeds nieuwe argumenten aan om haar mama te overtuigen, maar Kristien had het been stijf gehouden. Laura mocht niet gaan. Achteraf vroeg Laura of ze als alternatief die avond bij Steffie film mocht gaan kijken. Daar had Kristien geen probleem mee. Laura was die avond echter veel later thuis dan verwacht, en haar kleren verspreidden een geur van sigaretten. Toen Kristien Laura om uitleg vroeg, zei die dat de vader van Steffie rookte. Achteraf polste Kristien bij Mara. Mara wist dat Laura toch naar het optreden was geweest en dus gelogen had tegen haar mama, maar ze had Laura beloofd om niets te zeggen. Kristien eiste echter dat Mara eerlijk zou zijn. Indien niet, dan zou Mara het nieuwe knutselsetje dat Kristien haar beloofd had, niet krijgen. Kristien begint ook te twijfelen of het aannemen van Lise wel zo’n goed idee is geweest. Lise is een lief kind, dat is het probleem niet. Ze kan supergoed overweg met Lars, ze is een speelkameraadje voor Mara en Max, en een goede vriendin voor Laura. Maar hoe ze er soms bij loopt: gekleed in zwarte jurkjes of spannende jeansbroeken, haar ogen zwart geschminkt, met donkerroodgeverfde haren, een hele reeks kettingen rond haar hals en talrijke bandjes rond haar arm. En Laura? Die kijkt enorm naar Lise op. Eens had Laura Lises mascara mogen uittesten. Kristien vond dat Laura er toen bij liep als een vampier. Wat reageerde Laura heftig op die uitspraak van haar mama… Op Laura’s uiterlijk mag Kristien blijkbaar niet al te veel commentaar leveren. Ach, Kristien hoopt maar dat er binnenkort geen tweede Lise in huis zal rondlopen.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
291
CASUS
FRAGMENTEN UIT HET DAGBOEK VAN LAURA Liefste dagboek, Groot nieuws: Ik heb mama en papa overtuigd om Plan-ouder te worden. Super! Door die mensen ginder elke maand wat geld te geven, kunnen zij een beter leven leiden. Met onze klas hebben we ook zo’n Plankindje, een jongen van 11 jaar uit Cambodja. Ik heb me kandidaat gesteld om hem af en toe een briefje te schrijven, zodat hij ons leert kennen en wij hem. De leerkracht godsdienst zoekt nog enkele jongeren die mensen in de winkelstraten willen informeren over Plan België. Dat lijkt me wel wat. Ik heb al heel wat gelezen over de problematiek in die ontwikkelingslanden. Wij gaan die problemen ginder nooit helemaal kunnen oplossen, want er zijn zoveel oorzaken ... uitbuiting, werkloosheid, oneerlijke handel ... maar dit is een begin. Later zou ik ook graag eens ter plaatse gaan kijken naar de projecten van plan België en mijn steentje bijdragen. Ik vind het fantastisch hoe ook bekende mensen zich inzetten voor goede doelen zoals Angelina Jolie bijvoorbeeld. Ik ga nog wat studeren. Morgen een belangrijke toets voor Frans. Ben al zenuwachtig, want die van Frans dit jaar stelt megahoge eisen. Maar ik ga er echt hard voor werken. Ik wil laten zien dat ik het kan. Ik wil goed mijn best doen voor school, zodat ik later een toffe job heb. Wat precies, dat weet ik nog niet. In ieder geval niet dat honden uitlaten, dat was goed voor even, maar zeker niet voor altijd. Daarna nog even de Fancy lezen. Ik heb hem uitgeleend van Lise, tof eh! Vooral het Vrijen & Jij-dossier en het fashion-gedeelte zijn zalig om te lezen. Wat zien die modellen er allemaal knap uit, zag ik er ook maar zo uit. Liefs, Laura
Liefste dagboek, Net met ons mama naar de winkel geweest ... een nieuwe fles deodorant gekocht en mijn eerste BH! Mama was zo fier op mij. Ze schreeuwde doorheen heel de winkel: “Lauraatje, hier is het rek met de kleinste maten”, en ondertussen maar zwaaien met die BH’s. Oh, wat schaamde ik mij. Ik kon wel door de grond zakken. Mijn eerste BH heb ik al, nu nog mijn maandstonden en ik ben een echte vrouw. Ons mama denkt dat het niet lang meer zal duren. Jammer, want dat lijkt mij toch maar lastig zo ongesteld zijn. Ons mama zegt altijd dat ze dan buikpijn heeft en je moet dan met zo’n banden in je onderbroek rondlopen. Ach ja, het hoort er bij zeker. Ik wacht er ook een beetje op, want Steffie en Lisa hebben ze al. Dus eigenlijk mag het bij mij toch ook wel komen. Dan ben ik zeker dat ik normaal ben. Steffie en ik hebben afgesproken om op haar verjaardag onze haren te kleuren met een kleurenshampoo. Ik heb er lang over nagedacht. Van mama en papa mag het niet, maar ik wil het zelf heel graag. Daarom heb ik beslist om het toch te doen. Ben benieuwd naar hun reacties. Nog twee weekjes wachten... Grtz, Laura.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
292
CASUS
Liefste dagboek, Net terug van de orthodont ... de volgende maanden, misschien zelfs langer dan een jaar zei de orthodont (oh help!), zitten er zo van die vieze grijze blokjes op mijn tanden. ’t Is niet om aan te zien. Ik durf echt niet meer buiten te komen. Hopelijk lachen ze mij niet uit! En wat zal Toon hier van zeggen? Mama vindt het niet nodig dat ik me zorgen maak over mijn blokjes, zij begrijpt mij niet. Eigenlijk loopt alles mis. Ik heb strafstudie aan mijn been en mama is echt razend. Ik begrijp wel dat ik mijn ouders heb teleurgesteld door te gaan spijbelen (maar dat zeg ik hen niet hoor). Ik wilde zelf ook niet per sé de les LO missen. Maar ik wou niet onderdoen voor Steffie en Lisa. Ze zouden nog denken dat ik niet durf spijbelen. En ja, voor die ene keer zou dat toch geen kwaad kunnen dacht ik. Fout gedacht dus! Maar eigenlijk was het best wel spannend zo uit de school sluipen en iets doen wat niet mocht. Als ik dit zou vertellen aan ons mama en papa, ze zouden dat niet begrijpen. De sfeer is thuis dus allesbehalve optimaal. Ik vrees dat ik best nog even kan wachten om hen te vragen of ik een tweede gaatje in mijn oor mag. Maar ik heb ook goed nieuws. Toon heeft gevraagd of ik zaterdag naar het skatepark kom, yippie! Ik ben helemaal in de wolken. Echt ne knappe gast. Hij ziet er altijd zo goed uit in zijn skatebroek en skatetrui. Soms schiet zijn stem door. Zijn vrienden lachen daar mee, maar ik vind dat schattig. Ik hoop maar dat hij niet terugkrabbelt als hij mij morgen op school ziet verschijnen met die grijze massa in mijn mond. Hoe zal hij mij nu ooit willen kussen? Ik ga Steffie en Lisa ook meevragen zaterdag, want alleen durf ik niet naar het skatepark te gaan. Steffie heeft al eens een vriendje gehad, ik ga haar eens vragen hoe dat bij haar gegaan is. In de lagere school heb ik een keertje een vriendje gehad, maar dat was toen heel anders: wat samen spelen, elkaar briefjes schrijven. En ’s avonds is het verjaardagsfuif van Marije. Zou ik Toon op het feestje durven vertellen dat ik een oogje op hem heb? En wat zal ik die avond aantrekken? Ik wil me echt mooi maken, want de halve klas zal er zijn. Mama heeft vorige week nog een t-shirtje gekocht voor die fuif. Ze vond dat het me beeldig stond. Ja help: het was een mega-kinderachtig t-shirt. Zo verschijn ik niet op die fuif hoor. Ze zouden nogal lachen. Nee hoor, ik wil een topje aandoen. Ik kan het onder dat t-shirt dragen en zodra ik hier de deur uit ga, trek ik dat t-shirt uit. Voor de fuif hebben we nog bij Lisa afgesproken, om ons mooi te maken met make up en glitters. Ik heb nog steeds niets beslist over de tennis: doorgaan, of ophouden en gaan dansen? Thuis vinden ze dat ik volop voor tennis moet gaan, omdat ik het nu al zo ver gebracht heb en echt talent heb. Ik vind tennis ook nog steeds leuk, maar ik voel dat ik zo veel mis door niet naar de hiphop te gaan. Op school hebben ze het vaak over die fameuse dansavonden. En ze vragen of ik ook kom. Ik weet dus echt niet wat ik moet doen. Ik kan precies bij niemand terecht: de ene zegt dit, de andere dat, maar niemand lijkt mij echt te begrijpen. En zelf weet ik niet wat het best bij mij past. Stoppen met de tekenschool was op het einde van de lagere school niet zo’n probleem, die keuze was snel gemaakt, maar deze keer is de keuze heel wat moeilijker. Help. Ik hou je op de hoogte. Liefs, Laura
GROOT WORDEN – WERKBOEK
293
CASUS
VRAGEN BIJ DE CASUS: DE FAMILIE DE RYCKEMEULEMANS STELT ZICH VOOR... 1. A. Welke ontwikkelingsfactor beïnvloedt de ontwikkeling het sterkst in onderstaand citaat? Leg uit. “Max en Mara zijn een twee-eiige tweeling en zijn chromosomaal dus niet identiek aan elkaar. Al van in het begin gedroegen ze zich heel verschillend. Terwijl Max een erg actieve baby was, was Mara de rust zelve.” B. In de examencasus vind je eveneens voorbeelden terug van de twee andere ontwikkelingsfactoren. Benoem deze factoren en illustreer telkens met een ander voorbeeld uit de casus ‘De familie De Rycke-Meulemans stelt zich voor...’. 2. Het zelfbewustzijn bij Lars manifesteert zich niet alleen op vlak van de persoonlijkheidsontwikkeling, maar ook op andere ontwikkelingsgebieden. Toon dit aan voor drie verschillende ontwikkelingsgebieden met voorbeelden uit de casus. 3. Op het geboortekaartje wordt vermeld: “9 maanden lang hoorde ik mama’s lach. 9 maanden lang hoorde ik papa’s stem.” Klopt dit? Kan een ongeboren baby de stem van zijn ouders horen? Leg uit. 4. Beoordeel volgende stellingen: Is de stelling juist of fout? Verantwoord. A. Laura houdt er van om de kleine Lars te strelen op zijn rugje en buikje. Dit draagt bij aan de seksuele ontwikkeling van Lars. Juist / fout Leg uit: B. Wat Max zegt en doet in de rekenles toont aan dat hij de conservatienotie beheerst. Juist / fout Leg uit: C. Het feit dat Lars zich bedenkt en liever confituur heeft dan choco, is een voorbeeld van de orale fase waarbij kinderen erg gevoelig zijn voor wat ze in hun mondje nemen. Juist / fout Leg uit: D. De houding van juf Nele ten aanzien van het drinken van water tijdens de les bevindt zich in het conventioneel stadium van de morele ontwikkeling. Juist / fout Leg uit: E. Lars ontdekte dat duplo-blokken niet kunnen rollen zoals een balletje. Dit is een voorbeeld van assimilatie. Juist / fout Leg uit: 5. Hieronder vind je enkele fragmenten uit de casus. Geef bij elk fragment aan over welk fenomeen uit de ontwikkelingspsychologie het gaat. Bij het laatste fragment moet je echter twee fenomenen benoemen: één op vlak van de spelontwikkeling en één op vlak van de cognitieve ontwikkeling.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
295
CASUS
A. “Ze hielp graag bij het verzorgen, zoals Larsje helpen aankleden en hem de papfles geven. Ze ontdekte dat Lars echt dol was op melk. Als ze de speen van de fles tegen zijn mondje duwde, dronk hij gretig. Maar ook als ze de fles omgekeerd gaf, met de onderkant van de fles bij zijn mondje, en Lars de melk zag, begon hij belust aan de onderkant van de fles te zuigen. Dit duurde echter nooit lang, want hij merkte dat hij zo geen melk in zijn mondje kreeg. Hij kwam echter niet op het idee om de speen te zoeken en om de fles dus om te draaien.” B. “Mara had graag een baby-zusje. Ze probeerde heel braaf te zijn, want dan zou mama volgens haar wel een meisje kopen.” C. “Nu wil ze zelfs haar haren kleuren, net zoals Lise.” D. “Juf Jantina heeft opgemerkt dat Lars in de klas ook graag met de telefoon speelt. Hij belt dan naar zijn oma om te vertellen wat hij in de klas aan het doen is. Steevast beëindigt hij zijn telefoongesprek door een kusje te werpen naar oma.” E. “Max verkondigde aan iedereen dat hij Lars zou leren voetballen. Hij was er van overtuigd dat Lars het voetballen in zich had. Immers, toen Lars slechts drie weken oud was en mama hem rechthield met zijn voetjes op de verzorgingstafel, begon Lars spontaan te lopen.” F. “Max besloot dan om samen met Gust batman te spelen in de tuin. Gust was de dief die de bank overviel en Max was batman. Hij bestrijdde het kwaad in de stad. Hij zette een zwarte muts op en met zijn go-cart, die dienst deed als batmobiel, raasde hij door de tuin op zoek naar Gust.” → Spelontwikkeling: → Cognitieve ontwikkeling: 6. Tijdens het feest voor Lars’ eerste verjaardag komen zijn nichtje Lenne en zijn neefje Gust op bezoek. In welke ontwikkelingsfase bevindt Lenne zich op dat moment? Leg uit door te verwijzen naar vier verschillende ontwikkelingsgebieden. 7. Hieronder vind je twee fragmenten uit de casus. Verklaar deze fragmenten vanuit de opgegeven ontwikkelingsgebieden. A. “(...) om dan nog te zwijgen over haar opstandige gedrag en de scherpe taal die ze thuis soms gebruikt. “Ja, met haar doen we niet meer wat we willen”, gaf mama Kristien aan, “we krijgen vaak tegenreacties gepresenteerd. Er zijn al discussies geweest over het uur van slapengaan (“Als ik om half tien moet gaan slapen, dan mis ik de goede tv-programma’s, waardoor ik de volgende dag niet kan meepraten met de anderen op school.”), over het laten kleuren van haar haren (“Jij kleurt je haar toch ook mama!”), enzovoort.”” – Cognitieve ontwikkeling – Sociaal-emotionele ontwikkeling B. “Hoihoi Steffie, welke muziek vind jij de max? Ik ben van plan om een nieuwe CD te kopen, maar ik weet nog niet precies welke. Ge hebt vandaag een megacoole broek aan seg. Waar heb je die gehaald? Trouwens, binnenkort kom ik ook naar de hiphop, want dat lijkt me echt wel tof, en dan zie ik jullie ook in het weekend. Groetjes, Tina.” – Persoonlijkheidsontwikkeling – Sociaal-emotionele ontwikkeling
GROOT WORDEN – WERKBOEK
296
CASUS
C. “Hij stak vanalles in zijn mond, ook niet-eetbare dingen zoals blokjes, de afstandsbediening van de televisie en zijn knuffelbeer.” – Cognitieve ontwikkeling – Seksuele ontwikkeling 8. In het fragment van het pyjamafeestje bij Mara vind je enkele typische kenmerken van lagereschoolkinderen terug. Zoek voor elk van onderstaande ontwikkelingsgebieden één voorbeeld in dit fragment en geef telkens aan over welk kenmerk of fenomeen uit de ontwikkelingspsychologie het gaat. – Spelontwikkeling – Cognitieve ontwikkeling – Taalontwikkeling – Sociaal-emotionele ontwikkeling 9. In de fragmenten uit het dagboek van Laura vind je enkele typische kenmerken van adolescenten terug. Zoek voor elk van onderstaande ontwikkelingsgebieden één voorbeeld in dit fragment en geef telkens aan over welk kenmerk of fenomeen uit de ontwikkelingspsychologie het gaat. – Persoonlijkheidsontwikkeling – Seksuele ontwikkeling – Cognitieve ontwikkeling 10. Stelling: Bij jongeren zoals Laura die zich in de moratoriumstatus bevinden, verloopt de persoonlijkheidsontwikkeling op een ontwikkelingspsychologisch gezonde manier. Is deze stelling waar of niet waar? Leg uit. Bespreek hierbij de onderlijnde termen uit de stelling: Laura (illustreer haar identiteitsstatus met twee voorbeelden), moratoriumstatus en ontwikkelingspsychologisch gezond.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
297
CASUS
CORRECTIESLEUTEL BIJ CASUS: DE FAMILIE DE RYCKEMEULEMANS STELT ZICH VOOR … 1. A. Aanleg: Aanleg verwijst naar datgene waarmee het kind geboren wordt, naar de erfelijke eigenschappen die het kind reeds bij de geboorte heeft meegekregen, zoals bv. temperament. B. Milieu: Meerdere mogelijkheden: bv. Kristien die bijles geeft aan Max en daardoor verbetering merkt bij hem; ouders van Mara steken heel wat tijd en geld in Mara’s hobby, tennis; Johan die maatregelen neemt zodat Lars veilig kan exploreren. Zelfbepaling: Meerdere mogelijkheden: bv. Laura die talent heeft om te tennissen. Ze wordt ook thuis en door haar trainer gestimuleerd. Maar nu denkt ze er aan om te stoppen met tennis om voor hiphop te kiezen; uitingen van de koppigheidsfase zoals weigeren melk te drinken; Mara die liever naar tekenschool gaat dan naar Chiro. 2. Mogelijke antwoorden, 3 is voldoende: – Taalontwikkeling: “Ikke doe.” – Motorische ontwikkeling: Zelf eten, zelf aankleden. – Seksuele ontwikkeling: Zelf beslissen of hij zijn behoeften doet op het potje. – Sociaal-emotionele ontwikkeling: Weigeren melk te drinken, andere voorbeelden van koppigheid. 3. De ongeboren baby kan de stemmen van zijn ouders niet gedurende de volledige 9 maanden horen. Dit is pas mogelijk vanaf 26 à 28 weken. Voor die periode is er nog geen psychisch leven bij de ongeboren baby. Vanaf 26 à 28 weken werken de zintuigen van de foetus zoals die van een voldragen kind en kan hij horen. 4. A. Juist: De seksuele ontwikkeling verwijst naar het verkennen van het lichaam en de daarbij horende gevoelens. Het heeft te maken met aanraken en aangeraakt worden. Lichamelijk contact zoals babymassage (bv. Laura die Lars op zijn rug streelt) draagt bij tot de seksuele ontwikkeling. B. Juist: Max vult de zoutvaatjes met het zout uit het pak. Hij geeft aan dat er 10 zoutvaatjes gevuld kunnen worden met het zout uit het grote pak. Hij ziet dus in dat de hoeveelheid zout niet verandert (er gaat niets weg/er komt niets bij) als hij het zout in andere vormen (= de zoutvaatjes) giet. C. Fout: Dit is een uiting van de koppigheidsfase/peuterpuberteit/nee-periode. Er is een conflict tussen enerzijds de soms wat overtrokken drang naar zelfstandigheid van de peuter en anderzijds de blijvende hunker om de liefde van de volwassene zeker niet kwijt te raken. Het gevolg is dat het kind vaak niet goed weet wat het wil en dat het zijn verwarring vooral uit door een ‘niet-willen’ van – het ‘nee’ zeggen tegen – hetgeen de volwassene hem voorzegt. D. Fout: Juf Nele handelt volgens de postconventionele fase. Ze houdt zich niet aan de afspraak uit het schoolreglement, maar maakt een afweging in functie van een specifieke situatie. E. Fout: Het blokje rolt niet zoals een balletje. Lars moet zijn denken (d.i. zijn schema over het blokje) dus aanpassen aan de realiteit. Dit is een voorbeeld van accommodatie. Bij assimilatie daarentegen wordt het denken ingepast in de realiteit. Indien het blokje ook rolde zoals een balletje, dan zou er sprake zijn van assimilatie. 5. A. B. C. D.
Gebrek aan objectpermanentie OF zuigreflex Magisch denken Identificatie OF conformisme Egocentrische perspectiefname OF uitgestelde imitatie
GROOT WORDEN – WERKBOEK
298
CASUS
E. Primair lopen F. Spelontwikkeling: Doen alsof-spel OF coöperatief spel Cognitieve ontwikkeling: Symbolisch denken 6. Lenne is een kleuter. – Cognitieve ontwikkeling: Centratie op de hoogte van de taart OF kleuterverwarring: chocoladetaart wordt door zwarte piet gemaakt (=onlogisch verband) – Persoonlijkheidsontwikkeling: Taakbereidheid is nog niet aanwezig, start wel een taak (maken van een slinger), maar werkt ze niet af. – Morele ontwikkeling: Enkel kijken naar de gevolgen, niet de intentie (vaas is stuk, maar dit gebeurde per ongeluk) OF mag niet van mama en papa (spiegelgeweten). – Spelontwikkeling: Doen alsof-spel (moedertje met haar poppen) OF regelspel – Taalontwikkeling: Aarzelend spreken (als ze wil vertellen dat Gust de vaas heeft stuk gemaakt. 7. A. Cognitieve ontwikkeling: Laura beschikt over de vaardigheid om abstract te denken (denken over mogelijkheden, over wat zou kunnen zijn, alternatieven), waardoor ze kritisch staat ten opzichte van regels die ze vroeger klakkeloos accepteerde/autoritetisfiguren. Sociaal-emotionele ontwikkeling: Dit voorbeeld geeft uiting aan het feit dat Laura voor de opdracht staat om los te komen van haar ouders (separatie). B. Persoonlijkheidsontwikkeling: Conformisme. Dit conformisme heeft hier betrekking op de smaak op het gebied van kleding en muziek. Sociaal-emotionele ontwikkeling: Belang van leeftijdgenoten: ze trekken graag op met leeftijdgenoten, ook buiten de schooluren/in het weekend. C. Cognitieve ontwikkeling: Via de mond (zuigen op voorwerpen) leert de baby de wereld kennen (= sensori-motorisch stadium). Seksuele ontwikkeling: Orale fase: Baby haalt genot uit het zuigen omwille van het zuigen zelf (bv. zuigen op voorwerpen). 8. Spelontwikkeling: – Voorbeeld: danspasjes bedenken op liedje – Kenmerk: bewegingsspel OF – Voorbeelden: uitnodigingen maken – Kenmerk: constructiespel OF – Voorbeeld: meisjes richten samen een clubje op/maken samen dansje – Kenmerk: groepsspel Cognitieve ontwikkeling: – Voorbeeld: Gitte is er van overtuigd dat ze, als ze met haar teddybeer slaapt, goed zal slapen. – o Kenmerk: magisch denken – o Voorbeeld: liedjes goed kunnen meezingen – o Kenmerk: associatief geheugen Taalontwikkeling: – Voorbeeld: geheimtaal – Kenmerk: metalinguïstisch bewustzijn OF – Voorbeeld: Gitte vraagt wat “Do not enter” betekent. Eerder had Mara dit ook al aan haar papa gevraagd.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
299
SLOTMODULE
– Kenmerk: Interesse voor vreemde talen Sociaal-emotionele ontwikkeling: – Voorbeeld: Mara nodigt enkel meisjes uit/noemt enkel meisjes op. – Kenmerk: één-sekse-groepjes
9. Persoonlijkheidsontwikkeling: Moeder begrijpt haar (volgens Laura) niet OF ik kan precies bij niemand terecht = persoonlijke fabel; Blokjes, durft daarom niet meer buiten te komen, bang dat ze haar zullen uitlachen = imaginair publiek Seksuele ontwikkeling: Lezen van Vrijen en jij-dossier/ verliefd/ denkt eraan Toon te kussen = genitale fase Cognitieve ontwikkeling: Begaan met Plan België en de problemen van de mensen in Derde Wereld, denkt na over de oorzaken = abstract denken 10. – Waar Laura bevindt zich in de moratoriumstatus, want ze heeft nog geen definitieve keuzes gemaakt met betrekking tot de verschillende identiteitsgebieden, maar ze exploreert volop. Illustratie over Laura: Interesses: tennis, maar nu misschien hip hop proberen Relaties: verliefd (ze vraagt zich af of ze dit zou vertellen aan Toon), in de lagere school had ze ook al vriendje maar ze zegt dat dat toen anders was Opleidingen/beroep: ze denkt nog aan verschillende mogelijkheden (verpleegster, juffrouw, psycholoog, dierenarts), maar wat precies dat weet ze niet Experimenteren met rollen: baantje als hondenuitlaatster, zich inzetten voor plan België Uiterlijk: haren verven/tweede gaatje/mascara De moratoriumstatus is voor jongeren zoals Laura een gezonde status. Jongeren zijn op zoek naar een eigen identiteit en exploreren van verschillende waarden/interessen/perspectieven/… helpt hen in die zoektocht naar een eigen identiteit.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
300
CASUS
CASUS: MAAK KENNIS MET LISELOT EN HAAR OMGEVING Beginsituatie: Je hebt reeds kennisgemaakt met de verschillende ontwikkelings-fasen en ontwikkelingsgebieden. Doelen:
In deze opdracht zul je verder inzicht verwerven in de verschillende ontwikkelingsfasen.
Nevendoel:
Leren samenwerken met anderen en leren omgaan met zelfevaluatie aan de hand van correctiesleutels.
Werkvorm:
Je zult in een klein groepje van 4 à 6 studenten de casus bespreken en er een aantal vragen over oplossen. Duid in je groepje een gespreksleider (die de bespreking leidt, ervoor zorgt dat iedereen aan bod kan komen, anderen onderbreekt indien nodig, de tijd bewaakt) en een verslagnemer (die de antwoorden noteert) aan. Om de vragen te kunnen oplossen, zul je informatie in het handboek ‘Groot worden’ moeten opzoeken. Zorg dat je tijdens groepswerk elkaar aanvult, elkaar verbetert, en vooral van elkaar leert!
Casusmaterialen: – This is me!! – Mijn gezinnetje anno maart 2009 – Welkom kleine Liselot – Naar minicrèche ‘Bezige Bijtjes’ – Enkele opvangkindjes uit minicrèche ‘Bezige Bijtjes’ – Bij de 2,5- en 3-jarigen van juf Kim – Enkele klasobservaties bij juf Kim tijdens weekthema “Zaaien en plant – Bij de 5- en 6-jarigen van juf Veerle – Dagpatroon in de klas van juf Veerle – Enkele observaties in de klas van juf Veerle – Enkele uitspraken van de kleuters van juf Veerle – Weekprogramma boerderijklassen – Enkele wist-je-datjes op boerderijklassen – De ervaringen van juf Carina tijdens de boerderijklassen – Enkele observaties in de lagere school – Fragment uit het vriendjesboek van Liselot – Suzie vertelt over haar dochter Liselot – Enkele berichtjes op facebook – Krantenkoppen – Website JOEPIE, rubriek dialoog – Dagboekfragment – Babysitten bij Antoon
GROOT WORDEN – WERKBOEK
301
CASUS
THIS IS ME!! Hoi, Ik ben Liselot, Lotje voor de vrienden. Ik ben 14 en vandaag 2 weken samen met Jef. Ik heb al een tijdje een oogje op hem, en sinds twee weken is het aan. Hij is zoooo cute! Ik woon in Rumst, samen met mijn ouders, mijn broer, mijn zus en onze hond, en ga naar school in Mechelen. Ik zit in het 3de jaar secundair en volg economie. Ik rij elke dag met de fiets naar school, samen met Hanna, mijn buurmeisje en beste vriendin. We zitten in dezelfde klas. We hebben dit jaar echt een superleuke klas. Een heel nieuwe groep. Na het 2de jaar moesten we kiezen in welke richting we verder wilden, wat voor mij een moeilijke keuze was. Aangezien ik meer wilde leren over hoe je een winkel of bedrijf draaiende houdt zonder failliet te gaan, leek economie mij een geschikte optie. Ik weet nog niet of ik later verder wil in deze richting, maar op dit moment lijkt het mij interessant. Ik vind het vooral belangrijk dat ik nu dingen kan doen die ik leuk vind. Bovendien krijg ik in economie een heel algemene voorbereiding waarmee ik later nog alle kanten uit kan. Mams en paps hadden liever dat ik Latijn bleef volgen, maar daar had ik mijn buik van vol. Elke dag woordjes vanbuiten leren ... Neen, Latijn was mij niet op het lijf geschreven. Hopelijk ligt economie mij meer. In mijn vrije tijd zing ik in een koor. Het is helemaal geen ouderwets kerkkoor dat saaie liedjes brengt. Wij zijn een jonge, leuke bende en brengen hippe muziek. Soms bedenken we ook danspasjes bij de liedjes. We zijn een echte vriendengroep geworden. Na de repetities blijven we meestal nog wat napraten of trekken we de stad in. Ik moet dan om 24u. thuis zijn. Dat einduur moet ik dringend eens bespreken met mams en paps. Naar mijn mening kan het niet dat een 14-jarige, die zo goed als volwassen is, om 24u. thuis hoort te zijn op vrijdagavond. Een uurtje later moet toch kunnen. Hanna heeft haar ouders kunnen overtuigen om haar einduur te verlaten, dan moet mij dat toch ook lukken. Echt naar fuiven gaan mag ik niet, daarvoor moet ik wachten tot ik 16 ben. Verder ga ik in mijn vrije tijd regelmatig babysitten bij Antoon, het zoontje van de buren. Wat een guitig kereltje. Ik ben echt verzot op hem. En het extra zakgeld dat ik daarmee verdien is natuurlijk mooi meegenomen. Daarmee koop ik iets extra voor mezelf, zoals het tijdschrift JOEPIE, leuke accessoires of kledij die ik van mams niet krijg. In de zomervakantie ga ik steevast op kamp met de mutualiteit. Deze zomer ga ik samen met Hanna en enkele andere klasgenoten naar Zuid-Frankrijk op Beach & Surf-vakantie. Wat kijk ik hier naar uit! Sporten, zonnen, nieuwe mensen leren kennen, ... goh, ik kan niet wachten tot het zo ver is. Op de volgende bladzijden kunnen jullie meer lezen over mij en wat zich rondom mij afspeelt en heeft afgespeeld. Veel leesplezier!! Lotje xxx, 21 maart 2009
GROOT WORDEN – WERKBOEK
302
CASUS
MIJN GEZINNETJE ANNO MAART 2009 Naam: Geslacht: Leeftijd: Relatiestatus: Beroep:
Hobby:
Naam: Geslacht: Leeftijd: Relatiestatus: Beroep:
Hobby:
Suzie Geertjans Vrouw 45 jaar Getrouwd Mams is van opleiding vroedvrouw. Deze functie heeft ze bijna 10 jaar uitgeoefend, totdat ik, Liselot, in hun leven kwam. Op dat moment verkoos ze een job waarbij ze geen nachtwerk moest verrichten. Ze werkt nu bij Kind en Gezin, waar ze kersverse ouders thuis bezoekt. Zij kunnen bij haar terecht met vragen over de voeding, verzorging, gezondheid en ontwikkeling van hun baby. Haar job lijkt me echt leuk, zo in contact komen met baby’s en kersverse ouders begeleiden. Mams heeft één passie: gelaatsverzorging. Ze heeft al verscheidene cursussen gevolgd en hoopt ooit als zelfstandige schoonheidsspecialiste aan de slag te gaan. Als tiener wilde ze schoonheidsspecialiste worden, maar mijn oma en opa zagen dat niet zitten. Zij vonden het belangrijker dat mams een studie koos waarbij je zeker was van werkgelegenheid, zoals vroedkunde. Ook al houdt mams van haar huidige job, toch denk ik dat ze liever schoonheidsspecialiste was geweest, bijvoorbeeld als je ziet hoe zij opgaat in deze hobby. En haar andere hobby, dat is het moederschap (zegt mams altijd). Met drie kinderen in huis heeft ze haar handen vol. Ze kookt elke dag voor ons, zodat we voldoende vitaminen in ons lichaam krijgen. Frietjes, kroketjes, en andere minder gezonde lekkernijen eten we slechts af en toe. Gelukkig zijn er frituren, kebabzaken, en McDonald’s in overvloed, waar ik met mijn vrienden soms ga eten. Paul Peeters Man 44 jaar Getrouwd Paps werkt bij een groot bedrijf waar hij verantwoordelijk is voor de IT-dienst. Hij heeft een heel drukke job en moet vaak overwerken. Zijn afwezigheid tijdens de week maakt hij goed door in het weekend af en toe iets leuks te doen met ons, zoals een keertje naar de film of gaan fietsen. Tegenwoordig ga ik niet zo vaak meer mee met hen, omdat ik liever andere dingen doe in het weekend. En stel je voor dat ik mijn klasgenoten tegen het lijf zou lopen in de bioscoop, ik mag er niet aan denken, hoe belachelijk zou dat zijn ... samen met paps naar de film. Eigenlijk is paps een workaholic. Hij werkt heel veel en heeft niet echt een hobby die hij wekelijks beoefent. Wel leest hij in zijn vrije tijd vaak de krant. Hij moedigt Sander en mij aan om dat ook te doen, want daar steek je veel van op volgens hem. Tot nu toe volg ik zijn raad amper op, ik lees liever de JOEPIE. Het leventje van en de roddels over popsterren interesseren mij veel meer. Schoolwerk draagt paps hoog in het vaandel. Hij vindt het belangrijk dat we ons goed inzetten voor school. In de lagere school overhoorde hij vaak mijn lessen, maar nu in het secundair onderwijs vind ik mezelf oud en wijs genoeg om zelfstandig in te staan voor mijn studies en zelf mijn verantwoordelijkheid te nemen. Sander geniet er echt van als papa hem overhoort. Hij is dan ook superslim en weet papa steeds weer te verbazen met zijn kennis. Ik ben benieuwd of Elise ook zo intelligent is als Sander.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
303
CASUS
Naam: Geslacht: Leeftijd: Relatiestatus:
Leerjaar:
Hobby:
Naam: Geslacht: Leeftijd: Relatiestatus:
Leerjaar:
Sander Jongen 10 jaar Ik denk dat Sander verliefd is. Er is een meisje in zijn klas, Mien, waar hij vaak gaat spelen. Ze is ook al bij ons thuis komen spelen, en toen speelde hij een liedje voor haar op zijn drumstel. Vorige week vroeg Sander me of ik mijn oude stickerverzameling nog nodig had. Met stickers verzamelen houd ik me al een tijdje niet meer bezig. Sander heeft mijn stickerverzameling nu aan Mien gegeven. Sander zit in het 5de leerjaar. Hij had eigenlijk een jaartje lager moeten zitten. Hij heeft het 4de leerjaar overgeslagen, en hij is er best trots op dat hij nu al Frans mag leren in tegenstelling tot zijn leeftijdsgenootjes. Het was geen verrassing dat Sander een jaartje mocht overslaan. Eerder al werd dit aangeraden door het CLB, maar toen hebben mijn ouders de school en het CLB niet gevolgd. Zij hadden liever dat hij met de grote stroom zou meegaan, omdat dit volgens hen de minste problemen zou opleveren op lange termijn. Maar in het 3de leerjaar verveelde Sander zich steeds vaker in de klas, waardoor hij storend gedrag begon te vertonen. De leerstof daagde hem onvoldoende uit, en dit wreekte zich ook in zijn gedrag thuis: niet willen luisteren naar mams en paps, ruzie maken om kleinigheden, soms zelfs huilbuien. Mams en paps zagen zich genoodzaakt om het advies van de school en het CLB op te volgen, en vandaar zit Sander nu in het 5de leerjaar. Deze beslissing heeft hem goed gedaan. Hij gaat weer met plezier naar school, behaalt goede punten en zijn gedrag thuis is veel aangenamer. Toch blijft er enige bezorgdheid bij mams: “Wat als de andere kinderen uit zijn klas in de puberteit komen?” Sander is immers één jaar jonger dan zijn klasgenootjes, en mams vraagt zich af of het contrast tussen de mentaliteit van die puberende jongeren en die van Sander niet te groot zal worden. Sander is drummer. Hij volgt muziekonderwijs en is een beloftevolle drummer in wording. Mams en paps moedigden Sanders keuze voor muziekonderwijs erg aan. Wanneer hij een jaar later een instrument moest kiezen en zijn keuze op drum viel, waren ze echter heel wat minder opgetogen. Ze zijn naar trompet- (paps speelde vroeger zelf trompet) en andere instrumentinitiaties geweest, maar niets kon Sander boeien, hij wou absoluut drum spelen. En nu blijkt hij echt talent te hebben, dus gelukkig heeft hij zijn keuze voor drum doorgedreven. Sander heeft ook enige tijd hockey gespeeld, maar dat lag hem niet. Mams en paps vinden sporten heel belangrijk (“Een gezonde geest in een gezond lichaam”, aldus mams) en stimuleren ons om te sporten, maar blijkbaar is Sander geen uitblinker op dat vlak. Bijgevolg moest hij meestal op de bank zitten van de trainer, waardoor zijn motivatie om hockey te spelen sterk daalde en de andere ploegleden om hem lachten. Sander hield het hockey voor bekeken. Laat Sander zich maar uitleven op de drums! Elise Meisje 4 jaar Elise is een papa’s kindje. Zij gaat later met hem trouwen, zegt ze. Als ik haar er op wijs dat paps al getrouwd is met mams, zegt ze doodleuk dat mams dan maar een andere papa voor zichzelf moet zoeken. 2de kleuterklas. Sinds ze naar school gaat is mijn kleine zusje echt groot geworden. Ze kan nu al een aantal dingen zelfstandig, zoals haar jasje aantrekken, haar boterham smeren, haar speelgoed opruimen. Voor dat laatste is natuurlijk wel wat aanmoediging nodig van mams of paps. Elise gaat graag naar school en komt altijd enthousiast naar huis, met zeer veel verhalen. Ze wil dan alles tegelijk vertellen (over de juf, de kindjes in haar klas, de klasactiviteiten, …) en het is soms moeilijk om haar
GROOT WORDEN – WERKBOEK
304
CASUS
verhaallijnen te volgen. Wat ze vooral leuk vindt op school, is de juf (ze kijkt erg op naar de juf) en spelen. En wat houdt ze van verkleedpartijtjes: het liefst verkleedt ze zich in een prinses. Laatst was ze zelfs in mijn make-up tasje op zoek gegaan naar rode lippenstift. En als ik mijn nieuwe schoenen (met hakken!!) kwijt ben, is de kans groot dat Elise ze aanheeft en erin rondwandelt. Naam: Geslacht: Leeftijd: Relatiestatus: Beroep:
Hobby:
Woeffie Man 5 jaar Happy single Nachtwacht. Deze trouwe viervoeter is de ster in ons gezin. Sander, paps en ik hebben er lang voor moeten ijveren, maar uiteindelijk heeft mams een hond in ons gezin toegelaten. Woeffie houdt van lange avondwandelingen en uitstapjes naar het bos en naar de kust. Hij kan ook genieten van een partijtje voetbal met Sander. Knabbelen op een bot staat eveneens op zijn voorkeurlijstje.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
305
CASUS
WELKOM KLEINE LISELOT
Geboortegegevens Dag: 15 september 1994 (3 weken vroeger dan gepland) Tijdstip: 08.15u. Lengte: 51 cm Gewicht: 3,54 kg Met grote voetjes net als papa. Haar gezichtje lijkt sprekend op dat van mama.
Het zalige leventje van een pasgeborene Liselot, nu zes weken oud, ontwaakt langzaam. Ze knippert even met haar ogen en kijkt voor zich uit naar het maantje dat boven haar wiegje hangt. Even later begint ze te wenen. Gelukkig is mama Suzie in de buurt om haar te troosten. Ze neemt Liselot in haar armen. Met zachte stem zegt ze: “Dag kleine meid, heb jij lekker geslapen? Waarover heb je gedroomd?” en ze wrijft met haar vinger over Liselots gezicht. Liselot houdt op met wenen en maakt een zacht, soezend geluid. “Jij hebt honger, hé Liselot?”, zegt Suzie. Ze brengt het hoofd van Liselot bij haar borst. Wanneer haar tepel de wang van Liselot aanraakt, draait Liselot haar hoofdje en zet ze gulzig haar mondje rond de tepel. “Drink maar, kleine meid”, fluistert ze. Liselot kijkt haar mama met grote ogen aan terwijl ze drinkt met regelmatige tussenpozen. Als Liselots buikje gevuld is met warme moedermelk, houdt Suzie Liselot rechtop zodat ze een boertje kan laten. Suzie drukt Liselot dicht tegen zich aan en wiegt haar zachtjes. Wanneer Suzie Liselots handpalm aanraakt, omklemt Liselot Suzies vinger met haar handje.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
306
CASUS
NAAR MINICRECHE ‘BEZIGE BIJTJES’ Na haar moederschapsrust gaat Suzie opnieuw uit werken. Ook voor Liselot houdt dit een grote verandering in. Zij mag nu naar minicrèche ‘Bezige Bijtjes’. Het eerste afscheid valt Suzie zwaar. Na de voorbije drie maanden waarin ze Liselot volop heeft kunnen vertroetelen, moet ze dit kleine wezentje toevertrouwen aan de kinderverzorgsters Monique en Ann van de minicrèche. En net nu Liselot het gezicht van Suzie begint te herkennen. In minicrèche ‘Bezige Bijtjes’ willen Tante Monique en Tante Ann (ze worden “tante” genoemd door de ouders en de kinderen uit de crèche) een omgeving creëren waarin elk opvangkindje zich thuis voelt. Ze streven naar optimale ontwikkelingskansen voor elk kind. Daartoe bieden ze in een kleurrijke en veilige omgeving activiteiten en prikkels aan die de ontwikkeling van de kinderen op verscheidene domeinen stimuleren, zodat de baby zich kan ontwikkelen tot een zelfredzame peuter die rijp is voor de kleuterschool.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
307
CASUS
ENKELE OPVANGKINDJES UIT MINICRECHE ‘BEZIGE BIJTJES’
Liselot Met haar 3 maanden is Liselot de jongste baby in de minicrèche. Ze is de foetushouding, waarbij ze haar armpjes en beentjes optrok tegen haar lichaam en haar handjes als vuistjes samenkneep, ontgroeid. Ze kan nu haar armpjes en beentjes strekken en haar handjes opendoen. Haar hoofdje rechtop houden in één lijn met haar lichaam lukt eveneens. In haar relax slaat ze de gebeurtenissen rondom zich gade, zij het vooral de voorwerpen en personen in haar onmiddellijke omgeving. Ze kan doelgericht rondkijken en houdt ervan om voorwerpen zoals stoffen blokken of rammelaars die anderen haar geven van naderbij te bestuderen, zowel met haar ogen en haar handen als met haar mond. Wat houdt ze ervan om op voorwerpen te sabbelen. Ook haar eigen vingertjes en teentjes vindt ze superlekker. Een tut daarentegen kan haar niet bekoren. Liselot is erg gefascineerd door gezichten en stemmen, en ook handen en vingers zijn leuk speelgoed voor Liselot. Ze brengt haar tijd graag door op de speelmat die bekleed is met felle kleuren. Boven de speelmat hangt een mobieltje. Ze probeert met haar handen tegen het mobieltje te slaan of er naar te grijpen, zodat dit beweegt. Ze heeft immers ontdekt dat ze die roze dingen (‘haar handen’) die af en toe haar gezichtsveld doorkruisen zelf kan bewegen. Vooral haar linkerhandje gebruikt ze veel. Tante Monique vraagt zich af of Liselot linkshandig is. Als Tante Monique of Tante Ann haar op haar buikje leggen op de felgekleurde speelmat, slaagt Liselot er in haar hoofdje op te tillen en op haar ellebogen te steunen. Liselot laat duidelijk merken wanneer ze iets leuk vindt, bijvoorbeeld door te blijven kijken, te grijpen of door te ‘praten’. Harde geluiden kunnen Liselot erg van streek brengen, waardoor ze begint te huilen. Een troostend gebaar van de verzorgster (bijvoorbeeld haar vastnemen, haar zachtjes wiegen of met een vinger over haar gezichtje wrijven) brengt Liselot op die momenten tot rust. Ook van andere contacten met de verzorgsters geniet ze, bijvoorbeeld wanneer Tante Monique de beentjes van Liselot op en neer beweegt, of wanneer Tante Ann ‘neuzen neuzen’ speelt met Liselot.
Maarten Maarten is 9 maanden oud en begint stilaan te praten. Alhoewel praten, de meeste woordjes die hij produceert zijn onverstaanbaar. Hij onderneemt ook pogingen tot kruipen: hij steunt op zijn armpjes, duwt zijn poepje in de lucht, en weg is hij, net een zeehondje. Bewegingen, licht en geluid trekken zijn aandacht. Alles wat beweegt, volgt hij met zijn ogen en probeert hij vast te nemen. En wat kan hij er van genieten om te rammelen met potjes gevuld met graantjes of rijstkorrels. Hij probeert om ook met een bal en een auto te rammelen. Hij leert dat deze jammer genoeg niet zulke leuke geluiden maken. Hij houdt er ook van om lawaai te maken door speelgoed tegen elkaar te slaan. Als hij muziek hoort, schatert hij en maakt hij bewegingen met zijn armpjes. Maarten kan ondertussen al zelf eten als hij in zijn eetstoel zit. Hij heeft reeds twee tandjes. Als je hem een stukje brood geeft, eet hij dit zelfstandig op. Tenzij het brood op de grond valt, dan gaat hij hier niet naar op zoek. Hij vergeet dan als het ware dat hij brood aan het eten is. Drinken uit een beker lukt nog niet, maar hier wordt op geoefend. Sinds vorige week huilt hij in zijn bedje bij het slapengaan. Het meest effectief is om hem dan in zijn bedje te troosten en hem er niet uit te nemen. Door zacht te praten en geleidelijk aan de kamer te verlaten, krijg je hem rustig. Maarten weet dan dat Tante Monique of Tante Ann er zijn, ook al ziet hij hen niet meer. Zo leert hij dat zij er voor hem zijn. Ook de mama van Maarten heeft haar bezorgdheid hieromtrent geuit bij Tante Monique en Tante Ann. Als ze thuis de woonkamer uit-
GROOT WORDEN – WERKBOEK
308
CASUS
loopt, begint Maarten een beetje te piepen en als het voor hem te lang duurt vooraleer hij mama terugziet, begint hij te huilen.
Hannes Hannes is een erg nieuwsgierig kereltje. De wereld wordt groter en aantrekkelijker voor Hannes en hij kan zich al goed voortbewegen (al kruipend en ook stappend) om op verkenning te gaan. In de minicrèche kan hij dit op een veilige manier. Gevaarlijke en giftige voorwerpen, zoals scherpe hoeken, planten, kaarsen zijn daar immers niet terug te vinden. Op zijn ontdekkingstochten heeft hij ook interesse in kleine dingen, zoals insecten en kruimels. Toch heeft hij evenzeer aandacht voor voorwerpen die hij al goed kent, bijvoorbeeld zijn babydoekje. Dit is een zacht sponsen doekje dat hij al van bij zijn geboorte heeft en waarmee hij steeds gaat slapen. Hij houdt het doekje dan in zijn handje, of nestelt zijn hoofdje ertegen. Ook als hij overdag verdrietig is, is dit doekje samen met zijn tut, het beste medicijn. Hannes begint steeds meer met speelgoed te spelen. Hij is gefascineerd door ballen. Laatst had Tante Ann hem een nieuwe bal in zijn handjes gestopt. Het was een bal met een belletje in. Hannes gooide met de bal en wat was hij verrast ... de bal maakte lawaai. Hij lachte toen hij het belletje hoorde. Wat vond hij dat leuk. Hij kroop naar het balletje toe en gooide opnieuw. Maar oh, de bal rolde achter de speelgoedbox door onder de verzorgingstafel en ... weg was het. Hannes kroop naar de speelgoedbox, maar hij zag de bal niet meer. Hij zocht dan ander speelgoed uit: een autootje. Hij wist dat dit diende om te rijden en deed het meteen voor. Verder houdt Hannes zich graag bezig met stapelen, voorwerpen ergens in stoppen en er weer uit halen. De sorteerbox waarbij hij verschillende voorwerpen (vierkanten, driehoeken, cirkels, ...) moet inpassen in de juiste opening vindt hij erg leuk. Hannes kan zeer goed duidelijk maken wanneer hij iets wil. Door te wijzen en te kijken in combinatie met het gebruik van klanken heeft hij een uitgebreide gebarentaal ontwikkeld waarmee hij verrassend veel gedaan kan krijgen. Als hij met zijn vinger naar de koekenkast wijst en ‘koek’ zegt, weet mama dat hij een koek wil. Hij zegt ook al woordjes zoals ‘mama’, ‘papa’, ‘baby’, of ‘kettie’ (=spaghetti), … Zijn mama oefent Hannes’ taalontwikkeling. Ze vraagt dan aan Hannes om voorwerpen aan te wijzen, bijvoorbeeld “Waar is de appel?”. Hannes gaat ook steeds meer meehelpen bij het aankleden. Hij doet bijvoorbeeld zijn armen omhoog als er een truitje aankomt. En wat vindt hij het leuk als papa hem hoog in de lucht gooit; hij lacht en krijst dan. Zijn buikje kriebelt op die momenten, want papa is zo groot en de grond waar hij normaal op loopt is zo ver weg.
Lorie Lorie loopt sinds één maand. Wat hebben haar ouders zich hier zorgen over gemaakt. Het kruipen en stappen verliep heel moeizaam. Ook nu staat Lorie nog niet stabiel rechtop en zet ze haar voetjes ver uit elkaar bij het stappen. Wanneer ze op het grasperk naast de minicrèche loopt, belandt ze meer dan eens met haar poep in het gras. Dit lijkt haar echter niet te deren en meestal staat ze in een mum van tijd weer rechtop. Toch overwegen haar ouders kinesitherapie om haar motorische ontwikkeling te stimuleren. Wat haar taal betreft, verloopt alles vlot. Lorie kan al heel wat zinnetjes produceren. Zelfs liedjes zingen lukt aardig: “’Za wee beetjes bjjood smejjen...” of “Ozij ozij ozij, poppestoet kom hie voobij...” Tante Monique en Tante Ann zijn verbaasd dat Lorie al zoveel zinnetjes kan onthouden. Als Tante Monique applaudisseert na zulk zangoptreden, lacht Lorie fier en klapt ze zelf ook in haar handjes. Toch is Lorie soms nog wat verlegen. Als een persoon met wie ze minder vertrouwd is contact zoekt (bijvoorbeeld aanstalten maakt om haar op te pakken), houdt ze haar handjes voor haar ogen of draait ze haar hoofdje weg.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
309
CASUS
Lories favoriete activiteiten in de minicrèche zijn het bladeren in boekjes (als je samen met haar een boekje leest, slaagt ze er in de prentjes te benoemen), het maken van blokkentorens (waarbij ze zorgvuldig de blokken op elkaar plaatst en deze dan met veel gegier weer omgooit), rondstappen terwijl ze de speelgoedkrokodil op wieltjes achter zich aan sleept en gooien met de ballen in het ballenbad. Ze kan zich heel goed alleen bezig houden. Verder is Lorie een flinke eter: aardappelen, vlees, pudding, het kan haar allemaal bekoren, zolang ze zich zelf mag voeden. Wil Tante Monique of Tante Ann haar te eten geven, dan houdt ze haar lippen strak op elkaar, draait ze haar hoofdje weg en roept ze: “Niet”. Lorie grapt soms tijdens het eten. Zo nam ze laatst een stukje bloemkool vast en likte hieraan: “Net een ijssshe”, glimlachte ze.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
310
CASUS
BIJ DE 2,5- EN 3-JARIGEN VAN JUF KIM Na de paasvakantie trekt Liselot voor het eerst naar school. Suzie heeft Liselot voorbereid op het naar school gaan: ze vertelde in positieve zin over de school, ze las meermaals het boek ‘Lassa gaat naar school’ voor en ze waren samen een schooltasje van Nijntje gaan kopen. Suzie is benieuwd hoe Liselot het op school zal doen. Thuis heeft Liselot immers wat problemen met luisteren. Zo mag ze bijvoorbeeld niet aan de televisie komen. Zolang Suzie of Paul in de buurt zijn, lukt dit en komt Liselot (meestal) niet aan de televisie. Wanneer Suzie en Paul echter niet in de woonkamer aanwezig zijn, komt Liselot wel aan de televisie. Dit vindt Suzie toch wel ondeugend van Liselot.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
311
CASUS
ENKELE KLASOBSERVATIES BIJ JUF KIM TIJDENS WEEKTHEMA “ZAAIEN EN PLANTEN” Deze week staat in het teken van “Zaaien en planten”. Tijdens de onthaalmomenten in de kring maken de kleuters dagelijks kennis met een ander aspect van het thema “Zaaien en planten”. Juf Kim heeft een hele reeks tuinmaterialen meegebracht naar de klas: een kruiwagen, hark, schepje, ..., weliswaar allen in miniversie voor de kleuters. Aan de hand van een verhaaltje en een spelletje leren de kleuters deze voorwerpen kennen. De kleuters mogen ze ook zelf uitproberen in de grote zandbak op de speelplaats. Verder laat juf Kim de kleuters voelen aan zaad en ruiken aan potgrond. Als hoogtepunt van de week mogen de kleuters tuinkers zaaien. Ook Jules, de klaspop, heeft deze week interesse voor zaadjes en planten. Juf Kim vertelt het verhaaltje over Jules in de lente, waarbij Jules geniet in de tuin. Hij kijkt naar de lucht, de wolken, hij ruikt aan de bloemen en luistert naar de vogels. Maar plots valt er een druppel op zijn been, het is een vogelstrontje. Na de klassikale kringmomenten gaan de kleuters aan de slag in de verschillende hoeken. Ze moeten dagelijks een bezoek brengen aan de begeleidingshoek van juf Kim. Verder zijn de kleuters vrij om te kiezen in welke hoek ze spelen of werken. Er zullen dus kleuters zijn die met veel werkjes thuiskomen of net niet. Toch probeert juf Kim om alle kleuters te stimuleren om af en toe een knutselwerkje te maken. De klemtoon ligt daarbij niet op het resultaat, maar wel op het plezier dat de kleuters beleven. Ze vindt het niet belangrijk dat de kleuters prachtwerken mee naar huis nemen, maar wel dat het een werkje is waar ze zelf aan gewerkt hebben en plezier aan beleefd hebben. Hierna vind je enkele observaties van Liselot en haar klasgenootjes terwijl ze aan het werk zijn in de verschillende hoeken.
Begeleidingshoek In de begeleidingshoek biedt juf Kim activiteiten aan waarbij de kleuters haar hulp krijgen, zoals het zaaien van tuinkers of het aanleren van een nieuwe techniek (onder andere scheuren of kleven). Vandaag zit Juf Kim met enkele kleuters rond de tafel. Ze leert hen lijmen op een groot blad waarop een gieter staat afgebeeld. De snippers of repen gekleurd papier worden nadien op het grote blad gekleefd. Lijmen op snippers en op repen zelf leren de kinderen pas in de tweede kleuterklas. Simon geniet zichtbaar van deze klus. Met volle aandacht kijkt hij naar zijn blad en beweegt de lijmstift over het blad. Lore kleeft drie snippers op de gieter en zegt tegen juf Kim: “Kijk, de gieter is blij.”
Poppenhoek Joke speelt met de klaspop Jules. Ze verzorgt hem, net zoals haar mama doet bij haar kleine broertje. Ze kleedt hem aan, geeft hem melk met de papfles en legt hem in zijn bedje. Dit weekend mag Jules bij haar komen logeren en mag ze hem thuis verzorgen. Wat kijkt ze hier naar uit. In de poppenhoek staat een koffer met verkleedkledij. Dylan trekt een mantel over zich heen en zet een hoed op. Hij roept: “Ik ben Piet Piraat.” Steven heeft de voeldoos uit het rek genomen. In plaats van eerst te voelen en te raden wat er in de doos zit, haalt hij dadelijk alle voorwerpen uit de doos en steekt ze er weer in.
Bouwhoek In de bouwhoek vind je vooral jongens terug. Tom bouwt een hoge toren met de grote Duplo-blokken. Hij staat op zijn tenen om de toren nog hoger te maken. Daardoor raakt hij uit evenwicht en zowel de toren als Tom zelf valt omver. Dan maar opnieuw proberen. Jelle maakt een brug met de blokken, zoals hij zijn oudere broer thuis vaak ziet doen. Hij bouwt twee torens en legt er dan een lange staaf op, zodat er een brug te voorschijn komt.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
312
CASUS
Autohoek Ronald is druk in de weer met de autootjes. Opeens loopt hij naar juf Kim. Hij moet plassen. Gelukkig zijn de kleine kindertoiletten naast het klaslokaal van juf Kim. Juf Kim maakt de knoop van Ronalds broek los, zodat die alleen naar het toilet kan. Ronald voelt al goed wanneer hij naar het kindertoilet of op het potje moet. Plassen op het kindertoilet of potje is geen probleem, maar kaka wil hij enkel in zijn pamper doen, want dat vindt hij vies. Als hij kaka ziet of ruikt, zegt hij steevast: “Kaka is vies.”
Bewegingshoek In de bewegingshoek kunnen de jongste kleuters van juf Kim zich naar hartenlust uitleven op de loopfietsjes, de step, de glijbaan, de tractor en kunnen ze rondwandelen met het trek- en duwspeelgoed. Sanne is verzot op de glijbaan. Ze kan al heel goed op de trap klimmen en vervolgens van de glijbaan glijden. Vandaag wil ze iets nieuws proberen. Ze klautert langs de glijbaan naar boven, in plaats van langs de trap. Als ze halfweg is, komt juf Kim bij haar en zegt haar dat ze dit niet meer mag doen; ze moet langs de trap omhoog klimmen. Daarop gaat Sanne opnieuw langs de trap omhoog om daarna via de glijbaan naar beneden te glijden. Ondertussen heeft juf Kim weer plaatsgenomen in de begeleidingshoek, waar ze enkele kleuters helpt bij het kleven. Sanne probeert nu opnieuw om via de glijbaan omhoog te klimmen. Leandro loopt door de klas en sleept een trekspeelgoedje achter zich aan (een telefoon op wielen, met een lang touw eraan vastgemaakt zodat Leandro de telefoon achter zich aan kan trekken). Hij kijkt achterom om de telefoon gade te slaan, maar oeps ... doordat hij zijn hoofd omdraait, heeft hij de openstaande kastdeur niet gezien en loopt hij er met zijn hoofdje tegen. Huilend loopt hij naar juf Kim en schreeuwt verdrietig: “Stoute kast”.
Knutsel- en puzzelhoek Juf Kim heeft enkele blanco tekeningen over het thema “Zaaien en planten” in de knutsel- en puzzelhoek gelegd die de kleuters kunnen inkleuren: een tuinman, een vogelverschrikker, een moestuin, ... Hier wordt gretig gebruik van gemaakt. Enkele kleuters zijn druk in de weer met de boetseerklei. Jarne haalt een bol boetseerklei uit de pot en duwt deze plat tot een pannenkoek. Hij schrikt. De boetseerklei is nu veel minder geworden: eerst was er een grote bol en nu is er enkel nog een platte pannenkoek. Hij neemt een nieuwe bol boetseerklei uit de pot en duwt deze opnieuw plat tot een pannenkoek. Jarne ontdekt dat er nu weer minder klei is. Anneke houdt zich ook bezig met de boetseerklei. Zij maakt een konijn. Geconcentreerd vormt ze de klei om tot een konijn. Vrolijk roept ze juf Kim erbij, die een kijkje moet nemen naar het konijn. Juf Kim herkent geen konijn in de boetseerklei, maar toch prijst ze Anneke om haar werkje. Jochen en Sandra maken elk een inlegpuzzel.
Schilderhoek Mieke is verzot op schilderen. Wat houdt ze er van om met de dikke kwasten op het papier te kliederen. Ze kan figuurtjes schilderen, zoals een bolletje of een streep. In de schilderhoek kunnen de kinderen gebruik maken van vier kleuren: rood, geel, groen en blauw. Voor Mieke maakt het echter niet zo veel uit met welke kleuren ze schildert, zolang ze maar kan schilderen. Jammer genoeg is de schilderhoek niet steeds open. Als juf Kim het te druk heeft, wordt de schilderhoek gesloten.
Zandbak Liselot is in de zandbak druk in de weer met het vullen en weer leeggieten van bloempotjes. Als ze veel bloempotjes boven elkaar leeg giet, groeit er volgens haar een berg in de zandbak. Met veel plezier maakt ze de berg erna weer stuk. Ze besluit om nu het zand over te gieten van de ene bloempot
GROOT WORDEN – WERKBOEK
313
CASUS
naar de andere. Daartoe vult ze een lage, brede bloempot met zand en giet dit over in de hoge, smalle bloempot. Yannick speelt ook in de zandbak, hij maakt taartjes. Hij maakt kleine hoopjes zand die hij naast elkaar op de rand van de zandbank legt. Dit zijn de taartjes. Tijdens het bereiden van de taartjes kijkt hij af en toe nieuwsgierig op naar wat Liselot aan het doen is. Dit lijkt hem wel leuk. Hij houdt het taartjes maken voor bekeken en gaat zelf ook met de bloempotten aan de slag. En maar vullen en leeggieten... Voor de (middag)pauzes en voor het afsluitende kringmoment ’s avonds zingt juf Kim samen met de kinderen het opruimlied. De kleuters slagen er goed in om op te ruimen. Ze weten dat ze niet alleen op de tafels, maar ook onder de tafels moeten kijken, want ook daar kan materiaal liggen. Ook onder de zandbak en onder de kasten wordt gezocht naar verloren voorwerpen. Als de kleuters na schooltijd huiswaarts keren of naar de opvang trekken, zijn ze erg moe. Een hele of halve dag in de klas is erg vermoeiend voor hen, want er komen op school zo veel nieuwe indrukken op hen af. Als Suzie Liselot komt ophalen, wil Liselot nog een keertje op de glijbaan. Eén keer mag ze van Suzie. Echter, het blijft niet bij die ene keer. Liselot wil nog een keertje. Dit mag niet van Suzie, want ze moet naar huis om eten klaar te maken. Daarop begint Liselot te schreeuwen en te stampvoeten dat ze niet naar huis wil en niet wil eten. Suzie pakt Liselot op en vertelt haar dat ze naar huis gaan, want het kan elk moment beginnen te regenen, waarop Liselot vraagt of de engeltjes dan pipi doen.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
314
CASUS
BIJ DE 5- EN 6-JARIGEN VAN JUF VEERLE In de derde kleuterklas zit Liselot in de klas bij Juf Veerle. Juf Veerle hecht veel belang aan differentiatie in haar klas. Daarom werkt ze met een contractwerk op kleuterniveau. Elke week kiezen haar kleuters twee taken uit een verzameling van taken. Juf Veerle legt ook zelf één verplichte taak op aan elke kleuter. Deze taak is afgestemd op de specifieke noden en behoeften van die kleuter. Deze drie taken moeten de kleuters in de loop van de week maken. Verder biedt juf Veerle dagelijks één activiteit aan die alle kleuters doorheen de dag moeten maken onder haar toezicht, bijvoorbeeld een oefening op de schrijfmotoriek of een oefening op de begrippen ‘minder dan – evenveel – meer dan’. Naast het contractwerk en deze verplichte activiteit, mogen de kleuters zelf kiezen wat ze doen in de klas tijdens ‘vrij spel’-activiteiten.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
315
CASUS
DAGPATROON IN DE KLAS VAN JUF VEERLE 08.50u. – 09.20u.: Onthaalmoment in de kring 09.20u. – 09.50u.: ‘Vrij spel’-activiteiten en aanbod van juf Veerle 09.50u. – 10.00u.: Opruimen 10.00u. – 10.30u.: Tussendoortje in de refter 10.30u. – 10.45u.: Speeltijd 10.45u. – 11.45u.: ‘Vrij spel’-activiteiten en aanbod van juf Veerle 11.45u. – 12.00u.: Opruimen en klaarmaken voor middagpauze 13.15u. – 13.45u.: Klassikaal kringmoment 13.45u. – 14.30u.: ‘Vrij spel’-activiteiten en aanbod van juf Veerle 14.30u. – 14.45u.: Speeltijd 14.45u. – 15.15u.: ‘Vrij spel’-activiteiten en aanbod van juf Veerle 15.15u. – 15.30u.: Opruimen en klaarmaken om naar huis te gaan
GROOT WORDEN – WERKBOEK
316
CASUS
ENKELE OBSERVATIES IN DE KLAS VAN JUF VEERLE – Liselot kleeft propjes papier op een blad. Ze doet dit met veel aandacht: ze scheurt stukjes papier,
rolt ze op tot kleine propjes en doet er zorgvuldig net voldoende lijm op. Als juf Veerle het signaal geeft om op te ruimen, blijft Liselot aandachtig verder werken. – Max zit op een rustig plekje in de klas en legt een treinspoor aan. Met zijn vinger schuift hij over
de mat om aan te geven hoe het treinspoor moet lopen. Hij zoekt zorgvuldig enkele onderdelen van het spoor uit. Hij legt ze naast elkaar om te kijken welk onderdeel het grootst is. – Ken gaat puzzelen. Hij heeft de puzzelstukjes verspreid op de tafel gelegd. Hij kijkt naar de puz-
zelstukken, maar komt niet tot puzzelen. Zijn blik dwaalt af naar het rek met de spelletjes. Hij ruimt de puzzel op en neemt een spelletje uit het rek. – Jan speelt samen met Dirk met het speelgoedkasteel. Ze spelen erg intens. Jan vertelt aan Dirk
over een tekening die hij maakte van een kasteel en over wat op die tekening stond afgebeeld. Hij speelt verder en gaat helemaal op in het verhaal over ridders dat hij er bij vertelt. – Lana neemt deel aan de aanbodactiviteit van de juf. Ze vult het werkblad in. Een andere kleuter
schuift met zijn blad over de tafel. Dit stoort haar en ze roept dat hij er mee moet ophouden. Wanneer er een andere kleuter voorbij loopt, roept ze: “Hé, waar gaat die naar toe?” – Josse maakt een tekening met dunne stiften. Hij gaat Sinterklaas tekenen. Hij tekent het hoofd,
de mijter en de baard. Dan stopt hij zijn tekenactiviteit en kijkt rond in de klas. Hij loopt naar de bouwhoek en gaat meespelen met de andere kinderen. Hij lacht, dit lijkt hij veel leuker te vinden. De tekening van Sinterklaas laat hij onafgewerkt achter. – Zeno en Mira spelen moedertje en vadertje. Zorgvuldig kiezen ze verkleedkledij uit. Mira kiest
voor de schort en Zeno voor de zwarte vest. Zeno gaat uit werken en Mira maakt het eten klaar. Ze leeft zich helemaal in: roeren in de potten en pannen. Als Zeno thuiskomt, eten ze samen. Daarna doet Mira de vaat en Zeno leest de krant. – Jasper timmert onder begeleiding van een timmerman die vandaag in de klas aanwezig is. Hij
slaat een spijker in een boomstam. Er valt een stukje schors af. Hij roept een andere kleuter erbij om dit te tonen. Hij voelt aan het stukje schors en probeert het terug in de boomstam te passen. Hij merkt dat dit niet lukt en gaat opnieuw ‘hameren’ zoals hij zelf zegt. – Laurens kleurt een prent in. Hij lijkt niet na te denken over de kleuren die hij gebruikt. Hij neemt
willekeurig kleuren die niet stroken met hoe het er in werkelijkheid uitziet. Hij kleurt niet binnen de lijntjes en kleurt de tekening niet volledig in. – Joppe heeft van juf Veerle de taak gekregen om het zand dat naast de zandbak ligt weg te vegen.
Hij neemt deze taak ernstig en werkt erg nauwgezet. Als juf Veerle zegt dat het goed is, wil hij nog verder werken. Het moet helemaal net zijn. Als hij klaar is loopt hij met een lachend gezicht naar de juf en zegt: “Ik heb alles opgebezemd.”
GROOT WORDEN – WERKBOEK
317
CASUS
ENKELE UITSPRAKEN VAN DE KLEUTERS VAN JUF VEERLE – Josse: “Mijn papa ebt ook nie veel haar meer.” – Dirk en Laurens spelen met de auto’s: Dirk speelt het liefst met de grote vrachtwagens, Laurens
heeft de kleine personenwagens genomen. Ze hebben beiden hun auto’s op een rij op de mat gezet. Juf Veerle vraagt: “Hebben jullie evenveel auto’s?”. Dirk roept: “Ik heb het meest! Mijn rij is veel langer dan die van Laurens”. Laurens is het daar niet mee eens: “Ik heb toch meer auto’s”, zegt hij. – Juf Veerle vraagt wie haar wil helpen om de schildertafel klaar te zetten. Enthousiast steekt Esther
haar handje in de lucht: “Ik ik ik.” Esther helpt juf Veerle bij het klaarzetten van de schildertafel. Esther mag enkele potjes met water vullen. Geconcentreerd, met haar tongetje uit haar mond, loopt ze met de bekers water naar de schildertafel. Wanneer ze de bekers water op tafel zet, duwt ze per ongeluk de beker met rode verf om, waardoor de hele schildertafel onder de rode verf zit. Liselot heeft dit zien gebeuren, ze loopt naar juf Veerle en zegt: “Juf, Esther is heel stout geweest.” – Juf Veerle is de vorige dag naar de kapper geweest en heeft haar haren laten kleuren. Anke kruipt
op de schoot bij juf Veerle en zegt: “Juf, je hebt je haren laten schilderen.” – Tijdens de voorstellingsronde aan het begin van het schooljaar:
Max: “Ik ben Max. Ik heb een nieuwe boeketas gekoopt. Ik heb een broertje. Die heeft geen boeketas gekrijgt.” Liselot: “Ik noem Liselot. Ik ben een meisje. Ik heb een lange staart. Ik heb een Mega Mindy pop.” – In de kring herhaalt juf Veerle met de kinderen het ontstaan van de vlinder. Eerst is er een eitje,
daaruit komt een rups, die gaat heel veel eten en wat gebeurt er dan? Liselot: “Dan krijgt hij buikpijn!” – Juf Veerle eet een plakje cake dat ze net van een jarige heeft gekregen. Kobe ziet dat en zegt: “Die
heb ik ook ge-eet!” Juf Veerle verbetert: “Gegeten bedoel je...” Waarop hij antwoordt: “Ja, geeten.” – Juf Veerle is jarig en heeft lekkernijen meegebracht voor haar kleuters: wafels en fruitsap!! Op
haar bureau staat een grote kan met fruitsap. Deze is bijna leeg (nog een viertal centimeter). Mira bekijkt rustig de drukte rond de tafel. Juf Veerle neemt de kan en giet het fruitsap in een smal glas. Mira kijkt plots heel verbaasd. Ze slikt, zet een stapje naar de tafel, bekijkt het volle glas, bekijkt juf Veerle, ... Ze schuift nog wat dichter naar juf Veerle toe en zegt tenslotte onzeker: “Maarre, da dat kan niet? Meer fruitsap … het is meer geworden! Nu is er meer fruitsap in het glas dan in de kan.” – Elke woensdag komt de leesfee in de klas een verhaal vertellen. Trees is een grote fan van de lees-
fee en zegt aan juf Veerle: “Ze kan heel goed vertellen omdat het een fee is.” – De bel gaat. De kleuters trekken hun jas aan en gaan naar huis. Lana, de tweelingszus van Mira,
wil haar jas niet aandoen. Daarop zegt Mira: “Je moet je jas aandoen. Anders wordt mama boos.” – Jonas heeft 1 broer Maxime en 1 zus Joke. Juf Veerle vraagt aan Jonas hoeveel broers en zussen hij
heeft, waarop Jonas antwoordt: “1 broer en 1 zus.” Vervolgens vraagt Juf Veerle: “Hoeveel broers en zussen heeft Maxime?” Daarop reageert Jonas: “1 zus.”
GROOT WORDEN – WERKBOEK
318
CASUS
WEEKPROGRAMMA BOERDERIJKLASSEN De kinderen van het 2de leerjaar gaan jaarlijks op boerderijklassen. Zo gaat ook Liselot samen met haar klasgenootjes gedurende drie dagen op verkenning op de boerderij.
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Aankomst
Ontbijt (08.30u.)
Ontbijt (08.30u.)
Installeren in kamers Afspraken + kennismaking met boer en boerin Rondleiding (bij de dieren)
Bezoek melkveebedrijf Boerderijquiz
Opruimen van de kamers Brood bakken Dieren voederen
Middageten (12.30u.)
Middageten (12.30u.)
Middageten (12.30u.)
Werken in moestuin + confituur maken
Pottenbakken Vogelverschrikker maken
Huifkartocht + bezoek aan de ijsboer Afscheid
Vieruurtje
Vieruurtje
Ponyrijden + dierenverzorging Dierenverzorging Vrij spel op het erf + hooizolder Avondeten (17.30u.)
Avondeten (17.30u.)
Postenspel: De kippenrace Gezellig samenzijn
Fuif
Extra informatie bij activiteiten:
Werken in moestuin + confituur maken Eerst krijgen de kinderen een uitgebreide rondleiding in de moestuin. Hierbij worden de zintuigen aangesproken (bijvoorbeeld ruiken aan kruiden, proeven van groenten, kijken naar en voelen aan vruchten en blaadjes). Daarna gaan ze zelf aan de slag: oogsten van groenten, fruit en kruiden en onkruid wieden. Vervolgens maken de kinderen confituur met de fruitoogst van de dag. Vooral het onkruid wieden is momenteel hoognodig. De voorbije weken werd de boerderij enkel bezocht door kleuters. De kleuters hadden bij het wieden in plaats van onkruid heel wat kruiden en groenten gewied en een groot deel van het onkruid was blijven staan. In de toekomst zal boer Teun het onkruid wieden daarom voorbehouden voor groepen uit de lagere school.
Dierenverzorging De kinderen helpen mee bij de verzorging van de dieren. Dit houdt in: het uitmesten van stallen en dierenhokken, het borstelen van de pony’s, meerijden met de tractor, gaan wandelen met de waakhond, … Terwijl ze meewerken op het erf, leren de kinderen omgaan met de dieren, leren ze de functies van de verschillende boerderijdieren kennen en leren ze welke producten de dieren leveren en wat er van gemaakt wordt. Tijdens deze activiteiten steken de kinderen veel meer op dan wanneer ze de leerstof in de klas tijdens een les wereldoriëntatie krijgen uitgelegd door de leerkracht.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
319
CASUS
Postenspel: De kippenrace De kinderen worden ingedeeld in twee ploegen die elk een eigen schuilplaats zoeken. Iedere ploeg moet proberen om zo veel mogelijk kippen te verzamelen. Daarvoor dient elk kind eerst naar de boer te lopen, waar ze een namaakei krijgen. Vervolgens moeten ze met dat ei naar Moeder Kloek lopen (dit is de juf die verkleed is als een kip). Bij Moeder Kloek kunnen ze het namaakei omruilen tegen een kip (dit is een kaartje met een afbeelding van een kip op). Deze kip moeten de kinderen naar hun schuilplaats brengen. Nadat ze een kip naar hun schuilplaats hebben gebracht, kunnen ze het hele parcours opnieuw afleggen: eerst naar de boer waar ze een namaakei krijgen, dan naar Moeder Kloek waar ze het ei omruilen tegen een kip, en vervolgens met deze kip naar hun schuilplaats. Er is echter één hindernis: op het parcours lopen twee vossen (= kinderen) rond. Als ze aangetikt worden door een vos, moeten ze het voorwerp dat ze op dat moment in hun handen hebben (het ei of de kip) afgeven. De ploeg die bij het stopsein de meeste kippen verzameld heeft, is de winnaar.
Bezoek melkveebedrijf In het melkveebedrijf leren de kinderen waar onze drinkmelk vandaan komt en hoe die verwerkt wordt. De kinderen mogen ook zelf een koe melken.
Boerderijquiz In deze quiz krijgen de kinderen vraagstukken die allen verband houden met de boerderij. Ze bevatten allerlei realistische rekenoefeningen, bijvoorbeeld “Jan plukt 9 appels. Piet plukt 6 appels meer dan Jan. Hoeveel appels hebben ze samen?”, “Op de boerderij leven 55 dieren. Er zijn 13 mannetjesdieren. Hoeveel vrouwtjesdieren zijn er?” Om de rekenoefeningen op te lossen mogen de kinderen gebruik maken van alle materialen en levende wezens op de boerderij.
Vogelverschrikker maken Op het erf van boer Teun staat één vogelverschrikker. Dit is niet voldoende en de kinderen krijgen de taak om zelf een vogelverschrikker te maken. Ze bekijken eerst de vogelverschrikker van de boer en de onderdelen waaruit die bestaat (pompoen = hoofd, knopen = ogen, emmer = hoofddeksel, bezems = armen, …). Alvorens op zoek te gaan naar materialen om een vogelverschrikker te maken, denken de kinderen na welke materialen ze nodig hebben.
Brood bakken Tijdens deze activiteit leren de kinderen hoe brood gemaakt wordt: welke producten zijn daarvoor nodig en waar komen die producten vandaan. Alle producten worden getoond aan de kinderen en vervolgens ontpoppen de kinderen zich tot echte bakkers en bereiden ze zelf hun eigen brood in een vorm naar keuze.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
320
CASUS
ENKELE WIST-JE-DATJES OP BOERDERIJKLASSEN Wist je dat … – het voor heel wat kinderen uit onze klas de eerste keer is dat ze op kamp gaan? – Liselot een knuffelkoe heeft die Bella heet? – Liselot elke nacht met Bella slaapt, ook hier op de boerderij? – onze tweedeklassers het verschil kennen tussen een melkkoe en een vleeskoe en weten dat zowel de melkkoe als de vleeskoe tot de familie van de koeien behoren? – er 30 koeien, 6 kippen, 4 kuikens, 4 pony’s, 4 poezen, 3 konijnen, 2 honden, 1 varken en 1 ezel op de boerderij van boer Teun wonen? – onze tweedeklassers weten dat er meer dieren dan koeien op de boerderij zijn? – zelfgemaakt brood veel beter smaakt dan brood uit de winkel? – Hanna haar mama de eerste dag een beetje miste maar nu op dag 3 niet meer naar huis wil? – Josse en Tom zelf een kippenlied hebben gemaakt? – Josse dit kippenlied elke avond bij het kippenhok zingt, in de overtuiging dat de kippen hierdoor de volgende dag meer eieren zullen leggen? – kippen eerst schattige kuikens zijn vooraleer ze kip worden? – de hele klas heeft genoten van de boerderijklassen?
GROOT WORDEN – WERKBOEK
321
CASUS
DE ERVARINGEN VAN JUF CARINA TIJDENS DE BOERDERIJKLASSEN Op boerderijklassen gaan met de bengels van het 2de leerjaar vind ik elk jaar weer een hele ervaring. Tijdens deze drie dagen leer ik de kinderen op een heel andere manier kennen. De band tussen mij en de kinderen wordt tijdens deze driedaagse sterker, want ik ben er de hele dag voor hen: bij het ontwaken, de maaltijden, het slapengaan. Ik voel me dan als een vervangmoeder voor hen. De activiteiten vallen ieder jaar weer in de smaak bij de kinderen. Zelfs het onkruid wieden. Dit is een hele karwei, want het onkruid staat erg verspreid tussen de planten en groenten. De kinderen slagen er goed in om het onkruid van de planten en groenten te onderscheiden. Ze wieden niet lukraak, maar werken systematisch, zodat er geen onkruid meer blijft staan. Ook de boerderijquiz is erg geliefd. De kinderen lijken de realistische rekenvraagstukken nu veel leuker te vinden dan wanneer we rekenvraagstukken in de les behandelen. Ik merk dat ze nu ook beter scoren. Het postenspel, nieuw sinds dit jaar, blijkt een succes. De kinderen leven zich helemaal in de kippenrace in. Voor het spel start, denken ze diep na waar ze hun schuilplaats best maken: Waar kunnen ze zich goed verstoppen? Hoe moet de schuilplaats er uit zien? Hebben ze extra materialen nodig?, … Ze zien in dat ze hun schuilplaats best niet te ver verwijderen van de plaats waar boer Teun en Moeder Kloek zich bevinden, zodat ze niet ver moeten lopen. Eens het spel gestart is, wordt er druk heen en weer gelopen op het erf. Ook dit jaar worden er weer heel wat verschillen duidelijk tussen de regels en afspraken thuis en de regels en afspraken die ik samen met de boer en boerin heb opgesteld. Zo maakte Tom zich de eerste dag druk omdat hij zijn pantoffels moest aantrekken alvorens de leefruimte binnen te gaan. Hij reageerde als volgt: “Van mama en papa mag ik wel op mijn schoenen rondlopen in de huiskamer.” Of het feit dat de leerlingen ’s morgens iets moesten eten. Esther zat de eerste ochtend aan de ontbijttafel te huilen. Ze wilde niets eten. Thuis moest ze van haar mama en papa immers ook niet ontbijten als ze niet wou. Verder zijn de kinderen nog jong maar zorgen ze al goed voor elkaar. De eerste avond had Hanna een beetje heimwee en Liselot heeft haar toen getroost. Ze vertelde dat zij haar mama ook miste, maar toch blij was dat ze op de boerderij kon zijn. Er ontstaan ook stilaan echte vriendengroepjes. Zo zijn er bijvoorbeeld de jongens die graag voetballen, de jongens die liever knikkeren, de meisjes die samen touwtjespringen, de meisjes die op school graag met de oudere leerlingen spelen. Johan speelt het liefst alleen. Zo is hij tijdens pauzes vaak terug te vinden bij de basketbalring waar hij zijn werptechnieken verbetert. Ook wanneer anderen hem vragen om mee te spelen met hen, blijft hij liever in de buurt van de basketbalring.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
322
CASUS
ENKELE OBSERVATIES IN DE LAGERE SCHOOL – Liselot, Hanna, Lana en Mira (3de leerjaar) zitten in een kringetje op de speelplaats. Ze hebben
hun stickerverzameling van de Smurfen meegebracht. Ze ruilen de stickers die ze dubbel hebben. – Sara, Klaartje en Marie uit het 4de leerjaar zingen uit volle borst:
“Jongens zijn slap, ze vallen van de trap Meisjes zijn sterk, ze klimmen op de kerk.” – Enkele jongens uit hun klas reageren hierop:
“Meisjes zijn slap, ze vallen van de trap Jongens zijn sterk, ze klimmen op de kerk.” – Florian (8 jaar) is uitgegleden in een plas. Zijn broek is nat, en zijn zitvlak doet pijn. Hij barst in
tranen uit. Enkele klasgenootjes van Florian lachen om dit incident. Florians’ oudere broer Jochem (11 jaar) heeft alles zien gebeuren en komt aangelopen. Hij zegt tegen de kinderen dat ze niet mogen lachen met Florian want vallen doet pijn. Bovendien zegt hij dat zij het zelf ook niet leuk zouden vinden als er met hen gelachen wordt. – Nathan is een gehoorzame, beleefde en stille jongen van 7 jaar. Hij is ver vooruit op zijn leeftijd-
genoten. Hij is nooit humeurig en gedraagt zich altijd voorbeeldig. Op school doet hij wat van hem verwacht wordt, maar hij zal nooit zelf het initiatief nemen voor een oefening of een spel. Het lijkt alsof hij een volwassen identiteit heeft aangenomen en gedreven wordt door de wens zoveel mogelijk te behagen. Hij is niet erg populair in de klas en wordt door zijn klasgenootjes beschouwd als het lievelingetje. Op de speelplaats probeert hij aansluiting te vinden bij de andere groepjes (wat niet goed lukt) of loopt hij alleen rond. – Op vrijdagnamiddag weerklinkt de muziek van de Kids Top 20 door de geluidsinstallatie op de
speelplaats. Enkele meisjes uit het 5de leerjaar voeren een show op. De voorbije week hebben ze een dansje ingestudeerd op het liedje “Shut up” van de Black Eyed Peas, en nu tonen ze het aan al wie het zien wil. Twee jongens uit het 2de leerjaar wachten vol ongeduld tot de jumpmuziek begint, want dan kunnen ze volop jumpen. – Met rode blozende wangen stapt Sterre, onlangs 11 jaar geworden, verlegen naar het toilet van de
juffrouwen. De meisjes uit de hogere leerjaren die ongesteld zijn, mogen op die momenten immers gebruik maken van het damestoilet van de juffrouwen. Sterre kijkt goed rond alvorens ze het toilet binnengaat. Ze hoopt dat niemand haar heeft gezien. Verder beginnen haar borsten zich te ontwikkelen. Van haar mama moet ze daarom een bh dragen. Qua mentaliteit is Sterre nog heel speels en helemaal niet toe aan jongens. – Op de speelplaats is er met witte lijnen een voetbal-, basketbal-, trefbalveld en hinkelperk gete-
kend. Enkele jongens uit het 4de en 5de leerjaar spelen voetbal op het voetbalveld. De ploegen worden op volgende wijze ingedeeld: Jonas (leider van ploeg A) en Bert (leider van ploeg B) kiezen beurtelings iemand die bij hen in de ploeg mag. Zoals altijd wordt Dirk als eerste gekozen, want hij kan supergoed voetballen. Kobe daarentegen wordt meestal als laatste gekozen. Hij is mollig en kan niet snel lopen, maar hij wil wel graag meespelen met de anderen. Als blijkt dat hij in ploeg A zit, slagen de andere kinderen uit ploeg A een zucht: “Toch niet Kobe, die dikke.” Kobe staat er beteuterd bij. In het eerste leerjaar en in de kleuterschool was hij ook al mollig, maar toen maakten de anderen hier geen opmerking over, terwijl hij het nu hard te verduren krijgt.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
323
CASUS
– Enkele meisjes uit het 1ste leerjaar zitten in een kring. Ze spelen “zakdoek leggen”. Er is echter
niemand die een propere zakdoek bij zich heeft. Daarom heeft Nienke voorgesteld om haar vestje als zakdoek te gebruiken. Het liedje gaat nu: “Vestje leggen niemand zeggen ik heb de hele ...” – Elke klas gaat maandelijks naar de bibliotheek. In het 4de leerjaar zijn volgende boeken erg
geliefd: “Eindcijfer 7”, “Ramkraak” en “Ik durf alles!” Nijntje, De zeven geitjes en Klein duimpje hebben hun populariteit verloren. – Ben (5de leerjaar) heeft samen met enkele klasgenootjes een geheim clubje opgericht. In de strui-
ken achter het grasveld hebben ze hun schuilplaats, waar niemand wordt toegelaten. Voor ze aan het kamp begonnen te bouwen, hebben ze nagedacht hoe ze dit het best konden aanpakken (welke takken ze waar zouden plaatsen, waar de ingang was, ...). Met takken hebben ze de ingang afgesloten. Om toegelaten te worden tot het kamp moet je het geheime wachtwoord kennen. – Lana en Anke doen aan Rope Skipping. Ze brengen hun springtouw vaak mee naar school om te
oefenen. Het gewone touwtjespringen beheersen ze reeds goed. Op de Rope Skipping leren ze nu allerlei acrobatenkunsten die ze kunnen uitvoeren terwijl ze springen met het springtouw. – Daan (4de leerjaar) heeft wafels meegebracht die hij samen met zijn mama heeft gebakken. Hij
heeft ook een wafel bij voor Sylvie, een meisje uit zijn klas. Hij vindt haar het liefste meisje van de ganse wereld. Hij vindt haar blonde haren heel mooi. Sinds gisteren is het met haar aan. Samen wandelen ze over de speelplaats. Daan vertelt hoe hij samen met zijn mama de wafels heeft gemaakt: eerst boter laten smelten, dan gesmolten boter mengen met bloem, eigeel en melk, dan de eiwitten opkloppen en er suiker aan toevoegen, dan alles mengen en bakken maar. – Hannelore (2de leerjaar) staat te huilen op de speelplaats. Haar twee vriendinnetjes staan bij haar
en proberen haar te troosten. Ze roepen de juf erbij: “Juf, Senne pest Hannelore, hij zegt dat haar papa’s vuile janetten zijn, en nu is Hannelore heel verdrietig.” Waarop de juf reageert: “Heeft Senne zulke lelijke dingen gezegd? Dat mag hij niet doen, hé.” Eén van beide vriendinnetjes loopt daarop naar Senne en zegt dat hij zulke dingen niet mag zeggen van de juf. – Mieke (4de leerjaar) heeft voor haar verjaardag een kralenstudio gekregen, waarmee ze een hele-
boel papieren kralen heeft gemaakt. Deze kralen heeft ze vandaag meegebracht voor haar vriendinnen en samen maken ze hiermee juwelen. De meisjes werken geconcentreerd: ze leggen de kralen van dezelfde kleur samen en vervolgens kiezen ze de kleuren uit die zij willen gebruiken. De meeste meisjes rijgen de kralen aan het touw volgens een vast patroon, bijvoorbeeld groenrood-groen-rood-... of rood-geel-oranje-rood-geel-oranje-... – Janne (3de leerjaar) staat alleen op de speelplaats. Ze heeft al meermaals geprobeerd aansluiting
te zoeken bij enkele vriendengroepjes, maar dit is haar niet gelukt. De anderen zeggen dat ze stinkt en daarom niet mag meespelen. Ook in de klas wil niemand naast haar zitten. Janne vindt het niet meer leuk om naar school te komen. Elke morgen staat ze op met buikpijn en het is elke dag weer een strijd om haar naar school te krijgen. – Tuur en Jasper (5de leerjaar) zijn gefascineerd door dinosaurussen. Ze hebben hier heel wat in-
formatie over opgezocht en goochelen met allerlei moeilijke termen zoals Brontosaurus, Diplodocus, Triceratops, Iguanodon, Velociraptor, ... Ze willen een film maken over het leven van de dinosaurussen. Vandaag hebben ze enkele speelgoeddinosaurussen uit hun verzameling meegebracht en oefenen ze bepaalde fragmenten uit hun toekomstige film.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
324
CASUS
FRAGMENT UIT HET VRIENDJESBOEK VAN LISELOT
Naam: Hanna Bijnaam: ? Leeftijd: 10 jaar Woonplaats: Rozenstraat 2, 2840 Rumst, Antwerpen, België, Europa, Wereld
Sterrenbeeld: tweeling Kleur ogen: bruin Kleur haar: bruin Broers: 1, Stijn Zussen: / Wat ik wel elke dag eten wil: friet Wat ik leuk vind aan jou: grappig, altijd goed gezint, liegt niet
Hoe ik je ken: leukste buurmeisje Wat ik graag doe: koor, knutselen Fan van: F.C. de kampioenen Lievelingsfilm: Matilda Lievelingsmuziek: Milk Inc. Favo sport: jazdans Idool: Natalia Mijn dapperste daad: op kamp gaan met de scouts Wat ik nooit meer wil meemaken: vratten laten wegdoen Wat ik later worden wil: dansjuf Mijn vurigste wens: heel oud worden Mijn lievelingsdier: poes Dit wil ik je nog graag toefluisteren: je bent mijn beste vriendin
GROOT WORDEN – WERKBOEK
325
CASUS
SUZIE VERTELT OVER HAAR DOCHTER LISELOT In januari is er oudercontact op school, waarbij de klasleerkracht de resultaten van de jongeren met hun ouders bespreekt. In het eerste trimester behaalde Liselot matige resultaten in het 3de jaar Economie. In vergelijking met vorig schooljaar zijn haar resultaten erg gedaald. De klasleerkracht heeft het gevoel dat Liselot onderpresteert en beter zou kunnen presteren mocht ze zich meer inzetten voor haar schoolwerk. Ook Suzie heeft opgemerkt dat Liselot de laatste tijd met andere dingen in haar hoofd zit. Ze brengt weliswaar veel tijd door in haar kamer, maar of Liselot daar daadwerkelijk studeert, betwijfelt Suzie sterk. Er weerklinkt vaak luide muziek uit haar kamer en haar pc staat permanent aan. Volgens Suzie is Liselot de voorbije maanden erg veranderd en daar heeft Suzie het moeilijk mee. De voorbije jaren hadden ze een goede moeder-dochter relatie opgebouwd. Suzie had het gevoel dat ze Liselot door en door kende. Ze gingen samen winkelen, samen gezellig op daguitstap en kozen elkaars kledij. Nu gaat Liselot het liefst met vriendinnen shoppen. De kleren die ze dan koopt, verschillen erg van de kleren die ze vroeger samen met haar mama kocht. En samen op daguitstap, dat zit er niet meer in. Vroeger vroeg Liselot vaak aan Suzie om samen iets leuks te doen. Als Suzie nu aan Liselot vraagt om samen op stap te gaan, dan weigert Liselot en maakt ze andere plannen met vrienden. Verder kan Liselot geen spiegel voorbij wandelen zonder zichzelf grondig te bestuderen in die spiegel. Ze verbergt haar mooie gezicht achter een laag make-up. Vroeger mocht ze van Suzie af en toe experimenteren met make-up, maar dan enkel thuis en in het weekend en daar hield Liselot zich aan. Nu draagt ze ook make-up om naar school te gaan: zwarte mascara, oogschaduw en fond de teint. Niet alleen haar ogen kleurt ze zwart, ook in haar kledingkast is heel veel zwart aanwezig. Ze lijkt net een kopie van één of andere popster. Dit staat in contrast met de kleurrijke kledij die ze vroeger verkoos en waarmee ze net een clown leek. Nu lijkt ze een nieuwe mode te volgen, de zwarte mode. Als Suzie hierover een opmerking maakt, bijvoorbeeld dat ze zwart beter combineert met een kleurrijk kledingstuk, wordt Liselot kwaad en zegt ze dat ze zelf beslist welke kledij ze draagt. Suzie vraagt zich af of het misschien door haar vrienden komt dat Liselot zich nu anders kleedt en zich schminkt. Haar vrienden lijken die zwarte mode eveneens te volgen. Liselots gedrag schommelt sterk. Op het ene moment is ze erg aardig en heeft ze goede manieren, terwijl ze zich op andere momenten arrogant gedraagt en die goede manieren compleet verdwenen zijn. Ook haar taalgebruik varieert. Nu eens uiterst beschaafd praten, dan weer vreselijk dialect. Thuis is ze erg passief: ze hangt voor de tv, zit op haar kamer, hangt aan de telefoon, … maar voor opruimen past ze en onder huiselijke karweitjes probeert ze onderuit te komen. In het koor is ze echter erg actief en neemt ze extra taken op, zoals de organisatie van de spaghettidag ten voordele van het koor. Als ik of mijn man een opmerking maken over haar wisselende gedrag, dan reageert Liselot fel. Ze zegt dat we haar niet begrijpen en ons niet moeten mengen in haar leven. Er zijn ook discussies wat betreft het weggaan op vrijdagavond na de koorrepetitie. Liselot moet dan om 24 uur thuis zijn. Telkens weer haalt Liselot aan dat 24 uur veel te vroeg is om naar huis te gaan. Tijdens het oudercontact haalt de klasleerkracht aan dat Liselot zich erg weerspannig opstelde toen de drankautomaat uit de school werd verwijderd. Zij en enkele medeleerlingen protesteerden hevig. Suzie herkent dit. Ook thuis heeft Liselot zich druk gemaakt over het voorval met de drankautomaat. Haar man Paul en zijzelf begrepen niet waarom Liselot er zo’n heisa rond maakte. Paul verwees hierbij naar zijn werk. Moesten hij of zijn collega’s zich druk maken over een drankautomaat die werd weggehaald of een andere kleinigheid, dan zou er dagelijks protest zijn. Liselot begreep de reactie van Paul niet en riep: “Och, jullie durven niets.”
GROOT WORDEN – WERKBOEK
326
CASUS
ENKELE BERICHTJES OP FACEBOOK Hanna Notelaers: (10 maart 2009 om 18.32u.)
Hoi hoi, mag je van je mama en papa naar Werchter? Ik wel J, dus doe je best om hen te overtuigen!! Kus, Hanna.
Liselot Peeters is dolgelukkig met Jef (8 maart 2009 om 14.25u.) Toke Noels: (5 maart 2009 om 18.54u.)
Heey Lotje, Gaan we morgen na school een broodje eten op de markt? Ik vraag aan Jef en Lander of zij ook zin hebben om mee te gaan. Doeii, Toke.
Hanna Notelaers: Lotje, je mag komen logeren, yoehoe!! Kijk er al (24 februari 2009 om 19.43u.) naar uit. Kus, Hanna Liselot Peeters is feeling down down down … vraag me niet waarom! (20 februari 2009 om 17.15u.) Jef Deleu: (18 februari 2009 om 15.15u.)
OPROEP: Zaterdagavond treden The Icons op in het jeugdhuis. Be there or be … een watje. Jef
Liselot Peeters gaat handtekeningen verzamelen TEGEN KINDERARBEID (14 februari 2009 om 10.59u.) Deborah Soens: Helaba Lottemie, mercikes voor je berichtje. (13 februari 2009 om 21.22u.) Jammer genoeg heeft mijn zoektocht naar mijn echte ouders tot nu toe niet veel opgeleverd. Ik weet eigenlijk niet waar ik moet beginnen. Met mama en papa kan ik er niet over spreken. Ze willen er niet van horen. Ik heb de voorbije dagen al gesurft op het internet, maar hoe moet het nu verder. Ik wil mijn biologische ouders leren kennen en mijn mama en papa niet kwetsen. Deborah XX Niels Jaspaert: Hey schatje, ik mis je. Ik kijk al heel erg uit naar (13 februari 2009 om 20.04u.) morgen: naar de film! Dikke kus, Niels. Liselot Peeters – Ni te missen: Zondag spaghettidag jeugdkoor ‘Zing ze vrij’ (10 februari 2009 om 20.15u.) Sonja De Backer: (6 februari 2009 om 18.24u.)
GROOT WORDEN – WERKBOEK
Haai Lotje, Ik kan niet naar de spaghettidag van het koor komen. Ik moet mee op familiefeest, hip hoi L. Ik bereid me al voor op de opmerkingen: “Ooh, wat ben jij groot geworden.”,“Hoe gaat het op school?” Enfin, ik kan er ni onder uit.
327
CASUS
KRANTENKOPPEN Paul, de vader van Liselot, leest in zijn vrije tijd vaak de krant. Daarin leest hij heel wat informatie over het reilen en zeilen van de jeugd. Hieronder vind je enkele krantenkoppen. “Kwart van jongeren overwoog afgelopen jaar zelfmoord” “Evenement ‘Kickx’ stuurde al honderden jongeren de hoogte in” “Lancering van nieuw gamma schoonheidsproducten voor jongeren” “Dronken tieners gaan joyriden met gestolen wagen” “Gebruik cannabis en XTC stijgt bij jongeren” “Film- en tv-sterren beïnvloeden rookgedrag jongeren” “Tatoeages en piercings blijven niet langer buiten de schoolmuren” “Ouders vinden adolescentieperiode het ‘moeilijkst’” “Jongeren discussiëren op het internet over politiek”
GROOT WORDEN – WERKBOEK
328
CASUS
WEBSITE JOEPIE, RUBRIEK DIALOOG Liselot leest het jongerentijdschrift JOEPIE. Regelmatig neemt ze een kijkje op de website van JOEPIE waar ze in de rubriek dialoog volgende getuigenissen leest. Hoi Joepie, ik ben een meisje van 15 en zit in dezelfde klas als mijn zus van 16 omdat zij dit jaar moet overdoen. In het begin van het schooljaar begreep ik nog dat ze altijd bij mij kwam staan, maar nu zou ze toch al andere vrienden moeten hebben? Ik haat het dat ze tijdens elke pauze bij mij en mijn vriendinnen komt staan. Ook koopt ze altijd dezelfde spullen als ik. Ik heb haar al eens gezegd dat ik dit niet fijn vind, maar toen lachte ze me eerst in mijn gezicht uit voor ze me begon uit te schelden. Hebben jullie misschien tips voor mij? Want ik ben het gedrag van mijn zus echt beu. B. Hey Joepie, ik ben een meisje van 14 en heb nog nooit een lief gehad. Er is een jongen waar ik wel wat voor voel. Om eerlijk te zijn: ik ben smoor op hem! Hij weet dat, want hij heeft aan een vriendin gevraagd hoe ik over hem denk. Zij heeft eerlijk gezegd dat ik hem wel zie zitten. Maar ik weet niet of hij mij leuk genoeg vindt om zijn lief te zijn. En ik durf het niet te vragen, want als hij ‘nee’ zegt weet ik het zeker. Nu kan ik nog dromen. Maar ik zou ook graag meer doen dan dromen van hem. Mijn vriendinnen zeggen dat ik op hem af moet stappen, maar dat durf ik niet. Daar ben ik te verlegen voor. Bangerdje
GROOT WORDEN – WERKBOEK
329
CASUS
DAGBOEKFRAGMENT Liefste dagboek, Vandaag ben ik gaan winkelen met Hanna, Marie en Toke. ’s Avonds hebben we fotoshoot gehouden met onze nieuwe kleren. Het was reuzefijn. We probeerden erg verleidelijk naar de camera te kijken. Hanna was hier kei goed in, ik zal nog wat moeten oefenen vrees ik. En de littekens van mijn acne op mijn voorhoofd storen me echt. Stomme puisten!! Wanneer ik op straat loop of met anderen praat, heb ik het gevoel dat ze constant naar mijn littekens staren. Die dikke laag bruine crème lijkt precies niet te helpen. Oh, wat schaam ik mij voor die littekens. Wat een onvriendelijke buschauffeur hebben we vandaag ontmoet. We vroegen of we tussen twee bushaltes in konden afstappen, anders moesten we wel 2 km te voet gaan. Die buschauffeur weigerde dat, hij zei dat hij enkel mocht stoppen aan bushaltes. We hebben hem nog proberen te overhalen: “Maar meneer, anders moeten we 2 km stappen?”, “Er zijn toch niet veel auto’s op de baan, dus je kunt gemakkelijk stoppen.”, “Het kan elk moment beginnen regenen.” Onze argumenten hielpen echter niet en meneer zette ons af aan de bushalte zoals zijn werkgever van hem verwachtte. We hebben hem een vieze blik geschonken. Binnen enkele maanden is het Rock Werchter. Ik wil zooo graag gaan, maar mams en paps zeggen dat ik pas vanaf 16 jaar naar festivals mag. Hopelijk zien ze één dagje Werchter door de vingers. Hanna mag immers wel gaan. Ik weet niet meer wat ik met Niels moet aanvangen. Ik denk dat ik het ga uitmaken. Hij is een lieve jongen, maar ik ben hem een beetje beu. Hij zaagt te veel. Jef is veel toffer en erg cool. Zelfs een beetje macho. Hij toont graag hoeveel spieren hij heeft. Marie is nu officieel emo. Ik vraag mij af of ik ook emo ben of moet worden. Ik draag wel zwarte kleren, en luister af en toe naar die muziek, maar eigenlijk vind ik die muziek niet zo geweldig. Ik luister veel liever naar popmuziek. ’t Is weer zover: de rode vlag hangt uit. Ik heb echt veel last van mijn maandstonden. Volgens Toke betert dat zodra je de pil neemt. Ik heb het er al met mams over gehad, maar zij vindt mij nog veel te jong voor de pil. Spijtig, want je krijgt daar ook dikkere borsten van volgens Toke. Toke heeft dit weekend voor het eerst gesekst. Ik zou dat totaal niet durven met Niels. Ik vraag me af of ik abnormaal ben. Maar aan wie kan ik dat vragen? Niemand zal mij begrijpen … Dit weekend is het kermis. Qua attracties valt daar niet zo veel te beleven. Meestal zitten we met z’n allen op het pleintje naast de botsauto’s. We eten dan frietjes of smoutebollen, babbelen wat en kijken naar de jongens die stoer doen in de botsauto’s. Vorige zomer heb ik daar mijn eerste sigaret gerookt, en tevens mijn laatste. Dat is niets voor mij, dan drink ik liever Redbull of Bacardi. Dikke kus, Lotje
GROOT WORDEN – WERKBOEK
330
CASUS
BABYSITTEN BIJ ANTOON 18 februari 2009. Vandaag ga ik babysitten bij Antoon. Zijn ouders willen er graag even tussen uit. Met zo’n kleine wildebras in huis hebben ze af en toe nood aan tijd voor hun tweetjes, en dan spring ik graag bij. Wanneer ik aankom, zit Antoon televisie te kijken. De avonturen van Bumba en Bumbalu weten hem steeds te boeien. Laatst nog kwam Antoon even aan de telefoon toen ik met zijn mama belde. Hij riep toen: “Bumba tv. Kijk maar.” Hij dacht dat ik door de telefoon ook naar Bumba kon kijken. Ook nu kijkt hij erg geconcentreerd naar televisie. Hij heeft zelfs niet door dat ik gearriveerd ben. Ik stel voor om te tekenen. Antoon vindt dit een goed idee. Hij neemt een stift en gaat aan de slag, maar al gauw houdt hij het tekenen voor bekeken. Hij zegt dat zijn tekening klaar is. Op zijn tekening staan enkele cirkels en lijnen. Als ik hem vraag of de tekening voor mij is, knikt hij instemmend. Die tekening voeg ik zeker toe aan mijn prikbord. Als verrassing heb ik vandaag de blokkentrommel van Elise meegebracht. Hij is in de wolken en neemt alle blokken uit de doos. In de doos zitten blokken van diverse groottes en diverse figuren: grote en kleine blokken, kubussen en balken, in alle kleuren van de regenboog. De blokken liggen over de hele woonkamer verspreid. Luidkeels roept hij: ‘Blokke van A’toon … blokke van A’toon’. Antoon maakt vervolgens een toren. En wat vindt hij het leuk om die toren daarna weer omver te gooien. Wanneer Antoon het spelen met de blokken beu is, bedenk ik een opruimspel zodat Antoon leert op te ruimen. Ik vraag hem om de blokjes te zoeken en in de trommel te gooien. Gooien op zich lukt wel, maar de blokken belanden niet in de trommel. Antoon kan nog niet zo goed richten. Even later wil Antoon de zandbak in. Hij maakt pannenkoeken voor mij en gaat hierbij zorgvuldig te werk: hij doet zand in een emmer en roert er met een schepje in. Blijkbaar heeft hij goed opgelet wanneer zijn mama pannenkoeken maakt. Als de ‘pannenkoeken’ klaar zijn, proeft hij ervan en zegt: “Mmm”. Ook ik moet proeven. Ik doe alsof ze erg lekker zijn. Antoon gaat zo op in zijn kookkunsten dat hij er slechts net op tijd aan denkt om te gaan plassen. Heb ik even geluk, want een natte broek en een natte zandbank zijn niet zo fijn om op te kuisen. Wanneer ik hem wil helpen om zijn broekje af te doen, roept hij: “Alleen.” Hij wil het zelf doen: “Ik kan da.” Na een hevig gevecht met zijn broek, laat hij mijn hulp toch toe. Ik stel voor om verstoppertje te spelen. Als kind vond ik dit spel immers geweldig. Ik verstop mij en Antoon moet mij komen zoeken. Hij vindt mij echter niet. Wanneer ik weer te voorschijn kom, zie ik hem met een autootje spelen. Ik vraag me af of ik mij te moeilijk verstopt heb. Nu mag Antoon zich verstoppen en kom ik hem zoeken. Hij verwijdert zich enkele meters van mij, verbergt zijn hoofdje achter zijn handjes en roept: “Kome zoeke”, terwijl hij in feite nog helemaal zichtbaar is voor mij. Misschien heb ik hem de regels van het spel niet goed uitgelegd. De volgende keer beter … Aangezien zijn mama en papa pas laat op de avond zullen thuiskomen, moet ik Antoon zijn flesje groeimelk geven voor het slapengaan. Gezellig nestel ik me samen met Antoon en een prentenboek in de sofa voor het ‘pap’-moment. Ik mag Antoon niet helpen om zijn flesje vast te houden. Hij roept “zelf doen”. Hij houdt zijn papflesje zelf vast en drinkt het volledig leeg. Het is bedtijd. Ik zet Antoon op de verzorgingstafel en help hem bij het uitkleden. Als ik hem vraag of hij een jongen of een meisje is, antwoordt hij “een jongen”. Ik vraag hem vervolgens waarom en hij antwoordt omdat hij een trui draagt en een broek. Ik doe hem een pamper en zijn pyjama aan, hij is klaar om naar dromenland te gaan. Als hij in zijn bedje ligt, geef ik hem een dikke nachtzoen en wens hem welterusten. Door de babyfoon hoor ik Antoon praten over pannenkoeken voor Bumba en nog wat andere dingen, die ik niet kan verstaan. Enkele minuten later is het stil.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
331
CASUS
VRAGEN BIJ DE CASUS: ‘MAAK KENNIS MET LISELOT EN HAAR OMGEVING’ 1. Liselot zit in het 3de jaar economie. Moeder Suzie maakt zich zorgen over het gedrag van Liselot. Ze vermeldt onder andere volgende ‘zorgpunten’: 1. Verandering van de moeder-dochter relatie 2. Zwarte make-up en kledingstijl 3. Felle reacties en discussies Maakt moeder Suzie zich terecht zorgen over het gedrag van Liselot, met andere woorden is elk zorgpunt dat moeder Suzie aanhaalt abnormaal voor Liselots leeftijd? Leg uit met behulp van begrippen uit de ontwikkelingspsychologie. Geef bij elk zorgpunt andere argumenten. 1. Verandering van de moeder-dochter relatie 2. Zwarte make-up en kledingstijl 3. Felle reacties en discussies 2. Geef bij elk fragment uit de casus aan over welk begrip/kenmerk uit de ontwikkelingspsychologie het gaat. A. “Ze kan heel goed vertellen omdat het een fee is.” B. “Wanneer ik op straat loop of met anderen praat, heb ik het gevoel dat ze constant naar mijn littekens staren. Die dikke laag bruine crème lijkt precies niet te helpen. Oh, wat schaam ik mij voor die littekens.” C. “Wanneer Suzie Liselots handpalm aanraakt, omklemt Liselot Suzies vinger met haar handje.” D. “(…), bijvoorbeeld zijn babydoekje. Dit is een zacht sponsen doekje dat hij al van bij zijn geboorte heeft en waarmee hij steeds gaat slapen. Hij houdt het doekje dan in zijn handje, of nestelt zijn hoofdje ertegen. Ook als hij overdag verdrietig is, is dit doekje samen met zijn tut, het beste medicijn.” E. “(Wist je dat) Josse dit kippenlied elke avond bij het kippenhok zingt, in de overtuiging dat de kippen hierdoor de volgende dag meer eieren zullen leggen?” 3. Liselot gaat regelmatig babysitten bij Antoon. In de casus vind je informatie over Antoon. A. Bespreek de ontwikkeling van Antoon op vijf verschillende ontwikkelingsgebieden. Noteer bij elk ontwikkelingsgebied een ander kenmerk dat de ontwikkeling van Antoon typeert. B. In welke ontwikkelingsfase bevindt Antoon zich? 4. Beoordeel volgende stellingen: Is de stelling juist of fout? Leg uit. A. Het zien overgieten van het fruitsap helpt Mira om haar denkfout te begrijpen. Juist / fout Leg uit:
GROOT WORDEN – WERKBOEK
333
CASUS
B. Het feit dat tieners zich bedrinken en vervolgens een auto stelen om te gaan joyriden kan je verklaren vanuit hun egocentrisch denken. Juist / fout Leg uit: C. De huilbuien van Maarten zijn een teken dat hij onveilig gehecht is. Juist / fout Leg uit: D. Liselot is opzettelijk stout. Zo komt ze aan de televisie, ook al weet ze dat dit niet mag. Juist / fout Leg uit: 5. In de casus staat informatie over Sander, de broer van Liselot. Leg aan de hand van de informatie over Sander uit dat er drie factoren zijn die bepalen hoe de ontwikkeling van een kind verloopt. Zoek voor elke factor één voorbeeld in het fragment over Sander. 6. In het fragment ‘Enkele observaties in de lagere school’ vind je enkele ontwikkelingskenmerken terug die typerend zijn voor kinderen in de lagere school. Zoek voor elk van onderstaande ontwikkelingsgebieden één voorbeeld in dit fragment en geef telkens aan over welk kenmerk uit de ontwikkelingspsychologie het gaat. – Seksuele ontwikkeling – Sociaal-emotionele ontwikkeling – Cognitieve ontwikkeling – Morele ontwikkeling 7) Verklaar de casusfragmenten vanuit de opgegeven ontwikkelingsgebieden. A. “Wat houdt ze ervan om op voorwerpen te sabbelen. Ook haar eigen vingertjes en teentjes vindt ze superlekker.” – Seksuele ontwikkeling – Cognitieve ontwikkeling B. “Ik vraag me af of ik abnormaal ben. Maar aan wie kan ik dat vragen? Niemand zal mij begrijpen …” – Cognitieve ontwikkeling – Persoonlijkheidsontwikkeling C. “Josse maakt een tekening met dunne stiften. Hij gaat Sinterklaas tekenen. Hij tekent het hoofd, de mijter en de baard. Dan stopt hij zijn tekenactiviteit en kijkt rond in de klas. Hij loopt naar de bouwhoek en gaat meespelen met de andere kinderen. Hij lacht, dit lijkt hij veel leuker te vinden. De tekening van Sinterklaas laat hij onafgewerkt achter.” – Motorische ontwikkeling – Persoonlijkheidsontwikkeling D. “De kinderen slagen er goed in om het onkruid van de planten en groenten te onderscheiden. Ze wieden niet lukraak, maar werken systematisch, zodat er geen onkruid meer blijft staan. Ook de boerderijquiz is erg geliefd. De kinderen lijken de realistische rekenvraagstukken nu veel leuker te vinden dan wanneer we rekenvraagstukken in de les behandelen. Ik merk dat ze nu ook beter scoren.” – Cognitieve ontwikkeling – Perceptuele ontwikkeling
GROOT WORDEN – WERKBOEK
334
CASUS
8. Duid het juiste antwoordalternatief aan door het passende bolletje in te kleuren. A. Welke denkfout maakt Dirk in onderstaand fragment? “Dirk en Laurens spelen met de auto’s: Dirk speelt het liefst met de grote vrachtwagens, Laurens heeft de kleine personenwagens genomen. Ze hebben beiden hun auto’s op een rij op de mat gezet. Juf Veerle vraagt: “Hebben jullie evenveel auto’s?”. Dirk roept: “Ik heb het meest! Mijn rij is veel langer dan die van Laurens.” Laurens is het daar niet mee eens: “Ik heb toch meer auto’s”, zegt hij.” – Egocentrisch denken – Fenomenalistisch causaliteitsdenken – Niet-reversibel denken – Centratie B. “En wat kan hij er van genieten om te rammelen met potjes gevuld met graantjes of rijstkorrels. Hij probeert om ook met een bal en een auto te rammelen. Hij leert dat deze jammer genoeg niet zulke leuke geluiden maken.” Dit is een voorbeeld van … – Conformisme – Assimilatie – Anticipatie – Accommodatie C. Welk van onderstaande kenmerken is NIET van toepassing op Lorie? – Symbolisch denken – Bewegingsspel – Aarzelend spreken – Koppigheidsfase
GROOT WORDEN – WERKBOEK
335
CASUS
CORRECTIESLEUTEL BIJ DE CASUS: MAAK KENNIS MET LISELOT EN HAAR OMGEVING 1. 1.
2.
3.
2. A. B. C. D. E.
Verandering van de moeder-dochter relatie Normaal: Liselot is een adolescent en staat voor de opdracht om los te komen van haar ouders (= separatie), om uit te groeien tot een autonome persoonlijkheid die haar eigen plaats in de volwassenenwereld gevonden heeft (= individuatie). Door haar toenemende zelfstandigheid gaat ze een andere positie innemen ten opzichte van haar ouders, waardoor de moeder-dochter relatie kan veranderen. Zwarte make-up en kledingstijl Normaal: Liselot staat voor de opdracht om uit te zoeken wie zij is en wie zij wil worden (=identiteitsvinding/-ontplooiing). Deze zelfontdekking gebeurt van buiten naar binnen. Eerst wordt het uiterlijk onder handen genomen, zoals het geval is bij Liselot (make-up, kleding) (identificatie). Felle reacties en discussies Normaal: Liselot bevindt zich in het formeel operationeel stadium van de denkontwikkeling. Haar denkproces wordt gekenmerkt door abstract denken. Haar vermogen om abstract te redeneren leidt ertoe dat zij haar ouders en autoriteitsfiguren op school veel kritischer tegemoet treedt, bijvoorbeeld protest op weghalen automaat en uitspraak “Och, Jullie durven niets”. Regels en verklaringen worden nu in vraag gesteld, bijvoorbeeld uur waarop ze moet thuis zijn. verbanden op onlogische gronden imaginair publiek OF belang van lichamelijke aantrekkelijkheid voor zelfbeeld grijpreflex transitioneel object magisch denken
3. A. Bijvoorbeeld: 1. Tekenontwikkeling: a. Beheerst krabbelen: cirkels en lijnen 2. Cognitieve ontwikkeling: a. Symbolisch denken: zand = pannenkoek OF b. Egocentrische perspectiefname: hij waant zich verstopt als hij zijn gezicht verbergt achter zijn handen, hij ziet Liselot niet dus hij veronderstelt dat Liselot hem ook niet ziet 3. Motorische ontwikkeling: a. Zindelijk: hij denkt er net op tijd aan om te plassen, maar ’s nachts draagt hij nog een pamper OF b. Zelfstandigheid: Zelf flesje willen vasthouden 4. Sociaal-emotionele ontwikkeling: a. Autonomie/zelfstandigheid/koppigheidsfase: “Alleen.” of “Zelf doen.” 5. Persoonlijkheidsontwikkeling: a. Autonomie/zelfstandigheid/koppigheidsfase: “Alleen.” of “Zelf doen.” OF b. Begin van ontwikkeling van genderidentiteit: Antoon zegt dat hij een jongen is en verwijst hierbij naar uiterlijke kenmerken (trui, broek) 6. Seksuele ontwikkeling: a. Begin van ontwikkeling van genderidentiteit: Antoon zegt dat hij een jongen is en verwijst hierbij naar uiterlijke kenmerken (trui, broek) 7. Taalontwikkeling:
GROOT WORDEN – WERKBOEK
336
CASUS
a. Betekenisvol taalgebruik: “Blokke van A’toon” OF “Kome zoeke” OF b. Bedmonoloog: praat over pannenkoeken voor Bumba en andere dingen die moeilijk verstaanbaar zijn OF c. Gebruik persoonlijke voornaamwoorden: “Ik (kan da).” 8. Spelontwikkeling: a. Constructiespel: Maakt een toren met blokken OF b. Niet in staat tot regelspel: kan niet mee verstoppertje spelen, regelspel komt tijdens kleuterfase tot ontwikkeling OF c. ‘Doen alsof’-spel: Pannenkoeken maken B. Peuterfase 4. A. Fout: Mira denkt statisch: ze let op de toestand voor (in de kan) en na het overgieten (in het glas) en niet op het proces (transformatie) dat tot die toestand leidt, ook al toon je haar het proces. Ze begrijpt niet dat het fruitsap op zichzelf bestaat (identiteitsargument), onafhankelijk van de kan of het glas waarin het zich bevindt. B. Juist: Het egocentrisme komt tot uiting via de persoonlijke fabel. De persoonlijke fabel houdt in dat ‘de adolescent uniek is’, zowel met unieke gevoelens als met unieke gedachten. Dit gevoel uniek te zijn, kan ook het gevoel ‘onsterfelijk’ te zijn met zich meebrengen, wat kan leiden tot gevaarlijk en roekeloos gedrag, zoals zich bedrinken, een auto stelen en joyriden. C. Fout: De huilbuien zijn geen aanwijzing dat hij onveilig gehecht is. Zijn huilbuien zijn een indicatie van scheidingsangst (nl. huilen als hij van de opvoeders gescheiden wordt: bij het slapengaan of als moeder zich in een andere kamer bevindt). Maarten is 9 maanden oud en op deze leeftijd wordt scheiding van de gehechtheidsfiguur (ouder/opvoeder) betekenisvol voor het kind. D. Fout: Liselot is op dat moment een peuter. Een verbod is op die leeftijd gebonden aan de persoon die het verbod uitspreekt. Een morele regel is gebonden aan de aanwezigheid van de opvoedende figuur. Zodra mama of papa de kamer verlaat, verdwijnt ook het verbod. 5. Factor 1: Aanleg: Aanleg verwijst naar de eigenschappen die je bij je geboorte hebt meegekregen: huidskleur, verstandelijke aanleg, temperament, bepaalde talenten. Voorbeeld: – Sander heeft talent voor drummen. OF – Sander is geen uitblinker op sportvlak. Factor 2: Milieu: Met milieu wordt je omgeving bedoeld die invloed uitoefent op je ontwikkeling: je cultuur, je gezin, je vrienden, je leerkrachten. Voorbeeld: – Mams en paps moedigden Sanders keuze voor muziekonderwijs erg aan. Ze gingen naar trompet- en andere instrumentinitiaties. OF – Mams en paps stimuleren hun kinderen om te sporten. OF – Trainer zet Sander op de bank, waardoor Sanders motivatie voor hockey daalde. OF – Al dan niet opvolgen van advies CLB door ouders heeft consequenties voor het gedrag van Sander (ruzie/huilbuien). Factor 3: Zelfbepaling: De mens kan ook zelf omstandigheden scheppen. Hij kan zelf kiezen en hij kan verwerpen: hij kan “ja” zeggen en hij kan besluiten tot “nee”. Hij kiest zelf doelen in zijn leven, hij bepaalt zelf wat voor hem het leven zinvol maakt. Voorbeeld: – Sander wou absoluut drum spelen. Hij heeft zijn keuze voor drum doorgedreven. OF – Sander nam de beslissing om te stoppen met hockey.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
337
CASUS
6. Seksuele ontwikkeling a. Voorbeeld: “Juf, Senne pest Hannelore, hij zegt dat haar papa’s vuile janetten zijn, en nu is Hannelore heel verdrietig.” b. Kenmerk: Heteroseksualiteit = norm OF a. Voorbeeld: “Hij heeft ook een wafel bij voor Sylvie, een meisje uit zijn klas. Hij vindt haar het liefste meisje van de ganse wereld. Hij vindt haar blonde haren heel mooi. Sinds gisteren is het met haar aan. Samen wandelen ze over de speelplaats.” b. Kenmerk: Verliefdheid Sociaal-emotionele ontwikkeling a. Voorbeeld: Meisjes spelen met meisjes, jongens met jongens. Hiervan zijn talrijke voorbeelden in het fragment ‘Enkele observaties in de lagere school’ b. Kenmerk: één-sekse-groepjes Cognitieve ontwikkeling a. Voorbeeld: “Elke klas gaat maandelijks naar de bibliotheek. In het 4de leerjaar zijn volgende boeken erg geliefd: “Eindcijfer 7”, “Ramkraak” en “Ik durf alles!” Nijntje, De zeven geitjes en Klein duimpje hebben hun populariteit verloren.” b. Kenmerk: Het lagereschoolkind is in staat om een onderscheid te maken tussen wat ‘echt’ is en wat fantasie is. Kinderen krijgen een voorkeur voor dingen die ‘echt’ zijn of ‘echt kunnen zijn’. De pure fantasie heeft afgedaan. OF a. Voorbeeld: “Voor ze aan het kamp begonnen te bouwen, hebben ze nagedacht hoe ze dit het best konden aanpakken (welke takken ze waar zouden plaatsen, waar de ingang was, …).” b. Kenmerk: gedachtehandelingen OF a. Voorbeeld: “Daan vertelt hoe hij samen met zijn mama de wafels heeft gemaakt: eerst boter laten smelten, dan gesmolten boter mengen met bloem, eigeel en melk, dan de eiwitten opkloppen en er suiker aan toevoegen, dan alles mengen en bakken maar.” b. Kenmerk: reversibel denken OF a. Voorbeeld: “De meisjes werken geconcentreerd: ze leggen de kralen van dezelfde kleur samen en vervolgens kiezen ze de kleuren uit die zij willen gebruiken. De meeste meisjes rijgen de kralen aan het touw volgens een vast patroon, bijvoorbeeld groen-rood-groen-rood-… of rood-geel-oranje-rood-geel-oranje-…” b. Kenmerk: Classificatie Morele ontwikkeling: a. Voorbeeld: “Florians’ oudere broer Jochem (11 jaar) heeft alles zien gebeuren en komt aangelopen. Hij zegt tegen de kinderen dat ze niet mogen lachen met Florian want vallen doet pijn. Bovendien zegt hij dat zij het zelf ook niet leuk zouden vinden als er met hen gelachen wordt.” b. Kenmerk: Empathie: Gedurende de lagereschoolperiode zijn kinderen steeds beter in staat om zich in een ander te verplaatsen, te beseffen wat hij of zij weet, denkt en voelt en met de ander mee te voelen. OF a. Voorbeeld: “Eén van beide vriendinnetjes loopt daarop naar Senne en zegt dat hij zulke dingen niet mag zeggen van de juf.” b. Kenmerk: Het kind op lagereschoolleeftijd heeft de neiging om gezaghebbende autoriteiten te volgen. Leerkrachten zijn in de ogen van een kind dan ook morele gezagsdragers én hun woord is wet.
GROOT WORDEN – WERKBOEK
338
CASUS
7. A. Seksuele ontwikkeling: Orale fase: Liselot haalt genot uit het zuigen op deze voorwerpen omwille van het zuigen zelf. Cognitieve ontwikkeling: Sensori-motorisch stadium: De wereld wordt in deze fase op een zintuiglijke (sensori-) en handelende (motorische) wijze begrepen. Er vinden nog geen interne denkactiviteiten plaats. Door voorwerpen in haar mond te steken, leert Liselot de omgeving kennen. B. Cognitieve ontwikkeling: Door de toegenomen denkcapaciteiten gaat Liselot op een andere manier om met zichzelf. Ze is zich meer bewust van en reflecteert meer op haar eigen emoties en het beeld dat ze van zichzelf heeft (introspectie en zelfanalyse): ben ik abnormaal? Persoonlijkheidsontwikkeling: Persoonlijke fabel: Liselot voelt zich onbegrepen. Ze heeft het gevoel dat ze bij niemand terecht kan omdat niemand haar zal begrijpen. OF Haar reactie kan ook kaderen binnen het feit dat ze voor de opdracht staat uit te zoeken wie ze is (identiteitsvinding: ben ik abnormaal?). C. Motorische ontwikkeling: Josse is in staat tot tekenen met dunnen stiften (hoofd, mijter, baard). Hiervoor moet hij beschikken over fijne motoriek, waardoor hij kleine bewegingen kan maken. Persoonlijkheidsontwikkeling: Josse begint een tekenactiviteit maar stopt hier mee. Hij maakt zijn tekening van Sinterklaas niet af. Hij gaat meespelen met de andere kinderen in de bouwhoek. Hij beschikt nog niet over taakbereidheid of werkrijpheid. Het resultaat (tekening afwerken) is voor hem in deze situatie niet belangrijker dan het leuke van de activiteit zelf (bouwhoek vindt hij leuker dan tekenen). D. Cognitieve ontwikkeling: De kinderen bevinden zich in het concreet operationeel stadium. Het denken van het kind is sterk gekoppeld aan realistische, concreet voorstelbare situaties. Vandaar worden realistische vraagstukken leuker gevonden en scoren de kinderen er beter op. Perceptuele ontwikkeling: De tweedeklassers kunnen al beter zelf hun waarneming richten en sturen. Ze laten zich niet meer leiden door de meest opvallende elementen in hun waarnemingsveld en kunnen minder opvallende elementen mee in rekening brengen (aandacht voor details), bijvoorbeeld ze kunnen onderscheid maken tussen planten/groenten en onkruid. Ze kunnen ook systematisch te werk gaan in hun waarneming, bijvoorbeeld ze wieden niet lukraak maar systematisch zodat er geen onkruid blijft staan. 8. A. Centratie B. Accommodatie C. Aarzelend spreken
GROOT WORDEN – WERKBOEK
339