Kleine Energieatlas Ruimtebeslag van Elektriciteitsopwekking
1 Kleine Energieatlas
Kleine Energieatlas Ruimtebeslag van elektriciteitsopwekking: de voetafdruk van 3.387 GWh
In opdracht van het Ministerie van VROM Utrecht, november 2008
Inhoudsopgave 1. Inleiding 1 Aanleiding 2 Opzet van de Kleine Energieatlas 3 Werkwijze 4 Leeswijzer
9 11 13 15
2.
20 22 26 28 30
Energiebalansen 1 Zon-Aarde-Maan 2 Het mondiale jaarlijkse energiebudget 3 Energiebalans USA 2003 4 Energiebalans Europa 2005 5 Energiebalans Nederland 2007
3. Ruimtebeslag per modaliteit 1 Bruinkool 2 Steenkool 3 Olie 4 Gas 5 Kernenergie 6 Afval 7 Biomassa 8 Wind 9 Zon 10 Waterkracht
35 49 63 79 95 111 125 151 167 183
4. Resumé 1 Uitleiding 2 Direct ruimtebeslag 3 Indirect ruimtegebruik 4 Kiezen? 5 Vervolgstappen?
198 198 199 202 203
Vergelijkingstabel
207
Literatuurlijst en bronnen
213
Beeldverantwoording
217
Colofon
219
7 Kleine Energieatlas
Inleiding
8 Kleine Energieatlas
1.1 Aanleiding Voor- en tegenstanders van windenergie praten in discussies vaak ‘langs elkaar heen’. Zij voeren moeilijk met elkaar te vergelijken argumenten aan die allebei ‘waar’, of in elk geval legitiem zijn. De argumenten van de een lijken daardoor af te glijden als water langs een eend ten opzichte van de stellingname van de ander. Er is een argumentatielijn die start vanuit de vooronderstelling dat CO2 reductie inzet van schone energiebronnen noodzakelijk maakt en windenergie in ons windrijke land de meeste kansen biedt. Deze staat pal tegenover de lijn dat windmolens een nieuwe vorm van horizonvervuiling zijn. Daarnaast zijn er verhitte debatten over de economische merites van windenergie, en de rol die wind al dan niet zou moeten spelen in onze toekomstige energievoorziening. Uit deze debatten blijkt dat de perceptie van de ruimtelijke effecten van windturbines op het landschap sterk verschillen. Het gaat niet alleen over mooi en lelijk. Mensen die vinden dat deze nieuwkomers in het landschap nog niet voldoende energie opwekken voor het opladen van onze elektrische tandenborstels of het oneens zijn met de subsidie die aan windenergie wordt gegeven nemen het woord horizonvervuiling wellicht makkelijk in de mond. Als men anderzijds beseft dat de windenergie ons onafhankelijker maakt van vervuilende fossiele bronnen, of kennis heeft genomen van het feit dat windenergie reeds 1 miljoen huishoudens van stroom voorziet is men eerder geneigd de windparken zelfs mooi te vinden. Er zit dus
ook een semantische laag onder de discussie. Welke betekenis ken je toe aan de turbines en wat betekenen ze voor de beschouwer? Het bestuderen van deze semantische laag kan tot vreemde ontdekkingen leiden. Bijvoorbeeld hoe cultuurgebonden onze discussie is. Het woord horizonvervuiling kent bijvoorbeeld geen vertaling in het Duits, Frans of Engels. Het is in het Nederlandse ruimtelijke ordeningdiscours geïntroduceerd door de milieubeweging in de jaren zeventig in het (ook) toen woedende debat over hoogbouw in de stad. Dit endemische woord heeft natuurlijk alles te maken met de vlakke horizon van ons land. Of de ontdekking dat samenlevingen over de hele wereld en van alle tijden verschillende strategieën hebben ontwikkeld om bedreigende verschijnselen te temmen, te domesticeren en in te passen in de maatschappij. Maar wat wordt er nu als bedreigend ervaren? Het is misschien vooral wennen aan veranderingen. We leven in een tijdperk waar mensen de productie van elektriciteit als vanzelfsprekend ervaren. Stroom komt gewoon uit een stopcontact. Hooguit wordt het geassocieerd met ver weg gelegen grote centrales waaraan alleen grote rookpluimen aan de horizon ons herinneren. We willen in ons geësthetiseerde wereldbeeld eigenlijk liever niet herinnerd worden aan deze reuzeninstallaties die ons van energie voorzien en al helemaal niet aan de hele keten van zaken die er aan te pas komen. Maar de opwekking van elektriciteit is
4×1069 J, de geschatte hoeveelheid massa-energie (E = mc2) in het voor ons zichtbare deel van het heelal
9 Kleine Energieatlas
veel zichtbaarder geworden en komt dichter bij de mensen. Windturbines lijken een vast attribuut van het landschap te worden maar je ziet ze ook boven bedrijventerreinen uittorenen of zelfs vastgeklonken aan gebouwen. We zien ook geleidelijk meer en meer zonnepanelen blinken op plekken waar vroeger dakpannen domineerden. Eigenlijk moeten we wennen aan twee nieuwe fenomenen tegelijk. Allereerst zien we voor het eerst het ruimtelijke gevolg van een decentrale elektriciteitsopwekking. Met een visionaire bril op zien we de ruimtelijke expressie van het letterlijk boven de grond komen van energiebronnen die in het verleden altijd in de vorm van fossiele voorraden diep onder het aardoppervlak verborgen lagen. Maar de zichtbare tekens als windmolens voelen we tegelijkertijd als evenzovele bedreigende totems van het gestaag dichterbij komen van het einde van het fossiele tijdperk. Het idee voor deze atlas is geboren tijdens een van de rondetafelconferenties over windenergie die worden georganiseerd door de ministeries van VROM, Economische Zaken en LNV. Gedurende de tweede conferentie werd geconstateerd dat los van alle interessante semantische bespiegelingen de discussie kon worden verbreed en verzakelijkt door de ruimtelijke effecten van windenergie eens te vergelijken met andere modaliteiten van elektriciteitsopwekking. Niet onder het borrelpraat adagium ‘dat zijn ook geen lievertjes’ maar in een zakelijke vergelijking waarin voor en na-
10 Kleine Energieatlas
delen naast elkaar kunnen worden bezien. Dat maakt voor veel mensen het onzichtbare ook zichtbaar. De minister van VROM (Jacqueline Cramer) heeft daarom aan de toenmalige Rijksadviseur voor het Landschap (Dirk Sijmons) gevraagd om dit in beeld te brengen. Met het uitbrengen van deze Kleine Energieatlas willen wij een signaal afgeven dat de ruimtelijke aspecten in het energiedebat moeten worden meegewogen. Bepaling van de meest gewenste (mix van) modaliteiten in het energiebeleid kan daarmee ook een bewustere ruimtelijke keuze worden. Wij hebben gekozen voor de vorm van een atlas en spreken – uiteraard op basis van cijfers - vooral met beelden.
1.2 Opzet van de Kleine Energieatlas De ‘Kleine Energieatlas’ beperkt zich tot de elektriciteitsproductie en is speciaal gericht op Nederland. We nemen echter een ruime aanloop naar het ruimtelijke gezicht van de Nederlandse elektriciteitsproductie. Zoals het hoort in een atlas werken we van groot naar klein. We beginnen met het zonnestelsel, het aarde-maan systeem en de energiebalans van onze gehele planeet. Het hoopvolle begin is dat onze aarde jaarlijks door de zon wordt bestraald met een equivalent van de bijna niet te bevatten hoeveelheid energie van 5514 Zettajoule (1 ZJ = 1021 Joule). Daarnaast staat ons jaarlijks ook nog een niet geringe hoeveelheid geothermische energie van ongeveer 1 ZJ ter beschikking die door de hete kern van de aarde wordt geproduceerd. Voorts is er ook nog de energie
1×1059 J, de hoeveelheid in ons sterrenstelsel aanwezige massa-energie
die door de omwentelingen van de maan om de aarde wordt geproduceerd. Dit spel van zwaartekracht en de zee levert jaarlijks 0,1 ZJ aan getijdenenergie op. Opgeteld 5515,5 ZJ aan energie-input terwijl de totale menselijke economie ‘slechts’ 0,4 Zettajoule vereist. Uiteraard is deze enorme hoeveelheid energie maar voor een deel benutbaar. We laten dat zien in een Sankey-diagram van de mondiale energiehuishouding. In dit schema is in één oogopslag duidelijk dat veel van de inkomende straling gereflecteerd wordt in de hoge atmosfeer of op wolken en dat van het gedeelte dat in warmte op het aardoppervlak wordt omgezet weer een deel als laagfrequente straling het heelal in verdwijnt. De straling die het aardoppervlak feitelijk bereikt levert jaarlijks zo’n 2709 ZJ op als theoretisch maximum aan winbare energie uit de zon. Interessant in deze mondiale energiebalans zijn ook de cijfers over convectie (in totaal 387 ZJ). Stromingen van (opgewarmde) lucht zijn verantwoordelijk voor verschillen in luchtdruk die een jaarlijks windenergiepotentieel van 19 ZJ ontketenen. Deze wind wordt op haar beurt voor een klein deel op de oceanen omgezet in een hoeveelheid golfenergie van 0,2 ZJ. Een andere, mogelijk af te tappen, bron wordt eveneens indirect door de zon geleverd, namelijk evapotranspiratie (de som van evaporatie en van transpiratie door planten). Evapotranspiratie staat voor alle bewegingen van water naar de atmosfeer. Dit water komt in de vorm van regen en sneeuw in de bovenlopen van rivieren en hooggelegen gletsjers
4×1058 J, de zichtbare hoeveelheid massa-energie in de Melkweg
terecht en vertegenwoordigd dan een (potentiële) energie van 0,1 ZJ. Deze energie kan door middel van waterkrachtcentrales worden benut en worden omgezet in elektrische energie. De Sankey-diagrammen op de bladzijden volgend op de mondiale energiehuishouding laten respectievelijk de energiebalansen van de VS, Europa (EU27) en Nederland laten zien. De diagrammen laten zien dat energie uit duurzame bronnen nog niet behendig wordt afgetapt. In ons deel van de geïndustrialiseerde wereld komt zo’n 80% van de energie uit fossiele bronnen en slechts 20% uit CO2-arme bronnen als aardwarmte, wind, zon, biomassa en kernenergie. Elders is de verhouding nog meer in het voordeel van de klassieke fossiele bronnen als stenkool, olie, gas en bruinkool. We zijn in die figuren overgeschakeld van de energieeenheden behorende bij de planetaire energiehuishouding, de Zettajoule, naar de wat menselijkere, maar toch nog heel omvangrijke, eenheid van de Petajoule (1 PJ = 1015 Joule). De schema’s bevatten een grote hoeveelheid informatie. Interessant is bijvoorbeeld de verhouding tussen bruikbare energie en het enorme energieverlies. Vooral bij elektriciteitsproductie is het uiteindelijke rendement door verliezen bij opwekking en transport opvallend. Dat zijn deels onvermijdelijke omzettingsbeperkingen, maar duidelijk is wel dat hier een wereld te winnen is door opvoeren van rendementen en beperken van warmteverliezen bij
11 Kleine Energieatlas
transport. Vergelijking van de drie schema’s maakt ook duidelijk dat in de VS ongeveer twee maal zoveel primaire energie per inwoner wordt gebruikt als in Europa. Door ca. 304 miljoen inwoners wordt 98.000 PJ primaire energie gebruikt terwijl het Europa van de 27 lidstaten met ca. 488 miljoen 75.000 PJ gebruikt. Kijken we alleen naar Nederland dat met 16,5 miljoen inwoners 3.100 PJ gebruikt dan zitten we een stukje dichter bij het Amerikaanse dan Europese gemiddelde. De hoofdmoot van de Kleine Energieatlas is gewijd aan het in beeld brengen van het ruimtebeslag van elektriciteitsopwekking. De verschillende modaliteiten die in de Nederlandse stroomvoorziening een rol spelen worden op een rijtje gezet: bruinkool, steenkool, olie, aardgas, wind, biomassa, huisafval, waterkracht, zonne-energie en kernenergie. Energie uit bruinkool en waterkracht wordt niet in Nederland opgewekt maar omdat Nederland via koppelnetten een netto-importeur is van elektriciteit (volgens de NMa Energiekamer zo’n 15%-20% van onze totale behoefte) spelen deze ‘exotische’ energiebronnen ook een rol in onze stroomvoorziening en horen daarmee in het rijtje thuis.
1.3 Werkwijze Voor een zo objectief mogelijke vergelijking is het ruimtegebruik van de modaliteiten steeds gerelateerd aan een vaste hoeveelheid jaarlijks geleverde energie. Als uitgangspunt is hierbij de, reeds in mei 2007 gehaalde, doelstelling van het BLOW (Bestuurs-
12 Kleine Energieatlas
overeenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie) akkoord genomen: 1.500 MW opgesteld vermogen aan windenergie op het Nederlandse vaste land. Deze 1.500 MW is als eenheid gekozen onder de aanname dat men een beeld heeft van de huidige hoeveelheid windturbines. Dit biedt een nuttige vergelijkingsbasis als het om ruimtelijke gevolgen van andere manieren van opwekking van elektriciteit gaat. Het 1.500 MW vermogen is bij het huidige windaanbod in Nederland in staat om jaarlijks 3.387 GWh (één giga-watt-uur is gelijk aan één miljoen kilo-watt-uur) aan elektrische energie te leveren, genoeg om 952 duizend huishoudens van elektriciteit te voorzien. Dit getal wordt verkregen door het vermogen te vermenigvuldigen met de tijd (aantal uren in een jaar) en het gemiddelde vermogen dat in deze tijd wordt geleverd. Voor de laatste helft van 2007 en de eerste helft van 2008 komt dat neer op het equivalent van 2.258 uur draaien op vol vermogen (bron: Wind Service Holland, 2008), ofwel 2.258 zogenaamde ‘vollasturen’. De aldus berekende 3.387 GWh aan jaarlijks geleverde elektrische energie is gebruikt als basis voor de berekening van het ruimtebeslag van alle hier gepresenteerde modaliteiten van energieopwekking. Hiervoor zijn zowel de statistieken van het CBS als die van EnergieNed geraadpleegd. Allereerst is uit deze statistieken afgeleid hoeveel elektrische energie jaarlijks door de verschillende modaliteiten is geleverd. Hierbij zijn steeds de meest recente data bekeken, doorgaans
1.8×1047 J, de theoretische hoeveelheid in de zon aanwezige massa-energie
uit het jaar 2007. Vervolgens is beschouwd hoeveel opgesteld vermogen aan generatoren is ingezet voor deze elektriciteitsopwekking en hoeveel massa aan grondstof hiervoor nodig was. Hier hielden de gebaande paden van de statistiek doorgaans op en werd het ruimtelijk onderzoek gestart. Om het ruimtebeslag van de gehele energieketen te kunnen bepalen is het van belang om exact te weten waar de elektriciteit wordt opgewekt en waar de grondstof wordt gewonnen. Hiervoor is een groot aantal verschillende bronnen geraadpleegd, variërend van informatiebrochures over bruinkoolwinning door RWE Power tot aan rapporten van het wetenschappelijk bureau van de Britse parlement. Met behulp van deze bronnen was het uiteindelijk mogelijk om de gehele energieketen fysiek te lokaliseren en van de verschillende onderdelen uit de keten (mijnbouw of delven, transport en opslag van grondstoffen, opwekking van elektriciteit in turbinehallen, verwerking van restafval en ontsluiting van terreinen) het ruimtebeslag te bepalen. Het ruimteslag van de verschillende onderdelen is grotendeels bepaald door terreinen en installaties op te zoeken en op te meten in de ruimtelijke internet database Google Earth. Daarnaast is, waar mogelijk, ook gebruik gemaakt van door energieproducenten gepubliceerd kaartmateriaal. Alle opgemeten oppervlakten zijn uiteindelijk weer teruggerekend naar het deel van het oppervlak dat nodig is om een jaarlijkse hoeveelheid elektrische energie van 3.387 GWh te produceren.
In deze atlas concentreren we ons op de ruimtelijke effecten van de verschillende manieren van elektriciteitsproductie. We kunnen natuurlijk echter niet voorbij gaan aan het belangrijkste argument in de huidige energiediscussie; de CO2-uitstoot die vrijkomt bij het verbranden van fossiele brandstoffen. Terecht wijzen voorstanders van fossiele brandstoffen op het feit dat duurzame vormen van energieopwekking ook CO2 uitstoten, zij het niet de opwekkingsfase. Wij voegen daarom de verbeelding toe van de CO2-uitstoot over de gehele levenscyclus van alle installaties die in de keten ingezet moeten worden voor deze opwekking. Daarmee betrekken we dus de CO2-uitstoot van de opwekking, maar ook van de aanleg van de opwekkingseenheden, alsmede de delving en het transport van de grondstoffen. De geëigende methode hiervoor is de Life Cycle Assesment (LCA) die oorspronkelijk ontwikkeld is voor consumentenelektronica, witgoed en dergelijke is onder meer bij de ETH Zürich verder ontwikkeld voor grotere objecten en projecten. Per stap in het proces (het delven van de grondstof, het transport, de bewerking cq. raffinage, de bouw van de installaties, de gebruiksfase, het onderhoud en de ontmanteling van de installaties) kan via LCA ook de CO2-emissie worden meegenomen. Deze ‘carbon footprints’ lopen zoals verwacht nogal uiteen. Geen van de hier besproken technologieën heeft een volledig CO2-vrije levenscyclus. Elektriciteitproductie met fossiele brandstoffen kent de grootste footprint
1×1047 J, de hoeveelheid energie die vrijkomt bij een grote uitbarsting van gamma straling van de zon
13 Kleine Energieatlas
1.4 Leeswijzer
(tot 1.000 gram CO2-equivalenten / kWh bij kolen). De laagste footprints treffen we aan bij waterkracht in riviercentrales zonder stuwmeer (<5g CO2 eq / kWh) en windenergie op land (4.64g CO2 eq / kWh) (Postnote 268, 2006). Er is nog veel discussie over data en aannamen. Met name over kernenergie lopen de opinies sterk uiteen over de te hanteren cijfers. De controverses spitsen zich vooral toe op de gevolgen van het delven van de uranium en de verschillen tussen hoogwaardige en laagwaardige ertsen, zie Storm van Leeuwen & Smith (2005) versus World Nucleair Association (2006). Wij hebben echter in het Engelse parlementaire bureau voor wetenschap en technologie een gezaghebbende bron gevonden die alle eerder gemaakte LCA’s op een rijtje heeft gezet. Wij baseren de hier gepresenteerde cijfers over de CO2-uitstoot van de gehele elektriciteitsopwekkingketen op deze brede research.
14 Kleine Energieatlas
Om de lezer een indruk te geven van het ruimtebeslag en de indirecte ruimtelijke effecten van de verschillende modaliteiten levert de atlas per modaliteit van elektriciteitsproductie een zestal ingangen. Iedere paragraaf begint met een luchtfoto van een opwekkingseenheid en zijn omgeving in een uitsnede van 1.000 x 1.000 meter met daarnaast een tekstuele toelichting over die specifieke wijze van elektriciteitsproductie. De volgende pagina’s tonen kaarten. Kaarten van Nederland, en waar noodzakelijk van geheel Europa, laten zien waar de voorkomens, productiecentra, potenties, transportassen en restricties voor deze modaliteit liggen. Bij het omslaan van de pagina ziet de lezer een fotocollage die in circa 18 beelden een impressie geeft van de gehele productieketen. Van de bron, via winning van de grondstof, transport naar de centrale, opslag van de grondstof en opwekking tot de neveneffecten en (mogelijke) gevolgen bij ongelukken. Daarna volgen infographics over twee pagina’s die het directe ruimtebeslag van de opwekking van 3.387 GWh elektrische energie in hectares en de CO2 uitstoot visualiseren. Om een indruk te geven van het landschappelijk gezicht leveren de volgende twee pagina’s inzicht in
1×1046 J, de geschatte hoeveelheid energie die vrijkomt bij een hypernova
het contrast van een landschap zonder en met de modaliteit in kwestie. De laatste pagina’s laten tenslotte zien hoe de concentratie van de gehele keten van de productie van 3.387 GWh elektriciteit, dankzij de mogelijkheden van het Photoshop-tijdperk, zou kunnen landen in de Wieringermeer. Daarmee krijgt de lezer een goed gevoel voor maat en schaal van het ruimtebeslag per modaliteit en kan eenieder zich iets bij de ruimtelijke effecten voorstellen. Onze oudste Zuiderzeepolder heeft de juiste maat voor dit experiment en houdt zich, zoals u zult zien, kranig onder al deze beproevingen. Omdat het transport van elektriciteit bij alle modaliteiten een grotere of kleinere rol speelt hebben we aan de hoogspanningsportalen recht gedaan door de verschillende bestaande typen op te nemen in de binnen- en de buitenschutbladen van de atlas. In het laatste deel van de atlas zetten we in een spreadsheet alle cijfers van de modaliteiten op een rij. Tenslotte zetten we de sterk uiteenlopende footprints van het bonte gezelschap elektriciteitsopwekkers nog in een overzicht bijeen. De atlas besluit met een nawoord waar een aantal observaties over deze exercitie zijn opgenomen, een overzicht van de door ons benutte bronnen, en een uitgebreid colofon waarin iedereen die een bijdrage heeft geleverd wordt genoemd.
1.2×1044 J, de geschatte hoeveelheid energie die vrijkomt bij een supernova
15 Kleine Energieatlas
energiebalansen
Zon
1992 ha
zon - aarde - maan Bruinkool 62 ha
Gas
20 ha
Wind
15 ha
1 ZJ 5514 ZJ
20 Kleine Energieatlas
0,1 ZJ
5514 ZJ 1 ZJ 0,1 ZJ 0,4 ZJ
Op de aarde ontvangen straling Geothermische energie Getijdenenergie Menselijke economie
21 Kleine Energieatlas
22 Kleine Energieatlas
23 Kleine Energieatlas
24 Kleine Energieatlas
25 Kleine Energieatlas
28 Kleine Energieatlas
Nederland op schaal:
Stroomschema Energie Europa
(op schaal, in PJ)
30 Kleine Energieatlas
10 modaliteteiten voor de opwekking van 3.387 GWh elektrische energie = 1.500 MW vermogen windturbines = BLOW doelstelling = opgesteld vermogen windturbines op land in Nederland (2007) = voldoende elekticiteit voor 1,2 miljoen huishoudens
ruimtebeslag per modaliteit
34 Kleine Energieatlas
Bruinkool
35 Kleine Energieatlas
100m
36 Kleine Energieatlas
2.4×1032 J, de hoeveelheid energie die samenhangt met de zwaartekracht van de aarde
Bruinkool is een fossiele brandstof bestaande uit voormalig plantenresten die in diepe aardlagen zijn omgezet. Deze omzetting vond plaats door langdurige blootstelling aan hoge druk en temperatuur. Plantenresten transformeerden daarbij van veen in bruinkool (ligniet). Duurt dit proces langer dan ontstaat steenkool en uiteindelijk antraciet en grafiet. Bruinkool bevindt zich in winbare hoeveelheden op een diepte van 100 tot 500 m onder het aardoppervlak en wordt daarom in dagbouw gewonnen. Dit is weliswaar een eenvoudiger operatie dan de winning van de doorgaans dieper gelegen steenkool met schachtbouw, maar het heeft ook veel grotere consequenties voor milieu en landschap. Om dagbouwgroeves droog te houden moet het grondwater volledig worden weggepompt. De onttrekking van water aan het gebied rond de dagbouwgroeves zorgt voor ingrijpende verdroging van landbouw- en natuurgebieden. Wanneer na de winning de grondwaterspiegel weer wordt hersteld is een waterkwaliteit met een extreme hoge zuurgraad in het achterblijvende meer vaak het gevolg. Het landschap wordt hiermee permanent beschadigd. Regelmatig moeten hele dorpen wijken voor de oprukkende bruinkoolwinning. Het Zweedse bedrijf Våttenfall exploiteert nu de groeves in Duitsland. De grootste ligt net over de grens in de richting van Aken.
3.34×1031 J, de totale dagelijkse energieproductie door de zon
Het ruimtebeslag van de bruinkoolmijnen is enorm: om evenveel energie te produceren als een opgesteld vemogen van 1.500 MW aan windmolens (jaarlijks 3.387 GWh), is een areaal van ca. 400 ha. nodig. Dit oppervlak is gebaseerd op de afmetingen van de moderne Duitse bruinkoolmijnen en energiecentrales bij het Garzweiler. Dit is ook het areaal dat is geprojecteerd in de Wieringermeer. Elk jaar zou de put dus met deze oppervlakte toenemen! De fotopagina’s laten zien dat het landschap hier en rond andere Duitse wingebieden van bruinkool in de afgelopen decennia een ongekende metamorfose heeft ondergaan. Doordat de energiecentrales in de bruinkoolketen doorgaans dicht bij de groeves zijn geplaatst neemt het transport van bruinkool relatief weinig ruimte in beslag. Er kan gesproken worden van een sterk geconcentreerde energieproductie; alles op één plek. Het gevolg hiervan is wel dat de distributie van geproduceerde elektriciteit via hoogspanningsleidingen vervolgens weer veel ruimte in beslag neemt. Niet alleen de winning kent negatieve milieueffecten. Ook bij het verbranden van bruinkool komen grote hoeveelheden CO2 vrij.
37 Kleine Energieatlas
voorkomen bruinkool (op winbare diepte) winning dagbouw bruinkool
gebruik elektriciteitscentrale: bruinkolengestookt
schaal: 1:2.000.000 projectie: rijksdriehoekstelsel © MUST Stedebouw / RPB
38 Kleine Energieatlas
1
26 3.86×10 J, de totale energieproductie per seconde door de zon 0 1 2
3
54
53
52
51
5.5×10424 J, de totale hoeveelheid 5zonne-energie die jaarlijks6de aarde bereikt
7
39 Kleine Energieatlas
Bron
Exploitatieput
Bruinkool bagger
Transport naar de centrale
Centrale
Hergebruik: cultuur
Effect: CO2-uitstoot
Effect: Oude put
Effect: verdwenen dorpen
Effect: Zuur water meren
Afbreken installatie
BRUINKOOL ruimtebeslag in hectare voor opwekking van 3.387 GWh
42 Kleine Energieatlas
1024 en hoger SI voorvoegsel: yotta- (YJ)
CO2-uitstoot van de gehele keten in hm3 voor de opwekking van 3.387 GWh
5.0×1023 J, de geschatte hoeveelheid energie die vrijkwam bij de vorming van de Chicxulub krater (Yucatán)
43 Kleine Energieatlas
met....
44 Kleine Energieatlas
2.2×1023 J, totale wereldvoorraad Uranium-238 uitgaande van snelle reactortechnologie
....zonder
3.9×1022 J, de geschatte hoeveelheid energie aanwezig in de wereldvoorraad fossiele brandstoffen
45 Kleine Energieatlas
46 Kleine Energieatlas
2.9×1022 J, geïdentificeerde wereldvoorraad Uranium-238 uitgaande van snelle reactortechnologie
2.1×1022 J, de geschatte hoeveelheid energie aanwezig in de wereldvoorraad steen- en bruinkool
47 Kleine Energieatlas
Steenkool
100m
50 Kleine Energieatlas
1.5×1022 J, de hoeveelheid zonne-energie die dagelijks de aarde bereikt
Steenkool is de op bruinkool volgende fase in het transformatieproces van plantenresten naar grafiet. Steenkool is een relatief goedkope bandstof die in grote afzettingen wereldwijd te vinden is, en dus een belangrijke energiebron voor industriële processen en elektriciteitscentrales vormt. Ook wordt steenkool na ontgassing als cokes gebruikt in hoogovens als koolstof- en energiebron bij de productie van ijzer. Een nadeel van steenkool is dat er bij de verbranding veel meer koolstofdioxide vrijkomt dan bij de verbranding van aardolie of aardgas en dat het vaak sterk verontreinigd is met zwavel waardoor bij de verbranding ook het schadelijke zwaveldioxide als bijproduct ontstaat. Steenkool wordt daarom in Nederland minder vaak gebruikt als brandstof voor elektriciteitcentrales dan bijvoorbeeld aardgas. De steenkoolwinning in Nederland vond plaats in Limburg. Naast particuliere mijnen ontstonden de staatsmijnen Wilhelmina, Emma, Hendrik en Maurits. Het kabinet Den Uyl heeft in 1974 aan deze steenkoolwinning een einde gemaakt. Het winnen van steenkool gebeurt zowel in dagbouw als in schachtbouw. De vroegere winning in Nederland en het Verenigd Koninkrijk vond vooral plaats door middel van schachtbouw.Tegenwoordig importeert Nederland echter veel uit Zuid-Afrika, Colombia en Indonesië en circa 57% van deze geïmporteerde steenkool wordt gewonnen in dagbouw. In de ruimtelijke effecten is dan ook gerekend met deze verhouding tussen schachten dagbouw. Door andere winningstechnieken is het ruimtebeslag van steenkoolwinning in dagbouw circa twee
keer zo groot als het ruimtebeslag van bruinkoolmijnen. De arbeidsomstandigheden in deze landen zijn doorgaans uitermate slecht. Dit verklaart voor een belangrijk deel de lage prijs van steenkool. De uitstoot van rookgassen van deze wijze van elektriciteitsproductie is groot. Er wordt gestudeerd op mogelijkheden om de centrale opwekking in grotere kolencentrales te verbinden met het afvangen van de uitgestoten CO2. Deze technologie wordt wel ‘schoon fossiel’ genoemd maar is nog niet operationeel. Op mogelijke milieueffecten of risico’s is nog onvoldoende zicht. Het technisch afgescheiden CO2 kan worden opgeslagen in lege gasvelden en watervoerende lagen. Nederland zou door zijn combinatie van beschikbare koelcapaciteit en lege aardgasvelden hierin een bijzondere rol kunnen spelen. Omdat bij verbranding niet alle SO2 kan worden afgevangen hebben we voor het landschappelijk gezicht bij deze modaliteit gekozen voor een sprekend detail: een boombast met en zonder epifytische korstmossen die erg gevoelig zijn voor deze vorm van luchtverontreiniging. Nederland is tegenwoordig vooral doorvoer- en overslagland voor kolen. Kolen vanuit de hele wereld worden in de Rotterdamse haven overgeslagen op de binnenvaartschepen en treinen, die onder andere het Ruhrgebied als bestemming hebben. Een deel van die grootschalige doorvoer wordt afgetapt voor onze eigen elektriciteitsproductie; deze is nog voor ca. 30% afhankelijk van kolen.
7.4×1021 J, de geschatte hoeveelheid energie aanwezig in de wereldvoorraad olie
51 Kleine Energieatlas
voorkomen steenkool (op winbare diepte) winning voormalig steenkoolwingebied NL steenkoolmijn stromen kolenoverslag rail / Betuwelijn binnenvaart / Waal overzeese import gebruik elektriciteitscentrale: kolengestookt elektriciteitscentrale: kolen- en overig gestookt
H
hoogovens
schaal: 1:2.000.000 projectie: rijksdriehoekstelsel © MUST Stedebouw / RPB
52 Kleine Energieatlas
1
0
1
2
1021 SI voorvoegsel: zetta- (ZJ)
3
54
53
H
52
51
4
5
6
7
8.01x1020 J, de geschatte wereldvorraad uranium beschikbaar voor de opwekking van elektriciteit
53 Kleine Energieatlas
Bron
Grondstof
Dagbouw
Mijnwerkers
Opslag
Dagbouwgraafmachines
Transport naar centrale
Transport naar centrale
Opwekking
Luchtverontreiniging
Effect: Mijnsteenbergen
Opwekking: Koeltorens
STEENKOOL ruimtebeslag in hectare voor opwekking van 3.387 GWh
56 Kleine Energieatlas
5.2×1019 J, de dagelijkse hoeveelheid vrijkomende energie uit een regenproducerende orkaan
CO2-uitstoot van de gehele keten in hm3 voor de opwekking van 3.387 GWh
4,02 ×1019 J, de hoeveelheid energie nodig voor de jaarlijkse elektriciteitsproduktie in de Verenigde Staten
57 Kleine Energieatlas
met....
58 Kleine Energieatlas
1,34 ×1019 J, het jaarlijkse hoeveelheid door de Verenigde Staten verbruikte elektriciteit
....zonder
2×1018 J (= 475 megaton), de hoeveelheid energie die in 2004 vrijkwam bij de aardbeving in de Indische Oceaan
59 Kleine Energieatlas
60 Kleine Energieatlas
1018 SI voorvoegsel: exa- (EJ)
4.184×10 J, de kracht van een (theoretisch) nucleair wapen van 100 megaton
61 Kleine Energieatlas
Olie
100m
64 Kleine Energieatlas
4.10×1017 J, het jaarlijkse energieverbruik van Noorwegen
Aardolie is eveneens een fossiele brandstof, bestaande uit ketens van koolwaterstoffen. Deze zijn ontstaan uit sedimenten van diatomeeën (afgebeeld op de titelpagina van dit hoofdstuk) die in het verleden zijn gevormd en vervolgens onder invloed van de afzetting van nieuwe sedimentpakketten zijn getransformeerd en dus rijk zijn aan organisch materiaal. Door de hoge druk en warmte ontstaan uit de organische bronlagen belletjes olie. Deze olie is lichter dan grondwater en beweegt zich daardoor omhoog. Het zoekt zo een weg naar een hoger gelegen reservoirgesteente waar het zich ophoopt en aangeboord kan worden. Aardolie vertegenwoordigt de zwaardere fractie van organische producten uit het proces dat vaak ook aardgas produceert. Waar aardolie wordt gevonden, bevindt zich vaak ook een aardgasbel.
spuit. Op de meeste plekken moet de aardolie echter worden opgepompt. Op het land zijn dit de beeldbepalende jaknikkers.
De olievoorraad is niet gelijk over de wereld verdeeld: 62% van de wereldvoorraad aardolie bevindt zich in het Midden-Oosten. Saoedi-Arabië heeft de grootste voorraad, gevolgd door Irak, Iran, Koeweit en de Verenigde Arabische Emiraten. Ook landen als Rusland, Venezuela en Nigeria hebben grote voorraden aardolie. In Europa wordt aardolie onder andere gevonden in en rond de Noordzee.
Daarnaast worden sommige landen met olievoorraden als Nigeria, Congo en Ivoorkust veelal geassocieerd met gewelddadig conflict dat naast alom bekende humanitaire rampen ook indirect een beslag op de ruimte legt door onder andere burgers die op de vlucht slaan en oliegebieden verlaten om elders een veilig heenkomen te zoeken.
Op sommige plekken is de druk in het reservoir zo hoog dat bij een olieboring de olie vanzelf uit de grond
Doordat olie vrijwel uitsluitend uit de diepe ondergrond gewonnen wordt is er slechts sprake van een zeer beperkt ruimtegebruik op het aardoppervlak. Van alle vergeleken modaliteiten van elektriciteitsopwekking neemt olie de minste ruimte in beslag. Hierbij zijn echter de incidentele milieurampen en structurele lekken die de winning en het transport van olie van tijd tot tijd veroorzaken niet meegenomen. Zouden de vele honderden kilometers aan verontreinigde kustlijnen en de hectaren aan verontreinigde natuurgebieden worden meegeteld, dan is het ‘indirecte ruimtegebruik’ vele malen groter dan de nu berekende 30 ha.
Olie speelt in Nederland een bescheiden rol voor de elektriciteitsproductie (2,5%). Het kostbare zwarte goud wordt vooral benut als grondstof in de petrochemische industrie.
2.1×1017 J, de kracht van de Tsar Bomba, het grootste nucleaire wapen ooit getest
65 Kleine Energieatlas
voorkomen olieveld stromen pijpleiding tankerterminal raffinaderij aanvoer per supertanker olie vervuiling (uit wereld top 20)
schaal: 1:6.000.000 projectie: WGS 1984 UTM zone 31N © MUST Stedebouw / RPB
ey
nr.
66 Kleine Energieatlas
10
7
rr To
5
on
ny
Ca
1
1.74×10 J, de totale hoeveelheid energie die per seconde de aarde bereikt 4 nr. 17
00
2.0
-7
on
0t
.00
7 96
96
19
mp
aE
Se
5
1 nr.
s res
19 -1
iz
ad
oC
oc
Am
19
78
00
3.0
22
ton
nr.
12
r
ae
Br
3-
9 19
on
0t
.00
85
60
55
on
0t
50
0
5
8.988×1016 J, de hoeveelheid energie in 1 kilogram antimateriaall
10
67 Kleine Energieatlas
voorkomen olieveld winning concessie Noordzee olieplatform (offshore) oliewinning (land) stromen pijpleiding raffinaderij tankerterminal gebruik LPG station / risicocontour (indicatief) LPG route / risicocontour (indicatief) LPG depot LPG terminal LPG raffinaderij / naftakraker
schaal: 1:2.000.000 projectie: rijksdriehoekstelsel © MUST Stedebouw / RPB
68 Kleine Energieatlas
1
0
1
2
4.42×1016 J, het jaarlijkse energieverbruik van Zimbabwe
3
54
53
52
51
4
5
6
7
1.0×1016 J, de geschatte hoeveelheid energie die vrijkwam bij de vorming van Meteor Crater (Arizona,VS)
69 Kleine Energieatlas
Bron: Diatomeeën
Winning: Boorplatform
James Dean in ‘Giant’
Winning: Boortorens
Winning: Jaknikkers
Olieveld
70 Kleine Energieatlas
Opslag
Transpor t
Slopen of afzinken boorplatforms
Risico: Calamiteiten met tankers
Raffinage
Sloop olietankers
Risico: Terrorisme
Risico: Olieslachtoffers
OLIE ruimtebeslag in hectare voor opwekking van 3.387 GWh
72 Kleine Energieatlas
4.184×1015 J, de hoeveelheid energie opgeslagen in 1 megaton TNT
CO2-uitstoot van de gehele keten in hm3 voor de opwekking van 3.387 GWh
2.07×1015 J, de jaarlijkse elektriciteitsproductie van Togo
73 Kleine Energieatlas
met....
74 Kleine Energieatlas
1015 SI voorvoegsel: peta- (PJ)
....zonder
6×1014 J, de hoeveelheid energie die per seconde vrijkomt bij een gemiddelde orkaan
75 Kleine Energieatlas
76 Kleine Energieatlas
9.0×1013 J, de theoretische hoeveelheid massa-energie die opgeslagen ligt in 1 gram materiaan
8.78×1013 J, de kracht van ‘Fat Man’; de atoombom op Nagasaki, Japan
77 Kleine Energieatlas