Kindvriendelijke Wijken Definitieve rapportage Definitieve rapportage kindvriendelijke wijken
Colofon
Audit Services Rotterdam Adres
Postbus 70012 3000 KP Rotterdam
Telefoon
(010) 22 44 744
E-mail
[email protected]
Versiebeheer Status
Definitief
Datum
19 januari 2009
Kenmerk
kenmerk
Kenmerken beschikbaarheid Vertrouwelijkheid
openbaar
Verspreidingsgroep
Auditberaad, College en na vaststelling door College: gemeenteraad
Embargo
Tot vaststelling door College
Team Opdrachtgever
Auditberaad
Projectleider
Chantal Beeckman
Onderzoekers
Coen Veldhuijzen, Marlon Arnhem
Ondersteuning
Secretariaat ASR
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
Inhoudsopgave
1. Inleiding......................................................................................................................................4 1.1. Aanleiding ...............................................................................................................................4 1.2. Achtergrond en afbakening.....................................................................................................4 1.3. Doelstelling, probleemstelling en onderzoeksvragen .............................................................5 1.4. Normenkader ..........................................................................................................................6 2. Bevindingen ...............................................................................................................................7 2.1. Voorgeschiedenis ...................................................................................................................7 2.2. Ophanging en inrichting programma ......................................................................................9 2.3. Definitie .................................................................................................................................10 2.4. SMART-doelstellingen ..........................................................................................................11 2.5. Selectie projecten .................................................................................................................12 2.6. Uitwerking projecten .............................................................................................................12 2.7. Coördinatie en regie..............................................................................................................14 2.8. Voortgangsinformatie............................................................................................................16 2.9. Financiële structuur...............................................................................................................17 3. Conclusies................................................................................................................................19 4. Aanbevelingen .........................................................................................................................23 Bijlage 1 Wederhoorreactie JOS op nota van bevindingen .........................................................24 Bijlage 2 Overzicht geïnterviewde personen ...............................................................................25
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
1. Inleiding 1.1. Aanleiding Volgens artikel 213a Gemeentewet is het college verplicht periodiek onderzoek te (laten) verrichten naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde bestuur. De dienst Audit Services Rotterdam (ASR) is belast met de uitvoering van deze onderzoeken. Eén van de themagerichte audits uit het auditplan 2008 van ASR is een onderzoek naar het programma kindvriendelijke wijken. Deze nota van bevindingen bevat de bevindingen van het onderzoek dat is uitgevoerd in de periode juni tot september 2008.
1.2. Achtergrond en afbakening In het collegeprogramma is aangegeven dat gewerkt gaat worden aan de ontwikkeling van kindvriendelijke wijken. Als doelstelling opgenomen dat in 2010 zeven Rotterdamse wijken 1
aantoonbaar kindvriendelijker moeten zijn. In november 2006 is in opdracht van het college het project kindvriendelijke wijken gestart, uitgevoerd door de zogenaamde Jonge Hondenclub. Dit is een groep jonge ambtenaren van verschillende gemeentelijke diensten die als opdracht had, aanbevelingen te formuleren voor een kindvriendelijker Rotterdam. Daarnaast heeft deze groep in samenspraak met bewoners, kinderen, ouders en professionals plannen gemaakt om 11 wijken aantoonbaar kindvriendelijker te maken.
Het college heeft besloten om – mede op basis van de aanbevelingen van de Jonge 2
Hondenclub – en naar aanleiding van de motie Duys - een programma in te stellen om een aantal wijken kindvriendelijker te maken.
Per
één
september
2007
is
hiervoor
een
programmateam
gevormd.
Het
programmamanagement vindt plaats vanuit de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving. Het programma geeft aan de volgende doelstellingen na te streven: • Zeven wijken aantoonbaar kindvriendelijker in 2010; • Kindvriendelijkheid verankeren in de vaststelling van het beleid van diensten, en instituten; • Imago Rotterdam als kindvriendelijke stad neerzetten. Voor het programma zijn de onderstaande uitgangspunten vastgesteld. •
Het programma sluit zoveel mogelijk aan op lopende programma’s;
•
Op wijkniveau richten de maatregelen en activiteiten zich op het versterken en beter benutten van voorzieningen in de wijk;
1 2
Verantwoordelijk wethouder is wethouder jeugd, gezin en onderwijs, de heer Geluk. De motie Duys voorzag in 11 integrale uitvoeringsplannen die binnen 6 maanden na aanname van de motie (eindpunt:
januari 2008) uitgevoerd zouden zijn. Dit is niet gehaald o.a. door het ontbreken van financiën.
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
•
De dienst JOS faciliteert en verbindt, helpt bij het opstellen van plannen en ziet toe op de juiste besteding van de middelen;
•
De aanpak richt zich op: maatwerk per wijk, verankering op stedelijk niveau, communicatie voor het bijstellen van het imago van de stad.
Besloten is dat in vier pilot wijken3 integrale uitvoeringsplannen opgesteld worden, waarvan ook zogenaamde ‘quick wins’ (kleine haalbare projecten, uit te voeren in 2008) deel kunnen uitmaken. De overige wijken4 kunnen alleen de zogenaamde ‘quick wins’ indienen. Het programma Kindvriendelijke Wijken bevindt zich in het begin van de uitvoeringsfase. De resultaten ervan moeten grotendeels nog tot stand komen. Daarover kunnen in dit onderzoek geen uitspraken worden gedaan. Tijdens het onderzoek is gebleken dat de beschikbaarheid van brondocumenten beperkt was, waardoor extra inspanning nodig was om informatie te verkrijgen. De bevindingen zijn grotendeels gebaseerd op interviews.
1.3. Doelstelling, probleemstelling en onderzoeksvragen De doelstelling van dit onderzoek luidt als volgt: Inzicht bieden in de wijze waarop het programma kindvriendelijke wijken wordt ingevuld, en of er voldoende voorwaarden aanwezig zijn om de doelstellingen van het programma te realiseren, met als doel verbeteringen aan te dragen.
De probleemstelling van dit onderzoek luidt als volgt: Wat is de stand van zaken van het programma kindvriendelijke wijken, welke voorwaarden zijn aanwezig om de doelen van het programma te bereiken en wat zijn de risico’s?
De probleemstelling is uitgewerkt in de volgende onderzoeksvragen: •
Hoe ziet de voorgeschiedenis van kindvriendelijke wijken eruit?
•
Op welke wijze is het programma ingericht en opgehangen binnen het concern?
•
Is er sprake van een vastgestelde eenduidige definitie van kindvriendelijke wijken?
•
Zijn de doelstellingen van het programma SMART geformuleerd?
•
Is de selectie van projecten gebaseerd op de doelstellingen van het programma en op duidelijke criteria?
•
Zijn de projecten vertaald in een realistisch uitvoeringsplan, dat de
3
Spangen, Oosterflank, Erasmusbuurt, Feijenoord
4
Cool, Tarwewijk, Carnisse, Hoogvliet-Noord, Groot IJsselmonde, Beverwaard, Liskwartier
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
doelstellingen afdekt? •
Op welke wijze wordt invulling gegeven aan de coördinerende/ regisserende rol van het programmateam?
•
Beschikt het programmateam over stuurinformatie om de voortgang en resultaten van het programma vast te stellen?
•
Beschikt het programma over een heldere en eenduidige financiële structuur?
1.4. Normenkader In dit onderzoek is uitgegaan van het normenkader, dat hieronder beknopt is weergegeven. Het meer gedetailleerde normenkader is te vinden in het onderzoeksplan.
Normenkader op hoofdlijnen Er moet een vastgestelde eenduidige definitie zijn van kindvriendelijke wijken Doelstellingen moeten SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden) geformuleerd zijn Er moet een selectie hebben plaatsgevonden van projecten op basis van doelstellingen en criteria Er moet een realistisch uitvoeringsplan zijn, dat de doelstellingen afdekt De
coördinerende/
regisserende
rol
wordt
door
het
programmateam
goed
vormgegeven Het programma beschikt over stuurinformatie om de voortgang en resultaten van het programma vast te stellen Het programma beschikt over een heldere en eenduidige financiële structuur
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
2. Bevindingen 2.1. Voorgeschiedenis Bij aanvang van het nieuwe college werd kindvriendelijkheid een van de collegeprioriteiten. Aangegeven is dat gewerkt gaat worden aan de ontwikkeling van kindvriendelijke wijken, door met ouders, kinderen en jongeren te bespreken wat nodig is om hen aan de stad te binden. Hieraan is de volgende doelstelling verbonden.
Doelstelling collegeprogramma In 2010 zijn 7 Rotterdamse wijken aantoonbaar kindvriendelijker.
Om deze doelstelling te bereiken is het volgende georganiseerd. Datum
Gebeurtenis
Nadere toelichting
Voorjaar
Opdracht wethouder
Gezinsraad
2006
aan Gezinsraad
kindvriendelijkheid van drie wijken
Augustus
Bespreking uitkomsten
Gezinsparlement was één van de 37 acties van het 100-
2006
in Gezinsparlement
dagenprogramma van het college
November
Instelling Jonge
De JHC is een club van jonge ambtenaren van alle betrokken
2006
Hondenclub (JHC)
gemeentelijke diensten. De JHC moest met plannen komen om
wordt
gevraagd
onderzoek
te
doen
naar
Rotterdam na drie jaar kindvriendelijker te maken. Vanaf
Ontwikkeling ideeën
De JHC oriënteert zich op het begrip kindvriendelijkheid. De
november
door JHC
selectie van de wijken moet een verscheidenheid geven van
2006
wijken zodat een goed beeld ontstaat voor de aanpak van kindvriendelijkheid in de rest van de stad. Er worden elf wijken geselecteerd voor de aanpak.
Februari
Serie van 3
De JHC organiseert bijeenkomsten met vertegenwoordigers van
t/m
bijeenkomsten door JHC
gemeente, kinderen en ouders om te komen tot kansrijke ideeën
april
2007
en werkbare concepten. Er vinden na april geen andere activiteiten meer plaats.
Juni 2007
Juli 2007
Wensenboek JHC
De JHC brengt het wensenboek uit met daarin de wensen voor
verschijnt
elf geselecteerde wijken aanbevelingen op stedelijk niveau.
Motie raadsvergadering
In raadsvergadering wordt de motie aangenomen waarin het college wordt verzocht om binnen zes maanden voor 11 geselecteerde wijken plannen te presenteren.
September
Instelling
Bij de dienst JOS wordt een programmamanagement ingesteld.
2007
programmamanagement
Het bestaat uit een programmamanager
en een senior
projectmedewerker. De formatie is aanvankelijk 1,4 fte, later 1,6.
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
December
Bestuurlijk overleg
2007
Bestuurlijk overleg tussen wethouder en deelgemeenten. Er worden afspraken gemaakt over welke wijken de pilotwijken zijn en welke wijken voorstellen voor quickwins in kunnen dienen. De selectie sluit aan op die van de JHC.
Maart
Brief wethouder aan
De brief bevat het programma voor Kindvriendelijke wijken. De
2008
raadscommissie JOC
brief wordt positief ontvangen door de raadscommissie. Verder verschijnt de brochure ‘Partners aan zet’ met de uitgangspunten en doelen van het programma.
Voor het ontwikkelen van de ideeën voor kindvriendelijke wijken is gekozen voor een onorthodoxe aanpak door een groep ambtenaren uit de stedelijke diensten, naast de staande organisatie te positioneren. Positief van deze aanpak is dat het generen van nieuwe creatieve ideeën vanuit de wijken, voorop heeft gestaan. Bij deze aanpak, en de verdere invulling ervan is ook een aantal kanttekeningen te plaatsen. •
Er is een politiek initiatief genomen, er zijn wensen geïnventariseerd en pas daarna is een vertaling gemaakt in een programma. Doordat bij de ontwikkeling van de ideeën niet ook de uitvoerbaarheid is meegenomen, zijn verwachtingen gewekt bij partijen die in het traject van de JHC waren betrokken, die niet door het programma konden worden waargemaakt.
•
Het programmateam trad niet gelijk na afloop van het JHC-traject aan, maar vier maanden nadat de laatste activiteiten van het JHC-traject hadden plaatsgevonden. Het liep bovendien tegen de onuitvoerbaarheid van ideeën aan, waardoor heroriëntatie 5
noodzakelijk was . De plannen rond het kindvriendelijker maken van de stad kwamen hierdoor ruim een half jaar stil te liggen. Dit leidde tot demotivatie en onrust bij de andere spelers. •
In het JHC-traject is er te weinig rekening mee gehouden, dat kindvriendelijke wijken een onderwerp is dat voornamelijk tot het werkterrein van de deelgemeenten behoort. Er was niemand van de deelgemeenten opgenomen in de JHC. Ook zijn de deelgemeenten in het JHC-traject alleen uitgenodigd om mee te denken, als één van de uitgenodigde partijen. De deelgemeenten zijn niet voldoende betrokken in de kaderstelling in het begin van het traject. Het zijn echter de deelgemeenten, die de plannen uiteindelijk moeten uitwerken en uitvoeren, en die de kennis en expertise wat betreft de
wijken en bewonersparticipatie
hebben. Ondanks dat er
bij de
deelgemeenten zeker draagvlak bestaat voor de doelen van kindvriendelijke wijken, wordt het mede hierdoor ook gezien als een idee dat vanuit stedelijk niveau over de deelgemeenten is uitgestort.
5
Door JHC-leden is naar voren gebracht dat het programmamanagement daarbij te weinig gebruik heeft gemaakt van
hun kennis.
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
2.2. Ophanging en inrichting programma Ophanging programma Voor de aansturing van het programma is een programmamanagement ingesteld bij de dienst JOS. Het programmamanagement heeft geen hiërarchisch-sturende, maar een faciliterende rol. Er is geen vastgelegde omschrijving van de taak van het programmamanagement. Het programmamanagement heeft een omvang van 1,6 fte, bestaande uit een programmamanager en
een
senior
projectsecretaris.
Afhankelijk
van
het
onderwerp
rapporteert
het
programmamanagement aan de directieraad Stedelijke planning of de directieraad Sociaal. Verder bestaat er een korte lijn naar de wethouder van Jeugd, Gezin en Onderwijs.
Inrichting programma 1. Projecten op deelgemeenteniveau De regie van de projecten in de elf geselecteerde wijken op deelgemeenteniveau ligt bij de deelgemeenten zelf. Het programmamanagement ondersteunt de deelgemeenten bij de uitwerking van de projecten en toetst de projectplannen van de deelgemeenten. De controle op de uitgaven voor de projecten vindt plaats vanuit de dienst JOS. Voor de ondersteuning bij de uitwerking van de projecten is er zogenaamd hulp- en bijstandteam gevormd, samengesteld uit leden uit de diensten dS+V en Gemeentewerken. Daarnaast
zijn
er
ook
drie
zogenaamde
kansconcepten
gericht
op
kinderen
op
deelgemeenteniveau. Dit zijn omvangrijkere projecten voor de langere termijn, die niet of deels uit het programma Kindvriendelijke wijken worden gefinancierd. Ontwikkeling van deze projecten vindt plaats op deelgemeentelijke en stedelijk niveau gezamenlijk.
2. Stedelijke projecten Naast de projecten in de elf geselecteerde wijken, kent het programma een aantal stedelijke programma’s. Deze vallen direct onder het programmamanagement. De belangrijkste zijn hieronder vermeld. Belangrijkste stedelijke projecten •
De kindvriendelijkheidsmonitor
De monitor was ten tijde van het onderzoek nog in ontwikkeling. Het uitgangspunt is dat de monitor aansluit bij de Sociale Index en daar een aanvulling op vormt. De monitor richt zich de 11 geselecteerde wijken. Na 2010 richt de monitor zich op alle 64 wijken. •
Het communicatieplan
Het communicatieplan is gericht op het verbeteren van de het imago van Rotterdam op het gebied van kindvriendelijkheid. Dit communicatieplan is in juni 2008 vastgesteld. •
De stedenbouwkundige methodiek kindvriendelijke wijken
In juni 2008 is een projectteam hiermee van start gegaan. De methodiek wordt een instrument voor de verankering van kindvriendelijkheid bij het stedenbouwkundig ontwerpen. Het product was ten tijde van het onderzoek in ontwikkeling.
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
•
Aanvraag Interreg
Het betreft een aanvraag voor een project uit Europese gelden. Rotterdam werkt hiervoor samen met drie andere Europese partnersteden. Er wordt gewerkt aan een aanvraag in het kader van het programma Kindvriendelijke wijken voor een project in de wijk Bloemhof. •
Congres Child in the City
Het betreft een tweejaarlijks congres van het European Network Childfriendly Cities, dat november 2008 in Rotterdam gehouden wordt.
2.3. Definitie De definitie van kindvriendelijkheid is gegeven in de brochure Partners aan Zet die gelijktijdig met de brief van de wethouder aan de commissie JOC is uitgebracht. Daarin is kindvriendelijkheid als volgt geformuleerd: Definitie Kindvriendelijkheid •
Kinderen horen bij de stad en zijn niet maatschappelijk geïsoleerd;
•
Kinderen hebben actieve ondersteuning en aanmoediging nodig om deel te nemen aan de samenleving, om zich te ontwikkelen tot zelfstandige burgers. Zo krijgen zij de voorbereiding op volwaardig burgerschap, waarmee een stad sociaal sterk en weerbaar wordt;
•
Kinderen dragen op hun eigen manier bij aan de kwaliteit van de samenleving. Dit moeten wij zien, erkennen en waarderen;
•
Kindvriendelijkheid hoort vanzelfsprekend onderdeel te zijn in alle leefdomeinen van de stad: onderwijs, mobiliteit, veiligheid, ruimtelijke planning, gezondheid, milieu, sport, ontspanning.
Deze definitie is gecommuniceerd door het programmamanagement aan de portefeuillehouders van de dagelijkse besturen van de deelgemeenten.
In de gevoerde gesprekken is door diverse spelers in het veld meerdere keren aangegeven dat de bestaande definitie onduidelijk en zeer ruim is. Kindvriendelijk en gezinsvriendelijk worden in de praktijk door elkaar gebruikt. Kindvriendelijkheid is nu een zeer ruim begrip dat raakt aan vele beleidsterreinen, en heeft daarom een meer specifieke invulling nodig. Deelgemeenten geven aan dat de definitie zo ruim is dat uiteenlopende deelgemeentelijke projecten er gemakkelijk onder vallen, waarmee de definitie niet sturend is.
Naast de bovengenoemde definiëring, vindt in het kader van de ontwikkeling van de stedenbouwkundige methodiek kindvriendelijke wijken en in het kader van de monitoring die voor kindvriendelijke wijken wordt opgezet, een verdere aanscherping van de definitie plaats. De monitor en de stedenbouwkundige methodiek waren nog niet bestuurlijk geaccordeerd tijdens het onderzoek.
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
2.4. SMART-doelstellingen Doelstelling 1: Minimaal zeven wijken aantoonbaar kindvriendelijker in 2010 SMART
score
toelichting
Specifiek
Aangegeven is door spelers dat definitie onduidelijk en zeer ruim is
Meetbaar
Het doel is kwantitatief geformuleerd en voorzien van een eindwaarde. Een nulmeting ontbreekt echter (verwacht in december 2008)
Acceptabel
Er is politiek draagvlak voor het doel, het doel is in overeenstemming met beleid en betrokken zijn bereid zich te verbinden aan de doelstelling
Realistisch
Bij de afronding van dit onderzoek in september is de uitvoering van een deel van de projecten pas begonnen, een deel is nog in voorbereiding. Plan van aanpak is niet up-to-date. Het programmateam heeft maar een beperkte
doorzettingsmacht,
omdat
ze
geen
hiërarchische
bevoegdheden heeft en afhankelijk is van draagvlak Tijdgebonden
Het doel is voorzien van een tijdpad
Voor het meten van ontwikkeling in kindvriendelijkheid wordt de monitor kindvriendelijke wijken ontwikkeld. Door een verdere uitwerking van de indicatoren voor het meten daarvan, kan de deze doelstelling in meerdere mate SMART worden. Voorwaarde daarvoor is dat de indicatoren aansluiten bij de vastgestelde definitie van kindvriendelijkheid.
Doelstelling 2: Het verankeren van kindvriendelijkheid in de vaststelling van beleid van diensten en instituten. SMART Specifiek Meetbaar
score
toelichting Er is niet aangegeven waar de verankering uit moet blijken Niet duidelijk is wanneer, waar en hoe bij welke diensten en instituten verankering moet hebben plaatsgevonden
Acceptabel
Er is weliswaar draagvlak bij de politiek voor deze doelstelling. Of dit bij de diensten en instituten ook zo is, is niet bekend. Zo ook niet of de betrokken bereid zijn om zich te verbinden aan de doelstelling
Realistisch
Of het doel haalbaar is, is de vraag. Het doel is nog niet onderbouwd met een uitvoerbaar plan. Het programmateam heeft ook hier maar een beperkte
doorzettingsmacht,
omdat
ze
geen
hiërarchische
bevoegdheden heeft en afhankelijk is van draagvlak Tijdgebonden
Het doel is niet voorzien van een tijdpad
De stedenbouwkundige methodiek kindvriendelijke wijken die nog in ontwikkeling is, kan mogelijk meer zicht bieden op de wijze waarop verankering van kindvriendelijkheid gestalte moet krijgen.
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
Opvallend is dat verankering bij de deelgemeenten niet expliciet is benoemd.
Doelstelling 3: Imago Rotterdam als kindvriendelijke stad neerzetten. SMART
score
toelichting
Specifiek
Er is slechts globaal aangegeven waar de imagoverbetering uit moet blijken, wel zijn verschillende doelgroepen gespecificeerd.
Meetbaar
De imagoverbetering is niet gekwantificeerd, niet voorzien van een kwantitatieve uitgangssituatie. Ook
is
niet
bekend wanneer
de
imagoverbetering bereikt is. Acceptabel
Er is weliswaar draagvlak bij de politiek voor deze doelstelling. Of dit bij de diensten en instituten ook zo is, is niet bekend. Zo ook niet of de betrokken bereid zijn om zich te verbinden aan de doelstelling
Realistisch
Er is een communicatieplan vastgesteld dat de hoofdlijnen bevat voor de interne en externe communicatie rond het programma. Het plan omschrijft drie hoofddoelstellingen, geeft de verschillende doelgroepen aan en geeft op hoofdlijnen de communicatiestrategie aan en de middelen daarvoor. Ook kunnen betrokkenen de gevraagde resultaten beïnvloeden. Ook lijkt het plan haalbaar.
Tijdgebonden
Het doel is niet voorzien van een tijdpad
2.5. Selectie projecten De basis voor de selectie van de projecten is gelegd tijdens het JHC-traject. De JHC heeft bij zijn selectie spreiding als criterium gehanteerd: geselecteerde wijken moesten zo verschillend mogelijk zijn. Daardoor konden de projecten als voorbeelden dienen voor de aanpak van kindvriendelijke wijken in de rest van de stad. Gekeken is naar de volgende eigenschappen van de wijken: projectdichtheid, verschillende woonmilieus, wel of geen herstructurering gepland, ligging,
migratiecijfers,
kinderdichtheid,
score
op
veiligheidsindex,
draagvlak
binnen
deelgemeente. Er heeft geen vergelijking tussen projecten plaatsgevonden met als criterium welk project op de meest effectieve of efficiënte wijze bijdraagt aan de doelstellingen van het programma. Deze selectie van projecten is later bestuurlijk bekrachtigd in het overleg tussen de wethouder en bestuurders van de deelgemeenten, en is daarmee maatgevend voor het programma geworden. Er zijn daarbij geen nadere criteria opgesteld voor de selectie van de wijken, gerelateerd aan de doelstellingen van het programma.
2.6. Uitwerking projecten Het formele uitvoeringsplan is neergelegd in de brief van de wethouder voor Jeugd, Gezin en Onderwijs van maart 2008 aan de raadscommissie. De brief bevat de hoofdlijnen van het
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
programma, uitvoeringsplannen voor vier wijken. Voor deze wijken wordt een bedrag ter beschikking gesteld van € 500.000,-. Daarnaast zijn er zeven wijken waarin de zogenaamde quick wins kunnen worden gerealiseerd. Hiervoor is in totaal € 1.000.000,- beschikbaar. Het onderscheid dat binnen de elf wijken is gemaakt, is niet gebaseerd op expliciete, vastgestelde criteria.
In de brief wordt aangegeven dat het programma zich richt op de volgende onderwerpen. Onderwerpen programma •
Veilig: veiligheid in het verkeer en bij het spelen;
•
Voldoende en beschikbare voorzieningen en activiteiten voor kinderen en jongeren;
•
Saamhorigheid en binding: contacten met buren en andere kinderen, geen overlast, samen dingen afspreken en doen;
•
Omgevingsfactoren in de wijk: schoon, groen, brede stoepen, goede straatverlichting
•
Bouwen: op een aantal ontwikkellocaties wordt in overleg met projectontwikkelaars en corporaties voorrang gegeven aan kindvriendelijke woningen, gedefinieerd aan de hand van aspecten in de kindvriendelijkheidsmonitor.
De regie bij de verdere uitwerking van de plannen ligt zoals aangegeven bij de deelgemeenten. Bij de deelgemeenten bestaat kindvriendelijkheid,
en
bij
een
zeker draagvlak aantal
voor de
deelgemeenten
extra
worden
aandacht stappen
voor gezet
de om
kindvriendelijkheid in hun beleid te verankeren. Aan de andere kant is het bij de uitwerking van de projecten wel een probleem dat deelgemeenten een veelheid van programma’s op zich af zien komen waarvoor plannen moeten worden ontwikkeld en voorbereidingen moeten worden gedaan: Pact op Zuid, WWI, het Jongerenjaar, het opstellen van de WAP’s. Er is vaak onvoldoende ambtelijke capaciteit om verschillende programma’s goed uit te werken. Deelgemeenten maken daardoor veel gebruik van interim-medewerkers om in de nodige capaciteit te voorzien. Daarnaast sluit het programma ook niet altijd aan op de jaarlijkse plancyclus van deelgemeenten. Verder kennen deelgemeenten een participatietraject dat moet worden doorlopen bij veranderingen in de buitenruimte.
Het programmamanagement is bereikbaar voor verdere vragen bij de uitwerking van de projecten. De contacten hierover hebben vooral een bilateraal en ad hoc karakter. Verder kan zoals aangegeven een beroep gedaan worden op het hulp- en bijstandsteam. De ervaringen hiermee zijn wisselend. Enkele deelgemeenten geven aan dit team zeer nuttig te vinden, andere geven aan dat het onduidelijk is waarvoor het team kan worden ingezet of geven aan te laat feedback te krijgen. Vanuit het hulp- en bijstandsteam zelf wordt aangegeven dat het aantal vragen uit de deelgemeenten beperkt is.
De regie op de projecten op wijkniveau was in het kader van gemaakte bestuurlijke afspraken bij de deelgemeenten neergelegd. Om die reden heeft het programmamanagement aanvankelijk geen eisen geformuleerd voor de opstelling van de projectplannen door
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
deelgemeenten. Bij de deelgemeenten leidde dit tot verwarring, en bestond de behoefte aan meer duidelijkheid over waar een projectplan aan moest voldoen. Conceptvoorstellen gingen heen en weer tussen deelgemeenten en programmamanagement voordat ze goed genoeg waren. Dit leidde tot vertraging in de ontwikkeling van de voorstellen. In juni heeft het programmamanagement een format opgesteld voor de projectplannen.
Het format is vrij summier, waardoor projectinformatie beperkt blijft. In de formats wordt niet gevraagd naar een onderbouwing van de bijdrage van het project aan de doelstellingen van het programma. Er wordt ook niet gevraagd of er alternatieven overwogen zijn. Er wordt alleen gevraagd aan te geven bij welke van de bovengenoemde onderwerpen het programma aansluit. Uit de ingevulde formats blijkt dat de onderwerpen van de projecten zeer uiteenlopend zijn.6 In de formats wordt wel gevraagd om een kwantificering, en daarnaast om een benoeming van locatie, einddatum, fase van uitvoering, wie welke rol heeft in het project, en de kosten. Deze kosten moeten in een afzonderlijke kostenspecificatie uitgewerkt worden. De beschikkingsbrieven van de dienst JOS aan de deelgemeentebesturen, vermelden dat inhoudelijke toetsing heeft plaatsgevonden. De uitkomsten van die toetsing zijn niet afzonderlijk vastgelegd, maar in bilateraal overleg tot stand gekomen. Vastgestelde criteria ontbreken.
Op het moment van het afronden van het onderzoek in september 2008 waren nog niet van alle deelgemeenten de formats voor de projecten ingevuld.
2.7. Coördinatie en regie De coördinatie en regie van het programma is neergelegd bij het programmamanagement. Met een beperkte formatie moet het programmamanagement de verschillende doelstellingen van het programma van de grond zien te krijgen. Het programmamanagement heeft daarbij een beperkte doorzettingsmacht. Het heeft geen hiërarchische bevoegdheden en is afhankelijk van draagvlak onder diensten, deelgemeenten en maatschappelijke partners. Het zorgen voor draagvlak voor kindvriendelijke wijken, naast andere beleidsinitiatieven en doelgroepen waarvoor organisaties aandacht moeten hebben, is arbeidsintensief. Dat geldt ook het toezien op de uitwerking van de projecten door de deelgemeenten.
Het programmamanagement heeft weliswaar een plan van aanpak opgesteld met daarin een korte beschrijving van de projecten, de organisatie van het programmamanagement, de betrokken diensten en personen en het aantal uren dat vanuit deze diensten kan worden ingezet. Betrokkenen herkennen niet allen hun rol die is beschreven in het plan van aanpak. Het plan van aanpak wordt niet actueel gehouden, waardoor het feitelijk maar in beperkte mate functioneert en de aansturing van het programma deels ad hoc geschiedt. De in het plan 6
Het kan gaan om op kinderen gerichte evenementen voor een beperkte periode, beheer van openbare ruimte met
aandacht voor participatie, het opknappen van schoolpleinen, maar ook om puur fysieke maatregelen als het opknappen van groenvoorzieningen of vervanging van bomen.
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
gemaakte afspraken met de diensten over de inzet van het aantal uren en de verantwoordingslijn naar directieraad en stuurgroep sociaal is overigens wel in stand gebleven.
In het kader van het plan van aanpak was er een kernteam van de meeste betrokken spelers. Dit is door het programmamanagement feitelijk opgeheven, omdat het van oordeel was dat het geen toegevoegde waarde had. Niet alle betrokkenen bleken hiervan op de hoogte. Wel blijven betrokkenen ingezet worden op hun specifieke deskundigheid. Overleg door het programmamanagement met de betrokken spelers gebeurt grotendeels bilateraal, ad hoc en informeel. Uitzondering hierop is het projectteam voor de stedenbouwkundige methodiek. De informele ad hoc wijze van communiceren heeft als risico dat misverstanden over besluiten en toezeggingen ontstaan en dat niet dezelfde informatie door alle betrokken spelers wordt gedeeld. Wel bestaat waardering voor de directe benaderbaarheid voor vragen, en de bereidheid om mee te denken met oplossingen.
Een lange termijnvisie is nog in ontwikkeling. Deze moet vorm krijgen in de stedenbouwkundige methodiek kindvriendelijke wijken, die nog niet uitontwikkeld was ten tijde van het onderzoek. Een lange termijnvisie op de verankering van kindvriendelijkheid bij diensten ontbreekt nog. Ook is er nog geen lange termijnvisie op de verdere ontwikkeling van de elf geselecteerde wijken. Dit hangt samen met het met ontbreken van een meerjarig financieel perspectief.
Dit alles betekent niet dat over de inzet door het programmamanagement twijfel kan bestaan: de persoonlijke inzet is zeer hoog. Echter, de beperkte formatieve omvang en doorzettingsmacht van het programmamanagement, gecombineerd met de ad hoc werkwijze, maken het kwetsbaar.
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
2.8. Voortgangsinformatie Het programmamanagement heeft nog geen eisen geformuleerd ten aanzien van de inhoudelijke verantwoording door de deelgemeenten. In de brieven aan de deelgemeenten waarvan de projectaanvraag formeel is goedgekeurd, is alleen vermeld dat – naast een financiële verantwoording - een inhoudelijk verslag moet worden aangeleverd, uiterlijk april 2009.
Tot op heden stelt het programmamanagement zich op ad hoc wijze op de hoogte van de voortgang van de projecten bij de deelgemeenten door vragen die over en weer gesteld worden bij de uitwerking van de projecten. Wat betreft de stedelijke projecten blijft het programmamanagement op de hoogte doordat het zelf opdrachtgever hiervan is. Dit mondt uit in een globale voortgangsrapportage aan de wethouder. Het laatste voortgangsverslag dateerde van juni 2008. Daarnaast blijft de wethouder op de hoogte door regelmatig bestuurlijk overleg.
In de onderstaande tabel is een actuele stand van zaken van de projecten op deelgemeenten weergegeven. Stand van zaken projecten 1 oktober 2008 Deelgemeentelijke projecten Wijken
Pilot/ quick
Projecten
Projecten
Projecten in
Projecten
win
ingediend
formeel
uitvoering
afgerond
volgens format
goedgekeurd
Cool
Quick win
Nee
Nee
Nee
Nee
Carnisse
Quick win
Ja
Ja
Nee
Nee
Tarwewijk
Quick win
Nee
Nee
Nee
Nee
Spangen
Prioriteit
Ja
Ja
Ja
Nee
Feijenoord
Prioriteit
Ja
Ja
Nee
Nee
Hoogvliet-Noord
Quick win
Ja
Ja
Ja
Nee
Prioriteit
Ja
Ja
Ja
Deels
Liskwartier
Quick win
Ja
Ja
Ja
Nee
Oosterflank
Prioriteit
Ja
Ja
Deels
Nee
IJsselmonde
Quick win
Ja
Ja
Ja
Nee
Erasmusbuurt
(oude
Noorden)
Stedelijke projecten projectnaam
Stand van zaken
De kindvriendelijkheids-
In concept, bestuurlijke vaststelling en nulmeting in december.
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
monitor Het communicatieplan
Vastgesteld en deels in uitvoering
De stedenbouwkundige
In voorbereiding, in november volgt eerste presentatie eerste versie
methodiek kindvriendelijke wijken Congres Child in the City
In voorbereiding, congres vindt plaats in november
Aanvraag Interreg
In voorbereiding.
Voortgangsinformatie zou ook beschikbaar moeten komen uit de monitor Kindvriendelijke wijken. Deze monitor is nog in ontwikkeling, maar krijgt niet als doel het geven van voortgangsinformatie over het programma. De monitor geeft de ontwikkeling weer op het gebied van kindvriendelijkheid in 64 wijken. Het doel van de monitor wordt het geven van informatie over de ontwikkeling in de wijken op het genoemde terrein over maatschappelijke effecten van het collegebeleid, en het bieden van aanknopingspunten voor interventies. Aanvankelijk was voorzien in een nulmeting in juni 2008. Dit is uitgesteld tot december 2008.
2.9. Financiële structuur Voor het programma is een totaalbudget beschikbaar gesteld van vijf miljoen euro voor 2008. Voor de vier zogenaamde pilotwijken is binnen dat budget 500.000 euro per wijk beschikbaar, in totaal twee miljoen euro. Voor de quick wins in de overige zeven wijken is één miljoen euro beschikbaar. De verdeling van de resterende twee miljoen euro is niet vooraf vastgelegd. Dit bedrag is beschikbaar voor de ontwikkeling van de kansconcepten, de communicatie rond het programma en de aansturing ervan.
Bij de deelgemeenten was geruime tijd onduidelijkheid over de verdere invulling van het financiële kader. Het programmamanagement verstrekte hierover geen informatie vooraf. Duidelijkheid hierover kwam voort uit bilaterale contacten tussen deelgemeente en programmamanagement tijdens de uitwerking van de projecten. Het was voor de deelgemeenten niet duidelijk onder welke voorwaarden er geld voor de projecten verstrekt zou worden en welke kosten wel en welke niet zouden worden vergoed. Deelgemeenten zelf gingen hiermee verschillend om. Sommige deelgemeenten gingen ervan uit dat toen de bestuurlijke toezegging (van 500.000 euro voor de pilotwijken) was gedaan, er op de middelen kon worden gerekend en plannen konden worden uitgewerkt. Met het aangaan van verplichtingen werd dan wel terughoudend omgegaan. Andere deelgemeenten wilden eerst volledige duidelijkheid over de criteria voor de financiering, en bleven het programmamanagement hierom verzoeken. Verder was voor de zeven wijken waarin de quick wins moesten worden uitgewerkt, onduidelijkheid over het kader. Veel deelgemeenten gingen ervan uit dat de er voor iedere van de wijken éénzevende van het budget van 1 miljoen beschikbaar zou zijn, zonder hier zeker van
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
te zijn. Dergelijke onduidelijkheden hebben vertragend gewerkt op de uitwerking van de plannen.
Op langere termijn is het financiële kader voor het programma nog niet vastgesteld. Voor 2009 is wel een claim ingediend. Op 2010 bestaat nog geen zicht. Voor de deelgemeenten is het ontbreken van een financieel kader op langere termijn belemmerend omdat projecten na 2008 kunnen doorlopen en hierover met betrokken organisaties afspraken gemaakt moeten kunnen worden.
De accordering van de uitgewerkte projecten gebeurde aanvankelijk op informele wijze mondeling of per e-mail. Bij deelgemeenten was niet duidelijk of er nog verdere accordering zou plaatsvinden en ze konden bouwen op deze toezegging. Waar die accordering is gegeven, is het programmamanagement in september begonnen met de formele accordering door een brief aan het deelgemeentebestuur. De brief vermeldt de voorwaarden voor de financiële verantwoording. De deelgemeenten moeten de definitieve kostenopstellingen ultimo december 2008 indienen en de besteding van de middelen op nemen in de jaarrekening en jaarverslag 2008.
Bij de stedelijke projecten wordt gewerkt op basis van vooraf gesproken uren van medewerkers. Dit verloopt vooralsnog zonder problemen.
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
3. Conclusies Stand van zaken programma Het programma heeft een moeilijke start gekend omdat de plannen van JHC niet uitvoeringsrijp waren en ook de overdracht van JHC naar programmateam niet soepel verliep.
Bij het afronden van het onderzoek verkeerde het programma wat betreft de projecten op deelgemeentelijk niveau aan het begin van de uitvoeringsfase. Bij een aantal deelgemeenten is de uitvoering van de projecten begonnen, bij andere deelgemeenten wordt nog gewerkt aan de projectvoorstellen. Nog voor het eind van het jaar moet de besteding van het geld voor deze projecten vast staan, en voor april 2009 moeten de gelden besteed zijn. Bij de afronding van het onderzoek was nog niet zeker of dit gehaald zou worden. Op stedelijk niveau zijn projecten in gang gezet. Te noemen zijn het communicatieplan, de voorbereidingen voor het congres Child in the City, en de aanvraag in het kader van het Europese subsidieprogramma INTERREG. Verder is er een begin gemaakt met de ontwikkeling van een stedenbouwkundige methodiek voor kindvriendelijke wijken, waarvan het eerste product in november wordt gepresenteerd.
Stand van zaken (september 2008) schematisch weergegeven Doelstelling
Score
Toelichting
1. 7 Rotterdamse wijken aantoonbaar
•
Uitvoering quickwins soms gestart;
kindvriendelijker in 2010
•
Geen zicht op plannen voor na 2008, vanwege grote onduidelijkheid over financiering;
•
Onmeetbaar door ontbreken nulmeting vanaf de start van het programma;
2. Verankering van kindvriendelijkheid in
•
diensten en instituten
Via netwerken is programma bezig noodzaak van verankering onder de aandacht te brengen;
•
Er
wordt
gewerkt
aan
stedenbouwkundige
methodiek; •
Geen vastgelegde visie waar de verankering aan moet voldoen en hoe de verankering binnen diensten moet plaatsvinden;
•
Onduidelijk
waarom
verankering
binnen
deelgemeenten niet wordt meegenomen; positief neveneffect is dat de verankering hier juist wel plaatsvindt; •
Er zijn nog geen zichtbare resultaten op het gebied van de verankering.
3. Imago Rotterdam als kindvriendelijke
•
Er is een communicatieplan vastgesteld;
stad neerzetten
•
er wordt zichtbaar resultaat geboekt op dit terrein, o.a. door organisatie congres en door verspreiden van persberichten.
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
Voorwaarden Ten tijde van het onderzoek waren de voorwaarden nog onvoldoende aanwezig Wel aanwezig
Niet aanwezig
Definitie Er is een vastgestelde definitie
De vastgestelde Kiwi-definitie is breed en daardoor weinig richtinggevend. Niet specifiek genoeg. Daardoor is de kans aanwezig van het bestaan van meerdere definities naast elkaar in deelprojecten van het programma (monitor, stedenbouwkundige methodiek)
SMART Bij doelstelling 1 kan de
Geen enkele doelstelling is geheel SMART
kindvriendelijkheidsmonitor, indien gereed en
geformuleerd. De doelstelling over verankering is
uitgevoerd een stap in de goede richting betekenen.
zelfs in zijn geheel niet SMART
Bij doelstelling 2 geldt hetzelfde voor de stedenbouwkundige methodiek. Bij doelstelling 3 is het vaststellen van het communicatieplan een eerste stap in de goede richting geweest. Selectie projecten Selectie is niet gericht op wat het beste project is of waar het project het hardst nodig is, maar op representativiteit.
Selectie van wijken is gebaseerd op bestuurlijke pragmatiek. Uitwerking projecten Aanwezigheid hulp- en bijstandsteam
Onvoldoende menskracht beschikbaar bij de deelgemeenten door: •
veelheid aan programma’s
•
niet aansluiten van programma’s op de plancyclus
Aanvankelijk onduidelijke eisen aan projectplannen Het door het programmateam opgestelde format is vrij summier. In de formats wordt niet gevraagd naar een onderbouwing van de bijdrage van het project aan de doelstellingen van het programma. Ontbreken van vastgestelde beoordelingscriteria Coördinerende/ regisserende rol programmateam
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
Korte termijnvisie is aanwezig: 4 pilotwijken en 7
onderbouwde lange termijnvisie nog niet gereed
quick win wijken
Goed overzicht van de betrokken spelers
Spelers
weten
niet
van
veranderde
organisatiestructuur Programmateam is direct benaderbaar en denkt
Ontbreken structureel overleg en te lang uit blijven
mee in oplossingen
van vastgestelde besluiten en formele afspraken.
Stuurinformatie Globale voortgangsrapportage aan wethouder Van
projecten
op
stedelijk
niveau
Geen inhoudelijke verantwoordingseisen blijft
programmamanagement op de hoogte door zijn
ad hoc manier van informatie verzamelen over deelgemeentelijke projecten
regie- of opdrachtgeversrol. Nog geen informatie uit de monitor kindvriendelijke wijken beschikbaar Financiële structuur financiën voor 2008 zijn geregeld
financieel perspectief op de lange termijn (2009, 2010) ontbreekt
er is zicht op de uitputting van de kiwi- budgetten
Verdeling budget, toedeling onduidelijk. Deelgemeenten weten niet wat financieel kader is. Formele toezeggingen op bestuurlijk niveau pas na ¾ jaar; daarvoor informeel
Aanwezige risico’s Kindvriendelijke wijken wordt door het programmateam gezien als een ontwikkelproces, waardoor weinig vastgelegd wordt. Veel gebeurt hierdoor ad hoc en informeel; informatie zit in de hoofden van een beperkt aantal mensen, wat als neveneffect het programma kwetsbaar maakt. Deze manier van werken was effectief om zo het programma bij aanvang in beweging te krijgen. Op dit moment veroorzaakt het ontbreken van kaders, financiën en visie, onzekerheid en vertraging, omdat betrokken actoren niet meer weten waar ze aan toe zijn en waar ze aan moeten voldoen.
Een ander risico is de beperkte doorzettingsmacht van het programmamanagement en de afhankelijkheid van draagvlak en inzet van diensten, deelgemeenten en overige betrokken maatschappelijke partners. De maakbaarheid van het behalen van de doelstellingen komt hiermee onder druk te staan.
Ten slotte is met name op deelgemeentelijk niveau het risico van het wegebben van draagvlak aanwezig door: •
het niet aansluiten op de plancyclus van de deelgemeenten;
•
veelheid van programma’s naast kindvriendelijke wijken;
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
•
informele ad hoc afspraken en daaruit voortvloeiende onzekerheid;
•
ontbreken van financieel perspectief op langere termijn.
Eindconclusie Voorwaarden zijn deels aanwezig, maar nog onvoldoende om de doelstellingen te bereiken. Dit is ook zichtbaar in de stand van zaken van het programma van dit moment.
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
4. Aanbevelingen Om de doelstellingen te kunnen bereiken is het van belang dat aan de voorwaarden wordt voldaan en de aanwezige risico’s worden ondervangen.
Wij bevelen aan het programma als zodanig op te heffen. Het verdient daarbij de voorkeur de taak om te komen tot een kindvriendelijker Rotterdam, inclusief budget, neer te leggen bij de betreffende gebiedsmanagers; hierbij rekening houdend met de bestaande mandaat- en volmachtstructuur. Vanuit deze structuur dient periodiek gerapporteerd te worden over de resultaten.
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
Bijlage 1 Wederhoorreactie JOS op nota van bevindingen Op 30 oktober heb ik van u de Concept nota van bevindingen Kindvriendelijke Wijken ontvangen met het verzoek om aan te geven of er nog resterende feitelijke opmerkingen te maken zijn over de bevindingen en daarnaast welk gevolg de dienst JOS denkt te geven aan de bevindingen. Graag voldoe ik aan uw verzoek.
Zoals reeds per mail aan u doorgegeven heb ik nog een feitelijke aanvulling. In uw rapportage geeft u op pagina 18 aan, dat er geen inzicht is in financiering van het programma in 2010. Dat is onjuist; ook voor 2010 zijn middelen gevoteerd.
Het algemene beeld dat geschetst wordt in de rapportage herken ik. Het Programma heeft na de start door de Jonge Honden Club een aarzelend vervolg gekregen, dat mede zijn oorzaak vindt in de door u geschetste bevindingen.
Ik onderschrijf de door u geconstateerde noodzaak tot meer structuur en een steviger sturing . Het benadrukt nog eens de prioriteit voor de reeds ingezette lijn bij JOS. Inmiddels hebben wij daarom de volgende acties ondernomen dan wel in gang gezet: 1. Het Programmateam zal worden versterkt. 2. Er is in overleg met de betrokken deelgemeenten focus aangebracht in de aanpak: a. Het omvormen van schoolpleinen tot aantrekkelijke buurtpleinen; b. Het inrichten en programmeren van wijkpleinen; c.
Het realiseren van “kindlinten”, zodat kinderen veilig en zelfstandig de school en andere voorzieningen kunnen bereiken;
d. Het zorgen voor bespeelbaar groen. 3. De planning voor 2009 wordt nader geconcretiseerd. Daarmee wordt voor zowel diensten, deelgemeenten als andere betrokkenen helder hoe het programma zich inhoudelijk zal ontwikkelen en wanneer er momenten van afstemming of voortgangsbespreking aan de orde zijn. 4. Het financiële perspectief voor 2009 is inmiddels besproken met de betrokken deelgemeenten. Op basis daarvan gaan deelgemeenten hun plannen concretiseren binnen de vastgestelde focus. De dienst JOS faciliteert actief. 5. De communicatie over (de voortgang van) het programma wordt aangescherpt. Bottomline is dat diensten en deelgemeenten aangehaakt zijn en blijven bij het Programma en dus op de hoogte zijn van de voortgang.
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken
Bijlage 2 Overzicht geïnterviewde personen Naam
Organisatie
1
Mevr. M. von Harras
JOS
2
Mevr. R. Wapperom
JOS
3
Mevr. J.H.M. van den Bogaard
GGD
4
Mevr. I.G.A. Berger
dS+V
5
Mevr. Y.H. Legerstee
Gemeentewerken
6
Dhr. A.J.M. Roovers
OBR
7
Dhr. K. Huls
SenR
8
Mevr. L. Koene
BSD
9
Mevr. C. Oudijk
BSD
10
Dhr. A. Florissen
BSD
11
Mevr. A. de Vries
Advies van de Vries
12
Dhr. A. van Leeuwen
Centrumraad
13
Dhr. F. Burggraaf
deelgemeente Delfshaven
14
Mevr. E. Reekers
deelgemeente Noord
15
Dhr. J. Bakker
deelgemeente Noord
16
Mevr. K.J. Horeman
deelgemeente Charlois
17
Mevr. M. van Zwieten
deelgemeente IJsselmonde
18
Mevr. M. van Seggelen
deelgemeente Feijenoord
19
Dhr. E. van der Ham
deelgemeente Feijenoord
20
Dhr. R.A.G. Bijnaar
deelgemeente Hoogvliet
21
Dhr. W.G.J. Akkerman
deelgemeente Hoogvliet
22
Mevr. W. Janssen
deelgemeente Prins Alexander
Definitieve rapportage Kindvriendelijke wijken