Kinderen en scheidingsdeskundigen: Kinderen toegelaten? Auteurs: Katrien Herbots en Elke Roevens i.s.m. Prof. J. Put
Onderzoeksvraag Het Kinderrechtenverdrag vormt een geheel van rechten die als minimumstandaard de menselijke waardigheid van elk kind garanderen. Het verenigt drie leidende principes, in het algemeen aangeduid als de drie p’s, waarbij verwezen wordt naar de gehanteerde Engelstalige terminologie: protection, provision en participation rights. Het gaat om rechten op het gebied van bescherming van, welzijn voor en participatie van het kind. Deze bijdrage gaat nader in op één aspect van de drie leidende principes, namelijk participation rights. Participatie, als containerbegrip, verwijst naar de mogelijkheid van het kind om mee vorm te geven aan de eigen leefwereld. In het licht van het comprehensief karakter van het verdrag, namelijk dat niet één recht los staat van noch kan worden verwezenlijkt zonder respect voor de andere bepalingen, wordt participatie onder meer samen gelezen met het belang van het kind. Deze open notie vormt bij alle maatregelen betreffende het kind een eerste overweging. In beginsel legt het Kinderrechtenverdrag verplichtingen op voor lidstaten, hetgeen betekent dat kinderrechten in de realiteit niet automatisch doorwerken in de verhoudingen tussen het kind en zijn ouders, zijn leefomgeving en derden in het algemeen. Dit neemt niet weg dat kinderrechten door deze laatsten kunnen worden gerespecteerd en dat hieraan belang kan worden gehecht. Ook kinderen van wie de ouders uit elkaar gaan, genieten kinderrechten. Tijdens het scheidingsproces komen deskundigen van uiteenlopende beroepsgroepen, elk met hun eigen opdracht, regelmatig tussenbeide. Dit doet de vraag rijzen in hoeverre zij bij het uitwerken van een regeling (voor de kinderen) belang hechten aan verschillende factoren die een zekere invulling geven aan kinderrechten. In het bijzonder vloeit hieruit de vraag voort in hoeverre bij het uitwerken van regelingen het belang van het kind bij scheidingsdeskundigen leeft, evenals in welke mate zij belang hechten aan participatie van het kind.
Beschrijving project Het Ipos-project beoogt scheidingstrajecten te optimaliseren met als doel de levenskwaliteit van gezinnen tijdens en na een scheiding te verhogen.
1
Hiervoor worden gedurende vier jaar personen in scheiding, hun kinderen en scheidingsdeskundigen bevraagd en opgevolgd aan de hand van gestandaardiseerde vragenlijsten.
Steekproef Tussen 17 maart 2008 en 16 maart 2009 werd in de rechtbanken te Antwerpen, Mechelen, Gent en Kortrijk aan alle personen in scheiding via folders met antwoordkaarten gevraagd om deel te nemen aan het IPOS project. Van de 8896 kaarten kwamen er 3924 (44 %) terug met bereidheid tot deelname, waarvan uiteindelijk 1850 (20.8 %) volwassen de vragenlijst volledig invulden. Van deze 1850 volwassenen namen ook 182 kinderen deel aan het onderzoek. Hiervan werden voor de analyses 171 bruikbare vragenlijsten geselecteerd. Van de 998 vragenlijsten die de scheidingsdeskundigen invulden, werden voor deze fact sheet 689 vragenlijsten geselecteerd waarin antwoord werd gegeven op de geanalyseerde vragen. De deskundigen die aangaven in hun professionele rol actief te zijn als bemiddelaar in familiezaken, werden meegenomen onder de beroepscategorie “bemiddelaar” (33.4%). De anderen werden ondergebracht onder de categorieën “magistraat” (9.3%), “notaris” (7.8%), “advocaat” (28.6%), “hulpverlener” (11.6%) en “justitieassistent” (9.3%). De beroepscategorie “bemiddelaar” werd verder onderverdeeld op basis van de beroepscategorie waaronder zij oorspronkelijk aangeschreven werden om de vragenlijst in te vullen. Zo is 48% van de bemiddelaars bemiddelaar-advocaat, 4.3% bemiddelaarhulpverlener, 16.4% bemiddelaar-notaris. 31.4% werd initieel reeds aangeschreven als bemiddelaar.
Resultaten Hieronder worden uit de bevraging van de deskundigen de resultaten gelicht die een antwoord kunnen bieden op de onderzoeksvraag. Naast een resultaatweergave per bevraagde beroepsgroep en de vastgestelde verschillen hiertussen, worden eveneens de verschillen opgenomen in belangscores tussen de beroepsgroepen die aangaven professioneel actief te zijn als bemiddelaar in familiezaken. 1. Belang van het kind Binnen alle beroepscategorieën vinden de meeste respondenten (tussen 48.5% en 66.7%, zie Tabel 1) het heel belangrijk (score 10) om de aandacht gericht te houden op het belang van het kind bij de onderhandelingen tijdens de scheiding om tot een goede regeling voor de kinderen te komen. Tabel 1. Belangscore “het gericht houden van de aandacht op het belang van het kind bij de onderhandelingen om tot een goede regeling voor de kinderen te komen” in % (N= 673)
1 heel onbelangrijk 2 3 4 5 6
totaal 0.1 0.3 1 1.3
not 5.7 -
adv 0.5 1 2.1
beroepscategorieën bem mag hulp 1.6 1.6 0.9 2.3 -
jus -
2
7 8 9 10 heel belangrijk totaal gemiddelde score
5.8 15.9 20.4 55.1 100 9.2
28.3 15.1 50.9 100 9
8.8 18.6 20.6 48.5 100 8.99
5 16.4 21.8 53.6 100 9.17
6.3 9.5 14.3 66.7 100 9.27
7.6 11.4 16.5 64.6 100 9.38
1.6 7.8 29.7 60.9 100 9.5
De gemiddelde score van de advocaten en notarissen ligt het laagst (resp. 8.99 en 9 tegenover bemiddelaars: 9.17; hulpverleners: 9.38; justitieassistenten: 9.5 en magistraten: 9.27). De verschillen in de gemiddelde score zijn echter niet significant (p>.05) wat wil zeggen dat het gevonden verschil toevallig is en de beroepsgroepen in werkelijkheid op dezelfde wijze zouden antwoorden. 2. Participatie Om het belang na te gaan dat de scheidingsdeskundigen hechten aan de participatie van het kind binnen het scheidingsproces, wordt bekeken in hoeverre zij belang hechten aan een open en ondersteunende communicatie en het rechtstreeks betrekken van kinderen om tot een goede regeling voor de kinderen te komen. 2.1.
Open en ondersteunende communicatie
Binnen alle beroepscategorieën vindt een groot aandeel respondenten (tussen 28.3% en 51.9%, zie Tabel 2) het heel belangrijk (score 10) om een open en ondersteunende communicatie te hebben met de kinderen over de scheiding om zo tot een goede regeling voor de kinderen te komen. Tabel 2. Belangscore “een open en ondersteunende communicatie met de kinderen over de scheiding om tot een goede regeling voor de kinderen te komen” in % (N= 673) beroepscategorieën totaal not adv bem mag hulp 1 heel onbelangrijk 2 0.7 1.5 0.5 1.6 3.8 2.1 0.5 3 1.2 4 1.8 5.7 1.5 0.9 4.8 1.3 5 6.1 5.7 8.2 5.5 11.1 1.3 6 7.4 15.1 10.3 6.8 4.8 2.5 7 15.3 11.3 16 19.1 11.1 10.1 8 18.4 20.8 16 19.1 15.9 17.7 9 15.6 9.4 14.9 17.3 9.5 15.2 10 heel belangrijk 33.4 28.3 29.9 30.5 41.3 51.9 totaal 100 100 100 100 100 100 gemiddelde score 8.2 7.66* 7.87* 8.2 8.1 8.95* *score notarissen en advocaten < score hulpverleners (p<.05)
jus 1.6 3.1 3.1 14.1 25 23.4 29.7 100 8.45
De gemiddelde score die de advocaten en notarissen geven ligt het laagst (resp. 7.87 en 7.66 tegenover bemiddelaars: 8.2; hulpverleners: 8.95; justitieassistenten: 8.45 en magistraten: 8.1). Enkel het gemiddelde van de advocaten en notarissen verschilt significant van dat van de hulpverleners. Als onder de bemiddelaars de mate van belangrijkheid van open en ondersteunende communicatie vergeleken wordt, verschillen de bemiddelaars-advocaat en bemiddelaarsnotaris niet van de bemiddelaars-hulpverlener.
3
2.2.
Het rechtstreeks betrekken van de kinderen
De meeste advocaten, bemiddelaars, hulpverleners en magistraten scoren in de mate van belangrijkheid van het rechtstreeks betrekken van de kinderen tijdens de gesprekken om tot een goede regeling voor de kinderen te komen een 5 op een schaal van 1 tot 10 (zie Tabel 3). Bijna 22% van justitieassistenten gaven een 7 (21.9%), maar toch geeft ook 20.3% een 5. Een vijfde van de notarissen geeft een 1 (heel onbelangrijk). Tabel 3. Belangscore “het rechtstreeks betrekken van de kinderen tijdens de gesprekken om tot een goede regeling voor de kinderen te komen” in % (N= 673) beroepscategorieën totaal not adv bem mag hulp 1 heel onbelangrijk 8.9 20.8 9.8 9.1 7.9 1.3 2 11.6 15.1 10.8 18.2 3.2 6.3 3 12.9 11.3 10.3 16.8 17.5 6.3 4 10 15.1 13.4 8.2 11.1 6.3 17 20.1 20.9 28.6 24.1 5 21.4 6 12.8 7.5 13.4 13.2 11.1 15.2 7 10.1 7.5 13.4 5.5 7.9 8.9 8 7 5.7 5.7 4.1 9.5 16.5 9 2.7 1 1.8 1.6 6.3 10 heel belangrijk 2.7 2.1 2.3 1.6 8.9 totaal 100 100 100 100 100 100 gemiddelde score 4.7 3.74* ** 4.66** 4.22* ** 4.83** 6.09* ** * score notarissen en bemiddelaars < score justitieassistenten (p<.05) ** score notarissen, advocaten, bemiddelaars en magistraten < score hulpverleners (p=.000)
jus 6.3 3.1 12.5 4.7 20.3 12.5 21.9 7.8 9.4 1.6 100 5.61*
De gemiddelde score ligt bij de hulpverleners hoger dan bij de andere beroepscategorieën (6.05 tegenover advocaten: 4.66; bemiddelaars: 4.22; justitieassistenten: 5.61; magistraten: 4.83 en notarissen: 3.74). Het gemiddelde van de justitieassistenten ligt significant hoger dan dat van de bemiddelaars en notarissen. Het gemiddelde van de hulpverleners ligt eveneens hoger dan dat van de bemiddelaars en notarissen, maar ook dan dat van de magistraten en advocaten. De bemiddelaars-hulpverlener verschillen niet in hun score op het belang van het rechtstreeks betrekken van kinderen van de bemiddelaars-notaris en bemiddelaars-advocaat.
Besluit De voorgaande resultaten dienen gelezen te worden in het licht van de per beroepsgroep onderscheiden taken, functies, opleiding… binnen het scheidingsproces. Uit de resultaten blijkt dat de notie ‘het belang van het kind’ door iedere beroepsgroep als een belangrijke tot zeer belangrijke factor wordt ingeschat om tot een goede regeling voor de kinderen te (kunnen) komen. Het beginsel is binnen de onderscheiden beroepsgroepen bekend en wordt duidelijk algemeen gedragen. Voor sommige beroepsgroepen kent aandacht hebben voor ‘het belang van het kind’ bovendien een wettelijke verankering. Zo vormt voor hulpverleners werkzaam binnen de Integrale Jeugdhulp het belang van het kind de voornaamste overweging binnen de jeugdhulpverlening, zoals dit is verankerd in het Decreet Rechtpositie Minderjarigen1. Voor
1
Artikel 5 Decreet 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp, BS 4 oktober 2004.
4
(echtscheidings- en jeugd)magistraten dan weer is het belang van het kind een toetsingscriterium bij onder meer beslissingen inzake regelingen betreffende het kind2 en het eventueel opleggen van dwangmaatregelen ten opzichte van de onwillige ouder van een rechterlijke beslissing omtrent een verblijfs- en/of omgangsregeling3. De juridisering van de notie voor sommige beroepsgroepen leidt echter niet tot een significant verschil in belangervaring ervan door de scheidingsdeskundigen. Het beginsel “het belang van het kind” vormt aldus, los van enige wettelijke taakomschrijving, voor iedere beroepsgroep een zeer belangrijke factor om tot een goede regeling voor de kinderen te komen. Participatie werd in deze fact sheet bekeken aan de hand van de aspecten “open en ondersteunende communicatie” en “rechtstreeks betrekken”. Uit de bevraging blijkt dat op het vlak van communicatie de gemiddelde belangscores van de notarissen en advocaten het laagst liggen. Het belang dat zij aan communicatie hechten in het kader van het uitwerken van een goede regeling is daarmee beduidend lager dan bij hulpverleners. Uit de fact sheet “Ik kan zelf beslissen bij wie van mijn ouders ik wil wonen” daarentegen kwam naar voren dat jongeren belang hechten aan het krijgen van informatie en het op de hoogte zijn van hun rechten. Deze beide kunnen worden beschouwd als mogelijke aspecten van communicatie. De fact sheet verwees onder meer naar de bevoorrechte positie die een scheidingsdeskundige bekleedt. Ouders in scheiding hebben immers relatief vaak contact met scheidingsdeskundigen; de jongeren zelf hebben dit in mindere mate. Voornamelijk notarissen en advocaten blijken het eerste aanspreekpunt te vormen (zie fact sheet “Doen mensen tijdens hun scheiding beroep op een bemiddelaar?”). Dit terwijl de bevraging bij scheidingsdeskundigen aantoont dat zij juist de beroepsgroepen zijn die het minst belang hechten aan open en ondersteunende communicatie met de kinderen over de scheiding. De bevraging toont voorts aan dat vorm geven aan kindparticipatie via ‘het rechtstreeks betrekken tijdens de gesprekken’ om tot een goede regeling voor de kinderen te komen een zekere terughoudendheid over de beroepsgroepen heen teweegbrengt. De gemiddelde belangscore ligt namelijk opmerkelijk lager dan bij andere geanalyseerde kindgerelateerde vragen. Enkel hulpverleners en justitieassistenten geven aan het belang van het rechtstreeks betrekken van kinderen gemiddeld meer dan een vijf op tien. Daarbij roept deze vraag duidelijk uiteenlopende reacties op bij scheidingsdeskundigen. Scheidingsdeskundigen die eerder werkzaam zijn binnen de welzijnsgerichte context schatten over het algemeen het belang om het kind rechtstreeks te betrekken hoger in dan de eerder juridisch geschoolde beroepsgroepen en de bemiddelaars. Dit verschil in inschatting van belangrijkheid is niet terug te vinden wanneer er binnen de groep bemiddelaars tussen de verschillende beroepsgroepen vergeleken wordt. Hoewel betrekken niet nader werd ingevuld en voor interpretatie vatbaar kan zijn (bijvoorbeeld raadplegen, overleggen, samen beslissen, het kind zelf laten beslissen…) lijkt deze vorm van kindparticipatie voor scheidingsdeskundigen minder belangrijk te zijn om tot een goede regeling te komen.
2 3
Zie bijvoorbeeld art. 374 en 387bis BW. Zie art. 387ter BW.
5
Mogelijke implicaties Scheidingsdeskundigen worden in hun professionele kennis aangesproken omtrent kinderen van scheidende personen. Aan communicatie met de kinderen over de scheiding hechten de beroepsgroepen notariaat en advocatuur in verhouding tot de overige bevraagde scheidingsdeskundigen, het minste belang. Dit terwijl net zij voor het grootste deel van personen in scheiding het eerste aanspreekpunt vormen. Gezien de belangrijke rol die aan hen door personen in scheiding wordt toegekend, verdient het aspect communicatie bijzondere aandacht, meer bepaald tijdens de opleidingen en permanente vormingen. Uit de fact sheet van bevraging van jongeren blijkt bovendien dat zij belang hechten aan een specifieke deelvorm van communicatie, namelijk informatie over hun rol tijdens het scheidingsproces. Kindparticipatie onder de vorm van rechtstreeks betrekken wordt niet alleen minder belangrijk geacht, ook liggen de antwoorden meer verspreid over de beroepsgroepen heen. Deze diversiteit duidt ongetwijfeld op het bestaan van verschillende visies terzake, maar zal deels ook te maken hebben met de vraagstelling zelf. In tegenstelling tot de overige vragen is deze vraag immers minder algemeen geformuleerd en bevraagt zij meer een eventuele rechtstreekse ‘relatie’ tussen de scheidingsdeskundige en de kinderen van scheidende ouders. De term ‘betrekken’ kan bovendien op verschillende wijzen geïnterpreteerd worden, gaande van een redelijk passieve en minder intense vorm, namelijk informeren, naar een meer actieve vorm (bijvoorbeeld raadplegen, overleggen) tot zeer actieve en intense betrokkenheid, door te beslissen samen met kinderen dan wel alleen door de kinderen zelf. Nader kwalitatief onderzoek dringt zich dan ook op over welke invulling door scheidingsdeskundigen aan het begrip ‘betrekken’ kan worden gegeven. Scheidingsdeskundigen schatten het belang van het kind in redelijke hoge mate in om tot een goede regeling voor het kind te kunnen komen. Het ‘belang van het kind’ is echter een open notie dat steeds moet worden geïndividualiseerd en gecontextualiseerd. Rekening houdend met de aard en de reden van zijn professionele tussenkomst zal iedere scheidingsdeskundige als individu en/of als beroepsgroep dit begrip moeten appreciëren en invullen. Om dit begrip betekenis te kunnen geven, vervult kindparticipatie ons inziens een niet te miskennen rol. De doorwerking van het participatiegedachtegoed in de professionele activiteit verschilt klaarblijkelijk van groep tot groep van scheidingsdeskundigen. Deze met een eerder welzijnsgerichte invalshoek, in het bijzonder hulpverleners en justitieassistenten, vinden open en ondersteunende communicatie en het rechtsreeks betrekken van kinderen tijdens de gesprekken belangrijker om tot een goede regeling voor de kinderen te komen dan deze beroepsgroepen die eerder juridisch geschoold zijn en bemiddelaars (die zoals blijkt uit de steekproefomschrijving voornamelijk samengesteld zijn uit bemiddelaars-notarissen en bemiddelaars-advocaten). Ongeacht de aard van de professionele tussenkomst zou iedere scheidingsdeskundige zich bewust moeten zijn van de wijze waarop en de mate waarin hij/zij het kind aanwezig stelt om tot een goede regeling te kunnen komen. Uit een eerdere fact sheet blijkt althans dat kinderen participatie onder de vorm van informatie over hun rol tijdens het scheidingsproces en kennis hebben van hun rechten binnen de scheiding waarderen. Nader onderzoek hoe scheidingsdeskundigen vorm geven aan participatierechten van kinderen tijdens scheiding lijkt aangewezen.
6