Kind en Ziekenhuis 25 jaar - Handvest Kind en Ziekenhuis voorzien van annotaties - VN-Verdrag inzake de rechten van het kind
Informatiemateriaal Kind en Ziekenhuis Opname in het ziekenhuis - Amandelen - Trommelvliesbuisjes -Samen € -Per stuk €
1,93 1,16
100 stuks folder Opname in het ziekenhuis 100 stuks folder Keelamandelen 100 stuks folder Trommelvliesbuisjes
€ € €
19,09 19,09 19,09
Kind en Ziekenhuis, verenigingsbrochure - Per stuk - 100 stuks
€ €
0,78 7,80
Welk ziekenhuis kiest u? (zesde druk)
€
5,45
Jaap de Aap in het ziekenhuis
€
4,55
Uw kind in het ziekenhuis, wat kunt u als ouder doen
€
4,55
Videoband 'Als j e kind naar het ziekenhuis moet...'
€
68,16
Mijn ziekenhuisboek Per doos van 60 stuks
€ €
3,75 90,91
Wandplaat 'Het ziekenhuis', in koker
€
8,18
- in envelop (gevouwen)
€
4,55
Ziekenhuislotto: Kijk.... ziek
€
11,36
Ziekenhuisgeheugenspel: Kijk.... ziek
€
11,36
Checklist GOED BEST BETER Kwaliteit van zorg voor kinderen in algemene ziekenhuizen. Checklist DAGVERPLEGING
€ €
20,00 20,00
Handvest Kind en Ziekenhuis, ansichtkaarten - l set -6 sets
€ €
3,00 15,00
Affiche 'Kinderen in het ziekenhuis hebben hun ouders nodig' - l affiche in envelop (gevouwen) - l affiche in koker - 10 affiches in koker
€ € €
3,00 5,00 15,00
Brochure 'Kinderen, hun ouders en patiëntenrechten'
€
2,95
Alle prijzen inclusief verzendkosten, tenzij anders vermeld.
Bestelwijze
- Het verschuldigde bedrag overmaken naar girorekening 104806 ten name van Kind en Ziekenhuis te Dordrecht onder vermelding van het gewenste materiaal en naam en adres van degene aan wie het moet worden gestuurd. - Schriftelijk bij Kind en Ziekenhuis, Korte Kalkhaven 9, 3311 JM Dordrecht met bij sluiting van het verschuldigde bedrag in postzegels.
Welk ziekenhuis kiest u ?' Zevende editie uitgebreid met 'anesthesiespreekuur' Bij de vereniging Kind en Ziekenhuis is de zevende druk verschenen van de gids 'Welk ziekenhuis kiest u?'. De uitgave is geheel geactualiseerd en bovendien uitgebreid met een nieuwe rubriek 'anesthesiespreekuur'. 'Welk ziekenhuis kiest u?' biedt informatie over aspecten van de zorg voor kinderen in het ziekenhuis waaraan is af te meten hoe kindgericht een ziekenhuis is. Ouders kunnen er gebruik van maken bij het kiezen van een ziekenhuis wanneer hun kind moet worden opgenomen. De gids bestaat uit de delen Kinderafdelingen en Dagverpleging. In het deel Kinderafdelingen is vermeld welke faciliteiten de 109 ziekenhui s locatie s met een kinderafdeling bieden wat betreft de belangrijkste aspecten van ouderparticipatie: open bezoek, roomingin en de aanwezigheid van de ouders bij de inleiding van en het ontwaken uit de narcose. Het deel Dagverpleging bevat voor de 135 ziekenhuislocaties waar dagverpleging plaatsvindt de relevante gegevens over ouderparticipatie en vermeldt daarnaast of de kinderen al dan niet op een kinderafdeling liggen en of zij worden verpleegd door kinderverpleegkundigen.
Anesthesiespreekuur Nieuw in deze uitgave is de vermelding of een ziekenhuis een anesthesiespreekuur kent. Een dergelijk poliklinisch preoperatief spreekuur is om drie redenen van belang. Allereerst gaat het erom dat het kind door de anesthesioloog wordt onderzocht. Daarnaast biedt het spreekuur de ouders de mogelijkheid informatie te krijgen, en zo nodig vragen te stellen, over zaken als: de vorm van anesthesie die zal worden toegepast, de premedicatie, het nuchter zijn en de pijnbestrijding. Een derde aspect is dat de anesthesioloog de ouders
om toestemming voor de anesthesie vraagt, zoals de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) voorschrijft.
Bestellen De gids kan worden besteld door een bedrag van € 6,00 over te maken naar gironummer 104806 ten name van Kind en Ziekenhuis te Dordrecht, onder vermelding van 'Gids WZKU'. Particulieren kunnen de gids ook schriftelijk bestellen bij: Kind en Ziekenhuis, Korte Kalkhaven 9, 3311 JM Dordrecht, met bij sluiting van vijftien postzegels van € 0,39. Instellingen kunnen ook per e-mail bestellen via
[email protected], met vermelding van de naam van de besteller en de wijze van facturering. De informatie uit de gids is ook te vinden op de website van de vereniging: www.kindenziekenhuis.nl KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
Bij een jubileum Het Handvest Kind en Ziekenhuis is de ziel van alles waar de vereniging Kind en Ziekenhuis voor staat en de geschiedenis van het handvest en die van de vereniging zijn nauw met elkaar verbonden. Dat alleen al had voldoende reden kunnen zijn om ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de vereniging in dit jubileumnummer juist het handvest nog eens extra in de schijnwerpers te plaatsen. De recente verduidelijking van de tien punten van het handvest met zogenoemde annotaties is er aanleiding temeer voor. Handvest en annotaties samen vormen de standaard waar de zorg voor kinderen in het ziekenhuis in de ogen van Kind en Ziekenhuis aan moet voldoen. De verduidelijkingen bij het handvest zijn niet uit de lucht komen vallen. Handvest en annotaties zijn ook de weerspiegeling van de samenwerking op Europees niveau van een groot aantal organisaties die zich inzetten voor het kind in het ziekenhuis. Zij moesten vorig jaar met elkaar constateren dat het handvest weliswaar in woorden breed werd ondersteund, maar dat de toepassing ervan in de praktijk in veel landen te wensen overliet. Met de toevoeging van de annotaties aan het handvest doen zij een hernieuwde poging ouders, zorgverleners en overheden ervan te doordringen dat de zorg voor het zieke kind meer omvat dan alleen de medisch-technische zorg. Juist nu er op dit gebied steeds meer kan, doet zich des te sterker de noodzaak voelen het zieke kind in zijn emotionele behoeften tegemoet te komen en bij te staan. Ook in Nederland heeft het handvest nog lang niet overal een goede vertaling naar de praktijk gekregen. Tegelijk kan, terugkijkend op 25 jaar Kind en Ziekenhuis, worden geconstateerd dat er in de afgelopen kwart eeuw in de ziekenhuizen ook veel voor de kinderen ten goede is veranderd. Open bezoek voor ouders en de mogelijkheid voor ouders om bij hun kind te blijven slapen waren ten tijde dat de vereniging werd opgericht ondenkbaar. De behandeling van kinderen in dagverpleging, waarbij het kind enkele uren na een ingreep al weer naar huis kan gaan, was een onbekend fenomeen. Inmiddels zijn deze zaken in nagenoeg elk ziekenhuis de gewoonste zaak van de wereld. Naast aandacht voor wat er nog steeds moet worden gedaan is er, om het bij deze gelegenheid eens plechtig te zeggen, zeker ook reden voor voldoening en tevredenheid. Hierbij dreigt wellicht één misverstand: als zou de vereniging van mening zijn, dat de verbeteringen in de zorg voor het opgenomen kind uitsluitend aan Kind en Ziekenhuis te danken zijn. We weten wel beter en zijn ons zeer bewust van de ondersteuning die de doelstelling van de vereniging, een betere zorg voor het kind voor, tijdens en na een opname of behandeling in het ziekenhuis, van veel kanten heeft gekregen. Dat geldt niet in het minst voor de talrijke werkers op de kinderafdelingen die er van harte en vol overtuiging al veel praktische invulling aan hebben gegeven. REDACTIE
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
103
Spotprent uit jaren zeventig
Tera Boelen
Kind en Ziekenhuis
Een kwart eeuw werken Kind en Ziekenhuis bestaat 25 jaar, een goede aanleiding voor een terugblik en het opmaken van een tussenstand. Over 'Er gebeurt helemaal niets' en 'een club die weet waar zij het over heeft'. Over ouders die geen bezoek zijn, maar erbij horen. Over adviesgroepen en baanbrekende symposia. En over de vraag hoe het is gesteld met de kindgerichtheid van de ziekenhuizen op dit moment. Sinds de oprichting van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis in 1977 is er voor kinderen in de ziekenhuizen veel veranderd. Vijfentwintig jaar geleden werd het als heel normaal beschouwd dat opgenomen kinderen werden afgezonderd van hun vertrouwde omgeving, dat ouders een of twee keer per dag op vaste bezoekuren bij hun kind mochten zijn en dat ouders mondjesmaat informatie kregen. Amandelen knippen betekende in veel gevallen dat het kind in de hal van het ziekenhuis werd overgedragen aan de opnamezuster en de andere dag kon worden opgehaald. Kin104
door M.E.A. van Bergen deren die geïsoleerd verpleegd werden, kregen hun ouders tijdens bezoekuren alleen achter het glas te zien. Broertjes en zusjes onder de veertien jaar werden helemaal niet toegelaten op een kinderafdeling of in een kinderziekenhuis. De behandeling en verzorging van het kind waren in lichamelijk opzicht ongetwijfeld in overeenstemming met de in die tijd bestaande in-
zichten. Voor de emotionele aspecten was echter zo goed als geen aandacht. Zeker waren er 'verpleegsters' of 'zusters' die zich moeite gaven om de kinderen die aan hun zorgen waren toevertrouwd, wat warmte te geven - tussen hun 'gewone' werk door. Psychiaters en psychologen waren bekend met begrippen als hechting en verlatingsangst en hier en daar was men zich ervan bewust dat de inzichten op deze punten consequenties meebrachten voor de kinderen in de ziekenhuizen. Sommige ziekenhuizen namen spelleidsters in dienst om de opgenomen kinderen in elk geval wat afleiding KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
Internationaal overleg
Werkgroep in vergadering
25 jaar
aan veranderingen te bezorgen. Er werd echter niet geprobeerd directies, artsen en verpleegkundigen ervan bewust te maken dat het in het belang van het kind was de ouders min of meer permanent in het ziekenhuis aanwezig te laten zijn. Er is een vereniging als Kind en Ziekenhuis voor nodig geweest om het besef te laten doordringen dat een opgenomen kind ook andere dan lichamelijke behoeften heeft, zoals de behoefte om te spelen, om zich veilig te voelen of om onder moeilijke omstandigheden - tijdens onderzoeken of behandelingen, of gedurende de nacht zijn ouders bij zich te hebben.
Proefschrift Aan de oprichting van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis is heel wat voorafgegaan. Het initiatief werd genomen door de orthopedagoog Tera Boelen, die in 1976 was gepromoveerd op het onderwerp 'Kinderkliniek; veranderingen in de ziekenhuissituatie van kinderen'. KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
Haar proefschrift kreeg veel aandacht in de media. De reacties naar aanleiding van de publicaties maakten duidelijk dat veel ouders ontevreden waren over de omstandigheden waarmee zij bij een opname van hun kind in het ziekenhuis werden geconfronteerd. Ontevredenheid was eerder al de drijfveer geweest voor een aantal lokale initiatieven. In 1975 had de Friese Plattelandsvrouwenbond een commissie ingesteld die ijverde voor verruiming van de bezoektijden voor ouders en de bezoekmogelijkheden voor broertjes en zusjes. In datzelfde jaar had een groep ouders en leidsters van peuterspeelzalen in Amsterdam de film 'Er gebeurt helemaal niets' laten maken, bedoeld om de problematiek van kinderen in ziekenhuizen onder de aandacht te brengen. Nog eerder, al in 1973, had in Dordrecht een aantal ouders van wie kinderen naar dezelfde peuterspeelzaal gingen, zich verenigd in de werkgroep 'Uw kind
alleen in het ziekenhuis'. Het was hun opgevallen dat kinderen die in het ziekenhuis hadden gelegen, vreemd gedrag vertoonden als zij weer op de peuterspeelzaal terugkeerden (wat pas later als scheidings- of verlatingsangst geduid zou worden). Nadat zij met hun ervaringen en wensen tevergeefs hadden aangeklopt bij de drie Dordtse ziekenhuizen, besloten zij hun ervaringen te toetsen aan die van een grotere groep ouders. Zij hielden een mondelinge enquête onder 165 ouders van wie een kind in een van de ziekenhuizen was opgenomen. De uitkomsten werden in 1976 gepubliceerd en toonden drie belangrijke knelpunten aan: - het grote gebrek aan informatie bij de ouders; - de geringe bereidheid bij de mede werkers van de ziekenhuizen om informatie te verstrekken; - de onnatuurlijk grote afstand tussen ouders en opgenomen kinderen.
105
De stroom van reacties die loskwam naar aanleiding van de publiciteit rondom haar proefschrift bracht Tera Boelen ertoe een bijeenkomst te organiseren voor allen die hadden gereageerd. Tijdens die vergadering werd het voorstel gelanceerd alle initiatieven en activiteiten te bundelen en een vereniging op te richten. Op 29 oktober 1977 vond de oprichtingsvergadering plaats van wat officieel de 'Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis' ging heten. De doelstelling luidde: het bevorderen van het welzijn van het kind vóór, tijdens en na een ziekenhuisopname. Op 20 december 1977 werd de oprichtingsakte gepasseerd en werden de statuten definitief.
Adviesgroepen In februari 1978 verscheen het eerste nummer van wat later het tijdschrift 'Kind en ziekenhuis' zou gaan heten. Al in het tweede nummer, in mei 1978, stond een oproep voor het formeren van een adviesgroep Tonsillectomie'. Aanleiding hiervoor waren de talrijke schrijnende ervaringen die ouders rondom het knippen van de amandelen bij hun kind meldden. De adviesgroep kreeg tot taak zich in de materie te verdiepen en het bestuur te adviseren over het op dit punt te voeren beleid. Later volgden nog andere adviesgroepen, waaronder de adviesgroep Ziekenhuisbouw. Die kwam tot stand nadat vanuit verschillende ziekenhuizen aan de vereniging de vraag was voorgelegd wat volgens haar de meest wenselijke inrichting van een kinderafdeling was. Ook kwamen er een adviesgroep Onderwijs en een adviesgroep Nazorg.
Werkgroepen In 1978, aan het eind van het eerste verenigingsjaar, waren er 42 regionale werkgroepen naar Dordts model actief . Zij werden gevormd door vrijwilligers die zich, veelal vanuit een sterke persoonlijke betrokkenheid, inzetten voor de doelstelling van de vereniging. Nog steeds dragen de leden van de werkgroepen het gedachtegoed van de vereniging uit, zij het dat het aantal vrijwilligers eind jaren zeventig 106
groter was dan nu het geval is. In de beginperiode concentreerden de werkgroepen zich in de eerste plaats op het organiseren van informatiebijeenkomsten voor ouders. Pas later kwam daar het overleg met kinderartsen en kinderverpleegkundigen in de plaatselijke ziekenhuizen bij, een activiteit die enige tijd nodig had om van de grond te komen. Dat ouders in de loop der jaren meer en meer opkwamen voor het belang van hun zieke kind en steeds meer van de ziekenhuizen gingen verwachten, was voor een groot deel te danken aan de activiteiten van de leden van de regionale werkgroepen die de ouders informeerden tijdens bijeenkomsten op scholen en peuterspeelzalen. Het gevolg daarvan was dat langzaam maar zeker merkbaar werd dat ouders steeds bewuster kozen voor een ziekenhuis dat aandacht had voor de begeleiding van kinderen. Dit was voor veel ziekenhuizen een reden om rekening te gaan houden met de wensen die de regionale werkgroepen bij hen op tafel legden.
Ouders horen erbij Voor het bestuur van de kersverse vereniging stond al direct bij zijn aantreden vast dat het ijveren voor ouderparticipatie (het deelhebben van de ouders aan de zorg voor het kind in het ziekenhuis) de belangrijkste activiteit van de vereniging moest zijn. De eerste actie op dat punt was een zowel landelijk als regionaal opgezette campagne voor het invoeren van ruimere bezoektijden voor ouders. Zij werd gevoerd onder slogan 'Ouders zijn geen bezoek, ouders horen erbij'. De campagne kreeg veel bijval van ouders, maar aanvankelijk minder van verpleegkundigen en pedagogisch medewerkers, toen nog spelleidsters genoemd. Een aantal van hen vreesde voor een uitholling van hun positie en kon zich maar moeilijk openstellen voor de ideeën van de nieuwe organisatie. Opvallend genoeg stond daar tegenover dat veel voormalige kin der verpleegkundigen die inmiddels zelf moeder waren geworden, zich als lid van de vereniging aanmeldden. Eenmaal
moeder geworden, waren zij zich bewust geworden van de behoeften die zieke kinderen in een ziekenhuis hebben en konden zij zich goed verplaatsen in de positie van de ouders. Veel morele steun voor haar streven ondervond de vereniging in die begintijd ook van artsen die in ontwikkelingslanden hadden gewerkt. In de meeste van deze landen wordt de familie geacht de nietmedische zorg voor een opgenomen kind voor haar rekening te nemen en is de continue aanwezigheid van de ouders bij het kind in het ziekenhuis de gewoonste zaak van de wereld. De Nederlandse artsen die in die landen hadden gewerkt, waren vertrouwd met de vanzelfsprekendheid van de aanwezigheid van de ouders. Ook hadden zij ervaren hoeveel rustiger de kinderen waren als hun ouders bij hen waren.
Symposia Na de campagne 'Ouders zijn geen bezoek' zouden nog veel andere acties, onderzoeken en projecten volgen. Van grote betekenis voor de verspreiding van de ideeën van Kind en Ziekenhuis waren de symposia die de vereniging in het begin van de jaren tachtig organiseerde. Het symposium 'Kinderchirurgie geen kleinigheid', dat op l november 1980 onder voorzitterschap van de kinderchirurg prof. dr. J. Molenaar werd gehouden, was baanbrekend door de aandacht die het losmaakte voor dagverpleging. Dat was tot dan een vrijwel onbekend fenomeen in de Nederlandse ziekenhuizen. 'Verblijf in ziekenhuis wordt vaak onnodig gerekt' en 'Oudervereniging vindt dat jonge patiënten eerder naar huis kunnen' kopten de kranten. Al even spraakmakend was het op 13 november 1982 gehouden lustrumsymposium 'Ziekenhuis Open Huis', dat was gewijd aan het onderwerp 'rooming-in' (bij het kind blijven, inclusief het overnachten van de ouders naast het bed van het kind). Daarvoor moesten bijna alle sprekers uit Engeland worden gehaald, waar rooming-in al sinds 1962 in praktijk werd gebracht. In ons land bestonden er nogal wat weerstanden tegen. Het symposium werd bijgeKIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
de weerstanden tegen rooming-in in de Nederlandse ziekenhuiswereld langzaam maar onmiskenbaar minder zijn geworden.
Onderzoeken
woond door negenhonderd mensen, onder wie veel kinderverpleegkundigen. De inleidingen van de kinderverpleegkundige June Jolly, schrijfster van het later in het Nederlands vertaalde boek 'The other side of peKIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
adiatrics' en van de kinderartsen David Maccarthy en David Harvey maakten grote indruk. Wat deze sprekers vanuit hun eigen praktijkervaring te vertellen hadden, werkte zo inspirerend dat vanaf dat moment
Overigens was de oprichting van de vereniging de ziekenhuiswereld niet ontgaan. Nog in het jaar waarin Kind en Ziekenhuis ontstond, in 1977, stelde de toenmalige Nationale Ziekenhuisraad (NZr, voorloper van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen) een commissie in die moest onderzoeken hoe het was gesteld met het ziekenhuisklimaat voor kinderen. Onder 'ziekenhuisklimaat' werd verstaan 'het totaal aan gewoontes, regels, sfeer en algemene voorzieningen zoals de kinderen en hun ouders deze ervaren'. In het kader van dit onderzoek werd een schriftelijke enquête gehouden onder de kinderziekenhuizen en de algemene en academische ziekenhuizen met een kinderafdeling. Dat waren er toen 172, ruim zestig locaties meer dan nu. De respons was hoog: 91 procent. In haar rapport 'Ziekenhuisklimaat voor 0- tot 18jarigen' signaleerde de commissie een groot aantal knelpunten in de zorg en deed zij een reeks van aanbevelingen om de opvang en begeleiding van de kinderen in de ziekenhuizen te verbeteren. Zij richtte zich daarbij in het bijzonder tot de artsen en de verpleegkundigen in de ziekenhuizen en tot degenen die verantwoordelijk waren voor de opleidingen, de personeelssituatie en de bouwkundige voorzieningen. In de eerste jaren na de oprichting bleef het onduidelijk wat het effect was van de activiteiten van Kind en Ziekenhuis en wat er zich precies aan verbeteringen in de ziekenhuizen voordeed. Om daar achter te komen besloot de vereniging in 1982, vijfjaar na het rapport van de NZr, een gelijksoortig onderzoek te laten doen door het Bureau Veldkamp. Weer vijf jaar later, in 1987, gebeurde dat nog een keer. Uit het onderzoek van 1982, en meer nog uit dat van 1987, kwam naar voren dat de inspanningen vruchten begonnen af te werpen. Er
107
bleken sinds 1977 aanzienlijke veranderingen te zijn opgetreden. Vooral de mogelijkheden tot 'open bezoek', 'ouderparticipatie' en 'rooming-in' waren in tien jaar tijd fors toegenomen. Was het in 1977 in veel ziekenhuizen gebruikelijk dat ouders twee maal per dag op een vaste tijd bij hun kind mochten zijn, in 1987 gaf driekwart van de ziekenhuizen aan dat bij hen de ouders de hele dag bij hun kind konden zijn. Kwam rooming-in in 1977 vrijwel niet voor, in 1987 konden in ongeveer 85 procent van de ziekenhuizen de ouders bij hun kind blijven overnachten, althans als het kind in een box lag. (Werden zij op een andere wijze verpleegd, dan lag het percentage lager: bij peuters/kleuters 80 procent, bij zuigelingen 60 procent.) In werkelijkheid was de situatie niet zo rooskleurig als de cijfers deden voorkomen. Wat bij de onderzoeken werd gemeten waren de mogelijkheden die de ziekenhuizen boden voor open bezoek en 'rooming-in' en niet de mate waarin daar gebruik van werd gemaakt. Op de vraag in het onderzoek van 1987 of ouders vaak
gebruik maakten van rooming-in, antwoordde slechts 49 procent van de ziekenhuizen bevestigend. Uit contacten met ouders kwam naar voren, dat er in de ziekenhuizen weliswaar allerlei voorzieningen waren geïntroduceerd, maar dat die de ouders niet als vanzelfsprekend werden aangeboden en dat de ouders in menig ziekenhuis tamelijk vasthoudend moesten zijn als zij er gebruik van wilden maken. Verder was het opmerkelijk dat, in tegenstelling tot de algemene verwachting, de kinderziekenhuizen en de (academische) ziekenhuizen met een grote kinderafdeling (van meer dan tachtig bedden) geen voortrekkers waren bij het invoeren van veranderingen. Zij liepen wat open bezoek, ouderparticipatie en rooming-in betrof in 1977 al achter bij de algemene ziekenhuizen met kleinere kinderafdelingen en deden dat nog steeds in 1982. Pas in 1987 was deze achterstand ingehaald.
Ervaringskennis De uitkomsten van de onderzoeken zijn van grote waarde geweest voor het strategisch beleid van de vereni-
ging. Al in een vroeg stadium was duidelijk dat zij met harde cijfers en bewijzen moest komen, wilde zij de ziekenhuizen van de noodzaak van bepaalde veranderingen overtuigen. Dat was een medaille met twee kanten. Enerzijds was het jammer dat ervaringskennis van ouders vaak niet serieus werd genomen en dat een meer menselijke benadering, die vanzelfsprekend had moeten zijn, pas bespreekbaar werd als daar wetenschappelijk gefundeerde argumenten voor werden aangedragen. (De ouders die in Friesland, Amsterdam en Dordrecht met acties begonnen, hadden weinig meer dan hun eigen ervaringen om op af te gaan. Zij hadden nooit gehoord van Spitz, Bowlby, Robertsen, Douglas en andere onderzoekers die zich met de gevolgen van de scheiding tussen kind en ouders door een ziekenhuisopname hadden beziggehouden.) Anderzijds legde de omstandigheid dat zij met harde cijfers en bewijzen moest komen, de vereniging de discipline op haar visie en standpunten goed te onderbouwen. Dat heeft belangrijk bijgedragen aan het imago van de vereniging als 'club die weet waar ze het over heeft' (marktonderzoek Bureau Beauchez, 1991).
Welk ziekenhuis kiest u?' Met de resultaten van het onderzoek van de NZr van 1977 en de eigen onderzoeken van 1982 en 1987 in de hand trachtte de vereniging de ziekenhuizen die bij het landelijk beeld achterbleven, aan te zetten tot veranderingen. De rapporten van het Bureau Veldkamp waren evenwel anoniem, in die zin dat er geen namen van ziekenhuizen in werden genoemd. Er ging dan ook weinig stimulans naar de achterblijvende ziekenhuizen van uit om ook meer kindgericht te gaan werken. Dat veranderde toen de vereniging zich begaf op het pad van de vergelijkende consumenteninformatie en de eerste editie liet verschijnen van de gids 'Welk ziekenhuis kiest u'. Deze
Vervolg op pagina 129 108
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
Het Handvest Kind en Ziekenhuis geeft in tien punten weer welke de rechten zijn van kinderen voor, tijdens of na een verblijf in het ziekenhuis. Elk van die punten is inmiddels voorzien van annotaties. Zij geven een nadere precisering van waar het handvest voorstaat.
Handvest met annotaties De geschiedenis van het Handvest Kind en Ziekenhuis begon op 13 mei 1986 met een resolutie van het Europees Parlement. Daarin werd er bij de Europese Commissie, het bestuur van de Europese Unie, op aangedrongen te zorgen voor een handvest waarin zou worden vastgelegd aan welke normen de zorg aan kinderen in de Europese ziekenhuizen moet voldoen. Het parlement droeg daar zelf een reeks van suggesties voor aan. In het jaar daarop kwamen twaalf organisaties die zich in de verschillende Europese landen inzetten voor het kind in het ziekenhuis, bij elkaar om de betekenis van de resolutie te bespreken. Dat gebeurde op initiatief van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis, die daarmee haar tienjarig bestaan een bijzonder accent gaf. De bijeenkomst werd gehouden in Oegstgeest, in de buurt KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
van Leiden. Ook aanwezig was een vertegenwoordiger van de World Health Organization (WHO). Tijdens deze Ie Europese conferentie Kind en Ziekenhuis werd besloten niet af te wachten wat de Europese Commissie met de wensen van het parlement zou gaan doen, maar als (patiënten-)organisaties zelf een compact handvest op te stellen als leidraad voor de zorg aan zieke kinderen. In zijn uiteindelijke vorm kreeg het stuk voor Nederland de naam 'Handvest Kind en Ziekenhuis'. Internationaal werd eraan gerefereerd als het 'Leiden Charter', vanwege de problemen die de meeste buitenlandse organisaties hadden met het uitspreken van de naam Oegstgeest.
EACH Charter 'Leiden' was niet alleen de geboorteplaats van het handvest, het werd
ook het vertrekpunt voor een verdere samenwerking op Europees niveau. In 1989 richtten de organisaties die het handvest hadden opgesteld, de 'European Association for Children in Hospital (EACH) op. Als 'paraplu' overkoepelt EACH inmiddels zestien organisaties op het terrein van 'het kind en het ziekenhuis' in evenzoveel Europese landen. Daarnaast is een organisatie uit Japan bij EACH aangesloten. Ook de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis is lid van EACH. De overkoepelende organisatie en de lidorganisaties zetten zich actief in om te bereiken dat de zorg voor kinderen in het ziekenhuis beantwoordt aan de tien punten van het Leiden Charter, na het ontstaan van EACH gemakshalve omgedoopt tot 'EACH Charter'. Elk van de nationale organisaties stemt daarbij haar activiteiten af op de stand van zaken in 109
het eigen land. Tegelijk maken de organisaties vaak gebruik van elkaars ervaringen. Zo heeft Kind en Ziekenhuis zich menigmaal laten inspireren door de Engelse zusterorganisatie en nam bijvoorbeeld de Franse organisatie van Kind en Ziekenhuis het idee over van de gids voor ouders 'Welk ziekenhuis kiest u?'.
Praktijk Gaande de jaren werd duidelijk dat het handvest weliswaar breed werd onderschreven, ook door de ziekenhuizen, maar dat invoering ervan in de praktijk toch nog iets anders was. Tot de dag van vandaag is lang niet overal in Europa de zorg voor het kind in het ziekenhuis in overeenstemming met de in het handvest omschreven rechten. • Het recht van kinderen om hun ou-
ders in het ziekenhuis bij zich te hebben, wordt soms ingeperkt en afhankelijk gesteld van een bepaalde leeftijd of ziekte van het kind of van de sociale status van het gezin. De specifieke behoeften van adolescenten in ziekenhuizen worden dikwijls niet voldoende in acht genomen. De gang van zaken wordt in veel gevallen te weinig getoetst aan wat in deze tijd bekend is over de behoeften van kinderen in de verschillende leeftijds- en ontwikkelingsfasen op psychologisch, emotioneel en sociaal gebied. Datzelfde geldt voor hun behoeften op grond van hun afkomst of sociale of culturele achtergrond. Pijnbestrijding bij kinderen is nog steeds een verwaarloosd gebied. Het ontbreekt veelal aan richtlij-
nen voor artsen en verpleegkundigen hoe te handelen wanneer een kind signalen afgeeft van misbruik of mishandeling. • Er worden nog steeds kinderen op genomen op afdelingen voor volwassenen. Vorig jaar concludeerden de bij EACH aangesloten organisaties dat er gezien de situatie in de verschillende landen alle aanleiding was het handvest (EACH Charter) met nog meer nadruk onder de aandacht te brengen en de inhoud ervan te verduidelijken.
Standaard In december 2001 kwamen de organisaties in Brussel bijeen om aan het handvest zogenoemde annotaties toe te voegen, gedetailleerde toelichtingen op elk van de tien punten van het handvest die duidelijk maken hoe aan de rechten van opgenomen kinderen in de praktijk inhoud dient te worden gegeven. Handvest en annotaties samen geven de standaard aan voor de kwaliteit van de zorg zoals die in de ogen van de lidorganisaties van EACH hoort te zijn. Bij haar pogingen deze standaard allerwege ingevoerd te krijgen, richten de organisaties zich op drie doelgroepen. • Van ouders wordt gevraagd dat zij de steun en zorg verlenen of doen verlenen, die hun kinderen in het ziekenhuis nodig hebben. • Van instanties (onder andere over heden, werkgevers en verzekeraars) wordt gevraagd dat zij voor waarden creëren die het ouders mogelijk maken deel te nemen aan de zorg voor hun kind in het ziekenhuis. • Van zorgverleners wordt gevraagd dat zij zich op de hoogte stellen van de rechten van kinderen in het ziekenhuis en overeenkomstig de ze rechten handelen. Tijdens een bijeenkomst in Brussel heeft EACH onlangs de annotaties bij het handvest officieel ter kennis gebracht van het Europees Parlement.
110
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
ANNOTATIES bij het Handvest Kind en Ziekenhuis Het Handvest Kind en Ziekenhuis is in overeenstemming met het VNVerdrag inzake de rechten van het kind en heeft evenals dat verdrag betrekking op kinderen van O tot 18 jaar.
Artikel l Kinderen worden niet in een ziekenhuis opgenomen als de zorg die zij nodig hebben thuis, in dagbehandeling of poliklinisch kan worden verleend. • Voordat een ziek kind in een ziekenhuis wordt opgenomen, wordt nagegaan of er ook andere mogelijkheden van passende zorg en behandeling zijn, zoals thuiszorg of dagopname, teneinde het betreffende kind 'zorg op maat' te kunnen bieden. • De rechten van zieke kinderen worden gerespecteerd ongeacht of zij thuis dan wel in een ziekenhuis worden verpleegd. •
De doelmatigheid van de gekozen vorm van zorg wordt regelmatig ge toetst aan de gezondheidstoestand van het kind, opdat het kind bijvoorbeeld niet langer dan noodzakelijk geïsoleerd hoeft te worden of niet langer dan noodzakelijk in het ziekenhuis hoeft te blijven.
• Ook wanneer kinderen in dagbehandeling worden op genomen of thuis worden verpleegd krijgen ouders alle noodzakelijke informatie, begeleiding en steun. KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
111
Artikel 2 Kinderen hebben het recht hun ouders of verzorgers altijd bij zich te hebben. • Het recht van alle kinderen om hun ouders altijd en zonder enige restrictie bij zich te hebben, is een integraal onderdeel van de zorg voor kinderen in ziekenhuizen. • Als ouders niet in staat of niet bereid zijn een actieve rol op zich te nemen in de zorg voor hun kind, heeft het kind er recht op deze zorg te krijgen van iemand anders met wie het een goede relatie heeft. • Het recht van kinderen om hun ouders of verzorgers altijd bij zich te heb ben omvat alle situaties waarin zij hun ouders nodig hebben of nodig zou den kunnen hebben, bijvoorbeeld - gedurende de nacht, ongeacht of het kind wakker zal worden of door zal slapen; - tijdens behandelingen en/of onderzoeken, met of zonder plaatselijke verdoving en met of zonder sedatie; - tijdens het toedienen van de narcose en onmiddellijk na het ontwaken uit de narcose op de verkoeverkamer; - als het kind in coma of half bij bewustzijn is; - tijdens reanimatie (waarbij aan ouders begeleiding wordt ge boden).
Artikel 3 Ouders wordt accommodatie en de mogelijkheid tot overnachting naast het kind aangeboden zonder dat daar kosten voor in rekening worden gebracht. • Artsen en verpleegkundigen die betrokken zijn bij de opname van een kind nodigen alle ouders uit bij hun kind te blijven zonder daar beperkende voorwaarden aan te verbinden.
112
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
• Artsen en verpleegkundigen adviseren, bemoedigen en steunen ouders bij het nemen van het besluit bij hun kind in het ziekenhuis te blijven. • Ziekenhuizen zorgen voor voldoende geschikte ruimte en andere voorzieningen om het een ouder mogelijk te maken bij het kind te blijven. Deze voorzieningen bestaan onder andere uit een gemakkelijke stoel en een (vouw-)bed op de kamer van het kind, een bergruimte voor persoonlijke bezittingen, de mogelijkheid om gebruik te maken van bad en toilet en de mogelijkheid om te eten en te drinken. • Het kost ouders niets extra wanneer zij bij hun kind in het ziekenhuis blij ven. Zij hebben recht op - gratis overnachting (rooming-in); - gratis of gesubsidieerde maaltijden. Ouders mogen geen verlies van inkomen lijden. • Ouders die wegens de ziekte van hun kind hun werk niet kunnen doen, mogen geen inkomensverlies lijden of extra kosten hebben doordat zij - bij hun kind in het ziekenhuis blijven; - deelnemen aan de zorg voor hun kind in het ziekenhuis; - de dagelijkse zorg voor gezonde broertjes en zusjes thuis aan anderen moeten overlaten. • Aan ouders die om financiële redenen niet bij hun kind in het ziekenhuis kunnen blijven of het kind niet kunnen bezoeken, wordt financiële ondersteuning verleend om dit wel mogelijk te maken (tegemoetkoming in de reiskosten en andere onkosten). • Ouders hebben recht op betaald verlof of compensatie voor verlies van inkomsten zolang het kind ziek is. Ouders worden geholpen en gestimuleerd bij het kind te blijven en deel te nemen aan de verzorging en verpleging van het kind. y Verpleegkundigen bevorderen de actieve participatie van de ouders in de zorg voor hun kind. Zij doen dat door - ouders volledig voor te lichten over de zorg voor hun kind en over de gang van zaken op de afdeling;
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
113
- met ouders te overleggen welk deel van de zorg de ouders op zich willen nemen; - ouders bij de zorg te ondersteunen; - beslissingen van ouders te accepteren; - met ouders te bespreken hoe zij anders kunnen handelen als hun handel wijze tot dan toe niet bijdraagt aan de genezing van het kind.
Artikel 4 Kinderen en ouders hebben recht op informatie. De informatie wordt aangepast aan leeftijd en bevattingsvermogen van het kind. • Informatie aan kinderen - is gebaseerd op leeftijd en bevattingsvermogen en houdt rekening met de ontwikkelingsfase waarin het kind verkeert; - gaat uit van wat het kind op het betreffende moment aankan; - houdt rekening met wat het kind op dat moment kan opnemen en met wat het kind zelf wil; - stimuleert het stellen van vragen, geeft antwoord op vragen en stelt kin deren gerust als blijkt dat zij bezorgd of angstig zijn; - omvat gepaste mondelinge, audiovisuele en schriftelijke informatie, aangevuld met illustratieve voorbeelden, spel of andere communicatie middelen; - wordt altijd gegeven in aanwezigheid van de ouders (overmachtsituaties daargelaten). • Informatie aan ouders - is helder en begrijpelijk; - houdt rekening met de gemoedstoestand waarin de ouders verkeren, met name met hun gevoelens van angst, verdriet, schuld, ongerustheid of spanning als gevolg van de ziekte van hun kind; 114
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
- stimuleert het stellen van vragen; - bevredigt de behoefte aan informatie door ouders te wijzen op extra in formatiebronnen, patiëntenverenigingen of mogelijkheden tot contact met lotgenoten. Informatie aan ouders houdt ook het recht in op inzage in het medische en het verpleegkundige dossier van hun kind, behoudens de beperkingen die daaraan door de wet worden gesteld. Kinderen kunnen er bezwaar tegen maken dat hun ouders hun dossiers inzien op voorwaarde dat zij voldoende in staat zijn de situatie te begrijpen. In zo'n geval gaan artsen en verpleegkundigen met uiterste zorgvuldigheid te werk bij het inschatten van de situatie. Het kind wordt bescherming, raad en steun geboden. Ook de ouders wordt steun en raad geboden, zo nodig van een psycholoog of maatschappelijk werker. Zie kader: Nederland WGBO. • Om tegemoet te komen aan de behoeften van zowel het kind als de ouders moet de informatie - worden verstrekt in een continu proces vanaf opname tot ontslag van de patiënt; - ook bijzonderheden bevatten over de zorg na het ontslag uit het zieken huis; - worden verstrekt in een rustige en veilige omgeving, in een besloten ruimte waar men niet wordt gestoord; - worden verstrekt door ervaren medewerkers die informatie op begrijpe-
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
115
lijke wijze overbrengen en daar voldoende tijd voor (kunnen) uittrekken; - zo vaak als nodig is worden herhaald om te bereiken dat zij door kind en/of ouders wordt begrepen. Bij kind en ouders wordt gecheckt of zij de informatie hebben begrepen. • Het kind zelf of een broertje of zusje wordt niet gebruikt als tolk. Maatregelen worden genomen om pijn, lichamelijk ongemak en emotionele spanningen te verlichten. • Om spanning, angst en pijn bij kinderen te verminderen - worden preventieve maatregelen genomen die zijn aangepast aan de individuele behoeften van het kind; - worden informatiemateriaal en voorlichtingsprogramma's aangeboden; - wordt voorafgaande aan een geplande procedure informatie gegeven; - worden ouders gestimuleerd om bij hun kind te blijven en worden broertjes/zusjes en leeftijdgenoten aangemoedigd contact met het kind te houden; - worden spel en andere recreatieve activiteiten aangeboden die passen bij de leeftijd en de ontwikkelingsfase van het kind; - wordt pijn gedurende behandelingen en onderzoeken en vóór en na operatieve ingrepen effectief en volgens de laatste inzichten en methodes voorkomen en bestreden; - worden voldoende rustperiodes tussen behandelingen in acht genomen; - worden ouders van een kind dat stervende is, geholpen om hun kind bij te staan; - worden gevoelens van isolatie en hulpeloosheid voorkomen; - wordt getracht handelingen of situaties die volgens het kind angst en spanning teweegbrengen, te vermijden of in frequentie te verminderen; - worden angsten en zorgen van het kind erkend en wordt actie ondernomen ook wanneer deze gevoelens niet expliciet worden geuit; - wordt geanticipeerd op situaties die kinderen als angstig kunnen ervaren zoals isolatie of de lichamelijke toestand van medepatiënten in hun nabijheid; - wordt gezorgd voor huiselijke en kindvriendelijk ingerichte kamers waar kinderen en ouders zich kunnen terugtrekken; - wordt elke vorm van dwang vermeden. • Om onvermijdbare spanning, pijn en lijden te verlichten - wordt ouders en kinderen manieren aangereikt om met pijn of handelingen die als vervelend worden ervaren, om te gaan; - worden ouders ondersteund en worden maatregelen genomen om te voorkomen dat ouders overbelast raken;
116
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
wordt het maatschappelijk werk of een psycholoog ingeschakeld als ouders daar behoefte aan hebben; wordt contact gelegd met geestelijk verzorgers, zelfhulpgroepen, patientenverenigingen en andere organisaties als ouders daar behoefte aan hebben.
Artikel 5 Kinderen en ouders hebben recht op alle informatie die noodzakelijk is voor het geven van toestemming voor onderzoeken, ingrepen en behandelingen. • Het recht op de informatie die nodig is om toestemming te kunnen geven ('informed consent') vereist dat zorgverleners - kind en ouders adequate informatie geven over de gezondheidstoestand van het kind, het doel van het onderzoek of de behandeling, de aard van het onderzoek of de behandeling en de te verwachten resultaten en mogelijke risico's van het onderzoek of de behandeling; - kind en ouders adequate informatie geven over andere in aanmerking komende vormen van behandeling of onderzoek; - kind en ouders zodanig advies en ondersteuning bieden dat zij in staat zijn de voorgestelde handelwijze te beoordelen; - waardering hebben voor en gebruik maken van alle bij ouders en kind aanwezige kennis en ervaring, alsmede van hun waarnemingen en beschrijvingen betreffende de gezondheidstoestand van het kind. Zie kader: Nederland WGBO Kinderen worden beschermd tegen overbodige behandelingen en onderzoeken en tegen oneigenlijk gebruik van persoonlijke gegevens. • Elke vorm van medische behandeling of onderzoek wordt achterwege gelaten als (vooraf vaststaat dat) het kind aan de behandeling of het onderzoek geen voordeel kan ontlenen.
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
117
Artikel 6 Kinderen worden in het ziekenhuis gehuisvest en verzorgd samen met kinderen in dezelfde leeftijds- en/of ontwikkelingsfase. • De zorg voor kinderen op een kinderafdeling omvat (maar is niet beperkt tot) - het zorgen voor rust; - het aanbieden van ontspanning en afleiding; - het ondernemen van gezamenlijke activiteiten met kinderen in dezelfde ontwikkelingsfase; - het ondernemen van gezamenlijke activiteiten met kinderen van diverse leeftijdsgroepen; - het realiseren van speciale accommodatie voor adolescenten; - het nemen van beschermende maatregelen voor kinderen met specifieke ziekten. • Aan de speciale behoeften van adolescenten wordt voldaan door te zorgen voor specifieke voorzieningen als een eigen recreatieruimte, pantry, radio, tv, computer en dergelijke. • Elke vorm van scheiding tussen of afzondering van kinderen op grond van (etnische) afkomst wordt vermeden. Kinderen worden niet samen met volwassenen verpleegd. • Het is onacceptabel om kinderen en volwassenen gezamenlijk op een af deling onder te brengen. Dit houdt in dat - kinderen niet worden verpleegd op afdelingen voor volwassenen; - volwassenen niet worden verpleegd op kinderafdelingen; - de ruimten voor onderzoek en behandeling van kinderen zijn gescheiden van de ruimten voor onderzoek en behandeling van volwassenen. Dat geldt ook voor de spoedeisende hulp, het operatiecomplex (inclusief de verkoeverkamer), de polikliniek en de dagbehandeling. Er bestaat geen leeftijdsgrens voor bezoekers. • Bezoekuren voor kinderen (broertjes en zusjes, vrienden en vriendinnen)
118
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
worden niet beperkt op grond van de leeftijd van de jonge bezoekers, maar uitsluitend op grond van de gezondheidstoestand van het zieke kind en die van de bezoekende kinderen.
Artikel 7 Kinderen hebben recht op mogelijkheden om te spelen, zich te vermaken en onderwijs te genieten al naar gelang hun leeftijd en lichamelijke conditie. Kinderen hebben recht op verblijf in een stimulerende veilige omgeving waar voldoende toezicht is en die berekend is op kinderen van alle leeftijdscategorieën. • De ruimten waarin de kinderen verblijven, voldoen aan de leeftijds- en situatiegebonden behoeften van kinderen. Dit geldt ook voor de afdeling dagbehandeling of andere plaatsen waar kinderen worden behandeld of onderzocht. • Uitgebreide mogelijkheden voor spel, recreatie en ontwikkeling worden bereikt door - een ruime keuzemogelijkheid uit geschikt spelmateriaal aan te bieden; - voldoende gelegenheid voor spel te bieden gedurende alle zeven dagen van de week; - tegemoet te komen aan de vermogens van kinderen van elke leeftijdscategorie; - creatieve activiteiten bij alle kinderen te stimuleren; - te zorgen voor continuering van onder wijs, aangepast aan het niveau van het kind.
y Er zijn voldoende pedagogisch medewerkers aanwezig en onderwijskrachten beschikbaar om te voldoen aan de behoeften van kinderen aan spel, ontspanning, ontwikkeling en onderwijs, ongeacht de aandoening en de leeftijd van de kinderen. Alle medewerkers die met kinderen te maken hebben, zijn bekend met de behoeften van kinderen aan spel en ontspanning.
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
119
De gebouwde omgeving en de inrichting van de ruimten waar kinderen verblijven zijn afgestemd op de verschillende leeftijdscategorieën en op de patiëntencategorieën die in het betreffende ziekenhuis worden behandeld.
Artikel 8 Kinderen worden behandeld en verzorgd door medisch, verpleegkundig en ander personeel dat speciaal voor de zorg aan kinderen is opgeleid. Het beschikt over de kennis en de ervaring die nodig zijn om ook aan de emotionele eisen van het kind en het gezin tegemoet te komen. • Artsen, verpleegkundigen en andere beroepsbeoefenaars die kinderen be handelen en verzorgen, zijn gespecialiseerd in de behandeling of verpleging van kinderen, hebben recente ervaring daarmee en hebben voldoende invoelingsvermogen om tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van kinderen en ouders. • Ziekenhuizen of andere gezondheidsinstellingen nemen geen kinderen op als er geen (of niet voldoende) artsen en verpleegkundigen werkzaam zijn die gespecialiseerd zijn op het gebied van de pediatrie en over recente ken nis en ervaring beschikken. • Wanneer een kind moet worden behandeld door een specialist die niet specifiek in de pediatrie is gespecialiseerd, gebeurt dit altijd in samenwerking met een collega die op dit gebied wel is gekwalificeerd. • Artsen en verpleegkundigen zijn in staat om elke vorm van misbruik van een kind te onderkennen en er op de juiste wijze op te reageren. • Hulpverleners houden hun vakbekwaamheid, inzicht en ontvankelijkheid voor de noden van het kind op hoog niveau door training, bijscholing en begeleiding. • Kennis van de behoeften van ouders en de bekwaamheid om daarmee om te gaan zijn voor hulpverleners een voorwaarde om ouders te kunnen steunen bij de zorg voor hun kind. 120
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
y Indien nodig wordt ouders extra steun verleend of wordt vervangende zorg voor het kind geregeld om de druk op de ouders te verlichten. y Artsen en verpleegkundigen steunen ouders in het bij zonder tijdens een kritieke fase. Dit geldt zeker in het geval dat het kind zich in een levensbedreigende situatie bevindt. y Als een kind stervende is, krijgen het kind en de ouders alle steun, zorg en hulp die zij nodig hebben. Artsen en verpleegkundigen zijn geschoold in rouwbegeleiding. Informatie over de doodsoorzaak van een kind wordt de ouders gegeven in een persoonlijk gesprek, met medeleven en begrip en in een besloten ruimte waar men niet wordt gestoord.
Artikel 9 Kinderen hebben recht op verzorging en behandeling door zoveel mogelijk dezelfde personen, die onderling optimaal samenwerken. • Zorg en behandeling worden gekenmerkt door continuïteit en worden zo veel mogelijk door dezelfde verpleegkundigen en artsen verleend. • Continuïteit van zorg en behandeling omvat zowel de ziekenhuiszorg en de dagbehandeling als de thuiszorg. Zij wordt bereikt door samenwerking van alle betrokkenen als team, met een goede onderlinge communicatie. • Teamwerk vereist een beperkt aantal vaste hulpverleners, die als groep samenwerken op basis van elkaar aanvullende kennisniveaus en met elkaar overeenkomende kwaliteitsstandaarden gericht op het fysiek, emotioneel, sociaal en psychisch welzijn van het kind.
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
121
Artikel 10 Kinderen hebben het recht met tact en begrip te worden benaderd en behandeld. Hun privacy wordt te allen tijde gerespecteerd. • Tact en begrip in de omgang met kinderen houden in dat - wordt erkend dat het kind er recht op heeft kind te zijn; - de waardigheid, de mening, de behoeften, de individualiteit en het ontwikkelingsniveau van het kind worden gerespecteerd en dat rekening wordt gehouden met elke handicap of speciale aandoening; - duidelijk wordt gemaakt dat de zorgverleners bereid zijn tot dialoog; - wordt gezorgd voor een vriendelijke en veilige sfeer; - rekening wordt gehouden met speciale gewoonten en culturele of religieuze waarden en gebruiken van kinderen en ouders. • De privacy van kinderen wordt te allen tijde gewaarborgd, ongeacht hun leeftijd of ontwikkelingsfase. Dit houdt voor ouders en hulpverleners in dat zij - voorkomen dat kinderen onbedekt te kijk liggen; - kinderen beschermen tegen behandeling en gedrag die het zelfrespect aantasten of maken dat het kind zich belachelijk of vernederd voelt. Dit houdt voor kinderen in: - het recht om zich terug te trekken om alleen te zijn; - het recht om in afzondering en ongestoord met artsen en verpleegkundigen te kunnen praten; - het recht om ongestoord samen te kunnen zijn met naaste familie en vrienden.
122
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en het
Handvest Kind en Ziekenhuis De tien rechten die worden omschreven in het Handvest Kind en Ziekenhuis zijn in veel opzichten gerelateerd aan het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind. Dit verdrag werd door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen op 20 november 1989. Het is in de jaren daarna door veel landen geratificeerd, door Nederland in maart 1995. Ratificatie betekent dat de bepalingen van het verdrag voor het betreffende land van toepassing zijn. In bijgaand overzicht van de relevante artikelen uit het VN-verdrag is bij elk artikel tussen haakjes het corresponderende artikel (artikelen) van het handvest aangegeven. Definitie van het begrip kind
In het VN-verdrag wordt als kind beschouwd iedereen die jonger is dan achttien jaar, tenzij volgens de wetten van een land de meerderjarigheid vroeger valt. Artikel 24 Gezondheid en gezondheidszorg (Handvest artikel 1) 1. De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op het genot van de grootst mogelijke mate van gezondheid en op voorzieningen voor de behandeling van ziekte en het herstel van de gezondheid. De Staten die partij zijn, streven ernaar te waarborgen dat geen enkel kind zijn of haar recht op toegang tot deze voorzieningen voor gezondheidszorg wordt onthouden.
Artikel 3 Het belang van het kind (Handvest artikel 1-3,6-8) l. Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging. KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
123
3. De Staten die partij zijn, waarborgen dat de instellingen, diensten en voorzieningen die verantwoordelijk zijn voor de zorg voor of de bescherming van kinderen voldoen aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde normen, met name ten aanzien van de veiligheid, de gezondheid, het aantal personeelsleden en hun geschiktheid, alsmede bevoegd toezicht.
Artikel 5 De leiding door ouders en de groeiende capaciteiten van het kind (Handvest artikel 4-5) De Staten die partij zijn, eerbiedigen de verantwoordelijkheden, rechten en plichten van de ouders of, indien van toepassing, van de leden van de familie in ruimere zin of de gemeenschap al naar gelang het plaatselijk gebruik, van wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk zijn voor het kind, voor het voorzien in passende leiding en begeleiding bij de uitoefening door het kind van de in dit Verdrag erkende rechten, op een wijze die verenigbaar is met de zich ontwikkelende vermogens van het kind.
Artikel 9 Van de ouders gescheiden worden (Handvest artikel 2-3) 1. De Staten die partij zijn, waarborgen dat een kind niet wordt gescheiden van zijn of haar ouders tegen hun wil, tenzij de bevoegde autoriteiten onder voorbehoud van de mogelijkheid van rechterlijke toetsing, in overeenstemming met het toepasselijk recht en de toepasselijke procedures, beslissen dat deze scheiding noodzakelijk is in het belang van het kind. Een dergelijke beslissing kan noodzakelijk zijn in een bepaald geval, zoals wanneer er sprake is van misbruik of verwaarlozing van het kind door de ouders, of wanneer de ouders gescheiden leven en er een beslissing moet worden genomen ten aanzien van de verblijfplaats van het kind.
Artikel 12 De mening van het kind (Handvest artikel 4-5) 1. De Staten die partij zijn, verzekeren het kind dat in staat is zijn of haar eigen mening te vormen, het recht die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen, waarbij aan de mening van het kind passend belang wordt gehecht in overeenstemming met zijn of haar leeftijd en rijpheid.
124
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
Artikel 16 Bescherming van de privacy (Handvest artikel 10) 1. Geen enkel kind mag worden onderworpen aan willekeurige of onrecht matige inmenging in zijn of haar privéleven, in zijn of haar gezinsleven, zijn of haar woning of zijn of haar correspondentie, noch aan enige onrechtmatige aantasting van zijn of haar eer en goede naam. 2. Het kind heeft recht op bescherming door de wet tegen zodanige inmenging of aantasting. Artikel 17 Toegang tot passende informatie (Handvest artikel 5) De Staten die partij zijn, erkennen de belangrijke functie van de massamedia en waarborgen dat het kind toegang heeft tot informatie en materiaal uit een verscheidenheid van nationale en internationale bronnen, in het bijzonder informatie en materiaal gericht op het bevorderen van zijn of haar sociale, psychische en morele welzijn en zijn of haar lichamelijke en geestelijke gezondheid. Hiertoe dienen de Staten die partij zijn: a) de massamedia aan te moedigen informatie en materiaal te verspreiden die tot sociaal en cultureel nut zijn voor het kind en in overeenstemming zijn met de strekking van artikel 29; b) internationale samenwerking aan te moedigen bij de vervaardiging, uit wisseling en verspreiding van dergelijke informatie en materiaal uit een verscheidenheid van culturele, nationale en internationale bronnen; c) de vervaardiging en verspreiding van kinderboeken aan te moedigen; d) de massamedia aan te moedigen in het bijzonder rekening te houden met de behoeften op het gebied van de taal van het kind dat tot een minderheid of tot de oorspronkelijke bevolking behoort; e) de ontwikkeling aan te moedigen van passende richtlijnen voor de bescherming van het kind tegen informatie en materiaal die schadelijk zijn voor zijn of haar welzijn, indachtig de bepalingen van de artikelen 13 en 18. Artikel 18 Verantwoordelijkheden van ouders (Handvest artikel 2-4) l. De Staten die partij zijn, doen alles wat in hun vermogen ligt om de erkenning te verzekeren van het beginsel dat beide ouders de gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor de opvoeding en de ontwikkeling van het kind. Ouders of, al naar gelang het geval, wettige voogden, hebben de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en de ontwikkeling van het kind. Het belang van het kind is hun allereerste zorg.
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
125
2. Om de toepassing van de in dit Verdrag genoemde rechten te waarborgen en te bevorderen, verlenen de Staten die partij zijn passende bijstand aan ouders en wettige voogden bij de uitoefening van hun verantwoordelijkheden die de opvoeding van het kind betreffen, en waarborgen zij de ontwikkeling van instellingen, voorzieningen en diensten voor kinderzorg. Artikel 19 Bescherming tegen mishandeling en verwaarlozing (Handvest artikel 8-10) 1. De Staten die partij zijn, nemen alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen en maatregelen op sociaal en opvoedkundig gebied om het kind te beschermen tegen alle vormen van lichamelijk of geestelijk geweld, letsel of misbruik, lichamelijke of geestelijke verwaarlozing of nalatige behandeling, mishandeling of exploitatie, met inbegrip van seksueel misbruik, ter wijl het kind onder de hoede is van de ouder(s), wettige voogd(en) of iemand anders die de zorg voor het kind heeft. 2. Deze maatregelen ter bescherming dienen, indien van toepassing, doel treffende procedures te omvatten voor de invoering van sociale programma's om te voorzien in de nodige ondersteuning van het kind en van degenen die de zorg voor het kind hebben, alsmede procedures voor andere vormen van voorkoming van en voor opsporing, melding, verwijzing, onderzoek, behandeling en follow-up van gevallen van kindermishandeling zoals hierboven beschreven, en, indien van toepassing, voor inschakeling van rechterlijke instanties. Artikel 25 Periodieke herziening van een plaatsing (Handvest artikel 1) De Staten die partij zijn, erkennen het recht van een kind dat door de bevoegde autoriteiten uit huis is geplaatst ter verzorging, bescherming of behandeling in verband met zijn of haar lichamelijke of geestelijke gezondheid, op een periodieke evaluatie van de behandeling die het kind krijgt en van alle andere omstandigheden die verband houden met zijn of haar plaatsing. Artikel 28 Onderwijs (Handvest artikel 7) 1. De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op onderwijs, en teneinde dit recht geleidelijk en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken, verbinden zij zich er met name toe: a) primair onderwijs verplicht te stellen en voor iedereen gratis beschikbaar te stellen; 126
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
b) de ontwikkeling van verschillende vormen van voortgezet onderwijs aan te moedigen, met inbegrip van algemeen onderwijs en beroepsonderwijs, deze vormen voor ieder kind beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken, en passende maatregelen te nemen zoals de invoering van gratis onderwijs en het bieden van financiële bijstand indien noodzakelijk; c) met behulp van alle passende middelen hoger onderwijs toegankelijk te maken voor een ieder naar gelang zijn capaciteiten; d) informatie over en begeleiding bij onderwijs- en beroepskeuze voor alle kinderen beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken; e) maatregelen te nemen om regelmatig schoolbezoek te bevorderen en het aantal kinderen dat de school vroegtijdig verlaat, te verminderen. 2. De Staten die partij zijn, nemen alle passende maatregelen om te verzekeren dat de wijze van handhaving van de discipline op scholen verenigbaar is met de menselijke waardigheid van het kind en in overeenstemming is met dit Verdrag. 3. De Staten die partij zijn, bevorderen en stimuleren internationale samen werking in aangelegenheden die verband houden met onderwijs, met name teneinde bij te dragen tot de uitbanning van onwetendheid en analfabetisme in de gehele wereld, en de toegankelijkheid van wetenschappelijke en technische kennis en moderne onderwijsmethoden te vergroten. In dit opzicht wordt met name rekening gehouden met de behoeften van de ontwikkelings landen. Artikel 29.1(a) en (c) Doel van het onderwijs (Handvest artikel 7,10) 1. De Staten die partij zijn, komen overeen dat het onderwijs aan het kind dient gericht te zijn op: a) de zo volledig mogelijke ontplooiing van de persoonlijkheid, talenten en geestelijke en lichamelijke vermogens van het kind; c) het bijbrengen van eerbied voor de ouders van het kind, voor zijn of haar eigen culturele identiteit, taal en waarden, voor de nationale waarden van het land waar het kind woont, het land waar het is geboren, en voor andere beschavingen dan de zijne of de hare. Artikel 30 Kinderen van minderheden of de oorspronkelijke bevolking (Handvest artikel 10) In de Staten waarin etnische of godsdienstige minderheden, taalminderheden of personen behorend tot de oorspronkelijke bevolking voorkomen, wordt het kind dat daartoe behoort niet het recht ontzegd tezamen met ande-
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
127
re leden van zijn of haar groep zijn of haar cultuur te beleven, zijn of haar godsdienst te belijden en ernaar te leven, of zich van zijn of haar eigen taal te bedienen. Artikel 31 Vrije tijd, ontspanning en culturele activiteiten (Handvest artikel 7) 1. De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op rust en vrije tijd, op deelneming aan spel en recreatieve bezigheden passend bij de leeftijd van het kind, en op vrije deelneming aan het culturele en artistieke leven. 2. De Staten die partij zijn, eerbiedigen het recht van het kind volledig deel te nemen aan het culturele en artistieke leven, bevorderen de verwezenlijking van dit recht, en stimuleren het bieden van passende en voor ieder gelijke kansen op culturele, artistieke en recreatieve bezigheden en vrijetijdsbeste ding.
128
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
Vervolg van pagina 108 publicatie, die primair was bedoeld als consumentenvoorlichting, bleek deze prikkel wel te bieden. De gids, waarvan dezer dagen de zevende editie is verschenen, geeft ouders informatie over de kindgerichte voorzieningen die de ziekenhuizen bieden en stelt hun in staat de ziekenhuizen wat dat betreft met elkaar te vergelijken. De uitgave is altijd gebaseerd geweest op schriftelijke enquêtes onder de ziekenhuizen. Bij die enquêtes vraagt Kind en Ziekenhuis onder andere naar de aanwezigheid van een aantal basisvoorzieningen, faciliteiten die de ziekenhuizen minimaal moeten aanbieden wil er bij hen sprake zijn van een kindgericht klimaat. Tot de basisvoorzieningen rekent de vereniging open bezoek, rooming-in en de mogelijkheid om bij het kind te zijn rondom de narcose. Betrof de informatie in de eerste edities alleen de basisvoorzieningen, in latere uitgaven zijn daar andere elementen bijgekomen. Zo werd vanaf 1989 gedurende een aantal jaren voor frequent voorkomende chirurgische ingrepen, bijvoorbeeld amandelen knippen en het plaatsen van trommelvliesbuisjes, aangegeven of een kind daarvoor een nacht in het ziekenhuis moest blijven of enkele uren na de ingreep weer mee naar huis kon (dagverpleging). Toen na verloop van tijd dagverpleging algemeen ingang had gevonden, verviel de reden voor het vermelden van deze gegevens. Vanaf 1999 wordt vermeld op welke afdeling de kinderen verblijven (op de kinderafdeling, de afdeling dagverpleging of elders) en of de kinderen al dan niet worden verpleegd door kinderverpleegkundigen. Nieuw in de laatste druk is dat ook wordt vermeld of er een poliklinisch preoperatief spreekuur wordt gehouden door een anesthesioloog. Zoals gezegd is in de loop van de jaren gebleken dat de gids, onbedoeld, een inspirerende invloed heeft op ziekenhuizen waar de kwaliteit van de zorg voor het kind achterblijft bij die in andere zieken-
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
huizen. De verklaring daarvoor is voor een deel te vinden in de aandacht die elke nieuwe druk van 'Welk ziekenhuis kiest u?' in de media krijgt. Met name de belangstelling van regionale of lokale kranten, die kijken hoe
het er met het ziekenhuis, of de ziekenhuizen, in hun verschijningsgebied bijstaat, is hierbij van betekenis. Daarnaast wordt merkbaar dat steeds meer ouders van wie een kind naar het ziekenhuis moet, een be-
129
wuste keus maken voor een kindgericht ziekenhuis, daarbij geholpen door de informatie in de gids. Beide verschijnselen hebben al menig ziekenhuis ertoe aangezet, deels ook uit concurrentieoverwegingen, het beleid ten aanzien van enkele aspecten van de zorg bij te stellen.
Ook op internet Sinds januari 2002 zijn de gegevens over de kindgerichtheid van de ziekenhuizen ook te vinden op internet. De website van de vereniging, op dat moment een jaar oud, werd toen uitgebreid met het interactieve zoeksysteem 'Kiezen voor een kindgericht ziekenhuis'. Daarmee zorgde de vereniging voor een primeur. Het was voor het eerst dat gegevens over de patiëntgerichtheid van ziekenhuizen door een patiëntenvereniging op internet beschikbaar werden gesteld. Evenals de gids 'Welk ziekenhuis kiest u?' is het zoeksysteem bedoeld om ouders te informeren over de kindgerichtheid van de ziekenhuizen. Het heeft in vergelijking met de gedrukte uitgave het voordeel, dat de gegevens naar de laatste stand van zaken kunnen worden bijgehouden. Het systeem biedt ouders onder andere de mogelijkheid op eenvoudige wijze de gegevens van meerdere ziekenhuizen in een bepaalde straal rondom de woonplaats met elkaar te vergelijken. De ziekenhuizen die 'goed' scoren, springen er daarbij meteen uit doordat zij zijn gekenmerkt met een zogenoemde Smiley.
Nog veel te doen Hoe is de situatie op dit moment? Uit de gegevens die zijn verzameld voor de zevende druk van de consumentengids 'Welk ziekenhuis kiest u?' (november 2002) blijkt dat in vrijwel alle 109 ziekenhuislocaties waar kinderen klinisch worden behandeld, open bezoek voor alle leeftijdscategorieën (zuigelingen, peuters/kleuters, schoolkinderen en adolescenten) mogelijk is. Ouders kunnen in het overgrote deel van de ziekenhuislocaties naast hun kind overnachten (rooming-in) wanneer hun kind op een zaaltje met meerde130
re kinderen verblijft. Bijna altijd mag een ouder op de kamer van het kind slapen als het kind in een eenpersoonskamer of box ligt. Rooming-in is dus heel gewoon geworden in de ziekenhuizen, al moet hierbij de kanttekening worden gemaakt dat het nog steeds niet altijd en overal aan iedereen wordt aangeboden en ouders er vaak zelf om moeten vragen. In slechts eenderde van de ziekenhuizen kunnen ouders hun kind begeleiden bij de inleiding van de narcose als het een spoedopname betreft. Gaat het om een geplande meerdaagse opname op een kinderafdeling, dan ligt het percentage (voor 'alle leeftijdscategorieën') beduidend hoger. Betreft het een kleuter of een peuter, dan kunnen de ouders vrijwel in elk ziekenhuis hun kind begeleiden tot het 'in slaap' is. In meer dan de helft van de ziekenhuizen mogen de ouders ook bij hun kind zijn als dit ontwaakt op de ver-koeverkamer. Gelukkig neemt het aantal ziekenhuizen dat ouders toestaat bij het ontwaken bij hun kind te zijn, gestaag toe. Het zijn er volgens de laatste gegevens zo'n tien procent meer dan driejaar geleden. Ook dagverpleging voor kinderen is inmiddels een geaccepteerde zaak geworden. Meer dan tachtig procent van de operaties bij kinderen wordt tegenwoordig in dagverpleging uitgevoerd. Wordt gekeken naar de mogelijkheden voor open bezoek en de mogelijkheid voor ouders om aanwezig te zijn bij het ontwaken uit de narcose, dan zijn de percentages daarvoor bij dagverpleging nagenoeg gelijk aan die bij klinische opnamen. Het percentage ziekenhuizen dat de ouders toestaat bij hun kind te zijn als dit uit de narcose ontwaakt, is ook hier relatief laag, maar wel met zeventien procent gestegen sinds 1999. Kind en Ziekenhuis is een groot voorstander van dagverpleging, die kind en ouder veel voordelen biedt. Dagverpleging komt ook tegemoet aan Artikel l van het Handvest Kind en Ziekenhuis, waarin wordt gesteld dat kinderen niet in een ziekenhuis worden opgenomen als de zorg die
zij nodig hebben thuis, in dagbehandeling of poliklinisch kan worden verleend. Er is echter de laatste paar jaar bij dagverpleging een ontwikkeling gaande, die reden geeft tot ongerustheid. Zo is er een flink aantal ziekenhuizen waar kinderen voor een chirurgische ingreep in dagverpleging worden opgenomen terwijl het ziekenhuis geen kinderafdeling heeft. Ook komt het nogal eens voor dat dagverplegingspatientjes op afdelingen worden ondergebracht die in de eerste plaats voor volwassenen zijn bestemd. En bijna vijftig procent van de kinderen wordt verpleegd door verpleegkundigen die niet zijn gespecialiseerd in de verpleging van kinderen. Deze ontwikkeling toont aan dat de vereniging niet op haar lauweren kan rusten en alert dient te blijven.
Attitude De percentages wekken de indruk dat het pleidooi van de vereniging voor ouderparticipatie succesvol is geweest (zie het kader: 'Kindgerichtheid in cijfers'). Dat pleidooi is de laatste tien jaar in belangrijke mate ondersteund door de beroepsverenigingen van kinderverpleegkundigen, kinderartsen en pedagogisch medewerkers. Ook leveren meer en meer anesthesiologen een bijdrage aan wat zonder overdrijving een cultuuromslag mag heten. Zoomen we echter in op elk ziekenhuis afzonderlijk, dan is het beeld minder rooskleurig. Op dit moment hebben negen ziekenhuizen een Smiley omdat zij optimaal scoren wat betreft de voorzieningen bij meerdaagse opnamen. Negen ziekenhuizen scoren optimaal bij de dagverpleging voor kinderen. Wordt gekeken naar de voorzieningen bij meerdaagse opnamen en die bij dagverpleging samen, dan zijn er slechts drie ziekenhuizen die optimaal scoren. Op een totaal van 109 locaties waar kinderen klinisch worden opgenomen en 135 locaties waar kinderen in dagverpleging worden behandeld, is dat niet veel. Na vijfentwintig jaar waarin er veel is bereikt, blijft er voor de vereniging en haar medestanders in de zieken-
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
huizen dus nog veel te doen over. Bij dit alles moet worden bedacht dat de uitkomsten van de enquêtes voor 'Welk ziekenhuis kiest u?' alleen betrekking hebben op concrete aspecten van de zorg waarvan eenvoudig kan worden vastgesteld of zij wel of niet goed geregeld zijn. Zij zeggen wel iets, maar niet alles over KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
de attitude van de hulpverleners: de mate waarin zij hun dagelijks werk doen vanuit een kindgerichte visie en vanuit de overtuiging dat ouders als partners in de zorg voor het kind moeten worden betrokken. Deze aspecten maken dat een ziekenhuis niet alleen in de algemene zin van het woord 'kindgericht' is, maar dat
er ook een kindvriendelijk klimaat heerst. Margreet van Bergen-Rodts is directeur van het landelijk bureau van de vereniging Kind en Ziekenhuis. Zij is vanaf de oprichting bij de vereniging betrokken.
131
AMERSFOORT Mw. M. Visser, Fluitekamp 137, 3828 WL Hoogland, tel. 033-4803068.
GOUDA Mw. A.van Bergen, Merel 52, 2411 KP Bodegraven, tel. 0172-611504.
ROERMOND Mw. A. Piëtte, Burg. Joostenlaan 33, 6042 ES Roermond, tel. 0475-324527.
AMSTERDAM Mw. M. van Loon, Werengouw 23, 1024 NL Amsterdam, tel. 020-6363712.
HELMOND/DEURNE Mw. A.C.P. van Noordwijk, Helmondseweg 29, 5735 RA Aarle-Rixtel, tel. 0492-383491.
SCHIEDAM, VLAARD., MAASSLUIS Mw. A. van der Vliet, Julianalaan 16, 3135 JJ Vlaardingen, tel. 010-4349858.
Mw. T. van Opstal, Canadalaan 6, 4631 NV Hoogerheide, tel. 0164-612168.
BERGEN OP ZOOM en ROOSENDAAL
HENGELO Mw. P. Nieuwland, Flemingstraat 42, 7555 BP Hengelo, tel. 074-2422836.
SNEEK Mw. van der Vegt, it Mediel 10, 8628 EV Goënga, tel. 0515-423\35.
BREDA Mw. J. Verheyde, Wilderen 124, 4817 VH Breda, tel. 076-5812823.
's-HERTOGENBOSCH Mw. M. van Oirschot, Kattenbosch 45, 5243 SG Rosmalen, tel. 073-5214484.
TILBURG/W AAL WIJK Mw. R. van Hees, Ravensbeek 7, 5032 A V Tilburg, tel. 013-4634106.
DEN HELDER Mw. W. Jurriansen, Boterzwin 4106, 1788 WT Den Helder, tel. 0223-644911.
HOOGEVEEN Mw. M.H. van der Burg, Roerdomplaan 55, 7905 EC Hoogeveen, tel. 0528-268138.
VENRAY Anita Houwen, St. Jansstraat 13a, 5964 AA Horst, tel. 077-3984530.
DEVENTER Mw. H. de Graaf, Meerkoet 16, 7423 CK Deventer, tel. 0570-655135.
LEEUWARDEN Mw. A. Tigchelaar, Felixwei 53, 9051 KG Stiens, tel. 058-2572086.
WEST-FRIESLAND Mw. R. Pronk, Robijn 15, 1625 RW Hoorn, tel. 0229-244416.
DOKKUM Mw. C. Dijkstra, Kennemareed 8, 9147 BT Hantum, tel. 0519-571623.
MAASTRICHT Mw. L. Vankan, Kennedylaan 11, 6245 EP Eijsden, tel. 043-4098144.
YERSEKE Mw. J. Goeman-de Jager, Jolstraat 19, 4401 JC Yerseke, tel. 0113-573181.
DORDRECHT Mw. E. Hekking, de Jagerweg 144, 3328 HG Dordrecht, tel. 078-6177712.
MEPPEL Mw. I. Zwiers, Brandemaat 68, 7943 EX Meppel, tel. 0522-263959.
ZWOLLE Mw. L. Stoltenborg, Rosengaardeweg 13, 7722 PT Dalfsen, tel. 0529-432839.
EINDHOVEN Mw. M. Frima, Koekoeklaan 14, 5613 AJ Eindhoven, tel. 040-2450147.
NOORDOOSTPOLDER en URK Mw. W.J. Smit, Noorderveld 8, 8307 DS Ens, tel. 0527-251903.
EMMEN Mw. H.C. Stenger-Ekens, Ronerbrink 13, 7812 LT Emmen, tel. 0591-641347.
NIJMEGEN Mw. A.C.M. Noordzij, Lijsterbeshof 11, 6581 PT Malden, tel. 024-3880545.
132
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 2002
Tijdschrift Kind en Ziekenhuis Jaargang 12 -1989 Nr. l - Amandelen* Nr. 2 - Spel Nr. 3-Pijn Nr. 4 - Chronisch ziek I Jaargang 13 -1990 Nr. l - Chronisch ziek II Nr. 2 - Voorbereiden l Nr. 3 - Voorbereiden 2 Nr. 4 - Zieke zuigelingen Jaargang 14 -1991 Nr. l - Rechten van kind en ouder Nr. 2 - Dagverpleging en kinderen Nr. 3 - Vroeggeborenen: beslissen over leven of sterven Nr. 4 - Communicatie - Aansprakelijkheid - Vrije artsenkeuze en second opinion Jaargang 15 -1992 Nr. l - Klachten - Ouderbriefje bij narcose Nr. 2-Kwaliteit l Nr. 3 - Ouders Nr. 4 - Kwaliteit 2: adolescenten Jaargang 16 -1993 Nr. l - Kwaliteit 3: zuigelingen Nr. 2 - Levensbedreigend Nr. 3 - Ouderparticipatie Nr. 4 - Oren en horen/Trommelvliesbuisjes Jaargang 17 -1994 Nr. l - Kwaliteit 4: buitenlandse kinderen Nr. 2 - Emoties Nr. 3 - Partners: ouders en hulpverleners Nr. 4 - Stress Jaargang 18 -1995 Nr. l - Operaties Nr. 2 - Narcose Nr. 3 - Extra kwetsbaar l (kinderen met kanker, aids, leverziekten, nierziekten, autistische kinderen, meervoudig gehandicapte kinderen Nr. 4 - Extra kwetsbaar 2 (adolescenten met een aangeboren hartafwijking, met een leverziekte, kinderen met een voedselovergevoeligheid, met MBD of AD(H)D, dove kinderen) Jaargang 19 -1996 Nr. l - Hete hangijzers (veiligheid,pijn, nuchter blij ven) Nr. 2 - Intensieve zorg Nr. 3 - Kwaliteit: dagverpleging Nr. 4 - Thuis
Jaargang 20 -1997 Nr. l - Hete hangijzers 2 (trommel vliesbuisjes, onderwijs, besnijding, klachten) Nr. 2 - Ondersteuning Nr. 3 – Schoolkinderen Nr. 4 - Spoedeisende hulp l Jaargang 21 -1998 Nr. l - Spoedeisende hulp 2 Nr. 2 - Sedatie Nr. 3 - Hete hangijzers 3 (huilbaby's,veiligheid, voorlichting, nuchter blij ven, ouderparticipatie rondom narcose) Nr. 4 - Begeleiding van ouders van chronisch zieke kinderen Jaargang 22 -1999 Nr. l - Bouwen en inrichten l Nr. 2 - Bouwen en inrichten 2 Nr. 3 - Eerste hulp bij kindermishandeling Nr. 4-Zicht op 2000 Jaargang 23 - 2000 Nr. l - Ouders als teamgenoten Nr. 2 - Zeldzame aandoeningen Nr. 3 - Brochures voor ouders Nr. 4 - Isolatie Jaargang 24-2001 Nr. l - Verstandelijk gehandicapte kinderen in het ziekenhuis Nr. 2 - Vakbekwaamheid Nr. 3 - Brochures dagverpleging Nr. 4 - Klachten Jaargang 25 - 2002 Nr. l - Pedagogische zorg Nr. 2 - Extra kwetsbaar 3 (kinderen met een anusatresie, slokdarmafsluiting, Erbse parese, stofwisselingsziekte) Nr. 3 - Multidisciplinaire teams Nr. 4 - Kind en Ziekenhuis 25 jaar. Handvest met annotaties. VNverdrag inzake de rechten van het kind Kosten per themanummer Jaargang 8 t/m jaargang 13 € 6,00 Vanaf jaargang 14 € 7,50
Bestelwijze Het verschuldigde bedrag overmaken naar giro 104806 ten name van Kind en Ziekenhuis te Dordrecht o.v.v. jaargang, nummer en thema van het tijdschrift. Indien nodig ook vermelden ter attentie van wie toezending dient te gebeuren. * Overdruk van de thema-artikelen (tijdschrift i s uitverkocht).
LANDELIJKE VERENIGING KIND EN ZIEKENHUIS
AANMELDINGSFORMULIER
ONDERGETEKENDE: Naam ......................................................... (Fam/Hr/Mw/Instelling) Adres.................................................................................................. Postcode en woonplaats...................................................................... Functie of hoedanigheid ..................................................................... Geeft zich op als LID van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis en draagt als contributie bij €.......................... (minimaal € 27,27 per verenigingsjaar).
Datum ......................
Handtekening .................................
Leden van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis ontvangen 4x per jaar het tijdschrift KIND EN ZIEKENHUIS. Het verenigingsjaar loopt van l oktober tot en met 30 september. Opzeggingen schriftelijk, tot drie maanden voor het einde van het verenigingsjaar. Ten behoeve van de contributiebetaling wordt een acceptgirokaart toegezonden. Gaarne volledig ingevuld en ondertekend retourneren aan: Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis Korte Kalkhaven 9 3311JM Dordrecht