DE RECHTEN VAN HET KIND
Een informatiepakket voor een werkstuk of spreekbeurt
COLOFON Tekst: Anneke van Wamel, Bert-Jan Boer, Richard Nijenhuis Illustraties: CMO en zijn licentiegevers, Flickr, VN, Amnesty International, Defence for Children International, Kinderrechtswinkel, Stichting Kinderpostzegels, Unicef, Redd Barna, Stichting Liliane Fonds Het verhaal van Berinda is ontleend aan ‘Zuid-Azië’ van het KIT, Amsterdam De verhalen van Donny en Judith zijn overgenomen van ‘Een toekomst voor Galega’, Amnesty International/Tito de Alencar, Nijmegen Het verhaal van Dejena is ontleend aan een uitgave van Unicef Nieuws Het verhaal van Kristine is gebaseerd op ‘Vluchtelingen Wereldwijd’, CMO, Nijmegen De tekst over de Kinderrechtswinkel is ontleend aan ‘De Rechten van het kind’, Amnesty International De inhoud is met zorg samengesteld. Mocht u van mening zijn dat inbreuk is gedaan op uw auteursrechten of beeldrechten, dan verzoeken wij u vriendelijk contact met ons op te nemen via
[email protected]. Centrum voor Mondiaal Onderwijs
Postbus 9108 6500 HK Nijmegen tel. 024-3613074 e-mail
[email protected] http://www.cmo.nl
U kunt op de website http://www.cmo.nl terecht voor aanvullende informatie bij dit scriptiepakket. U vindt daar ondermeer voor gebruik in de klas: een onderzoeksopdracht gebaseerd op de inhoud van het scriptiepakket met een overzicht van de competenties die daarbij worden aangesproken. De gebruikersnaam is: kinderrechten Het wachtwoord is: project009 De Scriptieservice Nieuwe Stijl is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van Kerk en Wereld en door een solidariteitsbijdrage van de gezamenlijke religieuzen in Nederland via de commissie PIN. © Centrum voor Mondiaal Onderwijs, Nijmegen, 2009
II
INHOUD De rechten van het kind De rechten van de mens
pag. 1 pag. 1
Kinderen en oorlogsgeweld Wraakgevoelens Nicaragua
pag. 4 pag. 5 pag. 5
Een dak boven je hoofd Donny Judith Kinderrechter Straatkinderen De kinderen op de straat De kinderen van de straat Verlaten kinderen
pag. 7 pag. 7 pag. 8 pag. 8 pag. 8 pag. 9 pag. 10 pag. 10
Leren voor later Bangladesh Sheila gaat naar school
pag. 11 pag. 12 pag. 12
Zorg bij ziekte Een spuitje tegen de mazelen Een verborgen ramp
pag. 13 pag. 14 pag. 15
Kinderen op de vlucht Kristine moet vluchten Ze zijn er ... Kristine gaat terug
pag. 16 pag. 16 pag. 17 pag. 18
Kinderen en werk Kinderslaven Iqbal in Pakistan Op avondcursus
pag. 19 pag. 19 pag. 20 pag. 21
Wie helpt? De Kinderrechtswinkel De Kindertelefoon Defence for Children International Amnesty International
pag. 22 pag. 22 pag. 23 pag. 24 pag. 24
Aantekeningen
pag. 25
Meer op internet
pag. 27
III
IV
DE RECHTEN VAN HET KIND De rechten van de Mens Mensenrechten zijn rechten die er voor moeten zorgen dat álle mensen, waar ook ter wereld, een normaal leven kunnen leiden. Deze rechten zijn opgeschreven in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948. Ze zijn opgesteld door de Verenigde Naties. Nog tijdens de Tweede Wereldoorlog neemt Franklin D. Roosevelt, de president van de Verenigde Staten, het initiatief voor de oprichting van de Verenigde Naties (VN). 26 Landen, waaronder de regering van Nederland (die naar Groot-Brittannië is gevlucht), ondertekenen in 1942 de Verklaring van de Verenigde Naties. Als op 24 oktober 1945 de Verenigde Naties echt van start gaan, zijn vijftig landen lid. Doel van de VN is te zorgen voor vrede en veiligheid. Nu zijn zo'n 192 landen, bijna alle landen van de wereld, lid van de VN.
Het logo van de VN
Op 10 december 1948 is er de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Voor het eerst hebben we een document waarin staat dat mensenrechten ‘universeel’ zijn; dat wil zeggen dat de rechten uit de Verklaring gelden over de hele wereld, in elk land, voor iedereen, blank en zwart, man en vrouw, jong en oud. De rechten uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens dienen twee doelen: - ze beschermen de mensen (burgers) tegen hun regering - ze geven de regeringen ook opdrachten om hun burgers te beschermen Mensenrechten die burgers tegen hun regering beschermen, noemen we politieke of klassieke rechten. Een voorbeeld van zo'n recht is: vrijheid van meningsuiting. Je hebt het recht om je eigen mening te zeggen, zonder dat je daar de gevangenis voor ingaat. Rechten die de overheid opdracht geven hun burgers goed te beschermen, noemen we sociale rechten. Een voorbeeld daarvan is het recht op voedsel. Regeringen moeten proberen er voor te zorgen dat er voor iedereen voldoende voedsel is, dat niemand van de honger omkomt. 1
Franklin D. Roosevelt
Niemand kan bij een rechter een beroep doen op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Het belangrijkste document uit de geschiedenis van de mensheid is slechts een verklaring die niet geldig is in de rechtszaal. Alle landen die lid zijn van de VN hebben de verklaring ondertekend, maar het is geen verdrag waaraan ze zich móeten houden. Schenders van mensenrechten kunnen hooguit in kranten, voor radio en televisie te kijk worden gesteld. Soms wil dat helpen, maar lang niet altijd ... Op de wereld leven volwassenen en kinderen. De volwassenen regelen via hun regering de zaken op de wereld, ieder in zijn of haar eigen land. Alle landen van de wereld overleggen met elkaar in de Verenigde Naties en hebben via de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens enkele zaken vastgesteld die voor alle mensen gelijk moeten zijn. Dat moet overal zo zijn, in alle landen en voor alle mensen. Kinderen zijn natuurlijk ook mensen en dus zouden de Rechten van de Mens ook voor hen bestemd moeten zijn. Maar ... er zijn verschillen tussen kinderen en volwassenen. Grote verschillen soms. Kinderen spelen. Kinderen zien de dingen anders. Kinderen begrijpen de dingen anders. Daarom is apart opgeschreven hoe de wereld er voor kinderen uit zou moeten zien. In 1959 is de Verklaring van de Rechten van het Kind uitgegeven. In die verklaring zijn vooral sociale rechten opgenomen: rechten die regeringen ertoe verplichten goed voor hun burgers, in dit geval kinderen, te zorgen. Ook voor deze rechten geldt: ze zijn opgenomen in een verklaring, een officiële belofte, geen verdrag waarmee je naar een rechter kunt stappen. 1.
Alle kinderen hebben recht op wat hier onder staat. Het maakt niet uit welke huidskleur, taal of godsdienst ze hebben en of ze jongen of meisje zijn. 2. Je hebt recht op een gezond en normaal leven; je hebt recht op te groeien in vrijheid. 3. Je hebt recht op een naam en je hebt recht om tot een land te horen. 4. Je hebt recht op goed eten, onderdak en hulp als je ziek bent. 5. Je hebt recht op bijzondere verzorging als je op de een of andere manier gehandicapt bent. 6. Je hebt recht op liefde en begrip van je ouders en van de maatschappij, waarin je leeft. 7. Je hebt het recht om gratis naar school te gaan en je hebt het recht om te spelen. 8. Je hebt het recht om altijd als eerste te worden geholpen bij rampen. 9. Niemand mag je kwaad doen; je hoeft niet te gaan werken totdat je daar oud genoeg voor bent. 10. Je hebt het recht op bescherming tegen discriminatie; je hebt het recht om op te groeien in een sfeer van vriendschap en samenwerking met anderen. 2
Precies dertig jaar na de Verklaring van de Rechten van het Kind nemen de Verenigde Naties op 20 november 1989 het Verdrag inzake de Rechten van het Kind aan. De Poolse regering heeft als eerste in 1979 het voorstel voor dit verdrag genomen. Het verdrag omvat alle soorten rechten. Dus ook culturele rechten zoals ‘kinderen van etnische minderheden hebben recht op deelname aan de eigen cultuur, godsdienst en taal’ en politieke rechten zoals het ‘verbod op marteling en levenslange opsluiting van kinderen’. Een aantal rechten uit het Verdrag inzake de Rechten van het Kind komt sterk overeen met algemene mensenrechten, bijvoorbeeld het recht op leven. Maar er zijn ook rechten opgenomen die alleen voor kinderen gelden: Een kind heeft recht om bij beide ouders te wonen. Als de ouders gescheiden zijn, heeft het kind recht om met beide ouders om te gaan zoals het zelf wil. Kinderarbeid is verboden. Kinderen moeten beschermd worden tegen oorlogsgeweld. Kinderen jonger dan 15 jaar mogen niet in militaire dienst. De Nederlandse regering heeft in december 1994 het verdrag goedgekeurd en voor Nederland geldig verklaard. Op de website behorend bij dit pakket kun je die rechten vinden. En let op: nu gaat het hier om een verdrag, niet meer om een verklaring. Als je vindt dat de Nederlandse regering zich niet aan de Rechten van het Kind houdt, kun je wél naar de rechter gaan! Laten we hopen dat dit nooit nodig is.
3
KINDEREN EN OORLOGSGEWELD Artikel 38 van de Rechten van het Kind luidt: Kinderen moeten beschermd worden tegen oorlogsgeweld. Kinderen jonger dan vijftien jaar mogen niet in militaire dienst.
Iedereen heeft het wel eens gespeeld: oorlogje. Je sluipt door de struiken en probeert geen geluid te maken. Ergens om je heen sluipen je vijanden, op zoek naar jou. Je houdt je geweer stevig vast en dan opeens ... luid gekraak, geschreeuw en je staat oog in oog met de vijand. Luid geweervuur klinkt, waarna meestal de vraag is wie nou het eerst wie geraakt heeft. Een spannend spelletje. In werkelijkheid is het niet spannend, maar doodeng om ieder moment je tegenstander tegen te kunnen komen. Voor zo'n 300.000 kinderen in de wereld is het geen spel, maar aan de orde van de dag. Ze vechten mee met het leger als soldaten.
Kindsoldaat
In 1959 hebben de landen van de Verenigde Naties al gezegd dat kinderen niet het doelwit van een oorlog moeten zijn en dat ze niet als soldaten gebruikt mogen worden. Maar veel oorlogvoerende landen trokken zich hier niets van aan.
Met de Verklaring van de Rechten van het Kind kan er meer druk op landen met kindsoldaten worden uitgeoefend. In plaats van de zin ‘kinderen zouden geen soldaten moeten zijn’ staat er nu dat ‘kinderen geen soldaat mogen zijn’. Toch blijft het moeilijk om legers zo ver te krijgen geen kinderen in hun oorlogen in te zetten.
Kindsoldaten uit Liberia
Waarom vechten kinderen eigenlijk mee in oorlogen die ze niet zelf begonnen zijn? Vaak willen kinderen helemaal niet in het leger, maar worden ze gedwongen. Tijdens de burgeroorlog in El Salvador (1980-1992) ontvoert het leger kinderen die nog geen 18 jaar oud zijn. Een open militaire vrachtwagen stopt bijvoorbeeld bij een voetbalveld. Drie soldaten springen uit de wagen en stoppen het spel. Ze laten de jongens in de wagen klimmen en rijden weg. Deze jongens van 12 tot 17 jaar zijn zojuist in het leger gegaan, waar ze zullen leren schieten en mensen te doden. Of ze dat wel willen is hen niet gevraagd. Moeders zijn bang om hun kinderen op straat te laten lopen, uit angst dat ze zo in het leger terechtkomen. Als dat gebeurt, zien ze hen vaak niet meer terug. 4
In landen waar oorlog heerst biedt het leger vaak de beste kans op voedsel, bescherming en onderdak. In de vluchtelingenkampen in Cambodja sloten veel weeskinderen zich aan bij de Rode Khmer (een van de partijen in de burgeroorlog). In de kampen was er geen eten. De situatie in het land was namelijk zo gevaarlijk dat hulporganisaties niet bij de vluchtelingen konden komen. Je opgeven voor het leger was in de meeste gevallen de enige mogelijkheid om aan eten te komen. Wraakgevoelens In het Afrikaanse Oeganda werden in de tachtiger jaren kinderen soldaat, nadat ze in de chaos van het land hun ouders waren kwijtgeraakt. Vaak hadden ze gezien hoe hun ouders, broers en zussen vermoord of mishandeld werden. De soldaten van het Verzetsleger van de Heer vingen ze op, gaven hen te eten en beschermden ze. Ze kregen een militaire training en hielpen door wapens te dragen, te koken en schoon te maken. Zo werden ze langzamerhand deel van het leger, ook al vochten ze in het begin nog niet mee. Toen het Verzetsleger van de Heer grote delen van het land in handen kreeg, ontstond er een tekort aan soldaten. Al dat gebied moest namelijk bezet gehouden worden. Al snel werden de kinderen daarvoor gebruikt. Kindsoldaat uit Oeganda Naast de risico's, die net zo goed voor volwassenen gelden, lopen kinderen nog een aantal extra gevaren. Kinderen zijn onervaren, waardoor ze eerder geneigd zijn grote risico's te nemen. Kinderen zijn goede vechters omdat ze jong zijn en omdat ze indruk proberen te maken. Ze denken dat het maar een spelletje is, waardoor ze niet snel bang zijn. Maar ze krijgen geen training voordat ze naar het front worden gestuurd. De ingezette kinderen vinden daarom vaker massaal de dood in gevechtssituaties. Volwassen soldaten blijven meestal zo'n 15 meter verderop, zodat de kinderen het eerst worden geraakt als er wordt geschoten. Nicaragua Op een dag, nadat zijn broers en zijn vader door het leger waren vermoord, nam zijn moeder Marvin mee, de bergen in. Hij was toen 10 jaar oud. Ze vluchtten naar Honduras, zo ver mogelijk weg van de oorlog in Nicaragua (1979-1990). Toen stierf zijn moeder en was hij alleen. Marvin sloot zich aan bij het leger van de opstandelingen. Drie jaar lang droeg Marvin een machinegeweer. Verschillende keren raakte hij in een vuurgevecht verwikkeld. In 1990 leverde Marvin zijn wapen in en kwam op een boerderij terecht waar hij met zijn vroegere vijanden probeert samen te werken.
Kindsoldaten uit Nicaragua
5
Soms gaan kinderen vrijwillig in het leger. Ze willen hun land verdedigen of hun leiders. Beneden de 16 jaar dragen ze water en munitie. Vanaf 16 jaar mogen ze ook wapens dragen. Volgens een hulporganisatie zijn er veel 12-jarigen die wapens willen hebben. Volwassen soldaten, en zelfs ouders, roepen de jonge kinderen op om aan de strijd deel te nemen. Ze leren de kinderen hoe ze hun volk moeten verdedigen. Kinderen die soldaat zijn, worden gedwongen om heel snel volwassen te worden. De oorlogservaringen zullen ze hun hele leven met zich mee dragen. Daarom is afgesproken dat kinderen onder de 15 jaar geen wapens mogen dragen. Landen met kindsoldaten vinden dit onzin. Het is een typisch westers idee, zeggen ze. Daar zijn kinderen misschien heel lang kind, maar in onze landen zijn kinderen veel eerder volwassen. Dat is waarschijnlijk ook zo. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat ze volwassen genoeg zijn om alles wat ze in een oorlog zien en meemaken te verwerken. Volwassen soldaten kunnen dat in het algemeen niet eens. Het blijkt dat kindsoldaten later heel erg in de war kunnen raken. Velen zijn bang dat ze gestraft zullen worden voor alles wat ze gedaan hebben. Ze slapen slecht en hebben vreselijke nachtmerries.
Een kindsoldaat uit Soedan
Verschillende hulporganisaties vangen de kinderen op. Tijdens de oorlog tussen Irak en Iran (1980-1988) worden sommige Iraanse kindsoldaten als krijgsgevangenen naar een kamp in Irak gebracht. De organisatie Defence for Children International (Bescherming voor Kinderen Internationaal) had een school in dat kamp. De kinderen kregen er taallessen, wiskunde of konden er een beroep leren, zoals metaal bewerken of typen. In een vluchtelingenkamp in Soedan mogen de kindsoldaten weer kind zijn: naar school gaan, voetballen. ‘Kennis is je enige bezit’ is het motto in het kamp. Alle kinderen gaan 's morgens naar school. De school is een afdak van boomstammen en in groepen van vijftig zitten ze in de schaduw. Langzamerhand leren ze praten over hun ervaringen en angsten. Zo kunnen ze wennen aan een normaal leven als kind en leren ze mensen te vertrouwen. Een voormalig kindsoldaat uit Oeganda, een buurland van Soedan, doet zijn verhaal
6
EEN DAK BOVEN JE HOOFD Artikel 9 van de Rechten van het Kind luidt: Een kind heeft het recht om bij beide ouders te wonen. Als de ouders gescheiden zijn, heeft het kind recht om met beide ouders om te gaan zoals het zelf wil. Artikel 18 luidt: Ouders moeten hun kinderen goed opvoeden. De regering moet er op letten dat ouders hun kinderen niet mishandelen.
Meestal wonen kinderen bij hun ouders. Maar dat is niet altijd mogelijk. Sommige ouders kunnen niet goed voor hun kinderen zorgen, bijvoorbeeld omdat ze aan de drugs zijn. Deze kinderen worden dan uit huis geplaatst. Dat wil zeggen dat ze in een tehuis terechtkomen waar wel goed voor hen gezorgd kan worden. Soms besluiten kinderen zelf dat ze niet meer bij hun ouders willen of kunnen wonen. Ze pakken hun spullen en lopen weg. Dit zijn zwerfkinderen of zwerfjongeren. In Nederland worden dat er steeds meer. Ze leven op straat. Ze slapen bij vrienden, vage kennissen, in op- Aandacht voor dakloze jongevangcentra of in kelders, parkeergarages en bushokjes. ren tijdens Koninginnedag Donny “Mijn broer is vier jaar ouder dan ik. Hij ging studeren, economie. Hij was zoals het hoorde. Mijn ouders verlangden van mij dat ik net als hij werd, maar ik wilde geen kantoorbaantje. Ze bleven me dwingen om aan hun normen te voldoen, met mijn broer als grote voorbeeld. Tijdens de kerstdagen ben ik weggelopen. Ik trok heel Nederland door, van Maastricht naar Groningen. 's Nachts sliep ik in treinen of op een station. De kerstavond bracht ik door met tien junks in een kraakpand. In de tijd dat ik zwierf, leefde ik in een waas. Ik had geen doel, ging naar B omdat A niets aan was. Maar waar ik ook heen ging, ik wilde niet meer terug. De eerste keer dat ik een tasje uit de handen van een mevrouw rukte liep ik regelrecht in de armen van de politie. Dat was mijn redding. Want anders was ik verder gegaan. Ik heb me door mijn ouders vernederd gevoeld. Ze vonden mij een stout kind. Mijn eigen per- Zo zien Nederlandse zwerfjongeren er meestal niet uit soon hebben ze afgebroken.” Zwerfkinderen vallen niet zo op in de stad. Zwerfkinderen zien er namelijk meestal niet uit als zwervers, ze hebben vaak dure kleren aan en lopen niet met flessen vruchtenwijn rond. Ze hebben heel andere redenen om op de straat te leven en meestal doen ze dat tijdelijk. Veel zwerfkinderen gaan naar de stad, meestal naar Amsterdam. Ze raken betrokken bij de misdaad en vaak gaan ze drugs gebruiken. Ook andere grote steden zijn erg in trek. Op winkelcomplex Hoog Catharijne in Utrecht zijn 's nachts in ieder verborgen hoekje jongeren te vinden die daar goedkoop de nacht doorbrengen. 7
Judith De 15-jarige Judith is heel vaak op Hoog Catharijne. “Ik loop hier nou al bijna drie jaar. Er zijn er die hier al veel langer komen, maar voor een meisje van mijn leeftijd - ik ben bijna 15 jaar oud - is drie jaar lang. Je rookt een keer een jointje met ze, en al gauw ga je het hier gezelliger vinden dan thuis. Je bent ook nieuwsgierig, ja, ik denk dat dat er ook mee te maken heeft. De eerste keren krijg je een snuifje en een blowtje gratis, en als je dan een tijdje meedoet en al bijna niet meer terug kan moet je Een joint gaan betalen. Heel slim bekeken van ze. Dan komt het probleem dat je aan geld moet zien te komen, heel snel en heel veel. Ik heb een paar maanden getippeld (= prostituee geweest), gewoon omdat ik het geld echt nodig had. Als je niet werkt moet je gaan stelen. Kijk, bij V&D en andere grote warenhuizen vind ik dat niet zo'n bezwaar. Een oud vrouwtje beroven gaat me een beetje te ver; tippelen is wat dat betreft nog heel eerlijk werk. Mijn vader is directeur van een fabriek en mijn moeder is privé-secretaresse, nou dan weet je het wel. Daarom is het ook zo'n klap voor ze wat ik doe. Ik heb de afgelopen jaren zo veel geleerd. Wat andere mensen allemaal nog moeten leren, weet ik al. Ik vergelijk me steeds vaker met leeftijdgenootjes en dan denk ik, nou nou Judith, je hebt het ver geschopt, maar niet heus.” Kinderrechter Het percentage van de zwerfjongeren dat in aanraking is geweest met de politie ligt hoog. Gemiddeld 74% van hen is wel eens opgepakt door de politie. De misdrijven variëren van kruimeldiefstallen tot meer ernstige zaken zoals berovingen, mishandelingen en afpersingen. De helft is wel eens bij de (kinder)rechter geweest en een kwart heeft in de (jeugd)gevangenis gezeten. De criminaliteit is sterk afhankelijk van het bedrag dat een zwerfjongere op dat moment nodig heeft. Gemiddeld geven zwerfjongeren € 113 per week uit. Daarentegen zijn er genoeg die van veel minder rondkomen, maar er zijn ook veel jongeren die veel meer nodig hebben. Bij sommigen gaan wekelijks bedragen door de vingers die rond de € 2.250 schommelen. Straatkinderen Er zijn zo'n 100 miljoen straatkinderen op de wereld: 40 miljoen in Latijns-Amerika, 30 miljoen in Azië en 10 miljoen in Afrika. De meesten zijn tussen de 8 en 15 jaar oud. De voornaamste reden dat kinderen op straat terechtkomen is de grote armoede. Overal ter wereld trekken mensen van het platteland naar de grote steden, in de hoop daar werk te kunnen vinden. De meesten komen al snel terecht in de krottenwijken, waar iedereen in zelfgebouwde huisjes probeert te overleven. 8
Ouders werken als straatverkopers of schoenpoetser. Hiermee verdienen ze een klein beetje geld, maar niet genoeg om een gezin met kinderen te eten te geven. Daarom moeten de kinderen ook meewerken. Veel van deze kinderen werken de hele dag op straat, als sigarettenverkoper bijvoorbeeld. Meisjes komen vaak in de prostitutie terecht. Soms zijn ouders zo met hun eigen problemen bezig dat ze hun woede en teleurstelling op hun kinderen afreageren. De beslissing om helemaal niet meer thuis te komen is dan snel gemaakt. Het leven op straat is hard en gevaarlijk. In Rio de Janeiro, in Brazilië, worden dagelijks straatkinderen doodgeschoten door drugshandelaren en politie. Per jaar sterven er in die stad zo'n 1.500 straatkinderen door geweld. Dat zijn er vier per dag! De mensen kijken er niet meer van op. Het zijn toch maar straatkinderen die een bedreiging voor de veiligheid zijn en de toeristen hinderen. Om toch enige bescherming te hebben, vormen straatkinderen vaak bendes. De bendes gebruiken ook onderling veel geweld. Een op de tien straatkinderen is een meisje. Voor hen is het leven nog moeilijker, want naast al het andere geweld, hebben zij ook nog te maken met seksueel geweld. Het gevaar om verkracht te worden als je op straat slaapt is erg groot. Ana Vasconcelos werkt met Braziliaanse meisjes. De eerste keer was ze geschokt door de hardheid en de grove taal van de meisjes. Maar als snel kreeg ze door dat het hun reactie op de buitenwereld is. De maatschappij kijkt op de meisjes neer omdat ze in de prostitutie terecht zijn gekomen. De straatkinderen hebben echter niet allemaal hetzelfde leven. We kunnen ze in drie groepen indelen. De kinderen op de straat Dit is de grootste groep. Het zijn kinderen die werken en die nog wel contact met hun familie hebben. Soms gaan ze 's morgens en 's middags naar school. Niet altijd gaan ze op het eind van de dag naar huis. Eman uit de Filippijnen is zo'n kind: “We woonden aan de voet van de Pinatubo. Toen die vulkaan uitbarstte, zijn we verhuisd naar Olongapo, een grote stad. Mijn vader kon daar moeilijk werk vinden. Mijn moeder zei dat we allemaal een handje moesten helpen. Zij werkt nu in een fabriek, mijn vader werkt soms in de haven, mijn zus verkoopt plastic zakken op de markt en ik verkoop kranten, van vijf uur 's ochtends tot zonsondergang.” 9
Jonge krantenverkoper
De kinderen van de straat Voor deze groep is de straat hun ‘thuis’. Daar hebben ze werk, eten en onderdak. Ze hebben wel familie, maar daar gaan ze steeds minder vaak naar toe. Ze krijgen thuis weinig liefde en worden soms zelfs mishandeld. Ze vragen zich vaak af waarom ze eigenlijk hun verdiende geld nog aan hun ouders afgeven. Marilene is 14 jaar en leeft in Brazilië: “Iedere morgen sta ik om vijf uur op. De zon is dan al hard aan het schijnen. Ik pak mijn tas en het karretje en daarmee loop ik naar het centrum van de stad. Daar probeer ik zoveel mogelijk nootjes te verkopen. Die doe ik in kleine zakjes. Ik verkoop ze voor 140.000 cruzeiro's (= € 0,15). Meestal verkoop ik ongeveer twintig zakjes. Daar kan mijn moeder rijst en bonen van kopen, net genoeg voor de volgende dag voor het hele gezin. Ik heb zeven broertjes en zusjes.
Pindaverkoper
Verlaten kinderen De band met hun familie is bij deze kinderen volledig verbroken. Ze hebben niemand om op terug te vallen. Als het moeilijk voor ze is om aan werk te komen, gaan ze stelen en verkopen ze drugs of snuiven ze lijm om de honger niet te hoeven voelen. Steun zoeken ze bij elkaar, bijvoorbeeld in de vorm van jeugdbendes. Dejena Haylu is 13 jaar oud en een van de ongeveer 100.000 straatkinderen in de hoofdstad van Ethiopië, Addis Abeba. Zijn vader is gestorven in de burgeroorlog en zijn moeder is hij toen kwijtgeraakt. “Ik heb erg mijn best moeten doen om een stukje straat te krijgen dat van mij is. De grote jongens zijn overal de baas. Je moet eerst voor hen werken, boodschappen doen of wat voor ze stelen. En als je het goed doet, wijzen ze een stuk van de straat voor je aan. Ik heb een jaar voor hen gewerkt en nu ben ik hier de baas. Mijn stuk straat loopt van het bushokje tot het stoplicht daar bij het hotel. Het is een goed stuk: je hebt auto's die moeten stoppen en dan de mensen die uit het hotel komen. Mijn spullen koop ik met korting in een winkel en zo verdien ik er aan. Een sigaret kost bij mij twee eurocent per stuk en kauwgom negen cent. Wat ik per dag verdien? Soms vijf cent, soms negen cent als het heel goed gaat.” De straatkinderen worden geholpen door allerlei organisaties. Dejena slaapt 's nachts bijvoorbeeld in een huis van Unicef. Daar hoeft hij niet bang te zijn dat zijn spullen gestolen worden terwijl hij slaapt. Ook heeft Unicef in veel landen kleine schooltjes voor straatkinderen gebouwd, waar ze terecht kunnen om een vak te leren en zo in de toekomst een veiliger leven te leiden. 10
Straatmeisje in India
LEREN VOOR LATER Artikel 28 van de Rechten van het Kind luidt: Een kind heeft recht op (gratis) onderwijs. Artikel 29 luidt: Onderwijs aan kinderen moet er voor zorgen dat ze een eigen persoonlijkheid kunnen ontwikkelen en dat ze hun talenten kunnen ontplooien.
Een kind dat in Nederland 5 jaar oud is, gaat naar school. En thuisblijven als je geen zin hebt, dat kun je wel vergeten. Want je mág niet alleen naar school, je móet zelfs. De leerplicht houdt in dat je van je vijfde tot je vijftiende elke dag naar school moet. Na je vijftiende hoef je nog maar een paar dagen per week les te volgen. In Nederland werd de eerste leerplicht (tot 13 jaar) al aan het begin van de 20e eeuw ingevoerd omdat de regering en de bevolking het er over eens waren dat het ontzettend belangrijk is om onderwijs te volgen. Het Ministerie van Onderwijs geeft per jaar 15 miljard euro aan onderwijs uit. Daarvan worden bijvoorbeeld de boeken van de basisschool betaald.
Schoolmeisjes in Manilla (Filipijnen)
Kinderen in derdewereldlanden hebben natuurlijk ook recht op onderwijs. Toch gaan daar niet alle kinderen naar school. Je hebt al kunnen lezen dat veel kinderen gewoon geen tijd hebben om de hele dag in een klaslokaal te zitten. Ze moeten werken om zichzelf en hun families in leven te houden. Bovendien kost naar school gaan juist in arme landen veel geld. Veel regeringen in derdewereldlanden hebben niet genoeg geld om het onderwijs helemaal te betalen. Dat moeten de ouders dus voor een deel zelf doen. Er moet vaak een schooluniform gekocht of gemaakt worden en er moeten boeken en schriften komen. De onderwijzer (es) moet betaald worden en het schoolgebouw heeft onderhoud nodig. Als je bedenkt dat heel veel mensen maar net genoeg geld hebben om te eten, snap je wel dat er voor school helemaal geen geld over blijft.
Als ouders hun kinderen naar school kunnen laten gaan, zijn het meestal alleen de jongens die dat mogen. Ouders vinden het vaak niet nodig dat meisjes leren lezen, schrijven en rekenen. Laat staan dat ze verder mogen leren. Toch is onderwijs voor meisjes heel belangrijk. Het zijn tenslotte de vrouwen en meisjes die het grootste deel van de opvoeding van kinderen op zich nemen.
Schooljongens in Pakistan
11
Bangladesh In Bangladesh gaat meer dan de helft van de kinderen niet naar school. De meeste kinderen wonen op het platteland waar bijna geen overheidsscholen zijn. De mensen kunnen hun kinderen vaak niet naar school sturen omdat er geen geld is. Bovendien moeten de kinderen thuis en op het land meewerken. Ze hebben dus helemaal geen tijd om naar school te gaan, vooral de meisjes niet. De organisatie BRAC wil daar verandering in brengen. Dat doet ze door kleine schooltjes op te zetten. De kinderen leren schrijven, rekenen, lezen, maar ook zingen, dansen en tekenen. Ook leren ze andere dingen, zoals hoe je kippen moet verzorgen, waarom je zuiver water moet drinken, hoe je gezond moet blijven en ga zo maar door. Sheila gaat naar school Het is de eerste keer dat ze naar school gaat. Ze krijgt een leesboek, een lei en een griffel. Sheila neemt zich voor om er heel zuinig mee te zijn.
Een schoolklas in Bangladesh
Veel te snel naar Sheila's zin is de eerste lesdag afgelopen. Buiten de school staan, omdat het de eerste schooldag was, veel moeders op de kinderen te wachten. Iedereen is opgetogen. Ook Sheila. Als ze met haar moeder over het smalle paadje naar huis loopt, denkt ze: “Vandaag zal ik extra hard meehelpen in het huishouden. Om mijn moeder te bedanken dat ik naar school mag.” Het is nog maar twee weken geleden dat ze met haar moeder mee ging naar een vergadering in het dorp. Ze wist wel dat er mensen van BRAC waren, maar waar die het over wilden hebben wist ze niet en haar moeder deed erg geheimzinnig. Al snel kreeg ze door dat het over onderwijs ging. Misschien mag ik ook naar school, dacht Sheila hoopvol. Er zijn wel kinderen uit het dorp die naar school gaan, maar dat zijn zonen van rijkere boeren. Zou ik tijd hebben om naar school te gaan, vroeg ze zich af. Zou ik moeder dan nog wel kunnen helpen in het huishouden en de geit en de kippen kunnen verzorgen. Geen van de ouders, allemaal moeders, scheen daar aan te denken. Iedereen vond het tot Sheila's opluchting noodzakelijk dat de kinderen naar school gaan. Ze gaat nu tweeëneenhalf uur per dag naar school. Mevrouw Kaniz Fatema van BRAC legt uit waarom de schooltjes zo belangrijk zijn: “Waarom zou je wachten met mensen iets te leren totdat ze volwassen zijn. Tenslotte zijn kinderen de toekomst van het land. Als ze geen onderwijs krijgen, weet je zeker dat ze even arm zullen zijn als hun ouders.” 12
ZORG BIJ ZIEKTE Artikel 23 van de Rechten van het Kind luidt: Kinderen die een handicap hebben, hebben recht op speciale hulp waardoor ze zo veel mogelijk een normaal leven kunnen leiden. Artikel 24 luidt: Alle kinderen hebben recht op hulp wanneer ze ziek zijn. Artikel 25 luidt: Kinderen die verzorgd worden (bijvoorbeeld in een ziekenhuis) hebben er recht op dat van tijd tot tijd wordt bekeken of de behandeling die ze krijgen wel de beste behandeling voor hen is.
In Nederland, en in de meeste rijke landen, is de gezondheidszorg erg goed. Er zijn huisartsen en tandartsen in bijna ieder deel van de stad of van het dorp en er zijn ziekenhuizen waar je met een ambulance snel naar toe vervoerd kan worden als dat nodig is. Als je ziek wordt, kun je allerlei verzorging krijgen. Daar heb je recht op. Maar je hebt niet alleen recht op goede verzorging bij ziekte. Je hebt ook recht op een goede gezondheid. En dan bedoelen we niet dat je kunt gaan protesteren als je verkouden wordt, maar dat je recht hebt op voldoende goed voedsel, schoon water, warme kleren en alle andere zaken waardoor je gezond blijft.
Ziek kind in Nederland
Ziek kind in Zambia
Die rechten gelden voor alle kinderen in de wereld. Helaas is dat gemakkelijker gezegd dan gedaan. Een kind mag dan wel recht op schoon water hebben, maar wat als dat er niet is? En een kind heeft recht op snelle behandeling door een dokter, maar wat als die vier dorpen verderop woont? In de meeste derdewereldlanden is er geen goede hygiëne, zijn er geen goede sanitaire voorzieningen (schone wc's en wasplaatsen), is er te weinig goed drinkwater en zijn er te weinig dokters, verpleegsters, hulpposten en ziekenhuizen.
Lange rijen zie je veel in Afrika
13
Een spuitje tegen de mazelen Berinda uit Bangladesh staat met haar moeder te wachten voor de deur van het houten gebouwtje. Het is pas half zeven in de ochtend en nog half donker. Vandaag is het zo ver, ze krijgt een spuitje tegen de mazelen. Iets waar ze al dagen tegen opziet. Onderweg was ze stil geweest en toen ze er weer over begon, had haar moeder gezegd dat ze niet moest zeuren en flink moest zijn. En dat ze blij moest zijn dat ze een spuitje kreeg, want daardoor hoefde ze niet meer bang te zijn om de mazelen te krijgen of kinkhoest.
Inenting
Toen haar moeder zo oud was als Berinda was dat wel anders, had ze verteld: “In die tijd was er nog geen gezondheidscentrum in ons dorp. Er waren veel kinderen die last hadden van kinderverlamming, tetanus, difterie en mazelen. Er was geen dokter in de buurt om je in te enten of je te behandelen tegen die ziektes. Er woonde er alleen eentje ver weg in de grote stad. De stad was ver weg: het duurde twee dagen om er naar toe te lopen en de reis met een auto of bus was erg duur. Daarom gingen de mensen uit het dorp meestal niet naar de dokter.” Dan gaan de deuren open en de patiënten lopen de wachtkamer in. Als haar naam wordt geroepen, moet ze zich inhouden om niet weg te hollen. Angstvallig houdt ze haar moeders hand vast, terwijl ze door het smalle gangetje naar de spreekkamer lopen. “Waar wonen jullie precies?” vraagt de dokter, terwijl ze Berinda's arm met een watje schoonmaakt. Als Berinda antwoord heeft gegeven, zegt de dokter dat ze al klaar is. Berinda begint een beetje te blozen. Was dat alles? Had ze zich daar zo druk over gemaakt? Samen met haar moeder loopt ze opgelucht naar buiten. Ieder jaar sterven bijna vier miljoen kinderen aan eenvoudig te voorkomen ziekten zoals mazelen, tuberculose, tetanus en polio. Ongeveer even veel kinderen worden daardoor gehandicapt voor de rest van hun leven. Organisaties als Unicef en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) werken samen om zoveel mogelijk kinderen op tijd in te kunnen enten. In de jaren '80 zijn de organisaties begonnen met enorme inentingscampagnes. Hierdoor werd in 1990 gemiddeld 80% van alle kinderen in de wereld ingeënt tegen de belangrijkste kinderziektes. In 2007 ligt dit percentage in veel landen al rond de 90%. De WHO stelt programma's op om dit voor meer landen te bereiken. Vooral in landen in zuidelijk Afrika zijn veel kinderen niet ingeënt.
Slachtoffertjes van polio
14
Een verborgen ramp Een op de tien mensen in de Derde Wereld is op de een of andere manier lichamelijk of geestelijk gehandicapt. In totaal zijn er tussen de 150 en 250 miljoen gehandicapte kinderen in de Derde Wereld waar nauwelijks speciale zorg voor is. Kalonji is 16 jaar en woont in Congo Kinshasa. Zijn vader stierf toen hij een baby was. Door de gebrekkige voorlichting werd hij niet ingeënt en kreeg hij polio. Toen bleek dat hij nooit zou kunnen lopen, met twee verlamde benen, heeft zijn moeder hem in de steek gelaten. Kalonji was toen drie. Gelukkig heeft zijn oma hem verder verzorgd. Altijd moest Kalonji op handen en voeten door de modder naar school kruipen. In Congo Kinshasa schamen veel mensen zich voor een gehandicapt kind. Het wordt gezien als straf van God of als een spel van de boze geesten. Zo'n kind wordt vaak een beetje weggemoffeld. Gelukkig dacht de oma van Kalonji er anders over. Door een toeval kwam Kalonji in contact met een fysiotherapeut, broeder Dennis. Die heeft er voor gezorgd dat hij, met geld van het Lilianefonds uit Nederland, is geopereerd. Dat is nu een paar maanden geleden. Voor het eerst in zijn leven kan Kalonji nu rechtop lopen, gesteund door beugels om zijn benen en natuurlijk krukken. Eindelijk, op zijn zestiende jaar, voelt Kalonji zich een mens. Er zijn nog wat operaties nodig maar Kalonji ziet er niet tegen op. Op de voorwaarde dat hij zijn oefeningen iedere dag doet, heeft broeder Dennis beloofd dat het fonds uit Nederland hem zal helpen met studiegeld en boeken zodat hij verder kan leren. Oma, een tante en zijn buren zijn nu erg trots op hem. Niemand praat nu nog over boze geesten. 15
KINDEREN OP DE VLUCHT Artikel 22 van de Rechten van het Kind luidt: Kinderen die vluchteling zijn, hebben recht op speciale bescherming. Artikel 20 luidt: Kinderen die tijdelijk of voor altijd niet meer bij hun ouders wonen (bijvoorbeeld omdat ze geen ouders meer hebben), hebben recht op speciale bescherming en hulp.
In veel landen moeten mensen hun huis en hun land verlaten. Doen ze dat niet, dan lopen ze gevaar. Gevaar om gevangengenomen te worden of gewond te raken. Ze vluchten naar een ander land of naar een veiliger gebied. Daar moeten ze geholpen worden, want meestal hebben ze alleen die dingen bij zich die ze kunnen dragen. Er moet dus een huis, eten, drinken en werk gevonden worden.
Een in de oorlog verwoeste bar in Kroatië
Bijna de helft van de vluchtelingen bestaat uit kinderen. Ze hebben het vaak heel moeilijk. Ze wonen in grote kampen, in tenten, achter prikkeldraad. Soms zijn beide ouders bij hen, vaak alleen hun moeder. Ook zijn veel kinderen alleen op de vlucht. Ze zijn hun ouders kwijtgeraakt of hun ouders leven niet meer. Vooral déze kinderen zijn aangewezen op hulp en bescherming van anderen. Kristine moet vluchten Het was al lang niet meer veilig wonen in het dorp Mandimba in Mozambique. Al een paar keer vielen groepjes plunderende soldaten de huizen binnen en namen ze mee wat ze konden gebruiken. Wie zich verzette, werd neergeschoten. De strijd ging tussen de militie Renamo en het regeringsleger en duurde van 1976 tot 1992. Er gingen geruchten dat opnieuw een grote groep soldaten op weg was naar het dorp. Veel mensen pakten hun boeltje en trokken weg. Ook Kristine en haar familie vluchtten weg. Met een klein beetje geld en de gezonde dieren trokken ze over de bergen naar het noorden. Na een week lopen komen ze aan in een grote stad. Er is een geweldige drukte. Dezelfde geruchten doen ook hier de ronde. “De troepen zijn in aantocht,” hoor je overal. Kristine ziet alleen maar gehaaste mensen, bezig met vertrekken. Het beetje geld van haar vader en moeder blijkt niets meer waard te zijn. Er is niets meer te koop. Met pijn in het hart slacht haar vader een schaap om te kunnen eten. Ze besluiten verder te trekken. 16
Op het plein staan al honderden mensen klaar voor de grote uittocht. Opeens klinkt er geroep en geschreeuw. Er breekt paniek uit. Veel mensen rennen in het wilde weg alle kanten uit. Anderen laten zich plat op de grond vallen. Vliegtuigen duiken boven de stad naar beneden. Er vallen bommen, huizen staan in brand. Ook op het plein vallen nu bommen, bovenop de vluchtelingen. Gehuil en gekrijs klinken rondom. Door de rook zien ze geen hand meer voor ogen. Ze rennen zonder te zien waar ze heen gaan. De vader van Kristine roept hard dat iedereen elkaars hand moet vasthouden. Zo hebben ze de grootste kans om bij elkaar te blijven. Half struikelend, af en toe omkijkend, bereiken ze de heuvels buiten de stad. Daar zien ze de stad branden. Hun vee zijn ze kwijt. Even verderop staat een vrachtwagen stil. Tegen betaling kunnen vluchtelingen meerijden. Maar Kristine en haar familie hebben geen geld. Ze moeten lopen. Ze lopen de hele dag in de hitte. In de avond en nacht gaat de tocht door. Tegen de ochtend komen ze aan bij de grens met Malawi. Ze zijn er ... De ontvangst is allerhartelijkst in het kamp waar ze 's avonds aankomen. Ze willen van alles weten, hoe ze heten, waar ze vandaan komen, waarom ze gevlucht waren. En alles wordt op een registratiekaart geschreven. Voordat ze het kamp in mogen, worden ze medisch onderzocht. Dat is natuurlijk om te kijken of ze niet ziek zijn. Stel je voor dat ze een besmettelijke ziekte hebben. Dan zou binnenkort het hele kamp ziek zijn.
Een vluchtelingenkamp
Maar Kristine is ook een beetje bang. Ze zit in een overvolle wachtkamer van de kliniek. In de behandelkamer wordt ze onderzocht. Juist als ze denkt dat de verpleger met haar klaar is, ziet ze een andere vrouw een injectiespuit pakken. Gelaten laat ze haar arm ontsmetten. Ze is zo gespannen dat ze de prik niet eens voelt. Opgelucht beseft ze twee tellen later dat alles voorbij is. Ze heeft een injectie gekregen en niets gevoeld. Als iedereen onderzocht is, krijgen ze een gezondheidskaart. In een groot kampboek wordt bij elk nummer van de woonhut geschreven hoeveel volwassenen in een hut wonen en hoeveel jongens en meisjes. Op deze manier weet de overheid hoeveel vluchtelingen er in het kamp wonen. Ze worden naar een opvangbarak gebracht. Samen met alle andere nieuwkomers. Hier worden ze ingeschreven. Ze krijgen een ruimte toegewezen. Ze moeten zelf een woon- en slaaphut bouwen en een kookhutje. Elke woonhut krijgt een nummer. 17
De regering en de UNHCR (de vluchtelingenorganisatie van de VN) weten waar en aan wie hulp moet worden geboden. In het dorp wonen Malawiërs en vluchtelingen door elkaar. Het is regentijd in Malawi. Net zoals in het dorp Mandimba in Mozambique. Kristine denkt nog vaak aan haar geboorteplaats Mandimba. Aan alle mensen die daar woonden. Aan haar vriendinnen, aan haar ooms en tantes ... Wat zou er met hen gebeurd zijn? Ze weet het niet. Vijf jaar geleden vluchtte bijna de gehele bevolking van Mandimba naar Malawi. De mensen waren zo bang dat ze alles achterlieten. Kristine gaat terug Al weken gingen er geruchten in het kamp dat het weer veilig in Mozambique zou zijn. Een paar mannen gaan vooruit om te kijken of er echt vrede is. Als ze na een paar weken weer terugkomen, loopt het hele kamp uit om de verhalen te horen. Overal staan groepjes mensen te praten. De mannen vertellen dat de oorlog inderdaad voorbij is. Maar er moet wel heel veel gebeuren. Naast de dingen die kapot en verwaarloosd zijn, is er nog iets van de oorlog overgebleven. Er liggen namelijk nog veel mijnen in de grond verstopt. Je ziet ze niet, maar als je er op trapt ontploffen ze. Een vrouw uit het kamp ging de grens over om hout te halen en is zo haar halve been kwijtgeraakt. Er vertrekken steeds vaker kleine groepjes mensen naar Mozambique om te kijken of het veilig is om terug te keren. En op een dag gaat ook Kristine, de zon is nog niet eens op. Ze vertrekken te voet, precies zoals ze gekomen zijn.
Vluchtelingen uit Soedan
Heel veel kinderen raken in een oorlog hun ouders en familie kwijt. De Noorse organisatie Redd Barna (Red de Kinderen) probeert deze kinderen te helpen. Rosa Fernandes helpt de kinderen zoeken. “We maken van elk kind een pasfoto. Die zetten we op een aanplakbiljet. Met dat aanplakbiljet gaan we naar de steden en dorpen. En dan vragen we of de mensen een kind herkennen. En vaak lukt dat. We hebben via deze aanplakbiljetten 2.000 kinderen weer een echt thuis kunnen bezorgen.” In sommige landen heeft 25% van de kinderen een vader of moeder verloren in een oorlog. De kinderen zijn vaak tijden lang bang geweest en vaak zijn ze als ze veilig zijn nog steeds gespannen en verdrietig. Het is belangrijk dat de kinderen kunnen praten over alles wat ze meegemaakt hebben. Dat kan vooral in vluchtelingenkampen en op scholen. 18
KINDEREN EN WERK Artikel 32 van de Rechten van het kind luidt: Kinderarbeid is verboden.
Zoals je al eerder hebt kunnen lezen, zijn er in de Derde Wereld veel kinderen die de hele dag hard werken. Kinderen werken thuis mee, in het huishouden bijvoorbeeld. Ze passen op de kleinere kinderen, zorgen voor de dieren en halen water. Of ze helpen mee op het land. Maar kinderen werken ook voor geld. Ze verkopen dingen als snoep en kranten op straat, en poetsen schoenen. Daarnaast zijn er kinderen die in fabrieken werken.
Een schoenpoetsertje aan het werk
Zij maken lange dagen voor heel weinig geld. De omstandigheden waarin ze moeten werken zijn vaak slecht, de ruimtes zijn donker en er komt weinig frisse lucht binnen. De fabriekseigenaren willen ze maar wat graag aannemen. De kinderen werken hard, zijn handig en klagen niet zo snel. Er bestaan in derdewereldlanden nauwelijks wetten of regels die de kinderen beschermen. Kinderslaven Kinderarbeid komt heel veel voor. Alleen al in India werken op dit moment 55 miljoen kinderen, waarvan 10 miljoen als slaaf. Het worden er zelfs meer, de afgelopen tien jaar is het aantal kinderen dat in tapijtfabrieken werkt drie keer zo groot geworden. Ook in andere Aziatische landen zoals Bangladesh, Nepal en Pakistan komen kinderarbeid en slavernij voor. De arbeidertjes bevinden zich vaak in verschrikkelijke omstandigheden. Ze moeten bijvoorbeeld 16 uur per dag werken. Ze mogen niet rusten of spelen, niet naar buiten en al helemaal niet naar school. Bij het minste of geringste worden ze geslagen. Santosh Kumar was één van hen. Toen hij 7 jaar oud was, stopte er een jeep met drie keurig geklede mannen. Ze gaven hem koekjes en boden hem een bezoekje aan de bioscoop aan. Die beloofde film heeft hij dus nooit gezien. In plaats daarvan werd hij in een smerig hok gezet waar nauwelijks frisse lucht binnen kwam. Daar moest hij slapen, eten en 12 uur per dag tapijten knopen. Uiteindelijk werd hij bevrijd en kwam hij terecht in een opvangcentrum. De bevrijde kinderen kunnen daar naar school gaan en leren om weer een gewoon leven te leiden. 19
Werken in een tapijtfabriek
Iqbal in Pakistan Iqbal Masih was 12 jaar oud toen hij in april 1995 werd doodgeschoten. Hij was met twee vrienden aan het fietsen. Iqbal voerde al een paar jaar actie tegen kinderarbeid en kreeg in 1994 zelfs een grote Amerikaanse prijs voor zijn werk. Hij wilde het geld gebruiken om advocaat te worden. De ouders van Iqbal verkochten hem toen hij vier oud was aan een tapijtfabriek. Ze hadden geld nodig om de bruiloft van een oudere broer te kunnen betalen en leenden geld van de fabriekseigenaar. Om dat terug te betalen moest Iqbal zeven dagen lang, 12 uur per dag als tapijtwever werken. Vijf jaar lang werkte hij in de fabriek, samen met vele andere kinderen. Zij werden regelmatig geslagen, misbruikt of vastgeketend aan het weefgetouw. Alles veranderde toen hij in 1992 tijdens een bijeenkomst over slavernij voor het eerst over mensenrechten hoorde. Hij greep onmiddellijk de kans om zijn hart te luchten. Iqbal stond op uit de menigte en vertelde wat hem en vele andere kinderen was overkomen. Zijn verhaal kwam in de krant te staan. De volgende dag weigerde hij te gaan werken. Sindsdien vocht hij hard voor de vrijlating van andere kinderen. En met succes: tientallen tapijtfabrieken werden gedwongen hun deuren te sluiten en duizenden kinderen werden in vrijheid gesteld. In een interview zei Iqbal dat de rollen tussen hem en zijn baas nu omgedraaid waren: “Ik ben niet langer bang voor hem. Nu is hij bang voor mij.” Hij was al een paar keer bedreigd, voor hij vermoord werd, door mensen uit de tapijtindustrie, die woedend waren over zijn acties. Ook Nepal heeft het Verdrag van de Rechten van het Kind aangenomen en in de Nepalese grondwet staat dat slavernij verboden is. Maar dat wordt nauwelijks gecontroleerd, waardoor fabriekseigenaren gewoon door kunnen gaan met kinderen te laten werken. 20
In de fabriek betekent de term ’ballenjongen’ heel wat anders dan bij Ajax
Moet kinderarbeid verboden worden? Ja, natuurlijk!, zou je zeggen. Toch vinden veel mensen dat je niet zo maar alle kinderen uit de fabrieken en werkplaatsen kan halen. Want dan zouden heel veel families opeens zonder geld komen te zitten. Nu kunnen ze in leven blijven door het geld dat de kinderen verdienen. De armoede zou er juist door vergroten. “Onzin,” zegt Kailash Satyarthi, een ingenieur uit India die zich al vijftien jaar inzet voor de bevrijding van kinderen. Samen met zijn medewerkers hebben ze meer dan 30.000 kinderen gered. “Kinderarbeid is niet het gevolg van armoede, maar juist een van de oorzaken. Voor elk kind dat werkt is er een volwassene werkloos. Bovendien lopen kinderen die werken een achterstand in geestelijke en lichamelijke ontwikkeling op en hebben ze daardoor veel meer kans later als volwassene werkloos te worden. Ouders vinden het vreselijk. In hun wanhoop vertrouwen ze hun kinderen toe aan onbetrouwbare handelaren. Ook worden veel kinderen ontvoerd door handelaren en fabrikanten.” Wat wel helpt, is als mensen in het Westen geen spotgoedkope spullen uit de landen met kinderarbeid kopen. Het begin is er: een ‘kindvriendelijk’ keurmerk voor tapijten.
Een campagne van Unicef (op een spijkerbroek!) tegen kinderarbeid
Schooltje in Pakistan
Op avondcursus Het is bijna donker wanneer een groep kinderen aankomt bij de avondcursus in een wijk van Karachi, een grote stad in Pakistan. De kinderen werken in een tapijtfabriek tegen een heel laag loon. Sommigen weten niet eens wat ze precies verdienen. Vaak neemt een kennis van de familie het geld in ontvangst en geeft het door aan de ouders. Het schooltje is opgezet door een groep jonge Pakistaanse artsen, advocaten en ouders samen met Unicef. Deze groep probeert ook de werkomstandigheden van de kinderen te verbeteren. Pakistan heeft het Verdrag van de Rechten van het Kind aangenomen. Daar staat onder andere in dat kinderen niet mogen werken als ze daardoor niet meer naar school kunnen. Daarom kunnen de kinderen nu 's avonds naar school. 21
WIE HELPT? Het zal je duidelijk geworden zijn dat er nog een heleboel moet gebeuren voordat de Rechten van het Kind voor alle kinderen in de wereld gelden. Dat gaat nu eenmaal niet van de ene dag op de andere. En kinderen krijgen dat bijna nooit zelf voor elkaar, ook in Nederland niet. Daarom zijn er organisaties die voor de rechten van kinderen opkomen en hulp kunnen bieden. Een aantal ben je in dit pakket al tegengekomen, Unicef bijvoorbeeld, en de Noorse organisatie Redd Barna. Een aantal andere organisaties die opkomen voor de rechten van het kind komt hieronder aan bod.
De Kinderrechtswinkel Er zijn in Nederland zeven Kinderrechtswinkels. Kinderen en jongeren tot achttien jaar kunnen hier met juridische vragen terecht voor gratis advies. De gewone rechtswinkels weten vaak niet wat ze met vragen van kinderen aan moeten. Bovendien gaan er niet zo veel kinderen naar toe, omdat ze bang zijn niet serieus genomen te worden of omdat ze denken dat de Rechtswinkel alleen voor volwassenen werkt. De Kinderrechtswinkel vindt het vooral belangrijk dat kinderen serieus genomen worden. “Dat is lang niet altijd het geval,” vertellen Maud en Roos van de Kinderrechtswinkel in Amsterdam. “Er wordt gemakkelijk over kinderen heengelopen, zoals bij een jongen die net een nieuwe walkman had gekocht. Na een week was die al stuk. In de winkel zeiden ze meteen: ja, die heb jij zelf kapot gemaakt. Dat was niet waar. Tegen een volwassene zullen ze zoiets ook niet zo snel zeggen, dus is het niet terecht dat ze dat tegen een kind wel doen. Toen hebben wij die winkel gebeld. Opeens kon het wel gerepareerd worden.” De meeste vragen gaan echter over echtscheiding. “Vooral van kinderen die willen weten of ze de achternaam van hun moeder kunnen krijgen, omdat ze al jaren bij haar wonen en hun vader nooit meer zien of zelfs niet kennen. Ook zijn er veel kinderen die de rechter willen laten weten dat ze na de echtscheiding bij hun moeder of juist bij hun vader willen wonen.” Een rechter hoeft een kind onder de twaalf jaar niet om zijn of haar mening te vragen. De Kinderrechtswinkel adviseert dan om toch een brief te schrijven. “Dan komt het kind hier; als het met vader of moeder komt, dan moet die even een blokje om. Het mag natuurlijk niet beïnvloed worden door een van de ouders. Of het helpt weet je natuurlijk niet, maar het is belangrijk dat je zo hebt kunnen zeggen wat jij wil, want in zo'n situatie voel je je toch al zo machteloos”. De Stichting Kinderpostzegels ondersteunt projecten voor en door kinderen
22
Andere vragen zijn bijvoorbeeld: “Mijn ouders gaan terug naar Marokko. Ik wil in Nederland blijven, want ik ben hier geboren. Kan ik de Nederlandse nationaliteit krijgen?” of “Ik ben van school gestuurd. Nu wil ik toch mijn examen halen. Wat moet ik doen?” De medewerkers van de Kinderrechtswinkel geven advies over wat jouw rechten zijn. Je moet zelf beslissen wat je doet. Ze helpen je met het schrijven van een brief of bellen voor je op. Jammer genoeg kunnen ze je niet altíjd helpen: volgens de wet moet je voor een heleboel zaken toestemming van jouw ouders hebben. De Kindertelefoon Soms heb je het ergens moeilijk mee en weet je niet goed wat je moet doen. Je durft er met niemand over te praten. Wie kan je dan helpen? Bel naar de Kindertelefoon. In het hele land zijn vijftien kantoren van de Kindertelefoon. Kinderen die opbellen hoeven hun naam niet te noemen. Ze blijven anoniem, als ze dat willen. Daardoor durven kinderen en jongeren gemakkelijker over bepaalde problemen te praten. “Het is niet zo dat we hier een stapeltje met kant-en-klare oplossingen hebben liggen,” vertelt Jan van de Kindertelefoon. “Elk probleem is natuurlijk anders. We proberen samen met het kind te kijken wat er precies aan de hand is en wat eraan moet veranderen. Het belangrijkste is dan ook dat je goed luistert. Vaak moeten ze het probleem eens rustig uit kunnen praten. Alles op een rijtje zetten helpt vaak al veel.” Soms is een probleem zo serieus dat één gesprek niet voldoende is. “Ik zeg dan altijd aan het einde van het gesprek: goed dat je gebeld hebt. Je zit met een groot probleem en ik wil er graag samen met je over nadenken.” Er zijn veel kinderen die opbellen. Ze willen geholpen worden bij allerlei problemen. Hun vragen zijn bijvoorbeeld: Ik word op school steeds uitgescholden, wat kan ik daaraan doen? Ik wil niet dat mijn vader of broer aan mijn lijf komt, maar ze doen het toch! Ik ben verliefd en daar ben ik helemaal van in de war. Is dat wel normaal? Mijn ouders hebben steeds ruzie, misschien gaan ze scheiden, wat gebeurt er dan met mij? 23
Defence for Children International (DCI) ‘Defence for Children International’ betekent: verdediging voor kinderen internationaal. En dat is precies wat het DCI doet. In meer dan veertig landen zijn groepen van DCI actief om de rechten van kinderen te verdedigen. Ze zoeken naar manieren en mogelijkheden om de rechten van kinderen te beschermen, bijvoorbeeld door regeringen aan gemaakte afspraken te houden. Als de rechten van kinderen geschonden dreigen te worden, kan DCI ze verdedigen of de kwestie onderzoeken. Dat hebben ze bijvoorbeeld gedaan bij kinderen die in Turkije in de gevangenis zitten en bij adoptiekinderen in Roemenië. Met de onderzoeksgegevens kan DCI de schending van kinderrechten aan de kaak stellen. Ze voeren acties, schrijven brieven en houden demonstraties om regeringen te dwingen hun beleid te veranderen. De DCI-groep in Nederland steunt projecten voor rechtshulp in ontwikkelingslanden. Bijvoorbeeld in Campo Grande in Brazilië. Straatkinderen hebben in Brazilië vaak met politie en justitie te maken. Ze hebben natuurlijk geen geld voor een advocaat. Via het rechtshulpproject kunnen ze er voor zorgen dat de straatkinderen in ieder geval rechtvaardig behandeld worden. DCI-Nederland werkt nauw samen met de Kinderrechtswinkels, met andere afdelingen van DCI en met organisaties die zich inzetten voor de rechten van kinderen. Bijvoorbeeld met Unicef en Amnesty International. Amnesty International Amnesty International werd in 1961 opgericht om vergeten gevangenen uit hun kerkers te halen. Al heel snel waren veel mensen aan het werk, ze schreven brieven, telegrammen en kaarten naar regeringen die onterecht mensen opsluiten en de mensenrechten niet eerbiedigen. Amnesty voert actie, want er wordt nog steeds gemarteld, er vinden nog steeds oneerlijke processen plaats en nog steeds worden mensen ter dood veroordeeld. Een van de belangrijkste middelen die Amnesty gebruikt om gevangenen vrij te krijgen zijn brieven. Brieven gericht aan regeringsleiders.
Elektrische schok in een computergame
Misschien denk je wel dat brieven geen effect hebben. Dat regeringen ze weggooien zonder ze te lezen en niet gevoelig zijn voor druk van Amnesty. Toch is dat niet waar. Amnesty heeft uitgerekend dat één op de drie gevangenen waar zij zich mee bezig houdt eerder wordt vrijgelaten.
Ook kinderen schrijven brieven voor Amnesty International. Vanaf je zestiende kun je meedoen aan de schrijfacties van Amnesty. Op school bijvoorbeeld. En dat is belangrijk, want sommige van de gevangenen die onterecht vastgezet zijn en gemarteld worden, zijn kinderen.
24
AANTEKENINGEN
25
26
MEER OP INTERNET Op de website van het Centrum voor Mondiaal Onderwijs vind je nog meer informatie die je kan helpen bij je werkstuk of spreekbeurt. Je vindt daar tips over hoe je het beste een werkstuk kunt opzetten of hoe je het beste je spreekbeurt kunt inkleden. Ook vind je daar een bronnenlijst en een adressenlijst die horen bij dit scriptiepakket. Ga naar www.cmo.nl of www.maak-een-werkstuk.nl.
27
SCRIPTIESERVICE De Scriptieservice Mondiaal Onderwijs richt zich op leerlingen vanaf 10 jaar. In de reeks zijn meer dan 85 onderwerpen opgenomen over Derde Wereld, Vrede, Milieu en Mensenrechten. Elk pakket bestaat uit 24 pagina's tekst, foto's, tekeningen, strips en/of cartoons. Op de website van het CMO staat een handleiding voor het maken van een scriptie/ werkstuk en bij dit pakket is er een website met aanvullende informatie, nuttige links en voor de leerkrachten een (groeps-)opdracht voor in de klas.
De versie op papier is te bestellen bij: Centrum voor Mondiaal Onderwijs Postbus 9108 6500 HK Nijmegen tel. 024-3613074 e-mail:
[email protected] http://www.cmo.nl Schoolmediatheken, (jeugd)bibliotheken en documentatiecentra kunnen een abonnement op de scriptieservice nemen en ontvangen dan per jaar vijf nieuwe titels.