Kim Putterslezing 2014
Die participatiesamenleving bestaat hier allang!
Dames en heren! Nog 3 weken te gaan en dan zijn onze gemeenten officieel volgens de wet verantwoordelijk voor de meeste zorg aan ouderen, mensen met beperkingen, jeugdigen en mensen op de arbeidsmarkt. De wethouders Zorg zijn de meest machtige bestuurders geworden. De mantelzorger is de held en de keukentafelambtenaar de spil. Staat alles klaar, is de gemeente gereed en zijn de burgers geïnformeerd? Vorig jaar sprak ik bij deze lezing over de participatiesamenleving. De debatten over de decentralisaties en wat gemeenten er aan taken bij zouden gaan krijgen waren in volle gang. Een jaar verder is het zover, het is tijd om met de billen bloot te gaan. Waarom ook alweer decentraliseren, waarom meer eigen verantwoordelijkheid van burgers, waarom de nadruk op burenhulp? In de Troonrede van 2013 werd geprobeerd dat met de participatiesamenleving te duiden. Een jaar lang werd erover gedebatteerd en vroeg het parlement zich af welke visie erachter schuil ging. Het duurde tot april 2014 tot het kabinet met een brief aan de Tweede Kamer kwam – naar aanleiding van de motie Slob – waarin vooral werd aangegeven wat het niet is: geen sturing van bovenaf en minder beknelling van eigen initiatief en ondernemerschap. Minder regels over de kwaliteit en betaalbaarheid van voorzieningen en meer lokale oplossingen en eigen verantwoordelijkheid. Een Troonrede later lijkt de term vervangen door ‘veerkracht van de samenleving’, maar het gaat nog steeds over decentraliseren en eigen verantwoordelijkheid. Nemen wij hier in de Alblasserwaard, in Molenwaard, niet allang verantwoordelijkheid voor elkaar? Wat is er anders? Hoe staat Nederland ervoor? Voordat we op Molenwaard inzoomen bespreek ik de Sociale Staat van Nederland met u. U ziet de publicatie daarover hier staan naast de publicatie Rijk Geschakeerd over de participatiesamenleving. Deze gaat in op de maatschappelijke randvoorwaarden voor participatie: levensverwachting, kansen op werk, opleidingsniveau en ook sport- en cultuurparticipatie. Het is de reality check voor het beleid: is die participatiesamenleving haalbaar en realistisch? De hoofdconclusies uit de sociale staat van afgelopen jaar zijn: We kennen een hoge kwaliteit van leven en scoren goed in alle internationale indexen: koopkracht, veiligheid, zorg en geluk. We leven langer in goede gezondheid. We zijn hoger opgeleid dan ooit. We zijn koopkrachtiger, maar er is ook meer armoede, bijvoorbeeld onder 400.000 kinderen. Er is echter ook een stapeling van problemen met gezondheid, inkomen en kansen op werk in 6% van de bevolking (eenoudergezinnen, bijstandsmoeders, niet westerse allochtonen). Dus: Het gaat goed met de meeste Nederlanders, maar met een deel niet. De verschillen nemen toe. Dat heeft gevolgen voor de participatiesamenleving, die gaat over meedoen in arbeid, zorg, vrijwillige inzet en bij het beïnvloeden van beleid of de wijk. Om dat allemaal tegelijkertijd te doen is een arbeidsmarkt nodig die flexibeler is, een onderwijssysteem dat mensen weerbaar en wendbaar maakt, een politiek systeem dat mensen inspraak geeft en een omgeving die sociaal betrokken is. Ik loop de uitdagingen met u langs. Maatschappelijk leven wijzigt fundamenteel, ook in de AV Lange tijd bleef het groeiend aantal 65 plussers met een term als ‘vergrijzing’ een beetje toekomstmuziek. Het is nu realiteit, we zijn vergrijsd. Lange tijd bood een gezondere 1
levensverwachting een wenkend perspectief om meer dan 80 jaar oud te worden. Het is nu realiteit, we worden oud. Lange tijd bood het onderwijssysteem perspectief aan lager opgeleiden om hogerop te komen en verder te studeren. Het is nu realiteit. Laten we dus de feiten onder ogen zien. Decentraliseren is enerzijds het gevolg van een Rijksoverheid die er niet in is geslaagd de problemen aan te pakken, maar ook omdat maatschappelijke trends in die richting sturen. Uitdaging 1: Meer 65 plussers. De Nederlandse bevolking is steeds hoger opgeleid. We leven daardoor langer in goede gezondheid, zijn geëmancipeerder dan voorheen en vinden aardig onze weg in de kennissamenleving. Mannen worden bijna 80 jaar oud in Nederland en vrouwen bijna 83 jaar. Het verschil wordt iets kleiner, wat vooral door toegenomen arbeidsdeelname en roken onder vrouwen komt. Richting 2040-2060 betekent het dat er van 2,6 miljoen 65 plussers in 2014 een groei ontstaat naar circa 4,8 miljoen mensen. Van die groep zal ongeveer de helft boven de 75 jaar oud zijn. Dat is ongeveer evenveel als we nu aan 65 plussers kennen. Deze groep is koopkrachtiger, geëmancipeerder, hoger opgeleid en ook eigenwijzer dan ooit. Dat is een groot goed, maar roept ook vragen op. Binnen de groep zijn er naast mensen die hulp nodig hebben, omdat ze chronisch ziek zijn en niet meer kunnen werken, ook nog veel mensen die elkaar willen ondersteunen. Een soort ouderen voor ouderen. Je zit niet altijd op een 20-jarige in huis te wachten. Uitdaging 2: Evenveel meer hoog als minder laag opgeleiden. Hoe dat te matchen met werk, ook voor mensen met beperkingen? Het totaal van de bevolking is steeds hoger opgeleid. Het aandeel hoogopgeleiden (hbo, wo) in de bevolking van 25-64 jaar nam in het eerste decennium met 8 procent toe. Het aandeel laagopgeleiden (basisonderwijs, vmbo) daalde met 8 procent. Het onderwijssysteem scoort goed aan de onderkant, want er zijn weinig slechtpresteerders en uitval wordt steeds meer bestreden, maar ook weinig hoogpresteerders. De inzet is zowel op excellentie in het hoger onderwijs, als in vakmanschap in bijvoorbeeld het mbo. Dat is nodig, want een leven lang leren en het afstemmen van zorg en werk, betaald en onbetaald werk is een onmisbare schakel in de participatiesamenleving. Daar heb je onderwijsinstellingen en bedrijfsleven bij nodig. We zijn nog teveel op hoger onderwijs gefocust en te weinig op vakmanschap en het leren in de praktijk. In Alblasserdam zag ik bovendien hoe de koffie door mensen van de sociale werkplaats wordt ingekocht en rondgebracht bij winkels en de gemeente. Ook dat is participatie. Uitdaging 3: vrijwillige inzet in o.a. sport en cultuur. Een derde uitdaging is gelegen in de betrokkenheid van Nederlanders bij hun leefomgeving. De vrijwillige inzet is al fors. Wij brachten een paar weken terug het Rapport Verenigd in Verandering uit, waaruit bleek dat mensen nog wel degelijk lid willen worden van verenigingen, of zich willen binden aan activiteiten en belevingen. Maar niet aan duurzame relaties met vakbonden, politieke partijen of kerken. De focus ligt op actie en activiteiten en een doel. Het is belangrijk om te kijken hoezeer mensen daarin vrijwillig participeren. In de stad zien we dat 25% van de bevolking vrijwilligerswerk doet, waarvan zo´n 6% 1 tot 2 uur per week, het grootste deel tussen de 2 - 7 uur en een klein deel tot of meer dan 14 uur per week. In vergelijking met de stad is er zeker in dorpen echt een participatiesamenleving. Die bestaat er bijvoorbeeld uit dat bewoners er vaker vrijwilligerswerk doen voor hun sportclub, die vaak anders zou moeten sluiten, maar ze doen ook vaker vrijwilligerswerk voor kwetsbare groepen en bij bijvoorbeeld festivals. Het is voor u herkenbaar. In de voorbereiding is een groot aantal mooie initiatieven aan me voorbij gekomen, zoals de Korenmolen De Regt, de molen in Nieuw Lekkerland die door een groep vrijwilligers geheel is gerenoveerd, inclusief nieuwe kap. Maar ook de realisatie van de Dierenweide in Nieuw Lekkerland was onmogelijk zonder vrijwilligers, net als het voortbestaan van de zwembaden in Nieuw Lekkerland 2
en Groot Ammers. Actieve zwemmers en vrijwilligers weten door zelfwerkzaamheid de kosten te drukken en het zwembad open te houden. En de zogenaamde ZAP projecten krijgen veel wijkbewoners op de been om het zwerfafval in de wijk met grijpers op te ruimen. Mensen hebben heel wat over voor een fijne leefomgeving, zeker hier. Ook voor de cultuursector is de verbinding met deze bereidheid tot vrijwillige inzet een enorme kans. Ondanks dat veel mensen vinden dat de overheid er niet teveel geld aan moet uitgeven, hebben mensen er zelf veel voor over. Uit ons onderzoek blijkt dat een derde van de bevolking (van 12 jaar en ouder) een vorm van steun aan de culturele sector rapporteert. Circa één-op-de-tien als vrijwilliger, eveneens circa één-op-de-tien als lid van een vriendenvereniging en circa één-op-de-vijf als donateur. De steun varieert dus van eenmalige hand-en-spandiensten of een tientje voor een festival of vereniging, tot structurele bestuurstaken voor, of een substantiële donatie aan een podium of gezelschap. Steun aan het culturele veld komt vaker voor onder ouderen, hoger opgeleiden, plattelanders, beter gesitueerden en westerlingen dan onder hun tegenvoeters, dus jongeren, lager opgeleiden, stedelingen, minder gesitueerden en niet-westerse allochtonen. Veel jonge mensen zijn vrijwilliger rond bijvoorbeeld pop en niet automatisch in klassiekere vormen van cultuur. Maar ze willen wel. Trend 4: meer mantelzorg en vrijwilligerswerk in de zorg. Er zijn ook in de zorg al ongelofelijk vele mensen die zich inzetten. De mantelzorg is niet een keuze, je rolt erin. Je partner of ouders worden ziek en je gaat ervoor zorgen. Niet dat dit vanzelf gaat, want het kost tijd, geld en energie en niet iedereen houdt dat even goed vol. Er is soms tijdgebrek, kinderen wonen niet meer altijd om de hoek bij hun ouders, er zijn geldtekorten en mensen leveren soms zelf dagen in op het werk om de zorg te kunnen geven. Maar het is veelal geen vraag of iemand het wil of moet doen. De mantelzorger noemt zich ook meestal niet zo. Dat is wel een belangrijk inzicht. Uw mantelzorgondersteuningsfolders bij loket burgerzaken of op de website komen niet automatisch bij de mensen aan als ze zich er niet door aangesproken voelen. Een wijkverpleegkundige of huisarts heeft beter zicht op wie door de hoeven zakt en steun nodig heeft. In totaal zijn er dik 3,5 miljoen Nederlanders die het doen, waarvan 1,1 miljoen meer dan 8 uur per week langer dan 3 maanden, dus structureel. Dat is fors. Er komen nog zo’n anderhalf miljoen mensen bij wie ervoor kiezen om vrijwilligerswerk in de zorg te doen, dus klusjes in huis, formulieren invullen, medicijnen halen of vervoer. We denken dat de aantallen nog hoger liggen en komen binnenkort met nieuwe cijfers. In deze regio liggen de getallen hoog. De AV is een regio waarin mensen veel voor elkaar en voor buren zorgen, de kerken die een belangrijke rol innemen en het verenigingsleven. We zien dat op zeer veel manieren terug. Bijvoorbeeld in de open eettafels in Groot Ammers die al hun 6 jarig bestaan vieren. Daar komen gemiddeld 65 gasten de 1e woensdag van de maand eten. Maar ook de zwembus voor ouderen die nu door senioren zelf geregeld wordt. Jongere senioren rijden met auto’s nu de gemeente geen touringbus meer betaalt. Deels dus financieel ingegeven, maar het levert ook onderling goed contact op. Als we bij u kijken wie vooral al die klussen doen dan zien we het volgende. Het zijn meer vrouwen dan mannen, waarbij vrouwen zorgtaken op zich nemen en mannen vaker vervoer, klusjes en formulieren invullen. In kerkelijke gemeenschappen vindt ook vaker mantelzorg plaats en er zijn wat verschillen naar leeftijd. Jonge mensen willen liever kortdurende klussen doen dan zich langdurig committeren. Belangrijk om dit allemaal te weten en te kijken hoe je mensen aanspreekt! Trend 5: Digitalisering en medialisering. Dat brengt me bij een vijfde uitdaging, namelijk het veranderend mediagebruik. Hier ziet u een aantal cijfers uit ons MediaTijdonderzoek met o.a. de NPO. Opvallend: We zijn weer meer TV gaan kijken, 3
maar gebruiken uiteraard ook meer internet. Het is een massieve ontwikkeling die het sociale, culturele en economische leven beïnvloedt: inmiddels besteden 8.40 uur per dag aan mediagebruik en het multi tasken is daarbij normaal geworden. We werken, leren, zorgen en genieten in combinatie met mediagebruik. Hier liggen grote uitdagingen. Je ziet meer focus op beleving, ook bijvoorbeeld in de culturele sector en bij dorpsfestivals, naast het wijknet in de zorg. Mensen willen meer informatie vooraf en een beleving via internet ook achteraf. Mediagebruik biedt kansen voor zorg en onderwijs, en voor gemeentelijke dienstverlening. De maatschappelijke trends zetten de verzorgingsstaat onder grote druk, maar zorgen er tegelijk voor dat de participatiesamenleving er gewoon al is. Hoe doen we dat hier? De regio AV tussen de wijk en de wereld Het onbehagen over de bredere ontwikkelingen in de economie en de wereld doet het kleine dat dichtbij is weer meer waarderen. Naarmate mensen meer betrokken zijn bij wat er in de wijk gebeurt groeit de tevredenheid. Dat bleek uit recent onderzoek van het AD onder 100.000 inwoners, ook in deze regio. Mensen waarderen hun buurt en hun wijk en geven dat een dikke 7,5! Er zijn in Nederland wel geografisch grote verschillen. De economie en arbeidsmarkt zijn veelal levensader voor vitaliteit in een regio. Als we kijken naar opleiding, gezondheid en inkomen dan zien we met name in verder van de stad gelegen dorpen een daling in wat we bij elkaar de sociale status noemen. Daar is sprake van krimp, doordat bedrijvigheid en jonge hoog opgeleide mensen wegtrekken. De dorpen dichtbij steden doen het aanzienlijk beter. Jonge hoog opgeleiden wonen daar juist en werken in de stad. De uitgaven aan zorg drukken dus zwaarder op de krimpregio’s. Bedrijven, scholen en gemeenten staan voor een belangrijke maatschappelijke opdracht. Er is geen uniforme aanpak mogelijk, die vanuit Den Haag wordt aangestuurd. Het vraagt om een overheid die samenspraak met instellingen en bedrijven organiseert en de kansen van krimp opzoekt, zoals een aantrekkelijk gebied te zijn voor ouderen en daar horeca, deeltijdbanen en vrijwilligerswerk op af te stemmen. Een ziekenhuis is vaak de grootste werkgever, met de meeste deeltijdbanen en opleidingsplaatsen, meeste vrouwen in dienst en vertakkingen naar wijken. Daar moet je op inzetten.
Wat is daar ideaal gesproken voor nodig, wat verwachten we van de politiek, van journalisten, van ambtenaren en van inwoners? Ik neem u mee in mijn gedachten daarover…… I] De ideale lokale politiek die nodig is…. Enerzijds kiezen we volksvertegenwoordigers in een representatieve democratie. Anderzijds worden we in de participatiesamenleving bijna dwangmatig opgeroepen om in een doe-democratie te participeren. We moeten zelf in de wijken de mouwen opstropen. Maar kan een gemeenteraad overrulen wat daaruit komt? Kamerleden doen dat. En we weten wat dit voor effect op het vertrouwen heeft: structureel onder de 40%. U ziet aan de bovenste lijnen dat er vooral veel vertrouwen is in de rechter, in grote bedrijven en in de media (rond de 65%). Er liggen dus in een meer lokale verzorgingsstaat met een grote rol voor de lokale politiek ook flinke teleurstellingen op de loer als we niet anders gaan nadenken over de werking van onze democratie. De Vlaamse politicoloog David van Reybrouck geeft scherp aan dat de representatieve democratie zich teveel heeft ontwikkeld als een selectiemechanisme voor hoger opgeleide experts die een elite op zichzelf worden die voor de grotere gemeenschap steeds minder herkenbaarheid heeft. De sterk opgekomen lokale partijen weten vaak wel meer groepen mensen aan zich te binden. We zijn hoger 4
opgeleid, meer geëmancipeerd en de media-mogelijkheden zijn onbeperkt om betrokken zijn. Van Reybrouck pleit voor het samenstellen van een democratische arena door loting, eventueel voorlopig naast een representatief deel van de arena. In Amersfoort hebben ze na de raadsverkiezingen zo 1000 inwoners bij elkaar gezet die met elkaar de prioriteiten voor de gemeenteraad bepaalden. De raad committeerde zich daaraan en gaat nu zelf over de voorstellen. Waarom zou dat geen democratie zijn? Wat is er mis mee? Voorlopig komen onze wethouders nog uit regionale gemeenschappelijke regelingen met handen in het haar bij hun raad terug, omdat bij meerderheid anders is besloten. Het democratisch gat wordt vergelijkbaar groot als bij de EU, waar ministers hetzelfde overkomt als ze uit de Europese Raad terugkomen. Als gemeenten bovendien aan de leiband van Haagse regels moeten lopen en geen ruimte krijgen voor eigen beleid en eigen inkomsten, komt er van de decentrale filosofie niets terecht. Als mensen dan ook nog verantwoordelijkheid voor problemen rond veiligheid en zorg in de eigen wijk doorgeschoven krijgen dan heb je als burger wel het gevoel dat je bij het kruisje van de lokale beleidsplannen moeten tekenen. Democratisch voelt dat niet. De fundamentele doordenking van ons Huis Van Thorbecke vormt dus de achilleshiel voor de omvorming van onze verzorgingsstaat. Dit lijkt wel HET moment is om een stap verder te gaan. Gekozen burgemeesters en referenda wellicht, maar vooral de mogelijkheden benutten van ICT voor echte burgermacht. Er zijn in deze regio al mooie voorbeelden. Zoals de diverse nieuwbouwprojecten waarbij toekomstige bewoners zelf de rol van ontwikkelaar kunnen innemen. Of het starten van een openbaar bos op het terrein van een grootgrondbezitter. En ook de wijze waarop inwoners bij de bezuinigingen hebben kunnen aangeven dat ze actief willen zijn in het groen in de wijk is een mooi voorbeeld. Toch is er een keerzijde, want wat doen de gemeenteraden in de regio nu echt anders? Het kan niet alleen gaan over het betrekken van burgers bij stoeptegels of bij het verdelen van bezuinigingen, maar juist ook bij de dagelijkse dingen. Burgers komen er onderling echter ook niet altijd uit. U hoeft maar naar de rijdende rechter te kijken om te zien wat dat betekent. U hebt een overzichtelijk landschap van gemeenten in de AV. Die zitten niet altijd op 1 lijn, de een heeft de focus richting Dordrecht en de ander richting Gorinchem of Brabant, maar u weet elkaar uiteindelijk snel te vinden. Laat dat ook zien bij democratische vernieuwing, experimenteer met meer burgermacht in de regio en in de wijk! II] De ideale journalist die nodig is…… Daar is goede informatie voor burgers voor nodig. Daar heb je ook journalisten bij nodig. Zijn die lokale en regionale journalisten er nog? Zitten ze nog bij raadsvergaderingen, of zijn dat er in het werkgebied zoveel geworden dat het via tweets van raadsleden gevolgd moet worden? Onafhankelijke en kritische pers is van levensbelang voor de democratie. Waarom? Om dat duidelijk te maken maak ik een uitstapje en neem ik u mee terug naar augustus van dit jaar. De ramp met de MH17 schokte nog na. De periode erna bracht mij terug bij een cruciale gebeurtenis uit mijn jeugd, op de middelbare school, de Willem de Zwijger Scholengemeenschap in Papendrecht, eind jaren tachtig. Terwijl het einde van de Koude Oorlog in zicht was gaf mijn geschiedenisleraar - meneer Kalb - mij een belangrijke levensles mee: machthebbers creëren een gezamenlijke vijand en schotelen het brede publiek graag een ander of beperkt beeld van de werkelijkheid voor om te voorkomen dat ze hun macht kwijtraken. Aan de ene kant van het klaslokaal hing de wereldkaart volgens de SovjetUnie, aan de andere kant de wereldkaart volgens de Verenigde Staten. Een schok ging door het klaslokaal, omdat de verschillen zo groot waren. De Sovjet-Unie had zich zoveel groter in de wereld gepositioneerd en de Verenigde Staten zichzelf zoveel centraler. Het was het bewijs dat machthebbers 5
goochelen, en niet alleen met wereldkaarten. Nog meer confronterend was achteraf bezien onze onmiddellijke achterdocht richting de Sovjet-Unie. Alsof de Verenigde Staten meer gelegitimeerd waren zichzelf als centrum van de wereld te zien. Kort daarna ging ik vanwege de val van de Berlijnse Muur tijdens de vakantie met vrienden van de scouting uit Hardinxveld-Giessendam – toen nog de Lutinegroep - die muur voorbij. Richting het ‘onpersoonlijke en grauwe’ Oosten. De westerse (inclusief Nederlandse) media, de school en de straat hadden ons jarenlang voorgeschoteld dat daar niet zoveel moois te beleven viel. Milieuvervuiling, kale gebouwen, lege schappen, knorrige mensen en beperkte mogelijkheden om te zeggen wat je wilde. Dat was het onvriendelijke beeld dat we hadden. De tegenstelling bleek groot toen we er met eigen ogen een kijkje namen. Wat was het mooi in Polen, vriendelijk in Tsjechië, hip in Slowakije en spannend in Slovenië. We genoten van de natuur, de mensen en de grote hoeveelheid potentiële vriendschappen die er voor het oprapen lagen. Waarom kenden we dit niet, vanwaar onze beeldvorming? Waarom is de journalist niet ook de leraar die burgers elkaars vooronderstellingen toont. En vervolgens samenspraak stimuleert? Zo gaat dat dus. Beeldvorming over wat vreemd en vijandig is, ontstaat sluipenderwijs. Het gebeurt van Oost tot West, van Noord tot Zuid, en het is van alle tijden. Ik dacht even dat dit kritiekloos aanvaarden minder kansrijk was nu we een mediamaatschappij zijn geworden. We kunnen immers zelf nagaan of het wel klopt wat onze machthebbers voorschotelen. Zeker ook lokaal! We kennen iedereen en kunnen veel natrekken. De snelheid waarmee sociale en geschreven media gebeurtenissen verslaan maakt echter duidelijk dat je met beelden, tweets en one-liners nog meer halve waarheden kunt verkondigen. De tijd is er voor journalisten vaak niet meer om grondig onderzoek te doen. We verbazen ons dan wel over de vertekende waarheid die de Russische media verkondigen over de geopolitieke verhoudingen na de vliegramp, maar nauwelijks over de wijze waarop wij over Russen spreken. Op de Russische TV lijkt alsof de NAVO op korte termijn Rusland binnenvalt, bij de NOS valt Rusland elk moment Oekraïne binnen. Als beelden bewust worden geregisseerd dan is dat manipulatie. Als het onbewust gebeurt dan is het luiheid van media of onmacht van machthebbers om hoor en wederhoor toe te passen, en van onszelf door die de beelden klakkeloos voor waar aannemen. Het gevaarlijke effect is dat het afwijken van de gedeelde opvatting over de werkelijkheid steeds minder wordt geaccepteerd. Je bent tegen de Russen en voor het westen, of andersom. En zo werkt dat dus ook bij u. We moeten dus de kritische vragen blijven stellen als de zoveelste stelling of opvatting over ‘de’ waarheid via twitter, politieke persconferenties of media voorbij komt. De ideale journalist stelt die vragen. III] De ideale ambtenaar die nodig is……. Democratie gaat ook om een deskundige ambtenarij. Hoe beoordeel je of de overheid nog voor zwakkeren zorgt als het overal anders gaat? Smart wordt er nog niet overal gewerkt, dus toetsbaar is het ook nog niet zo. Wij zijn bij het SCP in samenwerking met het Rijk en de VNG met de monitoring in en van het sociaal domein bezig. Dat is nog best lastig, want waar let je op en wat vinden mensen echt belangrijk. Gaat het dan ook lukken? Ook voor het antwoord op deze vraag neem ik u even mee terug in de tijd. Dit plaatje is de kaft van het rapport De wil tot verschil. Van de VNG commissie Bovens 2006 waarvan ik destijds lid mocht zijn. Over het maken van verschil tussen gemeenten, tussen wijken, tussen mensen. In dienstverlening en in 6
partnerschappen. Minder uniformerende regelgeving van het Rijk. De tekenaar – Paul Kusters – gaf het aan: De bordjes werden langzaamaan verhangen, maar moeizaam. Er is nog veel focus op uniformiteit. Niet alleen bij het rijk, ook bij gemeenten die twijfelen hoe groot de verschillen in voorzieningen kunnen zijn. Gelijkheidsdenken zit er diep in. Er zijn in 2014 wel wat dingen anders. Er is meer sense of urgency dat het anders moet met meer betrokkenheid van en participatie door inwoners. Er is meer besef dat we in grote veranderingen zitten, dat we meer eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. Maar toch is er ook gelijkenis, want… Zal monodam opnieuw terugkeren? Zal het rijk zich in kunnen houden met uniformerende regels als er dingen mis gaan? Zullen gemeenten het aandurven om echt verschil te maken? Om nog meer regels te voorkomen moet u in de lead. De lokale ambtenarij en politiek moeten het hierover hebben: Hoort tafeltje dekje bij goede zorg, en de wijkverpleegkundige? Gaat het over verwaarlozing en vereenzaming? Hoe kijken we aan tegen psychische hulp? De verschillen per dorp, stad of regio en daarbinnen per wijk zijn dan van belang. Het geheel vraagt om nogal wat ambtelijke deskundigheid om alle informatie te wegen en dat te vertalen naar keukentafelgesprekken, naar wat mensen nodig hebben en wat voor wijken goed is. Dat ambtelijk apparaat staat onder druk en er wordt op bezuinigd, er is steeds minder vakinhoudelijke kennis aanwezig omdat die is geprivatiseerd of op afstand gezet, maar in de klassieke Weberiaanse uitleg is een inhoudelijk deskundig ambtelijk apparaat cruciaal voor een goed functionerende democratie. Er zal geïnvesteerd moeten worden in kennis en kunde, of in andere kennis en kunde dan nu soms aanwezig is. Hebt u dit al in huis? Of hebt u bij de verkiezingen in maart alleen maar minder beloofd? Laat me een voorbeeld geven. Politici en beleidsmakers vechten tegen het beeld dat mensen verplicht zouden worden om hun ouders of buren lichamelijk te verzorgen. Ook blijft lijfelijke zorg verzekerde zorg. Want waar leg je de grens, in informele contacten of aan de keukentafel? Hoeveel bevoogding pas je toe en op basis van welke kennis of welk mandaat? Hoe schat je in of iemand professionele hulp nodig heeft. Want wie schat in, indiceert, weegt af, beslist en controleert? Aan de keukentafel komen heel wat vragen voorbij: Kan een familielid mantelzorgen? Kan een buurman een boodschap doen of wat hulp in het huishouden? Er wordt meer van mensen zelf en van hun familie verwacht. Dat gaat over mantelzorg, waarbij een langdurige zorgrelatie ontstaat en er tegelijk steeds meer huishoudelijke taken bij de mantelzorger terechtkomen. Het gaat ook om vrijwilligers die kortdurend en meer afgebakend ‘klusjes’ doen, zoals een boodschap, een keer de ramen zemen voor de buren of iemand naar de dokter brengen. De bereidheid onder Nederlanders is desgevraagd groot om dit allemaal te doen. Als je echter doorvraagt dan zitten er heel wat haken en ogen aan vast. Uit onze evaluatie van de Wmo blijkt dat het aantal mensen dat mantelzorg en vrijwilligerswerk verricht toeneemt, maar ook dat de professionele zorg en de kosten (nog) niet afnemen. Het komt er dus vaak bij. Waar komt dat door? In de eerste plaats is het er niet altijd. Mensen willen wel zorgen voor directe familie en soms voor buren, maar niet voor zomaar iedereen. Het maakt veel uit om wat voor activiteit het gaat en voor wie. Bij familie is het vaak vanzelfsprekend. Bij buren worden de meeste mensen namelijk al minder stellig dat ze zorgtaken op zich willen nemen, al ligt de bereidheid hier hoger. Als het gaat om onbekenden in een wijk verderop dan is die bereidheid grotendeels verdwenen. In de tweede plaats lukt het niet altijd. De mantelzorg komt namelijk grotendeels op dezelfde groep neer, ik liet dat al zien. Dat zijn veelal vrouwen van boven de 45 jaar oud. Zij gaan steeds meer zorgen en daar soms zelfs minder voor werken. Ze leveren ADV dagen of salaris in, maar de druk wordt regelmatig te groot om het allemaal voor elkaar te krijgen. Een grotere groep mensen is wel bereid om 7
vrijwilligersactiviteiten te doen, maar ook dat lukt niet altijd in combinatie met andere werkzaamheden. Veel mensen zijn al enorm druk. In de derde plaats is het niet altijd de beste oplossing. Dit raakt de ethiek van de ouder-kindrelatie. In die privésfeer is niet alles vanzelfsprekend. Het is niet altijd wenselijk om het zorgen af te dwingen, zeker als dat de afhankelijkheidssituatie tussen ouders en kinderen verder versterkt. Een beroep op de kinderen is niet altijd wenselijk als deze te ver weg wonen. Dat is veel vaker dan vroeger het geval. Het is dan niet met werk te combineren en het leidt eerder tot zwaardere belasting van een gezin dan tot een oplossing. Het voorbeeld van de billen van de buren laat zien dat er meer nodig dan een eenzijdig pleidooi voor mantelzorg. Gaat de Wmo-ambtenaar erop sturen om voor de buren te zorgen, of blijft het bij een appel? Het eerste leidt tot een bevoogdende overheid die de vrijwilligheid oplegt, iets dat door weinigen ideaal gevonden wordt. Als het blijft bij het moreel appel, dan is het inzicht belangrijk in wie mantelzorg verleent, wie dat bereid is te gaan doen en waar dat niet kan of onwenselijk is. Het vraagt om een deskundige en betrokken ambtenarij, om inspraak van burgers en om een transparante politiek. IV] De ideale inwoner…. die is er al!? Het is nu heel verleidelijk om u aan te kijken. Want laten we eerlijk zijn. De participatiesamenleving is hier allang. Mensen zorgen altijd al voor elkaar, de sociale verbanden zijn sterker dan elders. Er is een actief verenigingsleven. De dorpshuizen worden door vrijwilligers in stand gehouden. Van de speeltuinverenigingen is zo’n beetje iedereen lid. De kerken zorgen voor veel steun. Er zijn jaarlijks terugkerende evenementen zoals kaarsjesavond in Nieuwpoort met waxinelichtjes door de hele vesting. En er zijn buurtbussen met vrijwillige chauffeurs die het beperkte openbaar vervoernet aanvullen. Maar ook de minder zichtbare activiteiten zoals de mensen die boeken te leen aanbieden in boxen in hun voortuin. Mensen die de berm rond de eigen woning maaien of het ijs vegen in de winter. De vrijwilligers in bibliotheken. Een site met ruilbeurs van diensten tussen inwoners. Ik noemde al uitvoerig de mantelzorgers en vrijwilligers in verpleeg- en verzorgingshuizen. Dan heb ik het nog niet over de ruim 100 mensen die structureel via de dorps overleggen en de Wmo adviesraad participeren in het beleid. Allemaal participatiesamenleving. U hebt geen Rijksoverheid nodig die u dit komt vertellen. Het kan ook keerzijden hebben, want mensen van buiten of van een andere kerk vinden niet altijd meteen de hulp die nodig is. Of worden niet altijd betrokken. Het gevaar is dat het bovendien altijd dezelfde mensen zijn die hun mond open doen of het beleid proberen te beïnvloeden. Wat vinden andere inwoners daar eigenlijk van? En bovendien als het bijvoorbeeld om wijkveiligheid gaat blijft de politie belangrijk om op terug te kunnen vallen en wil je ook niet dat mensen met de grootste mond bepalen wat er gebeurt. De uitsluiting van mensen is iets waar we dus steeds goed over na moeten denken. En het recht van de sterkste kan ook niet het hoogste doel zijn. Het recente AD onderzoek onder de 100.000 mensen – ook in deze regio - liet zien dat de meerderheid positief is over de eigen omgeving en wel degelijk iets op al die terreinen van zorg, vrijwilligerswerk, wijkveiligheid of openbaar groen voor elkaar over heeft. Ideale inwoners zoals u vragen dus wel om een participerende overheid die zich inleeft in wat burgers beweegt en ondersteunt waar dat nodig is. In de politiek en aan de keukentafel moeten besluiten eerlijk en goed genomen worden. Daar moeten participerende burgers op kunnen rekenen. Voor het vertrouwen daarin zijn nieuwe vormen van democratie, ambtelijke deskundigheid en objectieve 8
journalistiek nodig. U bent op veel fronten een voorloper, maar waarom niet nog een tandje erbij de komende tijd. Geef uw inwoners echt meer invloed, experimenteer met nieuwe vormen van democratie in de regio. Waarom niet eens op basis van loting van mensen uit de GBA een beslissing aan de raad voorleggen? Koester uw/ onze participatiesamenleving.
Dank u wel.
9