Kijktafel 2015 Als God onze vader is, zijn we allemaal broer of zus
Kijktafel-serie 2015:
Als God onze vader is, zijn we allemaal broer of zus
De kijktafel voor dit jaar bestaat uit een serie van 6 opeenvolgende kijktafels. Je kunt ze gebruiken tijdens de veertigdagentijd, deze duurt zes weken. De laatste, zesde, kijktafel is bedoeld voor de Goede Week en eindigt met een ‘Paastuin’. Maar je kunt ze ook stap-voor-stap gebruiken bijvoorbeeld in de zes dagen voordat jullie op school Pasen vieren, waarbij de kijktafel van dag tot dag verandert en groeit. Je kunt ook een of meer kijktafels uitkiezen en dus met een selectie werken. Kijk wat je aanspreekt en wat voor jouw groep meer geschikt is. De kijktafel heeft dezelfde basis als de kijktafels van 2013 (Vasten) en 2014 (Barmhartigheid) en maakt voor een groot deel gebruik van dezelfde spullen (dienblad, zand, steentjes en poppenhuis-poppetjes) Basisbenodigdheden • Een groot vierkant dienblad gevuld met een laagje zand. • Een paarse stompkaars. • Een klein klimop-plantje (hedera) of enkele klimop-ranken in een klein vaasje. • Een paars kleed of paarse decoratiestof.
Toelichting In de christelijke kerken is paars de kleur die bij de veertigdagentijd hoort. Het is de kleur van bezinning en inkeer. Het is een rustige, sobere kleur. Het helpt je nadenken over wat er anders en beter kan in je eigen leven en in onze samenleving. Hoe kan jij je steentje bijdragen? Het zand staat symbool voor de woestijn. Het is een plek waar je niet afgeleid wordt. Waar je tot rust kan komen. Je bent er alleen in de stilte. Het is ook de woestijn waar het Joodse volk, na de uittocht uit Egypte en op weg naar het Beloofde Land, leerde om ‘Gods volk’ te zijn en leerde de Tien Geboden in ere te houden. Zo waren ze goed voorbereid om het beloofde land in bezit te kunnen nemen. Hedera, klimop Klimop is een altijd groenblijvende plant. Ze is bijna onverwoestbaar en hecht zich overal aan vast. Klimop staat symbool voor de trouw van God aan ons en voor onze trouw aan elkaar.
1
In de groep: beginritueel bij elke stap • Zet de kijktafel op een tafeltje centraal in de kring. Zo kan iedereen van je groep eromheen zitten en hem goed zien. • Als iedereen rustig zit, steek je de kaars aan. Als het vlammetje brandt, komt de kijktafel tot leven en kan de les rond de kijktafel beginnen. • Je kunt bij het aansteken op een rustige toon iets zeggen, bijvoorbeeld: ‘We steken het licht van de kijktafel aan, zo komt onze kijktafel tot leven. We gaan vandaag weer iets beleven. Dat we ervan onthouden wat voor ons belangrijk is.’
STAP 1 Als God onze Vader is... Nodig • (Witte) kiezelsteentjes, deze zijn goed verkrijgbaar, bijvoorbeeld in het tuincentrum (decoratiesteentjes) of in de dierenwinkel bij de aquariumspullen. Een alternatief hiervoor zijn glassteentjes. • Een ‘diamant’, een prisma van glas. Misschien hebben jullie deze al thuis of is een dergelijk prisma aanwezig op school. Ik vond deze in een winkel voor woondecoratie, maar zag ze ook in een kraampje op de markt en tussen de kerstdecoraties in het plaatselijke tuincentrum. Prisma’s zijn ook via internet te koop. Bijvoorbeeld: www.spirituelewebwinkel.nl/c-864507/prisma/ of www.devata-shop.nl/webshop/regenboogkristallen/p385-diamant-geslepen-wit.html
2
Vooraf • Leg met behulp van (witte) kiezelsteentjes of glassteentjes de vorm van een kruis op de kijktafel. Zo ontstaan er een ‘midden’ en vier ‘vakken’ waar in de volgende stappen telkens iets gaat gebeuren op de kijktafel.
In de groep • Ga rond de kijktafel zitten en steek - als iedereen rustig zit - de kaars aan met het vaste ritueel. • Vraag aan de kinderen wat er op de kijktafel te zien is. • Onthoud wat er gezegd wordt en verwijs daar eventueel naar in de loop van de les. • Vertel aan de kinderen dat jullie het vandaag over God gaan hebben. • Kies een of meer bouwstenen uit.
Voor midden- en bovenbouw Bouwsteen 1: Versje ‘Geloof maar niet alles’ (Gerrie Huiberts, uit de kinderbijbel ‘Het begon met Licht’) • Lees het versje ‘Geloof maar niet alles’ voor: God is groot, zeggen ze God heeft een baard, zeggen ze
misschien kan je alleen maar zeggen dat God te groot is om uit te leggen!
God is een man, zeggen ze die alles kan, zeggen ze
maar ja, dan kan hij mijn hart weer niet in, en zijn we weer terug bij het begin!
maar volgens mij is God juist heel klein hoe kan hij anders diep in mij zijn?
God is een geheim, denk ik maar God bestaat, voel ik waar ik ook ben, hoop ik is God bij mij, geloof ik.
en als God alles kan en hij is zo groot waarom gaan er dan weleens mensen dood? een heel oude man, nou dat hebben ze mis ik denk dat God zo sterk als mijn mama is
3
Bouwsteen 2: Bord-associatie • Schrijf op het bord het woord ‘God’ en stel de volgende vragen: • Wie weet wat of wie God is? • Wie kent bijvoorbeeld namen die mensen voor God hebben? • Hoe spreken mensen God aan als ze bidden? • Wie weet bepaalde eigenschappen van God? • Schrijf alles wat de kinderen zeggen op het bord. Er zal nu van alles op het bord staan. Van ‘Allah’ tot ‘man op een wolk’. Van hemel tot ‘weten we niet’. Van ‘hij heeft ons gemaakt’ tot ‘Jezus’. Van ‘lief’ tot ‘machtig’. Van ‘stom’ tot ‘geloof ik niet in’. Misschien staan er ook woorden als ‘liefde’ of ‘licht’ of ‘Vader’. Als deze er niet staan, zet ze er dan zelf bij en vraag aan de kinderen of dat ook omschrijvingen van God kunnen zijn. • Concludeer samen dat er veel te zeggen is over God, maar dat het heel moeilijk is om ‘God’ in één woord te omschrijven. Het zijn eigenlijk allemaal facetten van God, deelomschrijvingen, aspecten. God is niet in een woord te vangen!
Bouwsteen 3: Introductie symbool • Laat de kinderen de diamanten prisma zien en laat hem rondgaan, zodat de kinderen hem kunnen bekijken. • Wat is dit? • Welke eigenschappen heeft dit voorwerp? (Het heeft heel veel vlakjes, licht weerkaatst, van glas, doorzichtig, je ziet kleuren van de regenboog erin, diamant, schittert en flonkert, breekt het licht....) • Vertel iets over het witte licht, dat in de diamant in de zeven kleuren van de regenboog uiteenvalt. En dat de kleuren van de regenboog samen dus weer het witte licht worden. • De diamanten prisma zou symbool voor God kunnen zijn. Elk facetje van de diamant is een naam voor God, of staat voor een eigenschap van God. Dat facet is een deel van het geheel. • Kinderen ervaren God soms anders dan grote mensen en vinden andere eigenschappen van God belangrijk. Dat kun je vergelijken met de verschillende kleuren. Soms zie je de ene kleur en soms de andere, maar samen vormen ze de witte kleur van het licht. • Het lijkt of de diamant het licht vangt en weerkaatst. Via elke afzonderlijke straal kom je in de diamant terecht. Met andere woorden: je kunt via veel kanten en wegen bij God terecht komen. Denk bijvoorbeeld aan de verschillende godsdiensten. • Ook als iedereen op zijn ‘eigen’ straal blijft, kom je toch allemaal dichter bij God en kom je dichter bij elkaar.
Bouwsteen 4: Bijbelverhaal • Zeg tegen de kinderen dat jullie gaan kijken hoe Jezus ‘God’ noemt en pak daarvoor de bijbel. Mogelijkheid 1 • Lees het verhaal uit de bijbel voor waarin staat hoe Jezus praat over God en hoe hij God noemt. Jezus noemt God ‘Vader’. Hij zegt zelfs ‘papa’ tegen God. In het verhaal van de twaalfjarige Jezus noemt hij God zijn Vader ( Lc 2, 41- 51). Je vindt dit verhaal in veel kinderbijbels.
4
Mogelijkheid 2 Je kunt ook kiezen voor het Bijbelverhaal met het ‘Onze Vader’ (Mt 6, 5-15) Dit staat ook in de meeste kinderbijbels, bijvoorbeeld: • De Kijkbijbel van Kees de Kort, op pagina 178; • Bijbelse verhalen voor jonge kinderen van Cramer Schaap & Annemarie van Haeringen op pagina 290; • Bijbel voor kinderen van Marianne Busser & Ron Schroder op pagina 158; • Schitterende Bijbelverhalen om voor te lezen van Marie-Helene Delval & Ulises Wensell op pagina 120. Kijk zelf welk verhaal je het meest aanspreekt, of het in de kinderbijbel staat die jij hebt en of het geschikt is voor jouw groep. De kijktafel • Leg tot slot de diamanten prisma plechtig in het midden van het kruis op de kijktafel. Zeg erbij dat de facetten van de diamant die je ziet, symbool staan voor de naam die Jezus aan God geeft, namelijk de naam: ‘God, die onze Vader is’.
5
Voor de onderbouw Tip: oriënteer je ook op de suggesties voor de bovenbouw en kijk wat voor jou bruikbaar is. Bouwsteen 1: Bijbelverhaal Lees het verhaal van de twaalfjarige Jezus in de tempel voor.
Bouwsteen 2: gesprekje • Houd een gesprekje met de kinderen over de vraag waarom Jezus God ‘zijn Vader’ noemt. • Welke eigenschappen van een vader/papa passen bij God? • God is geen mens, geen echte papa zoals onze eigen vaders. • God is anders, maar toch noemt Jezus hem papa. • In welke dingen zou God dus wel op een papa kunnen lijken? (Nee, God kan dus niet voetballen, maar hij kan je wel troosten. God bakt geen pannenkoeken voor je, maar hij zorgt wel op een andere manier voor de mensen... God kan er niet voor zorgen dat mensen geen verkeerde dingen doen, maar het liefst wil God dat de mensen naar hun hart luisteren en geen ruzie maken...) De Kijktafel • Laat de prisma-diamant zien en laat de kinderen hem goed bekijken. Vertel er in eenvoudige woorden iets over. Zie de suggesties voor de midden- en bovenbouw. • Zeg: ‘God is geen mens, dus we leggen geen plaatje van een mensen-papa hier midden op de kijktafel. We leggen wel deze mooie diamant op de kijktafel. Elk vlakje ervan zegt iets over wie God is. Hij is een papa die.... en die... en die...en die.... Noem een aantal van de eigenschappen die de kinderen bedacht hebben en die bij God als Vader, papa, passen. • Leg de diamanten prisma plechtig op de kijktafel.
• Sluit de les/stap 1 af met het uitblazen van de kaars.
6
STAP 2: Anders, maar toch hetzelfde Nodig • Twee poppetjes met een verschillende huidskleur. Op de kijktafel zie je poppenhuispoppetjes die gekocht zijn bij Lobbes. Er is onder andere een Nederlandse, een Aziatische en een Afrikaanse familie te koop. Ik koos voor een poppetje met een witte (uit de Nederlandse familie) en een zwarte huidskleur (uit de Afrikaanse familie). www.lobbes.nl/speelgoed/poppen-en-knuffels/poppenhuis/bewoners
• Steentjes waarmee je een muur kunt bouwen. Ik verpakte hiervoor vierkante steentjes in papier met etnische motieven en dierenvelprintjes, maar je kunt hiervoor natuurlijk ook legosteentjes gebruiken of iets vergelijkbaars. Vooraf • Bouw in een van de vierkanten van het kruis een muur. Zet aan de ene kant van de muur een poppetje met een zwarte huidskleur en aan de andere kant een blank poppetje.
7
In de groep • Begin met het vaste ritueel: het aansteken van de kaars op de kijktafel. • Vraag aan de kinderen of ze een idee hebben waar het op de kijktafel vandaag over gaat. • Luister goed en refereer in de loop van de les aan de opmerkingen die gemaakt zijn. • Kies dan een of meer bouwstenen. Bouwsteen 1: voorleesverhaal • Lees het verhaal van Tillie en de muur. Oorspronkelijk is dit verhaal een prentenboek van Leo Lionni. Heel ver buiten de stad, bij een oude boerderij, woont een groep muizen. Ze leven daar al heel lang in hun muizenhuis en ze zijn er heel gelukkig. Elke dag doen ze hun gewone dingen: eten, drinken, zorgen voor zieke muisjes, dansen, plezier maken. Vlak bij het muizenhuis staat een muur. Die staat daar al veel langer dan de muizen er wonen. De muizen hebben nooit zo op die muur gelet. Ze hebben iedere dag gewoon voor hun eten gezorgd en hun spelletjes gespeeld. De muizen houden van praten. Ze babbelen de hele dag door. Het is vaak een flinke drukte achter in de boerderij. Maar weet je waar ze nooit over praten? Over de muur! Nooit heeft iemand het over de muur, behalve Tillie, het kleinste muisje. Zij houdt niet zo van babbelen en kijkt vaak rond. Zij is daarom de enige muis die de muur ziet. Ze denkt: ‘Wat zal er toch aan de andere kant van die muur zijn? Staat daar ook een boerderij? Is daar misschien ook een muizenhuis? ‘s Nachts als alle muizen slapen, ligt Tillie soms klaar wakker in haar bedje van stro. Ze denkt na en fantaseert over leuke dingen. Ze probeert wel eens te fantaseren dat de wereld helemaal omgetoverd wordt. Op die wereld zijn dan allemaal planten, dieren en mensen die ze nog nooit gezien heeft. Zou er achter de muur niet zo’n mooie wereld kunnen zijn? Op een avond denkt Tillie bij zichzelf: ‘Ik wil graag eens achter die muur kijken. Wat zit daar achter?’ Tillie is zo nieuwsgierig dat ze er weer niet van kan slapen. Ze maakt een plannetje. Dan lacht ze zachtjes en valt in slaap. Als Tillie de volgende dag wakker is, zoekt ze haar vriendjes op. ‘Hebben jullie de muur wel eens gezien?’, vraagt ze aan hen. Nee, daar hebben de vriendjes nooit op gelet. ‘Wat zou daar achter zitten?’ Nu worden de vriendjes ook nieuwsgierig. Tillie komt met haar plannetje: ‘Laten we proberen om over de muur te klimmen,’ zegt ze. ‘De sterkste gaat tegen de muur staan en dan gaat de volgende op zijn schouders staan, en zo verder... Zo klimmen we omhoog.’ Ze gaan het proberen. Maar de muur is héél hoog. Hoe ze ook klimmen, de muur lijkt steeds hoger. Het lukt niet. ‘Ik zal de langste spijker halen die ik kan vinden,’ zegt een slimme muis. ‘Dan kunnen we een gaatje in de muur prikken om er doorheen te kijken.’ Dat is een slim idee! Ze proberen het. De muur is heel hard. Ze duwen en timmeren. ‘Volhouden!’, roept Tillie, ‘dan lukt het best!’ Maar ze komen niet door de muur heen. Als ze een hele morgen hard gewerkt hebben, houden ze op. De muizen hebben niet eens een klein kuiltje in de harde stenen van de muur kunnen maken!.... ‘Maar de muur moet toch ergens ophouden,’ roept Tillie. ‘Laten we er gewoon langs gaan lopen tot het einde....’ Ze lopen en lopen, urenlang. Er komt geen einde aan de muur. Tillie en haar vriendjes worden een beetje verdrietig. Stomme, hoge, harde, lange muur! Ze weten nu nóg niet wat er achter zit. De volgende morgen staat Tillie weer bij de muur. En wat ziet ze? Vlak bij de muur graaft de worm een kuiltje. Hij kruipt erin. Wat een goed idee! Een gat graven, ja! Waarom hebben ze daar niet eerder aan gedacht? Tillie begint heel vlug te graven, net als de worm. Ze graaft en ze graaft een lange tunnel. Het is er erg donker, maar Tillie graaft door. Ineens komt er licht. Tillie knippert met
8
haar ogen tegen de zon. Die schijnt in het donkere tunneltje. Tillie is nu aan de andere kant van de muur. Wat ziet ze? Ze kan het bijna niet geloven: daar staan muizen, echte muizen, net als zij! Maar toch ook een beetje anders: Ze hebben veel langere staarten! En hun velletjes zijn bruin van kleur. Tillie en haar vriendjes hebben een grijs velletje. Maar ze wonen ook in een muizenhuis. Tillie ziet ze allemaal naar buiten komen. ‘Wat een verrassing!’, roepen ze. ‘We krijgen bezoek van een muis die we nog nooit gezien hebben’. Ze zijn blij: ‘Wat een verrassing, zo’n nieuwe muis. Kom, we zullen laten merken dat ze welkom is.’ Vlug pakken een paar sterke muizen Tillie op en zetten haar op een feeststeen (dat is een ‘feeststoél hoor). Iemand begint een toespraak te houden tegen Tillie. Dan begint een ander een leuk liedje voor haar te zingen. Tillie heeft het nog nooit gehoord. En alle muizen zwaaien en klappen voor haar. Tillie is nog wel een beetje moe van het graven. Zo’n moeilijk werk heeft ze nog nooit gedaan! Maar ze voelt zich heel blij. Ze vertelt aan haar nieuwe vriendjes alles wat er gebeurd is. En hoe nieuwsgierig ze is geweest naar wat er achter de muur was. ‘Gelukkig maar,’ roept een muisje. Als Tillie alles verteld heeft, zijn de muizen ook nieuwsgierig geworden. Hoe zien de vriendjes van Tillie eruit? En hun muizenhuis? Is het hetzelfde als bij hen? Of anders? ‘Kom maar mee kijken,’ zegt Tillie. Met zijn allen kruipen ze achter Tillie aan door het kleine tunneltje. De vriendjes van Tillie (aan de andere kant van de muur) hebben het tunneltje al ontdekt. Wat is dat? Ze staan net te kijken als Tillie haar kopje uit de tunnel steekt. Maar wie komen achter haar aan? Muizen, net als zij! O, o, wat een verrassing! Ze gaan gauw de andere muizen halen. ‘Kom eens kijken. Tillie heeft nieuwe vriendjes meegebracht! We gaan vlug feest vieren.’ Ze halen slingers uit hun holletjes en strooien confetti over de nieuwe vriendjes. Iedereen begint te zingen en te dansen. En overal hoor je roepen: ‘Tillie,Til-lie, Til—lieeee onze kampioen.’ Een paar grote muizen pakken Tillie op hun schouders. Tillie, het kleinste muisje is vandaag het grootst!!! De muizen van de ene kant van de muur en van de andere kant, willen alles tegelijk aan elkaar vertellen. Ze zijn wel allemaal muizen, maar niemand is hetzelfde. Dat is toch leuk? De volgende dag gaan de sterkste muizen méér tunnels graven. Overal in de muur komen kleine poortjes. Wie het leuk vindt, kan nu vaak naar de andere kant van de muur op bezoek gaan. De muizen worden echte vriendjes. Daarom wordt het ook steeds drukker bij de muur. Wat fijn dat Tillie een nieuwsgierig muisje was, hè?
Bouwsteen 2: versje Waar je ook geboren bent, hier of in een ver, vreemd land iedereen mag meedoen, niemand aan de kant Of je nu wit van huid bent, bruin of misschien zwart we zijn allemaal mensen met een kloppend hart En God die als een Vader is, geeft ons allemaal een kus want zijn we niet allemaal een soort broertje of een zus?
9
Bouwsteen 3: gesprekje • Houd een gesprekje over de verschillen, de voor- en nadelen en overeenkomsten tussen mensen met een verschillende huidskleur. Een aantal onderwerpen dat aan de orde kan komen: • een donkere huid verbrandt niet, blanke mensen doen dat wel snel; • blanke mensen wonen vaak in landen waar iedereen naar school kan/moet en dokters en ziekenhuizen altijd in de buurt zijn; • bruine en zwarte mensen wonen vaak in Azië, Afrika of Zuid-Amerika: daar moet je soms heel ver lopen om naar school te kunnen gaan. Ook is er niet in elk dorpje een dokter en zeker geen ziekenhuis; • zwarte mensen kunnen goed dansen en hebben een heel goed ritmegevoel; • uit Zuid-Amerika komen heel goede voetballers; • zwarte mensen kunnen vaak heel goed hardlopen. De beste marathonlopers komen uit Ethiopië in Afrika; • blanke kinderen hoeven niet te werken. Er is bijna geen kinderarbeid in Europa en Amerika; • blanke kinderen wonen bijna altijd in koude landen, de zon schijnt er veel minder; • zwarte mensen zijn relaxed; • welke huidskleur je ook hebt: je voelt dezelfde dingen, je maakt je over dezelfde dingen zorgen. Iedereen is blij als je geen honger hebt, je een huis hebt enzovoorts; • alle kinderen houden van spelen.
Bouwsteen 4: Vastenaktie-project • Leg het accent op het thema van de Vastenaktie 2015: Mag ik ook meedoen? Het leven van kinderen in Nederland verschilt enorm met het leven van kinderen op een geïsoleerde theeplantage. Je vind hierover informatie op de scholenwebsite van Vastenaktie.
Bouwsteen 5: ‘andere’ muren • Je kunt (zeker in de bovenbouw) ook aandacht besteden aan andere muren die tussen mensen staan en/of gebouwd zijn, bijvoorbeeld de voormalige muur in Berlijn. Denk ook aan de muren die gebouwd zijn in Israël in verband met de conflicten tussen Israël en de Palestijnse gebieden, maar ook aan de ‘onzichtbare’ muren tussen arm en rijk, tussen noord en zuid, tussen buurten in de stad enzovoorts.
10
De Kijktafel • Eindig de les met het afbreken van de muur die tussen het witte en het zwarte poppetje staat.
• Leg de steentjes aan de zijkant van de kijktafel neer.
• Sluit de les/stap 2 af met het uitblazen van de kaars.
11
STAP 3: Bruggen bouwen Nodig • Twee poppenhuispoppetjes (andere dan bij stap 2). • Twee grotere kiezels of andere steentjes. • Twee ijsstokjes of een klein latje (bijvoorbeeld een stukje van een verfroerstokje). • Een streng blauw vilt of blauwe glassteentjes waarmee je een rivier op de kijktafel kunt maken. Voorbereiding Maak in het tweede vak een rivier en zet aan elke kant van de ‘oever’ een poppetje. Bij het ene poppetje ligt de ‘lat’ en aan de andere kant liggen de stenen.
In de groep • Begin de les met het vaste beginritueel. • Vraag aan de kinderen of ze een idee hebben waar de kijktafel vandaag over gaat. • Luister goed en refereer in de loop van de les aan de opmerkingen van de kinderen. • Kies dan een of meer bouwstenen uit: Bouwsteen 1: prentenboek • ‘Aan de overkant’ van Nicole de Cock, ISBN 90 257 4150 9 Dit is een prentenboek met alleen platen, zonder tekst. Twee huizen, en daartussen kolkt een woeste rivier. Zij woont aan de ene kant, hij aan de andere kant en een brug is er niet. Ze zouden dolgraag naar elkaar toe willen, maar hoe? Zij bedenkt een plan: er moet een boot gebouwd worden! Maar hoe bouw je samen een boot, als je niet met elkaar kunt overleggen?
12
Bouwsteen 2: Voorleesverhaal Er woonden eens twee boeren aan de rand van een rivier. De ene boer woonde op de rechteroever, de ander op de linkeroever. In het water zwommen eenden en zwanen die blij waren dat de zon ’s morgens opging en ’s avonds onderging. Die eenden en zwanen zaten ’s morgens op de linkeroever lekker in de zon, en ’s avonds op de rechteroever. De boeren waren echter niet zo blij. Ze waren jaloers op elkaar. De ene zou liever op de rechteroever wonen en de ander wilde liever op de linkeroever wonen. Als ze ’s morgens aan het ploegen waren, stond de ene boer te schelden omdat het veld van zijn buurman in de zon lag en zijn eigen veld in de schaduw. En als ze ’s avonds hout hakten, stond de andere boer te schelden, omdat de zon wel op het huis van zijn buurman scheen, maar niet op het zijne. Ook de boerenvrouwen waren heel ontevreden. De ene ’s morgens en de andere ’s avonds. Op een morgen, toen de boerenvrouwen de was ophingen, riep die van de rechteroever een lelijk woord naar die van de andere kant. En toen ze ’s avonds de was weer van de lijn haalden, riep die van de linkeroever iets lelijks terug. Dat namen hun mannen niet. Ze verzamelden grote stenen en probeerden elkaar daarmee te raken. De rivier was echter zo breed, dat de stenen hun doel misten en in het water plonsden. De enige tijd dat het rustig en vredig was, was midden op de dag. De koeien, de paarden, de geiten en de schapen trokken zich in de schaduw terug, en de boeren met hun vrouwen deden een dutje onder een appelboom, de een op de linkeroever, de ander op de rechteroever. De kinderen van de boeren zaten zich aan de waterkant te vervelen. De een keek naar de linkeroever en de ander naar de rechteroever. ‘Ik wou dat ik een eend was,’ dacht de een. ‘Ik zou dat ik een zwaan was,’ dacht de ander. Op een mooie dag, toen de kinderen weer eens bij de rivier kwamen, was het water gezakt en er waren zoveel stenen tevoorschijn gekomen, dat de kinderen van de ene op de andere steen konden springen. Ze waren allebei tegelijk midden in de rivier. Ze keken een hele tijd naar elkaar, blij omdat ze kinderen waren. De één een meisje, de ander een jongetje. Ze gingen op een grote steen zitten en keken naar de eenden en de zwanen. Toen gingen ze elkaar verhaaltjes zitten te vertellen. Het meisje en de jongen vonden elkaar zo aardig, dat ze elke middag van de ene steen op de andere sprongen en samen in het midden van de rivier gingen zitten. De ouders vroegen zich af hoe het kwam dat hun kinderen dingen wisten die ze zelf nog nooit gehoord hadden. Maar op een dag, toen het heel hard geregend had, hielden de kinderen op met verhaaltjes vertellen en ze waren ook niet vrolijk meer. Het water in de rivier was weer gestegen en de Kinderbrug was verdwenen. Toen kwamen de ouders eindelijk achter het geheim van hun kinderen. Ze begonnen er over na te denken. En toen ze lang genoeg gedacht hadden, besloten ze, samen met de kinderen, van de overgebleven stenen een Brug te bouwen. Een brug zo prachtig en rond als de boog die de zon aan de hemel beschrijft. (tekst: Max Bolliger)
13
Bouwsteen 3: Versje Ik heb het één en jij het ander maar samen kunnen we pas iets, als jij het jouwe houdt en ik het mijne dan hebben we eigenlijk helemaal niets. Spullen, talenten, tijd of geld, als we samen durven te delen, overbruggen we verschillen en dat kan heel wat schelen! En God die als een Vader is, geeft ons allemaal een kus want zijn we niet allemaal een soort broertje of een zus?
Bouwsteen 4 • Gesprekje over wat er gebeurt als niemand zou willen overleggen, samenwerken of zou willen delen. • Wat kan je eigenlijk allemaal delen, behalve spullen? Denk aan talenten, geld, tijd, aandacht....
14
De Kijktafel • Bouw met behulp van de steentjes van het ene poppetje en de lat(jes) van de andere een brug. • Laat een poppetje van de ene naar de andere kant lopen.
• Leg dan de ‘brug’ weg aan de zijkant van de kijktafel en zet de poppetjes in het vak naast elkaar.
15
De kijktafel ziet er nu - aan het eind van stap 3 - zo uit:
• Blaas aan het eind van de les/stap 3 de kaars uit.
STAP 4: Ik kan het niet alleen Nodig • Twee andere poppetjes, liefst een kind en een volwassene. Ik heb gekozen voor een blank kindje en een Afrikaanse vrouw. Zo worden de vanzelfsprekende rollen van ‘blank helpt zwart’ eens omgedraaid. Het kind is gehandicapt, in dit geval ontbreekt er een voetje. • Twee ‘krukken’, gemaakt van ijsstokjes of ijzerdraad of iets dergelijks.
16
Voorbereiding • Zet in een nieuw vak van de kijktafel het poppetje met de krukken en het gehandicapte poppetje.
In de groep • Ga rond de kijktafel zitten en begin de les met het vaste ritueel. • Vraag aan de kinderen wat er deze keer te zien is op de kijktafel. • Onthoud de opmerkingen en verwijs daar eventueel naar in het verloop van de les. • Kies een of meer bouwstenen. Bouwsteen 1: Bijbelverhaal • Het verhaal van de genezing van de lamme ( Lc 5, 17-26) Je vindt dit verhaal in de meeste kinderbijbels, bijvoorbeeld: De kijkbijbel, Schitterende Bijbelverhalen, Het begon met licht, Bijbel voor kinderen, Het hoogste woord en Op weg. • Besteed in het nagesprekje aandacht aan de rol van de draagbaar: zonder dit hulpmiddel - tegenwoordig zou het een rolstoel zijn - konden de vrienden de verlamde man niet verplaatsen. Bespreek natuurlijk ook de rol van de vier vrienden, de ‘helpers’.
Bouwsteen 2: versje Als je niet kunt lopen kom je niet veel verder dan je bed en huis, dan kan je nooit naar buiten, je blijft altijd thuis. Maar met een paar krukken hoor jij er weer bij, wie helpt wie niet kan lopen, maakt die ander heel erg blij!
En God die als een Vader is, geeft ons allemaal een kus want zijn we niet allemaal een soort broertje of een zus?
17
Bouwsteen 3: gesprekje over gehandicapt zijn en hulp nodig hebben. Krukken en/of een rolstoel zijn onontbeerlijk als je niet kunt lopen. In Nederland heeft iedereen de beschikking over hulpmiddelen. Toch heb je dan ook nog vaak hulp nodig: de winkel heeft een te hoge drempel of er is bijvoorbeeld een trap in het huis waar je wilt gaan spelen. Vaak heb je als gehandicapte vrienden nodig die je ‘dragen’. Er zijn veel organisaties (bijvoorbeeld Vastenaktie, www.vastenaktie.nl, Adventsactie, www.adventsactie.nl, het Lilianefonds, www.lilianefonds.nl/) die kinderen en volwassenen in de derde wereld helpen om weer mee te kunnen doen. Zoek wat informatie op en vertel hier iets over.
Bouwsteen 4: versje ‘Wel goed, maar niet gek’ (Gerrie Huiberts uit ‘Het begon met licht’) Als jij niet kunt praten dan ben ik jouw mond als jij niet kunt lopen dan rij ik je rond
kunt je niet bijten? dan ben ik je tanden je arm in het gips? ik ben wel je handen
ik luister voor twee als jij niet kunt horen en als ik dat doe dan ben ik jouw oren
kun je niet zitten/ dat zou je wel willen ik ben echt niet gek ik ben NIET jouw billen!
De kijktafel Laat de vrouw de krukken aan het gehandicapte kind geven. Zo kan dit kind weer staan en lopen. Zo kan hij/zij weer volop meedoen!
• Blaas aan het einde van de les/stap 4 de kaars op de kijktafel uit.
18
Stap 5a: Opgesloten? Nodig • Twee poppenhuispoppetjes. • Een stukje prikkeldraad of iets anders waarmee je kunt verbeelden dat iemand niet weg mag/kan.
Vooraf • Gebruik het laatste vierkant van de kijktafel en maak daarin een afgesloten plek met behulp van het prikkeldraad (of het materiaal dat je hebt gekozen). Zet één van de poppetjes erbinnen en één erbuiten.
In de groep • Begin met het vaste ritueel en steek de kaars op de kijktafel aan. • Vraag aan de kinderen wat ze op de kijktafel zien. • Onthoud wat de kinderen zeggen en kom daar op terug in de loop van de les. • Kies een of meer bouwstenen.
19
Bouwsteen 1: prentenboek Helga Bansch, Amelie en haar vis (ISBN 9051163142 ) Lees het prentenboek ‘Amelie en haar vis’ voor Amelie zit op het strand met haar voeten in het water. Een visje knabbelt aan haar tenen en daarmee begint hun vriendschap. Elke dag spelen ze samen. Maar Amelie wil meer: ze wil het visje voor altijd bij zich houden en daarom vangt ze hem in een glazen kom. Maar dat vinden vissen niet leuk, ontdekt Amelie. De gevoelens van Amelie worden op iedere pagina weerspiegeld in het eendje dat haar volgt.
Bouwsteen 2: versje Een vogel moet kunnen vliegen een beer hoort in het bos Een vis hoort in het water en mieren op het mos geen mens hoort achter prikkeldraad in een centrum of een kamp een mens moet vrijuit leven anders wordt het een ramp Dus kom hier bij ons wonen vlak bij mij, in een echt huis uit komen al je dromen en heb je een nieuw thuis En God die als een Vader is, geeft ons allemaal een kus want zijn we niet allemaal een soort broertje of een zus?
20
Bouwsteen 3: Bijbelverhaal Het verhaal van de bevrijding uit Egypte (Ex 1-14) Dit verhaal vind je in iedere kinderbijbel. Bouwsteen 4: een bezoek aan een gevangenis, asielzoekerscentrum, inloophuis, Exodushuis of iets vergelijkbaars. Kijk of het lukt om een bezoek te brengen aan het asielzoekerscentrum bij jullie in de buurt. Ga daar niet alleen kijken, maar doe ook iets voor de bewoners. Een spelletjesmiddag voor de kinderen, de binnenplaats opknappen, bloemen meenemen enzovoorts.
De kijktafel • Laat het ene poppetje de ander ‘bevrijden’. • Leg de ‘gevangenis’ buiten aan de zijkant van de kijktafel.
Ja, de vluchteling/gevangene mag ook meedoen! Je krijgt een verblijfsvergunning, je krijgt een nieuwe kans. Ook jij hoort erbij! • Blaas aan het einde van de les/stap 5a de kaars uit. Als je stap 5b meteen laat aansluiten, doe je dit natuurlijk niet!
21
Stap 5b: Als God onze Vader is, zijn wij allemaal broer of zus. Deze stap speelt zich alleen op de kijktafel af. Laat hem direct aansluiten op stap 5a. • Kom terug op de diamant. Weet iedereen nog waarvoor deze symbool stond? • Zet daarna alle poppetjes samen met de kinderen dichterbij de diamant: groepje voor groepje en stapje voor stapje dus dichter bij God, die als een vader is.
• Zo kunnen alle kinderen van God samen een kring vormen. Iedereen mag meedoen! Ook jij! Wit, bruin of zwart, of je veel of weinig hebt, iets of niets, gehandicapt of niet, vluchtelingen, mensen die in Nederland geboren zijn, vreemdelingen... we zijn allemaal kinderen van God, die als een vader is en daarom zijn wij allemaal broer of zus!
22
Stap 6: In de Goede Week, de laatste week voor het Paasfeest Het kruis dat we van steentjes hebben gelegd bij stap 1, verandert in het symbool van het lijden en sterven van Jezus. Jezus wordt ook wel ‘Gods zoon’ genoemd. Als er iemand die naam verdient, is het Jezus wel. Zijn hart en het hart van God de Vader waren totaal op elkaar afgestemd, zo dat ze een twee-eenheid vormen: Zo Vader, zo Zoon. De diamant vormt nu het hart van het kruis. Het is het hart van Jezus, dat als twee druppels water op dat van God lijkt. Nodig • Palmtakje Voorbereiding • Leg een palmtakje (buxus) bij de diamant.
• Zet alle poppetjes onderaan het kruis. Ze symboliseren alle mensen die zich iets aantrekken van Jezus. Ze voelen zich verbonden met Jezus. Net als wij, is hij een kind van God. Je zou dus kunnen zeggen dat Jezus ook een broer is van alle mensen. Jezus voelt zich verbonden met ons in alles wat we meemaken. Als we blij zijn, maar ook als we pijn hebben, verdrietig zijn, ziek zijn of bang zijn. Wij op onze beurt willen vlak bij Jezus zijn en hem volgen, ook in die laatste week dat hij op aarde leeft.
23
• Houd een gesprekje over wat het betekent om broer en zus te zijn. • Hoe gaan een broer en zus met elkaar om? • Maken ze wel eens ruzie? Helpen ze elkaar? Komen ze voor elkaar op? • Zijn ze precies hetzelfde? • Wat betekent het als je familie van elkaar bent? Dat we met elkaar omgaan zoals een broer en zus. Ook al ben je niet hetzelfde en denk je soms anders over de dingen: je laat elkaar niet in de steek. Je helpt elkaar, je springt voor elkaar op de bres. Als je iets voor je broer of zus kunt doen om haar en hem te helpen, dan doe je dat graag. Een kleine anekdote Een meisje van tien jaar sjouwt dag en nacht met haar kleinere broer op haar rug rond. Ze brengt hem overal naar toe, want hij kan niet lopen. Dan vraagt iemand haar: ‘Is dat geen zware last voor je, om elke dag je broertje op je rug rond te dragen?’ ‘Hoezo?’ vraagt het meisje, ‘Het is geen last, het is mijn broertje!’ • Jezus wil ook alle mensen helpen. Hem is niets te zwaar. Hij neemt zijn en ons kruis op de schouders: alle lasten, al het verdriet, pijn en lijden wat mensen kunnen meemaken. Hij geeft zelfs zijn leven voor ons, voor al zijn ‘kleine’ zusjes en broertjes. erander de kijktafel met/rond Pasen in een paastuin. V Bijvoorbeeld bij het paasontbijt met je groep. • Vraag aan de kinderen of zij van thuis iets kunnen meenemen wat met Pasen te maken heeft. Zo maken jullie samen van de woestijn op de kijktafel een prachtige paastuin...
Vlinders: symbool van metamorfose. De rups, die alleen kan kruipen, verandert in een vlinder die naar de hemel kan fladderen. Het Griekse woord voor ziel - ‘psyche’ - is hetzelfde woord als voor vlinder. Eitjes: ei staat symbool voor het nieuwe leven.
24
Zaadjes:
ls het zaad niet in de aarde valt, brengt het geen vrucht voort. Sterven om te leven... a als dat geen Paas-symbool is! Lammetjes: symbool voor het nieuwe, jonge leven. Licht: het licht van Christus heeft het duister van de dood verdreven, zingen we in de Paaswake!
Haan, kip, kuikentjes: zonder vader Haan en moeder Kip geen kleine kuikentjes... Narcissen en bloemen: Pasen is een lentefeest. Leve het nieuwe Leven! • God, die als een Vader is, laat ons nooit in de steek. Hij houdt van ons, wij zijn zijn kinderen en zijn liefde is zelfs sterker dan de dood. • Jezus die aan het kruis gestorven is en is begraven in een rotsgraf, is niet meer te vinden in zijn graf. De engel zegt tegen de vrouwen die Jezus lichaam willen gaan verzorgen: Wat zoeken jullie de Levende bij de doden. Hij is niet hier! Hij is opgestaan zoals hij gezegd heeft. Ga aan de leerlingen zeggen dat hij jullie voorgaat naar Galilea, daar zullen ze hem zien!
25
• Van winter naar lente, van donker naar licht, van dood naar leven, van sterven naar verrijzen: Pasen!
26
COLOFON Dit is een uitgave van de St. Bisschoppelijke Vastenaktie, Postbus 95408, 2509 CK Den Haag
Telefoon
070-7796008
E-mail
[email protected]
Teksten
Ellie Keller-Hoonhout
Vormgeving
stip180.nl
Fotografie
Ellie Keller-Hoonhout
In opdracht van
Vastenaktie voor Scholen
Voor meer informatie
scholen.vastenaktie.nl
De kijktafels zijn gemaakt door Ellie Keller-Hoonhout. Meer weten en zien? Iedere maand maakt Ellie voor de website www.geloventhuis.nl kijktafels rond een nieuw thema. Word lid van de nieuwsbrief en/of volg ‘Geloventhuis’ op Facebook.
27