Contactblad voor humanistisch uitvaartbegeleiders. Het verlies van een broer of zus
Mei 2010
Het verlies van een broer of zus
Contactblad mei 2010
2
Colofon
Uitgave Het Contactblad wordt uitgegeven door de Stichting Humanistische Uitvaartbegeleiding, Amsterdam. Het is bedoeld als contact- en informatieblad ten behoeve van de vrijwilligers werkzaam in de humanistische uitvaartbegeleiding. Redactie Mirre Bots Lilian Roes Fortunée Ledeboer Eindredactie en opmaak Saskia Markx Met medewerking van: Dineke Bergsteijn Nico van Scheijndel Ton Ramaker Joke Rinsma Annemarie van der Most
Redactieadres Stichting Humanistische Uitvaartbegeleiding Postbus 75490, 1070 AL Amsterdam E-mail:
[email protected] Deze uitgave is uitsluitend bestemd voor intern gebruik. Indien een uitgever of auteur aanspraak meent te kunnen maken op auteursrechten, wordt hij/zij verzocht contact op te nemen via het redactieadres. Stichting Humanistische Uitvaartbegeleiding, Amsterdam, mei 2010 ISSN: 1381-933X
3
Inhoudsopgave
Redactioneel
5
Mijn broer is dood
7
Interview: Broers en zussen rouwen ook
9
Gedichten
12
Column: We weten elkaar te vinden…
13
Een Toscaans drama
15
Uit de prakrijk: Treurende weduwe
17
Gedichten
20
Column: ‘En als ik echt niet meer wil…’
21
Mijn eerste keer: De toespraak die niet werd geschreven…
23
Recensie: ‘Sprakeloos’
25
Column: De broer van mijn moeder
27
La Scuola, Academie voor levenskunst
29
Mededelingen
30
4
Redactioneel Broers en zussen, we hebben ze vrijwel allemaal, tenzij je enig kind bent natuurlijk. En ze horen meestal vanzelfsprekend bij ons leven. Ze waren er altijd, je bent samen opgegroeid, hebt samen gespeeld en soms ook samen gepuberd, je hebt veel dezelfde dingen meegemaakt, elkaar soms gevormd, je maakt deel uit van dezelfde familiegeschiedenis en familieverhalen. Bepaalde gewoonten en gebruiken van vroeger thuis zie je vaak bij je volwassen broer of zus en hun gezin weer terug. Kortom, de banden met broers en zussen zijn behoorlijk stevig, al heb je dat - wanneer ieder volwassen is en zijn of haar eigen leven leidt - lang niet altijd door. Dan slorpen de drukte van alledag en de contacten met de eigen vriendenkring of uit de straat je vaak op, waardoor zussen en broers vaak enigszins op de achtergrond raken. Al hoeft dat laatste natuurlijk niet. Er zijn ook mensen die hun hele leven lang een innige en stevige band met hun broer of zus hebben. Soms woont men ook bij elkaar in het dorp of zelfs in dezelfde straat. En er zijn nogal wat broers en zussen die eenmaal per jaar een familiedag of broers- en zussendag hebben, zodat het noodzakelijke elkaar weer zien en spreken ook echt eens gebeurt, want door onze drukke levens en het feit dat we tamelijk verspreid over het land wonen – de meesten blijven niet meer in de oorspronkelijke woonplaats hangen – zien we elkaar te weinig. Hoe het ook zij, over broers en zussen denken we vaak niet zoveel na. Totdat een van hen ernstig ziek wordt of overlijdt, dan opeens blijkt weer haarscherp hoe dierbaar en vertrouwd die ander ons is, hoe erg zijn of haar ziekte of dood ons raakt. De liefde die je voelt en de band die je met hem of haar hebt, wordt soms opeens weer loepzuiver. Je ziet ineens ook weer je kleine broertje of zusje voor je, hoe hij of zij toen was, hoe jullie samen speelden, kattenkwaad uithaalden of op je brommertje de wereld ontdekten. De pijn en rouw die je bij het overlijden van een broer of zus overvalt, kan hevig zijn. Heviger misschien dan je zelf verwachtte, want opeens voel je je weer tot in elke vezel met hem of haar verbonden. En dat kan des te sterker zijn, als het je enige of laatst overgebleven broer of zus is. Maar de omgeving heeft daar vaak geen weet van en ook niet zoveel oren naar, want zij hebben hem of haar bijvoorbeeld nog nooit gezien of je er nauwelijks over horen praten. Het gevolg is dat je als broer en zus ook niet zoveel aandacht krijgt voor je verdriet, pijn en gemis. Terwijl dit verlies een ingrijpende gebeurtenis kan zijn, mede omdat het je confronteert met je eigen eindigheid. Ineens komt de eigen dood wel erg dichtbij , want als je jongere broer of oudere zus nu sterft, kun jij straks de volgende zijn. Allemaal redenen waarom er juist veel aandacht voor boers en zussen zou moeten zijn, maar in de praktijk is die er niet. De meeste aandacht gaat vaak uit naar het eigen gezin, de partner of de ouders, zo merkte ook geestelijk verzorger en rouwtherapeute Minke Weggemans, zussen en broers komen er nogal bekaaid vanaf. Met alle gevolgen van dien: de rouw wordt uitgesteld en komt soms pas jaren later naar boven; weggestopt kan deze tot allerlei lichamelijke, emotionele en geestelijke klachten leiden. Daarom heeft zij zich juist op deze groep gericht en diverse boeken over de rouw van broers en zussen geschreven. In dit nummer een uitgebreid interview met haar, waarin ze - tot mijn verrassing – broederschap en zusterschap ook breder opvat.
5
Broers en zussen, al of niet nadrukkelijk aanwezig of juist weggemoffeld of zogenaamd niet ter zake doende, Hub’ers hebben er bij een overlijden vaak mee te maken. Soms zijn ze ook gebrouilleerd en lijkt er geen toenadering meer mogelijk, terwijl men daar naderhand wel eens heel anders over kan denken. Ook voor uitvaartbegeleiders is het goed om te beseffen dat die broer- en zussenband vaak diep is, ook al lijkt dat op het eerste gezicht niet zo. Belangrijk is het om goed door te vragen en de eventuele zussen en broers er zoveel mogelijk bij te betrekken; dat is voor iedereen beter en leidt tot minder weggestopte rouw of spijt als haren op het hoofd, wanneer het te laat is en het verzoenende gebaar niet is gemaakt. Al kun je natuurlijk als uitvaarbegeleider geen ijzer met handen breken. Maar er alert op zijn, ook bij jonge kinderen dat zij ook gezien worden in hun pijn, is al genoeg. En misschien kan jullie daarbij helpen, wat ook mij geholpen heeft na het uitgebreide gesprek met Minke Weggemans: broers en zussen hoeven niet altijd leuk te zijn, ze zijn soms moeilijk en kunnen je het verdomde lastig maken, maar het blijven toch je broer en zus. En je houdt van ze. Of bent op z’n minst met lange draden met hen verbonden. Mirre Bots
Broers en zussen – kinderen nog, jongeren al uit huis. Maar nog altijd broers en zussen. Soms de enige, de enige die achterblijft. Wie ziet hen? Wie vermoedt hun vaak stille rouw? Wie is er voor hen? Het is de onderschatte rouw, die het meeste drukt die op haar waarde geschat moet worden. Marinus van den Berg Uit: Verdriet dat niet verdwijnt, Uitgeverij Ten Have, 2006
6
Mijn broer is dood Door Dineke Bergsteijn Wat heel wrang was dat tijdens mijn tweede en laatste kijkstage mijn broer lag te sterven. Mijn familie was op allerlei mogelijke manieren bezig mij te pakken te krijgen, zo begreep ik bij thuiskomst toen mijn voicemail overladen was met berichten om mij zo spoedig mogelijk naar het UMC te krijgen. In mijn zwarte sprekersoutfit kwam ik bij zijn sterfbed aan: hij had op mij gewacht! Een laatste knipoog en hij liet het leven los. Enkele minuten na mijn komst overleed hij: mijn broer Ton, 52 jaar oud, slechts zeven jaar getrouwd met de liefde van zijn leven. Ton, mijn broer met wie ik een haat-liefdeverhouding had, was vijftien maanden jonger dan ik. Voor mij was hij een soort dominee, hij vertelde me vaak hoe ik leven moest. Dat was waarschijnlijk goed bedoeld, maar het veroorzaakte ook wrijving. Toch was het voor hem blijkbaar heel belangrijk dat ik erbij was, toen hij voelde dat hij ging sterven. Zijn vrouw vertelde dat later nog: hij heeft op je gewacht! Hij was een familieman, wilde sterven in de armen van zijn omvangrijke familie: ik ben de oudste van negen kinderen. De meeste moeite had ik met het feit dat mijn oude moeder dit nog moest meemaken. Ton had al zeven jaar leukemie. Hij was een sportman, liep hard, rookte niet, dronk matig en at zeer verantwoord. De dag na zijn huwelijk werd hij geopereerd. Daar maakten de artsen een grote fout, hij overleed bijna aan een buikvliesontsteking. Zijn wittebroodsmaanden bracht hij door in een ziekenhuisbed, de artsen hielden hem in slaap, zijn buikwand lag open. Diverse keren leek het erop dat hij zou sterven, maar hij overleefde het en ging revalideren. Maar intussen was wel duidelijk geworden dat hij leukemie had. Na jaren van ziekenhuis uit, ziekenhuis in, stamceltransplantatie, bestralingen en chemo’s, werd hij zieker en zieker. Op de oudejaarsnacht van 2002 nam ik foto’s van hem. Ik voelde dat het de laatste foto was, maar hij zag er redelijk goed uit, dus ik twijfelde aan mijn intuïtie. Zaterdagmorgen 3 januari 2003 stapte hij, zwaar benauwd van een longontsteking, nog zelf in zijn eigen huis op de brancard van de ambulance, hij zou er ’s avonds in zijn doodskist terugkeren. Ik had nog maar twee stages te gaan alvorens ik me spreker bij uitvaarten mocht noemen: ik voelde me al een hele piet en hoopte dat ik bij de uitvaart van mijn eigen broer het een en ander namens ons allen mocht vertellen. Mijn broers en zussen en mijn moeder wilden dat wel, maar er werd een pastoor ingeschakeld die al snel duidelijk maakte dat dát niet de bedoeling was. We mochten als broers en zussen elk een kaars aansteken en vier regels tekst voorlezen, maar meer niet. De sfeer werd er een van: over de doden niets dan goeds. Naarmate de uitvaart naderde, kwam ik in gewetensnood: over de doden niets dan goeds en ik had nog heel wat goed te maken met deze broer die nooit over zijn eigen dood wilde praten, die alles ontkende en steeds maar zei dat hij beter zou worden. Wat ik ook probeerde, toen hij nog leefde, wat ik ook met hem wilde bespreken, alles werd als niet bespreekbaar van tafel geveegd. Ik had in ieder geval op zijn uitvaart willen vertellen hoe lastig ik dat had gevonden, maar zelfs dat werd door de pastoor onmogelijk gemaakt. Ik snapte er niets van: hij kwam nooit in de kerk en nu moest hij ineens vanuit de kerk worden begraven? 7
Elke dag stond ik in zijn woonkamer uren bij zijn dode lichaam, ik huilde, ik was woest, verdrietig, ik voelde chaos en verwarring. In de nacht voor zijn uitvaart schreef ik hem een brief over mijn gevoelens, ik vroeg hem mij een teken te geven dat het goed was tussen ons. Ik schreef over mijn onmacht, vertelde hem dat ik niet snapte waarom hij nooit over een afscheid had willen praten, ook niet met zijn geliefde en zijn kinderen. Ik had dat te respecteren, maar wat was dat moeilijk! Op de dag van zijn begrafenis kwam de regen met bakken uit de lucht vallen: de hemel huilde! Ik vroeg aan zijn weduwe of ik mijn brief op zijn hart mocht leggen, zij vond dat goed. Ik ervoer een grote opluchting, toen ik de brief onder zijn colbert op zijn dode hart legde: iedereen mocht van mij in de kerk alleen maar goede dingen over deze broer vertellen, ik had onze ruzies en rare momenten met hem gedeeld. Het was goed! We liepen in de stromende regen achter zijn kist aan. Het verkeer werd geblokkeerd en het was doodstil op straat. Voor zoveel mensen die allemaal prachtige bloemen droegen, treurend achter een lijkwagen, stopte men met respect. Wat een prachtig ritueel! In mijn dromen kwam het goed met mij en mijn broer: hij kwam me met open armen tegemoet, levend en liefdevol.
8
Interview
Broers en zussen rouwen ook Door Mirre Bots Minke Weggemans timmert al een paar jaar flink aan de weg om de rouw van broers en zussen op de kaart te zetten. Ze schreef er diverse boeken over, want hun pijn, verdriet en gemis worden door de omgeving vaak niet gezien. Bovendien zijn er geen sociale rituelen voor. Redenen waarom veel van hen het er jaren later nog moeilijk mee hebben. De rouw van broers en zussen is een niet erkende vorm van rouw en dat moet veranderen, zo vertrouwt Minke Weggemans mij toe in het knusse restaurant in het oosten van het land waar wij elkaar spreken. ‘Hun rouw wordt vaak niet onderkend en is lange tijd een taboe geweest. Alle aandacht en ogen gaan vaak naar de ouders en soms ook naar de partner of kinderen, want daarvan is inmiddels wel bekend dat zij rouwen om hun verloren man of vrouw, vader of moeder. Maar dat een dergelijke dood ook bressen slaat in het leven van een broer of zus is veel minder bekend. Er zijn ook geen sociale vormen of rituelen voor. Als je broer sterft, zeker als deze al wat ouder is en bijvoorbeeld in een andere stad woont en nooit door de buren is gezien, staat er niemand aan jouw deur om je te condoleren met dit verlies.’ Depressie Wat je ziet, aldus Minke , is dat broers en zussen dan maar vaak gaan redderen - juist omdat er geen aandacht is voor hun rouw. ‘Ze gaan alles doen om de getroffenen bij te staan en dingen te regelen, want dat is rond een overlijden nu eenmaal nodig. Maar dat redderen heeft ook een functie: dan dringt het nog niet meteen door dat er door de dood van hun broer of zus ook in henzelf een gat is geslagen. Velen beginnen er pas na jaren over te praten, maar dan reageert de omgeving vaak met: heb je het daar nu nog over! Maar iets waar niet over gesproken wordt, gaat vaak heel diep en steekt vroeg of laat toch de kop op.’ In haar boeken staan daar regelmatig schrijnende verhalen over. Broers en zussen die soms tientallen jaren niet over hun overleden broer of zus gepraat en gerouwd hebben: er was geen ruimte voor, niemand had het erover, het zit ergens in een diep laatje in zichzelf weggestopt. Maar op een bepaald moment - soms pas na dertig, veertig jaar - komt het toch boven en is men blij als daar een uitingsvorm voor gevonden wordt, bijvoorbeeld in het opschrijven van het verhaal van diens dood en hoe dat voor jou als broer of zus geweest is. Maar al wordt er niet over gepraat, het is er op de een of andere manier wel, is Minkes ervaring. ‘Zo’n niet onderkende en weggestopte rouw veroorzaakt altijd iets: men is wat meer teruggetrokken, zondert zich af, is wat killer in het contact, krijgt een wankelende gezondheid of last van een depressie, soms kan men het werk niet meer aan of raakt men burn-out. En in het ergste geval komt iemand zelfs in de psychiatrie terecht. ’ Plek Waarom dat rouwen door zussen en broers niet gebeurt, heeft er mede mee te maken dat je om te rouwen een plek moet hebben. Je moet weten waar je staat. En dat wordt vaak ondersteund door sociale gewoonten en rituelen, die er inmiddels voor partners en ouders 9
volop zijn, en ook steeds meer voor kinderen, maar voor broers en zussen niet. ‘Als broer en zus weet je niet waar je staat. Bovendien moet er op de een of andere manier een eerste stap in de rouw zijn. Dat kan zijn als mensen je erop aanspreken of komen condoleren of als een uitvaartbegeleider je vraagt om bij de uitvaart een eigen bijdrage te leveren. Dat helpt de rouw op gang. Maar ook daarna helpt het als mensen nog regelmatig de vraag krijgen: hoe gaat het nu met jou sinds je zus dood is? Daardoor gaan ze mogelijk hun eigen rouw onder ogen zien en komt die naar buiten. Omdat dat bij broers en zussen vaak niet gebeurt, weten een heleboel van hen niet eens dat ze rouwen. Soms ook is het een ongeschreven wet in de familie: daar hebben we het niet over. Zeker als het om een pijnlijke dood van een kind gaat.’ Roots Opvallend in haar boeken is dat oudere mensen soms na dertig of veertig jaar opeens met hun verdriet over een op jonge leeftijd overleden broer of zus op de proppen komen. Minke Weggemans: ‘Dat komt omdat je, als je ouder wordt, vaak meer naar je “roots” gaat kijken. De band met de familie wordt sterker. Daardoor komen de herinneringen weer terug. Er samen over praten werkt dan genezend en helend. ‘ Er staan in haar boek trouwens ook prachtige en troostrijke verhalen van broers en zussen die wel op allerlei mogelijke manieren bij het overlijden en het afscheid van hun broer of zus zijn betrokken en daar op een heel persoonlijke manier vorm aan geven. Daaruit spreekt vaak ook hoe diep zo’n band kan zijn. Advies Voor Hub’ers heeft ze dan ook als advies om in ieder gesprek te vragen of er broers en zussen zijn en hoe zij betrokken kunnen worden bij de voorbereidingen. Wat zouden zij kunnen of willen bijdragen? De kist dragen, iets voorlezen, muziek uitzoeken of zelf spelen, een bepaald ritueel verzorgen of speciale dingen van hun broer of zus op de kist of het graf leggen. Ze kunnen daar bewust naar vragen,zodat het vanzelfsprekend wordt. En wat ze ook in het oog zouden kunnen houden, is waar de broers en zussen staan bij het condoleren, want ook daarbij vallen ze nogal eens tussen de wal en het schip, omdat er voor hen geen duidelijke plaats in de rij is. Tegen familieleden en partners zou ze willen zeggen hoe belangrijk het is dat ze altijd de deur openhouden voor broers en zussen die afscheid willen nemen. ‘In de praktijk gebeurt het nogal eens dat de echtgenoot of echtgenote teveel de regie hierover voert. Vraagt een broer: mag ik afscheid van hem komen nemen, want het duurt nog maar een week, antwoordt de vrouw van zijn broer: nee, wij ontvangen geen bezoek meer! Dan ga je dus voorbij aan de diepe band die er tussen broers en zussen is. Als broer of zus zou ik in zo’n geval gewoon gaan. Je bent toch familie en misschien wel degenen die de stervende het langst gekend heeft. Doe je op zo’n moment niets en laat je je afschepen, dan blijf je daar een heel leven mee zitten. Tegelijkertijd is het goed om te beseffen dat je met afscheid nemen op tijd moet beginnen. Stel het niet uit tot het te laat is.’ Verbinding Waarom Minke Weggemans dit onderwerp zo bij de horens heeft gevat, heeft voor een gedeelte met haar eigen geschiedenis te maken. Ze komt uit een gezin van tien kinderen en daarvan zijn er nog vijf in leven. Maar vooral het overlijden van haar twee jaar oudere broer twintig jaar geleden heeft haar erg aangegrepen en aan het denken gezet. ‘Hij was er altijd voor me. Als ik ergens mee zat, dan kon ik altijd bij hem terecht. Hij bezat veel mensenkennis 10
en ook andere kennis en dat deelde hij ruimhartig met me. Hij was betrouwbaar, aardig en aandachtig; ik kon hem helemaal nog niet missen. Hoe zou ik dat onderwerp niet hebben kunnen pakken, als je eenmaal beseft wat een broer voor je betekent!’ Maar er is ook nog een heel andere motivatie die ten grondslag ligt aan haar grote betrokkenheid bij dit onderwerp, zo vertrouwt ze me toe. En dat is de meer geestelijke dimensie van broer- en zusterschap. ‘Ten diepste heb ik het besef dat we allemaal broers en zussen zijn. Maar broers en zussen zijn niet alleen maar leuk. Je kunt er lang niet altijd goed mee opschieten. Broers en zussen kies je niet. Je hebt ze en ze kunnen ook lastig zijn of het je moeilijk maken. Bij broers en zussen gaat het er niet om of je hen leuk vindt, je hebt gewoon een verbinding met hen. Maar in onze maatschappij is de nadruk steeds sterker te komen liggen op zelfgekozen relaties, je moet het vooral leuk en goed hebben met elkaar. Betekenis We kiezen veel meer voor vrienden of vriendinnen, omdat ze ons bevallen en het prettig met hen is. Ook partners proberen het elkaar zo leuk mogelijk te maken of ze sluiten een soort zakelijke deal. Maar broers en zussen die heb je gewoon, daar moet je mee samen zien te leven, ook al zijn ze helemaal niet zo aardig. Je moet je bewust willen verbinden met degenen die het dichtst bij je staan, daar gaat het bij broers en zussen om. Als je dat doet en echt en bewust met hen in contact blijft, dan zit er iets overstijgends in, dan kom je tot een ander niveau van mens zijn. Bij broer en zus zijn gaat het om gelijkwaardig verbinden. En in zekere zin zijn we allemaal broers en zussen van elkaar. Ook wie er in de straat komt wonen, is een broer of zus en daar zul je gewoon en respectvol mee om moeten gaan. Het is net als het leven: je moet het gewoon aangaan, ook als het niet zo leuk is. Daarin zit voor mij de diepste betekenis van broeder- en zusterschap.’
Minke Weggemans is ongebonden geestelijk verzorger en geeft op verzoek lezingen, gastlessen en workshops over rouw van broers en zussen. Informatie hierover is te vinden op haar website: www.broederzielalleen.nl Bibliografie van Minke Weggemans: Broederziel alleen. Het verlies van een broer of zus een plaats plaats geven, 2005; Rouwen in de zijlijn. Verhalen van zussen over verlies van een broer of zus, 2008; Broers rouwen ook. Verhalen van boers over verlies van een broer of zus, 2009.
Deze titels zijn verschenen bij Uitgeverij Kok in Kampen. Een streven van Minke Weggemans is om 10 april tot broers- en zussendag uit te roepen, een initiatief dat is overgewaaid uit Amerika. Een dag waarop we allemaal bewust aandacht besteden aan onze broer en zus, elkaar gaan opzoeken of samen iets ondernemen.
11
Gedichten
Mijn broer is dood. Mijn broer is dood. Ik ben verbaasd, het Kan niet kloppen, want ik zie dat ik nog leef. Wij zijn van meet af aan altijd bij elkaar geweest En waren dan ook zo ongeveer precies gelijk. Hoe kan het dan dat ik zomaar in mijn eentje overblijf? Alsof iemand in het wilde weg gekozen heeft, niet opgelet heeft wie van ons het was. Hoe dichterbij kan nog de dood? Ted van Lieshout
Mijn vader ging dood – ik was toen zeven – Dat was heel erg, maar erger was: Die ochtend had ik hem geen kus gegeven. Ik kwam die dag voor de eerste maal Van school thuis met een tien voor taal; Had hij geen dagje kunnen wachten? Later ging ook mijn broertje dood. Ik heb gehuild, kon hem niet missen, ‘k was toen al banger voor de dood. Ik heb van hem een foto en angstig ben ik nog het meest Dat als ik ouder word geen mens meer zien zal Dat wij broertjes zijn geweest. En als er echt een hemel is en als ik daar dan in woon, Dan is mijn vader mijn broertje En mijn broertje net mijn zoon. Ted van Lieshout Uit: Jij bent mijn mooiste landschap, Uitgeverij Leopold, 2008 12
Column
We weten elkaar te vinden…
Mijn zus belt me met haar mobiele telefoon. Ik schrik, want dat gebeurt alleen maar als er iets erg dringend is. Ik neem gespannen op en hoor haar aan de andere kant lachen. ‘Hé, ik zit in een restaurant te wachten op de rest en ik dacht: ik bel je even. Ik heb mijn examen weer gehaald. Ik heb zojuist de uitslag gehad. Enne… wist je dat we vandaag twintig jaar getrouwd zijn. Daarom gaan we vandaag samen uit eten.’ Ik leg de telefoon neer. Ik voel me op de een of andere manier schuldig. Ik ben haar examen vergeten en wist niet eens deze speciale dag te onthouden. Druk, druk, druk…maar dat is natuurlijk geen reden. We weten elkaar te vinden, ook al is de fysieke afstand groot. We delen de leuke ervaringen, de pijn die er in ons leven komt en de gezamenlijke en intense zorg voor onze ouders die ouder worden; onze moeder hebben we zelf verzorgd tijdens haar ziekte- en stervensproces. Mijn gedachten gaan terug naar een ervaring die ik opdeed bij mijn eerste stageuitvaartgesprek. We bellen bij de familie aan en komen in een volle kamer terecht. Drie vrouwen, het blijken de drie dochters van de overleden vader, doen het woord. Ik bewonder mijn begeleider, ze is respectvol en doorvragend, want er is meer dan in de eerste verhalen naar boven komt. De conceptrouwkaart verschijnt op tafel en mijn begeleider kijkt iedereen aan en noemt de namen.’Jullie zijn met drie zussen’, zegt ze warm. Het wordt stil, erg stil. ‘Nou ja, eigenlijk zijn we met z’n vieren’, stamelt een van hen, hard aangestoten door haar zus aan haar linkerzijde. De porrende zus neemt het woord en verklaart met harde stem dat die ander geen zus meer is. Ze hoort niet meer bij dit gezin, geeft ze als motivatie. Ik kijk naar het geborduurde tafellaken alsof daar het antwoord te vinden is op de vraag ‘hoe nu verder?’. Mijn stagebegeleider kijkt met vorsende blik de tafel rond en zwijgt. De verhalen barsten los. Ze trekt zich niets meer aan van haar ouders. Ze heeft al jaren geleden de band verbroken. We weten niet eens waar ze woont. We weten wel dat ze aan de drugs is. ‘Harddrugs’ wordt vervolgens gefluisterd. En dan valt er weer een ijzige stilte. Dikke tranen beginnen te vloeien bij de jongste zus. Ze kijkt bijna verontschuldigend de kring rond en stamelt dat ze waarschijnlijk ook in de prostitutie zit. De vormen op het tafelkleed verbleken. In mijn werk zijn deze verhalen niet vreemd. Toch tuimelen mijn gedachten over elkaar heen. Er is maar één afscheid samen. Gaan vier zussen afscheid nemen van hun vader bij de crematie? Of blijven het er toch drie? Zouden ze elkaar nog op tijd weten te vinden? En wilden ze elkaar wel vinden? Mijn begeleider overtuigt hen ervan er toch voor te zorgen dat de andere zus in kennis wordt gesteld, ook al is ze dan niet op de rouwkaart vermeld. Met hulp van de politie wordt door een van de zussen het adres opgespoord, zodat ze geïnformeerd kan worden over de dood van haar vader. Op de dag van de uitvaart zit ik gespannen achter in de zaal. Drie van de zussen zie ik samen met hun partner en kinderen binnenkomen. De muziek ebt weg en ik zie mijn begeleider naar 13
voren lopen om haar toespraak te gaan houden. Achter mij zwaait de deur open. Ondersteund door twee mannen komt een magere vrouw naar binnen en schuift in de banken. Ze hadden elkaar weten te vinden. Lilian Roes
14
Een Toscaans drama Door Nico van Scheijndel Ieder jaar rond kerst vertrekken twee goede vrienden van mij, Kees en Jaap, naar Toscane waar ze beiden een benijdenswaardig appartement hebben in een eeuwenoude wijnboerderij. De appartementen van beide mannen liggen boven elkaar en kijken uit over het met cipressen bestrooide Toscaanse landschap. De twee vrienden zijn alweer twaalf jaar een paar met een overeenkomst (samenlevingscontract of wat?) en testament op elkaar. Ieder jaar bezoeken ze ook de levende kerststal in het nabij gelegen dorp. Om het kerkplein te bereiken waar de kerststal opgesteld staat, moet eerst aan de voet van het dorp geparkeerd worden en dan een flinke trap beklommen. Op die trap op weg naar de kerststal zakt Jaap in elkaar en overlijdt aan, naar wat later blijkt, een aneurysma. Kees en Jaap waren gelukkig in gezelschap van een echtpaar dat in dezelfde wijnboerderij ook een appartement heeft, zij vangen Kees in eerste instantie op. Nadat Jaap is overgebracht en opgebaard in het kleinste appartement van de beide mannen, belt Kees eerst mij en vervolgens de zussen van Jaap. Twee van de drie zussen kunnen snel naar Toscane komen en helpen Kees met de eerste zaken en vangen hem zo goed als dat gaat op. Tot nu toe niets aan de hand. Omdat Kees graag wilde dat Jaap in Nederland begraven zou worden en Italië geen verdrag heeft met Nederland duren de administratieve handelingen wat langer en is er meer tijd om na te denken over hoe de uitvaart te doen. Kees moet eerst van de schok bekomen alvorens zich hiermee te kunnen bemoeien. Als hij weer een beetje tot zichzelf gekomen is, blijken de zussen ondertussen al voortvarend aan de slag gegaan te zijn. Zij hebben al een kaarttekst en bedacht wat er rond de uitvaartplechtigheid moet gebeuren. Kees is een aardige man, maar niet zo goed in het hanteren van het conflictmodel, hij probeert de daadkrachtige zussen wat af te remmen, maar met weinig resultaat. Wanneer Kees weer in Nederland is, Jaap zou later met een speciale vlucht komen, probeer ik Kees te steunen in de vormgeving van het afscheid van zijn vriend. De zussen hebben echter in Nederland al het nodige in gang gezet. Stukjes kunnen nog worden aangepast en helemaal oneens is Kees het met het voorgestelde ook niet, maar wat knaagt is het verlies aan regie van de uitvaart van zijn partner, een man van wie hij veel houdt en aan wie hij veel te danken heeft. Die regie glipt hem steeds weer uit handen en wordt door de zussen maar moeizaam teruggegeven. Wat niet helpt, is dat de oudste zus van de overleden vriend als executeur is aangewezen, een rol die doorgaans pas aan de orde is na het overlijden van de langstlevende. In dit geval was de oudste zus al direct tot executeur benoemd mede vanwege de beperkte organisatorische talenten van Kees. De oudste zus pakte haar rol als executeur meteen op, een rol die normaliter pas gespeeld wordt op het moment dat de nalatenschap aan de orde komt, maar waarmee zij dus nu al voortvarend in Toscane was begonnen. Het gevolg was dat Kees mij vroeg zijn belangen te behartigen, er soms een wat onaangename sfeer hing en een 15
machtsspel ontstond tussen de belangen en goede bedoelingen van de zussen en die van Kees en de manier waarop hij het afscheid vorm wilde geven. Nadat de afscheidsplechtigheid van Jaap al enige tijd achter de rug was en Kees zijn eerste verdriet verwerkt had, werd hij met terugwerkende kracht boos over het gebeuren. Boos over hoe de zussen zich opgesteld hadden en boos over het vage gevoel dat, wanneer Jaap was gehuwd en Kees geen man maar een vrouw was geweest, de zussen vast niet zo’n dominante rol hadden gespeeld.
16
Uit de praktijk
Treurende weduwe Door: Ton Ramaker Na in 2004 een eerste uitvaart met goed gevolg zelfstandig te hebben gedaan werd ik door de coördinator gebeld voor een volgende uitvaart. Er was een man van 81 jaar aan kanker overleden en de weduwe wilde een uitvaartspreker. Gesterkt door het gunstige verloop van de vorige uitvaart heb ik de weduwe voor een kennismakingsafspraak gebeld. Ik kon de volgende dag terecht. Het telefoongesprek was echter niet erg bevredigend, omdat de weduwe niet erg helder was over de situatie. Op het aangegeven adres aangekomen werd de deur opengedaan door een wat verward uitziende, oudere dame met prachtig, alle kanten uitstekend grijs haar. Zij verontschuldigde zich bij mij voor haar onverzorgde uiterlijk, haar slechte lopen en slechte zien, want zij was maar een vrouw alleen en mankeerde volgens eigen zeggen van alles. Het huis stond bomvol met allerlei voorwerpen, die zij verzamelde. Op een grote tafel in de woonkamer stond – medio augustus – zelfs nog een uitgebreide opstelling van allerlei kerstvoorwerpen met een uitbundige kerstfeestverlichting. Zij had door de ziekte van haar man niet de gelegenheid kunnen vinden om deze op te ruimen. Tussendoor vertelde ze dat zij hartpatiënt was en niet zo lang geleden gedeeltelijk verlamd was geraakt. In de kamer zat ook een jong stel, later bleken zij de buren en vrienden van haar overleden man te zijn. Na mijn inleiding probeerde ik het gesprek op haar overleden man te brengen, maar dat lukte niet. De weduwe begon mij met een rappe tong alles over zichzelf te vertellen: hoe zielig ze wel niet was, dat ze erg ziek was en nu had ze ook nog haar man verloren. Niemand keek naar haar om. Met de familie was geen contact! Waarom dat zo was, wilde zij mij niet vertellen, maar het lag beslist niet aan haar. Ik probeerde het gesprek weer op haar man te richten, maar werd als gevolg van mijn doorvragen bedolven onder stapels fotoalbums, die zij al voor mijn komst klaar had liggen. Aan de hand van de albums vertelde zij haar eigen levensgeschiedenis, haar man kwam in het verhaal bijna niet voor. Wel dat hij elke wens en gril van haar vervulde en haar op handen droeg. De albums stonden vol met foto’s van haarzelf, maar op geen enkele foto stond haar man. Dat kwam, zo zei zij, omdat hij altijd foto’s van haar nam, trots als hij op haar was. Moeizaam bracht ik het gesprek telkens weer op haar overleden man. Helaas ging dat met horten en stoten en wist zij zich veel data en gebeurtenissen niet goed meer te herinneren. Haar geheugen liet haar regelmatig in de steek. Het jonge echtpaar dat er stilzwijgend bij zat, kon mij ook niet verder helpen, want zij waren pas sinds enkele jaren met haar man bevriend geraakt. De weduwe bracht sommige zaken uit het verleden met een flink gevoel voor drama en barstte regelmatig in heftig snikken uit en riep dan hoe zeer zij haar man miste. Op mijn vraag: vertel mij eens wat meer over zijn werk en hobby’s werd ik verblijd met informatie over hoe goed zij het wel had gehad en wat zij allemaal in haar leven had gedaan. Zij had tuinen aangelegd, vijvers gegraven, vakantiehuisjes opgeknapt. Als de verbouwingen en het 17
opknappen klaar waren, gingen ze weer verkassen en begon alles weer opnieuw. En… hup, daar kwamen de fotoalbums weer op de proppen met de weduwe nadrukkelijk in beeld. Oh ja, haar man was ook erg handig, maar zij had toch altijd het meeste gedaan. Na ruim vier uur hard zwoegen, consequent veel doorvragen en haar afremmen als zij weer over zich zelf begon, kreeg ik bij stukjes en beetjes wat meer informatie over haar overleden man. Het jonge echtpaar hoorde alles aan, geneerde zich duidelijk over het gedrag van de weduwe en hield zich bescheiden op de achtergrond. Op de vraag wie er allemaal op de uitvaart zouden komen, kreeg ik te horen dat er niet veel belangstellenden zouden zijn. Zij had geen vriendinnen meer, die hadden allemaal ruzie met haar gemaakt en spraken niet meer met haar. Misschien dat er wat buren zouden komen en een paar mensen van de camping waar zij en haar man een stacaravan hadden staan. Weer barstte zij in een dramatische huilbui uit. Ze liet zich daarbij op de grond vallen en riep hysterisch uit dat zij het allemaal niet zou overleven en dat ze niet wist of ze de uitvaart wel zou kunnen bijwonen. Ik hielp haar in haar stoel, omdat het jonge echtpaar verstijfd zat toe te kijken en niets durfde te doen. Na deze uitbarsting heb ik de weduwe rustig te weten krijgen, de intake afgerond en ben ik vertrokken. De uitvaarttoespraak heb ik zo goed en kwaad als het ging gemaakt en ik slaagde er zowaar in om haar overleden man toch de hoofdpersoon in zijn levensverhaal te laten zijn. De hoofdlijnen van de toespraak heb ik telefonisch doorgesproken met de weduwe, die prompt weer een forse, hysterische huilbui kreeg en mij vertelde dat zij het leven niet meer zag zitten. Ik heb haar moed ingesproken en wij spraken af dat ik haar op de dag van de uitvaart, zoals gebruikelijk, nog even zou ontmoeten in de ontvangstkamer. Op de dag van de uitvaart ging ik naar de ontvangstruimte. De weduwe zag er op en top als een rouwende weduwe uit en was op haar paasbest gekleed. Zij was duidelijk het dramatisch middelpunt in het kleine gezelschap belangstellenden. Toen zij mij zag, stortte zij zich op de grond en riep uit dat zij ook elk moment kon gaan, omdat zij niet zonder haar man kon leven. De omstanders wisten zich met de situatie geen raad en waren er erg verlegen mee. Omdat niemand wat deed heb ik de weduwe van de grond opgetild en haar in een stoel gezet; later zette de uitvaartleider haar in een rolstoel en vertrok ik naar de kleine aula om mij op de uitvaartdienst voor te bereiden. In de aula waren ongeveer vijftien mensen aanwezig inclusief de hevig snikkende weduwe. Halverwege de toespraak slaakte de weduwe een vreselijke kreet en stortte zich letterlijk uit haar rolstoel op de grond en kroop al krijsend naar de kist. Zij trok zich omhoog en liet zich hysterisch schreeuwend op de kist vallen. Alle aanwezigen waren geschokt en deden niets. Uiteindelijk heb ik haar overeind geholpen, van de kist afgetrokken, want ze wilde die niet loslaten, en haar weer teruggezet in haar rolstoel. De toespraak heb ik afgerond en gelukkig bleef de weduwe daarna rustig. Wel bleef zij steeds snikkend om zich heen kijken of iedereen wel goed zag hoeveel verdriet zij had. Bij het als laatste afscheid nemen bleef zij zich weer vastklampen aan de kist en uiteindelijk heeft de uitvaartleider haar met zachte hand weggeleid. Op dat moment was het verdriet even over en werd ik door de weduwe met twee dikke zoenen hartelijk bedankt voor de
18
mooie toespraak. ‘Ze had er erg van genoten’, zei ze en schreed vervolgens wankelend de aula uit. Na de uitvaart kwam de uitvaartleider naar mij toe en gaf mij een compliment voor mijn handelend optreden vóór en tijdens de uitvaartdienst. Even kregen wij een kleine discussie over wie nu wat moet doen tijdens een uitvaartdienst. Hij vond het prima wat ik gedaan had, terwijl ik van menig was dat hij als verantwoordelijk uitvaartleider zelf had moeten ingrijpen. Ik was immers alleen gevraagd om te spreken. Het verschil van opvatting bleef bestaan. Vanaf die tijd maak ik van tevoren concrete afspraken met de uitvaartleider over wie wat doet tijdens de uitvaartdienst. En dat werkt prima. Maar ik ben diezelfde uitvaartleider nog regelmatig tegengekomen en iedere keer zegt hij dan: ‘U doet zeker weer de hele uitvaartdienst?’. Ton Ramaker is humanistisch uitvaartbegeleider in Limburg
Pagina uit fotoalbum, bron: internet
19
Gedichten Melkweg In memoriam fratis Broer, jij wees mij de weg. De nauwste was nog te breed, te recht de dreef die leidt naar dit domein. Of dreef de heetste hartstocht mij, de lauwste? Broer met je te groot hart, je koudste kunst is dat niet de jongste bleef ik die jouw leeftijd overleef. Broer, waarom bleef jij niet de oudste? Ik had je willen vragen hoe het nu verder moet langs smalle binnenweggetjes, de ogen toe, en of je, zwervend door heelallen, niet duizelt, of je het niet moe bent helemaal uiteen te vallen. Stefaan van den Bremt
Afscheid Ze hield van bomen. ‘Ze ritselen van stilte ademen geheimen vrijen met de maan met nooit genoeg takken en durven dikke druppels huilen als het bos verdrietig is Vogels landen er vol heimwee naar verten onverkend’ Een tekstje op haar kamer. Ze was mijn zus, vertrok te vroeg naar verten onverkend. Vandaag heb ik een boom geplant en durfde ik te huilen. Ed Franck Herkomst van beide gedichten onbekend
20
Column
‘En als ik echt niet meer wil…’ Bijna honderd jaar was ze. Haar naam Moek Heringa. Moek verzamelde gedurende langere tijd pillen. Ze had diverse kwalen waar ze medicijnen voor kreeg, maar ze ontzegde zich de inname en legde een voorraad aan. De bijna honderdjarige Moek was niet zwaar ziek, ze kreeg wel met het klimmen van de jaren meer klachten waaronder vergeetachtigheid. Maar ze had vooral het gevoel dat haar leven lang genoeg geduurd had en wilde daarom niet verder leven. Ze vroeg haar arts haar hierbij te helpen. De arts begreep haar wens, maar vond haar nog ‘te goed’. Dus was versterving, het stoppen met eten en drinken, de enige mogelijkheid. Maar daar voelde Moek niet voor. Haar zoon onderzocht de voorraad pillen. Daar zou ze niet aan overlijden. Hij besloot haar te helpen bij haar zelfgeregisseerde dood en gaf haar de malariapillen die hij aan zijn tropenreizen had overgehouden. In combinatie met de slaappillen maakte ze hiermee een einde aan haar leven. De arts constateerde een natuurlijke dood. En toch werd Moek’s zoon eind februari voor verhoor opgeroepen op het politiebureau van Apeldoorn. Hij had zijn verhaal kenbaar gemaakt, omdat hij aandacht wilde voor het feit dat hij vond dat Moek ook recht had moeten hebben op euthanasie of hulp bij zelfdoding. Voor patiënten die ondraaglijk en uitzichtloos lijden is in Nederland de zorg rond het levenseinde zorgvuldig geregeld. De Wet Toetsing Levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding bepaalt dat een arts niet strafbaar is voor het toepassen van euthanasie, als hij maar voldoet aan de zorgvuldigheidseisen die in de wet zijn beschreven. Maar wat is ondraaglijk en uitzichtloos lijden? Wie bepaalt of je ondraaglijk en uitzichtloos lijdt? Dat die discussie op het moment op vele fronten wordt gevoerd is geruststellend. Psychiater voor ouderen, Boudewijn Chabot, verkoopt zijn tips om op een ‘humane wijze’ een eind aan je leven te maken sinds kort niet meer alleen via internet, maar ook in de boekhandel. Zijn eerste boek ‘Een waardig levenseinde in eigen hand’ schreef hij nadat hij onderzoek naar een waardig levenseinde had gedaan. In dat onderzoek bleek de behoefte aan euthanasie groot, maar door regelgeving bleek deze niet uitvoerbaar. Chabot introduceert het fenomeen ‘zelfeuthanasie’, waarbij de regie over een waardig sterfbed bij de persoon zelf ligt. Zijn veelomvattende handleiding hiervoor, zoals in zijn boek beschreven, laat zien dat dit laatste niet onmogelijk hoeft te zijn en blies ook gelijk een frisse wind in het euthanasiedebat. Dit eerste boek, alleen verkrijgbaar op internet, beroerde Den Haag danig. Er werden zelfs Kamervragen over gesteld. De minister van justitie is inmiddels klaar met zijn onderzoek naar aanleiding van de kamervragen over het internetboek. Hij zei niet te verwachten dat het boek een gevaar voor de volksgezondheid zal opleveren, mede omdat het boek ‘uitsluitend op internet’ verkrijgbaar is. Chabot stopte per ingang van 1 februari jongstleden met de verkoop van zijn boek via internet. Hij schreef een nieuw boek ‘Uitweg’ dat wel bij de boekhandel te verkrijgen is. Waarom besloot Chabot die stap naar de boekhandel te zetten? Omdat veel ouderen geen toegang hebben tot internet. En juist zij hebben groot belang bij informatie over een waardig levenseinde. Ik ben benieuwd wanneer de kamervragen losbarsten. 21
Ook in Groot-Brittannië woedt de discussie over het zelfgekozen levenseinde, nadat Starmer, een hoge Britse justitiefunctionaris, richtlijnen voor zelfdoding bekend maakte. De door hem opgestelde richtlijnen geven aan wanneer juridische vervolging is te verwachten en hoe je de kans kunt verkleinen om vervolgd te worden. Zo stelt Starmer dat iemand die uit menslievendheid een ander helpt om een eind aan zijn of haar leven te maken een relatief klein risico heeft om juridisch vervolgd te worden. Menslievendheid. Hoe meer ik naar dit woord kijk, hoe vreemder ik het vind. Met welke bril kijkt de Nederlandse wetgeving? Het moet wel de donkerste bril zijn die de meest donkere en slechte kant in de mens naar boven breng, want hulp bieden bij een zelfgekozen levenseinde maakt je volgens de wet tot een misdadiger. Menslievendheid. Het staat nog niet in onze wetten. En daarom mag een zelfgekozen levenseinde niet. Lilian Roes
Moek Heringa in ´Ongeneeslijk oud´
22
Mijn eerste keer
De toespraak die niet werd geschreven… Door Joke Rinsma Maandagmiddag kreeg ik het verzoek een uitvaart te doen in Noordwest Overijssel. Zo ongeveer zestig km vanaf mijn woonplaats. De uitvaart zou donderdagmorgen in Meppel plaatsvinden. Kort dag dus. Het telefonische contact met de familie, moeder en dochter vond dezelfde middag plaats, maar de uitvaartverzorgster was net vertrokken en moeder was erg moe, vertelde de dochter me, dus morgenmiddag zou beter uitkomen. Ik had tussen de middag een afspraak en vertelde dat ik niet eerder kon komen dan om 15.00 uur, waarop de dochter zei: ‘half vier mag ook wel.’ Ik kon iets vroeger weg dan ik verwachtte, terwijl ik de tijd om de afstand te overbruggen iets te royaal had ingeschat. Ik was zodoende twintig minuten voor mijn afspraak op het bewuste adres. Mevrouw verwelkomde me en vertelde dat haar dochter nog niet terug was van de bloemist, waar ze bloemen wilde bestellen voor op de kist. Mijn suggestie was om dan maar even samen te praten over het laatste proces van ziekte en iets over haar leven samen met haar man. Mevrouw ging hier graag op in. Ik noteerde nog niets omdat ik te vroeg was en dus op de dochter wilde wachten. Om half vier was de dochter nog niet huis en mevrouw belde haar om te zeggen dat ik er al was. De dochter beloofde gauw terug te komen. Zodra ze thuiskwam vroeg ze of ik al iets wist en ik vertelde dat we hadden gesproken over haar vaders leven en de dood van haar zuster, maar dat ik nog niets had genoteerd. De dochter vroeg me een samenvatting te geven van wat ik al wist en ik gaf aan dat ik dan graag meteen iets wilde noteren zodat ik alles correct kon gebruiken. Dochter wilde zelf ook graag spreken al had ze nog niets op papier. Ze had ook nog niet echt duidelijk waarover ze wilde vertellen, maar dat zou wel komen. Ik zou me aan de grote lijnen houden. De dochter haalde nog veel fotoboeken tevoorschijn om me een beeld te geven van hoe vader er uit had gezien tijdens zijn goede jaren. De muziekkeuze was nog niet klaar, maar ze had wel een idee. De plechtigheid was al helemaal geregeld met de uitvaartverzorgster. Om kwart over vier kwam haar vriend en dit oponthoud leek me geschikt om maar afscheid te nemen, ik had wel voldoende informatie voor een toespraak. Het is mijn gewoonte om de toespraak te mailen naar de familie om hun te laten weten wat ik uit hun informatie heb gebruikt , zodat ze eventuele zinnen kunnen wijzigen of schrappen als ze dit te gevoelig vinden. In dit geval kon dat niet want er was geen internetverbinding. Ik beloofde dat ik dan nog even telefonisch contact zou hebben, maar ook dit was moeilijk te regelen want er moest nog veel gebeuren. Woensdagavond 19.00 uur was wel mogelijk. Ik wilde niet langer wachten want ik heb graag alles graag op tijd klaar en wil niet op de dag van de uitvaart de tekst nog moeten printen. 23
Om vijf uur was ik thuis en begon meteen met typen, terwijl ik mijn man vroeg om me een kopje thee te maken, want ik had wel dorst gekregen. Toen ik een bladzijde van mijn tekst afhad werd ik opgebeld door de dochter. Zij vertelde dat ze toch liever zelf de toespraak hield en vroeg of ik dit erg vond. Natuurlijk is zoiets jammer, maar ik vind dat ieder het recht heeft om de eigen plechtigheid in te vullen. Ik zei dat ik blij was dat ik het meteen hoorde want ik kon nu stoppen met uitwerken. De informatie werd vernietigd en de tekst gewist. Ik ben nu een week verder, maar heb iets vreemds. Ieder mens heeft ‘s nachts wel een moment dat hij even ontwaakt om weer verder te slapen. In deze momenten van ontwaken was ik steeds bezig met stukken tekst die ik anders in mijn toespraak had kunnen gebruiken. Het is me twee keer eerder gebeurd dat een uitvaart werd teruggetrokken, maar dan had ik de tekst al compleet. Ondanks dat ik al langer meeloop heb ik dit nog niet eerder meegemaakt. Bij een volgende keer zal ik geloof ik toch maar de complete toespraak schrijven zodat ik mijn informatie aan het papier kwijt kan. Joke Rinsma, is spreker voor RWU Drenthe
24
Recensie
‘Sprakeloos’, een boek als een klaagzang, een eerbewijs en een vloek Door Annemarie van der Most Onlangs verscheen van de Vlaamse schrijver Tom Lanoye het boek ‘Sprakeloos’, een boek dat in een recensie een protest tegen de dood van zijn moeder, een protest tegen de stilte, werd genoemd en dat inmiddels genomineerd is voor de Libris literatuurprijs en de Gouden Uil. Zelf noemde Lanoye in een interview zijn laatste roman een rouwproces in literaire vorm. Hij schrijft met veel liefde en mededogen over zijn moeder. Zij had een goede opleiding en trouwde met een slager, eigenlijk beneden haar stand. Zijn debuut heette ook ‘Een slagerszoon met een brilletje’. Haar kinderen en vooral haar jongste zoon brengt zij liefde voor de taal bij. Als zij een rol voor het amateurtoneel moet repeteren, leest zoon Tom alle andere rollen voor, terwijl zij staat te strijken. Ze is zich terdege bewust van haar invloed. Het boek opent met een proloog. Daarin waarschuwt de schrijver het boek niet te lezen. ‘Deze roman zal volgens velen geen roman mogen heten, omdat hij een deugdelijke kop mankeert, een schone krulstaart en een ordentelijk middenstuk, laat staan dat hij bij wijze van darmstelsel een fatsoenlijk samenhangend verhaal bevat. Dit is een tekst die tegelijk een klaagzang, een eerbewijs en een krakende vloek is en die handelt over het leven zelf.’ Na de proloog volgen drie delen: 1. Hij: of het verhaal van het verhaal. 2. Zij: of geslagen met verstomming. 3. Ik: of en wat nu? Het boek komt traag op gang. Lanoye heeft zijn vader beloofd over zijn moeder te schrijven, begint ook, maar vraagt zich steeds af waarom het hem niet lukt en waarom hij niet eerder over zijn moeder schreef. ‘Zoals men niet kan vertellen over haar, zonder uit te weiden over hem, zo kan ik niet schrijven over hen beiden zonder uit te weiden over de godganse wereld die ik heb leren kennen en waarover zij jarenlang regeerde.’ Pas na het overlijden van zijn vader blijkt hij over zijn moeder te kunnen schrijven. Het tweede deel begint met de attaque van zijn moeder. Ze verliest haar spraak en wordt agressief. Ze kan alleen ‘een beetje’ nog zeggen. Het verhaal is niet chronologisch verteld en er komen ook allerlei kleurrijke personen, zoals buren, klanten en de huisbazin, in voor. Haar verdriet om het verlies van een zoon komt aan de orde en hoe zij daarna toch weer de draad weet op te pakken. Prachtig is de beschrijving van het moment dat Tom zijn ouders vertelt dat hij homo is. Hij heeft iemand uitgenodigd om erbij te zijn - als een soort bliksemafleider. Zijn moeder zegt niet veel, maar belt hem later op om haar mening te geven. Als hij trouwt, is ze erg verontwaardigd, maar al snel sluit ze haar schoonzoon in haar hart. Na de attaque knapt ze wat op, maar al snel gaat het weer mis. Ze moet vastgebonden worden en leeft nog twee jaar, terwijl ze steeds verder achteruit gaat. Over haar einde schrijft hij: ‘Ik had de mooie momenten niet graag gemist. Maar nog liever had ik, met terugwerkende kracht, de gruwelijke uren en dagen uitgewist. In de eerste plaats voor haar. Nooit heb ik haar, naar mijn gevoel, meer verknochtheid en respect bewezen dan toen we 25
haar eindelijk toelieten te gaan. Een mens staat maar bij één persoon echt in het krijt. Ik heb die lei toen schoongewreven. Misschien kan liefde maar één ding echt. Uit liefde doden.’ In het laatste deel beschrijft hij de uitvaart van zijn ouders en de verstrooiing van de as en legt hij verantwoording af. ‘Is dit het boek geworden waarmee ik haar het best kon eren? Het boek dat zij het liefst had gelezen, en dat hij van mij verlangde? Dat ik mezelf had opgelegd en dat u van mij verwachtte? Ik heb mijn twijfels. Wanneer en waar ik er de kans toe zie, zal ik de stilte bestrijden met mijn stem, de leegte proberen te bevechten met mijn taal. Laat dat mijn rebellie zijn, mijn revolte tegen slijm, tegen gereutel… Nooit meer zwijgen, altijd schrijven, nooit meer sprakeloos.’ En met deze woorden eindigt Tom Lanoye dit aangrijpende boek over zijn moeder, die ‘eerst haar spraak verloor, dan haar waardigheid, dan haar hartenklop.’ Ik kan het iedereen van harte aanbevelen, maar dat had u waarschijnlijk al begrepen. Tom Lanoye, Sprakeloos, Uitgeverij Prometheus, 2009
26
Column
De broer van mijn moeder De broer van mijn moeder leeft nog, laat ik dat voorop stellen. De vraag is alleen: hoe lang nog? Hij is ziek en volgens de dokter heeft hij nog hooguit een jaar te leven. Toen ik bij de HUB kwam werken, nu ruim twee maanden geleden, vroegen veel mensen mij waarom ik me met dit onderwerp ging bezighouden en wat ik daarmee heb. Dat was een goede vraag die ik mijzelf ook meer dan eens gesteld heb toen ik mijn sollicitatiebrief schreef, toen ik op gesprek kwam en toen ik werd aangenomen. Er zijn natuurlijk wel mensen in mijn omgeving gestorven, maar niet heel dichtbij en gezien mijn leeftijd, 46 jaar, is het gelukkig ook niet zo dat ik daar heel veel mee geconfronteerd word. Maar mijn ouders wel, zij verliezen steeds meer mensen om zich heen, langzamerhand wordt hun kring kleiner en het gebeurt vaak dat ik ze spreek en zij me vertellen over vrienden en kennissen die ziek zijn en overlijden. Dat grijpt er flink in bij hen en confronteert hen ook met hun eigen dood en afscheid. Daardoor komt het ook steeds meer in mijn leven en dat is de reden dat ik wat met dit onderwerp heb én wil. Nu is de broer van mijn moeder ziek, mijn oom, en dat is ook voor mijn moeder een ander proces dan het verlies van vrienden en kennissen. Kort na het overlijden van hun moeder mijn oma dus - enkele jaren geleden is dit weer een verlies in de familie. Mijn oom is de jongste van drie en heeft dezelfde leeftijd als hun vader toen hij overleed, een bizarre bijkomstigheid. De meeste mensen hopen toch ouder te worden dan hun ouders… Nu is het niet zo dat het contact tussen mijn oom en mijn moeder heel erg goed is, daarvoor verschillen hun persoonlijkheden te veel. Toch is er absoluut sprake van een familieband. Bovendein wonen ze vlak bij elkaar, zien ze elkaar regelmatig en hebben ze zorg voor elkaar. Sinds mijn oom ziek is, zijn beiden op hun eigen manier bezig met het afscheidsproces, maar hoe doe je dat? Hoe neem je afscheid van een broer, van iemand van wie je eigenlijk niet zoveel weet? Iemand die in heel je leven een rol speelt, die je langer kent dan wie dan ook, maar van wie je als het erop aankomt kunt zeggen: ik weet alles van je, maar tegelijkertijd ook helemaal niets. Dat zijn vragen die mijn moeder bezighoudt, want door het verschil in persoonlijkheid is het voor hen moeilijk om dichtbij elkaar te komen en een echt gesprek te voeren over wat ze voelen en wat ze voor elkaar betekenen. Wel kunnen ze met elkaar praten over het verleden dat ze hebben gedeeld en de familie die ze gemeenschappelijk. Ze kunnen praten over vroegere partners en hun rol in hun leven en over de kinderen. Dat is bekend terrein. Maar wat mijn moeder zich echter vooral realiseerde, is dat deze broer het meeste lijkt op haar vader: qua karakter, in zijn uiterlijk en manier van praten maar ook in zijn zorg. ‘Ach zus, dat regel ik wel even’, kan hij zeggen als het gaat over huis of financiën. Dat deed opa ook. Hem en zijn karakter herkennen in haar broer houdt het beeld van haar vader nog in leven. En dat betekent dat ze behalve afscheid van haar broer binnenkort ook afscheid neemt van een laatste stukje van haar vader. Fortunée Ledeboer
27
28
La Scuola , Academie voor levenskunst Door Mirre Bots In het vorige nummer hadden we het over levenskunst. En omdat levenskunst een bij uitstek humanistisch onderwerp is en ook alles met de kunst van het sterven te maken heeft, kom ik in dit nummer nog even op een leuk initiatief op dit gebied, dat waarschijnlijk ook veel Hub’ers zal aanspreken. Dat levenskunst een begrip is dat tot de verbeelding spreek, blijkt ook uit het feit dat er sinds kort een academie voor levenskunst bestaat: La Scuola. La Scuola is opgericht door Ria en Erik Pool. Zij lieten zich hierbij inspireren door de boeken van Joep Dohmen over levenskunst. Zelf waren ze ook al een tijd bezig met bewust leven en ze bevroegen elkaar daar vaak op. Bovendien merkten ze in hun werk als coach dat de problemen waar mensen mee worstelden veel met hun levenshouding te maken hadden. Hierdoor kwamen ze op het idee voor deze nieuwe ‘school’. La Scuola moet in hun ogen een vrijplaats worden voor levensvragen en zingeving. En daarbij leunen ze sterk op kunst en cultuur, want een ware kunstenaar is hij die met zijn hart, hoofd en handen werkt, aldus deze twee initiatiefnemers. Maar ook thema’s als mens en maatschappij, tijd en vergankelijkheid, dood en sterfelijkheid komen aan de orde. De academie organiseert workshops en debatten waarin dergelijke levensvragen centraal staan. Kunst en cultuur dienen hierbij, zoals gezegd, als belangrijke inspiratiebron. Daarnaast neemt de ontmoeting en verbinding met de andere deelnemers een belangrijke plaats in. De aftrap van het academieseizoen 2009/2010 vond plaats in het weekend van 20 september met een film over het thema vriendschap: ‘Bij Nader Inzien’ van Frans Weisz, die in 1991 ook als dramareeks op de televisie werd uitgezonden. Zie voor meer informatie: www.lascuola.nl
29
Mededelingen Omdat er te weinig bijdragen ingezonden worden voor de rubriek ‘Nieuwe rituelen’ hebben we besloten om hiermee te stoppen. Blijkbaar leeft dit in de praktijk toch minder dan wij vanwege het ruime aanbod op dit gebied dachten. Mocht een van jullie in de praktijk echter iets meemaken, waarvan je denkt: ‘dit is toch wel erg bijzonder, heeft een toegevoegde waarde en dat zouden de andere Hub’ers eigenlijk ook moeten weten,’ schroom dan niet en stuur je bijdrage hierover alsnog in. Wel zijn en blijven we blij met jullie bijdragen voor de rubrieken ‘Mijn eerste keer’ (waarin het echt over van alles mag gaan, als het maar met een uitvaart of jou als uitvaartbegeleider te maken heeft) en ‘Uit de praktijk’. En ook de andere lezers blijken dit erg te waarderen. Soms kunnen zij er tips of waardevolle informatie voor zichzelf uithalen. Dus blijf bijdragen hiervoor insturen ! De redactie behoudt zich zich het recht voor om alle ingezonden stukken te redigeren. De redactie
30