Versie 1 – Genesis 31:7 t/m 55 – nr.37
[Uitzending nr. 37 Gen.31: 7 t/m 55]
Jacob heeft diepe beproevingen moeten meemaken. Hij heeft zware lessen moeten leren. Twintig jaar met oom Laban is hem niet in de koude kleren gaan zitten. Maar wát Laban ook met hem afspreekt, altijd loopt het weer uit op het feit dat Jacob meer bezit ontvangt dan zijn oom Laban. Tot grote ergernis van Laban en niet alleen van hem, ook zijn zonen hebben het er steeds over.
We hebben het gelezen in de eerste verzen van Gen.31. De zonen van Laban zeggen: Alles wat Jacob bezit, heeft hij aan onze vader te danken. Zijn rijkdom is ten koste van onze vader ontstaan. Maar, dat was niet zo – het was de Here God die Jacob had gezegend! Daarom zegt de Here God tegen Jacob: Ga terug naar uw vaderland en uw familie. Ik zal bij u zijn.
Jacob gaat zich voorbereiden om op weg te gaan. Hij roept Rachel en Lea bij zich op het veld. Jacob wil niet dat hij wordt afgeluisterd. Mogelijk zou dan een bediende of iemand anders het horen en aan Laban vertellen. Het wordt een bijzonder gesprek. Jacob zet alles nog eens op een rijtje. Jullie vader heeft zich tegen mij gekeerd en nu heeft de God van mijn vaderen met mij gesproken. Jullie weten hoe hard ik voor jullie vader heb gewerkt, maar hij heeft mij bedrogen. Hij is de afspraken over mijn loon herhaalde malen niet nagekomen. Maar, God heeft niet toegestaan dat Laban mij benadeelde. Genesis 31 vers 8:
want toen hij beloofde dat alle gespikkelde dieren voor mij zouden zijn, werden alleen nog gespikkelde dieren geboren; en toen hij van mening veranderde en zei dat ik alle gestreepte dieren mocht hebben, waren alle jonge dieren gestreept! Jacob legt Rachel en Lea uit dat het God is die hem heeft gezegend. Zelfs zo dat Laban en zijn zoons jaloers op hem zijn geworden. Dan vertelt Jacob hen de echte reden waarom hij wil vertrekken (Gen. 31 vers 11 en 12):
TTB – NL – TWR – CW
1
Versie 1 – Genesis 31:7 t/m 55 – nr.37
Toen, in mijn droom, riep de Engel van God: Jacob! En ik antwoordde: Ja. Hij zei dat ik de witte ooien met de gespikkelde, gevlekte en gestreepte bokken moest laten paren, Want Ik heb gezien wat Laban u heeft aangedaan, zei de Engel. In het vorige hoofdstuk hebben we de fokmethode van Jacob kort aangeduid. Jacob had toen een manier in gedachten om er voor te zorgen dat de normaal gekleurde dieren toch lammeren met een afwijkend kleurpatroon zullen voortbrengen. Hij moet dit al van plan zijn geweest toen hij zijn voorstel aan Laban formuleerde. Het wonderlijke dat gebeurde was – dat ondanks de wisselende afspraken van Laban – Jacob steeds de meeste dieren kreeg. Hoe kan dat? Kwam dat door de slimme truc van Jacob met de donker gekleurde takken? De takken waar hij een deel van de bast weg schilde zodat er witte plekken op kwamen en die in de drinkbakken van de dieren legde? In Gen. 31 vers 12 wordt het antwoord gegeven: de Engel van God zei dat Jacob de witte ooien met de gespikkelde, gevlekte en gestreepte bokken moest laten paren, God had het gezegd! Wij hoeven niet naar een natuurlijke verklaring te zoeken, voor het gebeuren met de geschilde takken. Al ben ik er wel van overtuigd dat God een verklaarbare methode heeft gebruikt. Maar – God heeft ons die niet verteld en binnen de bestaande fokpraktijken bestaat hij niet meer, kortom: wij weten het niet. Zeker er worden verschillende verklaringen gegeven. Kies er maar eentje uit. Luisteraar, laten we ons aan het Woord van God houden: de Engel van God zei dat Jacob de witte ooien met de gespikkelde, gevlekte en gestreepte bokken moest laten paren, God zag wat Laban Jacob aandeed, en Hij zegende Jacob. Genesis 31 vers 13:
Ik ben de God, Die u heeft gezien bij Betel, waar u een gedenksteen hebt opgericht en Mij een belofte hebt gedaan. Verlaat dit land en keer terug naar uw geboorteland. “Ik ben de God van Bethel.” God gaat terug in de tijd, naar het moment dat de Here aan Jacob verscheen. Toen hij was gevlucht en de eerst nacht weg was van huis. Bij Betel, in de openlucht moest hij slapen met zijn hoofd op een steen. Diezelfde God zegt nu: TTB – NL – TWR – CW
2
Versie 1 – Genesis 31:7 t/m 55 – nr.37
“Sta op, verlaat dit land, en keer terug naar uw geboorteland.” De Here God wil dat Jacob Haran verlaat. Immers, hij heeft op dat moment 11 opgroeiende jongens. Zij zien en beginnen al dingen te leren die ze eigenlijk beter niet zouden moeten leren. God wil dat Jacob en zijn gezin weggaan uit Haran. Net zo als Hij Abraham heeft gezegd weg te gaan. Weg van de afgoden en praktijken die voor het aangezicht van God niet kunnen bestaan. Gen.31 vers 14 en 15: Rachel en Lea zeiden: Wij gaan met je mee. Wij hebben hier niets meer te zoeken en wij zullen ook niets erven van onze vader. Hij heeft ons behandeld als vreemden en ons verkocht. Van dat geld is al niets meer over.
Treurig, als je dat van je vader moet zeggen: Hij heeft ons behandeld als vreemden en ons verkocht. De oude Laban is niet te vertrouwen. Voor dat wij nu ons hoofd gaan schudden over Laban moeten we zelf misschien ook in een de spiegel kijken. Bent u, ben jij, zijn wij te vertrouwen? Ongelukkig genoeg – zijn er ook vandaag christenen die laten zien – door de manier waarop ze met hun geld en dat van anderen omgaan, dat ze ook niet zijn te vertrouwen. Helaas zijn er verhalen te vertellen waarvan je de haren ten bergen rijzen. Genesis 31 vers 16: De rijkdommen, die God jou heeft gegeven van onze vader, waren eigenlijk van ons en onze kinderen! Doe maar wat God je heeft gezegd; wij staan achter je. Prachtig, ik bewonder deze beide vrouwen. Ze zeggen tegen Jacob: wij staan achter je! Doe maar wat God je heeft gezegd. Ondanks het feit, dat ze ook voelen dat hun vader hen heeft bestolen. Dan komt de dag van het vertrek: Op een dag zette Jacob zijn vrouwen en kinderen op kamelen en ging er vandoor zonder Laban iets te zeggen. Hij dreef zijn kudden, die hij daar in Paddan-Aram had verkregen, voor zich uit en nam al zijn bezittingen mee. Zo begon de terugreis naar zijn vader Isaäk in het land Kanaän. Laban was toen net bezig op het land de schapen te scheren. Jacob verdween met al zijn bezittingen (Rachel stal stiekem haar vaders huisgoden), stak de rivier de Eufraat over en zette koers naar het gebied aan de voet van het Gilead-gebergte. (Gen. 31:17-21)
TTB – NL – TWR – CW
3
Versie 1 – Genesis 31:7 t/m 55 – nr.37
Jacob staat vroeg op en gaat er alweer in allerijl vandoor. Op dezelfde manier als waarop hij zijn ouderlijk huis verliet, toen hij voor Esau wegvluchtte. Nu gaat hij bij oom Laban weg. “Rachel stal stiekem haar vaders huisgoden.” Laban diende niet de God van Abraham en Isaäk. Zijn huis was een huis met afgoderij. De Here God wilde niet dat Jacob en zijn gezin daar zouden blijven. De invloed ervan zien we bij Rachel. Zij is opgegroeid met afgoderij. Zij wil de goden van thuis met zich meenemen. Een primitieve opvatting en kenmerkend voor afgoden. De Here, de God van Abraham, Isaäk en Jacob is anders. Voor Hem kan een mens niet weglopen. Die God kun je niet ergens achterlaten. Hij is er altijd en overal! David schreef in Psalm 139 vers 7 en 8: Hoe zou ik mij kunnen verbergen voor Uw Geest, waar zou ik naar toe moeten om U te ontvluchten? Als ik naar de hemel ging, zag ik U daar. Als ik neerdaalde in het dodenrijk, zou ik U ook daar ontmoeten. Dat wil zeggen, dat zelfs de dood een mens niet kan en zal scheiden van God. Zelfs als ik vleugels had en ging wonen aan de andere kant van de zee, zou ik U daar ontmoeten. U zou mij vasthouden en Uw rechterhand zou mij stevig leiden. (Ps. 139 vers 9 en10).
Een mens kan God niet ontvluchten, zelfs al reisde je naar de maan. Ieder schepsel is verantwoording schuldig aan zijn Schepper. Eens komt het moment om voor God te staan. Voor iedereen! Luisteraar ‘moet’ u dan voor God staan of ‘mag’ u voor Hem staan? Door de Here Jezus Christus komt het verschil tot stand! Is het een idee om daar eens dieper over na te denken? Jacob ging er vandoor: “Op een dag, toen Laban op het land was om de schapen te scheren” Jacob wachtte op een goed moment. Waarschijnlijk moest Laban kilometers van huis weg omdat de schapen een heel groot gebied begraasden. Dat gebeurt nog steeds, er is een groot gebied nodig om alle dieren te voeden. Terwijl Laban weg is van huis, “vergeet” Jacob hem te vertellen dat hij weg gaat. Genesis 31 vers 22 en 23:
TTB – NL – TWR – CW
4
Versie 1 – Genesis 31:7 t/m 55 – nr.37
Het duurde drie dagen voordat Laban te weten kwam dat Jacob was verdwenen. Hij verzamelde een aantal mannen en zette de achtervolging in. Zeven dagen later achterhaalde hij de vluchtelingen bij het Gileadgebergte. Laban heeft zeker haast gemaakt om Jacob in te halen. We kunnen er zeker van zijn dat Laban – wat Jacob betreft – niet veel goeds in de zin had. Ik denk dat hij boos genoeg was om hem te doden. Hij zal ook gemerkt hebben dat zijn terafim – zijn huisgoden – gestolen zijn. Zeven dagen later achterhaalde hij de vluchtelingen bij het Gilead-gebergte. De afstand tussen Haran en Gilead is minstens 500 km. Dan spreekt God, door middel van een droom tot Laban, Genesis 31 vers 24: Die nacht verscheen God in een droom aan Laban. Let op uw woorden als u met Jacob gaat praten, u mag hem niet zegenen, maar ook niet vervloeken, zei God. Laban mag niet ten goede of ten kwade met Jacob spreken, want Jacob staat onder Gods bescherming. Genesis 31 vers 25: Tenslotte ontmoetten de mannen elkaar in het gebergte. Jacob had zijn tenten op een bergkam opgeslagen. Labans kamp lag wat lager.
Laten we gaan luisteren wat Laban heeft te zeggen. Genesis 31 vers 26: Waarom ben je zo stiekem weggeslopen? vroeg Laban. Je hebt mijn dochters meegevoerd alsof het krijgsgevangenen zijn. En waarom heb je mij geen afscheidsfeest voor je laten houden, met veel muziek en zang? Laban is slim maar ook een diplomaat! Hij probeert er voor te zorgen dat Jacob zich schuldig gaat voelen. Immers Jacob heeft zijn gezin een schitterend afscheidsfeest onthouden. Laban zou een groots afscheidsfeest hebben gegeven. Ja, ja, ik denk dat hij heel wat anders in gedachten had. Vervolgens doet Laban een beroep op Jacobs gevoel. Je hebt me zelfs niet de kans gegeven mijn dochters en kleinkinderen vaarwel te kussen. Ik vind het maar een vreemde zaak. (Gen. 31:27 en 28) Jacob heeft de rechten van Laban miskend. Hij heeft niet gehandeld in overeenstemming met het geldende familierecht en daarom onbehoorlijk. Genesis 31 vers 29:
TTB – NL – TWR – CW
5
Versie 1 – Genesis 31:7 t/m 55 – nr.37
Ik zou je gemakkelijk de les kunnen lezen, maar de God van je vader is de afgelopen nacht aan mij verschenen en heeft gezegd: Let op uw woorden als u met Jacob spreekt, u mag hem niet zegenen, maar ook niet vervloeken. Laban laat Jacob weten dat hij niet veel goeds van plan was, maar dat de Here God hem heeft tegengehouden. Gen. 31 vers 30: Maar nu moet je mij eens vertellen: als je bent weggegaan, omdat je zo graag terug wilt naar je geboorteland, waarom heb je dan mijn huisgoden gestolen?
Laban vraagt naar de gestolen huisgoden. Jacob wist niet dat Rachel ze had gestolen. Jacob geeft als antwoord: Ik ben stilletjes weggegaan, omdat ik bang was, antwoordde Jacob. Ik was bang dat u uw dochters zou terugnemen. (Gen. 31:31) Jacob kent zijn schoonvader Laban wel een beetje. Hij wist dat Laban hem en zijn gezin niet samen had laten gaan. Daarna reageert hij op de huisgoden: En wat betreft uw huisgoden; ik vervloek degene, die ze heeft meegenomen. Laat hem maar sterven! Als u ook maar iets vindt dat wij van u hebben gestolen, zal ik het u zonder meer teruggeven. Dat zweer ik in het bijzijn van al deze mannen. Jacob wist namelijk niet dat Rachel ze had gestolen. (Gen. 31:32) Zie je, Jacob geloofde Laban niet. Hij is er zeker van dat niemand ze van Laban zou hebben gestolen. Maar Laban geloofde Jacob ook niet. Ze hebben absoluut geen vertrouwen in elkaar. U merkt het al, de afgelopen 20 jaar zijn niet erg gezellig geweest. Genesis 31 vers 33 t/m 35:
Laban doorzocht eerst Jacobs tent, daarna die van Lea en toen die van de twee bijvrouwen, maar hij vond niets. Als laatste doorzocht hij Rachels tent. Maar Rachel had de beeldjes in haar zadeltas verstopt en zat daar nu bovenop! Zo moest Laban zijn speurtocht onverrichter zake beeindigen. Neem mij niet kwalijk, vader, dat ik niet opsta, maar ik ben ongesteld, zei Rachel.
TTB – NL – TWR – CW
6
Versie 1 – Genesis 31:7 t/m 55 – nr.37
Laban verwachtte dat één van zijn dochters ze heeft. Maar, Rachel is een slimme tante. Ze is dan ook de dochter van Laban! We krijgen zo wel een realistisch beeld van de familie! Dat Rachel de terafim, de huisgoden, van haar vader had meegenomen, is waarschijnlijk veel ernstiger dan we ons kunnen voorstellen. Het bezit van de huisgoden betekende de leiding hebben van de familie. Die positie bracht met zich mee dat Jacob alles zou erven van de oude Laban! Dat wilde Laban zeker niet. Maar, Laban kan de beeldjes nergens vinden. Dat geeft Jacob meer zelfvertrouwen. Hij is er zeker van dat ze er niet zijn. Gen.31 vers 36 t/m 38:
Maar nu was Jacob goed boos geworden. Wat hebt u gevonden? beet hij Laban toe. Wat is mijn misdaad? U hebt mij achtervolgd alsof ik een misdadiger ben en nu hebt u alles doorzocht. Leg nu al die gestolen spullen hier maar neer, zodat iedereen ze kan zien en kan zeggen van wie ze zijn! Twintig jaar ben ik bij u geweest en al die tijd heb ik goed voor uw ooien en geiten gezorgd, zodat zij gezonde jongen ter wereld brachten. Nooit heb ik ook maar één ram aangeraakt om ervan te eten. Jacob kreeg van zijn schoonvader geen eten, daar moest hij voor betalen.
Als er één door wilde dieren werd aangevallen en gedood, ging ik dan naar u toe om te zeggen dat u een dier minder had? Nee! Ik nam het verlies op me. U liet mij elk gestolen dier betalen, of het nu wel of niet mijn schuld was. Ik werkte voor u in de hitte van de dag en in koude en slapeloze nachten. Ja, twintig jaar, veertien om uw dochters te verdienen en zes om een kudde te krijgen! En u hebt mijn loon wel tienmaal gewijzigd! (Gen. 31 vers 39 t/m 41)
Vanaf vers 38 volgt een uitvoerige terugblik op de afgelopen 20 jaar. Wat Jacob hier zegt is een betuiging van onschuld, een soort negatieve belijdenis van zonden. Jacob geeft ook aan dat Laban steeds een vergoeding kreeg voor verscheurde en gestolen dieren. Daarna memoreert Jacob zijn inzet bij dag en bij nacht. TTB – NL – TWR – CW
7
Versie 1 – Genesis 31:7 t/m 55 – nr.37
In vers 41 brengt Jacob de klacht naar voren die hij eerder tegen zijn vrouwen had geuit. Vervolgens vermeldt hij de hulp van God, Die in het verleden hielp en in het bijzonder door de droom in de voorafgaande nacht ten gunste van Jacob heeft beslist. Als God niet had ingegrepen, zou Laban Jacob berooid hebben achtergelaten. Beide partijen verdedigen hun eigen standpunt.
Als het aan u had gelegen en God - de God van mijn grootvader Abraham, de glorierijke God van mijn vader Isaäk - niet goed voor mij was geweest, dan had u mij zonder iets weggestuurd. Maar God heeft uw wreedheid en mijn harde werken gezien, daarom is Hij de afgelopen nacht aan u verschenen. (Gen. 31 vers 42) Jacob heeft zijn grieven er uit gegooid. Gen.31 vers 43 en 44:
Laban bond in: Deze vrouwen zijn mijn dochters, deze kinderen zijn van mij en ook de kudden en al je andere bezittingen zijn van mij. Hoe zou ik mijn eigen dochters en kleinkinderen kunnen benadelen? Vooruit, laten we een verdrag sluiten, jij en ik, en laten we daarnaar leven. Laban ziet dat zijn zaak bij God en mensen hopeloos is en zoekt vrede. Hij weerlegt Jacobs beschuldigingen niet en gaat een andere kant op. Net als in vers 28 noemt hij Jacobs kinderen zijn eigen kinderen. Daarmee bedoelt Laban hier niet dat hij rechten heeft, maar dat hij met hen verbonden is en hen niet wil schaden. Laban stelt voor een verbond te sluiten. Indirect is het vragen om een verbond het erkennen van de ander als meerdere. Jacob richtte een steenhoop op en er wordt een overeenkomst gesloten.
Zij noemden de steenhoop Jegar-Sahadutha (Hoop van het Getuigenis) in Labans taal en Gal-Ed in Jacobs taal. Deze steenhoop zal als getuige tussen ons in staan, indien iemand over de grens komt, zei Laban. Daarom heette de steenhoop ook Mispa (Wachttoren). Want Laban zei: Moge de HERE de wacht houden over ons als wij niet meer bij elkaar zijn. (Gen. 31 vers 47 t/m 49) Laban geeft de steenhoop een Aramese naam mee die, ‘steenhoop van het getuigenis’ betekend. Jacob geeft de steenhoop een Hebreeuwse naam die betekent ‘steenhoop van de getuige’. TTB – NL – TWR – CW
8
Versie 1 – Genesis 31:7 t/m 55 – nr.37
In vers 49 wordt ook Mispa genoemd, dat ‘uitkijkpost’ of ‘wachtpost’ betekent. Wanneer beide partijen van elkaar gescheiden zijn, zal God op het gedrag van beide letten. In Amerika worden deze woorden uit vers 49 wel eens gebruikt aan het eind van een kerkdienst of als inscriptie in trouwringen. De zogenaamde ‘Mispazegen’ : Moge de Here de wacht houden over ons, wanneer wij van elkaar gescheiden zullen zijn.’ Daarmee wordt een positieve invulling gegeven aan ‘de wacht houden’, want het ‘over ons‘ is hier negatief bedoeld. ‘Moge de HERE de wacht houden over ons’, wil in werkelijkheid zeggen: ‘Moge de HERE Zijn ogen op u gericht houden zodat u mij niet meer zult bestelen.’ Dat is precies wat Jacob en Laban zeggen. Daarna gaan ze beiden hun eigen weg. De steenhoop bleef te Mispa, als een grens tussen Laban en Jacob. Beiden beloofde zij die grens niet te passeren. Jacob en Laban kunnen elkaar niet in de gaten houden en daarom leggen zij de naleving van het verdrag in Gods hand. Jacob gaat verder, op weg naar Kanaän. God heeft hem op wonderlijke wijze beschermd tegen het geweld van Laban. Binnenkort zal Jacob het volgende gevaar tegenkomen, de ontmoeting met Esau maar daarover meer in de volgende uitzending.
TTB – NL – TWR – CW
9