Onze Vader, Die in de hemelen zijt Ds. M.J. van Gelder – Heidelbergse Catechismus Zondag 46
Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 62: 1, 4 Romeinen 10 Psalm 25: 1, 7, 10 Psalm 103: 7 Psalm 84: 6
Gemeente, we zijn toegekomen aan Zondag 46 van onze catechismus. Nadat in Zondag 45 in vraag en antwoord 119 het Onze Vader, het gebed dat Christus ons geleerd heeft, is aangegeven, komt nu in de volgende zondagen de uitleg daarvan. We lezen Zondag 46: Vraag 120: Waarom heeft ons Christus geboden God alzo aan te spreken: ‘Onze Vader’? Antwoord: Opdat Hij van stonden aan, in het begin onzes gebeds, in ons de kinderlijke vreze en toevoorzicht tot God verwekke, welke beide de grond onzes gebeds zijn, namelijk, dat God onze Vader door Christus geworden is, en dat Hij ons veel minder afslaan zal hetgeen dat wij Hem met een recht geloof bidden, dan onze vaders ons aardse dingen ontzeggen. Vraag 121: Waarom wordt hier bijgevoegd: ‘Die in de hemelen zijt’? Antwoord: Opdat wij van de hemelse majesteit Gods niet aards denken, en van Zijn almachtigheid alle nooddruft des lichaams en der ziel verwachten. Zondag 46 gaat over: Onze Vader, Die in de hemelen zijt. We staan stil bij: 1. Een kinderlijke vreze 2. Een kinderlijk toevoorzicht 1. Een kinderlijke vreze Ik neem u even mee naar een gezin; vader, moeder en de kinderen. Die oudste kinderen zullen ‘vader’ tegen hun vader zeggen en ze zullen weten wie vader is. Ze weten wat hij voor hen betekent en wat zij aan hem verplicht zijn. Een baby kan nog niet praten. Een kleuter ook niet. Maar moeder begint die kleuter langzaam wat woordjes te leren. En wat zijn de twee eerste woordjes die moeder aan het kind begint te leren? Dat zijn de woordjes ‘papa’ en ‘mama’. Eindeloos zullen de ouders dat herhalen bij hun kind, zodat ze het eindelijk gaan nazeggen: ‘Papa, mama…’ Mag dat kleine kind dat zeggen? Het is zich er toch nog niet van bewust dat het het kind is van die ouders en dat vader en moeder de ouders zijn? Het is zich er toch niet van bewust welke verantwoordelijkheid die ouders voor dat kind hebben, welke zorg ze voor www.prekenweb.nl
1/9
Ds. M.J. van Gelder – Onze Vader, Die in de hemelen zijt
het kind hebben en welke rechten dat kind heeft, dat het zelfs een erfgenaam is? Dat weet dat kind allemaal niet. Dat hoeft het ook niet te weten op dat moment. Het is goed als het kind in die twee namen ‘papa’ en ‘mama’ iets begint te gevoelen van vertrouwen, van verbondenheid, van het één zijn. Zou het ook zo zijn in het geestelijk leven? Kunt u mij vertellen wat de discipelen wisten van Christus en Zijn zoen- en kruisverdiensten, van Zijn opstanding, van Zijn hemelvaart en van de uitstorting van de Heilige Geest, toen Hij hun een gebed ging leren? Ze wisten er mogelijk maar heel weinig van. Hij onderwees hen. Dat wisten zij. En ze wisten ook dat Hij de woorden van het eeuwige leven had. Ook dat hadden ze intussen mogen proeven. Maar wat wisten zij méér? Ze hebben zich zelfs verzet tegen Zijn kruisweg: Dit zal U geenszins geschieden! (Matth.16:22) Niets hebben zij begrepen voordat Christus opgevaren was ten hemel en de Heilige Geest zond om hen te onderwijzen. Hij opende voor hen de Schriften. Hij opende hun verstand, zodat zij de Schriften verstonden. Maar nog vóór al die wetenschap heeft Christus hun een gebed geleerd. Gij dan, bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen zijt… (Matth.6:9) Die naam ‘Onze Vader’ is een hartelijke aanspraak. Daar ligt iets teers in. Het duidt op een verhouding; een verbintenis, door de liefde gedragen. De Heere Jezus heeft Zijn discipelen, die nog alleszins onkundig waren, in de mond gelegd wat zij zouden bidden, toen zij vroegen: Leer ons bidden. (Luk.11:1) En door de Geest der genade en der gebeden drukt Hij het op hun hart en mogen zij daar iets van beoefenen in hun leven, al is het nog maar zo weinig geweest. Zo heel weinig. Later is er meer onderwijs en vrijmoedigheid gekomen, nadat de Heilige Geest was uitgestort. Dat laatste is een heilsfeit dat niet herhaald word. Evenmin als dat de geboorte van Christus, Zijn bitter lijden en sterven, Zijn opstanding en Zijn hemelvaart herhaald zullen worden, zo zal ook de Heilige Geest niet opnieuw uitgestort worden. Want Die is gezonden! Christus, verhoogd zijnde, heeft de belofte van de Heilige Geest van de Vader ontvangen en heeft dit uitgestort, wat gij nu hoort en ziet. Het is diezelfde Geest, Die van het begin af aan onderwijst in al de waarheid, ook vandaag nog. Helaas wordt het volmaakte gebed vaak zonder nadenken en zonder een waar geloof afgeraffeld en opgedreund. Puur vorm, zonder dat het hart erbij betrokken is. Zonder dat het hart rust in Hem, tot Wie men zich richten mag, zeggende: Onze Vader, Die in de hemelen zijt… Wat kan er ook een schroom zijn bij begenadigde zondaren en zondaressen. Wat kan er een schroom zijn bij Gods kinderen om zo het gebed aan te vangen: Onze Vader… Onverzekerdheid omtrent hun aandeel aan Christus kan daar de oorzaak van zijn. Enerzijds kan men niet ontkennen wat er in het zielenleven heeft mogen plaatsvinden en anderzijds mist men de vrijmoedigheid. Hoe komt dat toch? Zou het ook kunnen zijn dat de prediking een oorzaak is van deze onvrijmoedigheid? U denkt misschien: Wat is dat nu toch? Als wij in de prediking aangeven dat alleen iemand die verzekerd is van zijn aandeel aan Christus dit zou mogen bidden, dan gaan wij aan Christus voorbij Die Zijn jongelingen, die zo onkundig waren, maar voor wie Hij wel dierbaar was geworden, geleerd heeft toen al te bidden: Onze Vader, Die in de hemelen zijt…
www.prekenweb.nl
2/9
Ds. M.J. van Gelder – Onze Vader, Die in de hemelen zijt
Het kan zo zijn dat geestelijk leven op een bepaalde wijze gesystematiseerd wordt, waarbij het ene beleefd wordt na het ander en er soort van opklimming plaatsvindt, totdat men tenslotte hiertoe komen mag: Onze Vader… Maar Jezus heeft Zijn discipelen, die nog zo weinig van Hem wisten, geleerd te bidden: Gij dan, bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen zijt… Nogmaals: de onvrijmoedigheid bij Gods kinderen - en ik denk dat dit in het eigen hart zo ook kan zijn - kan een gevolg zijn van een soort van systematiseren van geestelijk leven, terwijl de Heere ons gezegd heeft: Predik het Woord. (2 Tim.4:2) En Zijn discipelen die nog zo onkundig waren, maar die wel wisten: Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods (Matth.16:16), mochten bidden: Onze Vader… Ze wisten zoveel van hun nood, ellendigheid, verlorenheid en de rechtvaardigheid van God, dat ze achter Jezus aan moesten gaan. Ze wisten dat Hij de Behouder des levens was, de enige Zaligmaker. Maar verder waren ze nog zo onkundig. Ze vroegen: Leer ons bidden. En Hij nam ze apart en zei: Gij dan, bidt aldus: Onze Vader… Hij sprak hun dit gebed voor. Hij legt ook vandaag nog Zijn kinderen dit gebed in het hart. Het is alsof de Heere zelfs tot de allerkleinste zegt: ‘Zeg maar: Onze Vader.’ Zoals een moeder tot haar kleinste kind zegt: ‘Zeg maar: Papa.’ Ze probeert dat eerste woord bij dat kind in het geheugen te brengen, in de mond te leggen en in het hart te brengen. Dat woord zelf geeft in al de talen een vertrouwensband aan; een hechting van de ouders aan het kind en van het kind aan de ouders. In dit geval het kind aan de Vader; ónze Vader. Uit God geboren mag zo iemand, die in zijn zonden en ellenden tot Christus heeft mogen vluchten en min of meer de vrede met God heeft mogen smaken, bidden: Onze Vader… En dat geeft een toevoorzicht. Dat geeft troost en vrede in het hart. Een kinderlijke vreze, staat er in onze catechismus. Vreze is geen angst, maar eerbied, ontzag, aanhankelijkheid, gehoorzaamheid. Kinderlijke vreze én toevoorzicht. Dat betekent: toevertrouwen aan. Mijn Vader zal voor mij zorgen. Even een heel simpel voorbeeld. Een ventje krijgt het op straat heel moeilijk en kan geen kant meer op. Hij roept tegen de jongens die hem kwaad doen: ‘Ik ga mijn vader halen!’ Want hij weet: mijn vader zal voor mij in de bres springen. Die zal mij helpen. Die zal mij uit deze nood halen. Kind van God in nood, in gemis, in verdriet, in zorg, gij dan, bidt aldus: Onze Vader… Zonder deze overgave aan de Heere en zonder het geloof in de Naam van de Zoon van God, zonder die kinderlijke ootmoed en vreze, is het bidden niet anders dan het stamelen van wat loze klanken en loze woorden. Hoe leeg en arm is dan ons gebed! Een kind van God zal zo vaak moeten zeggen: ‘Heere, mijn gebeden zijn zo arm. Ze zijn zo geesteloos.’ We kunnen in een gebed tegelijkertijd onze zaken doen en overdenken. We kunnen kostelijk bidden in de gemeente of op huisbezoek, ontroerd zelfs, en tegelijkertijd een koe verkopen. Er valt van u en mij niet zoveel goeds te zeggen, maar dat hoeft ook niet. Het is wel verdrietig dat het zo is. Maar wij mogen alle goeds van Jezus zeggen! Hij leerde Zijn discipelen ‘Onze Vader’ zeggen. Hij maakte dat mogelijk door Zijn zoen- en kruisverdiensten. Want God is onze Rechter geworden door de zondeval, door onze overtredingen. Hij zou ons rechtvaardig kunnen wegstoten in de
www.prekenweb.nl
3/9
Ds. M.J. van Gelder – Onze Vader, Die in de hemelen zijt
buitenste duisternis. En tot zulke mensen zegt Hij: ‘Bid nu maar: Onze Vader, Die in de hemelen zijt…’ ‘Mag ik dat bidden? Mijn hart veroordeelt mij omdat de wet mij veroordeelt. De Heere veroordeelt mij duizendmaal in Zijn Woord. Ik kan voor Hem niet bestaan!’ Hij zegt: ‘Bid toch maar, ziende op Mijn Zoon Jezus Christus, Die de prijs heeft willen betalen, Die voor de goddelozen wilde sterven: Onze Vader, Die in de hemelen zijt…’ Dat is geen hoogmoed. Wie dat echt mag bidden met zijn hart, die weet niet meer dan te stamelen. Die weet van zichzelf dat zijn gebeden arm, geesteloos en leeg zijn. Maar Christus zal die gebeden heiligen en reinigen. Hij zendt de Geest des geloofs, opdat zij, hoe arm zij ook mogen zijn in hun eigen waarneming, toch vluchten tot de genadetroon en tot de enige Zaligmaker Jezus Christus. Verlegen zijnde, behoeftig zijnde om de Geest der genade en der gebeden. Om van stonde aan een kinderlijke vreze te verwekken… Vrees is geen angst. De bijbelse vreze is eerbied, ontzag en wederliefde. Dat is een kinderlijke vreze, die dient om zich als een kind te gedragen, om zich als een kind aan de voeten van de Heere neer te leggen. Om alle noden en zorgen die onze ziel kunnen bezetten en bezwaren, voor Hem uit te storten. Zoals een kind dat bij zijn vader mag doen, als er wederzijds vertrouwen mag zijn. Stel u voor dat een kind overhoop ligt, in grote moeilijkheden verkeert en hij kan zijn hart en zijn nood niet thuis kwijt, bij moeder niet en bij vader niet. Dan is dat kind hopeloos en hulpeloos. Dan komt het in de hulpverlening terecht. Stel u voor dat genade verheerlijkt mag zijn. Een nieuwe geboorte heeft plaatsgevonden. Er is een droefheid naar God gekomen, die een onberouwelijke bekering tot zaligheid werkt. In enige mate is er kennis gekomen van de gezegende Zaligmaker Jezus Christus. Zijn lieflijke stem is gehoord in de nodiging van het Evangelie. De trekking tot Hem is in onze ziel gevoeld, zodat we ‘amen’ mochten zeggen op het getuigenis dat God van Zijn Zoon getuigd heeft. En dan níet mogen zeggen: Onze Vader, Die in de hemelen zijt? Dat kan toch niet? De Heere heeft deze aanspraak juist gegeven opdat die vrijmoedigheid zou ontstaan. Opdat die aanhankelijkheid aan de Heere vorm zou krijgen in dit gebed: Onze Vader, Die in de hemelen zijt… Opdat men zich aan de Heere zou toevertrouwen, aan Zijn vaderlijke trouw, aan Zijn vaderlijke zorg, aan Zijn vaderlijke liefde. Misschien denkt iemand: Dat klinkt mij allemaal een beetje oppervlakkig in de oren. Ik hoop wel dat u goed luistert. Ik heb gesproken over de kennis van de Zaligmaker Jezus Christus. En dat is cruciaal! Dat is wezenlijk. Maar als deze genade er zijn mag, als dit geloof er zijn mag, al zou het duizendmaal bestreden worden, dan mag gebeden worden: Onze Vader, Die in de hemelen zijt… Dan is er overgave van het hart. Daarin is liefde tot de Heere Zelf. Dan mogen we, hoe het ook moog’ tegenlopen, gestadig op Zijn goedheid hopen. Dan is er vertrouwen, onderwerping aan Zijn goddelijke leiding, ootmoed, zoals een kind betaamt. Dan is er ook de vrijmóedigheid om ons aan Hem toe te vertrouwen. De kinderlijke vrees vloeit voort uit het kindschap, uit de aanneming tot kinderen. Dat leert ons de Heilige Schrift en dat leert onze catechismus. Er staat in ons antwoord: ‘In ons de kinderlijke vreze en toevoorzicht tot God verwekke.’ Als wij Hem zo mogen www.prekenweb.nl
4/9
Ds. M.J. van Gelder – Onze Vader, Die in de hemelen zijt
aanroepen mag dat een kinderlijke vreze, gehoorzaamheid, aanhankelijkheid én toevoorzicht, hoop op God in ons verwekken. Het is dus iets van het kindschap en van de aanneming tot kinderen. Hoe dan? ‘Namelijk, dat God onze Vader door Christus geworden is, en dat Hij ons veel minder afslaan zal hetgeen dat wij Hem met een recht geloof bidden, dan onze vaders ons aardse dingen ontzeggen.’ Van belang in dit antwoord is dus dat God onze Vader door Christus geworden is. U zegt: ‘Dat is veel.’ Dat is waar. Het is zelfs alles! Maar als u en ik dat nu niet kennen met meer of minder zekerheid, van wie zijn we dan? Behoren wij dan nog geheel onszelf toe? En zijn we nog zonder God in de wereld, zonder Christus, geen hoop hebbende? Dat is een ontstellende waarheid! Daar zou je toch wakker van liggen? Daar zul je toch morgen, moeders, achter de wasmachine onder kreunen? Dan zul je toch, vaders, jonge mannen, als je naar het werk toe gaat, op kantoor of in de aannemerij, bij elke hamerslag of computertik denken: Ik ben zonder God in de wereld, zonder Christus, geen hoop hebbende? Of is die nood er nog niet? Zijn we nog altijd kinderen des toorns, allerhande ellendigheid, ja de verdoemenis zelf onderworpen? Zijn we nog kinderen - ik zal het zachtjes zeggen - des duivels? Christus heeft zeer ernstig gezegd: Gij zijt uit de vader de duivel. (Joh.8:44) Dat is een pijnlijk woord, dat weet ik wel. Het is ook een ontdekkend woord, dat weet ik ook wel. Maar het kan zo heilzaam zijn voor u en mij om de werkelijkheid onder ogen te zien, zoals wij kinderen van Adam zijn in onze natuurlijke geboorte: zonder God in de wereld, zonder Christus, geen hoop hebbende. Opdat op onze ziel gebonden zou worden wat Jezus zei: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien. (Joh.3:3) We moeten leren dat wij kinderen des toorns zijn, dat we aan allerhande ellendigheid, ja aan de verdoemenis zelf onderworpen zijn. Als we dat samen leren, gemeente, dan sterven wij bevindelijk. Dan kun je jezelf ook niet meer op de been houden met een gebed en een traan of met een woordje. Genees mij, red mijn leven; Gij ziet mijn beend’ren beven; Zo slaat Uw hand mij neer. Jezus kwam om te zoeken en zalig te maken dat verloren was. Hij komt tot het arme, schuldige, ondergaande zondaarshart en zegt: ‘Zie, hier ben Ik, de Zoon des Vaders, de Zaligmaker der wereld, de Borg van een beter verbond. Zie op Mij en word behouden!’ Hij schenkt het geloof. Zo is het toch ook gebeurd met de discipelen? Hij heeft hen gevraagd: Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen, ben? (Matth.16:13) En zij hebben getuigenis mogen geven: Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods. (Matth.16:16) O, zo Jezus door het Evangelie te ontvangen in onze ziel! Zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden. (Joh.1:12) Kinderen die dus een Zaligmaker hebben, die een Vader hebben, die uit God geboren zijn, die heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven. Het is de
www.prekenweb.nl
5/9
Ds. M.J. van Gelder – Onze Vader, Die in de hemelen zijt
Heilige Geest Die daarvan getuigenis en bevestiging in het hart geeft. Het is de Heilige Geest Die door de mond van de apostel de gemeente leert zeggen: ‘Abba, Vader!’ Jezus Zelf leerde Zijn discipelen bidden: Onze Vader, Die in de hemelen zijt… En dat terwijl ze nog zo ver verwijderd waren van de volle kennis van de Zaligmaker en Zijn werk, van hun verzoening, van hun eeuwige gelukzaligheid en van hun kindschap. Jezus Zelf leert hen bidden: Onze Vader, Die in de hemelen zijt… We lezen in Johannes 16 vers 26 en 27 dat Jezus tot Zijn discipelen zegt: In die dag zult gij in Mijn Naam bidden; en Ik zeg u niet, dat Ik de Vader voor u bidden zal; want de Vader Zelf heeft u lief, dewijl gij Mij liefgehad hebt en hebt geloofd dat Ik van God ben uitgegaan. Hij wil zeggen: ‘Ik heb u lief en Ik bid ook voor u, maar Ik mag u nog verder wijzen; op Mijn Vader Die Mij gezonden heeft, Die Mij liefheeft en Die u liefheeft. Hij zal voor u zorgen. Noem Hem dan: Onze Vader.’ ‘Onze’ - omdat het gemeenschappelijk is. Het geldt ál Gods kinderen. In een gezin hebben alle kinderen dezelfde vader. Ze zijn allemaal uit hem voortgekomen. En die éne vader is er voor ál die kinderen. Overal ter wereld, door alle eeuwen heen, waar God een zondaar wederbaart, zal die zondaar een Vader hebben. God is door Christus hun Vader geworden. En in hun hart zal daar enige getuigenis van gegeven worden door de Heilige Geest. Een kinderlijke vreze betekent dus: kinderlijke ootmoed, eerbied, ontzag, liefde, aanhankelijkheid. We staan nu stil bij het tweede punt: Een kinderlijk toevoorzicht. We willen eerst zingen uit Psalm 103 vers 7: Geen vader sloeg, met groter mededogen, Op teder kroost ooit zijn ontfermend’ ogen, Dan Isrels HEER’ op ieder die Hem vreest; Hij weet wat van Zijn maaksel zij te wachten; Hoe zwak van moed, hoe klein wij zijn van krachten, En dat wij stof, van jongs af, zijn geweest. 2. Een kinderlijk toevoorzicht We lezen vraag en antwoord 121: ‘Waarom wordt hier bijgevoegd: Die in de hemelen zijt? Antwoord: Opdat wij van de hemelse majesteit Gods niet aards denken, en van Zijn almachtigheid alle nooddruft des lichaams en der ziel verwachten.’ Dat sluit aan op wat we lezen aan het eind van antwoord 120: ‘Dat Hij ons veel minder afslaan zal hetgeen dat wij Hem met een recht geloof bidden, dan onze vaders ons aardse dingen ontzeggen.’ Het gaat dus om een kinderlijk vertrouwen, om een hartelijk vertrouwen. Het kan gebeuren dat als er over dit onderwerp gesproken wordt, er jongeren in de kerk zijn die grote problemen hebben met uitdrukkingen als ‘vaderlijke zorg’ en ‘vaderlijke liefde’, omdat zij zelf niet zo’n vader hebben, met alle nood en ellende van dien. Hulpverlening moet eraan te pas komen. Door de zonde kan het hopeloos mis zijn in een gezin. En daarom kan het zijn dat men met innerlijke weerstand dit soort dingen leest. We lezen in de catechismus dat onze vaders ons aardse dingen niet ontzeggen, terwijl dat wel voorkomt! www.prekenweb.nl
6/9
Ds. M.J. van Gelder – Onze Vader, Die in de hemelen zijt
Gods kinderen mogen hun nood bij hun Vader brengen. Gods kinderen kunnen soms vragen om dingen die ze niet krijgen. Het kan zijn dat een kind van God de Heere bidt of Hij een bepaald kruis zou willen wegnemen of een andere werkkring zou willen geven. Ze kunnen de Heere aanroepen over zaken die hen bezwaren, dag in, dag uit. ‘O God, neem dat toch van mij weg!’ Er kan zoveel klagen zijn. Zulke klachten lezen we ook in de psalmen, bijvoorbeeld van Asaf. Toch, zelfs in het klagen is er toch nog een ondertoon van verlangen. Het zou hard zijn als het slechts een verwijt naar de hemel zou zijn, hoewel dat niet onmogelijk is. Maar de ondertoon kan toch een verlangen zijn om geholpen te worden en dat men klagelijk al zijn nood en zorg brengt voor het aangezicht van de Heere, zoals een kind het verdriet kan uitklagen aan het hart van moeder of van vader. Maar er moet wel een vertrouwensband zijn, anders zal dat kind dat niet doen. Vreselijk is het als het zo ver komt, dat de hulpverlening eraan te pas moet komen. Als het kind niet het hart kan uitstorten en met al zijn zorgen bij moeder of bij vader kan komen. Het is niet te hopen dat dit bij ons voorkomt. Mocht dit zo zijn, dan roepen wij u toe: Bekeert u en keer weder van deze boze weg! Vernedert u dan onder de krachtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te Zijner tijd. (1 Petr.5:6) Het zou zo’n verandering in het huwelijk kunnen geven, in de verhouding tussen man en vrouw en in de verhouding tussen ouders en kinderen. We leven in een keiharde maatschappij, waarin iedereen voor zichzelf moet opkomen. Aan een ander wordt niet zoveel meer gedacht. Het zou een voorrecht zijn als wij in onze gezinnen, families en in Gods gemeente in vrede met elkaar samen mogen wonen. Een goed toevoorzicht bij de Heere… Als Christus onze Zaligmaker geworden is, mogen we als een kind aan de troon der genade verkeren. Jezus sprak tot Zijn discipelen: Gij dan, bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen zijt… Hij heeft ze geroepen uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht. Zijn Geest is aan hen geschonken om hen te onderwijzen. Ze kenden uit het Oude Testament de noodzaak van voldoening, opdat er verzoening zou zijn voor hun zonden. Ze wisten van al de offers die gebracht werden. En toch… wat hadden ze nog weinig zicht op de offerande van Christus. Later zullen ze het door de Heilige Geest, Die door Christus na Zijn hemelvaart gezonden wordt, des te meer en beter verstaan. Om Christus’ wil zal God de Vader van Zijn kinderen zijn, al is hun geloof zo klein als een mosterdzaadje. Want ze zijn uit God geboren en God de Vader verzaakt Zijn plicht niet. Die kinderen verzaken hun kinderplicht wel. Dat zal hun tot schaamte en verootmoediging zijn. Maar de hemelse Vader verzaakt Zijn plicht niet. Geen vader sloeg, met groter mededogen, Op teder kroost ooit zijn ontfermend’ ogen, Dan Isrels HEER’ op ieder die Hem vreest; En die vrees is: eerbied, liefde, aanhankelijkheid, afhankelijkheid en een zich toevertrouwen. Als een kind zich over mag geven aan de zorg of leiding van vader of moeder, dan vindt dat kind verademing. Zo is dat ook met iemand die van Christus mag zijn, die Hem kennen mag als zijn Zaligmaker. Ze mogen van Hem zeggen: ‘Die mij www.prekenweb.nl
7/9
Ds. M.J. van Gelder – Onze Vader, Die in de hemelen zijt
opzocht in mijn diepste nood… Die Zijn Persoon en Zijn werk, Zijn offer en de kracht van Zijn opstanding aan mijn hart wilde verzegelen, min of meer.’ Als wij zo in Hem de vrede met God mogen smaken, dan is er hoop voor het toekomende. Dan is er ook vertrouwen. Dan is er overgave. God zal het doen. Hij zal het wel maken. Dan is er een kinderlijke gezindheid, een hopen en vertrouwen op vaderlijke goedheid. Immers, Hij heeft alle macht. Die in de hemelen zijt… ‘Opdat wij van de hemelse majesteit Gods niet aards denken, en van Zijn almachtigheid alle nooddruft des lichaams en der ziel verwachten.’ Dat mag men toch met recht ‘een kinderlijk toevoorzicht’ noemen. En dat mág er ook zijn. Zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht (bevoegdheid) gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven. (Joh.1:12) Maar die mogen dan ook alle goeds van Hem verwachten en hun ogen richten op Hem Die in de hemelen zit. We mogen van Zijn hemelse majesteit niet aards denken, zoals wij onder elkaar als gezinnen, als kinderen, als ouders van elkaar kunnen denken. Zo mogen we niet van God denken, want Hij is goed. Hij heeft Zijn kinderen lief. Hij heeft ze verkoren tot het eeuwige leven in Zijn Zoon. Zijn Zoon heeft hen gekocht met de dure prijs van Zijn bloed. En de Heilige Geest wilde in hen komen wonen om hen kinderen Gods te doen zijn. Dan mogen ze van Zijn almachtigheid ook alle nooddruft van het lichaam en van de ziel verwachten. Dan is er een goed toevoorzicht. Hij slaat, ofschoon oneindig hoog, op hen het oog die nederig knielen. Op hen die hartelijk, in een kinderlijke vreze, mogen knielen voor Hem. Ze zullen bescherming vinden. Ze zullen leven en zaligheid vinden. Ze zullen Zijn zorg en Zijn bewaring genieten. Hij is groot. Hij is machtig. Hij is almachtig, zo geeft antwoord 121 aan. Niets is voor Hem onmogelijk. Gaf Hij niet manna uit de hemel en water uit de rotssteen? Een kind van God kan voor onmogelijke omstandigheden komen te staan. Hoe komen we daar ooit doorheen? Hoe zal dit ooit opgelost worden? Maar de Heere geeft troost aan de ziel en doet het hart in Hem rusten: Hij zal het maken. (Ps.37:5) Dan is er een kinderlijke gezindheid, zoals een kind in het gezin op vader mag hopen en vertrouwen. Hij zal het voor mij voleinden. Zo zal ook een kind van God, een begenadigde zondaar of zondares voor wie Jezus dierbaar is geworden en voor wie een nieuw leven de begeerte van het hart is geworden, zich aan vaderlijke zorg, trouw en liefde onderwerpen. Hij zal zorg dragen. Hij is almachtig. Wij zijn gebonden aan middelen en zijn niet machtig, maar vaak machteloos. Er zijn omstandigheden in het leven waarin wij onszelf onmogelijk kunnen helpen, maar door anderen geholpen moeten worden. We moeten geholpen worden door Christus Zelf, door een vaderlijke hand vanuit de hemel. ‘Alle nooddruft.’ Het woordje ‘nooddruft’ gebruiken we in het Nederlands niet meer. Het betekent wat je nodig hebt en niet missen kunt: levensonderhoud, zuurstof, gezondheid, inkomen… Er wordt hier gesproken over alle nooddruft van het lichaam én van de ziel. Wat hebben wij voor de ziel nodig? Genade, toch? Geestelijk leven en vertroosting, als we de Heere missen moeten. Verzoening, als schuld op ons geweten drukt. Wat hebben wij van onszelf? Zonder Mij kunt gij niets doen (Joh.15:5), zegt Jezus.
www.prekenweb.nl
8/9
Ds. M.J. van Gelder – Onze Vader, Die in de hemelen zijt
Alle geestelijk gebrek mogen we uitzuchten en uitspreken voor Zijn aangezicht. Het geeft niet als u door de straten loopt en roept: ‘Heere, mijn hart is zo leeg. Mijn hart is zo onbekeerd. Ik ben zo geesteloos. Ik kan niet bidden en ik kan niet danken. Ik kan niet geloven. Ik kan niet hopen. Ik heb niets. Ik zie niets. Ik ben niets. Ik ben een onwaardig schepsel.’ Dat mag u allemaal uitzuchten. Christus ontvangt de zondaars en eet met hen. God hoort hen die Zijn heil verwachten. Hij is de Hoorder der gebeden. Als wij propvol zijn van onszelf, zoals de farizeeën dat waren, dan worden wij ledig weggezonden. Maar als wij met onze nood en ellendigheid naar lichaam en ziel, vluchten tot de genadetroon, dan zal er gehoor zijn. Hij is almachtig. Hij is God en is aan niets en niemand gebonden, maar wij zijn aan Hem gebonden. Wij zijn ook afhankelijk in het gebruik van de middelen die God ons gegeven heeft en in ons opzien tot God Die soms boven bidden en danken doen kan en al onze nooddruft vervullen kan in heerlijkheid, door Christus Jezus. Gemeente, wij zijn arm, maar Hij is rijk! Wij zijn ledig, maar Hij is vol! Welke schuld er mag zijn, bij Hem is verzoening en vergeving. Welke nood, verdriet, ellende er mag zijn, bij Hem is vertroosting, geest en leven. Hij troost het hart dat schreiend tot Hem vlucht, dat in zonden en ellende tot Hem zich ter genezing wendt. Hij spreidt Zijn armen uit. Hij ontving de kinderen, omarmde hen en zegende hen. Hij ontving een arme bloedvloeiende vrouw en maakte haar gezond. Hij ontving Zijn discipelen die angstig en schuldig waren. Hij zocht ze zelfs op, op de dag van Zijn opstanding, toen ze daar bezwaard van hart en vol van schuld zaten. In Hem is dus álles te vinden; alle troost en de vervulling van al onze noden. We lezen in Romeinen 10 vers 12: Want er is geen onderscheid, noch van Jood noch van Griek; want eenzelfde is Heere van allen, rijk zijnde over allen die Hem aanroepen. Ik herhaal dat laatste en ga daarmee eindigen: Rijk zijnde over allen die Hem aanroepen. Amen.
Slotzang: Psalm 84:6 Want God, de HEER’, zo goed, zo mild, Is ’t allen tijd een zon en schild; Hij zal genaad’ en ere geven; Hij zal hun ’t goede niet in nood Onthouden, zelfs niet in de dood, Die in oprechtheid voor Hem leven. Welzalig, HEER’, die op U bouwt En zich geheel aan U vertrouwt.
www.prekenweb.nl
9/9