Onze Vader die in de hemelen zijt Matteüs 6: 1-28 Om te beginnen wil ik iets zeggen over de bergrede en over de plek van het Onze Vader in de bergrede. De Bergrede is een rede die Jezus niet voor niks echt in de hoogte heeft uitgesproken. Jezus heeft heel veel woorden ook gewoon op ‘de begane grond’ uitgesproken bij de mensen. Maar de woorden uit de Bergrede, dat zijn heel hoge woorden die schilderen het leven zoals God het bedoeld heeft, dat zijn de hoge normen en waarden van het koninkrijk van God. Dat proef je als je de Bergrede leest: zalig de barmhartigen, zalig de reinen van hart, zij zullen God zien; uw ja zij ja en uw nee nee, wees integer tot in je kleinste beslissingen en eenvoudigste woorden toe; en heb zelfs je vijanden lief; wees trouw tot in de blikken van je ogen; wees volmaakt zoals je Vader in de hemel volmaakt is. Zo kostbaar is het mensenleven, dat alleen dít het leven is dat voor God bestaan kan. Daar wil God met ons naar toe. Maar hoe gaat dat nou? Als je verder leest in het Matteüs-evangelie – ik vind dat zó indrukwekkend – dan zie je dat Jezus na het beëindigen van de Bergrede de berg afdaalt en dat Hij dan mensen gaat genézen (hoofdstuk 8). Dan vinden er drie genezingen plaats. En de drie mensen die dan genezen worden symboliseren de drie bevolkingsgroepen die er waren in de tijd dat het evangelie werd geschreven: de synagoge (de melaatse), het Romeinse rijk (de hoofdman) en de gemeente van Jezus Christus (de schoonmoeder van Petrus). Jezus houdt ons de hoge wil van God voor en daalt dan af in al onze kwalen en verwordingen en is daar genezend aanwezig. Zó komt het tot die hoge bedoeling. Dat is de boodschap van het evangelie. De hoge wil van God is niet een commando dat je zomaar even uit kunt voeren. Daarvoor gaat het veel te diep. Het vraagt je hele hart. Het is geen trucje dat je kunt spelen. Het gaat om wat je denkt, wat je voelt, om wie je bént. Het gaat God uiteindelijk niet om wat wij doen maar om wie wij zijn. God wil dat ook onze diepste gedachten verlangen dat ook onze vijanden gezegend worden. En dat kan alleen maar werkelijkheid worden door het genezend werk van Jezus Christus, doordat Hij in ons midden is, doordat u, jij en ik leven met Jezus Christus, en doordat zijn trouw en vergeving en genade en zijn onderwijs als een voeding en als een balsem in ons leven werken. En zo groeien we toe naar de wil van God. We zeggen wel eens: rondom Jezus Christus heb je een lage drempel en een hoog doel. De lage drempel is dat werkelijk iedereen die Jezus ontmoet over die drempel bij Hem mag binnenkomen. Welkom ook tollenaars en zondaars, ook u en jij en ik écht welkom, nog steeds welkom. Maar er is een hoog doel. Juist als Jezus ons gaat genezen, groeit er in ons leven dat verlangen naar dat hoge doel. En hoe gebeurt dat nu, de genezende aanwezigheid van Jezus in ons leven? Nou, daarvoor hebben wij het gebed. En daarom staat in het hart van de Bergrede, precies in het midden, een prachtig stuk over gebed, en in het midden van dat stuk staat de tekst van het Onze Vader. Gebed is de binnenkant van ons geloofsleven, de verborgen omgang met God. Je leest hier wel zes keer het woordje verborgen: je Vader die in het verborgene is en je Vader die in het verborgene ziet. Jezus zegt: let op dat jullie de gerechtigheid niet beoefenen voor de ogen van de mensen. Je gerechtigheid was destijds een woord waarmee de speciaal godsdienstige praktijken werden aangeduid. En Jezus heeft het dan over aalmoezen geven (liefdadigheid), bidden en vasten. Je zou het een drieluik over gebed kunnen noemen. Die drie gedeelten hebben exact dezelfde opbouw. Het zijn drie stukjes met telkens hetzelfde refrein: doe het niet voor de mensen, doe het voor je Vader die in het verborgene ziet en je Vader die in het verborgene is zal het je vergelden. Heel nadrukkelijk wordt dat verborgene genoemd. Eerst bij een stukje over aalmoezen, dan bij een stukje over bidden en dan bij een stukje over vasten. En dat eerste en dat laatste, dat aalmoezen geven en dat vasten, dat zijn eigenlijk de zijpanelen, die duidelijk maken dat bidden iets is dat met je stijl van leven te maken heeft. Bidden moet niet iets zijn dat eigenlijk niets met je leven doet, geen verschil maakt voor je keuzes en gedachten. Dat je af en toe even tijd neemt, bijvoorbeeld voor het eten, dat je gaat bidden, gebedswoorden zegt. Maar dan is het gebed niet een stuk van je leven geworden. Dan is het, zegt Jezus, zoals bij de heidenen die denken dat je veel woorden
moet prevelen om verhoord te worden. Dan zoek je het dáárin. Maar dat is bidden niet. Bij bidden gaat het om een levensstijl, een levenshouding. Daarom tekent Jezus dit drieluik. Aalmoezen geven, het ene zijpaneel, daar wordt mee bedoeld: liefdadigheid, het geven van giften. Maar je kunt natuurlijk ook andere dingen aan je naaste geven, tijd en aandacht en liefde. Maar het gaat om geven, om het los kunnen laten van wat je hebt. Om het niet te krampachtig, bezorgd noemt Jezus het, vastzitten aan wat je hebt. Als de vraag ‘komt ons geld wel goed terecht’ de enige invalshoek is bij het geven van giften, dan kan het zijn dat je eigenlijk dat geld nog niet los kunt laten. Bezorgdheid wil in de Bergrede eigenlijk zeggen dat je teveel denktijd en levensenergie steekt in materiële dingen. Ik zeg nu niet dat we niet moeten nadenken over of het goed terechtkomt, dat hulporganisaties niet goede accountants moeten raadplegen zodat het allemaal in orde is. Prima allemaal. Maar het gaat hier erom dat geven allereerst iets doet met jezelf. Geven is een kans om los te komen van je krampachtigheid, van je afgoden, van je gebrek aan vertrouwen. Als het over onze portemonnee gaat dan komt er wat spanning op ons spreken. En natuurlijk moeten we verantwoord omgaan met ons geld, dat is helemaal waar. Maar wees eens eerlijk naar jezelf toe: hoe los ben je van je centen, hoe diep gaat je vertrouwen op God? Hoe moet dat dan in een welvaartssamenleving waar we pensioenen opbouwen en sparen? Dat weet ik ook allemaal niet, daar zal iedereen zijn eigen keuzes in moeten maken. Maar, nog eens, wees nou eens eerlijk naar jezelf toe: in hoeverre hindert je financiële beleid je om gewoon te leven uit Gods hand? Geven, dat is loslaten van wat je hebt vanuit het vertrouwen dat God ons voortdurend zegent. Liefdadigheid is een vorm van bidden. Ruimte maken voor nieuwe zegeningen van God. Zo blijkt dat bidden in je hart leeft, dat het een vorm van leven is. In onze samenleving, in onze tijd van consumptie, waarin het wel lijkt of je achterloopt als je niet alles hebt en geniet wat iedereen heeft, is het heel wat als je voor jezelf de keuze maakt: ik wil mijn kostbare leven doorbrengen als een gevend mens. Vasten, het andere zijpaneel, is eigenlijk de keerzijde van geven. Vasten is: niet némen. Wij denken daarbij vaak aan alleen maar aan eten en drinken, en dat nam in de Bijbel ook een grote plek in, maar dat kwam ook omdat je de hele dag druk was om een maaltijd klaar te maken. Maar het is eigenlijk breder. Het gaat, net als bij geven, om de vraag: hoe wil ik in het leven staan? Het innerlijk van de mens kan maar een beperkte hoeveelheid zaken aan, onze maag heeft zijn grenzen, ons verstand heeft grenzen, ons hart en onze ziel hebben ook grenzen. Als je heel erg bezig bent met je werk, dan is er minder ruimte voor je partner, je kinderen of je vrienden. En als je heel erg druk bent met sport en uitgaan, dan kan het zijn dat je je niet meer zo kunt richten op je schoolwerk. Als je heel veel gegeten hebt, kun je minder goed nadenken, je minder goed concentreren. Je moet je aandacht verdelen. En je zult de meeste aandacht geven aan wat het belangrijkste voor je is. Vasten is eigenlijk dat je heel bewust ruimte maakt voor God, voor gebed, voor je naaste die jou nodig heeft, en dat je daarom minder andere dingen doet. Vasten is afzien van leuke dingen die je ook zou kunnen doen. En nu zegt Jezus dat dit ook een vorm van gebed is, en dat je Vader je zal vergelden. Dat is vasten, dat je niet alles neemt, wat je aangeboden wordt in deze wereld omdat je ruimte wilt voor God en je naaste, in het geloof dat God jouw leven zegent. Maar dat vasten en geven, dat zijn geen dingen om elkaar de maat in te nemen. Laten we daar niet wettisch mee omgaan, alsof je weinig mag van God of zo. Heel dit stuk is doorademd van dat God je rijk wil maken, dat God je vergeldt als je werkelijk de diepste zegeningen van het leven wil ontvangen, dát diepe vertrouwen in je hart ontvangen waardoor je leven kunt en waardoor je sterven kunt. Als je die barmhartige, liefdevolle blik op mensen wilt die Jezus ook had, als je iemand wilt zijn in wie de Geest van God woont, als dat je verlangen is, als dat je doel is in het leven, zeg dan niet alleen af en toe een paar woorden, maar laat je leven daarvoor openstaan, voor de Geest van God. En dat doe je ook door heel concrete dingen als dat je niet vastzit aan wat je hebt en dat je
beseft dat er grenzen zijn aan wat een mens verwerken kan. Wil je je kunnen concentreren op God, op gebed, zodat zijn zegen echt bij je kan binnenkomen, dan moet je daar ruimte voor maken. Dus aalmoezen geven is niet vastzitten aan wat je hebt want je leeft uit wat je ontvangt uit de hemel. En vasten is ‘niet nemen’, keuzes maken, bewust kiezen voor de dingen die je echt belangrijk vindt in je leven en waar je je leven mee wilt vullen en aan wilt wijden. Door geven en vasten krijgt het gebed breedte. En Jezus noemt deze twee dingen, maar het gaat om je hele leven. En in het midden van dit drieluik staat het gebed met wóórden. Dat blijft het centrale. Zoals in een huwelijk communicatie onmisbaar is, zo is gebed dat in de relatie met God. Dat is het unieke van mensen in onderscheid met dieren, dat wij het leven onder woorden kunnen brengen. En dat is belangrijk. In woorden zit een ongelooflijke kracht, een scheppende kracht. Dat is niet alleen met woorden van God zo, maar ook met woorden die wij tegen elkaar zeggen. Je kunt iets oproepen met woorden. Wat is het belangrijk wat we tegen elkaar zeggen, en dat onze goed bedoelde kritiek ingebouwd is in bemoediging en waardering, zoals God dat ook met ons doet in het evangelie. In elke preek kan best een stuk correctie van God zitten voor u en jou en mij, maar een kerkdienst begint God zij dank met: genade en vrede van God en van Jezus en van de Geest. En de dienst eindigt met: ga heen als gezegende mensen. Dat is de gouden lijst om het geheel. En zo mogen wij ook met elkaar omgaan. Woorden hebben heel veel effect. En dat je voor Gods aangezicht uitspreekt hoe je God hebt leren kennen en wie God voor jou zou mogen zijn, hoe je Hem graag in je leven zou zien, dat is gebed. En dat je voor Gods aangezicht verwoordt wie jij voor God wilt zijn en waar je graag in groeien wilt en hoe je graag ontwikkelen wilt en aan welke dingen je graag toe wilt komen in het leven. Als je dat onder woorden brengt, dan op een of andere manier gaat dat ook je agenda beïnvloeden en komen er ook mogelijkheden om ervoor te kiezen. Dat is gebed ten diepste: je uitspreken voor Gods aangezicht. En dat hoeven niet uitputtende woorden te zijn. Het gaat niet om het eindeloos prevelen. Het Onze Vader heeft eigenlijk maar weinig woorden. Het Onze Vader is een gebed vol vertrouwen. Het is niet een gebed in de zin van: Heer, het kan natuurlijk eigenlijk niet, maar misschien mocht het nog eens ooit dat U … . Het is eigenlijk heel direct, het lijken wel korte bevelen: geef ons heden ons dagelijks brood, en vergeef ons onze schulden. Het is zoals ooit iemand gezegd heeft: ‘wie bidt, die neemt’, die haalt de zegen van het koninkrijk naar zich toe, die verwoordt wat God ons in Christus heeft gegeven. Geweldig om zo met diepte in het leven te mogen staan. In dit drieluik wordt wel zes keer het woordje verborgene gebruikt. En doe het niet om door mensen gezien te worden, zegt Jezus. En drie keer valt het woord huichelaars. Die bidden op de hoeken van de straten. Farizeeërs waren trouwens heel serieuze, ernstige mensen. Het nieuwere bijbelonderzoek maakt dat duidelijk. Het blijkt dat we toch wel te negatief over hen gedacht hebben. En het hoorde bij het Farizeeërschap, dat was zo gegroeid in de loop van de tijden, dat als je op je weg langs bepaalde plaatsen in de stad kwam, dat je dan een gebed uitsprak. Dat verwachtte iedereen van een Farizeeër; dat hoorde er helemaal bij. En daar waarschuwt Jezus voor, voor van die dingen die er helemaal bij horen en die iedereen verwacht. Het woordje huichelaar zou een beetje lelijk kunnen klinken: huichelaars, dat bidden van jullie stelt niks voor. Maar dan hoor je heel dit onderwijs met wettische oren, alsof Jezus afkat, zeg maar. Maar zo is het niet bedoeld. Het is bewogenheid van Jezus. Huichelaars, je kunt het woord ook vertalen met: rollenspelers. Wees niet als mensen die hun leven lang in een rol blijven zitten. Dat gevaar is zo groot, dat als je dingen met elkaar afspreekt, dat je in die rol gaat zitten die iedereen van jou verwacht. Dat je op een gegeven moment niet meer echt jezelf bent, dat je meedoet met dat hele gebeuren omdat dat van je verwacht wordt en omdat je bang bent dat je anders uit de toon valt. En dan ben je niet meer echt bij je hemelse Vader, dan ben je bij de mensen. Verborgene… verborgene… Je Vader weet wat er in je huist. Hij kent je verwarring, Hij weet wat er van de week allemaal spookte door je hoofd en door je hart en dat je er
misschien wanhopig van werd en dat je dacht: hoe kan het nou dat ik al zoveel jaren God dien en nog zulke dingen denk en worstel met zulke worstelingen? En daar moeten wij ook om denken. We zijn misschien wel verder dan we wel eens geweest zijn als kerk. Toch zijn we er nog niet. Er zijn tijden geweest dat inderdaad iedereen ja knikte, alle neuzen dezelfde kant op stonden, want dat hoorde zo in de kerk. Die tijd hebben we gehad. Mensen durven veel meer hun eigen ding te zeggen, hun eigen vragen te stellen. Daar heeft ook de Alpha-cursus aan bijgedragen. Daar waren ook mensen zonder enig kerkelijke achtergrond die zich niet geneerden om gewoon te zeggen hoe ze er echt over dachten. Die niet bang waren dat ze iets zouden zeggen wat je helemaal niet mag zeggen als je met kerkmensen of in de kerk spreekt. En mét dat de mensen van buiten de kerk echt hun hart op tafel legden, kregen opeens ook kerkmensen meer vrijmoedigheid om te zeggen waar ze het wel eens moeilijk mee hebben. De zegen van de Alpha-cursus is toch een signaal dat er nog steeds behoefte is aan plekken waar je eerlijk met elkaar kunt spreken. Besef dat de genade van God echt berekend is op mensen die ook in latere fases van hun leven nog steeds stukjes pijn tegenkomen. De genade, de trouw van God is berekend op hoe wij werkelijk zijn. Maar, zegt Jezus, blijf dan niet in je rol steken, ook niet in het kerkelijk leven van vandaag, maar wees bij je Vader die in het verborgene ziet. En goed, zo staat het hier niet - hier staat: ga je binnenkamer in - maar laat dat ook maar eens eruit komen als je samen bent. Ik hoop altijd nog dat er in de gemeente plekken zijn waar je je hart kunt uitstorten. Leef niet in een rol. Een rol blokkeert het werk van de heilige Geest. Eerlijk zijn voor God en de mensen, daar ligt zo’n enorme nadruk op in dit stukje. Het wordt zes keer gebruikt, het woordje verborgene, waarmee Jezus wil zeggen: kijk, dáár zit het, daar gaat het om, dat de heilige Geest dáár bij komt. Dat is bidden, dat is leven met God. Dan wil ik ook nog een paar dingen zeggen over dat Vader, onze Vader die in de hemelen zijt. In dit hele stuk over het gebed kom je tien keer het woordje Vader tegen. Precies tien keer, het getal van de volheid. De gouden draad door het hart van de Bergrede is het woordje Vader. En dat heeft nog meer te maken met je diepste gedachten dan met al je gebedswoorden. Bidden kan helaas zijn dat je je innerlijke twijfel overschreeuwd. Nog belangrijker dan wat je zegt is wat je denkt als je wakker wordt, en als je weer die ander tegenkomt met wie je het moeilijk hebt. Rekent je hart op zegen? Kijk je uit naar het goede van God? Iemand schreef ergens: omdat God onze Vader is draagt iedere dag een zegen. Ook moeilijke dagen. Wie bidt, ontvangt. Bidden is daarnaar uitkijken. Hoe staan wij in het leven? Wat verwachten wij? Dat is niet gemakkelijk, want dat betekent niet dat ons leven een sprookjesleven is. In navolging van Jezus ga je door alle stormen heen die er in het leven voorkomen. Dat is het dubbele van de Bijbel: de volmaakte zorg van God en de stormen die bij dit leven horen. Die combinatie, in dat schuitje zitten we nu. In dat schuitje zaten de discipelen ook, op het meer in Israël. Dat is geloven, dat je die twee samen aanvaardt. De storm gaat eens definitief gaat liggen. ‘Eens komt de grote zomer.’ Zover is het nog niet. Laat dat ons niet in verwarring brengen. Het gaat dóór de stormen en toch met de volmaakte zorg van God. Het kruis van Golgotha, wat een ramp, wat een mislukking, wat een ondergang van Jezus Christus leek het. En achteraf zeggen we: we zien de volmaakte zorg van God erin. Dat is geloven. Vader, tien keer. Nou weet ik heel goed dat er ook mensen zijn die het moeilijk vinden om over God als Vader te spreken. Want er zijn nu eenmaal heel veel verschillende vaders – en moeders; God heeft ook wel moederlijke trekken in de Bijbel – en het is één van de diepste problemen die een mens kan ervaren als je píjn hebt bij het woordje vader of moeder. Dan heb je veel hulp nodig in je leven, en op dat punt kan het ook met betrekking tot het geloof heel moeilijk zijn. Ik wil proberen wat te zeggen over dat woordje Vader: hoe moet je dat nou verstaan? Is dat nou uniek voor Jezus? Nee, toch ook weer niet helemaal. Je komt het niet zo frequent maar op een bepaalde manier ook wel tegen in het Oude Testament. Denk aan psalm 103: zoals een vader liefdevol zijn armen slaat om zijn kind, omringt ons met erbarmen God, onze Vader, want wij zijn van Hem. Je komt het zelfs buiten het jodendom en het christendom wel tegen dat goden als vader werden
aangesproken, maar in de meeste gevallen had dat woord vader vooral een strenge, harde, bedreigende uitstraling. Jezus gebruikt het woord vader wel heel veel, en uniek voor het Nieuwe Testament is ook het woordje Abba. Nou is daar wat discussie over geweest. Heel wat jaren geleden heeft iemand een boek geschreven over het woordje Abba, Vader, en die zei: ‘Abba, dat is eigenlijk in die oude talen het woordje papa. Het is ook heel wonderlijk dat als kinderen in de wieg liggen, of ze nou in een Arabisch sprekend land geboren worden of in Israël of in Nederland of waar ook ter wereld, dat iets van am en ab, amma en abba de eerste klanken zijn die uit hen komen. Abba en papa, dat ligt ook heel dicht bij elkaar.’ En dat heeft enorme ingang gevonden in het geloof van gemeenteleden en mensen zijn daar ook echt door getroost. Denk aan dat lied ‘als een kind bij de Vader op schoot’ dat velen graag zingen. Het leven is al zo zwaar en moeilijk en God is mijn Vader en Hij vertroetelt mij en zorgt voor mij. Maar kort geleden heeft een predikant over datzelfde woordje Abba een lezing heeft gehouden, en die zei: ‘Abba betekent niet zonder meer papa. Het is ook het gewone woord voor vader. En wij moeten oppassen voor de infantilisering van het christelijk geloof, we moeten er niet een kinderachtig gedoe van maken. Wij zijn volwassen mensen en het leven heeft uitdagingen en een vader kan zijn zoons ook best wel stevig behandelen, en dat merk je ook in het leven met God.’ Ik zou het liever op ‘én én’ houden. Ik denk dat onze relatie met God vergeleken kan worden met alle fasen in het leven van kinderen bij hun aardse vaders en moeders. Ik denk dat al die stadia door God bedacht zijn als een gelijkenis van ons leven met Hem, en dat al die fasen iets zeggen van het geloofsleven. Voor mijzelf zie ik vier stadia in het leven van kinderen met hun ouders die je over kunt brengen op het geloofsleven. Bij een kind zijn dat fases ná elkaar. Ik denk dat ze in het geloofsleven meer náást elkaar bestaan, al kan het accent wel verschuiven. 1) Het begint met de baarmoeder. Dat is de eerste fase, waarin je als kind groeit bij je moeder. Je zou kunnen zeggen dat wij in Gods baarmoeder zijn. Het vruchtwater is de plek waar het kindje gevormd wordt voor de geboorte. En het water van de geschiedenis, de golven en baren die over ons heen slaan, is het water waarin wij gevormd worden voor het moment dat we door onze dood dit plekje zullen verlaten en God zullen zien van aangezicht tot aangezicht. Er zijn bijbelteksten die spreken over ons plekje in God. In Hem leven wij en bewegen wij en zijn wij. En: wij krijgen deel aan de goddelijke natuur, zegt Petrus. Niemand snapt precies hoe het zit, maar deze teksten zeggen dat God de werkelijkheid om ons heen is. En door onze verbondenheid met Hem – het gebed is onze navelstreng, zeg maar, waardoor we gevoed worden – is er groei in ons leven. 2) Vervolgens wordt het kind geboren en dan zíét het moeder en vader. Dan krijg je de fase dat het kind vader en moeder leert kennen, en dan gaat het mama en papa zeggen. Zo is het ook in het begin van de wedergeboorte in dit leven, dat je God gaat zien in je leven, dat je Hem gaat aanspreken als Vader, dat je zijn liefde om je heen voelt. ‘Als een kind bij de Vader op schoot’, dat mag er ook zijn. Een mens mag zich als een klein kind heel veilig mag weten bij de hemelse Vader. Efraïm was Mij een troetelkind, staat er in de profetieën van Hosea. Dat koesterende, die kant mag er ook zijn, en wat kun je daar behoefte aan hebben als er heel veel pijn is en verdriet. 3) Daarna krijg je de tijd dat een kind vader en moeder leert gehoorzamen en dat een vader zijn kind uitdaagt. Dan moet er heel wat geleerd worden en dat kan er ook wel eens stevig aan toe gaan. En die kant is er ook aan het leven met God. Ook dat leren wij in het geloof, de wil van de Vader te doen. Goede vaders dagen hun kinderen uit om zich te ontwikkelen en sterker te worden. Zo wordt in het Nieuwe Testament niet zozeer het woord kinderen gebruikt, maar het woord zonen. Dat is wat steviger. Wij worden ook getuchtigd staat er, getraind. We moeten het geloof niet alleen maar soft en lief invullen, het leven is soms een harde training, God wil kennelijk dat we heel sterke geestelijke spieren krijgen. Dat hoort ook bij het leven met de Vader. 4) En dan komt er een fase dat je zelfstandig wordt. Dat je met de wijsheid die je hebt meegekregen zelf een bestaan gaat opbouwen. En die kant zit er ook aan het leven met God: een stuk zelfstandigheid. Wanneer bid je om leiding en wijsheid en wanneer maak je zelf keuzes? Je kunt natuurlijk wel in alles bidden of God je leiden wil. Daar is wel eens een beetje mee gespot, dat er mensen zijn die bidden of ze pindakaas of hagelslag op
hun boterham moeten doen. We moeten maar niet spotten met de geloofsbeleving van anderen, maar we snappen: dat kan de bedoeling niet zijn. Er moet ook een stukje zelfstandigheid komen. We mogen daar best verschillend in zijn. Maar keuzes maken hoort bij de geestelijke zelfstandigheid waar je in terecht mag komen in het leven. Ik las een mooi voorbeeld van Tom Wright, een theoloog uit Engeland. Hij vergelijkt het koninkrijk van God met een onvoltooide symfonie waarvan een aantal delen gevonden zijn en één nog geschreven moet worden, en dan proberen musici in de geest van de componist dat laatste deel te schrijven. Zo zijn als het ware de eerste delen van de Gods symfonie al klaar: de schepping van hemel en aarde en de geschiedenis van het volk Israël en de komst van Jezus Christus in deze wereld en zijn voorbeeld en zijn onderwijs en het offer dat Hij bracht en zijn opstanding uit de doden en de komst van de heilige Geest. En nu mag de gemeente in díé geest het laatste deel componeren. Zo mogen wij zoeken hoe wij het koninkrijk van God kunnen vormgeven, kunnen dienen. We mogen in Gods Geest liefdevol creatief een bijdrage leveren aan het rijk van God. En daarbij kan elke gemeente weer een eigen roeping hebben. Onze Vader die in de hemelen zijt. Dat die in de hemelen zijt, dat is dat je je altijd realiseert hoe groot deze Vader is. Heilige Vader, zegt Jezus ergens. Heilig betekent: anders. Het woordje Vader zegt: kijk eens naar goede vaders en moeders, hoe die met hun kinderen omgaan, met hoeveel geduld en tact en liefde. Het woordje heilig zegt daarbij: maar geen vader is volmaakt, en God is altijd nog weer anders en groter. Onze Vader die in de hemelen zijt. Bidden, het is niet ingewikkeld, het is niet heel erg op je tenen lopen, het is niet iets wat je helemaal niet kunt. Het is in jouw taal geloven en op jouw manier werkelijkheid laten zijn dat God onze Vader wil zijn. Hij kent ons persoonlijk, Hij weet wat wij nodig hebben, Hij ziet in het verborgene, Hij weet wat er speelt. En Hij wil ons vergelden wat we van Hem verwachten. Dat wij mensen mogen zijn met een leven dat je kunt typeren als een leven met verwachting, met open handen, met gerichtheid op de gaven en de zegen van God. Amen.