Kijken naar de Groote Oorlog door kleine ogen Het leven van een kind aan het begin van de twintigste eeuw 1 Inleiding Terwijl de grote mensen in de zomermaanden van 1914 druk doen over de naderende oorlog die op dat moment onvermijdelijk lijkt, genieten de kinderen in de Kempen vooral van de grote vakantie. Dat die vakantie het begin zou worden van een Groote Oorlog wisten op dat moment noch de kinderen, noch de volwassenen. Dat hun leven vanaf dat moment nooit meer hetzelfde zou zijn, beseften ze nog minder… Hoe sterk de Eerste Wereldoorlog het leven van de kinderen in de periode tussen 1914 en 1918 veranderd heeft, krijgt minder aandacht dan wat er zich bijvoorbeeld afspeelde aan het front. Tijdens de les geschiedenis of wereldoriëntatie is er vaak te weinig tijd om ook te kijken naar hoe de kinderen in de Kempen de oorlog ervaren. Daarin willen wij, de leerlingen van het zesde jaar humane wetenschappen van het Sint-‐Pietersinstituut, graag verandering brengen. In kleine groepjes hebben we verschillende projecten uitgewerkt, geschikt voor kinderen van het vierde, het vijfde en het zesde leerjaar van de basisschool. Tijdens deze projecten zullen we actief aan de slag gaan met de kinderen uit de lagere school. Het is niet de bedoeling om de kinderen te overladen met informatie, we willen ze graag laten proeven van het leven van kinderen van hun leeftijd 100 jaar geleden. Op die manier hopen we dat ze merken dat er in die 100 jaar ontzettend veel veranderd is. Ook voor ons is het een leerrijke ervaring geweest. Heel wat aspecten van het dagelijkse leven aan het begin van de woelige twintigste eeuw waren ook voor ons tot nu onbekend. De voorbereiding van de verschillende projecten heeft ons heel wat bijgebracht. Dit werkstuk vormt de theoretische achtergrond bij de lessenreeks over het leven van kinderen tijdens de Groote Oorlog. De nadruk ligt voor ons op de projecten zelf. We hebben de verschillende projecten in de eerste plaats uitgewerkt met als doel ze ook te geven aan kinderen van het vierde en het vijfde leerjaar. Ook het pedagogische aspect willen we hierbij niet uit het oog verliezen. Hopelijk wordt het voor iedereen een leerrijk en leuk project!
1
Workshop 1 – Algemene info WO I Dia 3 Vraag: wie moest er naar het front? Antwoord: alle mannen, die niet te jong (jonger dan 18 jaar) en niet te oud waren, werden verplicht om naar de oorlog te gaan vechten. Het waren niet alleen de vaders maar ook de zonen moesten, als zij oud genoeg waren, gaan meevechten. Dia 4 -‐5: gezin Vraag: hoeveel broers en zussen hebben jullie? Antwoord: Tijdens de eerste wereldoorlog waren er zeer grote families. Nu vinden wij 2 of 3 kinderen normaal, maar toen vonden ze dit zeer weinig, de meeste gezinnen hadden namelijk 8 of zelfs 10 kinderen. Vooral in onze streken, de Kempen, waren er zeer grote families. De kinderen gingen ook vaak niet naar school maar moesten meehelpen in het huishouden of moesten meewerken op het land. Dia 6 – 7: arbeid Vraag: als de mannen gaan vechten, wie moet dan bijvoorbeeld in de fabrieken werken? Wie moet dus het werk van de mannen overnemen? Antwoord: De vrouwen moesten niet alleen voor de kinderen zorgen maar ze moesten ook al het werk van de mannen overnemen. En ook de kinderen werden ingezet in de fabrieken. Dia 8: school Vraag: denk je dat het voor de kinderen gemakkelijk was om in die tijd naar school te gaan? En waarom? Antwoord: het wordt zeer moeilijk voor de kinderen om naar school te gaan. Vaak worden de klaslokalen ingenomen door de soldaten waardoor je les moest volgen in de gangen van de school, in cafés of in gewone huizen. En de meesters waren vaak opgeroepen om te gaan vechten, dus er was ook vaak een tekort aan leerkrachten. Zelfs de vrouwen, in die tijd waren dat vaak kloosterzusters, konen niet blijven lesgeven, want ze werden ingezet bijvoorbeeld als verpleegster. Dia 9 Vraag: zijn jullie zeer gelovig? En denk je dat het geloof belangrijk was tijdens de WO1 Antwoord: in die tijd is het geloof en de kerk voor veel mensen zeer belangrijk. Maar niet alleen volwassen waren zeer gelovig, ook voor
2
kinderen is het geloof zeer belangrijk omdat ze denken dat ze door vaak genoeg te bidden de oorlog zal stoppen. Dia 10: Voedselschaarste Wat eten jullie ’s morgens meestal? Wat staat er allemaal op de ontbijttafel? Hoeveel verschillende potten staan er ’s avonds op tafel? Wij kennen een uitgebreide tafel met veel verschillende soorten beleg, choco, koekjes,… Ook ’s avonds eten we vaak verschillende soorten groenten, aardappels, vlees of vis,… Tijdens de wereldoorlog was dit alles helemaal anders. Men at voornamelijk tarwe, maar de binnenlandse productie was onvoldoende om de hele bevolking te voeden, er dreigden vele tekorten. Ook werd het voedsel heel duur. Vlees was voor de meeste mensen onbetaalbaar. Kunnen jullie je dat inbeelden? Dat je elke ochtend, middag en avond hetzelfde eet? Hebben jullie al eens een hele dag niet kunnen eten en veel honger gehad omdat er geen eten was? Nu eten wij heel gevarieerd, maar dat was toen niet zo. Vele kinderen verzwakken en zijn heel vatbaar voor dodelijk ziekten. Dia 11-‐12: vervoer Tijdens WO1 gebruikte men zeer veel nieuwe uitvindingen tijdens de oorlog. Vraag: welke uitvindingen zie je op de foto’s? De meeste van jullie hebben thuis een auto, of zelfs 2. Kan je je voorstellen hoe je leven zou zijn zonder auto? Wat zou je allemaal missen? Vanaf het begin van de 20e eeuw wordt een auto geleidelijk aan betaalbaarder. De auto’s van vroeger en nu verschillen ook enorm. Nu is er veel meer aandacht voor veiligheid, de auto’s reden vroeger veel trager omdat de wegen er heel slecht bijlagen. Wanneer het oorlog is schakelt de auto-‐industrie over op de productie van militaire voertuigen, bijvoorbeeld tanks worden steeds meer ingezet. Dia 13-‐14: Vrije tijd Jullie hebben vast een hele hoop speelgoed thuis. Waar spelen jullie zoal mee? Tot in de 19e eeuw was speelgoed uit winkels een luxe product voor kinderen uit rijke gezinnen. De andere kinderen speelden meestal met zelfgemaakte spullen. Pas na de industriële revolutie wordt kinderspeelgoed massaal gemaakt. Spelen jullie liever binnen of buiten? Kinderen in de 19e eeuw speelden meestal buiten met speelgoed dat ze maakten uit hout, ijzer en stof.
3
Maar vanaf hun veertiende gingen kinderen vaak mee werken met hun ouders, waardoor ze niet meer zoveel konden spelen. Bovendien was er niet zoveel speelgoed als nu. Tijdens de oorlog werden vele fabrikanten ingeschakeld voor de oorlogsindustrie, productie van speelgoed werd schaars. Dia 15: Communicatie Hoe worden jullie geïnformeerd? Kijken jullie naar het nieuws (Karrewiet)? Kijken jullie op je gsm naar de krantenkoppen? In de kleine dorpjes in de Kempen was er in 1914 niet veel voorhanden. De plattelandsbewoners wisten alles wat er gebeurde in de wereld dankzij de kranten. Een van de grootste problemen tijdens de eerste wereldoorlog was immers het verspreiden van informatie. De telefoon bestond al wel, maar hij was verbonden aan een draad en dat was dus zeer onhandig. Ook radio bestond al, maar de kwaliteit was zeer laag en hij was heel zwaar dus hij was moeilijk mee te nemen. Men gebruikte vooral postduiven en honden om informatie door te geven. Dia 16-‐17: Huisdieren Wie heeft er thuis huisdieren? Welke dieren vooral? Wie vindt zichzelf een echte dierenliefhebber? Voor de eerste wereldoorlog zijn dieren niet weg te denken. Ze worden gebruikt als transportmiddel, rij-‐ of trekdier dus ze zijn een kostbare hulp in de landbouw. Ook voor voedsel zijn ze belangrijk, vlees en melk. Na de PowerPointpresentatie krijgen de leerlingen van de basisschool tijd om vragen te stellen, om de kruiswoordpuzzel in te vullen (bijlage 1) en om de blinde kaart van Europa aan te vullen.
4
2 Een tijd van versnelde veranderingen Aan het begin van de twintigste eeuw verandert er ontzettend veel voor kinderen en hun ouders. Heel wat ontdekkingen maken het leven toch een beetje gemakkelijker en zorgen er ook voor dat mensen optimistisch naar de toekomst kijken. Wanneer de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, denkt iedereen dat die snel voorbij zal zijn. De belangrijkste reden hiervoor is dat de politieke leiders in Europa steeds meer overtuigd raken van het feit dat oorlogen tussen beschaafde en ontwikkelde naties eigenlijk niet meer mogelijk zijn. Bovendien breken gouden tijden aan: de techniek staat voor niets, iedereen leefde in de euforie van nieuwigheden. De uitvinding van de telefoon is een wonder, chemie en natuurkunde worden pure toverij, het elektrische licht bevrijdt alles in huis van schemer en benauwenis. (Mak, 2014) In de stille Kempen zijn de meeste mensen niet op de hoogte van al die vernieuwingen. Daar leven vooral landbouwers met hun gezinnen. In de stad wordt er weleens neergekeken op het achtergestelde platteland. In de stad is altijd wel iets te beleven en daar komen reizigers vertellen over het leven op andere plaatsen in de wereld. In de dorpen is de band met de kerk nog veel sterker dan in de steden en naar de gezagsdragers als de pastoor, de burgemeester, de notaris, de dokter en de schooldirecteur wordt door het hele dorp opgekeken. Zowel de buitenlandse als de binnenlandse politiek is voor de meeste dorpelingen onbekend. Daarin brengt de Eerste Wereldoorlog verandering. Plotseling wordt het nieuws over wat er in Europa gebeurt voor iedereen belangrijk. In België worden de kranten gecensureerd door de Duitse bezetter. Hier mag alleen nieuws gepubliceerd worden over de Duitse overwinningen. Om te weten wat er echt gebeurt, leest men de Nederlandse kranten. Die worden in het grootste geheim over de grens gesmokkeld en hier voor veel geld verkocht. De dodendraad bemoeilijkt de verkoop van de Nederlandse kranten, maar maakt het niet onmogelijk. Dankzij de gesmokkelde kranten blijven de Belgen niet alleen op de hoogte van de ontwikkelingen aan het front, maar ook van het dagelijks leven van de gewone burgers. Ook vandaag nog zijn zij een belangrijke bron over het leven van gewone mensen tijdens Wereldoorlog I. Het zal niemand verbazen dat er veel verandert voor iedereen.
5
2.1 De samenstelling van het gezin De oorlog breekt uit en alle mannen, die niet te jong en niet te oud zijn, worden verplicht om naar het front te gaan om te gaan vechten. Dat is voor de moeders en hun kinderen niet altijd gemakkelijk. De vader is meestal de enige die uit gaat werken om de kost te verdienen. Bovendien beschouwt men de man op dat moment als de sterke schouder in huis. Wie anders dan de vader kan je beter troosten als je moet schuilen wanneer er gevochten wordt? Wie is er meer geschikt om zijn gezin te beschermen? Wanneer de mannen aan het front zijn, valt het de meeste gezinnen erg zwaar om verder te leven zonder vaderfiguur. Bovendien zijn er ook heel wat families waar alle jongens naar het front moeten. Niet alleen de vaders, maar ook de zonen worden opgeroepen. Er zijn heel wat afbeeldingen van alleenstaande moeders met kleine kinderen uit die periode. Vaak horen ze thuis maanden niets van hun geliefden, slechts af en toe komt er een brief. Soms bevat een brief slecht nieuws: papa’s en broers die opgesloten zijn in de gevangenis en pas na de oorlog terug naar huis mogen keren. Het slechtste nieuws, de dood van een familielid, wordt soms persoonlijk verteld, maar soms wordt het ook gewoon heel zakelijk in een brief neergeschreven.
6
Naast de zorg voor de kinderen, nemen de vrouwen ook de taken over die tot dan toe traditioneel door mannen worden uitgevoerd. Enkel aan het gevecht nemen de vrouwen niet deel.
7
2.2 Naar school Aan het einde van de negentiende eeuw zijn er al heel wat kinderen die naar de lagere school mogen gaan. Op school staan tucht en orde centraal en heel wat kinderen worden geslagen door de meester wanneer ze foutjes maken of ongehoorzaam zijn. Het lager onderwijs loopt van 6 tot 14 jaar, in tegenstelling tot het huidige basisonderwijs, dat loopt tot 12 jaar. De twee laatste jaren van het lager onderwijs wordt de vierde graad genoemd. In die laatste twee jaar leren kinderen vooral praktische zaken die ze nodig hebben voor het latere leven als volwassene, bijvoorbeeld koken en timmeren. De omgang met kinderen verandert heel sterk in de twintigste eeuw. In de lagere school probeert men kinderen zelfstandiger te laten werken. Ze worden ook aangespoord om creatief te zijn. Vlak voor Wereldoorlog I zijn er al scholen waar kinderen zelf mogen knippen, tekenen, boetseren en knutselen. Vanaf deze periode probeert men kinderen ook te leren lezen en schrijven en rekenen op een meer kindvriendelijke manier. Godsdienst en catechese blijven wel een belangrijke plaats innemen in het lessenpakket. Er verandert met andere woorden niet alleen veel voor de leerlingen van de lagere school aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, maar ook de voor de leerkrachten. Zij staan op een meer betrokken manier voor en tussen hun leerlingen. In de 19e eeuw is het onderwijs nog het domein van de man. Pas kort voor de eeuwwisseling doet op de lagere school de onderwijzeres haar intrede en in 1900 bestond een derde van de leerkrachten uit vrouwen. Dit heeft te maken met het feit dat onderwijs ook voor meisjes toegankelijk wordt. Vooral de katholieke kerk is ervan overtuigd dat meisjes best les krijgen van een vrouw. Bovendien gelooft men dat vrouwen meer geschikt zijn om een verzorgende rol als leraar op zich te nemen. Veel onderwijzeressen in die periode zijn kloosterzusters.
8
Het uitbreken van Wereldoorlog I heeft ook ernstige gevolgen voor het onderwijs. Het wordt voor kinderen steeds moeilijker om naar school te gaan. Klaslokalen en schoolgebouwen worden met de regelmaat van de klok door de Duitse bezetter opgeëist als soldatenkwartier of hospitaal. Er moet dan les gegeven worden in de gangen van de school, in cafés , magazijnen of zelfs in gewone burgerhuizen.. Tenminste, als er nog een leerkracht kan gevonden worden. De meeste onderwijzers worden immers als soldaat opgeroepen of worden verplicht aan het werk gezet door de Duitse bezetter. Ook vrouwen en zusters worden vaak gedwongen om voor de Duitsers te werken, bijvoorbeeld als verpleegster.
9
Het geloof en de katholieke Kerk zijn voor heel wat mensen zeer belangrijk tijdens WO I. Veel mensen klampen zich vast aan hun geloof, de dood is alomtegenwoordig en mensen hebben nood aan een houvast. In de kleine dorpen in de Kempen zijn de meeste mensen brave katholieken. De school speelt een belangrijke rol in het behoud van het vertrouwen in het geloof. Kinderen die bang zijn zoeken hun toevlucht in het gebed tot Jezus.
10
Workshop 2: Naar school in 1914 Korte inleiding “Wij gaan jullie iets aanleren over kinderen op school tijdens de Eerste Wereldoorlog . Dit gaan wij doen door een toneeltje met jullie te spelen. Iedereen krijgt van ons zo dadelijk een nieuwe naam. Of laat ons zeggen een oude naam. De namen die jullie krijgen zijn namen die tijdens de Eerste Wereldoorlog vaak voorkwamen.” Alle kinderen krijgen een leibordje met daarop hun naam uit 1914 (Maria, Jozef, Berta, Cyriel, …) Wij verkleden ons als nonnen. “Kom mee stap met ons door de tijdmachine en herbeleef een dagje school tijdens WO I!” Onze rollen: -‐ Celine: leerkracht 1 -‐ Elisse: leerkracht 2 -‐ Clara: leerkracht 3 Begin simulatie: Alle kinderen mogen door onze zelf geknutselde teletijdmachine stappen. “De jongens mogen aan de linkerkant van de klas achter een stoel gaan staan en de meisjes aan de rechter kant van de klas. Dit doen we omdat vroeger jongens en meisjes niet in de zelfde klassen zaten. Ze zaten zelfs niet op dezelfde school. Ook zien jullie wel dat ik speciale kleding draag. Dit komt omdat er vroeger vaak geen ‘gewone’ juffrouwen en meesters voor de klas stonden maar nonnetjes en paters.” Leerkracht 1 laat iedereen gaan zitten en daarna iedereen om de beurt rechtstaan en zijn naam zeggen. “Is het jullie al opgevallen dat jullie naam op een soort krijtbordjes staan? Dit is omdat men vroeger meestal niet op gewoon papier schreef in de klas maar op zwarte krijtbordjes.” Leerkracht 1 “Vandaag gaan we het eerst hebben over de eerste wereldoorlog. Natuurlijk kregen de kinderen tijdens WO I nog geen les over de Eerste Wereldoorlog, want ze zaten er nog maar pas in. Ze kregen ‘gewone’ lessen zoals jullie vandaag de dag nog steeds (bv. wero, rekenen, taal, …) Godsdienst en taal waren naast rekenen heel belangrijk. Tijdens taal werden er vaak gedichten geleerd. En tijdens rekenen moest alles uit het hoofd gerekend worden. Hoe verder de oorlog vorderde, hoe meer de
11
verhalen over de Groote Oorlog ook de school bereikten (bv. schrift met oorlogsprenten, tekeningen van kindjes met wapens, verhalen over soldaten uit het dorp,…) Leerkracht 1: ”Weet er iemand wanneer de Eerste Wereldoorlog zich afspeelde? De Eerste Wereldoorlog begon na de moord op de Oostenrijkse kroonprins Frans Ferdinand in 1914. Uiteindelijk stopte de oorlog na ongeveer 4 jaar op 11 november 1918.” Leerkracht 1: “Wie weet hoe we 11 november nu nog noemen? Wapenstilstand.” Leerkracht 1: “Weet er iemand waarom Duitsland is binnengevallen in België? België wilde eigenlijk niet meedoen aan de oorlog net zoals Nederland. Maar Duitsland wilde doorstoten naar Frankrijk om daar de Fransen aan te vallen. Dit kon het beste via België, want dit zouden de Fransen niet verwachten. België stond dit niet zomaar toe, en daarom heeft Duitsland ook ons aangevallen.” Leerkracht 2: “Oké klas, na de les geschiedenis is het tijd om even iets anders te doen. Wat dachten jullie van knutselen. Wij hebben ervoor gekozen om samen met jullie klaprozen te maken. Klaprozen zijn namelijk het meest bekende symbool voor de Eerste Wereldoorlog.” Leerkracht 2 legt het plan uit. We knutselen 1 klaproos als voorbeeld en begeleiden dan de kinderen die zelf klaprozen knutselen. Leerkracht 3: “Nu jullie leuk hebben geknutseld wordt het terug tijd dat we in de ‘echte’ lessen duiken. De kinderen tijdens de Eerste Wereldoorlog gingen eveneens naar school, ook al was dit niet altijd even makkelijk door blokkades van wegen, bombardementen, mee moeten helpen in het huishouden of invallen die het leger deed om scholen op te eisen en er ziekenhuizen (veldhospitalen) van te maken.” Leerkracht3: “Vandaag gaan we het tijdens wero hebben over de natuur. Natuur was vroeger een regelmatig gegeven en belangrijk vak op school. Ook al wisten ze toen nog niet evenveel als wij nu weten.
12
Leerkracht 3 ‘geeft les natuur en is extra streng’ (3 min.) “We gaan starten met de les natuur. Zwijgen! Ik heb hier een boek bij me. (We hebben een boek over dieren gevonden van het einde van de negentiende eeuw. Dat nemen we mee naar de klas. De leerlingen kunnen het mee inkijken.) Dit boek gaat over het dierenleven in de wildernis. Wil jij eens kijken welke woorden anders geschreven zijn? Is er iemand al eens naar de zoo geweest? Tijdens de oorlog gingen kinderen niet naar de zoo, hoewel de zoo van Antwerpen toen al wel bestond. Begin augustus 1914 vielen Duitse troepen België binnen en tegen eind augustus werd Antwerpen gebombardeerd door zeppelins. Al vanaf het eerste bombardement werden de gevaarlijke roofdieren, zoals de leeuwen, uit hun buitenverblijven gehaald. Op 7 oktober werden, op bevel van de provinciegouverneur, al 32 dieren doodgeschoten. Niet alleen de leeuwen, maar ook de tijgers, panters, jaguar, wolf en de hele verzameling gifslangen werden vernietigd. In de eerste plaats werd deze beslissing genomen om te voorkomen dat de dieren zouden ontsnappen als het gevolg van een bombardement. Ten tweede vreesde men dat de Duitsers de dieren in handen zouden krijgen en ten derde vond men het beter de dieren snel uit hun lijden te verlossen dan ze achteraf te zien doodbloeden door granaatscherven, omkomen in een brand of sterven van de honger. Heeft iemand daar al eens wel eens leeuwen gezien? Toen had bijna geen enkel kind een leeuw gezien. De zoo was ook heel anders dan nu. Toen gingen verzorgers bv. op een leeuw zitten om de bezoekers te amuseren. Dat zouden we ons nu toch totaal niet kunnen voorstellen? Toch wisten kinderen van toen veel over dieren, maar vooral over dieren die in hun omgeving leefden, zoals koeien, herten, duiven, varkens,… Ze kenden er zoveel van, omdat ze die dieren in hun dagelijks leven zagen, maar ook in boeken. Zoals ook in dit boek komen er een hert voor en vogels en een vos. Nu kennen kinderen ook veel exotische dieren via internet en tv. PPT – korte voorstelling zoo tonen Aan het einde simuleren we een inval van een soldaat. We ontruimen de klas door de kinderen snel terug door tijdsmachine te laten lopen. Daarna krijgen ze nog een diploma uit 1914.
13
2.3 Vrije tijd
Tot in de 19e eeuw is speciaal vervaardigd speelgoed een luxe voor kinderen van rijke ouders. De rest van de jeugd speelt ook wel, maar zij moeten het meestal doen met zelfgemaakte spulletjes. Pas in de loop van de 19e eeuw zorgde de industrialisatie ervoor dat ook kinderspeelgoed massaal kan worden gemaakt. Traditionele kinderspelen, die al gekend waren in de tijd van Bruegel, worden ook nu nog vaak gespeeld. De straat en de natuur zijn hiervoor de plaatsen bij uitstek. Het bezit van industrieel vervaardigd speelgoed is doorgaans voorbehouden voor kinderen van de rijkere klasse. De meeste kinderen maken hun speelgoed zelf met materiaal dat ze kunnen vinden (voddenpopjes, voetballen van lompen, enz.). Bovendien is er vooral speelgoed om buiten te spelen, vervaardigd uit natuurlijke materialen zoals hout, ijzer en stof. Vanaf hun veertiende gaan kinderen vaak mee werken, waardoor de kindertijd over het algemeen vroeg wordt afgesloten. Nieuwe soorten speelgoed zoals Meccano, de teddybeer, de diabolo en het bekende ‘Mens erger je niet’ komen op de markt en worden al snel echte klassiekers. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog heeft ook gevolgen voor de speelgoedsector. Tijdens de oorlog worden vele fabrikanten immers ingeschakeld in de oorlogsindustrie. (Nationaal Speelgoedmuseum Mechelen)
14
Workshop 3: kinderen en vrije tijd PPT – kinderen & vrije tijd Omdat het vrij saai is om gewoon te vertellen waarmee de kinderen mochten spelen en waarmee niet, hebben we het idee om kinderen kennis te laten maken met de dingen die leeftijdsgenoten in bezet gebied deden tijdens WO I aan de hand van een spel. Hierbij moeten de kinderen eerst uitzoeken wat de spullen die we meenemen (een tol, bikkelspel, een varkensblaas,..) voorstellen. We vertellen hen dan meer over deze spullen en vragen wat ze denken dat de kinderen er vroeger mee deden. We willen in het spel enkele feiten verwerken die nu anders zijn dan vroeger (wat betreft spelletjes en vrijetijdsbesteding.) Jeugdbewegingen werden tijdens de Eerste Wereldoorlog verboden. Met andere woorden, de kinderen mochten niet naar de scouts. Ze moesten zich op andere manieren bezighouden, vaak moesten ze mama en papa helpen, bijvoorbeeld tijdens de voedselbedelingen. Voor sommige kinderen onder ons is school een enorme verplichting, we vinden het niet leuk om te leren. Maar kinderen die leefden tijdens WO1 hadden meestal niet de mogelijkheid om (lang) naar school te gaan. Vaak hadden enkel de rijken de kans om thuis onderwijs te volgen, maar de armste kinderen kregen deze kans niet. Het was voor hen te gevaarlijk geworden, dus bleven de kinderen thuis. Vaak waren er ook geen leerkrachten die les konden geven. De mannen waren opgeroepen naar het front en de vrouwen werden op andere plaatsen ingezet. Bovendien was het in veel gemeenten gewoon te gevaarlijk om de school alle dagen open te houden. Nu zullen de leerlingen van vandaag misschien denken dat wanneer kinderen niet naar school moeten, ze vast veel vrije tijd hebben. Dat was toen niet helemaal waar, kinderen moesten vaak geld verdienen. We stellen de leerlingen ook de vraag wie van hen mama en papa thuis moet helpen? Hoogstwaarschijnlijk moet iedereen wel eens helpen opruimen of afwassen en zo verder, maar kinderen vroeger moesten thuis blijven om hun ouders te helpen op de boerderij of bij het verzorgen van de kleine broertjes en zusjes. Vaak moesten de kinderen ook gaan werken wanneer ze geen school hadden, om geld te verdienen voor het gezin om eten te kunnen kopen. We mogen dus eigenlijk wel blij zijn dat we nieuwe dingen mogen leren op school.
15
Hoe komen leerlingen vandaag naar school? Te voet, met de fiets, met de auto? Vinden kinderen van nu het leuk om met de fiets rond te crossen in de straat? Waarschijnlijk wel. Kinderen aan het begin van de twintigste eeuw hadden vaak geen fiets of rolschaatsen om mee te spelen, deze werden afgenomen door de soldaten. We vragen de kinderen wie van hen in een dagboek schrijft, we vertellen hen erbij dat kinderen dit vroeger ook al deden. Het was dan waarschijnlijk niet zo’n mooi dagboek als kinderen dat nu hebben, want daar hadden ze vroeger geen geld voor. De kinderen schreven vaak op kladpapier, maar in hun dagboek stonden wel heel belangrijke dingen in. Kinderen schreven vroeger in hun dagboek hoe ze zich voelden, wat ze graag deden, maar ook de verdrietige dingen die ze meemaakten. Om aan de leerlingen zowel de gelijkenissen als de verschillen duidelijk te maken, lezen we een fragment uit een dagboek van nu en een fragment uit eentje van tijdens WO I. Kinderen nu spelen meer en meer op een tablet, Ipod, wii, … maar we laten de kinderen kennis maken met echte oude spelletjes. We zijn van plan om hier het meeste tijd in te steken, omdat dit zo sterk veranderd is in de loop der jaren. We laten de kinderen het onderscheid maken tussen verschillende spelletjes en laten ze ook echt spelen. We laten o.a. zien dat ze met hoepels speelden, met een tol. Ze speelden niet met een plastic springtouw, maar met een touw (soms gewoon één dat ze ergens op de grond hadden gevonden.) Hoogstwaarschijnlijk zitten er een aantal voetballers in de klas, we vertellen ze dat de meeste kinderen vroeger geen leren voetballen hadden. De kinderen maakten vaak zelf een bal van een varkensblaas die bewaard werd na het slachten van het varken. Veel mensen kweekten zelf nog hun voedsel aan het begin van de twintigste eeuw, ze hadden dan thuis varkens. Wanneer dit varken geslacht werd, gebruikten de kinderen dan de blaas om mee te spelen. We vertellen de leerlingen ook dat kinderen vroeger veel speelden met zelfgemaakte bikkels. Ook dit spel zullen we met hen spelen. We nemen een aantal boeken mee die de kinderen nu lezen, en vertellen ze dan dat heel wat kinderen vroeger niet goed konden lezen of schrijven. Ze hadden dus niet de luxe zoals wij nu om steeds hogere leesniveaus te bereiken of een keuze uit veel boeken in de bibliotheek. Die weelde was alleen weggelegd voor de kinderen uit de hogere klassen.
16
2.4 Voedselschaarste De eerste drie oorlogsmaanden heerst er verwarring, paniek en chaos in België. Tarwe, op dat moment veruit het belangrijkste bestanddeel van voeding wordt voor 75% ingevoerd. De binnenlandse productie is ruim onvoldoende om de bevolking te voeden. Omdat de Engelsen snel een einde willen maken aan de oorlog, verbieden ze de handel met vijandelijk, maar ook met bezet gebied. Al snel dreigen tekorten. Bovendien pakken de Duitse bezetters alles weg. Wat eetbaar is, wordt richting Duitsland vervoerd. Het duurt niet lang of schaarste wordt de rode draad doorheen de oorlogsdagboeken. (De Keyzer, 2013) In 1917 stijgen de voedselprijzen spectaculair en vlees wordt voor veel mensen te duur. Elke beschikbare plaats wordt gebruikt om voedsel te telen, maar het helpt niet veel. Heel wat volwassenen en kinderen lijden honger. Enkel de voedselbonnen voor aardappelen, melk, soep, vlees, … zorgen voor een schamel oorlogsmaal. Het voedsel was niet veelzijdig. Wij kennen een ontbijttafel met veel verschillende soorten beleg, choco, verschillende soorten brood, melk, sinaasappelsap, … Als we warm eten staan er vaak vier potten op tafel. Tijdens WO I is dit niet het geval. De gevolgen blijven niet uit. Vooral kinderen verzwakken sterk en worden heel vatbaar voor dodelijke ziekten zoals de Spaanse griep. Typisch aan iedere oorlog is dat mensen thuis altijd te kampen hebben met tekorten in de keuken en op de eettafel. In tijden van oorlog moet men vaak teruggrijpen naar alternatieven en creatief omspringen met wat er voorhanden is. Zo wordt en werd het courante tarwemeel vaak gedeeltelijk vervangen door aardappelmeel. Of kookte men met restjes van de vorige dagen. In de oorlog mag en mocht er niets verloren gaan! De keuken tijdens de Eerste Wereldoorlog was toch net een tikkeltje anders in België dan tijdens andere oorlogen. Heel kenmerkend voor recepten, kookboeken-‐ en brochures uit die periode zijn de uitheemse, vreemde ingrediënten zoals cacao en grits die er opduiken. Dit heeft alles te maken met de uitzonderlijke voedselsituatie waarin het bezette België zich toen bevond: door de Duitse bezetting was België letterlijk afgesloten van de rest van de wereld en dus ook van de levensnoodzakelijke voedselimport. Net voor de Eerste Wereldoorlog werd bijna 80% van al het voedsel in ons land ingevoerd. En dat viel volledig weg.
17
Er kwam redding uit onder andere de Amerikaanse hoek: de latere Amerikaanse president Herbert Hoover en enkele diplomaten uit neutrale landen zoals Nederland en Spanje sloegen de handen in elkaar en vormden samen de internationale hulporganisatie: The Commission for Relief in Belgium, die het bezette België zou bevoorraden met eetwaren. Workshop 4 – WO I receptenboek Samen met de kinderen bakken we oorlogskoekjes en maken we chocopasta. De oorlogspeperkoeken hebben we de dag voordien zelf gebakken zodat alle kinderen ook daarvan kunnen proeven. Om de recepten uit het receptenboekje na te kunnen maken, zal je dus soms wel echt op zoek moeten gaan naar de ingrediënten. Maar maak je geen zorgen, in de grote supermarkten kan je ze allemaal vinden. Vergeet ook niet dat er aan het begin van de twintigste eeuw nog geen mixers en ovens zoals wij die nu kennen, gebruikt werden. Men bakte alles in houtovens, ovens die letterlijk verwarmd werden met hout dat men liet branden en smeulen.
18
2.5 Vervoer De auto spreekt al erg lang tot de verbeelding van kinderen. Vanaf het begin van de twintigste eeuw verschijnen ze heel langzaam in het straatbeeld. Een auto wordt geleidelijk aan betaalbaarder. De auto’s van vroeger verschillen erg van die van nu. Aan veiligheid bijvoorbeeld wordt weinig tot geen aandacht besteedt. Gordels en airbags die nu standaard geworden zijn, bestaan in 1900 absoluut niet. De auto’s rijden in die periode ook niet zo snel als nu, de wegen liggen er vaak slecht bij en zijn niet verhard en de motoren zijn nog niet zo ontwikkeld.. Wat ook opmerkelijk is , is dat het grootste deel van de auto’s zwart is. Dit heeft te maken met het feit dat dit de goedkoopste kleur van deze tijd is.
Tijdens de oorlog schakelt de auto-‐industrie over op de productie van militaire voertuigen. Hoewel de militaire top zich in het begin van de oorlog voornamelijk nog te paard verplaatst, gaan gemotoriseerde voertuigen toch een steeds belangrijkere rol spelen. Vooral de tanks worden naarmate de oorlog vordert steeds meer ingezet.
19
2.6 Huisdieren Voor 1914 zijn de dieren niet uit de economische realiteit weg te denken. De mens gebruikt ze als transportmiddel, als rij-‐ of trekdier. De lastdieren bieden kostbare hulp in de landbouw. De veeteelt wordt opgedreven en de consumptie van vlees en melk neemt toe. Producten van dierlijke oorsprong worden op allerlei manieren in de kledingindustrie verwerkt. Maar het dier wordt beetje bij beetje ook de vriend van de mens en niet in het minst van het kind. Hij wordt een trouwe vriend in het dagelijkse leven. Wanneer de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, wordt het dier, net als de mens, gemobiliseerd. Dieren zorgen niet alleen voor het vervoer van de soldaten, maar ook voor het logistieke transport. Heel wat paarden worden bij hun eigenaars weggehaald om dienst te doen in het leger. De paarden worden goed verzorgd, omdat de legertop er zeker van wil zijn dat de dieren in topvorm verkeren. De hond wordt vooral ingeschakeld als ‘wachter’. In de loopgraven slaat hij alarm wanneer de vijand in de buurt is. Bovendien is de hond voor de soldaten vaak een zwijgende kameraad aan wie ze hun stille verdriet kwijt kunnen. (Koninklijk Legermuseum)
20
21
2.7 Communicatie Een groot probleem tijdens Wereldoorlog I is de verspreiding van informatie. De communicatiemiddelen die wij nu vanzelfsprekend vinden, zijn nog niet uitgevonden in 1914.
De telefoon bestaat al wel. Elke telefoon is verbonden aan een telefoonlijn, zonder die draad kan je niet bellen. Die draden lopen zelfs door de loopgraven. Daarnaast maakt men ook al gebruik van de radio. De radio kan men gebruiken zonder draad. Jammer genoeg is de kwaliteit van de radio’s van toen niet erg hoog. Bovendien weegt een radio heel erg veel en dus kan men hem niet zomaar overal mee naartoe nemen. Aan het front schakelt men ook nog postduiven en honden in om informatie door te geven.
22
In de kleine dorpjes in de Kempen zijn al die communicatiemiddelen niet voorhanden. De plattelandsbewoners weten alleen wat er in de rest van de wereld gebeurt dankzij de kranten. 3 Vergeten beroepen De twintigste eeuw is nog maar net begonnen en de mensen zijn heel optimistisch. De wereld is heel sterk aan het veranderen. Er worden veel nieuwe uitvindingen gedaan. Maar tegelijkertijd blijft de samenleving hier in de Kempen nog behoorlijk traditioneel. Workshop 5 – Verdwenen beroepen Aan de hand van een PPT worden een aantal beroepen van vroeger voorgesteld. We geven de kinderen telkens de kans om te zoeken naar het ‘vergeten beroep’. Daarna laten we ze in een spelvorm in de huid kruipen van één van de volgende ambachtslieden. Spelletjes: • Klompenmaker • Melkboer • Kuiper • Huisslachter • Mosselman • Omroeper: Duitsers -‐ Belgen • Voddenman • Lantaarn aansteker: kaars-‐uitblaas-‐spel • Kolenboer: wimpelduiken • Overzetter: schipper mag ik overvaren • Putjesschepper Kolenboer: Kolenboer Tuur is lomp geweest, hij heeft zijn zak met kolen laten vallen en er zijn toevallig evenveel kolen op de grond gevallen op één na. Jullie moeten proberen hem te helpen. Je gaat aan de startlijn staan. Als kolenboer Tuur fluit, loop je zo snel mogelijk naar de kolen en pak je er eentje vast! Wie geen kooltje heeft, valt af. Overzetter: Schipper mag ik overvaren.
23
Lantaarn aansteker: De groep wordt opgedeeld in 2 delen. Zoals bij kruisvlaggenroof worden 2 lantaarns (zaklampen ) geplaatst, gekruist t.o.v. de groep. Van beide groepen beginnen de 2 voorste tegelijk, ze lopen naar de zaklamp die diagonaal t o v zijn groep staat. Ze duwen deze zaklamp uit, en lopen dan naar de andere zaklamp en duwen deze uitgeduwde zaklamp (door de andere ploeg) terug aan, en lopen dan terug naar hun groep en tikken de volgende aan. Ze herhalen dit ritueel tot er een ploeg de zaklamp van de andere ploeg heeft uitgedaan, tot de andere de zaklamp kan lopen, en deze kan vastpakken zonder dat ze uit is. Omroeper: We delen de groep op in 2 delen: de Duitsers en de Belgen. Deze gaan op een rij met hun gezichten naar elkaar gedraaid staan met een meter tussen. Binnen deze meter loopt een omroeper die een verhaal verteld. Als de verteller in zijn verhaal bijvoorbeeld Duitsers / Duitsland gebruikt, dan moeten de Belgen zo snel mogelijk weglopen van de Duitsers tot aan de lijn. Degenen die getikt worden, zijn uit. Als de verteller Belgen/ België gebruikt, dan moeten de Duitsers gaan lopen van de Belgen tot aan hun lijn. Melkboer: Jullie zijn nu allemaal melkboeren. En de bedoeling van elke melkboer is: zo veel mogelijk winst maken, hoe doe je dat? Door melk goedkoop aan te kopen, en melk duur te verkopen. Wij verspreiden ons over de speelplaats, iedereen begint met 5 liter melk. Je kan bij elke begeleider melk kopen en verkopen. Alleen de prijzen zijn niet bij iedereen even hoog, en veranderen om de 2 minuten. Als je melk verkoopt krijg je geld van de begeleider, waarmee je melk kan kopen. PPT – verdwenen beroepen
24
4 Kunst tijdens de oorlog Elke oorlog zorgt voor een schok. Hoe die schok wordt aangevoeld door kunstenaars, kun je zien in hun kunstwerken. Sommige kunstenaars komen aan het front terecht en hun kunst vloeit daaruit voort. Kunstenaars vinden eigen manieren om kritiek te leveren en om de ellende te verwerken. Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt er veel geschreven. Bekend zijn de gedichten van de Britse ‘War Poets’. Ook soldaten, burgers en kinderen schrijven en tekenen hún oorlog op in dagboeken of brieven. Er nemen ook heel wat kunstenaars deel aan Wereldoorlog I. Velen sneuvelen, anderen verwerken hun trauma’s en kritieken in hun kunst. Zo voel de gruwel en de chaos van de oorlog, weerspiegeld in duistere en donkere schilderijen. Zo zie je het leed en het verdriet dat oorlog aanricht in treurige beeldhouwwerken. Ook vandaag speelt oorlog een belangrijke rol tijdens de verwerking van oorlogstrauma’s. In een korte PPT laten we kijken hoe kinderen vandaag de dag omgaan met oorlog. We kijken samen naar voorbeelden van tekeningen van kinderen in oorlogsgebied die via tekentherapie proberen om te gaan met die gruwelijke situatie. Kinderen mogen ook zelf de handen uit de mouwen steken. Ze krijgen de kans om zelf een kunstwerk te creëren. De boodschap van het kunstwerk is duidelijk: “nooit meer oorlog.”
25
BIJLAGE 1
26
27
Horizontaal 1. De ... bleef open om lessen te volgen. Dus je kon leren schrijven, rekenen,.. 5. Hoe heet een persoon die in het leger vecht? 8. Met welke twee landen sloot Frankrijk een verbond? (land 2) 10. Hoe heten de smalle gangen die in de grond zijn gegraven om te schuilen tijdens de oorlog? 12. De papa's moesten tijdens de oorlog naar het leger, de mama's bleven ... 13. Hoe lang duurde de eerste wereldoorlog? (schrijf het getal voluit). 14. Met welke twee landen sloot Frankrijk een verbond? (land 1) 15. In november is het wapenstilstand, dat vieren we op dag .. (cijfer voluit schrijven). Verticaal 2. Hoe lang geleden begon Wereldoorlog I? (schrijf het cijfer voluit, het is het jaar 2014.) 3. Geef de afkorting voor Wereldoorlog. 4. In welke Belgische stad liggen veel soldaten van wereldoorlog I begraven? 6. In welk land worden vele wapens gemaakt in de fabrieken? 7. Wat is het symbool voor Wereldoorlog I? 9. Wie kwam er als het laatste (volk) nog meevechten? 11. De Duitsers geraken net .. niet binnen.
28