Kijken in de ogen van Beppie Over faalfactoren in bestuurlijk gedrag en het politieke management van de gevolgen
Dit is Beppie. Beppie is het beeldje dat Albert Heijn bij zijn afscheid in 1990 schonk aan het Ahold-‐concern en dat sindsdien bij de hoofdingang van Ahold in Zaandam de wacht houdt. Beppie verbeeldt in mijn ogen een traditionele Hollandse huisvrouw, die zwoegend met twee zware boodschappentassen huiswaarts wandelt. In het sokkel van Beppie heeft Albert Heijn een tekst laten beitelen: "Opdat wij nooit vergeten voor wie wij werken". Het wereldwijd opererende miljardenconcern Ahold heel basaal en nuchter teruggebracht tot één beeld en één zinnetje. Tot haar kernwaarde, heet dat tegenwoordig. In 2003, bijna dertien jaar na het afscheid van 'meneer Albert' -‐zoals Albert Heijn binnen het bedrijf liefkozend werd genoemd-‐ kwam het boekhoudschandaal van Ahold naar buiten. De kiem van deze malversaties werd eind jaren negentig gelegd. Ergens midden in de expansiedrift van de toen zéér bewonderde topman van het concern, Cees van der Hoeven; vijf jaar achter elkaar gekozen tot topman van het jaar en boegbeeld van Ahold's omzetgroei. 'There are no skeletons in Ahold's closet', zegt Van der Hoeven nog in juli 2002. De koers van het aandeel Ahold heeft dan al enkele flinke opdoffers gekregen. Het verdere verloop is genoegzaam bekend. De naam Ahold werd synoniem met een mondiaal financieel schandaal, de koers van het aandeel Ahold kwam in een vrije val en Cees van der Hoeven en zijn financiële rechterhand Michiel Meurs werden gedwongen op te stappen. De vragen die werden gesteld toen ook dit kalf was verdronken klinken iedereen bekend in de oren. Hoe kon het zo ver komen? Wie van de bestuurders was op welk moment betrokken? Hoe kan het dat zij zo zeer het zicht verliezen op de taken waarvoor zij zijn aangesteld? Wat deden de commissarissen? Welke rol speelde de accountant? Deze standaard vragenlijst is in de vele grote en kleine schandalen op het private én op het publieke domein niet minder dan een sjabloon geworden: de vragen zijn vrijwel altijd gerechtvaardigd, maar eensluidende, bevredigende antwoorden een zeldzaamheid.
Malversaties en mismanagement kennen meestal een sluipende ontstaansgeschiedenis. Onheuse praktijken worden vaak verhuld door jarenlange klinkende financiële resultaten en ongebreidelde bedrijfsexpansies die keer op keer ogenschijnlijk probleemloos gefinancierd worden. Niet zelden bewerkstelligd door zéér gekende, visioinaire en vaak gelauwerde bestuurders. Bestuurders waarover met de kennis van nu de meest vreselijk dingen worden beweerd. Zoals over 'meesterbelegger' en NASDAQ-‐oprichter Bernard Madoff, Enron-‐ topman Jef Skilling of Parmalat-‐oprichter Calisto Tanzi. Alledrie inmiddels schuldig bevonden aan malversaties en hiervoor ook veroordeeld. Maar ook Nederlandse bestuurders ontkomen niet aan de oordelen van de onverbiddelijke barbertjescultuur. Zoals recentelijk oud SNS-‐topman Sjoerd van Keulen die in 2007, acht jaar na Cees van der Hoeven, nog werd gekozen tot topman van het jaar. En momenteel ondergedoken leeft. En natuurlijk Erik Staal van Vestia die in de vox populi een icoon is geworden voor alles wat niet deugt aan managers van publieke organisaties, van corporaties in het bijzonder. De industrie waarin naar verklaringen voor zulk ongebreideld onmaatschappelijk gedrag wordt gezocht, bloeit als nooit te voren. Zo figureren topmannen bijvoorbeeld op nogal wat plekken in (wetenschappelijke) literatuur over psychopathologie. Omgevingen waarin de mogelijkheid van snelle winsten en hoge financiële risico's samen komen, zouden ideaal zijn voor psychopaten. Psycholoog Kevin Dutton stelt in zijn recente boek "De lessen van de psychopaat" dat in de absolute top van organisaties psychopathische eigenschappen nuttig kunnen zijn. Hun sterk ontwikkelde vermogen om te gaan met snelle, ingrijpende veranderingen is doorgaans een zegen voor de organisatie waaraan zij leiding mogen geven. “Psychopathie (als je het zo wilt noemen) is het medicijn voor deze tijd,” zegt een Britse topadvocaat, die in het boek van Dutton aan het woord komt. “Als je het in gunstige doses gebruikt, kan het buitengewoon gunstig werken. Het kan de remedie zijn voor veel existentiële kwalen waar we anders aan ten prooi vallen omdat ons zwakke psychologische immuunsysteem de taak om ons te beschermen niet aankan. Maar als je er te veel van neemt, een overdosis, dan kunnen er vervelende bijwerkingen optreden, zoals voor alle medicijnen geldt.” Veel van wat we weten over de rol van bestuurders in het ontstaan van grote private en publieke trauma's is gestolde wijsheid achteraf. In een recente uitzending van 'De slag om Nederland' van de VPRO stelde managementprofessor Manfred Kets de Vries nog dat je je aandelen onmiddellijk moet dumpen als het topmanagement van een bedrijf een corporate jet aanschaft. Dit zal in organisaties op het Nederlandse publieke domein niet zo gauw voorkomen. Maar een paar corporatiedirecteuren die zich lieten vervoeren in een Maserati of gepantserde Mercedes kennen we dan weer wel. Helaas is de realiteit van alledag niet altijd zo overduidelijk als het gaat over het adresseren van zich ontwikkelende misstanden. In praktijk is er meestal sprake van een sluipend proces waaruit zelfs voor de hele goede verstaander louter subtiele en dubbelzinnige signalen
sijpelen. Bij twijfel over hoe zulke signalen te interpreteren -‐en die twijfel is er in de praktijk áltijd-‐ wordt door betrokkenen vaker gekozen om er niets dan er om iets mee te doen. Een belangrijke verklaring laat zich raden: men weet waarachtig niet wat men zich op de hals haalt door in de huid van een dappere klokkenluider te stappen. Psychologe Brigitte van Leijenhorst heeft zich voor de woningcorporatiesector verdiept in wat zij noemt 'blinde vlekken in het bestuur'. En dan niet alleen in de geruststellende verklaringen achteraf, maar juist ook in het vermogen signalen te leren lezen en hoe hierop te anticiperen. Topbestuurders lopen volgens Van Leijenhorst hoe dan ook een aantal standaardrisico's. Zij zijn immers allen begiftigd met een zekere macht en status; zij zijn knooppunt in de besluitvorming over investeringen en ontslag. Vleiers, leugenaars en bewonderaars voelen zich meer dan gemiddeld aangetrokken tot mensen op zulke posities waardoor een deugd als eerlijkheid in de buurt van een bestuurder gemakkelijk (onbedoeld) onder druk kan komen staan. De verslaving van de bestuurder aan de bewondering en aandacht van omstanders kan dan een morele sluipmoordenaar worden. Een archetypische en herkenbare bestuurdersstijl die Van Leijenhorst in dit verband bespreekt is die van 'de keizer'. Hiermee wordt de doorgaans (zeer) succesvolle bestuurder bedoeld, de mannetjesputter. Die stijl kenmerkt zich door een opgeblazen arrogant gevoel van belangrijkheid en een zich ontwikkelende bezetenheid van zichtbaar succes en macht. Maar ook een overdreven gevoel van uniciteit dat volgens een keizer enkel wordt begrepen door mensen van vergelijkbaar of nóg hoger niveau. Dit alles zie je doorgaans terug in duidelijk waarneembare acties. Bijvoorbeeld aan een monomane focus op 'groter worden' (het grootste gebouw of project, wezensvreemde producten). De keizer verlangt steeds explicieter bewondering van anderen en buitensporige rechten (salaris, bonus, pensioen, auto) en weet dat onder druk van zijn evidente succes ook te organiseren, geholpen door zijn charmante persoonlijke stijl waardoor directe omstanders zich gevleid weten. Een keizer heeft bovendien een neus voor mensen die gevoelig zijn voor zijn charmes en zal zich naar verloop van tijd met steeds meer van zulke lakeien omringen. In zijn managementteam, maar ook in zijn Raad van Commissarissen waarvan de leden dan vaak op voorspraak van een keizer zelf worden benoemd. Lakeien zijn op hun beurt nogal eens geneigd het gedrag van een keizer te kopiëren: keizerlijk gedrag blijkt in praktijk namelijk besmettelijk. Al bij al schept een keizer een omgeving waarin hij steeds minder wordt aangesproken op zijn doen en laten; feedback wordt een zeldzaamheid, tegenmacht en tegenspraak uitgezworen. En voor je het weet krijgt een keizer een contract voor het leven; 'we kunnen immers niet zonder hem'. What goes up, must come down. Aan deze wet van de zwaartekracht onttrekken ook keizers zich niet. Misschien juíst keizers niet. Iedereen maakt immers fouten. Ook keizers. Soms is er even geen succes of zitten de omstandigheden duurzaam tegen, zoals bij een crisis. Juist dan is het belangrijk voor een bestuurder om samen met uitgebalanceerde, kritische en kundige
club medespelers zo'n tegenvaller of crisis het hoofd te bieden. Die zijn er dan vaak niet (meer). Niet alleen de psychologie van een keizer maar ook het wankele bouwsel van projecten, verplichtingen en risico's dwingt hem min of meer om fouten te verbergen en mooi weer te blijven spelen. Dat gaat soms ver en wordt noodgedwongen van kwaad tot erger: het verhullen van informatie ('there are no skeletons in our closet') en/of het manipuleren van financiële rapportages. De smeulende puinhopen, het spoor van vernieling en bederf dat dan na het (noodgedwongen) vertrek van een keizer wordt aangetroffen, zijn dan ook haast spreekwoordelijk. Momenteel wordt veel energie gestoken in het scheppen van structuren en manieren van werken om misstanden ondermeer als gevolg van keizerlijk gedrag hanteerbaar te maken en in de toekomst voorkomen. Dat doen corporaties zelf; bijvoorbeeld door op grote schaal risico's te saneren of door de governancecode voor de sector te implementeren. De tendens om toezichthouders op een open en transparante manier te werven, buiten de invloedsfeer van de bestuurder om, is hiervan een product. Maar ook de Rijksoverheid doet een duit in het zakje met klassieke centralistische reflexen. Door de salarissen van corporatiebestuurders aan landelijke beloningnormen te binden. En het toezicht op woningbouwcorporaties komt bijvoorbeeld rechtstreeks onder de minster te vallen, schreef minister Blok eind maart aan de Tweede Kamer. Een pikant voornemen omdat in het regeerakkoord en in de herziene Woningwet nog werd geschreven dat het toezicht zou worden ondergebracht in een zelfstandige Financiële Autoriteit Woningcorporaties. Zoals de commissie Hoekstra de minister ook adviseerde. Volgens de hoogleraar Priemus volgt de minister dus ook een ander punt uit het regeerakkoord niet meer. Hierin werd aangekondigd dat de corporaties meer rechtstreeks door de gemeenten zullen worden aangestuurd. Dat gaat het ministerie nu dus zelf doen. Priemus vraagt zich af -‐ gelet op de dag dat deze brief bij de Tweede Kamer werd bezorgd-‐ of de minister misschien een 1-‐april grap maakt. Maar waar is Beppie nu in dit hele verhaal? Albert Heijn's zwoegende huisvrouw die door slim boodschappen te doen de eindjes steeds weer aan elkaar weet te knopen. En er zo voor zorgt dat haar gezin niets tekort komt. De kans is niet denkbeeldig dat Beppie huurt bij een van de ongeveer vierhonderd woningcorporaties die ons land rijk is. Beppie komt in ieder geval weer in beeld als de rekening van de economische crisis en de gevolgen van malversaties en mismanagement bij enkele corporaties bij haar op de deurmat valt. Bijvoorbeeld in de vorm van extra huurverhogingen en een veel minder ruime keuze uit andere woningen, als Beppie ooit besluit te willen verhuizen. Kijkend naar 'Den Haag' is op het oog een soms wat rancuneus getinte controle-‐ en afrekendrift het belangrijkste product van de crisis in de corporatiesector. Niet of nauwelijks uitgewerkt is het communautaire perspectief op eigentijdse corporaties: het hele idee dat woningcorporaties óók een residu van een levende gemeenschap zijn. En met hun vermogen woningen te bouwen en exploiteren voor minder draagkrachtigen in die gemeenschap een
bijzondere en wezenlijke rol spelen. En zo tot taak hebben de kunst van het samenleven een handje te helpen. Natuurlijk is adequaat financieel toezicht hiervoor een belangrijke voorwaarde. Want hoe onmaatschappelijk is een corporatie die door grootheidswaanzin en malversaties de eigen broek niet weet op te houden en zo de gemeenschap waarvan ze onderdeel is tekort doet. Niettemin verdient het debat over de maatschappelijke worteling van woningcorporaties -‐ en het scheppen van gunstige condities en checks & balances hiervoor-‐ veel meer (Haagse) aandacht dan nu het geval is. Ingebed in een lokale manier van werken waarin napoleontische trekjes van een corporatiebestuurder niet alleen in de eigen organisatie worden gecorrigeerd. Maar vooral dat een bestuurder wordt verleid en gedwongen steeds dóór de ogen van Beppie te kijken. En zo nu en dan ook ín haar ogen. Letterlijk. Want Beppie ziet meteen in je ogen als je liegt. Rodney Weterings is bestuurskundige en partner bij FRAEY Noten/verantwoording: • Dit blog is geschreven naar aanleiding van een leermiddag voor klanten van Gerrichhauzen en Partners op 14 maart 2012. Tijdens deze middag gaf professor Jan van der Schaar een toelichting op het rapport van de commissie Hoekstra, waarvan hij zelf deel uitmaakte. En psychologe Brigitte van Leijenhorst verhaalde over blinde vlekken bij woningcorporaties. Hierbij heeft zij zich laten inspireren door wetenschappelijk werk van Antoinette Rijsenbilt over narcisme bij CEO's. • Voor de passages over het boekhoudschandaal bij Ahold heb ik geput uit de uitgebreide reconstructie in NRC, te lezen via http://vorige.nrc.nl/achtergrond/article1979896.ece • Het begrip 'barbertjescultuur' heb ik geleend van Jos van der Knaap en Irma Woestenberg in hun Volkskrantartikel 'Overheid krijgt vooral krediet als zondebok' van 13 maart 2013. • Het citaat uit Dutton's boek over psychopathie in de top van organisaties (waarin de Britse topadvocaat aan het woord komt) heb ik letterlijk aangehaald uit een mooie recensie van Caroline Kraaijvanger over dit boek: http://www.scientias.nl/recensie-‐ de-‐lessen-‐van-‐de-‐psychopaat/75738 • De uitzending van De slag om Nederland van de VPRO waaruit het citaat van Manfred Kets de Vries afkomstig is dateert van maandag 24 maart 2013. • Voor de passage over het voornemen van minister Blok om het toezicht op corporaties naar zich toe te trekken is geput uit een artikel van Hugo Priemus in het Financieel dagblad op 2 april 2013. Dit artikel is getiteld "Stef Blok plaatst met zijn brief aan de Tweede kamer de Woningcorporaties onder curatele. Kunnen de plannen van de minister van Wonen worden geïnterpreteerd als 1 aprilgrap?".